Leeswijzer bij Bestuursmodellen Passend Onderwijs VO DEEL C BESTUURSMODELLEN Inleiding De hierna gepresenteerde bestuursmodellen zijn onderdeel van de handreiking ‘Bestuurlijke aspecten Passend Onderwijs’ die bestaat uit: A.
Stappenplan;
B.
Transitieproces;
C.
Bestuursmodellen;
D.
Financiën (apart uitgewerkt).
Voor alle samenwerkingsverbanden VO geldt dat de besturen cluster 3 en cluster 4 toetreden tot het samenwerkingsverband Passend Onderwijs en dat er een nieuwe taakstelling komt door passend onderwijs met nieuwe budgetverantwoordelijkheden. Maar er zijn ook belangrijke verschillen tussen de samenwerkingsverbanden. Globaal kunnen verschillen in de huidige situatie als volgt worden geduid: a.
Het huidig samenwerkingsverband VO behoudt dezelfde regio en heeft al een rechtspersoon. In dat geval geldt: -
Huidige samenwerking stopt per 1 augustus 2013;
-
Ontbinding rechtspersoon niet nodig, wel integrale statutenwijziging per 1 november 2012 door uitbreiding met cluster 3 en 4 en andere taakstelling.
b.
Het huidig samenwerkingsverband VO behoudt dezelfde regio maar heeft geen rechtspersoon. In dat geval geldt:
c.
-
Huidige overeenkomst stop zetten per 1 augustus 2013 of eerder;
-
Nieuwe rechtspersoon oprichten per 1 augustus 2012.
Het huidig samenwerkingsverband VO valt niet samen met de nieuwe regio, waarbij meerdere samenwerkingsverbanden zijn betrokken. In dat geval geldt: -
Huidige rechtspersoon ontbinden of overeenkomst stop zetten per 1 augustus 2013;
-
Nieuwe rechtspersoon oprichten per 1 november 2012 of;
-
Een van de huidige rechtspersonen gebruiken en via integrale statutenwijziging geschikt maken voor het nieuwe samenwerkingsverband.
Statutenwijziging en samenloop 2 verbanden Bij een statutenwijziging is tijdelijk sprake van samenloop van twee samenwerkingsverbanden; het samenwerkingsverband VO blijft nog bestaan tot 1 augustus 2013. Vanaf 1 november 2012 nemen ook de VSObesturen deel aan het nieuwe samenwerkingsverband. In de bestuursmodellen is een overgangsartikel opgenomen, waarbij de VSO-besturen gedurende het schooljaar 2012/2013 alleen meebeslissen over het nieuw op te stellen ondersteuningsplan en alle aangelegenheden die daarop betrekking hebben (de VO-besturen zijn verantwoordelijk voor het laatste schooljaar van het oude VO-samenwerkingsverband). Dit overgangsartikel vervalt vanaf 1 augustus 2013. Het overgangsartikel is niet aan de orde indien gekozen wordt voor de oprichting van een nieuwe rechtspersoon. Het huidige samenwerkingsverband VO blijft in dat geval bestaan tot 1 augustus 2013 en dient dan te worden ontbonden conform de huidige statuten van die rechtspersoon.
1
Mobiliteitsakkoord en ambulante begeleiding In het gesloten mobiliteitsakkoord tussen de VO-raad en de vakbonden zijn diverse werkgelegenheidsafspraken gemaakt om de personele gevolgen van de bezuinigingen op te vangen. Eén van de afspraken betreft de herbestedingsverplichting van de ambulante begeleidingsmiddelen die per 1 augustus 2014 naar de samenwerkingsverbanden gaan (nadat hierop door het Rijk 57% is bezuinigd bij de VSO-besturen). In het schooljaar 2014/2015 zijn de samenwerkingsverbanden verplicht om de ab-middelen nog verplicht her te besteden bij het WEC-schoolbestuur dat de ambulante begeleiding verzorgde. Deze herbestedingsverplichting wordt verminderd of komt te vervallen, indien en naar mate het samenwerkingsverband en/of de deelnemende schoolbesturen het personeel (bijvoorbeeld met een tijdelijk dienstverband voor 1 jaar) heeft/hebben overgenomen. Na het schooljaar 2014/2015 geldt de herbestedingsverplichting niet meer. De Minister heeft deze afspraak tussen sociale partners overgenomen in het wetsvoorstel (door middel van een 2e nota van wijziging); de afspraak krijgt daarmee het karakter van een bekostigingsvoorwaarde voor de nieuwe samenwerkingsverbanden. De bestuursmodellen maken het mogelijk om ook een eventuele werkgeversfunctie bij het samenwerkingsverband in te vullen. Het personeel dat in dienst treedt bij het samenwerkingsverband behoudt de onderwijsrechtspositie (cao-VO, ABP etc.). Vorm volgt inhoud Inhoudelijke keuzes Volgens het principe ‘vorm volgt inhoud’ zijn de inhoudelijke keuzes van het samenwerkingsverband richtinggevend voor de wijze waarop de bestuurlijke vormgeving plaatsvindt. Een samenwerkingsverband dat zich beperkt tot de wettelijke taken en zoveel mogelijk bevoegdheden bij de deelnemende schoolbesturen legt, zal geen behoefte hebben aan een zware bestuurlijke constructie. Een samenwerkingsverband met veel ondersteuningsspecialisten die de scholen ondersteunen in de vorm van een expertisecentrum, zal meer behoefte hebben aan een stevige bestuurlijke constructie waarin bijvoorbeeld de werkgeversfunctie van het personeel goed is geregeld. Ook het vraagstuk van de verdeling van de zorgmiddelen heeft gevolgen voor de wijze waarop het samenwerkingsverband juridisch wordt ingericht. Indien gekozen wordt voor een verdeling van de ondersteuningsmiddelen naar de schoolbesturen volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’ stelt dit weer andere eisen aan de bestuurlijke inrichting; de focus ligt dan meer op decentraal dan centraal. Een samenwerkingsverband dat kiest voor het zgn. expertisemodel en beschikt over bovenschoolse ondersteuningsfunctionarissen die de scholen ondersteunen, kan ervoor kiezen om deze ondersteuning in de vorm van een coöperatie beschikbaar te stellen; scholen kunnen ervoor kiezen om deze ondersteuning zelf in te kopen en sluiten hiervoor een aparte dienstverleningsovereenkomst (vraaggerichte sturing, de ondersteuningsmiddelen gaan eerst naar de school). Alle aangesloten schoolbesturen zijn lid van die coöperatie en alleen schoolbesturen die hiervoor kiezen kunnen bepaalde dienstverleningspakketten tegen betaling afnemen van de coöperatie. Uiteraard kan een expertisecentrum ook bij een stichting worden ingericht. Specifiek voor de coöperatie is echter dat de aangesloten schoolbesturen hun wettelijke aansprakelijkheid kunnen uitsluiten: coöperatie met U.A. (Uitgesloten Aansprakelijkheid). De bestuursmodellen die u hierbij aantreft houden rekenen met deze variëteit. Elk samenwerkingsverband dient een rechtspersoon te hebben waarbij de schoolbesturen zijn aangesloten. We komen daarmee tot 3 mogelijke modellen: -
Vereniging
-
Stichting
-
Coöperatieve vereniging.
2
Wanneer is welke rechtspersoon geschikt of passend? Vereniging
-
Stichting
-
Coöperatieve vereniging
-
Indien het aantal aangesloten schoolbesturen meer bedraagt dan ca. 15 (als het aantal te groot wordt om effectief als bestuur van het SWV te kunnen vergaderen). Alle schoolbesturen zijn aangesloten via het lidmaatschap van de vereniging. De algemene (leden)vergadering keurt het ondersteuningsplan en begroting goed. Uit de AV wordt het bestuur. gekozen. AV is interne toezichthouder. Bestuur benoemt directie SWV. Indien het aantal aangesloten schoolbesturen niet meer dan ca. 15 bedraagt. Er is maar 1 bestuurslaag waar elk schoolbestuur is vertegenwoordigd. Indien wordt overwogen om een expertisecentrum bij het samenwerkingsverband in te richten waarbij op zakelijke basis diensten worden verricht aan de aangesloten scholen. Alle schoolbesturen zijn aangesloten bij de coöperatie en dus gezamenlijk eigenaar hiervan (via algemene (leden)vergadering). Uit de AV wordt het bestuur van de coöperatie gevormd. Schoolbesturen die dat wensen kunnen diensten afnemen van de coöperatie tegen betaling. De relatie tussen een lid (als klant) en de coöperatie wordt in een aparte deelnemersovereenkomst geregeld. De coöperatie kan in de statuten de aansprakelijkheid van de leden uitsluiten: coöperatie U.A. (Uitgesloten Aansprakelijkheid). Vanwege geïnvesteerd kapitaal door leden in de coöperatie kunnen aan nieuwe leden en/of aan uittreders voorwaarden worden gesteld.
Scheiding van bestuur en toezicht Het wetsvoorstel Passend Onderwijs verklaart de wettelijke bepalingen die gaan over Goed Bestuur, en dan met name de scheiding van bestuur en intern toezicht, van overeenkomstige toepassing op de samenwerkingsverbanden. De WVO geeft de mogelijkheid om deze functies organiek of functioneel te scheiden. Dit levert de volgende mogelijkheden op: -
Bestuur/directiemodel;
-
Raad van Beheermodel;
-
Raad van Toezichtmodel.
Toelichting: Het bestuur/directiemodel is een vorm van functionele scheiding. Het bestuur neemt de rol op zich van intern toezichthoudend orgaan. De meeste bestuursbevoegdheden worden gemandateerd of gedelegeerd aan de directie van het samenwerkingsverband. Het bestuur keurt de begroting, het ondersteuningsplan, het jaarverslag etc. goed en bewaakt de koers van het samenwerkingsverband (doelen/beoogde resultaten). Het bestuur ontwikkelt samen met de directie het toezichtkader en stelt zich vervolgens op als toezichthouder door de resultaten te monitoren. De directie is verantwoordelijk voor de uitvoering ervan, in overleg met de schooldirecteuren en heeft daarin een vooraf bepaalde handelingsruimte. Het bestuur kan in geval van mandaat besluiten van de directie eventueel herroepen genomen c.q. corrigeren. In geval van delegatie kan het bestuur genomen besluiten van de directie niet meer terugdraaien. Het Raad van Beheermodel is ook een vorm van functionele scheiding. In dat geval is sprake van een uitvoerend bestuur(der) en een toezichthoudend deel van het bestuur. Het uitvoerend bestuur wordt ook wel als Dagelijks Bestuur aangeduid en het toezichthoudend bestuur als Algemeen Bestuur. DB en AB vormen samen het bestuur van het samenwerkingsverband en zijn naar buiten toe ook één bestuurlijke eenheid. Naar binnen toe zijn de taken en bevoegdheden echter verdeeld doordat het AB toezicht houdt op de uitoefening van de taken die aan het DB zijn toebedeeld. Er kan sprake zijn van een directeur van het samenwerkingsverband die tevens optreedt als uitvoerend bestuurder, dus een DB dat uit 1 persoon bestaat. De schoolbesturen nemen dan de taak op zich van AB. Het AB benoemt ook het DB en het DB legt verantwoording af aan het AB over het
3
gevoerde beleid. Een variant is dat een of enkele personen uit de deelnemende schoolbesturen samen het DB vormen al dan niet samen met de directie van het samenwerkingsverband. Het Raad van Beheermodel wordt ook wel een one tier (eenlaags) model genoemd, omdat er sprake is van 1 bestuurlijk orgaan waar binnen de taken zijn verdeeld. Het Raad van Toezichtmodel is een vorm van organieke scheiding. In dat geval is sprake van twee gescheiden organen die elk hun eigen, afgebakende bevoegdheden hebben. Om die reden wordt dit ook wel een two tier model genoemd (twee lagen). De Raad van Toezicht kan bestaan uit: a. een afvaardiging van de aangesloten schoolbesturen; b. een Raad die op basis van kwaliteitsprofielen ‘van buiten’ worden aangetrokken; c. een Raad bestaande uit leden van de Raad van Toezicht van de aangesloten schoolbesturen. Bij variant a. zijn de bestuurlijke bevoegdheden neergelegd bij een bezoldigde bestuurder van het samenwerkingsverband. De Raad van Toezicht benoemt deze bestuurder (dit kunnen ook meerdere personen zijn, vaak aangeduid als College van Bestuur). Bij variant b. en c. nemen de aangesloten schoolbesturen plaats in het bestuur van de rechtspersoon en is de Raad van Toezicht extern ingevuld. Schema van enkele voor- en nadelen van de bestuursmodellen: Bestuur/directiemodel
Raad van Beheermodel
Raad van Toezichtmodel (variant a)
Voordelen Betrokkenheid schoolbesturen Bestuur blijft eindverantwoordelijk Flexibel in vrijheidsgraden voor directie via mandaat Betrokkenheid schoolbesturen Bestuur blijft eindverantwoordelijk Positioneert directeur formeel als bestuurder Bevoegdheden scherp afgebakend door 2 organen (transparant) Professioneel bestuur(der)
Nadelen Groter risico op meebesturen Vergt meer vergaderdiscipline om rolvast gedrag te vertonen -
-
-
Groter risico op meebesturen Niet altijd transparant doordat DB meebeslist binnen bestuur Psychologische afstand voor schoolbesturen (onvoldoende eigenaarsgevoel) Geen mogelijkheid voor ingrijpen, stelt hoge eisen aan toezichtkader
Negen mogelijke modellen Op basis van: -
De keuzes uit 3 rechtspersonen (vereniging, stichting en coöperatieve vereniging)
-
De 3 mogelijkheden om bestuur en toezicht te scheiden
zijn in totaal dus 9 modellen mogelijk. Alle 9 modellen treft u hierbij aan.
4
Schematisch ziet dit er als volgt uit:
Bestuur-directiemodel
Raad van Beheermodel
Raad van Toezichtmodel
Vereniging
Stichting
Coöperatieve vereniging
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Directievoering samenwerkingsverband Veel VO-samenwerkingsverbanden kennen op dit moment nog een coördinator. In de bestuursmodellen wordt in principe uitgegaan van een directiefunctionaris. Het samenwerkingsverband heeft straks een nieuw takenpakket dat ook qua budgettaire omvang en bestuurlijke verantwoordelijkheid fors zwaarder is dan het huidige VO-verband. Een professionele dagelijkse aansturing van het samenwerkingsverband is nodig en gewenst. Dit geldt zowel inhoudelijk (uitvoering ondersteuningsplan), procesmatig (schakelen tussen diverse spelers binnen en buiten het samenwerkingsverband), als financieel (zorgvuldig financieel beheer van een budget dat is uitgebreid met de zgn. zware ondersteuningsmiddelen). In de bestuursmodellen wordt uitgegaan van een beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende rol door de directie die het bestuur via managementrapportages op de hoogte stelt van de voortgang (voortgangsrapportages) van de werkzaamheden en de bereikte resultaten hiervan (verantwoordingsrapportage). Van het bestuur wordt verwacht dat het vooraf een toezichtkader opstelt waarin duidelijk de doelen en beoogde resultaten zijn verwoord en de grenzen voor de directie zijn aangegeven via een mandaat- of delegatieconstructie (managementstatuut). Indien het samenwerkingsverband opteert voor een coördinator in plaats van een directeur zal dit gevolgen hebben voor de omvang van het mandaat. Er zal een meer actieve rol van het (dagelijks) bestuur worden gevraagd. Modules De verschillende modellen zijn modulair uitgewerkt, dat wil zeggen opgebouwd uit vaste modules die in (bijna) alle statuten weer terugkomen. Deze modules worden hieronder in schema weergegeven. Het maakt voor de modules geen verschil of gekozen wordt voor een integrale statutenwijziging of voor de oprichting van een nieuwe rechtspersoon. In beide gevallen is sprake van het geheel opnieuw formuleren van de bepalingen in de statuten. Onderstaande modules zijn gelijkelijk van toepassing. De coöperatieve vereniging is niet apart opgenomen maar valt qua inrichting te scharen onder de vereniging.
5
Onderwerpen
Beschrijving items
A. Inleiding
Partijen welke SWV
Vereniging
vormen noemen en
Stichting
X
aanleiding daartoe
X
inclusief regioindeling B. Begripsbepalingen
Uitleg van begrippen die telkens terugkomen in
X
X
X
X
X
X
X
X
statuten C. Naam en zetel
Wettelijke vereisten van naam en zetel
D. Doelstelling
Vormen en in stand houden SWV en hoe dit te bereiken. Evt. uit te breiden met missie en visie van SWV
E. Geldmiddelen
Middelen ter beschikking van SWV
F. Deelnemers en samenstelling
Alleen schoolbesturen
Schoolbesturen zijn lid van de
Schoolbesturen zijn
in regio kunnen
vereniging.
aangesloten bij de stichting
deelnemen.
Bij coöperatie dient daarnaast
(aparte aansluitings-
In statuten vermelden
in deelnemersovereenkomst
overeenkomst waarin
welke schoolbesturen
relatie vereniging en lid
relatie stichting en
deelnemer zijn.
geregeld te worden.
schoolbestuur is geregeld).
Bemensing organen
Functionele scheiding
Functionele scheiding:
rechtspersoon
(varianten):
(varianten):
(kwaliteitseisen).
1. Bestuur-directiemodel:
1. Bestuur-directiemodel:
Bestuur en toezicht
AV is toezichthouder, bestuur
Bestuur bestuurt SWV
moeten worden
bestuurt SWV o.b.v. toeziend
o.b.v. toeziend
gescheiden:
bestuursconcept,
bestuursconcept, directeur
functioneel of
directeur SWV uitvoerend
SWV uitvoerend o.b.v.
organiek.
o.b.v. mandaat.
mandaat.
2. Raad van Beheermodel:
2. Raad van Beheermodel:
AV is toezichthouder,
Bestuur bestaat uit
Bestuur bestaat uit uitvoerend
uitvoerend bestuurder
bestuurder (directeur) naast
(directeur) naast
toezichthoudende bestuurders.
toezichthoudende
Organieke scheiding:
bestuurders.
3. Raad van Toezichtmodel:
Organieke scheiding:
AV toezichthouder en benoemt
3. Raad v. Toezichtmodel:
RvT-leden. RvT toezichthouder
RvT houdt toezicht,
Opting-in: (V)SObesturen met lln woonachtig in regio SWV zonder vestiging in regio kunnen deelnemen aan SWV. G. Bestuurssamenstelling
6
CvB bestuurt SWV.
CvB bestuurt.
Samenstelling RvT al dan niet
Samenstelling RvT al dan
op basis van afvaardiging door
niet op basis van
schoolbesturen
afvaardiging door schoolbesturen.
H. Verdeling taken en bevoegdheden I. Besluitvorming
Taakverdeling binnen organen.
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Vergaderwijze en stemverdeling binnen organen (diverse opties)
J. Geschillenregeling
Inrichten mediation en/of onafhankelijke geschillencommissie
K. Ondersteuningsplan
Procedure opstellen en minimale inhoud ondersteuningsplan
L. Informatieplicht
Verplichting schoolbesturen tot aanleveren informatie aan SWV
M. MR en OPR
Instellen MR (personeel SWV) en OPR (personeel- en oudergeleding MR scholen)
N. Adviescommissie toelaatbaarheid
Instellen (landelijke) commissie inzake toelaatbaarheid lln
O. Bezwaaradviescommissie
Instellen (landelijke) commissie tbv bezwaarschriften inzake toelaatbaarheid
P. Privacyreglement
Wijze verwerking persoonsgegevens
Q. Boekjaar en jaarstukken
Rekening en verantwoording
R. Statutenwijziging
Orgaan en wijze van
AV neem besluit
Bestuur neemt besluit
AV neemt besluit
Bestuur neemt besluit
besluitvorming over statutenwijziging S. Ontbinding
Orgaan en wijze van besluitvorming en
T. Overgangsbepalingen
vereffening I.g.v. statutenwijziging huidige SWV: beperkte stem VSO tot 1-8-2013
X
X
7
We lichten hier enkele modules kort toe. F. Deelnemers De schoolbesturen in de regio zijn de aangesloten schoolbesturen. Omdat de mogelijkheid bestaat van opting-in voor SO-besturen buiten de regio maar die wel leerlingen van de regio hebben is het van belang dat tijdig wordt geïnventariseerd of die besturen belangstelling hebben om te participeren. Zij nemen als aangesloten schoolbestuur dezelfde positie in als de overige schoolbesturen. G. Bestuurssamenstelling/voorzitter Samenstelling bestuur: Er zijn een aantal aandachtspunten voor de samenstelling van het bestuur: -
Schoolsoort vo en vso;
-
Deskundigheid;
-
Omvang bestuur: klein/groot.
In de statuten is veel vrijheid om hierin zelf in te voorzien; de wetgeving bepaalt alleen dat alle schoolbesturen zijn aangesloten bij de rechtspersoon van het samenwerkingsverband. Onafhankelijk voorzitter: Behalve de scheiding van bestuur en toezicht is het goed om aandacht te schenken aan de positie van de voorzitter. In de modules is de optie geopend om een onafhankelijk voorzitter te benoemen. Dit kan een voorzitter ‘van buiten’ zijn op basis van een kwaliteitsprofiel, maar ook een vertegenwoordiger van één van de aangesloten schoolbesturen die daartoe zijn bestuurlijke rol aflegt. Het betreffende schoolbestuur levert dan een andere vertegenwoordiger voor het bestuur zodat de rol van de voorzitter niet wordt belast met het ook vertegenwoordigen van het schoolbestuurlijk belang (dus geen dubbele pet voor de voorzitter). De wetgeving geeft aan de intern toezichthouder onafhankelijk dient te opereren. Met onafhankelijk wordt bedoeld dat er geen zakelijke of persoonlijk belangen moeten zijn die de toezichthouder verhinderen om richting de bestuurder onafhankelijk op te treden. In het Bestuur-directiemodel kan het bestuur optreden als onafhankelijk intern toezichthouder doordat in de statuten is opgenomen dat het bestuur de directie kan benoemen, schorsen en ontslaan en door het vaststellen van een toezichtkader. H. Verdeling taken en bevoegdheden/directie SWV De taken van het samenwerkingsverband nemen toe doordat ook de middelen voor zware onderwijsondersteuning naar het samenwerkingsverband gaan. Het financieel beheer op deze middelen vergt een professionele aansturing en idem bewaking. Vanwege de toegenomen verantwoordelijkheden op uitvoerend bestuursniveau ligt het voor de hand om niet langer te spreken van een coördinator maar van een directeur met gemandateerd bestuursbevoegdheden. Om die reden is in de modellen steeds uitgegaan van een directeursfunctie. Uiteraard kan dit worden aangepast indien het SWV toch kiest voor een lichte coördinatorsfunctie. De verdeling van taken en bevoegdheden worden nader uitgewerkt in een managementstatuut (waarvoor een apart model is ontwikkeld). I. Besluitvorming Er zijn meerdere besluitvormingsvarianten mogelijk. In de modellen wordt ervan uitgegaan dat elk aangesloten schoolbestuur 1 vertegenwoordiger levert in het bestuur van het samenwerkingsverband. Vervolgens kan via het toekennen van een stemgewicht aan de stem van elke vertegenwoordiger desgewenst een ‘gewicht’ worden toebedeeld. In de modelstatuten zijn de verschillende opties hiervoor verder uitgewerkt: a.
1 stem per vertegenwoordiger (one man, one vote principe, gelijkwaardigheid van alle partners)
b.
1 stem per x leerlingen (bv 200), eventueel elk bestuur 1 stem als vaste voet;
8
c.
Aftoppen invloed groot schoolbestuur (vanaf bv 2000 leerlingen heeft een groot bestuur meer leerlingen nodig (bv 500) om nog een extra stem te verkrijgen.
Het aftoppen van de invloed van grote schoolbesturen kan gewenst zijn om te voorkomen dat 1 of enkele grote schoolbesturen automatisch de meerderheid kunnen vorm in de besluitvorming. De stemgewichten kunnen zo worden toegekend dat een groot bestuur altijd een of meer kleinere besturen nodig hebben om tot een meerderheid te komen, eventueel kan als variant hierbij nog worden overwogen dat altijd tenminste aanwezigheid van de een meerderheid van de schoolbesturen vereist is om een meerderheidsbesluit te kunnen nemen. In de modelstatuten wordt niet met een vetorecht gewerkt voor een of meer schoolbesturen omdat dit de slagvaardigheid van het samenwerkingsverband kan aantasten en verlammend kan werken op de besluitvorming. Uiteraard is het gewenst dat naar consensus wordt gestreefd maar in de statuten wordt aanbevolen te regelen hoe ook een meerderheidsbesluit tot stand kan komen. Omdat een meerderheidsbesluit nog geen garantie op een kwalitatief goed besluit betekent, is ook een geschillenregeling opgenomen. In de Nota van Wijziging van het wetsvoorstel wordt dit ook verplicht gesteld voor de samenwerkingsverbanden. In de modellen is bepaald dat als een schoolbestuur zich ernstig aangetast voelt in zijn belang (omdat door het besluit bv het voortbestaan van een SO-school op het spel komt te staan), dit schoolbestuur zich kan wenden tot een geschillencommissie waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten. Deze commissie oordeelt of het samenwerkingsverband in redelijkheid het besluit kon nemen. De uitspraak van de geschillencommissie is bindend voor alle partijen. Nagegaan wordt momenteel of de sectorraden (PO- en VO-raad) een landelijke geschillencommissie kunnen inrichten waarbij de samenwerkingsverbanden zich kunnen aansluiten. Als voorportaal van een geschillenregeling kan gekozen worden voor een mediationregeling. Dit is als optie uitgewerkt. In dat geval verplichten de partners binnen het samenwerkingsverband zich dan om eerst via mediation een geschil op te lossen. Lukt dat niet dan kan de gang naar de geschillencommissie worden gemaakt. Met name als sprake is van een dreigende (blijvende) verstoring van de samenwerkingsrelatie kan dit een overweging zijn. Samengevat kan in de modellen ten aanzien van besluitvorming aan de volgende ‘knoppen’ worden gedraaid: a.
Een onafhankelijke voorzitter;
b.
Werken met stemgewichten;
c.
Mediation en geschillenregeling.
M. Medezeggenschap Het samenwerkingsverband is volgens het wetsvoorstel verplicht een ondersteuningsplanraad (OPR) in te richten die bestaat uit personen uit de MR-en van de aangesloten scholen. Het is niet verplicht voor een MR om altijd zelf een vertegenwoordiger te leveren, dit kan dus ook op GMR-niveau gebeuren. Het moet wel gaan om een ouder/leerling of een personeelslid die ook zelf in een MR zit binnen de regio van het samenwerkingsverband. De ondersteuningsplanraad moet voor de ene helft uit ouders en leerlingen en voor de andere helft uit personeel bestaan. Indien een samenwerkingsverband bv 20 schoolbesturen telt, kan ervoor worden gekozen om 10 schoolbesturen te vragen om een personeelslid te leveren uit de MR-en en 10 schoolbesturen ouders/leerlingen te laten leveren. De ondersteuningsplanraad heeft een instemmingsrecht op het ondersteuningsplan. Indien in de oprichtingsfase een klankbordgroep uit de medezeggenschap actief is, kan die gevraagd worden op te treden als voorlopige ondersteuningsplanraad die ook verkiezingen kan organiseren met de MR-en. Uiterlijk op 1 februari 2013 moet de ondersteuningsplanraad actief zijn, want uiterlijk dan moet het voorgenomen ondersteuningsplan aan de OPR worden voorgelegd ter instemming.
9
N. Adviescommissie toelaatbaarheid Het wetsvoorstel regelt bij het bepalen van de toelaatbaarheid van de leerling voor het speciaal onderwijs onder meer dat het bestuur een commissie van advies moet instellen. Deze commissie bestaat uit deskundigen die een advies geven aan het bestuur over de af te geven toelaatbaarheidsverklaring. De Minister gaat in een ministeriele regeling nog nadere eisen bekend maken over de vereiste deskundigheden die moeten zijn opgenomen in deze commissie. O. Bezwaaradviescommissie Indien een ouder/aanvragend schoolbestuur het niet eens is met een beslissing van het samenwerkingsverband inzake de toelaatbaarheid van een leerling tot het speciaal onderwijs kan de ouder/aanvragend schoolbestuur hiertegen in bezwaar en beroep gaan. Voor de bezwaarprocedure geldt dat het samenwerkingsverband hiervoor een bezwaaradviescommissie (BAC) moet inrichten die het bestuur van het samenwerkingsverband adviseert over de te nemen beslissing op bezwaar. Nagegaan wordt momenteel of de sectorraden (PO- en VO-raad) hiervoor een landelijke commissie kunnen inrichten waarbij de samenwerkingsverbanden zich kunnen aansluiten. Hieronder volgen de verschillende modules aan de hand waarvan de statuten kunnen worden opgebouwd.
