Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
Inleiding
De stad Brugge heeft door middel van het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan 2014 (SVPP) haar preventiebeleid verder kunnen vorm geven. Sinds 1993 beschikt de stad over een dergelijk plan, waardoor de Federale Overheid een aanzienlijke financiële ondersteuning geeft aan het lokale preventiewerk in Brugge. Het gros van de activiteiten van de preventiedienst vinden dan ook plaats in dit kader. Onderhavig verslag bevat een synthese van de activiteiten uitgevoerd door de preventiedienst in 2014, zowel i.k.v het SVPP als i.k.v het algemeen veiligheids- en preventiebeleid van de stad. Het werkingsverslag heeft tot doel het bestuur, de partners en/of andere geïnteresseerde derden een overzicht te geven van de inhoud en realisaties van het preventiebeleid in 2014. Dit werkingsverslag vormt meteen ook de rapportage voor FOD Binnenlandse Zaken met accent op de SWOT analyse (strengths/weaknesses/opportunities/treaths) per fenomeen. Deze is telkens op het einde van het verhalend verslag per fenomeen terug te vinden. De opmaak ervan werd door onszelf ervaren als een energiserend moment. We hebben ons telkens beperkt tot 3 sterktes, 3 zwaktes, 3 bedreigingen en 3 kansen.
De preventiedienst buigt zich over vijf grote fenomenen, nl. 1) Het fenomeen sociale overlast en dat zowel m.b.t. het uitgaansleven als in de Brugse buurten als m.b.t. het vervuilen van het openbaar domein 2) Het fenomeen inbraak in woningen en gebouwen 3) Een derde fenomeen betreft fietsdiefstal 4) Het fenomeen gauwdiefstal 5) Het fenomeen drugtrafiek en druggerelateerde overlast Daarnaast is er nog het luikje coördinatie, waarbinnen de aansturing van deze fenomenen en de projectmedewerkers vallen. Deze vijf fenomenen en de coördinatie vormen ook het SVPP 2014 – 2017.
Daarnaast heeft de preventiedienst heeft nog een aantal taken die niet door het SVPP gesubsidieerd worden. Deze activiteiten maken tevens een groot deel uit van de werking en komen bijgevolg tevens in de werkingsverslag aan bod. De vier bijkomende luiken zijn
1) de justitiële activiteiten met name de organisatie en opvolging van de
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
1
autonome werkstraffen. Deze laatste worden gefinancierd met middelen van het Globaal Plan (FOD Justitie). De andere projecten i.k.v. justitie, nl. het behandelings- en vormingsproject van De Sleutel en de sociale vaardigheidstraining van Groep Intro, zijn voorwerp van een aparte evaluatie en zijn niet in dit rapport opgenomen. 2) tweede luik wordt gevormd door de vrijwilligerscentrale. Deze wordt gefinancierd met eigen stadsmiddelen. 3) Een derde luik betreft de Noodplanning, die sinds 01/12/2013 door de preventiedienst in goede banen wordt geleid. 4) Een vierde extra opdracht is het coördineren en opvolgen van alles wat te maken heeft met de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS).
Voorliggend werkingsverslag kreeg vorm de insteken van de verschillende projectmedewerkers, die op hun beurt geleid worden door hun coördinatoren. Bedoeling is dat de medewerkers zelf stilstaan bij hun projectdoelstellingen, hun realisaties alsook hun ambities voor de komende jaren. De begeleiding van deze zelfevaluatie gebeurde door Koen Timmerman (preventieambtenaar), Stefan Hooft (buurtwerk- en preventiewerkcoördinator), Lieven Duyck (coördinator politionele preventie), Chantal Sedeyn (coördinator autonome werkstraffen), Niek Vanmaeckelberghe (drugpreventiecoördinator), Anne Degand (coördinator Gemeenschapswachten), Tom Dewaele (Noodplanningsambtenaar) en Stèphanie del Cioppo (Intern Evaluator). De lezer wordt vriendelijk uitgenodigd kennis te nemen van dit jaarverslag en eventuele bedenkingen te formuleren die kunnen leiden tot een verbetering van het stedelijke preventiebeleid.
Brugge, maart 2015
Werkingsverslag 2014
Koen Timmerman
Stèphanie del Cioppo
Preventieambtenaar
Intern Evaluator
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
2
Inhoud Inleiding............................................................................................................................. 1 Inhoud ............................................................................................................................... 3 Situering en algemene informatie .......................................................................................... 5 Algemene informatie............................................................................................................ 7 1. HET VEILIGHEIDS- EN PREVENTIEPLAN 2014 IN BRUGGE .............................................. 7 2. ORGANIGRAM VAN DE PREVENTIEDIENST .................................................................... 7 3. WAT KOST DIT PREVENTIEWERK ................................................................................ 10 4. MISSIE EN VISIE ...................................................................................................... 11 5. COÖRDINATEN VAN DE PREVENTIEDIENST ................................................................. 12 Fenomeen 1: Sociale overlast in het uitgaansleven ................................................................. 13 Subfenomeen 1.1. Sociale overlast in het uitgaansleven....................................................... 13 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ............................................................................. 13 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN ............................................................................ 13 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN ................................................................................ 13 4. SWOT 2014 ............................................................................................................. 21 Subfenomeen 1.2. Sociale overlast in Brugse buurten: Buurtwerk ......................................... 23 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ............................................................................. 23 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN ............................................................................ 23 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN ................................................................................ 25 4. SWOT 2014 ............................................................................................................. 31 Subfenomeen 1.2. Sociale overlast in buurten: preventiewerkers .......................................... 33 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ............................................................................. 33 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN ............................................................................ 33 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN ................................................................................ 34 4. SWOT 2014 ............................................................................................................. 48 Subfenomeen 1.3. sociale overlast n.a.v. het vervuilen van het openbaar domein ................... 49 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ............................................................................. 49 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN ............................................................................ 49 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN ................................................................................ 50 4. SWOT 2014 ............................................................................................................. 60 Fenomeen 2: Inbraak in woningen........................................................................................ 61 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ............................................................................. 61 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN ............................................................................ 61 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN ................................................................................ 62 4. SWOT 2014 ............................................................................................................. 67 Fenomeen 3: Fietsdiefstal.................................................................................................... 69 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ............................................................................. 69
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
3
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN ............................................................................ 69 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN ................................................................................ 69 4. SWOT 2014 ............................................................................................................. 80 Fenomeen 4: Gauwdiefstal .................................................................................................. 81 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ............................................................................. 81 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN ............................................................................ 81 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN ................................................................................ 81 4. SWOT 2014 ............................................................................................................. 85 Fenomeen 5: Drugtrafiek en druggerelateerde maatschappelijke overlast.................................. 87 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ............................................................................. 87 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN ............................................................................ 88 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN ................................................................................ 89 4. SWOT 2014 ............................................................................................................. 97 Algemene Coördinatie ......................................................................................................... 99 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ............................................................................. 99 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN .......................................................................... 100 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN .............................................................................. 100 4. SWOT 2014 ........................................................................................................... 107 Autonome Werkstraffen .................................................................................................... 109 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ........................................................................... 109 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN .......................................................................... 109 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN .............................................................................. 110 4. SWOT ................................................................................................................... 113 Vrijwilligerscentrale .......................................................................................................... 115 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT ........................................................................... 115 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN .......................................................................... 115 3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN .............................................................................. 115 4. SWOT 2014 ........................................................................................................... 121 Noodplanning................................................................................................................... 123 1.VOORSTELLING VAN HET FENOMEEN ......................................................................... 123 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN .......................................................................... 123 3. EVALUATIE VEN HET FENOMEEN .............................................................................. 123
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
4
Situering en algemene informatie
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
5
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
6
Algemene informatie 1. HET VEILIGHEIDS- EN PREVENTIEPLAN 2014 IN BRUGGE Het Brugse veiligheids- en preventieplan 2014 is gebaseerd op de lokale veiligheidsdiagnose 2013 en is opgebouwd rond volgende fenomenen: -
-
Sociale overlast o In het uitgaansleven o In buurten o N.a.v. het vervuilen van het openbaar domein Inbraak in woningen en gebouwen Fietsdiefstal Gauwdiefstal Drugtrafiek en druggerelateerde maatschappelijke overlast Coördinatie
De stad Brugge ontvangt jaarlijks een maximale subsidie van 737 041,50 euro om de doelstellingen van dit strategisch plan te realiseren.
Daarnaast kan de stad nog rekenen op een dispositief 90 voor de loonkost en inzet van gemeenschapswachten in de dienst. Dit dispositief is goed voor 17 118,54 euro. Dit dispositief wordt voortaan geïntegreerd in het SVPP. Sinds 2013 wordt ook gebruik gemaakt van het ‘extra contingent 346’. In 2014 gaat dit om een bedrag van 42.714,57 euro.
Het veiligheids- en preventieplan is een zgn. Strategisch plan. Het is m.a.w. opgebouwd rond een aantal strategische doelstellingen waarvoor telkens operationele doelstellingen, indicatoren en verwachte resultaten werden geformuleerd. 2. ORGANIGRAM VAN DE PREVENTIEDIENST In het veiligheids- en preventieplan 2014 zijn in Brugge een 60-tal medewerkers tewerkgesteld. Deze zijn toegewezen aan de preventiedienst, de stedelijke politie en een aantal instellingen en organisaties op Brugs grondgebied die werken aan preventie. In bijgevoegd organigram is een overzicht opgenomen van de projecten en de diensten waaronder ze ressorteren. Voor het luik justitie is een apart contract afgesloten met de federale overheidsdienst Justitie. De FOD Justitie voorziet via het globaal plan in het grootste deel van de personele middelen. Het project dispatching autonome werkstraffen maakt deel uit van de preventiedienst en krijgt dan ook een plaats in het organigram. De vrijwilligerscentrale wordt niet via het SVPP betoelaagd, maar maakt wel deel uit van de preventiedienst. Het wordt volledig gedragen met eigen stadsmiddelen. Sedert 2014 zijn is de dienst ook versterkt met een
Werkingsverslag 2014
luik Noodplanning en de verwerking van de gemeentelijk administratieve Sancties. De diverse opdrachten leiden ertoe dat de preventiedienst wordt opgedeeld in volgende luiken 1) dader- en slachtoffer georiënteerde projecten. 2) Een tweede luik bevat de dienst gemeenschapswachten. 3) De initiatieven in het kader van het drugbeleid Brugge. 4) De buurtwerkgeoriënteerde projecten, met daarin de 3 buurtwerkprojecten Sint-Jozef, SintPieters, Zeebrugge en het preventiewerk voor jongeren. 5) Alternatieve maatregelen justitie 6) de vrijwilligerscentrale 7) de noodplanning 8) GAS
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
7
Algemene coördinatie Preventiedienst
Dader- en slachtoffergeorië nteerde projecten
Reinheid openbaar domein
Inbraakpreventie *
Dienst Gemeenschapswachten
Administratie
Drugbeleid Brugge
&
Drugpreventie (preventiedienst)
Coördinatie
coördinator
Gemeenschapswachten
Weddetoelagen: De Sleutel, CGG, CAW Regio Brugge (JAC)
Interne evaluatie & integrale veiligheid
Administratie
Buurtgeoriënteerde projecten
Justitie
Sint-Pieters
Dispatchers Autonome Werkstraffen
Buurtwerk Zeebrugge
Detachering De Sleutel en Groep Intro
Buurtwerk
Fietsdiefstalpreventie*
Buurtwerk
Positief Uitgaan Brugge*
preventiewerk jongeren
GAS
Noodplanning
Vrijwilligers
Vrijwilligerscentrale
Sint-Jozef
* worden mee opgevolgd door de adviseur preventie van de lokale politie
Project
Invulling
In dienst sinds
Subsidiërende overheid
Preventieambtenaar
Koen Timmerman
01/02/98
V&p-plan
Administratieve ondersteuning
Eefje Janssens
01/11/07
3/5 LBO
16/02/94
V&p-plan
Administratieve ondersteuning
en
financiële Barbara Dendooven
Intern Evaluator
Stèphanie del Cioppo
02/02/2014
V&p-plan
Reinheid openbaar domein
Sophie De Meyer
29/01/96
V&p-plan
Stijn Colenbier
01/09/97
V&p-plan
Tom Dewaele
16/07/07
Stad Brugge
Noodplanningsambtenaar
vanaf 1/12/2013 in functie van Noodplanningsa mbtenaar Positief uitgaansklimaat
Piet De Ville
15/02/02
V&p-plan
Inbraakpreventie
Eva Cocquyt
01/10/07
V&p-plan
Fietsdiefstalpreventie
Ariane Duthoo
01/05/98
V&p-plan
Schalley André *
14/06/04
Stad Brugge
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
8
Verkeersveiligheid****
Gemeenschapswacht coördinatie
Rebecca Verhelst
1/2/13
FOD onderwijs
Bram Stevens
4/2/14
Kevin De Graeve
4/2/14
Anne Degand
14/06/93
V&p-plan
Guido Claeys **
15/04/99,
RVA
vanaf 16/03/14 stad Brugge, dus V&P-plan Administratieve ondersteuning
Sylvie Van Vlierberghe
16/04/01
V&p-plan
Activa gemeenschapswachten
Rudy Ackaert
26/02/07
V&P-plan
Marie-Christine Maene
16/01/06
Claudine Tamsin Dolores
Tant
Rosette Van Belleghem Sigrid Verbrugghe Ivan De Klerck Martine Hinderyckx Véronique Eggermont Binard Marc
01/09/05 16/01/0630/04/14 26/02/07 16/01/06 01/01/08 01/01/09 01/12/09
Neirinck Astrid Samyn Josée
1/02/2012
Van Iseghem Pascal
01/02/12
Gratienne Petitjean
01/06/12
Georges De Lissnyder
16/10/12
Ann Dhooghe
01/08/12
Nand Kessels
16/11/13
Vermeulen Nathalie Weckx Sandrine Buysse Natasja Luc Vogeleer
16/11/13 16/05/13 16/12/14 16/12/14 16/05/14 16/06/1008/05/14
PWA gemeenschapswachten **
Erik Goetghebeur
Kustactieplan ***
Erwin Devos
Werkingsverslag 2014
2002
PWA
FOD BiZa
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
9
Coördinatie drug- en alcoholbeleid
Niek Vanmaeckelberghe
01/03/12
Drugen alcoholbeleid: Tom Vanhoutte 01/10/00Weddetoelage naar dagcentrum De 15/10/14 Sleutel Ruben De Schepper 01/10/00
Drugen weddetoelage Vlaanderen
Pascale Lamyns
01/01/14
Lies Van Hauwenhuyse
01/01/14
alcoholhbeleid: Delbeke Lucrèce Boret 01/03/93 naar CGGZ NW Filip 01/01/10
V&p-plan V&p-plan
V&p-plan
Drugen alcoholbeleid: Femke d’hollander Weddetoelagen naar CAW De Poort
9/12/10
V&p-plan
Coördinator jeugdopbouwwerk
01/12/04
V&p-plan
Buurtwerk, Stefan Hooft
Buurtwerk St-Pieters
Patrick Anthone
01/07/96
V&p-plan
Buurtwerk Zeebrugge
Geert Pollin
01/06/06
V&p-plan
Buurtwerk St-Jozef*
Hildeke Ballegeer
02/10/89
Stad Brugge
Preventiewerk jongeren
Haroun Karim Rajput
01/11/09
V&p-plan
Kenny Rogiers
1/07/07
Koen Gadeyne
16/11/12
Lien Dereere
16/02/10
Stad Brugge
Alternatieve Gerechtelijke Chantal Sedeyn Maatregelen: dispatching Charlotte Vermerre
08/04/96
Justitie
01/01/09
Justitie
Alternatieve Maatregelen: Groep Intro
16/07/0731/12/14
Justitie
01/01/98
Justitie
03/05/96
Justitie
Vrijwilligerscentrale*
Gerechtelijke Pieter Moyaert detachering naar
Alternatieve Gerechtelijke Dirk Dobbelaere Maatregelen: detachering naar De Marjan Velghe Sleutel * niet in veiligheids-en preventiecontract (stadspersoneel)
** niet in veiligheids-en preventiecontract (gedetacheerden RVA of via PWA) *** FOD Binnenlandse zaken (kustactieplan) **** Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap: onderwijs (startbaners)
3. WAT KOST DIT PREVENTIEWERK De totale kostenplaatje van het preventiewerk in Brugge bedraagt in 2014 ruim 2 miljoen Euro. waarvan het gros voor de personeelskosten (1.9 miljoen Euro).
Werkingsverslag 2014
Voor de uitvoering van dit preventiewerk ontvangt de Stad Brugge een bedrag van bijna 1,3 miljoen Euro, via vooral de toelage i.k.v. het het veiligheids- en preventieplan 2014-2017, aangevuld met federale subsidies i.k.v. justitie, extra contingent gemeenschapswachten en tussenkomsten RVA (i.k.v.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
10
PVP Activa gemeenschapswachten). Deze tussenkomsten zijn in de afgelopen jaren op hetzelfde bedrag blijven steken (geen indexering, geen anciënniteitsaanpassingen).
2014 * Uitgaven Werkingskosten Loonkosten Personeel ikv. V&Pplan incl. dispositief 90 en activa 346 en justitie GECO's Loonkostsubsidie CAW en CGG
Totaal uitgaven Ontvangsten V&P dip 90 activa 346 KB 14/12/09 ontv eigen activiteiten justitie tussenkomst rva GW terugvraag plafond justitie
De totale kost voor de stad Brugge loopt daardoor op tot 37% van de effectieve kostprijs, zijnde in 2014 ongeveer 760.000 euro.
2013
2012
122.430,28
130.887,00
142.417,73
1.629.473,10
1.597.522,70
1.566.198,80 1.543.633,50 1.408.620,00 1.586.771,45 1.470.672,82
88.564,00 205.739,00 1.923.776,10
88.564,00 205.739,00 1.891.825,70
68.696,85 62.504,24 61.070,00 67.945,96 63.000,00 205.739,00 205.739,00 205.739,00 43.096,00 1.840.634,65 1.811.876,74 1.675.429,00 1.697.813,41 1.533.672,82
2.046.206,38
747.052,00 17.119,00 42.715,00 126.859,00 4.320,00 159.891,00 146.000,00 45.000,00
Totaal ontvangsten
1.288.956,00
kosten stad brugge %
757.250,38 37,01
2011
2010
2009
2008
136.389,77 124.861,26 €
133.766,47
133.430,38
2.022.712,70 1.983.052,38 1.948.266,51 1.800.290,26 1.831.579,88 1.667.103,20
747.052,00 16.979,00 11.442,00 109.571,00 9.013,00 159.891,00 152.902,00 45.000,00
747.052,00 17.351,04
747.052,00 17.112,07
747.052,00 15.120,00
747.052,00 15.198,00
747.052,00 12.145,73
124.240,78 6.759,18 192.117,44 146.830,93 45.000,00
124.240,78 6.787,00 192.117,48 147.841,44 45.000,00
124.240,78 7.548,89 192.117,48 127.936,44 45.000,00
124.240,78 10.332,20 192.117,48 121.140,00 47.700,86
121.685,39 8.407,25 192.117,48 100.000,00
1.251.850,00 1.279.351,37 1.280.150,77 1.259.015,59 1.257.781,32 1.181.407,85 770.862,70 38,11
703.701,01 35,49
668.115,74 34,29
541.274,67 30,07
573.798,56 31,33
485.695,35 29,13
*raming
4. MISSIE EN VISIE In 2009 werd werk gemaakt van een Missie en Visie voor de dienst. Brugge is een veilige en leefbare stad en dat willen we zo houden. De preventiedienst speelt hierin een belangrijke rol. Meer bepaald heeft deze stadsdienst de wil om de veiligheid, de leefbaarheid en het welzijn in Brugge te vergroten door bewoners en bezoekers te ondersteunen in het versterken van hun veiligheidsgevoel, Werkingsverslag 2014
door het voorkomen van overlast en criminaliteit en de aanpak van de gevolgen ervan, en tot slot door het ondersteunen van specifieke doelgroepen. De in dit kader opgezette activiteiten verlopen in nauwe samenwerking met tal van andere diensten en organisaties.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
11
Ook in 2014 was de Missie en Visie een leidraad en handleiding voor onze activiteiten en handelingen. Het algemeen beleidsprogramma 2013-2018 dat door het nieuwe bestuur werd opgemaakt vermeld eveneens belang van veiligheid en welzijn. Waar nodig werd de visie bijgestuurd.
Een link naar ‘Preventiedienst: Missie en Visie’ op www.brugge.be: http://www.brugge.be/files/uploads/document/mis sie-en-visie-preventiedienst.pdf
5. COÖRDINATEN VAN DE PREVENTIEDIENST Preventiedienst: Blinde Ezelstraat 1, 8000 Brugge,
Sint-Jozef:
T 050 44 82 43, F 050 44 80 81, e-mail:
[email protected]
Buurthuis: Landjuwelenstraat 43, 8000 Brugge, T 050 33 60 55, F 050 33 60 55 e-mail:
[email protected]
Alle werkdagen van 9.00 tot 12.00 en van 14.00 tot 16.00 uur, of na afspraak. Verantwoordelijke: Preventieambtenaar
Koen
Timmerman,
Zeebrugge: Venetiëstraat 1, 8380 Zeebrugge, T 050 55 01 31, F 050 55 01 31 e-mail:
[email protected]
Buitendiensten: Politionele coördinatie daderslachtoffergeoriënteerde projecten
en
Lodewijk Coiseaukaai 3, 8000 Brugge
-
Fietsendienst
Lodewijk Coiseaukaai 2, 8000 Brugge, T 050 47 28 10, F 050 47 28 09 e-mail:
[email protected]
T 050 44 88 43 (geïntegreerd in Beleidscel Lokale Politie) Gemeenschapswachten fietsgraveerdienst -
Inbraakpreventie
Lodewijk Coiseaukaai 3, 8000 Brugge, T 050 44 88 86, F 050 44 88 09, e-mail:
[email protected]
Hooistraat 17, 8000 Brugge, T 050 32 34 97, F 050 32 36 60 e-mail:
[email protected]
-
Buurtcentra
Sint-Pieters: Blankenbergse Steenweg 221, 8000 Brugge, T 050 31 03 27, e-mail:
[email protected]
Werkingsverslag 2014
-
Vrijwilligerscentrale
Kraanplein 6, 8000 Brugge, T 050 44 86 49
[email protected]
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
12
Fenomeen 1: Sociale overlast in het uitgaansleven Subfenomeen 1.1. Sociale overlast in het uitgaansleven 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen Preventieplan 2014:
het
Veiligheids-
en
De stad Brugge telt heel wat uitgaansgelegenheden in het stadscentrum. Gezien deze stad in een relatief kleine oppervlakte deze uitgaansfunctie moet combineren met een toerisme-, woon-, werken shoppingfunctie is een goede onderlinge afstemming en overlastbeperking noodzakelijk. Via onderstaande doelstellingen onder Fenomeen 1, Subfenomeen 1.1 Sociale overlast in het uitgaansleven.
-
-
Ville,
Horecacoach
-
Samenwerkingspartners:
Er is een nauw overleg en informatiedoorstroom met de Lokale Politie, vertegenwoordigers horeca, jeugddienst en de jeugdraad via de stuurgroep. Nauwer contact met individuele cafébazen is er via coaching. Verder zijn er nog contacten met stedelijke en andere diensten i.f.v. punctuele dossiers.
Relevantie en Zonaal Veiligheidsplan:
Personeelssamenstelling:
Piet De voltijds.
individuele gezondheidsperspectief van de cafégangers.
(niveau
B),
Beschrijving:
Met dit project wordt geprobeerd in het Brugse uitgaansleven een positief klimaat te brengen. Daarbij beoogt het project zowel de overlast vanuit het uitgaanswereldje, als het
afstemming
t.a.v.
Het project sluit nauw aan bij de prioriteit 'Weekendoverlast in uitgangsbuurten' van het lokaal veiligheidsplan. Daarmee wil men de overlast die door sommige uitgaanders en feestvierders bij nacht veroorzaakt wordt beheersen en reduceren. Verder is de horecacoach ook betrokken bij de prioriteit 'Verkeer: snelheid en alcohol'.
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN Het probleem lijkt zich vooral te concentreren op het vlak van een verkeerde attitude bij een bepaald uitgaanspubliek. Deze plaatsen hun wagen verkeerd, plassen tegen gevels en auto’s en kruipen zwaar dronken in hun wagen. Het gaat hier voor alle duidelijkheid niet om een meerderheid van het uitgaanspubliek.
Ons baserend op de bovenstaande probleemanalyse besluiten we dat het project zich vooral moet richten op: Geweldpleging. Algemene overlast (parkeren, wildplassen, nachtlawaai). Problematisch gebruik van alcohol en illegale middelen.
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN STRATEGISCHE BEVORDEREN
DOELSTELLING
1:
EEN
INTEGRALE
EN
GEÏNTEGREERDE
AANPAK
Operationele doelstelling 1.1. Er is een goed zicht op de fenomenen/problemen in het uitgaansleven. Er is een vrij goed zicht op de fenomenen en problemen in het uitgaansleven.
Werkingsverslag 2014
In 2014 werd één en ander duidelijker in kaart gebracht dan in de vorige jaren: via intern goed voorbereide overlegrondes per
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
13
uitgaansbuurt werd een goed zicht verkregen op de problematiek. Voorafgaand aan en in het begin van de zomer werd met de vier uitgaansbuurten van het centrum (Eiermarkt – Kuipersstraat en Kraanplein – Langestraat/Hoogstraat – ’t Zand) een vergadering georganiseerd waarbij de nadruk werd gelegd op de impact van de uitbatingen op het openbaar domein. Tijdens die overlegmomenten werd heel wat informatie-uitwisseling gerealiseerd. Tevens werden er afspraken gemaakt rond het beheer van de uitgaanszone, zoals rond afval, glasbreuk, het beperken van geluidsoverlast door het dicht houden van ramen en deuren vanaf een bepaald uur, enz. Op basis van deze besprekingen, de afspraken en de evaluatie van de opvolging van de afspraken werd per buurt een schriftelijke evaluatie opgemaakt met een beschrijving van de situatie en de meest problematische fenomenen. Binnen die buurtgerichte bespreking werd ook nog eens per uitbating die zich in het ‘risico-segment’ bevindt, een korte schriftelijke evaluatie gemaakt.
Daarnaast werd ook nog zinvol werk verricht in de geïntegreerde werkgroep ‘overlast uitgaansleven’ die aansluit op en min of meer dezelfde samenstelling kent als de stuurgroep PUB: alle relevante actoren (preventie, leefmilieu, politie, jeugd) zijn daarbij betrokken en informatie wordt samen gebracht. Binnen dit orgaan werd per belangrijk fenomeen (wildplassen, zwerfvuil/glasbreuk, agressie,
Werkingsverslag 2014
alcohol/schenkgedrag, geluidshinder versterkte muziek en straatlawaai) een fiche opgemaakt met diverse actiepunten, een ‘trekker’ en een timing. Uiteraard geven ook de bezoeken aan de uitgaansbuurten zelf en de gesprekken met uitbaters en kelners enig zicht op de situatie. In het nieuwe jaar moet het een streven zijn om de hierboven geschetste uitbatingen uit het ‘risico-segment’ op een meer systematische, gestructureerde manier te gaan benaderen, ook wat de plaatsbezoeken betreft. In 2015 wordt een dergelijk geïntegreerd bestand verkend en desgewenst opgemaakt. De werkgroep ‘protocol geluid’ is eveneens interessant voor uitwisseling van informatie en beeldvorming over de problematiek van geluidshinder. Deze werkgroep kwam echter niet zo vaak samen in het afgelopen jaar. 2015 moet op dat vlak beterschap brengen. De echt cijfermatige input over fenomenen in het uitgaansleven blijft vooralsnog beperkt tot de analyse in de LVD i.f.v ZVP. In 2015 wordt het gebruik van deze cijfers wat meer systematisch aangepakt. Aan de korpschef zou een viermaandelijks overzicht gevraagd worden en er zou vanuit politie nagedacht worden over een format voor betere cijfermatige onderbouw, bv. met ‘cockpit’ politie. Voor de echt grondige analyse van cijfergegevens is de tijd echter beperkt binnen de projectwerking van positief uitgaan, gezien er veel tijd kruipt in het leggen van contacten, bemiddeling en het uitwerken van informatiepakketten en campagnes. Het trimestrieel ontvangen van wat gegevens over de belangrijkste fenomenen in de uitgaansbuurten (wildplassen, vandalisme, geluidsklachten, vechtpartijen, enz.) zou ondersteunend zijn voor de werking van de horecacoach.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
14
Operationele doelstelling 1.2. Er is een goede afstemming van acties tussen de verschillende partners die actief betrokken zijn in het uitgaansleven. De betrokken partners hebben op diverse fora contact waarbij acties op elkaar kunnen worden afgestemd. Het contact met de lokale politie is intens. Er is veelvuldig informeel overleg met de adviseur preventie binnen de politie, net als met de verantwoordelijke voor het district centrum en de wijkinspecteurs die in hun wijk met het uitgaansleven in aanraking komen. In 2014 werd stuurgroep PUB geroepen. Eerste positief.
een integrale in het leven ervaringen zijn
Binnen de stuurgroep PUB en daarbij aansluitend de werkgroep overlast uitgaansleven (cf. OD 1.1) zijn alle betrokken actoren aanwezig om af te stemmen. Stuurgroep en werkgroep komen ongeveer vijf à zes keer per jaar samen. Het actieplan overlast in uitgaansbuurten is alvast een positief model om gestructureerd te werken. De uitbreiding van stuurgroep en werkgroep met mensen van dienst Leefmilieu en bijkomende mensen van politie (recherche) is een positieve evolutie en biedt ons een ruimer beeld op de problematiek en brengt nieuwe inzichten aan. Ook de dienst Lokale Economie is nu opgenomen in het overlegmodel,
maar kon nog niet vaak op het overleg aanwezig zijn. Vanuit die hoek krijgen we graag meer terugkoppeling en informatieuitwisseling, bijvoorbeeld rond het ‘beleidsplan shopping en horeca’, waarvoor een aanbesteding werd uitgeschreven zonder veel input van andere betrokken of toch geïnteresseerde diensten. Met de politie zijn er goede afspraken in het kader van bepaalde observaties of het benaderen van probleemzaken. In 2015 moet de werking van deze stuurgroep nauwer opgevolgd worden i.f.v. daadkrachtiger resultaat. In 2014 is er regelmatig overleg geweest met horeca Brugge vzw, in 2015 wordt op dezelfde manier verder gewerkt. Aanwezigheid op coördinatievergaderingen en risicomanifestaties werd regelmatig opgevolgd. Dit is een tijdrovende aangelegenheid, in 2015 wordt onderzocht hoe we iets efficiënter deze bijdrage vanuit de horecacoach kunnen organiseren. De deelname aan de werkgroep fuifruimte wordt kritische geëvalueerd en waar nodig beperkt. Belangrijke zorg in 2015 is om het goede contact met horecauitbatingen te behouden.
Operationele doelstelling 1.3. De aanpak van het fenomeen overlast uitgaansbuurten is zowel materieel als personeel voldoende omkaderd. De horecacoach kan voltijds de activiteiten rond Positief Uitgaan Brugge coördineren en deels uitvoeren. Er zijn veel verwachtingen, de coach trekt veel werk aan en soms dringt het maken van keuzes zich dus op. Het overleg horeca-ambtenaren bij VVSG is zeker boeiend, maar kan wegens tijdsgebrek of andere prioriteiten niet altijd worden bijgewoond. Er wordt op basis van relevantie voor de eigen werking een
Werkingsverslag 2014
in
selectie gemaakt van de bij te wonen overleggen. Puur infrastructureel, had de horecacoach graag een degelijke smartphone gehad. Dit i.f.v. een snelle en makkelijk communicatie met de doelgroep en professionals. In 2015 wordt door horecacoach een stadsabonnement aangevraagd. De mogelijkheid om flexibeler te werken neemt toe met NENO en dat zal de nodige afspraken en discipline van de horecacoach vragen.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
15
STRATEGISCHE ONTRADEN
DOELSTELLING
2:
POTENTIËLE
DADERS
VAN
OVERTREDINGEN
Operationele doelstelling 2.1. De professionele partners in het uitgaansleven (uitbaters, organisatoren, nachtwinkels, …) worden gestimuleerd en ondersteund om zich in te zetten voor een positief uitgaan. Het jaar 2014 luidde de start in van het vernieuwde horecaproject PUB – Positief Uitgaan Brugge. Zoals bekend stootte het project + café, dat zeker zijn verdiensten heeft gehad, op een aantal beperkingen en problemen. Het had een enigszins exclusief imago en vond moeilijker aansluiting bij de uitbatingen die met de zwaarste uitgaansproblematiek geconfronteerd worden. Het toen nieuwe bestuur gaf ook te kennen er niet mee te willen verder gaan in hun legislatuur. Met PUB komen we los van het ‘labelverhaal’ en wordt de focus ruimer gelegd. Iedereen die een rol speelt in het Brugse uitgaansleven is betrokkene en mogelijke partner. Het concept bevat vier krachtlijnen: 1. Het stadsbestuur dat in dialoog wil werken aan een stad met een positief uitgaansklimaat. 2. De horecacoach als aanspreekfiguur, bemiddelaar en realisator van diverse projecten ten behoeve van een positief, aantrekkelijk en veilig uitgaansleven. 3. Het overlegorgaan stuurgroep PUB (met betrokken stadsdiensten, jeugd politie en horeca) voor aansturing, opvolging en evaluatie van de initiatieven. 4. Een jaarlijks netwerkmoment met terugblik, vooruitblik en aandacht voor best-practices.
Werkingsverslag 2014
Eerste ervaringen zijn positief: de horecacoach heeft sneller contact met een aantal horecazaken. Horecacoach dreigt soms gekneld te raken tussen verwachtingen van het bestuur en horeca-uitbatingen: in 2015 moeten we hier blijvend aandacht rond hebben. De soms scherpe standpunten van het bestuur maken het niet altijd gemakkelijk om loyauteit bij de horeca-uitbaters los te weken. De professionele partners in het uitgaansleven werden op diverse manieren benaderd om zich in te zetten voor positief uitgaan. Uiteraard via de bezoeken ter plaatse. Deze werden in 2014 vooral geconcentreerd op een aantal ‘risicozaken’. In 2015 houden we dit op hetzelfde niveau. Soms werd ook op een meer dwingende manier gewerkt. Ik verwijs naar de druk bijgewoonde vergadering op het stadhuis van juni ll. waarbij de burgemeester (in de nasleep van de tragische gebeurtenissen op de Markt in mei 2014) opriep tot een verantwoorde uitbating en goede afspraken, die best per uitgaansbuurt worden opgesteld. Daarop volgend kwam er per uitgaansbuurt een overlegmoment waarbij voornamelijk afspraken werden gemaakt voor het drukke zomerseizoen. Het overleg bood echter ook de mogelijkheid om uiteenlopende bekommernissen te ventileren.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
16
In onderling overleg werden afspraken gemaakt om ramen en deuren omstreeks middernacht dicht te doen, in functie van het verhinderen van geluidshinder. Om diezelfde reden werd ook afgesproken om de uitbating van terrassen stop te zetten om 3u ’s nachts. Daarnaast blijft de afspraak dat uitbaters glas en ander afval dat van hun uitbating afkomstig is zelf opruimen bij het sluiten van de zaak. De politie en de horecacoach volgden het nakomen van die afspraken gedurende de zomermaanden op en maakten per uitbating een korte beoordeling op. Op die manier hebben we een instrument in handen om de uitbaters mee te confronteren en dat kan gebruikt worden als leidraad voor verdere acties alsook eventueel ter verantwoording van sanctiemaatregelen ten aanzien van bepaalde uitbatingen. In het najaar werden de uitbaters door de burgemeester persoonlijk aangemaand om samen te werken met de politie en de stadsdiensten om glas zoveel mogelijk van straat te houden in de uitgaansbuurt. Om hen daarbij te ondersteunen werd een affiche gemaakt die nu overal wordt gebruikt. Uitbaters van nachtwinkels en snackbars werden er zowel door de horecacoach als door de politie op gewezen om de eerdere aangereikte vuilnismand te gebruiken en sowieso de omgeving van hun zaak net te houden. In 2015 moeten we de mogelijkheden van bestuurlijke handhaving rond nachtwinkels verkennen. Organisatoren van evenementen worden ondersteund door gerichte adviezen tijdens coördinatievergaderingen. In het bijzonder te vermelden is de organisatie van het WK voetbal op groot scherm. Rond schenkgedrag, preventieve boodschappen, crowd control en communicatie kwam er vanuit de horecacoach en de preventieambtenaar heel wat input. Werkingsverslag 2014
De horecacoach zat mee in de voorbereidende besprekingen en uiteindelijk ook in de jury om de kandidaturen te beoordelen. Op vraag van onder meer de dienst vergunningen, de dienst cultuur (beurshal) en Brugge Plus ging er ook heel wat tijd naar het adviseren van dossiers rond evenementen. Cfr. Hoger: in 2015 wordt de tijdsinvestering hierin kritisch bekeken. Zo willen we nagaan in hoeverre een aantal adviezen structureel in de vergunningsvragen worden opgenomen. Opnieuw kwamen een aantal (12-tal) startende horeca-uitbaters langs voor een opstartgesprek aan de hand van de bekende horecabrochure. In 2015 worden deze info-gesprekken maximaal doorverwezen naar de cel lokale economie. Op het vlak van het omgaan met agressief gedrag, vond in mei opnieuw de populaire agressievorming plaats. Verder werden de affiches rond wildplassen én leeftijd en alcohol in het nieuwe jasje van de huisstijl gestoken en bezorgd bij evenementen alsook eender waar er nood en vraag naar was. De uitbaters werden verder ook ondersteund in hun omgang met drugs in en rond de zaak, in de vorm van een overzichtelijke brochure die aansloot op de opleiding uit het najaar van 2013. Om de samenwerking te onderstrepen en de cohesie te versterken, werd ook in 2014 weer een nieuwjaarsreceptie georganiseerd. Het betrof een speciale editie met de feitelijke voorstelling van PUB (Positief Uitgaan Brugge), in de plaats van het voorbije labelproject. Er was alvast een grote opkomst (bijna zestig aanwezigen) en een goede sfeer op ons feestadres, het café Nano in de veelbesproken Kuipersstraat. De overgang naar PUB lijkt goed verteerd bij alle betrokkenen. Het profiel is misschien iets minder scherp, maar het heeft
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
17
een meer inclusief karakter dan het soms misschien wat te exclusieve ‘+ café’ (voor de beste leerlingen van de klas) Nu al blijkt er een beter contact met uitbaters die onze projecten eerder links lieten liggen omdat ze zich moeilijker konden identificeren met het label.
Deels voor het uitgaanspubliek, maar in de eerste plaats voor alle betrokkenen bij het uitgaansleven, is sinds begin 2014 een eigen Facebookpagina van PUB. Die telt momenteel bijna 350 fans. In 2015 wordt deze pagina verder gepromoot bij uitbaters.
Operationele doelstelling 2.2. Het uitgaanspubliek en de Brugse bevolking worden geïnformeerd over de lopende acties in kader van positief uitgaan. Via de website van de stad, facebook en het magazine BruggeINspraak wordt de bevolking geïnformeerd. Bepaalde initiatieven kregen ook persaandacht, al was dit in het afgelopen jaar eerder beperkt. Tijdens het massa-evenement ‘WK voetbal op groot scherm’ werd gesensibiliseerd rond wildplassen én rond alcohol. De campagnebeelden waren ook op heel wat andere evenementen aanwezig. Met betrekking tot alcoholgebruik werd in nauwe samenwerking met de jeugddienst en de jeugdraad een campagne uitgewerkt rond het ‘zorgen voor elkaar’ tijdens het uitgaan. Dit onder de noemer ‘Bère Brugge’. De campagne kende heel wat weerklank in de media. De horecacoach stond in voor de contacten naar de horeca toe, vooral de echte jongerencafés. Na verloop van tijd ‘verwaterde’ het misschien wel enigszins. In 2015 wordt samen met de drugcoördinator deze samenwerking met de jeugdraad verder levendig gehouden.
Werkingsverslag 2014
Het uitgaanspubliek werd verder nog gesensibiliseerd/geïnformeerd rond ‘glas op straat’ via affiches. Deze campagne wordt uitgebreid in 2015 i.k.v. verderzetting van het ‘informeel verbod’ op glas op straat.
Naar alcohol in het verkeer toe werd in de zomer promotie gemaakt (via facebook, website, enz.)voor de aanwezigheid van een BOB team. We wezen zelf de locaties aan waar het team het best actief kon zijn. Naar het einde van het jaar toe, was er ook weer aandacht voor alcohol in het verkeer. Niek en Inge werkten in samenwerking met de hogeschool Howest een actie uit naar studenten toe. Wat het BIVV betreft: deze organisatie zegde ter elfder ure hun samenwerking af om naar de kerstmarkt te komen met een bobteam. We maakten wel sensibiliseringspakketten voor de uitbaters. Deze werden overgemaakt aan ongeveer 150 zaken.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
18
De actie nabij de kerstmarkt die we in eigen beheer zouden uitwerken, werd afgezegd wegens zeer slechte weersomstandigheden. Door het afhaken van het BIVV en de moeilijke weersomstandigheden werd de doelgroep dus niet helemaal bereikt. Misschien moeten we bekijken om in de toekomst met een andere partner samen te werken of zelf de campagnes volledig in eigen beheer uit te werken. Voor het organiseren van dit soort arbeidsintensieve publieksacties wordt in 2015 onderzocht of we dit met vrijwilligers kunnen realiseren.
In 2015 worden nieuwe campagnes gekoppeld aan het actieplan en maximaal digitaal ter beschikking gesteld. Er wordt in 2015 geëxperimenteerd met een het huren van een LED-scherm. Naar de ‘promotie van het uitgaansleven’ toe werd een dossier uitgewerkt én goedgekeurd door het college om, naast de klassieke gedrukte versie, ook een digitale versie te maken van de Cafégids. Daarvoor wordt samengewerkt met de mensen van Brugge Leeft (een deelwerking van de vzw Brugge Plus). Concrete uitwerking is voor begin 2015.
Operationele doelstelling 2.3. In het uitgaansmilieu worden (infra)structurele maatregelen genomen of aangebracht die het positief gedrag bevorderen. Zoals eerder aangehaald, maar toch passend binnen deze doelstelling, werden met de uitbaters die actief zijn in de drukke uitgaansbuurten concrete (zij het niet afdwingbare) afspraken gemaakt rond het sluiten van ramen en deuren en het opzetten van de terrassen. Ook rond zaken als het inzamelen en aanbieden van afval zijn er afspraken per buurt afzonderlijk. Dit kunnen we zien als structurele maatregelen die het gebruik van de openbare ruimte in goede banen leiden. Er werd opnieuw aandacht gevraagd rond het net houden van de omgeving van de eigen zaak. Betrokken diensten en politie bereidden een ontwerp van glasverbod op het openbaar domein in de uitgaansbuurt voor, maar dit kon finaal niet rekenen op de ondersteuning van het stadsbestuur. Desondanks werden de uitbaters aangespoord om een ‘informeel’ glasverbod te helpen realiseren. Dit door het gebruiken van de aangeleverde affiche en het aanspreken van hun klanten opdat ze geen glas mee naar buiten nemen.
