FRANKRIJK REIZEN REISVERSLAGEN VAN EEN TWAALFTAL REIZEN DOOR EN NAAR FRANKRIJK DIE JOS EN CLIM IN EEN PERIODE VAN MEER DAN DRIE DECENNIA HEBBEN GEMAAKT
1
2
INLEIDING Voor veel Nederlanders blijft Frankrijk een land van melk en honing. Niet voor niets gaan vele bekende persoonlijkheden uit de kunst en showwereld zich definitief in Frankrijk vesti gen. Niet alleen de vlucht voor de Nederlandse belastingwetgeving is hiervan oorzaak, maar ook het milde klimaat, de imposante natuur, de luchthartige Fransman met zijn’ joie de vivre’ en de verworvenheden van de Franse cultuurkring bevorderen de aantrekkingskracht van "la Douce France”. Hoewel de glorie van de Zonnekoning verbleekt is, blijft een uit drukking als "leven als God in Frankrijk" in het Nederlandse taalgebruik nog steeds van kracht. Clim denkt hier echter heel anders over: hij is niet zo kapot van die “arrogante Franzosen”. Een aantal anonieme Nederlanders zijn positiever over Frankrijk: "Een bezoek aan Frankrijk is als het drinken van een goede wijn; genieten met volle teugen en dan thuis de afdronk, de herinnering aan iets moois en het verlangen naar een reprise!” “Stille dorpen, drukke steden; mengeling van heden en verleden gezellig en toch vol allure; haute cuisine, haute couture cognac en wijn te kust en te keur; de natuur in één woord superieur zijn warme zon laat niemand koud; Frankrijk, het land waar ik van houd!" "Frankrijk is als een onuitputtelijk schilderspalet. Met de pasteltinten van de Vogezen, Morvan en Dordogne, het azuur van de Rivièra, de woeste met wit doortrokken verfstrepen van de Savoie, de gouden zindering van de Provence en de verstilde, met groen verweven grijstonen van Auvergne en Cantal!” Een andere impressie, waard om te worden geciteerd: "Met zijn weergaloos Parijs, zijn Mont Blanc met sneeuw en ijs, zijn Champagne, zijn Bourgogne, zijn Rivièra, zijn Dordogne, met zijn Seine, zijn Provence, het fantastische Douce France, zijn kastelen langs de Loire, Frankrijk, niet te evenaren, van het Zuiden tot aan het Noorden, vraagt veel méér dan een paar woorden!”
3
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ................................................................................................................................................2 FRANKRIJK OP DOORTOCHT 1 (1976)......................................................................................................4 FRANKRIJK OP DOORTOCHT 2 (2012)......................................................................................................8 PARIJS (2011).........................................................................................................................................13 ELZAS LOTHARINGEN (2002) ...............................................................................................................25 FRANSE JURA (2004)..............................................................................................................................38 BRETAGNE (2006) ..................................................................................................................................50 FRANKRIJK RONDREIS (1979) ................................................................................................................83 NORMANDIË (2005) ............................................................................................................................105 TOUR DE FRANCE (1972) .....................................................................................................................119 NORD PAS DE CALAIS 2010 ...............................................................................................................126 LOIRE – DAL (2003)..............................................................................................................................139 BOURGONDIË (2007) ..........................................................................................................................156
4
FRANKRIJK OP DOORTOCHT 1 (1976) We zijn een week lang in Cornwall, Engeland geweest. In de havenplaats Weymouth steken we met de veerboot het Kanaal over. NORMANDIË De volgende morgen zaten we al in alle vroegte (dat betekent voor ons: om 9 uur) op de car ferry en konden we het “good old England” vaarwel zeggen. Het was niet zo druk op de boot; er stond een licht briesje en verder was het weer uitstekend. De overtocht verliep "smooth" en om 2 uur konden we de wazige silhouetten van het Franse vasteland ontwaren. Om 3 uur stonden we in het stadscentrum van Cherbourg na in de haven nog bijna de bus gemist te hebben. We lieten onze bagage op het station achter en zwierven wat door de stad. Op de markt, waaraan ook het theater lag, kochten we wat verse etenswaar om ‘s avonds te kunnen koken. Om een uur of vijf ontdekten we een camping, waarna we weer een eind terug moesten om de bagage op te halen. Op de terugweg rustten we in een biljartcafé uit. Om 6 uur ging er de keuken open en we bestelden een copieus maal, want we hadden die dag niets gegeten. We kregen onvoorstelbare hoeveelheden groente en "agneau" (lam) geserveerd, dus dat werd schrokken geblazen. Vermoeid en "mörg" gegeten zetten we later vliegensvlug ons tentje op. Naast ons lag een paartje in een onaanzienlijk tentje luidruchtig te vrijen. Toen brak er een echte wolkbreuk los! Onze tent bleek nu pas verre van waterdicht te zijn, wat heet, ze was ze lek als een mandje. We moesten heel wat moeite doen om onze spullen enigszins droog te houden. In de late avonduren dronken we echt bier in een cafeetje, waar we ook het hierboven genoemd paartje weer tegenkwamen. We maakten een praatje. Daar de tent nog erg vochtig was (en nog andere dingen, zoals de slaapzakken), waren we genoodzaakt nog een dag langer dan gepland in Cherbourg te blijven om alles goed te laten drogen. We maakten die dag een lange wandeling langs de kust en over de kades. Cherbourg is nog steeds een, weliswaar kleine, oorlogshaven van de Franse marine. Clim had nu ook genoeg tijd om een puik maal te koken. Ook smeerde hij Jos in met ‘lard’ (varkensvet) tegen een eventuele zonnebrand. In het centrum probeerden we in de avonduren nog wat amusement te vinden in een zevental louche cafeetjes, vergeefs echter. We hielden ons onledig met flipperen. Om 10 uur vertrokken we met de bus naar het station. Daar kochten we een kaartje Bordeaux. We reisden over Parijs en konden gebruik maken van een "train rapide" (die nu in 1984 ook in Nederland in gebruik zijn). In Parijs kwamen we in het station St. Lazare aan. Met de métro gingen we naar het Gare d' Austerlitz, waar we aansluiting kregen met de treinen naar het Zuidwesten van Frankrijk. We moesten een tijdje wachten en in de stations restauratie observeerden we gebiologeerd een groepje doofstommen die met rappe geba rentaal met elkaar communiceerden. 5
Om half zes vertrokken we, nu richting Zuiden. Jos kreeg het aan de stok met een conducteur die ons een toeslag liet betalen. We reden door de graanschuur van Frankrijk (Tours en omgeving). In Chátellerault, een stadje van zo'n 50.000 inwoners aan het riviertje de Vienne, stapten we uit. We zouden namelijk 's nachts in Bordeaux aankomen en dan vind je natuurlijk geen goedkoop onderdak meer, in dit stadje zouden we meer kans. Helaas vergisten we ons gedeeltelijk. Per taxi moesten we naar een jeugdherberg annex camping. De volgende dag zouden we ons pas inschrijven, vandaag waren er slechts gevaarlijke honden in de receptie aanwezig. We namen wel nog een ijskoude douche, echt iets voor koukleum Clim, voor we gelegen voor ons tentje de nacht afwachtten. CHATELLERAULT Het was zondag. Een lekker zonnetje wekte Jos pas om 11 uur. Hij wandelde direct naar de stad om vers stokbrood en eventueel beleg te kopen. Pas om 1 uur kwam hij terug, het was veel verder dan hij dacht. Clim verraste hem met een foto. We aten uitgebreid, onder andere eieren met spek, voor we op ons gemak langs het riviertje de Vienne de streek verkenden. We bezochten ook de stad onder een ontzettende hitte (het werd die dag 35 ° Celsius). 's Avonds aten we een plaatselijke worstspecialiteit en friet. Voor onze tent maak ten we tenslotte een fles rode wijn soldaat. Brug over de Gironde bij Bordeaux Opnieuw per taxi keerden we terug naar het station. Op weg naar Bordeaux moesten we weer eens bijbetalen, tot grote verontwaardiging van Jos. In Bordeaux moesten we over stappen. In de tussentijd wisselde Jos nog enkele traveller cheques voor Franse francs in, hij dacht die in noodgevallen ook in Spanje te kunnen gebruiken. Tot Bayonne en Biarritz volgde nog een rot reis, we hadden geen plaats dankzij de Franse "hanen" met hun lange poten. SPANJE: SAN SEBASTIAN In de grensplaats Irun moest iedereen uitstappen. We raakten toen nogal in verwarring, want we ontdekten geen andere trein. Na veel gezeur en misverstanden met een stations chef kwamen we tot de ontdekking dat we op een veel breder spoor aan de andere kant van het station moesten zijn. In allerijl moest Jos nog kaartjes voor San Sebastian gaan versieren en nog net op tijd konden we in de witte, stomende trein met hardhouten banken instappen. Daar begonnen de Spaanse toestanden waar wij nogal vreemd tegenaan keken.
Ook in Spanje bleven we een week. We bezochten er San Sebastian, Barcelona en Gerona. Daarna keerden we via Frankrijk terug naar Nederland.
6
LA GRANDE MOTTE Zo snel mogelijk doorreizen naar Frankrijk, om precies te zijn: Port Bou (Esp.) – Cerbère (Fr.) de grensplaats waar we uitstapten en onze benen strekten, pizza aten en reischeques inwisselden, resp. verzilverden. Via Perpignan, Narbonne en Béziers bereikten we Mont pellier. Een van ons belde van hieruit op naar een Limburgse vriend uit Herten, Jos Derrez. Deze woonde sinds lang in la Grande Motte en kwam ons met zijn auto oppikken. Homo Jos zat zo'n beetje in de makelaardij en in een van zijn zomerhuizen konden we de nacht door brengen. Zijn Franse vriend Alain was toen nog leraar Engels op een lyceum in Montpellier. Eerst gingen we met Jos en Alain naar het strand; ontbeten hadden we overigens op het balkon van waaruit we een fraai uitzicht hadden op de futuristische bouwwerken verderop in de straat. Na het strandvermaak maakten we een ritje door de Camargue en bezochten we het vestingstadje Aigues Mortes en keerden we via SainteMariedelaMère terug. Alain kookte een blits etentje (onder meer met eigen bereide ravioli), hetgeen we ons goed lieten smaken. De avond brachten we door op een van de mondaine (en dus peperdure) terrasjes. Jos Derrez moest deze dag werken, daarom werden we opgevangen door Alain die ons La Grande Motte liet zien en samen met ons naar het strand ging. We luierden de hele dag wat. 's Avonds lieten we de beide vrienden een goed restaurant op het Franse platteland uit zoeken en boden we hun een uitgelezen maal aan om hen te danken voor de geboden gast vrijheid. We zaten buiten op de stoep, het hoofdgerecht vormde een mosselschotel. In dat stadje, Lunel geheten, namen we afscheid en stapten we in de nachttrein naar Parijs. PARIJS Een vervelende nachtreis, onze coupé werd gedeeld met een ander stel. Verder kunnen we er ons niet meer veel van herinneren. (0 ja, in een van de treinen een dag of zo eerder lag een geil paartje in een compartiment vol dekens te vozen. Ze hadden de deur van binnen gebarricadeerd en er moest een conducteur aan te pas komen om hen te verwijderen. Een en al hilariteit natuurlijk, want tal van Fransozen hadden van te voren verlekkerd door de gordijntjes naar binnen staan te gluren.) We kwamen in de Gare de Lyon aan, tamelijk vroeg in de ochtend. Via de metro gingen we in één ruk door naar het Gare du Nord, van waaruit we 's avonds moesten vertrekken richting Nederland. We stopten onze tassen en de tent in het depot en liepen een van de Boulevards af. In de buurt van St. Denis stonden de lichtekooien al in alle vroegte potentiële klanten te lokken. Bij de voormalige Hallen (waar toen nog een immense bouwput lag) dronken we pils en koffie in een brasserie en aten we een sandwich en een ‘croque monsieur’. Te voet ging het verder naar de Seine via Place de la Concorde en Quartier Latin naar de Eifeltoren, die we in een geforceerd marstempo beklommen. We maakten er enkele foto's.
7
Van daaruit ging het weer naar de rechteroever. Omdat we al uren aan de tippel waren, namen we ten lange leste toch nog maar de métro terug. Op de Boulevard St. Michel pikten we een bioscoopje en wel een pornofilmpje mee. Hier werd Clim in het duister betast door een naast hem zittende, oudere viezerik. Ruimschoots op tijd (17.00 uur) hadden we een plaatsje kunnen bemachtigen in de trein naar Luik. TREINREIS En wie stapte er tot onze grote verbazing op het laatste moment ook binnen? Twee meisjes uit Roermond, n.l. Marlène (die nu met Sjeng Lamers is getrouwd) en een vriendin uit Eigen Haard, allebei studente aan de Sociale Academie. Er zat ook nog een betweterige Duitser in de coupé. Enfin, in Luik moesten we overstappen en een nieuw kaartje kopen, reden genoeg om onszelf van dit gezelschap te verlossen. De reis LuikMaastrichtRoermond tenslotte verliep verder voorspoedig. Aankomst 11.30 uur. In Roermond was er op die datum net "sjoemelmert", maar we lieten dat festijn voor wat het was en liepen via café Kessels aan de Kapel huiswaarts.
HET DORP GORDES IN DE PROVENCE
8
FRANKRIJK OP DOORTOCHT 2 (2012) Met de eigen auto op weg naar Noord- - Spanje zit er niets anders op dan door Franrijk te rijden. We doen het op ons gemak en hebben voor zowel de heenreis als de terugreis enkele dagen gereserveerd. HEENREIS DAG 1 HEENREIS 1 ROERMOND - ORLEANS We vertrekken op maandagmorgen zowat tegen elf uur. Clim is een keer redelijk op tijd op. In Frankrijk moeten we tot twee keer toe tol betalen, de autosnelwegen zijn daardoor naar ons gevoel tamelijk leeg. We mijden het centrum van Parijs met zijn Périférique en kiezen voor een traject aan de oostzijde, daarbij volgen we gewoon de borden Bordeaux en Orléans. Zoektocht naar Hotel Campanile In laatstgenoemde stad ligt ons vooraf gereserveerde Campanile Hotel, dat we pas na veel moeite in een industriewijk kunnen ontdekken. De plattegrond die we gedownload hadden gaf geen afstanden aan, vandaar dat we ons al snel vergisten in bepaalde afslagen. Enfin, een Afrikaans meisje van een Chinees restaurant wijst ons de weg. Wat blijkt, op de kaarten staat wel het Novotel aangegeven, dat schijnt nu met de keten Campanile samen te werken. Wisten wij veel! De kamer (numero 001) is zoals ze hoort te zijn, we hoeven gelukkig geen trappen op. We eten om 19.00 uur allerlei lekkere liflafjes van het koud en warm buffet. Jos heeft zijn wekker vergeten. Met behulp van de tv kunnen we ’s morgens ook gewekt worden, een kwestie van simpel instellen op de afstandbediening. DAG 2 HEENREIS 2 ORLEANS - BORDEAUX Hotel in industriewijk Na een ontbijtbuffet met keiharde broodjes vertrekken we om half tien. Jos rekent met zijn credit card af. We rijden via Tours langs een gedeelte van de Loire met al zijn kastelen en paleizen zuidwaarts. Dan beginnen de eindeloze graan, maïs en zonnebloemvelden, een weinig inspirerend landschap. Hoe zuidelijker we komen, hoe heuvelachtiger het parcours wordt. Na de grote brug over de brede Gironde gepasseerd te zijn, belanden we in het noorden van de grote stad Bordeaux. Daar vinden we redelijk gemakkelijk ons Campanile Hotel, dat minder kwaliteit biedt en dat ook nog eens voor een hogere prijs. Bij de receptie spreekt men echter wel Engels, dat scheelt. Na een koud pilsje betrekken we onze kamer die nogal verwaarloosd is. We eten in het hotel en maken nog een korte avondwandeling in deze hotelbuurt met onder meer enkele bekende ketenrestaurants.
9
INTERMEZZO FRANSE FLICS INCIDENT 1 Clim bleef bij Bordeaux met de maximaal toegestane snelheid van 90 km/u op de autoweg hardnekkig links rijden. Hij vond dat de Franse snelheidsmaniakken hem zo niet voorbij konden racen, dat was hij eindelijk beu. Maar dat deden ze toch, ze passeerden hem gewoon rechts. Een gewone auto kwam voor ons rijden en maande ons tot stoppen. Clim negeerde op mijn advies hun stopteken. Tja, iedereen kan op die manier wel auto's tot stoppen dwingen, bijvoorbeeld lui met kwade bedoelingen, je leest wel eens wat. Daarop werd de alarmlamp op de auto gezet en werden we letterlijk naar de berm van een afslag gedwongen. Clim weigerde met de flics te communiceren, hij spreekt geen Frans, zij spraken geen Engels. Zij reageerden boos omdat ze genegeerd werden en ze begonnen te dreigen. Enfin, uiteindelijk greep ik met mijn redelijke Frans in en kwamen we er met een waarschuwing vanaf. DAG 3 HEENREIS 3 BORDEAUX - SAN SEBASTIÁN Nog vóór tien uur zijn we weer op weg. Al direct daarna rijden we ons vast in een industriezone. Oorzaak: een gemiste afslag, de richtingborden staan in Frankrijk namelijk áchter de betreffende afslag. Die zie je pas op het laatste moment zodat je niet tijdig kunt voorsorteren. Zeker als je in druk stadsverkeer net op de verkeerde baan rijdt is afslaan dan geen optie meer. Na wat wenden en keren komen we er toch uit. Even later worden we door de politie aangehouden. Zie daarvoor de beschrijving van die confrontatie hierboven. Tolwegen voor en na de grens Als we door de vlakke landstreek van Les Landes rijden zien we de contouren van de Pyreneeën al in de verte opdoemen. Hier en daar ligt een camping tussen de uitgestrekte dennenbossen en de brede zandstranden. We passeren Biarritz en Bayonne en rijden Spanje binnen. Daar doemt al gauw het eerste tolstation op. In Spanje worden die bemand en kun je er contant betalen. In tegenstelling tot Frankrijk waar een en ander geautomatiseerd is en je voortdurend met je credit card moet afrekenen. Ons doel San Sebastián ligt nog geen 30 km van de grens. TERUGREIS DAG 19 TERUGREIS PAMPLONA - PAU Problemen in de parkeergarage, onze credit card wordt niet geaccepteerd; we komen er niet uit. Een toevallig aanwezige gemeentewerker brengt uitkomst en wijst ons de weg naar de intercom voor contacten met de hotelbalie. We blijken niet de enige te zijn die met dit probleem kampen. We willen dwars door de Pyreneeën naar Frankrijk rijden en moeten daarvoor kleinere wegen gaan berijden. Alle borden wijzen naar Madrid en Zaragozza, daar willen we juist niet naar toe. Enfin, Jos rekent op zijn gevoel voor richting en wil binnendoor 10
alsnog de juiste route vinden. Dat loopt rampzalig mis. We belanden in de kale bergen over weggetjes als een gatenkaas en rijden ons uiteindelijk vast in piepkleine bergdorpjes. Informatie inwinnen bij oude, haveloze boeren helpt niet echt. We komen terecht midden in een windmolenpark en een jachtterrein, waarna we besluiten terug te keren en gewoon de autosnelweg te pakken. Een en ander levert ons meer dan een uur vertraging op. Daarna gaat het snel beter. De omgeving wordt groener en heuvelachtiger. De weg voert ons langs een stuwmeer dat grotendeels droog staat. Riviertjes hebben zich op weg naar het meer in grillige, veelkleurige rotspartijen een kloof uitgeslepen. Achter het vakantiestadje Jaca met zijn vele (wintersport)hotels beginnen de bergen. We stoppen even voor de grens met Francia om in een dorpskroeg gekruide champignons bij een musicerende kastelein met orgel te eten en koffie te drinken. Even verderop passeren we de grens via een 8 kilometer lange tunnel. We hangen aan de staart van een rij Franse auto’s waarvan de chauffeurs duidelijk deze weg beter kennen. Het uitzicht vanaf deze route op de bergwereld is vaak fascinerend. Onderweg naar Pau worden we door een tweetal vrouwelijke agenten aangehouden en berispt vanwege een snelheidsovertreding. Zie daarvoor de beschrijving hieronder. We worden rondom de stad Oronte Sainte Marie geleid via welgeteld negen rotondes, ongehoord. In of nabij Pau willen we de nacht doorbrengen. Bij het zoeken naar een geschikt hotel geraken we ongewild in de hooggelegen binnenstad. Het probleem is hier, net als in alle oudere binnensteden, het parkeren van je auto. We stoppen ten einde raad gewoon bij een kloof op een uitzichtplatform dat via een funicular bereikbaar is. Het heet hier de Promenade des Pyreneeés. Ondertussen hebben wel ook al andere bezienswaardigheden van de stad in het voorbijgaan kunnen zien: Hôtel de Ville, een paleis, een museum en de kathedraal. Uiteindelijk ontdekken we aan de oostzijde van de stad een industriepark met diverse hotels en restaurants. Daar kunnen we terecht in het spotgoedkope, maar ook eenvoudige Hotel One Ibis (€ 38 per nacht, ontbijt € 10). Bij een Campanile in de buurt eten van het buffet d’entreés. Om acht uur is het al duister. Om de kamer binnen te komen moeten we een code intikken, Clim heeft daar moeite mee. MEER INFO PAU Pau is een stad in Frankrijk. Met 82.500 (216.830 in de agglomeratie) inwoners is het de grootste stad en tevens prefectuur van het departement PyrénéesAtlantiques. Het ligt in de regio Aquitanië. Bijna ieder jaar is Pau opgenomen in de Ronde van Frankrijk. In februari 1814 was het regiment van Wellington gelegerd bij Pau. Twee Schotse officieren ontdekten de schoonheid van de vlakte van Billère. De grond bleek heel vruchtbaar en door de rotsachtige ondergrond ook goed waterdoorlatend. Twintig jaar later keerden dezelfde Schotten er met vrienden terug. Er werd paard gereden, tennis gespeeld, gejaagd en golf beoefend. Het klimaat beviel zo goed dat er steeds meer Britten kwamen wonen. In 1908 verplaatsten de Amerikaanse gebroeders Wright hun vliegschool van Le Mans naar Pau. Luchtvaartpioniers leerden er vliegen. Louis Blériot gaf er les. Vanaf de zomer van 1914 werd Pau het opleidingscentrum van de prille Franse luchtmacht.
11
Tot 1914 was Pau een mondaine badplaats met kuuroord, waar vooral Engelsen de gezonde berglucht kwamen opzoeken. De villa's uit die dagen hebben plaatsgemaakt voor betonnen flatgebouwen met appartementen, maar de Boulevard des Pyrénées met zijn uitzicht is gebleven. Van 1950 tot 1990 was Pau afhankelijk van de productie van gas en sulfaatdioxide. Momenteel zijn de belangrijkste economische activiteiten de olieindustrie, de luchtvaartindustrie, toerisme en landbouw. In Pau is Elf Aquitaine opgericht. Dit bedrijf is tegenwoordig een onderdeel van Total. Pau is het derde economische en universitaire centrum van het zuidwesten van Frankrijk na Bordeaux en Toulouse.
INTERMEZZO FRANSE FLICS (FEMININES) INCIDENT 2 Op de terugweg volgden we door de Pyreneeën een uur lang een zestal Franse wagens die zo te zien de weg en de omgeving goed kende, dat is wel zo gemakkelijk in de bergen. Eenmaal op het vlakke land nabij Pau aangekomen passeerden we een dorp als laatsten van de rij. Daar werden we op 100 meter van het einde van de bebouwde kom (dat zagen we dus later) aangehouden door twee, zo te zien aardige vrouwelijke agenten. Ze hadden met radardetectie geconstateerd dat we 67 km per uur reden, en dat terwijl daar maar 50 km toegestaan was. Clim reageerde weer eens autistisch lomp, keek de dames zelfs niet eens aan en gaf geen antwoord op hun vragen, waarop deze boos werden. Toen deed ik ook nog eens een duit in het zakje. Ik vroeg in het Frans waarom die zes voorgaande Franse auto's (die net zo snel als ons reden en dus eveneens in overtreding waren) niet aangehouden werden en wij als Nederlandse auto wel. Daarop sloeg de vlam helemaal in de pan. De dames reageerden furieus en maakten ons duidelijk dat zij de baas waren en dat ik moest stoppen met mijn impertinente vragen. Tja, toen heb ik maar gedimd en Clim braaf geadviseerd om toch maar de autosleutel af te geven, zijn papieren te tonen en in het pijpje van de "alcohol test" te blazen. Gelukkig gebeurde dit alles in de namiddag en bleek hij "schoon". ’s Morgensvroeg zou dat niet het geval zijn geweest… Ons stoorde vooral het feit dat al die agenten, uiteindelijk toch met een formele functie in de EU wonend en werkend, nog niet één woord Engels konden spreken. Zelfs het woord fifty kenden ze niet! Gelukkig liep ook hier een en ander met een sisser af en konden we verder rijden na beloofd te hebben ons verder aan de maximumsnelheid te houden. Dat doet Clim trouwens doorgaans altijd, hij heeft geen zin om nodeloos boetes te betalen. DAG 20 TERUGREIS PAU - CLERMONT FERRAND (PALAY LE MONIAL) Vergeleken met de uitgebreide ontbijtbuffetten in de viersterrenhotels was het ontbijt van mindere kwaliteit, maar voor vijf euro mag je niet meer verwachten. Er is geen vleesbeleg, dus Clim vindt het maar een armzalig zooitje. Na enige moeite vinden we toch de autobaan richting Toulouse. Daar wordt alleen Parijs aangegeven (alle wegen leiden naar Parijs in Frankrijk), wat ons opnieuw verwart. Enfin, uiteindelijk bereiken we via Brive door een bijzonder aantrekkelijk landschap (met de gedoofde vulkanen van het Massif Central de 12
Auvergne) de grotere stad ClermontFerrand. We eten ergens in een wegrestaurant, daar worden we bediend door dame uit Tegelen die al jaren in Frankrijk woont. In het stadje Moulins even verderop zijn hotels, daar willen we de nacht doorbrengen. Wat blijkt? Er is net in dit weekeinde een festival voor folkloristische kostuums aan de gang, alle hotels zijn volgeboekt. Noodgedwongen moeten we doorrijden door deze landbouwstreek. De nacht valt, het wordt aardedonker op de route national zonder enige straatverlichting, bovendien begint het te regenen. Verre van ideale omstandigheden voor een nachtelijke rit. Clim richt zich wijselijk de achterlichten van vrachtwagens voor ons en beperkt heel verstandig zijn snelheid. In het stadje ParayleMonial verlaten de we de RN en tot onze stomme verbazing kunnen we zo de oprit van een B&B Hotel oprijden. Dat biedt eveneens spotgoedkoop onderdak, we krijgen een driepersoonskamer toegewezen voor nog geen vijftig euro. De zwangere receptioniste maakt plaats voor een avondportier die zowaar het Engels redelijk beheerst, hij heeft in de UK stage gelopen. We drinken pilsjes uit onze voorraad in de achterbak van de Volvo. DAG 21 TERUGREIS CLERMONT-FERRAND- ROERMOND Onze laatste dag. Het ontbijt is vergelijkbaar met dat in het vorige hotel. We volgen om 09.30 uur de borden richting Lyon, waarna we rechtstreeks naar het noorden rijden. We passeren steden als Dijon, Langres, Epinal, Nancy en Metz. Even over de Luxemburgse grens gaan we tanken, de prijzen liggen daar immers een stuk lager dan elders in Europa. Clim trapt daar een heuse rel omdat hij niet wil begrijpen hoe je hier moet afrekenen. Jos schaamt zich dood, vooral omdat Clim niet wil luisteren en hinderlijk voor een opstopping zorgt. Enfin, al gauw zijn we het Groothertogdom gepasseerd en doorkruisen we de Arden nen. Geen files of geblokkeerd verkeer rond Luik en Maastricht. Om 18.30 uur zijn we weer thuis na de hele dag over noordzuid autosnelwegen te hebben gescheurd.
13
PARIJS (2011) Verslag in verkorte vorm, telegramstijl met thumbnails 10-daagse treinreis met hotel bij Gare du Nord INLEIDING PARIJS: DE LICHTSTAD: DE HOOFDSTAD DER HOOFDSTEDEN De nietParijzenaren beschuldigen Parijs er dikwijls van dat er niet te leven valt. Een oordeel dat de invloed van een overal aanwezige hoofdstad weergeeft. Ondanks de decentralisatiepogingen beslist Parijs nog steeds over het lot van Frankrijk. Nu de dienstverlenende sector een steeds grotere rol is gaan spelen, heeft Parijs veel van de arbeidersbevolking verloren, maar heeft als wereldstad aan karakter gewonnen. Ongeveer honderddertig nationaliteiten leven er naast elkaar, en zo bestaat er een Russisch Parijs, een Indiaas Parijs en een «Chinatown», een Joodse wijk, een wijk met bewoners uit de Maghreb. Hoewel er rivaliteit is tussen de regionale grote steden, duldt de uitstraling van Parijs als nieuws en cultureel centrum geen enkele vergelijking. Als wereldhoofdstad van de haute couture onderscheidt de stad zich nog steeds op alle terreinen van het modeontwerpen. De monumenten en musea maken Parijs tot de voornaamste toeristische wereldstad (meer dan 40 miljoen bezoekers per jaar) en "een van de meest edele versierselen van de wereld" (Montaigne). BEZIENSWAARDIGHEDEN Het Centre Georges Pompidou, de ChampsElysées, het Louvre, het Musée d'Orsay, de SainteChapelle, de Eiffeltoren, de NotreDame, Fontainebleau, VersailIes. In het begin was er een eiland... Aan weerszijden van de Seine, de mooiste boulevard, vertelt Parijs tot in de bijzonderheden twintig eeuwen politieke en culturele geschiedenis. Op Ile de la Cité, het historisch hart van de hoofdstad, herinnert niets aan de eerste bewoners de Gallische stam Parisii, die Lutetia stichtten in de 3e eeuw voor onze jaartelling. Parijs herbergt echter wel twee meester werken uit de Middeleeuwen: de Notre Dame en de Sainte Chapelle. Rondom deze oorspronkelijke kern heeft de stad zich tot in 1930 uitgebreid volgens een concentrisch model. De twintig arrondissementen zijn vooral bestuurlijke eenheden, en Parijs laat zich eerder in wijken verdelen. De scheiding is nog voelbaar tussen het Oosten, dat van oudsher een volksbuurt was, en het Westen, waar men de huizen van de welgestelden vindt ook al heeft het de neiging minder scherp te worden. Maar de Seine scheidt echt de dubbele persoonlijkheid van Parijs.
14
De rechteroever, waar het zakenleven en de handel de boventoon voeren, strekt zich uit van de Faubourg Saint Antoine tot aan de chique buurt van Passy, en loopt langs het Stadhuis en de Opéra Garnier. De stad laat verrassende contrasten zien, van de Opera Bastille in de wijk le Marais oftewel van Beaubourg tot aan de place des Vosges. Daar ligt met name de «Triomfweg», die, vanaf de piramide van het Louvre tot aan de Place de l' Étoile, de Tuilerieën, Place de la Concorde en de Champs Élysées omvat, terwijl aan de horizon de Arche de La Défense zich aftekent. Op de andere oever zijn het intellectuelen en kunstenaars die de dienst uitmaken. Saint GermaindesPrés is het domein van de kunstgalerijen en van de uitgevers, terwijl het in Saint Michel en het Quartier Latin wemelt van de studenten. In Montparnasse probeert een glazen toren te concurreren met de "oude dame", de Eiffeltoren, maar deze heeft niets te vrezen: nog steeds blijft ze de Parijse uitdaging symboliseren. De Eiffeltoren is het symbool van de Franse hoofdstad, hij is gebouwd ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1889. DAG 1 HEENREIS MET NS VIA MAASTRICHT, LUIK EN BRUSSEL 10.00 uur / NS tot Maastricht, daar tot Visé met bus. Vanaf Luik via Brussel met de Thalys. Gratis kranten, broodje en koffie. Aankomst 16.15 uur in Gare du Nord, 7 niveaus, een echt labyrint. Hotel Gare du Nord. Receptie spreekt Engels. Kleine kamer met raam op lucht schacht. Wel netjes en schoon. Wandeling in de buurt, veel Noordafrikanen (Arabieren) en subSaharani’s (zwart). Eten: tandoori chicken, curry en naanbrood met knoflook bij Tamil in Indiase wijk. Miniflesje wodka en jus inkopen. KERKHOF PÈRE LACHAISE Laatste rustplaats van Oscar Wilde en popster Jim Morrison Het Cimetière du Pere Lachaise werd aangelegd in 1804 op de plek waar ooit een jezuïetenhuis stond en is de laatste rustplaats van veel beroemde Franse burgers en buitenlanders, zoals de Ierse schrijver Oscar Wilde en de Amerikaanse popster Jim Morrison. In het jaar van zijn kroning gaf keizer Napoleon I de architect Brongniart opdracht het 17 ha grote kerkhof te ontwerpen. Napoleons ideeën waren revolutionair. Hij verklaarde dat "elke burger het recht heeft te worden begraven, ongeacht zijn ras of godsdienst". Voor die tijd mochten atheïsten, nietchristenen en zelfmoordenaars niet op christelijke kerkhoven worden begraven, want die golden als heilige grond. Brongniarts ontwerp was eveneens vernieuwend. Hij zag het kerkhof als een tuin waar bezoekers langs met bomen en beelden omzoomde lanen konden wandelen zonder te worden gehinderd door het idee van de dood. De grillige opzet van wat hij zag als een park schokte zijn tijdgenoten, evenals het idee dat de lieflijke sfeer op het kerkhof de dood zou 'temmen'.
15
Père Lachaise, ook wel het oostelijk kerkhof genoemd, is nu de grootste van vier begraafplaatsen die in de 19e eeuw in Parijs werden aangelegd. Het terrein is 44 ha groot en bevat meer dan 300.000 graven en asresten. De plek was aanvankelijk niet populair vanwege de vermeende afstand tot het centrum van Parijs. Om het publiek te stimuleren het kerkhof te gebruiken, werden de stoffelijke resten van de dichter Jean de la Fontaine en de toneelschrijver en acteur Molière in 1804 hierheen overgebracht, in 1817 gevolgd door die van de 12eeeuwse geliefden Pierre Abélard en Héloise. Dit had succes en nu herbergt het kerkhof de resten van veel bekende Franse intellectuelen, kunstenaars en politici. Hun graven worden wel 'kerkhofkunst' genoemd en vertegenwoordigen diverse stromingen, zoals neogotiek, jugendstil en art deco.
DAG 2 MÉTRO - PÈRE LACHAISE CIMÉTIÈRE - KAPELLE EN COLOMBARIUM - PARC BUTTES DE CHAUMONT Ontbijtbuffet, sterke koffie uit automaat, veel Japanners, Chinezen en Nederlanders. Metro (M), 10 kaartjes voor twee dagen. Naar kerkhof / begraafplaats Père Lachaise, gratis plattegrond bij ingang, echte dodenstad, tegen heuvel gebouwd met keitjesstraten, heel omvangrijk terrein. Auto’s stapvoets toegestaan. Centraal ligt kerk Kapelle (?), verder ook het Colombarium (urnenopslag in muren, o.a. Maria Callas). Veel Holocaust monumenten van alle concentratiekampen. Beroemde figuren laatste rustplaats: Jim Morrison, Paul Eluard, Oscar Wilde, Georges Bizet, etc., maar ik zoek er niet naar. Plotselinge aanval van diarree. Koffie brasserie: € 3,80! M. Parc Buttes de Chaumont, in oosten van de stad, zuidelijke ingang. Heuvelachtig, zonnig weer, ligweiden. Wandelaars, trimmers, spelende kinderen, picknickers. Problemen met voeten, morgen loop ik op sandalen. M. Eten Chinees, noodles met pittige vis. NOTRE-DAME DE PARIS Een van de beroemdste kathedralen van Frankrijk De gotische kathedraal Notre Dame ligt op het Ile de la Cité in de Franse hoofdstad. Deze katholieke kerk is Frankrijks belangrijkste kathedraal en ook ceremonies als begrafenisdiensten voor staats hoofden worden hier gehouden. Het gebouw is wereldberoemd, mede dankzij de roman van de Franse schrijver Victor Hugo uit 1831, De klokkenluider van de Notre Dame. Hugo schreef het verhaal om de kerk onder de aandacht te brengen, want in die tijd verkeerde hij in slechte staat en dreigde te worden gesloopt. De opzet slaagde, er volgde een campagne om de kathedraal te redden. Aanvankelijk stond er een Gallisch Romeinse Jupitertempel op deze plek, later vervangen door de eerste christelijke kerk van Parijs, de basiliek SaintEtienne. De bouw van de Notre Dame begon in 1163 onder supervisie van Maurice de Sully, de bisschop van Parijs, die de oude kerk lief slopen. Het werk werd voltooid in 1345 en in de daaropvolgende eeuwen werden allerlei verbeteringen aangebracht. Vanaf het begin gebruikten de Franse koningen de kerk voor erediensten en voor het vieren van hun overwinningen. Zelfs na de bestorming van de Bastille in 1789 lieten de revolutionairen er een Te Deum zingen. In 1793 achtte men het verleden van de Notre Dame echter bedenkelijk. Veel van de beelden en andere kunstwerken werden vernield, religieuze voorwerpen werden omgesmolten en de kathedraal deed dienst als opslagplaats. In 1801 werd de Notre Dame opnieuw tot kerk gewijd,
16
maar toen Napoleon hier in 1804 tot keizer van Frankrijk werd gekroond, was de staat van het gebouw zo slecht, dat er gordijnen werden gebruikt om de sjofele toestand te maskeren.
DAG 3 LES ISLES - CITÉ - NOTRE DAME - CONCIERGERIE - PALAIS DE JUSTICE - SAINTE CHAPELLE PONT NEUF - ST. GERMAIN D’ AUXERROIS - LOUVRE - ARC DE CARROUSSEL - TUILERIEËN MUSÉE ORANGERIE - PLACE DE LA CONCORDE - LA MADELEINE M. Halte Chatelet les Halles. Tour Saint Jacques, toren van pelgrimskerk kerk Saint Merry wijk Beaubourg les Halles Centre Pompidou, vol leidingen en buizen, museum voor moderne kunst Place Igor Strawinsky moderne en erg lelijke fonteinen Hotel de Ville, stadhuis met veel beelden brug over Seine Ile St. Louis kerk St. Louis met dienst (het si zondag!) Hotel Lauzun van de Rothschilds Ile Cité Notre Dame kathedraal standbeeld Karel de Grote / Charlemagne Point Zero kerk Sainte Chapelle Paleis van Justitie Conciergerie, voormalige gevangenis standbeeld koning Henry IV Pont Neuf Place kerk St. Germain d’Auxerrois Mairie (= stadhuis) arrondissement II Louvre museum Cour Carré rij van 600 meter in motregen Glaspiramide Pei Arc de Carroussel Parc de Tuileries Musée Orangerie (vooral Monet) Place de la Concorde Obelisk van Luxor en fonteinen Hotel Crillon in de steigers Maxim’s, duur restaurant la Samaritaine, historisch warenhuis kerk la Madeleine, uitrusten met orgelmuziek. M. Place de la République met groots monument eten bij Egyptenaar: köfte met frites. M. Inkopen: fles Scotch whisky en jus d’ orange. LA CONCIERGERIE Voormalige gevangenis op het Ile de la Cité, nu een historisch regeringsgebouw La Conciergerie in Parijs is onderdeel van het Paleis van Justitie en bepaalde gedeelten zijn gesloten voor het publiek omdat hier nog processen plaatsvinden. Deze locatie is al belangrijk sinds de Romeinse bezetting van Gallië, toen de zetel van de Romeinse bestuurders van Parijs zich ruwweg op dezelfde plek bevond waar nu de Conciergerie staat. Ook de eerste Franse koningen woonden hier. Aan het eind van de 13e eeuw liet koning Philip IV het paleis bouwen waarvan de Conciergerie een deel vormde. Ook de naam stamt uit deze periode, want de Conciergerie was de officiële residentie van de Comte des Cierges (de graaf der kaarsen), de paleisopzichter die verantwoordelijk was voor de belastingen en de huisvesting. Kort na 1350 verhuisde de koninklijke familie naar het Louvre en aangezien de Conciergerie steeds meer werd benut door de rechterlijke macht, werd het paleis in 1391 bestemd tot gevangenis. Voordat het gebouw tijdens de Franse Revolutie werd gebruikt door de revolutionaire rechtbank, had het al een lugubere reputatie, vooral door de martelkamer in de Bonbectoren. De aanvankelijk hoogstaande idealen van de Franse Revolutie maakten tussen 1793 en 1795 plaats voor een schrikbewind, een periode waarin de rechtbank zo'n 2600 mensen tot de guillotine veroordeelde wegens echte of vermeende misdaden tegen de nieuwe republiek. De processen werden gehouden in de grote zaal van de Conciergerie. Marie Antoinette, Danton en Robespierre brachten hun laatste dagen door in de cellen eronder.
17
De oudste delen van het gebouw dateren uit de 13e eeuw, zoals de imposante middeleeuwse Zaal van de Lijfwacht die 64 meter lang, 27 meter breed en 9 meter hoog is. Bovendien bevat de Conciergerie een aan Marie Antoinette gewijde kapel, een passend gedenkteken voor de slachtoffers van de revolutie. PONT NEUF Een tweedelige brug die het Ile de la Cité verbindt met de Seine-oevers In de 16e eeuw bezat Parijs slechts twee bruggen over de Seine. Daarom liet koning Hendrik III in 1578 een derde bouwen om verkeersopstoppingen to voorkomen. De ontwerpers die hij hiervoor aanwees, waren Baptiste Du Cerceau en Pierre des Illes en er zijn aanwijzingen dat ze gebruik maakten van een eerder ontwerp van Guillaume Marchand. De werkzaamheden verliepen traag en pas in 1607 was de brug, de eerste stenen brug in Parijs, voltooid. Hij werd geopend door Hendrik IV, die haar de naam Pont Neuf (Nieuwe Brug) gaf. De Pont Neuf is de langste brug van Parijs en ook de oudste nog bestaande. De Pont Neuf wordt onderbroken door het Ile de la Cité het eilandje in de Seine in het hart van Parijs en bestaat daardoor uit twee delen, een met zeven bogen en een met vijf. Deze delen worden met elkaar verbonden door het park Vert Galante op het Ile de la Cité. Er werd een ruiterstandbeeld van Hendrik IV in Vert Galante opgericht, maar dit werd verwoest in de Franse Revolutie en in 1818 vervangen door een replica het materiaal stamde van twee omgesmolten bronzen van Napoleon. De Pont Neuf circa 232 meter lang en 22 meter breed was ongewoon voor zijn tijd, omdat er geen gebouwen op stonden en omdat er brede trottoirs waren, zodat de voetganger veilig waren voor door paarden getrokken voertuigen. Om die reden werd de brug een ontmoetingsplaats en in de loop der tijd ontwikkelde hij zich tot een populair monument voor de Parijzenaars, vaak gebruikt op schilderijen, in boeken en in films. In 1994 onderging de Pont Neuf een ingrijpende restauratie die werd afgesloten in 2001, op tijd voor de vierhonderdste verjaardag van de brug. Tijdens de restauratie werd de brug in 1995 'ingepakt' door de kunstenaar Christo, die het hele bouwwerk bedekte met lappen nylon.
DAG 4 BEAUBOURG - FORUM DES HALLES - ST EUSTACHE - CIMETIÉRE DE MONTPARNASSE JARDIN ET PALAIS DE LUXEMBOURG - QUARTIER LATIN - PANTHEON - ST. ETIENNE DU MONT Weekkaart metro met pasfoto € 23 hulp van Engelssprekende vrouw M. Wijk Beaubourg kerk St. Eustache, erg groot, renaissance, graf Molière Bourse du Commerce Tour Astro nomique Fontaine d’ Innocents Forum des Halles, modern winkelcentrum met dure shops, veel glas en staal beeldengroep Pygmalion Museum Holographie Vidéothèque de Paris M. Tour Montparnasse Cimétière de Montparnasse, graf van Joris Evens, Samuel Beckett, Eugène Ionesco e.a. Musée Zadkine dicht Jardin et Palais de Luxembourg vijvers en beeldengroepen en veel bloesems, zonnend volk, geen bankjes maar losse stoelen Eten aan stalletje: crêpes de fromage et jambon salée met uiensoep, jeu de boules bekijken Monument schilder Delacroix Pantheon: dicht Faculteit Rechten Sorbonne Lycea voor
18
topjeugd wijk Quartier Latin kerk Etienne du Mont: dicht Mairie van arrondissement XIII. M. Geen avondeten: koekjes en kaas. GRAF VAN NAPOLEON Passend monument voor Frankrijks beroemdste soldaat De grandeur van het graf van Napoleon Bonaparte in Les Invalides past goed bij zijn keizerlijke ambities. De postume reis van zijn stoffelijk overschot naar zijn laatste rustplaats was echter proble matisch en zijn graf werd pas veertig jaar na zijn dood voltooid. Napoleon stierf in 1821 in ballingschap op het eiland SintHelena, zes jaar na zijn nederlaag bij Waterloo. Hij werd op het eiland begraven omdat de herinnering aan zijn veldtochten de Engelsen en het nieuwe Franse regime nog vers in het geheugen lag. Pas in 1840 mocht zijn stoffelijk overschot naar Frankrijk worden gebracht. Het lichaam werd naar Parijs vervoerd, waar het een staatsbegrafenis kreeg. Het werd in een tijdelijk graf gelegd todat Louis Visconti zijn monument ontwierp in de Dome des Invalides. Dit was niet de plek die Napoleon zelf had gewenst, maar Les Invalides was gebouwd als huis voor oorlogsveteranen en de kerk was zeker imposant genoeg voor een keizer. Visconti's ontwerp omvatte een crypte zonder dak, zodat bezoekers vanaf de begane grond omlaag konden kijken naar de met zuilen gesteunde grafkamer. Napoleons lichaam werd als dat van een moderne farao in zeven in elkaar passende grafkisten gelegd. De buitenste is gemaakt van rode porfier en rust op een fundament van groen graniet. Daaromheen zijn de namen van zijn voornaamste veldslagen aangebracht binnen een lauwerkrans. Op dezelfde manier symboliseren de twaalf beelden tegen de zuilen zijn grootste veldtochten. Enkele familieleden van Napoleon, onder wie zijn zoon, liggen hier ook begraven, samen met een paar van Frankrijks bekendste militaire leiders.
DAG 5 ARC DE TRIOMPHE EN ÉTOILE- TROCADERO - PALAIS CHAILLY - TROCADERO TUINEN UNESCO HEADQUARTERS - DOME DES INVALIDES EN MUSÉE - ESPLANADE - PONT ALEXANDER III - GRAND ET PETIT PALAIS - MUSÉE DES DÉCOUVERTES - PALAIS DE TOKYO DIVERSE MUSEA O.A. MODE M. Étoile en Place Ch. De Gaulle,Arc de Triomphe, druk, veel toeristen en schoolklassen Graf Onbekende Soldaat. M. wijk Passy Pont Bir Hakeim, fraai standbeeld Palais Chailly met tuinen in art decostijl, uitzichtplatform op Champs de Mars en Tour Eiffel drietal musea van Architecture, de l’ Homme en Marine. M. UnescoHeadquarters, bezoek aan library en shop, geen rondleiding, in tuin moderne kunst École Militaire, nog in gebruik, vleugels Cavalarie en Artillerie Champs de Mars met ruiterstandbeeld Dome des Invalides druk bezocht, graf Napoleon in 4 meter hoge sarcofaag (hier vanaf 1840) en o.a. vesting bouwer Vauban en generaal Foch, crypte met basreliëfs Legermuseum, erg duister, maar puntgaaf verzorgd Esplanade met ruiterstandbeeld Zonnekoning Louis XIV Pont Alexandre II: voor Russische Tsaar wereldtentoonstelling 1900, groots en overdadig versierd in belle epoquestijl standbeeld Simón Bolívar museum Grand Palais met 2 bronzen vierspannen op dak en standbeeld Charles de Gaulle Museum Petit Palais met standbeeld Churchill Champs Elysées Theater Panorama Museum des Découvertes Armeense kerk dure koffie in café tweesterrenrestaurant met portier Eeuwige Vlam Palais de Tokyo, 19
verwaarloosd met vuile vijvers, moderne beelden, graffiti en skatende allochtone jeugd Museum Moderne Kunst terrasjes met cultuurvolk Museum Galliera voor de Mode, gebouwd door Eiffel Museum Guimet voor Aziatische Kunst. M. Eten: Chinees, veal en porc met noodles. EIFFELTOREN Spectaculair symbool van Parijs en alles wat Frans is “We protesteren met kracht en verontwaardiging tegen de zinloze en monstrueuze Eiffeltoren." Brief aan de wereldtentoonstelling van 1889 Gustave Eiffel was meer ingenieur dan architect. Hij is vooral bekend om zijn bruggen en viaducten. Eiffels vernieuwende gebruik van metalen bogen en spanten ontketende een revolutie in de bouwkunde. De Eiffeltoren werd ontworpen door de man die ook dat andere staaltje van Franse bouwtechniek, het Vrijheidsbeeld, op zijn naam heeft staan, en is een van de beroemdste constructies ter wereld. De toren is zeer herkenbaar en vormt het symbool van Parijs en van Frankrijk. Bovendien is hij een toonbeeld van eenvoud, elegantie en moderne lijnen. De Seineoevers van de Pont de Sully tot de Eiffeltoren en van de Place de la Concorde tot het Grand en Petit Palais kwamen in 1991 op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Gustave Eiffels toren speelt in Frankrijk een hoofdrol bij elke nationale feestdag en passend genoeg werd het gebouw in dezelfde geest ontworpen. Het was oorspronkelijk bedoeld als blikvanger van de wereldtentoonstelling van 1889. De organisatoren wilden iets extra spectaculairs, omdat dit evenement samenviel met het eeuwfeest van de Franse Revolutie. De toren vormde de ideale keuze omdat deze op dat moment het hoogste gebouw ter wereld was. Niet iedereen was enthousiast over de moderne lijnen van de toren. Het gebouw werd uitgemaakt voor een 'mislukte straatlantaarn, 'gymnastiektoestel', 'magere piramide van ijzeren ladders' en een ‘foeilelijke metalen zuil met bouten', maar over het algemeen waren de bewonderaars in de meerderheid. Desondanks was het de bedoeling de toren na twintig jaar af te breken wanneer de vergunning was verlopen. Ironisch genoeg werd de toren gered omdat de sloopkosten uiteindelijk te hoog werden geacht. Sindsdien heeft de toren onmiskenbaar zijn geld opgebracht. Hij wordt al sinds 1903 gebruikt als radiozender en natuurlijk vormt hij een van de populairste toeristische attracties. In 2006 waren er bijvoorbeeld meer dan zes miljoen bezoekers. Daarnaast worden er spectaculaire vuurwerkshows gehouden. Andere trekpleisters zijn een schaatsbaan en een interactief 'labyrint' op de eerste etage.
DAG 6 MONTMARTRE - SACRÉ COEUR - PLACE DU TERTRE - BEGRAAFPLAATS MONTMARTRE KERK TRINITÉ - WARENHUIZEN LAFAYETTE / AU PRINTEMPS - OPÉRA GARNIER - PASSAGES EN GALERIEËN - PALAIS ROYALE M. Funiculaire, metrokaartje geldig veel volk op de been Basiliek Sacré Coeur (H. Hartkerk …), rondgang weinig interessant, fotograferen verboden, stijl is byzantijns, uitzicht heiig Afrikaanse verkopers van miniEiffeltorentjes Kerk St. Pierre, heel sober en veel ouder en authentieker Espace Dalí, museum van Salvador D. Place du Tertre, toeristenfuik met 20
would be kunstenaars en silhouettenknippers vol terrasjes, te bereiken met treintje oude molen Kerkhof Montmartre, gedeeltelijk onder viaduct koffie brasserie foto’s Moulin Rouge wandeling naar zuiden kerk Trinité uit 1860 met fraaie toren, stoelen opzij geschoven, plaats voor biechters Boulevard Haussmann met Galerie LaFayette, luisterrijke koepel een en al pracht en praal, veel Chinezen bij diamanten van de Beers (voor de BTW refund!), ook tientallen Chinese verkoopsters achter balie Galerie Au Printemps Opéra Garnier, de hal bekeken, geen rondleiding geboekt Centorial, zakelijk centrum 19de eeuw, staalbouw, geweerd door personeel, foto’s maken verboden Het is middag, overal zitten lunchers in de zon, op trappen en op gazons Bourse des Valeurs, beursgebouw in klassieke stijl uitrusten terras Starbucks Passage Colbert en Vivienne, 19de eeuw, verdrongen door grote warenhuizen lunchbuffet bij Chinees à € 11, vooral veel vis in zoetzure saus, bediening afkomstig uit Xian Andere passages: Grand Cerf, Molière, Panorama, Verdeau, Bourg l’ Abbé, Jouffroy Place de Victoire, harmonieus plein met mansardedaken en arcades, standbeeld van Louis Quatorze in midden Banque de France, massief gebouw Comédie Francaise lelijke metroingang, versierd met kunstbloemen Palais Royale, tegenover stadsingang Louvre, zuilenrijen, winkelgalerijen erlangs, gazons en laantjes, uitrusten op bankje Centre Pompidou Boulevard Sébastopol. Ongeluk in metro, opstopping zwart van het volk op perrons en gangen, omweg gekozen. M. Eten koekjes en kaasjes. PONT ALEXANDRE III Een elegante brug, de belichaming van de belle époque De Pont Alexandre III geldt algemeen als de mooiste brug van Parijs en weerspiegelt precies de geest van de 19eeeuwse verjongingskuur van Parijs. De brug verbindt het Hôtel des Invalides met het Grand en het Petit Palais expositieruimten gebouwd voor de wereldtentoonstelling van 1900 die naast kunst ook het beste toonden dat Frankrijk kon bieden aan ontwerpen en bouwkunst. De brug behoort tot het stuk Seineoevers dat op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat. De brug moest een stijlvolle, passende toegang tot de twee musea worden en de charme van het bouwwerk is grotendeels te danken aan het extreem lage silhouet. De ontwerpers kregen de specifieke opdracht te voorkomen dat de brug het zicht op de ChampsElysées op de ene oever en Les Invalides op de andere zou blokkeren. De 107 meter lange brug is dan ook niet hoger dan 6 meter. Dankzij de vier 17 meter hoge granieten zuilen op de hoeken is het bouwwerk echter toch op afstand herkenbaar. De zuilen worden bekroond door vergulde beelden van het gevleugelde paard Pegasus en allegorische voorstellingen van afwisselend Wetenschap, Schone Kunsten, Nijverheid en Handel. Het zinnebeeld van ontwikkeling en vooruitgang dat de brug vertegenwoordigde, wordt voortgezet in de lampen, cherubijnen en nimfen langs de kanten, die gezamenlijk Frankrijk in de middeleeuwen, in de renaissance, onder Lodewijk XIV en in de moderne tijd uitbeelden. De brug werd genoemd naar de Russische tsaar Alexander III en stond symbool voor de vriendschap tussen Rusland en Frankrijk. Alexanders zoon Nicolaas II de laatste tsaar legde in 1896 de eerste steen en het bouwwerk werd op tijd geopend voor de wereldtentoonstelling. Ook nu straalt de brug nog de optimistische, esthetische geest uit van de belle époque een tijdperk waarin stadsontwikkeling vaak niet alleen praktisch, maar ook mooi was.
21
DAG 7 PLACE DE BASTILLE - OPERA DE PARIS - SYNAGOGE - PLACE DES VOSGES - HOTEL DE SULLY ARSENAL - GARE D’ AUSTERLITZ - JARDIN DES PLANTES - MOSQUE DE PARIS - CENTRE ARABE - ARÈNE DE LUTÈCE - ST. GERMAIN-DES-PRÉS - MUSÉE DE CLUNY - SORBONNE ODEON - FONTAINE DES MEDICIS - KERKEN ST. SULPICE EN ST. GERMAIN - FONTAINE ST. MICHEL M. Place de Bastille, groot verkeersplein, metro bovengronds aan kanaal Zuil met beeld van gouden Génie de la Liberté Opéra de Paris Bastille, moderne vormgeving, project van Mitterand in 1989, heeft Opera Garnier verdrongen, concerten alleen hier Synagoge, Joden met keppeltjes, lange baarden en gebedssnoeren Place des Vosges, vredig plein met uni forme bebouwing en bomenlaantjes, omzoomd door arcaden en met veel zitbankjes Hotel de Sully, stadspaleis van minister 1712, rondleiding van kleuters en Cour de Honneurs uit 1638, combinatie barok en renaissance, kwaliteitsboekhandel Arsenal rivierkade Seine Gare d’ Austerlitz Jardin des Plantes uit 1629, tuinen met alpenflora, Ménagerie (educa tieve dierentuin) en diverse musea voor o.a. Archeologie, Zoölogie, Geologie etc., replica’s van mammoet en dinosaurus, botanische tuinen en plantenkassen. Centre Arabe uit 1922, sfeervol theehuis met terras, binnen nanathee gedronken, oriën taalse inrichting, authentieke sfeer met o.a. restaurant en hamam Moskee van Parijs, schaduwrijke binnenhof, tussen de middag gesloten, bedelaressen bij ingang, minaret in Marokkaanse stijl Arène Lutèce, gedeeltelijk opgegraven Romeins amfitheater, herontdekt in 1860, vol scholieren die boterhammen opeten. M. Wijk SaintGermaindesPrés. Musée de Cluny, entree € 8, middeleeuws klooster, reliekschrijnen, wandtapijten, beroemde La Dame à la Licorne (6 gobelins), Belgische kunststudenten, Romeinse baden, glasinlood en zgn. brandramen, verweerde konings hoofden van Notre Dame, altaarstukken,fijne houtsnijkunst bevalt me het meest, soms polychroom, stijl van gebouw laatgotisch, standbeelden in parkje Sorbonne hoofdgebouw, tegenover het museum goedkoopste koffie van reis in hoekcafé: € 1,80 Odéon, onaan trekkelijk tempelachtig gebouw met kolossale zuilen, theater uit 1782 Palais de Luxembourg met vergulde sierhekken, herbergt nu de Senaat Fontaine des Médicis in drie stadia gebouwd, grotachtig met vijver ervoor met Celliniachtig beeldhouwwerk uit de 17de eeuw kerk Saint Sulpice, gotisch grijs en grauw gebouw met enorme fresco’s, graf monument van Victor Hugo, in 1646 klaargekomen na 120 jaar, fresco van Delacroix “Jacob vecht met de Engel” en 5 andere in kapel op voorplein Fontein met leeuwen: Fontaine des Quatre Éveques uit 1844 van Visconti sigaretje op bankje en uitpuffen kerk St. Germain met park, niet naar binnen voetgangersgebied vol cafés, terrasjes, restaurantjes en boetiekjes Jong volk en toeristen Dikke tomatensoep met cola onverwacht slappe koffie bij Starbucks Fontein van Saint Michel op hoek bij metro aan Seine foto Notre Dame en Conciergerie aan overkant water. M. Eten bij Tamil: lievelingsgerecht palak paneer (spinazie
22
met kaas), lassi en Curry Madras met rijst, bediende uit Madurai, spreekt Indiaas Engels pas na zeven uur terug in hotel. DAG 8 PARC MONCEAU - WIJK LA DÉFENSE - GRANDE ARCHE - ESPLANADE - CHATEAU VINCENNES - VOORSTAD ST. DENIS: BASILIEK NÉCROPOLE KONINGSGRAVEN EN STADHUIS M. Wijk Park Monceau. Niet groot, zwarte kindermeisjes met witte kinderen. Ingang Tolhuis en vergulde poorthekken, trimmers, zonnig, standbeelden de Maupassant, Chopin en Gounod. Rotspartijen, waterval, vijver met zuilenrij, minipiramide, antieke namaakgraven. Stadspaleis chocoladefabrikant Chinees paviljoen M. Wijk La Défense, zakenwijk initiatief Mitterand, moderne nieuwbouw. Grande Arche 100 m uit 1988, niet mooi, liften en stalen ‘deken’. Koffie brasserieterras, veel lunchers van 150.000 kantoormensen, Mekka moderne architectuur. Oud beeldhouwwerk uit 1883 tegen de Pruissen. Veel reflecties op ruiten, uitzicht op de Axe de Paris tot Arc de Triomphe en Concorde. Beeldenpark Esplanade (o.a. van Miró, Calder en zo) 1 km lang, warenhuis Quatre Temps M. Chateau Vincennes: oostrand stad, weinig belangstelling oorsprong 1370, later bijbouw. Omringd door muren en slotgracht, classicistische koninklijke paviljoens. Gave Donjon en niet gratis St. Chapelle met roosvensters, tot 17de eeuw residentie koningen, daarna Versailles. Werd arsenaal, gevangenis en porseleinfabriek, restauratie eind 20e eeuw. Kaarten kopen koffie in bistro M. Noordelijke voorstad Saint Denis Oude gotische basiliek uit 639, tevens vanaf 13e eeuw praalgraven koningen tot 1830, vooral dynastieën de Valois en Bourbon. Marie Antoinette, koning Dagobert, Henry IV, Maria de Medici, Lodewijk XVI, Frans I, maar ook Clovis, Karloman en Karel de Stoute in stenen sarcofagen. Kerk is begin van Franse gotiek met spitsbogen, met kooromgang, lage vensters met veel licht. Nationaal heiligdom, wordt goed bezocht. Jongeren uit EU onder 26 jaar gratis toegang. Centrum van St. Denis rondwandelen, zoeken naar geschikt restaurant, wordt alleen koffie M. Eten bij Indiër, Curry Madras met veel vis voor 7 euro, heerlijk. DAG 9 PARC DE LA VILLETTE - GEODE - MUSÉE SCIENCE - CITÉ DE MUSIQUE - CANAL D’ OURCQ PARC DES BUTTES CHAUMONT - VAL DE GRACE - MUSÉE SERVICE SANTÉ - OBSERVATOIRE DE PARIS - CATACOMBEN - PLACE D’ ITALIE Geen handdoeken, receptie gebeld M. Porte de la Villette Parkingang met Cité de Musique en Hallen uit 19de eeuw 50 ha groot, ingericht 1986 rode staalconstructies, allen verschillend met andere attractie (bv. Argonauten met echte duikboot), zgn follies doorsneden door kanaal Géodeglazen bol voor films, Cité de Science vooral educatieve experimenten natuurkunde bijv. Schroef Archimedes Planetatium M. Parc des Buttes Chaumont in 1860 gipsgroeve en vuilstort nu neem ik noordelijke ingang bij de Mairie bruiloft NoordAfrika met trommels kunstmatig meer met eiland en rots op top Grieks Tempeltje namaakdruipsteengrot met hoge waterval ezeltjerijden veel alleenstaande 23
vaders met peuters en kleuters M. Val de Grace barokkloosterkerk entree 5 euro aan Tamil caissière museum medische dienst leger inclusief, vooral chirurgische instrumenten en WO I alleen koepeldak 1645 en altaar interessant, zuilen à la Cellini buitenkant ook representatief enkel zwarte suppoosten die zich onderling vermaken Jardin de Observatoire de Paris Catacomben niet binnen, te lange rij, slechts 2 uur open in namiddag bankje relaxen frietje eten/ cola drinken M. Place d’ Italie pétanque bij kiosk bekijken bij Mairie nu Berberbruiloft met muziek koffie brasserie, op tv boksen. M. Bij hotel Chinees eten: gevulde soep met veel vlees, dimsums en nouilles, omringd door luidruchtige, zwarte Afrikanen. flesje Ricard kopen. DAG 10 TREINREIS TERUG - VERTREK 12.00 UUR - LUNCH ONDERWEG - PROBLEEM MAASTRICHT OV-KAART - AANKOMST ROERMOND 15.30 UUR
SEINE MET NOTRE DAME IN DE AVONDSCHEMERING
24
BEROEMDE NIET-FRANSEN DIE LANGDURIG IN PARIJS GEWOOND HEBBEN Baker, Josephine Baldwin, James Beach, Sylvia Beckett, Samuel Brancusi, Constantin Callas, Maria Campert, Remco Chagall, Marc Chopin, Fréderique Claus, Hugo Curie, Marie Dalí, Salvador Diaghilev, Sergej Dietrich, Marlène Dis, Adriaan van Dos Passos, John Eliot, T. S. Emerson, Ralpph Waldo Erasmus, Desiderius Ernst, Max Franklin, Benjamin Giacometti, Alberto Gogh, Vincent van Heine, Heinrich Hemingway, Ernest
Hermans, WillemFrederik Ho Tsji Minh Humboldt, Alexander von Ionesco, Eugène Ivens, Joris James, Henry Jefferson, Thomas Lenin, Wladimir Iljitsj Lucebert Mailer, Norman Man Ray Mao tse Toeng Miller, Henry
Polanski, Roman Porter, Cole Pound, Ezra Roth, Joseph Scott Fitzgerald Seberg, Jean Stein, Gertrud Steinbeck, John Strawinsky, Igor Trotski, Leon Tsjoe en Lai Valente, Catherina Wagner, Richard Wilde, Oscar
Minckiewicz, Adam Miró, Joan Modigliani, Amadeo Mondriaan, Piet Morrison, Jim Niinsky, Vaclav Nin, Anaïs Nurejev, Rudolph Offenbach, Jacques Orwell, George Picasso, Pablo 25
ELZAS - LOTHARINGEN (2002) Reisbeschrijving met foto’s van een voorjaarsvakantie van 12 dagen in voornamelijk de Elzas en Lotharingen. We vertrekken op zondag 28 april om 11.15 uur. We hebben het picknickmandje van Gilde volgeladen met etenswaar, koude blikjes frisdrank in koeltasjes hebben we ook bij ons. We gaan op de bonnefooi, deze keer hebben we geen enkel hotel vooruit geboekt via internet zoals op onze reizen naar Duitsland gebruikelijk was. In Maastricht verrijden we ons al meteen, niet zo bijdehand dus. (Hetzelfde gebeurt ons in Luik.) We rijden via Visé. Visé werd in de oorlog flink beschadigd, vooral omdat het toen al een belangrijk industriegebied was. Momenteel heeft de stad nog steeds een grauw karak ter, hoewel veel van de oude industrieën weggekwijnd zijn. De stad ligt slechts enkele kilo meters over de grens met Nederland. Vanuit Eijsden ben je er in een wip. We willen de route langs de Maas volgen en slaan veel te vroeg af, waardoor we in het industriële Herstal belanden. Via de drukke binnenstad van Luik (verwarrend de twee waterlopen van de Maas en het Bat) belanden we uiteindelijk toch aan de linker Maasoever bij Seraing. We passeren het complex van Cockerill—Sambre. Dit is een van de oudste industriestreken van Europa. Tegenwoordig wordt het MaasSambre bekken overvleugeld door de schonere Vlaamse industrie. Huy In het plaatsje Huy volgt onze eerste stop aan de voet van het lelijke, maar robuuste fort. We besluiten niet omhoog te gaan. De grote bezienswaardigheid van Huy is het hooggelegen fort dat aan de rechter Maasoever gesitueerd is. Het werd pas in 1818 door de Hollanders gebouwd. Het deed lang dienst als gevangenis, waarna het een militaire academie werd. Tegenwoordig is er een museum in gehuisvest. Dinant We laten de Maas voor wat ze is en slaan richting Ardennen in. Een mooie rit voert ons over de glooiende hoogvlakte naar Dinant, dat we bereiken na een spectaculaire afdaling. We parkeren onze Ford Ka bij de Maas en gaan het stadje in. Nogal toeristisch is de eerste indruk. We gaan met de kabelbaan omhoog naar de citadel, waar om 16.00 uur een rondleiding volgt door een gebroken Nederlands sprekende Waalse gids. Uitzicht over het nauwe Maasdal; dit is de plek waar de Vier Heemskinderen met het ros Beiaard over de Maas zouden zijn gesprongen. We bezoeken er nog de kerk en drinken ergens koffie. Op de tv wordt net de Amstel Gold Race uitgezonden. 26
We rijden daarna weer de heuvels in. Twintig kilometer verderop vinden we een hotelletje in het onooglijke dorpje Farmignoul. We zitten niet ver van de Franse grens af. We checken in voor 63 euro per kamer. Het blijkt tevens een gerenommeerd restaurant te zijn, waar we ‘s avonds uitgebreid en duur dineren, een echte dégustation was het met veel liflafjes. Maar wel lekker (veel vis) en heel chique. We beginnen om half acht en pas om tien uur gaan we van tafel af. Prijs 25 euro exclusief drank. Na een wel zeer overdreven aangekleed kannetje koffie in de salon zoeken we onze kamer op. Voor twaalf uur slapen we. DINANT - MENEHOULD Fumay We staan om half acht op. Na een uitgebreid ontbijt met speciaal voor ons gekookte eieren rekenen we met de euro credit card af. Op ons gemak vervolgen we onze weg de grens over naar Givet, waar we weer in het Maasdal terechtkomen. Waar mogelijk volgen we het nauwe en kronkelige dal. In het plaatsje Fumay stoppen we voor het eerst. We slenteren rond en bezoeken er het plaatselijke museum dat geheel gewijd is aan de leisteen mijnbouw. Heel aardig met veel authentiek gereedschap en veel foto’s. We zijn er uiteraard de enige bezoekers op deze maandagochtend. We slaan in het stadje bier en whisky in en gaan weer op weg door regenachtig weer met veel wind richting zuiden. Reims We passeren Revin, waar de Maas hevig kronkelt. Voor CharlesvilleMezières buigen we af naar Reims. Onderweg stoppen voor de eerste kop koffie in een brasserie op Franse bodem in Rethel, een provincieplaats met opvallend imposant stadhuis en bibliotheek. De kerk is dicht. Terwijl we over eindeloos glooiend landschap van de Champagnestreek over de autosnelweg naar Reims koersen, breekt weer eens het zonnetje door. In die stad parkeren we in een Pgarage vlak bij de magistrale Kathedraal; een pracht van een kerk, smal en hoog met veel glasinlood ramen. Vooral de rozetten blinken uit door kunstzinnigheid met hun mysterieuze licht. Weer eens veel toeristen om ons heen. Als we buiten komen is er net een hevige regenbui geweest, waaraan we dus ontsnappen. We drinken koffie en zoeken weer de autobaan op. We rijden nu oostwaarts, tanken onderweg en stoppen in het nietige plaatsje Saint Menehould. We kunnen niet direct een hotel ontdekken, dus Jos gaat te voet op onderzoek uit. Hij vindt een redelijke kamer bij Hotel l’Argonnais boven een kroeg. Om er binnen te komen moet je codes intikken. Na een verfrissend biertje gaan we het stadje in, beklimmen de heuvel waarop oude kerk en begraafplaats liggen en eten kebab met friet bij een Turk. MENEHOULD - SAINT DIZIER De vorige dag hebben we 256 kilometer afgelegd, waarvan 140 km op de betaalde autobaan (à peage). We staan om half acht op en krijgen een redelijk ontbijt geserveerd in het vergaderzaaltje van het café. Jos moet wel even naar de picknickmand om kaas en 27
leverpastei te halen. Voor 10 uur zijn we weer op pad, richting Verdun. We volgen de weg die Patton met zijn tankbrigade in de Tweede Wereldoorlog ook heeft genomen, de zoge naamde “Voie de la Liberté”. Om de kilometer staat er een paaltje met versieringen en nationalistische attributen en zo. Verdun Vlak voor Verdun bezoeken we een veld voor gevallenen in WO I, Glorieux geheten. Het is een verwaarloosd kerkhof waar buiten de duizenden kruisen niets bijzonders te zien is. Via het centrum van de stad rijden we door naar Douamont, een streek ten noorden van de stad waar de slagvelden hebben gelegen. Daar stoppen we voor drie bezienswaardigheden:
Memorial. Een museum dat geheel aan de loopgravenoorlog van de 1e Wereldoorlog is gewijd. We slaan de films over en bekijken de vitrines en exposities. Veel schoolklassen. Ossuarium. Een moloch van een monument ter nagedachtenis van de 800.000 gevallenen. De beenderen van zo’n 130.000 onbekende slachtoffers liggen hier verzameld in het knekelhuis. Door de ramen buiten kun je die berg botten, beenderen, kaken, schedels e.d. zien liggen. We beklimmen de toren voor een uitzicht, dat echter tegenvalt. In de hal is het donker en hangt een plechtige, gewijde sfeer. In tegenstelling tot die Memorial is het hier niet druk. Tranche de Bayonettes. Een loopgraaf met levend begraven soldaten, hun bajonetten zouden nog net boven de grond uitsteken. Is nog maar weinig van te zien. Het valt bitter tegen allemaal.