10
TEKST STATUTEN STICHTING VO
BESTUUR/DIRECTIE MODEL
Toezichthouder: bestuur Bestuur: bestuur met ruim mandaat voor voorbereiding/uitvoering aan de directeur 1. Inleiding Optie 1: statutenwijziging -
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle aan te sluiten/aangesloten bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 2
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden sluiten zich aan bij de bestaande stichting VO ……………………………door per één november tweeduizend twaalf, voor zover aan de orde, een aansluitingsovereenkomst te sluiten met voornoemde stichting en wensen de statuten van deze stichting aan te passen overeenkomstig de wettelijke eisen teneinde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen. In dat kader is besloten tot een algehele statutenwijziging van deze rechtspersoon en zijn de statuten opnieuw vastgesteld op de bestuursvergadering d.d. …………………………….. Optie 2: oprichting nieuwe rechtspersoon
-
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle oprichtende bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het in deze akte op te richten samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 3
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden
1
In het model is gekozen voor de term directeur uitgaande van een ruim mandaat. Afhankelijk van de hoeveelheid ruimte in het mandaat kan men ook kiezen voor de termen van coördinator, bestuursmanager o.i.d. 2 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen. 3 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen.
1
ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan. -
Ondergetekenden hebben besloten, ten einde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen, om een nieuwe rechtspersoon op te richten (en om zich daarbij aan te sluiten), genaamd: ……………………………………………. en hebben de statuten als volgt vastgesteld:
Begripsbepalingen (zoveel mogelijk in alfabetische volgorde plaatsen) -
Aangeslotene: het bevoegd gezag dat met de stichting een aansluitingsovereenkomst heeft gesloten.
-
Afgevaardigde: een natuurlijk persoon die – al dan niet krachtens substitutie - het bevoegd gezag krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd.
-
Bevoegd gezag: de rechtspersoon, of in geval van niet-verzelfstandigd openbaar onderwijs het orgaan, die (een) scho(o)l(en) in stand houdt binnen de vorenbedoelde regio alsmede de rechtspersoon die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra, in stand houdt waarvan de vestiging(en) is (zijn) gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband en die deel neemt aan het onderhavige samenwerkingsverband.
-
Medezeggenschapsraad: de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ondersteuningsplan: het plan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Ondersteuningsplanraad: de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ouders: de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen.
-
Regio: het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt.
-
Samenwerkingsverband: de bij deze akte op te richten rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Optie: (in geval van statutenwijziging:) Samenwerkingsverband: onderhavige rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Scholen(school): alle vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra en gevestigd in voormelde regio.
-
Schooljaar: het tijdvak van één augustus tot en met éénendertig juli daaraanvolgend.
-
Schoolondersteuningsprofiel(en): een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende scho(o)l(en) zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
Naam De stichting draagt de naam: stichting samenwerkingsverband ……………… 4 De stichting heeft haar zetel in de gemeente: …………………. 5 Doelstelling 1.
De stichting heeft ten doel: 6 a.
het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a
b.
het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen
lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs; alle scholen;
4
De naam dient het woord ‘stichting’ te bevatten Indien de regio meerdere gemeentes omvat dan 1 gemeente kiezen als zetel 6 Het mag niet zijn het maken van winst ter verdeling onder de aangeslotenen, zie 17a WVO. 5
2
c.
het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
d.
een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
2.
De stichting poogt het doel te bereiken door: a.
gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b.
het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag;
c.
het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het voortgezet speciaal onderwijs op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d.
het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e.
het in standhouden van een permanente commissie leerlingenzorg;
f.
optie: het inrichten van een orthopedagogisch-didactisch centrum;
g.
optie: het uitoefenen van door de bevoegde gezagsorganen aan de stichting overgedragen
h.
andere middelen die aan het doel van de stichting dienstbaar kunnen zijn.
bevoegdheden; 3.
De stichting beoogt niet het maken van winst.
Aangeslotenen 1.
Aangesloten kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs vormen, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband.
2.
Aangeslotene is dat bevoegde gezagsorgaan die zich schriftelijk als aangeslotene bij het bestuur heeft aangemeld en voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het bestuur als aangeslotene is toegelaten.
3.
Rechten en plichten van de aangeslotenen ten aanzien van de stichting op basis van het gestelde in
4.
Op de aan deze akte gehechte bijlage staan de aangeslotenen van de stichting vermeld.
5.
De aangeslotenen eerbiedigen elkanders identiteit en de stichting houdt daar bij de uitvoering van de
deze statuten worden nader geregeld in een aansluitingsovereenkomst.
taken rekening mee. 6.
De aansluiting van een bevoegd gezag eindigt indien: a.
de aangeslotene ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en/of niet langer
b.
onder het aangesloten bevoegd gezag geen school meer in de regio ressorteert, dan wel
bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; indien het betreft een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs welke geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio; c.
de aangeslotene de aansluitingsovereenkomst opzegt;
d.
namens de stichting de aansluitingsovereenkomst wordt opgezegd;
e.
de aansluitingsovereenkomst wordt ontbonden.
7.
Een aangeslotene kan de aansluitingsovereenkomst schriftelijk opzeggen met in achtneming van
8.
In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen
tenminste een termijn van zes maanden tegen het einde van het lopende schooljaar. voortvloeiende uit de beëindiging naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid door het bestuur worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden opgelegd aan het bevoegd gezag dat niet meer aangesloten is.
3
9.
Als de opzegging door een aangeslotene niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt de aansluitingsovereenkomst door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij het bestuur anders besluit.
10.
De aansluitingsovereenkomst is niet overdraagbaar.
11.
Het bestuur kan de aansluitingsovereenkomst slechts schriftelijk tegen het einde van het lopende
12.
Aansluiting bij het samenwerkingsverband en beëindiging van aansluitingsovereenkomst gaan in per
13.
Het bestuur kan een aansluitingsovereenkomst per direct opzeggen indien de aangeslotenen in strijd
schooljaar aan een aangeslotene opzeggen met in achtneming van een termijn van één schooljaar. één augustus van het (volgende) schooljaar. met de statuten, reglementen of besluiten van de stichting handelt, of de stichting op onredelijke wijze benadeelt. Geldmiddelen De geldmiddelen welke het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit: 1.
de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van het
2.
de bijdragen van de aangeslotenen;
3.
stichtingskapitaal en de inkomsten daaruit;
4.
subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
5.
erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden
samenwerkingsverband;
aanvaard. Bestuur (samenstelling) 1.
De stichting kent een bestuur en een directeur, die belast is met door het bestuur gemandateerde bevoegdheden.
2.
Het bestuur bestaat uit zoveel leden als er aangeslotenen zijn.(optie: uit te breiden met de te benoemen onafhankelijke voorzitter)
3.
De bestuurders worden benoemd door het bestuur met dien verstande dat slechts een afgevaardigde van een aangeslotene tot bestuurslid kan worden benoemd. (optie: met uitzondering van de te benoemen onafhankelijke voorzitter) Optie: De benoeming alsmede de voordracht van een bestuurslid geschiedt aan de hand van de door de aangeslotenen vast te stellen selectieprocedure en profielschets. De profielschets bevat de kwaliteiten en deskundigheden waaraan een bestuurslid dient te voldoen en kan deel uitmaken van het bestuursreglement.
4.
Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een secretaris aan. Optie: Het bestuur wijst uit zijn midden een secretaris aan. Het bestuur kent een onafhankelijke voorzitter. De onafhankelijke voorzitter wordt door het bestuur in functie benoemd. Onder een onafhankelijke voorzitter wordt verstaan: Optie A (voorzitter van ‘buiten’): een voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de aangeslotenen respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de aangeslotenen, of Optie B (voorzitter uit midden van de aangeslotenen): een afgevaardigde van een aangeslotene die, om onafhankelijk van de (schoolbestuurlijke) belangen van die aangeslotene te kunnen fungeren, die aangeslotene op geen enkele wijze ten aanzien het samenwerkingsverband vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen. 7 De voorzitter heeft geen stemrecht.
5.
Tot bestuurslid is niet benoembaar de directeur. 7
De betreffende aangeslotene dient zich middels een andere afgevaardigde ten aanzien van het
samenwerkingsverband te (laten) vertegenwoordigen en/of aan discussies en besluitvorming deel te (laten) nemen.
4
6.
De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden bestuurslid is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan acht jaar. Het in een tussentijdse vacature benoemd bestuurslid neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
7.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ingeval van één of meer vacatures in het bestuur vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur.
8.
Het bestuur kan een bestuurslid schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
9.
De bestuursleden zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt
10.
Een lid van het bestuur defungeert:
met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden. a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag;
e.
door het verlies van de functie of kwaliteit op grond waarvan hij tot bestuurder is benoemd.
Taken en bevoegdheden bestuur en directeur 1.
Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
2.
Het bestuur, alsmede de voorzitter en secretaris gezamenlijk, zijn bevoegd de stichting te vertegenwoordigen.
3.
De stichting kent buiten het bestuur geen andere organen die namens de stichting kunnen handelen of zeggenschap in de zin van (gedeelde) bestuursmacht kunnen uitoefenen, behoudens na te melden door het bestuur aan te stellen directeur en behoudens natuurlijke personen die daartoe op basis van een uitdrukkelijke volmacht door het bestuur worden aangewezen.
4.
Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen anders dan in het kader van een schenking of erfrechtelijke verkrijging, tenzij het besluit wordt genomen met algemene stemmen van alle in functie zijnde bestuurders.
5.
Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het besluit wordt genomen met algemene stemmen van alle in functie zijnde bestuurders.
6.
Het bestuur benoemt een directeur die leiding geeft aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband en die is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten.
7.
De directeur geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en is verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid.
8.
Het bestuur alsmede de voorzitter en de secretaris mandateren het bestuur en beheer over het samenwerkingsverband aan na te melden directeur binnen in het managementstatuut nauwkeurig omschreven grenzen en voor zover het niet betreft bevoegdheden die in lid 12 van dit artikel zijn voorbehouden aan het bestuur.
9.
Het bestuur stelt voor de directeur een managementstatuut vast waarbinnen de hij zijn taken en bevoegdheden dient uit te oefenen.
10.
Het bestuur kan middels daartoe strekkende volmacht de directeur de bevoegdheid geven om de stichting in en buiten rechte te vertegenwoordigen.
5
Optie: Het bestuur verleent hierbij de directeur de volmacht om de stichting in en buiten rechte te vertegenwoordigen. 11.
Het bestuur oefent zijn taken uit op basis van een toeziend bestuursconcept en fungeert als intern toezichthouder. In dat kader ziet het bestuur toe op de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden welke door hem aan de directeur zijn gemandateerd en staat hij de directeur met raad terzijde.
12.
Voorbehouden aan het bestuur is (besluitvorming strekkende tot): a.
goedkeuring en vaststelling van de strategische doelstellingen van de stichting (missie en visie);
b.
goedkeuring en vaststelling van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband;
c.
vaststelling van het jaarverslag van de stichting;
d.
vaststelling van het managementstatuut alsmede vaststelling van eventuele kaders voor de directeur;
e.
de aanwijzing van de registeraccountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
f.
het toezicht op de naleving van de wettelijke verplichtingen en op de naleving van de vigerende code voor goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code;
g.
het toezicht op de rechtmatige verwerving en doelmatige besteding en aanwending van de middelen van het samenwerkingsverband verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs;
h.
aanvraag van faillissement van de stichting en van surséance van betaling;
i.
benoeming of ontslag en vaststelling of wijziging van de arbeidsvoorwaarden van de directeur van het samenwerkingsverband;
j.
wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de stichting en ontbinding van de stichting, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
13.
Voorbehouden aan het bestuur is de benoeming, schorsing en het ontslag van personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden.
14.
Voorstellen voor besluiten als bedoeld in de vorige leden 12 en 13 worden door de directeur aan het bestuur voorgelegd voorzien van een schriftelijke toelichting met vermelding van de gevolgen van het beoogde besluit.
15.
De stichting is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een klachtencommissie.
16.
Het bestuur (optie: De directeur) voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het personeel Decentraal Georganiseerd Overleg.
17.
Het bestuur (optie: De directeur) voert het overleg met de medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband.
Bestuursvergaderingen 1.
Het bestuur vergadert, met regelmatige tussenpozen, ten minste …….. maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of de meerderheid van de overige bestuursleden dit nodig oordelen.
2.
Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt een vergadering van het bestuur (de jaarvergadering) gehouden, waar in elk geval aan de orde komt de goedkeuring en vaststelling van: a.
het jaarverslag over de gang van zaken in de stichting en over het gevoerde beleid alsmede
b.
de meerjarenbegroting.
de balans en de staat van baten en lasten; Tevens presenteert de directeur daarbij zijn (beleids)plannen voor het komende jaar. De goedgekeurde casu quo vastgestelde stukken worden ondertekend door de bestuursleden; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen 6
melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan iedere aangeslotene in rechte vorderen van de gezamenlijke bestuurders dat zij deze verplichtingen nakomen. 3.
Het bestuur geeft in het jaarverslag aan in welke mate de voor dat jaar gestelde doelstellingen zijn gehaald, welke activiteiten het heeft ontplooid en welke maatregelen zijn genomen om de beoogde missie en doelstellingen te bereiken. Daarbij geeft het bestuur aan of voldaan is aan de uitspraken zoals vermeld in het toezichtkader en legt het bestuur verantwoording af over de uitvoering van zijn toezichthoudende taken en de uitoefening van zijn toezichthoudende bevoegdheden.
4.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is.
5.
Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medebestuurder laten vertegenwoordigen.
6.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij het voltallige bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen. Optie: De directeur woont de vergaderingen van het bestuur bij en heeft een adviserende stem.
7.
Ieder lid van het bestuur brengt één stem uit (optie indien men een onafhankelijk voorzitter uit het midden van de aangeslotenen benoemt de volgende tekst opnemen: zulks met uitzondering van de voorzitter). Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
8.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
9.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
10.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
11.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
12.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
13.
Van de bestuursvergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende bestuursvergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
Geschillenregeling en mediation OPTIE 1: mediation voorafgaand aan geschillenregeling 1.
In geval van geschillen over de toepassing van de samenwerking zullen de partijen die het geschil betreft trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation. Eerst indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan een door het samenwerkingsverband in te stellen onafhankelijke geschillencommissie (optie: aan de landelijke geschillencommissie waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten).
2.
Een aangeslotene van de stichting kan zich binnen zes weken na een door het bestuur casu quo de directeur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of die handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort 7
partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak. OPTIE 2: Alleen geschillenregeling 1.
Het samenwerkingsverband stelt een onafhankelijke geschillencommissie in ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband. (optie: het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie ……………………..ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband)
2.
Een aangeslotene van de stichting kan zich binnen zes weken na een door het bestuur casu quo de directeur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of de handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
Procedure ondersteuningsplan OPTIE 1: uitgewerkt met data 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
De directeur stelt een voorstel voor het ondersteuningsplan op gebaseerd op de door de aangeslotenen vastgestelde schoolondersteuningsprofielen. Elke aangeslotene zendt het (de) vastgestelde schoolondersteuningsprofiel(en) vóór één januari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft aan de directeur.
3.
De directeur legt het voorstel voor het ondersteuningsplan, vóór vijftien februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, voor aan het bestuur.
4.
Het bestuur neemt een voorgenomen besluit aangaande het voorstel voor het ondersteuningsplan en zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
5.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 8, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 9, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
6.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 4 en lid 5 vermelde overleg heeft plaats gehad doch vóór vijftien maart van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking, ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
7.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
8.
Het bestuur stelt, doch niet voordat instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 4 en lid 5 van dit artikel heeft plaatsgevonden, vervolgens vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft het definitieve ondersteuningsplan vast.
8
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 9 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
8
9.
De directeur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
OPTIE 2: beperktere uitwerking (procedure/termijnen in reglement uitwerken) 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
3.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 10, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 11, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
4.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 2 en lid 3 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
5.
Het bestuur stelt, doch niet voordat instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 2 en lid 3 van dit artikel heeft plaatsgevonden, het definitieve ondersteuningsplan vast.
6.
De directeur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
Procedure ondersteuningsplan schooljaar 2012-2013 1.
Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt in afwijking van het in de vorige artikel bepaalde uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad ter instemming voorgelegd. Optie: indien in voorgaand artikel voor optie 2 (procedure/termijnen in reglement) is gekozen de volgende tekst opnemen: Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad ter instemming voorgelegd.
2.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan.
3.
Indien door de ondersteuningsplanraad aan het te nemen besluit van het samenwerkingsverband over het eerste ondersteuningsplan de instemming wordt onthouden, wordt het voorstel vervolgens door het bestuur binnen twee weken aan de geschillencommissie als bedoeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen voorgelegd. De commissie voor geschillen doet in geschillen over het eerste ondersteuningsplan uiterlijk op vijftien april tweeduizend dertien uitspraak. Tegen de uitspraak staat geen beroep open.
10
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 11 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
9
Inhoud ondersteuningsplan Het bestuur draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan aan de wijzen, afspraken, procedures en criteria voldoet zoals vermeld in artikel 17a lid 8 Wet op het voortgezet onderwijs. Dit betreft in ieder geval: a.
de wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen;
b.
de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting;
c.
de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
d.
de wijze van inrichting van de in artikel ……. vermelde adviescommissie;
e.
de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40 lid 12 van de Wet op de expertisecentra, betrekking heeft, is verstreken;
f.
de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging;
g.
de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over ondersteuningsvoorzieningen;
h.
de wijze waarop wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel 85d van de Wet op het voortgezet onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 85d lid 1 bedoelde peildatum; (naast de bekostigingspeildatum van 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt)
i.
de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel 85d lid 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Informatieplicht 1.
Elke aangeslotene voorziet het bestuur en de directeur van alle informatie die benodigd is voor een
2.
De aangeslotenen sturen vóór vijftien oktober van elk jaar hun telgegevens van één oktober naar de
goede uitvoering van de taken van de stichting. directeur. Medezeggenschap 1.
Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden. Het bestuur stelt een reglement vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap op Scholen.
2.
Deze medezeggenschapsraad zal uit tenminste twee leden bestaan die worden gekozen uit en door het personeel dat in dienst is, dan wel ten minste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming, bij het samenwerkingsverband.
3.
Het samenwerkingsverband stelt tevens een ondersteuningsplanraad in. Het bestuur stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
4.
De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt.
5.
De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen.
6.
Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan. 10
7.
De aangeslotenen van het samenwerkingsverband zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de aangeslotenen te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het schoolondersteuningsprofiel.
Permanente commissie leerlingenzorg OPTIE 1: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de aangeslotenen van het samenwerkingsverband adviseert over het aanbod en de invulling van leerwegondersteunend onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
OPTIE 2: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de taken vervult zoals in artikel 17a lid 11 van de Wet op het voorgezet onderwijs vermeld. In het ondersteuningsplan worden eventuele aanvullende taken aan de permanente commissie leerlingenzorg opgedragen.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
Adviescommissie toelaatbaarheid 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan het voortgezet speciaal onderwijs.(optie: de permanente commissie leerlingenzorg fungeert tevens als adviescommissie toelaatbaarheid)
2.
De adviescommissie bestaat uit minimaal drie leden.
3.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in het ondersteuningsplan.
4.
Het samenwerkingsverband neemt, met het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school van de betreffende leerling en verstrekt de ouders van de leerling een afschrift van de beslissing.
Bezwaaradviescommissie Optie A: Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie ……………….die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. Optie B: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in die: a.
adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs;
b.
een voor de aangeslotenen bindende uitspraak doet inzake geschillen waarbij een aangeslotene ernstig in zijn belang wordt geschaad.
2.
De geschillencommissie bestaat uit een voorzitter en minimaal twee leden. De voorzitter maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.
3.
Het bestuur stelt een reglement vast voor de werkwijze van deze commissie.
4.
Tegen een beslissing van het samenwerkingsverband op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders 1.
Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke wijze persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen worden verwerkt, 11
hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie, vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn. 2.
Het samenwerkingsverband verstrekt van élk advies aan het bevoegd gezag van de school over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
Boekjaar en jaarstukken 1.
Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft een verlengd boekjaar en eindigt derhalve per ultimo december tweeduizend dertien.
2.
Het bestuur van de stichting is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van al hetgeen verder de financiën van de stichting betreft op zodanige wijze boek te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de stichting kunnen worden gekend.
3.
In jaarvergadering, die jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt gehouden, legt het bestuur rekening en verantwoording af over het verstreken boekjaar, aan de hand van een door het bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag.
4.
De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
5.
Verder wordt de jaarrekening gecontroleerd door de registeraccountant die door het bestuur is benoemd. Deze registeraccountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan het bestuur en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het bestuur.
6.
Het bestuur zendt binnen één maand na vaststelling van de jaarrekening en jaarverslag een exemplaar daarvan aan de aangeslotenen.
7.
Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
Statutenwijziging 1.
Een besluit tot wijziging van de statuten wordt genomen door het bestuur. (Optie: behoeft de instemming van alle leden van het bestuur, dan vervallen leden 4, 5 en 6).
2.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste veertien dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat de mededeling dat daarin de wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
3.
Degenen die de oproeping tot de bestuursvergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de dag der vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging(en) woordelijk is (zijn) opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de bestuursleden ter inzage leggen tot na de afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden.
4.
Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten wanneer ten minste twee derden van het van de in functie zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
5.
Is niet twee derde van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen vier, doch niet eerder dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen.
12
6.
Het lid 4 en 5 bepaalde is niet van toepassing als tijdens de bestuursvergadering alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen.
7.
De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
8.
Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot (af)splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Ontbinding en vereffening 1.
Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de stichting ontbonden door een besluit daartoe van het bestuur. Het in deze statuten ten aanzien van statutenwijziging bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien bij een besluit tot ontbinding geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening door het bestuur.
3.
Aanwezige geld/middelen van de stichting worden voor de datum van ontbinding naar rato van het aantal leerlingen teruggestort naar de aangeslotenen.
4.
Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de stichting uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
5.
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de stichting moeten worden bewaard door een door de vereffenaars aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening.
Overgangsbepalingen (alleen toe te passen bij statutenwijziging van huidige SWV naar SWV PaO) 1.
Tot één augustus twee duizend dertien dan wel tot de datum daarna waarop de Wet passend onderwijs in werking is getreden, zijn de bij het samenwerkingsverband aangesloten bevoegde gezagen die (een) scho(o)l(en) voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra in stand houden, uitsluitend bevoegd gebruik te maken van hun stem voor zover het gaat om de vaststelling dan wel wijziging van het ondersteuningsplan en aangelegenheden die betrekking hebben op het ondersteuningsplan.
2.
De bepaling in het voorgaande lid vervalt op het moment dat het samenwerkingsverband, welke destijds op grond van artikel 10 h Wet op het voortgezet onderwijs was opgericht (en waarvan alleen bevoegde gezagen aangesloten waren die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs in stand houden), niet meer als zodanig wordt bekostigd als gevolg van inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs op één augustus twee duizend dertien dan wel op een later bij wet te bepalen tijdstip.
13
TEKST STATUTEN STICHTING - VO
RAAD VAN BEHEER MODEL
Toezichthouder: niet-uitvoerende bestuurders (AB) Voorbereiding/uitvoering: uitvoerend bestuurder (DB) of directeur-bestuurder. Bestuur: AB en DB tezamen Inleiding Optie 1: statutenwijziging -
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle aan te sluiten/aangesloten bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 1
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden sluiten zich aan bij de bestaande stichting VO ……………………………door per één november tweeduizend twaalf, voor zover aan de orde, een aansluitingsovereenkomst te sluiten met voornoemde stichting en wensen de statuten van deze stichting aan te passen overeenkomstig de wettelijke eisen teneinde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen. In dat kader is besloten tot een algehele statutenwijziging van deze rechtspersoon en zijn de statuten opnieuw vastgesteld op de bestuursvergadering d.d. …………………………….. Optie 2: oprichting nieuwe rechtspersoon
-
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle oprichtende bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het in deze akte op te richten samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 2
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de
1
Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen. 2 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen.
1
overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan. -
Ondergetekenden hebben besloten, ten einde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen, om een nieuwe rechtspersoon op te richten (en om zich daarbij aan te sluiten), genaamd: ……………………………………………. en hebben de statuten als volgt vastgesteld:
Begripsbepalingen ( zoveel mogelijk in alfabetische volgorde plaatsen) -
Aangeslotene: het bevoegd gezag dat met de stichting een aansluitingsovereenkomst heeft gesloten.
-
Afgevaardigde: een natuurlijk persoon die – al dan niet krachtens substitutie - het bevoegd gezag krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd.
-
Bevoegd gezag: de rechtspersoon, of in geval van niet-verzelfstandigd openbaar onderwijs het orgaan, die (een) scho(o)l(en) in stand houdt binnen de vorenbedoelde regio alsmede de rechtspersoon die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra, in stand houdt waarvan de vestiging(en) is (zijn) gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband en die deel neemt aan het onderhavige samenwerkingsverband.
-
Medezeggenschapsraad: de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ondersteuningsplan: het plan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Ondersteuningsplanraad: de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ouders: de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen.
-
Regio: het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten
-
Samenwerkingsverband: de bij deze akte op te richten rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van
gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt. de Wet op het voortgezet onderwijs. -
Optie: (in geval van statutenwijziging:) Samenwerkingsverband: onderhavige rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Scholen(school): alle vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra en gevestigd in voormelde regio.
-
Schooljaar: het tijdvak van één augustus tot en met éénendertig juli daaraanvolgend.
-
Schoolondersteuningsprofiel(en): een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende scho(o)l(en) zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
Naam De stichting draagt de naam: stichting samenwerkingsverband ……………… 3 De stichting heeft haar zetel in de gemeente: …………………. 4 Doelstelling 1.
De stichting heeft ten doel: 5 a.
het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen;
c.
het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
3
De naam dient het woord ‘stichting’ te bevatten Indien de regio meerdere gemeentes omvat dan 1 gemeente kiezen als zetel 5 Het mag niet zijn het maken van winst ter verdeling onder de aangeslotenen, zie 17a WVO. 4
2
d.
een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
2.
De stichting poogt het doel te bereiken door: a.
gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b.
het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag;
c.
het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het voortgezet speciaal onderwijs op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d.
het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e.
het in standhouden van een permanente commissie leerlingenzorg;
f.
optie: het inrichten van een orthopedagogisch-didactisch centrum;
g.
optie: het uitoefenen van door de bevoegde gezagsorganen aan de stichting overgedragen bevoegdheden;
h. 3.
andere middelen die aan het doel van de stichting dienstbaar kunnen zijn.
De stichting beoogt niet het maken van winst.
Aangeslotenen 1.
Aangesloten kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs vormen, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband.
2.
Aangeslotene is dat bevoegde gezagsorgaan die zich schriftelijk als aangeslotene bij het bestuur heeft aangemeld en voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het bestuur als aangeslotene is toegelaten.
3.
Rechten en plichten van de aangeslotenen ten aanzien van de stichting op basis van het gestelde in
4.
Op de aan deze akte gehechte bijlage staan de aangeslotenen van de stichting vermeld.
5.
De aangeslotenen eerbiedigen elkanders identiteit en de stichting houdt daar bij de uitvoering van de
deze statuten worden nader geregeld in een aansluitingsovereenkomst.
taken rekening mee. 6.
De aansluiting van een bevoegd gezag eindigt indien: a.
de aangeslotene ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en/of niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
onder het aangesloten bevoegd gezag geen school meer in de regio ressorteert, dan wel indien het betreft een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs welke geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio;
c.
de aangeslotene de aansluitingsovereenkomst opzegt;
d.
namens de stichting de aansluitingsovereenkomst wordt opgezegd;
e.
de aansluitingsovereenkomst wordt ontbonden.
7.
Een aangeslotene kan de aansluitingsovereenkomst schriftelijk opzeggen met in achtneming van
8.
In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen
tenminste een termijn van zes maanden tegen het einde van het lopende schooljaar. voortvloeiende uit de beëindiging naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid door het bestuur worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden opgelegd aan het bevoegd gezag dat niet meer aangesloten is. 9.
Als de opzegging door een aangeslotene niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt de aansluitingsovereenkomst door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij het bestuur anders besluit.
10.
De aansluitingsovereenkomst is niet overdraagbaar. 3
11.
Het bestuur kan de aansluitingsovereenkomst slechts schriftelijk tegen het einde van het lopende
12.
Aansluiting bij het samenwerkingsverband en beëindiging van aansluitingsovereenkomst gaan in per
13.
Het bestuur kan een aansluitingsovereenkomst per direct opzeggen indien de aangeslotenen in strijd
schooljaar aan een aangeslotene opzeggen met in achtneming van een termijn van één schooljaar. één augustus van het (volgende) schooljaar. met de statuten, reglementen of besluiten van de stichting handelt, of de stichting op onredelijke wijze benadeelt. Geldmiddelen De geldmiddelen welke het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit: 1.
de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van het samenwerkingsverband;
2.
de bijdragen van de aangeslotenen;
3.
stichtingskapitaal en de inkomsten daaruit;
4.
subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
5.
erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard.
(Algemeen) bestuur (samenstelling) 1.
De stichting kent een bestuur bestaande uit het algemeen bestuur (niet-uitvoerend bestuur) en het dagelijks bestuur (uitvoerend bestuur), optie: of wel verder te noemen de directeur-bestuurder.
2.
Het bestuur functioneert als stichtingsbestuur waarbij het algemeen bestuur als beleidsbepalend en intern toezichthoudend orgaan functioneert ten aanzien van het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder die het dagelijks bestuur uitoefent).
3.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) draagt er zorg voor dat het algemeen bestuur tijdig over de informatie beschikt die vereist is voor de uitoefening van het intern toezicht. (optie: voor de uitoefening van diens taak).