Binnen het actieplan in het kader van de geïntegreerde werking tussen stadsdiensten en politie, werden per uitgaansfenomeen diverse voorstellen tot structurele maatregelen opgenomen. Er werden afspraken gemaakt rond de fenomenen wildplassen, afval, alcoholgebruik, geweld en lawaaioverlast, waarbij telkens preventie, repressieve en elementen van nazorg werden ingebouwd. M.b.t. wildplassen wordt in 2015 het openbaar sanitair in de uitgaansbuurt (Eiermarkt) en de optimalisering van het bestaande (’t Zand) aangepakt. Wat handhaving betreft wordt specifieke aandacht gevraagd voor de ‘zijstraten’, terwijl mogelijkheid van extra verlichting en ‘plasplaten’ onderzocht wordt.
Prioriteit overlast in uitgaansbuurten i.k.v. SVPP en ZVP werd opgemaakt in 2014 i.s.m. de betrokken partners.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
19
Aansluitend bij infrastructurele vernieuwingen wordt een nieuwe sensibliseringscampagne rond (wild)plassen uitgewerkt. Op het vlak van afval wordt gedacht aan een betere verwerking van glasafval alsook mogelijk bijkomende of aangepaste afvalmanden in de uitgaansbuurt. Bij de vernieuwing van ’t Zand wordt rekening gehouden met vlotte afvalverwerking, i.f.v de vele horecazaken rond het plein. Om alle betrokkenen in het uitgaansleven goed te informeren rond geweld en andere problemen wordt een BIN – Café in het leven geroepen, in nauwe samenwerking met Horeca Brugge vzw (actief vanaf februari 2015). Een dergelijk buurtinformatienetwerk moet een snel en duidelijk communicatiekanaal zijn om samenwerking en informatiedeling tussen veiligheidsdiensten en café-uitbaters te stimuleren. Dit werd in 2014 voorbereid en wordt begin 2015 gelanceerd. Een studiebezoek aan de politie van Utrecht laat ons inspiratie opdoen
STRATEGISCHE DOELSTELLING 3: SLACHTOFFERSCHAP DOEN AFNEMEN
DE
over het beheer van het openbaar domein en uitgaansgericht politieoptreden. Naar alcohol toe zal worden ingezet op verdere ondersteuning van uitbaters en organisatoren bij een verstandig schenkgedrag, bijv. met leeftijdsbandjes, leeftijdscontroletoestel (n.a.v. Evenementen of entrepot) en allerhande sensibiliseringsmateriaal. Er komt vernieuwd overleg met de FOD Volksgezondheid gezien er een nieuwe kracht actief is die ingezet wordt voor rook- en alcoholcontroles in het Brugse. Wat indijking van geluidshinder en het streven naar kwalitatieve uitbatingen betreft, wordt er een subsidieproject uitgewerkt voor brandveiligheid en akoestiek in horecazaken (voor zaken dus die naar een hogere categorie qua geluidsnormen willen gaan), dit in het voorjaar van 2015. De taakverdeling hiervoor wordt kritisch benaderd om overdruk op de horecacoach te vermijden.
NEGATIEVE
GEVOLGEN
GELINKT
AAN
Operationele doelstelling 3.1. De horecacoach wordt ingeschakeld om een bemiddelende rol op zich te nemen Ook in 2014 werd er zowel op vraag als spontaan bemiddelend tussengekomen in een aantal uitgaansgerelateerde dossiers. Bemiddelen en informeren leunen echter vaak dicht bij elkaar aan. Door betrokkenen te wijzen op bepaalde mogelijkheden of alternatieven, kunnen problemen en/of escalaties voorkomen worden. Bemiddelingsvragen komen er vanwege de dienst leefmilieu (geluid), politie (allerlei overlastproblemen), dienst vergunningen (bv. disputen over terrassen, waar andere diensten of politie vaak ook geen blijf mee weten), dienst cultuur (eigen initiatieven waar klachten over zijn
Werkingsverslag 2014
vanuit naburige hotels), enz. Enkele voorbeelddossiers: bemiddeling/aanmaning bij The crash en De Kelk (letten op straatlawaai), bemiddeling aanbieden afval op de gehele Eiermarkt, aanmaning uitzetten terrassen en rolcontainers taverne Brugeoise, bemiddeling algemeen overlastprobleem café De Lichtboeie in Zeebrugge, gesprek met uitbaters ‘plastic center’ in de Kuipersstraat, adviserend gesprek met uitbaatster B&B nabij café ’t verdriet van België, enz. In 2015 blijft de horecacoach deze rol vervullen, waarbij een goede taakverdeling met andere betrokken partijen bewaakt wordt.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
20
Bij coördinatievergaderingen werd aan de organisatoren vaak een mogelijke oplossing aangereikt voor praktische problemen. Vb. WK voetbal, uitbating van bars bij diverse zomer-evenementen, enz. Zoals hoger opgemerkt wordt de deelname aan deze coördinatievergaderingen in 2015 beperkt tot het nodige.
Bemiddeling en advies zijn blijvend nuttig voor de rol van horecacoach omdat het, los van de oplossingsgerichtheid op zich, een netwerk doet ontstaan en goede banden smeedt.
4. SWOT 2014 Sterktes? Goed intern en extern netwerk Integrale en geïntegreerde aanpak: planmatig en georganiseerd Projectaanpak met overschakeling naar PUB Zwaktes? PUB iets minder scherp profiel, waardoor iets vager Minder dwingende karakter in vergelijking met labelproject Grote afhankelijkheid van eenmansfunctie Bedreiging? Risico op te breed profiel waardoor taakafbakening moeilijk wordt Soms confronterende stellingname bestuur kan samenwerking bedreigen Economische druk zorgt voor beperkte marges om goede spontane samenwerking te realiseren. Kansen? Breder profiel laat toe om makkelijker contact te maken met moeilijker uitbatingen Afstemming op ZVP en SVPP laat om toe om breder en een beter gecoördineerde aanpak Nieuwe wind binnen horeca is ondersteunend voor goede samenwerking
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
21
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
22
Subfenomeen 1.2. Sociale overlast in Brugse buurten: Buurtwerk 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen Preventieplan 2014:
Veiligheids-
en -
Fenomeen 1, subfenomeen 1.2 Sociale overlast in Brugse buurten: Een aantal fenomenen rond sociale overlast en kleine criminaliteit zijn buurtgebonden en hangen samen met een aantal risicofactoren die sterker vertegenwoordigd zijn. Het gaat vaak om buurten waar een minder sterke socioeconomische groep woont, wat met zich meebrengt dat een aantal achterstandskenmerken er meer dan gemiddeld vertegenwoordigd zijn: schoolse achterstand, werkloosheid, minder modaal gezinsleven, grotere groep leefloners, … -
Samenwerkingspartners:
Het buurtwerk biedt ondersteuning aan lokale initiatieven. In het kader van het project is er regelmatig contact en overleg met buurtwerkingen, bewonersorganisaties, verenigingen en andere diensten (Lokale Werkwinkel, groendienst, politie, jeugddienst, … ). Er is regelmatig overleg en informatieuitwisseling met OCMW, groendienst, jeugddienst, leefmilieu, lokale werkwinkel, Vormingplus, feestcomité, bewonerswerkingen, Wijzer, … die ook in de buurten actief zijn met aspecten van leefbaarheid.
Personeelssamenstelling:
Hilde Ballegeer, maatschappelijk (niveau B), fulltime.
werkster
Kenny Rogiers, jeugdopbouwwerker, is op wekelijkse basis aanwezig voor de jongeren. Patrick Anthone, maatschappelijk (niveau B), voltijds.
werker
Geert Pollin, Maatschappelijk werker, niveau B, fulltime, vanaf maart 2014: 4/5. In 2015 halftijds.
Relevantie en Zonaal Veiligheidsplan:
afstemming
t.a.v.
Directe afstemming t.a.v. het Zonaal Veiligheidsplan is er niet. Wel kan er binnen de uitvoering van de basisfuncties (‘de functie wijk-werking’) zoveel mogelijk gestreefd worden naar afstemming en samenwerking met de wijkinspecteur.
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN Sint-Jozef Geografie-economie Op geografisch vlak kampt St-Jozef niet met echte grote problemen. Demografie Op demografisch vlak kennen we hier een redelijk evenwicht in de vertegenwoordiging van de verschillende bevolkingscategorieën. Wel is er een lichte stijging vast te stellen in het aantal allochtonen die zich in de wijk vestigen (4,58% van de bevolking Sint-Jozef t.o.v. 3,1% in Brugge). In het verleden toonden cijfers aan dat St-Jozef te kampen had met een ernstige socio-economische achterstand. Deze achterstand wordt langzaamaan weggewerkt, waarvoor positieve indicaties bestaan (bv. Sint-Jozef scoort slechts op 2 van de 9
Werkingsverslag 2014
kansarmoedeindicatoren hoger dan normaal, inkomensniveau ligt onder het gemiddelde van groot Brugge maar enkel Sint-Jozef centrum met een vrij laag inkomensniveau, relatief weinig leefloners en financiële hulp dossiers). Wel heeft deze positieve evolutie ook een negatief aspect namelijk dat X-aantal mensen net uit de boot vallen om financiële steun te krijgen. Het blijft dus wel degelijk een aandachtspunt. Woonomgeving Op het vlak van woonomgeving (letterlijk geïnterpreteerd) ondervinden we eveneens weinig cruciale problemen. De grootste problemen worden nu (eindelijk) door de Brugse Maatschappij voor Huisvesting aangepakt. Dit dient verder wel systematisch opgevolgd te worden.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
23
Op het vlak van integratie kunnen we stellen dat de oude vaste kern qua ontmoeting en contact dient te investeren in het nieuwe St-Jozef die vandaag hoofdzakelijk eveneens door nieuwe externe bewoners bevolkt wordt. We moeten verder werken aan wederzijdse integratie alsook een blijvende aandacht hebben voor tolerantie van of naar de verschillende leeftijdsbewonersgroepen. M.b.t. de nieuwe buurt rond de Lobbrechtstraat blijft er aandacht m.b.t. het voorkomen van volledige isolatie en een goed sociaal klimaat. De wijk ligt immers wat afgelegen (rand Koolkerke en Sint-Jozef) en heeft weinig voorzieningen maar is misschien net daardoor voor een bepaald publiek zeer aangenaam. Ook achter het buurthuis wordt een nieuwe wijk ingepland waarvoor voldoende aandacht zal zijn voor eventuele signalen. Tot slot willen we de woonomgeving(en) leefbaar maken (noodzakelijke renovaties opvolgen, aanpakken hondenpoepproblematiek, groenvoorzieningen onderhouden) via (positieve preventieve) sociale controle en – interactie die ondersteund wordt vanuit de wijk en evenzeer formeel bekrachtigd wordt via o.m. een sterk sociaal-politioneel samenwerkingsverband. Onderwijs Op vlak van onderwijs wordt in Sint-Jozef vooral een schoolse vertraging in het lager onderwijs vastgesteld die proportioneel hoger ligt dan het gemiddelde in Brugge. Ook is er proportioneel een concentratie aan BUSO leerlingen. Deze beide fenomenen brengen logischerwijs een proportioneel hoger risico m.b.t. de schoolloopbaan met zich mee. Participatie In Sint-Jozef is het aantal jeugdwerkinitiatieven op peil maar het aantal jeugdbewegingen beperkt tot één (de Chiro). De participatiegraad in de jeugdbeweging is opmerkelijk onder het gemiddelde en zelfs het laagst van heel Brugge. Een aandachtspunt is dus de ondersteuning van het georganiseerde jeugdwerk en de aandacht voor positieve
Werkingsverslag 2014
ondersteuning hangjongeren).
van
adolescenten
(en
Samengevat besluiten we dat het project zich vooral moet richten op ontmoeting, integratie en tolerantie tussen de verschillende bewoners(groepen), met het oog op het creëren van een blijvend leefbaar wijkklimaat. Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor de schoolse vertraging (en de eventuele negatieve schoolervaringen) in het lager onderwijs en de ondersteuning van het jeugdwerk en de adolescenten en het blijven intensief opvolgen van een kansarme kern in de wijk.
Sint-Pieters Volgende zaken trekken de aandacht in SintPieters: Tekort aan bedden voor gepensioneerden Graffitigevoelige wijk Concentratie van sociale huisvesting Proportioneel een grote schoolse vertraging in het lager – en secundair onderwijs => hoog risicogehalte op vlak van schoolcarrière Proportioneel veel BUSO jongeren Proportioneel een groot aantal werkzoekenden met (minderjarige) kinderlast Op inkomensniveau scoort Sint-Pieters lager dan het Brugse gemiddelde vooral de Molenwijk en Duivekete. Positieve evoluties op vlak van voorzieningen, plaatsen tot ontmoeting en animatie en vorming. => ondertussen al een uitgebreid aanbod zowel in het buurtcentrum, ’t Meulentje als de Wissel. Daarnaast nog een 80-tal andere verenigingen en/of voorzieningen. Ook de indicaties m.b.t. participatie zijn positief: 30% participatie in jeugdbewegingen, grote deelname aan diverse activiteiten vanuit het buurtcentrum (bv. badminton, voetbalploegjes, volkstuintjes, maand van de netheid, …) Zeebrugge Zeebrugge heeft te kampen met volgende problematieken: Een laag gemiddeld inkomensniveau (in de stationswijk)
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
24
Groot aantal dossiers financiële hulp (OCMW) Tekort aan serviceflats/rusthuis, algemeen weinig voorzieningen voor senioren Indicaties participatiegraad eerder gemiddeld Kansarmoede-indicatoren situeren zich vooral in Stationswijk en strandwijk (nl. alleenstaanden, eenoudergezinnen, woonstabiliteit en geboortes in kansarme gezinnen scoren bovengemiddeld)
Proportioneel een hoge schoolse vertraging zowel in lager – als in secundair onderwijs => proportioneel groot risico in schoolcarrière
Daarnaast dient er vanuit het buurtwerk blijvende aandacht te zijn voor: Mobiliteit (veiligheid) Sociale isolatie – afstand naar dienstverlening Uitbreiding havenactiviteit versus woon- en leefkwaliteit.
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN Voor de 3 stedelijke buurtwerken werd een apart evaluatiedocument opgesteld: zowel context, werkwijze als doelgroep is te uiteenlopend om in één document op te nemen. Wat de realisaties 2014 en de uitdagingen 2015 betreft verwijzen we dan ook naar de respectievelijke documenten. Hieronder is een synthese opgemaakt voor de 3 buurtwerken samen en de sterktezwakteanalyse die voor de 3 buurtwerken samen werd opgemaakt.
STRATEGISCHE BEVORDEREN
DOELSTELLING
1:
EEN
INTEGRALE
EN
GEÏNTEGREERDE
AANPAK
Operationele doelstelling 1.1. Er worden gegevens verzameld en geanalyseerd m.b.t. de sociale overlast en maatschappelijke kwetsbaarheid in Brugse buurten Op buurtwerkniveau wordt er door de buurtwerkers niet echt een systematische monitoring georganiseerd van een aantal relevante indicatoren. Dit is ook vaak tijdrovend en technisch, waardoor het niet gebeurt. In 2015 wordt n.a.v. het NENOperspectief van een cel strategie en studie hier terug op ingezet. Basis hiervan is de kansarmoede-atlas 2014, die we verdere willen verkennen en koppelen aan de werking van een dergelijke
studiecel/dienst strategie. Uit de resultaten van deze atlas blijven vooral de wijken St Pieters en Zeebrugge als kansarm bestempeld. In St Jozef lijkt de opwaardering van die aard dat er géén enkele buurt nog een drempelwaarde van kansarmoede overschrijdt. Ook een aantal binnenstadswijken blijven gevoelig voor kansarmoede (omgeving Langestraat, Potterierei, Oude Gentweg)
Operationele doelstelling 1.2. Het buurtcentrum, activiteiten worden gecoördineerd. In 2014 is de samenwerking tussen stad en OCMW m.b.t. de buurtgerichte dienstverlening wat afgebouwd: voor een verdere integratie is er geen draagvlak, wat de facto betekent dat OCMW en buurtwerk aparte actoren blijven en er vooral ingezet wordt op Werkingsverslag 2014
de
medewerkers en zijn
afstemming. In Zeebrugge wordt de werking van het ZOC wat herschikt en zal het buurtwerk overschakelen naar een halftijdse inzet. In St Pieters is er een goede samenwerking met OCMW maar blijft de vraag of er niet gestreefd moet worden naar een volwaardig dienstencentrum. De
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
25
samenstelling van de buurt, met een steeds groter aantal maatschappelijk kwetsbare bewoners stuurt daar in ieder geval op aan. In St jozef is de oorspronkelijke opzet om onder één
dak te huizen opgegeven door te grote samenwerkingsmoeilijkheden. Vanaf 2015 wordt er terug op 2 locaties gewerkt, zij het met maximale afstemming.
Operationele doelstelling 1.3. Het dienstverlenings- en activiteitenaanbod wordt bekend gemaakt in de aandachtsbuurten In 2014 werd naast folders en affiches vooral via de buurtkrant gecommuniceerd. In de 3 buurten zijn telkens 4 buurtkranten verschenen. Dit medium wordt sterk gewaardeerd door de buurtbewoners: de vele reacties geven aan dat deze kranten zeer vaak gelezen worden.
Facebook wordt ook al vrij goed benut: de uitdaging is om dit soort media verder te promoten, te gebruiken en vooral voldoende te voeden zodat ze levendig blijven.
In 2014 stellen we vast dat de buurtkranten vaak eenrichtingsverkeer zijn, in 2015 willen de buurtwerkers onderzoeken hoe er wat meer interactiviteit (voor en door buurtbewoners) in verwerkt kan worden.
Operationele doelstelling 1.4. De personele en materiële omkadering is aangepast aan de werking, de noden en behoeften van het buurtcentrum Als éénmansdiensten blijft de bezetting van de buurtwerken al bij al beperkt en eenzaam. De samenwerking met OCMW zorgt voor een iets breder professioneel draagvlak, maar een verdere integratie zit er niet in. In 2015 zal de buurtwerker in Zeebrugge halftijds aan de slag gaan. In St Pieters en St Jozef blijft de buurtwerker voltijds aan de slag.
In St Jozef is er een prima infrastructuur in de Garve, maar schuift het buurtwerk terug naar het ‘buurthuis’ in de Landjuwelenstraat. De herprofilering van dit buurtwerk moet materiële behoeften in 2015 uitklaren.
Qua materiële omkadering lijkt Zeebrugge infrastructureel oké. In St Pieters moet er geïnvesteerd worden in zowel een actualisering als een functionele herschikking van de ruimtes: het buurtwerk zal deze vraag concreet maken en agenderen.
Operationele doelstelling 1.5. Het buurtcentrum bouwt een netwerk uit i.f.v. het versterken of in stand houden van het sociaal weefsel In de stedelijke buurtwerken wordt via allerlei methodieken gewerkt om dit sociaal weefsel te versterken: er
Werkingsverslag 2014
zijn contacten met belangrijke sleutelfiguren, er zijn activiteiten, samenwerkingsverbanden allerlei. In
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
26
de gedetailleerde verslagen is een overzicht hiervan opgenomen. In 2015 blijft dit één van de
belangrijkste doelstellingen het buurtwerk zich concentreren.
waarop blijft
Operationele doelstelling 1.6. Er worden overlegorganen en samenwerkingsverbanden opgezet betreffende buurtgebonden fenomenen of thema’s, incl. overlast door bepaalde doelgroepen. In Zeebrugge werden in 2014 geen specifieke samenwerkingsverbanden opgezet, maar werden wel een aantal grote wijkdossiers, (zie 16) verder opgevolgd. In 2015 zal vooral ingezet worden op een goed overleg met de bestaande verenigingen. In St Pieters is het formeel overleg rond overlast in de wijk Blauwe poort afgebouwd en Operationele doelstelling leefbaarheidsdossiers op.
1.7.
Het buurtwerk kan als een soort algemeen aanspreekpunt functioneren rond grote leefbaarheidsdossiers. In Zeebrugge was dat in 2014 voor de rangeerspoorbundel in Zwankendamme, de A11 en het ELIA project. Ook voor 2015 blijven dat de belangrijkste uitdagingen. In St Pieters was vooral aandacht voor het uitbreidingsdossier St Pieters-
geïntegreerd in de reguliere werking. In 2015 wil het buurtwerk een nog duidelijkere samenwerking met de preventiewerkers die rond jongeren en buurtsport bezig zijn. In St Jozef zal de buurtwerker de communicatie met andere verenigingen en actoren terug wat activeren in 2015.
Het
stedelijk
buurtwerk
volgt
algemene
molenwijk en Blauwe Poort, met daarbij goede contacten bij de huisvestingsmaatschappijen. In St Jozef was er wat bezorgdheid rond jongeren in het openbaar domein. Algemeen blijft het belangrijk om het buurtwerk te zien als een belangrijke lokale actor die zijn expertise/netwerk kan inzetten in tal van concrete projecten. In 2015 zal het buurtwerk zich hierin nog wat meer profileren.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2: VERMINDEREN VAN RISICOGEDRAG Operationele doelstelling 2.1. Via vindplaatsgericht werken worden hangplaatsen, parken en pleintjes wekelijks bezocht door de preventiewerkers Dit is vooral een uitdaging voor de preventiewerkers jongeren openbaar domein, maar (het is) belangrijk dat
er een goede afstemming is met de buurtwerkers en andere actoren (zoals bv. buurtsport).
Operationele doelstelling 2.2. Er wordt een gevarieerd vormingsaanbod uitgewerkt voor alle leeftijden i.s.m. partners.
activiteiten-
en
Het buurtwerk heeft een vrij uitgebreid activiteitenaanbod waarop een zeer divers publiek welkom is. In Zeebrugge gaat het vooral om een aanbod i.s.m. het Zeebrugs ontmoetingscentrum/OCMW, waarbij ingezet wordt op beweging, sport, ontspanning en vorming.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
27
terug meer activiteiten. In 2015 zal het zaak zijn om dit op niveau te houden.
In St Pieters is vooral de buurtwerker zelf actief, met een goed draaiende buurtvrijwilligerswerking rond sport, ontspanning, vorming. Ook het OCMW programmeert sinds 2014
In St Jozef is er een zeer groot aanbod vanuit het OCMW in het dienstencentrum, wat blijkbaar voor maatschappelijk kwetsbare bewoners iets minder vlot toegankelijk is. In 2015 zal het buurtwerk haar aanbod terug samenstellen na een stuk visiewerk over wat er aanvullend op de Garve kan aangeboden worden.
Operationele doelstellingen 2.3. Het stedelijk buurtwerk biedt inhoudelijke ondersteuning aan particuliere buurt- en bewonersinitiatieven. Het stedelijk buurtwerk ondersteunt lokale levende krachten. In Zeebrugge zijn een aantal kleinere buurtcomités die wat logistieke en methodische ondersteuning krijgen. In St Pieters wordt vooral gewerkt rond 2 ‘grote’ buurtwerkingen, De Wissel en vooral ’t Meulentje. Daarnaast nog een reeks andere actoren zoals de volkstuintjes, een
STRATEGISCHE ONTRADEN
DOELSTELLING
3:
POTENTIËLE
badmintonclub en het feestcomité. In St Jozef is er contact met de meeste verenigingen en wordt ook de buurtraad begeleid naar verdere verzelfstandiging, naast een aantal andere kleinere buurt/straatcomités. In 2015 wordt deze rol verder gezet en wordt een evt. link met de buurtcheques en de raad van buurtwerken verder onderzocht.
DADERS
VAN
OVERTREDINGEN
Operationele doelstelling 3.1. Opbouwen van een vertrouwensrelatie met jongeren die een verhoogd risicogedrag vertonen en ermee aan de slag gaan. Dit is voornamelijk een uitdaging van de preventiewerkers jeugd, maar ook
hier is een goede afstemming te maken met het buurtwerk.
Operationele doelstelling 3.2. Opzetten van preventieve acties en campagnes rond specifieke overlastfenomenen bv. rond zwerfvuil, geluid, enz. Buurtwerk zet traditioneel in op ‘nette buurt’ n.a.v. week van de netheid, met vooral in St Pieters een uitgebreid programma. Voor 2015 blijft dit een belangrijk thema.
Werkingsverslag 2014
Een goede afstemming met de werking rond Parken en Pleinen dringt zich daarbij op, o.a. met het uitklaren van de rol van zgn. peters/meters voor Brugse parken/pleintjes om zo ook buurtbewoners een stuk zelfredzaamheid te geven. Ook in St Jozef zal in 2015 aandacht blijven gaan naar propere buurt en werd met succes een probleem van geluidsoverlast aangepakt.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
28
Operationele doelstelling 3.3. Structurele (proactieve of preventieve) ingrepen in de openbare ruimte voorzien of ondersteunen. Door de goede terreinkennis en het lokale netwerk zijn buurtwerkers goed geplaatst als sleutelfiguur om mankementen of verbeteringen inzake de inrichting van het openbaar domein te signaleren. Niet alleen kunnen via het meldpunt allerlei defecten gemeld worden, maar er kan ook meer structureel nagedacht worden over herinrichting van het
openbaar domein. Deze rol wordt nog onvoldoende opgenomen en benut door de collega stadsdiensten. In 2015 wil het buurtwerk zich hierop iets sterker concentreren. In St Pieters gaat dit o.a. over de verdere aanpak van de St Pietersplas, in St Jozef over het gebruik van de Ghandiplein en Bilk.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 4: DE SOCIALE CONTROLE BEVORDEREN. Operationele doelstelling 4.1. Preventiewerkers bezorgen handvatten en inzichten m.b.t. het omgaan met (hang)jongeren. Dit is vooral een uitdaging van de preventiewerkers jeugd, maar ook hier kan men linken naar het buurtwerk om specifieke jeugdcultuur
intermediairen
wat te relativeren naar buurtbewoners en omgekeerd jongeren rekening te laten houden met de omgeving.
Operationele doelstelling 4.2. Buurtbewoners kunnen met meldingen terecht in het buurtcentrum. Deze basisfunctie wordt door alle buurtwerkers ten volle opgenomen: klachten/vragen worden doorgestuurd of burgers worden uitgedaagd zelf het meldpunt te leren hanteren. I.f.v. meer transparantie in de aanwezigheid van de buurtwerker wordt in 2015 bekeken of er niet met
duidelijke ‘zitdagen’ kan gewerkt worden, zodat voor burgers en diensten duidelijk is wanneer de buurtwerker voor dit soort vragen beschikbaar is. Natuurlijk worden ook via mail, telefoon en zelfs facebook zaken gemeld.
Operationele doelstelling 4.3. Buurtbewoners worden gestimuleerd om zelf initiatief te nemen om kleine samenlevingsproblemen en beperkte overlast te signaleren alsook waar mogelijk en wenselijk zelf aan te pakken. Deze functie wordt door de buurtwerkers ad hoc opgenomen. In 2014 zijn er weinig concrete initiatieven in deze geweest, de kleine tussenkomsten n.a.v. individuele problemen niet te na gesproken. In 2015 wordt hieraan wat extra
aandacht geschonken en nagegaan rond welke thema’s en met welke verhoopte resultaten. Dit wordt ook gekoppeld de werkgroep parken en pleinen en de verwachtingen rond peters- en meters.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 5: DE NEGATIEVE GEVOLGEN VAN SLACHTOFFERSCHAP DOEN AFNEMEN Operationele doelstelling 5.1. Aandachtsbuurten of problematische situaties op parken en pleinen worden op korte en lange termijn aangepakt met de nodige partners, de jongeren en de buurtbewoners.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
29
Dit is voornamelijk een uitdaging van de preventiewerkers jeugd, maar ook
hier moet er een goede afstemming zijn met het buurtwerk.
Operationele doelstelling 5.2. In specifieke gevallen gaan preventiewerkers op zoek naar aansluiting bij het welzijnsnetwerk om Problematische Opvoedingssituaties (POS) te verhelpen. Dit is voornamelijk een uitdaging van de preventiewerkers jeugd, maar ook
hier moet er een goede afstemming zijn met het buurtwerk.
Operationele doelstelling 5.3. Het buurtwerk is een eerstelijns-aanspreekpunt in de buurt. Buurtwerkers ervaren dat zij voor veel bewoners vooral een luisterend oor zijn: iemand die naar hun verhaal luistert, hen au serieux neemt en evt. terug wat op weg helpt. In alle 3 de buurten wordt deze rol als zeer belangrijk omschreven: vaak gaat het
nog niet echt om echte hulpverlening, maar eerder een medemenselijke zorg, die vaak ontbreekt in het netwerk. In 2015 is er niet de ambitie om echte zorgtrajecten op te zetten, wel om te blijven inzetten op deze ‘aanwezigheid’. De zaak zal zijn om hierin een goed evenwicht te vinden tussen het wenselijke en het haalbare om te vermijden dat de agenda te zwaar onder druk komt. Een nog betere signaalfunctie vervullen inzake detectie van armoede, zal een aandachtspunt vormen in het werkingsjaar 2015.
Operationele doelstelling 5.4. In het buurtcentrum wordt een laagdrempelig aanbod van hulp- en dienstverlening aangeboden door het buurtwerk, het OCMW en specifieke diensten. In de 3 buurten zijn naast het buurtwerk ook een aantal andere professionele dienstverleners actief met een concreet hulpen dienstverleningsaanbod. Dit gebeurt in een goede verstandhouding, waarbij er een goed contact is tussen de buurtwerker en bv. de
Werkingsverslag 2014
wijkmaatschappelijk werker van het OCMW. Zoals vermeld wordt in St Pieters de nood ervaren om een groter wijkmaatschappelijke dienstverlening uit te bouwen in de vorm van een dienstcentrum gelet de toenemende zorgbehoefte in deze deelgemeente.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
30
4. SWOT 2014 Sterktes? Laagdrempelig en open-mind mentaliteit: iedereen is welkom met welke vraag ook Er is in de 3 buurtwerken in de loop der jaren een breed netwerk uitgebouwd. Er kan op maat gewerkt worden doordat men methodisch niet in een keurslijf zit: dit laat heel wat flexibiliteit en creativiteit toe.
Zwaktes? De materiële en personele omkadering is beperkt in vergelijking met de ambities en de uitdagingen. De buurtwerker ontbreekt soms een duidelijk mandaat om in bepaalde problematieken ‘sturend’ op te treden. Buurtwerk ervaart zichzelf –omwille van eigen methodiek en opdracht- soms als een wat vreemde eend in de stadsadministratie: zijn we wel met hetzelfde bezig? Bedreiging? De 3 buurten staan elk op hun manier onder druk: St Pieters door de grote wijkuitbreidingsplannen, Zeebrugge door de grote infrastructuurwerken en St Jozef door een toenemende opwaardering van de buurt waardoor ‘oorspronkelijke’ bewoners op de huisvestingsmarkt wat in verdrukking raken. Toenemende zorgvraag/verwachting bij de buurtbewoners (o.i.v. demografische maar ook socio-economische ontwikkelingen) zal druk op buurtwerk/zorg/dienstverlening verhogen. Onduidelijk toekomstperspectief rond de buurtgerichte dienstverlening m.b.t. afstemming/integratie/afbakening/prioriteiten.
Kansen? Toenemende zorgvraag/verwachting bij de buurtbewoners (o.i.v. demografische maar ook socio-economische ontwikkelingen) zal de vraag naar buurtwerk/zorg/dienstverlening aanwakkeren.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
31
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
32
Subfenomeen 1.2. Sociale overlast in buurten: preventiewerkers 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen Preventieplan 2014:
Veiligheids-
en
De stad ondersteund een project dat zich zeer expliciet richt op jongeren waarvan de normerende kaders (deels) weggevallen zijn (uit zich bv. in vandalisme, pesterijen, spijbelen, overlast, …). De doelstellingen uit het veiligheids- en preventiecontract voor dit project vinden we terug onder Fenomeen 1, sub-fenomeen 1.2 Sociale overlast in Brugse buurten -
Personeelssamenstelling:
Kenny Rogiers, maatschappelijk (niveau B), voltijds.
werker
Haroun Karim Rajput, bachelor maatschappelijk veiligheid (niveau B), voltijds. Koen Gadeyne, bachelor werk (niveau B), voltijds
maatschappelijk
openbaar domein waar ze kunnen rondhangen in harmonie met hun omgeving en zijn bewoners. De Stad Brugge wordt regelmatig geconfronteerd met situaties waarbij jongeren (gewild of ongewild) overlast veroorzaken voor bewoners en/of gebruikers van de openbare ruimte. Om te vermijden dat dit soort overlastmeldingen escaleren, wil de Stad Brugge dit snel en in dialoog aanpakken. Er wordt bemiddeld tussen de betrokken partijen en gezocht naar een constructieve oplossing waar beide partijen zich kunnen in vinden. Hiertoe gaan de preventiewerkers in dialoog met de betrokkenen en laten hen mee zoeken naar oplossingen. Tegelijk zoeken zij samen met andere partners (lokale politie, huisvestingsmaatschappij, stadsdiensten …) naar ondersteunende maatregelen om conflictsituaties preventief tegen te gaan.
-
Beschrijving:
Binnen de preventiedienst gaan 3 preventiewerkers actief aan de slag met jongeren binnen het openbaar domein, in parken en pleintjes, hangplaatsen, enz. Sinds werkjaar 2014 is er gekozen om het ganse grondgebied Brugge op te delen in 3 gebieden (naar aanleiding van de politiehervorming over 4 regio’s: Noord, intramuraal, west en oost). Zo is er per gebied slechts 1 aanspreekfiguur vanuit het project. Haroun neemt Sint Pieters, Lissewege, Zeebrugge en Sint-Michiels voor zijn rekening. Kenny werkt in een groot deel van de binnenstad en op Sint-Jozef. Koen heeft Assebroek, Sint Kruis en Sint-Andries. Het preventiewerk beoogt enerzijds om maatschappelijk kwetsbare jongeren uit Brugge de kans te bieden om zich op alle levensdomeinen te ontplooien, en anderzijds ruimte te creëren voor jongeren binnen het
Samenwerkingspartners:
I.k.v. het project is er regelmatig contact en overleg met verenigingen, instellingen en andere diensten (jeugddienst, De Sleutel, OCMW, Log-in, COC, JAC, politie, groendienst, CAW Regio Brugge, sportdienst, bijzondere jeugdzorg, bruggen voor jongeren, CLB, …). Daarnaast werken de preventiewerkers regelmatig samen met de collega’s van de preventiedienst.
Relevantie en Zonaal Veiligheidsplan:
afstemming
t.a.v.
De link of afstemming t.a.v. het Zonaal Veiligheidsplan vinden we terug in prioriteit: Weekendoverlast in uitgangsbuurten. De preventiewerkers zijn op geregelde tijdstippen ’s avonds aanwezig op overlastgevoelige plaatsen.
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN Het preventiewerk richt zich ‘maatschappelijk kwetsbare jongeren’. hebben een onstabiele thuissituatie,
Werkingsverslag 2014
op Ze ze
hangen vaak rond, ze vinden geen werk, enz. Maatschappelijke kwetsbaarheid kan worden doorbroken door enerzijds de jongere die zich
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
33
in een kwetsbare positie bevindt weerbaar en mondig te maken zodat hij zelf zijn situatie kan verbeteren en zelf de richting kan kiezen waarin zijn toekomst uit zal gaan. Anderzijds moeten er voortdurend signalen worden gestuurd om bepaalde veranderingen bij maatschappelijke instellingen te bewerkstelligen (lees: om de drempels lager te maken of weg te werken).
De overlastfenomenen zijn achterlaten zwerfvuil, geluidsoverlast, drugsgebruik, drugs dealen, inbraken plegen, vandalisme, intimiderend gedrag, diefstal van brommers, spijbelen, weglopen van huis, …
Het rapport ‘Brugge(n) voor jongeren’ geeft aan dat er in Brugge zo’n 400-tal maatschappelijk kwetsbare jongeren zijn.
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN STRATEGISCHE BEVORDEREN
DOELSTELLING
1:
EEN
INTEGRALE
EN
GEÏNTEGREERDE
AANPAK
Operationele doelstelling 1.1. Er worden gegevens verzameld en geanalyseerd m.b.t. de sociale overlast en maatschappelijke kwetsbaarheid in Brugse buurten Registratie preventiewerkers: Het registratiesysteem van de werkers zorgt voor heel wat nuttige input voor het project. Concreet houdt dit in dat de preventiewerkers hun whereabouts en observaties archiveren. Welke parken, pleintjes of hangplaatsen zijn bezocht, wanneer, gesprekken met buurtbewoners, netwerk of gasten, zijn er zaken gevandaliseerd die moeten gemeld worden aan de gespecialiseerde diensten, verhalen van gasten, … Al deze zaken worden geregistreerd in een excelbestand dat wekelijks wordt bijgehouden. Het grote voordeel van dit bestand is dat we op het einde van het jaar een balans kunnen opstellen per pleintje. Is er werkelijk overlast geweest? Wie zit op welk pleintje, is er verloop tussen de gasten, enz. Het is als het ware een identiteitskaart per plein die ons een duidelijk beeld geeft van het werk dat daar het voorbije jaar verricht is. In 2015 wordt deze registratie verder gedigitaliseerd. Werkgroep parken en pleinen: Via de werkgroep parken en pleinen die maandelijks samenkomt, verzamelen we ook heel wat informatie. Dit werkoverleg zorgt ervoor dat diensten met elkaar werken en niet naast Werkingsverslag 2014
elkaar. Informatie kan op een snelle en onderbouwde manier doorgespeeld worden naar de diensten die verantwoordelijk zijn. Dit zorgt ervoor dat we als stad, in concreto alle diensten die werken rond goed gebruik openbare ruimte, een goede informatiedoorstroom genereren. De informatie die hier van belang is, zijn de interventieverslagen van de politie, de registraties van de preventiewerkers, observaties van gemeenschapswachten, aantal ledigingen per afvalmand genoteerd door de mensen van dienst leefmilieu… Dergelijke informatie is van goudwaarde voor de verschillende diensten en zorgt voor een integrale aanpak van overlast. Logboek: Indien het platform van ons registratiesysteem niet voldoende ruimte geeft om bepaalde zaken uit te spitten, vertalen we dit in een logboek. Dit logboek omvat de verhalen van jongeren/gasten die een serieuze rugzak met zich mee dragen. De vraag wordt hier gesteld hoe we ons als dienst moeten profileren bij dergelijke cases die dienstoverschrijdend zijn. Via dergelijke verhalen kunnen we op het einde van het jaar wat beleidsaanbevelingen voorleggen aan
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
34
het bestuur. Het bottom-up informeren van beleidsmakers die dergelijke informatie zelf niet aan den lijve kunnen ondervinden, is van
groot belang voor de verdere ontwikkeling van het preventiebeleid in Brugge.
Operationele doelstelling 1.2. De preventiewerkers worden gecoördineerd. De coördinator van het project zit tweewekelijks samen met elk van de werkers afzonderlijk. Op dit individueel overleg wordt bekeken wat er gaande is in het gebied. De lopende dossiers worden besproken. Daarnaast worden nieuwe opportuniteiten/vragen afgetoetst op haalbaarheid binnen het takenpakket.
Minimum 1 maal per maand komen de 3 werkers en de coördinator samen om algemene zaken en overkoepelende projecten te bespreken. Ruimer dan het project is er het 2 maandelijks teamoverleg met alle medewerkers van de preventiedienst. Voor 2015 willen we verdergaan op dit elan.
Operationele doelstelling 1.3. Het activiteitenaanbod wordt bekend gemaakt in de aandachtsbuurten De preventiewerkers zorgen voor toeleiding van jongeren in hun gebied. De preventiewerkers maakten activiteiten van partners in het jeugdlandschap bekend. Zo is er aanbod van buurtsport, jongerenwelzijnswerking het Salon, de jeugddienst, de sportdienst, … Voor elke vakantie was er een overleg om de agenda’s van de partners wat op elkaar af te stemmen. Dit ter voorkoming van een dubbele programmatie voor de zelfde doelgroep. Deze samenwerking heeft in 2014 geleid tot betere afstemming en zelfs hier en daar structurele samenwerking. De facebookpagina van de preventiewerkers fungeerde
ook vaak als bekendmakingspagina voor dergelijke activiteiten. De werking op het virtuele openbaar domein (sociale media) verloopt meer gestructureerd en het blijft een belangrijk aandachtspunt om hierop actief te blijven. Een aandachtspunt zal blijven om de doelstellingen van aanwezigheid op deze sociale media scherp te houden. Ook in 2015 wil het preventiewerk er werk van maken om jongeren toe te leiden naar het aanbod van vrijetijdsbesteding. Via nieuwe media en nieuwe apps (vb. buurtsport-app) hopen we dit nog verder te kunnen bewerkstelligen.
Operationele doelstelling 1.4. De personele en materiële omkadering is aangepast aan de werking Voor een deel van de werkingsmiddelen wordt samengewerkt met de jeugddienst, deze ondersteuning verliep in 2014 goed. De preventiewerkers beschikten over de nodige middelen om nieuw “hangout” materiaal aan te kopen. Ook via de preventiedienst zijn er middelen voorhanden. Verder proberen we ook het nodige sensibiliseringsmateriaal dat al voorhanden is bij de verschillende Werkingsverslag 2014
organisaties die werken rond zwerfvuil, te verkrijgen. We moeten het warm water niet gaan uitvinden. In het verleden werd er al regelmatig aangekaart om meer aanwezig te zijn in de digitale openbare ruimte, m.n. het gebruik van smartphones, voor de contacten, de registratie, gebruik apps voor en door jongeren, … was hier de piste. Ook in 2015 willen we de mogelijkheid verder onderzoeken. We merken dat jongeren het snelst te bereiken zijn via hun telefoon.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
35
Sms’en volstaan niet langer. De jongeren willen zien dat anderen ook deelnemen. Een facebookupdate op locatie doet wonderen. Vanuit de stad dient er eerst een algemeen beleid uitgewerkt te worden omtrent data abonnementen en smartphones. In 2015 willen we de preventiewerkers ruimte-onafhankelijk laten werken. Verder beschikten de preventiewerkers over een eigen vervoermiddel in de vorm van een fiets en een bestelwagen om grotere zaken te vervoeren (bij hangouts, evenementen, …). Tijdens
vakantieperiodes konden we beroep doen op de busjes van de gemeentescholen. In 2014 werd er voor de preventiewerkers een aanvraag ingediend om voor het ganse jaar vrijstelling te krijgen voor aanvragen dienstverplaatsingen buiten de stad. Dit werkte zeker de flexibiliteit in de hand. Omdat er zaken soms op het laatste moment beslist werden, konden we zo meer op opportuniteiten en veranderingen inspelen.