We picknicken aan de rand van het bos met brood, kaas en worst. We hebben een hele voorraad van thuis meegenomen. Saint Dizier We rijden verder over een andere bekende Route met paaltjes naar BoisleDuc. We willen hier een hotel bemachtigen, maar we zien onderweg niets; noch in het centrum, noch in de buitenwijken. We besluiten daarop door te rijden naar Saint Dizier. Het is inmiddels mooi weer geworden. Aan de rand van de stad kiezen we onmiddellijk voor een hotel uit de Campanileketen. De kamer bevalt ons meteen, ook het motelsysteem met de auto vlak voor de deur is wel handig. We rijden het centrum in en slenteren daar rond, drinken koffie op het plein, maar blijven niet echt lang want er is niet veel te bezichtigen. ‘s Avonds eten we bij Campanile.Jos gaat zich te buiten aan het vrije buffet van streekspecialiteiten, terwijl Clim geniet van een minder geslaagde biefstuk. Op tv volgen we de halve finale Manchester UnitedLeverkusen. De laatsten winnen. SAINT DIZIER - PLOMBIÈRES Om acht uur zijn we uit de veren. We genieten van een uitgebreid, stevig ontbijtbuffet met alles er op en er aan. Gelukkig is het weer goed. We nemen een stuk de autosnelweg naar Nancy, maar na een tijdje buigen we af naar het zuiden. Het landschap is nog steeds glooiend met akkers vol heldergele koolzaadvelden. We stoppen bij een uitzichtpunt op 450 meter met een weids panorama. We komen voorbij Domremy waar het geboortehuis van 28
Jeanne D’Arc staat. In Neufchateau steken we de Maas over, na even en sigarettenpauze te hebben genomen. Vittel Onze volgende stop is Vittel. In deze bekende badplaats met zijn geneeskrachtige water en bronnen houden we een lunchpauze met koffie en gebak in een patisserie. De mensen zijn hier aardig en behulpzaam. We maken er een wandeling, onder andere naar het park met de casino’s. We bezichtigen er een kerkje. Plombières-les-Bains Het volgende rivierdal dat we over moeten steken is dat van de Moezel. Bij de grotere stad Epinal, ook al wat drukker verkeer daar, steken we de brug over en kiezen we de richting PlombièreslesBains. Het weer is ondertussen omgeslagen en het regent. We rijden over een soort hoogvlakte als we plotseling de stad Plombières onder ons in een ravijn zien liggen. Het is een en al vergane glorie hier. Er ligt een casino, dat evenwel gesloten is, en de stad heeft een groot aanbod aan goedkope hotelaccommodatie. Het wordt Hotel Les Acacias pal in het centrum. Het toeristenseizoen is nog niet echt geopend, dus krijgen we de beschikking over een heuse suite! Een beetje ouderwets, dat wel, maar alles werkt en er is comfort genoeg. Jos gaat in de stromende regen op verkenning uit en plundert het plaatselijke VVVkantoor. Beladen met brochures en folders keert hij terug. We eten stevige kost in een café vlak onder de tv: bief, runderniertjes en lekker salade Vosgienne. Beschermd door onze paraplu’s dwalen we nog wat door het plaatsje. We gaan een thermaal bad binnen, ze hebben er nog klanten ook. Er liggen verder nog Romeinse Thermen (niet toegankelijk). Hier en daar komt de stoom uit gaten en buizen te voorschijn en ruikt het naar menthol. De verdere avond brengen we door voor de tv waar alles in het teken staat van de komende Franse presidentsverkiezingen. De strijd spitst zich toe op een ongelijk gevecht tussen neofascist Le Pen en de zittende president Chirac. Er is ook weer voetbal: we zijn er getuige van hoe Real Madrid FC Barcelona uitschakelt in de halve finale van de Europa Cup. We hebben vandaag 199 kilometer gereden. PLOMBIÈRES - THANN Ballon d’Alsace We zijn nog niet weg of het begint al te regenen. We laten ons daardoor niet ontmoedigen. Via de Route Nationale bereiken we Luxueil, waar we afbuigen naar het oosten in de richting van de Vogezen. We volgene en route uit een van onze reisgidsjes. Vanuit een breed rivierdal klimmen we omhoog naar een mistige hoogvlakte. Daar bevindt zich het land van de duizend meren (Pays de Mille Étangs). En inderdaad, hier liggen er genoeg. We ronden de Col de la Croix en dalen af naar het stadje St. Maurice sur Moselle. De Moezel ontspringt hier 29
vlak in de buurt. Het is een plaatsje met een duidelijke toeristische infrastructuur, een beetje georiënteerd op skiën en langlaufen lijkt ons. Vlak achter het plaatsje bij La Thillot begint de goed begaanbare weg naar de top van de alom bekende Ballon d’Alsace, gelegen op een hoogte van 1247 meter. We bereiken hem in de mist, dus van enig weids uitzicht kan geen spake zijn. We drinken er koffie en dalen de berg aan de zuidkant af, waar het trouwens veel steiler is. Ronchamp Aan de voet van de berg maken we een omweg naar Ronchamp om de kapel van Le Corbusier te bezoeken, de zogenoemde Notre Dame du Haut. Valt dat even tegen! Misschien ligt het aan de stromende regen, maar we vinden het allemaal niet zo geweldig. Toch zijn we er niet de enige bezoekers, er stopt zelfs een bus met kijklustigen! We keren al snel terug en stomen door naar Belfort, een van de grotere steden van Vogezen. Het landschap is hier een stuk vlakker geworden. Belfort De stad is strategisch gelegen en heeft dan ook een sterk fort, gebouwd door niemand anders dan… Vauban, de beroemde Frans vestingbouwer. We zullen zijn naam nog vaker tegenkomen. We parkeren de Ka op een plein midden in het oude centrum, dat was dus gewoon mazzel hebben. We verkennen er het centrum, slaan broodjes en bier in bij de Monoprix Supermarché en proberen vergeefs met de auto het fort met de stenen leeuw te bereiken. We keren om en rijden de stad uit, waarna we op een parkeerplaats uitgebreid picknicken bij wijze van lunch.Dertig kilometer verderop begint bij Maseveaua de mooie bergweg de Route de Joffre. Deze weg in het Massif de Hundsruck is goed onderhouden en erg steil met veel haarspeldbochten. Clim kan hier als chauffeur zijn hart ophalen. Bij de top stoppen we even, maar er is vanwege de regen en mist weinig schoons te zien. Jos ziek Zo rond vijf uur komen we in het plaatsje Thann aan. Het is een oud industriestadje, maar heeft nog een mooi vakwerkcentrum met een kathedraal die eigenlijk veel te groot is voor zo’n klein stadje. Na enig zoeken vinden we een hotel, Cicognes geheten. We zitten in het bijgebouw van dit uitstekende tweesterrenhotel. We eten die avond in een sfeervolle ‘winstub’ o.a. choucroute. Die nacht evenwel wordt Jos weer eens onpasselijk en begint te kotsen, zoals zo vaak op vakantie. Hij blijft zo twintig uur achter elkaar aan de gang. Hij heeft geluk dat hij de beschikking heeft over een uitstekende accommodatie en dat hij regelmatig gebruik kan maken van een opwekkende hete douche, waardoor hij zich wat beter kan voelen.
30
THANN RUSTDAG Clim gebruikt deze verloren dag als rustdag. Hij blijft net als Jos lang in bed liggen, leest en puzzelt heel wat af. Hij leest zelfs een hele krant uit! Hij gaat ‘s morgens natuurlijk wel ont bijten, want dat hoort erbij. Ook doet hij inkopen bij de plaatselijke Coöp. Tegen de avond loopt hij het stadje in om bij een Turk kebab te eten. Ook bezoekt hij de kerk, waar volgens hem net een begrafenis is geweest. De buitenkant van de kerk is helaas niet zo goed onderhouden. De motieven ervan lijken wel een beetje op die in Reims, maar natuurlijk veel minder uitgewerkt en kleiner. Jos valt tegen de avond in een diepe, droomloze slaap. Pas de volgende morgen wordt hij wakker, weer voor een groot gedeelte opgeknapt. Hij heeft dan al 12 uur niet meer overgegeven en is dus fit genoeg om de reis te kunnen vervolgen. THANN - RIBEAUVILLE We nemen bij het ontbijt wat eieren voor onderweg mee. Clim rekent met zijn credit gold card af (die later van Jos blijkt te zijn…). Al voor tien uur zijn we en route. Het regent, maar gelukkig niet al te hard. We besluiten desondanks toch maar de bergen in te trekken. We starten eigenlijk aan de zuidzijde van de zogenaamd Route de Crêtes. Al gauw belanden we in de mist. Bij de Col du Silberloch stoppen we om de Vieil Armand te bezoeken. We zijn de eerste bezoekers van dit oorlogsmonument met kerkhof erbij. Speciaal voor ons wordt het museum geopend. Na ons arriveert toch nog een bus toeristen. We zijn dus niet de enigen die op pad zijn. Grande Ballon We vervolgen onze weg naar boven. We hebben weinig tegenliggers. Boven op de kille Grande Ballon aangekomen stappen we even uit, maar het is er te guur en te winderig om er te lang te verblijven. Er liggen een paar restaurants en logeerboerderijen.. Een sigaretje op 1350 meter hoogte gaat er nog net van af. We zijn daar ook aanbeland in de sneeuwvelden. Tot ons geluk zijn de wegen goed geruimd, we voelen ons geen moment in gevaar door spekgladde wegen of zo. Natuurlijk is het wel oppassen geblazen, met name in de bochten. Door een sneeuwjacht zoeken we onze weg naar beneden. Munster We komen even op verhaal in het mooie stadje Munster, dat in een breed dal is gelegen. De stad staat bekend om zijn gelijknamige stinkkaas. We gebruiken er dure koffie met gebak in een hotel in het centrum, tegenover de markt en de ruïnes van het klooster gelegen. Op de daken bevinden zich tal van ooievaarsnesten. De vogels geven met hun geklepper sfeer aan het stadje, waar net markt is. Aan een bierstalletje probeert een jonge vrouw ons in haperend, maar verstaanbaar Duits speciale biersoorten te verkopen.
31
Col de la Schlucht Na dat uur rust rijden we opnieuw de bergen in. We bereiken de Col de la Schlucht, maar boven zien we niets van de met sneeuw bedekte bergweiden. Ook kunnen we geen glimp opvangen van de daar gelegen meertjes, het Lac Bleu en het Lac Noire. Via de Col de Calvaire en de Bonhomme (allebei rond de 1000 meter hoog) komen we bij de westkant van het gebergte terecht. We laten ons idee om naar St. Dié te rijden varen en slaan opnieuw een weg richting bergen in, nu meer noordwaarts gelegen. In Saint Marie de la Mine stoppen we voor langere tijd. We eten er gebakjes in een patisserie en bezoeken er het plaatselijke Museum Minière. Dat laatste is gespecialiseerd in mijnbouw en in de historische textielindustrie met zijn weefgetouwen. Er is ook een grote hoeveelheid stenen en mineralen te bezichtigen. Buiten regent het pijpenstelen. Ribeauvillé Aan de oostkant van de bergen komen we uit op de Rijnvlakte van de Elzas. We zoeken een hotel in het uiterst toeristisch, maar wel fraaie stadje Ribeauvillé. Dit keer wordt het een driesterrenhotel, maar qua comfort en andere voorzieningen is er eigenlijk geen verschil te ontdekken met een tweesterrenhotel. Enfin, we zitten wel weer centraal en echt duur is het al helemaal niet: 58 euro. ‘s Avonds gaan we het stadje in om te eten. Clim waagt het een Eisbein te bestellen (bot en vet zijn er vakkundig uit verwijderd) en Jos probeert een tarte flambée, een plaatselijk gerecht dat lijkt op een dunne pizza. Naast ons nemen twee oudere Duitse homo’s plaats. RIBEAUVILLE - OBERNAI Een groot gedeelte van de morgen brengen we door in het stadje zelf. We laten onze auto pal voor de deur van het hotel staan. In de gidsen wordt deze plaats een ‘picture post card’ plaats genoemd en dat is het ook. De fraaie vakwerkgevels, waarvan sommige dateren uit de zestiende eeuw, zijn goed bijgehouden en de kleuren zijn fris en vrolijk. Even na elf uur vertrekken we. Eindelijk eens geen regen. Het is weliswaar bewolkt, maar af en toe breekt zelfs een zonnetje door! We rijden op ons gemak door het wijngebied van de Route du Vin. We passeren dorpjes als Hunawihr en Riquawehr die half tegen de hellingen tussen de wijngaarden geklemd liggen. Zo zien er eigenlijk allemaal even mooi uit. Kaysersberg In het plaatsje Kaysersberg blijven we langer. Het ziet er bijzonder pittoresk uit en Jos maakt dan ook de nodige foto’s. Het ligt aan een snel stromende bergbeek. Het is voor een gedeelte omringd door een stadsmuur met poorten. We kloppen vergeefs bij het Museum van Albert Schweitzer aan (dicht vanwege lunch). Deze weldoener, arts en musicus, alsmede Nobelprijswinnaar is in dit plaatsje geboren. Schweitzer leefde van 18751965; hij stierf in zijn Afrikaanse missiestation Lambarene. Koffie in een kelderachtige winstub. Een groep
32
Nederlandse kinderen met begeleiders komt naast ons zitten. De kerk vinden we weinig interessant en veel te duister, hoewel ze wel van historische betekenis schijnt te zijn. Colmar Even later zitten we al in, dat ligt van Kaysersberg niet ver vandaan. We parkeren de Ka vlak bij een groot plein en lopen het schilderachtige centrum in. We komen al meteen bij het zogenaamde Klein Venetië uit, waar we zeker niet de enige toeristen zijn. Via wat kanalen bereiken we de echte historische binnenstad. De vakwerkhuizen zijn daar veel groter dan in de kleinere dorpen eerder op de dag. We bezoeken de kerk, drinken ergens koffie, kopen de zaterdageditie van de Volkskrant en gaan weer op zoek naar de auto. Na een kwartiertje verpozen in een park vol fonteinen en beeldhouwwerken rijden we de stad uit. Ons doel is een van de grotere attracties in dit deel van Frankrijk en wel het slotkasteel Haut Koenings bourg. Onderweg picknicken we weer eens op een parkeerplaats. Haut Koenigsbourg Niet veel later gaan we weer de hellingen op. Na een serie haarspeldbochten komen vlak onder de top bij een parkeerplaats aan. Het is er druk in Haut Koenigsbourg en we moeten nog een heel eind lopen voor we de burcht bereiken. We kiezen een pad door het hellingbos. De burcht is door de Duitsers min of meer volledig gerestaureerd een honderd jaar geleden. Je krijgt er een aardige indruk van het leven van alledag in die riddertijden. Vanaf de kantelen en torens heb je prachtige uitzichten over zowel de bergen van de Vogezen als het brede stroomdal van de Rijn. We drinken er koffie en nemen er gebak bij voor we een andere weg terug kiezen. Via allerlei kleine dorpjes (we willen weer eens de autoweg of de route nationale vermijden) bereiken we uiteindelijk toch het stadje Obernai. We vinden er niet zo direct een hotel, maar na enig om– en terugrijden belanden we bij het station, waar we voor een schappelijke prijs een kamer kunnen betrekken bij Hotel de Vosges. Het is al wat ouder en onze hoekkamer heeft een grote alkoof waar de bedden half instaan. De badkamer is klein, maar voldoet aan onze normen. We eten ‘s avonds in het stadje in een echte winstub. Op de televisie is de strijd om de Franse presidentsverkiezingen echt uitgebroken. OBERNAI - WISSEMBOURG Na het uitstekende ontbijt en het uitchecken gaan we ‘s morgens nog even een uurtje de stad Obernai verkennen. De auto laten we op de parkeerplaats van het hotel staan. Vooral rondom het marktplein is het plaatsje verrassend aantrekkelijk. Het schijnt in het verleden een belangrijke stad te zijn geweest, koningen, graven en hertogen hadden er hun woon plaats. Het interieur van de kerk bevalt ons bijzonder. De grijsbruinecreme kleuren geven er een speciaal cachet aan. De preekstoel is iets heel aparts, enorm uitgewerkt in hout snijkunst. Ook het koor mag er wezen. We kopen een stel ansichtkaarten, maken nog een ommetje en gaan op pad naar de grootste stad van de streek, Straatsburg. Het is gelukkig 33
weer erg zonnig weer. We nemen de autobaan die ons direct naar het centrum van de stad voert. Het is ongeveer 35 kilometer rijden. Straatsburg Op de autobaan krijgt Clim mot met een Fransoos. Deze verleent ons geen voorrang bij het invoegen op de autobaan, maar Clim wringt zich er brutaal tussen. Clim boos, Fransoos boos. Bij het voorbijrijden maakt hij naar ons een wegwerpgebaar. Nog geen half uur later rijden we probleemloos Straatsburg binnen. Gemakkelijk vinden we een parkeergarage vlak bij het centrum. We lopen de goed onderhouden stadscentrum in. Ook hier vakwerkhuizen, maar niet zo veel als in Colmar. De kathedraal is behoorlijk vuil van buiten. Van binnen is hij echter indrukwekkend hoog en groot. Er zijn veel toeristen op de been, onder meer busladingen vol Japanners. We moeten echter door omstandigheden snel terug naar de auto, waardoor we hele stukken van de kerk hebben moeten overslaan. Gelukkig blijkt er in de garage niets aan de hand te zijn, zodat we met een gerust hart dure koffie op een terras kunnen gaan drinken. Koffie kost hier 2,2 euro… Daarna slenteren we naar Petite France, na nog een protestantse kerk te hebben bezichtigd. Fraai beeldhouwwerk daar, gelukkig met uitleg erbij! Petite France is een historisch stukje Strassbourg met kanaaltjes en vakwerkbouw, we vinden het heel charmant en maken dan ook weer eens wat meer foto’s dan normaal. We lopen de stad rond, slaan bier en paté in bij een Monoprix, eten lekkere broodjes op de Place Kleber of zoiets. De vele NoordAfrikaanse typen op straat vallen ons op door hun uitdagende gedrag. Op weg naar de garage zien we nog veel klassieke gebouwen liggen, maar we zijn de stad moe. Het is mooi weer en al gauw rijden we buiten de stad over het platteland, nou ja, de autobaan dan. We passeren enkele bierbrouwerijen, waaronder die van Freddy H. We gaan van de autobaan af en slaan richting noorden in. We nemen de route nationale naar Hagenau, waar we voor een prachtig hotel even twijfelen of we er voor vandaag de brui aangeven. We besluiten toch nog even door te rijden naar het authentieke boerendorp Hunspach. Het is zo klein dat het nauwelijks op een kaart wordt vermeld, maar we komen er uiteindelijk toch. Het dorp bestaat letterlijk uit louter zwart/wit vakwerkbouw. Jos infor meert naar overnachtingsmogelijkheden bij een toeristeninformatiebureau in een opge knapte schuur. Hij wordt in zowel Engels, Frans als Duits naar het plaatsje Wissembourg even verderop verwezen. We rijden ook nog even om naar een ander soortgelijk dorp en inderdaad, van hetzelfde laken een pak. Het is alleen wat minder uniform van karakter, er staan ook ‘gewone’ huizen tussen. In deze buurt liggen in het glooiende land ook veel kazematten en forten van de Maginotlinie, o.a. die van Schoenenbourg. We nemen ons voor dat soort bolwerken elders te gaan bezoeken. Niet veel later hebben we aan de rand van Wissembourg al een hotel gevonden. Alleen oma is thuis, we moeten even wachten tot zij van haar dochter telefonisch de nodige instructies heeft ontvangen. Die dochter blijkt een struise boerenmeid te zijn, ze heeft met haar man 34
het hotel pas deze maand overgenomen, dus ze weet er nog niet alles van. De kamer is overigens perfect. Die avond eten we min of meer alleen in een grote zaal van een dorps caférestaurant tegenover het station. Even na twaalf uur, net als we willen gaan slapen, horen we op de tv van de aanslag en de moord op Pim Fortuijn, zowel op een Duitse als een Franse zender. Je merkt aan de nieuwslezers dat ze verbaasd zijn dat zo iets in het vredige Nederland kan gebeuren. We praten nog even na over de eventuele gevolgen die dit op de naderende verkiezingen kan hebben. Clim besluit resoluut op de lijst LPF te stemmen. WISSEMBOURG - SARREBOURG Door de Duitse Pfalz We genieten van een continentaal ontbijt, eigenlijk voor het eerst in Frankrijk. Op verzoek krijgen we er wel eitjes bij, gratis ook nog! We vertrekken op de normale tijd, dus zo rond 10 uur. Nog geen minuut later bevinden we ons al op Duitse bodem! Ook hier is hoegenaamd niets van enige grens te bespeuren. Het landschap blijft aan de andere kant van de grens even glooiend. Ook hier veel vakwerkbouw, maar toch iets minder dan aan de Franse kant hebben we de indruk. We bevinden ons in de deelstaat Pfalz en wel op de beroemde Weinstrasse. Via de stadjes Landau en Neustadt an der Weinstrasse (waar we enige moeite hebben om van de autobaan weg te blijven) gaan we westwaarts de bergen over naar de stad Kaiserslautern. In de buurt van Frankenstein stoppen we even voor een sigaretje. De aanwezigheid van een groot Amerikaans legioen van de basis aldaar is goed merkbaar. We rijden over een prachtige weg door de bossen en daarna over open landschap met verre panorama’s naar het dorp Martinshöhe. Daar lunchen we in een parkje bij een Denkmal voor de oorlogsslachtoffers uit WO I, veel doden en vermisten in deze strategisch gelegen streek. Voor de DuitsFranse grens stoppen we in Zweibrücken nog even bij een supermarkt om lekkernijen en Warsteiner Bier in te kopen. We nemen er ook koffie en een taartje bij. Bitche Citadelle Weer op Duitse bodem aangekomen karren we door een arcadisch aandoende streek naar Bitche, een stadje dat historie geschreven heeft (Franse wel te verstaan…) omdat het gedomineerd wordt door een sterk fort waar de Franse soldaten heldendaden tegen de Moffen (les boches) hebben verricht. We krijgen er een rondleiding met een walkman, een systeem dat ons wel bevalt. Het gesproken Engels (en het Duits ook trouwens) was uitstekend te verstaan. We dwalen een hele tijd het fort door, met name in de kille, grotachtige onderaardse ruimtes. Het is er niet druk, eigenlijk is het gewoon uitgestorven. De door Vauban gebouwde vesting ligt op een heuvel en beheerst de hele vallei. We vinden de exposities tamelijk nationalistisch van aard. Om half vijf zijn we in Bitche uitgekeken en gaan we in de buurt een hotel zoeken. We komen onderweg eigenlijk niets geschikts tegen en rijden maar verder door dorpjes en gehuchten, door heuvels en door dalen. In een oud plaatsje Fenetranger geheten stoppen we even bij een verwaarloosde kerk, maar ook hier is geen onderdak voor handen. Een stuk 35
verderop in Sarrebourg is het wel prijs. Aan de zuidrand van deze drukke stad aan de Saar nemen we onze intrek in het betrekkelijk nieuwe hotel Les Cedres. Het is van goede kwaliteit. In de buurt ligt een groot recreatiegebied. We nemen pilsjes op het zonnige terras en dineren in het hotel. ‘s Avonds zappen we voortdurend op de tv om nieuws over Fortuijn en de mogelijke dader te horen. SARREBOURG - NANCY Plan Incliné We rijden vandaag weer richting Vogezen. We zitten eigenlijk in het voorland van die bergen, dus waarom er niet even naar teruggereden? Als eerste attractie zoeken we de bekende scheepslift, de zogenaamde Plan Incliné op. We vinden hem niet direct omdat we weer eens kleinere wegen wilden volgen. Onze kaart was daar echter niet echt geschikt voor. We blijven er een uurtje, zien hoe de schepen omhoog worden getrokken in een bak met water, krijgen een rondleiding door de machinekamer en bekijken een expositie over de binnenvaart in een aan land getrokken rijnaak. Onze volgende stop is de rots van Dabo. Die is wel interessant op de manier waarop hij boven het dorp uittorent. We drinken er koffie, heel goedkoop zelfs, dat hadden we in dit oord niet verwacht. Op de top ligt een kapel en de overblijfselen van een Keltisch heiligdom. Het uitzicht is goed, maar het is een beetje heiig. We willen binnendoor naar de top van Grossmann, een hoge berg, rijden, maar die is niet voor auto’s geschikt volgens de autochtonen in het café waar Jos nadere inlichtingen inwint. Via een omweg komen we toch bij een top en wel die van de noordelijkst gelegen pas Col de Donon (1053 meter). Het is er een beetje kil en eenzaam. Er liggen wat ruïnes van verdedi gingswerken. We lunchen er provisorisch. De omgeving is wel erg mooi. Een snelle afdaling brengt ons tot vlakbij St. Dié, een plaats waar we enkele dagen eerder al zijn geweest. We hebben bijna geen benzine meer, een vriendelijke dorpsFransoos zonder tanden probeert ons bij een benzinestation met onze credit card te helpen, maar die wordt niet geaccepteerd. Even verderop kunnen we gelukkig wel terecht. Per abuis betaalt Jos, wat Clim niet kan appreciëren. We zoeken de grotere wegen op om sneller op te schieten. We zijn de bergen uit, het landschap is weer vlak geworden. Onderweg kijken we uit naar een boulangerie voor stok brood, maar die zijn allemaal gesloten. Is er soms een feestdag vandaag of heeft het iets met Hemelvaartsdag te maken? We weten het niet en komen er ook niet achter. Via Lunéville (koffie in een wegrestaurant) bereiken we uiteindelijk al scheurend Clim zit al weer boven de 140 km per uur de buitenwijken van Nancy, waar we moeiteloos inchecken in een Campanile hotel. ‘s Avonds begaait Jos zich daar aan de lokale lekkernijen van het buffet. Om precies te zijn: vismousse, forel, zalm, knoflookworst, ham, sauzen, pateetjes, garnalen, maatjes en ga zo 36
maar door. Het accent lag er duidelijk op visproducten. Clim heeft hoofdpijn (hij neemt zelfs een aspirine!) en houdt het bij ravioli. Op de tv volgen we de voetbalwedstrijden van Feijenoord Bayern Leverkusen en vervolgens ook nog Man U en Arsenal. NANCY - ROERMOND Musee Ecole de Nancy We zijn er vandaag op de tijd bij. Na een volumineus ontbijt checken we uit en rijden de stad in. Zonder problemen vinden we het beroemde museum van de Ecole de Nancy. Het is kwart over tien nu; het gaat pas om half elf open. We slenteren nog wat rond voor we ons opnieuw bij de ingang melden. Dan moeten we al in de rij aansluiten, zo populair is dit museum blijkbaar. Jos kijkt zijn ogen uit, hij is een liefhebber van Art Nouveau, of ook wel Jugendstil genoemd. De kamers zijn er helemaal in dezelfde stijl ingericht. Het meubilair oogt nog fantastisch. De tentoongestelde objecten zijn vooral van de kunstenaars Daum en Gallé afkomstig. Het museum bevindt zich in een groot herenhuis en staat vol gebruiksvoorwerpen van glas, houtsnijwerk en kristal, zoals lampen, tafeltjes en ander klein spul. In de tuin staat nog een grafmonument en een aquarium dat dicht is. Tegen de middag rijden we naar het centrum, maar we vinden er voor het eerst in Frankrijk geen parkeerplaats. Vier parkeergarages zijn of dicht of we komen er op de een of andere manier niet in. Uiteindelijk lukt het ons gewoon langs de straat te parkeren. We bezoeken allereerst de kathedraal, waar net de mis uitgaat. Er is een vormselplechtigheid geweest. De kinderen lopen er op hun paasbest bij. Veel ouders zijn maar wat trots op hun kroost. De kerk zelf is niet zo bijzonder. Met haar sobere grijze tinten oogt ze heel streng. Place Stanislas, Place de Carrière Vlak in de buurt liggen de architectonische attracties van de stad. We doelen hier op de Place Stanislas, Place de Carrière, het park de Pepinières en wat kerken. De stijl is 18e eeuws en hoort bij elkaar. Het is een compositie van een Poolse koning die het hertogdom Lotharingen cadeau kreeg bij zijn huwelijk met een Franse koningsdochter. Ja, zo ging dat in die tijd. Het is er tamelijk druk. De lantaarnpalen zijn er prachtig verguld, tot vlak op het einde van de straat. Daar staan ze nog in oude staat, blijkbaar was het geld op. We drinken in een brasserie koffie, eten een broodje in een park en gaan vervolgens tegen 14.00 uur op weg naar Metz. Ongeveer halverwege bespreken we onze plannen. Wat gaan we eigenlijk doen in Metz, alweer een grote stad. Het blijkt dat we er allebei niet zo’n trek in hebben. We besluiten eendrachtig om maar in één ruk naar huis te rijden. Per slot van rekening zijn we niet meer zo ver van huis (we schatten zo’n 350 kilometer) en met louter autosnelwegen voor ons hebben we die afstand in een mum van tijd overbrugd. En dat klopte, om half zeven reden we de Herderstraat in, we hebben het in drie uur tijd gelapt. Onderweg stoppen we een paar keer voor een broodje en een sigaretje. Bij Susteren tanken we nog een laatste keer bij het 37
Land van Swentibold en nemen een gehaktstaaf om de inwendige mens te versterken. Tussen Melick en Roermond treffen we tot onze verbijstering het meest abominabele stuk weg van onze hele vakantie aan! Wat nou, in Nederland is alles in orde…. Afgelegde afstand: 394 kilometer.
HET SCHILDERACHTIGE STADJE KAYSERBERG IN DE ELZAS
38
FRANSE JURA (2004) Vakantieherinneringen met veel foto’s van een voorjaarsreis (10 dagen) met de auto door de Franse Jura / Franche-Comté: Besançon, Dole, Saint Claude, Pontarlier, Lons le Saunier, Luxeuil, Chaux-de-Fonds, Ornans, Salines Royales, Mont d’Or, Lac Chalain, Lac de Vouglans Zondag 25 april 2004 Vertrek met auto om 11.15 uur. Route via Maastricht, Luik, Luxemburg. Twee maal stoppen om boterham te eten en sigaret te roken. Metz, Nancy, Epinal naar Luxeuil. Even zoeken naar hotel. Intrek in modern Mercur Hexagone. Wandeling centrum. Eten bij Vietnamees, chique aquarium. Totaal: 506 km Maandag 26 april Uitgebreid ontbijt. Naar Vesoul. 11.30 uur A in Besançon. Parkeren bij bolwerk. Koffie op terras. Te voet verder. Rivier over. Stadhuis, carrousel. Archeologisch park, stadspoort, kerk bezichtigen. Citadel 11 ha. groot. Helemaal bekijken, ook op wallen. Besancon ligt in een lus van de Doubs. Panorama. Rattenkelder in Noctuarium. Fotoexpositie versterkingen van Vauban en Zonnekoning. 15.30 broodje eten bij Big Pan. Uur later vertrek Ornans. A Ornans 17.30 uur. Hotel le Progrès. Stadje bezichtigen, barrage, plein, bruggen. Duur eten op terras hotel. Op tv film Clint Eastwood. Totaal: 116 km. Dinsdag 27 april Frans ontbijt, dus karig. Rondrit plateau, weer terug in stad, bezoek kasteel. Heus gehucht op rots, mooi uitzicht dal. Vallei van de Loue volgen. Koffie in Lods op hoog terras. Mooie omgeving. Spectaculaire kloof. Fotostops. Door naar Pontarlier, A 12.30 uur. Parkeren bij kerk. Wandeling tot brug. Broodjes en friet eten. Crypteachtige kerk bekijken. Naar noorden abdij van Montbenoît bekijken. Sleutel bij VVVkantoor. Verschillende stijlen, toren niet oud. Door naar VillersleLac. Geen rondvaart over Bassin de Doubs en waterval. Wel uitzichtpunt op berghelling, evenals stuwdam, via bos bereikbaar. Stevige berghelling, in 1e versnelling omhoog. Hotel de la Commerce 17.30 uur in Le Russey op plateau, tevens tanken. Biertje in brasserie, vat leeg. Dorp bekijken. Duur en chique eten in hotelrestaurant, partijtje aan de gang. Op tv documentaires over WO II. Totaal: 121 km. Woensdag 28 april Frans ontbijt. Naar dal van de Doubs, uitzichtpunt fraai gelegen, grens Zwitserland. Beklimmen Echelles de Morts, ladders omhoog dus. Boven panorama, smokkelroute. In rivier elektriciteitscentrale. Grens over naar Zwitserland, steile klim. Bergweiden en koeien. La Chaux de Fonds. Parkeren binnenstad. VVVkantoor info. Eten brasserie, soep en maca roni. Fontein en oude gebouwen. Beetje verdwaald op terugweg. Voor grens na Le Locle 39
Museum ondergrondse molens waterkracht, helaas dicht. Koffie op terras kruispunt weer in Frankrijk: Villers. Terug naar hotel in Le Russey. Eten ander restaurant, jongelui bedienen. Jos lekkere paté, Clim slechte worst. Bier in achterbak koelen. Totaal: 104 km. Donderdag 29 april Clim rekent af, vergissing, 50 € te veel, contant terugbetaald. Rochers de Prêtre, Circue de Consolation, weidse uitzichten. Source de la Loue, resten van molens e.d. Koffie op terras: Deux grande cafés crème s’îl vous plaît… Via Pontarlier naar Château de Joux. A 12.30 uur. Broodjes op terras. Wachten opening kasteel, beperkte rondleiding pas 14.30 uur. Gids spreekt Nederlands. Langs Lac de Saint Point. Naar hogere bergen, Metabief, winter sportplaats. Verderop berg omhoog met auto, bijna tot top Mont d’Or. Vergezichten op top, ijsvelden. Veel wandelaars. Teleferic dicht, buiten seizoen. Daarna hotel zoeken, drie keer gesloten, een keer “complet”. Wel raak in FontignyleHaut: soort ruime zolderkamer, alles van hout, naast snelstromend riviertje. Wel gezellig. Badkamer beperkt onder hanebalken, Clim neemt een bad! Eten restaurant, heel chique, streek specialiteiten van verfijnde cuisine. Jonge uitbaters. Totaal: 153 km. Vrijdag 30 april Bij ontbijt supplement kaas en charcuterie gevraagd: veel en lekker voor € 2 extra. Rondrit door streek, Gorges met stroomversnelling en waterval. Over plateau’s. Spelen met ezeltjes en paardjes. Vestingstadje Nozeroy. Rondwandeling, kerk en terras. Door naar Champagnole. Regen, schuilen in kerk. Brood met ham en kaas erin gebakken. Wachten voor Lidl, bier inslaan, Clim credit card zonder handtekening! Meer van Chalain, zoeken naar paalwoningen, vergeefs. Uitzichtpunten boven meer. Ferme de Aurochs, oerossen en wisentenfokkerij is dicht. Watervallen van Herisson, Eventail en Grand Saut bekijken, steil pad. Cascades hebben weinig water. Terugrijden op blinde kaart door veel kleine dorpjes en langs meren. 18.00 uur terug hotel. Eten ander restaurant aan hoofdweg langs riviertje. Alleen in grote zaal. ‘s Avonds hagelbuien en onweer. Clim haalt bier uit auto en komt niet meer binnen! Totaal: 127 km. Zaterdag 1 mei Jos rekent af. Door dalen en vlakten naar zuiden. Tanken en op naar St. Claude, mooi uitzicht op stad in dal. Parkeren markt. Koffie in bar. Wandeling door stad, museum en kerk dicht. Teleurstellend. Foto reuzenpijp. Naar merendistrict, we volgen Route des Lacs, raken soms weg kwijt. Dure villa’s, fotostops op hoge oever. Belvedères. Koffie auberge bij brug. Omdraaien richting noorden. Oeroud kerkje, niet gerestaureerd, heel aardig. Doel Lons le Saunier. Omweg via wijndorpjes, terechtgekomen in Comfort Inn hotel aan uitvalsweg. Buffet eten in restaurant Primevere.
40
Zwarte dienster uit Gabon. Handdoek vragen, Clim heeft gelijk: is serviette in het Frans (Jos denkt frottière). In kamer naast ons vrijt paartje luidruchtig. Totaal: 207 km. Zondag 2 mei Ontbijtbuffet. Bezoekje Lons, rondwandeling, stadhuis, plein, arcadenstraat, klokkentoren. Koffie in café art deco. Platteland op, stukje Route des Vins volgen. Beaume les Messiers, heel aardig, recluse omringd door hoge rotsen. Enorme abdijkerk. Watervallen de Tufs bezoeken, koffie bij grotingang op einde kloof. Vlakbij Château Chalon, geen kasteel, wel een dorp met kerk en uitzicht. Toeristisch wijndorp: vin jaune. Aire de Jura, modern rustpunt langs autosnelweg, gewijd aan 18de eeuwse architect Ledoux. Terug hotel 16.30 uur. Buffetdiner. Snooker op tv. Totaal: 73 km. Maandag 3 mei Na ontbijtbuffet naar kaasdorp Poligny, koffie terras bij markt, korte wandeling, Ursulinnen klooster, stop bij oude kerk aan de rand. Dan wijndorp Arbois, woonplaats Pasteur, stand beeld. Wijnmuseum niet bezocht. Folders VVVkantoor. Salins les Bains, oud kuuroord in smalle kloof. Broodjes brasserie. Museum zoutziederij en fabriek tussen middag dicht. 14.00 uur Salines Royale, creatie van Ledoux, Unescosite. Tot half vijf uitgebreid bekeken, incl. expositie modern design. Door naar Dole, A 17.30 uur. Via centrum hotel Campanile bereikt rand stad. Eten buffet hors d’oeuvres. Totaal: 124 km. Dinsdag 4 mei Na ontbijtbuffet de stad in. Auto parkeerpleintje. Kaart van Dole bij VVVkantoor, daarna stadswandeling tot 14.00 uur: kathedraal, markt, jachthaven, sluizen Doubs, koffie terrasjes (2x), zoeken naar stadhuis (dat blijkt helemaal niet oud te zijn!), museum van Pasteur (le Tannerie, dicht). Broodje eten. ‘s Middags eerst tanken, dan naar dorpjes Montmorencey, kasteel niet toegankelijk. Foto op afstand. Abdij van Acey, ook dicht, behalve de sobere kerk. Half in gebruik, andere helft leeg. Cisterciënzers, stamt uit 12de eeuw. Die hebben de omgeving ontgonnen. Koffie in dorpje, bedelende honden. ‘s Avonds buffet in Campanile. Clim bestelt raar gerecht, dat stinkt, blijkt tripes (pens) te zijn. Totaal: 76 km. Woensdag 5 mei Jos rekent af. Spelen met border collie, attente hond. Vertrek 10.00 uur. Direct op auto snelweg. Onderweg twee maal stoppen. Omleiding bij Luxemburg, we kiezen ervoor om via Trier te reizen. Tot Bitburg gewone Bundesstrasse. Dan weer Autobahn: Stavelot, St. Vith en Verviers. Bij Visé weer op de A2. Asperges halen in Melick, Jos betaalt veel te veel. Even na vijven komen we in de Herderstraat aan. Er blijken weer meer gebouwen gesloopt te zijn, de Wirosingel is half afgesloten. Totaal: 635 km.
41
LUXUEIL De stad ligt in het departement HauteSaône. Er zijn minerale bronnen die reeds aan de Romeinen bekend waren. De stad heette toen Luxovium. Van het in de 6de eeuw hier door de heilige Columbanus gestichte klooster zijn de kerk en de kloostergang bewaard gebleven. Er zijn diverse 15deeeuwse huizen zoals het Hôtel du Cardinal Jouffroy, het Hôtel des Échevins, nu museum met onder meer een grote collectie GalloRomeinse grafstèles en het Maison François. Verder zijn er veel kuurhotels, thermen en een casino. We maken er ‘s avonds een wandeling door het centrum, op zoek naar een restaurant. Het is zondag en dan zijn veel zaken in Frankrijk gesloten. Het wordt een Vietnamees met bescheiden porties, maar wel met een bijzonder levendig aquarium. De kerk is helaas dicht. BESANCON Besançon, geboorteplaats van Victor Hugo, is de hoofdstad van het departement Doubs, regio FrancheComté; de stad ligt ook aan de rivier de Doubs. Besançon, het Vesontio van de Romeinen, was de oude hoofdstad van de Sequani. Het werd aartsbisschopszetel, kwam in de 5de eeuw eerst aan de Bourgondiërs, daarna aan de Franken en behoorde na het uiteenvallen van het Frankische Rijk tot het koninkrijk Bour gondië, later aan Keizer Karel de Vijfde (Spanje dus). Dit gebied werd na een felle strijd in 1678 een Franse provincie met Besançon als hoofdstad. Besançon is het middelpunt van de Franse horlogeindustrie in de Jura. Het is een belangrijk cultureel centrum. Heeft een roomskatholiek aartsbisschop, sinds 1691 een universiteit, een botanische tuin en verschillende musea, zoals een voor archeologie, een voor schone kunsten en een voor etnografie en folklore. De stad ligt aan een meander van de Doubs en wordt overheerst door een door Sébastien Vauban gebouwde citadel. Hierin bevindt zich o.a. een oorlogsmuseum, een dierentuin, kazematten en nog meer. We blijven er een tijdje rondhangen. Interessant zijn de ratten kelders! De Romaansgotische kathedraal StJean heeft een astronomisch uurwerk. Het renaissance paleis Granvelle, 16de eeuw, is nu een historisch museum dat we echter gezien het mooie weer links laten liggen. Op de Square Castan kunnen we wel nog verschillende archeo logische resten uit GalloRomeinse tijd zien. ORNANS Het stadje staat bekend als de kleine hoofdstad van de Vallei van de Loue. We vinden er een hotel: Le Progres. Dat is niet zo bijzonder. Het is de geboortestad van de Franse schilder Courbet aan wie hier dan ook een museum gewijd is. Over de rivier liggen bruggen die je een mooie blik gunnen op de oude huizen die pal aan de oever liggen. Men noemt dit Klein Venetië, ietwat overdreven lijkt ons. 42
Boven de stad bevindt zich nog een kasteel met een heel oude kapel. Tot onze verbazing treffen we de volgende ochtend op die kleine rotspunt nog een compleet boerengehucht aan. Verre uitzichten vanaf de balustrades. Het kasteel is niet toegankelijk. In Vuillefrans, een dorpje in de buurt, werd Balthasar Gerards geboren, de man die in Delft in 1584 Willem van Oranje aan zijn einde hielp. Verderop in de vallei ligt nog een prachtig dorp tegen de hellingen aan, MouthierHautePierre. Jammer genoeg zijn we daar niet gestopt. Het plaatsje Ouhans is de bakermat van de invloedrijke familie Granvelle; Nicolas de Granvelle was een raadsman van Karel V en Philips II die ook in de Nederlanden een rol van betekenis heeft gespeeld. PONTARLIER Een van de grotere steden van de Jura. Het staat bekend als de stad van de absinth, een gevaarlijk drankje met meer dan 70% alcohol en sterk verslavend. Het werd in 1914 verboden. De stad is herhaaldelijk volledig afgebrand, dus je vindt er niet veel historisch materiaal meer terug. We eten er frites en broodjes in een soort Big Snack cafetaria. We bevinden ons hier op 837 meter hoogte aan een doorgang tussen de bergen in. Veel Zwitsers komen hier inkopen doen, er zijn dus opvallend veel winkels in de binnenstad te vinden. BLOEMENSTEDEN: ECHELLES Er is een Nationale Raad van Bloemensteden en dorpen, de Conseil National des Villes et Villages Fleuris. Elk jaar kiest deze raad de mooiste bloemensteden en dorpen. Het is een gerucht makend concours dat zomers heel Frankrijk in z'n greep houdt. In november maakt de jury de uitslag, voor de Grand Prix, bekend in Parijs. In de gids Balades, uitstapjes, staan de mooiste bloemensteden vermeld. Elk jaar verschijnt een nieuwe gids compleet met wandelingen door de mooiste bloemendorpen en steden. De steden en dorpen krijgen geen sterren, maar bloemen en alleen de 153 allermooiste plaatsen, die dus minstens "quatre fleurs" hebben staan in de gids. Vichy in het depar tement Allier, Vonnas in het departement Ain en ParayleMonial, een eeuwenoud pelgrims oord in het departement SaôneetLoire, hebben vier bloemen. Het jaarlijkse bloemenconcours wordt al sinds 1901 in Frankrijk gehouden. Er nemen 12.000 dorpen en steden aan deel. Op departementaal en regionaal niveau zijn er voorrondes. Dui zenden dorpen en steden hebben één tot drie bloemen (sterren). Alleen de 153 gemeenten met vier sterren worden bezocht door de nationale jury, die daartoe zo'n vijftig équipes van drie tot vier juryleden inzet. MONTBENOÎT Het plaatsje met klooster is vernoemd naar de kluizenaar Benoît die hier in de 11de eeuw kwam wonen. In de 12de eeuw werd er een abdij gesticht door monniken uit Wallis en kwamen er boeren uit Zwitserland de vallei ontginnen. De streek heet Val du Saugeais en 43
heeft een soort autonome status (die overigens niets voorstelt), omdat de bewoners van een dozijn dorpen nog steeds een Zwitsers dialect spreken. Bij het Office du Tourisme moeten we de sleutel voor een bezoek aan de kerk en abdij (wat er dan van over is, dat is niet veel) ophalen. De klokkentoren is relatief nieuw: hij stamt uit 1903! Sobere kerk met verschillende stijlen. Mooie koorbanken met houtsnijwerk, hier en daar wel vernield. De zuilengalerij van het kloosterhof is van gotische herkomst. De authentieke middeleeuwse keuken blijft voor ons gesloten. LA SUISSE: LA CHAUX DE FONDS We blijven niet lang hangen in deze tamelijk moderne stad van 50.000 inwoners. Het is de hoogst gelegen grotere stad van Europa: op 1.000 meter. Het is ook de geboortestad van de autoontwerper Louis Joseph Chevrolet en de invloedrijke architect Le Corbusier. Aan de andere kant van de grens heeft hij in Ronchamps zijn revolutionaire kapel gebouwd. Naast de uurwerkindustrie heeft la Chaux veel andere lichte industrie. In 1794 brandde de stad totaal af, waarna ze in schaakbordpatroon opnieuw werd opgebouwd. We verwerven infomateriaal bij het VVVkantoor (vlakbij onze ondergrondse parkeergarage), Clim commu niceert daar in het Engels met de juffrouw aan de balie. We wisselen euro’s om tegen Zwitserse francs (nog steeds vijftig franc over) en eten een warme lunch met soep in een brasserie. Na een korte wandeling door het oudere centrum verlaten we de stad om terug te keren naar Frankrijk. ROCHER DU PRETRE Franche - Comté Dit is een weinig bezocht hoekje in oostelijk Frankrijk. De streek wordt ook wel de poort naar Zwitserland genoemd. Ingeklemd tussen twee bergketens, de Vogezen in het noorden en de Jura in het Zuiden, liggen de groene dalen van de FrancheComté. De temperaturen in de FrancheComté zijn die van een landklimaat: in de zomer is het er lekker warm en in de winter kan het er bar koud worden. Het dorpje Mouthe gelegen in het departement van de Jura staat bekend als het koudste (tevens ook het droogste!) dorp van heel Frankrijk. Het kan daar 's winters wel 30 graden onder nul worden! De Comté was lange tijd een vrijplaats, vandaar de naam, onder voogdij van het Heilige Roomse Rijk. Na de verovering door Lodewijk XIV en het verdrag van Nijmegen, 1678, viel het definitief aan Frankrijk toe. Besançon nam als hoofdstad de plaats in van Dole en ook de universiteit, de militaire regering en het parlement verhuisden. Vauban ommuurde de stad en liet de citadel bouwen. Na 1730 kent de FrancheComté een tijd van grote voorspoed. In de 18de eeuw verdubbelde de bevolking. In 1790 wordt de Provincie FrancheComté vervangen door de huidige departementen. Het Prinsdom Montbéliard kwam in 1793 bij Frankrijk. Na de oorlog 18701871 werd een honderdtal gemeenten losgemaakt van het door de Pruisen geannexeerde departement HautRhin. Deze vormen nu het Territoire de 44
Belfort. Bij de wet van 1972 werd Frankrijk in regio's verdeeld en werd de vroegere provincie omgezet in één regio. PONTARLIER SOURCE DE LOUE Een van de grotere steden van de Jura. Het staat bekend als de stad van de absinth, een gevaarlijk drankje met meer dan 70% alcohol en sterk verslavend. Het werd in 1914 verboden. De stad is herhaaldelijk volledig afgebrand, dus je vindt er niet veel historisch materiaal meer terug. We eten er frites en broodjes in een soort Big Snack cafetaria. We bevinden ons hier op 837 meter hoogte aan een historisch belangrijke doorgang tussen de bergen in. Vlakbij loopt het traject / tracé van de TGV (Lyon—Milaan).Veel Zwitsers komen hier inkopen doen, er zijn dus opvallend veel winkels in de binnenstad te vinden. CHATEAU DE JOUX Dit machtige fort bewaakt al vanaf de 10de eeuw de belangrijke doorgang van Frankrijk naar Zwitserland, de zogenaamde Passage de la Cluse. In 1034 werd het kasteel voor het eerst genoemd in de bronnen. Het machtige bouwwerk is in verschuillende etappes gebouwd en vertoont dan ook diverse bouwstijlen. Ook de overal in Frankrijk aanwezige Vauban droeg hier zijn steentje bij. De laatste toevoeging was van de hand van generaal Joffre in 1879. De vrijheidsstrijder Toussaint Louverture die op Haïti de Franse kolonisten versloeg en verjoeg, heeft hier gevangen gezeten, hij stierf in 1818. Zijn cel is tegenwoordig een bedevaartsoord voor Haïtiaanse staatsburgers. Het complex is aan verbouwing toe, zodat we tijdens de rondleiding (tegen gereduceerd tarief) bijna niets interessants kunnen bezichtigen. Daarvoor hebben we dan bijna twee uur moeten wachten (wel inclusief lunch op een terras nabij). De vrouwelijke gids blijkt goed Nederlands te spreken, geleerd op de universiteit. Zij complimenteert Jos met zijn goede uitspraak van het Frans, dat heeft hij nog nooit eerder gehoord! Een deel van de film Les Miserables van Claude Lelouch is in dit slot opgenomen. MONT D’OR Men kan de Jura niet verlaten zonder de lokale gastronomische schatten geproefd te hebben zoals de vele fantastische kazen: de Comté, de Morbier, de Vacherin en de Cancoillote à l 'ail. Elk van deze kazen is in perfecte harmonie met de wijnen van de Jura, verscheidene hebben unieke eigenschappen zoals de beroemde gele wijn (vin jaune), onderscheidend door zijn herkomst en het feit dat het niet verkrijgbaar is voor zeven jaren rijping. De regio biedt vele uitstekende restaurants die de beste lokale gastronomie verzorgen. Het hoogste punt van het departement: 1463 meter. We kunnen er met de auto naar toe. We treffen er wandelaars en hele schoolklassen aan. De laatste 50 meter moeten we lopen. Van dat punt zou je honderden Alpentoppen kunnen zien liggen, maar dat is ons vanwege het weer niet gegund. Wel zien we hier en daar aan de noordzijde nog sneeuwvelden liggen. 45
Aan de andere kant van de berg ligt Zwitserland, dat hier heel vriendelijk La Suisse Voisine wordt genoemd. Onder aan de berg loopt door het dal de TGV naar Lausanne en Milaan. Men heeft er een tunnel moeten graven. Aan de noordkant ligt ook het wintersportgebied (skiën en langlauf) Metabief, waar we echter niets te zoeken hadden. Veel gesloten hotels. NOZEROY Het stadje ontstond in de 12de eeuw rond een kasteel dat door Jean l’Antique werd gebouwd. Een van zijn nazaten verwierf door zijn huwelijk de titel Prins van Oranje. Van het kasteel rest nog maar een ruïne. Een 34 meter hoge stadspoort met klok draagt het jaartal 1450. Een gedeelte van de wallen bestaat nog, evenals enkele oude kerken en een klooster. Het strategisch op een heuvel gelegen stadje heeft duidelijk aan invloed ingeboet, maar heeft wel een toeristische infrastructuur opgebouwd. CHAMPAGNOLE De stad brandde in 1798 binnen enkele uren geheel tot de grond toe af, maar werd daarna weer snel herbouwd. Veel historisch belangrijke monumenten zijn er dus niet te vinden. Het dient vooral als uitgangspunt voor bezoekjes aan de omgeving. Als het er begint te regenen moeten we schuilen in de kerk. LAC DE CHALAIN Dit meer op een hoogte van 492 meter wordt beschouwd als het mooiste van de streek Region des Lacs, vooral ook omdat het wordt omgeven door steile met hoge bomen begroeide rotswanden. Door vondsten van paalwoningen aan de oever uit de bronstijd kreeg het een extra dimensie erbij. Wij kunnen die opgraving echter niet vinden. Er ligt een uiterst luxe camping die in het seizoen heel populair bij Nederlanders schijnt te zijn. Zelfs de menukaarten zijn er dan in het Nederlands gesteld! HERISSON CASCADES De rivier stroomt hier een nauwe rotskloof binnen, wat een serie spectaculaire stroomversnellingen en watervallen oplevert. De grootste zijn de Cascade d l’Eventail en de Grand Saut die we beide via een steil oplopend pad bezoeken. We gaan niet tot helemaal bovenaan, dat zou ons twee uur kosten. Het bezoekerscentrum en andere faciliteiten zoals de camping zijn gesloten, het seizoen is blijkbaar nog niet geopend. SAINT CLAUDE Ligt in het departement Jura aan de samenvloeiing van de Bienne en de Tacon, op 440 m hoogte. De gotische kathedraal St.Pierre stamt uit de 14de–18de eeuw en heeft fraaie gebeeldhouwde koorbanken uit het midden van de 15de eeuw. Dat is het enige wat rest van de 13de eeuwse abdij. Vanaf de binnenkomende weg heb je een mooi uitzicht op de stad, die 20.000 inwoners telt. Al vanaf de 18de eeuw een centrum van pijpen (vooral van het 46
onbrandbare bruyèrehout) en de diamantindustrie. De bewerkte edelstenen werden toege past in de uurwerkindustrie die ook nabij is. Het Pijpenmuseum is echter tussen de middag gesloten, zodat we de stad eerder verlaten dan gepland. LAC VOUGLANS Het langgerekte meer is ontstaan door de bouw van een stuwdam in de Ain rond 1960. Het is meer dan dertig kilometer lang; we rijden er een groot gedeelte langs. Op sommige idyllische plaatsen liggen de riante buitenverblijven / villa’s van welgestelde stadsbewoners. Op het meer wordt ’s zomers veel watersport bedreven: roeien, zeilen, zwemmen, surfen e.d. Er vaart dan ook een raderboot, de Louisiana, op en af. Natuurlijk bekijken we ook de barrage, zij het van een afstandje. De constructie schijnt voor die tijd revolutionair voor Frankrijk te zijn. SAINT HYMETIÈRE In dit onaanzienlijk boerendorpje ligt een kerk uit de 11de eeuw, een juweel van een Romaans bouwwerk. Het is bijna niet gerestaureerd, zodat het nog bijzonder authentiek aandoet. Ernaast ligt een kerkhof met grafstenen, zoals overal in Frankrijk goed verzorgd en met veel verse bloemen op de graven LONS LE SAUNIER Is de hoofdstad van het departement Jura en ligt aan de Vallière, op 255 m hoogte. Is een kuuroord met warme en zouthoudende bronnen. Heeft een marktplaats voor landbouw producten. De Romaanse kerk St Désiré stamt uit de 12de eeuw. De laatgotische Francisca nenkerk uit de 15de–16de eeuw. De geschiedenis van de stad gaat terug op het oude Ledo Salinarius, dat in de Romeinse tijd reeds vanwege de zouthoudende bronnen bekend was. Aan de Place de la Liberté ligt de Tour de l’Horloge, een oude stadspoort. Vlakbij in de Rue de Commerce vallen aan weerszijden van de straat 144 bijna identieke arcadewoningen uit de 17de eeuw op. In een ervan is Claude Riget geboren, de componist van het Franse volkslied de Marseillaise. Zijn standbeeld staat ergens anders in de stad en is gemaakt door Bartholdi, de schepper van het Vrijheidsbeeld in New York. In het plaatselijke museum liggen vondsten van de opgravingen van neolithische paalwoningen bij het Meer van Chalain, onder andere een prauw. BEAUME MESSIEURS Heerlijk dorp gelegen aan de kruising van drie valleien, zogenaamde reculeés. Gesticht in de 6de eeuw door een benedictijner monnik. Van hieruit werd enige eeuwen later het klooster van Cluny gegrondvest. De kloosterabdij is, hoewel in de loop der tijd enige malen verwoest, met zijn 71 meter lengte nog steeds een imposant gebouw voor zijn nietig dorp. Het altaarstuk is van Vlaamse makelij. De omgeving is inspirerend. We bezoeken er verder de
47
watervallen van de Tufs. ’s Zomers moet het hier een toeristenkermis zijn, maar nu is het rustig. Je kunt er ook nog grotten onderzoeken. Afbrekende werking van grondwater komt vooral tot uiting in goed oplosbare gesteenten zoals kalksteen, dolomiet, gips en kalkrijke zandsteen en mergel. De oplosbaarheid neemt toe naarmate het water koolzuur of andere zuren bevat. In de natuur blijkt het koolzuur gehalte van het water de belangrijkste factor te zijn. Waar dikke pakketten oplosbare gesteenten, meestal kalken en dolomieten, aan oplossing door neerslag en grondwater bloot staan, vormt zich een speciaal reliëf met typische terreinvormen en dikwijls geheel of gedeeltelijke ondergrondse afwatering. Dit soort gebieden noemt men karstgebieden (kars = steen, rots). Grotten en grotsystemen zijn bekende en opvallende verschijnselen van onderaardse karst. Ze zijn ontstaan door de oplossende werking van het karstwater. Grotten zijn geologisch gezien jonge en kortdurende verschijnselen. Tussen de vorming door oplossing en instorting van het dak verlopen meestal maar enkele miljoenen jaren. De grootte loopt sterk uiteen. Uitgebreide grotsystemen kunnen vele kilometers lang zijn. De bekendste grotafzettingen zijn de stalactieten en stalagmieten. Ze ontstaan alleen in goed geventileerde grotten waar het koolzuurgehalte laag is. Stalactieten bestaan uit buisjes of pegels van calciumcarbonaat die van de wanden en zoldering afhangen. Begonnen als ragfijne buisjes kunnen ze wel uitgroeien tot kegels met een doorsnede van een meter en meer. Ze ontstaan als de druppels sijpelwater vooral aan de buitenzijde koolzuurgas aan de lucht afgeven. Er ontstaat dan een dun neerslagringetje en dat groeit geleidelijk uit. Als een druppel kronkelend langs het plafond loopt, laat het een spoor achter. Volgende druppels volgen dit spoor en zetten opnieuw calciumcarbonaat af. Zo kunnen hele gordijnen of draperieën ontstaan. Die zijn eerst maar een druppel dik maar door erlangs vloeien water worden ze dikker. Onder de van plafond en wanden van de grotten afhangende stalactieten vindt men op de grotbodem hun tegenhangers de stalagmieten. Dit zijn vaak afgeronde heuvels en kegels van calsiet die ontstaan zijn uit het water dat van de stalactieten naar beneden valt. Dit water bevat nog een lichte mate van koolzuurgas. Dit ontwijkt bij het uiteenspatten van de druppels. Ze kunnen enorme afmetingen, tot tientallen meters, in hoogte en breedte aannemen. Bij steeds groter worden van stalactieten en stalagmieten kunnen ze samen zuilen vormen. CHATEAU CHALON De hellingen rondom dit bekende (en dus toeristische) wijndorp zijn bedekt met wijn gaarden, waarvan vooral de ‘vin jaune’ wordt gemaakt, een soort dure sherry. Het kerkje met ribgewelven en een hoofdschip met kruisbogen dateert uit de 10de eeuw. Er zijn verschillende uitkijkpunten die je een weids panorama over het belendende Bourgondië 48
bieden. Er staan hier en daar antieke Renaults en Citroëns die gebruikt worden om er de toeristen mee rond te rijden. POLIGNY Eveneens een wijndorp dat ook bekend staat om zijn Comté – kaas. In de Grande Rue staan nog enkele huizen met renaissancedeuren. Er ligt een groot klooster van de Ursulinnen. De kerk van de heilige Hippolyte heeft veel oude beelden. We maken er een rondje en drinken koffie op een terras aan de markt met fruit– en groentestalletjes. Aan de rand van het dorp ontdekken we nog een oeroude kerk uit de middeleeuwen, helaas dicht. ARBOIS Ligt in het departement Jura, regio FrancheComté. Is bekend doordat hier het ouderlijke huis van Pasteur staat, dat nu een museum huisvest, uiteraard. We pauzeren er een tijdje aan de voet van zijn standbeeld. De kerk St Just, de stadswallen, de oude straten en oevers van de rivier "Cuisance". Ook de musea: Museum Pasteur, Wijnmuseum en het Museum "Sarret de Grozon" verdienen aandacht, maar die bezoeken we niet. In de omgeving vind je verder: de grotten "des Planches", bronnen met de waterval van Tufs, Chapelle de l' Ermitage, de grotten van Moidons en het wilde zwijnenpark in Mesnay. SALINS LES BAINS Een kuuroord op 354 meter hoogte in een tamelijk nauw dal gelegen. De zoutmijnen en de daarbij behorende industrie zijn vanaf de Romeinse tijd tot in 1960 in gebruik geweest. De chemiereus Solvay gebruikte tot dat jaar de pekel als grondstof voor haar producten. Aan weerszijden van het stadje liggen hoog op de rotsen twee forten die over het economisch belangrijke zout moesten waken. De zoutziederij, de zogenaamde Salines, is tegenwoordig een museum, maar blijkt tussen 12.00 en 14.00 uur dicht, dus een interessante excursie gaat aan onze neus voorbij. Daarom maar koffie gedronken. ARC ET SENANS De Saline Royale in ArcetSenans, oftewel de koninklijke zoutmijn Chaux. Een architec tonisch hoogstandje, opgezet in de 18de eeuw in de vorm van een halve cirkel. We bezoeken er het Musée Ledoux, waar je aan de hand van maquettes kunt zien welke ongelofelijke architectuurvisioenen deze achttiendeeeuwse architect voor ogen had. In een van de bijge bouwen wandelen we door de tijdelijke expositie van een modern designer / industriële vormgever (zijn naam is ons ontschoten). Veel van zijn meubelstukken herkennen we. ABBAYE D’ACEY / DOLE Dole ligt in het departement Jura, regio FrancheComté aan de Doubs en een kanaal. Er zijn een groot aantal historische bouwwerken zoals de Collegiale NotreDamekerk, 16de eeuw, met 74 m hoge toren en het Collège d'Arc, 16de–17de eeuw, met bibliotheek, nu archeo 49
logisch en kunstmuseum. Hôtel Dieu, hospitaal, is een bezienswaardig gebouw. Langs het kanaal ligt de schilderachtige wijk Des Tanneaux, met veel oude huizen. Geboortehuis van Louis Pasteur, in de Rue Pasteur nr 42, is als museum ingericht. De leerlooierij van zijn vader is er gereconstrueerd. Vroeger was Dole de hoofdstad van FrancheComté, zetel van een parlement en een belangrijke universiteit. Het was een sterke vesting, die na de aansluiting bij Frankrijk door Lodewijk XIV ontmanteld werd. Besançon nam de meeste functies over. LOUIS PASTEUR Is geboren in Dole op 27 dec. 1822 en gestorven in Villeneuve l’Étang, bij Parijs in 1895. Hij was chemicus en bacterioloog. Was een van de grootste onderzoekers van de 19de eeuw en grondlegger van de biochemie en de medische bacteriologie. De resultaten van zijn onderzoekingen zijn geweest: a. de theorie van de biochemische continuïteit van het leven; b. de ontdekking dat gistingsprocessen door microorganismen veroorzaakt worden o.a. melkzuur en alcoholische gisting, naar aanleiding waarvan Pasteur methoden ontwikkelde om door middel van gecontroleerde verhitting, pasteurisatie, voedingsmiddelen en dranken langer te kunnen bewaren. Pasteur toonde aan dat ook sommige infectieziekten veroorzaakt worden door bacteriën. Toen hem aldus de oorzaak van bepaalde infectieziekten bekend was, zocht hij naar middelen tot bestrijding van cholera, streptokokken en stafylokokkeninfecties en de door een virus veroorzaakte hondsdolheid. Hij ontmoette in medische kring nogal wat tegenstand wegens zijn denkbeelden over aseptische chirurgie en algemene hygiëne. Dat weerhield hem echter niet zijn denkbeelden over immuniteit en de inenting met verzwakte ziekteverwekkers te introduceren. Vooral het vaccin tegen hondsdolheid, 1881 heeft hem wereldberoemd gemaakt.