4.
Het algemeen bestuur bestaat uit zoveel leden als er aangeslotenen zijn. (optie: uit te breiden met de te benoemen onafhankelijke voorzitter) Het aantal bestuursleden wordt vastgesteld door het algemeen bestuur (let op: i.g.g. meer dan DB). Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan die de vergaderingen van het algemeen bestuur en het bestuur leidt.
5.
De leden van het algemeen bestuur worden benoemd door het algemeen bestuur met dien verstande dat slechts een afgevaardigde van een aangeslotene tot algemeen bestuurslid kan worden benoemd. (optie: met uitzondering van de te benoemen onafhankelijke voorzitter) Optie: met dien verstande dat: a. de benoeming geschiedt op grond van vooraf openbaar gemaakte profielen; b. de voorzitter door het algemeen bestuur kan worden benoemd zonder dat hij een afgevaardigde van een aangeslotene is casu quo zonder dat hij een dienstverband met een van de aangeslotenen heeft. Optie: De benoeming alsmede de voordracht van een lid voor het algemeen bestuur geschiedt aan de hand van de aangeslotenen vast te stellen selectieprocedure en openbaar gemaakte profielschets. De profielschets bevat de kwaliteiten en deskundigheden waaraan een lid van het algemeen bestuur dient te voldoen en kan deel uitmaken van het bestuursreglement.
6.
Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een secretaris aan. Optie: Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een secretaris aan. Het algemeen bestuur kent een onafhankelijke voorzitter. De onafhankelijke voorzitter wordt door het algemeen bestuur in functie benoemd. Onder een onafhankelijke voorzitter wordt verstaan:
4
Optie A (voorzitter van ‘buiten’): een voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de aangeslotenen respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de aangeslotenen, of Optie B (voorzitter uit midden van de aangeslotenen): een afgevaardigde van een aangeslotene die, om onafhankelijk van de (schoolbestuurlijke) belangen van die aangeslotene te kunnen fungeren, die aangeslotene op geen enkele wijze ten aanzien van het samenwerkingsverband vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen. 6 De voorzitter heeft geen stemrecht. 7.
Tot voorzitter van het algemeen bestuur kan niet worden benoemd een persoon die lid is of lid is geweest van het dagelijks bestuur van de stichting dan wel een persoon die directeur-bestuurder van de stichting is of is geweest .
8.
De leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden af volgens een door het algemeen bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden lid van het algemeen bestuur is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan acht jaar. Het in een tussentijdse vacature benoemd lid van het algemeen bestuur neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
9.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ingeval van één of meer vacatures in het
10.
Het algemeen bestuur kan een bestuurslid schorsen of ontslaan indien hij daartoe termen aanwezig
algemeen bestuur vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur. acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen. 11.
De leden van het algemeen bestuur zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
12.
Een lid van het algemeen bestuur defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag;
e.
door het verlies van de functie of kwaliteit op grond waarvan hij tot bestuurder is benoemd.
Taken en bevoegdheden (algemeen) bestuur 1.
Het bestuur bestuurt en vertegenwoordigt de stichting. Daarnaast komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid gezamenlijk toe aan de voorzitter en de secretaris van het algemeen bestuur. (Optie: Voorts is het dagelijks bestuur (optie: de directeurbestuurder) bevoegd de vereniging te vertegenwoordigen.)
2.
De stichting kent buiten het bestuur geen andere organen die namens de stichting kunnen handelen of zeggenschap in de zin van (gedeelde) bestuursmacht kunnen uitoefenen, behoudens natuurlijke personen die daartoe op basis van een uitdrukkelijke volmacht door het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder) worden aangewezen.
3.
Het algemeen bestuur is belast met het algemeen bestuur van de stichting.
4.
Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen anders dan in het kader van een schenking of erfrechtelijke verkrijging, tenzij het besluit wordt genomen met algemene stemmen van alle in functie zijnde bestuurders.
5.
Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot 6
De betreffende aangeslotene dient zich middels een andere afgevaardigde ten aanzien van het
samenwerkingsverband te (laten) vertegenwoordigen en/of aan discussies en besluitvorming deel te (laten) nemen.
5
zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het besluit wordt genomen met algemene stemmen van alle in functie zijnde bestuurders. 6.
Het algemeen bestuur delegeert, tot wederopzegging en onverminderd zijn eindverantwoordelijkheden, alle bestuurlijke taken en bevoegdheden - met uitzondering van hetgeen zij zich hierna voor zich zelf voorbehoud - aan het dagelijkse bestuur (optie: de directeurbestuurder).
7.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) wordt ten aanzien van de gedelegeerde taken en bevoegdheden de uitvoerende bestuurder.
8.
Het algemeen bestuur is het intern toezichthoudend orgaan op de uitvoering van de gedelegeerde
9.
Het algemeen bestuur stelt een toezichtkader op.
10.
Het algemeen bestuur houdt toezicht op de naleving door het dagelijks bestuur (optie: de directeur-
taken en bevoegdheden.
bestuurder) van de wettelijke verplichtingen, de code goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code, maar ook op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de stichting verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs. 11.
Het algemeen bestuur is belast met het aanwijzen van de registeraccountant als bedoeld in artikel
12.
Het algemeen bestuur stelt een bestuursstatuut vast waarin de verdeling van taken,
393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder) wordt uitgewerkt. Besluitvorming algemeen bestuur 1.
Het algemeen bestuur vergadert, met regelmatige tussenpozen, ten minste …….. maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of de meerderheid van de overige bestuursleden dit nodig oordelen.
2.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van het algemeen bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is.
3.
Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medebestuurder laten vertegenwoordigen.
4.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij het voltallige bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.
5.
Ieder lid van het bestuur brengt één stem uit (optie indien men een onafhankelijk voorzitter uit het midden van de aangeslotenen benoemt de volgende tekst opnemen: zulks met uitzondering van de voorzitter). Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
6.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
7.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
8.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
9.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
10.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen.
6
Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot. 11.
Tenminste twee keer per jaar is er een vergadering van het algemeen en dagelijks bestuur gezamenlijk, waarbij het functioneren van het algemeen en dagelijks bestuur aan de orde komt en de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid wordt besproken.
12.
Tot de bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn het algemeen en dagelijks bestuur gelijkelijk bevoegd.
13.
De gemeenschappelijke vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het algemeen bestuur. Indien deze afwezig is voorzien de aanwezige bestuurders in de leiding van de vergadering. Tot dat moment wordt de vergadering geleid door het in leeftijd oudste aanwezige bestuurslid.
14.
Van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van de gemeenschappelijke vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitters van zowel het algemeen als het dagelijks bestuur (optie: door de voorzitter van het algemeen bestuur en de directeur-bestuurder).
Dagelijks bestuur (samenstelling) 1.
Het algemeen bestuur bepaalt het aantal leden van het dagelijks bestuur en benoemt, schorst en ontslaat deze bestuursleden. Indien het dagelijks bestuur uit meer dan één persoon bestaat, wordt de voorzitter van het dagelijks bestuur in functie benoemd. Optie: De stichting heeft een dagelijks bestuur bestaande uit de directeur-bestuurder. De directeurbestuurder wordt benoemd door het algemeen bestuur en kan door het algemeen bestuur worden geschorst en/of ontslagen.
2.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) wordt benoemd voor onbepaalde tijd.
3.
Tot lid van het dagelijks bestuur (optie: Tot directeur-bestuurder) kan niet worden benoemd een persoon die reeds een bestuurs- of toezichtfunctie vervult bij een aangeslotene van de stichting noch een persoon die in de voorafgaande vier jaar lid is geweest van het algemeen bestuur van de stichting.
4.
5.
Een lid van het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag door het algemeen bestuur;
e.
door ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met de stichting.
Indien het voltallige dagelijks bestuur wordt geschorst of defungeert (optie: indien de directeurbestuurder wordt geschorst of defungeert) wordt door of namens het algemeen bestuur opgetreden als waarnemer van het dagelijkse bestuur.
6.
Een lid van het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) is bevoegd te allen tijde zelf zijn ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
Taken en bevoegdheden (dagelijks) bestuur (optie: directeur/bestuurder en bestuur) 1.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur/bestuurder) geeft leiding aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband en is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten.
2.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en is verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid.
3.
Voorbehouden aan het bestuur is besluitvorming strekkende tot: a.
goedkeuring en vaststelling van de strategische doelstellingen van de stichting (missie en visie); 7
b.
goedkeuring en vaststelling van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het
c.
vaststelling van het jaarverslag van de stichting;
d.
vaststelling van het bestuursstatuut alsmede vaststelling van eventuele kaders voor het
samenwerkingsverband;
dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder); e.
de aanwijzing van de registeraccountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
f.
het toezicht op de naleving van de wettelijke verplichtingen en op de naleving van de vigerende code voor goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code;
g.
het toezicht op de rechtmatige verwerving en doelmatige besteding en aanwending van de middelen van het samenwerkingsverband verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs;
h.
aanvraag van faillissement van de stichting en van surséance van betaling;
i.
wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de stichting en ontbinding van de stichting, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
4.
Voorbehouden aan het algemeen bestuur (optie: dagelijks bestuur) is de benoeming, schorsing en het
5.
Voorstellen voor besluiten als bedoeld in de vorige leden 3 en 4 worden door het dagelijks bestuur
ontslag van personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden. (optie: directeur-bestuurder) aan het algemeen bestuur voorgelegd voorzien van een schriftelijke toelichting met vermelding van de gevolgen van het beoogde besluit. 6.
De stichting is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een klachtencommissie.
7.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het personeel Decentraal Georganiseerd Overleg.
8.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) voert het overleg met de medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband.
9.
Optie: Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) heeft de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van het algemeen bestuur nodig voor de volgende aangelegenheden: a.
het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de vereniging;
b.
het aangaan van geldleningen boven een door het algemeen bestuur vast te stellen bedrag;
c.
ingrijpende reorganisaties van de stichting respectievelijk de onder haar ressorterende scholen.
10.
Optie: Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) stelt een managementstatuut vast waarin de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bevoegde gezagsorganen in relatie tot het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder) staat beschreven.
Besluitvorming dagelijks bestuur (dit tekstblok kan vervallen als dagelijks bestuur uit 1 persoon bestaat te weten de directeur-bestuurder) 1.
Het dagelijks bestuur vergadert, met regelmatige tussenpozen, ten minste …….. maal per jaar en
2.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie
3.
Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medebestuurder laten
4.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de
voorts zo dikwijls als de voorzitter of de meerderheid van de overige bestuursleden dit nodig oordelen. zijnde leden van het dagelijks bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is. vertegenwoordigen. vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten
8
genomen worden, tenzij het voltallige bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen. 5.
Ieder lid van het dagelijks bestuur brengt één stem uit. Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of
6.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte
meer leden een schriftelijke stemming wensen. geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 7.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag der stemming is
8.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist,
beslissend. dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt. 9.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
10.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
11.
Van de vergaderingen van het dagelijks bestuur worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende bestuursvergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter.
Geschillenregeling en mediation OPTIE 1: mediation voorafgaand aan geschillenregeling 1.
In geval van geschillen over de toepassing van de samenwerking zullen de partijen die het geschil betreft trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation. Eerst indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan een door het samenwerkingsverband in te stellen onafhankelijke geschillencommissie (optie: aan de landelijke geschillencommissie waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten).
2.
Een aangeslotene van de stichting kan zich binnen zes weken na een door het bestuur casu quo het dagelijks bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of die handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
OPTIE 2: Alleen geschillenregeling 1.
Het samenwerkingsverband stelt een onafhankelijke geschillencommissie in ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband. (optie: het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie ……………………..ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband)
2.
Een aangeslotene van de stichting kan zich binnen zes weken na een door het bestuur casu quo het dagelijks bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of de handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van
9
de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak. Procedure ondersteuningsplan OPTIE 1: uitgewerkt met data 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) stelt een voorstel voor het ondersteuningsplan op gebaseerd op de door de aangeslotenen vastgestelde schoolondersteuningsprofielen. Elke aangeslotene zendt het (de) vastgestelde schoolondersteuningsprofiel(en) vóór één januari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft aan het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder).
3.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) legt het voorstel voor het ondersteuningsplan, vóór vijftien februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, voor aan het algemeen bestuur.
4.
Het bestuur neemt een voorgenomen besluit aangaande het voorstel voor het ondersteuningsplan en zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
5.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 7, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 8, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
6.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 4 en lid 5 vermelde overleg heeft plaats gehad doch vóór vijftien maart van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking, ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
7.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
8.
Het bestuur stelt, doch niet voordat instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 4 en lid 5 van dit artikel heeft plaatsgevonden, vervolgens vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft het definitieve ondersteuningsplan vast.
9.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
OPTIE 2: beperktere uitwerking (procedure/termijnen in reglement uitwerken) 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe
7
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 8 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
10
gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten. 3.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 9, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 10, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
4.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 2 en lid 3 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
5.
Het bestuur stelt, doch niet voordat instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 2 en lid 3 van dit artikel heeft plaatsgevonden, het definitieve ondersteuningsplan vast.
6.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
Procedure ondersteuningsplan schooljaar 2012-2013 1.
Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt in afwijking van het in de vorige artikel bepaalde uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad ter instemming voorgelegd. Optie: indien in voorgaand artikel voor optie 2 (procedure/termijnen in reglement) is gekozen de volgende tekst opnemen: Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad ter instemming voorgelegd.
2.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan.
3.
Indien door de ondersteuningsplanraad aan het te nemen besluit van het samenwerkingsverband over het eerste ondersteuningsplan de instemming wordt onthouden, wordt het voorstel vervolgens door het bestuur binnen twee weken aan de geschillencommissie als bedoeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen voorgelegd. De commissie voor geschillen doet in geschillen over het eerste ondersteuningsplan uiterlijk op vijftien april tweeduizend dertien uitspraak. Tegen de uitspraak staat geen beroep open.
Inhoud ondersteuningsplan Het bestuur draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan aan de wijzen, afspraken, procedures en criteria voldoet zoals vermeld in artikel 17a lid 8 Wet op het voortgezet onderwijs. Dit betreft in ieder geval: a.
de wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen;
b.
de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting;
9
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 10 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
11
c.
de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
d.
de wijze van inrichting van de in artikel ……. vermelde adviescommissie;
e.
de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40 lid 12 van de Wet op de expertisecentra, betrekking heeft, is verstreken;
f.
de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging;
g.
de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over ondersteuningsvoorzieningen;
h.
de wijze waarop wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel 85d van de Wet op het voortgezet onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 85d lid 1 bedoelde peildatum; (naast de bekostigingspeildatum van 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt)
i.
de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel 85d lid 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Informatieplicht 1.
Elke aangeslotene voorziet het bestuur van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de stichting.
2.
De aangeslotenen sturen vóór vijftien oktober van elk jaar hun telgegevens van één oktober naar het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder).
Medezeggenschap 1.
Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden. Het bestuur stelt een reglement vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap op Scholen.
2.
Deze medezeggenschapsraad zal uit tenminste twee leden bestaan die worden gekozen uit en door het personeel dat in dienst is, dan wel ten minste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming, bij het samenwerkingsverband.
3.
Het samenwerkingsverband stelt tevens een ondersteuningsplanraad in. Het bestuur stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
4.
De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt.
5.
De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen.
6.
Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan.
7.
De aangeslotenen van het samenwerkingsverband zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de aangeslotenen te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het schoolondersteuningsprofiel.
Permanente commissie leerlingenzorg OPTIE 1: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de aangeslotenen in het samenwerkingsverband adviseert over het aanbod en de invulling van leerwegondersteunend 12
onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs. 2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
OPTIE 2: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de taken vervult zoals in artikel 17a lid 11 van de Wet op het voorgezet onderwijs vermeld. In het ondersteuningsplan worden eventuele aanvullende taken aan de permanente commissie leerlingenzorg opgedragen.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
Adviescommissie toelaatbaarheid 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan het voortgezet speciaal onderwijs.(optie: de permanente commissie leerlingenzorg fungeert tevens als adviescommissie toelaatbaarheid)
2.
De adviescommissie bestaat uit minimaal drie leden.
3.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in het ondersteuningsplan.
4.
Het samenwerkingsverband neemt, met het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school van de betreffende leerling en verstrekt de ouders van de leerling een afschrift van de beslissing.
Bezwaaradviescommissie Optie A: Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie ……………….die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. Optie B: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in die: a.
adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de
b.
een voor de aangeslotenen bindende uitspraak doet inzake geschillen waarbij een aangeslotene
toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs; ernstig in zijn belang wordt geschaad. 2.
De geschillencommissie bestaat uit een voorzitter en minimaal twee leden. De voorzitter maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.
3.
Het bestuur stelt een reglement vast voor de werkwijze van deze commissie.
4.
Tegen een beslissing van het samenwerkingsverband op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders 1.
Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke wijze persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie, vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn.
2.
Het samenwerkingsverband verstrekt van élk advies aan het bevoegd gezag van de school over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
13
Boekjaar en jaarstukken 1.
Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft een verlengd boekjaar en eindigt derhalve per ultimo december tweeduizend dertien.
2.
Het bestuur van de stichting is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van al hetgeen verder de financiën van de stichting betreft op zodanige wijze boek te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de stichting kunnen worden gekend.
3.
In de jaarvergadering, die jaarlijks door het bestuur binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt gehouden, komt aan de orde de goedkeuring en vaststelling van: a.
het jaarverslag over de gang van zaken in de stichting en over het gevoerde beleid alsmede de balans en de staat van baten en lasten;
b.
de meerjarenbegroting.
Tevens presenteert het dagelijks bestuur daarbij zijn (beleids)plannen voor het komende jaar. De goedgekeurde casu quo vastgestelde stukken worden ondertekend door de bestuursleden; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan iedere aangeslotene in rechte vorderen van de gezamenlijke bestuurders dat zij deze verplichtingen nakomen. 4.
Tevens legt het bestuur in de jaarvergadering rekening en verantwoording af over de uitvoering van zijn toezichthoudende taken en de uitoefening van zijn toezichthoudende bevoegdheden over het verstreken boekjaar, aan de hand van een door het bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag. Het bestuur geeft in het jaarverslag aan in welke mate de voor dat jaar gestelde doelstellingen zijn gehaald, welke activiteiten het heeft ontplooid en welke maatregelen zijn genomen om de beoogde missie en doelstellingen te bereiken. Daarbij geeft het bestuur aan of voldaan is aan de uitspraken zoals vermeld in het toezichtkader.
5.
De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
6.
Verder wordt de jaarrekening gecontroleerd door de registeraccountant die door het algemeen bestuur is benoemd. Deze registeraccountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan het algemeen bestuur en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het bestuur.
7.
Het dagelijks bestuur zendt binnen één maand na vaststelling van de jaarrekening en jaarverslag een exemplaar daarvan aan de aangeslotenen.
8.
Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
Statutenwijziging 1.
Een besluit tot wijziging van de statuten wordt genomen door het bestuur. (Optie: behoeft de instemming van alle leden van het bestuur, dan vervallen leden 4, 5 en 6).
2.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter van het algemeen bestuur, ten minste veertien dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat de mededeling dat daarin de wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
3.
Degenen die de oproeping tot de bestuursvergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de dag der vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging(en) woordelijk is (zijn) opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de bestuursleden ter inzage leggen tot na de afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden.
4.
Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten wanneer ten minste twee derden van het van de in functie zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
5.
Is niet twee derde van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen vier, doch niet eerder dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden waarin over 14
het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen. 6.
Het lid 4 en 5 bepaalde is niet van toepassing als tijdens de bestuursvergadering alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen.
7.
De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
8.
Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot (af)splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Ontbinding en vereffening 1.
Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de stichting ontbonden door een besluit daartoe van het bestuur. Het in deze statuten ten aanzien van statutenwijziging bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien bij een besluit tot ontbinding geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening door het bestuur.
3.
Aanwezige geld/middelen van de stichting worden voor de datum van ontbinding naar rato van het aantal leerlingen teruggestort naar de aangeslotenen.
4.
Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de stichting uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
5.
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de stichting moeten worden bewaard door een door de vereffenaars aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening.
Overgangsbepalingen (alleen toe te passen bij statutenwijziging van huidige SWV naar SWV PaO) 1.
Tot één augustus twee duizend dertien dan wel tot de datum daarna waarop de Wet passend onderwijs in werking is getreden, zijn de bij het samenwerkingsverband aangesloten bevoegde gezagen die (een) scho(o)l(en) voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra in stand houden, uitsluitend bevoegd gebruik te maken van hun stem voor zover het gaat om de vaststelling dan wel wijziging van het ondersteuningsplan en aangelegenheden die betrekking hebben op het ondersteuningsplan.
2.
De bepaling in het voorgaande lid vervalt op het moment dat het samenwerkingsverband, welke destijds op grond van artikel 10 h Wet op het voortgezet onderwijs was opgericht (en waarvan alleen bevoegde gezagen aangesloten waren die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs in stand houden), niet meer als zodanig wordt bekostigd als gevolg van inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs op één augustus twee duizend dertien dan wel op een later bij wet te bepalen tijdstip.
15
TEKST STATUTEN STICHTING VO
RAAD VAN TOEZICHT MODEL
Toezichthouder: RvT Bestuur: CvB Inleiding Optie 1: statutenwijziging -
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle aan te sluiten/aangesloten bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 1
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden sluiten zich aan bij de bestaande stichting VO ……………………………door per één november tweeduizend twaalf, voor zover aan de orde, een aansluitingsovereenkomst te sluiten met voornoemde stichting en wensen de statuten van deze stichting aan te passen overeenkomstig de wettelijke eisen teneinde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen. In dat kader is besloten tot een algehele statutenwijziging van deze rechtspersoon en zijn de statuten opnieuw vastgesteld op de bestuursvergadering d.d. …………………………….. Optie 2: oprichting nieuwe rechtspersoon
-
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle oprichtende bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het in deze akte op te richten samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 2
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de
1
Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen. 2 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen.
1
overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan. -
Ondergetekenden hebben besloten, ten einde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen, om een nieuwe rechtspersoon op te richten (en om zich daarbij aan te sluiten), genaamd: ……………………………………………. en hebben de statuten als volgt vastgesteld:
Begripsbepalingen zoveel mogelijk in alfabetische volgorde plaatsen) -
Aangeslotene: het bevoegd gezag dat met de stichting een aansluitingsovereenkomst heeft gesloten.
-
Afgevaardigde: een natuurlijk persoon die – al dan niet krachtens substitutie - het bevoegd gezag
-
Bevoegd gezag: de rechtspersoon, of in geval van niet-verzelfstandigd openbaar onderwijs het
krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd; orgaan, die (een) scho(o)l(en) in stand houdt binnen de vorenbedoelde regio alsmede de rechtspersoon die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra, in stand houdt waarvan de vestiging(en) is (zijn) gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband en die deel neemt aan het onderhavige samenwerkingsverband; -
Medezeggenschapsraad: de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ondersteuningsplan: het plan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Ondersteuningsplanraad: de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ouders: de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen.
-
Regio: het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten
-
Samenwerkingsverband: de bij deze akte op te richten rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van
gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt. de Wet op het voortgezet onderwijs. -
Optie: (in geval van statutenwijziging:) Samenwerkingsverband: onderhavige rechtspersoon als
-
Scholen(school): alle vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, van scholen voor voortgezet
bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs. speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra en gevestigd in voormelde regio. -
Schooljaar: het tijdvak van één augustus tot en met éénendertig juli daaraanvolgend. Schoolondersteuningsprofiel(en): een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende scho(o)l(en) zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
Naam De stichting draagt de naam: stichting samenwerkingsverband ……………… 3 De stichting heeft haar zetel in de gemeente: …………………. 4 Doelstelling 1.
De stichting heeft ten doel: 5 a.
het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen;
c.
het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
3
De naam dient het woord ‘stichting’ te bevatten Indien de regio meerdere gemeentes omvat dan 1 gemeente kiezen als zetel 5 Het mag niet zijn het maken van winst ter verdeling onder de aangeslotenen, zie 17a WVO. 4
2
d.
een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven;
2.
De stichting poogt het doel te bereiken door: a.
gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b.
het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag;
c.
het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het voortgezet speciaal onderwijs op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d.
het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e.
het in standhouden van een permanente commissie leerlingenzorg;
f.
optie: het inrichten van een orthopedagogisch-didactisch centrum;
g.
optie: het uitoefenen van door de bevoegde gezagsorganen aan de stichting overgedragen bevoegdheden;
h. 3.
andere middelen die aan het doel van de stichting dienstbaar kunnen zijn.
De stichting beoogt niet het maken van winst.
Aangeslotenen 1.
Aangesloten kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs vormen, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband.
2.
Aangeslotene is dat bevoegde gezagsorgaan die zich schriftelijk als aangeslotene bij het College van Bestuur heeft aangemeld en voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het College van Bestuur als aangeslotene is toegelaten.
3.
Rechten en plichten van de aangeslotenen ten aanzien van de stichting op basis van het gestelde in
4.
Op de aan deze akte gehechte bijlage staan de aangeslotenen van de stichting vermeld.
5.
De aangeslotenen eerbiedigen elkanders identiteit en de stichting houdt daar bij de uitvoering van de
deze statuten worden nader geregeld in een aansluitingsovereenkomst.
taken rekening mee. 6.
De aansluiting van een bevoegd gezag eindigt indien: a.
de aangeslotene ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en/of niet langer
b.
onder het aangesloten bevoegd gezag geen school meer in de regio ressorteert, dan wel
bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; indien het betreft een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs welke geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio; c.
de aangeslotene de aansluitingsovereenkomst opzegt;
d.
namens de stichting de aansluitingsovereenkomst wordt opgezegd;
e.
de aansluitingsovereenkomst wordt ontbonden.
7.
Een aangeslotene kan de aansluitingsovereenkomst schriftelijk opzeggen met in achtneming van
8.
In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen
tenminste een termijn van zes maanden tegen het einde van het lopende schooljaar. voortvloeiende uit de beëindiging naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid door het College van Bestuur worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden opgelegd aan het bevoegd gezag dat niet meer aangesloten is. 9.
Als de opzegging door een aangeslotene niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt de aansluitingsovereenkomst door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij het College van Bestuur anders besluit.
10.
De aansluitingsovereenkomst is niet overdraagbaar. 3
11.
Het College van Bestuur kan de aansluitingsovereenkomst slechts schriftelijk tegen het einde van het lopende schooljaar aan een aangeslotene opzeggen met in achtneming van een termijn van één schooljaar.
12.
Aansluiting bij het samenwerkingsverband en beëindiging van aansluitingsovereenkomst gaan in per één augustus van het (volgende) schooljaar.
13.
Het College van Bestuur kan een aansluitingsovereenkomst per direct opzeggen indien de aangeslotenen in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de stichting handelt, of de stichting op onredelijke wijze benadeelt.
Geldmiddelen De geldmiddelen welke het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit: 1.
de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van het samenwerkingsverband;
2.
de bijdragen van de aangeslotenen;
3.
stichtingskapitaal en de inkomsten daaruit;
4.
subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
5.
erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard.
Stichtingsorganen 1.
2.
De stichting kent als organen: a.
het College van Bestuur;
b.
de Raad van Toezicht.
Het College van Bestuur functioneert als stichtingsbestuur. De Raad van Toezicht functioneert als intern toezichthoudend orgaan.
3.
Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat de Raad van Toezicht tijdig over de informatie beschikt die vereist is voor de uitoefening van het intern toezicht (optie: voor de uitoefening van diens taak). Ook voorziet het College van Bestuur in administratieve ondersteuning ten behoeve van de Raad van Toezicht.
4.
De stichting kent buiten de in lid 1 genoemde organen, geen andere organen die namens de stichting kunnen handelen of zeggenschap in de zin van (gedeelde) bestuursmacht kunnen uitoefenen, behoudens natuurlijke personen die daartoe op basis van een uitdrukkelijke volmacht door het College van Bestuur worden aangewezen.
College van Bestuur (samenstelling) 1.
Het College van Bestuur bestaat uit minimaal (optie: één) persoon. Het aantal bestuursleden wordt vastgesteld door de Raad van Toezicht. Indien het College van Bestuur uit meer dan één persoon bestaat, wordt één van hen door de Raad van Toezicht aangewezen als voorzitter.
2.
De leden van de College van Bestuur zijn op basis van een arbeidsovereenkomst (optie: voor
3.
Tot lid van het College van Bestuur kan niet worden benoemd een persoon die reeds een bestuur- of
onbepaalde tijd) in dienst bij de stichting. toezichtfunctie vervult bij een aangeslotene van de stichting, noch een persoon die lid is van de Raad van Toezicht van de stichting of die in de voorafgaande vier jaar lid van de Raad van Toezicht is geweest. Optie: leden van het College van Bestuur worden buiten de aangeslotenen van de stichting benoemd. 4.
De leden van het College van Bestuur worden benoemd door de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht stelt de arbeidsvoorwaarden van de leden van het College van Bestuur vast.
5.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ingeval van één of meer vacatures in het College van Bestuur vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur.
4
6.
De Raad van Toezicht kan een lid van het College van Bestuur schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
7.
De leden van het College van Bestuur zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
8.
9.