Operationele doelstelling 1.5. De preventiewerker bouwt een netwerk uit i.f.v. het versterken of instandhouden van het sociaal weefsel Binnen de methodiek van het vindplaatsgericht werken (zie 2.1) komt de preventiewerker vaak in contact met personen die deel uitmaken van het grote sociale weefsel in een buurt. Om die reden gingen de werkers gebruik maken van hun contacten om een netwerk te bouwen in de buurt. Zo werd er met de aanwezige jongeren een vertrouwensband opgebouwd en werd er geregeld aangebeld bij buren van pleintjes om te polsen of er overlast ervaren werd. Betrokken buren werden bedankt en meldingen werden zo snel mogelijk overgemaakt aan de bevoegde diensten. Belangrijk hierin was ook steeds het meegeven van een stand van zaken. Burgers houden niet van onduidelijkheid. Als iets vertraging oploopt om welke reden dan ook wil de burger op de hoogte zijn. De preventiewerker gaat met andere woorden proactief tewerk om bij problemen snel te kunnen optreden (of eigenlijk al problemen te voorkomen). Ook in 2014 werden pogingen ondernomen om verschillende doelgroepen samen te brengen ter oplossing van problematieken. Een voorbeeld was de problematiek rond het Jacobinesseplein in de binnenstad, waar buurtbewoners en jongeren in contact gebracht werden. Door de vele contacten is het netwerk van de Werkingsverslag 2014
preventiewerkers toegenomen.
in
2014
sterk
Een leuk initiatief in 2014 is het project Nesten van vzw De Batterie, "NESTEN" staat voor een intensief en experimenteel parcours met kinderen en jongeren, om in hun buurt een eigen plek (voor zichzelf) te creëren. Om dit ambitieuze project te doen slagen hadden ze de juiste partners rond de tafel nodig. Zowel jeugddienst, groendienst, buurtwerking en preventie hebben geparticipeerd om dit project tot een succes te vormen. De insteek van de preventiewerker was om jongeren uit Sint-Pieters te activeren om deel te nemen aan de workshops. Die betrokkenheid zorgt in een later stadium voor meer respect en affiniteit voor het eindresultaat. Ook het sociaal weefsel van buurten kan door dergelijke projecten zeker versterkt worden. Jong en oud wordt tijdens dergelijke projecten met elkaar in contact gebracht. In 2015 zal de effectieve bouw van het kunstwerk, in samenwerking met de jongeren van Sint-Pieters, plaatsvinden. Het aandachtspunt voor 2015 is het verder ontwikkelen van methodieken om moeilijk te verenigen doelgroepen samen te brengen.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
36
Ook in andere Brugse buurten werden netwerken verder versterkt: o.a. in
jeugdwerkingen, particuliere buurtwerkingen en wijkagenten.
Zeebrugge werd er ondersteuning gegeven aan buurtsport om een jongerenaanbod uit te werken (WUK). Ook het stedelijk buurtwerk nam hier aan deel. Verder denken we aan de extra aandacht die we besteed hebben aan de contacten met
Samenwerking met stedelijke buurtwerkers is niet structureel, maar eerder ad hoc. Waar de opportuniteit zich voordoet zal er zeker samengewerkt worden. Een voorbeeld uit 2014 is de samenwerking voor het WUK-project in Zeebrugge.
Operationele doelstelling 1.6. Er worden overlegorganen samenwerkingsverbanden opgezet omtrent buurtgebonden fenomenen thema’s, incl. overlast door bepaalde doelgroepen. Enerzijds waren er regelmatige overlegstructuren en anderzijds occasionele overlegmomenten. De regelmatige overlegstructuren waar de preventiewerkers aan deelnamen zijn: -
lerend netwerk (binnen bruggen voor jongeren)
Het gaat om een lerend netwerk van preventiewerkers, buurtsportwerkers en jeugdwelzijnswerkers. Het doel van dit overleg is de werkingen goed op elkaar afstemmen: leemtes blootleggen en zoeken om deze op te vullen. Het lerend netwerk wil in 2015 verder gaan en nog meer aan de hand van good practices leemtes opvullen. Naast het lerend netwerk is er ook het netwerkmoment voor alle partners binnen Bruggen voor jongeren, de stuurgroep bruggen voor jongeren en de actiegroep. (Bruggen voor jongeren vloeide voort uit het onderzoeksrapport dat opgesteld werd door Uit de Marge). -
Overleg buurtsport/ ‘t Salon
Er was geregeld overleg met buurtsport. Vaak was dit per regio met de betrokken werker. Op deze bijeenkomsten werden activiteiten voor vakantieperiodes gepland. Ook tijdens het jaar gingen er geregeld activiteiten door waarbij voorafgaand overleg wenselijk was. Een voorbeeld daarvan was het evenement ‘buitenspeeldag’. Op Sint-Pieters,
Werkingsverslag 2014
en of
Sint-Kruis en Zeebrugge waren er tijdens het jaar structurele activiteiten. Met jongerenwerking het Salon was het de bedoeling om per vakantie een gezamenlijke activiteit te doen samen met buurtsport. Onze rol was meedenken over de activiteit en het toeleiden van jongeren uit onze buurten. Dergelijk overleg is nodig en was in 2014 soms nog te beperkt qua inhoud. De uitdaging naar 2015 ligt erin om nog concreter samen te zitten. Zaken als begeleidershouding, positie van de respectievelijke werkers, omgaan op dezelfde manier met agressie (aanvullend), duidelijke verantwoordelijkheden uitspreken, niets aan het toeval overlaten, … -
Werkgroep parken en pleinen
(Zie OD 1.1) Eind 2014 kwamen de gebiedsverantwoordelijken van de politie erbij. In 2015 wordt er gestreefd naar 4 aparte werkgroepen per regio. Zo willen we nog korter op de bal en nog meer geïntegreerd tewerk gaan in de buurten.
De occasionele overlegstructuren zijn contacten met zaalwachters (meegeven tips en tricks), regelmatig overleg met lokale politie, overleg met instellingen bijzondere jeugdzorg, jeugdwelzijnsmedewerkers, … De contacten worden onderhouden in functie van het netwerk.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
37
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2: VERMINDEREN VAN RISICOGEDRAG Operationele doelstelling 2.1. Via vindplaatsgericht werken worden hangplaatsen, parken en pleintjes wekelijks bezocht door de preventiewerkers -
Vindplaatsgericht werken:
De preventiewerkers hebben elk een gebied waar ze verantwoordelijk voor zijn. Deze manier van werken zorgt voor een gezicht binnen de wijk. Dit versterkt het vertrouwen binnen de buurt en bij de jongeren. De werker spitst zich toe op zijn gebied wat er voor zorgt dat er dieper gewerkt wordt en er zelfs aandacht is voor nazorg. De preventiewerker kan zo zelf afstemmen op zijn doelgroep wanneer het nuttig is om aanwezig te zijn. Zo werd er regelmatig avond en weekendwerk gepresteerd in 2014 om contact te houden met de doelgroepen op de juiste momenten. Ook voor 2015 wordt bewaakt dat men op de gepaste momenten aanwezig is. Iedere hangplek is anders, iedere groep jongeren heeft zijn eigen hangmomenten. De preventiewerkers merken op dat de mobiliteit van de jongeren groeit waardoor je overal jongeren kan aantreffen die niet in de buurt wonen of naar school gaan. De vriendengroep, de aantrekkelijkheid van het plein, een politiecontrole, … zijn factoren die het rondhangen beïnvloeden en waar de preventiewerkers geen vat op hebben. De samenstelling van een groep is ook zeer variërend. De ene week zijn het nog de beste vrienden, maar volgende week omschrijven ze elkaar als ergste vijanden. Opmerkelijk is wel dat de leeftijd voor rondhangers steeds daalt. Kinderen van 8 of 10 jaar vinden het al fijn om gewoon rond te hangen op een plein zonder daadwerkelijk iets te doen. Elkaar ontmoeten, zien en gezien worden en tokkelen op hun smartphone volstaat om een namiddag door te brengen. Koppel daaraan dat ze op die hangplekken vaak in contact komen met oudere jongeren, waardoor de kans dat ze gaan experimenteren reëler wordt. De Werkingsverslag 2014
preventiewerkers bereiken aan de hand van deze methodiek een 300-tal jongeren. -
Proactieve aanpak
Wekelijks worden niet-problematische pleintjes, parken en hangplaatsen bezocht met het oog op het voorkomen van overlast. Opvallend in 2014 was dat er minder overlastklachten waren. Een van de redenen is dat de klachten nu rechtstreeks gecommuniceerd worden aan de preventiewerkers, waar ze vroeger nog via officiële weg gemeld werden. Deze verschuiving ontstaat voornamelijk door de uitbreiding van het netwerk van de preventiewerkers en hun proactieve aanpak.
Tijdens de bezoeken worden zowel jongeren als buurtbewoners aangesproken. Van de informele babbel wordt gebruik gemaakt om enerzijds kennis te maken met de gebruikers van de openbare ruimte en anderzijds te peilen naar sfeer op het plein, parkje of de hangplaats. Deze manier van werken maakt het mogelijk om overlast proactief aan te pakken en snel tussen te komen bij opkomende of oplopende spanningen. In 2015 zal er verhoogde aandacht zijn voor de stationsomgeving. -
Voelsprieten van de stad en signaleren
Gezien de preventiewerkers heel vaak onderweg zijn kan je de preventiewerkers beschouwen als voelsprieten van de stad. De preventiewerkers merken vlug dingen op die gevandaliseerd zijn (bijv. graffiti, vandalisme,…) , onveilige
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
38
situaties (bijv. glas in een zandbak, onveilige speeltoestellen,…), herstellingen en/of werken die moeten worden uitgevoerd (te herstellen speeltoestellen, vervuilde hangplekken,…) . Deze worden zo snel mogelijk gesignaleerd aan de verantwoordelijke dienst zodoende dat er een optimaal gebruik van openbare ruimte mogelijk is. De meldingen worden zoveel als mogelijk afgestemd op de meldingen van de gemeenschapswachten. In 2015 willen we, evt. met bv. een digitaal meldsysteem, daarin nog verbeteren. Preventiewerkers hebben ook een belangrijke signaalfunctie: bijv. een signaal dat de preventiewerkers in 2014 gaven aan de drugcoördinator van de preventiedienst was dat blowen bij veel jongeren als maatschappelijk aanvaard wordt aanzien en ze het dan ook niet zien als iets dat niet door de beugel kan. Blowen kan en mag en daar moet je toch niet bijzonder over gaan doen? Met die opvatting hingen veel jongeren rond. De preventiewerkers vonden dit een verontrustende tendens en gingen hier op 2 niveau’s mee aan de slag: namelijk op het niveau van de intermediairen en op het niveau van de jongeren zelf. Andere onderwerpen zijn (jeugd)werkloosheid, relaties en seksualiteit, cyberpesten, laaggeletterdheid, … . Deze thema’s worden ikv. Brugge(n) voor Jongeren vaak verder opgenomen. -
Werken in groep individueel werken
vs
De preventiewerkers gaan heel vaak aan de slag met groepen, maar waar mogelijk ook individueel. Wanneer een preventiewerker rondhangt op een pleintje, is dat ook een plek waar er jongeren rondhangen. Dit is een sociaal gebeuren met heel wat kansen. Op straat leer je niet alleen nieuwe mensen kennen, maar leer je ook omgaan met andere waarden en normen. Op de hangplaats zijn er ook regels en afspraken die de jongeren,
Werkingsverslag 2014
soms stilzwijgend, afspreken. Op straat gelden de regels die het beleid bepalen (bijv. geen lawaai na 22u, geen vandalisme, geen druggebruik,…). Toch merken de preventiewerkers op dat deze regels vaak overtreden worden en dat de eigen regels en afspraken gelden. Wat niet wil zeggen dat de preventiewerkers deze regels en afspraken aanvaarden en goedkeuren. Integendeel, de preventiewerkers gaan aan de slag met deze regels en maken ze bespreekbaar. Indien nodig signaleren ze deze problemen bij de bevoegde diensten als escalatie vermoed wordt. In 2014 kwamen preventiewerkers vaker in contact met normovertredend gedrag. Geval per geval en in overleg met collega’s werd gezocht naar de beste manier van reageren. In 2015 blijven de preventiewerkers alert voor deze signalen en de manier van reageren. Een voorbeeld ter verduidelijking: Aan het buurthuis in St Jozef waren er heel wat jongeren die op straat voetbalden. Op zich was dit geen probleem ware het niet dat de jongeren een spel hadden ontworpen waarbij het trappen tegen de dakgoot van het buurthuis als doelpunt telde. Dit spelletje “latje trap” zorgde bij heel wat omliggende buren voor overlast. Soms werd er tot laat in de avond gevoetbald en er ontstond wrevel tussen de jongeren en de klagende buren. De jongeren begrepen het probleem niet en vonden dat ze niets verkeerd deden, terwijl het lawaai een aantal buren uit hun slaap hield. De preventiewerker is hier samen met de buurtwerker en de jongeren op zoek gegaan naar een oplossing om niet enkel materiële schade te voorkomen, maar ook een goede verstandhouding tussen buurt en de jongeren te bewerkstelligen zodat er geen sprake meer was van uithangen. -
Vertrouwensrelatie opbouwen met (maatschappelijk kwetsbare) jongeren
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
39
Gezien dat de preventiewerker heel vaak aanwezig is tijdens de momenten dat er jongeren rondhangen, gaat hij de dialoog aan met jongeren. Zo ontstaat er een vertrouwensrelatie waar de preventiewerker de jongeren leert kennen en omgekeerd. Op het tempo en ritme dat de jongeren zelf bepalen, werkt de preventiewerker verder aan deze relatie. De jongeren beschouwen de preventiewerkers als vertrouwenspersoon en op die manier komen heel wat persoonlijke onderwerpen aan bod. Doordat er een verschillende relatieopbouw ontstaat tussen de jongeren onderling verlopen niet alle contacten even vlot. Maatschappellijk kwetsbare jongeren zijn vaak meervoudig gekwetst en stellen moeilijk vertrouwen in nieuwe personen. Toch ondervinden de preventiewerkers daar (tot op heden) minder problemen mee, omdat we er zijn voor deze jongeren en dit ook (zo) bekend maken. De preventiewerker laat (in het begin van de relatie) het initiatief aan de jongere. Iedere jongere is uniek en bouwt op een eigen manier aan deze relatie. Sommige jongeren doen dit door de stoerste verhalen eerst te
vertellen en deze nog eens wat extra te kruiden, andere jongeren kijken liever even de kat uit de boom en lossen niet veel over hun leven. Deze doelgroep van kwetsbare jongeren bereiken we meer dan voorheen, wat samenhangt met de anciënniteit van de jeugdpreventiewerkers. -
Virtueel openbaar Facebook
Ook anno 2014 bleef Facebook zeer populair. We hielden de pagina warm en merkten dat ze druk bekeken werd. Behalve voeling met de jongeren en aanwezigheid in “hun” digitale leefwereld, maakte we gebruik van de pagina om geregeld te sensibiliseren. We merkten dat dit zeker aanzette tot nadenken en kregen er meestal veel reacties op. Bijv. het posten van een filmpje of foto rond mediawijsheid, delen van sensibiliseringscampagnes van andere partners (bijv. sensoa, fietsdiefstal, enz.). O.a het verhaal cyberpesten en mediawijsheid is iets waar we aandacht zullen aan geven in 2015.
Operationele doelstelling 2.2. Er wordt een gevarieerd vormingsaanbod uitgewerkt voor alle leeftijden i.s.m. partners. -
Eigen aanbod
De preventiewerkers werken een aanbod uit op maat en vraag van de jongeren. In 2014 werden minder activiteiten door de preventiewerkers zelf ontwikkeld en werd meer doorverwezen naar andere organisatoren die daar een meer expliciete opdracht toe hebben (vb. buurtsport, ’t Salon, …). In 2015 wordt zoveel mogelijk doorverwezen naar andere actoren, maar preventiewerkers blijven heel gericht en in functie van bepaalde processen een concreet aanbod formuleren. Door het organiseren van specifieke activiteiten die inspelen op de vraag van deze jongeren krijgen de
Werkingsverslag 2014
domein:
activiteiten-
en
preventiewerkers tijd en ruimte om verder en dieper te werken aan de vertrouwensrelatie. Indien de preventiewerkers dus op uitstap gaan met een groepje jongeren is dat altijd met een welgekozen doelgroep en vooropgestelde doelstellingen. De doelstellingen hangen steeds af van de groep jongeren waarmee ze op stap gaan om zo alles op maat en tempo van de jongeren te organiseren. Voorbeelden van doelstellingen kunnen zijn: verantwoordelijkheid leren dragen voor een plek in de openbare ruimte, jongeren leren omgaan met regels en afspraken, jongeren leren stil staan bij hun eigen functioneren en hun grenzen verleggen.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
40
We willen met deze activiteiten ook een aantal jongeren de kans bieden deel te nemen aan iets waar ze anders – omwille van verschillende redenen (bijv. financiële problemen, …) – geen aanspraak op zouden kunnen maken. De preventiewerkers werken zo goed mogelijk alle drempels weg (bijv. zo drukken de preventiewerkers steeds de prijs zodat iedereen mee kan of stellen ze samen met de jongeren een afbetalingsplan op) zodoende dat alle jongeren deel kunnen nemen en niemand zich uitgesloten voelt.
’t Salon, buurtsport, enz.) organiseren om zo bekendheid en toeleiding te organiseren. Doordat de preventiewerkers de jongeren activeren en motiveren om deel te nemen aan een activiteit, en ook door vaak zelf aanwezig te zijn, verlagen de preventiewerkers heel wat drempels. Spreekwoordelijke drempels die er voor kunnen zorgen dat jongeren afhaken en niet deelnemen. Zo hebben we het onder meer over het als “nieuweling” toekomen in een bestaande groep en geen aanspreekfiguur hebben, de locatie van de activiteiten niet voldoende kennen, enz. Voorbeelden hiervan waren in 2014: bowling van jongerenwerking ’t Salon, paintball van jongerenwerking ’t Salon, voetbaltornooi van buurtsport, watersportdagen van buurtsport, enz.
Voor deze specifieke activiteiten verloopt de bekendmaking ook op maat en in de leefwereld van de jongeren. De preventiewerkers selecteren vooraf een groep jongeren die de kans (moeten) krijgen om deel te nemen. Voorbeelden hiervan waren in 2014: skate on tour, BMX on tour, BMX parcours Gent, enz. . Op die manier bereikten we een 100tal jongeren, deels uit de doelgroep. Bijvoorbeeld: Tijdens de skate on tour uitstappen, proberen de preventiewerkers een mix van jongeren met een gemene deler te maken. Die dag is de gemene deler het skaten. De ene jongere is een multiproblem, de andere komt uit een warme thuis en heeft naar eigen aanvoelen geen tekorten. Tijdens dergelijke activiteit komen deze verschillende werelden samen. Dit zorgt voor beide groepen voor verruiming. Dat op zich is al een doel. -
Aanbod i.s.m. anderen.
De preventiewerkers stappen geregeld mee in het aanbod dat andere partners (bv jongerenwerking
Werkingsverslag 2014
De preventiewerkers moeten hierbij wel opmerken dat een eenmalig bezoek soms onvoldoende is om een jongere toe te leiden naar een ander aanbod. Vaak verlopen deze doorverwijzingen moeizaam en haken de jongeren snel af zodra de preventiewerker niet meer meegaat. Het versterken van het netwerk BVJ zal in 2015 leiden tot meer toeleiding. 2014 was het jaar waar het project ‘Brugge(n) voor jongeren’ ook merkbaar was op de werkvloer. De verschillende organisaties die deel uit maken van het lerend netwerk (jongerenwerking ’t Salon, Buurtsport, preventiewerkers) gingen op zoek naar een manier om jongeren toe te leiden naar het bestaande (aanvullende) aanbod dat inspeelt op de vraag van de jongeren. Verschillende activiteiten werden georganiseerd in het Baron Ruzettepark (vlakbij jongerenwerking ’t Salon) om zo jongeren vertrouwd te maken met de omgeving en de medewerkers van andere organisaties. Een wisselend succes dat in 2015 zal herzien worden zodat alle 3 de partners het als waardevol kunnen beschouwen.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
41
In de zomervakantie organiseerde buurtsport ook een voetbaltornooi voor diverse Brugse sociale partners die werken met jongeren tussen 14 en 18 jaar. Dit voetbaltornooi, georganiseerd in een van de Brugse buurten waar de preventiewerkers actief zijn, had tal van verschillende doelstellingen. Niet enkel op vlak van intermediëren, maar vooral op vlak van de jongeren kansen aan te reiken om hun stad beter te leren kennen en (positief) gebruik te maken van de openbare ruimte. Naast een bestaand aanbod organiseren de preventiewerkers ook een aanbod in samenwerking met andere partners (bijv. buurtsport, jeugddienst, enz.). Zo leren de verschillende organisaties jongeren kennen die in een wijk of buurt wonen. Naargelang de interesses kijken de organiserende organisaties dan wat de jongeren zou kunnen prikkelen om ze te activeren. Enkele leuke voorbeelden in 2014 waren:
Entrepot, waren een 75tal Brugse jongeren aanwezig. De tweede contest op Daverlo werd door onvoorziene (weers-) omstandigheden 3x uitgesteld. Buurtsport is een belangrijke partner geworden in dit verhaal. Heel wat activiteiten die de preventiewerkers organiseren op buurtniveau gebeuren in samenspraak met de mensen van
buurtsport. Dit liep in 2014 niet altijd van een leien dakje, maar zit in een stijgende lijn. Na een aantal evaluaties en wederzijdse afstemming zal dit verhaal in 2015 verder worden gezet.
een mooie samenwerking voor de jongeren van St Pieters. Op goed afgesproken tijdstippen kunnen de jongeren gaan fitnessen in het gebouw van het OCMW vlakbij de wijk. Gemiddeld gaan er 6 jongeren naar de fitnessmomenten. een fijne samenwerking tussen jeugddienst en preventiedienst. Op vraag van de Brugse jongeren om 2 skatecontesten te organiseren op lokaal niveau, werd een wedstrijd voor alle Brugse skaters gemaakt. Op de eerste contest, eind juli op het
Werkingsverslag 2014
De preventiewerkers organiseerden in samenwerking met een aantal partners in 2014 ook een aantal grotere, geslaagde, activiteiten. De bedoeling van deze activiteiten is onze jongeren toe te leiden tot algemene grotere activiteiten die inspelen op hun leefwereld. Buitenspeeldag 2014: Woensdag 2 april 2014 stond in het teken van buitenspelen en naast het aanbod dat de jeugddienst en sportdienst van Stad Brugge voorzag in de Brugse binnenstad gingen de preventiewerkers op zoek naar een aantal lokale partners (bijv. buurtsport, stedelijk buurtwerk, buurtraad St Jozef, buurtwerking Het Meulentje en De Wissel, kinderwerking St Jozef en het stampertje, …) om een aanbod te
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
42
voorzien in 2 Brugse aandachtsbuurten, nl St Jozef en St Pieters. De buitenspeeldag 2014 was niet enkel een gigantisch succes op vlak van samenwerking met alle
verschillende partners, maar ook een succes op vlak van bereikte jongeren. In 2015 wordt op eenzelfde manier verder gewerkt, waarbij de preventiedienst vooral het aanbod in de aandachtswijken zal verzorgen. Die dag kregen een 240 tal kinderen en tieners uit St Jozef en een 170 tal kinderen en tieners uit St Pieters de kans om een geweldige namiddag te beleven. Relax: Op maandag 23 juni 2014 organiseerden de preventiewerkers in samenwerking met de jeugddienst en sportdienst het gratis evenement Relax. 300 tieners tussen 12 en 16jaar vonden hun weg naar het Koning Albertpark voor een namiddag vol amusement en plezier. Een mix van workshops, animatie en uitdagende activiteiten zorgden ervoor dat deze groep bakvissen een alternatief
hadden voor het doelloos rondhangen en de verleidende lokroep van de cafés. Dit alles overgoten met een licht sensibiliserend sausje rond drugen alcoholgebruik, zwerfvuil en Werkingsverslag 2014
fietsdiefstal zorgde voor een preventieve boodschap die gesmaakt werd door alle aanwezige jongeren. Voor 2015 willen de preventiewerkers samen met andere partners een vervolg hieraan breien en een
duidelijke visie op eindeexamenvieringen ontwikkelen. Een preventiewerker neemt ook in Zeebrugge een ondersteunende rol op zich. Daar organiseert Buurtsport het WUK-kot dat de Zeebrugse jeugd tussen 12 en 16jaar de kans geeft om elkaar voor en na activiteiten te ontmoeten. De aanwezigheid van de preventiewerker zorgt ervoor dat de jongeren er terecht kunnen voor ontmoeting, ontspanning en een goede babbel. Voor 2015 moet er gezocht worden naar continuïteit van deze werking. Hierin zal de jeugdpreventiedienst geen trekker zijn. Aanbodgericht werken heeft zeker zijn voordelen. Zo kunnen de preventiewerkers bij veel jongeren werken aan gedragsverandering tijdens de uitstappen. Wanneer de preventiewerkers immers naar de jongeren gaan in hun buurt hebben ze weinig tot niets te zeggen over hun doen en laten. De preventiewerkers kunnen meegeven dat ze dat zelf niet goedkeuren. Uitstappen brengen de preventiewerkers in een andere rol waardoor ze plots wel verder kunnen gaan. Doordat de preventiewerkers de jongeren die ze meehebben op activiteiten, in de meeste gevallen al goed kennen, levert dit over het algemeen geen grote problemen op. Wanneer er zich wel problemen voordoen merken de preventiewerkers op dat de groep ook zijn deel doet in de probleemoplossing. Voorbeelden van
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
43
mogelijke problemen zijn pesten, vechten, grenzen aftasten, diefstal,
STRATEGISCHE ONTRADEN
DOELSTELLING
3:
POTENTIËLE
activiteiten claimen, enz.
DADERS
VAN
OVERTREDINGEN
Operationele doelstelling 3.1. Opbouwen van een vertrouwensrelatie met jongeren die een verhoogd risicogedrag vertonen en ermee aan de slag gaan. -
Vertrouwensrelatie opbouwen
Doordat de preventiewerkers al enkele jaren aan de slag zijn binnen dit project heeft iedere preventiewerker al een goed netwerk kunnen uitbouwen. Op de meeste pleintjes, waar jongeren rondhangen, zijn de preventiewerkers geen onbekenden meer. Relaties krijgen meer vorm en de jongeren zijn vragende partij voor een individueel gesprek of persoonlijk advies. De preventiewerkers krijgen dus een steeds beter zicht op de levenskwaliteit van de jongere. Vaak is dit een kluwen van problemen op verschillende levensdomeinen waardoor de jongeren er zelf niet in slagen om deze problemen weg te werken. -
Extra aandacht voor maatschappelijk kwetsbare jongeren
De preventiewerkers hebben extra aandacht voor de jongeren die met een serieuze rugzak aan problematieken op straat hangen. Dakloosheid, werkloosheid, verslaving, geestelijke gezondheid, strafrechtelijke feiten,… zijn thema’s die aan bod kwamen. De jongeren waarmee we werken zijn geen doetjes en deinzen niet terug voor regels of afspraken. Opsluiting of een strafblad bieden onvoldoende weerwerk om deze jongeren op het rechte pad te houden. Het is vaak een overlevingsstrategie om mee te kunnen draaien in deze consumptiemaatschappij waarin gadgets, merkkledij, … een belangrijke rol spelen. Bij deze jongeren proberen we naast onze
Werkingsverslag 2014
aanwezigheid ook met een gezonde dosis advies en ontrading aan de slag te gaan. -
Onvoorwaardelijkheid opvolging
en
Belangrijk om te vermelden is dat de preventiewerkers voldoende vinger aan de pols houden bij de jongeren die zij kennen. Opvolging en interesse tonen, laat aan de jongere voelen dat hij geen nummer is, maar een individu met een eigen verhaal. Een jongere zal deze aanpak waarderen en (meestal) positief reageren. Via een gepaste methodiek eigen aan de leefwereld van de jongeren (sms of facebook) onderhouden de preventiewerkers hun contacten met jongeren die een tijdje van de radar verdwenen zijn. Ook het omgekeerde verhaal speelt zich af: jongeren die ons zelf op een of andere manier proberen te contacteren voor een gesprek of opvolging. Jongeren die met de handen in het haar op zoek gaan naar een luisterend oor die hem of haar op tijd en stond eens wakker durft te schudden. Heel wat jongeren waarmee we werken hebben een negatieve relatie met politie en justitie. Heel vaak komen ze op jonge leeftijd in opspraak en in contact met ons rechtssysteem. Ook gaan de preventiewerkers aan de slag met jongeren die van school moeten veranderen wegens gedragsproblemen, jongeren die in een crisissituatie terecht komen en door het bos de bomen niet meer zien, jongeren die terechtkomen in een observatie- en oriëntatiecentrum,
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
44
jongeren die een als misdrijf omschreven feit pleegden en opgesloten worden in een gesloten instelling. We maken deze jongeren duidelijk dat, wat de oorzaak van deze verandering was niet door de beugel kan, maar dat ze nog altijd bij ons terecht kunnen. Dit creëert voor ons ook de mogelijkheid om dieper te werken met deze jongeren. Zo gingen we dit jaar onder meer op bezoek bij een jongere die het observatie- en oriëntatiecentrum ’t Laar zat, een jongere die in de gesloten instelling De Zande in Beernem zit, een jongere die in het centrum geestelijke gezondheidszorg in Beernem zit,… . Uitdaging voor 2015 zal zijn om het netwerk rond deze jongeren verder te leren kennen en in te schakelen. Het ontwikkelen van een meer afgestemde aanpak voor deze jongeren is een uitdagingen i.k.v. Brugge(n) voor jongeren.
Elke preventiewerker heeft in 2014 wel enkele jongeren gehad die dreigden overtredingen te plegen of er al gepleegd hadden. Door er veel mee te praten (zie 2.1 vindplaatsgericht werken), er te zijn voor hen en vooral te luisteren konden we stappen zetten naar (onze) partners. Dit waren het JAC, CAW algemeen, OCMW, psychiatrie, het SAS (nacht en crisisopvang), politie, gemeenschapswachten, leerlingenbegeleiders, … Preventiewerkers hebben en houden voeling met een risicovolle doelgroep, zowel om slachtoffer als dader te worden, en probeert via het eigen netwerk en eigen inzichten maximaal preventief te werken in 2015. Belangrijke partner blijft de politie. Waar situaties dreigen uit de hand te lopen worden zij mee ingeschakeld in een proces. Ook de boodschap dat de politie met de zaken bezig was, werkt al ontradend.
Operationele doelstelling 3.2. Opzetten van preventieve acties en campagnes rond specifieke overlastfenomenen bv. rond zwerfvuil, geluid, enz. -
Hangouts
Doorheen het werkjaar deden de preventiewerkers een vijftigtal middagmomenten, waarbij ze op een zeer laagdrempelige manier in dialoog gingen met jongeren die gebruik maken van de publieke ruimte. Zo waren er op verschillende plaatsen minder overlastmeldingen door het wegvallen van bijvoorbeeld zwerfvuil. In 2014 is men meer dan 50 keer aanwezig geweest op deze hangouts. In 2015 willen we nog meer aanwezig zijn om zo ook niet enkel klachtgericht maar ook algemeen preventief te werken.
Werkingsverslag 2014
-Sensibiliseringscampagne We hebben gekozen om in 2014 geen omvangrijke campagne (indevuilbak.be rond zwerfvuil) te organiseren zoals in de voorgaande jaren. Dit komt omdat we als dienst niet de draagkracht hebben om dergelijke projecten alleen te bewerkstelligen, er moeten keuzes gemaakt worden en we moeten ons werk leren afbakenen. Daarnaast is het misschien ook niet onze taak het
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
45
voortouw te nemen wat betreft dit thema. Dit wil niet zeggen dat onze expertise betreffende jongeren niet moet meegenomen worden in een breder verhaal, integendeel we moeten er voor zorgen dat we betrokken blijven bij dergelijke projecten maar als deelnemer, niet als trekker. -
Projectgroep HoWest
We hebben beroep gedaan op een projectgroep vanuit de Howest die wat meer onderzoek zou doen betreffende de perceptie van jongeren t.a.v. een propere buurt. Hoe bewust zijn jongeren bezig met dergelijke thema’s, waarom zijn bepaalde buurten meer vervuild dan andere, enz. Jammer genoeg zijn zij niet geslaagd in hun opzet en is er dus ook weinig informatie uit voortgevloeid. -
Verder probeerden we in 2014 gebruikers van de openbare ruimte met subtiele triggers te sensibiliseren wat betreft zwerfvuil.
Zo gebruikten we een groot drankblik als eyecatcher op locaties die geliefd zijn bij jongeren tijdens hun middagpauze.
Ook werden er banners van het IVBO gebruikt met de duidelijke boodschap dat afval in de afvalmand thuis hoort. Deze aanpak verschilt met deze van de vorige jaren aangezien we niet direct klachtgericht locaties viseren. Dit jaar hebben we gekozen om locaties preventief aan te doen zonder dat er al sprake was van overlast. Deze preventieve aanpak past beter binnen onze visie van proactief werken. -
Ook de samenwerking met bepaalde scholen werpt zijn vruchten af.
Jongeren worden via hun school geresponsabiliseerd om de directe omgeving van het schoolgebouw mee proper te houden. Dit lijkt ons maar meer dan logisch aangezien zij er het meeste gebruik van maken. De scholen gaan ook mee in dit verhaal. Bij het begin van elk schooljaar bedanken we de jongeren met een hapje of drankje op hun geliefde hangplek. -
Toekomst
In 2015 willen we als dienst bepaalde zaken heruitvinden: het bestaande campagnemateriaal willen we updaten tegen voorjaar 2015. worden. Samenwerkingspartners zullen gezocht worden waardoor het een campagne is die gedragen wordt door verschillende diensten.
Operationele doelstelling 3.3. Structurele (proactieve of preventieve) ingrepen in de openbare ruimte voorzien of ondersteunen. Eerder in dit werkingsverslag stond het regelmatig overleg met de werkgroep parken en pleinen. Het is binnen die werkgroep dat er ruimte was om structurele ingrepen in de openbare ruimte te voorzien. Binnen dit kader plaatsen we voor 2015 de nood aan meer overdekte hangplekken. Dit ontraadt de jongeren als het ware om niet bedoelde plaatsen te gaan gebruiken als hangplekken (garages, ingangen appartementen, ondergrondse garages, …)
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
46
STRATEGISCHE DOELSTELLING 4: DE SOCIALE CONTROLE BEVORDEREN. Operationele doelstelling 4.1. Preventiewerkers bezorgen handvatten en inzichten m.b.t. het omgaan met (hang)jongeren. De preventiewerkers gingen actief aan de slag met de buurtbewoners die lasten kunnen ondervinden van nabij liggende parken of pleintjes. Zo gingen de preventiewerkers mensen informeren over omgang met jongeren, mogelijke stappen bij overlast, stand van zaken, … Naast de buurtbewoners gaan we ook aan het werk met de mensen van de groendienst, de conciërges, de zaalwachters, … Iedereen die in het gebied van de preventiewerker in
intermediairen
contact kwam met hangjongeren werd in het netwerk opgenomen. Op zijn minst werd er geluisterd. Verdergaand en per geval werd er geduid, overlegd, afgesproken, een stappenplan opgemaakt, … Waar er vroeger grotere groepen in 1 keer gevormd werden omtrent hangjongeren werd er in 2014 (sinds de gebiedsverdeling) veel meer ‘a la tête du cliënt’ gewerkt. Op zich draagt dit dan weer positief bij voor de netwerkvorming in de buurt.
Operationele doelstelling 4.2. Buurtbewoners en jongeren worden gestimuleerd om zelf initiatief te nemen om kleine samenlevings-problemen en beperkte overlast te signaleren alsook waar mogelijk en wenselijk zelf aan te pakken. Voor de meeste parken en pleinen kennen we ondertussen buurtbewoners die zich betrokken voelen. Door geregeld langs te gaan en ter beschikking te staan van die mensen, werden veel zaken van kortbij opgelost. De mensen hadden het gevoel dat er geluisterd werd en gingen minder snel klagen. Er werd ook vaak op gehamerd dat er nog steeds klacht moet ingediend worden bij politie. Veelal deden
mensen dit niet langer door bijkomende rompslomp en mogelijkheid van represailles.
de de
In 2015 wordt het netwerk van omwonende bewoners die een oogje in het zeil houden verder onderhouden, zonder er officiële peters- en meters van te maken. I.k.v. parken en pleinen wordt waar nodig/wenselijk het netwerk rond bepaalde pleintjes wat versterkt. Een visie hieromtrent wordt ontwikkeld.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 5: DE NEGATIEVE GEVOLGEN VAN SLACHTOFFERSCHAP DOEN AFNEMEN Operationele doelstelling 5.1. Aandachtsbuurten of problematische situaties op parken en pleinen worden op korte en lange termijn aangepakt met de nodige partners, de jongeren en de buurtbewoners. Waar er problematieken ontstonden tussen jongeren en buurtbewoners bemiddelden de preventiewerkers waar mogelijk. Overlegmomenten waar zowel jongeren als buurtbewoners op uitgenodigd werden, zorgden voor communicatie tussen beide partijen. Goede afspraken maken en de communicatie bevorderen was de doelstelling. Een
Werkingsverslag 2014
belangrijke verandering in 2014 was de steeds vaker terugkerende klachten omtrent jeugdverenigingen. Een van de dossiers is het geval Karel de Goede (Assebroek). De buren hebben er een langlopend klachtendossier terug boven gehaald. De jeugdvereniging ligt er in het midden van een residentiele woonwijk. De gewone werking brengt
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
47
lasten mee, maar die willen de bewoners gerust dragen. De lasten die zich niet zozeer afspelen rond de gewone werking maken het echter moeilijk om verdraagzaam te blijven. De baravonden liepen vaak uit de hand. Vanuit de stad hebben we een bemiddelende positie ingenomen. Op vraag van de politie zijn alle betrokken partijen samen gezet en is er werk gemaakt van een actieplan.
Tegenover het plan stonden ook sancties die bij niet naleven in het leven geroepen werden. We merken over dit geval heen een algemene tendens van jeugdverenigingen om veel alcohol te gebruiken in hun jeugdlokalen. Dit gegeven wordt zeker meegenomen naar 2015 om er samen met de nodige partners – o.a. en vooral de jeugddienst – rond te gaan werken.
Operationele doelstelling 5.2. In specifieke gevallen gaan preventiewerkers op zoek naar aansluiting bij het welzijnsnetwerk om Problematische Opvoedingssituaties (POS) te verhelpen. De uitbreiding van ons netwerk was een doelstelling waar het volledige jaar hard aan gewerkt is, met nadruk op instanties binnen de bijzondere jeugdzorg. Een korte voorstelling van
het project en hoe we elkaar als organisaties kunnen versterken, waren de opzet van de overlegmomenten. (’t laar, de schoor, de kantel…).
4. SWOT 2014 Sterktes? Sterke flexibiliteit i.f.v vindplaatsgericht werken Onvoorwaardelijkheid (minder dwingende kader) Keuze voor gebiedsgerichte werking
Zwakte? Soms te brede focus waardoor te weinig gericht bezig/afgebakend taakpakket /onduidelijk profiel (naamgeving/opdracht) / naamgeving Geen vierde man/vrouw vrouw? Gebrekkige integratie van soortgelijke initiatieven?
Bedreiging? Structurele samenwerking tussen diensten/organisatie bemoeilijkt door soms gespannen politieke verhoudingen Toenemende druk op de doelgroep met allicht grotere vraag naar preventiewerk? Toenemende mobiliteit/vluchtigheid van jongeren
Kansen? Verdere digitalisering van methodieken Continuïteit van het team Brugge(n) voor jongeren als hefboom voor meer netwerkvorming
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
48
Subfenomeen 1.3. sociale overlast n.a.v. het vervuilen van het openbaar domein 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen preventieplan 2014:
het
veiligheids-
en
Fenomeen 1, Subfenomeen 1.3 Rein openbaar domein: In de jaren ’90 werd Brugge geteisterd door een enorme graffitiplaag. De stad werkte hiervoor een geïntegreerd graffitibeleid uit op basis van 3 pijlers: preventie, repressie en curatie. Ondanks het succes van de al behaalde resultaten, behoeft het graffitibeleid een blijvende opvolging.
-
Personeelssamenstelling:
Sophie De Meyer, maatschappelijk assistent (niveau B), fulltime Stijn Colenbier, technisch assistent (niveau C), fulltime (vanaf 1 september ingeschakeld binnen stadsreiniging (dienst leefmilieu) met behoud van opdrachten ROD)
-
Beschrijving:
Via allerlei acties is er aandacht voor het proper en rein houden van het openbaar domein en voor respect van andermans goederen. In het bijzonder is er aandacht voor de fenomenen graffiti, aanplakkingen/ wildplakken, wildplassen, onkruid, hondenpoep en zwerfvuil.
-
Samenwerkingspartners:
Er is een nauwe samenwerking met volgende instellingen:
Graffiti-technicus, lokale politie, gemeenschapswachten, jeugddienst, preventiewerkers, dienst leefmilieu, informatiedienst, sportdienst en monumentenzorg naar het inventariseren van illegaal aangebrachte graffiti (project graffiti) Graffiti-technicus, gemeenschapswachten, Groep Intro (project aanplakkingen, wildplakken) Dienst vergunningen, betreffende organisaties (project wildplassen) Gemeenschapswachten en groendienst (project onkruid) Dienst leefmilieu, groendienst, gemeenschapswachten, Groep Intro, WOK, ZOC@home, Arcotec en Sobo (project sneeuwruimen) Lokale politie, gemeenschapswachten, dienst leefmilieu (project hondenpoep) Dienst leefmilieu, jeugdpreventiewerkers, groendienst (project zwerfvuil)
Relevantie en Zonaal Veiligheidsplan:
afstemming
t.a.v.
Er is geen rechtstreekse link of afstemming t.a.v. het ZVP. Desondanks is er toch sprake van een vlotte samenwerking betreffende het vaststellen en opvolgen van graffitivandalisme.