CLIM KLEUMEND OP DE MONT D’OR 50
BRETAGNE (2006) VOORJAARSREIS PROGRAMMA MEIVAKANTIE 2006 OMSCHRIJVING
PROGRAMMA
DAG 1 zaterdag 29 april Roermond – België (Luikse bekken Wallonië) – Melun (bij Parijs)
492 kilometer
DAG 2 zondag 30 april Melun – Fontainebleau (Unesco – paleis) – Le Mans – Rennes (hoofdstad) Saint Malo 481 kilometer DAG 3 maandag 1 mei Saint Malo (Hist. Centrum) – Dinard (badplaats) Dinan (vestingstad) – Combourg (kasteel) – St. Malo kilometer
104
DAG 4 dinsdag 2 mei Saint Malo – Moncontour (vestingstadje) Saint Brieuc – Tréguier (kathedraal) Brest 315 kilometer DAG 5 woensdag 3 mei Brest – calvaires – Kerjean (kasteel) – Roscoff (veerhaven) – Ploumanec Kernic (dolmen) Brest kilometer
165
DAG 6 donderdag 4 mei Brest – Concarneau – (vissershaven / fort) Carnac (menhirs en dolmen) – Amiens (Unesco – kathedraal)788 kilometer DAG 7 vrijdag 5 mei Amiens – autosnelwegen – naar huis – Roermond
370 kilometer
________________ TOTAAL 2.510 kilometer
BRETAGNE INFO I Bretagne. Wie ruikt de zee niet als deze naam valt. Met een inwoneraantal van 4 miljoen mensen bestaat Bretagne uit de kuststreek (het Keltische Armor staat voor ‘land van de zee') en het binnenland (Argaot, ‘land van het bos’). Langs de stranden van de Cote d’Émeraude liggen verschillende badplaatsen. Lang voordat toeristen dit deel van Bretagne fotografeerden voor de thuisblijvers, legden kunstenaars hier de indrukwekkende schoonheid vast. Bretagne beslaat vier departementen: Côtesd'Armor, Finistère, Morbihan en IlleetVilaine.
51
Religiebouw Het geloof was altijd al sterk aanwezig in Bretagne en ook de lokale bouwers konden er wat van: verschillende abdijen, negen kathedralen, grote kerken en duizend dorpskapellen zijn het bewijs van hun liefde voor God. Voor Bretagne waren de 16e en 17e eeuw de gouden eeuw van de religieuze architectuur. Monumenten De stranden van Bretagne zijn heel populair bij toeristen en ook is het een gebied met geschiedenis, vol oude monumenten. De vakwerkhuizen in Vannes en Dinan doen aan de Middeleeuwen denken, terwijl de woningen van reders in Nantes en St. Malo laten zien hoe rijk ze in de 17e en 18e eeuw waren. Forten aan de kust, zoals in St. Malo, hebben Bretagne in de afgelopen eeuwen fel verdedigd tegen landaanvallen vanuit zee. Zeevaarttraditie Bretagne is de meest westelijke punt van Europa. De kustlijn telt 2863 km. Vanaf de 11e en 12e eeuw onderscheidden de Bretonse zeevaarders zich op de wereldzeeën. In de 15e en 16e eeuw bracht de handel over zee Bretagne grote voorspoed. De eeuw hierna maakten de Bretons eenderde uit van de Franse marine en eenderde van de Franse handelsvaart. Bretons zijn ook bekwame vissers. Tegenwoordig komen in Brest en Douarnenez de meest uiteenlopende boten samen voor grote (internationale) evenementen. De vestingstad St.-Malo St.Malo was eind 17e eeuw de belangrijkste havenstad van Frankrijk. Dankzij hun monopolie haalden reders met hun handel met OostIndië veel rijkdommen binnen. Na Engelse aanvallen in de 17e eeuw ontwierp de architect Siméon de Garangeau een nieuwe versterkte stad. Tussen 1708 en 1742 groeide St.Malo in rap tempo. Helaas werd de stad tijdens gevechten aan het einde van de Tweede Wereldoorlog voor zeker 80 procent verwoest. Bij de herbouw werd het historische karakter gehandhaafd. Kapers en Piraten In de 17e en 18e eeuw was St. Malo als 'wespen en piratennest' een bekende kapershoofdstad. In november 1693 probeerden Engelse strijdkrachten de haven in te nemen met een schip vol kruit, bommen en granaten dat uiteindelijk moest ontploffen. Maar dit mislukte en St. Malo bleef in handen van de kaperkapiteinen, waarvan de bekendste DuguayTrouin, Surcouf en La MoinerieTrochon zijn. DuguayTrouin was kapitein sinds zijn 18e en terroriseerde de zeeën rond IJsland. In 1711 werd hij bij Rio de Janeiro gevangengenomen. Surcouf won veel zeeslagen en werd een rijke stinkerd door de uitrusting van piraten en handelsvaarders te verzorgen.
52
Stadswallen Tot de oudste delen van de stad behoren de Cavalier des Champs Vauverts en de Tour Bidouane die rond het laat16eeeuwse arsenaal werd gebouwd, dat ouder is dan de in de 17e eeuw versterkte stad. Het mooiste uitzicht op St.Malo heb je vanaf badplaats Dinard, een plek die luxe villa's bergt en tuinen en stadsparken. Dit doet minder 'oud' aan dan St. Malo. Dol – de - Bretagne De religieuze hoofdstad van Nominoë (genoemd naar de koning van Bretagne tijdens de 9e eeuw) is Dol. Dit middeleeuwse stadje dankt zijn aanzien en welvaart aan de mooie kathedraal, waarin je de gotische architectuur terugziet. Rond 548 werd er een klooster gesticht en hieromheen ontstond een stad die zich verder ontplooide. Zo vanzelfsprekend was dit niet, want Dol moest zware aanvallen doorstaan van Normandië (dat door Engeland gecontroleerd werd) en Franse koningen. In 1801 werd het bisdom afgeschaft. Staande steen De grootste en mooiste staande steen die uit een enkel stuk van 9,5 meter granietblok is gevormd, dat is Menhir du ChampDolent. Volgens de legende viel de steen uit de lucht en scheidde deze twee vechtende broers die elkaar probeerden om te brengen. Aan deze legende dankt de steen zijn naam ‘Champ Dolent’ dat ‘veld van de droefenis’ betekent. DAG 1 ROERMOND – WALLONIË (LUIK / BERGEN)- PARIJS - FONTAINEBLEAU Oranjefeesten / Koninginnedag Even na elven vertrekken we. Op de Donderberg kunnen we geen kranten kopen, omdat de straat afgezet is wegens oranjefeesten (Koninginnedag). Bij het tankstation in Melick voorzien we ons van de Volkskrant, het AD is op tot groot verdriet van Clim. De autobanen die we vervolgens nemen hebben we al vaker bereden: via Maastricht en Luik naar de Borinage van Charleroi, La Louvière en Mons, daar ergens de grens over. Door de banlieu van Parijs Een kilometer of twintig voor Parijs belanden we in stroperig, langzaam voortschrijdend verkeer. Dat slokt heel wat tijd op. In de verte zien we de skyline van Parijs langzaam wegglijden. In de voorstad Bovigny missen we in een tunnel de afslag naar de autoroute naar Metz die we een tijdje willen volgen om in Melun te komen. Gelukkig komen we er via Creteuil (een andere voorstad in het zuidoosten) ook, zij het dat we daar de oude ‘route nationale’ dwars door de banlieus moeten volgen. Na een stukje landelijke omgeving bereiken we uiteindelijk Melun, waar we vrij snel bij het door ons gereserveerde Campanile Hotel kunnen inchecken. Het kost maar € 45 per nacht per kamer, in het weekend liggen de 53
tarieven bij dit soort hotels veel lager. We reserveren direct een tafel voor het eten om 19.00 uur. We kiezen er onveranderlijk voor de buffetten, die hier horen bij het zogenaamde Tonus – menu. Hier in Melun is de bediening vooral van negroïde herkomst: Martinique, Guadeloupe en (waarschijnlijk) uit Tahiti of andere Stille Oceaan – eilanden. De volgende morgen gaan we het beroemde paleis van Fontainebleau 20 km verderop bezoeken. CAMPANILE HOTELS Tijdens deze vakantiereis maken we enkel gebruik van Campanile – hotels. Jos heeft in een drietal steden Campanile kamers via internet en email geboekt. De kamers van deze keten hebben overal in Frankrijk (en Europa) dezelfde indeling. Gescheiden bedden (een essentie voor Clim) en rokerskamers, dat is wat wij op prijs stellen. Verder altijd faciliteiten om koffie en thee te maken, een haardroger in de badkamer met ligbad is standaard. Het sanitair is er immer puik in orde; we hebben er nooit iets op aan te merken . Die uniformiteit (overal hetzelfde) bevalt ons wel, je komt nooit voor (onaangename) verrassingen te staan. Bij de goedkopere en middenklasse hotels die door een familie gerund worden weet je van te voren nooit waarin je terecht komt. Het kan uitstekend zijn, maar een afknapper is evenzeer mogelijk. (Het kan vriezen, het kan dooien…) Een groot pre van Campanile is het restaurant. Je kunt er à la carte eten, dat zeker, maar onze voorkeur gaat uit naar de ontbijtbuffetten (die per vestiging wel iets kunnen variëren in zowel kwantiteit als kwaliteit) en vooral de dinerbuffetten. Ze offreren daar dan voornamelijk koude en warme streekgerechten in de vorm van hors d’oeuvres; je kunt er dan gewoon een hoofdgerecht (vlees, gevogelte of vis) bijbestellen. Ook een toetjesbuffet (desserts dus) staat ter beschikking. Alleen het bier is er verschrikkelijk duur: € 3,50 voor een gewoon pijpje! We drinken er dan ook meestal een literfles Badoit, sprankelend mineraalwater bij. Verder is de prijs – kwaliteit verhouding in orde. Het personeel is over het algemeen jong, wat in Frankrijk een voordeel is, want dan spreken ze tenminste een beetje Engels…. Ze liggen meestal aan de rand van een stad, vaak op of bij een bedrijventerrein of industriegebied, vergezeld met andere goedkope hotels zoals die van Accor en Formule 1. In die buurten valt er dus niks te zien of te beleven, maar dat is dan ook niet de bedoeling. Er is ook geen mooie natuur om even wandelend een frisse neus te halen. We willen er gewoon op ons gemak de avond doorbrengen met lezen en tv kijken, lekker eten, goed douchen en overnachten. Uiteraard is er altijd genoeg parkeergelegenheid. Een groot voordeel is uiteraard dat de hotels altijd in de directe nabijheid van een autosnelweg of grote, doorgaande weg liggen. Ze zijn dus gemakkelijk te vinden en ‘s morgens zit je heel eenvoudig weer ‘en route’.
54
BRETANGE INFO II GEOGRAFIE Als schiereiland heeft Bretagne drie kusten en een landgrens die in het noorden begint bij Mont Saint Michel, dat langdurig de twistappel was tussen de hertogdommen Normandië en Bretagne. Hier ligt een schilderachtig niemandsland een met verraderlijke zandgronden gevulde baai die het grootste getijverschil van heel Europa kent: tot 14 m kan het water bij de Grandes Marées stijgen en dalen. Mont St Michel, vaak nog tot Bretagne gerekend, behoort sinds 933 toe aan Normandië, maar zijn silhouet aan de horizon is nog tot in de Bretonse stad Cancale en de Pointe du Grouin te zien. Daar begint het rotsachtige Bretagne met zijn kapen, steile kusten, eilanden en riffen, maar ook met zijn trechtervormige mondingen die op de abers, de verzonken dalen uit de oertijd lijken, maar door rivieren zijn uitgesleten. Vaak monden ze uit op één punt binnen het bereik van het getij. In de Rance, de belangrijkste onder deze rivieren, maakt men sinds 1966 gebruik van de getijstroom in een 'door zee gestuwde krachtcentrale' een stuwdam waarin de turbines nu eens in de ene richting, dan weer in de andere draaien. Ook andere vaak ronduit onbeduidende rivieren dan de Rance hebben trechtervormige mondingen uitgesleten, en overal waar het voor schepen aan het uiterste bereik van de vloed maar enigszins geschikt was, zijn haven en handelssteden verrezen die evenzeer gericht zijn op het binnenland als de zee: StBrieuc, Lezardrieux, Tréguier, Lannion en Morlaix. Andere havensteden hebben zich vooral op de zee gericht, met name op de verre gebieden van de Atlantische en Stille Oceaan. SaintMalo teert nog steeds op de roem van zijn ontdekkingsreizigers en zeerovers. Het tegenwoordig als 'groots' bestempelde tijdperk van visserij in de wateren van IJsland en Newfoundland, was daar in feite net als in Paimpol, Ploubazlanek en andere kleinere plaatsen een periode van ellende en slavernij, die door rederijen en kapiteins werd veroorzaakt. Zelfs elfjarigen werden gedwongen aan boord te gaan van schepen die koers zetten naar de Noordelijke IJszee. In het verlengde van de Côtes d'Armor ligt een zeer onherbergzame kust: Finistère, begin en einde van Bretagne. Onzeker varen hier de zeelieden uit alle landen van de wijde oceaan tussen het Britse Land’s End en het door vuurtorens omringde Île d' Ouessant naar de zee engte van Het Kanaal. Finistère, Penn ar bed, de kop van Bretagne, heeft het allemaal: indrukwekkende rotspieken en halvemaanvormige zandstranden; steile kapen met huizen die ankers nodig hebben om te kunnen blijven staan; stille, smalle baaien waar zelden een zuchtje wind de vijgen en
55
klimrozen in beroering brengt; door wind en golven uitgesleten rotspoorten en grotten; en heuvels die een werkelijk prachtig uitzicht op dit geheel bieden. Twee uitlopers in zee, de Cap Sizun met de Pointe du Raz en het Pays Bigouden met de Pointe de Penmarc'h, vormen de overgang naar het zuiden. Hier ligt een heel ander Armorica, met een bijna mediterraan klimaat. Armor, een door zee gevormd landschap, omgeeft Argoat, het grote en veel minder bekende bosrijke binnenland. KLIMAAT De helft van alle winkels is gedurende tien maanden gesloten. Dat is echter geen teken van een onherbergzaam klimaat, maar eerder het gevolg van starre vakantieregels die door de overheid zijn ingesteld. De centralistische overheid stuurt haar burgers afgezien van de voorjaarsvakantie allemaal tegelijk met vakantie, tussen 10 juli en 20 augustus. Daarvóór en daarna april, mei, juni, en tot eind oktober is Bretagne een waar paradijs voor vakantiegangers. Vrijwel geen enkel hotel is dan volgeboekt en vakantiewoningen hebt u voor het uitzoeken tegen gunstige prijzen. Ja, en waarom zou u niet eens een keer 's winters de middeleeuwse steden bezoeken om tijdens lange wandelingen de gezonde lucht op te snuiven en u daarna te goed te doen aan oesters en kreeft? De snelweg en de TGV hebben Bretagne steeds beter bereikbaar gemaakt, met alleen Parijs als tussenstop. ETEN Een ‘plateau de fruits de mer’ een op wier en ijs opgehoopte berg oesters, mosselen, gekookte zeeslakken, langoustines en krabben dat is de overal geserveerde, smakelijke schotel die uit de zee rond Bretagne werd geoogst. Bovendien zijn er vers gevangen vis, zeekreeften en langoesten die de vorige dag nog in de fuiken rondkropen. De Bretonse kookkunst is vooral bijzonder door de versheid van haar ingrediënten. Dat geldt ook voor het kruidige vlees van de op de zilte weiden grazende lammeren (agneau présalé), voor de vrij rondlopende kippen en loopeenden van Nantes, voor de boter en melk van de vette koeien en niet in de laatste plaats voor de groente en het fruit uit Léon. Van een geheel eigen Bretonse keuken is eigenlijk geen sprake, afgezien van de creaties van de beste chefkoks, die met de aroma's van armor en argoat wier of schaaldiersappen jongleren en de lokale gerechten een exotisch tintje geven. SAINT-MALO: CITADEL VAN ZEEROVERS EN ONTDEKKINGSREIZIGERS NORMANDIË: HET LAND VAN DE GROTE WIJNEN Normandië strekt zich van de Atlantische, kust diep landinwaarts tot het Bekken van Parijs uit. De Normandische kust zal in de historie vermaard blijven als de plaats waar de geallieerden op Day 1944 hun landingen uitvoerden. Hoewel de oorlogsschade nu grotendeels hersteld is, getuigen de tanks en kanonnen in de duinen en de Duitse kerkhoven bij Caen nog altijd van de zware gevechten die hier plaatsvonden. Heel anders dan 56
Normandië met zijn drukke wegen, grote steden en goed bewerkte grond is de provincie ten westen ervan, die scherp als een scheepsboeg in zee uitsteekt. Bretagne, met zijn heel eigen sfeer, is nog altijd ruig en ietwat primitief. De industrie is er niet veel verder doorgedrongen dan tot Rennes, een mooie, maar in wezen nietBretonse stad. In tegenstelling tot Normandië met zijn rustieke gebieden, is in Bretagne overal de invloed van de zee merkbaar, zelfs in het binnenland waar vlaktes vol goudgele brem en beboste heuvels elkaar afwisselen. Meer naar het westen, waar de zeewind vrij spel heeft, is de bodem van graniet: de bouwstof der Bretonse kerken. Typische uitingen van de volkskunst zijn de calvaires (kruisigingsgroepen), waarvan die van Tronoën als oudste, en die van Guimiliau (met 200 figuren) en van Plougastel Daoulas en Pleyben als bekendste vermeld moeten worden. Deze kunstwerken met hun plechtige heiligen getuigen van de vroomheid en de diepe, Keltische melancholie van de Bretons. BEZIENSWAARDIGHEDEN De Normandiërs waren goede bouwmeesters, met veel gevoel voor krachtige, spectaculairé lijnen. Zij konden zich veroorloven steen in plaats van hout te gebruiken. Deze afstammelingen der Vikingen wisten hun nietige bezit met Rouen als middelpunt namelijk uit te breiden tot een koninkrijk dat Engeland en Sicilië omvatte. De prachtige kathedraal van Coutances, bijvoorbeeld, werd gefinancierd met de opbrengst van een inval op Sicilië. MONT SAINT MICHEL Misschien was het wroeging waardoor de Normandische hertog en de Benedictijnen steun verleenden, maar er zijn ware kunstwerken uit voortgekomen: de abdij van Jumieges (nu een ruïne), de St. Steven en de Heilige Drievuldigheid in Caen en de befaamde kloostercitadel van Mont Saint Michel. Uit de baai rijst als een piramide een sprookjesstad met spitse torens en puntige daken op, bekroond door de 1000 jaar oude abdij. Er omheen liggen de zoute weiden, de prés salés; de hele Mont wordt beschermd door grimmige drijfzanden en verraderlijke getijden (wel 14 meter verschil tussen eb en vloed). Er zijn ook nog fraaie kerken in Evreux, Lisieux en Bayeux. In deze laatste bevindt zich het befaamde wandkleed van koningin Mathilde die op dit 70 m lange, sublieme kunstwerk in '58 taferelen de onderwerping van Engeland door haar man, Willem de Veroveraar, heeft weergegeven. Het geeft ons een levensecht beeld van hoe men 900 jaar geleden leefde. Rouen, aan de Seine, is zeker een bezoek waard. Het is een grote havenstad met 8 musea. De meest navrant bezienswaardigheid is echter het mozaïek op de plaats waar Jeanne d' Arc op de brandstapel in 1431 het leven liet. De toren waarin zij gevangen zat kan nog bezichtigd worden. Naast bouw en weefkunst hebben de Normandiërs zich ook aan het fokken van edele paarden gewijd. Hun afstammelingen doen dit nog steeds, zoals blijkt uit de stoeterijen langs de N12 naar Parijs. 57
MENHIRS EN KELTEN Tweeduizend jaar voor de Normandiërs zich in hun gebied vestigden, werd in Carnac in Bretagne de oudste menhir (megalithische steenzuil) opgericht. Armorica, zoals de Romeinen het later noemden, was toen belangrijker dan het daarna ooit zou worden. Bij Carnac staan meer prehistorische dolmens en menhirs dan waar ook ter wereld. Oude Bretonse steden zoals Fougères, Vitré, Dol en Redon zijn een bezoek stellig waard. Vannes is een ongerept middeleeuwse stad, gelegen rond een kathedraal en een plein met 16e eeuwse huizen. Op het laatste weekend van augustus viert men er het Keltische Fête d' Arvor. Indrukwekkender is het Feest van Cornouaille, in juli, in Quimper, een stad met oude wijken een kathedraal en het Bretonse Museum. Typisch Bretons zijn de soms meer dan tien eeuwen oude pardons, bedevaartachtige bijeenkomsten met vaak zeer schilderachtige processies, zoals op 8 december in Paimpol . BADPLAATSEN EN SPORT Aan de Bretonse kant van de Mont Saint Michel liggen de kustplaatsen waar Franse families graag vakantie houden met zonnebaden, garnalen vissen en jeu de boules. Men kan er per boot dagtochten maken uit St. Lunaire, Dinard, het door wallen omgeven St. Malo dat een theater en een casino heeft, of St. Brieuc waar men kan zeilen en golfspelen. Hiermee vergeleken zijn de verder zuidwaarts gelegen kustplaatsen vrij eenvoudig. Tot de bekendste behoren Bénodet en Belle Ile. Camaret is de voornaamste plaats van heel Frankrijk voor de kreeftenvangst en heeft wel 4,5 km zandstrand. De kust is rotsig, met scherpe, diepe inhammen. Met de sterke zeestromingen en de ankerplaatsen aan de monding der riviertjes is het een boeiend, maar niet ongevaarlijk gebied voor zeilsport. ETEN EN DRINKEN In Bretagne eet men eenvoudig en goed: knapperig stokbrood, lamsvlees, omelette de la Mère Poulard, andouillettes, homard à l' armoricaine en crêpes dentelles. In Normandië eet men evenmin slecht: garnalen uit Cherbourg, tripe à la mode de Caen of caneton rouennais; bovendien is er een overweldigende keus aan kaas van I Camembert tot Port Salut. En natuurlijk drinkt u er cider of calvados bij! SAINT-MALO SaintMalo is een stad met haven aan de kust van Bretagne, in het departement Illeet Vilaine. De stad werd in de 5e eeuw gesticht door een monnik. In de 12e eeuw verhuisden de bewoners nog meer naar de kust en kozen voor het schiereiland om strategische redenen. Nu nog is de muur om de oude stad aanwezig. Het stadsdeel binnen de muur wordt IntraMuros genoemd. Aan de grote toegangspoort bevindt zich het kasteel, dat nu deels stadshuis en bibliotheek is, maar ook een aantal musea bevat. In de oude stad is een bezoek aan de kathedraal SaintVincent aan te bevelen. Voor de meesten zal een wandeling op de versterkte muur van 1.8 km lengte wellicht de belangrijkste belevenis zijn. 58
Het Grand Aquarium bevindt zich net buiten de stadsgrenzen en is een topattractie. Het werd volledig vernieuwd in 2001, het was toen nog maar 5 jaar oud. Men maakt hier onder andere een reis met de onderzeeër 'Nautibus'. SaintMalo is niet altijd zo vredig geweest als het er nu uitziet. Het was altijd de verblijfplaats van zeerovers die in de opdracht van de koning schepen beroofden van landen die in staat van oorlog waren met Frankrijk. Hun zeevaartkunde hebben ze ook op een nuttige manier aangewend, namelijk de ontdekking van Canada in 1534 door Jacques Cartier (14911557). Deze ontdekking bracht veel voorspoed voor SaintMalo, dat hierdoor een bloeiende handel in beverpelzen zag ontstaan. In 1661 maakte een grote brand hieraan een einde, de stad werd geheel verwoest. Om zo'n grote brand in de toekomst te voorkomen werd de volledige stad herbouwd in graniet. In de Tweede Wereldoorlog werd de stad echter opnieuw volledig vernield en daarna herbouwd zoals Vauban het had gedaan na de grote brand van 1661. BEZIENSWAARDIGHEDEN
Muur rond SaintMalo / De stadsmuren Kasteel van SaintMalo Graf van Chateaubriand op het eiland Ile de Grand Bé De Kathedraal Saint Vincent Het Grand Aquarium
DAG 2 FONTAINEBLEAU – LE MANS – RENNES - SAINT MALO Het ontbijt valt naar Campanile – begrippen ietwat tegen. Jos rekent met zijn credit card af en ‘off we go’. Een half uurtje later zitten we in Fontainebleau. Het is druk in het stadje: er is een zondagsmarkt, voorbereidingen voor een festiviteit vinden plaats en een circus is op promotietour met reclameauto’s. We parkeren ergens langs de paleismuur en lopen terug naar de ingang. Gulle donaties John D. Rockefeller De entree kost € 4,50, onder de 18 jaar kun je gratis naar binnen. We mogen het paleis op eigen houtje en in eigen tempo bekijken. In het begin stokt het even door een grote groep Russische toeristen die de doorloop verspert, maar als we die voorbij zijn loopt het gesmeerd. Het paleis bevalt ons wel: geen stukje van de kamers, gangen en zalen is er onbewerkt gebleven. Prachtige cassettenplafonds, met marmer en zeldzaam gesteente ingelegde vloeren, artistieke meubels, tal van topschilderijen, met kostbare tapijten behangen muren: het is niet voor niets een Unesco – monument. Het werd bewoond vanaf de twaalfde eeuw tot diep in de negentiende eeuw. De laatste bewoner was koning Napoleon III. Onder een poort die naar de tuinen leidt ontdekken we een plaquette waarin de multimiljonair bedankt wordt voor zijn om het paleis in de jaren twintig te restaureren. 59
Kijk, dat wisten we nu niet. Dat de o zo nationalistisch ingestelde Fransen een Amerikaan als geldschieter nodig hadden, bedoel ik, wordt nergens in de officiële brochures vermeld. Tuinen en parken De tuinen zijn er in alle soorten en maten. We bekijken alleen de Franse (geometrische) tuin. Verderop liggen de uitgestrekte (landschappelijke) Engelse tuinen en parken met tal van vijvers, waterloopjes en kiosken. Het ziet er allemaal perfect onderhouden uit. Zullen de Rockefeller nazaten nog steeds hieraan meebetalen? We betwijfelen het… FONTAINEBLEAU: PALEIS EN TUINEN Het paleis bestaat uit een verzameling gebouwen uit de 16de en 17de eeuw, gelegen midden in de stad. Men komt het paleis binnen over de Cour du Cheval Blanc of Cour des Adieux (Napoleon nam hierin 1814 afscheid van de keizerlijke garde); hier is de trap 'Le Fer à Cheval' (hoefijzer). Het bezoek geschiedt in twee gedeelten: op de 1ste etage de ruime vertrekken van Napoleon I; die van Marie Antoinette (met verfijnde smaak ingericht), de galerij van Diane, de koninklijke appartementen van Frans 1, door Lodewijk XIV herschapen in weelderige ontvangstsalons, schitterende 30 m lange balzaal (gebouwd onder Frans I en Hendrik II), op bewonderenswaardige wijze gedecoreerd door Francesco Primaticcio; schitterend cassettenplafond van Philibert Delorme. De luisterrijke Galerie van Frans I heeft bewerkte houten lambriseringen met daarboven fresco's en ornamenten in stucwerk. Gelijkvloers: de kleine vertrekken van Napoleon I, Joséphine en MarieLouise; galerie des Cerfs. In het paleis bevinden zich ook Chinese salons en het charmante theater van Napoleon III (gesloten). Een nieuw Napoleontisch museum werd ingericht in de LodewijkXV vleugel van de 'cour des Adieux'. Het biedt collecties rond medewerkers en verwanten van Napoleon, in vertrekken die met zorg voor authenticiteit werden ingericht. Bezoek aan de tuinen en het park (Engelse tuin, karpervijver, bloementuin, door de koning in 1730 geplante wijnstok enz.) HET BOS VAN FONTAINEBLEAU Het beslaat 25.000 ha, waarvan 17.000 voor het publiek toegankelijk. Het wordt door verschillende routes doorsneden (parkeren alleen toegestaan bij de kruispunten, in de berm bij het begin van wandelroutes en op de parkeerterreinen). Er zijn 'stiltezones' afgebakend ten behoeve van wandelaars en ruiters. De bewegwijzerde voetgangerspaden, waarvan er 2 reeds in de 19de eeuw werden aangelegd door Dénecourt en Colinet, en andere van latere datum, sluiten aan op de rijwegen. In het bos enige alpinistenscholen. De 'route Ronde' voert langs de voornaamste plekjes van het boscomplex. Clim is verbaasd We staan geparkeerd langs een drukke weg en het kost nogal wat moeite om daar weg te komen. Toch is er een Franse automobilist die galant stopt om ons vanuit de parkeerfile de 60
weg op te laten draaien. Clim, in opperste verbazing: “Kijk, een Fransoos stopt voor ons! Dat moet in het verslag!” Eigenlijk overbodig op te merken dat Clim van de Fransen niet zo’n hoge pet op heeft. Akkers en korenvelden We zetten koers naar Bretagne. We kiezen voor binnendoortjes via goed geplaveide plattelandswegen met af en toe een stukje “route nationale” ertussendoor. Dat schiet niet echt op, want om de vier, vijf kilometer moeten we weer snelheid minderen om min of meer stapvoets door het zoveelste dorp te tuffen. Soms stoppen we er even om een sigaretje te roken. Het vlakke landschap is niet bijster interessant. Het wordt gedomineerd door het felle geel van de uitgestrekte koolzaadvelden, afgewisseld met het jonge, frisse groen van de korenvelden. Deze departementen horen al eeuwen tot de korenschuur van Frankrijk. Zuipen als een Maleier Vlak boven Orléans slaan we af naar Le Mans, waar we de autoroute à péage pakken. Clim kan daar weer uitgelaten gaan scheuren, maar zijn feestvreugde wordt enigszins getemperd als hij beteuterd constateert dat zijn nieuwe Volvo S 40 bij hoge snelheden zuipt als een Maleier: hij heeft dan een brandstofgebruik van om en nabij 1 op 7 en dat vindt zelfs de kapitaalkrachtige Clim te gortig. Enfin, achter Rennes volgt nog een stukje autoweg naar het noorden, waar we vlak voor SaintMalo in het dorpje St. Jouans onze gereserveerde Campanile hotelkamer opzoeken. De avond verloopt verder volgens het geijkte patroon: eten, korte wandeling, televisie kijken en / of lezen, slapen. DAG 3 SAINT MALO – DINARD – DINAN – COMBOURG – ST, MALO Saint Malo Het belooft een regenachtige dag te worden, dus steken we onze paraplu’s bij ons. We rijden naar de ommuurde stad van Saint Malo, maar we gestuit worden door een slagboom: de brug over een van de sluizen is open. Gelukkig vinden we nabij een parkeerplaats. Te voet lopen we terug. De “ville close” is erg interessant met zijn uniforme bouw uit de zeventiende eeuw. We maken er een wandeling van een uur over de nog geheel intacte wallen, die hier en daar onderbroken worden door fortificaties en torens. De bekende vestingbouwer Vauban heeft ook hier van zich doen spreken, met name de eilandjes voor de kust zijn door hem versterkt. Het is 1 mei en de Fransen hebben vandaag allemaal vrij vanwege die feestdag. Veel winkels zijn dan ook gesloten, op de echte ‘tourist traps’ zoals souvenirkraampjes en crêperieën (waar de plaatselijke lekkernij enorm populair is) na dan. Kortom, het is tamelijk druk. In de bastions zijn nu musea gevestigd.
61
Plaatselijke helden We komen langs de standbeelden van plaatselijke helden zoals Surcouf (een zeerover / boekanier, gewoon een boef dus) en Jacques Cartier (de ontdekker van Canada). De kathedraal is bijzonder. Een hoger gedeelte is somber en duister, terwijl het lagere gedeelte licht en vrolijk aandoet. Daar ligt ook Cartier begraven. We drinken koffie in een typisch Engelse pub, althans wat sfeer betreft. De koffie (café crême grand) is hier buitengewoon smakelijk, maar dat mag ook wel voor € 2,70. SAINT MALO De 'citadel van graniet' (52.700 inw.) zoals de dichter en politicus Chateaubriand zich over zijn geboorteplaats uitliet, is overweldigend in zijn machtige omwalling, sereen en indrukwekkend in de gelijkgevormde rijen van redershuizen en uniek door de granieten stadskop van de Ville Close die aan drie zijden door de zee wordt omspoeld. StMalo riekt nog naar het piratenleven, zwiept in zijn jachthaven van de vele masten, borrelt en bruist op de terrasjes in de oude straten en imponeert als geen andere Bretonse stad door de authenticiteit van zijn architectuur. Maar bovenal symboliseert het het contact met de zee door zijn stranden, musea, havens en zijn geschiedenis. GESCHIEDENIS StMalo heeft zich met handel en piraterij meer aan zee gebonden dan aan land. De lijfspreuk van de Malouins luidde altijd: 'Malouin d' abord, Breton peutêtre, Français s'il en reste' (op de eerste plaats Malouin, wellicht dan Breton, en Fransman als er nog iets over¬ blijft). De zelfstandige geschiedenis van StMalo begon in StServan waar de monnik Malo bij het toenmalige Aleth aan land zou zijn gegaan. Hij werd de bisschop van de nazaten van de Romeinen die hier hun havenplaats hadden. Franken en later Vikingen overvielen Aleth. De bewoners trokken zich terug op het granieten eiland waar StMalo zou worden gebouwd. Achter de eerste verdedigingswallen groeide een middeleeuwse vrijbuitersstad. Met de kathedraal ont¬ving StMalo in de 12e eeuw enkele rechten die zijn verzelfstandiging alleen maar bevorderden. Zo had StMalo het recht zichzelf te verdedigen en ook het asielrecht. De privileges pasten prima bij de trots en zelf dunk van de inwoners. Hertog Jan IV liet in St Servan de toren Solidor (1382) bouwen om zijn macht op de stad te vergroten. Het had weinig invloed op de eigengereidheid van de Malouins. In de 16e eeuw, toen de houten zeekastelen naar Amerikaanse en Indische kusten vertrokken, werd de stad zelfs een tijdje een on¬afhankelijke republiek. Een stadstaat die vertegenwoordigers naar buitenlandse hoven zond, bijvoorbeeld die van de toenmalige zee macht Portugal. De 16e eeuw bracht StMalo voorspoed. Jacques Cartier legde handelscontacten met Canada. De haven van StMalo werd de belangrijkste van Frankrijk; meer dan 3000 schepen deden de stad jaarlijks aan. Kabeljauwen bont waren twee voorname over¬slagproducten. Een felle brand woedde in 1661 door de houten stad, 62
waarna besloten werd het moeilijke graniet als bouwmateriaal te gebruiken bij de nieuwe woningen. De stad kreeg een classicistisch uiterlijk met een symmetrische strengheid. Bij het omslaan van het Europese politieke klimaat in het laatste tijdvak van de 17e eeuw, verkommerde de handel in exotische pro¬ducten en aluin (nodig voor de textielindustrie) en snoerden de Malouins de wapengordel aan. De piratenvlag kon gehesen worden. De Franse koning had een kapersbrief gegeven, waardoor buiten¬landse schepen aangevallen mochten worden zonder als zeerover aangemerkt te worden. Vooral de Engelse schepen werden veelvul¬dig geënterd. Piratenkapiteins als Duguay Trouin en Surcouf ver¬dienden fabelachtige sommen met deze praktijken. StMalo kende toen 20.000 inwoners. Reder of kaper? In elk geval ontstellend rijk, zoals de reders Porée, Dancycan en Magon zich konden noemen. De opkomst van de Noordelijke Nederlanden als zeevarende macht, de Spaanse Successieoorlog en het verlies van de Engelse markt be¬tekenden klap na klap voor StMalo, dat in de 18e eeuw zijn handels¬positie verloor aan Nantes. In de 19e eeuw verviel StMalo tot een naar vis stinkend oord. Aan het einde van de 19e eeuw ontdekte een vroeg toerisme de oorspronkelijk gebleven schoonheid van de clas¬sicistisch aangelegde granietstad. Tijdens de 'Belle Époque' vertrok men al naar StMalo. Ook de Duitsers zagen perspectieven in de nog nooit vanuit zee veroverde stad. Ze verschansten zich er en werden mét 80% van alle huizen gebombardeerd door de geallieerden. De Ville Close werd daarna zorgvuldig gerestaureerd, zodat het nu een toeristische trekpleister van de eerste orde is. BEZIENSWAARDIGHEDEN 1. Remparts Eén wandeling in StMalo is een must, de ongeveer één uur durende voettocht over de bijna 2 km lange wallen rond de Ville Close. Met de bastions, torens en poorten van StMalo in de rug, ziet u in het blauwgroene water versterkte eilandjes, de voorbuffers van de stad bij aanvallen. Het zuidelijke bastion StPhilippe biedt een panorama van de Cbte d'Émeraude. De oudste delen van de wallen dateren van de 12e eeuwen liggen tussen het Bastion de la Hollan¬de (1674) en de Tour Bidouane (1652). De gevelrij langs de Quai de Dinan (zuidkant) is authentiek. 2. Le Château Hoe de wandeling over de muren ook wordt gelopen, begin en eindpunt blijft St. Malo's kasteel op de Place Chateaubriand. Frans II en zijn dochter Anne zijn verantwoordelijk voor de bouw van het hoekige slot, dat het aanzien van een 15eeeuwse vesting heeft, in de 17e eeuw in het oosten verrijkt werd met een driehoekig complex (La Galère) en aan de stadskant verstevigd met de Tour QuicenGroigne en La Générale. Het bolwerk is strategisch in die punt van de Ville Close gebouwd, waar aanvallen over land de meeste kans van slagen zouden hebben. 3. Musée d'Histoire de la Ville et d'Ethnographie du Pays Malouin De donjon van het kasteel herbergt de verzamelingen van het stadsmuseum, een bescheiden collectie die door de zalen van de slottoren cachet krijgt. De zeelieden Jacques Cartier, Duguay Trouin, La 63
Bourdonnais en Surcouf krijgen naast schrijvers als Chateaubriand en Lamennais aandacht. De maritieme historie van de stad is niet vergeten. 4. Tour QuicenGroigne Anne van Bretagne liet deze toren aan het slot vastzetten. De naam heeft een verhaal. In de toren liet Anne namelijk de volgende tekst aanbrengen: 'Qui qu'en groigne ainsi sera car tel est mon plaisir' (vrij vertaald: het doet er niet toe wie moppert, het werk aan de toren gaat door omdat ik er plezier aan heb). Het gemopper kwam van het volk dat in de toren een machtsbevestiging van het hertogdom Bretagne zag. 5. Aquarium (Place Vauban) In zo'n veertig waterbakken zwemmen Franse zeedieren naast bewoners van koraaleilanden. Er is ook een exotarium met hagedissen, kleine krokodillen, slangen en zelfs schorpioenen. 6. Fort National In 1689 werd dit fort door Vauban voor de kust gebouwd. Vooral het uitzicht vanaf dit punt op StMalo en Paramé is interessant. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikten de Duitsers het kasteel als gevangenis. Veel eerder, in 1692, werd de Hollands Engelse vloot van hieruit bestookt. 7. Cathédrale StVincent (Rue PocrondelaBardinais) In 1534 knielde Jacques Cartier voor het altaar van de StVincent voordat hij zich inscheepte om Canada te ontdekken. De neoklassieke gevel was er toen nog niet. Zijn graftombe troont samen met die van kaper René DuguayTrouin en bisschop Jean de Châtillon in de kerk. Een uiterst kleurrijk gezelschap. Diverse kapitelen zijn romaans, het 13eeeuwse koor volgt laag de helling van de rots waar de kathedraal op gebouwd is. Met bijzondere glasinloodramen van Jean le Moal. 8. Île du GrandBé Op dit woeste eilandje ligt het eenvoudige graf van Chateaubriand (1848). Let op het tij bij bezoek aan dit eilandje! Wanneer de vloed plotseling opkomt, kunt u beter enkele uren op het eilandje doorbrengen dan de natte gevaarlijke tocht terug te ondernemen. Nog iets verder ligt eenzaam op een rifpunt een van de zeekastelen van St Malo. Dinard, mondaine badplaats Vervolgens rijden we naar de mondaine badplaats Dinard, hemelsbreed vlakbij St. Malo gelegen, maar toch nog een kwartiertje rijden. Je moet namelijk over het estuarium van de Rance, waarin men in de jaren zestig een grote getijdencentrale (een barrage) heeft aangelegd. Daar is overigens niets speciaals aan te zien. We rijden even wat doelloos in Dinard rond, kunnen het centrum niet vinden. Uiteindelijk komen we bij een strand uit, waar enkel een hond zich bij de vloedlijn amuseert. In de motregen ontwaren we de kolossale herenhuizen die hoog op de duinen gelegen zijn. Ze behoren toe aan welgestelde Engelsen en Amerikanen die deze in de vorige eeuw hier neer hebben laten zetten.
64
DINARD Wordt ook wel de “Parel aan de Kust van Smaragd” genoemd, maar eigenlijk is het gewoon een Engels juweel. Kan een badplaats mondainer zijn in Bretagne? Engelsen en Amerikanen hebben al sinds 1860 het onooglijke vissersdorpje met imposante villa's verfraaid. Het is een prettige, maar prijzige verblijfsplaats. Een mondaine badplaats met casino, zwembaden en drie prachtstranden. Het exquise publiek wordt echter steeds meer overlopen door het massatoerisme. Het grootste strand van Dinard is de Plage de l' Écluse tussen de Pointe des Étêtés en de Pointe du Moulinet (uitzichtpunten). Het vrij brede zandstrand is afgebakend door een voetgangers boulevard. Twee ca¬sino's, waarvan één nu als congresgebouw dienst doet, liggen aan de flaneerstraat. Vanaf de Pointe du Moulinet leidt de Promenade du Clair de Lune naar het zuidstrand van Dinard, een zandvlek die ook al van de gure westenwind is afgeschermd. De Pointe de la Vicomté begrenst het 500 m lange strand. Een derde strand ligt noordweste¬lijk bij StEnogat. De sfeer op de Plage de StEnogat is duidelijk anders dan de exclusievere buurpodia. Er heerst een wat vrolijker familie¬achtige stemming. De stranden van Dinard zijn bijna altijd bewaakt. Aan de Rue des Français Libres staat het Musée du Site Balnéaire. Dinan, vestingstadje Geen succes dus, dat Dinard. We zijn een stuk enthousiaster over Dinan, het volgende plaatsje dat we aandoen. Het ligt dertig km verder het binnenland in aan het riviertje de Rance. Het is een juweeltje van een ommuurde stad, uiteraard stammend uit de middeleeuwen en talloze malen belegerd door vooral de Engelsen. We parkeren bij de wallen en lopen die langs tot we bij het Château uitkomen, tegenwoordig een museum. Daar is ook de toegangsport tot de stad. Het is er opvallend druk, veel volk staat er stil langs de straten in de binnenstad, in afwachting van de aankomst van een etappe uit de prof wielerronde van Bretagne, zo blijkt later. Ondanks al die drukte kunnen we toch nog wel wat bezichtigen, onder andere de zeer authentiek aandoende houten “timberwork”gevels (vakwerkhuizen dus) en de plaatselijke kathedraal Saint Sauveur die heel oud romaans (en verweerd) is. We verorberen in een patisserie een baguette met ‘fromage et jambon” . In een soort panorama – park, le Jardin Anglais met een mooi uitzicht over het dal van de Rance, wachten we een tijdje op de coureurs, maar het peloton wil maar niet verschijnen, waarop we toch besluiten te vertrekken. DINAN Gelegen op een boven de Rance uitrijzende heuvel en even goed be¬waard als bijvoorbeeld Vitré is Dinan (11.800 inw.) het zwaluwnest van de grote schrijver Victor Hugo, de lievelingsstad van Anne van Bretagne en een toeristische trekpleister die bijna niet kan teleurstellen. De historische en met middeleeuwse straten doorkruiste stad ontstond uit het hout van een 11eeeuwse vesting. Willem de Veroveraar stond voor de poorten van die 65
versterking, het hoge viaduct over de Rance was er toen nog niet. Ook Frans / Engelse twisten zorgden tijdens de Honderdjarige Oorlog voor een legenda¬risch duel. De boerenridder Bertrand du Guesclin sabelde op zijn ge¬boortegrond de Engelse ridder Thomas de Cantorbéry neer. Achter de weertorens en boven de groene oevers van de Rance ontstond in de 17e eeuw een bloeiend handelsleven. Bij de haven werkten op een gegeven moment liefst 1.500 wevers aan het zo gewaardeerde lin¬nen van Dinan. De granatenregen op 2 augustus 1944 veroorzaakte weinig schade aan het rijke aanzien van Dinan, nu een vermaarde vakantieplaats. BEZIENSWAARDIGHEDEN 1. Place du Guesclin Statige herenhuizen uit de 18e en 19e eeuw om¬zomen een standbeeld van een ruiter. Op het plein wordt regelmatig een drukke, gezellige markt gehouden. U kunt hier ook parkeren. 2. Château Het kasteel is het hoogste punt van de omwallingen. De 34 m hoge donjon is getooid met een origineel profiel en opgetrokken tussen 1382 en 1387. De vesting vormt met de Porte du Guichet en de Tour de Coëtquen één geheel. De granieten donjon rust op een ovaal grondvlak en bestaat uit vier verdiepingen, doorbroken door schietgaten met klaverblad¬vormen (de 15eeeuwse Tour Coëtgen heeft ronde schietgaten). In het kasteel is een Musée gevestigd. Vooral de Salle des Gisants is opmerkelijk. De dekplaten van de graftombes vormen een rij (12e¬eeuwse gisant van Rolland de Dinan). In de 7 m hoge Salle de Duc prijkt de fraaiste open haard van het kasteel. 3. Porte StLouis Deze 15eeeuwse zuidelijke afsluiting van de Rue de Léhon doorbreekt de omwalling met zware muurvlakken aan weerszijden. 4. Tour Penthièvre Bij een bocht van de Rance ondersteunt de 1se¬eeuwse uitkijktoren het zuidelijke deel van de wal (Rue du Général¬deGaulle). 5. Tour du Sillon Met de Tour Penthièvre moest deze 15eeeuwsewacht¬toren aanvallen gericht op de Porte StLouis afslaan. 6. Basiliek Saint Sauveur. Twaalfdeeeuws, romaans van oorsprong. Rijk bewerkt portaal met dierfiguren, slangenlijven en dergelijke, behoorlijk verweerd. Mooi doopvont. In het koor bevindt zich een meesterlijk hoofdaltaar. 7. Jardin Anglais. Achter de basiliek. Met een soort balkon met een fraai uitzicht over de haven diep beneden, de moderne boogbrug en het dal van het riviertje de Rance dat even verderop bij Dinard en Saint Malo in Het Kanaal uitmondt. 8. Promenade de la Duchesse Anne. Sfeervol, met linden omzoomd wandelpas naar de Engelse tuinen.
66
9. Verscheidene patriciërshuizen in vakwerk, onder meer in de Rue de l’Horloge, de Grande Rue en de Place de Merciers. 10. Promenade des Grandes Fosseés en die van de Petites Fosseés. Wandelgebieden aan de voet van de omwalling met zijn vele nog gave torens, eindigend bij het kasteel. In de afgrond een stadsparkje, een dierenruintje en terrassen van restaurants. Combourg, karakteristiek kasteel Door wegomleidingen en –afzettingen vanwege de wielerkoers verdwalen we, waarop Jos zich op zijn instinct moet verlaten, want onze landkaart biedt hier geen uitsluitsel. We crossen verder door het platteland, steken een kanaal over en ineens zitten we onder de autobaan. Vanaf dat punt is oriëntatie gemakkelijk. We bezoeken het plaatsje Combourg met een karakteristiek kasteel waar de schrijver Chateaubriand (ja, die van dat duur vleesgerecht) zijn jeugd heeft doorgebracht. Het is open, maar we bekijken er alleen het park, niet het kasteel zelf. Het is een fors bouwwerk met robuuste torens, zo ongeveer hoe kinderen zich een ideaal kasteel voorstellen. COMBOURG Het prachtige, dicht bij een klein meer gelegen slot, 11e , 14e en 15e eeuw, waar Chateaubriand een deel van zijn jeugd verbleef, bezit indrukwekkende Een museum is aan de schrijver gewijd. Het stadje (5.000 inw.) gelegen in het oostelijke deel van Pays de Bécherel, zal niet veel groter zijn dan het meer waar het langs gebouwd is. Gele waterlelies en rietkragen maken plaats voor een hellend veld waar de naam van Chateaubriand ver¬bonden is met een kasteel dat in zijn magistrale eenvoud bewondering wekt. Het Château is vierkant, op de hoeken verzwaard met forse, ronde torens en doet ongelooflijk streng aan. Het kasteel kwam in de 11e eeuw onder het toeziend oog van de bisschop van Dol tot stand en is voornamelijk in de 14e en in de 15e eeuw tot zijn huidige vorm gekomen. Het granieten bordes is ontstaan na de ontmanteling van de omringende muren. In 1761 kocht de vader van Chateaubriand het kasteel. De laatste beschrijft het teruggetrokken leven van zijn vader: 'Er gingen winters voorbij zonder dat er iemand aan de poort klopte.' Chateaubriand bracht samen met zijn zusje een benauwende kindertijd door op het kasteel. Hun vader kon zich een dergelijke woning veroorloven, omdat hij rijk geworden was door onder meer de kabeljauwvisserij en de slavenhandel. Hij vulde zijn beurs in StMalo, wat bijna wel moet betekenen dat hij betrokken was bij de toen vrij legale piraterij. In de Salle des Archives is een expositie gewijd aan diplomaat, minister en auteur Chateaubriand. Zijn werktafel, stoel, documenten en zelfs zijn sterfbed (dat in Parijs stond) zijn aanwezig. De schrijver is uiteindelijk begraven op een eilandje voor de kust van SaintMalo.
DAG 4 ST. MALO – CÔTES D’ ARMOR - MONCONTOUR – TREGUIER – BREST Moncontour, middeleeuwse fortificaties ’s Morgens rijden we via Dinan over de autobaan een stukje westwaarts. We slaan al gauw af om het versterkte dorp Moncontour te bezoeken. We rijden er eerst een keer doorheen voor we parkeren onderaan de helling nabij een snelvlietend stroompje. Het is een enigszins 67
verstild dorp met versterkingen die vanaf de elfde eeuw stammen. Het museumpje is dicht. We lopen naar het hoogste punt en komen tot onze teleurstelling uit op een parkeerplaats! Geen fraaie uitzichten dus. Vlakbij ligt een opvallend groot retraitehuis. De markt doet een beetje historisch aan, maar wordt ontsierd door een oerlelijke supermarkt van de SPAR. We drinken koffie in het enige dorpscafé (brasserie en Tabac), waar Jos ook Gauloises en ansichtkaarten koopt. We bekijken en passant nog even de oude kerk, die niet zo bijzonder is, ware het niet dat ze heel mooie glasinlood ramen bezit. Tréguier, imposante kathedraal We nemen opnieuw de autobaan, passeren de stad Saint Brieuc (die we in de diepte van een soort fjord zien liggen) en rijden naar het stadje Tréguier dat aan een estuarium gelegen is. Aan de rand van de stad vinden we een ruime parkeerplaats. We lopen door de nauwe straatjes naar boven (al die stadjes hier zijn hoger gelegen) langs de oeroude vakwerkhuizen en rusten even uit op het kerkhof, waar ook bescheiden graven van gevallen Duitse soldaten liggen. Daarnaast treffen we er ook graven van moslimsoldaten (uit de Magreb: Algerije, Marokko) aan en zelfs nog enkele van Grieken, die niet voor het vaderland maar wel voor La France hun leven geofferd hebben. De o zo bewierookte kerk Saint Tugdual met interessant klooster is gesloten, we proberen er van alle kanten in te komen, maar vergeefs. In het portiek heeft zich een groepje clochards / junks / vino’s met herdershonden verschanst. Dat soort samenscholingen kon je vroeger ook in Duitsland zien (met name rond de stations van de DB), maar aan die overlastgevende landloperij heeft de Polizei abrupt een einde gemaakt. Massaal lunchen We lopen er rond tijdens het lunchuur, wat betekent dat alle restaurants vol smikkelende Fransozen zitten en de winkels urenlang dicht zijn. Veel kappers in dit stadje valt ons op. Op het plein voor de kerk staat een imposant standbeeld van de filosoof Ernest Renan, zijn geboortehuis annex museum ligt ook vlakbij. De plaatselijke bevolking in dit soort stadjes zegt steeds vriendelijk goedendag, een teken dat zij hier niet echt veel vreemdelingenverkeer gewend zijn. Misschien is dit wel een overhaaste conclusie en zit vriendelijkheid hun gewoon in het bloed en is dit de ware volksaard…. TRÉGUIER Le Trégor heeft meer dan rotsen en strand. Iets landinwaarts, maar door de monding van de Jaudy met zee verbonden, ligt Tréguier (3.000 inw.). De straten liggen achter lange muren, die naar het hart van de stad en de zeldzaam mooie kathedraal leiden. Cathédrale St Tugdual. De Côte de GranitRose heeft met rozegrijze steen bijgedragen aan de gotische kathedraal. Het moeilijk hanteer¬bare graniet is hier op onnavolgbare wijze omgezet tot een godshuis dat vele pelgrims trekt. De cultusplaats van Saint Yves is door de heilige met andere ogen bekeken. Hij kon namelijk de romaanse voorganger van het godshuis betreden; tegenwoordig rest hiervan alleen nog de 12eeeuwse Tour Hasting, de 68
noordelijkste van de drie torens op de dwarsbeuk. Vanaf het marktplein is de gehele gevel één stemmig juweel. De Porche des Cloches is in haar flamboyante gotiek de belangrijkste toegang. De Porche du Peuple gaat gracieus gebukt onder een rozet. Dat zelfs zwaar graniet luchtig kan aan¬doen, laat het gotische schip zien. Moderne ramen verlichten nu de pilaren die in diverse stijlen het 18 m hoge gewelf ondersteunen. De meeste pilaren zijn achtzijdig. Daarboven loopt een fries met bloemen, planten en figuren. Het eind14eeeuwse of vroeg 15eeeuwse koor klimt tot 40 m op en is onder meer gevuld met bijna vijftig koorstoelen (1509) die een uitzicht bieden op 15eeeuwse fresco's. Op een van de stoelen staat Saint Tugdual afgebeeld, strijdend met een draak. Aan hem wordt de bouw van het hier gelegen 6eeeuwse klooster toegeschreven. Tugdual heeft daarmee het startsein gege¬ven voor de religieuze uitstraling van Tréguier. In de Chapelle de la Vierge staat een fraai altaarstuk. Vlakbij ligt de gisant van Saint Yves in wit marmer. In de zuidelijke transeptarm staat de heilige pleiter tussen rijk en arm in hout afgebeeld. In de sacristie wordt in de schatkamer de schedel van de heilige Yves bewaard. Eenmaal per jaar in mei gaat het hoofd op reis, in de 'Pardon des Pauvres'. Achter de kerk ligt een van de best bewaarde kloosterhoven van Bretagne. Het gazon wordt omlijnd door flamboyant gotische, maar ook statige zuilenrijen. In de punten zijn vierpassen uitgewerkt. De 18eeeuwse calvarie komt oorspronkelijk uit Plouguiel. De kloosterhof stamt uit 1461. MAISON DE RENAN In een elleboogstraatje achter het koor van de kathedraal staat het geboortehuis van Ernest Renan, het Maison de Renan. Zijn kinderkamer, de biblio¬theek en zijn werkkamer zijn te bezoeken. Frans rijgedrag Via Morlaix, waar een indrukwekkende brug ligt, bereiken we het dorpje Gouesnou onder de rook van Brest waar ons volgende Campanile – hotel gelegen is. Het is dan nog vroeg, nog geen half vier. Tegen vijf uur springen we weer in de Volvo en gaan we richting kust. We raken in de spits, maar al gauw hebben we de landelijke weggetjes bereikt. Onderweg zien we een auto die over de kop is gegaan; of er mogelijk slachtoffers gevallen zijn kunnen we niet beoordelen, wel is er politie en een ambulance bij. De Fransen rijden over het algemeen snel en nemen zeker op de kleinere en smallere wegen veel risico’s. Zij noemen dat ‘een sportieve rijstijl’, maar in onze ogen valt dat meer in de categorie “roekeloos en riskant rijgedrag”. Op de autosnelwegen daarentegen wordt wel veel minder hard gereden dan in Duitsland. Logisch, want de boetes voor snelheidsovertredingen in Frankrijk zijn onlangs draconisch verhoogd, hetgeen uiteraard tot felle protesten uit allerlei hoeken heeft geleid. Saint Renan en Menhir de Kerloas Het stadje Saint Renan heeft ons weinig te bieden. De kerk is niet de moeite waard, evenmin als de lokale begraafplaats. We ontdekken er maar een echt goed geconserveerd 69
vakwerkhuis, nu een brasserie restaurant annex winkel. Acht kilometer buiten de stad vinden we dan toch iets interessants: de Menhir de Kerloas. Hij ligt midden tussen de velden en is naar schatting meer dan vierduizend jaar oud. Van de oorspronkelijk 12 meter zijn er 10 over, daar heeft een blikseminslag voor gezorgd. Hij is niet van graniet (dus niet een monoliet), maar van tamelijk brokkelige zandsteen. Het regent als we er rondlopen. In de achttiende eeuw was hier een ware cultus van een soort zon en maanaanbidders, te vergelijken met de huidige New Age People. Pas gehuwden kwamen hier ook naar toe om met hun onderbuik tegen de menhir te schuren, dat zou de vruchtbaarheid bevorderen. Rondom de steen heeft men veel doornstruiken geplant, volgens Clim om de graaf maniakken (goud, zilver, archeologische artefacten!) af te schrikken. Hij kon wel eens gelijk hebben. We vinden het weer te slecht om door te rijden naar Le Conquet, een kaap in zee met vuurtorens en vergezichten. Om half zeven zijn we weer terug in het hotel.