Een lid van het College van Bestuur defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door zijn aftreden;
c.
door zijn ontslag.
Bij ontstentenis, schorsing of ontslag van het voltallige College van Bestuur, wordt het College van Bestuur waargenomen door de Raad van Toezicht, onverminderd de bevoegdheid van de Raad van Toezicht één of meer personen voor bepaalde tijd als waarnemend bestuurslid te benoemen.
Taken en bevoegdheden College van Bestuur 1.
Het College van Bestuur is belast met het besturen van de stichting.
2.
Het College van Bestuur is bevoegd de stichting te vertegenwoordigen. Indien het College van Bestuur uit meer dan één persoon bestaat, komt de bevoegdheid tot vertegenwoordiging toe aan de voorzitter tezamen met een ander lid van het College van Bestuur. Optie: Indien het College van Bestuur uit meer dan één persoon bestaat, komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid toe aan de voorzitter van het College van Bestuur of aan twee gezamenlijk handelende bestuursleden.
3.
Het College van Bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen anders dan in het kader van een schenking of erfrechtelijke verkrijging, tenzij het College van Bestuur de goedkeuring van de Raad van Toezicht heeft verkregen.
4.
Het College van Bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het College van Bestuur de goedkeuring van de Raad van Toezicht heeft verkregen.
5.
De Raad van Toezicht vertegenwoordigt de stichting in de gevallen waarin naar het oordeel van de raad sprake is van een tegenstrijdig belang tussen het College van Bestuur en de stichting.
6.
Het College van Bestuur geeft leiding aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband en is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten.
7.
Het College van Bestuur geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en is verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid. Optie: Het College van Bestuur kan bepaalde (bestuurs)taken opdragen (voor onbepaalde tijd, tijdelijk of ad hoc) aan het management van de binnen de stichting en onderwijsinstellingen onderscheiden organisatorische eenheden.
8.
Het College van Bestuur is bevoegd een bestuursreglement vast te stellen waarin die onderwerpen worden geregeld, die naar het oordeel van College van Bestuur (nadere) regeling behoeven, mits hiertoe de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht verkregen is.
9. 10.
Het bestuursreglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn. Het College van Bestuur is bevoegd het bestuursreglement te wijzigen of te beëindigen, mits hiertoe de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht verkregen is.
11.
Het College van Bestuur behoeft voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht voor besluiten strekkende tot: a.
vaststelling van de strategische doelstellingen van de stichting (missie en visie); 5
b.
vaststelling van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het
c.
vaststelling van het jaarverslag van de stichting;
samenwerkingsverband; d.
vaststelling van het managementstatuut;
e.
aanvraag van faillissement van de stichting en van surséance van betaling;
f.
wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de stichting en ontbinding van de stichting, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
12.
Voorstellen voor besluiten als bedoeld in lid 10 en 11 worden door het College van Bestuur aan de Raad van Toezicht voorgelegd voorzien van een schriftelijke toelichting met vermelding van de gevolgen van het beoogde besluit.
13.
Voorbehouden aan het College van Bestuur is de benoeming, schorsing en het ontslag van personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden.
14.
De stichting is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een klachtencommissie.
15.
Het College van Bestuur voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het personeel Decentraal Georganiseerd Overleg.
16.
Het College van Bestuur voert het overleg met de medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband.
Besluitvorming College van Bestuur (kan vervallen als CvB uit één persoon bestaat) 1.
Het College van Bestuur vergadert zo dikwijls als nodig is voor de juiste uitoefening van zijn taak, doch jaarlijks ten minste zesmaal. Vergaderingen worden voorts gehouden indien de voorzitter dit wenselijk acht, of indien één van de overige leden van het College van Bestuur een met redenen omkleed verzoek daartoe aan de voorzitter richt.
2.
De vergaderingen worden geleid door de voorzitter en bij afwezigheid door degene die door de bestuursvergadering wordt aangewezen.
3.
Ieder lid van het College van Bestuur heeft recht tot het uitbrengen van één stem. Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
4.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van het College van Bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is. Optie: De wijze van besluitvorming van het College van Bestuur kan in een door het College van Bestuur vast te stellen reglement worden geregeld.
5.
Een lid van het College van Bestuur kan zich ter vergadering door een ander bestuurslid doen vertegenwoordigen, doch slechts bij schriftelijke volmacht betrekking hebbend op een bepaalde vergadering.
6.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij het voltallige College van Bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.
7.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
8.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
9.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
10.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
6
11.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
12.
Het College van Bestuur kan ook schriftelijk buiten vergadering worden geraadpleegd, mits alle bestuursleden zich schriftelijk over het te nemen besluit uitspreken en geen van de bestuursleden zich tegen deze wijze van besluiten verzet. Het bepaalde omtrent de uitoefening van het stemrecht en de vereisten voor de besluitvorming in de vergadering van het College van Bestuur is op deze wijze van besluitvorming zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
13.
Van de vergaderingen van het College van Bestuur worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter en secretaris.
Raad van Toezicht 1.
De Raad van Toezicht bestaat uit zoveel leden als er aangeslotenen zijn (optie: uit te breiden met de
2.
De leden van de Raad van Toezicht worden door de Raad van Toezicht benoemd, met dien verstande
te benoemen onafhankelijke voorzitter). dat slechts een afgevaardigde van een aangeslotene tot lid van de Raad van Toezicht kan worden benoemd. Optie:, met dien verstande dat: a. b.
de benoeming geschiedt op grond van vooraf openbaar gemaakte profielen; de voorzitter door de Raad van Toezicht kan worden benoemd zonder dat hij een afgevaardigde van een aangeslotene is casu quo zonder dat hij een dienstverband met een van de aangeslotenen heeft.
Optie bij onafhankelijke RvT (alle RvT leden van ‘buiten’): De benoeming alsmede de voordracht van een lid van de Raad van Toezicht geschiedt aan de hand van een door de Raad van Toezicht vast te stellen selectieprocedure en openbaar gemaakte profielschets waarin in ieder geval de bepaling wordt opgenomen dat een lid van de Raad van Toezicht niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid mag dragen bij één van de aangeslotenen respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie mag hebben met één van de aangeslotenen. De profielschets bevat tevens de kwaliteiten en deskundigheden waaraan een lid van de Raad van Toezicht dient te voldoen en kan deel uitmaken van het bestuursreglement. 3.
De ondersteuningsplanraad wordt in de gelegenheid gesteld om een bindende voordracht te doen voor tenminste één lid van de Raad van Toezicht.
4.
De Raad van Toezicht wijst uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan. Optie: De Raad van Toezicht kent een onafhankelijke voorzitter. De onafhankelijke voorzitter wordt door de Raad van Toezicht in functie benoemd. Onder een onafhankelijke voorzitter wordt verstaan: Optie A (voorzitter van ‘buiten’): een voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de aangeslotenen respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de aangeslotenen, of Optie B (voorzitter uit midden van de aangeslotenen): een afgevaardigde van een aangeslotene die, om onafhankelijk van de (schoolbestuurlijke) belangen van die aangeslotene te kunnen fungeren, die aangeslotene op geen enkele wijze ten aanzien van het samenwerkingsverband vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen. 6 De voorzitter heeft geen stemrecht.
6
Het betreffende lid dient zich middels een andere afgevaardigde ten aanzien van het samenwerkingsverband te
(laten) vertegenwoordigen en/of aan discussies en besluitvorming deel te (laten) nemen.
7
5.
Voorzitter van de Raad van Toezicht kan niet zijn een persoon in dienst van de stichting of die in dienst van de stichting is geweest.
6.
Lid van de Raad van Toezicht kan niet zijn een persoon in dienst van de stichting of die in de voorafgaande vier jaar in dienst van de stichting is geweest.
7.
De leden van de Raad van Toezicht worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden af volgens een door de Raad van Toezicht op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden lid van de Raad van Toezicht is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan acht jaar. Het in een tussentijdse vacature benoemd lid van de Raad van Toezicht neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
8.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ten aanzien van de vervulling van een vacature vraagt de Raad van Toezicht voorafgaand advies aan het College van Bestuur. Ingeval van één of meer vacatures in de Raad van Toezicht, vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een rechtsgeldige Raad van Toezicht.
9.
De Raad van Toezicht kan een lid van de Raad van Toezicht schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
10.
De leden van de Raad van Toezicht zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
11.
Een lid van de Raad van Toezicht defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag;
e.
door het verlies van de functie of kwaliteit op grond waarvan hij tot lid van de Raad van Toezicht is benoemd.
Taken en bevoegdheden Raad van Toezicht 1.
De Raad van Toezicht houdt toezicht op het beleid van het College van Bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de stichting alsmede het uitoefenen van die taken en bevoegdheden die in deze statuten aan de Raad van Toezicht zijn opgedragen of toegekend. Hij adviseert naar eigen inzicht het College van Bestuur. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de Raad van Toezicht zich naar het belang van de stichting.
2.
De Raad van Toezicht stelt een reglement vast waarin onder meer haar taken, doelen en werkwijze nader worden geregeld. Ook stelt zij een toezichtkader op.
3. 4.
De Raad van Toezicht is vrij in de wijze waarop zij zich laat informeren over de stichting. De Raad van Toezicht ziet toe op de naleving van de wettelijke verplichtingen, de code goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code, maar ook op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van het samenwerkingsverband verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs.
5.
De Raad van Toezicht is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van
6.
De Raad van Toezicht is belast met het aanwijzen van de registeraccountant als bedoeld in artikel
7.
De Raad van Toezicht dient ondermeer de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband, het
de taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag. 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. ondersteuningsplan respectievelijk het jaarverslag van de stichting goed te keuren.
8
Besluitvorming Raad van Toezicht 1.
De Raad van Toezicht vergadert zo dikwijls als nodig is voor de juiste uitoefening van zijn taak, doch jaarlijks ten minste drie maal. Vergaderingen worden voorts gehouden indien de voorzitter dit wenselijk acht, of indien één van de overige leden van de Raad van Toezicht, of indien het College van Bestuur een met redenen omkleed verzoek daartoe aan de voorzitter richt.
2.
Van de te houden vergaderingen wordt ten minste één vergadering gehouden binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar (de jaarvergadering), behoudens verlenging van deze termijn door de Raad van Toezicht. In deze vergadering bespreekt de Raad van Toezicht met het College van Bestuur het jaarverslag over de gang van zaken in de stichting en het gevoerde beleid van het verstreken boekjaar, de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting alsmede de meerjarenbegroting en komt de vaststelling van deze stukken aan de orde. Tevens presenteert het College van Bestuur daarbij zijn (beleids)plannen voor het komende jaar. De vastgestelde stukken worden ondertekend door de leden van de Raad van Toezicht en van het College van Bestuur; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan iedere aangeslotene in rechte vorderen van de gezamenlijke bestuurders en toezichthouders dat zij deze verplichtingen nakomen.
3.
Tevens legt de Raad van Toezicht in de jaarvergadering rekening en verantwoording af over de uitvoering van zijn toezichthoudende taken en de uitoefening van zijn toezichthoudende bevoegdheden over het verstreken boekjaar, aan de hand van de door de Raad van Toezicht vastgestelde jaarrekening en jaarverslag. Het College van Bestuur geeft in het jaarverslag aan in welke mate de voor dat jaar gestelde doelstellingen zijn gehaald, welke activiteiten het heeft ontplooid en welke maatregelen zijn genomen om de beoogde missie en doelstellingen te bereiken. Daarbij geeft de Raad van Toezicht aan of voldaan is aan de uitspraken zoals vermeld in het toezichtkader.
4.
De vergaderingen worden geleid door de voorzitter en bij afwezigheid door de vice-voorzitter danwel degene die door de bestuursvergadering wordt aangewezen. Optie: Het College van Bestuur woont de vergaderingen van de Raad van Toezicht bij en heeft een adviserende stem.
5.
Ieder lid van de Raad van Toezicht heeft recht tot het uitbrengen van één stem (optie indien men een onafhankelijk voorzitter uit het midden van de aangeslotenen benoemt de volgende tekst opnemen: zulks met uitzondering van de voorzitter). Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
6.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van de Raad van Toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Optie: De wijze van besluitvorming van de Raad van Toezicht kan in een door de Raad van Toezicht vast te stellen reglement worden geregeld.
7.
Een lid van Raad van Toezicht kan zich ter vergadering door een ander lid van de Raad van Toezicht doen vertegenwoordigen, doch slechts bij schriftelijke volmacht betrekking hebbend op een bepaalde vergadering.
8.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij de voltallige Raad van Toezicht aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.
9.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
10.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
9
11.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
12.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
13.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
14.
De Raad van Toezicht kan ook schriftelijk buiten vergadering worden geraadpleegd, mits alle leden van de Raad van Toezicht zich schriftelijk over het te nemen besluit uitspreken en geen van deze leden zich tegen deze wijze van besluiten verzet. Het bepaalde omtrent de uitoefening van het stemrecht en de vereisten voor de besluitvorming in de vergadering van de Raad van Toezicht is op deze wijze van besluitvorming zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
15.
Tenminste twee keer per jaar is er een vergadering van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur gezamenlijk, waarbij het functioneren van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur aan de orde komt en de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid wordt besproken.
16.
Tot de bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn het College van Bestuur en de Raad van Toezicht gelijkelijk bevoegd.
17.
De gemeenschappelijke vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de Raad van Toezicht. Indien deze afwezig is voorzien de aanwezige bestuurders en leden van de Raad van Toezicht in de leiding van de vergadering. Tot dat moment wordt de vergadering geleid door het in leeftijd oudste aanwezige lid van de Raad van Toezicht.
18.
Van de vergaderingen van de Raad van Toezicht en van de gemeenschappelijke vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitters van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur. (optie: door de voorzitter van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur).
Geschillenregeling en mediation OPTIE 1: mediation voorafgaand aan geschillenregeling 1.
In geval van geschillen over de toepassing van de samenwerking zullen de partijen die het geschil betreft trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation. Eerst indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan een door het samenwerkingsverband in te stellen onafhankelijke geschillencommissie (optie: aan de landelijke geschillencommissie waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten).
2.
Een aangeslotene van de stichting kan zich binnen zes weken na een door de Raad van Toezicht casu quo het College van Bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of die handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
OPTIE 2: Alleen geschillenregeling 1.
Het samenwerkingsverband stelt een onafhankelijke geschillencommissie in ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband. (optie: het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie ……………………..ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband) 10
2.
Een aangeslotene van de stichting kan zich binnen zes weken na een door de Raad van Toezicht casu quo het College van Bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of de handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
Procedure ondersteuningsplan OPTIE 1: uitgewerkt met data 1.
Het College van Bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het College van Bestuur stelt een voorstel voor het ondersteuningsplan op gebaseerd op de door de aangeslotenen vastgestelde schoolondersteuningsprofielen. Elke aangeslotene zendt het (de) vastgestelde schoolondersteuningsprofiel(en) vóór één januari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft aan het College van Bestuur.
3.
Het College van Bestuur neemt een voorgenomen besluit aangaande het voorstel voor het ondersteuningsplan en legt het voorstel voor het ondersteuningsplan, vóór vijftien februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, voor aan de Raad van Toezicht.
4.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het College van Bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
5.
Het College van Bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 7, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 8, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
6.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 4 en lid 5 vermelde overleg heeft plaats gehad doch vóór vijftien maart van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking, ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
7.
De ondersteuningsplanraad wordt door het College van Bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
8.
Het College van Bestuur stelt, doch niet voordat instemming van de ondersteuningsplanraad en goedkeuring van de Raad van Toezicht is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 4 en lid 5 van dit artikel heeft plaatsgevonden, vervolgens vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft het definitieve ondersteuningsplan vast.
9.
Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
OPTIE 2: beperktere uitwerking (procedure/termijnen in reglement uitwerken) 1.
Het College van Bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het College van Bestuur legt het voorstel voor het ondersteuningsplan voor aan de Raad van Toezicht.
7
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 8 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
11
3.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het College van Bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
4.
Het College van Bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 9, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 10, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
5.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 3 en lid 4 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
6.
Het College van Bestuur stelt, doch niet voordat instemming van de ondersteuningsplanraad en goedkeuring van de Raad van Toezicht is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 3 en lid 4 van dit artikel heeft plaatsgevonden, het definitieve ondersteuningsplan vast.
7.
Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
Procedure ondersteuningsplan schooljaar 2012-2013 1.
Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt in afwijking van het in de vorige artikel bepaalde uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het College van Bestuur aan de ondersteuningsplanraad ter instemming voorgelegd. Optie: indien in voorgaand artikel voor optie 2 (procedure/termijnen in reglement) is gekozen de volgende tekst opnemen: Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het College van Bestuur aan de ondersteuningsplanraad ter instemming voorgelegd.
2.
De ondersteuningsplanraad wordt door het College van Bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan.
3.
Indien door de ondersteuningsplanraad aan het te nemen besluit van het samenwerkingsverband over het eerste ondersteuningsplan de instemming wordt onthouden, wordt het voorstel vervolgens door het College van Bestuur binnen twee weken aan de geschillencommissie als bedoeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen voorgelegd. De commissie voor geschillen doet in geschillen over het eerste ondersteuningsplan uiterlijk op vijftien april tweeduizend dertien uitspraak. Tegen de uitspraak staat geen beroep open.
Inhoud ondersteuningsplan Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan aan de wijzen, afspraken, procedures en criteria voldoet zoals vermeld in artikel 17a lid 8 Wet op het voortgezet onderwijs. Dit betreft in ieder geval: a.
de wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken
9
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 10 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
12
ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen; b.
de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting;
c.
de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal
d.
de wijze van inrichting van de in artikel ……. vermelde adviescommissie;
e.
de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het
onderwijs en op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40 lid 12 van de Wet op de expertisecentra, betrekking heeft, is verstreken; f.
de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging;
g.
de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over ondersteuningsvoorzieningen;
h.
de wijze waarop wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel 85d van de Wet op het voortgezet onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 85d lid 1 bedoelde peildatum; (naast de bekostigingspeildatum van 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt)
i.
de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel 85d lid 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Informatieplicht 1.
Elke aangeslotene voorziet het College van Bestuur van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de stichting.
2.
De aangeslotenen sturen vóór vijftien oktober van elk jaar hun telgegevens van één oktober naar het College van Bestuur.
Medezeggenschap 1.
Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden. Het College van Bestuur stelt een reglement vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap op Scholen.
2.
Deze medezeggenschapsraad zal uit tenminste twee leden bestaan die wordt gekozen uit en door het personeel dat in dienst is, dan wel ten minste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming, bij het samenwerkingsverband.
3.
Het samenwerkingsverband stelt tevens een ondersteuningsplanraad in. Het College van Bestuur stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
4.
De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt.
5.
De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen.
6.
Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan.
7.
De aangeslotenen van het samenwerkingsverband zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de aangeslotenen te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het schoolondersteuningsprofiel.
13
Permanente commissie leerlingenzorg OPTIE 1: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de aangeslotenen in het samenwerkingsverband adviseert over het aanbod en de invulling van leerwegondersteunend onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
OPTIE 2: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de taken vervult zoals in artikel 17a lid 11 van de Wet op het voorgezet onderwijs vermeld. In het ondersteuningsplan worden eventuele aanvullende taken aan de permanente commissie leerlingenzorg opgedragen.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
Adviescommissie toelaatbaarheid 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan het voortgezet speciaal onderwijs.(optie: de permanente commissie leerlingenzorg fungeert tevens als adviescommissie toelaatbaarheid)
2.
De adviescommissie bestaat uit minimaal drie leden.
3.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in het ondersteuningsplan.
4.
Het samenwerkingsverband neemt, met het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school van de betreffende leerling en verstrekt de ouders van de leerling een afschrift van de beslissing.
Bezwaaradviescommissie Optie A: Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie ……………….die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. Optie B: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in die: a.
adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de
b.
een voor de aangeslotenen bindende uitspraak doet inzake geschillen waarbij een aangeslotene
toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs; ernstig in zijn belang wordt geschaad. 2.
De geschillencommissie bestaat uit een voorzitter en minimaal twee leden. De voorzitter maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.
3.
Het College van Bestuur stelt een reglement vast voor de werkwijze van deze commissie.
4.
Tegen een beslissing van het samenwerkingsverband op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders 1.
Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke wijze persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie, vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn. 14
2.
Het samenwerkingsverband verstrekt van élk advies aan het bevoegd gezag van de school over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
Boekjaar en jaarstukken 1.
Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft een verlengd boekjaar en eindigt derhalve per ultimo december tweeduizend dertien.
2.
Het College van Bestuur van de stichting is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van al hetgeen verder de financiën van de stichting betreft op zodanige wijze boek te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de stichting kunnen worden gekend.
3.
In jaarvergadering, die jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt gehouden, legt het College van Bestuur rekening en verantwoording af over het verstreken boekjaar, aan de hand van een door het College van Bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag.
4.
De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
5.
Verder wordt de jaarrekening gecontroleerd door de registeraccountant die door de Raad van Toezicht is benoemd. Deze registeraccountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan de Raad van Toezicht en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het College van Bestuur.
6.
Optie: De Raad van Toezicht is bevoegd in een apart besluit de leden van het College van Bestuur décharge te verlenen voor hun bestuur, nadat het jaarrekening door hen is goedgekeurd.
7.
Het College van Bestuur zendt binnen één maand na vaststelling van de jaarrekening en jaarverslag een exemplaar daarvan aan de aangeslotenen.
8.
Het College van Bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
Statutenwijziging (indien het CvB uit 1 persoon bestaat vervallen leden 2 tot en met 7) 1.
Een besluit tot wijziging van de statuten wordt, na goedkeuring van de Raad van Toezicht, genomen door het College van Bestuur. (Optie: behoeft naast goedkeuring van de Raad van Toezicht tevens de instemming van alle leden van het College van Bestuur, dan vervallen leden 4, 5 en 6).
2.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste veertien dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat de mededeling dat daarin de wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
3.
Degenen die de oproeping tot de bestuursvergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de dag der vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging(en) woordelijk is (zijn) opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de leden van het College van Bestuur ter inzage leggen tot na de afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden.
4.
Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten wanneer ten minste twee derden van het van de in functie zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
5.
Is niet twee derde van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen vier, doch niet eerder dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen.
6.
Het lid 4 en 5 bepaalde is niet van toepassing als tijdens de bestuursvergadering alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen. 15
7.
De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
8.
Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot (af)splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Ontbinding en vereffening 1.
Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de stichting ontbonden door een besluit daartoe van het College van Bestuur. Het in deze statuten ten aanzien van statutenwijziging bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien bij een besluit tot ontbinding geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening door het College van Bestuur.
3.
Aanwezige geld/middelen van de stichting worden voor de datum van ontbinding naar rato van het aantal leerlingen teruggestort naar de aangeslotenen.
4.
Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de stichting uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
5.
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de stichting moeten worden bewaard door een door de vereffenaars aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening.
Overgangsbepalingen (alleen toe te passen bij statutenwijziging van huidige SWV naar SWV PaO) 1.
Tot één augustus twee duizend dertien dan wel tot de datum daarna waarop de Wet passend onderwijs in werking is getreden, zijn de bij het samenwerkingsverband aangesloten bevoegde gezagen die (een) scho(o)l(en) voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra in stand houden, uitsluitend bevoegd gebruik te maken van hun stem voor zover het gaat om de vaststelling dan wel wijziging van het ondersteuningsplan en aangelegenheden die betrekking hebben op het ondersteuningsplan.
2.
De bepaling in het voorgaande lid vervalt op het moment dat het samenwerkingsverband, welke destijds op grond van artikel 10 h Wet op het voortgezet onderwijs was opgericht (en waarvan alleen bevoegde gezagen aangesloten waren die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs in stand houden), niet meer als zodanig wordt bekostigd als gevolg van inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs op één augustus twee duizend dertien dan wel op een later bij wet te bepalen tijdstip.
16
TEKST STATUTEN VERENIGING – VO
BESTUUR-DIRECTIE MODEL
Toezichthouder: algemene vergadering Bestuur: bestuur Voorbereiding/uitvoering: directeur 1. Inleiding Optie 1: statutenwijziging -
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle aan te sluiten/aangesloten bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 2
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden sluiten zich aan bij de bestaande Vereniging VO ……………………………door per één november tweeduizend twaalf, voor zover aan de orde, lid te worden van voornoemde vereniging en wensen de statuten van deze vereniging aan te passen overeenkomstig de wettelijke eisen teneinde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen. In dat kader is besloten tot een algehele statutenwijziging van deze rechtspersoon en zijn de statuten opnieuw vastgesteld op de ledenvergadering d.d. …………………………….. Optie 2: oprichting nieuwe rechtspersoon
-
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle oprichtende bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het in deze akte op te richten samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 3
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de
1
In het model is gekozen voor de term directeur uitgaande van een ruim mandaat. Afhankelijk van de hoeveelheid ruimte in het mandaat kan men ook kiezen voor de termen van coördinator, bestuursmanager o.i.d. 2 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen. 3 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen.
1
overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan. -
Ondergetekenden hebben besloten, ten einde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen, om een nieuwe rechtspersoon op te richten (en om zich daarbij aan te sluiten), genaamd: ……………………………………………. en hebben de statuten als volgt vastgesteld:
Begripsbepalingen ( zoveel mogelijk in alfabetische volgorde plaatsen) -
Afgevaardigde: een natuurlijk persoon die – al dan niet krachtens substitutie - het bevoegd gezag krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd.
-
Bevoegd gezag: de rechtspersoon, of in geval van niet-verzelfstandigd openbaar onderwijs het orgaan, die (een) scho(o)l(en) in stand houdt binnen de vorenbedoelde regio alsmede de rechtspersoon die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra, in stand houdt waarvan de vestiging(en) is (zijn) gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband en die deel neemt aan het onderhavige samenwerkingsverband;
-
Medezeggenschapsraad: de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ondersteuningsplan: het plan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Ondersteuningsplanraad: de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ouders: de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen.
-
Regio: het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt.
-
Samenwerkingsverband: de bij deze akte op te richten rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Optie: (in geval van statutenwijziging:) Samenwerkingsverband: onderhavige rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Scholen(school): alle vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra en gevestigd in voormelde regio.
-
Schooljaar: het tijdvak van één augustus tot en met éénendertig juli daaraanvolgend.
-
Schoolondersteuningsprofiel(en): een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende scho(o)l(en) zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
Naam De vereniging draagt de naam: samenwerkingsverband ……………… 4 De vereniging heeft haar zetel in de gemeente: …………………. 5 Doelstelling 1.
De vereniging heeft ten doel: 6 a.
het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen;
c.
het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
4
De naam hoeft niet perse het woord ‘vereniging’ te bevatten Indien de regio meerdere gemeentes omvat dan 1 gemeente kiezen als zetel 6 Het mag niet zijn het maken van winst ter verdeling onder de leden, zie 17a WVO. 5
2
d.
een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
2.
De vereniging poogt het doel te bereiken door: a.
gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b.
het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag;
c.
het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het voortgezet speciaal onderwijs op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d.
het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e.
het in standhouden van een permanente commissie leerlingenzorg;
f.
optie: het inrichten van een orthopedagogisch-didactisch centrum;
g.
optie: het uitoefenen van door de bevoegde gezagsorganen aan de vereniging overgedragen
h.
andere middelen die aan het doel van de vereniging dienstbaar kunnen zijn.
bevoegdheden; 3.
De vereniging beoogt niet het maken van winst.
Geldmiddelen De geldmiddelen welke het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit: 1.
de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van het samenwerkingsverband;
2.
de bijdragen van de leden;
3.
verenigingskapitaal en de inkomsten daaruit;
4.
subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
5.
erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard.
Lidmaatschap 1.
Leden kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn, dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs vormen, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband. Het bestuur houdt bij wie lid is van de vereniging.
./.
Optie: De leden van de vereniging worden vermeld op de aan deze akte gehechte bijlage.
2.
Lid is dat bevoegde gezagsorgaan die zich schriftelijk als lid bij het bestuur heeft aangemeld en voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het bestuur als lid is toegelaten. Ingeval van niet-toelating door het bestuur kan de algemene ledenvergadering alsnog tot toelating besluiten.
3.
De leden eerbiedigen elkanders identiteit en de vereniging houdt daar bij de uitvoering van de taken
4.
Het lidmaatschap eindigt indien:
rekening mee. a.
het lid ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en/of niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
onder het lid geen school meer in de regio ressorteert, dan wel indien het betreft een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs welke geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio;
c.
het lid het lidmaatschap opzegt;
d.
namens de vereniging het lidmaatschap wordt opgezegd.
3
5.
Een lid kan de deelname aan de vereniging slechts beëindigen door het lidmaatschap schriftelijk op te zeggen met in achtneming van tenminste een termijn van zes maanden tegen het einde van het lopende schooljaar.
6.
In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen voortvloeiende uit de beëindiging naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid door het bestuur worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden opgelegd aan het uitgetreden lid.
7.
Als de opzegging door een lid niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt het lidmaatschap door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij het bestuur anders besluit.
8.
Het lidmaatschap is niet overdraagbaar.
9.
Het bestuur ( optie: algemene vergadering) kan het lidmaatschap slechts schriftelijk tegen het einde van het lopende schooljaar aan een lid opzeggen met in achtneming van een termijn van één schooljaar.
10.