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN Het project richt zich op: A. Graffiti is ook in 2014 verder gedaald. Naar de slachtoffers graffiti kunnen we stellen dat over de ganse lijn, zowel dit jaar als de voorgaande jaren, de stadsen openbare eigendommen, het hoogst blijven scoren. Er is opnieuw een daling van het aantal locaties: 872 in 2012, 699 in 2013 naar 335 in 2014. In 2014 werd Werkingsverslag 2014
er 465 m² graffiti verwijderd, vorig jaar nog 599 m², opnieuw een daling van 22%. Graffiti concentreert zich wel nog steeds in dezelfde zones (vooral Centrum: St Anna, Langestraat, Magdalenawijk, …)
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
49
B. Sinds 2002 stellen we een toename van aanplakkingen (affiches, stickers, …) vast. Vooral de rage van de stickers lijkt ook in Brugge beland te zijn. Het oneigenlijke gebruik van de aanplakzuilen (politieke of louter commerciële boodschappen) werkt storend. Er zijn 2 grote aanplakkers en daar worden afspraken mee gemaakt. Stickers zijn een toenemende problematiek.
C. Wildplassen wordt vooral in een stedelijke context als storend ervaren en als een gebrek van respect voor andermans eigendom. Het gros van de feiten vindt plaats tijdens de weekendnachten (20u tot 8u) en in de uitgaanscontext en voetbal. GASvaststellingen zijn licht gedaald, maar het fenomeen blijft op niveau.
D. Onkruid: Het gebruik van pesticiden werd voor steden en gemeenten aan banden gelegd. Daarom wordt de bevolking zelf gemobiliseerd om storend, woekerend onkruid voor of aan de eigen gevel te verwijderen. De aanpak legt meteen een deel van de verantwoordelijkheid voor een propere, nette en verzorgde buurt bij de bevolking zelf. Vaststelling is dat de meeste locaties onkruidvrij zijn, maar een aantal hardnekkige locaties blijven. Een andere vaststelling is dat huurpanden en appartementen het gevoeligst zijn. Openbaar domein blijft gevoelig, al is in 2014 verbetering vastgesteld. Natte weersomstandigheden zorgden voor een groene zomer.
E. Sneeuw: Eigenaars, huurders of vruchtgebruikers zijn in Brugge verplicht om de stoep en de greppel gelegen vóór de betrokken panden of percelen proper en veilig te houden en op te kuisen. Soms wordt er m.b.t. het sneeuwruimen nonchalant omgesprongen, enerzijds omdat het reinigen van ijzel en sneeuw geen prioriteit is voor de bewoners anderzijds omdat ze het zelf niet meer kunnen doen. In 2014 was er geen sneeuw!
F. Hondenpoep: Met dagelijks duizenden bezoekers, pendelaars en wandelende Bruggelingen is het nodig stoepen, wandelpaden, parken en pleinen vrij te houden van hondenpoep om vervelende, frustrerende en storende situaties te vermijden. Verhoogde politieen GASaandacht zorgen voor wat meer GASvaststelling. De problematiek wordt als seizoensgebonden en als constant ervaren.
G. Zwerfvuil: Een verloederde en onverzorgde buurt is een risicofactor m.b.t. bepaalde (eigendoms)delicten. Vanuit dat oogpunt draagt het beperken van zwerfvuil bij aan het bekomen van een propere, nette en verzorgde buurt en heeft het op die manier een preventieve werking. Er is geen zicht op de evolutie van het fenomeen, maar het is een blijvend aandachtspunt op drukke locaties. Vesten en stationsomgeving zijn verbeterd
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN STRATEGISCHE BEVORDEREN
DOELSTELLING
1:
EEN
INTEGRALE
EN
GEÏNTEGREERDE
AANPAK
Operationele doelstelling 1.1. Er is een goed zicht op de verschillende fenomenen. Het is noodzakelijk om de verschillende fenomenen die binnen het project ROD vallen, te beheersen. De jaarlijkse algemene registratie van de fenomenen graffiti, aanplakkingen/aanplakzuilen en
Werkingsverslag 2014
onkruid tonen de groei en/of afname van het fenomeen alsook kunnen de overlastzones duidelijk in kaart worden gebracht. Deze registraties gebeuren op de Gschijf, zodat ook de andere betrokken
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
50
collega’s een zicht hebben op de opvolging van het fenomeen. De registraties werden in 2014 al voor stuk gerationaliseerd. Het is wel de bedoeling dit te vereenvoudigen onder meer door de (volledige) overheveling naar Stijn. Stijn is in dat licht alvast bezig met een opleiding Excel. De bedoeling is om Stijn hiermee te laten starten in het voorjaar van 2015.
Een meer nauwkeurige registratie van stickers/aanplakkingen gebeurt op basis van specifieke overlast (vb. i.k.v. Voetbal). Er is een reguliere opvolging door Groep Intro 1x/maand. Op de problematiek van zwerfvuil is er nog geen goed zicht: het is de bedoeling om i.s.m. Leefmilieu in 2015 te bekijken welke registraties hierrond mogelijk zijn.
Operationele doelstelling 1.2. Het project is goed omkaderd (qua personeel en materieel). Binnen het project Rein Openbaar Domein zijn er diverse directe partners actief. Er is zowel een operationele groep alsook denktankgroep. De groep gemeenschapswachten, dienst leefmilieu, groendienst, wegendienst, groep intro en het Vlaams Gewest zijn de partners die nauw op elkaar betrokken zijn binnen de reguliere werking op het terrein. In vergelijking met de grootte van het fenomeen is het personeel dat instaat voor de opvolging voldoende. De efficiëntie van de personeelsinzet loopt evenredig met de nodige essentiële logistieke omkadering. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Degelijke producten, de nodige logistiek en nauwe opvolging van de werkprestaties, zorgen voor een evenwichtig prestatiepeil. De diverse projecten hebben ook raakvlakken met andere domeinen en dus andere diensten: Groendienst (onkruid), dienst Leefmilieu (sneeuw, graffiti), Wegendienst (propere stoep – onvolmaaktheden in het wegdek). Om die reden blijft het zaak dat er dienstoverschrijdend kan gewerkt worden. In 2015 wordt gestreefd naar een doorgedreven integrale aanpak waarbij ROD mogelijks geïntegreerd zal worden binnen een cel Goed Gebruik Openbaar Domein (GGOD) ROD/Sophie maakt deel uit van een netwerk dat actief is rond dezelfde thema’s, wat maakt dat er voldoende personeel aanwezig is. Een bedenking Werkingsverslag 2014
hierbij is dat er mogelijks te veel verschillende soorten actieplannen zijn, wat verwarrend kan werken. Idealiter wordt er dus best gestreefd naar 1 actieplan (per thema) waaruit elke partner zijn/haar opdrachten/acties haalt. Voor sommige thema’s werd in 2014 al een actieplan opgemaakt. Voorlopig kan gesteld worden dat er geen/te weinig draagvlak is bij andere diensten/collega’s/partners. In 2015 wordt voldoende draagvlak gecreëerd bij andere diensten met oog op het bekomen van een opvolgstructuur. Onkruid De opvolging van het onkruidproject is zeer arbeidsintensief. Zowel project als gemeenschapswachten hebben een groot deel van hun werk daaraan besteed. Daarenboven valt de onkruidperiode samen met drukke zomerperiode. Omkadering voor een systematische opvolging van onkruid is onvoldoende. In 2015 zal de onkruidactie zich moeten beperken tot een steekproefsgewijze opvolging. Een goede methodiek is te ontwikkelen, zodat er maximaal resultaat kan behaald worden met een meer beperkte inspanning. Plasinfrastructuur In 2014 zijn er geen vergaderingen meer geweest, daar het project toen ook nog weinig concreet was naar verwachtingen bij het stadsbestuur. In 2015 zal een werkgroep Plasbeleid
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
51
een aantal punten concreet uitwerken: kwantiteit van plasinfrastructuur optrekken, plaskaart opmaken, communicatie verbeteren via de website en signalistiek. In 2014 was er een te beperkte omkadering om daar echt werk van te maken. Om een aantal elementen van dit plasplan te kunnen uitwerken, zullen specifieke samenwerkingsverbanden moeten opgestart worden. In 2015 wordt een beperkt budget voorzien van 125.000 Euro. Graffiti De opvolging van graffitiverwijdering is in september 2014 overgeheveld naar de dienst leefmilieu. Een valkuil bij deze detachering is de verwatering van secure opvolging van graffitiverwijdering. In het verleden werd er steeds kort op de bal gespeeld naar verwijdering, nu zijn er al meerdere periodes van uitval (groter takenpakket, afwezigheden
door verlof/ziekte). Omwille van het verminderde aantal overlastlocaties graffiti (641 in 2011 en 2012, 671 in 2013 naar 335 in 2014) kon er tamelijk kort op de bal worden gespeeld. Feit is wel dat daar waar verzaakt wordt aan een korte opvolgingstermijn naar verwijdering er onmiddellijk een boost van illegale graffiti kan worden vastgesteld. Het zal dus belangrijk zijn om de snelle opvolging te garanderen. Een mogelijk voorstel zou zijn om de administratieve focus binnen de preventiedienst te houden: op die manier is er een zicht op de verwijderingstermijn en houdt men een vinger aan de pols bij het illegaal graffitigebeuren in de Stad. Het materiaal om graffiti te verwijderen zal in 2015 door de dienst leefmilieu worden overgenomen. Concreet zal in 2015 de huidige werkwijze geëvalueerd worden en wordt deze bijgestuurd.
Operationele doelstelling 1.3. Er is overleg, afstemming en samenwerking en dit zowel intern als extern (met de verschillende partners). De samenwerking met de verschillende betrokken diensten maakt de fenomenen beheersbaar. Dit jaar werd er niet vernieuwend gewerkt, maar werd de geïntegreerde en integrale samenwerking verder aangescherpt. Omwille van de bekendheid van de projecten en mogelijks ook de resultaten op terrein, zijn de betrokken collega’s echte teamspelers geworden die heel flexibel en nauwgezet hun projectaandeel invullen. Rond de fenomenen graffiti, wildplakken, onkruid en hondenpoep is er een intense en zeer gewaardeerde samenwerking met de gemeenschapswachten. Ook is er een nauwere samenwerking met de dienst leefmilieu, daar de graffiti-technicus tegen het jaareinde gedetacheerd zal worden naar deze dienst. Hierbij blijft het wel belangrijk om nog voldoende de vinger aan de pols te houden naar het snel verwijderen van nieuwe Werkingsverslag 2014
graffiti, opvolging van hotspots en het globaal overzicht behouden. De interne coaching werd herbekeken. Een projectmedewerker wordt sinds november opnieuw gecoacht door een preventieambtenaar. Dit zat al langer in de pipeline en moet communicatie, verwachtingen, feedback, ondersteuning, betrokkenheid, … t.a.v. de projectmedewerker ten goede komen. In 2015 wordt gestreefd naar een structuur waarbij ROD integreert in een cel Goed Gebruik Openbaar Domein, waardoor er een iets bredere omkadering ontstaat en de samenwerking zal gestimuleerd worden. De werkgroep zwerfvuil kwam nog 2 keer samen, maar werd wegens te weinig draagvlak stopgezet. Deze zal geïntegreerd worden in Parken en Pleinen. De werkgroep publiek sanitair kwam in 2014 niet samen,
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
52
daar zijn ‘huiswerk’ klaar was. In 2015 zal deze weer actiever worden n.a.v. de concretisering van enkele punten. In 2014 werden de afspraken tussen ROD en Leefmilieu helder gesteld
STRATEGISCHE ONTRADEN
DOELSTELLING
2:
POTENTIËLE
zodat de taakverdelingen duidelijk zijn. Uiteraard blijft communicatie, afstemming en samenwerking voorop staan. De afspraken met de dienst leefmilieu, groen en wegen worden verder uitgeklaard en bewaakt.
DADERS
VAN
OVERTREDINGEN
Wegens de loopbaanonderbreking van de coördinator VWC werd de projectmedewerker tijdelijk/deels ingezet in VWC. De opvolging van VWC, de contacten met vrijwilligers en het verspreiden van de printers is goed verlopen. Vooral dit laatste was onvoorzien en had wat voeten in de aarde. Inzet in VWC heeft de tijdsinvestering/aandacht voor andere projecten/acties wat gehypothekeerd.
Operationele doelstelling 2.1. Realiseren van efficiënte ontradingsstrategieën om potentiële daders te ontraden. Op het openbaar domein wordt er op verschillende fenomenen gewerkt. De ontradingsstrategieën variëren naar gelang het fenomeen. Wildplakken Om het wildplakken in Brugge tegen te gaan werden er in het verleden 39 aanplakzuilen voorzien die verspreid zijn over gans grondgebied Brugge. Omwille van het verkeerdelijk gebruik van die infrastructuur en het sporadisch voorkomen van het fenomeen wildplakken, werd een sensibiliseringsbeleid rond wildplakken en reglementair aanplakken op aanplakzuilen ontwikkeld. De niet-reglementaire affiches worden overplakt met een affiche met beknopte weergave van het aanplakreglement. Er werden afspraken gemaakt met de 2 grootste verdelers. Deze worden in 2015 terug geëvalueerd, waarbij vooral gebruik door kleine initiatiefnemers moet bewaakt worden. De preventiedienst zal in deze geen initiatief nemen.
Graffiti/stiften/stickers Door graffiti en stickers snel te gaan verwijderen, vermijd je meteen dat er snel nieuwe bijkomen. In 2014 werd Werkingsverslag 2014
en
effectieve
57% van de graffitien stickerverwijderingsopdrachten binnen 7 dagen uitgevoerd, 76% binnen 14 dagen, 86% binnen de 21 dagen en 91% binnen de 28 dagen. Ook valt het op dat de particuliere meldingen graffiti jaarlijks stijgen: 10 meldingen (2011), 33 meldingen (2012), 63 meldingen (2013) en 33 meldingen (2014). In 2014 werd opnieuw minder graffiti gespoten, waardoor de procentuele verhouding van meldingsgraad particulieren, nl. 10%, in verhouding tot het aantal meldingen gelijk loopt met 2013. Hotspotlocaties graffiti waren er niet, het gaat meer om incidentele schrijvers op diverse locaties en dan vooral geconcentreerd in de overlastbuurten Langestraat, SintAnna, Magdalena en de winkelstraten. Er werd één artistiek project uitgewerkt: de nog niet bewerkte wand van de Boeverietunnel, die in het verleden al enkele malen beklad werd met graffiti, werd tijdens het weekend van Autoloze Zondag met kunstige graffiti uitgewerkt. (cf. bijlage 1) Het uitwerken van de muur met artistieke graffiti heeft een zekere preventieve werking: tot nu toe werd de nieuw uitgewerkte muur nog niet beklad. Bij de uitwerking van
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
53
de tunnel zijn er geen echt lokale graffiteurs betrokken: de goede Brugse graffiteurs zijn heel prijzig en de incidentele writers zijn niet goed genoeg en ook niet gekend. Er is weinig voeling met de nieuwe graffitiscene. In 2015 wordt bekeken in hoeverre i.k.v. GGOD iets rond graffiti-preventie kan gebeuren (o.a. Jakobinessenpark verder uitklaren). Beheer infrastructuur: wekelijks worden de locaties Entrepot, Gulden kamer, Daverlopark, Koolkerke, Poelweg en Olympia aangedaan. Verder is er opvolging in hoeverre Stijn dit ook in zijn takenpakket bij dienst Leefmilieu zal meenemen. In 2015 zullen de voetbalploegen bij internationale wedstrijden zoveel mogelijk preventief betrokken worden in het voorkomen van stickeroverlast.
Wildplassen Er werden geen gerichte campagnes gevoerd rond wildplassen in 2014. De collegenota/dossier voor het aankopen van extra plasinfrastructuur in de stad werd verder uitgediept. Een budget van 125.000 euro voor extra plasinfrastructuur werd voorzien voor 2015. Er is een schrijnend tekort aan kwalitatieve openbare toiletten en urinoirs. (cf. bijlage 2) In het najaar (september) werd samen gezeten met de horeca-coach om na te denken over een gezamenlijk en/of afgestemd communicatiebeleid m.b.t. wildplassen. In het ZVP is uitgaansoverlast als prio opgenomen, daarbij is er ook aandacht voor het fenomeen wildplassen. In 2013 waren er 120 vaststellingen van wildplassen, in 2014 waren er 134 vaststellingen. Het blijft zaak om de aanpak rond wildplassen verder uit te diepen. In 2015 moeten een aantal acties rond infrastructuur (toilet Eiermarkt?), sensibilisering (i.f.v. Station en Stadion Jan Breydel) en toezicht concreet worden. Ook i.f.v.
Werkingsverslag 2014
hotspots zal slachtoffergericht campagne ontwikkeld worden.
een
Zwerfvuil Er waren concrete acties i.k.v. preventiewerkers jeugd openbaar domein met een groot aantal hangouts. Daarnaast acties van de gemeenschapswachten (toezicht op lunchende jongeren). Tijdens de maand van de netheid, maart 2014, werden er 52 locaties aangedaan door de gemeenschapswachten. Deze locaties werden op voorhand ook door hen opgegeven, daar zij vanuit hun patrouillewerking een goed zicht hebben op overlastlocaties wat betreft zwerfvuil. De aangesproken particulieren (bewoners, winkelhouders, uitbaters, …) hadden de keuze uit de diverse campagnebeelden vervat in een raamaffiche. Op de opgegeven openbare locaties werden sensibiliseringsborden geplaatst. Algemeen kan gesteld worden dat het zwerfvuilprobleem al verbeterd is, al blijft een exacte meting van deze vaststelling niet echt mogelijk. Tijdens de winterperiode wordt een winterronde uitgestippeld door de gemeenschapswachten waar ze het wintercampagnebeeld verspreiden. In december 2014 werden er 26 affiches verdeeld: Zilverpand, rond de SintSalvatorskathedraal, Halletoren (toilet en conciërge), Markt: frietkoten, Noordzandstraat 94 en 96: friet & pita. In 2014 is werden overleggen georganiseerd rond zwerfvuil in de stationsomgeving die geresulteerd hebben in een aantal concrete afspraken. Er wordt in het stadsmagazine BruggeINspraak steeds gewag gemaakt van zwerfvuilfenomenen. (cf. bijlage 3) In 2015 zal er blijvend aandacht zijn voor de stationsomgeving. Tevens zal worden verkend of er binnen de cel GGOD opkuisacties door buurtbewoners verder kunnen uitgebouwd worden, gekoppeld aan
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
54
een evt. wijkopkuis/ opknapbeurt door de stadsdiensten. Daarnaast werd aandacht voor zwerfvuil opgenomen i.k.v. ZVP prio uitgaansoverlast. In 2015 wordt specifiek rond glas en zwerfvuil gewerkt i.s.m. de horecacoach.
Hondenpoep De aanpak van hondenpoep heeft in 2014 een dipje gekend wat betreft de sensibilisering: borden werd iets minder vaak geplaatst en opgevolgd. Wel was er meer repressieve aandacht. In 2013 waren er 11 GASvaststellingen hondenpoep, in 2014 (tem. november) 9 vaststellingen. Burgers lijken makkelijker de weg te vinden naar de preventiedienst i.f.v. sensibiliseringsmateriaal. Met de dienst leefmilieu wordt de inzet van sensibiliseringsborden verder verfijnd zodat duidelijke hotspots bepaald worden. Ook wordt er steeds persaandacht aan het fenomeen hondenpoep gegeven. (cf. bijlage 4) In 2015 wordt geëxperimenteerd met de zelfhulpbox rond hondenpoep. Onkruid
Het is vooral van belang dat de burger als potentiële dader ingelicht wordt over de verwachtingen van de Stad. Het rein houden van het openbaar domein gaat over een gedeelde verantwoordelijkheid; het is een én/én verhaal. De Stad heeft in dit verhaal de burger nodig en omgekeerd. Het is als Stad dan ook onze opdracht om de burger voldoende te motiveren en weerbaar te maken. Als burger kun je namelijk actief iets ondernemen door bijvoorbeeld je stoep netjes te houden. (cf. bijlage 5) Zie punt 1.2. LEAN-verhaal: werd bekeken maar voorstel om minder te controleren (3x controle + gas) en proactieve aanschrijving van hardleerse onkruidverwijderaars werd niet weerhouden. Zie suggesties in 1.2.
Overgroeiend groen In 2014 kwamen meerdere vragen en klachten rond overgroeiend groen. Deze werden door de preventiedienst behandeld. Binnenkomende vragen worden in 2015 geval per geval bekeken.
Operationele doelstelling 2.2. Organisatoren van evenementen op het openbaar domein worden gestimuleerd om het openbaar domein rein te houden. Wildplassen Om wildplassen tijdens zomer massaevenementen met nachtelijk karakter in te perken, werd voorzien in een subsidieregeling. Private organisatoren genieten van een forfaitaire vergoeding evenredig met het aantal gehuurde plasinfrastructuren. In 2014 werd 6 keer gebruik gemaakt van deze regeling. Er wordt in 2015 bekeken om via vergunningen het voorzien van plasinfrastructuur voorop te stellen
Werkingsverslag 2014
als bindende voorwaarde naar de organisator, die integraal instaat om deze kosten te vergoeden. De Stad kan zich engageren om in een bepaalde perimeter toiletten te voorzien ten laste van de Stad. Zwerfvuil In 2014 waren er initiatieven rond “schoon evenement” via dienst leefmilieu. In 2015 wordt sensibilisering rond overlast zwerfvuil op evenementen bekeken i.s.m. dienst leefmilieu.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
55
STRATEGISCHE DOELSTELLING 3: DE SOCIALE CONTROLE BEVORDEREN Operationele doelstelling 3.1. Aanwezigheid van, toezicht door en aanspreken van potentiële overtreders door gemeenschapswachten en waar nodig/wenselijk vaststellingen door gemachtigde vaststellers (politie en gemeentelijke ambtenaren vaststellers). Graffiti en stickers
Hondenpoep
Repressief toezicht rond dit thema is er niet georganiseerd in 2014. Wel wordt nog maandelijks een fotoverslag overgemaakt aan de lokale politie. In 2014 zijn er geen daders gevat.
In 2014 is er meer aandacht gegeven aan het vaststellen van hondenpoep door de GAS-vaststellers. Dit heeft geleid tot een beperkt aantal (9) vaststellingen. Dit wordt als positief ervaren doordat de stok nu ook effectief van achter de deur wordt gehaald. Het toezicht door de gemeenschapswachten is in 2014 gelijk gebleven.
In 2015 worden geen bijzondere nieuwe acties rond preventief of repressief toezicht gevraagd. Wie wel gevat wordt kunnen via het fotobestand feiten ten laste gelegd worden. In 2015 wordt de relevantie van dit fotoverslag in afspraak met parket en politie geëvalueerd. Ook de relatie met graffiti-bestanden in andere steden moet daarbij onderzocht worden. Zwerfvuil In 2014 waren er regelmatige toezichtspatrouilles, die minstens 2 à 3 keer per week zijn georganiseerd. De vaststelling is dat er minder zwerfvuil wordt achtergelaten. In 2014 zijn er een beperkt aantal vaststellingen gebeurd door GASvaststellers van de dienst leefmilieu. De politie is recent gestart met verhoogd toezicht op glas op straat i.k.v. uitgaansoverlast. In 2015 worden de gemeenschapswachten op eenzelfde manier ingezet: regelmatige patrouilles op zwerfvuilgevoelige plaatsen over de middag en regelmatig na school.
In 2015 willen we op eenzelfde manier verder werken. De plaats waar toezicht georganiseerd wordt en waar evt. gesensibiliseerd wordt (borden gezet), wordt eerst duidelijker gescreend door de gemeenschapswachten. Daar waar het nodig mocht blijken, zullen er borden worden ingezet. Op die manier hoeven er geen nodeloos lange wachtlijsten worden aangelegd voor het plaatsen van borden. Reine stoep: onkruid/sneeuw/ijs In 2014 is zeer intens gewerkt rond toezicht op dit thema, doch uitsluitend rond onkruid daar het niet gesneeuwd heeft. GAS-vaststellingen zijn er in deze niet gebeurd, maar waren wel een duidelijke stok achter de deur. In 2015 wordt het herdacht i.f.v. personeelscapaciteit.
toezicht wat beperkte
Operationele doelstelling 3.2. Buurtbewoners en organisatoren van evenementen openbaar domein worden gestimuleerd om sociale controle uit te oefenen. Rond de thema’s ROD is in 2014 op verschillende manier gecommuniceerd: via BruggeINspraak, via gerichte campagnes, via de website en facebook, Werkingsverslag 2014
communicatieboodschappen tijdens evenementen, duidelijkere signalisatie van vuilnisrecipiënten. Zo werden zowel burgers als bezoekers opgeroepen om de verordening m.b.t.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
56
Rein Openbaar respecteren.
Domein
te
In 2015 wordt de communicatie en geïntegreerd werken omtrent het stimuleren van bewoners versterkt en beter op elkaar afgestemd. Dit wordt STRATEGISCHE DOELSTELLING 4: SLACHTOFFERSCHAP DOEN AFNEMEN
DE
gekoppeld aan de ‘maand van de netheid’ en aan het idee van een ‘wijkopkuis’. Er wordt bekeken of dit ook kan gekoppeld worden aan de ambities i.k.v. het klimaatplan. (cf. bijlage 6)
NEGATIEVE
GEVOLGEN
GELINKT
AAN
Operationele doelstelling 4.1. Stadsdiensten en Bruggelingen weten waar overlast m.b.t. graffiti, illegale aanplakkingen, wildplassen, zwerfvuil, hondenpoep en onkruid kan gemeld worden. De stadsdiensten en Bruggelingen weten waar overlast m.b.t. het openbaar domein kan gemeld worden. Via het meldpunt kan de burger ook andere zaken m.b.t. Rein Openbaar Domein melden. Er is bij de preventiedienst geen duidelijk zicht op de evolutie en het soort meldingen. In 2015 onderzoeken we i.k.v. interne evaluatie en kwaliteitszorg de mogelijkheden om de cijfergegevens van het meldpunt beter te valoriseren. Graffiti en stickers Het aantal aangiften m.b.t. graffiti door particulieren is in 2014 toegenomen, daaruit leiden we af dat de burger makkelijker de weg vindt om graffitifeiten te melden. Aanplakkingen Het feit dat de aanplakzuilen steekproefsgewijs beter worden opgevolgd, motiveert de burger om zijn affiches wettelijk aan te plakken of zelf melding te maken van illegale aanplakkingen. In 2015 wordt vanuit de preventiedienst géén actie ondernomen om het gebruik van de aanplakzuilen door kleinere organisatoren mogelijk te maken.
Deze opdracht situeren we eerder bij de cluster vrije tijd. Reine stoep: onkruid/sneeuw/ijs Rechtstreeks betrokken burgers binnen het project rein openbaar domein worden geïnformeerd via een flyer – bedeeld door de gemeenschapswachten – of een gericht schrijven vanuit de Preventiedienst. De mailing binnen het onkruidproject werd geoptimaliseerd: de flyer werd aangevuld met de nodige contactgegevens alsook werden de diverse brieven inhoudelijk verbeterd. Bij de opvolging van de onkruidmeldingen, is er een verhoogde assertiviteit en/of mondigheid: men gaat bv. pas onkruid gaan verwijderen wanneer er wegeniswerken worden uitgevoerd in de straat, wanneer het stadsgroen ook mooi onderhouden is, etc.… In 2014 zijn wat klachten binnengekomen via de ombudsman. Deze waren deels terecht, deels terug te brengen tot misverstanden. De werkwijze werd aangepast en verder verfijnd om deze klachten te vermijden. (cf. bijlage 7)
Operationele doelstelling 4.2. Overlastfenomenen worden binnen een redelijke termijn aangepakt. Graffiti Wekelijks wordt graffiti verwijderd. In 2014 werd er 465 m² graffiti verwijderd, vorig jaar nog 599 m²,
Werkingsverslag 2014
opnieuw een daling van 22%. 57 % van de opdrachten wordt binnen 7 dagen verwijderd, 76 % binnen 14 dagen, 86 % binnen de 21 dagen en 91 % binnen de 28 dagen. In
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
57
vergelijking met vorig jaar ligt de opvolgingstermijn iets hoger. Cijfers voor 2013: 55 % binnen 7 dagen, 67 % binnen 14 dagen, 73 % binnen de 21 dagen en 78 % binnen de 28 dagen. Aangezien de overlast veel verminderd is en er bijgevolg minder m² graffiti werd aangebracht, kon de verwijderingstermijn ingekort worden. Aanplakkingen Voor het controleren van de aanplakzuilen wordt er wekelijks een halve dag vrij gemaakt. Enkel racistische, politiek getinte of seksistische graffiti en/of aanplakkingen worden bij hoogdringendheid verwijderd alsook aangebrachte graffiti op een historisch pand. Stickers Met het werkvloerproject werd overeengekomen om de ‘gewone’ stickerronde 1 à 2 maal per maand te laten uitvoeren. Hierbij wordt volgend traject aangedaan: Langestraat – Burg –Vlamingstraat – ’t Zand – Hoogstraat – Filipstockstraat – Markt –Vismarkt – Geldmuntstraat – Noordzandstraat – Zilverpand-Steenstraat – ZuidzandstraatMuntpleinJozef Suvéestraat (verlengde vismarkt). Daarbij rapporteren zij aan de preventiedienst: welke straten gedaan moeten worden + welke dagen ze geweest zijn (+ eventueel indruk van de stand van stickers in de straten) De ‘speciale’ stickerrondes/ acties: deze worden enkel gedaan als er een overvloed is aan bepaalde stickers, zoals Bronby of Kopenhagen. Onkruid De aanschrijvingen rond onkruid gebeuren stapsgewijs: binnen een termijn van telkens 3 weken gebeurt er een aanschrijving. In totaal krijgt men 3 verwittigingen en heeft men ongeveer 2 maanden de tijd om het onkruid te kunnen verwijderen. Vroeger werden de onkruidmeldingen Werkingsverslag 2014
om de 2 weken gecontroleerd, wat weinig haalbaar leek. Om die reden werd de controletermijn dit jaar tot 3 weken opgetrokken, wat nu te lang blijkt. Binnen een termijn van 3 weken kan het onkruid verwijderd en opnieuw beginnen groeien zijn. Zo is het niet steeds duidelijk of een locatie werd opgelost en of men al dan niet een bedankingskaart moet bussen. Daarnaast wordt er dit jaar ook gewerkt in regio’s door de gemeenschapswachten. Dat houdt in dat men in plaats van met een duo gemeenschapswachten, nu met alle gemeenschapswachten binnen hun eigenste regio rond onkruid werkt. Het positieve eraan is dat men binnen gans Brugge het onkruidverhaal kan opvolgen. Dit maakt de opvolging ook wel iets complexer: vroeger werden 2 personen gebriefd, nu worden er per regio diverse gemeenschapswachten gebriefd. Feedback van de gemeenschapswachten blijft soms uit, zodat de gerichte opvolgingstermijn niet altijd gerespecteerd kon worden. Ook waren er periodes van uitval door verlof en ziekte, die ook de oorzaak waren van het laattijdig opvolgen van sommige locaties. Zaak is dat de gemeenschapswacht die een bepaalde vaststelling doet ook de afwerking van die locatie doet. Als buitenstaander kan je onmogelijk een zicht hebben op de evolutie van het probleem, tenzij het onkruid intussen verwijderd werd. In 2014 werden er 12 gemeenschapswachten ingezet om het onkruidverhaal op te volgen, verdeeld over de 4 regio’s: regio centrum, regio Noord, regio Oost, regio West. Aantal aangedane locaties: 578 (2010), 516 (2011), 570 (2012), 321 (2013), 1442 (2014). Het gemiddeld aantal locaties van de 4 voorbije jaren werd dit jaar verdrievoudigd. Ook de oplossingsgraad ligt veel hoger: 75% (2010), 87 % (2011), 91% (2012), 95% (2013), 99,7% (2014).
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
58
Wildplassen De curatieve rol met betrekking tot wildplassen wordt door de dienst Leefmilieu opgevolgd. Zij zorgen voor regelmatige reinigingsbeurten van de straten en dit zeker met de focus na het weekend. Hondenpoep Particulieren kunnen sensibiliseringsaffiches rond hondenpoep afhalen in de Preventiedienst. Het is belangrijk dat het probleem aanschouwelijk gemaakt wordt met sensibiliseringsmateriaal in het straatbeeld. Daar waar zich toch overlastproblemen blijven voordoen is het van belang dat er een snelle curatieve opvolging gebeurt en daarnaast ook de nodige repressieve aandacht is om ontradend te werken. In 2015 wordt werk gemaakt van een ‘hondenpoepkit’ (zie 2.2)
en ijzelvorming geldt deze verplichting! Wie deze verplichting niet nakomt, riskeert een gemeentelijke administratieve geldboete. De stad verzorgt in de wintermaanden een 24/24 permanentie voor ijzelbestrijding en sneeuwruimen. Daartoe worden 10 strooivoertuigen ingezet die openbare wegen, bruggen en fietspaden rein houden. Daarnaast worden tijdens de werkuren stadsmedewerkers ingezet om waar nodig aanvullende strooi- en reinigingswerken uit te voeren. Wie ouder is dan 75 jaar is en zelf niet in staat is om sneeuw te verwijderen, weinig mobiel, geen familie, buren of poetshulp heeft, mag telefonisch contact opnemen met de Stedelijke Preventiedienst.
Sneeuw en ijs
Samen met diverse sneeuwpartners worden de locaties opgevolgd: WOK, ZOC@home, Groep Intro, de sociale tewerkstellingspartners SOBO en ARCOTEC en de persoon die normaalgezien instaat voor de graffitiverwijdering wordt tijdens periodes van sneeuwval ingezet om sneeuw te ruimen. In 2014 werd er geen sneeuw geruimd, daar er toen geen sneeuwval was.
Eigenaars, huurders of vruchtgebruikers zijn in Brugge verplicht om de stoep en de greppel gelegen vóór de betrokken panden of percelen proper en veilig te houden en op te kuisen. Ook in geval van sneeuwval
Wel werd een lijst opgemaakt met 200 aanvragen; deze lijst zal in het voorjaar van 2015 aangewend worden bij sneeuwval. Een nieuwe lijst wordt in de winter van 2015 terug aangelegd.
Zwerfvuil Dienst Leefmilieu – stadsreiniging, staat in voor de gerichte opkuis van zwerfvuil. Extra informatie rond overlastlocaties wordt o.a. ook doorgegeven door gemeenschapswachten en in de werkgroep Parken & Pleinen.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
59
4. SWOT 2014 Sterktes? Het project is succesvol: er lijkt effect op het terrein Er is een breed netwerk van actoren, met een vrij goede samenwerking Er wordt kort op de bal gespeeld (zowel in aanspreken als in opruimen) Zwaktes? Besluitvorming verloopt niet vlot/taakverdeling nog te onduidelijk Vrij arbeidsintensieve processen/Beschikbaarheid van eigen personeel ziekte/afwezigheid) brengt continuïteit in gedrang Relativiteit van het begrip overlast: wanneer probleem/wanneer tussenkomen?
(door
Bedreiging? NENO als stoorzender (minder personeel/minder tijd voor opkuis?) Toenemende verwachtingen rond het thema Toenemend afvalproblematiek Kansen? Er is een draagvlak bij het bestuur om van ROD werk te maken Regiowerking bij gemeenschapswachten en bij uitbreiding bij de andere actoren van P&P NENO als hefboom voor meer samenwerking Klimaatplan als hefboom rond structureel afvalbeheer.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
60
Fenomeen 2: Inbraak in woningen 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen Preventieplan 2014:
Veiligheids-
en
Het project richt zich op fenomeen 2 van het veiligheids- en preventieplan. Het is de bedoeling enerzijds de veiligheid van de burger te verhogen (door het voorkomen van inbraken en inbraakpogingen), en anderzijds het onveiligheidsgevoel dat veroorzaakt wordt door dit fenomeen weg te werken of te verminderen.
-
Personeelssamenstelling:
Eva Cocquyt, preventiewerker (niveau B), voltijds
-
Beschrijving:
Preventie van inbraak in gebouwen door Brugse burgers te wijzen op risicogedrag, risico's, beveiligings-mogelijkheden en het stimuleren van preventieve gedragingen.
-
Samenwerkingspartners:
Er wordt voornamelijk samengewerkt met de lokale politie, meer specifiek met de wijkinspecteurs en hun leidinggevenden en
met de sectie vermogen van de lokale opsporingsdienst. We werken vaak samen met diverse educatieve, socio-culturele organisaties voor het geven van voordrachten betreffende inbraakpreventie. Vanuit het SLIV krijgen we ondersteuning in de vorm van didactisch materiaal en vormingen. Eveneens werken we nauw samen met externe bedrijven zoals slotenmakers, met andere lokale politiekorpsen om op de hoogte te blijven van de nieuwe ontwikkelingen, het gebruik van didactisch materiaal, e.a. Ook de Provincie is een partner waarmee we regelmatig rond tafel zitten en die instaat voor de organisatie van de Lokale Ronde Tafels.
Relevantie en Zonaal Veiligheidsplan:
afstemming
t.a.v.
Het project sluit nauw aan bij de prioriteit 'inbraken in gebouwen' uit het lokale veiligheidsplan. Met dit punt worden inbraken in bewoonde huizen ontmoedigd. Preventie van inbraak is daarbij expliciet ingeschreven en ingeschakeld in het veiligheidsplan. De diefstalpreventieadviseur werd dit jaar piloot van de werkgroep Inbraak, waarbinnen preventie een groot deel uitmaakt van het actieplan Inbraak in gebouwen.
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN In de lokale veiligheidsdiagnose 2013 is een uitgebreide fenomeenanalyse opgenomen. Uit deze analyse blijkt dat het project zich vooral moet richten op beveiliging van woningen via het OFEM-plan en ervoor zorgen dat er voldoende beweging, zichtbaarheid of sociale controle is in de onmiddellijke omgeving van de woning. Ook de inbraken bij zelfstandigen en KMO’s mogen niet uit het oog verloren worden. Met het accesprogramma worden deze inbraken strikt bijgehouden, waardoor er een duidelijk zicht is op het aantal inbraken in zowel winkels als bedrijven.
Werkingsverslag 2014
Inbraak is een fenomeen dat zich voordoet met weinig regelmaat of voorspelbaarheid, waardoor het onveiligheidsgevoel bij de inwoners sterk aangewakkerd wordt. We kunnen spreken van twee soorten dadertypes, namelijk lokale daders en georganiseerde rondtrekkers. Er worden zowel overdag, ’s avonds als ’s nachts woninginbraken gepleegd. Dit gebeurt meestal in afwezigheid van de bewoners. In de aanpak van de inbraken willen we vooral de burger meer betrekken en een proces uitschrijven om kwaliteitsgaranties in te bouwen. Inbraken in woningen en andere gebouwen is ook nationaal een prioriteit.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
61
Het aantal inbraken in woningen is in 2014 stabiel gebleven. Het aantal inbraken in gebouwen echter, kende een stijging. Opmerkelijk is wel de toenemende geweldsgraad bij de modus operandi (glasbreuk, …) en de toenemende willekeur in de keuze van de inbraakplaatsen, wat mogelijks kan wijzen op wat meer lokale daders. Doelstelling: De lokale politie Brugge wil samen met de partners potentiële daders ontraden via gerichte acties op lokaal en
zone-overschrijdend vlak. Op lokaal vlak zal gestreefd worden naar zowel ontrading als vatting van de daders door gericht toezicht enerzijds en kwalitatieve aanvankelijke vaststellingen en recherchematige aanpak anderzijds. Tevens wordt verder werk gemaakt van een gestructureerde samenwerking met de burgers, de preventiedienst en de dienst slachtofferhulp van het CAW. De wijkinspecteurs zorgen ervoor dat slachtoffers van inbraken degelijk bejegend worden en geven informatie over beveiligingstechnieken.
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN STRATEGISCHE BEVORDEREN
DOELSTELLING
1:
EEN
INTEGRALE
EN
GEÏNTEGREERDE
AANPAK
Operationele doelstelling 1.1. De diefstalpreventieadviseur heeft een duidelijk zicht op de fenomenen die verband houden met diefstal en met ‘inbraken in gebouwen’. Dagelijks worden alle cijfergegevens bekeken in ISLP via het accessprogramma. Op die manier worden alle inbraken geregistreerd, geanalyseerd en krijgen we een duidelijk zicht op het fenomeen. Hiervoor werken we samen met de strategisch analist en het lokaal informatiekruispunt (LIK). Het LIK zorgt vervolgens dat alle relevante informatie uit die analyse verder geëxploreerd wordt d.m.v. de briefingtool: een intern sturingsinstrument om beter zicht te krijgen op het fenomeen. De ruime info wordt dus gefilterd tot wat belangrijk is en verspreid via een intern kanaal om zo voor alle mensen op het terrein kort en bondig de info te bundelen. Naast het gebruik van access beginnen we ook meer via Orbit gegevens te verzamelen. Orbit is een programma dat bepaalde fenomenen in kaartvorm omzet. Voor inbraken is dit uiteraard heel interessant. Zo krijgen we een gedetailleerd beeld van de situering. Liggen de inbraken aan de uitvalswegen of niet, liggen de woningen in een wijk, aan een spoorweg, aan een voetgangersWerkingsverslag 2014
en/of fietspad, enz. Ook kunnen de interventieploegen d.m.v. de kaartvoorstelling heel vlug zien waar ze moeten patrouilleren. Dit zorgt voor een betere gerichte controle bij bijvoorbeeld alarmbelprocedures, grote acties, enz. Ook de DPA-werkt met ORBIT, in 2015 wordt daar verder werk van gemaakt. De bedoeling is om het werken met deze methodiek nog uit te breiden. Orbit wordt binnen de politie Brugge al vaak ingeschakeld. Er worden ook intern regelmatig opleidingen voorzien. Alle informatie wordt ten slotte strikt bijgehouden in een meetplan, een regelmatige registratie van alle acties en resultaten. Die informatie is van belang voor de Zonale Veiligheidsraad. Het is als het ware een samenvatting van alle doelstellingen en acties die bepaald werden in het actieplan. Er werd sinds deze nieuwe samenstelling veel harder en gerichter samengewerkt. We zijn nog steeds bezig met de procesbeschrijving van inbraak, maar ditmaal gefaseerd. Stap voor stap
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
62
pakken we een punt uit het vernieuwde actieplan aan. Het eerste punt was het aanpassen van de checklist. Dit is recent afgerond.
Volgend punt wordt het opmaken van een gestandaardiseerd operatieorder bij alarmbelprocedures.
Operationele doelstelling 1.2. De acties van de technopreventief adviseur worden opgezet en afgestemd in overleg met de verschillende, relevante partners (o.a. politie, andere preventiewerkers, …). De werkgroep inbraak werd recent gewijzigd van samenstelling met de Diefstalpreventieadviseur (DPA) zelf als piloot. De andere partners zijn recherche, het labo van de Federale gerechtelijke politie FGP, de strategisch analist, uit elke regio van de lokale politie een middenkader, een interventiewerker, wijkinspecteur en een vaste verslaggever. Dit voorzitterschap wordt als positief ervaren door de werkgroep. Het is een groot voordeel dat de DPA zelf de trekkersrol in handen heeft. De werkgroep inbraak lijkt opnieuw zijn tweede adem gevonden te hebben. Dit ondervinden we door het grote enthousiasme en de bereidwilligheid om mee te werken aan allerlei acties.