CÔTES D' ARMOR AKKERBOUW EN VEETEELT VORMEN DE BELANGRIJKSTE INKOMSTENBRONNEN VAN DEZE STREEK. Het departement Côtes d' Armor, dat tot 1990 Côtes – du Nord heette, valt onder de regio Bretagne. Het is gelegen in het noorden van het Bretons schiereiland en heeft een lange, zeer onregelmatig gevormde kust met veel eilandjes langs Het Kanaal. Deze fysionomie is ontstaan door de eeuwenlange inwerking van het zeewater op gesteenten van verschillende hardheid. Het binnenland van het departement omvat een deel van de Monts d' Arrée en de Landes du Méné. Deze hooglanden van MiddenBretagne contrasteren met de kustplateaus. Het Plateau du Trégorrois, dat geleidelijk afloopt in de richting van de zee, is diep doorsneden door de valleien van verscheidene rivieren en eindigt bij Het Kanaal met een steile rotskust. Oostelijk van de Baai van Saint Brieuc wisselen heuvels en inzinkingen elkaar af. De hoge, langgerekte heuvels in het achterland, die vroeger met heide begroeid waren, zijn nu in cultuur gebracht. In dit dunbevolkte departement waaruit veel mensen wegtrekken spelen zeevaart en visserij een ondergeschikte rol. De Bretonse kust in vooral in trek bij toeristen, die hier terecht kunnen in veel badplaatsen. De bevolking zelf leeft hoofdzakelijk van de landbouw en veeteelt en produceert gevogelte, varkens, eieren, melk, groenten en primeurs. Dankzij de geweldige groei van de landbouw sector heeft ook de voedingsmiddelenindustrie zich ontwikkeld. KLIMAAT Vrij zacht zeeklimaat onder invloed van de Golfstroom. CIJFERS Bevolking: 539.000 inwoners Oppervlakte: 6.878 km2 Hoogste punt: 340 m (Bel Air) WETENSWAARDIGHEDEN Hoofdstad: Saint Brieuc / Belangrijkste steden: Dinan, Guingamp, Lannion TROTS EN EIGENGEREID Côtes d' Armor, Bretons tot in de wortels, heeft net als de rest van de regio altijd gestreden voor onafhankelijkheid, die het echter niet heeft weten te behouden. De streek, die al vroeg in de
70
geschiedenis bevolkt was zoals blijkt uit vele archeologische overblijfselen, werd in de 4e eeuw v. Chr. bezet door de Kelten. Dezen noemden het schiereiland Armorica en waren verdeeld in vijf grote stammen, waarvan er een, die van de Curiosolieten, zich vestigde aan de noordkust. De periode van welvaart die volgde werd verstoord door de komst van de Romeinen in 56 v. Chr. De invoering van de Latijnse beschaving ging gepaard met een sterke verstedelijking, maar ook met bodemverbetering en de aanleg van havens. Vanaf het jaar 460 van onze jaartelling tot bijna twee eeuwen later kwamen Kelten uit GrootBrittannië zich vestigen in Armorica. Ze verdrongen de geromaniseerde bevolking en stichtten drie koninkrijken, waaronder Domnonee in het noorden. Gedurende de volgende eeuwen kwamen Bretons en Franken herhaaldelijk met elkaar in conflict. De Bretons, die enige tijd werden onderworpen door de Karolingers, riepen daarna snel de onafhankelijkheid uit. Hun leider Noménoé verenigde het land, hervormde de Kerk en gaf Bretagne zijn historische grenzen. Ondanks de verwoestingen aangericht door de invallen van de Noormannen in de 9e eeuw kende de streek een zekere stabiliteit en, wat belangrijker was, bleef volkomen onafhankelijk van het koninkrijk. In 1250 moest het zich uiteindelijk onderwerpen aan het gezag van de Kroon, die het gebied echter pas in 1532 inlijfde. Na een periode van grote welvaart dankzij de opkomst van de overzeese handel, voornamelijk met de koloniën, raakte het gebied economisch in verval. De crisis is in Côtes d' Armor nog meer voelbaar dan elders in Bretagne. BEZIENSWAARDIGHEDEN De Côte d' Émeraude, Cap Fréhel, Trégastel en de Corniche Bretonne, Paimpol, Tréguier. In Dinan: de oude binnenstad, de Rue du Jerzual (huis uit de 16e eeuw), het kasteel, hotel Kératry, de Place des Merciers met houten huizen. In Saint Brieuc: de kathedraal, de oude huizen en het Historisch Museum van Côtes d' Armor.
HET KANAAL THE CHANNEL VOOR DE ENGELSEN / LA MANCHE VOOR DE FRANSEN AAN DE ENGELSE KANT IS DE ZEE GASTVRIJ, MAAR AAN DE FRANSE KANT KAN HET GOED SPOKEN.
In het oosten eindigt Het Kanaal in de Straat van Dover, de westelijke begrenzing valt samen met de lijn die van Lizard Point in Cornwall naar het eiland Vierge loopt. De zee vormt een doorgang tussen het zuiden van GrootBrittannië en noordwest Frankrijk. Het Kanaal heeft de vorm van een brede vallei waarvan de bodem van oost naar west geleidelijk afloopt. De Engelse kust is minder gevaarlijk dan de Franse, waar eilandjes, rotsen en hoge zandplaten van het eiland Ouessant tot aan de Calvados hinderlijke obstakels vormen. Ten noorden van de Sommebaai belemmeren zandbanken de door vaart. Het Kanaal kent grote getijverschillen en de stroming is er buitengewoon sterk. Door al deze bewegingen is het verschil in temperatuur aan de oppervlakte en op de bodem uiterst klein. WETENSWAARDIGHEDEN Lengte: 500 km / Breedte: van 32 km (Straat van Dover) tot 250 km (tussen Mont¬ SaintMichel en Devon) / Diepte: 30 tot 80 m (centrale geul: 180 m) Getijdeverschil: 11,7 m bij Granville; 13,5 bij Mont SaintMichel / Stroming: 6 tot 7 knopen bij Portland; 8 tot 10 knopen tussen La Hague en Alderney . Gemiddeld zoutgehalte: 35% Gemiddelde watertemperatuur aan de oppervlakte: 7º C in februari; 16º C in augustus Belangrijkste havens: La Havre, Dieppe, Boulogne, Cherbourg, Calais, Dover, Southampton, Portsmouth
71
EEN SNELWEG OP ZEE Door de toename van het vervoer over zee is Het Kanaal, de verbinding tussen de Noordzee en de Atlantische Oceaan, een ware snelweg voor schepen geworden. Het Kanaal, dat geheel binnen de zone van 200 zeemijl ligt, hoort voor de helft bij Frankrijk en voor de andere helft bij GrootBrittannië. Qua grootte is het een volstrekt onbeduidende zee. Toch is het de laatste driehonderd jaar een van de belangrijkste scheepvaartknooppunten van de ontwikkelde landen. Het Kanaal behoort tot de drukst bevaren zeeën ter wereld en is een onvermijdelijke doorgang voor het goederenverkeer tussen de westerse landen en de rest van de wereld. Er is zoveel scheepvaartverkeer dat er voor elke richting (oostwest en westoost) een aparte vaarroute is uitgestippeld om aanvaringen te voorkomen. Vanaf de Straat van Dover varen de vrachtschepen in een rij achter elkaar tot Ouessant. Deze koerslijnen, zoals de stroken die het scheepvaartverkeer uit elkaar moeten houden genoemd worden, lopen zo ver mogelijk van de kust af om hulpverleners voldoende tijd te geven als een in nood verkerend schip dreigt af te drijven. Het verkeer in dwarsrichting, dat in de vorige eeuw terugliep, is sinds de toetreding van GrootBrittannië tot de EU opnieuw toegenomen. De inmiddels geopende spoorwegtunnel onder Het Kanaal is echter een geduchte concurrent voor het vervoer over zee. Vanwege het gevaar van vervuiling van de kust zouden sommigen graag zien dat Het Kanaal voor supertankers verboden zou worden. Maar voor grote havens als Hamburg, Rotterdam en Antwerpen is deze zee een onmisbare aanvoerroute. BEZIENSWAARDIGHEDEN De witte krijtrotsen van ZuidEngeland, de Seine baai (Pont de Normandië), de kust van Cornwall, de stranden waar de geallieerden zijn geland, de baai van Mont Saint Michel, de kust van de Cotentin, de Kanaaleilanden, de Somme baai.
BREST Brest (bevolking 155.000) is een stad in Bretagne, in het noordwesten van Frankrijk in het departement Finistère (29). De stad ligt op de westerse punt van het schiereiland Bretagne, en is een belangrijke militaire en burgerlijke haven. De haven van Brest is al eeuwenlang een belangrijk strategisch punt. De militaire haven werd oorspronkelijk versterkt door Vauban (16331707), en tijdens de Tweede Wereldoorlog was Brest een thuishaven van een grote Duitse vloot onderzeeboten. De stad lag dan ook aan het einde van WO II compleet in puin, maar werd al vlug herbouwd.
FINISTÈRE Een baken in zee Finistère, het "landeinde", was door de eeuwen heen altijd aangewezen op de zee. Het departement Finistère ligt op de westpunt van het Bretonse schiereiland en vormt de afscheiding tussen het Kanaal en de Atlantische Oceaan. De bijna 800 km lange kustlijn, in het oosten begrensd door Côtes d' Armor en Morbihan, verklaart de verbondenheid met de zee, alsook de inplanting van de Keltische cultuur en gebruiken. De Bretonse taal heeft zich hier dan ook sterker dan elders in Bretagne weten te handhaven. De sterk ingesneden kust heeft zeer gevarieerde aspecten: talrijke ria's (abers) doorsnijden de rotsformaties van de noordkust (Léon) met talrijke uitstulpingen (Pointe du Raz, schiereiland Crozon) en baaien als de rede van Brest en de baai van Douarnenez aan de westkust, die naar het zuiden vlakker wordt. Het reliëf, een verlengstuk van het massief van Armorica, wordt
72
beheerst door de Monts d' Arrée in het noorden en de Montagnes Noires in het zuiden. In het centrum van Finistère omsluiten deze heuvels het bekken van Chä¬teaulin, een glooiend heuvelland waar de Aulne zich doorheen slingert. Aan weerszijden van dit grillige landschap verheffen zich de plateaus van Léon en Cornouaille. De van oudsher op de zee aangewezen bevolking leeft van ambachtelijke en industriële visserij. Daarnaast is de laatste tijd een bloeiende landbouw ontstaan. WETENSWAARDIGHEDEN Belangrijkste steden: Brest, Plougastel Daoulas, Morlaix, Concarneau, Landivisiau Talen: Frans, Bretons CIJFERS Oppervlakte: 6.733 km² / Bevolking: 830.000 inwoners / Bevolkingsdichtheid:123 inw. km²
Waar het land eindigt en de zee begint Het op zichzelf aangewezen Finistère heeft het continent lange tijd de rug toegekeerd. Hunebedden en menhirs getuigen van menselijke bewoning in de vroege oudheid. De megalithische bouwwerken zijn in Finistère rijk vertegenwoordigd. Oorspronkelijk bevolkt door de Osismen, met als hoofdstad Vorganium (of Carhaix), kwam het gebied in 57 v. Chr. onder Romeins gezag. De Romeinen brachten de stad tot ontwikkeling, legden aquaducten, bruggen en een wegennet aan, waardoor de economie opbloeide en de bevolking toenam. De immigratie van de Kelten begon tegen het einde van de 4e eeuw. De Keltische stammen waren afkomstig uit Midden Europa en later uit GrootBrittannië. Hun bestuurlijke en religieuze leiders vestigden hun gezag in heel Bretagne. Zij vormden kerkgemeenten, "plous" geheten, die uitgroeiden tot plaatselijke vorstendommetjes, vooral langs de noordkust van Finistère. Als deel van het Karolingische rijk onderging het kustgebied in de loop van de 10e eeuw de invallen der Noormannen. Nadat de Vikingen waren verdreven, kwam Bretagne in handen van de Plantagenets, maar de plaatselijke edelen behielden een sterke mate van autonoom gezag. Tijdens de Middeleeuwen kwamen de steden van Finistère tot 'grote bloei dankzij handel en zeevaart. Dat wekte de belangstelling van de Franse koningen, en het hertogdom Bretagne werd in 1532 bij het koninkrijk gevoegd. Parijs nam het plaatselijke bestuur over en Brest werd een belangrijke marinebasis terwijl het handelsverkeer met Engeland achteruitliep. De door de Franse regering opgelegde zware belas tingen leidden tot ontevredenheid en verzet dat voortduurde tot het eind van de 18e eeuw. Finistère had in de 19e eeuw te lijden van een economische crisis en in de 20e eeuw van de twee wereld oorlogen. Het historische isolement van deze streek is pas na de Tweede Wereldoorlog doorbroken.
DAG 5 BREST – ENCLOS PAROISSIAUX – KERJEAN - ROSCOFF – PLOUMANEC – KERNIC – BREST De “enclos paroissiaux”, ofwel “calvaires” Vandaag bezoeken we ’s ochtends een drietal dorpen in de buurt (Guimiliau, Lampaul Guimiliau en SaintThégonnec, allen in het dal van de rivier de Elorn gelegen) die zich onderscheiden door unieke uitingen van volkskunst en vroomheid: de zogenaamde “enclos paroissiaux”, ook wel “calvaires” genoemd. Het zijn omheinde grondstukken, waarin zich een kerk, een knekelhuis, een kerkhof, een kapel en een monumentale toegangspoort bevinden. 73
Ze zijn allemaal uitbundig versierd met honderden realistische beelden en beeldengroepen; kortom boerenkunst in graniet of zandsteen. Honderden beelden, uitbundige versieringen In de kerken vallen het doopvont, het koor, de altaarstukken, kruisbeelden, de preekstoel, de schilderijen en de begrafeniskapellen op. Jos maakt er met zijn digitale camera talloze opnames, wat genoeg zegt over het fotogenieke van deze weinig bezochte beziens waardigheden. Toch zijn we niet de enige bezoekers. Druppelsgewijs worden we vooraf gegaan of opgevolgd door andere geïnteresseerden, vaak oudere stellen. Op een bescha duwd terras drinken we koffie in gezelschap van een tam hondje dat Clim zijn koekje uit de mond bedelt. CALVAIREDORPJES / ENCLOS PAROISSEAUX SAINT-THÉGONNEC De enclos paroissia van deze plaats (2300 inwoners) is een van de laatste getuigen van de Bretonse voorspoed in de 17e eeuw. Lodewijk XIV zou de afschaffing van het Bretonse linnen monopolie bewerken en de Hollandse en Engelse handel lamleggen. Bretagne verloor zo veel inkomsten. Maar voor het zover was, zette de parochie van StThégonnec nog een klein wonder op. Alleen al de triomfpoort uit 1587 frappeert door de monumentaliteit, vorm gegeven door het bouwatelier van Kerjean. Het laatstgenoemde kasteel heeft bewerkte schoorstenen die min of meer terug te vinden zijn in de triomfpoort. God zelf verwelkomt de bezoeker vanaf de middelste topgevel. De Bretonse inscriptie op het fries naar de enc1os toe luidt vrij vertaald: 'Heilige Moeder Maria, Gij onze toevlucht, sta ons bij, wij smeken U, Gij hoogste voorspraak der zondaars'. De calvaire is ingetogener en doet zwaarder aan in de kruisen dan in het eronder liggende, rechthoekige blok Twee ruiters flankeren hoog in de lucht de gekruisigde Christus. Net daaronder kijken Maria, Petrus en Johannes naar het knekelhuis. Aan de achterkant komt Maria nogmaals voor vergezeld van de Bretonse heilige Ywein. Een beeld van Saint Thégonnec is veel lager in een nis te vinden. De Bretonse Renaissance krijgt opmerkelijke details in de beelden¬groepen op de soldeel. Aan de noordelijke zijde schittert een fraaie lijdensweg van Christus. Vriend en vijand van de Heilige Zoon zijn direct herkenbaar door de gezichten: de vertrokken grimas van een soldaat, de smartelijke mimiek van Maria. LAMPAUL-GUIMILIAU Dit plaatsje (2100 inw.) is een van die schitterende parels aan het snoer van Léons 'enclos paroissiaux'. Anders dan het buur dorp Gui¬miliau met zijn fenomenale calvaire, blinkt deze schakel van glitte¬rend kerkgoud. Het interieur en de toren van de Église zijn zeer de moeite waard. De toren is onmiskenbaar een kopie van de beroem¬de Kreisker toren (St. Pol – de Léon). In 1809 schoot een bliksemflits het puntje weg. Het zuidelijke portaal (1533) van de kerk herbergt traditioneel de beelden van de apostelen. In een nis strijdt Saint Pol met de draak van het heidendom. Bij de sacristie is een opmerke¬lijke trap te vinden. Maar het is voornamelijk het interieur waarom de kerk boeit. Links van het koor staat het passiealtaar. Rechts is een aan Johannes de Doper gewijd altaar te zien, ook uit de 17e eeuw. De 'poutre triomphale', een gebeeldhouwde balk boven in het schip, is voorzien van een kruisbeeld. In het doopkapelletje in de rechter transeptarm ondersteunen acht pilaren een baldakijn uit de 17e eeuw.
74
De linker transeptarm bevat een uit één eikenstam vervaardigde figurengroep van vijf in en intrieste mensen rond het levenloze lichaam van Christus. Hemel en hel baden in hetzelfde water, getuige de duiveltjes op het wijwatervat. Een bonte, barokke rijkdom, die heel anders is dan de soberheid van de calvarie buiten. Het knekelhuis dateert van 1667. Het bevat ook een doopvont, alweer een met een baldakijn overdekt Bretons houtsnijwonder uit 1650. GUIMILIAU In de zeer fraaie enclos paroissial van Guimiliau (8oo inw.) is de mengeling van late gotiek, Renaissance en barok aanwezig. Vooral de calvarie en het interieur van de kerk hebben onmiskenbare kwa¬liteiten. De porte triomphale is vrij sober uitgevoerd. De zware poort geeft toegang tot het kerkelijke terrein. De zuidelijke façade van de kerk sluit de ruimte af, rechts domineert de Calvarieberg, waar¬achter het knekelhuis klein en onbetekenend lijkt. De calvaire dateert van het einde van de 16e eeuw. Hij is in zeven jaar gebouwd op een achthoekig grondplan dat aan vier zijden met steunberen wordt verlengd. Er zijn twee registers boordevol sculptuur, een drukke werveling van Bijbelse figuren. En van een enkele plaatselijke dame, zoals Katel Gollet die op een hoek met behulp van een drie¬tand de hel in wordt gejaagd. De helpers van de duivel trekken haar aan de ledematen de bek van het hellemonster binnen. De zware borsten van Katel illustreren de erotiek waarvan de dame zich zou bedienen om haar minnaars aan zich te kluisteren. Een van die minnaars, de duivel, bracht ze een heilige hostie. Te veel van het goede, haar straf staat in steen uitgebeiteld. Dit alles ter waarschuwing aan de jonge maagden van het 16eeeuwse Guimiliau en omstreken. Tussen Dorische zuilen staat Saint Pol opgesteld met boven hem de wederopstanding. Daarachter en boven prijkt het centrale kruis. De overige twee kruisen zijn verdwenen. Maria, twee apostelen en Saint Yves rechten de ruggen net onder de gekruisigde Christus. Op de hoekvlakken van de steunberen staan de evangelisten met hun symbolen afgebeeld. De graflegging en de besnijdenis vormen rust¬punten in het drukke geheel. Hier en daar is het graniet behoorlijk verweerd, witte plekken schemeren door de figuren die veelal in 16eeeuwse tooi hun Bijbelse functies symboliseren.
Kasteel van Kerjean Op weg naar de kust komen we in de buurt van het kasteel van Kerjean. Dat ligt op een grote open plek in de bossen, groot genoeg in ieder geval voor een enorme parkeerplaats. Het blijkt tot 14.00 uur gesloten. Het kasteel wordt volledig omsloten door een slotgracht, die nu droog staat. Het is nog niet zo lang geleden gerestaureerd (in 1992), daarom staat het waarschijnlijk nog niet in alle toeristengidsen vermeld. Het ziet er in ieder geval indruk wekkend uit. We lopen er helemaal omheen en merken dan dat de achterkant schromelijk verwaarloosd is. Geheel intact is nog de colombier, een duiventil in de vorm van een toren. In de middeleeuwen had alleen de adel recht op het houden van (post)duiven, tot grote ergernis van de boeren, want die vogels pikten al die kostbare zaadjes van de pas gezaaide akkers op. We hebben geen zin om te wachten tot het open gaat, roken een sigaretje op een picknickbank (van een soort zoals we die overal in de wereld hebben gezien) en stappen op. KERJEAN Schitterend bouwwerk, half vesting, half paleis. Renaissance, midden 16de eeuw, met vierkante ommuring en grachten. Indrukwekkend voorplein met fraaie renaissanceput, kapel met houten gewelf, gebeeldhouwde balkenen kroonlijsten. Monumentale schouwen in de keukens. Interieur: uitzonderlijke collectie van oude Bretonse meubels.
75
Veerhaven Roscoff Een half uur later bevinden we ons aan de kust bij het plaatsje Roscoff. Tot onze verbazing is hier een drukke veerhaven met verbindingen met Ierland en Plymouth in Cornwall, nooit van gehoord. We bespeuren in dit plaatsje duidelijk een Britse invloed. De haven is van drie kanten omgeven door een kademuur en een pier en de bootjes liggen er op het droge slik. Bij een mobiele friture eten we broodjes met ham en kaas. Na een wandeling door het stadje en een kopje koffie op het terras van een boulangerie gaan we verder. ROSCOFF Er bestaan kleurrijke verhalen over de zeehandelaars van Roscoff (3.700 inw.). Ze zouden piratenactiviteiten niet schuwen; hun kennis van de verraderlijke rotspartijen voor de kust benutten ze tijdens gevechten met Engelse schepen. Het zeer milde klimaat en de gunstige ligging bij stranden hebben Roscoff niet alleen bij de Fransen gewild gemaakt. De veerverbinding met het Engelse Plymouth en het Ierse Cork leidt tot internationaal toerisme. Vooral Engelsen kopen gretig panden aan dit deel van de Bretonse kust op. Reumalijders trekken ook naar Roscoff, dat de eerste badplaats was met een instituut voor thalasso – therapie. Aan de Place Georges Tessier staat een zeebiologisch instituut, een dependance van de universiteit van Parijs. De Vieux Port boeit het schildersoog. Een lange 18eeeuwse dam beschermt de haven tegen de zee. Boven de panden steekt de opengewerkte renaissancetoren van de 16eeeuwse Église Notre Dame de Croaz Batz uit. De zeeroversgeschiedenis uit de 16e17eeeuw wordt herdacht op de buitenmuur van de gotische kerk. De schepen en kanonnen doen niet al te sacraal aan. Het interieur is verrijkt met vier 17eeeuwse altaarstukken, een dito orgelkast en een 18eeeuwse preekstoel. Twee groen uitgeslagen knekelhuisjes geven de enclos een stemmig effect. Aan de overzijde van de haven staat de Chapelle SteBarbe bij Les Viviers, circa 5.200 m2 kweekbassins voor onder meer krabben en langoesten. Getijdenbaai en menhirs We rijden langs de kust, maar veel van de zee zien we niet, die ligt nog een kilometer of twee, drie verderop. In het dorp Plouescat rusten we op het dorpsplein waar nog een originele overdekte markt staat. We kiezen een weggetje dat ons langs de drooggevallen baai voert. Hier is het een en al toerisme wat de klok slaat, dat moge duidelijk zijn: vakantiedorpen, campings, caravans, ga zo maar door. We stoppen bij een soort duinen en gaan op zoek naar een dolmen die hier ergens gesitueerd zou zijn. We treffen wel reusachtige rotspartijen aan en een vluchthaventje voor vissers die zich in het getij hebben vergist. De menhirs en het heuvelgraf van Kernic, dat uit 2.500 voor Christus zou stammen, kunnen we niet vinden. In de prehistorie was het peil van de zee tien meter lager, zodat de menhirs hier markante punten in het landschap vormden en niet onder water liepen, wat nu bij springtij wel het geval is. Om 17.00 uur keren we terug naar ons hotel, waar we de rest van de dag blijven. 76
BREST De oude stad werd in 1944 verwoest. Het kasteel, een machtig verdedigingswerk uit de 12de, 14de, 16de eeuw, beheerst de haven en de stad; men bezoekt de donjon (op dinsdag gesloten) en het Marinemuseum met maquettes van schepen, schilderijen (dagelijks geopend behalve op dinsdag). Op de wallen (ontwerper: Vauban, wie anders…), de Cours Dajot, een wandelterras, uitlopend op het Kennedy park (oriëntatietafel, breed uitzicht). Het 'Musée des Beaux Arts' (gesloten op dinsdag, zondagmorgen en feestdagen): Italiaanse school 17de18de eeuw, neoklassieke schilderkunst (eind 18de19de eeuw), de school van Pont Aven en symbolisme. Het oudste deel van het arsenaal van La Penfeld en de marinehaven van Laninon zijn voor bezichtiging toegankelijk. In de toren van La motte Tanguy, 14de eeuw, is het museum voor de geschiedenis van Brest ondergebracht (14de eeuw 2de Wereldoorlog). Oceanopolis, gelegen aan de jachthaven van Moulin Blanc; op meer dan 5000 ml exposities over maritieme technologie en wetenschappelijk onderzoek. Het grootste aquarium van Europa, gewijd aan de lokale fauna en flora. Monument Fort Montbarey: herinneringen aan het verzet in de Finistère tijdens de Tweede Wereldoorlog. Conservatoire Botanique National de Brest met tuin waarin 1200 bedreigde plantensoorten, na Kew Gardens in Londen de grootste ter wereld.
DAG 6 BREST – CONCARNEAU – CARNAC – AMIENS Vissersdorp Concarneau: Valkenburg gelijk We hadden het hotel voor drie nachten gereserveerd, maar beperken dit tot 2 nachten, wat geen probleem oplevert. Tegen 11 uur bereiken we na een korte rit door een heuvelachtige streek de vissershaven Concarneau. Dit geheel ommuurde eilandje in de monding van een rivier is tegenwoordig louter een toeristenplaatsje, te vergelijken met Valkenburg. De wallen en veel vakwerkwoningen zijn nog intact, maar de ziel is er in onze ogen eigenlijk helemaal uit. Gelukkig breekt de zon door wat het wandelen een stuk aangenamer maakt. Het is nog vroeg in het seizoen, dus erg druk is het er niet in deze “ville fleuri” met drie bloemen. De bloemen staan voor kwaliteitssterren à la Michelin. Vier is het maximum, die hebben we alleen in Honfleur aan de Normandische kust gezien. Vroeger moesten de vissers het van de sardinevangst hebben, maar toen die scholen verdwenen heeft men zich gespecialiseerd in de tonijnvangst in verre wateren. In de buurt is conservenindustrie gevestigd; niet voor niets liggen er nog steeds grote visverwerkingsfabrieken. CONCARNEAU: DE BURCHT De burcht, ingeklemd tussen vestingmuren met kantelen, is een ongeschonden voorbeeld van historische militaire architectuur. De ommuurde stad, een van de meest bezochte plaatsen van Bretagne, is helaas een deel van haar charme kwijtgeraakt als gevolg van de toename van het aantal souvenirwinkels. Toch zijn de smalle straatjes en oude huizen nog steeds bijzonder. Concarneau heeft bovendien haar naam gegeven aan een groep schilders die, onder aanvoering van Alfred Guillou, de vestingmuren van de sloop redden door ze in 1899 op de monumentenlijst te laten zetten. Gauguin bezocht in 1894 de stad, een bezoek dat eindigde in een vechtpartij op de kade. De stad heeft haar militaire rol allang geleden ingeruild voor een vredelievendere activiteit, die bovendien voor welvaart zorgde: de visvangst. Het ritme in de haven bepaalt dat van de stad zelf, met het komen en gaan van de zeevisserssloepen, die na twee weken zo'n 15 tot 30 ton vis aan wal brengen. Concarneau is de
77
grootste tonijnhaven van Frankrijk en de derde haven voor de aanvoer van verse vis na Boulogne en Lorient. DE OMMUURDE STAD Voordat de stad een maritieme toekomst kreeg, was Concarneau (dat in het Bretons 'toevluchtsoord van Cornouaille' betekent) niet meer dan een onregelmatig eilandje, 350 m lang en 100 m breed, dat dienst deed als schuilplaats in geval van een invasie. In de 14e eeuw werd er een stenen omheining gebouwd die de verdediging versterkte. De stad, vierde vestingstad van Bretagne, werd talloze malen belegerd tijdens de Honderdjarige Oorlog en daarna tijdens de godsdienstoorlogen. De vestingen werden gedurende dertig jaar door de Engelsen belegerd, totdat Du Guesclin hen verdreef. De vestingmuren werden in 1451 weer opgebouwd. In 1694 liet Vauban de laatste wijzingen aanbrengen die noodzakelijk waren vanwege de ontwikkelingen in de aanvalstechnieken. HAVENACTIVITEIT Naast een uitgebreid garnizoen telde de stad een vissersbevolking die beschikte over een tiental sloepen. De stad kwam economisch echt tot bloei in 1851, met de opkomst van de eerste conservenfabrieken. In 1900 werkten er 2000 arbeiders in 30 fabrieken, op een bevolking van 7000 zielen. Tijdens de industrialisatie breidde de haven zich uit en geleidelijk aan verlieten de rijke kooplieden de binnenstad om zich buiten de stad te vestigen. Aan het begin van de 20e eeuw verdwenen de sardinebanken uit het kustgebied. De bevolking, beroofd van zijn belangrijkste bron van inkomsten, wachtte een moeilijk bestaan. Om de armste vissers te hulp te komen, werd er in 1905 door kunstenaars een weldadigheidsfeest georganiseerd, het 'Fête des filets bleus', dat nog steeds jaarlijks plaatsvindt. Tegenwoordig haalt de stad haar inkomsten uit de zeevisserij en de tonijnvangst in het bijzonder. Tonijn wordt gevangen tussen de Azoren, Ierland en de Golf van Biskaje en tussen Afrika en de Seychellen. Daarnaast wordt geld verdiend met de scheepswerven, koelhuizen en in de voedingsmiddelenindustrie.
Prehistorie in Carnac Nog voor het middaguur zijn we op weg naar Carnac, waar we zeker een uur later aankomen. We kunnen het plaatsje niet direct vinden, want het staat echt nergens aangegeven. Uiteindelijk komen we er toch zonder echt veel dwaalwegen gevolgd te hebben. Het valt behoorlijk tegen. De menhirvelden zijn dor en grijs en weinig aantrekkelijk. Jos vond ze zelfs geen foto waard. Teleurgesteld verlaten we dit oord, dat tot onze verras sing geheel in het teken stond van toerisme, water en strandtoerisme dan wel te verstaan, want Carnac Plage is een van de topbadplaatsen aan dit deel van de kust dat de Baai van Morbihan aan de Golf van Biskaje heet. CARNAC Zeg 'Carnac', en in de collectieve verbeelding verschijnen 3000 naar de hemel gerichte stenen. Er zijn nauwelijks meer inwoners dan stenen zeg zo'n 4500 die u 's zomers moet vermenigvuldigen met 10 of 15, meer dan 100 hotels en restaurants, een twintigtal campings, een centrum voor thalasso therapie, vijf stranden, meer bars dan u lief is en elk jaar een bovengemiddelde hoeveelheid zon. Dat is Carnac. De eerste badplaats van de Morbihan biedt, een gelukkig mengsel van cultuur en ontspanning: Bretonse charme met een vleugje Parijs in de zomer.
78
DE MEGALIETEN De grote stenen die Carnac en omgeving markeren zijn de getuigen van bewoning in het Neolithicum, maar de eerste menselijke nederzettingen zijn nog ouder. Kelten en Romeinen volgden elkaar op en daarna kwam het christendom met zijn heiligen uit Ierland. De rijen reuzenstenen (‘alignements’) hebben dus al deze volkeren zien passeren en hangen vrijwel zeker samen met godsdienstige ceremonies. In de loop der tijd zijn de stenen gepolijst door het weer, maar de precisie van hun opstelling en de moeite die het moet hebben gekost om ze op hun plaats te krijgen verbazen nog steeds. Pas sinds de 19e eeuw tonen de onderzoekers gedetailleerde belangstelling voor het ontstaan van dit erfgoed. De Schot James Miln met name heeft de weg vrijgemaakt voor talrijke opgravingen waarvan de resultaten samen met andere vondsten nu worden tentoongesteld in het museum dat zijn naam draagt. Maar ook zonder historisch wetenschappelijk onderzoek oefenen de steen rijen van Carnac een ongeëvenaarde aantrekkingskracht uit. Die fascinatie verklaart voor een deel ook de niet altijd gefundeerde interpretaties van het fenomeen. De meest gangbare theorie is dat de richting van de steen rijen is gebaseerd op de zonsopgang tijdens de equinox (als dag en nacht even lang duren: 21 maart en 21 september) en de zonnewende (21 juni en 21 december). Daarmee zouden de steenrijen (ook) een astrologische betekenis hebben. Kermario, Kerlecan, Ménec en andere steenrijen zouden dan niets anders zijn dan een gigantische openluchtkalender.
Benzine slurpen De rest van de dag brengen we door op de autosnelwegen naar het noorden. We passeren Rennes, de hoofdstad van Bretagne, in vliegende vaart en voor we het beseffen zien we de contouren van de Mont Saint Michel voor ons opdoemen. Daar stoppen we om voor de zoveelste maal te tanken (Clim: “Een rib uit mijn lijf!”) en een broodje te eten. Een uurtje later hebben we ook Caen en heel Normandië achter de rug. Ons plan was om in de buurt van Rouen te overnachten, maar we wijzigen dat omdat we de befaamde hangbrug over de Seine bij Le Havre willen “doen”. Dat kost ons wel enige euro’s péage, want het is een tolbrug. Tolbrug over de Seine Mooi uitzicht vanaf het midden van de erg hoge en moderne brug. Daarna is de drukte op de weg verdwenen en koersen we op nagenoeg lege autobanen richting Picardië, waar we in de Campanile van Amiens onderdak hopen te vinden. Dat lukt gelukkig, hoewel we er pas na achten aankomen. Het komt ons allemaal heel bekend voor hier, want we zijn er al eens eerder geweest. Het is erg zacht weer en er wordt dan ook buiten op het terras gegeten. Het ruikt er heerlijk, de avondlucht is bezwangerd met de zware, aromatische, bijna bedwel mende geuren van de voorjaarsbloemen. AMIENS Amiens de hoofdstad van Picardië, is beroemd door zijn kathedraal. Maar men verzuimt niet de moestuinen, de zogenaamde 'Hortilionnages' te bezoeken, gescheiden door waterlopen, de 'rieux', gevoed door de talrijke zijarmen van de Somme en de Avre; door de smalle grachten varen platte schuiten voor het vervoer van de groenten, fruit en bloemen; er wordt markt gehouden aan de oevers van de grachten. 79
De Notre Dame, 13de15de eeuw, is een van de mooiste gotische kathedralen; de voorgevel biedt een uitzonderlijk geheel van beeldhouwwerk, waarvan vooral genoemd moet worden, in het middenportaal, de beroemde 'Beau Dieu d' Amiens' (beeld van Christus als leraar) en de beelden van de profeten en apostelen; het linkerportaal is gewijd aan de H. Firminus, de eerste bisschop van Amiens, het rechter aan de moeder Gods (episoden uit het leven van de H. Maagd); de middenpijler van het portaal van het zuidelijk dwarsschip draagt het prachtige, vroeger vergulde beeld van Maria als moeder ('la Vierge dorée), het schip, 145 m lang, is een van de hoogste van Frankrijk (42,30 m); bezichtig vooral het 110 plaatsen tellende prachtig besneden koorgestoelte, 16de eeuw, en het koorhek, 15de1 6de eeuw. De kathedraal bezit een schat aan relikwieën en documenten. Klanken lichtspel vertelt in 5 akten haar geschiedenis. In het 'hôtel des Trésoriers de France' het museum van Picardië: archeologische collectie, Picardische primitieven (15de16de eeuw). Hollandse en Vlaamse meesters (Frans Hals, Jordaens, Van Goyen, Teniers), Franse meesters uit de 18de eeuw (Fragonard, Hubert Robert, Boucher, Chardin), 19de eeuw (Delacroix, Géricault) en 20ste eeuw. DAG 7 AMIENS – BERGEN – NAMEN – LUIK – MAASTRICHT – MELICK – HERKENBOSCH ROERMOND Konijntjes op het gras Clim rekent het hotel met zijn credit card af. Buiten op het gazon voor onze kamer spelen en huppelen konijntjes in het milde voorjaarszonnetje; het doet me denken aan het schilderij van Monet “Déjeuner sur l’herbe” In feite rijden we via dezelfde autosnelwegen als op de heenweg terug naar Nederland. Onderweg stoppen we twee keer om te tanken. Koffie en asperges We drinken om half drie koffie bij de Prins Bernhard – molen in Waterschei, waar Jos een oud cursiste van de senioren – computercursus ontmoet. In Herkenbosch koopt Clim dure asperges (€ 6,50 per kilo), terwijl Jos op straat een praatje maakt met Piet Joosten, de voormalige schilder die enkele keren bij ons thuis in de weer is geweest. Ook laten we nog snel onze tamelijk smerige auto in de wasstraat van het tankstation in Melick wassen voor we definitief naar de Herderstraat terugkeren. INFORMATIE ALGEMEEN BRETAGNE INFO III Door de lokale bewoners wordt de regio ook wel Armor genoemd (land van de zee). De Kelten woonden hier vele duizenden jaren geleden en noemden de regio Armorica. De Keltische invloeden zijn overal merkbaar. Het is het land van de Menhirs en Dolmens. Het 80
moet een genot zijn geweest voor Obelix om hier te mogen leven. Het zuiden van Bretagne heeft in de omgeving van Carnac ruim 3000 van deze gigantische stenen staan. Het is tot op de dag van vandaag nog steeds een raadsel hoe ze hier geplaatst zijn. Het is een wonderbaarlijk gezicht. Er liggen in de omgeving ook grafkelders (dolmens) uit de prehistorie. Bij Carnac ligt de Tumulus St. Michael. Deze ondergrondse grafkelder kun je ook bezoeken. Op de top van de heuvel ligt een klein kerkje vanwaar je een mooi uitzicht hebt op de omgeving. Bij Locmariaquer (vlak bij Carnac) vind je nog meer van deze grafkelders. Dit plaatsje ligt aan de Golf – de Morbihan met zijn honderden kleine eilandjes waarvan sommigen ook nog bewoond zijn. Je kunt hier vandaan boottochten maken in de baai. Door de beschutte ligging is het klimaat hier wat milder dan elders in Bretagne. Deze regio heeft trouwens een kustlijn van ruim 1500 kilometer die garant staat voor veel bijzondere plekjes. Lieflijke vissersplaatjes liggen rondgestrooid langs de zee, en je zult er mooie baaien vinden, kleine en grote stranden maar ook grillige rotsen en hoog opspattend zeewater dat op de rotsen beukt. In het westen houdt Frankrijk op. Het departement Finistère betekent letterlijk einde (finis) van de wereld (tère). Het is een ruig en indrukwekkend deel van Bretagne. In het noorden liggen de grillige kusten van de Côtes d’Armor met beschutte strandjes die spierwit tegen de zee afsteken. Hier kun je je in de voetsporen van de smokkelaars begeven op een enerverend pad boven de roze granieten rotsen. In het westen houdt de wereld op, althans volgens de Bretons. Het departement Finistère kenmerkt zich door heide en hoog uit de oceaan oprijzende rotsformaties waarop de golven onophoudend blijven losbeuken. Vooral bij een stevige wind een indrukwekkend gezicht maar pas op!. Er zijn diverse vogelreservaten met wel meer dan 150 soorten. Bij de Landtong van Raz is het een spectaculair gevoel en gezicht om de kracht van wind en oceaan 72 meter in de diepte waar te nemen. De zee heeft een grote invloed op Bretagne waardoor het een zeeklimaat heeft. “Het regent en waait altijd in Bretagne” zijn veel gehoorde woorden. Maar dat moet je toch maar niet al te serieus nemen. De kans op minder weer is net zo groot als in Nederland maar het kan ook heel lekker zijn in Bretagne. Wel is het een feit dat het weer hier snel kan omslaan dus als je er op uitgaat kan het geen kwaad je vooraf even op de hoogte te stellen van de weersverwachting van die dag. In Bretagne is het getijde verschil groot. Aan de noordzijde kan dit zelfs wel oplopen tot 15 meter! Dat zorgt voor indrukwekkende schouwspelen in de vele haventjes. Je ziet bij wijze van spreken het water omhoog en omlaag komen. Het is een prachtig gezicht om in de havens de vele bootjes te zien droogvallen. In diezelfde haventjes kun je ook heerlijk verse vis, mosselen en dergelijke kopen, soms zelfs rechtstreeks vanaf de boot. Verser kan het niet! In het noorden ligt ook de wereldberoemde Mont – Saint Michel en de polders en 81
baaien rond dit toeristische trekpleister zijn voor wandelaars uitdagingen om van de omgeving te genieten. Deze omgeving behoort niet voor niets tot het werelderfgoed van de Unesco. Het binnenland van Bretagne is echter ook niet te versmaden. Het is groen, glooiend, bebost en afwisselend. Het doet een beetje Engels aan. Je zult hier overigens ook veel Engelsen aantreffen want die vinden Bretagne een heerlijke vakantieplek. De Engelsen hebben overigens ook een rijke historische band met Bretagne. Het woud van Paimpont staat bekend als het bos van Koning Arthur en zijn bekende tovenaar Merlijn. In het kasteel van Comper weten ze je alles over dit illustere tweetal te vertellen. Het hart van Bretagne is groen en gevarieerd. Het natuurpark Armorica nodigt uit tot wandelen. Er zijn talloze paden en gidsen zijn overal bereid om je meer te laten zien van het binnenland. Per fiets is een ontdekkingstocht in Bretagne ook zeker de moeite waard. Je zou bijna vergeten dat er ook nog steden zijn in Bretagne. Deze vaak oude steden hebben een rijke historie die of mooi gerestaureerd zijn of hun culturele erfgoed in prima staat hebben weten te houden. De grotere plaatsen liggen ook veelal aan rivieren die deze regio doorkruisen. Bijzonder om te zien is de brug in Rohan, die samen met de Vecchio brug in Florence en die in Erfurt een van de weinige bewoonde bruggen in Europa is. Dinan, Lannion, Quimper, Vannes, Rennes en natuurlijk havenstad Brest zijn voorbeelden van steden die een bezoek verdienen. Maar er zijn er nog veel meer die uitnodigen tot een ontdekkingstocht. Tenslotte vermelden we nog de eilanden. BelleIleenMer is met ca 20 km het grootste. Groix staat bekend om de grote hoeveelheid mineraalsoorten waaronder de bijzondere blauwe glauconiet. Het echte einde van de westerse wereld is volgens de meeste Bretons het eiland Ouessant. In het noorden ligt de eilandengroep Bréhat. Hier blijkt het minder te regenen dan op het vasteland door het bijzondere microklimaat dat er heerst. Het klimaat van Bretagne is uiteraard een zeeklimaat. Het weer kan er wisselvallig zijn en het zuiden heeft de meeste zonuren. ‘s Zomers ligt de gemiddelde temperatuur rond de 22 graden. De regio Bretagne bestaat uit 4 departementen: 1. Côtes-d'Armor (22), De hoofdstad is SaintBrieux. Dit departement ligt in het noordwesten van Bretagne, De kust is grillig met diepe inhammen (ria's). Het is heuvelachtig met veel smalle en holle wegen omringd door hagen. De natuur wordt hier gekoesterd en biedt veel voor de toeristen. De kusten hebben mooie namen als Côte de Granit Rose, Côte du Goëlle, Côte de Panthiève en Côte d' Émeraude. 2. Finistère (29), Kenners vinden dit een van de mooiste landschappelijke delen van Frankrijk. Aan 3 kanten omgeven door zee. Dat zal dan vooral komen door de woeste en grillige kust en rotsformaties. Quimper is de mooie hoofdstad. Het Parc Naturel Régional d'Armorique is 90.000 ha groot en biedt bos, kust, heide en zelfs 'bergen' tot ca 390 meter.
82
3. Îlle-et-Vilaine (35), een zachtglooiend landschap en vooral de mooie baaien in het noorden van dit departement maakt het tot een geliefd vakantiegebied. Rennes is de hoofdstad (ook van Bretagne). De baai van de MontSaintMichel is een van de hoogtepunten evenals het in de 2e wereldoorlog verwoeste SaintMalo dat helemaal werd herbouwd. Verder talloze kastelen en kerken met veel kunstschatten. 4. Morbihan (56), Morbihan betekent in het Bretons "kleine zee". Het is een agrarische streek, maar bij Landes de Lanvaux ligt een beboste heuvelrug met heide. Het belangrijkste deel is echter geen land maar water. De Golf de Morbihan met honderden eilandjes is een waar paradijs voor vogels het avondlicht is hier schitterend. Bij Carnac, Loqmariaquer en Erdeven liggen de meeste historische megalieten en dolmens. Quiberon is een schiereiland en BelleÎlle is een mooi eiland.