Deelname aan het samenwerkingsverband en beëindiging van het lidmaatschap gaan in per één augustus van het (volgende) schooljaar.
11.
Het bestuur( optie: algemene vergadering) kan een lid per direct ontzetten indien deze in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.
12.
De ontzetting geschiedt door het bestuur (optie: algemene vergadering) dat het betrokken lid onverwijld van het besluit schriftelijk, onder opgave van redenen in kennis stelt.
13.
Het betrokken lid kan binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving tegen het besluit tot opzegging of ontzetting uit het lidmaatschap in beroep gaan bij de algemene vergadering. Het besluit van de algemene vergadering tot bevestiging van de opzegging of ontzetting kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee derde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.
Verenigingsorganen 1.
2.
De vereniging kent als organen: a.
de algemene vergadering;
b.
het bestuur.
Het bestuur functioneert als verenigingsbestuur en de algemene vergadering als intern toezichthoudend orgaan.
3.
Het bestuur draagt er zorg voor dat de algemene vergadering tijdig over de informatie beschikt die vereist is voor de uitoefening van het intern toezicht. (optie: voor de uitoefening van diens taak).
4.
De vereniging kent buiten de in lid 1 genoemde organen, geen andere organen die namens de vereniging kunnen handelen of zeggenschap in de zin van (gedeelde) bestuursmacht kunnen uitoefenen, behoudens na te melden door het bestuur aan te stellen directeur en behoudens natuurlijke personen die daartoe op basis van een uitdrukkelijke volmacht door het bestuur of de algemene vergadering worden aangewezen.
Bestuur (samenstelling) 1.
Het bestuur bestaat uit maximaal (optie: zeven) personen. Het aantal bestuursleden wordt vastgesteld door de algemene vergadering.
2.
De bestuursleden worden door de algemene vergadering benoemd, met dien verstande dat slechts een afgevaardigde van een lid tot bestuurslid kan worden benoemd. (optie: met uitzondering van de te benoemen onafhankelijke voorzitter). Optie:, met dien verstande dat: a.
aan ieder lid van de vereniging het recht toekomt om een bestuurslid voor te dragen;
b.
één lid wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 in stand houden;
4
c.
één lid wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 4 in stand houden;
d.
aan een bestuurslid de kwaliteitseis wordt gesteld dat deze afgevaardigde van een lid is en daarbij uitsluitend fungeert als algemeen of bovenschools directeur in dienst bij het betreffende lid, dan wel als uitvoerend bestuurder in dienst van het betreffende lid dan wel als College van Bestuur in dienst van het betreffende lid;
e.
optie: de voorzitter door de algemene vergadering kan worden benoemd zonder dat hij een dienstverband met een van de leden heeft.
3.
Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. Optie: Het bestuur wijst uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aan. Het bestuur kent een onafhankelijke voorzitter. De onafhankelijke voorzitter wordt door de algemene vergadering in functie benoemd. Onder een onafhankelijke voorzitter wordt verstaan: Optie A (voorzitter van ‘buiten’): een voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de leden respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de leden, of Optie B (voorzitter uit midden van de leden): een afgevaardigde van een lid die, om onafhankelijk van de (schoolbestuurlijke) belangen van dat lid te kunnen fungeren, dat lid op geen enkele wijze binnen het samenwerkingsverband vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen. 7 De voorzitter heeft geen stemrecht.
4.
Tot bestuurslid is niet benoembaar de directeur.
5.
Een bestuurslid kan niet als vertegenwoordiger van een bevoegd gezag zitting nemen in de algemene
6.
De voorzitter en de secretaris van het bestuur treden ook als zodanig op bij de algemene vergadering.
7.
De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden af volgens een door het
vergadering.
bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden bestuurslid is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan acht jaar. Het in een tussentijdse vacature benoemd bestuurslid neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd. 8.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ingeval van één of meer vacatures in het
9.
De algemene vergadering kan een bestuurslid schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig
bestuur vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur. acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen. 10.
De bestuursleden zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
11.
Een lid van het bestuur defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag;
e.
door het verlies van de functie of kwaliteit op grond waarvan hij tot bestuurder is benoemd.
Taken en bevoegdheden bestuur en directeur 1.
Het bestuur is belast met het besturen van de vereniging.
2.
Het bestuur, alsmede de voorzitter en secretaris gezamenlijk, zijn bevoegd de vereniging te vertegenwoordigen. 7
Het betreffende lid dient zich middels een andere afgevaardigde binnen het samenwerkingsverband te (laten)
vertegenwoordigen en/of aan discussies en besluitvorming deel te (laten) nemen.
5
3.
Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen anders dan in het kader van een schenking of erfrechtelijke verkrijging, tenzij het bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering heeft verkregen.
4.
Het bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de vereniging zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering heeft verkregen.
5.
Het bestuur benoemt een directeur die leiding geeft aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband en die is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten.
6.
De directeur geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en is
7.
Het bestuur alsmede de voorzitter en de secretaris mandateren het bestuur en beheer over het
verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid. samenwerkingsverband aan na te melden directeur binnen in het managementstatuut nauwkeurig omschreven grenzen en voor zover het niet betreft bevoegdheden die in lid 10 van dit artikel zijn voorbehouden aan het bestuur. 8.
Het bestuur stelt voor de directeur een managementstatuut vast waarbinnen de hij zijn taken en
9.
Het bestuur kan middels daartoe strekkende volmacht de directeur de bevoegdheid geven om de
bevoegdheden dient uit te oefenen. vereniging in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Optie: Het bestuur verleent hierbij de directeur de volmacht om de vereniging in en buiten rechte te vertegenwoordigen. 10.
Voorbehouden aan het bestuur is, na voorafgaande goedkeuring door de algemene vergadering, besluitvorming strekkende tot: a.
vaststelling van de strategische doelstellingen van de vereniging (missie en visie);
b.
vaststelling van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband;
c.
vaststelling van het jaarverslag van de vereniging;
d.
vaststelling van het managementstatuut alsmede vaststelling van eventuele kaders voor de
e.
aanvraag van faillissement van de vereniging en van surséance van betaling;
f.
optie: benoeming of ontslag van de directeur van het samenwerkingsverband;
g.
wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de vereniging en ontbinding van de
directeur;
vereniging, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo. 11.
Voorbehouden aan het bestuur is de benoeming, schorsing en het ontslag van personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden.
12.
Voorstellen voor besluiten als bedoeld in de vorige leden 10 en 11 worden door de directeur aan het bestuur voorgelegd voorzien van een schriftelijke toelichting met vermelding van de gevolgen van het beoogde besluit.
13.
De vereniging is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een klachtencommissie.
14.
Het bestuur (optie: de directeur) voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het personeel Decentraal Georganiseerd Overleg.
15.
Het bestuur (optie: de directeur) voert het overleg met de medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband.
Bestuursvergaderingen
6
1.
Het bestuur vergadert, met regelmatige tussenpozen, ten minste …….. maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of de meerderheid van de overige bestuursleden dit nodig oordelen.
2.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie
3.
Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medebestuurder laten
zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is. vertegenwoordigen. 4.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij het voltallige bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen. Optie: De directeur woont de vergaderingen van het bestuur bij en heeft een adviserende stem.
5.
Ieder lid van het bestuur brengt één stem uit (optie indien men een onafhankelijk voorzitter uit het midden van de leden benoemt de volgende tekst opnemen: zulks met uitzondering van de voorzitter). Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
6.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
7.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
8.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
9.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
10.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
11.
Van de bestuursvergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende bestuursvergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
Taken en bevoegdheden algemene vergadering 1.
Elk lid is door een afgevaardigde vertegenwoordigd in de algemene vergadering.
2.
De in lid 1 bedoelde vertegenwoordiger van een lid kan niet zijn een persoon die lid is (of de afgelopen vier jaar lid is geweest) van het bestuur van het samenwerkingsverband.
3.
Alle besluitvorming in de vereniging voorzover in deze statuten niet opgedragen aan andere organen, is voorbehouden aan de algemene vergadering.
4.
De algemene vergadering heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de gang van zaken binnen de vereniging, een en ander met het oog op de belangen van de vereniging. De algemene vergadering kan het bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren.
5.
De algemene vergadering stelt een toezichtkader op.
6.
De algemene vergadering is vrij in de wijze waarop zij zich laat informeren over de vereniging.
7.
De algemene vergadering ziet toe op de naleving van de wettelijke verplichtingen, de code goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code, maar ook op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de vereniging verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs.
8.
De algemene vergadering is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag.
7
9.
De algemene vergadering is belast met het aanwijzen van de registeraccountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
10.
De algemene vergadering dient onder meer de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband, het ondersteuningsplan respectievelijk het jaarverslag van de vereniging goed te keuren.
Algemene vergaderingen en besluitvorming 1.
Jaarlijks wordt ten minste één algemene vergadering gehouden en wel binnen zes maanden na afloop van het verenigingsjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de algemene vergadering. In deze algemene vergadering legt het bestuur ter goedkeuring over: a.
het jaarverslag over de gang van zaken in de vereniging en over het gevoerde beleid alsmede de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting;
b.
de meerjarenbegroting.
Deze stukken worden ondertekend door de bestuursleden; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan ieder lid in rechte vorderen van de gezamenlijke bestuurders dat zij deze verplichtingen nakomen. 2.
Het bestuur geeft in het jaarverslag aan in welke mate de voor dat jaar gestelde doelstellingen zijn gehaald, welke activiteiten het heeft ontplooid en welke maatregelen zijn genomen om de beoogde missie en doelstellingen te bereiken. Daarbij geeft het bestuur aan of voldaan is aan de uitspraken zoals vermeld in het toezichtkader. Tevens informeert het bestuur de algemene vergadering over zijn (beleids)plannen voor het komende jaar.
3.
Voorts worden algemene vergaderingen door het bestuur bijeengeroepen zo dikwijls het bestuur dit wenselijk oordeelt of daartoe op grond van de wet verplicht is.
4.
Op schriftelijk verzoek van ten minste één/…………. gedeelte van de stemgerechtigde leden is het bestuur verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering, te houden binnen vier weken na indiening van het verzoek.
5.
Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot de bijeenroeping van de algemene vergadering overgaan op de wijze als in lid 6 bepaald. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding van de vergadering en het opstellen van de notulen.
6.
De bijeenroeping van de algemene vergadering geschiedt door schriftelijk mededeling aan de stemgerechtigden op een termijn van ten minste zeven dagen. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld.
7.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. (Optie: Besluiten over het ondersteuningsplan worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen). Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
8.
Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
9.
Opties 8: A.
Elk lid heeft één stem.
B.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen;
8
Om te voorkomen dat enkele grote schoolbesturen die wel de meerderheid van de leerlingen hebben maar een kleine minderheid zijn van het aantal schoolbesturen een besluit kunnen nemen, kan de staffeling zo worden vormgegeven dat er ten minste een bepaald quorum van schoolbesturen nodig is om tot een meerderheidsbesluitvorming te komen. De invloed van de grote schoolbesturen wordt in optie c dan ‘afgetopt’. De wijze waarop de staffeling er precies uit komt te zien vereist doorberekening van alle leerlingenaantallen van de schoolbesturen.
8
vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; enzovoorts C.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen; vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; één duizend één (1.001) – één duizend vierhonderd (1.400) leerlingen: zes stemmen; één duizend vierhonderd één (1.401) – één duizend achthonderd (1.800) leerlingen: zeven stemmen; één duizend achthonderd één (1.801) – twee duizend tweehonderd (2.200) leerlingen: acht stemmen, en voor elke volgende zes honderd leerlingen boven de twee duizend tweehonderd leerlingen heeft het betreffende lid één stem meer. Boven de drie duizend vier honderd (3.400) leerlingen komt het betreffende lid geen extra stem meer toe.
Voor de stemverhouding is het aantal leerlingen per één oktober van het voorafgaande jaar bepalend. De stemverhouding wordt opnieuw vastgelegd zodra het aantal leden van de vereniging wijzigt. 10.
Stemmen per volmacht is toegestaan, mits de volmacht is verstrekt aan een andere afgevaardigde van het betreffende lid dan wel aan een ander(e) (afgevaardigde van een) lid.
11.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
12.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
13.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
14.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
15.
Van de algemene vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende algemene vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
Geschillenregeling en mediation OPTIE 1: mediation voorafgaand aan geschillenregeling 1.
In geval van geschillen over de toepassing van de samenwerking zullen de partijen die het geschil betreft trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation. Eerst indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan een door het samenwerkingsverband in te stellen onafhankelijke geschillencommissie (optie: aan de landelijke geschillencommissie waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten).
2.
Een lid van de vereniging kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo het bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of die handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
OPTIE 2: Alleen geschillenregeling 9
1.
Het samenwerkingsverband stelt een onafhankelijke geschillencommissie in ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband. (optie: het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie ……………………..ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband)
2.
Een lid van de vereniging kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo het bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of de handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
Procedure ondersteuningsplan OPTIE 1: uitgewerkt met data 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
De directeur stelt een voorstel voor het ondersteuningsplan op gebaseerd op de door de leden vastgestelde schoolondersteuningsprofielen. Elk lid zendt het (de) vastgestelde schoolondersteuningsprofiel(en) vóór één januari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft aan de directeur.
3.
De directeur legt het voorstel voor het ondersteuningsplan, vóór één februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, voor aan het bestuur.
4.
Het bestuur neemt een voorgenomen besluit aangaande het voorstel voor het ondersteuningsplan en bespreekt dit voorstel vóór vijftien februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft met de algemene vergadering ter voorlopige goedkeuring.
5.
De algemene vergadering wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
6.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
7.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 9, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 10, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
8.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 6 en lid 7 vermelde overleg heeft plaats gehad doch vóór vijftien maart van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking, ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
9.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
10.
Het bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 6 en
9
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 10 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
10
lid 7 van dit artikel heeft plaatsgevonden, vervolgens vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft het definitieve ondersteuningsplan vast. 11.
De directeur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
OPTIE 2: beperktere uitwerking (procedure/termijnen in reglement uitwerken) 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het bestuur bespreekt het voorstel voor het ondersteuningsplan met de algemene vergadering ter
3.
De algemene vergadering wordt door het bestuur een redelijke termijn gesteld waarbinnen een
voorlopige goedkeuring. schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan. 4.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
5.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 11, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 12, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
6.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 4 en lid 5 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
7.
Het bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 4 en lid 5 van dit artikel heeft plaatsgevonden, het definitieve ondersteuningsplan vast.
8.
De directeur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
Procedure ondersteuningsplan schooljaar 2012-2013 1.
Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt in afwijking van het in de vorige artikel bepaalde uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd. Optie: indien in voorgaand artikel voor optie 2 (procedure/termijnen in reglement) is gekozen de volgende tekst opnemen: Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd.
11
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 12 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
11
2.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan.
3.
Indien door de ondersteuningsplanraad aan het te nemen besluit van het samenwerkingsverband over het eerste ondersteuningsplan de instemming wordt onthouden, wordt het voorstel vervolgens door het bestuur binnen twee weken aan de geschillencommissie als bedoeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen voorgelegd. De commissie voor geschillen doet in geschillen over het eerste ondersteuningsplan uiterlijk op vijftien april tweeduizend dertien uitspraak. Tegen de uitspraak staat geen beroep open.
Inhoud ondersteuningsplan Het bestuur draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan aan de wijzen, afspraken, procedures en criteria voldoet zoals vermeld in artikel 17a lid 8 Wet op het voortgezet onderwijs. Dit betreft in ieder geval: a.
de wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen;
b.
de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting;
c.
de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
d.
de wijze van inrichting van de in artikel ……. vermelde adviescommissie;
e.
de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40 lid 12 van de Wet op de expertisecentra, betrekking heeft, is verstreken;
f.
de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen
g.
de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over ondersteuningsvoorzieningen;
h.
de wijze waarop wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel 85d van de Wet op het
die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging;
voortgezet onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 85d lid 1 bedoelde peildatum; (naast de bekostigingspeildatum van 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt) i.
de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel 85d lid 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Informatieplicht 1.
Elk lid voorziet het bestuur en de directeur van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de vereniging.
2.
De leden sturen vóór vijftien oktober van elk jaar hun telgegevens van één oktober naar de directeur.
Medezeggenschap 1.
Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden. Het bestuur stelt een reglement vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap op Scholen.
2.
Deze medezeggenschapsraad zal uit tenminste twee leden bestaan die worden gekozen uit en door het personeel dat in dienst is, dan wel ten minste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming, bij het samenwerkingsverband.
12
3.
Het samenwerkingsverband stelt tevens een ondersteuningsplanraad in. Het bestuur stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
4.
De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt.
5.
De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen.
6.
Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan.
7.
De leden van het samenwerkingsverband zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de leden te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het schoolondersteuningsprofiel.
Permanente commissie leerlingenzorg OPTIE 1: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de leden in het samenwerkingsverband adviseert over het aanbod en de invulling van leerwegondersteunend onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
OPTIE 2: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de taken vervult zoals in artikel 17a lid 11 van de Wet op het voorgezet onderwijs vermeld. In het ondersteuningsplan worden eventuele aanvullende taken aan de permanente commissie leerlingenzorg opgedragen.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
Adviescommissie toelaatbaarheid 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan het voortgezet speciaal onderwijs.(optie: de permanente commissie leerlingenzorg fungeert tevens als adviescommissie toelaatbaarheid)
2.
De adviescommissie bestaat uit minimaal drie leden.
3.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in het ondersteuningsplan.
4.
Het samenwerkingsverband neemt, met het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school van de betreffende leerling en verstrekt de ouders van de leerling een afschrift van de beslissing.
Bezwaaradviescommissie Optie A: Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie ……………….die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. Optie B: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in die: a.
adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs;
13
b.
een voor de leden bindende uitspraak doet inzake geschillen waarbij een lid ernstig in zijn belang wordt geschaad.
2.
De geschillencommissie bestaat uit een voorzitter en minimaal twee leden. De voorzitter maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.
3.
Het bestuur stelt een reglement vast voor de werkwijze van deze commissie.
4.
Tegen een beslissing van het samenwerkingsverband op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders 1.
Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke wijze persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie, vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn.
2.
Het samenwerkingsverband verstrekt van élk advies aan het bevoegd gezag van de school over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
Boekjaar en jaarstukken 1.
Het boekjaar van de vereniging is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft een verlengd boekjaar en eindigt derhalve per ultimo december tweeduizend dertien.
2.
Het bestuur van de vereniging is verplicht van de vermogenstoestand van de vereniging en van al hetgeen verder de financiën van de vereniging betreft op zodanige wijze boek te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de vereniging kunnen worden gekend.
3.
In de algemene vergadering, die jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt gehouden, legt het bestuur rekening en verantwoording af over het verstreken boekjaar, aan de hand van een door het bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag.
4.
De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
5.
Verder wordt de jaarrekening gecontroleerd door de registeraccountant die door de algemene vergadering is benoemd. Deze registeraccountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan de algemene vergadering en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het bestuur.
6.
De algemene vergadering is bevoegd in een apart besluit de bestuursleden décharge te verlenen voor
7.
Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere
hun bestuur, nadat het jaarrekening is goedgekeurd door de algemene vergadering. gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren. Statutenwijziging 1. 2.
Wijziging van de statuten kan slechts plaats hebben na een besluit van de algemene vergadering. De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste veertien dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat de mededeling dat daarin de wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
3.
Degenen die de oproeping tot de algemene vergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de dag der vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging(en) woordelijk is (zijn) opgenomen, op
14
een daartoe geschikte plaats voor de leden ter inzage leggen tot na de afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden. 4.
Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten door een algemene vergadering waarin ten minste twee derden van het totaal aantal leden van de vereniging aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
5.
Is niet twee derde van de leden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen vier, doch niet eerder dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen.
6.
Het lid 4 en 5 bepaalde is niet van toepassing als tijdens de algemene vergadering alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen.
7.
De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
8.
Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot (af)splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Ontbinding en vereffening 1.
Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de vereniging ontbonden door een besluit daartoe van de algemene vergadering. Het in deze statuten ten aanzien van statutenwijziging bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien bij een besluit tot ontbinding geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening door het bestuur.
3.
Aanwezige geld/middelen van de vereniging worden voor de datum van ontbinding naar rato van het aantal leerlingen teruggestort naar de bevoegde gezagsorganen.
4.
Na de ontbinding blijft de vereniging voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de vereniging uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
5.
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de vereniging moeten worden bewaard door een door de vereffenaars aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening.
Overgangsbepalingen (alleen toe te passen bij statutenwijziging van huidige SWV naar SWV PaO) 1.
Tot één augustus twee duizend dertien dan wel tot de datum daarna waarop de Wet passend onderwijs in werking is getreden, zijn de bij het samenwerkingsverband aangesloten bevoegde gezagen die (een) scho(o)l(en) voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra in stand houden, uitsluitend bevoegd gebruik te maken van hun stem voor zover het gaat om de vaststelling dan wel wijziging van het ondersteuningsplan en aangelegenheden die betrekking hebben op het ondersteuningsplan.
2.
De bepaling in het voorgaande lid vervalt op het moment dat het samenwerkingsverband, welke destijds op grond van artikel 10 h Wet op het voortgezet onderwijs was opgericht (en waarvan alleen bevoegde gezagen lid waren die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs in stand houden), niet meer als zodanig wordt bekostigd als gevolg van inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs op één augustus twee duizend dertien dan wel op een later bij wet te bepalen tijdstip.
15
TEKST VERENIGING – VO
RAAD VAN BEHEER MODEL
Toezichthouder: algemene vergadering en de niet-uitvoerende bestuurders (AB) Voorbereiding/uitvoering: uitvoerend bestuurder (DB) of directeur-bestuurder. Het AB en DB vormen tezamen het bestuur. Inleiding Optie 1: statutenwijziging -
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle aan te sluiten/aangesloten bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 1
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden sluiten zich aan bij de bestaande Vereniging VO ……………………………door per één november tweeduizend twaalf, voor zover aan de orde, lid te worden van voornoemde vereniging en wensen de statuten van deze vereniging aan te passen overeenkomstig de wettelijke eisen teneinde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen. In dat kader is besloten tot een algehele statutenwijziging van deze rechtspersoon en zijn de statuten opnieuw vastgesteld op de ledenvergadering d.d. …………………………….. Optie 2: oprichting nieuwe rechtspersoon
-
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle oprichtende bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het in deze akte op te richten samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 2
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
1
Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen. 2 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen.
1
-
Ondergetekenden hebben besloten, ten einde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen, om een nieuwe rechtspersoon op te richten (en om zich daarbij aan te sluiten), genaamd: ……………………………………………. en hebben de statuten als volgt vastgesteld:
Begripsbepalingen ( zoveel mogelijk in alfabetische volgorde plaatsen) -
Afgevaardigde: een natuurlijk persoon die – al dan niet krachtens substitutie - het bevoegd gezag krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd.
-
Bevoegd gezag: de rechtspersoon, of in geval van niet-verzelfstandigd openbaar onderwijs het orgaan, die (een) scho(o)l(en) in stand houdt binnen de vorenbedoelde regio alsmede de rechtspersoon die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra, in stand houdt waarvan de vestiging(en) is (zijn) gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband en die deel neemt aan het onderhavige samenwerkingsverband.
-
Medezeggenschapsraad: de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ondersteuningsplan: het plan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Ondersteuningsplanraad: de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ouders: de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen.
-
Regio: het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt.
-
Samenwerkingsverband: de bij deze akte op te richten rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Optie: (in geval van statutenwijziging:) Samenwerkingsverband: onderhavige rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Scholen(school): alle vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra en gevestigd in voormelde regio.
-
Schooljaar: het tijdvak van één augustus tot en met éénendertig juli daaraanvolgend.
-
Schoolondersteuningsprofiel(en): een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende scho(o)l(en) zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
Naam De vereniging draagt de naam: samenwerkingsverband ……………… 3 De vereniging heeft haar zetel in de gemeente: …………………. 4 Doelstelling 1.
De vereniging heeft ten doel: 5 a.
het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a
b.
het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen
lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs; alle scholen; c.
het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
d.
een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
2.
De vereniging poogt het doel te bereiken door:
3
De naam hoeft niet perse het woord ‘vereniging’ te bevatten Indien de regio meerdere gemeentes omvat dan 1 gemeente kiezen als zetel 5 Het mag niet zijn het maken van winst ter verdeling onder de leden, zie 17a WVO. 4
2
a.
gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b. c.
het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag; het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het voortgezet speciaal onderwijs op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d.
het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e.
het in standhouden van een permanente commissie leerlingenzorg;
f.
optie: het inrichten van een orthopedagogisch-didactisch centrum;
g.
optie: het uitoefenen van door de bevoegde gezagsorganen aan de vereniging overgedragen bevoegdheden;
h. 3.
andere middelen die aan het doel van de vereniging dienstbaar kunnen zijn.
De vereniging beoogt niet het maken van winst.
Geldmiddelen De geldmiddelen welke het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit: 1.
de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van het
2.
de bijdragen van de leden;
samenwerkingsverband; 3.
verenigingskapitaal en de inkomsten daaruit;
4.
subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
5.
erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard.
Lidmaatschap 1.
Leden kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn, dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs vormen, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband. Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) houdt bij wie lid is van de vereniging.
./.
Optie: De leden van de vereniging worden vermeld op de aan deze akte gehechte bijlage.
2.
Lid is dat bevoegde gezagsorgaan die zich schriftelijk als lid bij het bestuur heeft aangemeld en voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het bestuur als lid is toegelaten. Ingeval van niet-toelating door het bestuur kan de algemene ledenvergadering alsnog tot toelating besluiten.
3.
De leden eerbiedigen elkanders identiteit en de vereniging houdt daar bij de uitvoering van de taken rekening mee.
4.
Het lidmaatschap eindigt indien: a.
het lid ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en/of niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
onder het lid geen school meer in de regio ressorteert, dan wel indien het betreft een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs welke geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio;
5.
c.
het lid het lidmaatschap opzegt;
d.
namens de vereniging het lidmaatschap wordt opgezegd.
Een lid kan de deelname aan de vereniging slechts beëindigen door het lidmaatschap schriftelijk op te zeggen met in achtneming van tenminste een termijn van zes maanden tegen het einde van het lopende schooljaar.
6.
In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen voortvloeiende uit de beëindiging naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid door het 3
bestuur worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden opgelegd aan het uitgetreden lid. 7.
Als de opzegging door een lid niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt het lidmaatschap door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij het bestuur anders besluit.
8.
Het lidmaatschap is niet overdraagbaar.
9.
Het bestuur ( optie: algemene vergadering) kan het lidmaatschap slechts schriftelijk tegen het einde van het lopende schooljaar aan een lid opzeggen met in achtneming van een termijn van één schooljaar.
10.
Deelname aan het samenwerkingsverband en beëindiging van het lidmaatschap gaan in per één
11.
Het bestuur( optie: algemene vergadering) kan een lid per direct ontzetten indien deze in strijd met
augustus van het (volgende) schooljaar. de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. 12.
De ontzetting geschiedt door het bestuur (optie: algemene vergadering) dat het betrokken lid onverwijld van het besluit schriftelijk, onder opgave van redenen in kennis stelt.
13.
Het betrokken lid kan binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving tegen het besluit tot opzegging of ontzetting uit het lidmaatschap in beroep gaan bij de algemene vergadering. Het besluit van de algemene vergadering tot bevestiging van de opzegging of ontzetting kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee derde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.
Verenigingsorganen 1.
De vereniging kent als organen: a.
de algemene vergadering;
b.
het bestuur bestaande uit het algemeen bestuur (niet-uitvoerend bestuur) en het dagelijks bestuur (uitvoerend bestuur), optie: of wel verder te noemen de directeur-bestuurder.
2.
Het bestuur functioneert als verenigingsbestuur waarbij het algemeen bestuur als beleidsbepalend en intern toezichthoudend orgaan functioneert ten aanzien van het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder die het dagelijks bestuur uitoefent).
3.
De algemene vergadering functioneert als intern toezichthoudend orgaan voor het bestuur.
4.
De vereniging kent buiten de in lid 1 genoemde organen, geen andere organen die namens de vereniging kunnen handelen of zeggenschap in de zin van (gedeelde) bestuursmacht kunnen uitoefenen, behoudens natuurlijke personen die daartoe op basis van een uitdrukkelijke volmacht door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder) of de algemene vergadering worden aangewezen.
5.
De organen van de vereniging dragen zorg voor een goede onderlinge verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
6.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) draagt er zorg voor dat het algemeen bestuur tijdig over de informatie beschikt die vereist is voor de uitoefening van het intern toezicht. (optie: voor de uitoefening van diens taak).
7.
Het bestuur draagt er zorg voor dat de algemene vergadering tijdig over de informatie beschikt die vereist is voor de uitoefening van het intern toezicht. (optie: voor de uitoefening van diens taak).
(Algemeen) bestuur (samenstelling) 1.
Het algemeen bestuur bestaat uit maximaal (optie: zeven, i.g.g. meer dan DB) personen. Het aantal bestuursleden van het algemeen bestuur wordt vastgesteld door de algemene vergadering. Optie: Het bestuur bestaat uit maximaal (optie: zeven) personen. Het aantal bestuursleden wordt vastgesteld door de algemene vergadering. Het bestuur wijst uit haar midden de leden aan die gezamenlijk het dagelijks bestuur vormen. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan die de vergaderingen van het algemeen bestuur en het bestuur leidt.