De teruggevonden schwung gaan we in 2015 verderzetten. De gefaseerde aanpak zorgt voor een gestructureerde vooruitgang. Verder hebben we regelmatig extern overleg met andere diefstalpreventieadviseurs en relevante partners. Dit kan zowel georganiseerd in een bepaald overlegforum zoals de Lokale Ronde Tafel, het Nationaal Strategisch Preventiecomité als in de Stuurgroep Technopreventie, maar ook spontaan naar aanleiding van een bepaalde actie. In 2014 hebben we niet meer geparticipeerd in andere tijdelijke werkgroepen. In 2015 zullen we participeren naarmate dit interessant is voor de Stad Brugge.
Operationele doelstelling 1.3. De wijkinspecteurs worden gecoacht bij het geven van technopreventief advies. De wijkinspecteurs worden nog steeds zoveel mogelijk gecoacht bij het geven van hun adviezen. Ook de nieuwe wijkinspecteurs krijgen nog steeds de stoomcursus. In 2014 zijn zo een 3-tal nieuwe wijkinspecteurs gevormd. Alle info wordt op regelmatige basis bezorgd aan de verschillende wijkdiensten. Er wordt nog steeds een rondgang in de verschillende regio’s voorzien, alleen gebeurt dit voortaan zonder de LOD. Het is dus een preventierondgang geworden. De feedback vanuit de LOD gebeurt niet meer tijdens deze rondgang, die gebeurt voortaan systematisch per email. Dit spaart niet alleen veel tijd
Werkingsverslag 2014
uit, maar is ook korter op de bal en gebeurt consequent naar alle betrokken personeelsleden (dus naar iedereen die met dat bepaalde dossier in contact gekomen is). Deze werkwijze werd zeer positief bevonden en wordt in 2015 verder gezet. In 2014 werd de preventierondgang slechts 1x georganiseerd. Dit omwille van de interne reorganisatie van de districten naar regio’s. Vanaf de tweede helft van dit jaar werd dit grotendeels opgevangen door de werkgroep inbraak. Vanaf 2015 zou het ideaal zijn om dit tweemaal per jaar te voorzien, eenmaal in het voorjaar en eenmaal in het najaar.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
63
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2: VERMINDEREN VAN RISICOGEDRAG Operationele doelstelling 2.1. De Brugse bevolking en specifieke doelgroepen (bouwers, verbouwers, leerlingen handel/schrijnwerkerij/ architecten, winkeliers, inwoners inbraakgevoelige wijken) worden geïnformeerd omtrent risico’s tot inbraak en preventiemogelijkheden. De brochure ‘Veilig Wonen’ van de FOD Algemene directie Veiligheid en Preventie werd door onze dienst overgenomen en aangepast aan de Brugse Huisstijl. De brochure werd voor het eerst verspreid op Bouwen Wonen Nu en werd door de bezoekers positief onthaald.
eruit door het gebruik van professionele banners. Na een positieve evaluatieronde zullen we erop toezien dat dit volgend jaar doorgetrokken wordt voor de stadsdiensten zodat ook wij duidelijk kunnen aantonen dat we wel degelijk aanwezig zijn. (Voor inbraken werd dit grotendeels goedgemaakt door de inbraakdeur.)
In 2014 werden zo’n 300 oude brochures verspreid binnen de woondienst en ongeveer 500 in de dienst bouwvergunningen. Ook in 2015 zal de nieuwe brochure via deze diensten verspreid worden. Ook in het Sociaal Verhuurkantoor (SVK) en de Schakelaar zullen er een aantal ter beschikking liggen. Deze kunnen op aanvraag meegegeven worden met de bezoekers. We stonden dit jaar ook voor het eerst met andere diensten samen in één stand op BWN. Vanuit de stad Brugge waren we met 3 diensten aanwezig, nl. de woondienst, groendienst en preventiedienst. Ook het OCMW was er dit jaar bij met het SVK en de Schakelaar. De coördinatie van dit alles werd uitgevoerd door de communicatiedienst. De stand zelf werd voorzien door het OCMW.
Op 11/12/14 werd dit jaar “1 dag niet” georganiseerd. Dit is een nationale dag tegen inbraken die overgenomen werd uit Nederland. I.f.v. deze symbolische actie werden een aantal acties en toezichten georganiseerd.
Over de stand niets dan lof; over de coördinatie daarentegen waren we niet zo positief. Gevolg daarvan was dat het voor de bezoekers niet duidelijk was dat ook de stad Brugge deel uitmaakte van de stand. Vooral het SVK en de Schakelaar sprongen Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
64
Dit initiatief zal vanaf nu jaarlijks herhaald worden. Op 11/12 zijn er in Brugge GEEN inbraken gepleegd, wel 2 pogingen! Het is dus een uitdaging om ook in 2015 opnieuw met een leuk initiatief voor de dag te komen. Verder vonden er ook een 15-tal infosessies plaats. Meestal gingen deze over inbraakpreventie maar soms ook over sociale veiligheid. Ook buurtcomités vinden vaak de weg tot bij ons. En ook via het BIN-Z voor de
hoteliers proberen we op regelmatige basis relevante preventietips te geven die aanleunen bij de hotelsector. In 2015 blijven we dit verder aanbieden, maar blijven we kritisch bij de keuze. In 2014 werden de contacten met de huisvestingsmaatschappijen verder aangehaald. In 2015 wordt verdere samenwerking concreet gemaakt met o.a. aandacht voor communicatie en inbraakveilige bestekken.
Operationele doelstelling 2.2. Bruggelingen worden gestimuleerd om preventieve maatregelen te nemen. Slachtoffers van inbraak krijgen nog steeds een bezoekje van de wijkinspecteur die hen, indien gewenst, een basis beveiligingsadvies van de woning kunnen geven. Het gros van de hercontactnames door wijkinspecteurs verloopt vlot: binnen de 2 weken krijgt een slachtoffer van inbraak een tweede bezoek. In 2015 wordt deze werking verder gezet. We proberen de mensen ook aan te moedigen om preventieve maatregelen in te brengen in de belastingaangifte. Helaas was dit het laatste jaar. Vanaf 2015 wordt deze maatregelen stopgezet. Er is echter goed nieuws op komst. De woondienst zal vanaf 2015 een gedeelte van de woonpremie voorzien voor inbraakpreventie. Het concrete percentage is nog niet bekend, maar wordt opgevolgd. Daarnaast kunnen ook nietslachtoffers een advies aanvragen. Dit kan nog steeds zowel voor particulieren als voor zelfstandigen, bedrijven en openbare gebouwen. Dit gebeurt vaak na deelname aan een activiteit of infosessie of na het verkennen van onze eigen website, maar ook via een speciaal daarvoor ontwikkelde website, www.diefstalpreventieadviseur.be,
Werkingsverslag 2014
waarbij wij ons hebben aangesloten. Ook wordt er via deze website geregeld schriftelijk advies gevraagd en ook gegeven. De bevolking krijgt dan de kans om via dat kanaal een vraag te stellen zonder dat wij daarvoor ter plaatse moeten gaan. In 2014 werd de mogelijkheid om vrijwilligers in te zetten verkend. In 2015 bekijken we in hoeverre ook in Brugge gewerkt kan worden met vrijwilligers. In 2014 werden 77 adviezen uitgevoerd door de diefstalpreventieadviseur. Een 15- tal daarvan gebeurde in gebouwen. De wijkinspecteurs hebben een 400-tal hercosi’s uitgevoerd. Ongeveer 50 mensen hadden hiervoor geen interesse en ongeveer 30 hercosi’s werden niet uitgevoerd. De redenen hiervoor zijn vaak verlof van de wijkinspecteur, de slechte bereikbaarheid van de slachtoffers of andere redenen. In het voorjaar van 2014 werd het dossier ‘Beveiliging van stedelijke scholen’ afgerond. Eind 2013 werd daarmee gestart. Alle stedelijke scholen kregen een grondig en uitgebreid advies. Ook deden heel wat scholen van een ander onderwijsnet op ons een beroep.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
65
STRATEGISCHE ONTRADEN
DOELSTELLING
3:
POTENTIËLE
DADERS
VAN
OVERTREDINGEN
Operationele doelstelling 3.1. Lokale politie, andere overheden en – waar wettelijk voorzien/mogelijk – private bewakingsfirma’s zijn geactiveerd om toezicht te houden op inbraak. De alarmbelprocedure werkt beter dan ooit tevoren: er wordt efficiënt gereageerd op deze signalen. De verhuis van aparte gebouwen naar 1 politiehuis speelt daarbij zeker een grote rol. Er is opnieuw ruimte om heel gerichte info aan de bewoners te verspreiden onder de vorm van een flyer met preventietips maar ook met de vraag om alert te zijn en alle
verdachte gedragingen te melden aan de lokale politie. Deze flyer wordt ook bij acties uitgedeeld in de dispositieven. Verder wordt nog steeds geopteerd om de afwezigheidsmelding en het daarbij horende afwezigheidstoezicht te formaliseren. Tot op heden is daar nog niets mee gebeurd. Kan opnieuw op de agenda komen in 2015.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 4: DE SOCIALE CONTROLE BEVORDEREN Operationele doelstelling 4.1. Bewoners en organisaties worden gestimuleerd om een actieve rol op te nemen m.b.t. sociale controle in de buurt ter voorkoming van inbraak. We proberen zoveel mogelijk in te gaan op vragen die komen van buurtcomités en verenigingen. In 2014 waren er 2 concrete vragen. Er zijn geen ambities om buurtinformatienetwerken te stimuleren, maar zullen zeker waar er vraag en draagvlak is deze mogelijkheid aanbieden. De patrouilles gebeuren tijdens een kleine alarmbelprocedure die zich meestal voordoet op wijkniveau,
STRATEGISCHE DOELSTELLING 5: SLACHTOFFERSCHAP DOEN AFNEMEN
DE
meer en meer via de fiets. De bewoners en passanten kunnen op die manier de politie heel vlug aanspreken en vice versa. Ook proberen we via facebook en twitter regelmatig berichten te plaatsen. In 2015 onderzoeken we in hoeverre we in inbraakgevoelige wijken een preventieve actie kunnen organiseren rond een goed voordeurslot i.s.m. de gemeenschapswachten.
NEGATIEVE
GEVOLGEN
GELINKT
AAN
Operationele doelstelling 5.1. Gestolen, teruggevonden goederen worden zo snel en zoveel als mogelijk terug bezorgd aan de rechtmatige eigenaar. Elk slachtoffer van woninginbraak krijgt een hercontactname via wijkinspecteurs: dit verliep vlot in 2014, zie hoger. Slachtoffers van inbraak in gebouwen krijgen ook de mogelijkheid tot hercontactname, dit via de DPA. Van
Werkingsverslag 2014
deze mogelijkheid wordt beperkt gebruik gemaakt.
eerder
Via de lokale opsporingsdienst worden gestolen goederen maximaal terugbezorgd. Het blijft al bij al bij een zeer beperkte groep slachtoffers, helaas.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
66
In 2014 werden kijkdagen georganiseerd n.a.v. een grote vangst. Deze methodiek werd als arbeidsintensief ervaren. Of dit in
2015 wordt herhaald moet nog blijken. Vaak worden de slachtoffers rechtstreeks verwittigd door LOD bij het vinden van hun buit.
Operationele doelstelling 5.2. Aan slachtoffers van inbraak wordt een passende nazorg voorzien. Bij een hercosi kan een doorverwijzing gebeuren naar het CAW.
4. SWOT 2014 Sterktes Jarenlange ervaring en expertise De werkgroep is breed samengesteld en werkt! De samenwerking is via wijkinspecteurs breed ingebed Zwaktes De gebrekkige aard van vaststelling zorgt voor veel info-verlies Lokaal opsporingsdienst kan onvoldoende ingezet worden wegens te grote procedurelast Moeilijkheid om door te dringen naar grote verbouwers/producenten Bedreiging? Besparingen zetten inzet politie/preventie onder druk Verdwijning van de fiscale aftrek waardoor investering in beveiliging minder aantrekkelijk wordt Socio-economische evolutie zorgen voor toenemend aantal inbrekers/inbraken Toenemende individualisering/anonimisering van het samenleven ondergraaft sociaal toezicht Kansen? Inzet van vrijwilligers? De lokale woonpremie maakt investeren in veiligheid aantrekkelijk Toenemende beveiligingsmogelijkheden via elektronische mogelijkheden
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
67
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
68
Fenomeen 3: Fietsdiefstal 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen Preventieplan 2014:
Veiligheids-
en
Fenomeen 3 van het veiligheids- en preventieplan. Het plan wil fietsdiefstal voorkomen, verminderen en aan het licht brengen. Daarnaast wil het plan ook de onveiligheidsgevoelens die uit fietsdiefstallen voort komen verminderen. Het plan streeft daarbij 4 strategische doelstellingen na: 1) Vermindering van risicogedrag. 2) Negatieve gevolgen van slachtofferschap terugdringen. 3) Een integrale en geïntegreerde aanpak bevorderen. 4) Potentiële daders van overtredingen ontraden.
-
-
Beschrijving:
Via allerlei acties wordt de aandacht voor fietsdiefstalpreventie geactiveerd. Het bewaren en terugbezorgen van ‘gevonden’ fietsen op grondgebied Brugge valt ook onder dit project.
-
Samenwerkingspartners:
Er is een nauwe samenwerking met volgende instellingen en personen: lokale politie Brugge, NMBS, gemeenschapswachten, mobiliteitscel, spoorwegpolitie, Brugse basisscholen, Brugse secundaire scholen, fietspunt (groep Intro), de Provincie WestVlaanderen en een aantal Brugse fietshandelaars.
Personeelssamenstelling:
Ariane Duthoo, preventiewerker (niveau C), fulltime André Schalley, technisch assistent (niveau D), 4/5 tewerkstelling Ivan De Klerck, gemeenschapswacht (niveau D), 4/5 (waarvan 90% in de fietsendienst)
Relevantie en Zonaal Veiligheidsplan:
afstemming
t.a.v.
Een directe link en afstemming met het Zonaal Veiligheidsplan door de opname van fietsdiefstal als prioriteit in het ZVP. De fietsendienst is gelokaliseerd in de lokalen van het district Noord van de Lokale Politie. Dit heeft de contacten en samenwerking met de politie verstevigd.
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN Brugge heeft te kampen met naar schatting 2000 fietsdiefstallen (waarvan 1000-tal geregistreerd) per jaar. Deze fietsdiefstallen worden voornamelijk gepleegd op een 3-tal zwakke punten namelijk de stationsomgeving (30%), de uitgaansbuurten en de plaatsen waar veel fietsen gestald worden (vb. scholen). Een gevolg van het stelen van fietsen is de verloedering en hinder van achtergelaten of langgeparkeerde fietsen.
Om een duidelijker beeld van de problematiek te krijgen en om de aanpak ervan efficiënter te laten verlopen, dient de aangiftebereidheid te worden gestimuleerd. Daarnaast moet er een blijvende aandacht zijn voor uitbreiding, onderhoud en diefstalveilig maken van stallingen. Voorts dient nog werk gemaakt te worden van een repressief luik en dient het terugvinden en teruggeven van fietsen te worden geoptimaliseerd.
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN STRATEGISCHE BEVORDEREN
DOELSTELLING
1:
EEN
INTEGRALE
EN
GEÏNTEGREERDE
AANPAK
Operationele doelstelling 1.1. Er is duidelijk zicht op het fenomeen fietsdiefstal.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
69
Elke dag worden de pv’s die werden opgesteld door de lokale politie en die te maken hebben met fietsdiefstal bekeken via een access-programma. Op die manier zijn wij op de hoogte van het aantal aangegeven fietsdiefstallen waardoor wij een duidelijk zicht krijgen op het fenomeen. Hiervoor wordt er samengewerkt met de cel beleidsontwikkeling van de lokale politie. Om de 3 maanden komt de werkgroep fietsdiefstal samen. Afgelopen jaar werd de samenstelling van deze werkgroep gewijzigd met als gevolg dat de strategische analist er geen deel meer van uitmaakt. Hij zorgt er wel telkens voor dat wij over de recentste cijfers met betrekking tot fietsdiefstal beschikken zodat deze kunnen geanalyseerd worden. Opvallend: ook in 2014 blijven we allicht onder de 1.000 geregistreerde fietsdiefstallen, met wat geluk daalt het aantal fietsdiefstallen voor het 5de opeenvolgende jaar! geregistreerde 2013) 2001 1.274 2002 1.184 2003 1.106 2004 1.098 2005 1.163 2006 1.481 2007 1.524
fietsdiefstallen
sluitgedrag fietsers (afgesloten met een goed slot) statio n
binnenst ad
station + binnenst ad
2012 (juni)
63 %
67 %
64 %
2012 (oktobe r)
61 %
62 %
61 %
2013 (juni)
64 %
67 %
65 %
2014 (juli)
71 %
74 %
72 %
(PCS secundaire scholen
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
1.459 1.383 1.404 1.190 1.064 983 937
Operationele doelstelling 1.2. Het project afstemming met interne en externe partners. Het fenomeen fietsdiefstal is een prioriteit in het zonaal veiligheidsplan van de Lokale Politie Brugge. Naar aanleiding daarvan werd een aantal jaren terug een werkgroep fietsdiefstal opgericht. Afgelopen jaar werd de samenstelling van deze werkgroep gewijzigd. De huidige bezetting ziet er als volgt uit: lokale politie, spoorwegpolitie, mobiliteitscel, fietspunt, NMBS, fietsambtenaar, coördinatie
Werkingsverslag 2014
De coördinatie gemeenschapswachten maakt ook deel uit van de werkgroep fietsdiefstal. Indien er nieuwe cijfers beschikbaar zijn m.b.t. het sluitgedrag van fietsers in Brugge worden deze daar ook overgemaakt en besproken. Opvallend: het aantal goed gesloten fietsen ligt in 2014 op ongeveer ¾!
2012
58 %
2013
61 %
2014
*
* wegens andere prioriteiten (o.a. Kerkebekepad) werd de verspreiding van fietshangers in de secundaire scholen in 2014 geschrapt in de planning
verloopt
gecoördineerd
en
in
gemeenschapswachten, preventiedienst en fietsendienst. Door met deze mensen rond de tafel te zitten, wordt er extra aandacht besteed aan het fenomeen fietsdiefstal en worden er inspanningen geleverd om fietsdiefstal zoveel als mogelijk te voorkomen. Dankzij de verschillende partners werden al heel wat preventieve zaken mogelijk gemaakt, op repressief vlak blijven we net zoals
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
70
de afgelopen jaren echter weinig vooruitgang boeken. In 2015 moeten we bewaken dat het engagement en het enthousiasme binnen de werkgroep behouden blijft. In de dagelijkse werking is er een nauwe samenwerking met de coördinatie gemeenschapswachten,
het fietspunt, de mobiliteitscel en de lokale politie. Op geregelde tijdstippen wordt er een overleg gepland met deze diensten. De samenwerking met deze diensten verloopt goed. Accent 2015: maximale afstemming op het fietsplan Brugge (mobicel).
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2: VERMINDEREN VAN RISICOGEDRAG Operationele doelstelling 2.1. Er wordt comfortabele en fietsdiefstalveilige infrastructuur voorzien. De binnenstad is voorzien van een 3.500 à 4.000-tal fietsdiefstalveilige stallingen, type duostaander. Onlangs werden in de nabijheid van diverse bushaltes extra duostaanders voorzien. De duostaanders zijn goed: je kunt er je fiets op een veilige manier aan vastmaken, alleen is het huidige type niet meer 100% bruikbaar voor moderne fietsen met gebogen kaders: het kader van deze fietsen past niet in de rubberen voorziening, er kan wel gebruik gemaakt worden van de metalen ring om de fiets aan te verankeren. In de binnenstad zijn gesloten fietsbergingen en bergingen in hekwerk voorzien. De bezettingsgraad is 100% met lange wachtrijen per locatie. gesloten fietsbergingen Baliestraat
Boninvest
Calvariebergs traat Gentpoortves t Guido Gezellewaran de Stoelplein
Violierstraat
16 fiets en 22 fiets en 12 fiets en 10 fiets en 20 fiets en 10 fiets en 14 fiets en
Werkingsverslag 2014
fietsbergingen hekwerk Annuntiatens traat Hoogstuk
Katelijnestra at Oostmeers
Snaggaardst raat Venkelstraat
in 18 fiets en 8 fiets en 7 fiets en 12 fiets en 13 fiets en 7 fiets en
Brugge beschikt over 6 randparkings. Mensen kunnen gratis hun wagen op deze parkings achterlaten en van daaruit met de bus of fiets richting centrum vertrekken. Op 5 van de 6 randparkings zijn fietskluizen voorzien. De bezettingsgraad is ongeveer 75%, maar is sterk afhankelijk van de locatie. randparking Bevrijdingslaan Lodewijk Coiseaukaai Magdalenastraat Steenbrugge Boogschutterslaan
aantal fietskluizen 40 10 40 20 10
Aan het station van Brugge zijn er 100 blue-bikes beschikbaar waar pendelaars in 2014 gratis gebruik konden van maken (de stad betaalde 2 euro en het Vlaams Gewest de resterende euro). Vanaf 01/01/15 schroeft de stad haar bijdrage terug tot 1 euro wat waarschijnlijk zal betekenen dat er in gebruik een terugval zal vast te stellen zijn. Voor de studenten van hogescholen voorziet het fietspunt, in samenwerking met een aantal externe partners waaronder stad Brugge, studentenfietsen. Momenteel zijn er 530 studentenfietsen in omloop. In 2014 verschenen er meer mobiele fietsstallingen in het straatbeeld. Er werden 300 extra movilo’s
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
71
aangekocht waardoor de stad nu in totaal over 900 stuks beschikt. Met het nieuwe beleid wordt er meer ingezet op de ontlening van deze stallingen. In 2015 wordt de kwaliteit en gebruiksvriendelijkheid van de fietsstallingen worden i.s.m. de Mobicel geëvalueerd.
van een goed slot en het degelijk afsluiten van de fiets.
In 2009 werden een aantal sensibiliserende borden met het campagnebeeld opgehangen op fietsdiefstalgevoelige plaatsen in de binnenstad. Deze borden zijn nog steeds te zien in het straatbeeld. Later werden er ook een 8-tal borden aangebracht in de fietsstallingen van het station.
De bedoeling zou zijn om de huidige borden te vervangen door borden met een nieuw campagnebeeld, er komt een duidelijkere instructie rond het sluiten van de fiets, de boodschap wordt maximaal digitaal verspreid. Een aandachtspunt voor 2015 is het opvolgen van de situatie station kant St-Michiels en fietsparking binnenstad (Markt).
In 2015 zal er een nieuwe actie uitgewerkt worden waarin aandacht zal gevraagd worden rond het gebruik
Operationele doelstelling fietsdiefstalveilige gedrag
2.2.
Fietsers
worden
aangesproken
op
hun
Op de website van stad Brugge kan de folder ‘je fiets, je vriend, laat hem nooit LOS’ geconsulteerd worden. In deze folder wordt o.a. aandacht besteed aan een goed slot. De folder werd afgelopen jaar in een nieuw kleedje gestopt. De folder wordt ook verspreid via de politiekantoren, het fietspunt, de communicatiedienst, de mobiliteitsdienst, de gemeenschapswachten, de preventiedienst en de fietsendienst. In 2015 wordt deze informatie zoveel mogelijk digitaal verspreid met evt. een kleine informatiefilm.
afsluiten, wordt er gebruik gemaakt van de fietshanger ‘geef fietsdieven geen kans’. Op deze hanger staan ook een aantal tips om fietsdiefstal te voorkomen. De hangers worden door de gemeenschapswachten verspreid in de binnenstad, aan het station en in de secundaire scholen. De gemeenschapswachten kijken naar het slot, de manier waarop de fiets werd afgesloten en of de fiets
Om de fietsers attent te maken dat ze hun fiets op een correcte manier én met een kwalitatief slot moeten
gemerkt was, en duiden dat aan op de hanger. De hanger wordt daarna rond het stuur van desbetreffende fiets gehangen.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
72
verspreiding fietshangers jaar
statio n
binnenst ad
Schole n
totaal
201 1
3.380
1.196
4.670
9.246
201 2
7.044
2.454
3.214
12.71 2
3.249
3.249
0*
5.514
201 3 201 4
3.538
1.976
* wegens andere prioriteiten (o.a. Kerkebekepad) werd de verspreiding van fietshangers in de secundaire scholen in 2014 geschrapt in de planning
Zowel in de stedelijke fietsgraveerdienst als tijdens fietslabelmomenten op evenementen, tijdens de zaterdagmarkt, enz. worden mensen aangesproken o.a. over het sluitgedrag. Tijdens de verkeersklassen die georganiseerd worden door de dienst verkeershandhaving van de lokale politie, wordt een luikje besteed aan fietsdiefstalpreventie: het gebruik van een goed slot komt ook daar aan bod. Het aantal verkeersklassen is in de periode 2012-2014 gedaald. De aandacht van de lokale politie voor inbreuken in het verkeer door minderjarigen blijft echter behouden. Van een samenwerking met fietshandelaars kan niet gesproken worden, de communicatie verloopt eerder stroef. De redenen die aangehaald worden zijn vooral dat het geen win-win relatie is, ze houden er zelf niets aan over. Voor 2015 blijven we handelaars informeren, maar zijn er geen echte samenwerkingsverwachtingen. Jongeren, en meer specifiek de 14 t.e.m. de 21-jarigen, vormen dé risicogroep bij uitstek om slachtoffer te worden van fietsdiefstal. Het is echter uitgerekend die groep die moeilijk vatbaar is voor onze traditionele boodschappen, informatie en campagnes. Er leven bijgevolg een aantal fabels onder de jongeren m.b.t. fietsdiefstal en bovendien zijn
Werkingsverslag 2014
ze ook in grote mate onwetend omtrent de ondernomen acties van de stad, de politie en de andere partners. ‘Fietsdiefstal ontbloot. Kijken mag, aankomen niet.’ is een informatiecampagne naar jongeren toe. Het medium dat daarvoor werd gebruikt is een fietsdiefstal ‘naaktkalender’. De campagne heeft als doel jongeren te informeren over de problematiek van fietsdiefstal in Brugge maar vooral ook wat de stad, de politie en alle andere partners ondernemen om het fenomeen een halt toe te roepen. De uitwerking van de campagne werd
in handen gegeven van een projectgroep van de Howest. Zij polsten in het voorjaar 2013 naar de mening van een kleine 100 studenten over het idee van een ‘naaktkalender’. De resultaten van deze bevraging waren positief en zorgden voor de krijtlijnen m.b.t. de vormgeving en de inhoud. Daarna kon de uitwerking ervan beginnen. Voor de verdere realisatie van de kalender en het campagnemateriaal werd door de studenten een beroep gedaan op het Fotohuis (DKO Academie Brugge). De kalender was te verkrijgen in de Howest en in een aantal stadsdiensten. Daarnaast werden ook scholen, jeugdverenigingen en jeugdclubs aangeschreven met de vraag de informatie te verspreiden. In totaal werden een 1.000-tal kalenders verspreid. Deze actie werd als succesvol geëvalueerd, zij het dat de verspreiding beter kon verlopen. De methodiek om samen met jongeren iets te ontwikkelen voor jongeren
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
73
wordt als positief geëvalueerd. In 2015 wordt geen herhaling van een dergelijke actie gepland. Het bestaande resultaat wordt maximaal gevaloriseerd. ‘Fietsen zonder grenzen, grenzeloos plezier.’ omvat uitleenpakketten over verkeersveiligheid en fietsdiefstalpreventie bestaande uit dode hoek, verkeerspark, fietsbehendigheidsparcours en gezelschapsspel fietsdiefstalpreventie. De pakketten zijn bedoeld voor de leerlingen van de zesde leerjaren van de Brugse basisscholen. De scholen kunnen de pakketten gratis ontlenen, ze moeten zelf instaan voor de uitvoering van de lespakketten en voor het ophalen & terugbrengen van het materiaal. We stellen al een aantal jaren vast dat de pakketten in tegenstelling tot andere jaren niet meer zo vaak gevraagd worden. Sommige scholen beschikken ondertussen zelf over een verkeerspark, anderen laten weten dat het zelf instaan voor het vervoer van het materiaal te omslachtig is, … In 2014 werden een aantal pakketten slechts 9 keren uitgeleend: 3x behendigheidsparcours, 3x verkeerspark, 2x dode hoekkoffer en 1 x gezelschapsspel fietsdiefstalpreventie. Bedoeling was om te bekijken met dienst onderwijs hoe bepaalde zaken beter aan de man konden gebracht worden, niet enkel met onze dienst maar met alle diensten die een
aanbod hebben voor de scholen. Deze samenwerking werd echter amper gerealiseerd: de eerste stappen werden gezet, maar daar bleef het bij. Ambitie 2015: dit aanbod wordt verder aangeboden zonder verdere promotie. Op 23 juni hebben wij deelgenomen aan het evenement ‘relax’, een gratis evenement voor jongeren uit het secundair onderwijs net na de examens.
Ze konden aan onze stand een foto laten maken – al dan niet met fietsattributen om die wat te ‘pimpen’ – die kort daarna op onze Facebookpagina werd geplaatst. Na het maken van de foto kregen ze een button die verwees naar het afsluiten van de fiets. Een 100-tal jongeren liet zich fotograferen. Naast het domein werden er mobiele fietsrekken geplaatst. Terwijl de actie liep, controleerden gemeenschapswachten de fiets van de jongeren. Als de fiets goed afgesloten én gemerkt was, werd er een bon rond het stuur van de fiets vastgemaakt die kon worden ingeruild voor een grote bel. Deze laagdrempelige manier om jongeren te bereiken wordt herhaald in 2015.
Operationele doelstelling 2.3. Goede, degelijke fietssloten worden op diverse plaatsen aangeboden. Deze doelstelling werd dit jaar niet behaald. De lancering van een nieuwe actie werd verplaatst naar het voorjaar van 2015. Hieraan wordt de idee voor het beschikbaar stellen van een goedkoop of gratis goed slot verwerkt. Wel is het zo dat er sloten kunnen aangekocht worden bij het fietspunt
Werkingsverslag 2014
aan het station. Het gaat over een degelijk kettingslot dat te koop aangeboden wordt aan een commerciële prijs van 20 euro. Er wordt daarvoor echter geen reclame gemaakt. In 2014 werden er door het fietspunt 112 sloten verkocht aan pendelaars.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
74
STRATEGISCHE ONTRADEN
DOELSTELLING
3:
POTENTIËLE
DADERS
VAN
OVERTREDINGEN
Operationele doelstelling 3.1. Communicatie wordt zoveel mogelijk aangewend om potentiële daders te ontraden. Op de algemene Facebookpagina van de preventiedienst alsook op de Facebookpagina ‘fietsdiefstal ontbloot’ wordt er geregeld gecommuniceerd over fietsdiefstalpreventie. De Facebookpagina ‘fietsdiefstal ontbloot’ zal in 2015 verdwijnen, we beschikken niet over voldoende informatie om hem wekelijks te
voeden. Alle informatie over fietsdiefstalpreventie zal voortaan terug te vinden zijn op een Facebookpagina specifiek rond diefstal, waarmee we ook de dader trachten te bereiken. Relevante berichten worden maximaal verspreid naar andere facebook-aanbieders (lokale politie, fietshandelaars, enz.).
Operationele doelstelling 3.2. Er wordt dagelijks toezicht gehouden door gemeenschapswachten, Fietspunt, lokale politie en spoorwegpolitie op fietsdiefstalgevoelige plaatsen om potentiële daders van fietsdiefstal te ontraden. Uit cijfers blijkt dat het station de meest fietsdiefstalgevoelige plaats in Brugge is. Sinds 2007 heeft het fietspunt de fietsstallingen aan het station onder haar hoede genomen. Sindsdien worden de gemeenschapswachten nog weinig ingezet i.f.v. toezicht houden aan fietsdiefstalgevoelige plaatsen. Via de samenkomsten met de werkgroep fietsdiefstal werd er tevens geen enkele andere locatie aangegeven die onder de term ‘fietsdiefstalgevoelig’ te catalogeren valt.
fietsstallingen van het station heeft ongetwijfeld een ontradende werking. Bijkomende ambities voor toezicht op fietsdiefstallen zijn er in 2015 niet. De camera’s in de fietsstallingen van het station worden aangewend om potentiële daders te ontraden en effectieve daders te vatten. In de praktijk blijft het moeilijk om over deze beelden te beschikken. In 2015 worden Spoorwegpolitie en NMBS gestimuleerd om deze beelduitwisseling vlotter te laten verlopen.
Fietspunt houdt geen echt toezicht, maar hun aanwezigheid in de Operationele doelstelling fietsdieven te vervolgen.
3.3.
Met
Betrapte fietsdieven worden vervolgd door het parket. Er is geen zicht op het aantal betrapte fietsdieven en het
Werkingsverslag 2014
parket
worden
afspraken
gemaakt
om
aantal vervolgingen. In de pers werd eenmalige aandacht gegeven aan een betrapte fietsdief.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
75
STRATEGISCHE DOELSTELLING 4: SLACHTOFFERSCHAP DOEN AFNEMEN
DE
NEGATIEVE
GEVOLGEN
GELINKT
AAN
Operationele doelstelling 4.1. Fietsers worden gestimuleerd om hun fiets te laten graveren. cijfers per locatie/actie jaar
Hooi-
deelgemeenten/
zaterdagmarkt
FP
straat
sedert 2012 onaangekondigde acties
2008
814
386
276
2009
882
539
2010
780
2011
TOTAAL
scholen
120
695
748
235
438
470
41
214
2.819
298
326
217
540
1.038
164
3.363
909
191
156
88
583
586
199
16
2.728
2012
929
1.192
358
212
723
679
100
9
4.202
2013
722
1.212
304
471
895
645
16
2014
715
2.725
215
507
461
443
26
Naast de vaste fietsgraveerdienst in de Hooistraat werden er terug extra acties georganiseerd op de zaterdagmarkt, aan zee, in de secundaire scholen en tijdens evenementen. Inwoners van binnen en buiten Brugge konden hun fiets gratis laten voorzien van een uniek merkteken. De gemeenschapswachten staan in voor het graveren/labelen van de fietsen. Als het weer het toelaat trekken de gemeenschapswachten op onaangekondigde momenten met hun bakfiets naar plaatsen waar veel fietsers aanwezig zijn. Daar spreken zij mensen aan om hun fiets te laten merken. Ook dit jaar bleek deze formule terug aan te slaan, in 2014 werden op die manier 2.725 fietsen gemerkt, meer dan het dubbele van vorig jaar. Door het zachte weer hebben de gemeenschapswachten zich heel vaak kunnen verplaatsen. Er werd ook speciaal voor deze actie
aan
FD
evenementen
zee
geïnvesteerd bakfiets!
3.039
in
een
4.265 8
5.100
elektrische
De secundaire scholen krijgen de mogelijkheid om zich in te schrijven voor een gratis fietslabelactie op school. Dit jaar werden zo een 400tal fietsen gemerkt. Voor 2015 bekijken we in hoeverre we deze graveeracties vlotter kunnen laten doorgaan op de scholen. Aan het station kan men dagelijks zijn fiets laten labelen. De mensen van het fietspunt staan daar in voor het labelen van de fiets. In 2015 zullen gemeenschapswachten regelmatiger aan de stationsomgeving graveeracties organiseren. Nieuw is ook dat de fietsers vanaf 2015 op afspraak terecht kunnen in de fietsendienst om hun fiets te laten labelen. Opmerkelijk! Dit jaar werd een record bereikt: 5.100 fietsen werden gemerkt in 2014. Nog nooit werden in één jaar tijd zoveel fietsen van een uniek merkteken voorzien. In 2015 wordt onderzocht in hoeverre een “zelflabel-procedure” mogelijk is.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
76
Operationele doelstelling 4.2. Slachtoffers worden gestimuleerd en aangemoedigd om aangifte te doen van fietsdiefstal (vereenvoudiging van aangifte?). Slachtoffers van fietsdiefstal die zich niet naar het politiekantoor kunnen begeven om aangifte te doen, kunnen dat ook online via www.police-onweb.be. Publiciteit rond deze manier van werken wordt o.a. gemaakt via de folder ‘je fiets, je vriend, laat hem nooit LOS’, via de kalender ‘Fietsdiefstal ontbloot'. Kijken mag, aankomen niet.’, via de website, … Voor mensen die over een identiteitskaartlezer beschikken kan de aangifte op een vlotte manier gebeuren, in het andere geval is het minder gebruiksvriendelijk. Een heel groot succes is deze manier van aangeven niet: een 100-tal aangiftes (10%?) van alle aangiftes. Deze wijze van aangifte wordt verder gestimuleerd. Aangifte via police on web wordt door de lokale politie verder afgewerkt. aantal meldingen via e-loket per jaar 2011
98
2012
91
2013
111
2014
103
Fietsen die langer dan 3 maanden werden bewaard in de fietsendienst en die niet aan de rechtmatige eigenaar konden terugbezorgd worden, komen in aanmerking voor verkoop. In 2014 werd er 1 verkoop georganiseerd, er werden toen 108 fietsen verkocht aan slachtoffers van fietsdiefstal die daarvan aangifte hebben gedaan. Heel wat teruggevonden fietsen bevinden zich in een gebrekkige toestand waardoor
ze niet meer verkoopbaar zijn. Deze fietsen worden geschonken aan het fietsatelier, de overige worden tot schroot herleid. De huidige verkopen zijn enkel en alleen bedoeld voor slachtoffers van fietsdiefstal die daarvan aangifte hebben gedaan bij de politie. De verkochte fietsen worden ter plaatse gemerkt met het rijksregisternummer van de koper. Mensen die slachtoffer zijn van fietsdiefstal hebben meestal onmiddellijk nood aan een oplossing om hun mobiliteit te garanderen. Om slachtoffers een tijdelijke oplossing te bieden werd in 2012 het project ‘leenfietsen’ opgestart. Een slachtoffer van fietsdiefstal, dat daarvan aangifte deed bij de politie, kan in aanmerking komen voor het gratis gebruik van een leenfiets. Er zijn 10 leenfietsen beschikbaar in het Fietspunt (station). Dit aanbod komt tegemoet aan de vraag naar een tijdelijke noodoplossing. In 2014 hebben 42 slachtoffers van fietsdiefstal gebruik gemaakt van een EHBF-fiets. Het project EHBF bestaat niet enkel uit leenfietsen, tevens werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om fietsdiefstalpakketten te maken. In dat pakket zit sowieso informatie over de EHBF-fietsen maar ook informatie over het merken van de fiets, informatie over de fietsendienst, … Deze pakketten worden systematisch verspreid door de lokale politie en de spoorwegpolitie aan slachtoffers van fietsdiefstal die daarvan aangifte komen doen. Dit info-pakket wordt gewaardeerd.
Operationele doelstelling 4.3. Er is een professioneel en ernstig onthaal van slachtoffers. Slachtoffers van fietsdiefstal die daarvan aangifte doen bij de politie en die daarna langskomen bij de fietsendienst worden ernstig Werkingsverslag 2014
onthaald. Bij de politie wordt er van alle aangiftes een pv gemaakt en krijgen de slachtoffers een fietsdiefstalpakket. Bij sommige
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
77
politiekantoren met een onthaal, krijgen de slachtoffers vooraf een invullijst waarop ze kenmerken van hun gestolen fiets kunnen invullen. Ze hebben dan ook nog even tijd om erover na te denken, want tijdens de aangifte zelf kunnen slechts weinig mensen hun fiets goed omschrijven.
Slachtoffers van fietsdiefstal krijgen in de fietsendienst toegang tot een digitaal fotoboek. Daarin staan alle teruggevonden/achtergelaten fietsen die door de fietsendienst werden opgehaald op grondgebied Brugge en zijn te bezichtigen zijn door slachtoffers die aangifte hebben gedaan van hun fietsdiefstal.