CLIM MET HET TAMME HONDJE IN BRETAGNE
83
FRANKRIJK RONDREIS (1979) Dag 1 Roermond Maastricht Luik Namen Charleroi Bergen Valenciennes Quaimbrai Compiègne Senlis Parijs: ( 420 km ) De dag voor ons vertrek hadden we gezamenlijk nog eens alles volgens de opgestelde lijst na gecheckt. Toen alles in orde bevonden was, gingen we te voet bij Baer en Lies iets ten afscheid drinken. Hier klonken ons de veelvuldige wensen van Jos M.’s vriendin Dorrie ("Goede reis! Prettige vakantie! ") nog lang in de oren. Jos M. en Sjaak lagen redelijk vroeg in bed, of ze konden slapen was het tweede. Jos S. moest zo nodig nog wat lezen, iets wat danig uit de klauw liet gezien de tot 2 uurtjes beknotte nachtrust . Het ochtendlicht was nog niet doorgebroken, toen Jos M. en Sjaak om tien vóór vier bij Jos op de Laan aanbelden. Ze moesten herhaaldelijk aanbellen, want Jos had zich verslapen. In een hurry werden de laatste spullen ingeladen. Om vier uur klonk het definitieve vertreksein. Vanaf Maasbracht konden we de autosnelwegen volgen tot in de lichtstad toe. Aan de grens bij Eijsden werd ons niets in de weg gelegd. Na Luik echter stuitten we op moeilijkheden; het zicht werd ernstig belemmerd door dikke mistbanken. Het werd steeds erger, soms moest Jos M. de chauffeur stapvoets rijden. Inmiddels was Jos S. ook uit zijn ochtendverdoving ontwaakt. Langzamerhand kwam hij tot twee ontstellende ontdekkingen. Hij had zijn pas aangeschafte en door Jos M.'s moeder ingekorte broeken vergeten. Dit betekende dat hij het de hele vakantie met één broek moest doen. Verder had hij zijn mondvoorraad (10 broodjes, met zorg bereid en overdadig belegd met exquisiteiten) in de broodtrommel laten liggen. Een week later zou zijn moeder die vinden, rottend en stinkend. Kortom, zijn stemming werd er niet beter op, temeer omdat hij dacht dat het broekengeval een luguber grapje van zijn twee metgezellen was. Om 6 uur stopten we op een parkeerplaats, waar we foto's namen, aan onze sanitaire behoeften tegemoet kwamen, broodjes soldaat maakten en vooral, hete koffie onze verkleumde ledematen opwarmde. Inmiddels begon de smerige brij plaatselijk enigszins op te lossen en werd het rijden wat gemakkelijker. De Belgisch Franse grens veroorzaakte geen oponthoud. We waren in Frankrijk, la Douce France. Haar kloppend hart Parijs lonkte al in de verte…. Woensdag 4 juli Het Noordfranse landschap was erg eentonig, maar de weg was van goede kwaliteit. We doodden de tijd met het vertalen van teksten op en onder verkeersborden langs de weg. Om 10 uur kwamen we in Parijs aan. Het ochtendverkeer was er erg druk, vooral bij de ingangspoort “Porte de la Chapelle’. Voor we ons konden aansluiten bij het razende verkeer op de "Boulevard Périphérique", moesten we in een file wachten. Jos was brutaal genoeg om tussen de vrachtwagens door te lave¬ren en direct de juiste weg naar Porte Maillot te keizen. Daar aangeko¬men scheurden we regelrecht het Bois de Boulogne binnen. Het 84
vinden van de camping was verder geen punt meer. Terwijl Sjaak en Jos M. in de auto zaten te wachten, stond Jos S. temidden van tientallen toeristen in het receptiekantoor. Na een uur zweten en zwoegen kwam hij eindelijk aan de beurt, nog meer de schurft krijgend aan opdringerige, patserige, hard snuivende en krijsende Amerikanen. Het was moeilijk een goed plaatsje voor de tent te vinden. Waar we terecht kwamen was gezien de zanderige hardheid niet ideaal. De tent werd in recordtempo opgezet, met als enige voordeel de nabijheid van toilet en wasgelegenheid. Jos S. was de zaak alvast gaan verkennen. Hij bracht friet en wijn mee. De friet werd met goulash uit blik en knapperige stokbrood verorberd. Van 1 tot 3 uur rustten we slapend uit van de vermoeienissen. Eenmaal ontwaakt bruisten we van energie. Bij de camping vertrok op geregelde tijden een minibusje naar het metrostation aan de rand van de Bois, lopend zou dit een afstand van 4 kilometer zijn. In de metro bestudeerden we het systeem. Jos S. had een metrokaartje van een kennis geleend, hetgeen nu bijzonder goed van pas kwam. Onze eerste stop zou Etoile zijn (nu Place Charles De Gaulle geheten), een groot verkeersplein waarop acht avenues uitkomen. De blikvanger hier is wel de Arc De Thriomphe, die in het midden staat te pronken, als een standvastige rots het hoofd biedend aan de ogenschijnlijke verkeerschaos. We troffen het; gelijk met ons bezoek werd de Arc afgezet door "flics" (agenten) om plaats te maken voor een ceremoniële herdenking van de gevallenen onder de Amerikanen tijdens de bevrijding van Frankrijk in W.O. II. Politici, oud verzetsstrijders en generaals vormden de hoofdmoot. De belangstelling leek ons te bestaan uit toevallige passanten, zoals wij. Jos S. informeerde in het Frans naar e.e.a. bij een oudere dame. Na enige minuten ontmaskerde ze hem als Nederlander vanwege zijn Hollands accent. Zijzelf was ook Nederlandse, maar woonde zes van de 12 maanden per jaar in Parijs. Jos had nog een heel gesprek met deze gedistingeerde, kosmopolitische dame, ooit getrouwd met een Amerikaanse officier. Zij gad af op Rudi Carrell, die vond ze maar een onbeschoft heerschap. Op de Arc zelf waren we gauw uitgekeken. We slenterden de befaamde Champs Elysées af. Het was er vrij druk en de terrasjes waren bijna allemaal bezet, ondanks de exorbitant hoge prijzen! Jos S. betaalde 58 francs voor 6 pilsjes, zo'n f 30. Hierna zetten we koers naar de Eiffel toren, met de metro natuurlijk om een beetje ervaring op te doen. Eenmaal bij La Tour Eifel aangekomen bleek fotograferen bij dit weer niet ideaal: het was heiig en het liep tegen de schemering. We namen de lift naar boven en genoten zo'n 20 minuten van het nu niet zo magnifieke uitzicht. We maakten ondanks alles diverse foto's. We zagen de zilveren (nu grauwe) Seine als een slingerend lint tussen de boulevards lopen, voor ons lag de Jardins De Trocadero en het Palais De Chaillot, achter ons strekte zich de Jardins of Parc Du Champs De Mars uit, gren¬zend aan de Ecole Militaire. Vanaf deze hoogte konden we veel bezienswaardigheden van Parijs herkennen. Het mooiste was wel de Sacré Coeur in Montmartre. Jammer genoeg waren de fonteinen van de parken niet in werking. Het was ineens al 7 uur. We hadden weer honger en gingen op zoek naar een exclusief restaurantje. We vonden iets in de vorm van een klein 85
Vietnamees eetzaakje. We moesten eerst een uur wachten, het eten daarna was echter goed. Jos S. verorberde met smaak zijn vogelnestjessoep, terwijl de twee anderen zich aan bieflapjes met groene pepers te goed deden. Het was niet erg duur. Daarom sloegen we tevens 2 literflessen wijn in om die nacht voor de tent te ledigen, al mijmerend en vooruitziend. Via de metro en de bus vonden we de weg terug naar de camping. We bleven nog een uurtje nakeuvelen, voordat we ons rond 01.00 uur te ruste begaven. We waren erg moe en sliepen dan ook als tevreden kinderen in. Dag 2 Donderdag 5 juli, Parijs: o km. Om 08.30 stonden we op. Jos M. en Sjaak gingen zich douchen, terwijl Jos S. mondvoorraad ging inkopen. Daarna hadden we als ontbijt sterke koffie en de resterende belegde broodjes van thuis. Een half uurtje na het ontbijt kreeg Sjaak weer een onweerstaanbare honger. Hij maakte direct een ovenverse stokbrood half soldaat, tot grote verbazing van de twee anderen. Op dit moment werd de kiem gelegd voor zijn latere bijnaam: (Holle Bolle) Gijs. Vooral het stokbrood moest het ontgelden: schrokkend en met een begerig brandende blik in zijn ogen verzwolg hij de immense broden in een mum van tijd, als ware het een lekkernij waarvan de voorraad onbeperkt was. Jos M. en Jos S. (toch ook niet mis op dit gebied) zagen een en ander met stijgende verontwaardiging aan en kwamen zo langzaam aan tot de conclusie dat ook bij Sjaak als Nederlander zijnde de ware aard pas in het buitenland komt bovendrijven... Hoe dan ook, Sjaak at 5 maal per dag, terwijl de beide Jossen het met hoogstens drie keer moesten stellen. Om 11.00 uur vertrokken we met de minibus naar het centrum. Opvallend in het Parijse verkeer is de afwezigheid van getoeter en claxongejank: het is dan ook verboden. Voorts laat de doorsnee automobilist zich niets gelegen liggen aan de internationale regels van voorrang. Van rechts komend verkeer is vogelvrij en wordt niet ontzien. Een half uurtje later kwamen we bij het Louvre. We kochten eerst alvast een aantal ansichtkaarten en postzegels bij de nabijgelegen Seineoever. We betraden het wereldbekende museum via de achteringang. Twee uur lang doolden we door de grote en kleine zaaltjes, wierpen een blik op de Mona Lisa, bekeken enkele Hollandse meesters en bewonderden beeldhouwwerken. We gingen er in een rap tempo doorheen. De omstandigheden waren niet ideaal voor museumbezoek: het was er druk en drukkend. Het Louvre dien je in twee á drie dagen op je gemak te bekijken, zoniet dan blijven je ervaringen het niveau van impressies niet over stijgen. Vanaf het Louvre liepen we daarna noordwaarts. We wisselden geld bij een "Crédit Lyonnaise". In een café dat een steenworp van de vroegere Hallen lag, schreven we kaarten, dronken bier en aten we "croques monsieur" (een soort tosti) en "sandwiches au jambon et au fromage”. We kregen er ook nog een rondje van de kastelein. We gingen te voet verder. Als je het Parijse straatleven echt wil leren kennen moet je steeds te voet reizen. Is dit fysiek niet mogelijk, dan kun je het beste de bus nemen. De metro 86
gebruik je alleen om ergens snel heen te gaan. We moesten bijna een half uur lopen voordat we goed en wel in Mont Martre waren. Aan de voet van de befaamde hoge trappen tegen de heuvel die toegang geven tot o.a. Place du Tertre, werden we lastig gevallen door een onverstaanbaar menselijk wrak, een bedelaar. We gingen er niet op in en lieten aldus deze kans op onze dagelijkse goede daad in rook vervliegen. Op de Place krioelde het van kunste naars en kunstenmakers, omringd door gretig toekijkende toeristen. Een kunstenares begon ongevraagd het silhouet van Jos M. te knippen. Hoewel Jos bleef staan, kocht hij het eindresultaat niet. Te duur vond hij. Sjaak maakte foto's. Vanuit deze sfeervolle, maar al te would be artistieke markt was het niet ver naar de schitterende Sacré Coeur. Deze witte koepelkerk is schitterend gelegen en dominerend over geheel Parijs, samen met de Eifel toren en het moderne hooggebouw Tour de Montparnasse. Helaas konden we niet het interieur van de kerk bekijken. We zegen dan ook maar vermoeid neer op de brede trappen die naar de roerige volksbuurten beneden leiden. Al rustende bekeken we de nering van de met Afrikaanse kunst leurende zwarte Moslims uit de Sahel landen. Erg zielig, die knapen. De spoeling was dun voor hen, want ze zijn met duizenden in Parijs. Blonde meisjes hadden trouwens meer hun belangstelling dan potentiële kopers. Op onze terugweg naar de camping kochten we nog vlees. We aten die avond tomatensoep, yoghurt, gemengde groente, stokbrood en kotelet. Om half tien waren we terug in de stad en wel in de rosse buurt van Saint Denis (Saint Penis zeggen sommigen). We vonden er de lichte meisjes open en bloot tegen de gevels en deurposten geleund staan, pruimenmondjes trekkend en zoete woordjes fluisterend. Er waren erg mooie, erg sexy, erg voluptueuze en erg modieuze meiden bij. De versleten gevallen staan elders in een achterafbuurt, waar hun twijfelachtige klandizie voornamelijk bestaat uit NoordAfrikaanse gastarbeiders en seksueel geperverteerden. Overigens heeft Parijs niet minder dan prostitutiewijken. Het oudste beroep wordt er door zowat 10.000 vrouwen en meisjes beoefend, dat wil zeggen dat er zijn 10.000 geregistreerd staan. Waarschijnlijk zijn het er meer. We waren nog getuige van enkele interessante gebeurtenissen: een politieoverval die mislukte, geilbaardende Jappen die even gemakkelijk nummertjes maakten als foto's knipten, andere Japanners die wél foto's maakten werden door een stel feeksen belegerd en moesten het filmrolletje inleveren (een staaltje van beroepstrots van die hoertjes). Hoewel we wel geld hadden (je kunt toch altijd je vakantie inkorten!) om een gokje op het glibberige pad der liefde te wagen, misten we hiertoe de courage. Trouwens, we zijn kuise en vrome jongelingen, wat denkt U wel van ons... Onze Gijs, met zijn lange, slungelige uiterlijk genoot de meeste aandacht van de meiskes. Natuurlijk zijn die ervaren troela's niet gek, ook in Frankrijk doet het spreekwoord "Een goede haan is niet vet" veel opgeld. Jos M. (Yoessoef dus) mocht zich in een redelijke belangstelling verheugen: zijn Arabisch aandoend uiterlijk wekte bij de op poen beluste prostituees de indruk dat hij wel eens met harde oliedollars over de brug zou kunnen komen. Jos S. tenslotte werd geen enkele blik waardig gekeurd. 's Nachts lag hij uiterst teleurgesteld zachtjes na te snikken in zijn slaapzak. Voor we de metro indoken dronken we 87
nog een pilsje. Om 01.00 uur waren we terug op de camping. Aan een opklaptafeltje voor de tent dronken we nog wijn en bier. Gijs (die weer hele hompen brood naar binnen werkte) werd nog eens tot groot vermaak te pakken genomen, maar aangezien dergelijke dingen de proporties van een geintje niet mogen overschrijden, togen we om 02.00 uur naar het broeierige binnenste van onze tent. Dag 3 Vrijdag 6 juli Parijs - Versailles – Parijs: 90 km. 's Morgens uitslapen geblazen. Om half elf genoten we een uitgebreid ontbijt, waarna we douchten en wat rondlummelden. Om 12 uur vertrokken we naar Versailles, waar we een half uur later zonder mankeren aankwamen. Het was zonnig weer. In het paleis zelf zijn we niet lang geweest, veel kamers waren gesloten, in ieder geval niet toegankelijk voor toeristen, in verband met een opknapbeurt. (Kunnen ze daar geen toeristisch gezien slappe periode voor uitkiezen?) We dwaalden een uurtje door de uitgestrekte en indrukwekkende tuinen van wijlen de Zonnekoning. Jos M. en Gijs maakten ondertussen herrie over de nood zakelijke instelling van hun beiderlei fototoestellen. (Jos M. won, zoals bekend is hij brutaler dan de zachtaardige Gijs). Een leuk voorval was het volgende: Jos S. had zojuist verteld over de vermeende voorkeur van Japanse vrouwen voor corpulente mannen. Wat wil het toeval? Juist de twee dikkerdjes van ons trio werden spontaan door een poppedeintje uit het land van de Rijzende Zon uitgenodigd samen met haar op een foto te poseren! Haar echtgenoot stond er grijnzend bij en schoot uit alle hoeken en standen een rolletje op. Leuk zoiets, zeg. Gijs bleek achteraf jaloers te zijn, maar het is zijn eigen schuld! Moet hij maar meer eten, dan wordt ook hij vetter.... Aan de rand van een van de vijvers doezelden we nog wat weg in het aangename zonnetje. Jos S. had een langdurig gesprek met een bejaard Frans vrouwtje en oefende hiermee zijn Frans. Verder waren we nog getuige van een ruzie tussen twee flics. De ene, zwart, verweet de ander een racist te zijn, tenminste dat was wat wij ervan konden maken. Jammer genoeg liep het niet uit op een handgemeen en misten we weer iets unieks: Hermandad onderling op de vuist! Voor we tegen drie uur terugkoersten naar Parijs gingen de beide Jossen even geld wisselen. Gijs (U weet wel, Sjaak) bleef in de auto, die foutief geparkeerd stond. Toen de Jossen terugkwamen, zagen ze een agent bij de auto staan. Sjaak verstond er geen fluit van en reed met een rode kop weg zonder ons met ons plezier op te merken. Hij reed een blokje om en pikte ons op. Over ons gedrag was hij niet te spreken. Op de terugweg reden we een stukje om, midden door de Region Parisienne. We tankten nog even vol en dat was nodig ook. Thuisgekomen aten we mislukte rijst met matige kippenragout. Gelukkig kon de voortreffelijke tomatensoep met echte tomaten erin verwerkt veel goed maken. Gijs at hier overigens stokbrood bij zoals een echte Fransman betaamt. ‘s Avonds zochten we onze weg naar Pigalle, een toeristisch uitgaanscentrum. We zaten lang op een nogal duur terras de voorbijgangers te bekijken. Bij de Moulin Rouge 88
wilden we niet naar binnen. Voorts lag er ook nog de Folies Bergères in de buurt, ook niets voor ons. We begaven ons naar de speel en gokhallen en gingen ons te buiten aan flipper en andere aanverwante spelletjes: één franc per spel. Jos M. maakte furore met zijn vaste hand en zijn adelaarsblik bij het hanteren van de “karabijn"; hij won vele vrije spelen. We liepen weer verder. De portiers van de seksclubs en de pornobioscopen bleven aandringen. Vooral Sjaak, die steeds treuzelde, werd tot zijn grote ongenoegen opdringerig benaderd. Eigenlijk was er die avond niet veel loos. Om 12.00 uur scheurde Jos M. met oorverdovend lawaai de in volslagen rust gedompelde camping op. Vlak voor onze tent werden we staande gehouden door een woedende nachtwacht op een door de achtervolging amechtig puffend Mobyletje. Jos kreeg van hem in verre van vlekkeloos Engels een geduchte uitschrobbering, en terecht natuurlijk. Hoewel, die Fransozen zijn aan hun eerste overdrijving nog niet gestorven. We gingen laat slapen, omdat we nog een en ander na te praten hadden. Een van ons kauwde ondertussen zonder onderbreking op een taaie homp oudbakken stokbrood... Dag 4 Zaterdag 7 juli Parijs - Versailles - Dreux - Alençon - Domfront - Saint Hilaure - Mont Saint Michel: 240 km. We stonden om half tien op. Na het ontbijt startten we direct met afbreken en inruimen. Om half elf stonden we al bij de reception om af te rekenen. Even later zaten we al buiten Parijs. Het was mooi weer, maar er stond wel veel wind. De route, die we van te voren hadden uitgestippeld, was de kortst mogelijke. We manen geen grote doorgangswegen, zodat we bij ieder dorp opnieuw de kaart moesten raadplegen. We hadden gehoopt op wat natuur schoon, maar dat viel erg tegen. Deze streek van Frankrijk heeft, behalve kaas en het circuit van Le Mans, de toeristen weinig te bieden. Onderweg stopten we bij een dichtbegroeid bos. Onder het ondoordringbare bladerendak hing een donkere koelte, die met de zinderende hitte binnen handbereik erg weldadig aandeed. Tegen vijf uur naderden we de kustbocht tussen Normandië en Bretagne. In de verte zagen we de contouren van Mont Saint Michel, eerst vaag en wazig, later steeds groter en scherper. (Zie de foto's) De meeste dagjesmensen waren op dit vergevorderde uur al verdwenen, zodat we het eiland met zijn oude kerk, middeleeuwse veste, schilderachtige huisjes en magnifiek panorama op ons gemak konden gaan bezichtigen. We bezochten het kleine museum en werden daar met gids rondgeleid. Het fort is zeer strategisch gelegen en is alleen bij eb te voet bereikbaar. Zijn evenknie ligt aan de andere kant van het Het Kanaal, namelijk in Cornwall; Michael's Mount geheten. De monniken zwaaiden er in lang vervlogen tijden de scepter. Om half zeven lieten we ons bij een camping in het dorp Pontorson inschrijven. Terwijl Jos M. en Sjaak zich douchten, ging Jos S. boodschappen doen en eten koken. We aten champig nonsoep (die helaas bijna volledig door Jos werd omgestoten), lamsbout, côte de porc en salade Macedonie. ‘s Avonds gingen we op zoek naar enig vertier, tevergeefs. Alle brasseriën 89
en bistro’s waren gesloten behalve die op de camping. Tot 2 uur bleven we daar op het koele terras bier drinken. Om 3 uur sliepen we nog niet; Jos M. en Sjaak hadden een menings verschil over militaire dienstperiode. Hun stemverheffing noopte een Duitser tot ingrijpen; beschaafd verzocht hij om respectering van nachtrust, “Bitte..." Daar konden we natuurlijk niet onderuit, welterusten! Dag 5 Zondag 8 juli Pontorsan - Naval - Angers - Seaumur - Azay le Rideau: 300 km Vanwege de hitte in de tent (het was stralend weer) en vanwege de vroege ochtend activiteiten van onze buren waren we al vroeg uit de veren. Jos S. ging eerst naar de Duitser om zich voor ons nachtelijk lawaai te verontschuldigen. Deze was stomverbaasd en beweerde niet gestoord te zijn. Wie was het dan wel geweest die om stilte gemaand had? Was het de andere buurman, een Franstalige Zwitser met zijn twee opgroeiende dochters die voortdurend de handstand oefenden zonder acht te slaan op hun onzedig neerhangende rokjes? We kwamen er niet achter. Het bleef een mysterie. Bij het ontbijt aten we veel Franse kaas. Jos kocht iedere dag weer twee verschillende soorten kaas (blauw dooraderde, groen dooraderde, roomkaas, stinkende, rottende, beschimmelde, peperkaas, kruidenkaas, geitenkaas, schapenkaas, Alpenkaas, Gruyère, volvette, notenkaas, Gorgonzola, Brie, Bleu, Camembert, etc.) voor hemzelf en Gijs. Terwijl Gijs steeds met speeksel op zijn kin verlekkerd toehapte, keerde Jos M. zich steevast van dit walgelijke tafereel af, al kokhalzend. Hij kreeg dan meestal apart broodbeleg, bijv. jonge Edammer en worst. Patés vond zelfs hij eetbaar. Gijs en Jos S. vonden die patés natuurlijk een overheerlijke streling voor de tong. Om 09.00 uur waren we reeds op weg. Het lag aanvankelijk in de bedoeling om ook Bretagne aan te doen, maar we hadden al snel in de gaten gekregen dat het op de ‘routes nationales’ niet zo opschoot als gepland. Bretagne lieten we dan ook maar links liggen (geografisch gezien rechts). We koersten naar het bekende dal van de Loire. Even na de middag kwamen we in Angers aan, een plaats van redelijke omvang met veel huizen met zwarte daken. Hier wordt ook de Cointreau gebrouwen, de likeur die gestookt is uit sinaasappelschillen. Omdat het siëstatijd was, ontspanden we ons in het mooie stadsparkje. We liepen wat rond, knipten wat foto's en bleven een tijdje naar het "jeu de boules" kijken. Daarna namen we enige verfrissingen tot ons opeen terrasje. We werden al gauw aangeklampt door landgenoten. Ze vroegen alleen onze kaart te leen en hielden verder gelukkig hun mond. Na een uur en vier pilsjes “à la pression” zetten we onze tocht voort. We reden nu door het brede en vlakke dal van de Loire en zijn zijrivieren, de Indres en de Vienne. De rivier stond praktisch droog in zijn brede bedding. Dit door velen geroemde dal viel ons echter bar tegen. Vroeger moet het veel aantrekkelijker zijn geweest gezien de zeer talrijke kastelen, paleizen en lusthoven. In. Seaumur kwamen we weer bij de echte Loire. De op een hoge rots gelegen 90
vestingburcht overheerste de omgeving. Een stuk verder stopten we bij het kasteel van Azay le Rideau. Dit kasteel wordt in alle reisgidsen geprezen, dus we waren erg benieuwd. We konden nog net met de laatste rondleiding mee. Het werd een grote teleurstelling; de gids was niet te verstaan en kasteel was niet meer dan een aangeklede bunker. Hoogstens de met zwanen bevolkte slotgracht en de brede, met platanen van voor 1700 omzoomde oprijlaan waren interessant. We besloten in deze buurt een camping te zoeken. Het bleek een klein, spotgoedkoop en dus weinig luxueus kampeerplaatsje te worden. We bleven een tijdje liggen lezen en rusten en melig doen. Jos en Jos gingen elkaar symbolisch te lijf met slap neerhangende stokbroden. Het werd dus tijd om iets te gaan eten. Het plaatsje, Savonnières geheten, had echter niks te bieden. We doken daarom maar de kroeg in. Daar bleek echter het croque monsieurijzer kaduuk te zijn, zodat we ons maar tot louter bier drinken beperkten. Een stel hooghartige Fransen daagden ons uit voor een spelletje poolbiljart. Hadden ze het maar niet gedaan: ze werden op de ene beschamende nederlaag na de andere getrakteerd. Met name Sjaak en Jos M. konden de 6 gaten blindelings vinden. Ook op de flipperkast bleven zij heer en meester. Om een uur of elf ging de kroeg dicht. Alvorens te gaan slapen, stilden we ons hongergevoel enigszins met stokbrood. Dag 6 Maandag 9 juli: Villandry - Tours - Chatêllerault - Poitiers - Bellac - Limoges: 240 km Op de voor ons normale tijd opgestaan, een koude douche genomen, gebikt en weer op weg. Rond Tours was een omleiding. De Fransozen hadden dit weer eens heel raar geregeld, maar we kwamen er toch nog uit. We reden nu door de graanschuur van Frankrijk: het is daar één grote vlakte met af en toe een agrarisch dorpje aan de RN geplakt. De stad Poitiers (Karel Martel verdrijft de Moren uit Frankrijk, weet je nog wel?) deden we niet aan. Achter Bellac kwamen we in de Limousine, een golvende landstreek. Het terrein werd iets meer geaccidenteerd. In Limoges brachten we de nacht door op de stadscamping, die naast de rivier gelegen was. We hadden een leuk plekje onder de bomen gevonden, zodat we 's morgens niet zo snel door de zon uit de tent gebrand konden worden. We gingen te voet de stad in. Vlak bij het oude, pompeuze station aten we in een restaurant: frites, rijst, gepaneerde hersens (kalf), een kom salade, wijn en een "plat de fromage" toe. De salade en de fromage waren verrukkelijk, de hersens bevielen minder. (Sjaak en Jos M. kwamen er pas later achter dat het hersens waren en gruwden toen nog meer.) We speelden nog wat pool biljart, flipperden en slenterden door de uitgestorven stad. Er was niks te doen. Voor het eten had Jos S. mondvoorraad ingeslagen in een klein allerhande winkeltje. Het was daar erg gezellig. Jos M. keek vergeefs uit naar roze of lichtblauw Limoges porselein voor zijn moeder. We werden een winkel binnengeloodst, maar daar was niets van zijn gading. We gingen vóór enen al onder zeil. Dag 7 Dinsdag 10 juli: Limoges - Brive - Sarlat - Cahors - Gaillac - Albi: 320 km. 91
Voor ons vertrek uit Limoges kochten we eerst enige Nederlandse kranten, ansichtkaarten, een Franse Roodbaard uitgave en de twee leukste en kritische blaadjes van heel Frankrijk; Charlie Hebdo en Le Canard Enchainé. Ook nu was het weer goed, maar van zonnebaden kwam, ook al zou het onze bedoeling zijn geweest, niets terecht. Een stuk achter Limoges verlieten we de RN en kwamen we op een bochtig en slecht geplaveid traject, dat ons naar de fameuze grotten van Lascaux zou moeten leiden. Naarmate we zuidelijker kwamen, werd het landschap levendiger en de omgeving armoediger. Het verschil tussen stad en platteland is in Frankrijk nog levensgroot. Het bezoek aan de grotten van Lascaux was een tegenvaller: slechts een keur van 10 zorgvuldig geselecteerde wetenschapsmensen en hoogwaardigheidsbekleders mochten de grot eens per jaar betreden. Dit stond in verband met de conservering van de schilderingen; te veel bloot staan aan menselijke ademtocht en lijflucht zou dit hun kwaliteit zeer snel ten kwade komen. Er was niet veel toeristische aanloop. We dronken wat fris en maakten een praatje met een oude streekbewoner over de onderschatte waarde van het gebruik van muggen in plaats van cochons (varkens) bij het opsporen van de kostbare truffels. In de Limousin wordt veel op truffels "gejaagd". Vlakbij stond een houten keet, waar men een "grande spectacle audiovisuelle” zou opvoeren. Ook dat viel hard tegen; het bleek te bestaan uit het vertonen van versleten dia's, waarbij een monotoon brommende en onverstaanbare Franse toelich ting ten gehore werd gebracht. Tenslotte maakten we nog een wandeltochtje naar de top van de heuvel waarin de grotten lagen. Op weg naar Albi bleven we kiezen voor kleinere wegen, niet alleen om de drukte te omzeilen, maar ook om wat van het ruige natuurschoon te kunnen genieten. Hierdoor schoten we wel veel minder snel op. De streek waar we doorheen tuften, wordt vaker wel de armste regio van Frankrijk genoemd. De vlucht van de jeugd naar de stad is of er duidelijk: veel dorpjes worden nog slechts bewoond door een tiental grijsaards, die daar hun leven slijten zoals ze het altijd gedaan hebben. Veel Hollanders met zwart geld kopen er een bouwvallig boerderijtje op, verbouwen het pand en laten het gedurende enkele maanden per jaar door familie en kennissen bewonen. De Hollanders zijn niet erg geliefd in deze streek: ze zijn te bezitterig en te krenterig in de ogen van de gemiddelde Midi bewoner. In de late namiddag kwamen we in Albi aan. Voor we een camping gingen zoeken, kochten we eerst vlees bij de charcuterie. De camping lag uit de stad en had redelijke voorzieningen. Terwijl Jos het eten bereidde, gingen Sjaak en Jos M. zich verfrissen. We aten groentesoep, kalfskoteletten en boontjes. Als toetje dronken we gekoelde melk. Met de auto gingen we stappen in de stad. Het was een zoele zomeravond, waarop het alleen goed toeven is op een gezellig terras. Dat deden we dus ook en wel in een tent waar Johnnie Halliday (een oude, Franse vetkuifpopster) iets mee te maken had. Later gingen we naar binnen om te biljarten. De tafel was van uitzonderlijk slechte kwaliteit; het laken was niet zoals het hoort groen, maar grijs van het stof. We speelden met ene Tony, die eigenlijk Dominique heette. Hij was een van de weinige Fransen die wat Engels sprak. Zijn Engels was slecht, evenals zijn 92
biljartcapaciteiten (pousser!). Jos S. zat ondertussen met een geëmigreerde Spanjaard te praten. Even later kwamen enkele militairen binnen, niet luidruchtig zoals in Nederland gebruikelijk, maar stil en bescheiden. Ze waren allen kaalgeschoren. Jos S. knoopte met hen een gesprek aan, waarin veel zaken die in Nederland en Frankrijk verschillen besproken werden. Jos M. en Sjaak konden later over de militaire dienst en de krijgstucht ook een verantwoorde duit in het aakje doen. Tegen enen vertrokken we. Jos M. scheurde de hele stad door om een brievenbus te vinden. Jos S. was het daar niet mee eens: hij vond dit maar gevaarlijk in een wildvreemde, buiten landse stad en dan ook nog in het holst van de nacht en met een stuk in de kraag. Hun meningsverschil laaide gelukkig niet hoger op, hoewel het stilzwijgen af en toe pijnlijk werd. Sjaak hield zich zoals gewoonlijk afzijdig. In de tent gingen Sjaak en Jos M. toch in de clinch, maar nu over dienst. Ze werden onderbroken door een rasechte “Wiërter stum”, die hun een eind verder op de camping "plat" had horen praten. Hij dronk natuurlijk direct een flesje bier mee. Toen hij na een tijdje vertrok, was het bier op en hadden we geen geldig excuus meer om niét te gaan slapen. Het was inmiddels 4 uur in de morgen. Dag 8 Woensdag 11 juli: Albi - Castres - Carcassonne: 110 km Om een uur of negen werden we pas wakker. We namen geen ontbijt, alleen Sjaak at wat oud stokbrood. We wasten de auto voor we vertrokken. Dat was wel nodig. Het weer was voor het eerst niet al te best. Het was bewolkt en er stond een straf briesje, dat alle warmte verdreef. Tegen elf uur gingen we weer op weg. In Albi kochten we de Telegraaf en De Volkskrant voor onderweg. We deden het op ons gemak, we hoefden vandaag geen lange afstanden te overbruggen. De huilende mistral werd steeds sterker en rukte met vlagen aan onze wagen. In de historische stad Carcassonne aangekomen, begaven we ons direct naar de camping. We installeerden ons vlakbij de omheining en de toiletten. Om 2 uur gingen we te voet de wel erg toeristische kern van de stad bezoeken. De burcht en de wallen zijn nog volledig in de oorspronkelijke staat. Ook veel huizen zijn nog intact. We slenterden enige uurtjes door het centrum, maakten foto's, lieten het museum links liggen en dronken cola op een terras: f 2,50 per glas. Het was inmiddels begonnen een beetje te regenen. Op weg terug naar de camping deden we nog enige inkopen bij de slager. Na een omweg bereikten we pas onze camping, die op het plaatselijke sportpark gesitueerd was, vlak naast het rugbystadion. We aten warm: ossenstaartsoep, steelkoteletten, ratatouille en pudding na (Mona toetje). Jos S. ging 's avonds in het armzalige kantinetje zijn aantekeningen bijhouden. Sjaak en Jos M. kwamen later na. We dronken enige biertjes en gingen voor ons doen erg vroeg naar bed: half twaalf. In de verte rommelde een onweer en de wind woei gestaag door. We werden echter al snel door slaap overmand. 0 ja, nog een scène vergeten. Reeds in Pontorson, Parijs en Villandry hadden we geprobeerd telefonische verbinding met Roermond te krijgen. Het 93
lukte steeds min of meer gedeeltelijk Vooral Jos M. was tuk op bellen. Ook nu stond hij luid keels zijn boodschappen naar Holland te schreeuwen, toen een Fransoos in een grauw onderhemd nogal bars om “silence” gebood. Gelachen dat we hebben. Dag 9 Donderdag 12 juli: Carcassonne Narbonne Port Leucate – Barcarés We gingen pas om half twaalf weg, niet alleen omdat we van een lange nachtrust hadden genoten, maar ook omdat onze tent 's nachts nat was geworden en enige tijd nodig had om weer te drogen. We zelf lummelden in die tijd maar wat nutteloos rond. Een goede weg door een dor landschap bracht ons al spoedig bij de kust van de goede Middellandse Zee, la Méditerrannée. In Narbonne sloegen pre af naar het Zuiden. We konden twee wegen kiezen, de snelle autoroute rechtstreeks naar Perpignan en het Spaanse toeristen El Dorado, of de iets kleinere R.N die lag op de landstrook tussen de "étangs" (ondiepe zoutmeren met een uitgebreid vogelbestand) en de zee. We kozen de laatste mogelijkheid. In Port Leucate pauzeerden we en gingen we op onderzoek uit. Het was een van de vijf of zes door de Fransen in recordtempo uit de grond gestampte vakantiecentra. Hiermee wilden ze het hoofd bieden aan de zuigkracht van de Spaanse costa's. Het strand was er breed, en de bebouwing modern. Op de kust lag een oude passagiersboot die tot vermaakcentrum was omgebouwd. Om je er te vermaken kostte echter onnoemelijk veel geld, bovendien moest je er op en top gekleed zijn, anders werd je de toegang geweigerd. Het was dus duidelijk iets dat niet aan ons besteed was. Verschillende campings in de buurt bleken "complet". Gelukkig vonden we een kleine camping iets landinwaarts, waar alle standplaatsen omheind waren met biezen matten, om de eeuwige mistral te breken. Als campinggasten hadden we korting bij het nabijgelegen hotel; de plat de jour kostte maar f 8. Helaas moesten we er zelf borden meenemen, bleek het troep te zijn, ook nog koud. Bovendien dienden we een en ander buiten te consumeren. Ons gevloek was niet van de lucht. Gelukkig was er een gokhal bij de hand, waar we onze agressiegevoelens de vrije loop konden geven! In de avonduren aten we iets beters in het dorp Barcarés. Een viszaak bereidde speciaal voor ons friet, mosselen en één varkenslapje voor Jos M, onze fijnproever. De eigenaar was een tiran voor zijn kinderen, commandeerde als een Pruis en bleek achteraf inderdaad met een Duitse koe getrouwd te zijn. Hij kende slechts één woord Duits en dat was "schnell!". We doodden de tijd verder door wat rond te hangen in een tweetal bar restaurants, waar het typische strandvakantie publiek bleek rond te hangen. Op de terugweg gingen we voor de eerste keer echt de mist in wat betreft het vinden van de weg. De plaatselijk ingewikkelde situatie en de afwezigheid van enige vorm van straatverlichting was daar ook wel een beetje debet aan. Het duurde in ieder geval een half uur voordat we onze camping weer gevonden hadden. We hadden een tiental flesjes Kronenbourg gekoeld in onze afwasteil, zodat we voor te gaan slapen toch nog iets te drinken hadden. Jos M. had blijkbaar te weinig gedronken, want in het holst van de nacht werd hij door Sjaak betrapt, terwijl hij op zijn buik 94
het water uit de afwasteil aan het opslurpen was! Hij zou dit hondse gedrag in de nacht nog vaker vertonen. HET VERKEER La circulation Over het algemeen gaat het er in het verkeer in Frankrijk hetzelfde toe als in Nederland. De Fransman rijdt meestal wel pittiger en is bij misverstanden iets gauwer aangebrand (kloppend vinger op het voorhoofd!). In Parijs is het een heksenketel, zeker voor minder ervaren chauffeurs. Zondagsrijders moeten maar met de trein naar Parijs gaan. Het is er zeer druk, maar men kan er goed vooruit komen, mits men iets durft te wagen, niet onzeker is en de weg bekend is. Het éénrichtingsverkeer in het centrum is er erg verwarrend, terwijl de boulevard périferique soms op een rodeo lijkt. Het rijden in de bergen is een chapiter apart. Voorzichtigheid is de eerste eis, met name bij de afdalingen. We namen vooral de meestal goed berijdbare "routes nationales". Deze zijn tolvrij en bieden veel meer natuurschoon en dorpsschoon dan de dure, maar overigens in goede staat verkerende autosnelwegen. Buiten de reeds bekende internationale verkeers borden dient men kennis te hebben genomen van de volgende aanduidingen:
chaussée déformée (slecht wegdek); accôtements non stabilisés (zachte berm) déviation (wegomlegging); interdiction de stationner (parkeer¬verbod) passage protégé (voorrangskruising); á péage (tolheffing) ralentir (langzaam rijden); risque de verglas (slipgevaar); acces interdit (verboden toegang) serrer á gauche / droite (links, rechts houden); sortie de camions (uitrit vrácht¬auto's) véhicules lentes (langzaam verkeer); attachez vos ceintures (autogordels bevestigen) feux clígnotants, rouges, tricolores (knipperlichten, stoplichten, verkeerslichten) attention piétons (pas op, voetgangers!); syndicate d’initiative (VVVkantoor, toeristenbureau) sens unique (éénrichtingsverkeer); cul de sac (doodlopende weg) défendre de surpasser (inhalen verboden); chutes de pierres (vallend gesteente)
Deze "code de la route” kan soms van belang zijn, maar een goede chauffeur heeft zo iets meestal rap in de gaten. De maximumsnelheid in de bebouwde kom bedraagt 60 km, op buitenwegen 90 km en op 'autoroutes', 130 km. Over het algemeen wordt er echter harder gereden. Bij het inhalen worden veel risico’s genomen. Bekendheid met het terrein is hierbij van eminent belang. Jos Manders, onze chauffeur, had geen last van het verkeer. Hij kent zijn Ford Capri goed en weet wat je van hem kunt eisen. Ook in de bergen kende hij weinig problemen, hoewel hij als nietautochtoon soms harder reed dan wenselijk. Met de "links rechts" aanduidingen van de bijrijder had hij beduidend meer moeite.
95
Dag 10 Vrijdag 13 juli: Barcarés - Perpignan - Port Barcarés: 90 km. We begonnen deze dag met een bezoek aan Frankrijk’s meest zuidelijk gelegen stad Perpignan. Hier snuift men pas echt de ZuidEuropese sfeer op: donkere mensentypes, stiekeme bedelaars, zigeuners, drommen mensen die voor een etalage t.v. kijken, smalle steegjes met vuil plaveisel, bruine natuurkinderen blootsvoets en luidruchtig, hoge gesloten huizen met grauwe muren, massa's loslopende straathonden, burenruzies, bochtige straatjes die op sfeervolle en schaduwrijke pleintjes uitkomen, een met exotische aroma's en benzinedampen bezwangerde grote stadslucht, rumoerig en wanordelijk verkeer, enzovoort. Tijdens onze wandeling waanden we ons in Spanje of Italië. Het eigenlijke centrum is wel mooi, een met groen omzoomde gracht, kleine uitnodigende parkjes en oude patriciërs huizen. Jos S. kocht vlees in een volkse charcuterie waar men geen Frans, maar het aan Latijn verwante Catalaans sprak. De vrouw van de slager was heel mooi; een vurig ogende tzigane die met haar welige vlees wel raad wist. Terug op de camping aten we echte champignonsoep, witte bonen in tomatensaus, côte de porc en yoghurt na. Tijdens het koken voltrok zich echter een waar drama. Vanwege de sterke wind had Jos S. zich met het komfoor in de tent teruggetrokken. De beide anderen verveelden zich; Sjaak lag bok voorbaat al watertandend van het kokende voedsel voor te genieten, terwijl Jos M. achteloos onze gaslamp op een nieuw gastankje aansloot. Terwijl hij de lamp er draaiend op bevestigde, stoof er een sproeiregen van vloeibaar gas door de gesloten tent. In een oogwenk vatte alles met een loeiend geluid vlam. Sjaak bevond zich midden in de brandhaard en baande zich achter de bij de uitgang geposteerde brandstichter Jos M. met geweld een weg naar buiten. Jos S., die het verste van de laaiende vuurtongen verwijderd was en die niets overkomen was, werd in zijn vlucht voor het verzengende inferno door Sjaak met brute kracht de tentwand ingedreven. Jos M. was inmiddels al buiten, met het corpus delicti, de nu goed aangesloten gaslamp met tank, in zijn handen. Buitengekomen dachten we dat alles in lichterlaaie stond, maar het vuur bleek inmiddels gedoofd. Alleen het luchtrooster van de tent was weggeschroeid. Het eten stond nog vrolijk pruttelend op het vuurtje. Terwijl Sjaak met een van pijn verwrongen gezicht zijn wonden stond te likken (hij was deerlijk gehavend, vooral zijn dijbeen zag er uit als rauwe biefstuk!), namen de twee anderen de verdere schade in ogenschouw. Buiten het gesmolten rooster gaas bleek er nog een scheur en een ontwrichte tentopening te zijn. De baardharen van Jos M. (of was het Sjaak?) waren aan één kant weggeschroeid. Jos S. had een bloedend scheen been opgelopen, toen hij in zijn blinde hindernisloop naar de bevrijdende openlucht tegen een geparkeerde auto opknalde. Provisorisch herstelden we de schade. Op deze dag waren we op het strand ook al door brand geteisterd en wel zonnebrand. We hielden het er maar een uurtje uit, dit vanwege de harde wind die met het fijne zand alle lichaamsopeningen toestopte. Zelfs de blote borsten van de badende Françaises 96
weerhielden ons niet van een overhaaste terugkeer naar onze veilige (dachten we toen nog) tent. 's Avonds gingen we naar de kermis die t.g.v. het Franse Nationale Feest de volgende dag (le Quatorze Juillet) in Barcarés gehouden werd. Jos M. liet zich daar weer eens uit bij de schiettenten. Daar waren er zo'n tien van, dus hij kon zijn lol wel op. Verdere attracties bestonden uit vogelpiktentjes, touwtrekstands, hot dogkraampjes en suikerspinverkoop sters. Om tien uur vond er een vuurwerk plaats. Hoewel de “aaah's en de oooh’s” niet van de lucht waren, vormde dit als een grootse manifestatie aangekondigde schouwspel voor ons weinig kijkgenot. Daar het in de nabij liggende brasseries te druk was en het bier er in onze armoedzaaiersogen te duur geprijsd was, reden we naar een rustig cafeetje tien kilometer verderop. Het ding werd door een Belg beheerd en ik dacht dat het er wel gezellig aan toe ging. Die nacht sliepen we geen van allen goed. Jos M. had zelfs last van een afgrijselijke nachtmerrie, waarin verkoolde lijken en rode hanen kraaiend de hoofdrol vertolkten. Maar ja, het was dan ook Jos zijn geweten dat knaagde en niet dat van Sjaak of de andere Jos. Sjaak kon overigens niet slapen vanwege de schrijnende pijnen aan zijn talloze wonden, terwijl Jos S. de slaap niet kon vatten vanwege een door al dat zand droog geschuurde keel. Dag 11 Zaterdag 14 juli: Barcarés - Narbonne - Béziers - Cap d’Agde - Montpellier - Sète - Lunel Arles - Aix-en-Provence: 317 km. Een lange, hete dag lag voor de boeg. We zouden een stuk langs de kust rijden om het “strandplezier” te kunnen beloeren. De kustweg is daar echter steeds zo overvol, dat we maar besloten de meer noordelijk, parallel aan de kust lopende RN te nemen. Jos S. was platzak, d.w.z. dat hij geen contant geld meer had. Alle banken waren op deze feestdag gesloten, zodat hij met zijn travelers's cheques nergens terecht kon. Hij leende 100 frank van Jos M. en 30 van Sjaak. Om de twee á, drie dagen werden de onderlinge rekeningen gepresenteerd. De rekeningen van Jos S. (die alle inkopen en campingkosten betaalde) en Jos M. (die alle kosten van benzine en onderhoud op zich nam) vielen meestal tegen elkaar weg. Sjaak, die geen algemene uitgaven had, was voortdurend degene die moest bloeden. We rekenden altijd alles om in Franse francs. Alleen de rekeningen van de laatste twee dagen werden in guldens opgemaakt. Het was een lange en nogal saaie rit. De koperen ploert stoof ons in ons gloeiende blik meedogenloos gaar. We waren erg murw en melig. Alleen Jos M. kon de gemoederen in de wagen nog wel eens in beweging brengen door walgelijke, stiekeme scheten te laten die langdurig bleven hangen. Hij wachtte hier speciaal mee totdat we in de auto waren. Waren we weer eenmaal op weg, dan begon zijn gasoorlog weer. Tot op de laatste dag duurde zijn anale activiteit onverminderd voort. Over uithoudingsvermogen gesproken. Het traject langs de kust, van Cap d’Agde naar Sète, was weinig interessant, temeer omdat de begerig 97
loerende jongeren van ons gezelschap slechts op afstand en in een flits een blik van ontblote vrouwenbovenlijven konden opvangen. In Lunel pauzeerden we een uurtje en aten we kaas met brood. Jos S. had aan dit stadje een leuke herinnering. Na een copieus maal genoten te hebben met twee Franse vrienden, stapten ze er vier jaar geleden op de nachttrein naar Parijs. Nu was er feest in het stadje. Het was er erg druk en gezellig. Het leek er wel karnaval: veel drank en vrolijkheid, muziek en zang en dans alom. Ja, ons Koninginnefeest verbleekt er bij. Andere steden waar we door of langs reden, deden we niet aan. Omdat we weinig opschoten, lieten we ons geplande bezoek aan la Grande Motte (de futuristische vakantiekolonie), Aigues Mortes (de historische, ommuurde stadsvesting) en de Camargue (de uitgestrekte en moerassige Rhônedelta, waar nu de muskieten zijn uitgeroeid en waar zich nog zigeunerkampen, kuddes wilde paarden en flamingokolonies bevinden.) maar vervallen. Om vijf uur kwamen we in Aix en Provence aan. We waren eerst wat te ver doorgereden, maar in de enige kroeg van een schamel dorpje werd ons vriendelijk de weg gewezen. Opvallend in dit café; vrouwen en kinderen binnen, de mannen buiten op het koele terras. En zelfs hier ook al: een flipperkast. In Aix vonden we de camping pas na tweemaal de stad te zijn rondgereden, letterlijk! De op de meest onoverzichtelijke en dus onverwachte plekken geplaatste richtingsborden veroorzaken bij buitenlanders in Frankrijk vaak grote verwarring. Eigenlijk was de camping “pleine”, maar met een beetje brutaliteit vonden we nog een plekje op een heuvelrugje. De camping lag trouwens tegen een helling en het stijgingspercentage was er hoog. Het stikte er van de Nederlanders. Toen Jos S. de volgende morgen in keurig Frans om de rekening vroeg, gaf de receptioniste hem in onvervalst Hollands antwoord! Het was een Nederlandse werkstudente en zij had de paspoorten herkend. We aten buiten op het terras van het goede campingrestaurant. Menu: Entrecote, salade Niçoise (hmmm...), frites en “plat de fromage” na. Sjaak vond de fromage, Jos S. de salade en Jos M. de friet en de serveerster het lekkerste. Prijs; frs. 30. Daarna gingen we de festiviteiten in de stad bijwonen. Heel de stad was op de been vanwege het vuurwerk, dat o.i. beter was dan de rotjes en de vuurpijltjes van Barcarés. Om de storm op de terrasjes te mijden, gingen even vóór het einde een geschikt plaatsje zoeken. Ons instinkt had ons niet bedrogen, want vijf minuten later liep het inderdaad storm. We bekeken er langdurig de mensen, hetgeen erg interessant was. Niet alleen de jonge meisjes, maar ook de oude vervallen kerels die tegen het bestaansminimum leven (sociale voorzieningen in Frankrijk? Ho maar, kom daar niet om!) hadden onze levendige belangstelling. In een ander kroegje werd geflipperd, want het terras deed een aanslag op onze beurs. Terwijl brand weerauto's zich met gillende sirenes naar verschillende fikkies spoedden, keerden wij tegen twaalf uur tentwaarts.
98
Dag 12 Zondag 15 juli: Aix en Provence - Saint Raphaël - Cannes - Nice - Monaco / Monte Carlo Menton - Sospel: 241 km. ‘s Morgens deden Sjaak en Jos S. allereerst inkopen. Bij het vertrek bleek deze camping wel erg duur te zijn. We reden direct naar de Blauwe Kust toe, de Côte d'Azur. In Saint Raphaël konden we kiezen uit drie kustwegen, de Corniches genaamd. Ze lopen op verschillende hoogten. De hoogste Corniche heeft het beste uitzicht en is al 2.000 jaar oud. Ze werd namelijk door de Romeinen gebouwd (ja, gebouwd, in deze streken kun je geen weg aanleggen, maar moet je er een bouwen met bruggen, egaliseringen, tunnels, viaducten, etc.) om hun legioenen snel het weerbarstige Gallia in te kunnen sturen om er de orde te herstellen. Astérix en Obélix zullen deze weg wel gebruikt hebben op weg naar het Rome van Caesar... Aanvankelijk kozen we de onderste Corniche om meer van het boulevardgebeuren in Cannes en Nice te kunnen genieten. Het was er overal mooi, maar wel modieus op het mondaine af. We reden op ons gemak, erg veel sneller had trouwens niet gekund vanwege de drukte. In de buurt van Cannes stopten pre en aten we friet en dronken bier op een parkeerplaats. Daar maakten we een achtervolging mee van ettelijke flics achter een tweetal kerels aan. De kerels verdwenen in het strandgewoel. Aan de kust wordt trouwens ook veel illegaal gekampeerd, meestal niet ver uit de buurt van de grote verkeersweg, maar wel aan het oog onttrokken door bosschages en struikgewas. Verder tjilpt de krekel (cicaden) in deze streken dag en nacht, lijkt het wegdek in de verte steeds kletsnat en trilt de lucht overdag voort durend in de subtropische hitte. In Monaco hielden we een lange rustpauze. We parkeerden onze Ford Capri in een ondergrondse parkeergarage en gingen wandelen. In een verzorgd parkje rustten we eerst uit, waarna we heuvelopwaarts togen. We kwamen uit aan de achterkant van het beroemdste Casino van de wereld, de plek waar naar verluidt tientallen zelfmoorden zijn gepleegd. Het Casino was schitterend wit en kostbaar. Het werd bewaakt door flics en waarschijnlijk bodyguards. Het stikte er van de dure automobielen. Op een terrasje namen we een en ander in ogenschouw. Toen wilden we zelf gaan gokken, en wel in een hal die vol éénarmige bandieten stond, het casino van de Volkswagentoeristen. Tot onze grote verbazing werd ons de toegang geweigerd. We hadden badkleding aan (een korte broek dus) en dat was ten strengste verboden, want ze moesten over de goede zeden waken. Over hypocrisie gesproken! Verontwaardigd keerden we op onze schreden terug en zochten weer onze auto op. Voor we Monte Carlo binnenreden (M. C. is de stad, Monaco is het Vorsten dom van prins Rainier), hadden we samen met een bus Thaise toeristen foto's gemaakt van het prachtige uitzicht op de Rivièra bij een uitspanning op Cap d'Ail. Dit panorama wordt nu nog steeds gebruikt in aardrijkskundeboekjes in Nederland! Via Menton, minder bekend, maar met zijn bloemen en palmen zeer zeker de moeite waard, reden we naar boven, de Alpes Maritimes in. Dit voorgebergte van de Alpen is niet hoog, maar wel oud en grillig. Jos 99
M. nam met gemak de ene na de andere col met haarspeldbochten. In het oude stadje Sospel (nou ja, dorpje maar, slechts 5000 inwoners. Het heeft vroeger wel een universiteit gehad, dat zou je niet verwachten. Bovendien staat er voor zo'n gat een immense kathe draal!) wilden we de nacht doorbrengen, maar helaas waren de beide campings vol. Vooral Nederlanders hadden er hun tenten opgeslagen. We reden het gebergte in, waar we een geschikt plekje op een vooruitspringende rotspunt vonden. We doopten deze minikampeerplaats voor één nacht camping "Bellevue". Daarna gingen we weer het dorp in. We bezochten een paar brasseries en maakten een "stads" wandeling. Ook trachtten we tevergeefs naar huis te telefoneren. In een cafeetje hadden we nog een gesprek met de patron. Het ging over de Nederlandse journalist Mathieu Smedts, die 6 maanden per jaar in dit dorp vertoeft. Hij was er bij de bevolking goed bekend. Misschien dat er daarom wel zo veel Nederlanders in dit dorp waren, want Smedts heeft een boek over Frankrijk geschreven, waarin hij herhaaldelijk Sospel memoreert. We aten weer in een restaurant, een doorsnee menu voor 28 francs, hetgeen geen prijs was voor de hoeveel heid en de kwaliteit van het gebodene. Er was ook een dansfestijn, maar de feesttent beviel ons niet, er was geen hond. De muziek was er bovendien te hard en te slecht. Voor we naar ons "Bellevue" gingen, ontdekten we nog een telefooncel. Daar konden we gratis bellen, er was nl. een muntje blijven steken! We kregen Lies Kessels enkele keren aan de lijn. We sliepen slecht die nacht. Het was heet en de muziek van het bandje weerklonk nog lang na in onze oren. Dag 13 Maandag 16 juli: Sospel - Saint Martin - Guillaumes - Barcelonnette: 189 km. We waren pas tegen de morgen in slaap gevallen, zodat we laat (9 uur) opstonden. Met het lauwe water uit de jerrycan wasten we ons provisorisch. We ontbeten in het dorp; koffie met grote sandwiches, en Fanta tegen de al vroeg optredende dorst. Jos S. deed inmiddels inkopen; kaas, brood en Nederlandse kranten. Ook wisselde hij geld, de banken waren na drie dagen gesloten te zijn eindelijk open. Om 11 uur vertrokken we definitief. Onze weg voerde door mooi natuurgebied. We stopten herhaaldelijk om foto's te maken en om ons bij bergstroompjes met fris water te laven. Onze chauffeur Jos scheurde 20 km onvervaard achter een autochtoon aan, die de weg met al zijn bochten als zijn broekzak kende. Het leek wel een echte race. Jos bleef daarna een tijdje hard rijden, maar zijn richtpunt was weg en het bleek nu veel moeilijker. Voorts reed hij veel te onvoorzichtig door de stille dorpjes. Vanwege de rust die hij (nou ja, wij...) verstoorde, keken de ingezetenen ons vaak boos na. In Guillaumes bemerkten we dat er iets aan onze remmen haperde. Ze werden steeds slechter. Voor ons lag de hoge, normaal moeilijk begaanbare Col de la Cayolle: in maart 1980 verongelukte er nog een bus school kinderen. In eerste instantie durfden we de overgang onder deze omstandigheden niet aan, zodat we naarstig naar een garage gingen uitkijken. We reden terug naar Guillaumes en 100
bleven voor een garage wachten tot er iemand kwam opdagen. De eigenaar was namelijk lunchen, zo vernamen we van een Fransoos die er ook al stond te wachten. Het duurde steeds langer. Terwijl Jos M.en Sjaak alvast begonnen te sleutelen, ging Jos S. naar het dorp op onderzoek uit. Daar hoorde hij dat de eigenaar niet meer zou komen opdagen. Hij had een sterfgeval in zijn familie en zou enkele dagen rouwtijd hebben. (Dit betekende overigens zuipen en pitten.) Inmiddels kwamen er steeds meer klanten, die na enige tijd weer vertrokken: Fransen, semiItalianen, een Engelse archeoloog uit Cardiff. Een andere garage in het dorp, annex tankstation kon ons niet verder helpen. We moesten per se een Fordgarage hebben. Jos M. en Sjaak hadden het wiel weer gemonteerd, maar niet voor we een foto gemaakt hadden. Jos S. had nog wat mondvoorraad gekocht; fruit en melk. Voor we de gok waagden, namen we ons galgenmaal tot ons. Alles verliep wonderlijk wel. We ondervonden geen extra problemen, hoewel we het toch wel een beetje knepen. Onderweg maakten we lugubere grapjes om de spanring wat te verdrijven, over testamenten en zo. We hadden van te voren getankt en naar huis opgebeld. We kregen de familie Manders en Clim Schmitz aan de lijn. Gelukkig bleek dit toch niet ons laatste gesprek te zijn. Op de top pauzeerden we en hielden we een sneeuwbalgevecht. Vooral onze handballer was in zijn element en dartelde en dolde als een jonge hond door de vreemd gestructureerde sneeuw. Het was half zeven ‘s avonds. Langzaam reden we de pas naar beneden. Onderweg werden we een kwartier opgehouden door een kudde schapen van 1400 stuks. We maakten foto's. Om 20.30 kwamen we in Barcelonnette aan. Twee campings waren vol, maar een derde iets verderop had nog plaats. Het was een echte boerencamping met veel geïmproviseerd werk. We gingen overigens eerst de stad in en ontdekten daar een café met een biljart. We speel den om beurten een spelletje, maar erg plezierig was het niet, want de beide Jossen kregen onderling een meningsverschil over het aantal te maken caramboles. De sfeer die eerst uitbundig was, werd erdoor vertroebeld. Waarschijnlijk moest de die daar opgekropte spanning zich op die manier ontladen. Een uur later was alles weer koek en ei tussen de twee kemphanen. We moesten de tent op een ongelijk stuk grond zetten: dit veroorzaakte een slechte nachtrust en pijnlijke, stijve ledematen. Jos M. eiste steevast de beste plek op, want "hij was de enige van ons die moest werken!" We gaven hem maar zijn zin. Voor het slapen gaan aten we nog een blikje een blikje tonijn "mit Gemüse Einlage", stokbrood en tomatensoep. Ook douchten we ons nog. Het was een douche met munten. In de douchecel naast die van Jos S. stond een paartje vermoeiend te vrijen midden in de nacht werden we weer opgeschrikt door een dorstige Jos M. Wederom slurpte hij een vracht water, ditmaal uit de jerrycan, als ik me niet vergis.
101
Dag 14 Dinsdag 17 juli Barcelonnette - Gap - Grenoble - Chambéry - Annecy - Grens - Genève – Morges: 367 km. We waren al vroeg uit de veren en om tien uur stonden we bij de eerste garage. Weer wachten, de patroon zou zo komen volgens de hulpmonteur, c.q. bezemjongen. En inder daad, ditmaal kwam een Fransman eens op tijd. Hij kon ons echter niet helpen, want hij had geen onderdelen van Ford. Hij stuurde ons naar een volgende garage in het stadje, aan de uitvalsweg naar Gap. Ook daar werden we vriendelijk ontvangen, misschien mede dankzij de sigaren die Jos S. gul uitdeelde. Hier hoorden we wat we nodig hadden, nl. "des disques de freines". We werden naar Gap doorverwezen, alweer zo'n 70 km zonder goed functionerende remmen. Onderweg werden we opgehouden door een groot transport met escorte; we dienden te wachten. De weg werd veel beter en we schoten vlug op. In Gap vonden we de garage zonder problemen. Hij lag heel gunstig aan de uitvalsweg naar Grenoble, ons volgende doel. Er was net middagpauze, zodat we een cafeetje indoken. Het bier was weer best. Ook schaften we ons weer ansichtkaarten aan en schreven die en passant. De reparatie duurde een half uur. De nota werd contant voldaan. Ditmaal bleek de auto iets naar rechts te trekken, maar naargelang we vorderden, verdween dit euvel of werd in ieder geval niet meer zo manifest. We volgden nu de autoroutes “à péage” om wat meer kilometers te kunnen vreten. De tol was steeds redelijk hoog: 20 frs, 12 frs en 28 frs. Nabij Annecy stopten we bij een wegrestaurant. Sjaak stond in korte broek drie flesjes orangina te bestellen, toen een 7jarig kind naast hem kwam staan. Ineens zag de hummel de open wond op Sjaak‘s dijbeen ter hoogte van zijn oogjes, hij; trok wit weg en haastte zich kokhalzend naar zijn “maman”. Sjaak had niks in de gaten. We versterkten de inwendige mens verder met stok brood, belegd met kaas en worst. Jos M. zoop weer een liter melk uit. Bij de grens konden we gewoon doorrijden, maar we hadden Zwitserse Francs nodig om het in het land van Wilhelm Tell uit te kunnen zingen. Jos S. ging wisselen. In het Grens wisselkantoor sprak hij eerst Frans en toen Duits, de reactie van het meisje achter de balie: “Ach, sind Sie Holländer?” Nu vraag ik je? Zijn cheques werden hier niet geaccepteerd! Een vreemd iets in het land waar de banken zo solide heten te zijn. Daarom wisselde hij maar 100 Fr. frs., waardoor hij verlies opliep. Wat moest hij anders? In de Franse Alpen hadden we door het dal van de Isère gereden (de zgn. Route Napoleon, deze route heeft Napoleon gebruikt om na zijn verbanning in Elba ongemerkt weer in Parijs te komen) en nu reden we in de geïndustrialiseerde vlakte rond het Lac Leman, het Meer van Genève. De wegen waren hier gezien de gemakkelijke terreingesteldheid dan ook uitstekend. In een plaatsje aan het meer, Morges genaamd, settelden we ons. Het was een tamelijk dure watersportcamping. We gingen zo vlug mogelijk naar het restaurant, waar we ons lieten vollopen met goed Zwitsers bier in halveliterflessen. We flipperden wat af en werden door andere Limburgers belaagd. We lieten hen echter links liggen. (Ze kwamen uit Baarlo, geloof ik.) Zoetjes aan 102
werden we dronken. De kroeg ging snel dicht. Zwitserland had toen nog geen zomertijd, in tegenstelling tot Frankrijk. We moesten daar even aan wennen. Om half elf gingen we bij onze tent nog wat brassen. We hadden echter niks meer onder de kurk, zodat we contact zochten met een Spanjaard, die samen met vier "senoritas" naast ons gelegerd lag. We dronken Spaanse cognac, melk en water. We wisselden sigaretten en shag uit. We praatten over studie, militaire dienst, politiek (het waren Basken en voorstanders van de ETA). Alleen de bebaarde vent, die student was, sprak een mondje Frans. Het was best gezellig, maar toen de communicatieproblemen te groot werden, gingen we slapen. Sjaak en Jos S. waren erg jaloers op de Spanjool met zijn harem. Er werd in het nachtelijk tentduister nog wat afgespeculeerd over hem "als haan alleen in een kippenhok"! De alcohol miste zijn uitwerking evenwel niet en sloeg genadeloos toe: onze tentklep en onze ogen vielen als vanzelf dicht. Je mag raden waar we over droomden. Dag 15 Woensdag 18 juli: Morges - Lausanne - Bern - Sissach: 205 km. Om 9 uur stonden we op. De Spanjolen stonden al op het punt om te vertrekken. We waren erg duf. We deden eerst inkopen in de campingwinkel. Hier bleek weer eens dat Zwitserland best een duur land is om op vakantie te gaan. Voor we vertrokken namen we een frisse duik in het Meer. Het water was erg koud, maar daar stoorde alleen Sjaak zich aan. Hij volstond het om een half uur te weifelen voor hij van de rotsen af durfde te duiken. We keerden al gauw terug en namen als ontbijt gebakken eieren. Het tarief van de camping bleek vrij hoog te zijn. Jos S. moest er zijn laatste francs voor bij elkaar schrapen. In het volgende dorp was het dus weer wisselen geblazen. Op weg naar Bern kozen we weer voor de Autobahn. We vorderden gestaag. Het landschap was vlak en de befaamde bergen zagen we slechts in de verte als grijze, kolossale contouren. Halfweg bezochten we een restaurant. We wilden een kleinigheid eten, maar dit werd uiteindelijk een kompleet maal met Jägerschnitzel, Goulashsoep, Gourmetsteak en vele pinten. Jos S. liet zijn twee jongere concurrenten eens te meer zijn hielen zien op de flipperkast. De rekening was erg gepeperd: in totaal moesten we in Nederlands geld omgerekend f 120 betalen! Tot Bern zou Sjaak achter het stuur van de auto kruipen. Hij voldeed best, hoewel er af en toe wat onzekerheid in zijn reacties te bespeuren was. Dat lag echter aan de automaat, beweerde hij. In Bern aangekomen gebruikten we een parkeermeter. We maakten een wandeling door de stad. Het was er best sfeervol, maar had geen grote allures. Op straat werd geschaakt (Maxi Schach geheten). We wierpen een blik op de benedenstad, bewonderden de vele mooie gevels en maakten foto's, onder anderen bij het Berenmonument. Toen we de weg naar Bazel vroegen, bleek de informant een Hollander te zijn. Hij verstond slecht Duits, zag ons nummerbord en krijste olijk: "Verrek, vraag het dan in het Nederlands!”
103
Bij Sissach gingen we van de Autobahn af. Enkele kilometers verderop vonden we een miezerig campinkje, gesitueerd rondom een boerderij. In de keuken kon je verse eieren, verse melk, bier en brood verkrijgen. Het waren eenvoudige plattelandsmensen. Deze inkopen waren dan ook gelukkig niet duur. Jos M. was drie dagen aan de racekak geweest. Hij was er nu van verlost, maar had zijn aandoening aan Jos S. overgedaan. We liepen een heuvel op, maar bergbeklimmen bleek niet aan ons besteed te zijn. Na 300 meter stonden onze kuitspieren al strak als kabeltouwen en hadden we last van krampverschijnselen. Daarom gingen we maar lezen bij de tent. Een langs de tent lopend beekje diende als koelmachine voor onze onafscheidelijk flessen bier. Jammer genoeg werden we lastig gevallen door ontelbare, bloeddorstige insecten. Jos S. had ondertussen een pedagogisch onderhoud met een 14¬jarig Zwitsers jongetje. Het gesprek begon over strips en eindigde over de ordeproblematiek van de huidige leerkrachten in het voortgezet onderwijs en over de selectiecriteria die bij de schoolleuze in Zwitserland worden aangelegd. Het kereltje zat op een Mittelschule. Hij was goed bij voor zijn leeftijd. 's Avonds vereerden we de plaatselijke herberg (Im Wilden Mann) met een bezoek. We namen daar de aantekeningen over onze reiservaringen nogmaals door. In een rozige stemming kropen we in onze afzonderlijke slaapzakken. Jos S. en Sjaak ledigden eerst nog een aantal flessen uit het snel vliedende stroompje. Dag 16 Donderdag 19 juli: Sissach - Bazel - Mülhouse - Thann - Epinal - Nancy - Pont á Mousson Metz - Thionville: 305 km. 's Morgens maakte Jos S. zijn restant aan Zwitserse francs op door een voorraad bier in te slaan en natuurlijk limonade en melk voor onderweg. Binnen een uur waren we Zwitserland uit. Bazel gaf geen probleem. We volgden gewoon het bordje France (Frankreich). Aan de grens werden onze paspoorten vluchtig bekeken en konden we doorrijden. In Frankrijk aangekomen keken we allereerst uit naar een boulangerie om vers, warm stofbrood aan te schaffen. We reden niet via de Ballon d’Alsace, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, maar we volgden de gewone RN naar het noordwesten. De rit was tamelijk saai, temeer omdat we eigenlijk al met onze gedachten thuis waren. In Nancy maakten we weer van de autoroute gebruik. In een mum van tijd waren we in Metz. We stopten enige keren om uit te rusten. In Thionville aangekomen, vrij vroeg, hadden we heel wat moeite om de camping te vinden. Jos S. was er eens zeven jaar geleden geweest, maar hij kon zich een en ander niet meer zo goed herinneren. Het was destijds midden in de nacht geweest. Na enige omzwervingen en na misleid te zijn door het bordje "auberge de jeunesse”, waarbij een tent en een dennenboom stond, ontdekten we de camping, onooglijk klein, naast de oever van de Moezel. Terwijl Jos S. wachtte op de cam pingbeheerder, zetten de twee anderen alvast de tent vlakbij de ingang op. Jos S. had beloofd een etentje te zullen bekostigen. Er zou niet naar de prijs gekeken worden. Hij informeerde naar een goed restaurant bij de eigenaresse. Even later waren we met de auto 104
op weg naar een hotelrestaurant in een dorpje in de buurt. De naam: "Aux Champs Fleuris'. Menu; 2 x rauwkost (crudités), 1 jambon de pays (Ardenner ham), 2 entrecótes (lenden biefstuk), 1 tournedos (biefstuk van de haas), 2 plats de fromage, 1 coupe de glace (ijs), 2 bouteilles Côtes de Rhône (wijn) en 2 cognac (aperitief). Totale kosten Fr. frs. 181. Veel en goed eten, maar met matige bediening. Toch voor geen prijs. We flipperden er nog wat, dronken bier en gingen weer terug. We waren een beetje murw gegeten. Vroeg naar bed (12 uur). Dag 17 Vrijdag 20 juli: Thionville - Dudelange - Luxemburg - Arlon - Bastogne - Houffalize Aywaille - Luik - Roermond: 287 km. Een korte dag, want we waren tegen de avond al thuis. Terwijl Jos M. en Sjaak de tent afbraken en een en ander in orde brachten (schoonmaken e.d.), ging Jos S. de stad in om kranten, eten en drinken in te kopen. Er was namelijk geen kampwinkel voor handen. De camping zelf was spotgoedkoop, terecht want er werd weinig tot geen comfort geboden. Voor we definitief onze laatste rit begonnen, ging Jos S. zijn overgebleven francs opmaken aan ansichtkaarten, allerlei gekke etenswaar (kangoeroesoep, kwartels, speciale wijn, inge wandenworst, druivenbladeren met gehakt, etc.) en rookartikelen (Gauloises en Gitanes). Jos M. bleef in de auto wachten. Het duurde echter zo lang, dat hij door een politie surveillant werd weggejaagd op zijn stekkie, waar het verboden te parkeren was. Toen Sjaak en Jos terug kwamen was er geen Ford Capri te bekennen. Jos had verder ook nog een beurs, kaas en cadeautjes voor zijn moeder gekocht. Sjaak moest ook wat voor thuis hebben, maar ik geloof dat hij toen niet geslaagd is. Hij is zoals gewoonlijk erg besluiteloos. Onderweg waren we tamelijk stil. De wegen waren goed en de reis vlotte prima. Alleen de auto stonk naar kaas, hetgeen Jos M. zijn reisgenoten niet in dank afnam. Aan de grenzen werden we niet gecontroleerd. In de buurt van Luik kon natuurlijk niks meer mis gaan. Hier kenden we de omgeving en de autowegen. In Roermond aangekomen werd eerst Jos S. aan de Kapellerlaan afgezet, samen met zijn bagage. ‘s Avonds kwamen we weer bij elkaar in onze stamkroeg bij Baer en Lies Kessels, werden verhalen verteld, goede Amstelpils gedronken en een stevig partijtje gebiljart.
105
NORMANDIË (2005) VOORJAARSVAKANTIE BEGIN MEI 2005
ROUTE EN PLANNING
Dagnr
Dag
Datum
Route / Verblijfplaats
1 2 3 4 5 6 7
Zaterdag Zondag Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag
30 april 01 mei 02 mei 03 mei 04 mei 05 mei 06 mei
Roermond – Borinage - Amiens Amiens – Les Andalys – Caen Caen (Lisieux) Caen - stranden – Bayeux - Vire Vire - Bocages Mont St. Michel - Rouen Rouen - Roermond
Overnachting / Bijzonderheden Campanile Amiens Campanile Caen Campanile Caen Campanile Caen Campanile Vire Campanile Rouen Thuis
1 Zaterdag 30 april ROERMOND / AMIENS Rond 11.00 uur vertrekken we. Op de Donderberg is feest ter gelegenheid van Koninginne dag; dat realiseren we ons pas als we ermee geconfronteerd worden. We ontmoeten er Sef de Bock, een krasse grijsaard inmiddels, ietwat zonderling en een prototype van een Einzel gänger die we overal in de stad tegenkomen, maar dan wel op de meest vreemdsoortige tijdstippen. We rijden via Sint Odiliënberg naar het Ei van Sint Joost, maar bij de spoor wegovergang achter Montfort staan we tien minuten ogenschijnlijk doelloos voor de gesloten spoorwegbomen te wachten; er komt maar geen trein. Tenslotte wagen een voor een de terecht ongeduldige automobilisten de oversteek over het baanvak ondanks de bellen en het rode knipperlicht. Voorbij Sittard moeten we achter aan een file aansluiten. Deze blijkt veroorzaakt te worden door de stoplichten nabij de Geusselt in Maastricht. Via Luik en Namen dringen we verder België in. In de industriestreek Borinage (rondom Bergen) dut Jos even in. In deze buurt liggen de bekende scheepsliften over de 19eeeuwse kanalen die een verval van tientallen meters overbruggen. Zonder enige controle kunnen we de grens met Frankrijk passeren. We bevinden ons nu in de regio Nord / PasdeCalais. Het landschap is er niet echt aantrekkelijk. Tamelijk plat, met veel uitgestrekte landbouwpercelen waar voornamelijk witlof, suikerbieten en aardappels worden verbouwd. We laten de grote plaatsen Lille (Rijssel) en Valenciennes links liggen. Niet veel later krijgen we de stad Amiens in zicht, het is dan half vijf.
106
Zonder enige moeite vinden we het Campanile Hotel in een hotelcomplex met onder andere Formule 1 en andere goedkope reizigershotels. Bij het hotel blijkt dat ze wel degelijk onze reservering hebben ontvangen, alleen hebben ze niet de moeite genomen even een bevestiging te sturen. Ze spreken aan de balie wel Engels, een hele vooruitgang in dit als vanouds tamelijk eenkennig en monolinguistische land. Geen probleem dus. De kamer is zoals we het van deze keten verwachten: eenvoudig, maar degelijk. AMIENS Amiens de hoofdstad van Picardië, is beroemd door zijn kathedraal. Maar men verzuimt niet de moestuinen, de zogenaamde 'Hortilionnages' te bezoeken, gescheiden door waterlopen, de 'rieux', gevoed door de talrijke zijarmen van de Somme en de Avre; door de smalle grachten varen platte schuiten voor het vervoer van de groenten, fruit en bloemen; er wordt markt gehouden aan de oevers van de grachten. De NotreDame, 13de15de eeuw, is een van de mooiste gotische kathedralen; de voorgevel biedt een uitzonderlijk geheel van beeldhouwwerk, waarvan vooral genoemd moet worden, in het middenportaal, de beroemde 'Beau Dieu d'Amiens' (beeld van Christus als leraar) en de beelden van de profeten en apostelen; het linkerportaal is gewijd aan de H. Firminus, de eerste bisschop van Amiens, het rechter aan de moeder Gods (episoden uit het leven van de H. Maagd); de middenpijler van het portaal van het zuidelijk dwarsschip draagt het prachtige, vroeger vergulde beeld van Maria als moeder ('ia Vierge dorée), het schip, 145 m lang, is een van de hoogste van Frankrijk (42,30 m); bezichtig vooral het 110 plaatsen tellende prachtig besneden koorgestoelte, 16de eeuw, en het koorhek, 15de1 6de eeuw.
We hebben nog een tijdje daglicht, dus besluiten we daarvan te profiteren door de binnen stad alvast te bezoeken. Die blijkt toch nog tien kilometer verderop te liggen. De invalsweg doet erg Belgisch en begin 20eeews aan. De stad ligt tussen glooiende heuvels. Ze wordt bekroond met een magnifieke kathedraal, die voor meer dan de helft al perfect geres taureerd is. Het doet een beetje te volmaakt aan. We zijn met name onder de indruk van de tientallen beeldhouwwerken aan de gevels. Binnen zijn de hoge glasinlood ramen erg indrukwekkend. Na bezichtiging van de kathedraal maken we een wandeling langs enkele kanaaltjes die de stad rijk is. Het is zaterdagavond, dus het jonge volk loopt er in groten getale rond en bevolkt de zonnige terrasjes. Een aangename sfeer, dat moet gezegd worden. Het avondeten gebruiken we in ons hotel. De keten Campanile kan bogen op redelijke restaurants, waar de regionale gerechten speciale aandacht krijgen. We bestellen er op deze vakantie doorgaans het menu Tonus, dat is een vleessoort met een uitgebreid buffet van hors d’ oeuvres (waaronder zalm en andere vissoorten). Het bier blijkt hier € 3,50 per glas te kosten. Zelfs Clim is dat te gortig, als stil protest houdt hij het bij “eau minerale”. Op onze kamer zal ’s avonds de komende dagen door Clim vooral naar snooker op de tv worden gekeken; er schijnt een belangrijk Engels toernooi te zijn.
107
2 Zondag 1 mei AMIENS / LES ANDALYS Jos rekent na het copieuze ontbijtbuffet af met de creditcard. Het is 1 mei en dat wordt in deze stad op straat gevierd. Gevolg: een ‘deviation’ (omleiding). Gelukkig hebben we er niet al te veel last van, hoewel we op kleine wegen ten zuiden van de stad uitkomen. We zitten echter in de goede richting. Voort gaat het door een weinig attractief landschap, links eindeloze gele velden met Raps (koolzaad), rechts kaal liggende akkers. Nee, het landschap van Picardië heeft niet zo veel te bieden. We houden de kleine wegen aan en weten op die manier de autosnelwegen naar Rouen en Parijs te mijden. We passeren landelijke dorpjes die door de welvaart van de EU nog niet bereikt zijn, het lijkt hier en daar wel op de jaren vijftig. Langzamerhand wordt het landschap lieflijker; het begint te glooien. De heuveltjes eindigen abrupt bij de krijtrotsen die de noordelijke oever van de Seine vormen. SEINE De rivier de Seine heeft een lengte van 776 km en een stroomgebied van 79.000 km². Ze stroomt geheel over Frans grondgebied. De Seine stroomt vanaf het Plateau van Langres via Troyes, Parijs en Rouen naar het Kanaal, waar ze haar monding heeft bij Le Havre. De voornaamste zijrivieren zijn de Yonne, de Marne en de Oise.De rivier heeft haar oorsprong ten noorden van Dijon, in een kleine vallei, gelegen op de weg van Dijon naar ChâtillonsurSeine, een paar kilometers ten noorden van St.Seine l'Abbaye. Veel is er niet meer te zien behalve een beeld dat door Baron Hausmann werd geplaatst aan de voornaamste bron. Maar vroeger, in de tijd van de Galliërs, was dit een heiligdom, zoals alle plaatsen waar water uit de grond kwam geborreld dat waren. De godin van deze rivier was Séquana. Het water van de Seine bron wordt verantwoordelijk geacht voor verschillende genezingen. Exvoto's werden geofferd op deze plaats, veel van deze voorwerpen kan men nu terugvinden in het Musée Archeologique van Dijon.