4
2.
De leden van het algemeen bestuur worden door de algemene vergadering benoemd, met dien verstande dat slechts een afgevaardigde van een lid tot lid van het algemeen bestuur kan worden benoemd. (optie: met uitzondering van de te benoemen onafhankelijke voorzitter) Optie:, met dien verstande dat: a.
aan ieder lid van de vereniging het recht toekomt om een lid voor het algemeen bestuur voor te dragen;
b.
één lid van het algemeen bestuur wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 in stand houden;
c.
één lid van het algemeen bestuur wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 4 in stand houden;
d. e.
de benoeming geschiedt op grond van vooraf openbaar gemaakte profielen; aan een lid van het algemeen bestuur de kwaliteitseis wordt gesteld dat deze afgevaardigde van een lid is en daarbij uitsluitend fungeert als algemeen of bovenschools directeur in dienst bij het betreffende lid, dan wel als uitvoerend bestuurder in dienst van het betreffende lid dan wel als College van Bestuur in dienst van het betreffende lid;
f.
optie: de voorzitter van het algemeen bestuur kan door de algemene vergadering worden benoemd zonder dat hij een afgevaardigde van een lid is casu quo zonder dat hij een dienstverband met een van de leden heeft.
3.
Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. Optie: Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aan. Het algemeen bestuur kent een onafhankelijke voorzitter. De onafhankelijke voorzitter wordt door de algemene vergadering in functie benoemd. Onder een onafhankelijke voorzitter wordt verstaan: Optie A (voorzitter van ‘buiten’): een voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de leden respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de leden, of Optie B (voorzitter uit midden van de leden): een afgevaardigde van een lid die, om onafhankelijk van de (schoolbestuurlijke) belangen van dat lid te kunnen fungeren, dat lid op geen enkele wijze binnen het samenwerkingsverband vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen. 6 De voorzitter heeft geen stemrecht.
4.
Tot voorzitter van het algemeen bestuur kan niet worden benoemd een persoon die lid is of is geweest van het dagelijks bestuur van de vereniging dan wel een persoon die directeur-bestuurder van de vereniging is of is geweest.
5.
Een lid van het algemeen bestuur kan niet als vertegenwoordiger van een bevoegd gezag zitting
6.
De voorzitter en de secretaris van het algemeen bestuur treden ook als zodanig op bij de algemene
7.
De leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden af
nemen in de algemene vergadering. vergadering. volgens een door het algemeen bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden lid van het algemeen bestuur is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan acht jaar. Het in een tussentijdse vacature benoemd lid van het algemeen bestuur neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd. 8.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ingeval van één of meer vacatures in het algemeen bestuur vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur. 6
Het betreffende lid dient zich middels een andere afgevaardigde binnen het samenwerkingsverband te (laten)
vertegenwoordigen en/of aan discussies en besluitvorming deel te (laten) nemen.
5
9.
De algemene vergadering kan een lid van het algemeen bestuur schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
10.
De leden van het algemeen bestuur zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
11.
Een lid van het algemeen bestuur defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag;
e.
door het verlies van de functie of kwaliteit op grond waarvan hij tot bestuurder is benoemd.
Taken en bevoegdheden (algemeen) bestuur 1.
Het bestuur bestuurt en vertegenwoordigt de vereniging. Daarnaast komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid gezamenlijk toe aan de voorzitter en de secretaris van het algemeen bestuur. (Optie: Voorts is het dagelijks bestuur (optie: de directeurbestuurder) bevoegd de vereniging te vertegenwoordigen.)
2.
Het algemeen bestuur is belast met het algemeen bestuur van de vereniging.
3.
Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen anders dan in het kader van een schenking of erfrechtelijke verkrijging, tenzij het algemeen bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering heeft verkregen.
4.
Het bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de vereniging zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het algemeen bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering heeft verkregen.
5.
Het algemeen bestuur delegeert, tot wederopzegging en onverminderd zijn eindverantwoordelijkheden, alle bestuurlijke taken en bevoegdheden - met uitzondering van hetgeen zij zich hierna voor zich zelf voorbehoud - aan het dagelijkse bestuur (optie: de directeurbestuurder).
6.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) wordt ten aanzien van de gedelegeerde taken en bevoegdheden de uitvoerende bestuurder.
7.
Het algemeen bestuur is het intern toezichthoudend orgaan op de uitvoering van de gedelegeerde taken en bevoegdheden.
8.
Het algemeen bestuur stelt een toezichtkader op.
9.
Het algemeen bestuur houdt toezicht op de naleving door het dagelijks bestuur (optie: de directeurbestuurder) van de wettelijke verplichtingen, de code goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code, maar ook op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de vereniging verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs.
10.
Het algemeen bestuur stelt een bestuursstatuut vast waarin de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder) wordt uitgewerkt.
Besluitvorming algemeen bestuur 1.
Het algemeen bestuur vergadert, met regelmatige tussenpozen, ten minste …….. maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of de meerderheid van de overige bestuursleden dit nodig oordelen.
2.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van het algemeen bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is.
6
3.
Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medebestuurder laten
4.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de
vertegenwoordigen. vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij het voltallige bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen. 5.
Ieder lid van het bestuur brengt één stem uit (optie indien men een onafhankelijk voorzitter uit het midden van de leden benoemt de volgende tekst opnemen: zulks met uitzondering van de voorzitter). Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
6.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
7.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
8.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
9.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
10.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
11.
Tenminste twee keer per jaar is er een vergadering van het algemeen en dagelijks bestuur gezamenlijk, waarbij het functioneren van het algemeen en dagelijks bestuur aan de orde komt en de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid wordt besproken.
12.
Tot de bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn het algemeen en dagelijks bestuur
13.
De gemeenschappelijke vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het algemeen bestuur.
gelijkelijk bevoegd. Indien deze afwezig is voorzien de aanwezige bestuurders in de leiding van de vergadering. Tot dat moment wordt de vergadering geleid door het in leeftijd oudste aanwezige bestuurslid. 14.
Van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van de gemeenschappelijke vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitters van zowel het algemeen als het dagelijks bestuur (optie: door de voorzitter van het algemeen bestuur en de directeur-bestuurder).
Dagelijks bestuur (samenstelling) 1.
Het algemeen bestuur bepaalt het aantal leden van het dagelijks bestuur en benoemt, schorst en ontslaat deze bestuursleden. Indien het dagelijks bestuur uit meer dan één persoon bestaat, wordt de voorzitter van het dagelijks bestuur in functie benoemd. Optie: De vereniging heeft een dagelijks bestuur bestaande uit de directeur-bestuurder. De directeur-bestuurder wordt benoemd door het algemeen bestuur en kan door het algemeen bestuur worden geschorst en/of ontslagen.
2.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) wordt benoemd voor onbepaalde tijd.
3.
Tot lid van het dagelijks bestuur (optie: Tot directeur-bestuurder) kan niet worden benoemd een persoon die reeds een bestuurs- of toezichtfunctie vervult bij een lid van de vereniging noch een persoon die in de voorafgaande vier jaar lid is geweest van het algemeen bestuur van de vereniging.
4.
Een lid van het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) kan niet als vertegenwoordiger van een bevoegd gezag zitting nemen in de algemene vergadering.
5.
Een lid van het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) defungeert: 7
6.
a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag door het algemeen bestuur;
e.
door ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met de vereniging.
Indien het voltallige dagelijks bestuur wordt geschorst of defungeert (optie: indien de directeurbestuurder wordt geschorst of defungeert) wordt door of namens het algemeen bestuur opgetreden als waarnemer van het dagelijkse bestuur.
7.
Een lid van het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) is bevoegd te allen tijde zelf zijn ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
Taken en bevoegdheden (dagelijks) bestuur (optie: directeur-bestuurder en bestuur) 1.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) geeft leiding aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband en is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten.
2.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en is verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid.
3.
Voorbehouden aan het bestuur is, na voorafgaande goedkeuring door de algemene vergadering, besluitvorming strekkende tot: a.
vaststelling van de strategische doelstellingen van de vereniging (missie en visie);
b.
vaststelling van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband;
c.
vaststelling van het jaarverslag van de vereniging;
d.
vaststelling van het bestuursstatuut alsmede vaststelling van eventuele kaders voor het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder);
e.
aanvraag van faillissement van de vereniging en van surséance van betaling;
f.
wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de vereniging en ontbinding van de vereniging, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
4.
Voorbehouden aan het algemeen bestuur (optie: dagelijks bestuur) is de benoeming, schorsing en het ontslag van personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden.
5.
Voorstellen voor besluiten als bedoeld in de vorige leden 3 en 4 worden door het dagelijks bestuur (optie: directeur-bestuurder) aan het algemeen bestuur voorgelegd voorzien van een schriftelijke toelichting met vermelding van de gevolgen van het beoogde besluit.
6.
De vereniging is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een klachtencommissie.
7.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke
8.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) voert het overleg met de
aspecten van het personeel Decentraal Georganiseerd Overleg. medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband. 9.
Optie: Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) heeft de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van het algemeen bestuur nodig voor de volgende aangelegenheden: a.
het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de vereniging;
b.
het aangaan van geldleningen boven een door het algemeen bestuur vast te stellen bedrag;
c.
ingrijpende reorganisaties van de vereniging respectievelijk de onder haar ressorterende scholen.
8
10.
Optie: Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) stelt een managementstatuut vast waarin de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bevoegde gezagsorganen in relatie tot het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder) staat beschreven.
Besluitvorming dagelijks bestuur (dit tekstblok kan vervallen als dagelijks bestuur uit 1 persoon bestaat te weten de directeur-bestuurder) 1.
Het dagelijks bestuur vergadert, met regelmatige tussenpozen, ten minste …….. maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of de meerderheid van de overige bestuursleden dit nodig oordelen.
2.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van het dagelijks bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is.
3.
Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medebestuurder laten vertegenwoordigen.
4.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij het voltallige bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.
5.
Ieder lid van het dagelijks bestuur brengt één stem uit. Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of
6.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte
meer leden een schriftelijke stemming wensen. geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 7.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag der stemming is
8.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist,
beslissend. dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt. 9.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
10.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
11.
Van de vergaderingen van het dagelijks bestuur worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende bestuursvergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter.
Taken en bevoegdheden algemene vergadering 1.
Elk lid is door een afgevaardigde vertegenwoordigd in de algemene vergadering.
2.
De in lid 1 bedoelde vertegenwoordiger van een lid kan niet zijn een persoon die lid is (of de afgelopen vier jaar lid is geweest) van het bestuur van het samenwerkingsverband.
3.
Alle besluitvorming in de vereniging voor zover in deze statuten niet opgedragen aan andere organen, is voorbehouden aan de algemene vergadering.
4.
De algemene vergadering heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de gang van zaken binnen de vereniging, een en ander met het oog op de belangen van de vereniging. De algemene vergadering kan het bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren.
5.
De algemene vergadering is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van zijn taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag.
6.
De algemene vergadering is belast met het aanwijzen van de registeraccountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 9
7.
De algemene vergadering dient ondermeer de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband, het ondersteuningsplan respectievelijk het jaarverslag van de vereniging goed te keuren.
Algemene vergaderingen en besluitvorming 1.
Jaarlijks wordt ten minste één algemene vergadering gehouden en wel binnen zes maanden na afloop van het verenigingsjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de algemene vergadering. In deze algemene vergadering legt het bestuur ter goedkeuring over: a.
het jaarverslag over de gang van zaken in de vereniging en over het gevoerde beleid alsmede de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting;
b.
de meerjarenbegroting.
Deze stukken worden ondertekend door de bestuursleden; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan ieder lid in rechte vorderen van de gezamenlijke bestuurders dat zij deze verplichtingen nakomen. 2.
Het bestuur geeft in het jaarverslag aan in welke mate de voor dat jaar gestelde doelstellingen zijn gehaald, welke activiteiten het heeft ontplooid en welke maatregelen zijn genomen om de beoogde missie en doelstellingen te bereiken. Daarbij geeft het bestuur aan of voldaan is aan de uitspraken zoals vermeld in het toezichtkader. Tevens informeert het bestuur de algemene vergadering over zijn (beleids)plannen voor het komende jaar.
3.
Het algemeen bestuur is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van zijn toezichthoudende taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag.
4.
Voorts worden algemene vergaderingen door het bestuur bijeengeroepen zo dikwijls het bestuur dit wenselijk oordeelt of daartoe op grond van de wet verplicht is.
5.
Op schriftelijk verzoek van ten minste één/…………. gedeelte van de stemgerechtigde leden is het bestuur verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering, te houden binnen vier weken na indiening van het verzoek.
6.
Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot de bijeenroeping van de algemene vergadering overgaan op de wijze als in lid 7 bepaald. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding van de vergadering en het opstellen van de notulen.
7.
De bijeenroeping van de algemene vergadering geschiedt door schriftelijk mededeling aan de stemgerechtigden op een termijn van ten minste zeven dagen. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld.
8.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. (Optie: Besluiten over het ondersteuningsplan worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen). Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
9.
Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
10.
Opties 7: A.
Elk lid heeft één stem.
B.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen;
7
Om te voorkomen dat enkele grote schoolbesturen die wel de meerderheid van de leerlingen hebben maar een kleine minderheid zijn van het aantal schoolbesturen een besluit kunnen nemen, kan de staffeling zo worden vormgegeven dat er ten minste een bepaald quorum van schoolbesturen nodig is om tot een meerderheidsbesluitvorming te komen. De invloed van de grote schoolbesturen wordt in optie c dan ‘afgetopt’. De wijze waarop de staffeling er precies uit komt te zien vereist doorberekening van alle leerlingenaantallen van de schoolbesturen.
10
vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; enzovoorts C.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen; vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; één duizend één (1.001) – één duizend vierhonderd (1.400) leerlingen: zes stemmen; één duizend vierhonderd één (1.401) – één duizend achthonderd (1.800) leerlingen: zeven stemmen; één duizend achthonderd één (1.801) – tweeduizend tweehonderd (2.200) leerlingen: acht stemmen, en voor elke volgende zeshonderd leerlingen boven de tweeduizend tweehonderd leerlingen heeft het betreffende lid één stem meer. Boven de drie duizend vier honderd (3.400) leerlingen komt het betreffende lid geen extra stem meer toe.
Voor de stemverhouding is het aantal leerlingen per één oktober van het voorafgaande jaar bepalend. De stemverhouding wordt opnieuw vastgelegd zodra het aantal leden van de vereniging wijzigt. 11.
Stemmen per volmacht is toegestaan, mits de volmacht is verstrekt aan een andere afgevaardigde van het betreffende lid dan wel aan een ander(e) (afgevaardigde van een) lid.
12.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
13.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
14.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
15.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
16.
Van de algemene vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende algemene vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
Geschillenregeling en mediation OPTIE 1: mediation voorafgaand aan geschillenregeling 1.
In geval van geschillen over de toepassing van de samenwerking zullen de partijen die het geschil betreft trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation. Eerst indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan een door het samenwerkingsverband in te stellen onafhankelijke geschillencommissie (optie: aan de landelijke geschillencommissie waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten).
2.
Een lid van de vereniging kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo het bestuur casu quo het dagelijks bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of die handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
11
OPTIE 2: Alleen geschillenregeling 1.
Het samenwerkingsverband stelt een onafhankelijke geschillencommissie in ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband. (optie: het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie ……………………..ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband)
2.
Een lid van de vereniging kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo het bestuur casu quo het dagelijks bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of de handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
Procedure ondersteuningsplan OPTIE 1: uitgewerkt met data 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) stelt een voorstel voor het ondersteuningsplan op gebaseerd op de door de leden vastgestelde schoolondersteuningsprofielen. Elk lid zendt het (de) vastgestelde schoolondersteuningsprofiel(en) vóór één januari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft aan het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder).
3.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) legt het voorstel voor het ondersteuningsplan, vóór één februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, voor aan het algemeen bestuur.
4.
Het bestuur neemt een voorgenomen besluit aangaande het voorstel voor het ondersteuningsplan en bespreekt dit voorstel vóór vijftien februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft met de algemene vergadering ter voorlopige goedkeuring.
5.
De algemene vergadering wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
6.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
7.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 8, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 9, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
8.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 6 en lid 7 vermelde overleg heeft plaats gehad doch vóór vijftien maart van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking, ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
8
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 9 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
12
9.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
10.
Het bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 6 en lid 7 van dit artikel heeft plaatsgevonden, vervolgens vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft het definitieve ondersteuningsplan vast.
11.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
OPTIE 2: beperktere uitwerking (procedure/termijnen in reglement uitwerken) 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het bestuur bespreekt het voorstel voor het ondersteuningsplan met de algemene vergadering ter voorlopige goedkeuring.
3.
De algemene vergadering wordt door het bestuur een redelijke termijn gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
4.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
5.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 10, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 11, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
6.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 4 en lid 5 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
7.
Het bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 4 en lid 5 van dit artikel heeft plaatsgevonden, het definitieve ondersteuningsplan vast.
8.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
Procedure ondersteuningsplan schooljaar 2012-2013 1.
Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt in afwijking van het in de vorige artikel bepaalde uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd. Optie: indien in voorgaand artikel voor optie 2 (procedure/termijnen in reglement) is gekozen de volgende tekst opnemen:
10
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 11 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
13
Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd. 2.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan.
3.
Indien door de ondersteuningsplanraad aan het te nemen besluit van het samenwerkingsverband over het eerste ondersteuningsplan de instemming wordt onthouden, wordt het voorstel vervolgens door het bestuur binnen twee weken aan de geschillencommissie als bedoeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen voorgelegd. De commissie voor geschillen doet in geschillen over het eerste ondersteuningsplan uiterlijk op vijftien april tweeduizend dertien uitspraak. Tegen de uitspraak staat geen beroep open.
Inhoud ondersteuningsplan Het bestuur draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan aan de wijzen, afspraken, procedures en criteria voldoet zoals vermeld in artikel 17a lid 8 Wet op het voortgezet onderwijs. Dit betreft in ieder geval: a.
de wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen;
b.
de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting;
c.
de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
d.
de wijze van inrichting van de in artikel ……. vermelde adviescommissie;
e.
de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40 lid 12 van de Wet op de expertisecentra, betrekking heeft, is verstreken;
f.
de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen
g.
de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over ondersteuningsvoorzieningen;
h.
de wijze waarop wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel 85d van de Wet op het
die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging;
voortgezet onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 85d lid 1 bedoelde peildatum; (naast de bekostigingspeildatum van 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt) i.
de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel 85d lid 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Informatieplicht 1.
Elk lid voorziet het bestuur van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de vereniging.
2.
De leden sturen vóór vijftien oktober van elk jaar hun telgegevens van één oktober naar het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder).
Medezeggenschap 1.
Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden. Het bestuur stelt een reglement vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap op Scholen. 14
2.
Deze medezeggenschapsraad zal uit tenminste twee leden bestaan die worden gekozen uit en door het personeel dat in dienst is, dan wel ten minste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming, bij het samenwerkingsverband.
3.
Het samenwerkingsverband stelt tevens een ondersteuningsplanraad in. Het bestuur stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
4.
De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt.
5.
De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen.
6.
Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met
7.
De leden van het samenwerkingsverband zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsraden van
betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan. de scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de leden te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het schoolondersteuningsprofiel. Permanente commissie leerlingenzorg OPTIE 1: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de leden in het samenwerkingsverband adviseert over het aanbod en de invulling van leerwegondersteunend onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
OPTIE 2: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de taken vervult zoals in artikel 17a lid 11 van de Wet op het voorgezet onderwijs vermeld. In het ondersteuningsplan worden eventuele aanvullende taken aan de permanente commissie leerlingenzorg opgedragen.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
Adviescommissie toelaatbaarheid 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan het voortgezet speciaal onderwijs. (optie: de permanente commissie leerlingenzorg fungeert tevens als adviescommissie toelaatbaarheid)
2.
De adviescommissie bestaat uit minimaal drie leden.
3.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in het ondersteuningsplan.
4.
Het samenwerkingsverband neemt, met het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school van de betreffende leerling en verstrekt de ouders van de leerling een afschrift van de beslissing.
Bezwaaradviescommissie Optie A: Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie ……………….die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. Optie B: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in die: 15
a.
adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de
b.
een voor de leden bindende uitspraak doet inzake geschillen waarbij een lid ernstig in zijn belang
toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs; wordt geschaad. 2.
De geschillencommissie bestaat uit een voorzitter en minimaal twee leden. De voorzitter maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.
3.
Het bestuur stelt een reglement vast voor de werkwijze van deze commissie.
4.
Tegen een beslissing van het samenwerkingsverband op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders 1.
Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke wijze persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie, vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn.
2.
Het samenwerkingsverband verstrekt van élk advies aan het bevoegd gezag van de school over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
Boekjaar en jaarstukken 1.
Het boekjaar van de vereniging is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft een verlengd boekjaar en eindigt derhalve per ultimo december tweeduizend dertien.
2.
Het bestuur van de vereniging is verplicht van de vermogenstoestand van de vereniging en van al hetgeen verder de financiën van de vereniging betreft op zodanige wijze boek te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de vereniging kunnen worden gekend.
3.
In de algemene vergadering, die jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt gehouden, legt het bestuur rekening en verantwoording af over het verstreken boekjaar, aan de hand van een door het bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag.
4.
De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
5.
Verder wordt de jaarrekening gecontroleerd door de registeraccountant die door de algemene vergadering is benoemd. Deze registeraccountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan de algemene vergadering en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het bestuur.
6.
De algemene vergadering is bevoegd in een apart besluit de bestuursleden décharge te verlenen voor
7.
Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere
hun bestuur, nadat het jaarrekening is goedgekeurd door de algemene vergadering. gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren. Statutenwijziging 1. 2.
Wijziging van de statuten kan slechts plaats hebben na een besluit van de algemene vergadering. De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter van het algemeen bestuur, ten minste veertien dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat de mededeling dat daarin de wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
3.
Degenen die de oproeping tot de algemene vergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de dag der vergadering een 16
afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging(en) woordelijk is (zijn) opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de leden ter inzage leggen tot na de afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden. 4.
Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten door een algemene vergadering waarin ten minste twee derden van het totaal aantal leden van de vereniging aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
5.
Is niet twee derde van de leden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen vier, doch niet eerder dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen.
6.
Het lid 4 en 5 bepaalde is niet van toepassing als tijdens de algemene vergadering alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen.
7.
De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
8.
Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot (af)splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Ontbinding en vereffening 1.
Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de vereniging ontbonden door een besluit daartoe van de algemene vergadering. Het in deze statuten ten aanzien van statutenwijziging bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien bij een besluit tot ontbinding geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening
3.
Aanwezige geld/middelen van de vereniging worden voor de datum van ontbinding naar rato van het
door het bestuur. aantal leerlingen teruggestort naar de bevoegde gezagsorganen. 4.
Na de ontbinding blijft de vereniging voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de vereniging uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
5.
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de vereniging moeten worden bewaard door een door de vereffenaars aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening.
Overgangsbepalingen (alleen toe te passen bij statutenwijziging van huidige SWV naar SWV PaO) 1.
Tot één augustus twee duizend dertien dan wel tot de datum daarna waarop de Wet passend onderwijs in werking is getreden, zijn de bij het samenwerkingsverband aangesloten bevoegde gezagen die (een) scho(o)l(en) voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra in stand houden, uitsluitend bevoegd gebruik te maken van hun stem voor zover het gaat om de vaststelling dan wel wijziging van het ondersteuningsplan en aangelegenheden die betrekking hebben op het ondersteuningsplan.
2.
De bepaling in het voorgaande lid vervalt op het moment dat het samenwerkingsverband, welke destijds op grond van artikel 10 h Wet op het voortgezet onderwijs was opgericht (en waarvan alleen bevoegde gezagen lid waren die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs in stand houden), niet meer als zodanig wordt bekostigd als gevolg van inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs op één augustus twee duizend dertien dan wel op een later bij wet te bepalen tijdstip.
17
TEKST VERENIGING – VO
RAAD VAN TOEZICHT MODEL
Toezichthouder: Algemene vergadering en RvT Bestuur: College van Bestuur Inleiding -
Optie 1: statutenwijziging
-
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle aan te sluiten/aangesloten bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 1
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden sluiten zich aan bij de bestaande Vereniging VO ……………………………door per één november tweeduizend twaalf, voor zover aan de orde, lid te worden van voornoemde vereniging en wensen de statuten van deze vereniging aan te passen overeenkomstig de wettelijke eisen teneinde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen. In dat kader is besloten tot een algehele statutenwijziging van deze rechtspersoon en zijn de statuten opnieuw vastgesteld op de ledenvergadering d.d. ……………………………..
-
Optie 2: oprichting nieuwe rechtspersoon
-
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle oprichtende bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het in deze akte op te richten samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 2
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
1
Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen. 2 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen.
1
-
Ondergetekenden hebben besloten, ten einde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen, om een nieuwe rechtspersoon op te richten (en om zich daarbij aan te sluiten), genaamd: ……………………………………………. en hebben de statuten als volgt vastgesteld:
Begripsbepalingen ( zoveel mogelijk in alfabetische volgorde plaatsen) -
Afgevaardigde: een natuurlijk persoon die – al dan niet krachtens substitutie - het bevoegd gezag krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd.
-
Bevoegd gezag: de rechtspersoon, of in geval van niet-verzelfstandigd openbaar onderwijs het orgaan, die (een) scho(o)l(en) in stand houdt binnen de vorenbedoelde regio alsmede de rechtspersoon die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra, in stand houdt waarvan de vestiging(en) is (zijn) gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband en die deel neemt aan het onderhavige samenwerkingsverband.
-
Medezeggenschapsraad: de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ondersteuningsplan: het plan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Ondersteuningsplanraad: de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ouders: de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen.
-
Regio: het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt.
-
Samenwerkingsverband: de bij deze akte op te richten rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Optie: (in geval van statutenwijziging:) Samenwerkingsverband: onderhavige rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Scholen(school): alle vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra en gevestigd in voormelde regio.
-
Schooljaar: het tijdvak van één augustus tot en met éénendertig juli daaraanvolgend.
-
Schoolondersteuningsprofiel(en): een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende scho(o)l(en) zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
Naam De vereniging draagt de naam: samenwerkingsverband ……………… 3 De vereniging heeft haar zetel in de gemeente: …………………. 4 Doelstelling 1.
De vereniging heeft ten doel: 5 a.
het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen;
c.
het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
d.
een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
2.
De vereniging poogt het doel te bereiken door:
3
De naam hoeft niet perse het woord ‘vereniging’ te bevatten Indien de regio meerdere gemeentes omvat dan 1 gemeente kiezen als zetel 5 Het mag niet zijn het maken van winst ter verdeling onder de leden, zie 17a WVO. 4
2
a.
gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b. c.
het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag; het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het voortgezet speciaal onderwijs op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d.
het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e.
het in standhouden van een permanente commissie leerlingenzorg;
f.
optie: het inrichten van een orthopedagogisch-didactisch centrum;
g.
optie: het uitoefenen van door de bevoegde gezagsorganen aan de vereniging overgedragen bevoegdheden;
h. 3.
andere middelen die aan het doel van de vereniging dienstbaar kunnen zijn.
De vereniging beoogt niet het maken van winst.
Geldmiddelen De geldmiddelen welke het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit: 1.
de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van het
2.
de bijdragen van de leden;
3.
verenigingskapitaal en de inkomsten daaruit;
4.
subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
5.
erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden
samenwerkingsverband;
aanvaard. Lidmaatschap 1.
Leden kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn, dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs vormen, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband. Het College van Bestuur houdt bij wie lid is van de vereniging.
./.
Optie: De leden van de vereniging worden vermeld op de aan deze akte gehechte bijlage.
2.
Lid is dat bevoegde gezagsorgaan die zich schriftelijk als lid bij het College van Bestuur heeft aangemeld en voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het College van Bestuur als lid is toegelaten. Ingeval van niet-toelating door het College van Bestuur kan de algemene ledenvergadering alsnog tot toelating besluiten.
3.
De leden eerbiedigen elkanders identiteit en de vereniging houdt daar bij de uitvoering van de taken
4.
Het lidmaatschap eindigt indien:
rekening mee. a.
het lid ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en/of niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
onder het lid geen school meer in de regio ressorteert, dan wel indien het betreft een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs welke geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio;
5.
c.
het lid het lidmaatschap opzegt;
d.
namens de vereniging het lidmaatschap wordt opgezegd.
Een lid kan de deelname aan de vereniging slechts beëindigen door het lidmaatschap schriftelijk op te zeggen met in achtneming van tenminste een termijn van zes maanden tegen het einde van het lopende schooljaar.
3
6.
In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen voortvloeiende uit de beëindiging naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid door het College van Bestuur worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden opgelegd aan het uitgetreden lid.
7.
Als de opzegging door een lid niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt het lidmaatschap door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij het bestuur anders besluit.
8.
Het lidmaatschap is niet overdraagbaar.
9.
Het College van Bestuur ( optie: algemene vergadering) kan het lidmaatschap slechts schriftelijk tegen het einde van het lopende schooljaar aan een lid opzeggen met in achtneming van een termijn van één schooljaar.