Operationele doelstelling 4.4. Gevonden fietsen worden maximaal terugbezorgd aan eigenaars. De lokale politie en spoorwegpolitie organiseren in samenwerking met het Fietspunt een aantal zoekacties naar gemerkte, geseinde fietsen aan het station. In het begin werd deze actie echt gepland, voortaan beschikken de medewerkers van het fietspunt over een lijst (bezorgd door de lokale politie) met daarop een overzicht van de geseinde gemerkte fietsen en kijkt men op regelmatige basis na of er aan het station gestalde gemerkte fietsen staan die voorkomen op die lijst. We stellen echter vast dat deze zoekactie geen prioriteit is voor het fietspunt. In 2015 wordt deze opvolging door Fietspunt verder gestimuleerd en opgevolgd. aantal meldingen achtergelaten fietsen jaar
aantal
Opgehaald
negatief bij aankomst
2009
1.315
1.047
268
2010
1.309
958
351
2011
1.165
916
249
2012
1.026
792
234
2013
906
687
219
2014
1.006
810
196
Dagelijks krijgt de fietsendienst meldingen binnen van achtergelaten fietsen op grondgebied Brugge. De meldingen ontvangen wij via de gemeenschaps-wachten, de lokale politie en de burgers. Desbetreffende fietsen worden zo snel mogelijk opgehaald en gedurende 3 maanden
Werkingsverslag 2014
bewaard in de fietsendienst. In totaal ontvingen wij in 2014 1.006 meldingen, daarvan werden er 810 opgehaald, de overige 196 fietsen waren al verdwenen bij aankomst. Het signaleren en opvolgen van achtergelaten fietsen in de binnenstad krijgt wat meer aandacht in 2015. De workload wat betreft het ophalen van weesfietsen aan het station ligt redelijk hoog. Van de gemerkte fietsen die in aanmerking komen om weesfiets te worden, wordt de eigenaar aangeschreven en op de hoogte gebracht van het reglement daaromtrent. De rijksregisternummers worden door het fietspunt overgemaakt aan de fietsendienst, die op haar beurt instaat voor het aanschrijven van de burgers. De ene keer verloopt het overmaken van de lijst vlot, de andere keer ontvangen wij de lijst te laat zodat deze service niet meer kan gegeven worden. Er wordt wel telkens getracht op zoek te gaan naar een oplossing. aantal meldingen weesfietsen jaar
aantal opgehaald
2009
783
2010
712
2011
481
2012
609
2013
664
2014
851
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
78
Van alle opgehaalde weesfietsen wordt er een fiche gemaakt, wordt er een intern nummer gegeven aan de fiets en wordt er een foto voor het digitale fotoboek gemaakt. Geregeld stellen wij vast dat niet alles vlekkeloos verloopt bij de overdracht (bv. een fiets was gemerkt en dat werd vooraf niet gezien door het fietspunt, een fiets die er nog geen maand stond wordt doorgegeven als weesfiets, …). Als een eigenaar van een weesfiets bij het fietspunt informeert naar zijn verdwenen fiets wordt hij altijd doorverwezen naar ons. Het zou veel makkelijker zijn mocht de administratie en bewaring van de weesfietsen gebeuren door het Fietspunt. Enerzijds omdat de openingsuren van het Fietspunt veel ruimer zijn, anderzijds omdat de eigenaar van de fiets niet van het kastje naar de muur gestuurd wordt en dan eigenlijk meestal al ter plaatse is bij het fietspunt waar hij/zij informeert naar zijn/haar verdwenen fiets. Een voorstel daartoe is uitgewerkt en wordt hopelijk vanaf 2015 ingevoerd. Eén persoon die 4/5 werkt staat in voor de ophaling van brom- en gewone fietsen. De wekelijkse ondersteuning die hij kreeg is weggevallen maar ondertussen opgevangen door de persoon die ondersteuning biedt op administratief vlak in de fietsendienst. tota al aan gesc hrev en
terugb ezorgd
afst and
doorve rkocht
geen react ie
2009
177
105
20
20
32
2010
200
116
20
14
50
2011
271
160
26
20
65
2012
230
129
36
18
47
2013
199
114
22
14
49
2014
308
182
27
22
77
Van de opgehaalde gemerkte fietsen wordt de identiteit van de rechtmatige eigenaar opgezocht en Werkingsverslag 2014
wordt hij/zij op de hoogte gebracht van het terugvinden van zijn/haar fiets. Indien het gaat over nietgemerkte fietsen rekenen wij er op dat het slachtoffer zelf op zoek gaat naar zijn fiets en in eerste instantie contact opneemt met de fietsendienst. Er worden geen actieve zoekacties vanuit de stad georganiseerd voor fietsen die niet gemerkt zijn.
totaal terugbe zorgd
gemer kt
niet gemer kt
via web site
via link POL
2009
141
105
34
2
2010
197
116
53
15
13
2011
160
112
37
11
0
2012
129
98
17
14
0
2013
114
84
25
5
0
2014
182
114
68
0
0
Slachtoffers van fietsdiefstal die daarvan aangifte hebben gedaan bij de politie, kunnen een kijkje komen nemen in het digitaal fotoboek van de fietsendienst. Indien het slachtoffer tijdens de aangifte een goede omschrijving kon geven van zijn/haar fiets, bestaat de mogelijkheid dat wij via een matchprogramma van de politie het slachtoffer kunnen achterhalen. We stellen echter vast dat bitter weinig mensen hun fiets goed kunnen omschrijven. In 2014 werden in totaal 182 fietsen terugbezorgd aan de rechtmatige eigenaar. Deze opvallende stijging kunnen we allicht toeschrijven aan het groot aantal weesfietsen. Vorig jaar is de fietsendienst verhuisd naar een locatie waar geen plaats is om fietsen te stallen. Alle opgehaalde fietsen kregen voortaan onderdak in een loods waar geen personeel aanwezig is. De uitdaging voor de fietsendienst bestond erin om enerzijds de werking voor de medewerker die instaat voor het ophalen van de fietsen ‘Lean’ te maken, anderzijds om de bezoeker vertrouwd te maken met de nieuwe
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
79
werking. Teruggevonden, gemerkte fietsen kunnen bijvoorbeeld voortaan niet meer om het even wanneer afgehaald worden omdat de fiets moet overgebracht worden van de loods naar een kleine ruimte waarover wij op onze huidige locatie beschikken. We stellen vast dat de werking daaromtrent grotendeels al gekend is bij de burger. Deze gewijzigde werking heeft positieve gevolgen. Sinds de verhuis naar de nieuwe locatie kan er gesproken worden van een goede samenwerking tussen het onthaal van het politiehuis en de fietsendienst. Beide partners weten elkaar te vinden en doen geregeld een beroep op elkaar. Foto’s van niet gemerkte fietsen werden tot begin vorig jaar op de
website www.gevondenfietsen.be geplaatst. Aangezien het plaatsen van de foto’s op de website zeer arbeidsintensief is en niet veel vruchten afwerpt werd dit project geëvalueerd. Er werd beslist om stilletjes te stoppen met het voeden van deze pagina. In 2015 stoppen we met het voeden van deze website. Wat in de plaats gekomen is, is het plaatsen van de teruggevonden ‘fiets van de maand’ op de Facebookpagina van de preventiedienst. Echter ook op deze manier hebben we nog geen enkele fiets kunnen terugbezorgen aan de rechtmatige eigenaar, maar omdat deze manier van werken minder arbeidsintensief is gaan we met deze kleine actie door. In 2015 zullen we met de omgevormde Facebookpagina allicht een groter publiek bereiken.
4. SWOT 2014 Sterktes? het project is succesvol: er is resultaat de integrale samenwerking werkt: meerdere partners zijn actief betrokken er wordt creatief gewerkt Zwaktes? geen of zeer beperkt repressieve aandacht/ weinig middelenintensieve methodiek Fietspunt wordt nog niet optimaal benut de doelgroep van jongeren bereiken we nu niet groot aantal weesfietsen Bedreiging? capaciteitsproblemen (o.a. lokale politie) zullen bijkomende repressieve inzet bemoeilijken verslappende aandacht wegens minder prioriteit valse verwachtingen van de toenemende privé-beveiliging Kansen? relatieve waarde van een fiets lijkt te stijgen digitalisering opent nieuwe mogelijkheden (zelflabelen, E-loket, chip-verhaal, enz.) toenemende inspanningen privémarkt
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
80
Fenomeen 4: Gauwdiefstal 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen Preventieplan 2014:
Veiligheids-
en
Fenomeen 4 van het veiligheids- en preventieplan. Het plan wil gauwdiefstal voorkomen, verminderen en aan het licht brengen. Daarnaast wil het plan ook de onveiligheidsgevoelens die uit gauwdiefstallen voorkomen verminderen. Het plan streeft daarbij 4 strategische doelstellingen na: 1) Vermindering van risicogedrag. 2) Negatieve gevolgen van slachtofferschap terugdringen. 3) Een integrale en geïntegreerde aanpak bevorderen. 4) Potentiële daders van overtredingen ontraden.
-
Personeelssamenstelling:
De acties in dit fenomeen worden vooral uitgevoerd door de gemeenschapswachten. De coördinatoren van de gemeenschapswachten en de diefstalpreventieadviseur dragen ook bij tot deze werking.
-
Beschrijving:
Via allerlei acties wordt de aandacht voor gauwdiefstalpreventie geactiveerd.
-
Samenwerkingspartners:
Er is een nauwe samenwerking met volgende instellingen en personen: SPC, Securail, NMBS, De Lijn, Lokale politie Brugge en enkele stadsdiensten waaronder de Preventiedienst, de dienst Gemeenschapswachten, dienst Toerisme en de dienst Economie. Ook worden de handelaars en winkeliers zelf gestimuleerd om met ons samen te werken ofwel doen ze beroep op winkeldetectives.
Relevantie en Zonaal Veiligheidsplan:
afstemming
t.a.v.
Een directe link en afstemming met het Zonaal Veiligheidsplan door de opname van gauwdiefstal als prioriteit in het ZVP. Dit heeft de contacten en samenwerking met de politie verstevigd.
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN Brugge wordt als winkelstad geconfronteerd met gauwdiefstallen. In 2011-2012 is het fenomeen indrukwekkend toegenomen, maar even spectaculair gedaald in 2013-2014. Deze sterke daling is niet toe te schrijven aan een gewijzigde registratiemethode, en kan wel degelijk toegeschreven worden aan een effectieve daling op het terrein. Net zoals bij fietsdiefstallen heeft het slachtofferschap van gauwdiefstallen vaak te maken met nonchalant gedrag. Anderzijds blijken georganiseerde dadergroepen actief. Preventie en repressie dienen in de aanpak hand in hand te gaan.
In de lokale veiligheidsdiagnose is een meer gedetailleerd beeld opgenomen van het fenomeen gauwdiefstal. Voornaamste conclusie is dat het een problematiek is in de binnenstad en dan nog vooral de drukke winkelstraten. Vooral dames van rijpere leeftijd zijn het slachtoffer. Doelstelling is het reduceren van het aantal feiten door optimalisering van de preventieve acties ondersteund door een repressief en ontradend luik.
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN STRATEGISCHE BEVORDEREN
DOELSTELLING
1:
EEN
INTEGRALE
EN
GEÏNTEGREERDE
Operationele doelstelling 1.1. Via regelmatig overleg in de gauwdiefstal krijgen de acties in het kader van gauwdiefstal vorm. Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
AANPAK
werkgroep
81
Gauwdiefstal is ook in het nieuwe zonaal veiligheidsplan 2014-2017 een prioriteit. Er is een gemengde werkgroep actief die de aanpak van dit fenomeen opvolgt. De samenstelling van de werkgroep gauwdiefstal werd onlangs licht gewijzigd. Er kwam een nieuwe piloot en enkele stadsdiensten zoals de dienst Economie en Toerisme werden toegevoegd aan de lijst met deelnemers. Sinds deze nieuwe werkgroep lijkt het erop dat er korter op de bal gespeeld wordt. De piloot, regiohoofd van
Regio Centrum, heeft al jarenlange ervaring met dit fenomeen en kent als geen ander de andere partners en hun werking. Gevolg is een betere samenwerking en een doeltreffende aanpak die blijkbaar ook resultaten oplevert: het aantal gauwdiefstallen is in de afgelopen periode spectaculair gedaald. Deelnemers zijn zeer tevreden over de werking van deze werkgroep. In 2015 willen we vooral de goede en efficiënte werking van de werkgroep behouden.
Operationele doelstelling 1.2. De verschillende partners hebben een duidelijk zicht op het fenomeen gauwdiefstal door het registreren en analyseren van cijfers en kwalitatieve info. De registratie van het fenomeen gauwdiefstal gebeurt vooral door de strategisch analist. De verdere analyse gebeurt door de Lokale opsporingsdienst van de lokale politie en de diefstalpreventieadviseur. De overzichten, cijfergegevens en andere relevante analyses worden systematisch binnen de werkgroep verspreid en uitgebreid besproken. Deze gegevens vormen nog steeds een goede indicatie om allerhande
acties te organiseren. Alle resultaten uit het actieplan worden bijgehouden in een meetplan dat een basisinstrument vormt voor de zonale veiligheidsraad. Naast de cijfers van slachtoffers zou het goed zijn om ook telkens de cijfers te krijgen van de gevatte daders. In 2015 gaan we op zoek naar methoden om daar beter zicht op te krijgen.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2: VERMINDEREN VAN RISICOGEDRAG VAN POTENTIËLE SLACHTOFFERS Operationele doelstelling 2.1. Gemeenschapswachten, de lokale politie en andere samenwerkingspartners houden toezicht en sensibiliseren op gauwdiefstalgevoelige plaatsen en –momenten. Heel wat partners zijn hierin betrokken. Zo houden de SPC en Securail regelmatig toezicht in het station. Op de meest diefstalgevoelige momenten (piekmomenten in het jaar) wordt dit toezicht opgetrokken en zijn ze extra alert.
onmiddellijk te melden aan de politie. Er werd een kort sjabloontje ontwikkeld om aan de kassa te hangen met wat info (preventietips) en de contactgegevens van de lokale politie. Deze actie werd gewaardeerd en wordt in 2015 waar nodig verder uitgebreid.
In winkels wordt toezicht georganiseerd door de winkeliers en handelaars zelf. Voor de zomer werden alle handelszaken aangeschreven en aangesproken om zelf ook een oogje in het zeil te houden en verdachte zaken
Aan de handelaars wordt ook gevraagd om melding te maken van gevonden lege portefeuilles. Iemand van de LOD komt die dan ophalen. Dit werkt en wordt ook in 2015 verder gezet.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
82
Verder zijn er op de Lijnbussen heel wat controleurs actief en ook op de trein wordt aan de conducteurs gevraagd om de mensen aan te spreken op nonchalant gedrag. De Lijn heeft even geëxperimenteerd met boodschappen op de bus. Het resultaat en de ambitie van deze actie wordt in 2015 geëvalueerd. Onze gemeenschapswachten zijn nog steeds actief in de binnenstad. Samen met de lokale politie lopen ze op geregelde tijdstippen en op kritieke momenten op straat om de bevolking te informeren en sensibiliseren. De gemeenschaps-wachten spreken de mensen aan wanneer hun tas niet goed is afgesloten, of wanneer ze nonchalant omgaan met hun waardevol materiaal (gsm/portefeuille/…). Ter ondersteuning kunnen ze de burger ook een flyer meegeven. In 2014 zijn meer dan 1000 mensen aangesproken en waren gemeenschapswachten ook tijdens de weekends aanwezig in de drukke winkelstraten. Ambities voor 2015 worden binnen de werkgroep vastgelegd, met het accent op de omgeving van opstapplaatsen van de Lijn. Gemeenschapswachten hebben ook toestemming gekregen om op de Lijnbussen mee te rijden en ook daar de mensen aan te spreken. Een gerichte actie op de Lijnbussen vond plaats in de weekends in december 2014. Deze actie wordt als zinvol ervaren. Goede afspraken over inzet moeten in 2015 gemaakt worden. In 2014 werd een nieuw campagnebeeld ontwikkeld. Dit werd opgenomen op een raamaffiche en op een handige folder. (Zie lager) Ter ondersteuning van deze acties worden ook affiches (zie 4.1) verspreid in de vele winkels in de binnenstad en in andere gauwdiefstalgevoelige winkelzones. Er wordt aan de uitbaters gevraagd om die op zichtbare plaatsen uit te hangen. Deze vraag wordt goed
Werkingsverslag 2014
opgevolgd: het campagnebeeld is zeer goed zichtbaar in veel winkels. Vanuit de werkgroep werd een gezamenlijke PowerPointvoorstelling ontwikkeld om te gebruiken als instrument tijdens voordrachten, infosessies en andere overlegmomenten. Deze PowerPoint bevat alle relevante info m.b.t. gauwdiefstal. Een overzicht van de inhoud vindt u hieronder:
In 2015 zal deze voorstelling digitaal ter beschikking gesteld worden. Verschillende organisaties zoals UNIZO, de handelsgebuurtekringen, dienstencentra, horeca, enz. werden aangeschreven en werden op de hoogte gebracht van ons aanbod. Het is dus niet de bedoeling om zelf een infosessie te plannen, maar om te werken op aanvraag. De piloot van de werkgroep zal oordelen welke aanvragen er in aanmerking komen. Er werd dit jaar voor de eerste keer een opleiding georganiseerd voor de Brugse gidsenbond in Spermalie. Gezien zij de toeristen zullen begeleiden, leek het ons interessant om hen ook van de nodige info en tips te voorzien. Met groot succes, want dit zal vanaf nu jaarlijks georganiseerd worden. Deze opleiding wordt gegeven door de LOD en de diefstalpreventieadviseur. In 2015 wordt deze actie herhaald en wordt onderzocht welke andere doelgroepen hiervoor in aanmerking komen. Een 2de fase van het cameradossier wordt uitgewerkt en zal ook getest worden in het kader van gauwdiefstal. In 2015 hopen we ook via deze virtuele ogen preventief toezicht te kunnen organiseren.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
83
STRATEGISCHE ONTRADEN
DOELSTELLING
3:
POTENTIËLE
DADERS
VAN
OVERTREDINGEN
Operationele doelstelling 3.1. Zichtbare en onzichtbare aanwezigheid van gemeenschapswachten, de lokale politie en eventuele andere samenwerkingspartners op gauwdiefstalgevoelige plaatsen of tijdens drukke manifestaties. Zie operationele doelstelling 2.1 De LOD probeert ook wekelijks anoniem te lopen tijdens de risicomomenten om gauwdieven te betrappen: in 2014 werd een 50-tal keren gelopen door de LOD, zowel tijdens de week als in het weekend. Er is echter te weinig personeel om dit optimaal uit te voeren. Er werd al eens bekeken of het mogelijk is om regelmatig beroep te doen op collega’s uit de interventie uit andere regio’s om af en toe in te springen. Dit zou de werklast enigszins wat kunnen verminderen. Dergelijke methodiek werd tot op heden nog niet in de praktijk uitgevoerd, maar kan wel in overweging genomen worden naar de toekomst toe. In
2015 wordt bekeken in hoeverre binnen de politie ruimte is voor bijkomende actie. De gemeenschapswachten zijn zichtbaar aanwezig in het straatbeeld en patrouilleren hoofdzakelijk op de gauwdiefstalgevoelige plaatsen. Ze zijn niet enkel zichtbaar aanwezig door hun uniform maar ook door zich met de bakfiets en een duidelijk zichtbare windpop in de drukke winkelstraat op te stellen. Deze werd in 2014 vernieuwd. De planning van hun acties wordt gebaseerd op de cijfers en aanwijzingen verkregen in de werkgroep. Gemeenschapswachten richten zich niet op daders, maar hun aanwezigheid werkt ontradend.
Operationele doelstelling 3.2. Er wordt tussen de politiezone(s) overleg gepleegd en informatie uitgewisseld over dadergroeperingen. Dit gebeurt binnen de werking van de LOD. Ook het lokaal informatiekruispunt kan daarin een rol spelen. Er is vooral lokaal overleg.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 4: SLACHTOFFERSCHAP DOEN AFNEMEN
DE
In 2015 wordt vanuit de werkgroep wat aandacht gevraagd voor ervaringen uit andere zones.
NEGATIEVE
GEVOLGEN
GELINKT
AAN
Operationele doelstelling 4.1. Slachtoffers worden gestimuleerd en aangemoedigd om aangifte te doen van gauwdiefstal. Er werd een nieuwe flyer en affiche ontwikkeld waarop we de concrete openingsuren van het commissariaat in de Kartuizerinnestraat en Lodewijk Coiseaukaai vermelden. Op die manier proberen we nog meer info te geven aan slachtoffers en is het voor hen gemakkelijker om de aangifte te komen doen. In 2014 werd ongeveer een 550-tal aangiftes gedaan. Daarmee veronderstellen we het gros van alle gauwdiefstallen geregistreerd te Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
84
hebben, een precies zicht op het dark number hebben we niet (traditioneel laag gelet aangifteplicht i.f.v. vervanging officiële documenten).
communicatiemomenten gelanceerd. In 2015 wensen we nog meer van dit medium gebruik te maken (o.a. omvorming tot ‘diefstalpreventie’.
De discussie over een laagdrempelig aangiftepunt in het centrum wordt in 2015 verder gevoerd.
Ook via BruggeINspraak en andere media werd regelmatig aandacht gegeven aan het thema.
Via Facebook (politie/preventie) werden een aantal Operationele doelstelling 4.2. Er is een professioneel en ernstig onthaal van slachtoffers. Er werd een document ontwikkeld met enkele standaardvragen bij aangifte van een gauwdiefstal. De agenten aan de aangifteburelen vragen niet steeds welk traject het slachtoffer heeft afgelegd en waar de diefstal eventueel zou kunnen
gebeurd zijn. De locatie is te vaak onbekend. De vragenlijst zou dergelijke pijnpunten moeten kunnen vermijden. Deze is sinds 2014 in gebruik en wordt als handig ervaren. Dit wordt in 2015 verder gezet.
Operationele doelstelling 4.3. Gevonden waren en voorwerpen worden maximaal terugbezorgd aan eigenaars. De lokale politie staat in voor het terugbezorgen van gevonden voorwerpen. Ook portefeuilles en handtassen worden regelmatig terugbezorgd. Handelaars kunnen telefonisch melding doen bij de lokale
politie van gevonden of gestolen voorwerpen, deze worden dan rechtstreeks opgehaald door de lokale politie, zodat de kans op teruggave verhoogt. Dat is regelmatig gebeurd in 2014 en wordt verder gezet 2015.
4. SWOT 2014 Sterktes? Integrale aanpak werkt en slaat aan De specialisatiegraad van de LOD die daardoor snel daders kan vatten De leiding en werking van de werkgroep gauwdiefstal Zwaktes? Het onvoorspelbare karakter van het fenomeen maakt gerichte inzet moeilijk Beperkte mogelijkheden om het fenomeen aan te pakken en ‘creativiteitsvermoeidheid’ Beperkte capaciteit binnen LOD om nog bijkomende inspanningen te doen.
een
soort
Bedreiging? Verdere besparingen zetten inzet politie onder druk Socio-economische crisis en mondiale ontwikkelingen: bijkomende druk op gauwdiefstal Kansen? Toenemende medewerking van handelaars Camerabewaking winkelstraten? Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
85
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
86
Fenomeen 5: Drugtrafiek maatschappelijke overlast
en
druggerelateerde
1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen Preventieplan 2014: Fenomeen 5: maatschappelijke overlast.
Veiligheids-
en
-
De algemene doelstelling wordt vertaald in vier strategische doelstellingen (SD): 1. SD 1: een integrale en geïntegreerde aanpak bevorderen. 2. SD 2: verminderen van risicogedrag. 3. SD 3: potentiële daders van overtredingen ontraden. 4. SD 4: de resocialisatie van druggebruikers bevorderen.
Personeelssamenstelling:
Niek Vanmaeckelberghe, (niveau A), voltijds.
drugcoördinator
De stad Brugge werkt samen gespecialiseerde organisaties voor uitvoering van het drugpreventiebeleid.
met de
Weddetoelage Dagcentrum De Sleutel: te investeren in de tewerkstelling van 2,8 voltijdse maatschappelijk werkers (niveau B). Detachering CGG Noord-WestVlaanderen: van Lucrèce Delbeke m.n. 1 voltijds maatschappelijk werker (niveau B), voor de duur van de tewerksteling. Weddetoelage CGG Noord-WestVlaanderen: te investeren in de tewerkstelling van 1 halftijds medewerker (niveau A).
Weddetoelage CAW Noord-WestVlaanderen: te investeren in de
Werkingsverslag 2014
halftijds
druggerelateerde
De hoofddoelstelling van dit luik van het Veiligheidsen Preventieplan is het voorkomen, detecteren en verminderen van druggerelateerde maatschappelijke overlast en de onveiligheidsgevoelens die daaruit voortvloeien.
-
tewerkstelling van 1 medewerker (niveau B)
Beschrijving:
De stad Brugge wil een continu en lokaal beleid alcohol en andere drugs voeren, dat recht doet aan de complexiteit alsook veelzijdigheid van de alcohol- en andere drugthematiek. De stad waarborgt de ontwikkeling van een integrale en gecoördineerde aanpak, waarbij alle betrokken sectoren en partners zich engageren tot samenwerking en uitvoering. Gebaseerd op eenzelfde visie beoogt de stad een kwaliteitsvolle en gedifferentieerde aanpak die gericht is op de bevordering van het welzijn en de veiligheid van de bevolking.
-
Samenwerkingspartners:
Het actieplan wordt opgemaakt in overleg met de leden van de adviesraad. Door de oprichting van de adviesraad werden nieuwe (samenwerkings-)partners aangetrokken namelijk huisartsenkring HABO, drughulpverleningsorganisaties als De Sleutel en het CGG NWVL, OCMW, LOGO, politie, parket, CLB’s en welzijnswerkorganisaties. Er is een nauw overleg en informatiedoorstroming met Dagcentrum De Sleutel, CAW Noord-West-Vlaanderen en CGG NoordWest-Vlaanderen. Via de verschillende (ad hoc) werkgroepen onderhoudt het Drugpreventiebeleid Brugge op regelmatige basis contacten met intermediairen uit diverse sectoren (zoals: bijzondere jeugdzorg, onderwijs, jeugdwerk, welzijnswerk, arbeid, medische sector …). Er zijn twee structurele werkgroepen, namelijk werkgroep BJZ en werkgroep onderwijs. Beide werkgroepen werken het aanbod voor hun sector verder uit en geven informatie, signalen, noden en behoeften door van en naar hun achterban. De preventiewerker van de Stedelijke Preventiedienst neemt deel aan regionale,
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
87
provinciale en Vlaamse overlegmomenten indien dit een meerwaarde biedt voor het lokale beleid.
Relevantie en Zonaal Veiligheidsplan:
afstemming
t.a.v.
het Zonaal Veiligheidsplan, zodat er wel directe afstemming is. In 2014 werd een werkgroep drugs en een werkgroep verkeer opgericht i.f.v. de opmaak actieplan zonaal veiligheidsplan, prioriteiten drugs en verkeer. De drugcoördinator participeerde mee aan deze overlegfora.
In 2013 werden de voorbereidingen getroffen om vanaf 2014 het “Strategisch Veiligheidsen preventieplan” te laten samenlopen met 2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN Context Uit de kwantitatieve en kwalitatieve bevraging (sleutelfigurenbevraging 2012 monitor 2013) concluderen we dat het fenomeen drugs voldoende aanwezig is in Brugge, opdat een verhoogde aandacht en een integrale en gecoördineerde aanpak noodzakelijk is. Zowel respondenten van de lokale politie, Stad Brugge, justitie als uit de hulpverlening geven aan dat de bestrijding van druggerelateerde feiten de nodige aandacht moet krijgen in de toekomst. Deze respondenten geven ook aan dat deze doelgroep anno 2013 meer te zien is binnen hun bestaand cliënteel in vergelijking met 5 jaar geleden. We kunnen zelfs zeggen dat een groot aantal van de personen die in begeleiding zijn bij een hulpverleningsinstantie, een alcohol-, drug-, en/of medicatiemisbruik heeft of had in het verleden. Men geeft ook aan dat dit druggebruik in Brugge niet altijd zichtbaar is voor de Bruggeling. Dit verklaart waarom de probleembeleving rond het fenomeen drugs slechts voor 9.45% respondenten als een probleem ervaren wordt. Er wordt namelijk vooral verdoken en binnenshuis gebruikt. Daarnaast heeft Brugge niet alleen de gemarginaliseerde druggebruiker, maar ook de zgn. ‘geïntegreerde druggebruiker’. Het soort producten dat de geïntegreerde druggebruiker en de gemarginaliseerde druggebruiker tot zich nemen verschilt en hangt vaak samen met de sociaaleconomische status (SES) van de persoon.
a) Beginleeftijd Een belangrijke vaststelling is dat de beginleeftijd van het eerste gebruik te laag Werkingsverslag 2014
ligt en een hoger risico meebrengt om later problematisch gebruik te ontwikkelen. Zeker als het gebruik voor de leeftijd van 14 jaar is. Voor alcohol zien we reeds een stijging, jongeren drinken hun eerste glas op een latere leeftijd, maar dit is nog steeds voor hun 16 jaar. Ook cannabis wordt gemiddeld voor de leeftijd van 16 jaar gebruikt. Voor de doelgroep “Maatschappelijk kwetsbare jongeren” is selectieve preventie nodig, waarbij we voor hun 13 jaar reeds drugpreventief moeten werken. Binnen het onderwijs is het belangrijk om ons te richten tot de leerlingen uit het TSO en BSO, mits daar meer regelmatige gebruikers van zowel alcohol als cannabis aanwezig zijn. Voor de algemene prevalentie zijn er geen verschillen tussen de onderwijsvormen.
b) Problemen door gebruik De sleutelfiguren van de lokale veiligheidsdiagnose 2013 (waaronder de Burgemeester, de korpschef lokale politie, de procureur, de preventiedienst en de stadsdiensten), ervaren het fenomeen “rijden onder invloed” als problematisch. Uit de lokale veiligheidsbevraging 2011 bleek ook dat onaangepaste snelheid in het verkeer (62.25%), agressief verkeersgedrag (33.44%), aanrijdingen – verkeersongevallen (14.7%) opgesomd werden als problemen in de buurt. Alcoholgebruik (en dus alcohol in het verkeer) ligt vaak aan de basis van deze fenomenen.
Daarnaast zijn er heel wat sociale, maatschappelijke, medische en financiële problemen die voorkomen bij mensen met
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
88
een problematisch gebruik. Vooral de psychische problemen (dubbeldiagnose) en problemen betreffende huisvesting worden benoemd door de hulpverlening als aandachtspunt. Zelf worstelen de hulpverleners het meeste met deze problematieken.
Determinanten Uit de kwalitatieve bevraging “Kwetsbaarheidsfactoren” (2012) afgenomen bij 13 Brugse sleutelfiguren werd besloten dat er extra aandacht moet zijn voor jongeren die behoren tot één van deze categorieën: -
-
jongeren die spijbelen; jongeren die in de bijzondere jeugdzorg verblijven; jongeren met een emotioneel-, psychische en/of gedragsproblematiek en die terug te vinden zijn binnen de eerstelijnsgezondheidszorg; jongeren met een lichte (verstandelijke) beperking.
Er moet vooral ingewerkt worden op kennis, attitude en sociale vaardigheden. Zodat jongeren en volwassenen bewust hun keuze kunnen maken.
Daarnaast willen we de komende jaren jongeren wijzen op hun misperceptie over het
druggebruik bij jongeren. Uit het onderzoek van De Sleutel (2010) bij de Brugse secundaire scholieren en tijdens sensibiliseringsacties georganiseerd op Brugs grondgebied, werd bevestigd dat jongeren overtuigd zijn dat middelengebruik bij 18jarigen normaal en frequent is. Ze overschatten het aantal gebruikers. Hun perceptie van wat sociaal normaal is, blijkt dus een misperceptie te zijn. Die foute inschatting trekt hen soms over de schreef om zelf met bijvoorbeeld cannabis te beginnen. De meerderheid van de jongeren gebruikt geen drugs. De sociale norm is met andere woorden “Niet-gebruik” en hier moeten we jongeren meer bewust van maken.
Instrumenten en actoren Uit de contextanalyse 2013 blijkt dat heel wat actoren actief zijn binnen de drie pijlers van het drugbeleid. De afgelopen jaren werd het instrumentarium waarover de stad beschikt om acties te ondernemen rond alcohol en andere drugs grondig uitgebreid. Het stadsbestuur zelf maar ook de diverse sectoren beschikken nu over een waaier aan methoden en technieken om het beleid op een gecoördineerde manier uit te voeren op de drie terreinen: preventie, hulpverlening en repressie. In het zonaal veiligheidsplan 20142017 werd de aanpak van drugs opgenomen als prioriteit 1. Dit is meteen een hefboom voor structurele samenwerking i.k.v. ZVP en SVPP.
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN STRATEGISCHE BEVORDEREN
DOELSTELLING
1:
EEN
INTEGRALE
EN
GEÏNTEGREERDE
AANPAK
Operationele doelstelling 1.1. Stad Brugge wil in samenwerking met relevante actoren een integrale en gecoördineerde aanpak van het lokaal beleid alcohol en andere drugs realiseren. Deze doelstelling wordt gehaald aan de hand van 3 acties: -
-
er wordt een drugcoördinator aangesteld met een specifiek takenpakket; er worden wedde toelagen gegeven aan 3 organisaties (De Sleutel Dagcentrum
Werkingsverslag 2014
-
Brugge, CAW Noord-WestVlaanderen en CGG NoordWest-Vlaanderen) in ruil voor specifieke taken; er wordt geparticipeerd aan (ad hoc) overlegmomenten of indien gewenst worden deze (ad hoc) overlegmomenten
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
89
georganiseerd Brugge.
vanuit
Stad
In het najaar van 2014 werd een eerste elektronische nieuwsbrief opgemaakt. Deze brief werd digitaal via mail verspreid naar alle e-mail correspondenten van de drugcoördinator, met daarbij de vraag om zich hierop in te schrijven. Op dit moment hebben al 121 mensen uit diverse sectoren zich ingeschreven op deze nieuwsbrief. De belangrijkste doelstelling van dergelijke communicatie is om informatie omtrent het thema te bieden, maar ook om het thema levendig te houden en mensen/organisaties op de hoogte te houden van wat er in Stad Brugge gebeurt inzake alcohol en drugspreventie. Dit laatste benoemt niet alleen de acties die de stad uitvoert, maar ook de acties/campagnes van de lokale partners. De samenwerkingsovereenkomsten met de drie partners i.k.v. de weddetoelagen werden hernieuwd aan het begin van 2014. Deze overeenkomst werd vastgelegd voor de periode van 2014-2017, maar biedt voldoende vrijheid om eventueel jaarlijks de afspraken inzake het te verwachten takenpakket te wijzigen. Dit laatste is zeer belangrijk mits bepaalde projecten een structurele inbedding kregen en er ook een aantal nieuwe trends en tendensen te merken zijn binnen de diverse organisaties. Op die manier kunnen er blijvend keuzes gemaakt worden i.k.v. de actualiteit, zonder ons vast te leggen op de al bepaalde acties van het SVPP, fenomeen 5. Duidelijk merkbaar is dat deze drie organisaties ook zelf samen aan de slag gaan. In het begin was vooral de coördinerende rol vanuit de drugcoördinator hiervoor nodig, maar nu merk je meer en meer dat zowel op beleidsniveau als op het niveau van de veldwerkers, de diverse partners sneller contact opnemen met elkaar en gaan samenwerken.
Werkingsverslag 2014
Dankzij de werkgroepen, opgericht i.k.v. de opmaak van het Actieplan voor het Zonaal veiligheidsplan, is de samenwerking verbeterd. De organisaties kennen elkaar beter en wisselen vlotter informatie uit. De samenwerking tussen Stad Brugge, Parket Brugge en Lokale politie Brugge op beleidsmatig niveau heeft als voordeel dat er een aantal specifieke thema’s en doelgroepen uitgeklaard worden, die een aparte en integrale aanpak vragen. Bijvoorbeeld: voetbalsupporters, gebruikers in parken en op pleinen, festivalgangers… Dit zorgt er vooral voor dat we korter op de bal kunnen spelen en dat op de drie niveaus (preventie-repressie-curatie) wordt samengewerkt. Het komende jaar willen we vooral inzetten op het duidelijk uittekenen van deze lijnen, zodat elke organisatie weet welke rol/invloed hij/zij heeft op elk niveau van het proces. Op die manier kan de integrale aanpak verbeteren en mogelijks een efficiëntere samenwerking stimuleren. In 2015 willen we dit proces uittekenen voor de minderjarigen. Nadien komen meerderjarigen aan bod. Een spanningsveld op provinciaal niveau is voelbaar door de onduidelijke opdracht van de provincie West-Vlaanderen. Door de staatshervorming is het nog steeds niet duidelijk wat de opdracht van de provincie is binnen het ganse alcoholen drugverhaal. Dit zorgt er ook voor dat bepaalde provinciale of regionale problematieken niet altijd aangepakt worden, daar men niet weet wie dit kan/moet coördineren. (vb. Het problematiseren van het beperkte aanbod van drughulpverlening in West-Vlaanderen: wie trekt?) De coördinator drugs- en alcohol fungeert ook als een stedelijk aanspreekpunt rond deze thematiek en werd hiervoor in 2014 regelmatig aangesproken, zowel door burgers als organisaties.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
90
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2: VERMINDEREN VAN RISICOGEDRAG. Operationele doelstelling 2.1. Stad Brugge wil organisaties ondersteunen in het preventief werken rond alcohol en andere drugs. Er wordt binnen deze doelstelling gewerkt naar 3 sectoren: onderwijs, bijzondere jeugdzorg en welzijn. De acties die hiervoor georganiseerd worden, zijn telkens dezelfde voor de drie sectoren: o o
o
o o
o
o
o
o
o
advies en consult bieden op maat van de organisatie; Sector onderwijs: vragen van 2 ouderraden i.v.m. het aanbod van Stad Brugge en 2 scholen i.k.v. didactisch materiaal. infosessies en vorming geven aan intermediairen (open aanbod en op vraag); Sector BJZ: 1 vorming voor 14 deelnemers van 1 voorziening. Sector Onderwijs: aanwezigheid op de “Uit met je klas-beurs”, 92 leerkrachten werden gevormd (3x vorming). coaching en begeleiding bieden bij de opmaak van een drugbeleid; Sector onderwijs: er werd een checklist voor alle secundaire scholen opgemaakt om een drugbeleid te evalueren, 6 scholen vroegen een actualisatieof opmaakgesprek. Sector Welzijn: De sociale dienst van het OCMW werd begeleid in de opmaak van een drugbeleid. Ook het beleidsteam van het CAW Noord-West-Vlaanderen schreef samen een visietekst in 2014. Op basis van dit document zullen alle afdelingen van het CAW NWVL een eigen drugbeleid opmaken. In 2014 kwamen volgende afdelingen aanbod: De Lane en De Brug. materiaal en/of activiteiten voor de doelgroep voorzien (bijvoorbeeld: Panda toneelstuk, drugskoffer met overzicht van het bestaande didactische materiaal…); Sector onderwijs: 730 deelnemers (9 scholen) voor
Werkingsverslag 2014
toneelstuk Panda, 5 scholen namen deel aan het touwenparcours. “Haai in de box” (BaO) en de “drugskoffer” (SO, pas beschikbaar september 2014) werden elk 1x ontleend. Het gebruik van deze koffers wordt in 2015 gepromoot. De brochure ‘drinken is geen kinderspel’ wordt geëvalueerd en herdacht. In 2014 lag de nadruk op de sector onderwijs en welzijn. Er werd bewust minder geïnvesteerd in de sector bijzondere jeugdzorg, mits de sector a.d.h.v. het decreet integrale jeugdhulp serieuze structurele veranderingen onderging. Het aanbod voor de sector onderwijs werd gebundeld in een brochure en is iets dat we jaarlijks kunnen herhalen en dat er vooral voor moet zorgen dat jongeren informatie en kennis krijgen omtrent het thema, zodat ze gesensibiliseerd en geïnformeerd worden binnen hun bestaande structuren. De komende jaren willen we vooral het aanbod van zeer gerichte preventiemethodieken meer aandacht schenken, dit zowel voor de sector onderwijs (m.n. Deeltijds onderwijs en Bijzonder onderwijs) en voor de sector Bijzondere Jeugdzorg. Het Bijzonder Secundair onderwijs kreeg reeds in 2014 de kans om zich te laten coachen in de opmaak van preventie projectdagen per graad aangepast aan hun doelgroep. In Brugge zijn er 4 BuSO-scholen, waarbij 1 school de coaching reeds gevolgd heeft en 2 andere scholen interesse tonen om in 2015 hiermee te starten. Naast deze drie sectoren kregen we ook vragen uit andere sectoren. Het gaat om adviesvragen van een voetbalploeg, een taxien havenbedrijf en een vormingsvraag
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
91
van
een
asielcentrum
en
een
psychiatrisch Ziekenhuis in Brugge.
Operationele doelstelling 2.2. Stad Brugge wil acties organiseren met als doel de beginleeftijd van het eerste gebruik van alcohol en andere drugs bij jongeren uit te stellen. Om deze doelstelling te bereiken wordt op diverse niveaus gewerkt. Er worden dus acties gedaan die gericht zijn naar de jongeren, naar de dichte omgeving (ouders en jeugdwerkinitiatieven), naar de professionele omgeving (zie OD 2.1) en naar distributeurs van alcohol (zoals: winkels en cafés). De acties naar jongeren omtrent dit thema gebeurden zowel op school (zie OD 2.1) en tijdens het “Relax” evenement. Dit evenement wordt 2x na de examens van de secundaire scholieren (juni en december) georganiseerd voor 13-16 jarigen. Het doel van dit evenement is om hen een leuke middag te bezorgen, weg van de cafés en van alcohol. Tijdens dit evenement wordt een preventiestand voorzien, waarbij er op een ludieke manier over alcohol in gesprek gegaan wordt met de jongeren. Daarbij ligt de nadruk op kennis en informatie.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
92
Er werd opnieuw meegewerkt aan het JEP project voor jeugdwerkinitiatieven. Dit project biedt vorming en coaching aan bij de opmaak van een drugbeleid en heeft als doel om drugpreventie een plaats te geven binnen het jeugdwerk. In 2013-2014 hebben 9 groepen deelgenomen. Voor werkjaar 2014-1015 zijn al 8 jeugdbewegingen gestart. Er werd binnen dit project duidelijke nadruk gelegd op het hanteren van de wetgeving inzake verkoop en schenken van alcohol aan jongeren. Tijdens de dag van de jeugdbeweging werd de campagne “Jeugdbeweging is mijn drug” bekendgemaakt a.d.h.v. gedrukte festivalbandjes en posters tijdens de ontbijtactie van de jeugddienst. Er werden 2 ouderavonden op vraag van een secundaire school georganiseerd (50 deelnemers in totaal) over alcohol en andere drugs binnen de opvoeding. Omdat de
deelnemers zeer tevreden waren wordt deze vormingsavond in januari 2015 4x georganiseerd, los van een school. Ouders kunnen zich hiervoor spontaan inschrijven. Eind december 2014 wordt een onderzoek gevoerd bij de distributeurs van alcohol. Aan de hand van de bestaande methodiek ‘Monitoring’, opgemaakt door VAD (Vereniging voor Alcohol en drugproblemen), kan er geanalyseerd worden of de winkelverkopers de wetgeving correct toepassen. Nadien wordt bepaald of er meer acties georganiseerd moeten worden hieromtrent of als de controles vanuit de politie en FOD en de briefwisseling vanuit Stad Brugge die men krijgt tijdens het einde-van-de-examens en de 100-dagen viering voldoende zijn. Voor café uitbaters wordt rond dit thema gewerkt door de horeca-coach (PUB).
Operationele doelstelling 2.3. Preventiewerkers (van de Stad Brugge en andere organisaties) werken vindplaatsgericht en volgens eenzelfde visie op de aanpak van drug- en alcoholgebruikende jongeren. Er werd in 2014 niet gewerkt rond deze doelstelling. I.k.v ‘Brugge(n) voor jongeren’ werden een intervisiegroep opgestart
om de samenwerking en afstemming tussen eerstelijns preventiewerkers te versterken. Er wordt gepland om de visievorming rond alcoholen druggebruik op te nemen in 2015.
Operationele doelstelling 2.4. Stad Brugge wil dat de omgeving van gebruikers vroegtijdig ingrijpt als er signalen zijn die wijzen op (problematisch) gebruik. Om deze doelstelling te bereiken wordt het thema mee opgenomen in de bestaande vormingen “Hoe omgaan met (vermoedens van) druggebruik”. Deze worden voor de sector onderwijs en de sector bijzondere jeugdzorg georganiseerd. In 2014 werden deze vormingen niet in open aanbod georganiseerd voor de sector BJZ (zie elders: sector in volle hervorming, niet echt passend). Dit was wel het geval in 2013. De aangeboden vorming voor de sector onderwijs in 2014 kende geen
Werkingsverslag 2014
inschrijvingen. We herhalen in 2015 met een verhoogde aandacht. We merken dat we meer aandacht moeten besteden aan dit aanbod. Echter verwachten we nog dat deze vormingsvragen vanuit de lopende coachingstrajecten binnen het OCMW Brugge en het CAW Noord-WestVlaanderen zullen komen. Deze manier van werken lijkt ook ons ook efficiënter. Zowel De Sleutel Dagcentrum Brugge als het CGG Noord-West-Vlaanderen (vanuit het psychiatrisch expertise
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
93
team = PET) bieden binnen hun werking casusbespreking aan. Dit aanbod lijkt ons nog niet helemaal gekend te zijn bij de organisaties of vormt eventueel nog een te hoge drempel. Het therapeutisch advies dat het CGG Noord-West-Vlaanderen biedt aan het parket bij minderjarige dossiers, werd opgenomen in het aanbod van het vroeginterventieprogramma ViDA.