We parkeren de Ka midden op het marktplein van de bovenstad van Les Andalys, een stadje dat in een lus van de Seine gelegen is met links en rechts de witte krijtrotsen. We drinken koffie en schrikken ietwat van de prijs: een ‘grand crème’ kost hier € 3. We bezoeken er te voet de kerk Notre Dame, in Normandische stijl met mooie ramen (alle kerken in deze streek hebben uiterst fraaie ramen valt ons op). Jos maakt een praatje met een oude Engelse heer die al die kerken hier in de streek aan het aflopen is. Vervolgens rijden we naar de benedenstad en de Seine – oever. We rijden hem een stukje af, maar keren toch maar terug omdat de eerstvolgende brug nog ver weg is. Bovendien willen we nog het kasteel (meer een fortvesting) bezoeken. Onderweg naar boven worden we zonder enige reden scherp gesneden door jonge, roekeloze Fransman. Clim moest snel bij sturen om ongelukken te voorkomen. Volgens sneed die gozer ons ook nog eens opzettelijk. Het kasteel ligt op een rots hoog boven de oever en wordt druk bezocht. We blijven er een half uurtje. We genieten van het weidse uitzicht over de Seinevallei. Je krijgt er een goede indruk van de manier waarop de rivier meandert. We steken de rivier over en besluiten zo snel mogelijk aansluiting te zoeken op een autosnelweg. Daar moeten we tol betalen, voor het eerst deze vakantie. Even verderop moeten we opnieuw twee keer vooruit ‘péage‘ betalen. We volgen richting Evreux, Rouen – 108
Zuid en Caen. Daar komen we tenslotte zo rond vijf uur aan. Jos heeft via Internet een kaartje van de stadsomgeving gedownload. Met behulp daarvan kunnen we zonder enige moeite ons tweede Campanile Hotel vinden. We hebben er voor drie nachten gereserveerd. Douchen, de zaak verkennen en om 19.00 uur aan tafel om Menu Tonus te bestellen. Clim weigert halsstarrig om duur Frans bier te drinken en kiest consequent voor water. ’s Avonds hangt hij weer voor de buis om ademloos de prestaties van de Britse snooker matadoren te bekijken. 3 Maandag, 2 mei LISIEUX / CÔTE FLEURIE We verslapen ons een half uurtje, waardoor Jos zich niet kan douchen, omdat we anders te laat bij het ontbijt verschijnen. Even na tienen stappen we in de auto en rijden we naar Lisieux. We parkeren op de markt tegenover de kathedraal, die we dan ook maar en passant bezoeken. Oud en belangrijk, sober ingericht met weer die schitterende ramen, maar van buiten minder te bekijken waard. We dwalen door de belendende tuinen van de bisschop met zijn fonteinen en boompjes strak in het gelid. In de verte komt een dreigend onweer opzetten. THERESIA VAN LISIEUX Theresia van Lisieux, doopnaam: Thérèse Martin, kloosternaam: Thérèse de l'EnfantJésus et de la SainteFace (2 januari 1873 – 30 september 1897) is een Franse heilige. Haar feestdag valt op 1 oktober. Ze werd als Thérèse Martin geboren in Alençon. Op haar achtste werd ze ernstig ziek totdat het Mariabeeld boven haar bed naar haar glimlachte, waarna ze volledig genas. Al op jonge leeftijd voelde ze dat het haar roeping was God te dienen. Ze was uitzonderlijk vroom, maar stond ook bekend om haar gevoel voor humor. Ze besloot in te treden bij de orde van de Ongeschoeide Karmelietessen in Lisieux (Normandië) waar twee zussen van haar, waaronder haar lievelingszus Pauline, al eerder waren ingetreden (een derde zus zou later ook volgen). Op haar vijftiende trad zij met speciale toestemming van paus Leo XIII daadwerkelijk in bij de orde. In 1890 deed zij haar professie en in 1893 kreeg zij de zorg over de novicen toebedeeld. Zelf wilde ze geen non worden maar altijd novice blijven. Op aanwijzingen van haar overste begint zij in 1895 met het opschrijven van haar levensverhaal. Begin 1897 werd tuberculose bij haar geconstateerd. Ze stierf op 24jarige leeftijd aan de ziekte. Na haar dood vertelde een medezuster dat er 'niets bijzonders' over Théresia te vertellen was. Maar alhoewel haar korte leven zeer geleidelijk verlopen was, wist ze door haar diepe verbondenheid met Jezus het geloof heel dichtbij te brengen en zeer intens te vertellen. Dit is mede de reden dat haar autobiografie, Histoire d'un âme (het verhaal van de ziel), uit een drietal manuscripten samengesteld en bewerkt door haar zuster Agnès de Jésus, zeer populair is en in 40 talen is vertaald. Op 29 april 1923 werd Theresia zalig verklaard. Haar heiligverklaring volgde op 17 mei 1925. In 1997 werd Theresia, als derde vrouw in de geschiedenis, door paus Johannes Paulus II tot kerkleraar uitgeroepen. Om Theresia te onderscheiden van Theresia van Avila wordt zij ook wel "kleine Theresia" genoemd. Aan de rand van de stad Lisieux is ter ere van Theresia een enorme basiliek gebouwd, die door vele pelgrims en toeristen wordt bezocht.
109
Te voet begeven we ons naar de Basiliek van de Heilige Theresa van Lisieux die op een heuvel gebouwd is. Theresa, ene juffrouw Martin, is nog geen eeuw heilig, maar heeft wel al een bedevaartsoord opgeleverd. Tot onze verbazing is het er zeker niet druk te noemen. We kunnen alles op ons gemak bekijken, ook de crypte die met zijn mozaïeken veel lijkt op een Byzantijns bouwsel. Gebouwd in de jaren twintig van de vorige eeuw, dat kun je nog zien aan de ‘art deco’ – elementen die hier en daar opduiken. Alle katholieke landen hebben in de basiliek een eigen hoekje of kapelletje. Nederland moet het samen met België doen. Peerke Donders en Titus Brandsma worden daar met name als religieuze kopstukken van de lage landen genoemd. We lopen terug, drinken koffie aan het plein en rijden verder. Een eindje buiten Lisieux treffen we toevallig een Duits oorlogskerkhof aan. Hert ligt er verlaten, maar wel goed verzorgd bij. Onder elk kruis van rood graniet liggen vier Deutsche Soldaten begraven. Een tuinman is de zaak aan het onderhouden. In totaal liggen hier 6700 Duitsers begraven. Via smalle weggetjes, omzoomd door heggen, komen we opnieuw bij Lisieux aan, wat natuurlijk niet de bedoeling is. We zoeken richting Pont de l’ Evêque (ja, van die kaas) en Honfleur. Weer kleine weggetjes met veel hagen, waarachter enorm grote land huizen in Normandische stijl verscholen gaan. HONFLEUR PAREL VAN DE NORMANDISCHE KUST Velen vinden dit de leukste haven van heel Normandië. Het stadje dankt zijn faam aan de leistenen daken, haar Vieaux Bassin en haar zondagsschilders. Je kunt er flaneren langs de haven, door nauwe straatjes en oude, pittoreske wijken die sinds de negentiende eeuw weinig veranderd zijn. Ze zijn vaak vereeuwigd op schilderijen destijds, onder andere door Eugene Boudin die uit deze buurt afkomstig was. Het Vieux Bassin werd in de 17e eeuw door Colbert (de bekende Franse minister en econoom). De haven is omringd door hoge, smalle huizen. Aan de ingang ligt Le Lieutenant, een soort bolwerk en de Porte de Caen, het enige restant van de oude stadsmuur. DEAUVILLE EN TROUVILLE Deze tweeling badplaatsen worden slechts door een klein stroompje van elkaar gescheiden. Deauville is echter de mondaine badplaats die met haar weelde en rijkdom pronkt, terwijl Trouville met zijn oude vissershaventje e gezellige oude stad meer een familiale sfeer creëert. Deauville werd pas in 1860 gesticht en straalt luxe en elegantie uit. Bewonder de twee paleizen (Normandy en Royal) en het schitterende casino. Bekend is ook het hippodrôme ofwel de paardenrenbaan, waar vele Parijzenaars weddenschappen afsluiten op de races. Trouville is veel eenvoudiger, hoewel zich daar natuurlijk ook een boulevard bevindt (de zogenaamde Promenade des Planches). En natuurlijk kan het stadje zich eveneens beroemen op een casino. Bekend is verder het Zeeaquarium. Verder ten westen van de Cote Fleurie ligt nog een plaats die historische bekendheid geniet; Cabourg. Ooit bezocht door de vedetten en de hogere burgerij (o.a. Proust die er over schreef), maar tegenwoordig meer voor de simpele bezoekers doe zich met eenvoudige genoegens bezighouden zoals vissen, zonnebaden, wandelen, vissen…
110
Om half drie bereiken we Honfleur aan de kust. We worden door tal van borden naar een betaalde parking geleid; het toerisme viert hier duidelijk hoogtij. We slenteren rond het Oude Bassin (de binnenhaven) en maken foto’s. De leistenen daken van de smalle huizen aan de waterkant geven de stad een bijzonder karakter. Het is ons echter te druk en te toeristisch. We gaan door langs de Côte Fleurie (de Bloemenkust). Het is een smal en erg bochtig weggetje met links de hotels en pensions en rechts de strandjes en de zee. We kunnen er eigenlijk nergens stoppen. De wegen worden beter begaanbaar bij de zustersteden Deauville en Trouville. We rijden er alleen maar doorheen, maar krijgen toch wel een (weliswaar vluchtige) indruk van beide badplaatsen. Wel houden we een tijdje rust in VillerssurMer. Foto’s van het oorlogs monument en de negentiendeeeuwse, neogotische kerk van de beroemde architect Violet leDuc, leermeester en grote voorbeeld van onze Roermondse bouw heer Pierre Cuijpers (alweer: overweldigende ramen). We drinken koffie op een gesloten terras aan zee. Buiten stortregent het. Veel badgasten zijn er nog niet, te vroeg in het seizoen. Na frisdrank en zo in een supermarktje gekocht te hebben (per slot van rekening moet Jos ook wat te drinken hebben), slaan we voor Cabourg af het binnenland in, richting Caen. Dat ligt verder weg dan we denken: pas na zessen komen we bij het hotel aan. Het avondeten gebruiken we uiteraard weer in hotelrestaurant met naast ons een Hollands echtpaar waarmee we een praatje maken. Op de kamer blijft Clim naar snooker gapen. Jos waagt het voor het eerst sinds weken om zonder pleister op zijn operatiewonde aan zijn knie te gaan slapen. De lakens blijken de volgende dag onbesmeurd. 4 Dinsdag, 3 mei LANDINGSSTRANDEN / BAYEUX Vandaag zijn we van plan de befaamde (en beruchte) landingsstranden van Normandië te bezoeken. We rijden daarvoor naar het noorden, richting kust. Onze eerste stop is bij de Pegasus brug. Daar staan de toeristenbussen al op een kluitje op de parkeerplaatsen. Veel toerisme dus, onder andere van de busmaatschappij De Zwaluw uit Holland. In de souvenirwinkel nemen de Nederlanders alles mee wat gratis is, ook al kunnen de folders in het Frans niet lezen, zo blijkt uit een opmerking van een van de talloze oudere, duifgrijze dames. Daarna zakken we de kust af naar het westen. D - DAY De term DDay wordt voornamelijk gebruikt in het Amerikaanse leger om simpelweg de dag aan te duiden waarop een aanval of operatie gepland is, maar het refereert meestal aan de landing in Normandië op 6 juni 1944. Deze landing luidde het begin in van de bevrijding van het Europese vasteland van de nazi's tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dday staat dus niet voor "decisionday" zoals velen denken. De termen Dday en Hhour worden gebruikt om respectievelijk de dag en het uur aan te duiden waarop een operatie zal plaatsvinden. De letters zijn afgeleid van de Engelse woorden waarvoor zij staan: "D" voor "day" en "H" voor "hour". Net zoals het uur "U" in het Nederlands. Er is slechts één D
111
day en één Hhour voor alle deelnemende troepen die aan dezelfde operatie deelnemen. Het spreekt voor zich dat Hhour plaatsvindt op Dday. Deze termen kunnen ook gebruikt worden in combinatie met plus en mintekens. Hiermee wordt dan de tijd ná of de tijd vóór de operatie aangeduid. Voorbeelden: H3 betekent 3 uur voor Hhour, D+3 betekent 3 dagen na Dday, H+75 minutes betekent 1 uur en 15 minuten na Hhour, enz. Men gebruikt deze termen bij het plannen van grootschalige operaties waarvan men de exacte data nog niet weet. Dday is dus ook niet de codenaam van de invasie in Normandië zoals vaak wordt verteld. Het plan voor een invasie in WestEuropa had als codenaam "Overlord". Dit was echter vooral het idee van een invasie zelf. Voor de verschillende mogelijke locaties voor een landing werden afzonderlijke plannen gemaakt en deze gebieden kregen hun eigen codenaam. Voor het gebied van de invasie in Normandië was dat "Neptune".
Onderweg stoppen we zes keer om oorlogsmonumenten of andere bezienswaardigheden te bezoeken. We rijden alle vijf zones van oorlogshandelingen af: ofwel van oost naar west: Sword, Juno (waar we het museum bezoeken), Gold, Omaha (met het bekende Arromanches waar men destijds een tijdelijke noodhaven heeft gebouwd) en Utah Beach. Bij Omaha Beach ligt ook het onberispelijk verzorgde, grote Amerikaanse oorlogskerkhof dat veel belangstellenden trekt. Interessanter, want een stuk authentieker, vinden we Cap du Hoc, waar men de granaatinslagen, bomkraters en ruïnes van bunkers en geschutskoepels in de oorspronkelijke staat heeft gelaten. Ook hier ligt weer een museum. Eigenlijk heeft elk dorpje in deze streek wel een of andere schuur tot een verzets of landingsmuseum omgetoverd. Langs de weg ziet men dan ook regelmatig oorlogstuig staan of liggen. Aan de landzijde van de kustweg bevinden zich tussen de oude, verstilde dorpjes monumentale Normandische boerenhoven, kolossale gebouwen van natuursteen, meer kasteelboerderijen eigenlijk. Sommige zien er vervallen uit, maar de meeste worden toch nog bewoond. De dure terreinwagens die er op het erf staan dragen vaak een parijs nummerbord (numero 75). "NORMANDIE TERRE - LIBERTÉ" De ruimte van de Historische Gebeurtenissen van de Slag van Normandië, een waar openluchtmuseum, omvat over de drie departementen van de Calvados, de Manche en de Orne, het geheel van de historische plekken, musea en gedenkplaatsen die Dday en het daaropvolgend offensief als onderwerp hebben. Benadrukt door de signatuur "Normandie Terre Liberté", bieden acht chronologische routes de mogelijkheid de historisch beladen plekken te ontdekken en de ontwikkeling van deze gigantische slag, waarvan de afloop van de Tweede Wereldoorlog zou afhangen, te begrijpen. OVERLORD - DE STORMAANVAL Dit traject ontleend zijn naam Overlordaan degene die de Geallieerden aan de plannen en de militaire opstelling met betrekking tot de Landing gaven. Doel van deze tocht is het ontdekken van een zeer groot aantal markante plekken en gebeurtenissen op de dag van 6 juni 1944 in de Anglo Canadese sector.
112
D-DAY - DE SCHOK Toegespitst op het Amerikaans offensief, leidt dit traject u van Bayeux naar Carentan, vanuit het beruchte strand Omaha Beach, dat het toneel van een verschrikkelijke slag werd, tot het innemen van SaintLô en van Carentan. Het vertolkt de heftigheid van de strijden, met name bij " Omaha de bloedige " waar, bij het aanbreken van DDay, de aanvalsgolven van de 1ste divisie van de Amerikaanse infanterie tegen het verwoedde verzet van de Duitse troepen stuitten, evenals bij de Pointe du Hoc waar de heroïsche heldendaad van de Rangers van Kolonel Rudder plaatsvond. OPERATIEDOEL - EEN HAVEN Om de gestrande troepen te bevoorraden, moeten de Geallieerden een vitale kwestie oplossen, die van een haven in diep water. Het allerbelangrijkste doel van de Amerikaanse troepen op het strand UtahBeach en rond SainteMéreEglise is het innemen van de haven van Cherbourg. Het circuit " Operatiedoel Een Haven " volgt de plekken die het traject van Generaal Collins en het 7de Iegerkorps richting Cherbourg afbakenden. DE CONFRONTATIE Met als vertrekpunt Bénouville, vult deze route die van Overlord De Aanval aan en biedt de mogelijkheid om de zeer moeilijke voortgang van de Geallieerde troepen te volgen naar het zuiden, evenals het versterken van hun bruggenhoofd. COBRA - DE DOORBRAAK Op 25 juli 1944, besluiten de Geallieerden om de operatie Cobra in te zetten. Deze operatie, die door de Amerikaanse Generaal Patton wordt geleid, stelt zich als doel het bereiken van Avranches via de kust om het front ten westen te openen en zodoende Bretagne te bevrijden; zo ook worden de Duitse troepen via het zuiden omzeild en wordt de insluiting van de haard van Falaise door een tangbeweging ingeluid. DE TEGENAANVAL De Duitsers zijn totaal verrast door de Doorbraak bij Avrancbes. Hitler geeft daarom het bevel een tegenaanval te organiseren, wat als doel heeft het 3de Amerikaanse Leger, opnieuw samengesteld en dat Bretagne in is getrokken, van haar achterste linies af te sluiten. Het offensief vindt plaats in Mortain, en dan begint werkelijk de Tegenaanval. DE OMSINGELING Deze route, die van Alençon tot L'Aigle leidt, biedt de kans om te begrijpen hoe bet omsingelingsplan van de Duitse strijdmachten die half augustus Normandië trachtten te verlaten uitgevoerd werd via het zuiden. DE ONTKNOPING Vanuit Caen, komt dit traject overeen met de fase waarin de Geallieerde offensieven convergeerden naar wat het meest beslissend slagveld van de Slag van Normandië zou worden: de haard van Falaise Chambois, vooraleer uit te komen in L'Aigle, waarvan de bevrijding de weg naar de Seine voor de Geallieerde krijgsmachten opende.
113
We gaan het binnenland in tot aan Bayeux, de stad die als eerste in Frankrijk in 1944 werd bevrijd en daardoor tamelijk goed behouden bleef. De kathedraal heeft er weinig schade opgelopen. Weer Normandisch, maar met latere Romaanse elementen eraan toegevoegd. We zullen maar zwijgen over de voortreffelijkheid van de ramen. Toch is dit niet de hoofd attractie van de stad. Dat is het wereldberoemde ‘Tapijt van Bayeux’, een stripverhaal avant la lettre. We bezoeken dit 70 meter lange handwerk op een strook linnen van 50 cm hoog. Het doet verslag van de Slag bij Hastings in de elfde eeuw, een belangrijke gebeurtenis in deze contreien. Engeland kwam daarna definitief voor eeuwen onder Franse invloed te staan. Ook de Engelse (Angelsaksische en Keltische) taal werd hierdoor voor een belangrijk deel geromaniseerd. De expositie van het tapijt wordt goed gedocumenteerd, men heeft er moeite voor gedaan. We lopen erlangs met een koptelefoon die een en ander in duidelijke bewoordingen uitlegt. Het gaat uiteindelijk om de strijd om de Engelse troon tussen Koning Harold en zijn halfbroer Willem de Veroveraar. De laatste wint. Harold krijgt een pijl in zijn oog en sneeft. TAPIJT VAN BAYEUX Bijna iedereen is wel eens een illustratie tegengekomen welke een detail was van de "Tapisserie de Bayeux". Dit tapijt betreft een zeer fijn linnen doek, van ongeveer 70 meter lengte en 50 cm hoogte, waarop als bij een stripverhaal 58 taferelen geborduurd zijn. Deze taferelen geven onder meer de invasie van Engeland in 1066 weer door hertog Willem van Normandië (de latere Willem "de Veroveraar"). In totaal heeft men op het tapijt 626 personen, 202 paarden, 41 schepen en 37 gebouwen geteld. Het bijzondere van het tapijt is dat het relatief kort na de invasie in 1066 werd vervaardigd. Waarschijnlijk ergens tussen 1070 en 1080. Mogelijk was het tapijt bestemd voor de inwijding van de herbouwde kathedraal van Bayeux, een ceremonie die op 14 juli 1077 plaats vond. Vermoedelijk was Odon de Conteville, bisschop van Bayeux (10491096), de opdrachtgever die het tapijt in Engeland liet vervaardigen. Deze Odon de Conteville was de halfbroer van Willem "de Veroveraar". Alhoewel een belangrijk deel van de voorstellingen handelt over de invasie, de voorbereiding hierop en de uiteindelijk strijd (de slag bij Hastings) is de strekking van de op het tapijt weergegeven verhaal eigenlijk de meineed van Harold. Deze Harold volgde de Engelse koning Edward "De Belijder" (1042 1066) na diens dood op.
Via een route nationale keren we terug naar Caen. Na ons avondmaal bekijken we de live uitzending van de halve finale Europa Cup 1 – wedstrijd Chelsea – Liverpool. De club uit de Merseyside wint. (Later zal die ook ten koste van AC Milaan de finale winnen.) Jos maakt voor het eerst echte aantekeningen voor dit verslag en stippelt mogelijke routes voor de volgende dagen uit. Clim volhardt in zijn boycot van het Franse bier en geniet van zijn Lidl biertjes die hij in de achterbak van de auto koud houdt. Tot ver na twaalf kijken we verder naar een gedeelte van de tvversie van de film van Claude Lansberg: Shoah.
114
5 Woensdag, 4 mei CAEN / BOCAGES / VIRE Vóór tien uur zijn we weer op pad. Jos heeft meer dan € 300 moeten afrekenen. Niet alleen voor de kamer trouwens (3 nachten), maar ook voor het ontbijt (bij Campanile altijd apart afrekenen, is niet inbegrepen) en de maaltijden met de daarbij genuttigde drankjes (water dus…). In het begin rijden we wat verloren rond in Herouville, het voorstadje van Caen waar ons hotel ligt. Pas na enig gevloek komen we er achter dat het bordje ‘centrum’ hier verwijst naar het stadscentrum van Herouville en niet van Caen… Herouville is namelijk een eigen gemeente. Dat had Jos behoren te weten. CAEN De oorspronkelijke Keltische naam van de stad Catumagos betekent slagveld. De ironie van de geschiedenis wilde dat de stad bij de invasie twee maanden lang in de vuurlinie lag en bijna volledig is verwoest. Het in 1944 zwaar beschadigd kasteel (gebouwd door Willem de Veroveraar) is een machtige en grote vesting uit de 11e , 14e en 15e eeuw, omringd door grachten, binnen de muren ligt de kapel van StGeorges uit de 12e15eeeuw (gedenkteken Normandische oorlogen); Hooggerechtshof van Normandië en een oude donjon, 12e, 13e eeuw; museum 'de Beaux Arts' (Beeldende Kunst) (Vlaamse en Italiaanse primitieven, Italiaanse schilderijen, 16e17e eeuw, rijke collectie hedendaagse kunst (Van Dongen, Villon, Soulages, Vasarely, Clavé, Adami enz.), aardewerk, email en ivoren voorwerpen, belangrijk prentenkabinet met 50.000 nummers (waaronder een rijke verzameling werken van Albrecht Dürer) en Normandisch museum in het voormalige paleis der Gouverneurs, etnografische en archeologische collectie.
Enfin, ietwat later dan gepland stallen we de auto bij de Abbaye de Dames, een vrouwenklooster. De kerk (niet zo bijster interessant) is open, maar het klooster zelf is pas na de middag open en dan nog alleen voor een begeleide bezichtiging. Daar hebben we geen zin in, we gaan door naar het centrum. Onder de burcht heeft men daar een parkeergarage gebouwd, geen gek idee trouwens, hij valt nauwelijks op. Het Palais Ducale, in feite een vesting op een heuvel gelegen, valt nogal tegen. Men is er wel driftig bezig met herstel werkzaamheden. We bezoeken er een tweetal musea. Moderne kunst (Beaux Arts, brrr…) en een museum voor de stadsgeschiedenis. Dit laatste is wel een beetje de moeite waard. We drinken koffie in het museumrestaurant, maar omdat we daar niet mogen roken, nemen we plaats op het terras. Daarvoor is het eigenlijk geen weer, het is vandaag bijzonder zwaar bewolkt; af en toe regent het zelfs lichtjes. Te voet verkennen we een beetje de binnenstad, terwijl we naar de Abbaye des Hommes lopen. Dit klooster, in de reisgidsen hoog geprezen, is eveneens gesloten en alleen toegankelijk na afspraak of onder begeleiding van een gids. Daar passen we voor. Het Hotel de Ville is er wel gelegen en daar mogen we binnen. Er wordt net een expositie vertoond over… oorlogen in de loop der tijd. Erg leerzaam allemaal, vooral als je een beetje op de hoogte bent van de Franse ‘histoire’. Hele panelen vol authentieke foto’s en kranten materiaal, vooral uit het interbellum (de periode tussen de twee wereldoorlogen). Op de terugweg koopt Jos voor de aardigheid een pakje Gitanes: hij schrikt als hij daarvoor € 5 moet neertellen. Dat is nog een stuk duurder dan in Nederland! Frankrijk is echt duur 115
geworden de laatste jaren. We pikken de auto op en rijden naar Vire, een stadje midden in het bocage landschap van Normandië gelegen. CALVADOS Calvados is een op cognac gelijkende sterke alcoholische drank (40%) verkregen door het destilleren van appelcider. Deze cider doorgaans op basis van appelen wordt tweemaal gedestilleerd, waarna een rijping op eikenhouten vaten volgt. De rijptijd kan variëren van 1 tot 5 jaar. Gebruikt men als basis geen appelcider maar droesem, dan spreekt men van een marc. Gebruikt men perenwijn, dan spreekt men van Poire of Poiré. Kenmerkend voor calvados, marc en Poiré is het hoge alcoholpercentage dat kan schommelen tussen 35° en 60°. De drank is afkomstig uit het gelijknamige Franse departement in Normandië en laat zich uitstekend combineren met de eveneens Normandische camembert. Commissaris Maigret uit de boeken van Georges Simenon was een bekend calvadosdrinker.
BRIE Brie is een Franse kaas. Brie behoort net als Camembert en Herve tot de zogenaamde 'zachte' zuivelproducten. Brie komt van oorsprong uit het departement SeineetMarne in de ÎledeFrance, met de oorspronkelijke 'Brie'kaas Brie de Meaux en Brie de Melun. Beide zijn altijd beschermd geweest, maar er bestaan vele imitaties. De Brie de Meaux en de Brie de Melun zijn de enige twee briesoorten die ook een AOCkeurmerk hebben, een appelation d'origine controlée, wat inhoudt dat strikt gereglementeerd is welke melk, uit welk gebied gebruikt mag worden voor de kaas, en daarnaast hoe de kaas geproduceerd moet worden, hoe / hoe lang de kaas moet rijpen.
We hebben die ochtend een kamer bij Hotel Campanile gereserveerd. Dat is dus al goed geregeld. Als we er arriveren, regent het pijpenstelen. We blijven echter niet lang binnen zitten, want het klaart al gauw op. We gaan een ritje door de streek maken. We volgen daarvoor een bordje dat verwijst naar de Gorges de la Vire. We denken dat het een soort uitzichtpunt is, maar na de ene kilometer na de andere gevreten te hebben worden we ons ervan bewust dat het hier gaat om een toeristische route… Enfin, we volgen die zoveel mogelijk door het landschap vol kleine, holle weggetjes die door heggen omzoomd worden. Weinig akkerland hier, maar vooral appelbomen (cider en calvadosproductie) en weilanden met runderen (kaasproductie). Onderweg stappen we uit om in het bos de Grot van Prion te zoeken, een Maria grot met bankjes ervoor en een kapelletje. Even verderop roken we een sigaretje bij een zand, kalk of kiezelgroeve, wie zal het zeggen. Op een smal landweggetje komt ons een tractor met aanhangwagen (gierton, mestwagen?) tegemoet. We kunnen elkaar onmogelijk passeren. Clim wil al terugrijden (achteruit, nu niet direct zijn fort…), maar de tractor (die bergop rijdt) neemt het initiatief en weet zich met veel moeite achteruit een weiland in te manoeuvreren, waarmee hij ons doorgang verleent. Clim spreekt als we hem passeren uit eigen beweging enkele woordjes Frans: “Merci, monsieur!”, een unicum. Via een smal rivierdalletje met een rustig voortkabbelende stroompje de Vire komen we weer op de grote weg terecht. Het stadje Vire is dan niet ver meer. Het is inmiddels weer aan het regenen. 116
BOCAGE Het coulissenlandschap (in het Frans: de bocage) bedekt ongeveer drie/vijfde van Normandië. Met zijn onregelmatige perceeltjes, beplant met peren en appelbomen, met zijn door hagen in vakken verdeelde weiden krijgt het landschap een bepaalde aantrekkelijkheid. Ook de talrijke holle wegen bepalen er het wat mysterieuze karakter. Zonder de vele hagen zou er geen bocage zijn. De boeren en andere bewoners (met name die er van toerisme moeten leven) zijn er als de dood voor ruil verkavelingen, die zouden het landschap net zoals bij ons in Nederland definitief verwoesten.
In het restaurant moeten we in een aparte ruimte gaan roken, we hebben per abuis plaatsgenomen in het nietrokers gedeelte. Het buffet is er voortreffelijk, er is volgens ons extra zorg aan besteed. ’s Avonds volgen we op de tv de voetbalwedstrijd PSV – AC Milaan, de ander halve finale van de Europa Cup. PSV speelt groots, maar door een onverwacht geïncasseerde tegengoal bereiken ze de verdiende finaleplaats niet. We zijn een beetje teleurgesteld. 6 Donderdag 5 mei VIRE / MONT SAINT MICHEL / ROUEN Jos betaalt met zijn creditcard de kamer en de verteringen en laat direct ook een nachtje Campanile bij Rouen reserveren. Daarna vertrekken we in de richting van . We nemen de autobaan. We passeren Villedieu en Avranches en zien daarna de getijdenvlakte van het Kanaal voor ons liggen. In de verte schemert ons reisdoel voor vandaag: Mont Saint Michel. Jos is er al eens twee keer eerder geweest, maar Clim nog nooit. MONT SAINT MICHEL In Bretagne is het getijde verschil groot. Aan de noordzijde kan dit zelfs wel oplopen tot 15 meter! Dat zorgt voor indrukwekkende schouwspelen in de vele haventjes. Je ziet bij wijze van spreken het water omhoog en omlaag komen. Het is een prachtig gezicht om in de havens de vele bootjes te zien droogvallen. In diezelfde haventjes kun je ook heerlijk verse vis, mosselen en dergelijke kopen, soms zelfs rechtstreeks vanaf de boot. Verser kan het niet! In het noorden ligt ook de wereldberoemde MontSaintMichel en de polders en baaien rond dit toeristische trekpleister zijn voor wandelaars uitdagingen om van de omgeving te genieten. Deze omgeving behoort niet voor niets tot het werelderfgoed van de Unesco. We vinden een plaatsje op het enorm uitgestrekte parkeerterrein. Te voet lopen we naar de berg die 1 kilometer verderop ligt. We zijn bepaald niet de enige bezoekers. In de nauwe straatjes van het fortachtige plaatsje moeten we ons voetje voor voetje voortbewegen tussen duizenden toeristen en dagjesmensen zoals ons. Veel Japanners (althans ooster lingen) vallen ons op. Er is inderdaad heel wat volk op de been, is het vandaag misschien een feestdag in het land? Gelukkig kunnen we als we de top van de heuvel bereikt hebben het klooster, de kerk en andere bouwwerken op eigen houtje bezoeken en kunnen we de drommen souvenirjagers en pizzaeters achter ons laten. De entree is hoog (in totaal € 12 per persoon), maar dat is het alleszins waard. Kloosterlingen zijn er nog steeds, Jos maakt een foto van een ‘soeur’ die 117
in de deuropening van de kerk staat om bezoekers van de Heilige Mis te bezoeken. Door die mis “missen” we een stukje van de kerk, het heeft geen pas om te staan gapen tussen al die biddende gelovigen. De abdij wekt toch wel enige bewondering bij ons op, zeker als je bedenkt hoe lang geleden ze al gebouwd is en hoe moeilijk de terreinomstandigheden waren. Vanaf de bordessen hebben we een ruim uitzicht over het estuarium. Hier en daar ontwaren we heel klein groepjes wadlopers. Het weer is heiig en er waait een kil windje daarboven. MONT-SAINT- MICHEL De lange geschiedenis van MontSaintMichel zou teruggaan tot 708, het jaar dat Aubert, bisschop van Avranches, op de MontTombe een heiligdom ter ere van de Aartsengel laat bouwen dat al snel tot een groot bedevaartsoort zal uitgroeien. In de 10de eeuw vestigen Benedictijnen zich in de abdij en wordt lager een dorp gebouwd, dat in de 14de eeuw tot aan de voet van de rots strekt. MontSaint Michel is echter ook een militaire vesting, die tijdens de Honderdjarige Oorlog onneembaar blijkt te zijn. De wallen en versterkingen bieden weerstand aan alle Engelse aanvallen en de plaats wordt dan ook een symbool van de nationale eenheid. Na de ontbinding van de religieuze gemeenschap tijdens de Franse revolutie wordt de abdij tot in 1863 als een gevangenis gebruikt. De abdij wordt in 1874 tot historisch monument verklaard en grondig gerestaureerd. Sinds die tijd wordt de hele plaats onophoudelijk gerenoveerd en de moderne bezoeker kan een prachtige abdij ontdekken, die in de Middeleeuwen als het hemelse Jeruzalem op aarde, een afspiegeling van het paradijs, werd beschouwd. Sinds 1979 staat MontSaintMichel op de lijst van het werelderfgoed van UNESCO.
In de namiddag zoeken we de autobaan weer op en rijden we terug naar het noorden, richting Rouen. We houden halt in een klein dorpje in de bocage en drinken er koffie in een restaurant. Het weer is omgeslagen en het is zonnig, hoewel niet echt warm. Clim tankt in het dorp en krijgt als hij er om vraagt een handgeschreven rekening van het bedienende meisje. Hij geeft veel fooi. De Campanile in Rouen is weer o.k. Er wordt veel vlees bij het buffet geserveerd, iets wat ons wel bevalt. Op de tv volgen we de wedstrijd AZ – Lissabon, die met 32 door de Alkmaarders wordt gewonnen. 7 Vrijdag 6 mei ROUEN / ROERMOND ROUEN Rouen (in het Nederlands ook: Rouaan) is een stad in Normandië en de hoofdstad van het Franse departement SeineMaritime. De stad telt 106.560 inwoners en ligt aan de Seine. Het oude centrum ligt op de rechteroever. Het Kanaal ligt hemelsbreed ca 70 km westelijker. Rouen is een oude stad met een lange geschiedenis. De Romeinen kenden Rouen als Rotomagus. In de 3de eeuw werd Rouen een bisschopszetel. Tijdens de Honderdjarige Oorlog viel de stad in handen van de Engelsen (1419). In 1431 stond in Rouen de brandstapel waarop Jeanne d'Arc als ketterse ter dood werd gebracht.
118
Rouen heeft een belangrijke kathedraal, die uit de dertiende eeuw dateert, maar pas in de 19de eeuw werd voltooid. Het symbool van Rouen is een ander monument, het GrosHorloge, een groot middeleeuws uurwerk dat boven de gelijknamige straat hangt. Het centrum van Rouen telt vele vakwerkhuizen. Rouen is de geboortestad van de schrijvers Gustave Flaubert en Pierre Corneille
We moeten wat eerder opstaan, want de ontbijttijden liggen hier wat vroeger. Niet zo erg, want we hebben vandaag 529 kilometer voor de boeg. Clim rekent deze keer af en wel in het Engels. Om half tien zijn we op pad. Jos wil via Rouen rijden, maar dat blijkt niet zo’n goede keuze te zijn, onder andere door een matige bewegwijzering. We raken midden in de stad verzeild, waar we pas na enige moeite uitkomen. Daarna gaat alles gesmeerd. In no time zitten we weer in de Belgische Borinage, passeren Luik en zelfs Maastricht zonder file. In Sint Odiliënberg moeten we via Posterholt en Vlodrop omrijden. We drinken koffie bij de Prins Bernhardmolen aan de Waterschei (Melick), per slot van rekening is het vrijdag en dan gaan we daar traditiegetrouw na de inkopen bij de Plus koffie drinken op het terras. Tenslotte vallen ook nog even bij broer Corné binnen. Hij heeft de laatste tijd gezondheidsklachten en wacht op de uitslag van een onderzoek naar een plekje op zijn longen. Tot nu toe heeft hij geen bericht gehad. Om vier uur zijn we weer thuis. INFO NORMANDIË Normandië (Frans: La Normandie) is een (natuurlijke) regio in NoordwestFrankrijk, gelegen langs het Kanaal tussen Picardië en Bretagne. Het is een historische Franse provincie, die bestaat uit de regio's HauteNormandie aan de benedenloop van de Seine en het westelijker gelegen BasseNormandie inclusief het schiereiland Cotentin. Tot HauteNormandie behoren de departementen SeineMaritime en Eure, terwijl BasseNormandie bestaat uit de departementen Orne, Calvados en Manche. Geschiedenis Normandië ontleent zijn naam aan de Noormannen. Hun leider Rollo kreeg in 911 het hertogdom Normandië in leen van de Westfrankische koning Karel de Simpele. Zijn opvolger Willem de Veroveraar veroverde in 1066 Engeland. Op hun beurt veroverden de Engelsen Normandië verschillende keren, voor het laatst tijdens de Honderdjarige Oorlog. Normandië verwierf in de Tweede Wereldoorlog roem door de landing van de geallieerde troepen op DDay (6 juni 1944) in het kader van Operation Overlord. In de daaropvolgende gevechten leed met name de stad Caen zware schade. De strijd duurde tot 12 september, toen Le Havre werd bevrijd. Demografie In Normandië wonen 3,2 miljoen mensen. De grootste steden zijn Rouen, Le Havre, Caen, Cherbourg en Évreux. Rouen was ooit de hoofdstad van geheel Normandië. Nu is het die van Haute Normandië, terwijl Caen de hoofdstad van Basse Normandië is. Cultuur De streek heeft culinair een bekende klank als producent van bekende kazen als de camembert, de pont l'Évêque en de livarot en van dranken als calvados en cider.
119
TOUR DE FRANCE (1972) INLEIDING Op het einde van het schooljaar 1971 / 1972 had ik nog geen concrete vakantieplannen. Ik was toen een jaar werkzaam geweest bij de lagere school Don Bosco in het Roermondse Veld, klas 3. Wegens terugloop van het aantal leerlingen werd mijn tijdelijke benoeming niet omgezet in een vaste. In augustus zou ik bij een nieuwe werkgever aan de slag gaan: RK Lagere Technische School “Dr. Cuijpers”, de LTS in Roermond dus. Daar zou ik lessen gaan verzorgen aan het ITO, een afdeling waar ik al bijna een jaar lang op woensdagmiddag en op dinsdag en donderdag na 16.00 uur ingevallen was. Een van mijn mentoren aldaar was Mart Pijpers. Ik had op die school ook gehospiteerd; bovendien kende de toenmalige directeur Piets mijn vader die nachtwaker was geweest bij de nieuwbouw van de LTS op de Kemp. Veertien jaar lang zou ik aan die school verbonden blijven. Halfvaste afspraak Op een zondagavond stond ik in de Paerssjtal met Paul Thissen pilsjes te nuttigen, toen hij vroeg of ik al vakantieplannen had. Nee dus. Hij had ook nog geen echte plannen, waarop we nogal overmoedig besloten om al de volgende dag samen naar Frankrijk te vertrekken. We spraken vaag wat af en maakten er verder geen woorden meer aan vuil. Even later leerde ik een blond meisje uit Posterholt kennen, ze heette Lilian Doemgens. Ik sprak met haar af om elkaar het volgende weekend op dezelfde plek te ontmoeten. De plannen met Paul was ik al weer helemaal vergeten. En van die afspraak kwam natuurlijk ook niets terecht; later wilde die Lilian niets meer met mij te maken hebben. Een auto cadeau gekregen Maar de volgende morgen stond Paul inderdaad met zijn gele Triumph Spitfire voor de deur. In die tijd had ik nog niet zo veel bagage nodig, dus inpakken vormde geen probleem en kostte weinig tijd. Bovendien had ik een week van tevoren een groot gedeelte van mijn spaargeld opgenomen. Een klein uurtje later reden we de straat uit, nagekeken door een bezorgde mam. Gelukkig had Paul alle benodigdheden bij zich, onder andere kookspulletjes, een super 8filmcamera en een tent. En natuurlijk zijn gele Spitfire, waar hij erg trots op was. Hij had die van zijn welgestelde vader (een meubelkoopman) cadeau gekregen ter gelegenheid van het behalen van het HBS A diploma (na 8 jaar ploeteren en hakkenover desloot werk).
120
Op weg naar de Côte d’Azur Een vastomlijnde route hadden we niet in ons hoofd. In ieder geval wilde Paul naar de Côte d’Azur, met name de in die tijd populaire badplaatsen Nice, Cannes en Saint Tropez wilde hij per se bezoeken. Ik verdacht hem ervan dat hij daar met zijn modieuze autootje de blitz wilde maken, maar dan kwam hij toch bedrogen uit zoals later zou blijken. Geen geplande route Aanvankelijk volgden we de internationale weg de E9 (een van de weinige wegen die pap zaliger kon benoemen); via Luik, Bastogne en Luxemburg bereikten we de stad Metz in het Franse Lotharingen. In de buurt van die plaats kampeerden we voor het eerst op een onooglijk kampeerterreintje aan de rivier de Moezel. De tent zetten we meestal maar provisorisch op, met in ons achterhoofd de gedachte dat we nergens langer dan een nacht zouden verblijven. De Elzas-toppen De volgende dag doorkruisten we het industriegebied rond Nancy en belandden we in de bergen van de Elzas. We bereikten de top van een van de cols (ik weet niet meer precies welke, maar volgens mij was het de Col de la Schlucht) en daalden vervolgens af naar Épinal. Van daaruit reden door naar de Franse Jura. Op het einde van de middag konden we nabij Pontarlier niet verder; de wegen waren voor de Tour de France afgezet. We posteerden ons op een hoog talud en zagen een uur later het peloton (met Roger Pingeon en Jan Janssen aan kop) voorbijrazen. DE ELZAS (Frans: Alsace, Duits: Elsass) is een regio in Frankrijk, gelegen op de linkeroever van de Rijn en in het westen begrensd door Lotharingen. Het is onderverdeeld in de departementen HautRhin en BasRhin. De hoofdstad is Straatsburg.
Geschiedenis De Elzas is een typisch grensgebied, dat eeuwenlang omstreden was tussen Duitsland en Frankrijk. Nog steeds woont er een belangrijke Duitstalige minderheid. De Elzas behoorde oorspronkelijk tot het Heilige Roomse Rijk, kwam na de Dertigjarige Oorlog (1648) in Franse handen, in de FransDuitse Oorlog van 1870 weer in Duitse (ElzasLotharingen) en na de Eerste Wereldoorlog weer in Franse. De wijnstreek Elzas is vooral bekend om haar uitstekende wijn. Door de handrem gereden Toen we verder mochten rijden, werden we verrast door een verschrikkelijke onweersbui. We reden net een steile helling af. Ons autootje begon vanwege de aquaplaning te schuiven, zodat we schielijk besloten op een parkeerplaats beter weer af te wachten. Het zonnetje 121
brak door en we konden verder. Paul had echter de Spitfire op de handrem gezet; pas enkele kilometers later kwamen we daar achter. De rest van de reis hebben we die handrem niet meer kunnen gebruiken. In plaats daarvan had ik onder mijn zitting een tweetal forse stenen ter beschikking; bij helling parkeren gebruikte ik die als tegenwicht door ze achter de achterwielen te plaatsen. Dat bleek de hele reis goed te werken. Diplomatenstad Genève In de buurt van het Lac Leman (het meer van Genève) overnachtten we op een camping op een heuveltop, van waaruit we een goed uitzicht op het immense, diepblauwe meer hadden. De volgende morgen bezochten we de Zwitserse stad met zijn enorme waterfontein en zijn vele overheidsgebouwen, het een nog imposanter dan het ander. Het prijsniveau lag er echter zo hoog dat we halsoverkop besloten naar het veel goedkopere Frankrijk terug te rijden. De Franse Alpen Langs het Meer van Annecy reden we de Alpen van de Haute Savoie in. We hielden de grote autowegen (toen nog niet tolplichtig) en ‘routes nationales’ aan die doorgaans door de brede dalen liepen, zodat we eigenlijk niet echt van het berglandschap konden genieten. We lieten Gap en Grenoble achter ons. Tegen de avond bereikten we de hoogste Corniche, de weg die langs de hele Côte d‘Azur loopt. We kampeerden ergens in een wei langs een afgelegen weg. Wassen deden we ons in een rustig voortkabbelend beekje met kristalhelder, maar wel ijskoud water. Dat hield ons bier lekker koud. Abominabel hoge prijzen De volgende ochtend bereikten we de “Azuuren Kust”(volgens Louis Couperus). In Cannes reden we langzaam langs de talrijke terrassen langs de boulevards. Die waren allemaal al bezet door mooie meiden. We konden moeilijk een parkeerplaats vinden (toen al). In een achterafstraatje lukte ons dat, waarna we een heel stuk naar de boulevard terug moesten lopen. Het voordeel van een blitse wagen onder de kont hadden we toen uiteraard niet meer. We settelden ons op een terras, maar schrokken terug voor de prijzen die men er voor een eenvoudig pilsje vroeg. Vijf franse franc, terwijl de toeristenmenu’s die we doorgaans namen slechts tien francs kostten, inclusief een ‘tableau de fromage’…. Wijselijk besloten we om hier niet al te lang door te brengen. Slaapzaal vol noordse toeristen Onderdak vinden vormde ons volgende probleem. Campings genoeg, maar die zaten allemaal hartstikke vol. Uiteindelijk kwamen we terecht in een dorpje met een camping waar men een soort slaapzaal voor jonge toeristen had ingericht. We sliepen er in onze slaapzak op de harde vloer. We werden er omringd door prachtige, hoogbenige blonde stukken uit
122
Scandinavië, die ons helaas geen blik waardig keurden. Zij waren eerder uit op galante Franse mannen die op Alain Delon of Johnny Halliday leken. Het Saint Tropez van Bardot We bleven nog een hele dag aan de kust hangen. Iets langer vertoefden we in het mondaine Saint Tropez, waar naar verluidt Brigitte Bardot een optrekje had. Opnieuw waagden we ons op een terras, maar de zoveelste aanslag op onze portemonnee deed ons besluiten voorlopig elk terrasbezoek in Frankrijk te mijden. We vergaapten ons aan de luxueuze jachten in de haven en bewonderden de ‘jeunesse doreé’ die er overal rond flaneerde. Daar waren wij geen partij voor, dat was ons inmiddels wel duidelijk geworden. MEER INFO NICE Een havenstad en populaire badplaats in ZuidFrankrijk, aan de Côte d'Azur (aan de Middellandse Zee). Nice ligt tussen Cannes en Monaco, vlakbij Italië. Het is de hoofdstad van het departement Alpes Maritimes en heeft ruim 340.000 inwoners (2003). In Nice werd na een conferentie in 2000 het Verdrag van Nice gesloten.
Op de versiertoer Op een avond reden we het achterland in. In een klein stadje bleek feest te zijn. Voor de jeugd was er een discoavond in een tent georganiseerd. Daar waren de prijzen acceptabel en pasten we met onze spijkerbroeken beter bij de plaatselijke jongeren. We kregen er zowaar “Anschluss” met twee Franse meisjes, zij het dat die heel wat minder aantrekkelijk waren dan al die blonde stukken op de terrassen van Nice. Paul kon echter nauwelijks met zijn meisje communiceren; ondanks 8 jaar onderwijs in de Franse taal was hij nog steeds niet in staat om een volledige zin zelf te fabriceren. Mijzelf ging het veel beter af. Hoe dan ook, onze versiertour liep op een mislukking uit. Door de Camargue Nogal teleurgesteld (vooral Paul) trokken we verder langs de kust: Antibes, Marseille en de Camargue. Daar bezochten we het van toeristen vergeven vestingstadje Aigues Mortes. We bekeken steden als Nîmes, Arles en Montpellier, maar wel heel vluchtig. Onze culturele belangstelling kende in die tijd echt zijn beperkingen. Onze interesse ging toendertijd veel meer uit naar uitgaan, biertjes drinken, goed weer, lekker terrasje en (vooral kijken naar) meiden. Bovendien waren we elke dag tamelijk lang onderweg, vooral ook omdat we de kleinere weggetjes namen met als doel iets meer van het landschap te kunnen genieten. Onderlinge sfeer verkoelt Onze verstandhouding was in het begin best goed te noemen, maar naarmate de reis vorderde verslechterde die enigszins. In mijn ogen bleek Paul toch een verwende gast te zijn, die in zijn leven zelden met enige tegenslag te kampen had gekregen. Ook was hij geen weerwoord gewend, waardoor hij een betweterige indruk wekte. Hij volhardde dan koppig 123
in zijn standpunten, verdere discussie bleek dan niet mogelijk. Ik had me al geërgerd aan zijn eigenwijsheid en zijn nonchalante rijstijl en zijn stommiteit met die handrem (dat kostte mij veel tijd en moeite met die stenen). Daar kwam nog bij dat hij geen richtinggevoel / oriëntatievermogen bezat en heel slecht was in kaartlezen. Voortdurend lagen we dan ook in de clinch over de richting die we moesten nemen. Bovendien kon hij nauwelijks Frans lezen, waardoor hij van mij afhankelijk werd, wat hem behoorlijk dwarszat. Verder irriteerde ik me aan zijn aculturele instelling (niet dat die van mij zo perfect was), in mijn ogen had hij de algemene ontwikkeling van een lagereschoolkind. Toen we eens langs een Romeins aquaduct reden, vroeg hij zich hardop af of er nog steeds treinen over die brug heenliepen… MEER INFO DE CAMARGUE Deze streek is een regionaal park in ZuidFrankrijk, departement BouchesduRhône, met voor Frankrijk unieke kenmerken. Het ligt aan de Côte d'Azur, aan de Middellandse Zee en beslaat de hele Rhônedelta. Toeristisch gezien is het gebied vooral bekend vanwege de in het wild levende witte paarden en stieren, en de roze flamingo's. Het is een vlak en zeer waterrijk gebied met veel meren en lagunen, moeras en grasland, duin en bosgebieden. Het is tevens belangrijk voor de winning van zout, de rijstteelt en de wijnbouw. In 1970 verkreeg het park de status van Regionaal Natuurpark. De Grande (grote) Camargue is 750 km². Het wordt ook wel beschreven als een eiland, omdat het in feite van het vasteland is gescheiden door de Middellandse Zee en de twee armen van de Rhône die vanuit Arles naar de zee lopen. De oostelijke grote arm mondt uit in de zee bij Port St. Louis en de kleine arm bij SaintesMariesdelaMer. Deze twee plaatsjes zijn de enige twee in de Grote Camargue, met in totaal 7,436 (2003) inwoners. De Petite (kleine) Camargue, ofwel Camargue Gardoise, ligt ten westen van de Kleine Rhône.
Gewapende vrede Enfin, op een gegeven moment culmineerde onze wederzijdse wrevel na het zoveelste meningsverschil in een langdurige stilte. Ik hielp hem niet meer met het uitzoeken van de weg. Het gevolg was dat we ons volkomen vastreden in half verlaten boerengeruchten in de buurt van Florack. Inwendig deed me dat veel plezier, moet ik eerlijk toegeven. “Eigen schuld, dikke bult, had je maar naar mij moeten luisteren” dacht ik bij mezelf. We sliepen die nacht maar in onze auto, want er was in geen velden of wegen een camping te bekennen. Bovendien konden we ons niet oriënteren, want het Franse platteland was hier aarde duister: straatverlichting en richtingborden ontbraken. Bretagne en Normandië De dagen daarna verliepen een beetje in een soort gewapende vrede, maar toen we eenmaal in Bretagne gearriveerd waren (we overbrugden het hele eind door Midden Frankrijk in één ruk ’s nachts), stonden we weer ‘on speaking terms’. We bezochten de Mont Saint Michel, maar gezien de hoge entreeprijs lieten we het museum en het klooster links liggen. We staken het schiereiland van Normandië over en settelden ons op een camping nabij Honfleur. Daar bezochten we het schilderachtige haventje en waren de biertjes op de terrassen in ieder geval betaalbaar. ’s Avonds ouwehoerde ik een tijdje met het jonge meisje 124
bij de receptie van de camping. Paul was jaloers, want hij kon het gesprek en de grapjes nauwelijks volgen. Toen we weer enkele weken terug waren in Nederland ontving ik een briefkaart uit Honfleur met allerlei romantische verklaringen, blijkbaar had ik toch veel indruk gemaakt op het receptiemeisje. Spitfire boven greppel De volgende morgen ging Paul opnieuw in de fout toen hij het hoge gras langs een greppel negeerde. Ik had hem nog zo gewaarschuwd, maar hij wuifde mijn tegenwerpingen weg en zette de Spitfire toch achteloos achteruit. Hij reed half de greppel in; gelukkig bleef de auto op de rand steken, maar de achterwielen draaiden in de lucht rond. Natuurlijk was ik toen degene die hulp moest gaan halen. Dat lukte op de camping, een viertal gespierde Franse mannetjesputters met tattoos zou dat klusje wel even klaren, waarschijnlijk waren het Bretonse zeelui. Ze verhieven zich van hun ligstoelen en luchtmatrassen en sjorden met vereende krachten en veel bombarie de balancerende Spitfire weer op het droge. Ze waren erg trots op hun prestatie en ik wist niet goed hoe ik ze moest bedanken. MEER INFO NORMANDIË (Frans: La Normandie) is een (natuurlijke) regio in NoordwestFrankrijk, gelegen langs het Kanaal tussen Picardië en Bretagne. Het is een historische Franse provincie, die bestaat uit de regio's Haute Normandie aan de benedenloop van de Seine en het westelijker gelegen BasseNormandie inclusief het schiereiland Cotentin. Tot HauteNormandie behoren de departementen SeineMaritime en Eure, terwijl BasseNormandie bestaat uit de departementen Orne, Calvados en Manche.
Disco in De Panne Onze reis liep zo langzamerhand ten einde. We reden langs de kust omhoog, passeerden de moderne hangbrug bij Le Havre, Calais en tenslotte Duinkerken. Daar staken we de grens met België over. Even verderop lag de badplaats De Panne, waar vriendinnen van Paul (maar ik kende de meiden ook) een strandvakantie vierden. We zochten de meisjes op, die er een appartement huurden. Het ging om Els van Cruchten (waarmee Paul zogenaamd vrijde), Ellen Hawinkels (waarmee broer Clim later nog een relatie kreeg) en Vera Noten uit Swalmen (een nicht van Jos Derrez, met haar ben ik zelf nog enkele keren uit geweest). De eerstgenoemde meisjes waren toen ook lid van het damesteam van Hoppers ’71, de basketballclub waar Clim en ik ook speelden. De meisjes maakten ravioli klaar (dat ik toen voor het eerst proefde) en we gingen er uit in de disco. Ik kan me nog herinneren dat er toen veel muziek van de Beatles en de Rolling Stones gedraaid werd. Op zwijnenjacht Na het bezoek aan de Roermondse dames reden we in één dag terug naar Nederland. Paul vond dat we via Turnhout moesten rijden (dat was korter volgens hem), waardoor we in de enclave Baarle Nassau (of is het Baarle Hertog?) terecht kwamen. Via omwegen door allerlei kleine dorpjes kwamen we uiteindelijk toch terecht op de autosnelweg naar Eindhoven. 125
Toen we tegen de avond in Roermond aankwamen, bleek de vader van Paul op zwijnenjacht te zijn. Voor ons genoeg reden om zo’n spannende drijfjacht van nabij mee te maken. Het gebeuren vond plaats in de Weerd, waar de lokale boeren een everzwijn opjoegen; dat was vanuit Duitsland de Maas overgezwommen, zo werd beweerd. Het radeloze dier werd in het nauw gedreven en door een stel jagers genadeloos afgeschoten. NASCHRIFT Echt veel contact hebben we later niet meer met Paul Thissen gehad. Hij ging in Tilburg economie studeren. Af en toe dook hij nog wel eens in Roermond in het uitgaansleven op. Hij is nog eens bij mij en Gerda in de stad blijven overnachten, tijdens welke gelegenheid hij Ger Peeters (alweer een later vriendinnetje van Clim) uit Horn leerde kennen. Ger had altijd al een zwak voor homo’s gehad, wat nu ook weer bleek. Paul had zich namelijk in zijn Tilburgse jaren tot de mannenliefde bekeerd. Daar kwamen we achter toen hij ons na een avond stappen op zijn Tilburgse zolderkamertje verraste met onversneden homofilms. Toen kwam hij voor ons uit de kast. Later schijnt hij naar het homo – Mekka Amsterdam te zijn vertrokken. Onlangs heb ik op Internet nog eens naar hem gezocht, maar mijn zoektocht via Google leverde geen treffers op.
CLIM VOOR DE HAVEN VAN HONFLEUR IN NORMANDIË
126
NORD - PAS DE CALAIS 2010 Voorjaarsreis REISVERSLAG DAG 1 HEENREIS Een vroege taxi naar het station. 10.00 uur Intercity Maastricht. Daar schaf ik me een retourkaartje 1e klas naar Lille aan (credit card € 102,50). Wachttijd met koffie. Overstappen in Luik, daar mis ik net de IC naar Lille, daarom neem ik maar stoptrein naar Doornik. Aankomst aldaar om 13.45 uur. Wandeling rond zonnig stationsplein met foto’s. Om drie uur volgt laatste etappe naar Lille, de rit duurt 30 minuten. Even het station verkennen en om vier uur check ik in bij Hotel Continental tegenover het station Gare Lille Flandres. Prijs € 72 p.p.p.n, exclusief petit déjeuner à € 8. Daarna heb ik nog enkele uren de tijd om bij daglicht het historische centrum te bekijken. Het is druk op straat, de vele NAFers (NoordAfrikanen) vallen me op. Ik heb bewondering voor de neoklassieke Opéra, de Kamer van Koophandel en de magnifieke Beurs. Dit beursgebouw lijkt van de buitenkant een groot gebouw, maar is in werkelijkheid opgebouwd uit 24 kleine handelshuisjes rond een binnenplaats. Ook de Grand Place met de godin (de Déesse uit 1845) op een zuil mag er zijn. Opvallend zijn het Grand Garde huis en het Theater. Aan het plein ligt ook een megaboekhandel (met meer dan een miljoen titels, althans volgens de reclameslogans) waar ik enkele reisgidsen koop. De gevel bestaat uit drie historische panden die men intact heeft gelaten. Ik beland bij de Kathedraal, de Catédral Notre Dame de Treille. Die ligt iets hoger op de oorspronkelijke motte die de kern van de stad vormde. Hij is pas anderhalve eeuw oud en nog steeds niet helemaal klaar, het interieur vind ik niet bijzonder spectaculair. Ik rust uit op een winderig terrasje en bestel er mijn eerste “petit café crème”, die kosten hier gemiddeld tussen de € 1,20 en € 1,50. Een grote kop koffie komt je op drie euro te staan. De koffie is wel smakelijk en goed sterk, dat moet gezegd worden. Ik slenter verder door de oude stad met soms heel aardige herenhuizen en patriciërpanden. Ik zie o.a. het Hospice de Comtesse in de Rue de la Monnaie, het moderne Palais de Justice en het Muziektheater waar net conservatoriumstudenten aan het oefenen zijn. In veel historische panden zitten exclusieve modezaakjes en andere boetiekjes. Terug bij het station bestudeer ik de treinenloop en de metroschema’s naar omliggende steden. Bij een Maghrebijn (een NAFer dus) koop ik een fles wodka bij een ongesluierde Berberse uit het Algerijnse Kabilië en een liter jus d’ orange om een en ander mee aan te lengen. Om acht uur ben ik terug op mijn kleine hotelkamer. In de kamer is een badkamertje ingebouwd, samen met het brede tweepersoonsbed heeft dit weinig bewegingsruimte tot gevolg. Er is wel goed groot licht en een schrijftafel met een fel schijnende leeslamp. Hoewel
127
ik op de kamer mag roken, doe ik dat meestal bij het open raam dat op een brede luchtschacht uitkijkt. Al met al ben ik dus toch wel tevreden. Eten: Bij de Egyptenaar “om de hoek” bestel ik een “assiette kebab mixte “ met mineraal water. Geen enkele dag zal ik meer dan 10 euro aan mijn avondeten besteden. Loopafstand: 5 km. DAG 2 LILLE CENTRUM Mijn vaste ochtendroutine: half acht op en douchen. Rond acht uur ontbijten. Negen uur de straat op. Het ontbijt is geen hoogvlieger, maar dat mag je ook niet verwachten in een tweesterrenhotel. Er is stokbrood en er zijn croissants, er staat marmelade en smeerkaas, op een schotel liggen wat plakjes kaas en cervelaatworst. De koffie en de vruchtensappen zijn drinkbaar. Ik begin met mijn stadswandeling bij het moderne stadsdeel Euralille waar zich behalve dure merkzaken een enorme Carrefour bevindt. Daar word ik door een bewaker (security guard) op de vingers getikt: ik mag er niet fotograferen. Het hele winkelcentrum wordt gedomi neerd door de kleur paars (of is het soms lila?). De hele wijk hier is wel erg Europaminded: de straten zijn er genoemd naar Willy Brandt, Valladolid, Erfurt, Rotterdam, Leeds, Cologne. Via een ommetje kom ik achter het nieuwe treinstation Gare Euralille (alleen voor TGV’s) terecht, grotendeels een project van Rem Koolhaas. Ik vind het niet zo bijzonder. Vlakbij ligt de Cimétière Est, waar ik ook al niet mag fotograferen, maar dat verbod lap ik aan mijn laars, daar zie ik het nut niet van in. Er liggen enkele opmerkelijke graven van verzetshelden uit WO II. Ik kom weer uit bij de Trains à Grande Vitesse, waar ik geniet van het prachtig beschilderde trappenhuis naar de métro. Panorama’s uit de hele wereld zijn er op een wandoppervlakte van 15 meter hoog aangebracht. Op het plein voor het station staat een wanstaltige creatie van een Japanner, een metershoog, fel gekleurd en kinderlijk vormgegeven bloemenplastiek. Op een zijweg staat een rij politiebusjes vol met tot de tanden bewapende ME’ers, klaar om in te grijpen. Ik ben verbaasd: er is toch geen EC voetbal in deze stad? Er blijkt echter een demonstratie van ambtenaren van het openbare vervoer op til te staan, geen hooligans dus. Ik hoor de toeters en zie hun banieren met de socialistische kleur rood al als hun treinen uit heel Frankrijk aankomen. Wegwezen dus, van dit soort massabewegingen moet ik niets hebben. Via een verlaten loopbrug verlaat ik het Centre Commercial en de Avenue Le Corbusier (toepasselijk met die moderne bouwwerken) en begeef ik me door een nieuwe wijk met overheidsgebouwen en kantoorkolossen naar het zuiden. Bij de bouw ervan is veel gebruik gemaakt van glas, marmer en staal, ideaal voor reflectiefoto’s bij zonnig weer. De bouw ervan is toch waarschijnlijk een haastklus geweest om in 2004 (toen was Lille Culturele hoofdstad van Europa, samen met Genua) op tijd klaar te zijn. Bij sommige gebouwen waar men het plaatselijke materiaal baksteen heeft gebruikt, mag je niet in de buurt komen, tot een meter of tien eromheen is het afgezet wegens het gevaar van “chutes de pierres” 128
vallend gesteente dus…. Tussen de gebouwen staan kunstwerken op binnenpleintjes. Ik kom via het modernistische Forum uit bij de Zenith Arena (een stadion) en het Grande Palais, een congrescentrum. Ik laat futuristisch Lille achter me en loop de oude stad binnen. Eerst zie ik de donjon Noble Tour genaamd, enig restant van de oude middeleeuwse stadsmuur, nu met een her denkingsmonument voor de gevallen verzetsstrijders van de Résistance erbij. Dan enkele aardige universiteitsgebouwen, het Pavillon Saveur (stukje kloosterhospitaal uit de 18de eeuw) en de kerk van Saint Sauveur. Deze koepelkerk is opvallend licht en kan bogen op fraaie biechtstoelen en een prachtige houtgesneden preekstoel. Vlakbij ligt het enorme bakstenen gebouw van het Hotel de Ville met zijn Art Déco toren, de 104 meter hoge, superslanke Beffroi uit het begin van de 20e eeuw, nou ja, iets later: 1927. Ik ga er naar binnen en rust even uit in de bedrijvige hal. Moderne appartementflats liggen er rond omheen, met vijverpartijen waarin zich donkere staketselsculpturen bevinden die een contrast met de eenvormige flatgalerijen vormen. Toevallig ontdek ik via een doorkijkje ook het oude Hospice Gantoise, een middeleeuws hospitaal uit 1462 en armenhuis dat met zijn okergele / oranje murenopvallend gekleurd is. Je kunt het bezoeken, maar daarvoor vind ik het weer te fraai, daar wil ik toch nog even van genieten nu het nog kan. Tijd voor koffie op een zonnig terrasje tegenover de 32 meter hoge Triomfboog op de Porte de Paris. De boog is in 1692 door de Zonnekoning gebouwd nadat hij de stad in 1667 op de Spaanse Nederlanden had veroverd. Van toen af aan is de stad Lille Frans gebleven, eerder was zij dus Spaans, Oostenrijks en vooral Vlaams, waarvan de naam Rijsel nog een overblijfsel is. De stad is gesticht onder de Latijnse naam Ad Insulam, die letterlijk "op het eiland" betekent. Dit werd in de volksmond vertaald als Ter IJssel, Rijssel dus of L'île. Voort gaat het, ik hup van het ene naar het ander architectonisch interessante gebouw, onder andere de Mairie, de Hogeschool voor Laboratoriumtechniek (met dichtgespijkerde ramen), de Anglicaanse kerk, het Museum voor Etnologie en Archeologie, de universiteitsbibliotheek. Ik zoek en vind ook nog de Synagoge, die evenwel dicht is. Dan ontwaar ik op de Place de la République twee hoogtepunten: de Préfecture en het Musée des Beaux Arts. Dat laatste is gesloten op dinsdag en dat is het vandaag. Ik zal het op een andere dag bezoeken. Tussen de gebouwen in ligt een modern fontein met een vijver waarin een groepje jolige jongeren net een bad neemt voor de “flics” hen eruit komen jagen. Na een tweede kopje koffie in een stille brasserie loop ik in de richting van een park met generaal Foch (opperbevelhebber in WO I) die hier een standbeeld heeft. Bij de Quai de Vault is het heel rustig, een Arabische jongen staat er te vissen. Heel vriendelijk maakt hij een praatje met me. Op het Place de Nouveau Siècle ligt een menhir bij een lelijk, anoniem monument voor een lelijk vergader en muziekcentrum, een uit de kluiten gevallen wijkhuis in feite. Deze concertzaal lijkt achteloos neergeplant tussen de eeuwenoude panden. Ik zoek het hart van de stad weer op en word er direct weer omringd door de massa’s. Aan de Place Rihour ligt het gotische Palais Rihour uit 1473 door Filips de Goede. In de beneden 129
verdieping is het Office de Tourisme gevestigd. Daar schaf ik me een City Card à raison van € 45 aan, daarmee heb ik drie dagen vrij reizen met trein, metro, bus in Lille en omgeving; bovendien geeft de kaart me gratis toegang tot tal van musea en bezienswaardigheden. Het is inmiddels vijf uur geworden en moeizaam strompelend door de drukke winkelstraten met hier en daar een Jugendstilpand en mooie winkeltjes zoek ik mijn hotel op. Ik heb last van blaren onder mijn voeten. Onderweg wip ik nog de grote kerk van St. Maurice binnen met zijn mooi portaal, enorme pilaren, gotisch beeldhouwwerk en schitterende glasin loodramen. Als ik ’s avonds op mijn kamer zit te lezen wordt er aan mijn kamerdeur gemorreld. Ik haast me naar buiten en zie op de gang een sjofele jongeman proberen of andere deuren misschien niet gesloten zijn. Ik bijt hem toe: “What do you want?” Hij reageert in gebroken Engels: “I want you me give one dollar!”, een verzoek waarop ik uiteraard niet op inga. Als ik ’s morgens de receptie van dit voorval op de hoogte stel, wordt er naar mijn smaak veel te laconiek op mijn klacht gereageerd. Eten: Een machtige lasagne met veel brood en salade bij een andere Egyptenaar, bediend door een arrogante, bebrilde en nietgehoofddoekte Egyptische. Loopafstand: 16 km. DAG 3 TOURCOING / ROUBAIX / LILLE Voor het eerst gebruik ik mijn City Card en wel in de metro. Een half uurtje duurt de rit (gedeeltelijk bovengronds) naar Roubaix waar ik op het stadhuisplein uitkom. Pal tegenover het Hotel de Ville (1911, eclectische stijl, 100 meter lang) ligt de krijtwitte, neogotische Sint Maartenskerk. Beide gebouwen contrasteren sterk met elkaar, want het stadhuis ziet er door de luchtvervuiling bijna zwartgeblakerd uit. Ik wandel naar het kunstmuseum Piscine ongeveer 500 meter verderop. Dat blijkt hermetisch gesloten. Een duo Arabische parkeer wachters staat me te woord en vertelt dat het museum pas om 11 uur haar deuren opent. Ik complimenteer een van hen met zijn werkelijk schitterende gebit, zowel letterlijk als figuurlijk. Het zijn z’n eigen tanden beweert hij. Het is pas kwart voor tien, ik wil niet zo lang wachten en besluit op het station door te reizen naar Tourcoing, 10 minuten verder met de metro. Tourcoing is ook weer zo’n voormalige industriestad, momenteel let ze 90.000 inwoners. In het Vlaams heet de stad Toerkonje. Als ik uit het metrogat stap, valt me direct op dat deze stad in de steigers staat. Op wel vijf plaatsen is werk in uitvoering: nieuwe stoepen, aanleg van parkjes, rotondes aanleggen, gebouwen restaureren, noem maar op. Opvallend zijn het pas een eeuw oude Palais de Commerce met zijn mooie toren en het stadhuis uit de negentiende eeuw. Ik kan er ongehinderd in rondneuzen, mooie ontvangstzaal met balkon netjes. Verder bekijk ik een art decovilla van een architect, waarin de eerste Franse elektrische huisinstallatie werd aangelegd (19e eeuw), de fantasiebeelden in de kunstvijvers 130
op de Grande Place en de kerk Saint Christophe die ik minder indrukwekkend vind. Voor ik naar Roubaix terugkeer wip ik aan bij het Tourist Office waar ik een voorraad folders en brochures over de streek insla. Mij valt op dat er veel infomateriaal in het Engels verkrijgbaar is, met name over Engeland zelf en het graafschap Kent in het bijzonder (eigenlijk een buurman van de regio Nord aan de overzijde van het Kanaal. Terug in Roubaix (100.000 inwoners) drink ik eerst koffie op een terras, die zijn inmiddels wel open. Het loopt dan tegen twaalf uur. Veel (textiel)industrie is in deze stad verdwenen, de werkloosheid is er nog steeds schrikbarend hoog. In het Vlaams wordt de stad Robaais genoemd, maar ook wel eens Robeke. Oorspronkelijk is de naam afgeleid van Rozenbeek of Rode Beek. Het museum ligt tegenover de Technische Universiteit (28) en is nu wél open, de toegang is dankzij mijn City Card gratis. (Voor foto’s van het museum: zie pagina 7 van de Fotobladen) Het Piscine (Musée d'art et d'industrie) is gevestigd in een voormalig art nouveauzwembad uit de jaren twintig. Het is prachtig omgevormd, veel kunstzinnige elementen zijn bewaard gebleven en liefdevol gerestaureerd. Aan beide kanten van het bassin staat een rij standbeelden van lokale beeldhouwers. In de kleedhokjes worden aparte exposities gehouden. Het museum geniet ondertussen enige faam bij kunstliefhebbers; het is er dan ook druk en volkomen terecht. Ook de getoonde galerijen met schilderijen zijn zeker de moeite waard, evenals de beide art decoroosvensters aan beide uiteinden van het bad. De talrijke suppoosten die er rondlopen zijn vrijwel allemaal van Arabische of Afrikaanse origine, waarschijnlijk zijn ze hier geplaatst via een werkverschaffingsproject. Ze zijn allen zonder uitzondering erg vriendelijk. Op weg naar het metrostation maak ik nog een ommetjes langs een voormalige kerk die nu voor andere doeleinden wordt gebruikt, enkele negentiende eeuwse herenhuizen en een modern congrescentrum. Bij Gare Euralille stap ik uit om nog eens op mijn gemak de mooie wandschilderingen te bekijken. Daarna ga ik verder tot de arbeiderswijk Wazemmes, waar ik eerst tussen de spelende kindertjes verloren rondwandel en op een groot zanderig plein op een bankje in de zon mijn strategie bepaal. Waar is hier wat te zien? Ik kies de juiste richting en kom uit op een immens plein waaraan de JugendstilHallen liggen, die overigens gesloten zijn. Verder ligt er nog een kerk die volledig uit baksteen opgetrokken is. Volgens mij is hij niet meer in gebruik, de bevolking hier is grotendeels allochtoon van samenstelling. Het plein wordt omringd door winkeltjes en vooral etnische eettentjes, ik ontdek er behalve vele couscous restaurantjes ook enkele die Turkse kebab aanbieden. Na koffie in een brasserie loop ik naar het volgende metrostation waar het volk een iets wittere en iets Fransere indruk wekt, maar dan wel van lager allooi. Ik koop 10 pakjes speciale soep in een grote Carrefour Market: nee, gèèn Marché, de Amerikaanse invloed strekt zich zelfs tot het land van Marianne uit. Op de tv trouwens zijn de al of niet nagesynchroniseerde Amerikaanse series niet weg te branden, ondanks acties van de overheid om zo veel mogelijk binnenlandse producties (dat wil dus zeggen: Franstalige) op de buis te brengen.