10.
Deelname aan het samenwerkingsverband en beëindiging van het lidmaatschap gaan in per één
11.
Het College van Bestuur( optie: algemene vergadering) kan een lid per direct ontzetten indien deze in
augustus van het (volgende) schooljaar. strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. 12.
De ontzetting geschiedt door het College van Bestuur (optie: algemene vergadering) dat het betrokken lid onverwijld van het besluit schriftelijk, onder opgave van redenen in kennis stelt.
13.
Het betrokken lid kan binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving tegen het besluit tot opzegging of ontzetting uit het lidmaatschap in beroep gaan bij de algemene vergadering. Het besluit van de algemene vergadering tot bevestiging van de opzegging of ontzetting kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee derde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.
Verenigingsorganen 1.
2.
De vereniging kent als organen: a.
het College van Bestuur;
b.
de Raad van Toezicht;
c.
de algemene vergadering.
Het College van Bestuur functioneert als verenigingsbestuur. De Raad van Toezicht en de algemene vergadering functioneren als intern toezichthoudend orgaan.
3.
Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat de Raad van Toezicht en de algemene vergadering tijdig over de informatie beschikt die vereist is voor de uitoefening van het intern toezicht (optie: voor de uitoefening van diens taak). Ook voorziet het College van Bestuur in administratieve ondersteuning ten behoeve van de Raad van Toezicht.
4.
De vereniging kent buiten de in lid 1 genoemde organen, geen andere organen die namens de vereniging kunnen handelen of zeggenschap in de zin van (gedeelde) bestuursmacht kunnen uitoefenen, behoudens natuurlijke personen die daartoe op basis van een uitdrukkelijke volmacht door het College van Bestuur of de algemene vergadering worden aangewezen.
College van Bestuur (samenstelling) 1.
Het College van Bestuur bestaat uit minimaal (optie: één) persoon. Het aantal bestuursleden wordt vastgesteld door de Raad van Toezicht. Indien het College van Bestuur uit meer dan één persoon bestaat, wordt één van hen door de Raad van Toezicht aangewezen als voorzitter en één van hen als secretaris.
2.
De leden van de College van Bestuur zijn op basis van een arbeidsovereenkomst (optie: voor onbepaalde tijd) in dienst bij de vereniging.
3.
Tot lid van het College van Bestuur kan niet worden benoemd een persoon die reeds een bestuur- of toezichtfunctie vervult bij een lid van de vereniging, noch een persoon die lid is van de Raad van Toezicht van de vereniging of die in de voorafgaande vier jaar lid van de Raad van Toezicht is geweest. Optie: leden van het College van Bestuur worden buiten de leden van de vereniging benoemd. 4
4.
Een lid van het College van Bestuur kan niet als vertegenwoordiger van een bevoegd gezag zitting
5.
De leden van het College van Bestuur worden benoemd door de Raad van Toezicht. De Raad van
nemen in de algemene vergadering. Toezicht stelt de arbeidsvoorwaarden van de leden van het College van Bestuur vast. Optie: Leden van het College van Bestuur worden door de algemene vergadering benoemd uit een bindende voordracht opgemaakt door de Raad van Toezicht. 6.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ingeval van één of meer vacatures in het College van Bestuur vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur.
7.
De Raad van Toezicht kan een lid van het College van Bestuur schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen. (Optie: Schorsing van een lid van het College van Bestuur kan ook worden verleend door de algemene vergadering indien de desbetreffende persoon handelt in strijd met de belangen van de vereniging. De algemene vergadering kan een besluit tot schorsing van een lid van het College van Bestuur slechts nemen met een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen, in een vergadering waarin tenminste de helft van het totaal aantal leden van de vereniging aanwezig of vertegenwoordigd is.)
8.
De leden van het College van Bestuur zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
9.
10.
Een lid van het College van Bestuur defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door zijn aftreden;
c.
door zijn ontslag.
Bij ontstentenis, schorsing of ontslag van het voltallige College van Bestuur, wordt het College van Bestuur waargenomen door de Raad van Toezicht, onverminderd de bevoegdheid van de Raad van Toezicht één of meer personen voor bepaalde tijd als waarnemend bestuurslid te benoemen.
Taken en bevoegdheden College van Bestuur 1.
Het College van Bestuur is belast met het besturen van de vereniging.
2.
Het College van Bestuur is bevoegd de vereniging te vertegenwoordigen. Indien het College van Bestuur uit meer dan één persoon bestaat, komt de bevoegdheid tot vertegenwoordiging toe aan de voorzitter tezamen met een ander lid van het College van Bestuur. Optie: Indien het College van Bestuur uit meer dan één persoon bestaat, komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid toe aan de voorzitter van het College van Bestuur of aan twee gezamenlijk handelende bestuursleden.
3.
Het College van Bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen anders dan in het kader van een schenking of erfrechtelijke verkrijging, tenzij het College van Bestuur de goedkeuring van de Raad van Toezicht heeft verkregen.
4.
Het College van Bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de vereniging zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het College van Bestuur de goedkeuring van de Raad van Toezicht heeft verkregen.
5.
De Raad van toezicht vertegenwoordigt de vereniging in de gevallen waarin naar het oordeel van de raad sprake is van een tegenstrijdig belang tussen het College van Bestuur en de vereniging.
6.
Het College van Bestuur geeft leiding aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband en is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten.
5
7.
Het College van Bestuur geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en is verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid. Optie: Het College van Bestuur kan bepaalde (bestuurs)taken opdragen (voor onbepaalde tijd, tijdelijk of ad hoc) aan het management van de binnen de vereniging en onderwijsinstellingen onderscheiden organisatorische eenheden.
8.
Het College van Bestuur is bevoegd een bestuursreglement vast te stellen waarin die onderwerpen worden geregeld, die naar het oordeel van College van Bestuur (nadere) regeling behoeven, mits hiertoe de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht verkregen is.
9.
Het bestuursreglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
10.
Het College van Bestuur is bevoegd het bestuursreglement te wijzigen of te beëindigen, mits hiertoe de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht verkregen is.
11.
Het College van Bestuur behoeft voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht voor besluiten strekkende tot: a.
12.
vaststelling van de strategische doelstellingen van de vereniging (missie en visie);
b.
vaststelling van het managementstatuut;
c.
aanvraag van faillissement van de vereniging en van surséance van betaling.
Het College van Bestuur behoeft voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht en de algemene vergadering voor besluiten strekkende tot: a.
vaststelling van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband;
b.
vaststelling van het jaarverslag van de vereniging;
c.
wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de vereniging en ontbinding van de vereniging, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
14.
Voorstellen voor besluiten als bedoeld in lid 11 en 12 worden door het College van Bestuur aan de Raad van Toezicht respectievelijk de algemene vergadering voorgelegd voorzien van een schriftelijke toelichting met vermelding van de gevolgen van het beoogde besluit.
15.
Voorbehouden aan het College van Bestuur is de benoeming, schorsing en het ontslag van personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden.
16.
De vereniging is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een klachtencommissie.
17.
Het College van Bestuur voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het personeel Decentraal Georganiseerd Overleg.
18.
Het College van Bestuur voert het overleg met de medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband.
19.
Het College van Bestuur laat zich bij het vervullen van taken en het uitoefenen van bevoegdheden gevraagd en ongevraagd adviseren door: Optie: a.
afgevaardigden van de leden;
b.
de aan de vereniging verbonden medezeggenschapsraad;
c.
andere in dienst zijnde of door het College van Bestuur te benoemen deskundigen.
Besluitvorming College van Bestuur (kan vervallen als CvB uit één persoon bestaat) 1.
Het College van Bestuur vergadert zo dikwijls als nodig is voor de juiste uitoefening van zijn taak, doch jaarlijks ten minste zesmaal. Vergaderingen worden voorts gehouden indien de voorzitter dit wenselijk acht, of indien één van de overige leden van het College van Bestuur een met redenen omkleed verzoek daartoe aan de voorzitter richt.
2.
De vergaderingen worden geleid door de voorzitter en bij afwezigheid door degene die door de bestuursvergadering wordt aangewezen.
6
3.
Ieder lid van het College van Bestuur heeft recht tot het uitbrengen van één stem. Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
4.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van het College van Bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is. Optie: De wijze van besluitvorming van het College van Bestuur kan in een door het College van Bestuur vast te stellen reglement worden geregeld.
5.
Een lid van het College van Bestuur kan zich ter vergadering door een ander bestuurslid doen vertegenwoordigen, doch slechts bij schriftelijke volmacht betrekking hebbend op een bepaalde vergadering.
6.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij het voltallige College van Bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.
7.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
8.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
9.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
10.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
11.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
12.
Het College van Bestuur kan ook schriftelijk buiten vergadering worden geraadpleegd, mits alle bestuursleden zich schriftelijk over het te nemen besluit uitspreken en geen van de bestuursleden zich tegen deze wijze van besluiten verzet. Het bepaalde omtrent de uitoefening van het stemrecht en de vereisten voor de besluitvorming in de vergadering van het College van Bestuur is op deze wijze van besluitvorming zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
13.
Van de vergaderingen van het College van Bestuur worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter en secretaris.
Raad van Toezicht 1.
De Raad van Toezicht bestaat uit (optie: minimaal ZES en) maximaal ……. personen. De algemene vergadering stelt met inachtneming van het voorgaande het aantal leden van de Raad van Toezicht vast.
2.
De leden van de Raad van Toezicht worden door de algemene vergadering benoemd, met dien verstande dat slechts een afgevaardigde van een lid tot lid van de Raad van Toezicht kan worden benoemd. (optie: met uitzondering van de te benoemen onafhankelijke voorzitter) Optie:, met dien verstande dat: a.
aan ieder lid van de vereniging het recht toekomt om een lid voor de Raad van Toezicht voor te dragen;
b.
één lid van de Raad van Toezicht wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 in stand houden;
7
c.
één lid van de Raad van Toezicht wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 4 in stand houden;
d.
de benoeming geschiedt op grond van vooraf openbaar gemaakte profielen;
e.
aan een lid van het Raad van Toezicht de kwaliteitseis wordt gesteld dat deze afgevaardigde van een lid is en daarbij uitsluitend fungeert als algemeen of bovenschools directeur in dienst bij het betreffende lid, dan wel als uitvoerend bestuurder in dienst van het betreffende lid dan wel als College van Bestuur in dienst van het betreffende lid;
f.
optie: de voorzitter door de algemene vergadering kan worden benoemd zonder dat hij een dienstverband met een van de leden heeft.
Optie bij onafhankelijke RvT ( alle RvT leden van ‘buiten’): De benoeming alsmede de voordracht van een lid van de Raad van Toezicht geschiedt aan de hand van een door de algemene vergadering vast te stellen selectieprocedure en openbaar gemaakte profielschets waarin in ieder geval de bepaling wordt opgenomen dat een lid van de Raad van Toezicht niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid mag dragen bij één van de leden respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie mag hebben met één van de leden. De profielschets bevat tevens de kwaliteiten en deskundigheden waaraan een lid van de Raad van Toezicht dient te voldoen en kan deel uitmaken van het bestuursreglement. 3.
De ondersteuningsplanraad wordt in de gelegenheid gesteld om een bindende voordracht te doen voor tenminste één lid van de Raad van Toezicht.
4.
De Raad van Toezicht wijst uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan. Optie: De Raad van Toezicht kent een onafhankelijke voorzitter. De onafhankelijke voorzitter wordt door de algemene vergadering in functie benoemd. Onder een onafhankelijke voorzitter wordt verstaan: Optie A (voorzitter van ‘buiten’): een voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de leden respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de leden, of Optie B (voorzitter uit midden van de leden): een afgevaardigde van een lid die, om onafhankelijk van de (schoolbestuurlijke) belangen van dat lid te kunnen fungeren, dat lid op geen enkele wijze binnen het samenwerkingsverband vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen. 6 De voorzitter heeft geen stemrecht.
5.
De voorzitter en vice-voorzitter van de Raad van Toezicht treden ook als zodanig op bij de algemene vergadering.
6.
Voorzitter van de Raad van Toezicht kan niet zijn een persoon in dienst van de vereniging of die in dienst van de vereniging is geweest.
7.
Lid van de Raad van Toezicht kan niet zijn een persoon in dienst van de vereniging of die in de voorafgaande vier jaar in dienst van de vereniging is geweest.
8.
Een lid van de Raad van Toezicht kan niet als vertegenwoordiger van een bevoegd gezag zitting nemen in de algemene vergadering.
9.
De leden van de Raad van Toezicht worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden af volgens een door de Raad van Toezicht op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden lid van de Raad van Toezicht is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan acht jaar. Het in een tussentijdse vacature benoemd lid van de Raad van Toezicht neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
6
Het betreffende lid dient zich middels een andere afgevaardigde binnen het samenwerkingsverband te (laten)
vertegenwoordigen en/of aan discussies en besluitvorming deel te (laten) nemen.
8
10.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ten aanzien van de vervulling van een vacature vraagt de Raad van Toezicht voorafgaand advies aan het College van Bestuur. Ingeval van één of meer vacatures in de Raad van Toezicht, vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een rechtsgeldige Raad van Toezicht.
11.
De algemene vergadering kan een lid van de Raad van Toezicht schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
12.
De leden van de Raad van Toezicht zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
13.
Een lid van de Raad van Toezicht defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag;
e.
door het verlies van de functie of kwaliteit op grond waarvan hij tot lid van de Raad van Toezicht is benoemd.
Taken en bevoegdheden Raad van Toezicht 1.
De Raad van Toezicht houdt toezicht op het beleid van het College van Bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de vereniging alsmede het uitoefenen van die taken en bevoegdheden die in deze statuten aan de Raad van Toezicht zijn opgedragen of toegekend. Hij adviseert naar eigen inzicht het College van Bestuur. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de Raad van Toezicht zich naar het belang van de vereniging.
2.
De Raad van Toezicht stelt een reglement vast waarin onder meer haar taken, doelen en werkwijze nader worden geregeld. Ook stelt zij een toezichtkader op.
3.
De Raad van Toezicht is vrij in de wijze waarop zij zich laat informeren over de vereniging.
4.
De Raad van Toezicht ziet toe op de naleving van de wettelijke verplichtingen, de code goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code, maar ook op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de vereniging verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs.
5.
De Raad van Toezicht is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag.
6.
De Raad van Toezicht is belast met het aanwijzen van de registeraccountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
7.
De Raad van Toezicht dient ondermeer de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband, het ondersteuningsplan respectievelijk het jaarverslag van de vereniging goed te keuren.
Besluitvorming Raad van Toezicht 1.
De Raad van Toezicht vergadert zo dikwijls als nodig is voor de juiste uitoefening van zijn taak, doch jaarlijks ten minste drie maal. Vergaderingen worden voorts gehouden indien de voorzitter dit wenselijk acht, of indien één van de overige leden van de Raad van Toezicht, of indien het College van Bestuur een met redenen omkleed verzoek daartoe aan de voorzitter richt.
2.
Van de te houden vergaderingen wordt ten minste één vergadering gehouden binnen zes maanden na afloop van het verenigingsjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de Raad van Toezicht. In deze vergadering bespreekt de Raad van Toezicht met het College van Bestuur het jaarverslag over de gang van zaken in de vereniging en het gevoerde beleid van het verstreken boekjaar, de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting alsmede de meerjarenbegroting.
3.
De vergaderingen worden geleid door de voorzitter en bij afwezigheid door de vice-voorzitter danwel degene die door de bestuursvergadering wordt aangewezen. 9
Optie: Het College van Bestuur woont de vergaderingen van de Raad van Toezicht bij en heeft een adviserende stem. 4.
Ieder lid van de Raad van Toezicht heeft recht tot het uitbrengen van één stem (optie indien men een onafhankelijk voorzitter uit het midden van de leden benoemt de volgende tekst opnemen: zulks met uitzondering van de voorzitter). Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
5.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van de Raad van Toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Optie: De wijze van besluitvorming van de Raad van Toezicht kan in een door de Raad van Toezicht vast te stellen reglement worden geregeld.
6.
Een lid van Raad van Toezicht kan zich ter vergadering door een ander lid van de Raad van Toezicht doen vertegenwoordigen, doch slechts bij schriftelijke volmacht betrekking hebbend op een bepaalde vergadering.
7.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij de voltallige Raad van Toezicht aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.
8.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
9.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
10.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
11.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
12.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
13.
De Raad van Toezicht kan ook schriftelijk buiten vergadering worden geraadpleegd, mits alle leden van de Raad van Toezicht zich schriftelijk over het te nemen besluit uitspreken en geen van deze leden zich tegen deze wijze van besluiten verzet. Het bepaalde omtrent de uitoefening van het stemrecht en de vereisten voor de besluitvorming in de vergadering van de Raad van Toezicht is op deze wijze van besluitvorming zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
14.
Tenminste twee keer per jaar is er een vergadering van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur gezamenlijk, waarbij het functioneren van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur aan de orde komt en de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid wordt besproken.
15.
Tot de bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn het College van Bestuur en de Raad van Toezicht gelijkelijk bevoegd.
16.
De gemeenschappelijke vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de Raad van Toezicht. Indien deze afwezig is voorzien de aanwezige bestuurders en leden van de Raad van Toezicht in de leiding van de vergadering. Tot dat moment wordt de vergadering geleid door het in leeftijd oudste aanwezige lid van de Raad van Toezicht.
17.
Van de vergaderingen van de Raad van Toezicht en van de gemeenschappelijke vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter.
10
Taken en bevoegdheden algemene vergadering 1.
Elk lid is door een afgevaardigde vertegenwoordigd in de algemene vergadering.
2.
De in lid 1 bedoelde vertegenwoordiger van een lid kan niet zijn een persoon die lid is (of de afgelopen vier jaar lid is geweest) van het College van Bestuur of van de Raad van Toezicht van het samenwerkingsverband.
3.
Alle besluitvorming in de vereniging voorzover in deze statuten niet opgedragen aan andere organen, is voorbehouden aan de algemene vergadering.
4.
De algemene vergadering heeft tot taak controle en toezicht te houden op het functioneren van de Raad van Toezicht, een en ander met het oog op de belangen van de vereniging. De algemene vergadering kan de Raad van Toezicht gevraagd en ongevraagd adviseren.
5.
De algemene vergadering stelt een toezichtkader op.
6.
De algemene vergadering is vrij in de wijze waarop zij zich laat informeren over de vereniging.
7.
De algemene vergadering is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering
8.
De algemene vergadering dient goed te keuren:
van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag. a.
het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband;
b.
het jaarverslag van de vereniging;
c.
het voorstel tot wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de vereniging en ontbinding van de vereniging, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
Algemene vergaderingen en besluitvorming 1.
Jaarlijks wordt ten minste één algemene vergadering gehouden en wel binnen zes maanden na afloop van het verenigingsjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de algemene vergadering. In deze algemene vergadering legt het College van Bestuur ter goedkeuring over: a.
het jaarverslag over de gang van zaken in de vereniging en over het gevoerde beleid alsmede de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting;
b.
de meerjarenbegroting.
Deze stukken worden ondertekend door de leden van het College van Bestuur en de Raad van Toezicht. Ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan ieder lid in rechte vorderen van de gezamenlijke bestuurders en toezichthouders dat zij deze verplichtingen nakomen. 2.
Het College van Bestuur geeft in het jaarverslag aan in welke mate de voor dat jaar gestelde doelstellingen zijn gehaald, welke activiteiten het heeft ontplooid en welke maatregelen zijn genomen om de beoogde missie en doelstellingen te bereiken. Daarbij geeft de Raad van Toezicht aan of voldaan is aan de uitspraken zoals vermeld in het toezichtkader. Tevens informeert het College van Bestuur de algemene vergadering over zijn (beleids)plannen voor het komende jaar.
3.
Voorts worden algemene vergaderingen door het College van Bestuur bijeengeroepen zo dikwijls het College van Bestuur of de Raad van Toezicht dit wenselijk oordeelt of daartoe op grond van de wet verplicht is.
4.
Op schriftelijk verzoek van ten minste één/…………. gedeelte van de stemgerechtigde leden is het College van Bestuur verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering, te houden binnen vier weken na indiening van het verzoek.
5.
Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot de bijeenroeping van de algemene vergadering overgaan op de wijze als in lid 7 bepaald. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan leden van het College van Bestuur belasten met de leiding van de vergadering en het opstellen van de notulen.
6.
De bijeenroeping van de algemene vergadering geschiedt door schriftelijk mededeling aan de stemgerechtigden op een termijn van ten minste zeven dagen. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld. 11
7.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. (Optie: Besluiten over het ondersteuningsplan worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen). Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
8.
Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
9.
Opties 7: A. B.
Elk lid heeft één stem. Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen; vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; enzovoorts
C.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen; vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; één duizend één (1.001) – één duizend vierhonderd (1.400) leerlingen: zes stemmen; één duizend vierhonderd één (1.401) – één duizend achthonderd (1.800) leerlingen: zeven stemmen; één duizend achthonderd één (1.801) – tweeduizend tweehonderd (2.200) leerlingen: acht stemmen, en voor elke volgende zeshonderd leerlingen boven de tweeduizend tweehonderd leerlingen heeft het betreffende lid één stem meer. Boven de drie duizend vier honderd (3.400) leerlingen komt het betreffende lid geen extra stem meer toe.
Voor de stemverhouding is het aantal leerlingen per één oktober van het voorafgaande jaar bepalend. De stemverhouding wordt opnieuw vastgelegd zodra het aantal leden van de vereniging wijzigt. 10.
Stemmen per volmacht is toegestaan, mits de volmacht is verstrekt aan een andere afgevaardigde van het betreffende lid dan wel aan een ander(e) (afgevaardigde van een) lid.
11.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
12.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
13.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
14.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
15.
Van de algemene vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende algemene vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter.
7
Om te voorkomen dat enkele grote schoolbesturen die wel de meerderheid van de leerlingen hebben maar een kleine minderheid zijn van het aantal schoolbesturen een besluit kunnen nemen, kan de staffeling zo worden vormgegeven dat er ten minste een bepaald quorum van schoolbesturen nodig is om tot een meerderheidsbesluitvorming te komen. De invloed van de grote schoolbesturen wordt in optie c dan ‘afgetopt’. De wijze waarop de staffeling er precies uit komt te zien vereist doorberekening van alle leerlingenaantallen van de schoolbesturen.
12
Geschillenregeling en mediation OPTIE 1: mediation voorafgaand aan geschillenregeling 1.
In geval van geschillen over de toepassing van de samenwerking zullen de partijen die het geschil betreft trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation. Eerst indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan een door het samenwerkingsverband in te stellen onafhankelijke geschillencommissie (optie: aan de landelijke geschillencommissie waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten).
2.
Een lid van de vereniging kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo de Raad van Toezicht casu quo het College van Bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of die handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
OPTIE 2: Alleen geschillenregeling 1.
Het samenwerkingsverband stelt een onafhankelijke geschillencommissie in ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband. (optie: het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie ……………………..ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband)
2.
Een lid van de vereniging kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo de Raad van Toezicht casu quo het College van Bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of de handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
Procedure ondersteuningsplan OPTIE 1: uitgewerkt met data 1.
Het College van Bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het College van Bestuur stelt een voorstel voor het ondersteuningsplan op gebaseerd op de door de leden vastgestelde schoolondersteuningsprofielen. Elk lid zendt het (de) vastgestelde schoolondersteuningsprofiel(en) vóór één januari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft aan het College van Bestuur.
3.
Het College van Bestuur neemt een voorgenomen besluit aangaande het voorstel voor het ondersteuningsplan en bespreekt dit voorstel vóór vijftien februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft met de algemene vergadering ter voorlopige goedkeuring.
4.
Het College van Bestuur legt het voorstel voor het ondersteuningsplan, vóór één maart van het jaar
5.
De algemene vergadering wordt door het College van Bestuur een termijn van vier weken gesteld
voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, voor aan de Raad van Toezicht. waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan. 6.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het College van Bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten. 13
7.
Het College van Bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 8, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 9, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
8.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 6 en lid 7 vermelde overleg heeft plaats gehad doch vóór vijftien maart van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking, ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
9.
De ondersteuningsplanraad wordt door het College van Bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
10.
Het College van Bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering, de Raad van Toezicht en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 6 en lid 7 van dit artikel heeft plaatsgevonden, vervolgens vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft het definitieve ondersteuningsplan vast.
11.
De College van Bestuur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
OPTIE 2: beperktere uitwerking (procedure/termijnen in reglement uitwerken) 1.
Het College van Bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het College van Bestuur bespreekt het voorstel voor het ondersteuningsplan met de algemene vergadering ter voorlopige goedkeuring.
3. 4.
Het College van Bestuur legt het voorstel voor het ondersteuningsplan voor aan de Raad van Toezicht. De algemene vergadering wordt door het College van Bestuur een redelijke termijn gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
5.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het College van Bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
6.
Het College van Bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 10, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 11, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
7.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 5 en lid 6 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
8.
Het College van Bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering, de Raad van Toezicht en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet
8
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 9 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg). 10 Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 11 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
14
voordat het overleg bedoeld in lid 5 en lid 6 van dit artikel heeft plaatsgevonden, het definitieve ondersteuningsplan vast. 9.
Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
Procedure ondersteuningsplan schooljaar 2012-2013 1.
Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt in afwijking van het in de vorige artikel bepaalde uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het College van Bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd. Optie: indien in voorgaand artikel voor optie 2 (procedure/termijnen in reglement) is gekozen de volgende tekst opnemen: Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd.
2.
De ondersteuningsplanraad wordt door het College van Bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan.
3.
Indien door de ondersteuningsplanraad aan het te nemen besluit van het samenwerkingsverband over het eerste ondersteuningsplan de instemming wordt onthouden, wordt het voorstel vervolgens door het College van Bestuur binnen twee weken aan de geschillencommissie als bedoeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen voorgelegd. De commissie voor geschillen doet in geschillen over het eerste ondersteuningsplan uiterlijk op vijftien april tweeduizend dertien uitspraak. Tegen de uitspraak staat geen beroep open.
Inhoud ondersteuningsplan Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan aan de wijzen, afspraken, procedures en criteria voldoet zoals vermeld in artikel 17a lid 8 Wet op het voortgezet onderwijs. Dit betreft in ieder geval: a.
de wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen;
b.
de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting;
c.
de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
d.
de wijze van inrichting van de in artikel ……. vermelde adviescommissie;
e.
de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40 lid 12 van de Wet op de expertisecentra, betrekking heeft, is verstreken;
f.
de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging;
g. h.
de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over ondersteuningsvoorzieningen; de wijze waarop wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel 85d van de Wet op het voortgezet onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 85d lid 1
15
bedoelde peildatum; (naast de bekostigingspeildatum van 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt) i.
de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel 85d lid 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Informatieplicht 1.
Elk lid voorziet het College van Bestuur van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de vereniging.
2.
De leden sturen vóór vijftien oktober van elk jaar hun telgegevens van één oktober naar het College van Bestuur.
Medezeggenschap 1.
Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden. Het College van Bestuur stelt een reglement vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap op Scholen.
2.
Deze medezeggenschapsraad zal uit tenminste twee leden bestaan die worden gekozen uit en door het personeel dat in dienst is, dan wel ten minste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming, bij het samenwerkingsverband.
3.
Het samenwerkingsverband stelt tevens een ondersteuningsplanraad in. Het College van Bestuur stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
4.
De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt.
5.
De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen.
6.
Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan.
7.
De leden van het samenwerkingsverband zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de leden te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het schoolondersteuningsprofiel.
Permanente commissie leerlingenzorg OPTIE 1: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de leden in het samenwerkingsverband adviseert over het aanbod en de invulling van leerwegondersteunend onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
OPTIE 2: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de taken vervult zoals in artikel 17a lid 11 van de Wet op het voorgezet onderwijs vermeld. In het ondersteuningsplan worden eventuele aanvullende taken aan de permanente commissie leerlingenzorg opgedragen.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
Adviescommissie toelaatbaarheid 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal
16
onderwijs. (optie: de permanente commissie leerlingenzorg fungeert tevens als adviescommissie toelaatbaarheid) 2.
De adviescommissie bestaat uit minimaal drie leden.
3.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in het ondersteuningsplan.
4.
Het samenwerkingsverband neemt, met het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school van de betreffende leerling en verstrekt de ouders van de leerling een afschrift van de beslissing.
Bezwaaradviescommissie Optie A: Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie ……………….die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. Optie B: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in die: a.
adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de
b.
een voor de leden bindende uitspraak doet inzake geschillen waarbij een lid ernstig in zijn belang
toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs; wordt geschaad. 2.
De geschillencommissie bestaat uit een voorzitter en minimaal twee leden. De voorzitter maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.
3.
Het College van Bestuur stelt een reglement vast voor de werkwijze van deze commissie.
4.
Tegen een beslissing van het samenwerkingsverband op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders 1.
Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke wijze persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie, vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn.
2.
Het samenwerkingsverband verstrekt van élk advies aan het bevoegd gezag van de school over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
Boekjaar en jaarstukken 1.
Het boekjaar van de vereniging is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft een verlengd boekjaar en eindigt derhalve per ultimo december tweeduizend dertien.
2.