Deze programma’s kennen een goede samenwerking i.k.v. bekendmaking en afstemming. VIP had 19 trajecten in het schooljaar 2013-2014 en ViDA 9 trajecten. Het aantal aanmeldingen ligt hoger (ViDA: 14 en VIP: 22). Beide trajecten vormen een belangrijke schakel in de integrale aanpak en bieden ook voor justitie en politie aanknopingspunt in de repressieve aanpak.
De twee vroeginterventieprogramma’s ViDA (CGG NWVL) en VIP (De Sleutel Brugge) liepen dit jaar, VIP op kruissnelheid, ViDA in volle opstart.
Deze meer plan 2015
STRATEGISCHE ONTRADEN
DOELSTELLING
3:
POTENTIËLE
ganse doelstelling vraagt nog aandacht en een structureel van aanpak. Dit wordt begin opgemaakt.
DADERS
VAN
OVERTREDINGEN
Operationele doelstelling 3.1. Stad Brugge wil onveiligheidsgevoelens, overlast en criminaliteit die gepaard gaan met alcohol en andere drugs terugdringen en beter beheersen. Om deze doelstelling te bereiken wordt samengewerkt tussen Stad Brugge, lokale politie Brugge en indien nodig met het parket. Voor alle drie de instanties is drugs een belangrijke prioriteit. Vandaar ook de afstemming tussen het SVPP 20142017 en het Zonaal veiligheidsplan (ZVP) 2014-2017. In het ZVP werd de aanpak van drugs als de eerste prioriteit weerhouden. Er werd een expliciete aparte samenwerking afgesproken i.v.m. de aanpak van drugs tijdens een festival, druggebruik bij een voetbalsupportersgroep en samenwerkingsafspraken i.v.m. de 100-dagen viering.
De verhoogde aandacht van zowel Lokale Politie en Parket in de materie heeft in 2014 geleid tot een meer geïntegreerde aanpak van drughandelaars en druggebruik. Zo werd er in 2014 bij het parket van Brugge gestart met een zgn. ‘drugbehandelingskamer’ (zie 4). De repressieve aanpak van deze groepen wordt in 2015 verder geconcretiseerd. Daarnaast wordt een regelmatig veiligheidsoverleg georganiseerd met (nieuwe) fuiforganisatoren of organisatoren van risico-fuiven. De politie, drugcoördinator Stad Brugge, Entrepot medewerker en de organisator van de fuif zijn hierop aanwezig.
Operationele doelstelling 3.2. Er worden preventieve en repressieve acties georganiseerd rond het fenomeen openbare dronkenschap en rijden onder invloed. Fenomeen Dronkenschap:
Openbare
Stad Brugge legt voorwaarden op wat betreft de verkoop en het schenken
Werkingsverslag 2014
van alcohol voor evenementen georganiseerd op grondgebied Brugge en verplicht evenementorganisatoren om het aangeboden sensibiliserend materiaal met preventieve
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
94
boodschappen inzake het gebruik van alcohol en andere drugs, te gebruiken en bekend te maken naar hun bezoekers. Dit is vaak echter niet overal doorgetrokken, waardoor we hier meer controle op moeten uitvoeren en meer consequentere afspraken rond moeten maken. Dit staat op de planning voor de komende jaren. Het kwaliteitslabel Quality Nights werd in 2014 niet gerealiseerd en wordt in 2015 verder ontwikkeld. De lokale politie werkt sinds een jaar met de zgn. ‘combi-tax’. Dit houdt in dat indien iemand zich dronken op de openbare weg bevindt, meegenomen wordt met de combi naar het politiehuis. En hiervoor achteraf een factuur ontvangt. Er werd vanuit Stad Brugge een sensibiliserende actie ontwikkeld (m.n. Bère Brugge) voor uitgaanders (16-25 jarigen) i.s.m. de jeugdraad Brugge. (Zie focusevaluatie). De samenwerking met de spoeddiensten van de lokale grote ziekenhuizen om urgenties gerelateerd aan alcohol beter te monitoren en de nazorg ervan werd verkend en wordt in 2015 verder geconcretiseerd. Fenomeen Rijden onder invloed: De lokale politie Brugge houdt meer controle op rijden onder invloed. Dit zowel aangekondigd als niet aangekondigd en zowel voor alcohol als voor illegale drugs. Tussen de preventiedienst van de stad en de
STRATEGISCHE BEVORDEREN
DOELSTELLING
4:
DE
dienst verkeer van de lokale politie werden afspraken gemaakt om de sensibiliserende acties en de repressieve acties samen te laten vallen in één verhaal. Beide diensten zijn van elkaar op de hoogte en communiceren telkens over beide acties. Er werd vanuit Stad Brugge en de lokale politie Brugge een sensibiliserende actie ontwikkeld (m.n. “Tipsy is teveel”) voor jonge chauffeurs (studenten) i.s.m. de projectgroep Sociaal Werk van HOWEST. (Zie focusevaluatie). Daarnaast werd 2x een BOBcampagne gelanceerd in Brugge vanuit BIVV en verdiept en ondersteund door de preventiedienst en de lokale politie Brugge. Telkens werden uitgaanders en kerstmarktbezoekers gesensibiliseerd over het thema aan de hand van interactieve opdrachten en preventieve blaastesten. De komende jaren willen we nog meer inzetten op het sensibiliseren omtrent rijden onder invloed van illegale drugs. Bij controles zijn de vaststellingen zeer hoog en merken we dat gebruikers onvoldoende op de hoogte zijn van de tijdsduur van ‘onder invloed zijn’. Daarnaast moet er meer gewerkt worden rond de structurele maatregelen, zoals goedkoop aanbod van taxi’s, nachtbussen en andere om het aantal uitgaanders die de auto ‘moeten’ nemen te doen afnemen. Ideeën hieromtrent zijn in ontwikkeling.
RESOCIALISATIE
VAN
DRUGGEBRUIKERS
Operationele doelstelling 4.1. Stad Brugge wil het aanbod en de toegang tot kwaliteitsvolle opvang, begeleiding en behandeling van mensen met problemen rond alcohol en andere drugs optimaliseren. Vanuit het parket drughulpverlening zijn projecten lopende:
Werkingsverslag 2014
en er
de drie
1. Het
clean-project
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
voor
95
meerderjarigen1= In 2014 werden er in totaal 36 dossiers behandeld, waarvan er 9 opgestart waren in 2013 en 27 opgestart werden in 2014. Hiervan zijn er: 12 dossiers positief afgerond; 10 begeleidingen tegen advies afgerond; 8 begeleidingen nog lopende; 2 dossiers die geen indicatie hadden om een begeleiding op te starten; 3 dossiers waar de cliënt op dit moment op de wachtlijst staat; 1 dossier waarvan de persoon in kwestie geen contact opnam met de sleutel. 2. De drugsbehandelings-kamer2 Eind 2013 werd van start gegaan met de Drugbehandelingskamer Brugge. Eerste dossiers werden behandeld vanaf 2014 en er zijn 26 dossiers behandeld. Hiervan zijn er: 14 begeleidingen lopende;
-
8 begeleidingen positief afgerond; 3 begeleidingen tegen advies afgerond; 1 dossier staat op de wachtlijst. 3. Het Clean-up project voor minderjarigen3= In 2014 werd een vertaling gezocht van het Clean project voor minderjarigen die hoog scoren op problematisch middelengebruik. Eind 2014 kwam een eerste dossier binnen bij de sleutel. De drie projecten willen voornamelijk een betere opvolging en doorverwijzing van justitiecliënteel naar de drughulpverlening. Er zijn geen initiatieven genomen in 2014 om hiaten en knelpunten in de hulpverlening te signaleren. Het landschap van de geestelijke gezondheidszorg wordt grondig herschikt en wordt van nabij opgevolgd. Het CGG NWVL heeft sinds vorig jaar een PET (psychiatrisch expertiseteam), dat vooral als doel heeft organisaties te ondersteunen indien ze te maken krijgen met een cliënt met een psychisch probleem. Dit team bevordert de toeleiding en oriëntatie van de hulpvraag. Binnen de Sleutel wordt een outreachende werking ontwikkeld.
1
Clean project naar analogie Proefzorg Gent. In geval van inbreuken op de drugwetgeving (problematisch gebruik) gaat het parket niet over tot vervolging indien de betrokkene zich binnen de 14 dagen aanbiedt bij het dagcentrum De Sleutel te Brugge voor een ontwenningsprogramma dat maximaal 6 maand duurt. Het parket engageert zich om het dossier bij positieve evaluatie na zes maand te seponeren en bij negatieve evaluatie te dagvaarden voor de rechter. 2
Drugsbehandelingskamer naar analogie met de Drugsbehandelingskamer te Gent, maar zonder een liaison functie vanuit de hulpverlening die aanwezig is tijdens de zitting. Gespecialiseerde kamer binnen de rechtbank van eerste aanleg die de beklaagde de mogelijkheid biedt om – onder toezicht – aan zijn/haar drugprobleem te werken. Indien het behandeltraject succesvol verloopt, wordt daar bij het eindvonnis rekening mee gehouden.
Werkingsverslag 2014
Vanuit de adviesraad kwam ook de vraag om de komende jaren meer in te zetten op netwerkmomenten
3
Het clean up project is een samenwerking tussen vzw Oranjehuis, BAAB (gemeenschapsdienst vzw De Patio), de sleutel en justitie. De jongeren moeten bij de sleutel een programma volgen. Dit wordt opgelegd door de jeugdrechter en is bedoeld voor minderjarigen met een hardnekkige drugproblematiek. (Geen vroeginterventie). Er wordt gestreefd naar een drugsvrij leven. De sleutel biedt binnen dit project risico- en ernstinschatting en nazorg (ev. Opstart behandeling/doorverwijzing indien geïndiceerd).
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
96
tussen de eerstelijnsorganisaties en de drughulpverlening. Zodat iedereen zijn plaats kent binnen de drugaanpak. Aan de hand van ‘rode
draad’-momenten (via overleg, netwerkmoment, kennismaking, …) willen we dit de komende jaren stimuleren.
4. SWOT 2014 Sterktes ? Verbeterd netwerk (beter gekend: coördinator beter gekend en kent meer partners) Drugs werd een prioriteit zowel bij politie als parket Een aantal succesvolle projecten Zwakte ? Weinig ruimte om effectief onderzoek te doen naar nieuwe doelgroepen Weinig ruimte in de taakbelasting van de professionals die werken rond drugs/alcohol Inspanningen en activiteiten zijn (te) weinig gekend door doelgroep (intermediairen) Planopvolging en dynamiek te zeer afhankelijk van één persoon (coördinator) Bedreiging ? Verlies aan overzicht op de (te?) vele initiatieven rond drugs- en alcohol Maatschappelijke/commerciële druk op (o.a.) jongeren om alcohol te consumeren Herschikking van het subsidiërend kader (federaal/gewestelijk/provincie/lokale overheid) met allicht beperking van de werkingsmiddelen Kansen ? Herschikking zorgt voor herzieningsmogelijkheden: slim innoveren (al zichtbaar bij de partners) Versterkte positie coördinator biedt meer samenwerkingskansen Toenemend belang van gezonde levensstijl?
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
97
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
98
Algemene Coördinatie 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen Preventieplan 2014:
Veiligheids-
en
De algemene coördinatie van de projecten in het kader van het veiligheidsen preventieplan is essentieel. De opdrachten zitten gevat onder het dispositief algemene coördinatie en bevat 4 strategische doelstellingen: 1. Een goede administratieve, logistieke en financiële werking van het plan en opvolging met de subsidiërende autoriteiten verzekeren. 2. Een samenwerkingsverband tussen de verschillende lokale preventieacties en afstemming met de zonale politionele preventie verzekeren. 3. Een permanent evaluatieproces van het plan verzekeren. 4. Verzekeren van informatie naar de bevolking. De interne evaluatie van de projecten maakt deel uit van de algemene coördinatie van de verschillende preventieprojecten in het kader van het veiligheids- en preventieplan. De interne evaluatie moet de afstemming tussen de inhoud en doelstellingen van het plan en de inhoud en de doelstellingen van de projecten verzekeren.
-
Personeelssamenstelling:
Koen Timmerman: preventieambtenaar Barbara Dendooven: administratief medewerker Eefje Janssens: ondersteuning
algemene
financieel
en
administratieve
Tom Dewaele: ondersteuning integrale veiligheid/noodplanningsambtenaar Stèphanie del Cioppo: interne evaluator/GASambtenaar
-
van de stad Brugge. Het staat tevens in voor het stimuleren en opvolgen van de integrale en geïntegreerde veiligheidsaanpak.
-
Samenwerkingspartners:
Voor de ontwikkeling van een stedelijk preventiebeleid is er vanzelfsprekend samenwerking met heel wat diverse partners. De voornaamste samenwerkingspartners zijn de Lokale en Federale Politie, het parket, de Federale Overheid, de Vlaamse Gemeenschap (i.k.v. startbanenproject verkeersveiligheid), De Sleutel, Cggz Noord West-Vlaanderen, Groep Intro/Fietspunt, CAW Regio Brugge, Justitiehuis, Raad van Buurtwerken, Samenlevingsopbouw, …
De intensere samenwerking met de Lokale Politie werd in 2014 verdergezet (vb. gezamenlijke opmaak van de lokale veiligheidsdiagnose). De bijkomende opdracht betreffende integrale veiligheid voor de preventieambtenaar en het zetelen in de Zonale Veiligheidsraad hebben hier zeker toe bijgedragen. De deelname aan de ZVR heeft eveneens bijgedragen tot de communicatie met het parket. Tot slot is de samenwerking met de centra algemeen welzijnswerk en het OCMW ook in de laatste jaren versterkt (zie bv. samenwerking i.k.v. de buurtcentra en de aanpak van preventiewerk gericht op hangjongeren). De voornaamste samenwerkingspartners voor de interne evaluator zijn de preventieambtenaar, de coördinatoren en de medewerkers. Afhankelijk van de nood aan (bijkomende) informatie worden andere partners hierin betrokken. Tot slot is ook de strategisch analist van de lokale politie een belangrijke samenwerkingspartner.
Beschrijving:
Dit project staat in voor de algemene coördinatie van het preventiebeleid in de stad Brugge alsook voor de kwaliteitszorg en de interne evaluatie van de preventieprojecten
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
99
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN De belangrijkste uitdagingen situeren zich op vlak van: Structuur: actueel houden van personeelskader en invulling Inhoudelijke vormgeving van de projecten: expertise behouden en uitbreiden Afstemming met prioriteiten lokaal bestuur en lokale gemeenschap inzake veiligheids- en preventiebeleid Kwaliteitsbeleid: verkennen en introduceren van elementen/ methodieken om kwaliteit van werken te versterken. Actualiseren van de lokale veiligheidsdiagnose Afstemming tussen de verschillende veiligheidsactoren
Goede omkadering verzekeren van de medewerkers (incl. sfeer) Uitvoering van het veiligheids- en preventieplan 2014-2017 Introduceren en initiëren van integrale veiligheidsprojecten Introduceren van de Beleid- en BeheersCyclus Integratie van (effect)evaluatie in de dagelijkse werking van de projecten Interne evaluatie aantrekkelijk en tot een behoefte maken van medewerkers Afstemming bewaken tussen de inhoud en doelstellingen van het veiligheids- en preventieplan op de inhoud en doelstellingen van de projecten.
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN STRATEGISCHE DOELSTELLING 1: EEN GOEDE ADMINISTRATIEVE, LOGISTIEKE EN FINANCIËLE WERKING VAN HET PLAN EN OPVOLGING MET DE SUBSIDIËRENDE AUTORITEITEN VERZEKEREN Operationele doelstelling 1.1. De medewerkers preventiecontract zijn experten in hun deelgebied. De medewerkers van de preventiedienst werden in 2014 uitgenodigd om zich zowel intern als extern bij te scholen: via studiedagen en gerichte vormingen hebben heel wat collega’s van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Er werden een aantal interne vormingen georganiseerd in 2014 waaronder eentje rond ‘efficiënte overheidscommunicatie’ (10-tal deelnemers) en eentje rond verbindende communicatie (10-tal deelnemers). Deze interne vormingen worden gesmaakt omdat ze op maat zijn en met collega’s ondergaan worden. Dit instrument van interne vorming op maat moeten we nog meer benutten in 2015: i.p.v. collega’s extern iets alleen te laten volgen, is het beter om iets in groep aan te bieden op eigen terrein.
van
het
veiligheids-
en
infosessies daaromtrent. I.k.v BBC was dit vooral gericht op administratieve medewerkers, zij het dat iedereen er natuurlijk mee te maken krijgt. Dit vormingstraject was niet altijd even duidelijk, want theorie en praktijk leken toch niet altijd even vlot op elkaar af te stemmen. Het NENO infotraject lijkt dan wel weer wat dynamiek in gang te zetten.
I.k.v. de BBC-overschakeling en het NENO-traject hebben heel wat medewerkers van de preventiedienst zich ingeschakeld in de vormingen en Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
100
Via de teamcoördinatoren en de functioneringsgesprekken worden opleidingsbehoeften gedetecteerd en worden medewerkers gestimuleerd om daar iets mee te doen. Niet iedereen maakt hier optimaal gebruik van: aanbod en tijd zijn soms beperkt, waardoor vorming wat op de achtergrond durft verdwijnen. Een aandachtspunt in 2015 is om hier
blijvende aandacht voor te hebben, o.a. tijdens de geplande evaluatiegesprekken/functioneringsge sprekken. Om gevolgde vormingen en studiedagen optimaal te valoriseren zal in 2015 gevraagd worden om de opgedane kennis maximaal met elkaar te delen door een korte terugkoppeling te geven aan de relevante collega’s.
Operationele doelstelling 1.2. De administratieve opvolging van het veiligheidsen preventieplan verloopt correct. Bij de online afrekening van het Veiligheids- en Preventieplan worden enkel loonkosten ingevoerd. Met de loonkosten wordt de volledige subsidie al gedekt. Voor de contracten Dispostief 90 en conventie activa 346 worden zowel personeelskosten als actiemiddelen ingevoerd. Een groot deel gaat naar kledij en sensibiliseringsmateriaal. Deze verwerking verloopt vlot, zij het dat het programma vaak traag draait. Er wordt blijkbaar aan een nieuw systeem gewerkt, dat wordt opgestart vanaf 2015: hopelijk zorgt dit niet voor een grotere administratieve belasting. De financiële verwerking voor de stad Brugge gebeurt sinds 1 januari 2014 via het systeem Agresso. Dit is opgesteld via de richtlijnen van de BBC. De budgetten zijn opgesplitst in Acties, die te vinden zijn in de Beleidsnota van de stad. Alle uitgaven worden gekoppeld aan een Beleidsitem, Actie, rekeningnummer (productnummer), deelrapportage en Operationeel budgetbeheerder. Dit vraagt wel iets meer inspanning dan voorheen. De grootste verandering is de goederenontvangst. Zodra je goederen of diensten hebt ontvangen moet je dit aanduiden. Dit is niet altijd eenvoudig: soms verschilt het bedrag op jouw bon met de effectieve kost. Het is de bedoeling dat de dienst meer autonomie/verantwoordelijkheid neemt voor de budgetten. Dit betekent ook dat je alles zelf moet Werkingsverslag 2014
uitzoeken: waar zijn er nog restbudgetten om te schrappen, wat wordt niet besteed, etc. Het was vooral een traject met vallen en opstaan. Veel frustratie (bij alle stadsmedewerkers) en… we zijn er nog niet. We verwachten zeker nog één zoekmogelijkheid én dit is op “Actie”. Deze is noodzakelijk. In een later stadium is het de bedoeling om medewerkers bestelbonnen te laten maken (stapsgewijs, beginnende met de coco’s). Ze zouden zo een beter zicht hebben op de uitgaven en kunnen bijsturen indien het budget niet op de juiste rekening staat. Daar de grens voor een bestelbon is opgetrokken tot 5.000 euro excl. btw, zijn er minder collegenota’s met financiële consequenties. Ook de autonomie om als dienst zélf het budget te beheren tot op zekere hoogte maakt het eigenlijk veel vlotter werken. Het vlotter kunnen werken met bestelbonnen wordt als een zeer grote verbetering ervaren door de collega’s. Sinds september 2014 zijn de maaltijdcheques elektronisch. Dit betekent dat het gedeelte “uitdelen” van de maaltijdcheques komt te vervallen. Een drietal medewerkers prikt sinds juni digitaal. Ze kunnen prikken aan de prikklok Brugse Vrije of de fietsendienst, maar ook via hun PC. Het prikken zal i.k.v. NENO/Flexwerk grondig herschikt worden in 2015: we zijn benieuwd.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
101
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2: EEN SAMENWERKINGSVERBAND TUSSEN DE VERSCHILLENDE LOKALE PREVENTIEACTIES EN EEN AFSTEMMING MET DE ZONALE POLITIONELE PREVENTIE VERZEKEREN Operationele doelstelling 2.1. Er wordt een goede communicatie en samenwerking tussen de verschillende projectmedewerkers van de stedelijke preventiedienst tot stand gebracht. De samenwerking tussen de 40-tal medewerkers van de preventiedienst wordt gestimuleerd en gerealiseerd op verschillende niveaus. Op teamniveau wordt er een 2maandelijkse teamvergadering georganiseerd voor alle inhoudelijke preventiewerkers, d.w.z. iedereen behalve de heel uitvoerende medewerkers (gemeenschapswachten en technisch personeel
fietsendienst/Rein openbaar Domein). Deze is in 2014 bijeengekomen in maart, mei, juni, september en november. Ten tweede wordt op ‘subteam’ niveau regelmatig samengekomen: bij de gemeenschapswachten is dat wekelijks, met een maandelijks groepsoverleg, bij de andere subteams (politionele preventie, buurtgerichte preventie, Rein openbaar domein, …) gebeurt dat afhankelijk van de behoefte. Tenslotte is er regelmatig (maandelijks) individueel overleg voor wie niet echt in een subteam opgenomen is. De coördinatoren proberen 14-daags samen te komen voor een algemene briefing en uitwisseling van actualiteiten. Met dit overleg wordt af en toe geschoven door agendaproblemen: in 2014 waren coco’s over het algemeen oké, zij het dat de link politie zeer vaak verontschuldigd was. Naast dit formele overleg proberen we te investeren in een ‘informeel’ Werkingsverslag 2014
overleg om de band tussen de verschillende medewerkers te stimuleren. Zo werd er een lenteteam georganiseerd waarop iedereen ongeveer aanwezig was, uitlopend op een zeer sympathieke en gesmaakte lunch. Er werd in juni een BBQ georganiseerd met een 25-tal deelnemers en we zijn met een 35-tal op WIJ-dag geweest: een zeer interessant/informerend bezoek aan Oostende in oktober jl. Informatief werden de collega’s, naast de gekende kanalen via interne communicatie (prik, interactief, …), op de hoogte gehouden van evoluties en actualiteiten via een interne nieuwsbrief (What’s Hot?!) en worden collega’s uitgedaagd om zelf ook initiatief te nemen om hun activiteiten kenbaar te maken. De facebookpagina’s van onze dienst (zie later) worden ook daarvoor gebruikt. Deze interne briefing kan allicht nog beter: in 2015 zullen we medewerkers stimuleren om zelf meer van dit medium gebruik te maken om evoluties en weetjes uit hun werkveld te communiceren. Er wordt nog steeds met een ondertussen wat voorbijgestreefd elektronisch aanwezigheidsregister gewerkt: in 2015 moet het werken met E-agenda concreet gemaakt worden, zodat aanwezigheid transparanter is. Dit zal allicht i.k.v. NENO-flexwerk een uitdaging op zich zijn. Collega’s werden i.k.v. grotere projecten samen ingezet: zo was er Relax, de vrijwilligersbeurs Ik Vrijwillig, de vrijwilligerscinema, de campagnes i.k.v. einde examens, enz. Dit soort bredere inzet van collega’s mag/moet nog meer gestimuleerd worden.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
102
Operationele doelstelling 2.2. Er wordt gewerkt op beleidsniveau aan een goede communicatie en afstemming tussen de verschillende niveaus die betrokken zijn in het veiligheids- en preventieplan. De afstemming met de belangrijkste veiligheidsactoren verloopt via de Zonale Veiligheidsraad, zij het dat deze in 2014 slechts één maal is bijeengekomen (november). Eind 2013 werd bij de opmaak van het ZVP 2014-2017 resoluut gekozen voor een integrale en geïntegreerde aanpak. Deze keuze heeft ervoor gezorgd dat de preventiedienst zeer actief betrokken werd in het verder concretiseren van het ZVP en de afstemming daarbij op het SVPP. Het informeel overleg met de burgemeester en de korpschef verloopt ondertussen vlot. Vooral via email worden voorstellen en keuzes afgestemd. Regelmatig (10-tal keer) werd ook een ontmoeting georganiseerd met de burgemeester en/of korpschef. Regelmatig (14daags) is er overleg met de kabinetschef van de burgemeester. Dit overleg wordt als voldoende ervaren en zit in een positieve constructieve sfeer, nadat het aanvankelijk eerder ongestructureerd en wat gespannen was gestart. Afstemming met bovenlokale actoren gebeurt o.a. in het Provinciaal overleg Criminaliteitspreventie, recent omgevormd tot een provinciaal overleg Integrale veiligheid, binnen het collega-netwerk van de VVSG, via de contacten met de lokaal adviseur. Deze bovenlokale contacten zijn inspirerend en ondersteunend. In 2015 willen we werk maken van een ‘internationaal’ contact, om zo ook buitenlandse ervaringen te integreren in het lokaal preventiebeleid. De ondersteuning vanuit het Federale niveau (SLIV) is in 2014 relatief beperkt geweest, zij het zinvol. De enthousiaste lokaal adviseur die met
zeer concrete suggesties en antwoorden mee gezocht heeft naar een goede redactie van het SVPP werkt aanstekelijk en inspirerend. Zowel het federaal regeerakkoord als de beleidsnota van de binnenlandminister bevestigen het belang van het veiligheids- en preventiebeleid. Het zal uitkijken zijn naar de kadernota Integrale Veiligheid én naar de budgettaire gevolgen m.b.t. het veiligheidsbeleid (financiering SVPP en lokale politie blijven bevroren, wat de facto besparingen betekent en een grotere inspanning vraagt van het lokale bestuur). Onder de noemer NENO (naar een nieuwe stadsorganisatie) werd in 2014 een veranderingstraject ingezet dat de stadsstructuur grondig moet hervormen. Dit zou o.a. ook de afstemming/coördinatie tussen de stadsdiensten moeten versterken, met o.a. ambities voor een strategische cel, een coördinatiecel, regio-werking, duidelijker clustervorming, een inzet op meer transversale verbanden. Het is nog onduidelijk wat de effecten zullen zijn, maar in ieder geval zijn het evoluties die het integraal en geïntegreerd werken alleen maar ten goede kunnen komen. Eind 2014 is de structuur goedgekeurd, met o.a. een cluster veiligheid, waarin naast preventie en noodplanning ook politie en de brandweer opgenomen zijn. In 2015 zal een en ander duidelijker en hopelijk ook tastbaarder worden. Een uitdaging zal alvast zijn om het contact met de brandweerzone, nieuw sinds 2015, uit te bouwen, zodat i.k.v. zowel aanpak van evenementen als diefstalpreventie/brandpreventie een goed contact behouden blijft.
Operationele doelstelling 2.3. Het veiligheids- en preventiebeleid georganiseerd volgens de principes en visie van integrale veiligheidszorg. Er werd in mei een ‘kick off’ ZVP georganiseerd, waarop een 50-tal Werkingsverslag 2014
wordt
betrokken actoren ingeleid werden in de principes van integraal en
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
103
geïntegreerd werken. Er werden rond de 7 prioriteiten 7 gemengde werkgroepen in het leven geroepen om de doelstellingen om te zetten in concrete acties. 3 procesbegeleiders (2 lokale politie/1 preventie) bewaken de integrale benadering, 7 piloten zorgen voor de concrete uitvoering. Deze werkgroepen zijn allen minstens 2 keer samengekomen en hebben geleid tot een concreet actieplan per prioriteit. De concrete verdere uitvoering is wat nu op de agenda staat. De gemengde werkgroepen zorgen voor een goede communicatie en afstemming tussen een ruimer aantal partners: niet enkel lokale politie en de preventiedienst, maar ook interne en externe betrokkenen. Daarnaast zijn er een aantal structuren, die een aantal thema’s nog breder benaderen dan de focus van het ZVP. Zo is er een stuurgroep PUB (Positief uitgaan) waar ook horeca, jeugd, en relevante stadsdiensten zijn vertegenwoordigd, een adviesraad Drugs & Alcohol, waar onderwijs, bijzondere jeugdzorg, hulpverlening, politie en parket aanwezig zijn. Er is een aparte werkgroep onderwijs en bijzondere jeugdzorg die concentreert op deze respectievelijke sectoren. een werkgroep Parken en Pleinen, waar relevante actoren rond
beheer openbaar domein elkaar treffen. In de sfeer van buurtgericht werken wordt het integraal werken op buurtniveau gestimuleerd, maar missen we nog een duidelijkere afstemming tussen de verschillende initiatieven die van stadswege op buurtniveau worden gerealiseerd. In 2015 hopen we hier een duidelijkere structuur rond te creëren. Ook op projectniveau wordt via een regelmatige kwaliteitszorg (zie lager interne evaluatie) gewaakt over een brede focus en het betrekken van zoveel mogelijk aspecten van integraal en geïntegreerd werken, zowel slachtoffer- als dadergericht. Losse preventieacties zonder ondersteunende pro-actie of nazorg worden vermeden. De inzet van de ambtenaar IV was in 2014 relatief beperkt gelet op de combinatie met de opdracht als noodplanner. In 2015 is er wat meer ruimte: het is beperkt maar mogelijk, we streven naar bij de invulling om 1/5 van de functie te concentreren op IV. Deze laatste opdracht loopt in nauwe samenwerking met de procesbegeleiders binnen de lokale politie. In 2015 wordt de precieze taakverdeling verder uitgeklaard met o.a. aandacht voor verdere ondersteuning van piloten en een ‘expertise’ rol voor het IV-inspireren.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 3: EEN PERMANENT EVALUATIEPROCES VAN HET PLAN VERZEKEREN Operationele doelstelling 3.1. De lokale veiligheidsdiagnose wordt regelmatig geactualiseerd. De lokale veiligheidsdiagnose werd in 2012 aan een volledige update onderworpen. Door het opstarten van diverse werkgroepen rond diverse veiligheidsthema’s in het kader van integrale veiligheid, werd er dit jaar voor gekozen om de lokale veiligheidsdiagnose niet opnieuw helemaal te herzien. Deze werd wel in de verschillende ZVP-werkgroepen Werkingsverslag 2014
geactualiseerd waar nodig. Een algemene actualisering wordt gerealiseerd tegen maart 2015. Daaraan gekoppeld is er de bevraging sleutelfiguren als instrument om de prioriteiten te bepalen. Deze bevraging zal terug georganiseerd worden in 2017 met het oog op de voorbereiding van de nieuwe
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
104
veiligheidsplannen, incl. de bevraging
van de sleutelfiguren.
Operationele doelstelling 3.2. Doorheen het jaar worden gegevens geregistreerd en cijfers up to date gehouden. Binnen de preventiedienst worden binnen de diverse fenomenen cijfergegevens geregistreerd en bijgehouden, met als doel daarmee aan de slag te gaan. Voorbeelden daarvan zijn het registreren van het aantal gemerkte fietsen per jaar (kaap van 5000 werd in 2014 bereikt), het registreren van hotspots in het kader van hondenpoep en onkruid, enz. Deze informatie wordt onder meer aangewend in de dagelijkse werking om de middelen zo effectief en efficiënt mogelijk aan te wenden, maar ook om op meer structurele wijze aan de slag te gaan met de diverse veiligheidsproblematieken. Voorbeelden daarvan zijn het plaatsen van borden in kader van hondenpoep op hotspots alsook het doen van gerichte controles op die locaties, inzet van preventiewerkers op gekende hangouts van jongeren, enzovoort. Op die manier zorgen we ervoor dat onze middelen niet zomaar ergens worden ingezet, maar wel degelijk daar waar de nood het hoogst is. Deze registraties worden beperkt tot het noodzakelijke: irrelevante of tijdrovende registraties worden vermeden. Analyseof cijfervragen aan de strategische analist van de lokale politie worden beperkt tot de hoogst nodige.
De beschikbare cijfergegevens worden ook regelmatig geüpdatet. Dit veelal in het kader van werkgroepen op operationeel niveau, zodat de acties op het terrein zich daaraan kunnen aanpassen. Deze cijfergegevens werden ook dit jaar doorgaans aangeleverd door de strategische analist van politie. Zoals eerder al aangehaald werden in 2014 de werkgroepen integrale veiligheid in het leven geroepen. Hierdoor wordt nauwer samengewerkt met de verschillende partners, waardoor cijfergegevens, meldingen en registraties nog makkelijker gedeeld worden. De werkgroepen bevinden zich momenteel nog in de kinderschoenen. Ze zouden in de toekomst moeten leiden tot een nog betere aanwending van de beschikbare middelen. Uitdaging bestaat er in om de werkgroepen levendig te houden alsook blijvend waakzaam te zijn dat de juiste partners te allen tijde betrokken zijn. Dit zal een constante alertheid en evaluatie van de eigen werking vragen. In 2015 wordt een overzicht gemaakt van alle registraties die lopende zijn i.k.v. SVPP.
Operationele doelstelling 3.3. Kwaliteitszorg wordt toegepast bij de aanpak van fenomenen. Er is een regelmatige evaluatie van de fenomenen en de daaraan verbonden acties, campagnes en doelstellingen. Er wordt naar gestreefd om de kwaliteitszorg eigen te maken aan de dagelijkse werking. Het is aan de coördinatoren van de desbetreffende fenomenen om daarover te waken. De coördinatoren worden daarin op hun beurt ondersteund door de interne evaluator. Bovendien is Werkingsverslag 2014
‘kwaliteitszorg’ ook een vast onderdeel van het coördinatorenoverleg. Er dient over gewaakt te worden dat dit luik telkens de nodige aandacht krijgt, doch zonder te vervallen in betekenisloze herhalingen waardoor het op de achtergrond zou dreigen te verdwijnen. In 2014 werd de nieuwe intern evaluator (die deze job combineert met een halftijdse job als GAS-ambtenaar en de algemene werking ondersteunt) vooral belast
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
105
met het leren kennen van de diverse werkingen van de preventiedienst en het herwerken van het evaluatieschema. De kwaliteitszorg zal in 2015 versterkt worden door ook de interne werkprocessen tegen het licht te houden en waar mogelijk te verbeteren. Deze voortdurende kwaliteitsverbetering moet ook een rode draad worden binnen NENO. De preventiedienst wil zich hierin alvast inschakelen. Daarnaast zijn er nog de jaarlijkse inhoudelijke planningsen evaluatiegesprekken op het einde van het werkjaar met de diverse projectverantwoordelijken. Daarbij wordt kritisch teruggeblikt op de activiteiten van het voorbije jaar alsook worden er werkpunten en uitdagingen geformuleerd voor de komende jaren. Bovendien kunnen rond een bepaald (terugkerend) knelpunt, trajecten opgezet worden. De bedoeling daarvan is om het probleem in eerste instantie duidelijk te krijgen om uiteindelijk te komen tot een oplossing. De jaarlijkse planningsgesprekken resulteren in het werkingsverslag van de preventiedienst op basis waarvan dan op zijn beurt het activiteitenrapport voor het SLIV wordt opgemaakt. Dit zorgt voor
transparantie naar onze ‘klant’, de burger, en ook naar onze opdrachtgever, de FOD Binnenlandse Zaken. In 2014 is hard gewerkt aan een nieuw format van zowel het evaluatieformulier als het activiteitenrapport. De vorm van het activiteitenverslag voor de FOD Binnenlandse Zaken zal vanaf 2015 een nieuwe vorm aannemen. Reden daartoe is onder meer de vaststelling dat deze verslaggeving de voorgaande jaren eerder als log en belastend werd ervaren door het teveel aan detail. De opmaak ervan slorpte dan ook te veel tijd op en het resultaat was niet altijd even lees- en bruikbaar. Er kwam dan ook geen tot weinig feedback op het geleverde werk. De nieuwe vorm zou compacter moeten zijn en de kerninformatie van de lokale werkingen omvatten. Belangrijk aandachtspunt bij deze verslagen is dat men de nodige aandacht heeft om deze boeiend en vernieuwend te houden en zich dus niet laat verleiden in een’ copy-paste’ van het de verslagen van voorgaande jaren. Een blijvende alertheid voor nieuwigheden zoals nieuwe partners, nieuwe projecten, nieuwe knelpunten, enz. dringen zich dan ook continu op. In 2015 moet blijken of dit nieuwe evaluatieformulier leidt tot de gewenste resultaten.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 4: VERZEKEREN VAN INFORMATIE NAAR DE BEVOLKING Operationele doelstelling 4.1. Allerhande media worden ingeschakeld om de externe communicatie van de dienst te verzekeren. De preventiedienst zet tal van middelen in om de burger geïnformeerd te houden van haar werking, activiteiten, weetjes en campagnes. Deze middelen bestaan onder meer uit de website van de Stad Brugge, diverse facebookpagina's die regelmatig gevoed worden, een twitter-account van de Stad Brugge (voorlopig slechts beperkt, uitbreiden op termijn?), papieren dragers en activiteiten, mondelinge informatie en aanwezigheid in het Brugse straatbeeld. Een belangrijk Werkingsverslag 2014
aandachtspunt hierbij is om al deze communicatiekanalen van correcte en relevante informatie te voorzien, zonder daarbij de burger te overspoelen, waardoor de interesse mogelijks zou kunnen afnemen. In 2014 werd van alle kanalen goed gebruik gemaakt. Zo zijn er regelmatige bijdragen verschenen in het stadsmagazine BruggeINspraak (met o.a. een dossiernummer rond veiligheid), werden op de (vernieuwde) website actuele acties/producten gepost. De facebookpagina’s (algemeen, positief
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
106
uitgaan, jeugdpreventiewerk, vrijwilligerscentrale, lokale politie, …) werden in 2014 actiever benut. Bovendien scholen de medewerkers van de preventiedienst zich bij met als doel zo effectief en efficiënt mogelijk met de diverse kanalen om te springen alsook de boodschap zo duidelijk mogelijk over te brengen. In 2014 werd een 2de vorming ‘efficiënte overheidscommunicatie’ georganiseerd, waaruit een ‘checklist’ gedestilleerd werd die ons moet helpen om ‘efficiënt’ te communiceren. De eerste resultaten klinken alvast veelbelovend: informatiedragers en boodschap worden zorgvuldiger gekozen en
afgestemd om de doelgroep en het beoogde effect te bereiken. Het zal een blijvende uitdaging zijn om de diverse trends binnen de digitale wereld op te volgen om zo steeds een zo breed mogelijk publiek te bereiken. In 2014 werden concrete stappen gezet via het realiseren van een aantal (leuke en gerichte) sensibiliseringsfilmpjes, het verkennen van een app i.k.v. positief uitgaan en het regelmatiger voeden en gebruiken van Facebookpagina’s. De inhoud van het SVPP 2014-2017 evenals het werkingsverslag is beschikbaar op de website van de Stad.
4. SWOT 2014 Sterktes? Goede informatie/infodoorstroming op coördinatie/coco niveau Een traditie in interne evaluatie en daardoor goed voeling met de werkvloer Groot vertrouwen van de meeste (interne/externe) partners in de werking van de preventiedienst Zwaktes? Informatiedoorstroming naar en tussen collega’s kan nog beter Zeer diverse focus, waardoor preventiedienst voor van alles en nog wat aangesproken wordt Versnipperde huisvesting Bedreiging? Sterk subsidieafhankelijk en daardoor gevoelig voor federale en lokale besparingsrondes Veroudering personeelsbestand? (Te?) enge focus op veiligheid (federaal) zet grensprojecten met welzijnsaspecten wat onder druk? Kansen? NENO-ontwikkelingen brengen dynamiek in de winkel: eindelijk iets rond kwaliteitszorg, organisatiebeheersing, huisvesting, functionele herschikkingen, studiedienst, … ? Veiligheid blijft prioritair federaal en lokaal met ook uitgesproken aandacht voor belang van preventie ZVP en SVPP zitten goed in elkaar verweven wat samenwerking lokale politie/partners versterkt
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
107
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
108
Autonome Werkstraffen 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen Preventieplan 2014:
Veiligheids-
en
Zelfstandig project gesubsidieerd door FOD Justitie (Globaal Plan). Valt niet onder het veiligheids- en preventieplan van de stad Brugge.
-
Personeelssamenstelling:
Chantal Sedeyn, 4/5 VTE, universitair - 1/5 administratieve kracht Charlotte Vermerre, halftijds, niveau B
-
Beschrijving:
Het project bestaat uit de praktische coördinatie en organisatie van de uitvoering van autonome werkstraffen en dienstverleningen op het grondgebied Brugge. De autonome werkstraf bestaat uit een aantal uren onbezoldigd werk ten bate van de gemeenschap.
-
Samenwerkingspartners:
Belangrijkste samenwerkingspartners zijn: Justitiehuis Brugge (justitieassistenten en coördinator) Prestatieplaatsen (vzw’s, stadsdiensten, provinciale diensten en OCMW diensten) Dispatching Roeselare, Kortrijk en Oostende Bureau alternatieve afhandeling Brugge Overlegplatform alternatieve straffen binnen de stad Brugge Werkvloerproject (stad Oostende en Groep Intro) Fedepass herstelfonds: Justitieel Welzijnswerk, Provincie, Suggnomè, PSD.
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN 1) Correcte en juiste doorverwijzing. Het komt (vaak) voor dat personen doorgestuurd worden die niet, weinig of minder geschikt zijn voor het uitvoeren van een werkstraf. Het gaat hierbij vooral om psychiatrische patiënten, anderstaligen, personen met fysieke beperkingen en acute drugverslaafden. Het verdient aanbeveling na te gaan bij welke daders de werkstraf het meest efficiënt is. Zo leeft bv. het gevoel dat 'beroeps’-delinquenten weinig tot geen boodschap aan deze straf hebben en bijgevolg recidiveren. Uit de cijfers van 2006 blijkt dan weer dat delinquenten veroordeeld voor agressiefeiten hun werkstraf minder vaak tot een goed einde brengen.