131
Op een achterafpleintje verorber ik een sandwich paté, gewoon een dik belegd stokbrood voor 2 euro. Voor me loopt een drugsverslaafde jongeman druk gebarend en in zichzelf pratend dwangmatige rondjes te lopen; gelukkig valt hij me niet lastig. Wel word ik regelmatig staande gehouden door jongelui (altijd jonge kerels) die om reisgeld bedelen, overigens niet agressief overkomend. In het centrum wordt gebedeld door zwaar vervuilde zwervers die opvallend vaak een grote herdershond als metgezel hebben. Die moet hun ’s nachts bewaken als ze in portiekjes en op bankjes liggen te slapen. En, het kon niet uitblijven, de kleurige zigeunerin met in haar armen een in doeken gehulde zuigeling die daarmee bij het winkelend publiek medelijden tracht op te wekken en daaruit volgende aal moezen wil uitlokken. Om half vier meld ik me bij het Palais des Beaux Arts, volgens de reisgidsen na het Louvre in Parijs het belangrijkste kunstmuseum van Frankrijk. Ik breng er anderhalf uur in door. Het museum telt drie verdiepingen en is min of meer gespecialiseerd in beelden en schilderwerken. In het souterrain staat een zaal vol miniaturen, maquettes (reliëfs in het Frans) van 15 historische steden in België en Noord Frankrijk, ik kan alleen Namur herkennen, omdat ik daar pas geleden ben geweest. Maastricht is de enige Nederlandse vestingstad. Hele galerijen met portretten sla ik over. Van de bekendste schilders (alles op de 1e etage) noem ik de volgende: de bekende Vlaamse, Franse en Hollandse meesters als Lucas Cranach, Rubens, van Dyck, Ruysdael, van Gogh en Monet. Verder DelaCroix, Goya, El Greco, Watteau en Tintoretto. De galerijen met beeldhouwwerk uit verschillende epochen vind ik het interessants, er staat ook een Rodin. Het ruikt er in sommige zalen beslist onaangenaam, ik bespeur een smerige urinegeur. (De volgende dag werd het museum ’s middags voortijdig gesloten, omdat de stank ondragelijk werd; oorzaak onbekend. Dat las ik toevallig in een nieuwsblad.) Na acht uur trek ik er op uit om nachtopnamen van de geïllumineerde gebouwen te maken. De brasseriën en vooral de jongerenkroegen zijn allemaal stampvol, de klanten staan met hun pilsjes (in deze streek drinkt men nauwelijks wijn) buiten, vooral ook om er te kunnen roken. Maar ook omdat het voor het eerst zo’n zachte, warme lenteavond is. Ik heb de hele dag op dichte schoenen gelopen, nu heb ik vanwege de pijnlijke blaren sandalen aangetrokken. Eten: Potjesvlees (gewoon Gentse kop) met friet in een brasserie, bediend door een hypernerveuze, broodmagere kelner, die overigens zijn vak goed verstaat. Loopafstand: 15 km DAG 4 ARRAS (ATRECHT) / LILLE Om tien uur de trein in. Nog voor elf uur bereik ik Arras, Atrecht in het Nederlands. Het is een oude stad in de provincie Artois, in de GallischRomeinse tijd Nemecatum geheten. Op het stationsplein valt meteen het Monument voor de Grande Guerre (WO I) op. Ook hier zijn weer veel straten naar Engelstalige toponiemen genoemd, bijvoorbeeld het Place Ipswich 132
waaraan de episcopaalse kerk ligt. Ik kom uit op het magnifieke Place des Héros (38), waar net een nieuwe bestrating wordt aangelegd. Aan het einde ervan ligt het aantrekkelijke Hotel de Ville met een bekende Beffroi en een gotische hal. Met mijn City Card zou ik gratis de toren mogen beklimmen (inclusief lift!) en de ondergrondse gewelven bezoeken, maar daar zie ik vanaf. Ik haal er wat infomateriaal op. Het plein maakt een evenwichtige indruk, alle gildehuizen hebben een gelijke hoogte en zijn in dezelfde middeleeuwse stijl van de Vlaamse barok van rond 1580 gebouwd. Uiteraard is het er tamelijk toeristisch, de vele restaurantjes maken een prijzige indruk. Vlak ernaast ligt de wel zeer uitgestrekte Grande Place die eveneens een harmonieuze indruk maakt. De kasseien zijn er ongelijk, wat het lopen bemoeilijkt. Leuk de voor mij geparkeerde miniraceauto van een oude gentleman. Ik drink er mijn eerste koffie op een terras. Ik dring verder de stad door, bekijk een onaanzienlijk theater, het Neptunus fontein en enkele stadpaleizen (waaronder het Hotel de Guines en het Maison de Robespierre) voor ik bij de toegangspoort van de St. Vaast Abdij kom. Daar is ook het stadsmuseum dat alom hoog geprezen wordt, maar dat ik gezien het fraaie lenteweer links laat liggen. De massieve Sint Vaastkerk ziet er aan de buitenkant onvriendelijk uit, het hooggelegen gebouw is nog gesloten wegens werkzaamheden, het is bijna geheel omsloten door steigers. Ik verlaat het toeristische stadsdeel, rust uit op een beschaduwd bankje en verwens het feit dat ik nu al zere voeten heb omdat ik op sandalen loop. Ik vervolg mijn weg langs het water van de Ancien Rivage / Quai Hollandais en de lommer rijke Jardin Minelle, een parkje met een vijver vol watervogels. Ik ben op weg naar de Préfecture, een enorm gebouw dat ik niet mag bekijken, het is niet toegankelijk voor onbevoegden. Ernaast ligt een kerk, die er uitziet als een Griekse tempel, de Église Saint Nicolas en Cité. Ook in de buurt: het Bisschoppelijk Paleis met een gotisch torentje. De negentiendeeeuwse kazerne van Schramm (mooie Franse naam overigens…) is geheel uit baksteen opgetrokken, het complex lijkt wel op een ongenaakbare gevangenis of gesloten inrichting voor geesteszieken. Dan volgen enkele pleinen: het achthoekige Place Victor Hugo dat omgeven wordt door uniforme panden uit de 17de eeuw, en de Place de Marseille dat nu enkel nog dienst doet als parkeerplaats voor de omwonenden. Een tweede kop koffie volgt. Ik kies voor een brasserie waar de supportersclub van de 1e liga voetbalclub Racing Club de Lens gevestigd is, een voormalige mijnwerkersploeg vergelijk baar met Roda JC. Daar drink ik de goedkoopste koffie van mijn reis, € 1.20. Mijn volgende bestemming ligt aan de andere kant van de stad. Een wandeling van 2 km leidt me naar een steengroeve, de Carrière de Wellington. Daar zijn door troepen van de Gemenebest in de Eerste Wereldoorlog door Nieuwzeelanders grotten uitgegraven, vandaar de naam. Ernaast ligt nog een andere steengroeve, Carrière de Auckland genoemd. Ik krijg er een ondergrondse rondleiding in het Frans en Engels, die ik echter niet zo interessant vind. De gids wil me perse een koptelefoon aansmeren, iets wat ik halsstarrig weigerde aan te nemen. In elke spelonk wordt een kort filmpje met commentaar geprojecteerd op de 133
ongelijk uitgehouwen muren, ze geven het dagelijkse leven in de grotten weer. Soms is er een authentieke opname van de gevechten te zien en worden onze oren getroffen door kanongebulder en granaatgefluit. De tourgroep bestaat voornamelijk uit Engelsen die zichtbaar genieten van de oorlogszuchtige sfeer in de duistere gangen. Het personeel praat niet voor niets uitstekend Engels hier, dat verwacht je niet in Frankrijk. In 1917 doken uit deze grotten ineens 20.000 soldaten op voor een verrassingsaanval op de Duitse loopgraven. De veldslag duurde twee maanden, bracht 10 km terreinwinst voor de geallieerden op ten koste van 4.000 doden per dag en dat alleen aan geallieerde zijde! Over verliezen aan de Duitse kant wordt niet gerept. Een gruwelijke slachting dus. Na dit bezoek hou ik het voor gezien en reis ik terug naar mijn uitgangspunt Lille. In Lille bekijk ik het zuidoosten, stadsdelen bij de Porte de Lille, de haven waar ik nog niet ben geweest. Er is echter niets bijzonders te zien, zodat ik maar te voet weer het oude stadscentrum opzoek via de Citadelle. Deze fortificatie uit de zeventiende eeuw, een creatie van Vauban, is nu niet meer open, het loopt al tegen zessen. Bij de ingang ligt een kleinschalig pretpark dat nog druk bezocht wordt. Ik dwaal verder door de oudere wijken. Ik wil mijn gemartelde voeten wat rust geven in een brasserie, maar rond deze tijd zijn die allemaal stampvol, binnen de Franse horeca is er van crisis geen sprake. Uiteindelijk vind ik een café met designinrichting en jeugdig publiek achter de Opéra. Ruim na negenen kom ik aan bij mijn hotel, waar ik onmiddellijk mijn blaren ga doorprikken. Ik heb er drie, een ervan kan ik niet buiten gevecht stellen, omdat die teveel onder het eelt verscholen ligt; de andere twee kan ik gelukkig wel onschadelijk maken. Ik mis jodium om de prikken te desinfecteren. Die nacht moet ik volstrekt onverwacht overgeven. Gelukkig duurt de malaise maar enkele uurtjes, waarna ik vredig in slaap val. Eten: Friet met een halve haan in een volksbrasserie. Loopafstand: 18 km DAG 5 DUINKERKEN Om half tien vertrekt de trein, anderhalf uur later kom ik zonder ontbeten te hebben in de winderige havenplaats aan. Onderweg zie ik vooral weilanden met gezond vee, hier en daar steekt een bunker of kazemat boven het groen uit. De dorpjes hebben allemaal Vlaamse namen, maar de bevolking spreekt alleen nog maar Frans, maar dan wel met een zwaar dialectische tongval. Op weg naar het centrum passeer ik, hoe kan het anders, een Monument voor de Gevallen Zeelieden in WOI. Er wordt ook gerefereerd naar de operatie Dynamo, waarbij 300.000 geallieerde soldaten in mei 1940 bijtijds naar Engeland konden vluchten voor ze door de optrekkende Blitzlegers van Hitler in de pan werden gehakt, inschattingsfoutje van de Führer. Overigens was Duinkerken de laatste Franse stad die door de geallieerden bevrijd werd en wel op 10 mei 1945, op de laatste oorlogsdag dus. De geallieerde legers waren er om nodeloos bloedvergieten te vermijden gewoon omheen getrokken. 134
Bij de Monoprix, een grootwinkelbedrijf, wil ik een shawl kopen (ik heb de mijne de vorige dag in de trein laten liggen), maar het aanbod is me te nichterig. Ik beperk me tot de aanschaf van een lichte zomerpet. Op het eerstvolgende plein prijkt op een sokkel Jan Bart, de plaatselijke zeerover uit de 17e eeuw die in Frankrijk als een held wordt vereerd. Dan volgt de onaanzienlijke Beffroi (1562, 58 meter hoog) en de 14deeeuwse kerk St. Eloy waar de voornoemde kaper begraven ligt. De kerk heeft iets weg van Maastricht: ze is “neet langk, mer breit”, ze meet 68 bij 53 meter. Wel indruk maakt het stadhuis op mij, het is in 1905 gebouwd. De toren ernaast is 75 meter hoog en steekt de Beffroi duidelijk naar de kroon. Aan de andere kant van het plein ligt als tegenhanger een even hoog eigentijds gebouw met spiegelende ramen. Ik betwijfel of dit van een goede smaak getuigt. Er liggen pal naast het centrum verscheidene binnenhavens. Een nieuw havengebouw heeft men met architectonische hoogstandjes voorzien. Honder den zeilboten en jachten liggen aangemeerd. Er is geen activiteit op het water, of het moeten de krijsende meeuwen op zoek naar een maaltje zijn. Dat vinden ze bij de afval bakken van de art deco vismarkt La Halle. De vuurtoren ligt ook aan deze kades, hij wordt De Leugenaar genoemd, omdat hij de schepen met valse signalen misleidde en ze naar de zandbanken voerde waar ze eenmaal gestrand een makkelijke prooi voor de roofzuchtige bevolking vormden. Ik maak een rondje met de klok mee rond het centrum, waarbij ik een gevangenis in de Lucky Lukestijl passeer: vierkant met hoge, blinde muren, wachtposten op elke hoek, slechts één toegangspoort. Nabij nog een rotonde met een Victoriazuil. Een kilometer verderop kom ik bij het Ziegler Huis, een Jugendstilvilla die nu als EcoCentre fungeert. Het bekijken waard is verder het Quartier Excentric, enkele straten waar een architect in de jaren twintig diverse villa’s in buitenissige stijlen heeft gebouwd. Tenslotte is de volledig uit hout opge trokken villa Myosotis in 1894 in Scandinavische stijl opgetrokken het vermelden waard. Hier is men er trots op, maar in Noorwegen hebben we duizenden van dit soort huizen gezien. Via het plaatselijke stadion kom ik weer bij het treinstation, waar ik koffie drink en een “sandwich deux fromages” eet in een boulangerie. Het is een raar station: het heeft geen perrons. Ik vertrek vanaf spoor 7 en moet om dat te bereiken te voet 6 paar rails oversteken. Een spoorwegbeambte let op of er geen treinen aankomen. Om vijf uur ben ik terug in Lille. ’s Avonds onderneem ik geen activiteiten meer en kijk ik naar het ECduel Juventus ManU. Ook leg ik de laatste hand aan een thriller van Elisabeth George. Eten: Broodje paté aan een standje. Loopafstand: 12 km DAG 6 TERUGREIS Probleemloos de hotelrekening betalen met mijn credit card: € 392, het gemiste ontbijt van gisteren is in mindering gebracht. De zwaarlijvige receptioniste is een modderkleurige mulattin uit Martinique of Guadeloupe. Eenmaal om 09.15 uur op het station rijdt de 135
Intercity naar Luik voor mijn neus weg. Ik dacht dat hij pas later zou vertrekken, maar het is nu weekend en dan zijn er andere vertrektijden, daarmee heb ik domweg geen rekening gehouden. Nu moet ik bijna een uur wachten op de boemeltrein naar Luik. Die doet meer dan twintig halteplaatsen aan. Ik ben in de 1e klas een van de weinige passagiers. Van Luik naar Maastricht en van Maastricht naar Roermond moet ik eveneens met stoptreinen genoegen nemen. Hierdoor duurt de terugreis bijna twee uur langer dan gepland. Enfin, pas tegen drie uur arriveer ik in de Herderstraat. De taxichauffeur is een Turk die bij ons op school de NT 2avondopleiding volgt. Hij wil vrijwillig inburgeren, want hij is van plan om daarna de Nederlandse nationaliteit te verwerven (“Paspoort aanvragen, meneer”). Eten: thuis Loopafstand: 500 meter MEER INFO NORD - PAS DE CALAIS Dicht bij huis, maar ook te veel als thuis. Te vlak en te somber voor een vakantie, hoe kort ook. Wie de moeite neemt achter de grauwsluier te kijken ontdekt een heel ander gezicht. Charmant, vriendelijk en karaktervol. Dankzij de kolenmijnen en katoenfabrieken rondom Lille en Roubaix, was NordPasde Calais in de negentiende eeuw een industriegebied om rekening mee te houden. Met de teloorgang van deze takken van bedrijvigheid ging ook de regio kopjeonder. Na twintig magere jaren lijken nu de vette weer aangebroken. Een flink deel van de Franse textiel, voedsel en autoproductie vindt plaats in Nord PasdeCalais. Frankrijks rapste paradepaard, de TGV, komt uit dezelfde stal. De welgevulde ruif bleek onweerstaanbaar voor buitenlandse investeerders die met een stevige financiële injectie de bouw van de Kanaaltunnel mogelijk maakten. Daarmee werd Nord PasdeCalais definitief het kruispunt van Europa. SPOREN De centrale ligging van de streek heeft niet altijd in haar voordeel gewerkt. In het verleden was ze vaak inzet van hevige schermutselingen en bloedige veldslagen. Hitler trachtte de ‘Battle of Britain’ in het voordeel van Duitsland te beslechten door Londen vanaf hier te bestoken met V2 raketten. Tegenwoordig zijn de nazibunkers en lanceerinrichtingen vooral in trek bij diezelfde Britten, die massaal gebruik maken van de diverse verbindingen. Ook de Eerste Wereldoorlog heeft sporen achtergelaten. De ruim tweeduizend militaire begraafplaatsen in België en NordPasdeCalais vormen op de kaart een lugubere kronkellijn, die samenvalt met de frontlinie van '14'18. Het elegante Arras in het zuiden van het departement was een van de weinige grote steden in de nabijheid van de Duitse loopgraven. Tachtig procent van de stad lag in puin toen in Verdun de vrede werd getekend. Als je nu de statige Grand Place en Petit Place bezoekt, kun je je dat nauwelijks voorstellen. Rondom de geplaveide pleinen staan 155 herenhuizen in Vlaamse barokstijl. Keurig op rij en gebouwd volgens een strak ritme: een galerij van gewelven, twee verdiepingen met hoge ramen en een rijk versierde puntgevel. De huizen waren oorspronkelijk opgetrokken uit kalksteen, afkomstig uit de dertig kilometer lange groeven onder de stad. Tijdens de Eerste Wereldoorlog boden deze drie jaar lang onderdak aan ruim 12.000 Britse soldaten. De verdedigers van de stad trachtten met telefoon verbindingen, elektriciteit en een kleine wasserij te overleven onder deze onmenselijke omstandigheden.
136
EERBETOON Ten noorden van Arras begint de Hainaut, de streek waarin de Franse schrijver Emile Zola ‘Le Germinal’ situeerde, een roman over de mijnwerker Etienne Lantier en zijn strijd tegen de erbarmelijke werkomstandigheden. Anzin, net boven Valenciennes, heeft model gestaan voor het denkbeeldige dorpje Montsou, waarin het drama zich voltrekt. Net als elders zijn ook in Anzin alle mijnen inmiddels gesloten. Wat rest is het aangrijpende relaas van Zola. Een verhaal dat ook valt af te lezen uit de verlaten schachten, de armetierige arbeiderswoningen en de kolenbergen in het landschap. Tussen de boerderijen sluimeren de gevreesde kasseienstroken, die het decor vormen voor de wreedste aller wielerklassiekers: Parijs Roubaix. Ze ontwaken pas als het peloton arriveert, maar slaan dan ook meedogenloos toe. Alsof ze met talloze valpartijen, butsen en deuken eer willen betonen aan de mijnwerkers van de streek. LEVENSKUNST Volgens het manifest van de nationalistische beweging Les Flamands de Flandre heeft de Franse staat het Vlaams erfgoed doelbewust de nek om willen draaien. Die missie had een averechts effect, want in de harten en hoofden van inwoners van het gebied tussen Lille en Dunkerque bloeit FransVlaanderen als nooit tevoren. Elk gehucht heeft zijn eigen houten reuzen die bij bijzondere gelegenheden door de straten worden gedragen. 'Ek zijn Vlaeming en Preus van 't te zijn', luidt de leus op stickers en Tshirts. En volgens de schildjes op de deuren wordt in elk etablissement vloeiend Vlaams gesproken. Een overdreven voorstelling van zaken, want na een enthousiaste poging gaat men vliegensvlug over op het vertrouwde Frans. LILLE - ROUBAIX - TOURCOING: METROPOOL VAN HET NOORDEN Lille-roubaix-tourcoing is de grootste stedengroep van Frankrijk. De agglomeratie van Lille, die uit zesentachtig gemeenten bestaat, is tot wasdom gekomen midden in een streek met een bloeiende en welvarende landbouw en industrie. Lille, de hoofdstad van de regio Nord / PasdeCalais, heeft zich weliswaar gevormd op enige afstand van de grens, maar Roubaix en Tourcoing liggen daar zo dicht tegen aan dat men gerust kan zeggen dat de metropool zich uitstrekt tot in België. Middels een verrassend goed vervoersstelsel beschikt Lille over uitstekende verbindingen met alle windstreken. Al in 1973 werden er vier autosnelwegen in gebruik genomen en in de laatste jaren heeft de stad een aansluiting gekregen op het net van hogesnelheidstreinen, waardoor Londen, Brussel en Parijs binnen handbereik zijn komen te liggen. Hierdoor is de metropool van Noord Frankrijk al helemaal voorbereid op het 3e millennium. Ondanks hun slechte imago hebben de steden heel wat fraais te bieden. Hoewel er in de 19e eeuw door de ongeremde opmars van de industrie veel stadskernen zijn ontstaan, wat een samenhangende inrichting van de ruimte heeft bemoeilijkt, heeft deze periode toch ook heel wat getuigenissen van zijn welvaart nagelaten. Villa's uit het einde van de vorige eeuw doen de grauwe kleuren van de arbeiderswijken vergeten en tegenover de stadhuizen in Vlaamse Stijl en andere barokke monumenten staan modern bouwwerken die ons nu al een idee geven van de volgende eeuw. CIJFERS Oppervlakte: meer dan 600 km2 / Bevolking: 1 miljoen inwoners (Lille 200.000 inwoners) Dienstensector: 71,5% van de beroepsbevolking
137
BRONNEN VAN INKOMSTEN Industrie: textiel, brouwerij, werktuigen en elektrische machines. Omvangrijke dienstensector. Verkeersknooppunt
EEN STEDENGROEP IN BEWEGING DE METROPOOL LILLE, DIE LEEFT VAN DE INDUSTRIE, IS EEN VAN DE VOORTREKKERS VAN HET NIEUWE EUROPA.
Voor het verdrag van Utrecht was Rijsel (Lille) al welvarend ondanks dat het een speelbal was in de machtsstrijd tussen de koningen van Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk. De Bourgondiërs hadden een belangrijk aandeel gehad in zijn bloeiend bestaan en, bij de dood van Maria van Bourgondië (1482), was de stad al lid van de Vlaamse Bond van Lakensteden en van de Hanze. Uit de grootse volksfeesten die er gevierd werden bleek wel hoe goed de zaken gingen. Na in 1713 voorgoed bij Frankrijk te behoren, ontdekte Lille de wetenschappen, de communicatie en de eerste machinale ambachten. Tegelijk met veel Engelse steden industrialiseerde de stad zich en legde zich bovendien toe op kolenwinning en staalproductie, maar werd ook even zwaar getroffen toen deze sectoren in een crisis terechtkwamen. Hoewel de lakenindustrie nog steeds een belangrijke plaats inneemt, richt de stedengroep zich tegenwoordig ook op andere sectoren. Zo is er onder meer een goeddraaiend postorderbedrijf opgericht. Veel belangrijker is dat Lille, Roubaix en Tourcoing hun onderlinge strijd hebben opgegeven en nu samenwerken aan de opbouw van hun stadsgewest. Met een sterke dienstensector en het grootste overstapstation voor hogesnelheidstreinen (TGV) denkt de Noord Franse metropool een vooraanstaande rol te kunnen spelen in Europa. BEZIENSWAARDIGHEDEN In Lille: VieuxLille (Palais Rihour, Vieille Bourse, Rang du Beauregard, het eilandje Comtesse, de Rue de la Monnaie), het Museum voor Schone Kunsten, de vesting van Vauban, de wijk Royal. In Roubaix: het Museum voor Kunstnijverheid, Museum in de Piscine en het park Barbieux. In Tourcoing: het Museum voor Schone Kunsten en de kerk Saint Christophe.
DUINKERKEN: HAVEN TUSSEN DE DUINEN DUINKERKEN LIGT IN EEN ECONOMISCH PROBLEMATISCHE STREEK, MAAR HET HAVENBEDRIJF EN DE INDUSTRIE BLIJVEN ZICH ONTWIKKELEN.
De derde havenstad van Frankrijk ligt op enkele kilometers van de Belgische grens, aan de uitgang van het Nauw van Calais en wordt door een lange duinenrij beschermd tegen de onvoorspelbare Noordzee. Dit lage kustgebied werd pas in de Middeleeuwen vaste grond. Het zogenaamde Blooteland, met een alluviale kleibodem, moest met kanalen en dijken geschikt worden gemaakt voor de landbouw, die zich concentreert op graan en suikerbieten. Duinkerken heeft twee havenbekkens met ieder een eigen toegang. Het westelijke diepwaterbekken, in het hart van het industriegebied, werd in 1975 in gebruik genomen en is permanent toegankelijk voor tankers, ertsboten en de veerdiensten naar Dover en Ramsgate. De getijhaven in het oosten heeft een lengte van 6 km en gespecialiseerde installaties op een oppervlak van 385 ha; het bekken is via drie sluizen toegankelijk. Bij de Handelskade tegenover een tot havenmuseum verbouwde oude tabaksloods, ligt de Duchesse Anne afgemeerd, een oude driemaster die als schoolschip diende. In 1987 werden de twee havenbekkens verbonden door een breed kanaal dat aansluit op de waterwegen van België en de regio van Parijs. Rond de stad strekt zich tot aan de horizon een enorm industriecomplex uit, waarvan de rokende schoorstenen met enkele slakkenbergen het enige reliëf vormen in de omgeving.
138
CIJFERS Bevolking: 75.000 inwoners (stadsgewest, 200.000 inwoners) / Bevolkingsdichtheid: 456,55 inw. per km2 / Lengte havenkaden: 17 km Volgens de legende zou St. Eloi in de 7e eeuw op een drooggevallen gebied hier een "kerk in de duinen" hebben gebouwd. Vanaf de 12e eeuw werd vanuit dit vissersdorp de eerste handel gedreven met Engeland. Het behoorde toen tot het graafschap Vlaanderen onder de Franse kroon, maar werd in 1369 door een huwelijk toegewezen aan de hertog van Bourgondië. In 1400 werd de stad voorzien van vestingwerken met 28 torens, waarvan de Leughenaer toren nog steeds bij de haven staat. Tijdens de 80jarige oorlog was heel Vlaanderen onder Spaanse heerschappij en Duinkerken was een centrum van kaapvaart en piraterij (Duinkerken kapers). Daaraan kwam pas een einde met de bezetting door de Fransen na de "Slag in de Duinen", die in 1658 door Turenne werd gewonnen. In 1662 kocht Lodewijk XIV de stad terug uit Engels bezit en er werden nieuwe versterkingen gebouwd, maar de kapers bleven zich roeren. De meest roemruchte was Jean Bart, die in 1694 met zes fregatten een blokkade van 40 Engelse oorlogsschepen doorbrak. In het begin van de Tweede Wereldoorlog maakte Duinkerken opnieuw geschiedenis door de "Slag op de Stranden" van 26 mei tot 4 juni 1940, toen onder zware Duitse luchtaanvallen circa 80% van het ingesloten geallieerde leger (200.000 Britten en 140.000 Fransen) naar Engeland werd geëvacueerd. De verliezen waren ontzettend: 190.000 geallieerde soldaten kwamen om of raakten gevangen in de achterhoedegevechten. Duinkerken zelf werd voor 80% verwoest. BRONNEN VAN INKOMSTEN Havenactiviteiten (handel en personenvervoer), staalindustrie, aluminium (Pechiney), petrochemie (raffinaderijen, Copenor), aardgas (Air Liquide), voedingsmiddelen, chemie (Du Pont), cementfabrieken (Lafarge).
DUINKERKEN: ONVERSAAGDE STAD EEN BEDRIJVIGE, DAADKRACHTIGE EN UITERST STRATEGISCH GELEGEN STAD — VEELVULDIG BESTREDEN, MAAR NOOIT OVERWONNEN.
BEZIENSWAARDIGHEDEN De haven en het havenmuseum, de kerk SaintEloi, klokkentoren, de Leughenaer (15eeeuwse toren, tevens lichtbaken), de kapel Notre DamedesDunes, Kunstmuseum, de beeldentuin van her Museum voor hedendaagse kunst, de villa's 1900 in de wijk MalolesBains.
139
LOIRE – DAL (2003) VOORJAARREIS Zondag 27 april tot / met zondag 4 mei 2003 Dag / Datum Route Kilometer 1 / 27 april Roermond – Luik – Luxemburg Metz – Langres Châtillon / sur Seine 590 2 / 28 april Châtillon / sur Seine – Nevers La Charité / sur Loire
190
3 / 29 april La Charité / sur Loire – Bourges Saint Aignans / sur Cher 141 4 / 30 april Saint Aignans / sur Cher (Cheverny Chambord – Blois)
109
5 / 01 mei
Saint Aignans / sur Cher – Tours – Mosnes (Loches – Chenonceau) 111
6 / 02 mei
Mosnes – Amboise – Parnay (Azay – Villandry – Chinon)
7 / 03 mei
Parnay – Saumur Angers – Le Mans Chartres
8 / 04 mei
Chartres – Reims – Valenciennes – Bergen – Namen – Luik Roermond 652
183
271
Totaal 2247 kilometer DAG 1 Vlug naar de autosnelwegen Als we om 11 uur vertrekken waarschuwt Agnes de buurvrouw ons om vooral een dikke beurs mee te nemen, want Frankrijk is niet bepaald een goedkoop land, zeker niet in het toeristische Loiredal. De achterbak van de Ford Ka ligt vol bier en het picknickmandje is rijkelijk gevuld met etenswaren. Het is bewolkt weer, maar echt slecht zal het vandaag gelukkig niet worden. We tanken in Melick vol, waarna we bij het Ei van Sint Joost de autosnelweg kiezen die we voorlopig niet meer zullen verlaten tot ver in Frankrijk. Autoroute de péage Achter Luik volgt een eerste nicotinestop. Meestal duren dergelijke pauzes net zo lang als een sigaret is. Even later dommelt Jos in slaap. Juist dan breekt een hevig noodweer los, hij merkt er niets van. Gelukkig duurt dat niet zo lang. Via Bastenaken, Arlon, Luxemburg en Metz bereiken we Nancy waar we voor de Autoroute de péage kiezen. In de buurt van Langres laten we onze tank weer vol gooien en drinken we koffie uit een automaat. Langs de weg staan veel Nederlandse campers en caravans. Er zijn dus meer landgenoten die vakantie hebben.
140
Passages van rivieren We verlaten de autobaan en zoeken eerst ‘routes nationales’ en daarna meer lokale wegen op. We rijden de Côtes d’Or binnen, een landstreek in de Bourgogne (Bourgondië). We volgen binnenwegen met aan weerskanten enorm veel uitgestrekte koolzaadvelden met een vrolijke gele kleur. Soms krijg je er pijn van aan de ogen. Die teelt zal wel door de EU rijkelijk gesubsidieerd worden. In enkele uren tijd zijn we heel wat rivieren en stroompjes overgestoken, te beginnen met de Roer, dan de Maas, de Sambre, de Moezel en de Marne. We komen aan bij de bovenloop van de Seine. Daar houden we het voor gezien in het stadje Châtillon sur Seine. Châtillon-sur-Seine We rijden even rond om een hotel te zoeken. In het centrum kunnen we terecht bij het driesterrenhotel Côte d’ Or waar we een ouderwetse kamer met ligbad toegewezen krijgen. Het is dan rond 18.00 uur. We maken een wandeling door het stadje, waar de miezerige Seine zich met een sbocht doorheen kronkelt. We hebben voor het diner een tafel gereserveerd bij ons hotel. Dat blijkt zich te kunnen beroemen op een gerenommeerd restaurant. We kiezen voor het goedkoopste gastronomische menu ad € 15, maar de drank blijkt dan ineens onvoorstelbaar duur te zijn, tegen de € 3 voor een simpel biertje bijvoorbeeld. De liflafjes die we voorgeschoteld krijgen zijn in onze ogen niet veel zaaks. Ze vullen onze hongerige magen ook nog niet eens echt. We gaan na dit tegenvallend maal nog even naar buiten om een kroegje te zoeken. Het is zondag en daarom is blijkbaar alles dicht. We treffen een pub aan die nog open is. Voor een luttel bedrag kunnen we daar bier en koffie drinken zonder het gevoel te hebben opgelicht te worden. DAG 2 Museum: Griekse bronzen vat 5e eeuw Het ontbijt in dit driesterrenhotel is schandalig beperkt: wat broodjes en croissants, boter en jam, jus en koffie. We zijn er niet over te spreken; Jos ziet zich genoodzaakt kaas en ham uit onze picknickmand te halen. We checken uit door betaling met de credit card. We blijven nog een tijdje in het stadje en maken er een rondgang. We beklimmen de centraal gelegen heuvel, waarop een oude kerk met begraafplaats ligt. Ook bevinden er zich nog de ruines van een middeleeuwse vesting. De eeuwenoude straatjes zien er echt Frans – verwaarloosd uit. Het lokale museum in een oud gildegebouw heeft zich geconcentreerd op het Crater de Vix, een waarlijk schitterend vat van Griekse origine uit de 5e eeuw voor Christus dat ze een Keltische begraafplaats hier in de buurt hebben opgegraven. Het bronzen vat, bedoeld om wijn in op te slaan, bevond zich in de tumulus van een prinses. Verder zijn er nog tal van ander Gallo – Romeinse vondsten te bezichtigen.
141
Fontenay, 11e eeuws klooster We koersen door het afwisselende, licht glooiende landschap van de Bourgognestreek in de richting van de abdij van Fontenay, alweer een monument dat opgenomen is in de lijst van Werelderfgoederen van de Unesco. De 11eeeuwse Cisterciënzerabdij ligt in een nauw dal waar verschillende beekjes samenkomen. Het is heerlijk zonnig weer. We bereiken de abdij zo rond 12 uur, zodat we niet met een rondleiding mee kunnen, gelukkig maar; nu kunnen we alles op eigen houtje bekijken. Het complex is goed gerestaureerd, maar doet daarom ietwat steriel aan. Maulbronn in Duitsland, dat uit ongeveer dezelfde tijd stamt, vinden we daarom veel authentieker. Er is daar trouwens wel minder verwoest. De kloosters en abdijen in Frankrijk hebben in de tijd van de Franse Revolutie veel van het plunderende gepeupel te lijden gehad. Er is zelfs een tijdlang een papierfabriek in gevestigd geweest. Het klooster is momenteel in het bezit van nazaten van de bekende familie de Montgolfier (die van de luchtballon!) Na een picknick uit de mand en koffie uit de automaat zetten we onze reis voort. Vézelay, toerisme ten top Het landschap verandert weinig, hoewel het wel bosrijker wordt, en het weer blijft onveranderlijk stralend. Op een gegeven moment bereiken we de top van een helling en ontwaren we aan de overkant van een vruchtbaar rivierdal Vézelay. Het dorp, tevens bedevaartsoord en opgenomen in de Unesco lijst, ligt bovenop een piramideachtige heuvel die boven alles uitsteekt. We kunnen er met de auto heenrijden, bij de ommuring parkeren we. Te voet verkennen we het tamelijk toeristische stadje, we bezoeken het VVVkantoor en bewonderen de weidse omgeving vanaf het panoramaplateau. Bedevaart naar Basiliek De basiliek is hier het middelpunt. Voor je de kerk binnengaat kom je door een ruime en hoge hal. Hij is groot, indrukwekkend, maar niet echt speciaal in onze ogen. Alleen de kapi telen van de zuilen in de kerk zijn zeer de moeite waard. Ze zijn goed bewaard gebleven of zorgvuldig gerestaureerd. Via de noordzijde van de heuvel zoeken we ons autootje weer op. We drinken koffie op een terras en vertrekken om 16.00 uur. Onderweg slaan we bier, ham en dergelijke in bij een Aldi – supermarkt. Daar zullen we tijdens deze reis een gewoonte van gaan maken. La Charité sur Loire Rond zes uur bereiken we een willekeurig uitgezocht stadje aan de bovenloop van een rivier, la Charité sur Loire. We belanden in de enge binnenstad, waar de Ka plotseling kuren vertoont. Het stuur raakt geblokkeerd en draait niet meer en dat net in een bocht! Gelukkig weet Clim het voertuig onmiddellijk te stoppen, waarna alles weer naar behoren functio neert. Dat was toch wel even schrikken. We steken de brede rivier met zandbanken – het waterpeil staat erg laag – over en vinden op een bebouwd eiland een ruime kamer in het 142
tweesterrenhotel Le Bon Laboureur. Euro 56 kost de kamer zonder ontbijt, veel goedkoper dan in Nederland. We drinken een biertje in de tuin in de schaduw van een boom, merels huppen vrolijk pieren zoekend over het gazon, poezen lopen loom voorbij en zoeken het dak op. Nederlanders onderweg We eten die avond in een restaurant in het centrum. Naast ons zit een al wat ouder Nederlands echtpaar. In deze streek komen we regelmatig Nederlanders tegen, meestal gepensioneerd en in goeden doen. De kerk aldaar staat bekend als tussenstation van de pelgrims ‘en route’ naar Santiago de Compostella. Hij lijkt ons onafgebouwd, een hele toren heeft men er vergeten te bouwen. Trouwens, een korte wandeling leert ons dat het hele stadje in een grote mate van verval en verloedering verkeert. DAG 3 Glooiende landschappen Het heeft de hele nacht geregend! Clim rekent met de credit card af. We steken de brug over in westelijke richting. We rijden door immense vlakten met akkervelden, dit is een stukje van de korenschuur van Frankrijk. Aan de rand van een bos spotten we een stel reeën. Over de goed onderhouden binnenwegen bereiken we binnen anderhalf uur de stad Bourges. De stad Bourges Deze plaats telt honderdduizend inwoners, vervult een streekcentrum en wordt gedomineerd door een geweldige kathedraal. U raadt het al: ook deze kerk staat op de Unescolijst. We bekijken eerst de binnenstad te voet. De vele vakwerkhuizen vallen ons hier op. Het lijkt wel een beetje op de bekende ZuidDuitse binnensteden die we zo aardig vinden. Het museum is dicht, het is in Normandische stijl gebouwd, evenals enkele andere overheidsgebouwen die we op onze route tegenkomen. We stoten toevallig ook nog op de oude vestingwallen uit GalloRomeinse tijd. Bourges was duizenden jaren geleden al een vesting van de Kelten (Galliërs zo u wilt), zoals zo veel steden en stadjes in deze bosrijke en vruchtbare omgeving. Unesco - Kathedraal De kathedraal is weliswaar erg imposant en nogal fors uitgevallen, maar maakt niet echt indruk op ons. Opvallend zijn de vele glasinlood ramen met oude christelijke motieven. Van buiten kunnen we er geen goede foto van maken vanwege de bebouwing eromheen. De portalen zijn voor een gedeelte wegens werkzaamheden afgedekt. We kunnen zien dat het beeldhouwwerk door weer en wind (en eventueel ook luchtvervuiling) ernstig beschadigd zijn. We bezoeken het nabijgelegen VVVkantoor, slaan een hoop folders en brochures in en drinken koffie op een terras aan een historisch pleintje vlakbij ons Kaatje. 143
Talrijke zijriviertjes Zo langzamerhand raken we steeds dichter bij de Loire streek. Via het stadje Vierzon komen we bij het riviertje de Cher aan; dit stroompje mondt uit in de Loire. Aan zijn oever liggen tal van burchten, ruines, paleizen en kastelen, net zoals aan de andere zijriviertjes de Loir, de Sarthe, de Indre en de Vienne. In het stadje Saint Aignans besluiten we logies voor de nacht te gaan zoeken. Het is weer direct prijs. We krijgen twee kamers, tamelijk basic overigens, in een herberg aan de rivier toegewezen. Harde bedden, maar wel veel ruimte in de ene kamer, die voor Jos is. Het kleine kamertje met daarbij de badkamer wordt Clim zijn domein. Ons Hotel de Moulin heeft gelukkig wel een goed restaurant en het bier en de koffie smaken er naar wens. Saint Aignans – sur - Cher Zolang het nog licht is (tot ongeveer negen uur) maken we van de gelegenheid gebruik om het stadje nader te verkennen. Het ligt op de hoge zuidoever van de rivier. Helaas is het plaatselijke kasteel nog volledig in particuliere handen en niet te bezichtigen. Je mag wel op de binnenplaats komen, van waaruit je een uitgestrekt panorama over het rivierdal hebt. De kerk schijnt van speciale betekenis te zijn; met name de crypte is tamelijk uniek met zijn enigszins fletse fresco’s. Op de voorgevel kun je nu nog steeds de leuze van de Franse revolutie ontcijferen: Liberté, Fraternité et Egalité. Ook hier plundert os het lokale VVV – bureau. We blijven een dagje langer We gebruiken ons avondmaal (met ruime porties, heel anders dan het culinaire liflafjes – werk van de eerste dag) in ons hotel. Helaas heeft een luidruchtige Hollandse groep hetzelfde idee gehad, waardoor het eten voor ons een beetje vergald wordt. Lezen op het binnenhofje, pilsje pakken en televisie kijken zijn de activiteiten waarmee de rest van de avond ingevuld wordt. We besluiten hier twee dagen te blijven, want het is een goede uitvalsbasis voor het bezoek aan een aantal kastelen in de omgeving die we de volgende dag willen gaan bezoeken. Dag 4 Echt Frans ontbijt Een ontbijt met de Franse slag, we krijgen zelfs geen jus. Nou Jos Schmitz, het kost dan ook maar vijf euro. Buiten regent het dat het giet. Als we even na tienen vertrekken klaart het gelukkig op. We rijden noordwaarts door de Sologne, een bosrijk gebied dat vroeger een groot moeras was. Via het stadje Contres bereiken we het kasteel van Hergé, ofwel Kuifje en kapitein Haddock (Kasteel Molensloot): Cheverny.
144
Kasteel van Kuifje We boeken geen bezoek aan de permanente expositie van Tin Tin (Kuifje), dat laten we aan echte strippofielen en kinderen over. Het kasteel zelf is van buiten van doorsnee kwaliteit, maar het interieur is waarlijk fantastisch, hoewel de stijlen ietwat door elkaar heen lopen. We kunnen in eigen tempo de zaak bekijken, maar dan wel volgens een vastgestelde route. Aan de fraai bewerkte plafonds en vloeren kun je zien dat hier nog echt sprake is van authenticiteit. Niet alles is er origineel: de adellijke familie heeft er in de 19e eeuw van alles aan toegevoegd. Wandeling door ruime tuin Na het bezoek aan het kasteel maken we een frisse wandeling door de Jardin, een woord dat in onze ogen eufemistisch overkomt, hier is eerder sprake van een uitgestrekt park. De meute jachthonden (90 stuks in totaal, een kruising tussen Engelse fox hounds en hun evenknie uit de Poitou) ) trekt veel bekijks. Het kasteel organiseert drie keer per jaar nog drijfjachten in de bossen. Vroeger stond het ook bekend om de valkenjacht waarin men hier gespecialiseerd was. In het jachtpaviljoen hangen honderden geweien tegen de muur. Ook ontbreken vervaarlijke koppen van de everzwijnen (de sangliers van Obélix) uiteraard niet. Chambord, hoogtepunt renaissance kastelen Een half uurtje rijden verderop ligt Chambord in een zeer omvangrijk bosgebied, groter dan de oppervlakte van GrootParijs naar men zegt. Er zijn twee uitgestrekte parkeerplaatsen beschikbaar; de eerste is al vol, dat zegt genoeg over de bezoekersaantallen hier. We nemen eerst een sandwich en koffie voor we het kasteel ingaan. We vinden het daar bijzonder indrukwekkend. Het gebouw is in het begin van de zestiende eeuw door Frans I opgericht, hoewel hij er zelf zelden verbleef. Frans I was in die tijd de grote tegenstander van Karel de Vijfde. Hem kun je op de talrijke portretten goed herkennen door zijn geprononceerde neus en zijn opvallend smalle bovenlip. Het kasteel diende als residentie van de dynastie Valois en heeft ook lange tijd leeggestaan. De afmetingen ervan zijn imponerend. Heel bijzonder zijn er de trappenhuizen (dubbele wenteltrappen) en het bordes of terras, waar je rond kunt dolen tussen schoorstenen en torentjes, uniek gewoonweg. Rondom het kasteel liggen parken met vooral veel waterpartijen, waarop nu toeristen kunnen spelevaren. Blois, residentie aan de Loire Weer een half uur verder gelegen is Blois, eigenlijk de voorloper van Chambord. Het is weer gaan regenen. We bezoeken er het kasteel, dat hier meer van een vesting wegheeft zoals het hoog op een vooruitspringende rots gesitueerd is. Het is ouder dan Chambord en dat kun je goed zien. Het bestaat uit drie gedeeltes, we bezoeken er alleen het gedeelte uit de renaissance. Het heeft hier meer weg van een gewoon museum en de kamers zijn er veel kleiner en nog donkerder dan in al die andere latere kastelen. Door het drukke stadsverkeer zoeken we ons vervolgens een weg naar de brug over de Loire. 145
Entrecôte in restaurant Nog voor zessen zijn we weer terug in het hotel in St. Aignans, waar we snel nog inkopen doen in de Ecomarché bij het plein. Als we ons om zeven uur bij her restaurant vervoegen om weer eens lekker te eten zoals de vorige dag blijkt het gesloten te zijn. We slenteren het stadscentrum door om iets anders te vinden, maar de meeste zaken blijken dicht te zijn. Dat valt tegen. Uiteindelijk treffen we toch nog een restaurant aan waar we een entrecôte kunnen bestellen. Hetzelfde groepje Hollanders van de vorige dag is ook weer merkbaar aanwezig. Het is een druk beklante zaak en dat voor een woensdagavond! DAG 5 Dag van de Arbeid: Feest! De eigenaar / kok heeft ‘s morgens speciaal voor ons geopend: het is namelijk 1 mei, de Dag van de Arbeid en die wordt in Frankrijk massaal gevierd als een nationale feestdag. Vandaar dat alle zaken aan de vooravond dicht waren. Het weer ziet er niet aantrekkelijk uit, nogal bewolkt. Clim rekent af met de credit card. Allereerst rijden we naar Montresor, waar we alleen uitstappen voor nicotine en een foto. Het is een klein dorpje met een kasteel dat alles overheerst. De omgeving is landelijk met golvende akkers en veel bosschages. Kasteel van Loches Een van de typisch middeleeuwse stadjes die behouden zijn gebleven in deze streek. Het stadje is nog ommuurd en ligt aan de Indre. We parkeren aan de voet van de vestingmuren. We lopen eerst langs de fortificaties en bezoeken daarna pas de burcht met de karak teristieke torens, de donjon met de kerkers (waar zelfs kardinalen en Sforza, de markies van Milaan gevangen hebben gezeten). Het bouwwerk hier stamt uit de 11e eeuw. Ook bezichtigen we het Logis Royal (waar de bekende koningin Agnes Sorel, een weldoenster en maîtresse van de koning ligt begraven) en de sobere kerk. Vanaf het terras heeft men een mooi uitzicht over de streek. We drinken ergens koffie, waarna we doorgaan naar de volgende attractie: Chenonceau, kasteel van de Dames Druk is het hier, zeg dat wel. Veel Nederlandse families met drukke kinderscharen treffen we hier aan, maar ook hele groepen Russen die men kan herkennen aan de onmodieuze, zeg maar sjofele kleding en aan hun taal natuurlijk. Via een lange laan bereiken we het kasteel, waarvan een vleugel over het riviertje de Vienne is gebouwd. Het is er klein en het interieur doet er weer veel aan een museum denken. Veel originele stukken staan er niet meer. De keuken met toebehoren vinden we het interessantste. Aan allerlei details kun je zien hoe men in die tijd praktische probleempjes oploste. Beroemde dames (koninginnen, favorieten van de koning ofwel gewoon maîtresses) die hier verbleven zijn o.a. Catharina de Medici en
146
Diane van Poitiers (ken je Frans geschiedenis wel!). De tuinen zijn Frans (uiteraard), maar ze staan nog niet in bloei en ogen dan ook minder indrukwekkend. Kasteel Chaumont: teleurstelling Om drie uur bevinden we ons bij het volgende kasteel en wel dat van Chaumont. Dit sprookjesachtige bouwwerk ligt hoog boven de Loire. We volgen de pijlen richting ingang, maar dan komt de teleurstelling: de poort blijkt gesloten. We wandelen in hoog tempo rond het hele terrein / park (meer dan 2 km omtrek), maar nergens komen we binnen. We balen behoorlijk. Aan de hoge oevers van de Loire rusten we uit van de vermoeiende rondgang. De rivier bestaat hier voornamelijk uit zandbanken, waartussen diverse kalme stroompjes loom hun weg zoeken. Hier en daar ligt een bootje in het riet en wat vissers proberen er hun geluk uit. We bezoeken er nog het VVV – kantoor om onze voorraad folders en brochures over de streek aan te vullen. Zo langzamerhand hebben we kilo’s van dat spul in onze tas zitten. Château Hotel de la Barre We besluiten in de buurt een hotel te zoeken. Onderweg vangen we een blik op van een klein kasteeltje waar kamers worden verhuurd. (Eigenlijk meer een herenhuis uit 1850) Jos schiet er de tuinman aan, die onverwacht ook de eigenaar / gerant en kok blijkt te zijn. We krijgen een prachtige kamer, compleet met hemelbed (dat niet door ons wordt beslapen, te decadent) en goed sanitair. Er is wel geen televisie aanwezig, maar dat hoort dan ook niet bij de stijl van deze kamer. Prijs: 56 euro per nacht, een koopje dus. Omdat het nog vroeg is lopen we naar het dorpje Mosven om een biertje op het terras te nuttigen. Het blijkt echter nog een hele tippel te zijn (40 minuten heen en dan nog eens terug in een straf marstempo) en wat erger is: geen terras te bekennen. Dus maar onverrichterzake teruggekeerd. Exquis streekdiner Om acht uur schuiven we aan voor een diner dat louter uit streekgerechten bestaat. Beetje duur ( € 30 per persoon), maar wel de moeite waard. De eigenaar / kok legt ons in bedaard en dus verstaanbaar Frans uit wat we eigenlijk eten, zoals verwarmde geitenkaas op een canapé “aux fines herbes et épices” en zo meer. We zitten in een soort huiskamer; het tafellinnen is perfect en het bestek van zilver. We hebben niets te klagen. Zelfs Clim waagt zich aan de witte en vervolgens rode streekwijn, die overigens bij de prijs inbegrepen is. Andere gerechten: kip kerrie op zijn Indisch, boontjes, fromages uiteraard en appeltaart. Op de kamer mag niet gerookt worden. Aanvankelijk houden we ons hieraan en steken we stiekem een paffertje op de wc op. Later lappen we het rookverbod aan onze laars, niet zo netjes van ons…
147
DAG 6 Clos Lucé, huis van Leonardo da Vinci Hoewel het ontbijt aan de karige kant is, maakt het schitterende servies dit gebrek aan kwantiteit weer goed. We rekenen af, contant wel te verstaan. Jos schrijft in vloeiend Frans een heel verhaal in het gastenboek; onder het ontbijt heeft hij de gebruikte volzinnen al gerepeteerd. Nog geen uur later zitten we in Amboise, een stad aan de Loire van grote geschiedkundige betekenis. We vinden er zonder enig probleem de renaissancewoning Clos Lucé (een soort herenhuis) waar Leonardo da Vinci gewoond heeft en in 1519 gestorven is. Het is er drukker dan we verwacht hebben, met name veel scholieren op excursie. We bezichtigen de slaapkamer en werkvertrekken van dit veelzijdige genie. Het interessante gedeelte bevindt zich in het souterrain: 40 machines en werktuigen door de meester ontworpen en nagebouwd door IBM. Aardig zijn: de tank, allerlei soorten bruggen, een katapult, helikopter, parachute enz. Koffie in de souvenirshop, de lunchroom gaat pas om twaalf uur open! En zoals in Frankrijk betaamt, wordt er dan ook echt geluncht, urenlang… Bezoekjes Villandry / Azay-le-Rideau Vanuit Amboise zijn deze twee topkastelen goed te bereiken. We rijden er dan ook maar even langs zonder ze te bezoeken, want Jos is hier al eens eerder geweest. In Azay (het kasteel met de mooie slotgracht) kopen we sandwiches die we op een parkeerterrein bij het romantische riviertje de Indre verorberen. In Villandry drinken we koffie op het terras bij de ingang. Van de befaamde tuinen geen spoor, die zijn mooi achter hoge heggen en muren verborgen. Vergeleken met 1979 toen Jos hier met Jack Spee en Jos Manders voor het eerst was heeft het toerisme hier een hoge vlucht genomen. Zij waren toen midden in het hoog seizoen praktisch de enige bezoekers en het kasteel verkeerde destijds in kommervolle staat. De fort/vesting van Chinon We draaien af naar het zuiden voor de fort / vesting Chinon. Net als we aankomen en een parkeerplaats bij de rivier de Vienne hebben gevonden, begint het te stortregenen. Daarna hebben we geen zin meer om het middeleeuwse stadje met zijn ruïnes van het kasteel te bezichtigen. Het ziet er wel imposant uit zo hoog op de rotsachtige oever gelegen. In de buurt van deze stad ligt trouwens een van de grootste kerncentrales van Frankrijk. We komen er langs de hoge hekken. Het is een enorm complex met nogal wat koeltorens. Eigenlijk past dit niet in deze historisch beladen omgeving. Op weg naar onze volgende bestemming tankt Clim bij een kleine particulier. Die doet nog alles met de hand en levert geschreven bonnetjes af.
148
Panoramisch uitzicht Seaumur De volgende stop is Seaumur, een plaats van 30.000 aan de Loire gelegen. Mooi uitzicht vanaf de brug op de zuidelijke oever met zijn stadhuis, kerken en hooggelegen kasteel. Gezien het vergevorderde uur willen we hier een hotel zoeken, maar dat valt nog niet mee. We willen niet in het centrum terecht komen, ook al vanwege parkeerproblemen, en zoeken daarom iets in de buitenwijken. Vergeefs, we vangen drie keer bot. Ook bij Campanile, een van onze favoriete hotelketens, is alles volgeboekt. Al zoekend kris kras door de stad komen we terecht bij het kasteel. Mooie foto’s en prachtige uitzichten over de rivier met zijn bruggen. We rijden in arren moede maar terug langs de rivier. Kamer onder pannendak Na tien kilometer hebben we in het dorpje Parnay prijs: een ietwat sjofele herberg biedt ons een kamertje onder de pannen voor € 35 per nacht. Alles is er van hout, dus ook hier mag niet worden gerookt. Dat doen we toch en wel in de raamopening met het pannendak pal onder ons. We nemen nog een afzakkertje in de eenvoudige café–bar onder ons; daar komt alleen werkvolk. De zaak wordt er bestierd door een drietal jonge vrouwen. Op het kamertje spreken we onze voorraad drank uit de achterbak aan. We eten aan de andere kant van het dorp in een goed restaurant met een enorme parkeerplaats. We rijden er met de auto heen, dus Clim moet het tijdens het diner bij bronwater houden. We zitten hier in een streek waar in een lange rotsachtige bergwand van krijt tal van holen, grotten zijn gevormd of uitgehakt. Die worden nu gebruikt als wijnkelder of champignonkwekerij. Dit is het paddestoelen centrum van heel Frankrijk: bijna 50% van de Franse consumptie wordt hier in de grotten gekweekt. DAG 7 Het klooster Fontevraud We krijgen ontbijt in een grote zaal. Clim is wat later, zodat Jos de kans heeft de omgeving wat te verkennen. Achter het hotel ligt een dode rivierarm, een zogenaamde “boire”; die lijkt wel wat op een verstild vennetje. Alleen bij overstromingen in voor en najaar loopt hij helemaal vol water. Uit de bergwand loopt water, daar moet ergens een bron zijn. Op een steenworp afstand ligt de beroemde abdij van Fontevraud. Tot aan de Franse Revolutie was dit de rijkste kloostergemeenschap van heel Frankrijk. Het stond onder leiding van een vrouwelijke abt, een abdis dus. Veel koningsdochters en afgedankte maîtresses werden hier gedumpt. Na de revolutie diende het complex als gevangenis en wel tot 1963. Tegenwoordig worden er voornamelijk culturele evenementen gehouden.
149
Bestorming door toeristenhordes Overdag wordt het bestormd door horden toeristen zoals ons. Van de 5 afdelingen (o.a. voor melaatsen, gevallen vrouwen en broeders) zijn er twee over. De hele zaak is rücksichtslos gerestaureerd, wat niet echt een fraaie indruk geeft. Zo zijn er bijvoorbeeld weinig aqua rellen en beeldhouwwerk, zo typisch voor religieuze kunst, bewaard gebleven. De Romaanse keuken is enig in zijn soort en met zijn talrijke hoge schoorstenen heel bijzonder. Erg schijnt een zwak doch aangenaam zonnetje, waardoor het goed toeven is in de tuinen rondom het klooster. Tussen de medetoeristen lopen nogal wat Amerikanen rond. Op topsnelheid naar Chartres Om een uur of twaalf houden we het voor gezien en steken we via een stalen brug de Loire over. We zoeken zo snel mogelijk de autoroute naar het noorden op. Via Angers en Le Mans (Clim rijdt hier in een rotvaartje van meer dan 150 kilometer per uur, misschien is de snel heidsduivel door het circuit geïnspireerd?) bereiken we om half drie de grote stad Chartres, die al gevaarlijk dicht bij de metropool Parijs ligt. We parkeren de kar in een ondergrondse, spiraalvormige parkeergarage, eten ergens een broodje met koffie en zoeken het symbool van de stad op: de Kathedraal, weer eens een monument dat we op onze lijst van Werelderfgoederen van de Unesco kunnen afvinken. De Kathedraal van Notre Dame Hij lijkt niet echt imposant, maar als we dichterbij komen zien we dat de portalen heel fraai beeldhouwwerk bevatten. Ook de gevels zijn prachtig geornamenteerd, maar de lucht vervuiling knaagt zichtbaar aan de kunstwerkjes. Van binnen is de kerk erg duister, een beetje goedgemaakt door de vele glasinlood ramen. Het schip is smal, maar wel heel hoog. De crypte blijkt gesloten. Rondom het koor treffen we de mooiste fragmenten in steen aan van het leven van de Heer, Jezus Christus. Binnen zijn ze niet aangetast door de weerselementen, dus er valt veel te genieten. Verder heeft de kerk in onze ogen niet veel meer te bieden. Als we er omheen lopen merken we pas dat de kerk op een soort heuvel ligt, aan de oostelijke voet ervan ligt de oude binnenstad. Deze bezoeken we maar niet. We willen in de buurt een hotel vinden. Campanile ligt in het noorden en we bevinden ons in het zuiden. Na enig zoeken wordt het de Comfort Inn van gelijke kwaliteit en prijs. Het bijbehorende restaurant heet Primavere. We nemen een pilsje aan de bar en bekijken daarna de andere goedkope hotels in de buurt: Formule 1, B & B en zo meer. Ze bevinden zich in de prijsklasse € 25 tot € 35 per kamer. We eten die avond in het hotel. Jos kiest voor het koud buffet (onbeperkt vis eten…, hm); Clim houdt het bij een steak, want hij wil ’s avonds graag iets warms op zijn bord hebben.