2) Voldoende aantal doorverwijzingen. In 2011 waren er aanzienlijk minder cliënten dan in 2010, deze tendens lijkt zich in 2012 verder te zetten. Sinds 2013 is er dan weer een duidelijk stijgende tendens waarneembaar. Het aantal uitgesproken werkstraffen in Brugge ligt echter nog steeds lager dan in andere arrondissementen. Werkingsverslag 2014 strategisch veiligheids-
Verhoudingsgewijs is het aantal uitgesproken werkstraffen t.o.v. het totaal aantal uitgesproken veroordelingen vrij laag. Het aantal dienstverleningen is ook gestegen in vergelijking met 2013. Daarom is het noodzakelijk om de verschillende sleutelfiguren blijvend te informeren en te sensibiliseren over de zinvolheid van de werkstraf. In 2014 zien we een duidelijke stijging van het aantal werkstraffen doorgekregen van zowel correctionele rechtbank als politierechtbank. Er worden ook dossiers doorgestuurd uit andere gerechtelijke arrondissementen. In cijfers kunnen we stellen dat we in 2014 185 dossiers (waarvan 27 dienstverleningen) behandeld hebben in vergelijking met 116 dossier in 2013. Deze stijgende evolutie kan deels samenhangen met het gebrek aan dienstverleningsplaatsen in Knokke en Blankenberge. In 2014 is ook het aantal parketdossiers toegenomen. We zullen in 2015 zien in hoeverre dit aantal verder evolueert, we
en preventieplan 2014-2017
109
verwachten dat het aantal op dit hoge niveau zal blijven.
3) Goede organisatie van strafuitvoering en –opvolging.
de
Om de strafuitvoering en –opvolging te optimaliseren werd in 2007 een bevraging uitgevoerd bij de prestatieplaatsen. Daaruit kwamen een aantal werkpunten naar voor zoals bv. het organiseren van permanentie (op zaterdag), de nood aan tussentijdse evaluatie, werkvloerproject, … Naast werkpunten t.a.v. prestatieplaatsen zijn er ook werkpunten t.a.v. dispatchers,
justitiehuis en justitie. Zo is het aangewezen dat justitieassistenten systematisch het strafregister consulteren op antecedenten, zijn er geen werkingsmiddelen voorzien voor nevenactiviteiten (dit zou vanaf 2015 veranderen), dragen steden nog steeds bij in de personeelskosten van dispatchers, dient er voldoende aandacht te zijn voor de kwaliteit van communicatie en rapportering, … In de toekomst moet aan deze werkpunten blijvend aandacht besteed worden en moeten knelpunten weggewerkt worden zodat de strafuitvoering zowel voor prestatieplaats als veroordeelde geen negatieve ervaringen met zich mee brengen.
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN STRATEGISCHE BEVORDEREN.
DOELSTELLING
1.
EEN
INTEGRALE
EN
GEÏNTEGREERDE
AANPAK
Operationele doelstelling 1.1. Er is duidelijk zicht op (de knelpunten bij) de uitvoering en organisatie van de autonome werkstraffen/ dienstverlening in Brugge. Er is een duidelijk zicht op verloop en organisatie van de Autonome werkstraffen. Enkele knelpunten uit het verleden zijn anno 2014 verholpen. Wat permanentie betreft is er steeds één dispatcher bereikbaar. Bij afwezigheid hebben we beiden een antwoordapparaat alsook is er een werk GSM. Ook onze rapportage is veel verbeterd door het verbeteringstraject opgezet in 2011. Andere knelpunten blijven moeilijk zoals het consulteren van het strafregister. Dit zou in principe moeten gebeuren door de justitieassistenten. Dit blijft in 2015 opgenomen als aandachtspunt. De bevraging van de prestatieplaatsen is in 2014 niet systematisch gebeurd, door de vele doorverwijzingen, die eigenlijk het hele jaar door systematisch hoog liggen. Dit onderwerp wordt zeker nog opgenomen, hopelijk in 2015. Sinds 2014 wordt een nieuw evaluatieverslag gehanteerd. De eerste drie kwartalen wordt enkel een
Werkingsverslag 2014
kwantitatieve evaluatie verwacht, het vierde kwartaal wordt naast de kwantitatieve ook een kwalitatieve evaluatie verwacht. Het kwantitatieve luik is als Excel-document opgesteld. Het invullen en up-to-date maken en houden van dit verslag neemt wel veel tijd in beslag. Er kunnen wel heel wat gegevens, verhoudingen, cijfers uit gedistilleerd worden. We dienen veel tijd te investeren in de opmaak van het verslag. Hopelijk wordt er vanuit justitie ook iets mee gedaan maar daar hebben wij geen zicht op, er is geen feedback. Alsook hebben we nieuwe werkingsformulieren (doorverwijzing, contract, prestatiestaat). Het feit dat bevoegdheid van de Justitiehuizen overgeheveld werd naar de Vlaamse Gemeenschap, heeft voor ons nog geen zichtbare veranderingen teweeggebracht. Dit valt nog af te wachten. Onze ambitie is en blijft in hoofdzaak onze doorgestuurde dossiers correct afhandelen en dat zowel naar de prestatieplaats, de cliënt en het justitiehuis toe.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
110
Operationele doelstelling 1.2. De samenwerking en afstemming tussen de dispatchers (onderling) en de justitieassistenten is optimaal. Er dient blijvend aandacht besteed te worden aan de samenwerking met het justitiehuis. Voorlopig verloopt alles vlot mede door de maandelijkse samenkomst rond dossieroverleg. We hebben toch de indruk dat de dispatchers blijvend moeten vragen naar dit overleg, zo niet zou dit misschien niet zo strak gevolgd worden door de justitie-assistenten. Op het maandelijks overleg op de preventiedienst is er slechts één justitie-assistente die systematisch op de afspraak aanwezig is, wat de communicatie niet altijd bevordert en de dispatchers ook soms de indruk geeft dat dit overlegmoment niet zo au sérieux genomen wordt. Nochtans is dit een uitgelezen moment van overleg en bespreking van de dossiers. Verder blijven we consequent alle veranderingen in de doorgekregen dossiers melden aan de desbetreffende justitie-assistent. Deze communicatie verloopt via email of telefonisch. De samenwerking met het justitiehuis dient continu op hoog niveau gehouden te worden. We zouden het
maandelijks overleg met de justitieassistenten in 2015 zeker willen verderzetten omdat wij het als een meerwaarde beschouwen. Op die manier wordt er ook over ieder dossier overleg gepleegd. Sinds 2014 hebben is er een nieuwe coördinator autonome werkstraffen in het justitiehuis. De samenwerking verloopt vlot, maar we merken toch op dat we niet altijd dezelfde mening delen over bepaalde onderwerpen. Dit is geen bezwaar in de samenwerking. In 2014 is er regelmatig het ‘overleg werkstraffen’ georganiseerd, waarop evt. knelpunten besproken werden. Dit wordt als nuttig en zinvol ervaren en verder gezet. Het is steeds de bedoeling van de dispatchers dat zij de ‘juiste’ mensen doorverwijzen naar ‘juiste’ plaats, het zou dus ook mogelijk moeten zijn om eventueel mensen te kunnen weigeren. Het overleg FEDEPAS werd in 2014 niet opgevolgd door tijdsgebrek, in 2015 wordt dit overleg terug opgenomen.
Operationele doelstelling 1.3. De samenwerking en afstemming tussen de dispatchers en de prestatieplaatsen is optimaal. In totaal hebben we in 2014 een 15tal prestatieplaatsen die zeer frequent gebruikt worden. Daarnaast zijn er een 35-tal plaatsen die af en toe ingezet worden. Dit aantal wordt als voldoende ervaren, zij het dat er een tekort ervaren wordt voor administratieve taken. Dit wordt een aandachtspunt in 2015. Op 5 december 2014 werd een trefdag georganiseerd voor de werkplaatsen van het gerechtelijk arrondissement. De trefdag is ook een uitstekend moment om de verschillende werkplaatsen met elkaar te laten kennismaken en ervaringen uit te wisselen. De opkomst was echter eerder beperkt, Werkingsverslag 2014
vooral vanuit de Brugse werkplaatsen was er een ‘matige’ opkomst. Mogelijks was het moment (begin december) minder goed gekozen. In 2015 zal geen nieuwe trefdag georganiseerd worden. Verder proberen wij telkens aan de noden aan de prestatieplaatsen te voldoen. Bij de prestatieplaatsen moet duidelijk gemaakt worden dat we geen gegarandeerde inzet kunnen leveren en dus m.a.w. geen interimbureau zijn. We hebben een aantal plaatsen waar we veel mee werken, met andere plaatsen werken we minder samen. Er zijn tenslotte voldoende
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
111
prestatieplaatsen aanbod ruim is.
waardoor
ons
De samenwerking met onze plaatsen loopt op een goede, correcte manier met wederzijds respect, voor zover we kunnen nagaan. Zoals hierboven vermeld, is het in 2015 de bedoeling om de prestatieplaatsen te bevragen om zo
onze kwaliteit te verhogen. In 2015 bekijken we in hoeverre hiervoor een stagiaire kan ingezet worden. De ondersteuning van het werkvloerproject is gebeurd in 2014 voor een 500-tal uren. Deze werden gepresteerd. In 2015 wordt onderzocht in hoeverre deze ondersteuning kan uitgebreid worden.
Operationele doelstelling 1.4. De uitvoering is (infra)structureel goed omkaderd. Het hoge aantal dossiers zorgde in 2014 voor een zware agenda: zeker in bepaalde periodes (januari/april oktober/november) is het behoorlijk hectisch geweest. We blijven dit met anderhalf voltijds equivalent opvolgen, dat moet ook in 2015 lukken. De veiligheid van de dispatchers blijft een aandachtspunt. De bureau blijft een aandachtspunt waar de veiligheid niet kan gegarandeerd worden. In 2015 worden een aantal verbeteringen aan het bureel De doorverwijzing naar werkvloerproject is soms moeilijk voor Brugse werkgestraften, omdat het werkvloerproject nooit weet wanneer ze in Brugge zijn/kunnen zijn. De mogelijkheid om door te
veranderd om het veiligheidsgevoel te verhogen. Er werd door de twee dispatchers ook gedurende twee dagen een cursus ‘Omgaan met agressie’ gevolgd (georganiseerd door Impuls vzw). Gedurende deze vorming werden ons vooral ‘tools’ aangereikt waardoor we beter ons eigen gedrag en de invloed op andermans gedrag leren onderkennen. Er werden ook rollenspelen georganiseerd om ons te leren inleven in verschillende personen verwijzen naar het werkvloerproject zou legio moeten zijn voor Brugse werkgestraften. Er zijn voorlopig geen stappen ondernomen om daar verder iets mee te doen.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2. HET PROJECT BESCHIKT OVER VOLDOENDE EN CORRECTE DOORVERWIJZINGEN. Operationele doelstelling 2.1. De sleutelfiguren in de straftoemeting hebben kennis van de werking, mogelijkheden, beperkingen en zinvolheid van de werkstraf. Het aantal doorverwijzingen van werkgestraften is toegenomen. Ook de politierechtbank van Brugge begint met mondjesmaat werkstraffen uit te spreken. De dienstverleningen zijn nog steeds in stijgende lijn. Er dient echter blijvend aandacht besteed te worden aan goede informatiedoorgave naar de rechterlijke macht. Deze rol ligt vooral bij het justitiehuis. We hopen in 2015 op meer politiestraffen.
(185 dossiers, waarvan 27 dienstverleningen). In 2014 werden tevens meer werkstraffen uitgesproken door de politierechtbank alsook werden er meer werkstraffen uitgesproken door andere arrondissementen en naar Brugge doorgegeven. Verder is er nog de vaststelling dat er meer werkgestraften van buiten grondgebied Brugge zijn die hun werkstraf in Brugge willen uitvoeren.
2014 was een druk jaar, met opnieuw een stijgend aantal doorverwijzingen Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
112
STRATEGISCHE DOELSTELLING 3. CLIËNTEN VOEREN DE WERKSTRAF CORRECT UIT. Operationele doelstelling 3.1. Cliënten weten wat de werkstraf inhoudt en zijn op de hoogte van de eventuele gevolgen die de uitvoering met zich meebrengt. De cliënten worden uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek waarin duidelijk besproken wordt wat van hen verwacht wordt en wat de eventuele consequenties zijn van hun gedrag. Dit gesprek duurt ca. 30 min. Nadien wordt hen op een contractbespreking nogmaals duidelijk gemaakt wat de verwachtingen zijn. (duurtijd: ca. 30 minuten )
Wanneer er fouten worden gemaakt wordt men daarop gewezen door de prestatieplaats of door onze dienst. Bij ernstige fouten wordt het justitiehuis verwittigd. Er wordt samen naar een oplossing gezocht. In 2014 zijn er geen bijzondere aandachtspunten rond dit thema, en ook in 2015 zijn er geen ambities om hierin bijkomende acties te ondernemen.
Operationele doelstelling 3.2. Cliënten worden tijdens de uitvoering van de werkstraf nauw opgevolgd. De doelstelling is om alle cliënten op te volgen tijdens de werkstraf, bij de opstart doen we dit binnen de 14 dagen. Bij hogere dossierlast of in perioden van verlof kan die periode van 14 dagen overschreden worden. In 2014 is dat vlot verlopen, alle dossiers werden op regelmatige wijze opgevolgd. Het groter aantal dossiers gekoppeld aan de vaak kortere prestatieperiode zorgt voor intensere opvolging, maar maakt anderzijds een tussentijdse evaluatie overbodig.
Wij merken op dat de dossiers nog steeds een goede opvolging hebben. Mede door de administratieve veranderingen zijn wij in staat een goede opvolging te garanderen. Feedback over het verloop de werkstraf aan de dispatchers blijft een belangrijk punt in de opvolging van de dossiers. Dit is in 2014 vlot verlopen, er zijn geen problemen gesignaleerd. Blijvende aandacht dient hieraan besteed te worden in 2015.
4. SWOT Sterktes? De goede band met de prestatieplaatsen Een goed onthaal en opvang van de werkgestraften Een goed op elkaar ingespeeld team met de nodige flexibiliteit Zwaktes? Het wat vreemde organogram van de werkstraffen (verhouding en taakverdeling t.a.v. het justitiehuis) Beperkte digitale vaardigheden bij de projectmedewerkers Het weinig flexibele stelsel van uren Bedreiging? Onduidelijke toekomstperspectieven van het federale/regionale werkingskader Het wat zwaarder profiel van de doelgroep wekt onveiligheidsgevoelens op Een toenemend aantal vaste klanten, waarbij je je kunt afvragen of werkstraf zin heeft Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
113
Kansen? Grotere bereidheid bij de magistratuur (incl. politierechtbank) om werkstraffen uit te spreken Het NENO perspectief biedt wat meer flexibiliteit Hervorming federale kader met o.a. mogelijkheid tot het verkrijgen van werkingsmiddelen
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
114
Vrijwilligerscentrale 1. VOORSTELLING VAN HET PROJECT Pijler binnen Preventieplan 2014:
Veiligheids-
en en vormt onder meer een brug tussen de vrijwilligers en de talrijke organisaties.
n.v.t.
-
Personeelssamenstelling:
-
Samenwerkingspartners:
Lien Dereere, fulltime, universitair.
Belangrijkste samenwerkingspartners zijn:
-
Vlaams – en Provinciaal Steunpunt Vrijwilligerswerk, Stedenbeleid, Dienst Welzijn en extern: Samenlevingsopbouw, Wieder.
Beschrijving:
In Brugge zijn duizenden vrijwilligers actief in diverse sectoren: sport, cultuur, welzijn, jeugd, … De vrijwilligerscentrale wil het vrijwilligerswerk ondersteunen en promoten
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN n.v.t.
3. EVALUATIE VAN HET FENOMEEN STRATEGISCHE DOELSTELLING 1: DE VRIJWILLIGERSCENTRALE WIL KANDIDAAT VRIJWILLIGERS EN (ON)ERVAREN VRIJWILLIGERSORGANISATIES AAN ELKAAR MATCHEN OP EEN ZODANIGE MANIER DAT EEN WIN-WINSITUATIE ONTSTAAT Operationele doelstelling wervingsevenement.
1.1.
Ik Vrijwillig 2014 ging dit jaar door op zaterdag 9 maart 2014 in de Jan Garemijnzaal. Er waren dit jaar 48 organisaties die zich voorstelden aan het publiek. Iets minder dan vorige jaren. Wat doet vermoeden dat de formule zoals ze was misschien wat aan vernieuwing toe is. Al geven de deelnemende organisaties aan vragende partij te blijven voor een beurs.
Werkingsverslag 2014
De
Vrijwilligerscentrale
organiseert
een
We mochten goed 800 bezoekers verwelkomen. De stickers die ze kregen bij binnenkomen: ‘ik heb sympathie voor vrijwilligerswerk’ of ‘ik zoek vrijwilligerswerk’ werden positief gevonden door alle partijen. Zo weet je meteen hoe je iemand in een gesprek moet benaderen. Bij de stand van de Vrijwilligerscentrale konden mensen een test laten afnemen om te bepalen welk soort vrijwilligerswerk bij hen past.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
115
Daarvan wordt aangegeven dat de stand niet genoeg zichtbaar was, dat niet iedereen dat wist, en dat zelfs na de test er nog veel te veel keuze was. De test zou nog verfijnd moeten kunnen worden en beter zichtbaar gemaakt. Over de communicatie, organisatie, locatie en omkadering zijn ongeveer alle organisaties heel positief. De drie trefwoorden aan de standen (nieuw sinds dit jaar) vindt iedereen positief: het helpt om snel door te hebben welke organisatie je zal aanspreken. Als we de organisaties vragen wat ze effectief uit de beurs haalden, dan komt dat neer op 15 à 30 gesprekken op de
dag zelf, en het engagement van 1 tot 6 effectieve vrijwilligers (met een gemiddelde van een 2-tal nieuwe vrijwilligers per organisatie). Minpuntjes waren dat er werken waren voor de Halletoren en dat de zichtbaarheid zo erg beperkt was van buitenaf alsook dat de reclame voor de beurs minder intens was dan andere jaren. Verder wordt het feit dat de burgemeester geen toespraak heeft gegeven als jammer gezien, ze missen deze blijk van waardering. In 2015 zal de formule gewijzigd worden naar een meer levendige beurs, zodat terug wat animo gecreëerd wordt rond dit event. Verder moeten we echt inzetten op gerichte promotie en zorgen voor een goede zichtbaarheid van de beurs op de dag zelf én van de stand van de Vrijwilligerscentrale.
Operationele doelstelling 1.2. Er wordt voorzien in een intakeprocedure voor kandidaat vrijwilligers. De intakes gebeurden de vorige jaren op basis van de ervaring van de coördinator van de Vrijwilligerscentrale. Dit jaar werd een draaiboek opgesteld zodat het makkelijker wordt voor collega’s om eens de balie over te nemen. Collega’s die permanenties overnamen geven aan hier vlot mee te kunnen werken. Verder werd dit jaar geopteerd om per maand kandidaat vrijwilligers aan het einde van de maand nog eens te bedanken voor hun bezoek en Werkingsverslag 2014
intussen ook te vragen of ze al aan de slag waren als vrijwilligers, of dat ze nog steeds zoekende waren. Dit met de bedoeling om hen te herinneren aan hun plannen om vrijwilliger te worden en om eventueel een aantal twijfelaars terug op te vissen. Voor de loopbaanonderbreking van Lien is dat gebeurd. Tijdens de afwezigheid was het gepland om dit over te nemen, maar door omstandigheden is dat niet kunnen doorgaan. In 2015 zal een permanentieregeling uitgewerkt worden en wordt de
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
116
opvolging van kandidaat vrijwilligers systematischer uitgevoerd. Bij ons terecht gekomen via: Internet/Website
24
Geestelijke Gezondheidszorg/ Huisarts Via vrienden of familie
22
VDAB/ Arbeidszorg
15
Leren en School OCMW
Werken
(deeltijds)
/
20
10
Voor het volgende jaar dienen we dit terug op te nemen, en mensen effectief aan het einde van de maand te vragen even te laten weten waar ze actief zijn, waarom ze wel of niet op het aanbod ingegaan zijn en hen opnieuw verder op weg zetten. Het aantal intakes willen we in 2015 op dit niveau houden.
5
Andere stadsdienst
5
CAW
4
Justitie/ Gevangenis
4
BruggeINspraak
4 2010
2011
2012
2013
2014
Intakes vrijwilligers in de Vrijwilligerscentrale
37
74 (waarvan 27 na verhuis, periode okt-dec 2011)
103
109
113
Telefonische vragen naar vacatures
10
45
60
58
60
Mails die informeren naar vacatures
17
65
75
81
70
(juli en augustus geen intakes)
Operationele doelstelling 1.3. Er is een voldoende aanbod aan vacatures. Er zijn veel organisaties die vrijwilligers zoeken. Elk jaar vinden dankzij Ik Vrijwillig en de Vrijwilligers Cinema enkele nieuwe organisaties de weg nog naar de Vrijwilligerscentrale. Dit jaar kwamen een dertiental nieuwe organisaties zich profileren als place to be voor vrijwilligers in de Vrijwilligerscentrale waaronder: De Werf, Nachtopvang, Kobalt, MAfestival, MAGIS, OLV Onthaalkerk, Zorgeloos Tuinieren, Stiltehoeve Metanoia, Armoedewandeling, Slachtofferhulp CAW, Bib Brugge, Herberg In de Zwarte Kat, WZC OCMW e.a. Het totaal aantal organisaties waarmee we samenwerken en op regelmatige basis mee communiceren groeide aan tot 240. In dit cijfer zijn de vele sport- en jeugdverenigingen niet inbegrepen. Zij beschikken blijkbaar over voldoende eigen rekruteringskanalen. Werkingsverslag 2014
Wat betreft de kanalen bekendmaking van dat aanbod:
voor
-Affiches en flyers blijven we opvolgen, updaten en aanvullen naar gelang wat er binnenkomt via e-mail en de post. -De publicaties in BruggeINspraak en Exit leveren het meeste vrijwilligers op aan de diverse organisaties die via ons vrijwilligers werven. Dit varieert van 5 tot soms wel 30 reacties. Het is dus zeker zinvol om ook de (betalende) publicaties in Exit verder te zetten volgend jaar. -Onze Facebookpagina vindt ook stilaan wat meer aanhang, nu hebben we 386 volgers (ten opzichte van 260 volgers in 2013). In 2015 wordt onderzocht hoe we facebook best inschakelen om ook promotie te voeren voor de activiteiten en vacatures van de VWC.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
117
-In de vernieuwde stadswebsite wordt ook alle informatie m.b.t. de vrijwilligerscentrale geactualiseerd. Ook een aantal standaarddocumenten
zoals Organisatienota (blanco) en Onkostennota (blanco) zullen terug beschikbaar gesteld worden op de stadswebsites.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2: DE VRIJWILLIGERSCENTRALE WIL (ON)ERVAREN VRIJWILLIGERSORGANISATIES ONDERSTEUNEN EN BEGELEIDEN BIJ HET INSCHAKELEN VAN VRIJWILLIGERS Operationele doelstelling 2.1 de Vrijwilligerscentrale ondersteunt (on-) ervaren vrijwilligersorganisaties. Er kwamen relatief veel organisaties aankloppen om hen te begeleiden in hun eerste stappen bij het ontwikkelen van een vrijwilligersbeleid. Het is merkbaar dat er besparingen ‘aankomen’ bij een aantal organisaties en dat ze er echt serieuzer willen gaan nadenken over welke vrijwilligers men wil inzetten voor welke taken. Hoe moet men de vrijwilligers onthalen en hoe ze te begeleiden? Enkele voorbeelden: De Werf, Nachtopvang, Kobalt, MAfestival, MAGIS, OLV Onthaalkerk, Zorgeloos Tuinieren, Stiltehoeve Metanoia, Armoedewandeling, Slachtofferhulp CAW, Bib Brugge, Herberg In de Zwarte Kat, WZC OCMW e.a. Om bijkomende vragen vlotter van antwoord te voorzien zal in 2015 een standaardvragenbak opgesteld worden. De Vrijwilligerscentrale groeit ook steeds meer in deze rol: de ervaring is intussen zo gegroeid dat tijdens zo’n verkennend gesprek uitvoerig tips en tricks bevraagd en besproken
worden. Nadien krijgt de Vrijwilligerscentrale dan ook in ruim de helft van de gevallen nog een vraag naar follow up: nazien en verbeteren van de opgestelde documenten voor werving, de vrijwilligers-contracten, de effectieve oproep naar vrijwilligers, enz. Wat de taak van de Vrijwilligerscentrale naar de stadsdiensten betreft: velen komen spontaan aankloppen bij het starten of uitbreiden van hun eigen vrijwilligerswerking. Advies voor het opstellen van collegenota’s en het ondersteunen van de werving wordt het meest gevraagd door de collega stadsdiensten. Met het oog op het beter ondersteunen van de diensten en het beter beschermen van de stadsvrijwilligers is er een aanzet opgesteld om het beleid van Stad Brugge t.a.v. vrijwilligers over de diensten heen te gaan harmoniseren en is een eerste keer vergaderd met de relevante diensten. In 2015 zou de harmonisatie gerealiseerd moeten worden.
Operationele doelstelling 2.2. De Vrijwilligerscentrale ondersteuning voor Brugse vrijwilligersorganisaties. De zalen van de Vrijwilligerscentrale zijn in trek en zijn goed bekend via mond-aan-mond reclame en de folders.
voorziet
materiële
kwamen dit jaar (2014), heeft de zaal heel wat gewonnen aan uitstraling en vergadercomfort.
De zaal wordt erg positief geëvalueerd wegens steeds ter beschikking stellen van internet, beamer, scherm, flip over, koffie en thee. Sinds de ingrepen ter verbetering van de akoestiek er Werkingsverslag 2014 strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
118
organisaties, waaronder 13 collega stadsdiensten. Kleine zaal (salon) Grote zaal TOTAAL
Sinds de verbouwingen in de Oostmeers (midden 2014) krijgen we ook een stuk meer vrijwilligersorganisaties uit de NoordZuid sector over de vloer. Waardoor het iets strenger toezien op de regels van de huurovereenkomst zich opdringt. De zalen waren goed voor 223 verhuurbeurten in 2014: 102 keer de kleine zaal (salon) en 121 keer de grote zaal. Dit door 54 verschillende
2012 34
2013 46
2014 102
94
107
121
128
153
223
Dit hoge aantal verhuurbeurten zorgt voor heel wat administratie: contracten, sleutel afhalen, facturen… Dit is op dit moment een grote hap uit de tijd van de coördinator Vrijwilligerscentrale. In 2015 moeten we deze administratieve ondersteuning anders organiseren zodat deze niet enkel meer op coördinator VWC terecht komt). In 2015 verkennen we verder de samenwerkingsmogelijkheden met de factor Club.
Operationele doelstelling 2.3. De Vrijwilligerscentrale wil vrijwilligers (on)ervaren vrijwilligersorganisaties informeren over relevante thema’s. De Vrijwilligerscentrale wil zeker een dienst blijven die vorming aanbiedt aan zowel organisaties als vrijwilligers. Dit jaar werden niet alle ambities gerealiseerd door een tijdelijke afwezigheid van de coördinator. We hadden wel de zeer gesmaakte vorming rond het inzetten van sociale media bij het werven van vrijwilligers. Deze vorming ging door in Vormingplus, op 6 maart. Een groep van 17 organisaties in de voormiddag en een groep van 16 organisaties in
en
de namiddag woonden deze vorming bij. Doorgeschoven naar 2015: het volgende Vrijwilligers Café alsook een nieuwe reeks van vormingen voor vrijwilligers zelf. Ook het aanbieden van vorming aan interne collega’s (stadsdiensten die werken met vrijwilligers) schuift mee op met het aanpakken van de harmonisering van het vrijwilligersbeleid van Stad Brugge. Het info-aanbod geactualiseerd.
blijft
verder
STRATEGISCHE DOELSTELLING 3: DE VRIJWILLIGERSCENTRALE WIL VRIJWILLIGERS EN VRIJWILLIGERSWERK OP EEN POSITIEVE MANIER BENADEREN. Operationele doelstelling 3.1. De Vrijwilligerscentrale wil ervaren vrijwilligers waarderen voor hun engagement.
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
119
We bedanken al voor de vierde keer de vele Brugse vrijwilligers voor hun inspanningen met een film. De filmvoorstellingen vinden plaats aan de vooravond van de Internationale dag van de Vrijwilliger, elk jaar op 5 december. De Vrijwilligerscentrale nodigde de vele Brugse (vrijwilligers)organisaties en hun vrijwilligers uit voor een ontspannende filmvoorstelling waarbij ze elkaar kunnen ontmoeten en ervaringen uitwisselen. Er schreven
zich 880 in 2014 vrijwilligers in uit 63 verschillende Brugse organisaties. Vorig jaar kwamen 850 vrijwilligers uit 61 verschillende organisaties naar de film. In 2012 waren dat er 800. 425 vrijwilligers genoten in 2011 van de film. Organisaties en vrijwilligers blijven erg enthousiast over dit initiatief: eens samen zijn, een ontspannende activiteit en andere vrijwilligers ontmoeten zijn de voornaamste redenen. Het ludieke onthaal door Productions & Zonen werd ook gesmaakt, net als de gelukskoekjes die de bezoekers bij het binnenkomen ontvangen hebben (met een dankboodschap in de koekjes verstopt). -Verder werd het dossier in verband met de Doe Goed Pas verder uitgewerkt met de verschillende partners. Dit dossier werd in 2014 ingediend bij de Provincie WestVlaanderen met de hoop om een subsidie te bekomen binnen het Impulsreglement. Brugge wil als Operationele promoten.
doelstelling
3.2.
De
Deze doelstelling doorkruist alle doelstellingen en acties. Ten aller Werkingsverslag 2014
zorgregio proactief de druk op de zorgsector, die vanwege de vergrijzing en dubbele vergrijzing toeneemt, aanpakken door inwoners die zich engageren als vrijwilliger en/of mantelzorger te waarderen. Brugge wil daartoe een kortingskaart introduceren: de “DOE GOED”-pas. Deze pas, waarmee de eigenaar voordelen krijgt bij lokale handelaren (profit sector), zal als waardering aangeboden worden aan mensen die als vrijwilliger en/of mantelzorger actief zijn. De verbinding met de handelaren maakt dit tot een uniek project. De dienst lokale economie van Stad Brugge en Brugge Leeft zullen deze pas mee ondersteunen en bieden een waaier aan potentiële handelaars. Ook het OCMW stapte last minute in als partner. Nu hebben we een stevig dossier met gemotiveerde partners en we verwachten begin 2015 een uitspraak. We starten (indien het dossier wordt goedgekeurd) halfweg 2015 met de uitvoering. -Onze geplande focus op buurtvrijwilligers is een beetje verloren gegaan in de ruimere gesprekken hieromtrent met collega stadsdiensten en het OCMW. Dat de Vrijwilligerscentrale ook ten dienste kan staan van de buurtvrijwilligers is duidelijk en wenselijk. De toekomst zal uitwijzen waaruit die ondersteuning/ begeleiding kan bestaan.
Vrijwilligerscentrale
wil
vrijwilligerswerk
tijde probeert de Vrijwilligerscentrale vrijwilligerswerk te promoten als een
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
120
toffe hobby: op lezingen, op beurzen, via facebook en de geschreven oproepjes in BruggeINspraak en Exit, zaken zoals de BoB Awards, enz. Een concrete actie enkel op deze doelstelling gericht kwam er nog niet. In 2015 willen we wel een algemene
wervende communicatiecampagne opzetten n.a.v. 5 jaar VWC. We blijven zoeken om nieuwe doelgroepen te verleiden tot het uitvoeren van vrijwilligerswerk: senioren, studenten, jongeren, stadspersoneel, enz.
4. SWOT 2014 Sterktes Zeer gemotiveerde en bereidwillige coördinator met groot netwerkvermogen Vrijwilligerscentrale is breed georiënteerd Goede infrastructurele omkadering Zwaktes Mogelijk te afhankelijk van de eenmansfunctie? Reëel groeipotentieel kan onvoldoende benut personeelsomkadering
worden
o.a.
door
beperkte
Bedreigingen Vrijwilligerswerk wordt te vaak als oplossing geformuleerd ‘besparings’operaties Vrijwilligerswerk krijgt ‘slechte uitstraling’: neemt jobs af Beperkingen eigen middelen kan schaarsheid in de hand werken
voor
vele
Kansen vrijwilligerswerk wordt au serieux genomen door veel organisaties: ze hebben het en ons nodig. 5 jaar VWC kan/zal een impulsmoment zijn Projectsubsidie ‘Doe goed pas’ kan/moet een kans vormen
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
121
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
122
Noodplanning 1.VOORSTELLING VAN HET FENOMEEN Pijler binnen Preventieplan 2014:
Veiligheids-
en
Tom Dewaele, fulltime, universitair.
van één van de 5 disciplines. Gezien de functie van noodplanningsambtenaar gecombineerd wordt met procesbegeleider integrale veiligheid en in beide opdrachten dezelfde ‘integrale’ filosofie en manier van werken gehanteerd wordt, werd ervoor gekozen het noodplanningsverhaal onder te brengen in de preventiedienst.
-
-
n.v.t.
-
Personeelssamenstelling:
Beschrijving:
Sinds december 2013 maakt ‘noodplanning’ deel uit van de preventiedienst. De functie van noodplanner werd na de pensionering van hoofdcommissaris Luc De Busscher overgeheveld van de lokale politie naar de stad. Op die manier komt de noodplanningsambtenaar in een ‘neutralere’ positie terecht omdat hij geen deel uitmaakt
Samenwerkingspartners:
Belangrijkste samenwerkingspartners zijn de lokale en federale politie, brandweer, civiele bescherming, FOD Volksgezondheid, AZ SintJan, AZ Sint-Lucas, PSH Manager, HCS 112, provincie West-Vlaanderen cel Noodplanning, FOD Binnenlandse Zaken, Persen communicatiedienst, alle stadsdiensten
2. DIAGNOSTIEK VAN HET FENOMEEN N.v.t.
3. EVALUATIE VEN HET FENOMEEN STRATEGISCHE DOELSTELLING 1: INTEGRALE EN GEÏNTEGREERDE AANPAK BEVORDEREN Zoals hierboven aangehaald vergt de voorbereiding en aanpak van rampen en/of grootschalige calamiteiten een integrale en geïntegreerde aanpak. Dit werd in 2014 bevorderd door een regelmatige samenkomst van de veiligheidscel (3x in 2014), de veelvuldige contacten met de provinciale noodplanningscel en een bezoek aan alle disciplines waarbij gepolst werd naar de noden en behoeften die er leven op vlak van noodplanning en rampenmanagement. Verder werd nog deelgenomen aan een provinciale TTX oefening van de provincie m.b.t. Sevesobedrijf Umicore en aan de provinciale terugkomdag voor noodplanningsambtenaren. Daarnaast werd kennisgemaakt met Fluxys, dienst leefmilieu, IDPB, dienst elektromechanica, de provinciale zetel van het Rode Kruis en het PSH-netwerk. Wat dit laatste betreft is het de ambitie om het netwerk in 2015 aan te vullen met bijkomende vrijwilligers en opnieuw wat opfrissing te Werkingsverslag 2014
voorzien netwerk hebben.
bij bestaande medewerkers. Het moet jaarlijks een bijeenkomst
Andere ambities in 2015 zijn het behoud van een 5-tal werk- of kennismakingsbezoeken. Gedacht wordt daarbij aan het havenbestuur, AZ Sint-Lucas, Dupont, Pemco en Umicore. Om de afstemming en relaties tussen de disciplines te versterken/behouden is het de ambitie in 2015 het aantal veiligheidscellen te behouden, een bezoek te brengen aan de provinciale zetel Rode Kruis en cc-gem met de officieren van brandweer en politie en een multidisciplinaire TTX/CPX oefening te organiseren. Tot slot is er nood aan een monodisciplinair plan D4 op lokaal niveau, rekening houdend met de nieuwe stadsstructuur en –cultuur.
Op het vlak van middelen werd in 2014 vooral geïnvesteerd in het coördinatiecomité.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
123
Zo werd een laptop en Wi-Fi-printer aangekocht, werden 10 vaste telefoons ter beschikking gesteld, werd voorzien in aanwezigheid van een whiteboard, smartboard, flipover, kaartmateriaal, TV, handleiding ICT, enz. Nog werden 7 licenties OSR aangekocht (ondersteunend programma ingeval van rampen en/of incidenten) en ter beschikking gesteld van de disciplines. In 2015 moet bekeken worden of de CPOPS over voldoende ondersteunende middelen beschikt.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2: VERMINDEREN VAN RISICO’S EN RISICOGEDRAG De ambitie om tot een degelijke en volledige risico-inventarisatie en -analyse te komen blijft ook in 2015 overeind. De grootste risico’s op Brugs grondgebied zijn echter gekend en er wordt aandacht aan besteed. Zo werd in 2014 werk gemaakt van de upgrade van het intern noodplan Jan Breydel naar een bijzonder noodplan (BNIP) Jan Breydel. Het document wordt in februari 2015 aan het college en de gemeenteraad voorgelegd. Daarnaast werd het algemeen nood- en interventieplan up to date gehouden en werden de nodige wijzigingen aangebracht in het monodisciplinair plan D5 (informatie). Nog werd begonnen met de opmaak van een BNIP Overstromingen uit zee en met een BNIP grootschalige stroomonderbrekingen. Ten behoeve van de evenementen werden een 10tal veiligheidsdraaiboeken opgemaakt en werd/wordt het HC100/112 systematisch via de noodplanningsambtenaar op de hoogte gebracht. In 2015 probeert de noodplanningsambtenaar (NPA) werk te maken van een checklist bruikbaar voor evenementen en ter beschikking van vergunningen, organisator en eventuele andere betrokken actoren. Ook de update van het intern noodplan Interparking staat op het programma.
voorbereidingen en aanpak van rampen op Brugs grondgebied. Uitleg werd gegeven aan of m.b.t. de opmaak van intern noodplan AMOK, Dupont/Genencore, PSA en school Sint-Andreas. Ook aan de werkgroep verkeer (seniorenadviesraad) en aan een Noorse delegatie werd uitleg over 'noodplanning in Brugge' gegeven. Tot slot werden nog een aantal afspraken gemaakt m.b.t. ozon en hitte n.a.v. een waarschuwing hittegolf deze zomer. Op infrastructureel vlak maakt het Vlaams Gewest werk van de waterkeermuur in Zeebrugge en werd een aanvraag ingediend door Fluxys om de snelheidsbeperking op de Kustlaan van 50 km per uur door te trekken tot aan/voorbij de oprit naar de LNG terminal. Aansluitend op de keermuur heeft de maritieme dienstverlening kust (MDK) werk gemaakt van een gebruiksvriendelijkere website (www.waterinfo.be) waarbij een luik voorbehouden is voor professionele gebruikers. Tot slot werd afgesproken om
In 2014 werd ondersteuning gegeven aan het uitwerken van een aantal interne noodplannen vooral door informatie te verstrekken over de Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
124
Astrid indoorradio dekking op te nemen in toekomstige bouwvergunningen en mee te nemen in de update van interne noodplannen. Tot slot werden nog een 3-tal infosessies georganiseerd en bijgewoond: één m.b.t. de veiligheidsstudie LNG-transport over de weg, één m.b.t. ondergrondse pijpleidingen Fluxys
STRATEGISCHE DOELSTELLING 3: SLACHTOFFERSCHAP DOEN AFNEMEN
DE
Tot slot ging er dit jaar nog veel tijd in de afhandeling/nazorg van de valwind te SintMichiels en de voorbereiding op een eventuele afschakeling wegens stroomschaarste.
Op 25 januari 2014 trof een valwind Tillegembos en de Stokveldewijk te SintMichiels. Daarbij werden een 140-tal gezinnen getroffen met een globale schaderaming van 900.000 euro tot gevolg. Een aanvraag tot
erkenning van de valwinden als ramp werd samen met de provincie en andere getroffen steden en gemeenten ingediend. De ramp is tot op heden niet erkend, mede door de samenstelling van een nieuwe regering en het verschuiven van een aantal bevoegdheden. Nog werd (West-)Vlaanderen in 2014 getroffen door hagelbuien (juni) en hevige regenbuien (augustus) met de nodige schade en waterlastoverlast tot gevolg. Gelukkig bleef de schade voor Brugge m.b.t. beide natuurfenomenen beperkt. Enkele ongelukkige Bruggelingen die zich in getroffen gebieden/gemeenten bevonden werden geïnformeerd en doorverwezen. Verder werd in juni/juli nog aandacht/waakzaamheid Werkingsverslag 2014
en één m.b.t. de uitbreiding van de sporenbundel Zwankendamme. Voor 2015 staat alvast een provinciale roadshow gepland m.b.t. ADR transport per spoor en lijkt het aangewezen de disciplines te laten kennismaken met www.waterinfo.be, OSR en eventueel Geopunt Vlaanderen.
NEGATIEVE
GEVOLGEN
GELINKT
AAN
gevraagd voor mogelijke olieverontreiniging en in oktober voor stormtij aan de Belgische kust.
Als afsluiter van het drukke eerste jaar werd het najaar 2014 voornamelijk beheerst door de polemiek rond de mogelijke stroomschaarste. Afhankelijk van de weersomstandigheden, productiecapaciteit en invoer van stroom kon/kan België in de winter 2014-2015 te maken hebben met een
stroomtekort. Steden en gemeenten dienden daarom de bevolking te sensibiliseren en de nodige (energiebesparende) maatregelen te nemen om een afschakeling en/of stroomtekort te voorkomen. In Brugge wordt op het vlak van energie besparen (en klimaat) al sinds jaar en dag ingezet via de energiecoördinator en de dienst leefmilieu. Met de dreigende stroomschaarste werd nog een tandje bijgestoken. Als extra maatregelen werd ervoor gekozen alle kerstverlichting te vervangen door LED verlichting, de branduren van de kerstverlichting gereduceerd, de bevolking en het stadspersoneel opgeroepen zuinig met energie/stroom om te springen,
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
125
werden afspraken gemaakt met Eandis om gebouwen- en monumentenverlichting tijdelijk uit te schakelen, in vergunningen van evenementen werd de mogelijkheid voorzien ze tijdelijk af te schakelen van stroom en de uitwerking van het lichtplan (mogelijkheid voorzien dat straatverlichting gedimd kan worden) in de deelgemeenten werd gecontinueerd. Ook provinciaal en federaal
Werkingsverslag 2014
werden de nodige (nood)maatregelen voorzien (bv. tijdelijk uitschakelen van grote energieverbruikende bedrijven, straatverlichting, afspraken m.b.t. spoorverkeer, lanceren OFFON campagne, …). Tot een afschakeling is het gelukkig niet gekomen. Hopelijk is de stroombevoorrading in 2015 wel verzekerd.
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
126
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
127
Werkingsverslag 2014
strategisch veiligheids- en preventieplan 2014-2017
128