150
DAG 8 Huiswaarts keren Het is zondag. We genieten van een uitgebreid ontbijt. We zijn de laatste, want om half tien sluit de zaak. Om tien uur zijn we weer op weg, richting huiswaarts. Het belooft een schitterende dag te worden; de eerste dag met zomerse temperaturen (boven de 25 graden Celsius). We hebben besloten Parijs en omgeving toch maar niet te mijden, want dat zou meer dan 100 kilometer over kleinere wegen omrijden betekenen. We hebben echter nergens last van, de richtingborden zijn duidelijk en we komen zelfs niet in de buurt van de zo gevreesde Route Périphérique. We houden richting Reims aan, van waaruit we via Metz en Luxemburg naar het noorden willen rijden. We kiezen echter om eens een route te nemen die we nog niet hebben verkend en wel die via Laon, Saint Quentin, Cambrai (Kamerijk) en Valenciennes. Prachtig zomerweer In die laatste plaats eten we broodjes in een wegrestaurant. Het weer blijft onveranderlijk mooi en zonnig. Clim houdt superhoge snelheden aan (hij bereikt naar eigen zeggen een top van tegen de 180 kilometer per uur, maar dan wel bergaf, met aanloop en wind in de rug…) , waardoor we in een mum van tijd via Mons (Bergen), Charleroi, Namen in Luik belanden. In Maastricht volgt de onvermijdelijke opstopping bij het Europaplein. Gelukkig is die van korte duur; langzaam rijdend komen we vooruit. In Melick maken we een ommetje om bij boer Wolters (die van een zuurverdiend pilsje aan het genieten is) twee kilo asperges in te kopen. Zo rond vijf uur zijn we thuis. STEDEN, DORPEN, PALEIZEN, KASTELEN, FORTEN, VESTINGEN Amboise Al in Keltische en Romeinse tijd een plaats van groot strategisch belang. De muren van het half geruïneerde kasteel (een kapel en twee torens resteren) domineren nog steeds het stadje (12.000 inwoners). Op het einde van de vijftiende eeuw huisde de koninklijke familie er; toen namen ook Italiaanse kunstenaars hun intrek in Amboise en introduceerden er de renaissance. Een ervan was Leonardo da Vinci. Anjou Streek in het westen van het land met als hoofdstad Angers. Andere steden: Seaumur, La Flèche. Rijk aan historie en traditie. Produceert veel wijn (rosé bijv.) In verleden centrum van de Hugenoten. De Hertogen van Anjou waren voorlopers van de Franse koningen. In de 9e eeuw veel last gehad van plunderende Noormannen.
151
Azay- le- Rideau Een wit kasteeltje dat weerspiegeld in de wateren van het riviertje de Indre. Het is een schoolvoorbeeld van renaissancebouw. Voor het eerst geen wenteltrappen in torens, maar rechte trappen. Mooi gemeubileerd met veel Vlaamse gobelins (wandtapijten) aan de muur. Blois Een aantrekkelijke stad (50.000 inwoners) met smalle straatjes in het centrum. Centrum van asperges en aardbeien. Het Château Royal vertegenwoordigt alle mogelijke bouwstijlen van enkele eeuwen. De vleugel van Frans I is het meest interessante. Vanaf de 13e tot en met de 17e eeuw is er aan verbouwd; de laatste bijbouw is streng classicistisch. Was ooit residentie van de Franse koningen. Bourges Unesco kathedraal van Saint Etienne met gotische portalen en bijbouw ter ondersteuning van middenschip hoofdkerk. Al in de Gallische tijd een grote stad. Ligt temidden van graan velden. Administratief centrum. Oude binnenstad met ruines van stadsmuren, vakwerk huizen en La Grand Maison, een architectonisch meesterwerk van Jacques Coeur uit 1453. Bourgogne Deze landstreek is wereldwijd bekend om zijn wijn. Vergeleken met de omgeving van Bordeaux zijn de wijngaarden hier veel kleiner van omvang. De regio is de erfgenaam van het oude hertogdom Bourgondië, dat zijn bestaansrecht ontleende aan zijn ligging tussen het Franse Koninkrijk en het Heilige Roomse Rijk. Bronnen van inkomsten: veel industrie (staal en textiel), toerisme, graanteelt, rundveehouderij, wijnbouw. Steden: Dijon (hoofdstad), Châlon, Auxerre, Nevers, Macon, Beaune, Le Creusot. Bijna even groot als Nederland, maar met slechts 1,6 miljoen inwoners. Bewoners stammen af van de Germaanse Burgunden, de stam waarnaar het Lied van de Nibelungen gemodelleerd is. In de 5e eeuw vestigden zij zich hier. Chambord Dit enorme renaissancekasteel werd tussen 1519 en 1547 in opdracht van koning Frans I gebouwd. Grootste kasteel aan de Loire: 156 m lang, 117 m breed, 440 vertrekken (de meeste zijn niet gemeubileerd). Tijdens de Franse Revolutie werd het geplunderd door het plebs. Sinds 1930 is het staatsbezit. Chartres Kathedraal van Notre Dame, gebouwd in de 12e en 13e eeuw, gereedgekomen in 1240, is een monument van cultuur, kunst en geschiedenis. Prachtige gebrandschilderde en glasin lood ramen en roosvensters, fraai beeldhouwwerk aan de gevels, portalen en rond het koor. Schatkamer en Karolingische crypte aanwezig. Bedevaartsoord. 152
Châtillon sur Seine Stil stadje in Bourgondië aan de bovenloop van de Seine. Bekend museum met de Crater de Vix, bronzen vat uit 5e eeuw voor Christus. (1.64 m hoog, 206 kilo)Verder grafbijgiften uit tumulus van Keltische prinses en vondsten uit heidense tempels. Kerk, begraafplaats en fort op centrale heuvel. Verwaarloosde woningen. Chaumont Een laan met ceders voert naar de ingang van dit sprookjesachtige kasteel aan de Loire. Het strategisch gelegen bouwwerk stamt uit de 14e eeuw en was oorspronkelijk een fort. In 1560 werd Diane van Poitiers door Catharina de Medici hier naartoe verbannen. Groot omringend park in 19de eeuw aangelegd. Chenonceau Kasteel aan de Cher gelegen. Topattractie, te bereiken via een voorname laan met platanen. Huidige gebouwen opgetrokken tussen 1513 en 1521 in opdracht van een belasting ontvanger des konings… Door de eeuwen heen woonden en sliepen er vele koninginnen, vandaar de bijnaam Château des Dames. Mooie tuinen door de adellijke dames aangelegd. Een dubbele galerij loopt over de rivier naar het andere einde van het paleis. Drukst bezochte kasteel van de hele Loire streek. Cheverny 17e eeuws kasteel opgetrokken uit witte steen. Sinds de bouw in 1634 in handen van dezelfde familie. Het interieur is fraai gemeubileerd, overal hangen wandtapijten uit Vlaanderen / Brabant en schilderijen uit de 17e eeuw. De wapenzaal is het grootste vertrek. In de slaapkamer van de koning (die nooit kwam) staat een hemelbed uit 1550. Schitterende gemeubileerde salons. Het geheel wordt omgeven door een Engelse tuin. Het kasteel lijkt veel op Molensloot uit Kuifje. Vanuit het kasteel wordt nog steeds gejaagd op groot wild. De kennel met tientallen honden is te bezichtigen. Chinon Stad van de schrijver Rabelais. Een van de oudste Gallische nederzettingen, hoog gelegen aan de rivier de Vienne. Sfeervol plaatsje met veel huizen van kalksteen en vakwerk 10.000 inwoners. Ademt nog een middeleeuwse sfeer. Het 12eeeuwse kasteel dateert uit de tijd van de Plantagenets. Van de vesting zelf is niet veel meer over. Was belangrijk in de Honderdjarige Oorlog. Richard Leeuwenhart blies hier zijn laatste adem uit. Clos – Lucé Leonardo da Vinci bewoonde dit herenhuis in Amboise dat met een onderaardse gang met het kasteel was verbonden. Da Vinci was een veelzijdige kunstenaar en geleerde: schilder, beeldhouwer, architect, musicus, dichter, ingenieur. In de kelder staan 40 wonderlijke 153
machines door IBM vervaardigd naar ontwerpen van de geniale da Vinci. Verder te zien: studeerkamer, woon en slaapvertrekken, commodes, wandtapijten en authentieke keuken. Fontenay Abdij door Sint Bernard in 1118 gesticht in de Bourgogne, cisterciënzer klooster. Bijzonder eenheid van stijl, zeer harmonieus. Gelegen op 30 km afstand van Dijon in een bosrijke, heuvelachtige omgeving. Na de Revolutie papierfabriek geweest, oeroude smidse te bezich tigen, blaasbalg door waterkracht aangedreven. Enorme, leeg aandoende kerk met graven. Aardige slaapzaal en kapittelzaal. Watervalletjes en vijvers in de tuinen. In particuliere handen, uitstekend gerestaureerd. Niet alle gebouwen zijn toegankelijk. Fontevraud Kloostercomplex in 1101 gesticht door een kluizenaar met zowel mannelijke als vrouwelijke volgelingen. Eeuwenlang geleid door vrouwen – abdissen – van hoge adel. Genoot tot de Franse Revolutie een hoogstaande reputatie en was rijk aan geld en goederen. Een van de grootste kloostercomplexen in de westerse wereld. Het diende vervolgens tot 1963 als gevangenis. Tegenwoordig is het een cultureel centrum voor seminars, concerten en dergelijke. Het dorp profiteert mee van al die belangstelling, met name de middenstanders. In de dorpskerk is een aantal schatten van het klooster ondergebracht. La Charité sur Loire Kloosterstadje, nog net in Bourgondië liggend. Ooit etappeplaats van de pelgrimsweg naar Compostella. Verwaarloosde indruk, half afgemaakte kerk die een soort dependance van het klooster in Cluny moest voorstellen. Leefde eigenlijk van de giften van de welgestelde pelgrims. Panorama vanaf de stadswallen; ruïne van een fortificatie van de Bourgondiërs. De stad heeft zich gespecialiseerd in oude geschriften, manuscripten en antiquarische boeken: veel boekhandels dus. Loches Ligt in het dal van de Indre. Het centrum is vrijwel geheel ommuurd en het middeleeuwse karakter bleef grotendeels behouden. De donjon ontstond in de 11e eeuw. De familie de Plantagenet had hier zijn thuisbasis. Om de stad werd zwaar gevochten tussen de Engelsen en de Fransen in de Honderdjarige Oorlog. De donjon werd uitgebreid met een paleis en een kastdeel. La Dame de Beauté ofwel Agnes Sorel, de maîtresse van koning Karel VII ligt hier begraven in het Hospis Royal. Loire De langste rivier van Frankrijk (1012 km) heeft een onregelmatig regime en een grillig verloop. Ze ontspringt op een hoogte van ongeveer 1500 meter in het Massif Central en komt na een weidse bocht uit in de Golf van Biskaje. ’s Zomers staat zij bijna droog, maar na 154
hevige regenval kan zij plotseling buiten haar oevers treden. Belangrijkste zijrivieren: Allier, Cher, Indre, Vienne, Mayenne, Sarthe, Loir. Door concurrentie van de trein heeft zij veel van haar oorspronkelijke economische belang verloren. Belangrijke steden aan haar oevers: Le Puy, Nevers, Orléans, Amboise, Blois, Seaumur, Tours, Angers, Nantes en Saint Nazaire. Orléanais Regio in het hart van Frankrijk, een echt Gallisch kruispunt al in de Romeinse tijd. Belaagd door de Hunnen, later ingenomen door Clovis, van toen af aan Frankisch bezit. Het stam gebied van de Franse adel met als hoofdstad Orléans, de stad van Jeanne d’Arc. Bronnen van inkomsten: toerisme, landbouw (graan, maïs), veeteelt en veel industrie. Picardië Een glooiende slibrijke streek ten noorden van Parijs met als hoofdstad Amiens. Door de eeuwen heen heeft deze regio vele invasies gekend, ze was vaak strijdtoneel, onder andere tijdens de bloedige Eerste Wereldoorlog. Vroeger was landbouw (suikerbieten en graan) en textielindustrie belangrijk, maar de laatste is die bijna geheel verdwenen. Steden: Beauvais, Compiègne, Laon, St. Quentin, Soissons, Abbeville. Saumur Stadje in het hart van de Anjou gelegen. Hoog boven de stad torent het 14e – eeuwse Château met onderaardse gewelven en kerkers uit. Geplunderd door de Vikingen. In de 16e en 17e eeuw een protestants bolwerk; bij de herroeping van het Edict van Nantes (1685) vluchtten alle hugenoten, meer dan de helft van de bevolking, naar het buitenland. Beroemde school voor de Cavalerie. De rekruten ervan boden in 1940 drie dagen lang weerstand tegen de oprukkende Duitse legers. St. Aignans Dit stadje van nauwelijks 4.000 inwoners verheft zich trots op de oevers van de Cher. In het trapsgewijze gebouwde centrum staan huizen uit de 16e en 17e eeuw. Het kasteel is in particuliere handen en is niet te bezichtigen. De bezienswaardige Église Collegiale stamt uit de 11e eeuw en heeft een interessante crypte met fresco’s. Touraine Deze streek van plateaus was bij de Franse koningen zeer geliefd getuige de vele fraaie kastelen uit vooral de tijd van de renaissance. In het hart van deze historische streek wordt volgens de Franse puristen het mooiste Frans gesproken. Bronnen van inkomsten: land en tuinbouw; toerisme, wijnverbouw; melk en pluimvee. De hoofdstad is Tours, de stad van Sint Maarten.
155
Tours Deze stad van bijna 300.000 inwoners ligt in het hart van de Loirestreek. Heeft een prachtig oud centrum dat op een schiereiland ligt, vol vakwerkhuizen, historische monumenten en restaurantjes. Al in GalloRomeinse tijd een belangrijk economische en militair centrum. De voormalige Romeinse legerofficier Martinus werd er in 375 tot bisschop benoemd. Ussé Kasteel dat model stond voor het slot van Doornroosje (vereeuwigd in La Belle au Bois Dormant ofwel de Schone Slaapster door Charles Perrault). Verplichte rondleiding met gids. Eén vleugel open voor bezoekers, de andere is classicistisch en later bijgebouwd. Wel aardige meubelstukken. In de toren staan Madame Tussaudachtige beelden van voornoemd sprookje opgesteld. Kasteel met ronde torens, weergangen en kantelen, omringd door een (nu droogstaande) slotgracht. De gotische slotkapel staat vrij van het kasteel, ervoor staan ceders van meer dan 200 jaar oud. Vézelay Middeleeuws dorp, fraai gelegen op een heuveltop, bekroond met een bedevaartskerk. Al in de oudheid door Kelten (Galliërs dus) bewoond en als heiligdom aanbeden. Toeristisch van inslag. Omringd door wijngaarden. Villandry Het renaissancekasteel is niet zo bijzonder; de geometrisch aangelegde siertuinen zijn dat echter wel, vooral als alles in bloei staat. Vanaf 1906 zijn ze op terrassen door de nieuwe Spaanse eigenaar gereconstrueerd. Niet alleen bloemenperken, maar ook moes en kruidentuinen en kleine fruitboompjes werden gebruikt.
156
BOURGONDIË (2007) INLEIDING We maakten deze reis in het voorjaar van 2007. Eigenlijk was er sprake van een meerdaagse excursie, waarin we enkele dagen Bourgondië aandeden. Op de terugweg verbleven we nog een middag in het Lotharingse Metz. We hadden via internet een Campanile hotel in Dijon gereserveerd. De kwaliteit hiervan was iets minder dan we van deze keten gewend zijn, met name op culinair gebied. We bleven daar drie nachten. Oorspronkelijk hadden we ook nog Vichy in de Auvergne op het oog gehad, maar dat uitstapje hadden we geannuleerd, terecht gezien de beperkte tijd die we tot onze beschikking hadden. We maken er deze keer geen uitgebreid reisverslag van. In het kort geven we hieronder de route en de bezochte steden per dag weer. Daarna volgt de informatie per stad, aangevuld met eigen fotowerk. ROUTEBESCHRIJVING VOORJAARSVAKANTIE 2007
DAG / DATUM ROUTE KORTE BESCHRIJVING
1. Zondag 29 april Roermond – Dijon Via Luik, Luxemburg en Nancy. Vertrek 10.30 uur. Aankomst: 17.30 uur. 2. Maandag 30 april Dijon – Auxonne - Dijon Bezichtiging Dijon: hallen, postkantoor. Kerken (Notre Dame, St. Michel, St. Pierre, kathe draal Saint Benigne en crypte), Place de Bourgogne (standbeeld Philips de Goede), vakwerk huizen, Theater (koffie op terras), Place de Liberation met fonteinen, Palais des Ducs, Place Wilson met fontein, Musée de la Vie Borgogne en Musée d’Art Sacré, Place Darcy met cascade en beeld ijsbeer, broodjes kebab bij Arabier. Ritje: stop bij riviertje met oorlogsmonument. Auxonne: cité historique met oude Notre Damekerk, beetje onderkomen. Mooi portaal, koffie in café Central, standbeeld Napoléon, Hôtel de Ville.
157
3. Dinsdag 1 mei Dijon - Beaune – Autun - Dijon Rit langs vignobles, renaissancekasteel. Beaune: Hôtel de Dieu, middeleeuws hospitaal, veel toeristen. Wijnmuseum, Collegiale Kerk, koffie op terras, Belfroi, Jos verstuikt enkel, wandeling over wallen. Autun: kathedraal St. Lazaire, imposant. Capitelenkamer, middeleeuws timpaan hoofd portaal. Wandeling, croque monsieur et quiche Lorraine op terras. Problemen met elektronica van auto, portier alleen open met sleutel. Romeins theater. 4. Woensdag 2 mei Dijon – Langres -Nancy – Metz Jos rekent af met credit card: € 325. Autoroute de péage tot Nancy, daarna door naar Metz. Campanile ten noorden van stad. Onvergetelijk: Jos hoort Clim de eerste volledige zin ooit in het Frans zeggen: “Vous êtes prêts ici?” (tegen kamermeisje). Parkeren Place du Theatre: oude kerk op schiereiland, kades, indrukwekkend hoge kathe draal met ramen van Marc Chagall. Prachtig beeldhouwwerk portalen en gevels, schatkamer met kluisdeuren! Koffie in brasserie. Wandeling binnenstad, terrasjes en gevels. Park aan de Moezel, fonteinen en cascades. Wildwatervaren bij stuw. Problemen bij parkeergarage, meisje erbij. 5. Donderdag 3 mei Metz - Roermond – Luxemburg - Luik Clim rekent op met pinpas. Probleemloos alleen autosnelweg. Thuis om half twee, maar eerst asperges kopen in Herkenbosch en koffie drinken bij ‘Oetsjpanning de Meule’ in Melick.
BOURGOGNE Een regio met vele gezichten Bourgogne, beroemd om zijn wijngaarden, veestapel en grote graanakkers, is vooral interessant vanwege de grote variatie aan landschappen. Bourgogne is een bestuurlijke regio bestaande uit vier departementen in het oosten van Frankrijk. De regio strekt zich uit van de Loire vallei in het westen tot de Saone vlakte in het oosten en bevindt zich in het gebied tussen het Bassin Parisien en het Rhônedal. Het is een mozaïek van landstreken die in de loop van een veelbewogen geschiedenis tot een eenheid zijn samengesmolten en bestaat uit een verzameling zeer verschillende landschapstypen. De centraal gelegen Morvan, de noordelijkste uitloper van het Centraal Massief, wordt omgeven door de steenkoolbekkens van AutunÉpinac en van
158
Montceau les Mines. Deze woeste, vochtige en met dichte bossen bedekte streek vormt een contrast met de vruchtbare veeteeltgebieden eromheen (Nivernais, Auxois, Autunois, Sologne bourbonnaise, Charolais). Het westen hoort landschappelijk al bij het Pays de la Loire. Beboste plateaus sluiten aan op de kleiachtige heuvels van Puisaye, die worden omgeven door de dalen van de Loire en de Yonne. Van Auxerrois naar Cóte d' Or lopen de uit de Juratijd daterende kalksteenplateaus trapsgewijs omhoog. In de heuvels, die zich meer dan 600 m boven de Saonevlakte verheffen, bevinden zich dorpen waarvan de namen onmiddellijk aan beroemde wijnsoorten doen denken zoals Gevrey Chambertin, Nuits Saint¬ Georges en Meursault. De wijnbouw neemt niet veel ruimte in beslag maar is desondanks een van de belangrijkste landbouwactiviteiten van de regio. Erfgenaam van het oude hertogdom Bourgondië Bourgondië, dat geografisch niet echt een eenheid vormt, ontleende het bestaansrecht aan zijn bufferfunctie tussen het Franse koninkrijk en het Heilige Roomse Rijk. Bourgogne, in de tijd van de Galliërs bewoond door de Aduërs, dankt zijn naam aan het Germaanse volk de Burgunder die zich er in de 5e eeuw vestigden. Er vormden zich verscheidene koninkrijken van waaruit in 843 het hertogdom Bourgondië ontstond. Ten tijde van de Capetingische hertogen, die er regeerden totdat hun familie in 1361 uitstierf, was het gebied vrijwel even groot als de huidige regio. Filips de Stoute breidde zijn bezittingen aanzienlijk uit (Vlaanderen, Artois, Franche Comté) door zijn huwelijk met Margareta van Male. Bourgondië beleefde een hoogtepunt toen het toeviel aan Filips de Goede. Door de eerzucht van Karel de Stoute viel het gebied uiteen. Bij zijn dood werd alleen het oorspronkelijke hertogdom opgenomen in het koninkrijk, terwijl de rest van het grondgebied door het huwelijk van zijn enige erfgename Maria in handen kwam van de Habsburgers. Ondanks grote druk weigerden de Staten van Bourgondië zich aan te sluiten bij het Heilige Roomse Rijk. Daarom besloot Karel V het hertogdom officieel aan Frankrijk af te staan bij het verdrag van Crécy. Vanaf dat moment is het lot van Bourgondië onlosmakelijk verbonden met dat van Frankrijk, hoewel de rivaliteit tussen dat land en het Huis van Oostenrijk tot aan het begin van de 20e eeuw heeft voortgeduurd. Kleurrijk verleden Zelfs de legendarische Franse held Vercingetorix kon uiteindelijk de kolonisatiedrang van Caesar niet keren. Via Rhône en Saone zochten de Romeinen hun weg stroomopwaarts, vanuit hun Franse provincie (nu de Provence) naar onder meer Autun, op dat moment Gallië's tweede stad. Zij namen hun cultuur mee en zo pronkt Autun tot op dit moment met de overblijfselen van een Romeins theater en de tempel van Janus. In het museum van Sens prijkt een boeiende collectie van GalloRomeinse sculptuur. Ook recente opgravingen geven aan dat Bourgondië van Romeins belang was. Bij Malain (20 km westelijk van Dijon) werd Mediolanum weer aan de aarde onttrokken. Eigenlijk heeft het Romeinse leven overal zijn sporen nagelaten. In de 5e eeuw liet een al weer verzwakt Romeins bestuur toe dat een zwervende stam zich bij Genève vestigde. Deze pioniers hadden een lange, noordelijke reis achter de rug (BornhoIm, nu Denemarken) en verlegden de grenzen van hun nieuwe koninkrijk al vlot tot het huidige Bourgondië was ingelijfd. Deze 'Burgundarhomers', de naamgevers van de streek, pasten zich moeiteloos aan. Romeinse reglementen en het christelijke geloof waren hen snel eigen.
159
Terug naar de monniken In 1098 werd de kloosterorde van Cîteaux (van de cisterciënzers) gesticht. In feite werd hiermee aangegeven dat niet iedere geestelijke gediend was van de pracht en praal waarmee de monniken van Cluny's orde zich omringden. De Cluniazenser hadden misschien nog wel de regel van Benedictus in hun achterhoofd (gehoorzaamheid, handenarbeid en kuisheid), met hun handen maakten ze die niet meer waar. Boeren op verpachte landerijen verstrekten de agrarische producten en de geschenkenstroom werd alsmaar groter. Daarom zette Bernardus van Clairvaux een internationale keten van nieuwe kloosters op gang:. Samenlevingen die, teruggetrokken in wouden en moerassen, het woeste land in cultuur brachten en de oorspronkelijke regel weer zo goed mogelijk trachtten na te leven. Zo werden de cisterciënzers capabele ambachtslieden die hun hand niet omdraaiden voor wijnbouw of mijnbouw, en als specialisten in de veeteelt, landontginning en architectuur golden. Toch werd ook deze armoede predikende orde zeer rijk en hield al snel bossen, molens en mijnen in eigendom, van Rusland tot Ierland. Het leek wel of Bourgondië alleen welstand en rijkdom uit kon dragen. De gouden Eeuw van Bourgondië In de 14e en de 15e eeuw konden de hertogen van Bourgondië terecht neerkijken op de geringere macht van de Franse koningen. Philippe le Bon (Philips de Goede) ging zelfs een alliantie aan met de Engelsen. Een gedreven politiek vol oorlogen, kolonisaties en landopleverende huwelijken vanuit hofstad Dijon zorgde voor een uitdijend, zelfstandig rijk tussen de Fransen en de Duitsers. Rijk ook, Dijons gevels bulkten van het beeldhouwwerk. Bijna al het grondgebied van de huidige Benelux viel onder het bestuur van de hertogen die door hun florerende rijk de afgunst van de Fransen opwekten. Tijdens de slag om Lotharingen werd de soevereiniteit van Bourgondië gebroken, onder meer door hertog Karel de Stoute te vellen. De Bourgondische vlag moest gestreken. De Franse kon in Dijon wapperen. Het rijk was dan verleden tijd. De machtige families van het hertogdom wisten toch succes vol stand te houden. Net als het voormalige hof bleven zij werk afnemen bij Nederlandse. Vlaamse en Italiaanse kunstenaars. De militaire macht mocht dan weggevallen zijn, de culturele kracht zou nog lang bloeien. De gloedvolle inrichting van Cormatins kasteel en de klassieke vleugels van Commarin vormen sprekende bewijzen. En Dijon bleef een voornaam artistiek centrum binnen Europa. Kastelen, forten en statige panden In feodale tijden was een beschermd huis een groot goed. De Bourgondische heren lieten daarom ook stoere, weerbare burchten opmetselen. U vindt ze verspreid door geheel Bourgondië terug. Ze zijn vaak verbouwd want de noodzaak kantelen en pijlspleten, kanonnenluiken en torens te handhaven, verdween in de loop der tijden zodat de ramen werden verbreed, de defensieve complexen met renaissancekunst werden versierd en statige kastelen in een sfeer van luxueuze weelde op gingen. De vlaggen en wapenschilden bleven, ook in Dijon, waar het Palais des Ducs het comfort van de grote hertogen diende. Hier genieten de kastelen van Bourgondië minder faam dan haar Romaanse kerken en haar kunsteden, toch vormen ze een rijk en erg gevarieerd patrimonium. Zij gelden als een trouwe weerspiegeling van terzelfder tijd de afstandelijke én sterke contacten die deze provincie onderhield met de koninklijke macht van het" Ancien Régime ". Ze zijn echter ook de uitdrukking van het edele en adellijke, hoewel nochtans hoofdzakelijk landelijke, Bourgondië. De geest van beroemde persoonlijkheden zoals Vauban en Madame de Sévigné, Lamartine en Colette zweeft er nog rond, van Bazoches tot Cormatin. Maar de kastelen van Bourgondië met hun uitgestrekte domeinen wenken ook voor een bezoek aan hun prachtige tuinen en voor een
160
kennismaking met het eenvoudige werk van de landschapstuinders, die de landbouwers in de vier windstreken van Bourgondië door de eeuwen heen waren. Bevolking Bourgondië telt in totaal ca. 1,7 miljoen ‘Bourguignons’ (15e Franse regio) en heeft een bevolkings dichtheid van ca. 51 inwoners per km2 (landelijke ca. 100 per km2). Bourgondië bestaat voor een groot deel uit landelijke gebieden, maar de meeste mensen wonen in de stedelijke gebieden: ca. de helft van de Bourgondiërs leeft op slechts 5% van het grondgebied. Grootste steden Dijon
350.000 inwoners / ChalonsurSaône
55.000 inwoners
Nevers
40.900 inwoners / Auxerre
38.820 inwoners
Mâcon
36.100 inwoners / Beaune
22.900 inwoners
Autun
18.100 inwoners / Auxonne
12.800 inwoners
TYPISCH BOURGONDIË Wijn Al aan het begin van onze jaartelling werd er op het Bourgondische grondgebied wijn geproduceerd. In de Middeleeuwen waren het vooral de monniken die bezighielden met de wijnbouw. Vier abdijen waren zeer belangrijk: Cluny, Cîteaux, Bèze en SaintVivant. In de 18e eeuw begon de professionele wijnhandel zich te ontwikkelen en de eerste commerciële groothandels vestigden zich in Beaune en daarna in NuitsStGeorge en Dijon. Een drama voor de wijnbouw was de Amerikaanse druifluis fylloxera, die in de tweede helft van de 19e eeuw alle Bourgondische wijngaarden verwoestte. Zij konden zich herstellen dankzij het enten van Franse wijnstokken op Amerikaanse onderstammen die wel bestand waren tegen de fylloxera. De kwaliteit van een wijn wordt vooral bepaald door het druivenras (cépage), de kwaliteit van de bodem (terroir) en het klimaat. De Bourgondische wijngaarden zijn terrasgewijs aangelegd op hellingen waarvan de hoogte varieert tussen de 200 en 500 meter. De oriëntatie van de hellingen is zeer belangrijk en verschilt voor elk gebied. In elk wijndorp zijn de wijngaarden verdeeld in ‘climats’, die worden samengesteld aan de hand van bodem en de ligging van het terrein. Voor een goede bourgognewijn is het essentieel goed te letten op het jaar waarin de wijn gebotteld is, aangezien weersomstandigheden de kwaliteit van de wijnen sterk beïnvloedt. Uitstekende jaren voor witte bourgogne zijn 1989 en 1995, voor rode bourgogne 1985, 1990 en 1995. Bourgognes rijpen goed en bereiken na enkele jaren al hun top. In het algemeen laat men ze bij voorkeur vijf tot zeven jaar liggen. Grote witte wijnen daarentegen acht tot tien jaar en 161
grote rode wijnen tien tot vijftien jaar. Afhankelijk van de druif en het klimaat wordt er in september of oktober geplukt. Dat gebeurt vaak nog met de hand, maar ook steeds meer met geavanceerde plukmachines. Soort druiven
Pinot noir: met deze druiven worden de belangrijke rode wijnen van de Côte gemaakt. De productie is vooral gericht op bewaarwijnen die tien tot twintig jaar moeten rijpen. Chardonnay: zeer geschikt voor de belangrijke witte wijnen van Bourgondië. Deze druivensoort gedijt het beste op kalkrijke, mergelhoudende bodems. Gamay: wordt gebruikt voor de rode wijnen van de granietbodems van de Beaujolais, maar ook Aligoté: witte druif die alleen gebruikt wordt voor de productie van de frisse, fruitige ‘bourgogne aligoté’.
Beaujolaiswijnen Sinds 1930 wordt de Beaujolais erkend als het meest zuidelijke wijngebied van de Bourgogne en heeft zijn naam te danken aan het huis Beaujeu. De wijnbouw in dit gebied dateert al uit de tijd van de Romeinen. De beaujolaiswijnen waren zeer populair in de Middeleeuwen, maar raakte in de 17e eeuw uit de gratie. In de 18e eeuw werden zij herontdekt. De gamay druif levert een frisse, fruitige wijn op, die jong gedronken wordt en in tegenstelling tot de meeste andere rode wijnen gekoeld wordt. MEER INFO DIJON GESCHIEDENIS Is de hoofdstad van het departement Côted’Or en tevens hoofdstad van de regio Bourgondië. Ligt op 245 m hoogte aan de samenvloeiing van de Suzon en de Ouche en het kanaal van Bourgondië. Dijon is ontstaan uit het Romeinse Castellum Divio, gelegen aan de heerbaan Lyon Mainz. In de 5de eeuw werd in de nabijheid een klooster, SaintBénigne, gesticht, dat was gewijd aan een martelaar van die naam uit de derde eeuw, die Bourgogne kerstende. In 1015 maakte Dijon deel uit van het hertogdom Bourgondië, dat veroverd werd door Robert. II de Vrome, die zijn tweede zoon, Robert, als erfelijk hertog aan het hoofd stelde. In 1137 werd het plaatsje door brand verwoest. Bij de herbouw werd de vestiging rondom de abdij bij de handelsnederzetting getrokken en het geheel werd omgeven door een muur met elf poorten. Toen in 1363 Jan II de Goede zijn vierde zoon, Filips de Stoute, met het hertogdom beleende, begon de gouden eeuw voor Dijon. Filips was de eerste telg uit het Huis Valois, dat de vier om hun rijkdom en macht befaamde 'Grands Ducs d'Occident' leverde: na Filips de Stoute: Jan zonder Vrees, Filips de Goede en Karel de Stoute. Zij waren het die de stad haar grootste monumenten schonken, kunstenaars naar hun hof haalden en Dijon tot een centrum van cultuur maakten. In 1477, na de dood van Karel de Stoute, kwam het hertogdom weer aan de Franse kroon. Dijon werd provinciehoofdplaats. De stad behield echter een belangrijke positie als zetel van de 'États de Bourgogne', een regionaal college bestaande uit afgevaardigden van de clerus, de adel en de derde
162
stand dat iedere drie jaar in Dijon in plechtige zitting bijeenkwam. Na de Franse Revolutie verloor de stad haar betekenis als cultureel centrum, maar in het midden van de 19de eeuw bloeide zij weer op, als gevolg van de aanleg van de spoorwegen. Dijon werd een belangrijk verkeersknooppunt en het stationsemplacement behoort tot de grootste van Frankrijk. Het is een centrum van handel, o.m. van wijn uit de omgeving en industrie. Uit Dijon komen befaamde culinaire producten zoals mosterd, koek, cassis en slakken, escargots. BEZIENSWAARDIGHEDEN In het historische centrum getuigen, behalve kerken en monumentale openbare gebouwen, vele woonhuizen, hôtels, uit de 15de18de eeuw van Dijons vroegere betekenis. De Rue Verrerie, waarin huizen met van snijwerk voorziene balken staan; Rue Chaûdronnerie, met het Maison des Cariatides, 1603, en de Rue Vannerie met 18deeeuwse huizen. Ook in de omgeving van het Palais de Justice liggen bezienswaardige huizen, zoals het Hôtel Liégeard in de gelijknamige straat, met renaissance façade en classicistisch binnenhof, en het Hôtel FyotdeMimeure, Rue de l'Amiral Roussin, waarvan de gevel is ontworpen door de architect en beeldhouwer Hugues Sambin, tweede helft van de 16de eeuw. Palais des Ducs et des États de Bourgogne Het oude paleis van de hertogen van Bourgogne, dat sinds Karel de Stoute niet meer in gebruik was, werd in de 17de, 18de en 19de eeuw aanzienlijk uitgebreid. Tussen 1669 en 1701 werd tegenover de Cour d'Honneur, het voorplein, de halfronde, door arcaden omsloten Place Royale, thans Place de la Libération, aangelegd. Het complex groepeert zich rondom drie binnenhoven. Het centrale voorplein staat in verbinding met de Cour de Flore, links. Daaraan liggen de Chapelle des Elus, met Louis XV decoratie, de Salle de Flore en de Salle des Etats, bereikbaar via een fraaie in 1736 door Jacques Gabriel ontworpen trap. Aan de rechterzijde staat het voorplein in verbinding met de Cour de Bar, gedomineerd door de Tour de Bar, 14de eeuw, voor Filips de Stoute gebouwd. Aan de noordzijde wordt het voorplein deels afgesloten door de Salle de Garde, 15de eeuw, gerestaureerd in de 16de eeuw, met daarnaast de Tour Philippe – le Bon, 46 m hoog, voltooid in de 15de eeuw. Musée des Beaux Arts Dit zeer rijke museum is ondergebracht in het oude hertogelijke paleis en in de oostelijke vleugel die voor de États de Bourgogne werd aangebouwd. Van het oude paleis zijn hier nog de keukens, midden 15de eeuw, met zes enorme schoorstenen te zien. De trots van het museum is de Salle de Garde. Hier zijn de kunstwerken, afkomstig uit het klooster van Champmol, opgesteld: het praalgraf van Filips de Stoute, 13851410, waaraan Jean de Marville, Claus Sluter en Klaas van de Werve hebben gewerkt en dat omgeven is door 41 beeldjes, de zgn. pleurants, die rouwenden voorstellen. Chartreuse de Champmol Filips de Stoute stichtte dit klooster als mausoleum voor zijn geslacht. Het werd in 1793 verwoest; later werd op deze plaats een psychiatrische inrichting gebouwd. Het portaal van de kloosterkerk, met beeldhouwwerk van Sluter, is nog ter plekke te zien. Op een overdekte binnenplaats bevindt zich zijn Mozesput, in feite de sokkel van een monumentale kruisigingsgroep, vervaardigd tussen 1395 en 1405. Grote figuren, voorstellend Mozes, David, Jeremias, Zacharias, Daniël en Jesaja, omgeven het zeshoekige voetstuk. Dit meesterwerk van Sluter was oorspronkelijk gepolychromeerd, de beschilderde repliek die zich in het museum in Dijon bevindt, geeft een idee van de oorspronkelijke kleuren.
163
Kerk Saint-Michel Met de bouw, in flamboyant gotische stijl, werd begonnen in de 15de eeuw. De voorgevel is in renaissancestijl. De beide torens werden in de 17de eeuw voltooid. Het interieur is gotisch. Het belangrijkst is de façade met drie portalen, waarvan het rechter het oudst uit 1537 is. Over de gehele breedte boven de portalen loopt een met lofwerk en grotesken versierde fries. In de medaillons eronder zijn portretbusten van profeten aangebracht: David, Baruch, Jesaja en Ezechiël, alsmede van koning David, met de harp, en Mozes, met de tafelen der wet. Op het timpaan van het middenportaal is het laatste oordeel afgebeeld, een Zuidnederlands werk uit de 16de eeuw. Kathedraal Saint-Bénigne Het graf van Bénigne, 3de eeuw, trok al spoedig vele pelgrims, nog altijd wordt er op 20 november een bedevaart heen gehouden. De invloedrijke abt van het bij dit graf gestichte klooster, Willem van Volpiano, liet in de 10de eeuw een pelgrimskerk bouwen, die als crypte van de huidige kerk bewaard bleef. Het centrale, ronde deel van de crypte wordt omgeven door een dubbele zuilenrij; de oorspron kelijke kapitelen zijn hier deels bewaard gebleven. Aan de oostzijde van de crypte bevindt zich de toegang tot een kapel uit de 6de eeuw. De kerk zelf is in haar huidige gedaante puur gotisch, maar onder het overdekte voorportaal is nog het romaanse, 12deeeuwse portaal te zien. De 93 m hoge torenspits op de kruising is neogotisch, echt flamboyant, en dateert uit 1896. Kerk Notre-Dame Deze 13deeeuwse kerk is een fraai voorbeeld van de gotische bouwkunst in Bourgogne. Boven de monumentale driedelige hoofdingang lopen twee bogengalerijen en drie rijen imitatiegargouilles, waterspuwers. Het speeluurwerk op de rechtertoren, een zgn. jaquemart, mannetje met hamer dat de uren slaat, werd in 1383 door Filips de Stoute op de stad Kortrijk veroverd. In 1610 werd een vrouwtjesfiguur aan het uurwerk toegevoegd, in 1714, resp. 1881 gevolgd door een 'jongetje', genaamd Jacquelinet, dat op een kleiner klokje slaat, en een 'meisje', Jacquelinette, dat de kwartieren slaat. In het interieur 13deeeuwse ramen, een 15deeeuws fresco en een uit de 11de eeuw daterend beeld van een zwarte madonna, voorwerp van grote verering in Dijon. Overige musea In de voormalige kerk SaintÉtienne is het Musée Rude ondergebracht, gewijd aan de in Dijon geboren beeldhouwer François Rude, 17841855. Het Musée Magnin, in een elegant gebouwd en gemeubileerd woonhuis uit de 17de eeuw, herbergt een interessante collectie Franse en buitenlandse schilderijen uit de 16de tot de 19de eeuw. Het Archeologisch museum, gevestigd in de voormalige abdij Saint Bénigne, bewaart prehistorische voorwerpen en GalloRomeins beeldhouwwerk in de 11deeeuwse kelders, en waardevolle middeleeuwse sculpturen in de 13deeeuwse slaapzaal. Overige bezienswaardigheden Het Palais de Justice, dat uit de l6de eeuw dateert, was vroeger de zetel van het parlement van Bourgogne. Het gebouw heeft een fraaie voorgevel in renaissancestijl en een bezienswaardig interieur, betimmerde gewelven in de wachtruimte, de Salle des PasPerdus, prachtig l7deeeuws plafond in de zittingzaal, koorhek in de HeiligeGeestkapel.
164
AUXONNE Auxonne ligt ongeveer 35 kilometer ten oosten van Dijon. Het is een oud stadje, zoals zoveel in deze streek, dat zich afficheert als “cité historique”. Het ligt aan een kanaal, waar veel varende toeristen aanleggen. In de middeleeuwen was het een vestingstadje, de restanten hiervan zijn er nog te bekijken. De Notre Dame - kerk Centraal gelegen in het stadje is de kerk van Notre Dame, de trekpleister. Aan de voorkant is een toren niet afgebouwd. Later is er wel een spitse toren van 70 meter aan de achterkant bijgebouwd. Het voorportaal maakt indruk met haar prachtige beeldhouwwerk dat schittert in de zon, het schijnt in het begin van 1500 te zijn gebouwd. De kerk zelf (althans het oudste gedeelte) stamt uit de twaalfde eeuw. Van binnen is de kerk duidelijk oud, want niet goed onderhouden. Ze zijn er wel bezig met restauratiewerkzaamheden, maar dat schiet niet op. Het is er tamelijk duister. Interessant zijn: het orgel, een preekstoel, een bronzen adelaar en andere attributen. We zijn er de enige bezoekers op een stel oudere fietsers na, naar alle waarschijnlijkheid Hollanders. Napoleon op de sokkel Aan de kerk grenst een plein waarop een standbeeld van Napoleon domineert. De grote veldheer verbleef enkele keren een nachtje of zo in het stadje. Verder liggen er nog het Hôtel de Ville (stadhuis) en enkele vakwerkhuizen met veranda uit de 15de eeuw. BEAUNE Beaune ligt in het departement Coted`Or. Is een belangrijk toeristisch centrum in het hart van Bourgondië, was tot in de 14de eeuw de residentie van de hertogen van Bourgondië. Het stadsbeeld wordt bepaald door talrijke gebouwen uit de middeleeuwen en de renaissance. De stad is vooral vermaard om het voormalige hospitaal HótelDieu in 1443 gesticht door Nicolas Rolin, kanselier van Bourgondië, die een deel van zijn aanzienlijke fortuin besteedde aan liefdadigheid en aan kunstwerken. Als een van de centra van de bourgognewijnbouw heeft Beaune een wijnmuseum, ondergebracht in de voormalige hertogelijke residentie. MEER INFO HÔTEL -DIEU Het complex is een mooi voorbeeld van Bourgondisch Vlaamse bouwkunst. Tot 1971 was het in gebruik als ziekenhuis, sedertdien is er een bejaardenhuis in gevestigd. De uit decoratief oogpunt opvallendste elementen aan het overigens vrij sobere exterieur zijn de daken met hun kleurrijke, in geometrische patronen gelegde bedekking en hun vele met pinakels bekroonde dakkapellen. De gebouwen, met houten gaanderijen, zijn gegroepeerd rondom een binnenplaats met een oude put. De grote, 52 m lange ziekenzaal, Grand' Salle of Chambre des Pauvres, met polychroom houten dakstoel wordt door een houten afsluiting, later vervaardigd, in een imitatie van de gotische stijl, gescheiden van de kapel. In de kapel, die in de 19de eeuw werd gerestaureerd, herinnert een koperen plaat aan
165
Guigone de Salins, echtgenote van Rolin en medeoprichtster van het HôtelDieu. Te bezichtigen zijn voorts o.a. de oude apotheek met vazen en potten van faience en tin en met grote bronzen vijzels, de kleine binnenplaats met standbeelden van Nicolas Rolin en Guigone de Salins en van buitenaf de oude hospitaalkeuken. Het Laatste Oordeel Het complex bevat ook een museum, waarin een apart hiervoor gebouwde zaal de beroemde polyptiek of veelluik Het Laatste Oordeel van Rogier van der Weyden geëxposeerd is. Het stuk was in 1443 door Rolin bij de Vlaamse kunstenaar besteld ter opluistering van het altaar in de Grand Salle, waar de zieken in bed de mis konden bijwonen. Het altaarstuk behoort tot de hoofdwerken van de 15deeeuwse Vlaamse schilderkunst. Op het middenpaneel een majestueuze, tronende Christus op een regenboog, te midden van wolken. Onder hem, omgeven door trompetblazende engelen, de aartsengel Michaël, die de zielen weegt. Ter weerszijden van deze centrale voorstelling de heilige Maria en de heilige Johannes, met achter hen o.a. apostelen. Geheel onder op de aarde ziet men de doden uit hun graven opstijgen. Links worden de uitverkorenen naar het paradijs geleid, rechts wacht de verworpenen de hel. Vermelding verdienen verder de wandtapijten in het museum, waaronder die van het echtpaar Rolin, met hun wapens, de initialen G en N en het devies 'Seulle', teken van trouwe aanhankelijkheid van Rolin aan zijn vrouw.
Collegiale kerk Notre-Dame Ondanks de vele latere toevoegingen is de kerk, met de bouw waarvan tegen 1120 begonnen werd, een mooi voorbeeld van de romaanse Bourgondische bouwschool, die haar uitgangspunt heeft in de abdijkerk van Cluny. Het grote, drieledige voorportaal stamt uit de 14de eeuw. De sculpturen die het eens sierden, zijn tijdens de Revolutie verwoest, maar de 15deeeuwse gebeeldhouwde deuren zijn gespaard gebleven. De verschillende bouwfasen zijn aan de buitenzijde goed te onderscheiden: puur romaans zijn de kooromgang en de absidiolen, de steunbogen stammen uit de 14de eeuw. De vieringtoren wordt bekroond door een 16deeeuwse lantaarn. In de rechterzijbeuk o.a. een renaissancekapel met een mooi cassetteplafond. Tot het bezit van de kerk behoort ook een schitterende reeks wandtapijten, het leven van Maria voorstellend. De reeks bestaat uit 17 scènes, verdeeld over vijf tapijten. De kapittelzaal en een gedeelte van de 13deeeuwse kloostergang zijn gerestaureerd. Musée du Vin de Bourgogne Dit wijnbouwmuseum is gevestigd in het voormalige Hôtel des Ducs de Bourgogne uit de 15de16de eeuw waarvan de gebouwen rondom een onregelmatig binnenplein liggen. Het museum, dat een inzicht geeft in de geschiedenis en in de procédés van de Bourgondische wijnbouw, bezit behalve een grote collectie kuipen, wijnpersen, flessen, tastevins en kuipersbenodigdheden, twee toepasselijke wandtapijten uit Aubussin: één van Lurçat en één van Michel Tourlière.
166
Andere bezienswaardigheden Op de Place Monge een l4deeeuwse klokkentoren en een door Rude gemaakt standbeeld van Gaspard Monge, 18deeeuw, een beroemde, in Beaune geboren wis en natuurkundige, oprichter van de Ecole Polytechnique te Parijs. Hôtel de la Rochepot: een l6deeeuws gebouw met een fraaie gotische façade en een voorplein in renaissancestijl. Ook de belfroi (de vijftiendeeeuwse klokkentoren) is de moeite waard. AUTUN Autun is een stad in de regio Bourgogne in Frankrijk. In 1999 woonden er 16.419 mensen, die Autunois worden genoemd. Autun ligt in een heuvelachtig gebied met bossen, net buiten het natuurpark van de Morvan. De stad ligt aan de rivier Arroux. Romeinse oorsprong Autun dankt zijn naam aan de Romeinse keizer Augustus, die rond het begin van onze jaartelling op de plek van het huidige Autun de stad Augustodonum stichtte. Hij wilde in Gallië een stad stichten die de macht van Rome zou uitdrukken. Daarom kreeg Autun enkele indrukwekkende gebouwen; van sommige ervan zijn vandaag nog de overblijfselen te zien. Uit de Romeinse periode bleven enkele stadspoorten en een amfitheater bewaard. Ook is er net buiten de stad een ruïne van een Romeinse tempel (Temple de Janus) en een Romeins theater bewaard gebleven. Autun lag aan de weg tussen Lyon en Boulogne, die zowel voor de handel als in strategisch opzicht belangrijk was. In de Middeleeuwen kende Autun opnieuw een bloeiperiode. Het werd een religieus centrum en kreeg een kathedraal. Het opvallendste gebouw in de stad is de kathedraal SaintLazare, waarvan de bouw begon in de 12e eeuw. Het timpaan van het hoofdportaal wordt beschouwd als een van de meesterwerken van Romaanse beeldhouwkunst. Het stelt het Laatste Oordeel voor. De beeldhouwer, Gislebertus, heeft zijn naam aangebracht onder de voeten van Christus. BEZIENSWAARDIGHEDEN Musée Rolin Bevat GalloRomeinse vondsten, belangrijk middeleeuws beeldhouwwerk, o.m. van Gislebertus, en 12deeeuwse beelden van een monnik Martin, afkomstig van de graftombe van de heilige Lazarus. Beroemd is ook een 15deeeuws Bourgondisch beeld, de Vierge d'Autun. De beeldhouwer Gislebertus vervaardigde de lange, slangachtige Eva, een groot naakt. Van de schilderijen valt op een Geboorte van Christus van de hand van de Meester van Moulins. Musée Lapidaire Is gehuisvest in de voormalige St.Nicolaaskapel, herbergt Romeinse en middeleeuwse archi tectuurfragmenten. In de bibliotheek van het stadhuis bevinden zich waardevolle handschriften. Kathedraal St-Lazare Wie in Autun naar de sporen van het Romaanse verleden zoekt, wordt rijkelijk beloond: de hele stad lijkt op een museum en geldt niet voor niets als een van de belangrijkste centra van Romaanse kunst in Bourgondië. Kort voordat Caesar de Galliërs op de nabij gelegen Mont Beuvray versloeg, werd de stad
167
gesticht, en weldra groeide zij tot een grote Romeinse vestigingsplaats uit met tempels, aquaducten en machtige verdedigingstorens. Omstreeks het jaar 1000, op het hoogtepunt van de Romaanse kunst, was Autun niet alleen onderhevig aan de beïnvloeding van Cluny, dat in het christendom een overheersende rol speelde, maar ook gingen in omgekeerde richting van hier impulsen uit, waarvan de nawerking in de Bourgondische kunst te bespeuren is. Zo namen de cluniacenzer bouwmeesters de beroemde stadspoort, de Porte d’Arroux, tot voorbeeld voor hun eigen scheppingen. Een epitaaf, grafsteen, uit de tweede eeuw na Chr., het oudste christelijke document van Gallië, bewijst onder meer de ideologische betekenis van Autun in vroegchristelijke tijden. Bedevaartkerk De Saint Lazare kathedraal was van begin af aan een bedevaartskerk, en wel een met een bijzondere betekenis. De pelgrims die hier bijeenkwamen, waren niet de van het geloof vervulde reizigers op weg naar Santiago, maar de door de maatschappij verstoten leprozen, die op de wonderlijke genezing door hun schutspatroon, de Heilige Lazarus, hoopten. In de leprozerieën van de voorsteden samen gedreven, door ruiters met speren op afstand en tegelijkertijd bijeengehouden, werd de schare ellendigen naar de voor haar bestemde voorhal gedreven, waarboven het timpaan van Gislebertus zich verheft. En wat zij daar zagen was geen genadevoltrekking, geen belofte van troost en evenmin een verkondiging van de Blijde Boodschap, waarop ze volgens de kerkelijke wetten toch al geen recht hadden. Het was de aanschouwing van de verschrikkingen en de vervloeking van de jongste Dag, een weerspiegeling van hun eigen leven; hopeloos zowel op aarde als in de eeuwigheid. Unieke timpaan Dat dit behouden bleef, is te danken aan de wansmaak van de 18de eeuw. Uit onbehagen over de al te duidelijke beeldentaal met haar drastische voorstelling van de duivelse verschrikkingen, werd het resoluut in het gips gezet en volgens de toen heersende smaak bewerkt. Zodoende bleef het per ongeluk bewaard voor de vernietigende kracht van de Franse Revolutie. Zelfs de afgehouwen Christuskop werd op wonderbaarlijke wijze teruggevonden en kon na de opgraving op zijn oude plaats worden teruggezet. Dit timpaan, in zijn gehele opzet overeenkomsten vertonend met dat in Vézelay, bezit niets dat aan verlossing doet denken; het is niet lieflijk, maar veeleer een aangrijpend en indringend document van afgrijzen. Heilige Lazarus Het heet dat in de 11de eeuw het gebeente van de Heilige Lazarus, die met de Heilige Maria de Middellandse Zee overgestoken en in Marseille gestorven was, door de legendarische Girard de Roussillon naar Autun was gebracht. Van hun oorspronkelijke verblijfplaats, de SaintNazairekerk, is tegenwoordig niets meer terug te vinden. Dit kan de voorloopster van de SaintLazarekathedraal geweest zijn, die speciaal ter ere van de relikwieën tussen 1120 en 1140 was verrezen. Met haar grondplan en uiterlijke afmetingen die nog nadrukkelijk op de klassieke oudheid leunen, vormt de binnenruimte een schitterend voorbeeld van Romaanse sacrale, gewijde, bouwkunst, met een eigenaardige kracht en een bijna gotisch te noemen verticale beweging. Het is in wezen het werk van meester Gislebertus, die vooral door de schepping van het timpaan onsterfelijk werd.
MEER INFO METZ Metz is de hoofdstad van het departement Moselle, Moezel, van de regio Lorraine (Lotharingen) en gelegen aan de samenvloeiing van de Moezel en de Seille. Metz, de naam is afgeleid van het oude Mediomatricum, sinds de 4de eeuw bisschopszetel en destijds hoofdstad van Austrasië, het oostelijke deel van het Merovingische rijk, behoorde sinds 879 / 880 tot het Oostfrankische, Duitse, rijk. In de 13de eeuw werd het een vrije rijksstad. In 1552 kwamen stad en bisdom, met Toul en Verdun, aan
168
Hendrik II van Frankrijk. Sinds 1871, eind van de FransDuitse oorlog, was Metz hoofdstad van het Duitse district Lotharingen. Na het Verdrag van Versailles, 1919, werd het de hoofdstad van het Franse departement Mosel1e. In 1944 werd om de aan de samenvloeiing van de Moezel, Moselle, en Seille gelegen stad tweeëneenhalve maand gevochten; in november 1944 trokken de Amerikanen het zwaargehavende Metz binnen. Kathedraal Saint-Étienne Met de bouw werd ca. 1220 begonnen, waarbij twee hier staande, verschillend georiënteerde kerken NotreDameLaRonde en SaintEtienne onder één kap werden gebracht. Van de eerstgenoemde is het koor terug te vinden in de huidige kapel NotreDame. De kerk heeft twee symmetrische torens uit het eind van de 13de eeuw: de Tour du Chapitre, links, en de Tour de Mutte, rechts. De derde verdieping van laatstgenoemde toren, die tevens het stedelijk belfort is, dateert uit de 15de eeuw. Hier hangt de zware klok, de Dame Mutte, 1605. De naam komt van ameuter, hetgeen 'in rep en roer brengen' betekent. De klok is geen eigendom van de kathedraal, maar van de stad. Het schip, ruim 40 m hoog, behoort tot de hoogste van Frankrijk. Een gebeeldhouwde fries, tussen het triforium en de hoge ramen, loopt rondom het gehele interieur. De kathedraal is beroemd om de ramen, die van een uitzonderlijke omvang en kwaliteit zijn. Het schitterende roosvenster in de façade heeft een diameter van 11 m en dateert uit de 14de eeuw. De meeste andere ramen zijn tussen 1521 en 1539 geplaatst, maar ook moderne kunstenaars als Chagall, Villon en Bissière hebben glazen voor de kathedraal gemaakt. In het sterk verhoogde koor staat de marmeren Siège de SaintClément, een bisschopszetel die uit de Merovingische tijd stamt. In de eerste travee van de linkerzijbeuk, onder een 14deeeuws raam gewijd aan NotreDamedePitié, staat een Romeins porfieren bekken. De rijke kerkschat omvat o.m. de ring van SaintArnoult, een vroegchristelijke gouden ring, en een Byzantijnse mantel van rode zijde, eind 11debegin 12de eeuw, de zgn. mantel van Karel de Grote. Overige kerken De kerk SaintPierreauxNonains, gelegen op een binnenplaats bij het arsenaal, geldt als de oudste van Frankrijk. Zij behoorde tot een benedictijnen abdij die in de 7de eeuw werd gesticht. Bewaard bleef slechts het schip, dat in de 7de eeuw werd gebouwd op de plaats en met de restanten van een 4deeeuwse Romeinse basilica. In de nabijheid ligt de hoogst originele, achthoekige Chapelle des Templiers, vermoedelijk 12de eeuw, waarvan zeven zijden een klein venster hebben. De achtste zijde geeft toegang tot het vierkante koor, dat door een apsis wordt verlengd. De schilderingen zijn modern, behalve één uit de 14de eeuw, in een nis aan de rechterkant. De niet ver van de Moezeloever gelegen kerk SaintMartin, begin 13de eeuw, is opgetrokken op Romeinse fundamenten, resten van de eerste stadsversterkingen. De kerk heeft 15de en 16de eeuwse ramen en een orgelkast in Lodewijk XVstijl Militaire architectuur De Porte des Allemands, zo genoemd naar een orde van Duitse hospitaalbroeders die zich in de 13de eeuw in de nabijheid vestigde, die in 1944 zwaar werd beschadigd, toont aan de stadszijde twee ronde torens die behoorden tot de stadsversterking uit de 13de eeuw. De twee van kantelen voorziene torens aan de buitenzijde dateren uit het midden van de 15de eeuw. Eveneens 15deeeuws is de Tour Camoujle.
169
Civiele bouwkunst
Het Hôtel de SaintLivier, deels daterend uit de 12de eeuw, heeft een door wachttorentjes bekroonde façade. Op de binnenplaats zijn nog een put en een loggia uit de periode van de renaissance te zien. De Grenier de Chevremont, in 1457 gebouwd, diende vroeger als stedelijke graanopslag. De zware houten dakstoel wordt gedragen door cilindervormige zuilen. Bij het Palais de Justice, 18de eeuw, dat een monumentale trap versierd met ijzersmeedwerk bezit, zijn op de binnenplaats twee reliëfs te zien, waarop scènes uit de stadsgeschiedenis zijn afgebeeld. Aan de PlaceSaintLouis ligt een aantal oude huizen met booggaanderijen, waarin vroeger de geldwisselaars hun bedrijf uitoefenden. Aan de Place d'Armes, ontworpen door Jacques François Blondel, 17051774, tegenover de kathedraal, liggen het Stadhuis uit de 18de eeuw en met een classicistische voorgevel, en de Hoofdwacht.
LOTHARINGEN De regio Lorraine (Lotharingen) bestaat uit 4 departementen en heeft als hoofdstad Metz. Geografisch gezien is het licht heuvelachtig, met enkele valleien en hoogvlaktes. Het klimaat in de regio is wisselvallig, en heeft invloeden van zowel een zeeklimaat als een landklimaat. Er zijn vrij veel meren (veel ervan kunstmatig), zoals het Lac de Gérardmer en het Lac de Madine. De cultuur van de regio heeft zowel invloeden van Frankrijk als van België en Duitsland. Er is karakteristieke architectuur, zoals van de rijtjeshuizen, en ook zijn er veel gotische kerken en kathedralen te vinden. De geschiedenis van het gebied wordt bepaald door enkele grote oorlogen. Er is nog veel terug te vinden van de FransDuitse oorlog, de 1e wereldoorlog en de 2e wereldoorlog. Verscheidene forten, versterkingen, loopgraven, monumenten en gedenkstenen staan overal door het landschap. Vooral rond de stad Verdun zijn er veel herinneringen aan de 1e wereldoorlog. Voor het toerisme zijn er veel mogelijkheden. In de grotere steden zoals Metz, Nancy, Verdun en Epinal is veel te beleven. Ook is er veel op het gebied van het watertoerisme. Vele kilometers aan bevaarbare kanalen en rivieren. Verschillende botenverhuurbedrijven zijn hier dan ook op ingesprongen en bieden boten voor langere tijd te huur aan voor voordelige tarieven.
Asymmetrische harmonie Evenals in de rest van Oost - Frankrijk is het bosachtige landschap van Lorraine zuidwaarts georiënteerd. Het gebied van Lorraine, tussen Champagne, Elzas, Henegouwen en Bourgondië gelegen, is met uitzondering van de Vogezen verbonden met het Parijse bekken. Van het oosten uit zijn de geologische formaties van steeds meer recente datum, met een afwisselend harde en 170
zachte bodem van kalksteen, mergel of klei. Het hydrografische netwerk heeft een noordoostelijke en noordwestelijke oriëntatie. Bij de opstuwing van de Vogezen in het Tertiair werd het plateau van Lorraine naar het westen afgeschoven, waardoor een golvend reliëf ontstond met zogenaamde cuestaheuvels. Tussen deze cuesta's liggen met klei bedekte depressies, die een uitstekend landbouwgebied vormen. Onder de bosrand van het hogere gedeelte liggen de dorpjes, en aan de voet van de hellingen zoeken beken en rivieren moeizaam hun weg naar de noordelijke laagvlakte. De Moezel wedijvert hier met de Maas, waarvan de Moezel in de loop der tijden enkele zijstromen annexeerde, om tenslotte de Rijn en niet de Maas als uitmondingsrivier te kiezen. In de richting van Elzas vindt men een meer golvend heuvelland, waar het gres door de mergel heen komt. Tussen de hoge reliëfvormen en de depressies liggen meertjes uit de gletsjertijd. Naar het oosten gaat het landschap geleidelijk over in de keten van de Vogezen. WETENSWAARDIGHEDEN Hoofdplaats: Metz (124.00 inwoners) Belangrijkste steden: Nancy, Thionville, Sarrebourg, Épinal, BarleDuc, Lunéville, Verdun, / Rivieren, waterwegen: Meuse (Maas), Moselle (Moezel) / Meer: Gérardmer
Wisselende bestemmingen Lorraine is rijk aan bodemschatten en was lange tijd een door Frankrijk en Duitsland betwist gebied. Het eigenlijke Lotharingen werd pas in de 8e eeuw gegrondvest, maar in vroeger eeuwen was deze landstreek al bevolkt door Keltische stammen. Tijdens de Pax Romana kwamen handel en nijverheid van de grond en begon ook de verstedelijking (Metz en Toul). Bij het verdrag van Verdun in 843 werd het Karolingische rijk verdeeld en verwierf Lotharius het gebied tussen Rijn en Maas als zijn koninkrijk. Zijn Lotharingen werd een Duitse onder horigheid en viel in 959 uiteen in twee hertogdommen. Na een lange periode van politieke intriges werd Hoog Lotharingen bij het verdrag van Wenen in 1735 toegewezen aan de uit Polen stammende Stanislas Leszczynski, de schoonvader van Lodewijk XV. Het was een voorbode van de latere inlijving bij Frankrijk onder de naam Lorraine. Na de Frans Duitse oorlog viel het gebied van 1871 tot 1918 weer aan Duitsland toe, als deel van Elzas Lotharingen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het betwiste gebied door Hitler tijdelijk opnieuw met Duitsland verenigd. Na economische tegenslagen door de staalcrisis van 1960 zoekt Lorraine tegenwoordig zijn heil in de Europese Unie.
171
CIJFERS Oppervlakte: 23.547 km2 / Bevolking: 2,3 miljoen inwoners / Bevolkingsdichtheid: 98 inwoners per km2 / Hoogste punt: 1247 m (Ballon d’ Alsace)
ELZAS - LOTHARINGEN
172