Het College van Bestuur van de vereniging is verplicht van de vermogenstoestand van de vereniging en van al hetgeen verder de financiën van de vereniging betreft op zodanige wijze boek te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de vereniging kunnen worden gekend.
3.
In de algemene vergadering, die jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt gehouden, legt het College van Bestuur rekening en verantwoording af over het verstreken boekjaar, aan de hand van een door het College van Bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag.
4.
De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
17
5.
Verder wordt de jaarrekening gecontroleerd door de registeraccountant die door de Raad van Toezicht is benoemd. Deze registeraccountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan de Raad van Toezicht en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het College van Bestuur.
6.
De algemene vergadering is bevoegd in een apart besluit de leden van het college van Bestuur en de Raad van Toezicht décharge te verlenen voor hun bestuur en toezicht, nadat het jaarrekening is goedgekeurd door de algemene vergadering.
7.
Het College van Bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
Statutenwijziging 1.
Wijziging van de statuten kan slechts plaats hebben na een besluit van de algemene vergadering.
2.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste veertien dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat de mededeling dat daarin de wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
3.
Degenen die de oproeping tot de algemene vergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de dag der vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging(en) woordelijk is (zijn) opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de leden ter inzage leggen tot na de afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden.
4.
Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten door een algemene vergadering waarin ten minste twee derden van het totaal aantal leden van de vereniging aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
5.
Is niet twee derde van de leden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen vier, doch niet eerder dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen.
6.
Het lid 4 en 5 bepaalde is niet van toepassing als tijdens de algemene vergadering alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen.
7.
De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
8.
Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot (af)splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Ontbinding en vereffening 1.
Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de vereniging ontbonden door een besluit daartoe van de algemene vergadering. Het in deze statuten ten aanzien van statutenwijziging bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien bij een besluit tot ontbinding geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening door het College van Bestuur.
3.
Aanwezige geld/middelen van de vereniging worden voor de datum van ontbinding naar rato van het aantal leerlingen teruggestort naar de bevoegde gezagsorganen.
4.
Na de ontbinding blijft de vereniging voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de vereniging uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
5.
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de vereniging moeten worden bewaard door een door de vereffenaars aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening. 18
Overgangsbepalingen (alleen toe te passen bij statutenwijziging van huidige SWV naar SWV PaO) 1.
Tot één augustus twee duizend dertien dan wel tot de datum daarna waarop de Wet passend onderwijs in werking is getreden, zijn de bij het samenwerkingsverband aangesloten bevoegde gezagen die (een) scho(o)l(en) voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra in stand houden, uitsluitend bevoegd gebruik te maken van hun stem voor zover het gaat om de vaststelling dan wel wijziging van het ondersteuningsplan en aangelegenheden die betrekking hebben op het ondersteuningsplan.
2.
De bepaling in het voorgaande lid vervalt op het moment dat het samenwerkingsverband, welke destijds op grond van artikel 10 h Wet op het voortgezet onderwijs was opgericht (en waarvan alleen bevoegde gezagen lid waren die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs in stand houden), niet meer als zodanig wordt bekostigd als gevolg van inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs op één augustus twee duizend dertien dan wel op een later bij wet te bepalen tijdstip.
19
TEKST STATUTEN COÖPERATIE – VO
BESTUUR-DIRECTIE MODEL
Toezichthouder: algemene vergadering Bestuur: bestuur Voorbereiding/uitvoering: directeur 1. Toelichting vooraf coöperatiemodel Het samenwerkingsverband kan kiezen voor de coöperatieve vereniging als rechtspersoon indien de coöperatie de vorm heeft van een expertisecentrum waarbij de aangesloten schoolbesturen tegen betaling gebruik maken van deze diensten. De schoolbesturen zijn gezamenlijk eigenaar van dat expertisecentrum via lidmaatschap en eventueel bestuurslidmaatschap van de coöperatie. Daarnaast zijn zij ook klant van de coöperatie; elke klant maakt zelf afspraken met de coöperatie over de omvang van de af te nemen diensten, die dus per schoolbestuur kunnen verschillen. Vooraf wordt gezamenlijk bepaald door het bestuur en de ledenvergadering van de coöperatie welke diensten de coöperatie gaat aanbieden, tegen welk (kostendekkend) tarief en of er ook diensten zijn waarvoor alle aangesloten besturen gezamenlijk dienen te betalen dan wel dat er alleen per afgenomen dienst wordt betaald door een schoolbestuur. De coöperatie heeft dus een bedrijf (het expertisecentrum) dat zakelijk moet worden gerund en dus ook bedrijfsrisico’s loopt, bijvoorbeeld als klanten de dienstverlening willen beëindigen. Vanwege het bedrijfsmatige aspect is het verstandig om ook het aansprakelijkheidsregime goed te regelen; het is wettelijk toegestaan om in de statuten de aansprakelijkheid van de leden te beperken (tot een bepaald bedrag) of zelfs geheel uit te sluiten: de coöperatie met Uitgesloten Aansprakelijkheid (U.A.). Een eventueel faillissement van de coöperatie wordt dan niet afgewenteld op de leden (schoolbesturen) van de coöperatie. Omdat schoolbesturen ook klant zijn van de coöperatie (afnemer van diensten) dient voor deze relatie een aparte dienstverleningsovereenkomst te worden afgesloten; dit heet formeel de deelnemersovereenkomst. Alle aangesloten schoolbesturen sluiten zo’n overeenkomst af met de coöperatie, waarin is geregeld onder welke condities de coöperatie diensten verleent aan de aangesloten schoolbesturen (als het ware de algemene voorwaarden van de dienstverlening). Per schoolbestuur worden de diensten die worden afgenomen gespecificeerd in een bijlage bij de overeenkomst; elk schoolbestuur bepaalt in overleg met de coöperatie welke diensten tegen welk (gezamenlijk vooraf afgesproken) tarief worden afgenomen van de coöperatie. In de bijlage is een beschrijving opgenomen voor het inhuren van specifieke expertises die bij de coöperatie aanwezig zijn zoals een psycholoog, orthopedagoog, coach, trainer maar ook betaling voor advisering, scholingstrajecten etc. Bij de onderstaande statuten hoort derhalve nog een model deelnemersovereenkomst en een bijlage: overzicht mogelijke dienstverleningsafspraken.
1
In het model is gekozen voor de term directeur uitgaande van een ruim mandaat. Afhankelijk van de hoeveelheid ruimte in het mandaat kan men ook kiezen voor de termen van coördinator, bestuursmanager o.i.d.
1
Inleiding Optie 1: statutenwijziging -
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle aan te sluiten/aangesloten bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 2
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden sluiten zich aan bij de bestaande vereniging in coöperatief verband VO ……………………………door per één november tweeduizend twaalf, voor zover aan de orde, lid te worden van voornoemde coöperatie en wensen de statuten van deze coöperatie aan te passen overeenkomstig de wettelijke eisen teneinde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen. In dat kader is besloten tot een algehele statutenwijziging van deze rechtspersoon en zijn de statuten opnieuw vastgesteld op de ledenvergadering d.d. …………………………….. Optie 2: oprichting nieuwe rechtspersoon
-
Ondergetekenden: - De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X; - De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y; - Enz. alle oprichtende bevoegde gezagen hier noemen; vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs.
-
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het in deze akte op te richten samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 3
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden hebben besloten, ten einde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen, om een nieuwe rechtspersoon op te richten (en om zich daarbij aan te sluiten), genaamd: ……………………………………………. en hebben de statuten als volgt vastgesteld:
2
Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen. 3 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen.
2
Begripsbepalingen ( zoveel mogelijk in alfabetische volgorde plaatsen) -
Afgevaardigde: een natuurlijk persoon die – al dan niet krachtens substitutie - het bevoegd gezag krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd.
-
Bevoegd gezag: de rechtspersoon, of in geval van niet-verzelfstandigd openbaar onderwijs het orgaan, die (een) scho(o)l(en) in stand houdt binnen de vorenbedoelde regio alsmede de rechtspersoon die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra, in stand houdt waarvan de vestiging(en) is (zijn) gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband en die deel neemt aan het onderhavige samenwerkingsverband.
-
Deelnemersovereenkomst: de dienstverleningsovereenkomst te sluiten tussen een lid en de coöperatie bij toetreding van een lid, waarin over en weer de rechten en plichten van het lid respectievelijk de coöperatie zijn opgenomen. De deelnemersovereenkomst vormt een onlosmakelijk onderdeel van de relatie tussen een lid en de coöperatie.
-
Medezeggenschapsraad: de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ondersteuningsplan: het plan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Ondersteuningsplanraad: de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ouders: de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen.
-
Regio: het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt.
-
Samenwerkingsverband: de bij deze akte op te richten rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Optie: (in geval van statutenwijziging:) Samenwerkingsverband: onderhavige rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Scholen(school): alle vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra en gevestigd in voormelde regio.
-
Schooljaar: het tijdvak van één augustus tot en met éénendertig juli daaraanvolgend.
-
Schoolondersteuningsprofiel(en): een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende scho(o)l(en) zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
Naam De coöperatie draagt de naam: Coöperatief samenwerkingsverband ……………… 4 U.A. (optie: W.A./B.A.) 5 De coöperatie heeft haar zetel in de gemeente: …………………. 6 Doelstelling 1.
De coöperatie heeft ten doel de belangen van haar leden te behartigen en in hun stoffelijke behoeften te voorzien ten aanzien van: 7 a.
het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen;
c.
het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
4
De naam dient verplicht het woord ‘coöperatief’ of ‘coöperatieve’ te bevatten De letters U.A., B.A. of W.A. duiden aan in hoeverre leden of oud-leden verplicht zijn in een financieel tekort van de vereniging bij te dragen ter gelegenheid van de ontbinding van de vereniging. 6 Indien de regio meerdere gemeentes omvat dan 1 gemeente kiezen als zetel 7 Het mag niet zijn het maken van winst ter verdeling onder de leden, zie 17a WVO. 5
3
d.
een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
2.
De coöperatie sluit hiertoe deelnemersovereenkomsten met haar leden in het bedrijf dat de coöperatie te dien einde ten behoeve van haar leden uitoefent of doet uitoefenen.
3.
De coöperatie mag haar werkkring niet uitstrekken tot anderen dan de bevoegde gezagsorganen welke een deelnemersovereenkomst met de coöperatie hebben gesloten.
4.
De coöperatie poogt het doel te bereiken door: a.
gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b.
het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag;
c.
het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het voortgezet speciaal onderwijs op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d.
het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e.
het in standhouden van een permanente commissie leerlingenzorg;
f.
optie: het inrichten van een orthopedagogisch-didactisch centrum;
g.
optie: het uitoefenen van door de bevoegde gezagsorganen aan de coöperatie overgedragen bevoegdheden;
h.
optie: het (doen) uitvoeren of samenwerken ten aanzien van ondersteunende diensten ten
i.
optie: het uitvoeren van overige activiteiten die kunnen bijdragen aan het doel van de
behoeve van de leden op basis van de met hen gesloten deelnemersovereenkomsten; coöperatie; j. 3.
andere middelen die aan het doel van de coöperatie dienstbaar kunnen zijn.
De coöperatie beoogt niet het maken van winst.
Geldmiddelen De geldmiddelen welke het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit: 1.
de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van het samenwerkingsverband;
2.
de bijdragen van de leden 8;
3.
coöperatie kapitaal en de inkomsten daaruit;
4.
subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
5.
erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard.
Lidmaatschap 1.
Leden kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn, dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs vormen, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband. Het bestuur houdt bij wie lid is van de coöperatie.
./.
Optie: De leden van de coöperatie worden vermeld op de aan deze akte gehechte bijlage.
2.
Lid is dat bevoegde gezagsorgaan die zich schriftelijk als lid bij het bestuur heeft aangemeld en voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het bestuur als lid is toegelaten. Ingeval van niet-toelating door het bestuur kan de algemene ledenvergadering alsnog tot toelating besluiten.
3.
De leden eerbiedigen elkanders identiteit en de coöperatie houdt daar bij de uitvoering van de taken rekening mee.
8
Dit kunnen inleg/entreegelden zijn, doch dit is niet verplicht
4
4.
Het lidmaatschap eindigt indien: a.
het lid ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en/of niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
onder het lid geen school meer in de regio ressorteert, dan wel indien het betreft een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs welke geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio;
5.
c.
het lid het lidmaatschap opzegt;
d.
namens de coöperatie het lidmaatschap wordt opgezegd.
Een lid kan de deelname aan de coöperatie slechts beëindigen door het lidmaatschap schriftelijk op te zeggen met in achtneming van tenminste een termijn van zes maanden tegen het einde van het lopende schooljaar.
6.
Een lid is niet bevoegd door opzegging van zijn lidmaatschap een besluit waarbij de bestaande verplichtingen van de leden van geldelijke aard zijn verzwaard, in zijn voordeel uit te sluiten.
7.
In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen voortvloeiende uit de beëindiging naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid door het bestuur worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden opgelegd aan het uitgetreden lid.
8.
Na de beëindiging van het lidmaatschap blijft het lid aansprakelijk voor de nakoming van zijn verplichtingen ontstaan door het lidmaatschap, mits de vordering daartoe binnen één jaar is ingesteld.
9.
Als de opzegging door een lid niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt het lidmaatschap door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij het bestuur anders besluit.
10.
Het lidmaatschap is niet overdraagbaar.
11.
Het bestuur ( optie: algemene vergadering) kan het lidmaatschap slechts schriftelijk tegen het einde van het lopende schooljaar aan een lid opzeggen met in achtneming van een termijn van één schooljaar.
12.
Deelname aan het samenwerkingsverband en beëindiging van het lidmaatschap gaan in per één augustus van het (volgende) schooljaar.
13.
Het bestuur( optie: algemene vergadering) kan een lid per direct ontzetten indien deze in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de coöperatie handelt, of de coöperatie op onredelijke wijze benadeelt of zijn geldelijke verplichtingen niet nakomt.
14.
De ontzetting geschiedt door het bestuur (optie: algemene vergadering) dat het betrokken lid
15.
Het betrokken lid kan binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving tegen het besluit tot
onverwijld van het besluit schriftelijk, onder opgave van redenen in kennis stelt. opzegging of ontzetting uit het lidmaatschap in beroep gaan bij de algemene vergadering. Het besluit van de algemene vergadering tot bevestiging van de opzegging of ontzetting kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee derde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen. Uitsluiting elke aansprakelijkheid 1.
Indien bij gerechtelijke of buitengerechtelijke vereffening van de boedel van de coöperatie blijkt dat haar bezittingen ontoereikend zijn om aan haar verplichtingen te voldoen, zijn noch zij die bij haar ontbinding leden waren, noch zij wier lidmaatschap voordien is beëindigd, tegenover de vereffenaars voor een tekort aansprakelijk.
2.
Indien een wijziging van de statuten ten gevolge heeft dat aansprakelijkheid van de leden voor de verbintenissen van de coöperatie intreedt, dan wel zodanige aansprakelijkheid wordt verhoogd of de verplichtingen van de leden tegenover de coöperatie worden verzwaard, kan een lid de toepasselijkheid van die wijziging te zijnen aanzien niet ontgaan door opzegging van het lidmaatschap.
5
Organen van de coöperatie 1.
2.
De coöperatie kent als organen: a.
de algemene vergadering;
b.
het bestuur.
Het bestuur functioneert als coöperatiebestuur en de algemene vergadering als intern toezichthoudend orgaan.
3.
Het bestuur draagt er zorg voor dat de algemene vergadering tijdig over de informatie beschikt die vereist is voor de uitoefening van het intern toezicht. (optie: voor de uitoefening van diens taak).
4.
De coöperatie kent buiten de in lid 1 genoemde organen, geen andere organen die namens de coöperatie kunnen handelen of zeggenschap in de zin van (gedeelde) bestuursmacht kunnen uitoefenen, behoudens na te melden door het bestuur aan te stellen directeur en behoudens natuurlijke personen die daartoe op basis van een uitdrukkelijke volmacht door het bestuur of de algemene vergadering worden aangewezen.
Bestuur (samenstelling) 1.
Het bestuur bestaat uit maximaal (optie: zeven) personen. Het aantal bestuursleden wordt vastgesteld door de algemene vergadering.
2.
De bestuursleden worden door de algemene vergadering benoemd, met dien verstande dat slechts een afgevaardigde van een lid tot bestuurslid kan worden benoemd. (optie: met uitzondering van de te benoemen onafhankelijke voorzitter). Optie:, met dien verstande dat: a.
aan ieder lid van de coöperatie het recht toekomt om een bestuurslid voor te dragen;
b.
één lid wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 in stand houden;
c.
één lid wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 4 in stand houden;
d.
aan een bestuurslid de kwaliteitseis wordt gesteld dat deze afgevaardigde van een lid is en daarbij uitsluitend fungeert als algemeen of bovenschools directeur in dienst bij het betreffende lid, dan wel als uitvoerend bestuurder in dienst van het betreffende lid dan wel als College van Bestuur in dienst van het betreffende lid;
e.
optie: de voorzitter door de algemene vergadering kan worden benoemd zonder dat hij een dienstverband met een van de leden heeft.
3.
Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. Optie: Het bestuur wijst uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aan. Het bestuur kent een onafhankelijke voorzitter. De onafhankelijke voorzitter wordt door de algemene vergadering in functie benoemd. Onder een onafhankelijke voorzitter wordt verstaan: Optie A (voorzitter van ‘buiten’): een voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de leden respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de leden, of Optie B (voorzitter uit midden van de leden): een afgevaardigde van een lid die, om onafhankelijk van de (schoolbestuurlijke) belangen van dat lid te kunnen fungeren, dat lid op geen enkele wijze binnen het samenwerkingsverband vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen. 9 De voorzitter heeft geen stemrecht.
4.
Tot bestuurslid is niet benoembaar de directeur.
9
Het betreffende lid dient zich middels een andere afgevaardigde binnen het samenwerkingsverband te (laten)
vertegenwoordigen en/of aan discussies en besluitvorming deel te (laten) nemen.
6
5.
Een bestuurslid kan niet als vertegenwoordiger van een bevoegd gezag zitting nemen in de algemene
6.
De voorzitter en de secretaris van het bestuur treden ook als zodanig op bij de algemene vergadering.
7.
De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden af volgens een door het
vergadering.
bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden bestuurslid is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan acht jaar. Het in een tussentijdse vacature benoemd bestuurslid neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd. 8.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ingeval van één of meer vacatures in het
9.
De algemene vergadering kan een bestuurslid schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig
bestuur vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur. acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen. 10.
De bestuursleden zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
11.
Een lid van het bestuur defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag;
e.
door het verlies van de functie of kwaliteit op grond waarvan hij tot bestuurder is benoemd.
Taken en bevoegdheden bestuur en directeur 1.
Het bestuur is belast met het besturen van de coöperatie.
2.
Het bestuur, alsmede de voorzitter en secretaris gezamenlijk, zijn bevoegd de coöperatie te
3.
Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging,
vertegenwoordigen. vervreemding of bezwaring van registergoederen anders dan in het kader van een schenking of erfrechtelijke verkrijging, tenzij het bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering heeft verkregen. 4.
Het bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de coöperatie zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering heeft verkregen.
5.
Het bestuur benoemt een directeur die leiding geeft aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband en die is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten. Optie: In het kader van de voorbereiding van het beleid stelt de directeur (een onderdeel van) een voorstel voor het ondersteuningsplan op, waarin de concrete samenwerkingsprojecten worden omschreven die ontwikkeld zullen gaan worden. Het plan laat ruimte voor elk lid om voor de aanvang van een nieuw te ontwikkelen activiteit van de coöperatie te besluiten wel of niet te participeren. Een lid dat besluit om niet te participeren in een nieuw activiteit is niet gehouden deze activiteit te bekostigen.
6.
De directeur geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en is
7.
Het bestuur alsmede de voorzitter en de secretaris mandateren het bestuur en beheer over het
verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid. samenwerkingsverband aan na te melden directeur binnen in het managementstatuut nauwkeurig omschreven grenzen en voor zover het niet betreft bevoegdheden die in lid 10 van dit artikel zijn voorbehouden aan het bestuur. 7
8.
Het bestuur stelt voor de directeur een managementstatuut vast waarbinnen de hij zijn taken en
9.
Het bestuur kan middels daartoe strekkende volmacht de directeur de bevoegdheid geven om de
bevoegdheden dient uit te oefenen. coöperatie in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Optie: Het bestuur verleent hierbij de directeur de volmacht om de coöperatie in en buiten rechte te vertegenwoordigen. 10.
Voorbehouden aan het bestuur is, na voorafgaande goedkeuring door de algemene vergadering, besluitvorming strekkende tot: a.
vaststelling van de strategische doelstellingen van de coöperatie (missie en visie);
b.
vaststelling van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband;
c.
vaststelling van het jaarverslag van de coöperatie;
d.
vaststelling van het managementstatuut alsmede vaststelling van eventuele kaders voor de directeur;
e.
aanvraag van faillissement van de coöperatie en van surséance van betaling;
f.
optie: benoeming of ontslag van de directeur van het samenwerkingsverband;
g.
wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de coöperatie en ontbinding van de coöperatie, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
11.
Voorbehouden aan het bestuur is de benoeming, schorsing en het ontslag van personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden.
12.
Voorstellen voor besluiten als bedoeld in de vorige leden 10 en 11 worden door de directeur aan het bestuur voorgelegd voorzien van een schriftelijke toelichting met vermelding van de gevolgen van het beoogde besluit.
13.
De coöperatie is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een klachtencommissie.
14.
Het bestuur (optie: de directeur) voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het personeel Decentraal Georganiseerd Overleg.
15.
Het bestuur (optie: de directeur) voert het overleg met de medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband.
Bestuursvergaderingen 1.
Het bestuur vergadert, met regelmatige tussenpozen, ten minste …….. maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of de meerderheid van de overige bestuursleden dit nodig oordelen.
2.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is.
3.
Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medebestuurder laten vertegenwoordigen.
4.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij het voltallige bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen. Optie: De directeur woont de vergaderingen van het bestuur bij en heeft een adviserende stem.
5.
Ieder lid van het bestuur brengt één stem uit (optie indien men een onafhankelijk voorzitter uit het midden van de leden benoemt de volgende tekst opnemen: zulks met uitzondering van de voorzitter). Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
6.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 8
7.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
8.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
9.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
10.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
11.
Van de bestuursvergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende bestuursvergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
Taken en bevoegdheden algemene vergadering 1.
Elk lid is door een afgevaardigde vertegenwoordigd in de algemene vergadering.
2.
De in lid 1 bedoelde vertegenwoordiger van een lid kan niet zijn een persoon die lid is (of de
3.
Alle besluitvorming in de coöperatie voorzover in deze statuten niet opgedragen aan andere organen,
4.
Optie: De algemene vergadering besluit over de hoogte van de inleggelden van de leden, de
5.
De algemene vergadering heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de
afgelopen vier jaar lid is geweest) van het bestuur van het samenwerkingsverband. is voorbehouden aan de algemene vergadering. entreegelden voor nieuwe leden en eventuele bijzondere heffingen en incidentele omslagen. gang van zaken binnen de coöperatie, een en ander met het oog op de belangen van de coöperatie. De algemene vergadering kan het bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren. 6.
De algemene vergadering stelt een toezichtkader op.
7.
De algemene vergadering is vrij in de wijze waarop zij zich laat informeren over de coöperatie.
8.
De algemene vergadering ziet toe op de naleving van de wettelijke verplichtingen, de code goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code, maar ook op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de coöperatie verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs.
9.
De algemene vergadering is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering
10.
De algemene vergadering bepaalt de bestemming van het eventuele positieve resultaat, waarbij het
van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag. volgende geldt: het resultaat komt ten goede aan de reserves van de coöperatie en zal slechts in het kader van ontbinding van de coöperatie en de daarbij behorende vereffening aan de leden worden toegekend/(terug)gestort. 11.
De algemene vergadering is belast met het aanwijzen van de registeraccountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
12.
De algemene vergadering dient onder meer de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband, het ondersteuningsplan respectievelijk het jaarverslag van de coöperatie goed te keuren.
Algemene vergaderingen en besluitvorming 1.
Jaarlijks wordt ten minste één algemene vergadering gehouden en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de algemene vergadering. In deze algemene vergadering legt het bestuur ter goedkeuring over: a.
het jaarverslag over de gang van zaken in de coöperatie en over het gevoerde beleid alsmede de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting;
b.
de meerjarenbegroting.
Deze stukken worden ondertekend door de bestuursleden; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de 9
termijn kan ieder lid in rechte vorderen van de gezamenlijke bestuurders dat zij deze verplichtingen nakomen. 2.
Het bestuur geeft in het jaarverslag aan in welke mate de voor dat jaar gestelde doelstellingen zijn gehaald, welke activiteiten het heeft ontplooid en welke maatregelen zijn genomen om de beoogde missie en doelstellingen te bereiken. Daarbij geeft het bestuur aan of voldaan is aan de uitspraken zoals vermeld in het toezichtkader. Tevens informeert het bestuur de algemene vergadering over zijn (beleids)plannen voor het komende jaar.
3.
Voorts worden algemene vergaderingen door het bestuur bijeengeroepen zo dikwijls het bestuur dit wenselijk oordeelt of daartoe op grond van de wet verplicht is.
4.
Op schriftelijk verzoek van ten minste één/…………. gedeelte van de stemgerechtigde leden is het bestuur verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering, te houden binnen vier weken na indiening van het verzoek.
5.
Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot de bijeenroeping van de algemene vergadering overgaan op de wijze als in lid 6 bepaald. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding van de vergadering en het opstellen van de notulen.
6.
De bijeenroeping van de algemene vergadering geschiedt door schriftelijk mededeling aan de stemgerechtigden op een termijn van ten minste zeven dagen. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld.
7.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. (Optie: Besluiten over het ondersteuningsplan worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen). Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
8.
Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
9.
Opties 10: A.
Elk lid heeft één stem.
B.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen; vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; enzovoorts
C.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen; vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; één duizend één (1.001) – één duizend vierhonderd (1.400) leerlingen: zes stemmen; één duizend vierhonderd één (1.401) – één duizend achthonderd (1.800) leerlingen: zeven stemmen; één duizend achthonderd één (1.801) – twee duizend tweehonderd (2.200) leerlingen: acht stemmen, en voor elke volgende zes honderd leerlingen boven de twee duizend tweehonderd
10
Om te voorkomen dat enkele grote schoolbesturen die wel de meerderheid van de leerlingen hebben maar een kleine minderheid zijn van het aantal schoolbesturen een besluit kunnen nemen, kan de staffeling zo worden vormgegeven dat er ten minste een bepaald quorum van schoolbesturen nodig is om tot een meerderheidsbesluitvorming te komen. De invloed van de grote schoolbesturen wordt in optie c dan ‘afgetopt’. De wijze waarop de staffeling er precies uit komt te zien vereist doorberekening van alle leerlingenaantallen van de schoolbesturen.
10
leerlingen heeft het betreffende lid één stem meer. Boven de drie duizend vier honderd (3.400) leerlingen komt het betreffende lid geen extra stem meer toe. Voor de stemverhouding is het aantal leerlingen per één oktober van het voorafgaande jaar bepalend. De stemverhouding wordt opnieuw vastgelegd zodra het aantal leden van de coöperatie wijzigt. 10.
Stemmen per volmacht is toegestaan, mits de volmacht is verstrekt aan een andere afgevaardigde van het betreffende lid dan wel aan een ander(e) (afgevaardigde van een) lid.
11.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
12.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
13.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
14.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
15.
Van de algemene vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende algemene vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
Geschillenregeling en mediation OPTIE 1: mediation voorafgaand aan geschillenregeling 1.
In geval van geschillen over de toepassing van de samenwerking zullen de partijen die het geschil betreft trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation. Eerst indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan een door het samenwerkingsverband in te stellen onafhankelijke geschillencommissie (optie: aan de landelijke geschillencommissie waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten).
2.
Een lid van de coöperatie kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo het bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of die handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
OPTIE 2: Alleen geschillenregeling 1.
Het samenwerkingsverband stelt een onafhankelijke geschillencommissie in ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband. (optie: het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie ……………………..ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband)
2.
Een lid van de coöperatie kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo het bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of de handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
Procedure ondersteuningsplan OPTIE 1: uitgewerkt met data 11
1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
De directeur stelt een voorstel voor het ondersteuningsplan op gebaseerd op de door de leden vastgestelde schoolondersteuningsprofielen. Elk lid zendt het (de) vastgestelde schoolondersteuningsprofiel(en) vóór één januari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft aan de directeur.
3.
De directeur legt het voorstel voor het ondersteuningsplan, vóór één februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, voor aan het bestuur.
4.
Het bestuur neemt een voorgenomen besluit aangaande het voorstel voor het ondersteuningsplan en bespreekt dit voorstel vóór vijftien februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft met de algemene vergadering ter voorlopige goedkeuring.
5.
De algemene vergadering wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
6.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
7.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 11, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 12, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
8.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 6 en lid 7 vermelde overleg heeft plaats gehad doch vóór vijftien maart van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking, ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
9.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
10.
Het bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 6 en lid 7 van dit artikel heeft plaatsgevonden, vervolgens vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft het definitieve ondersteuningsplan vast.
11.
De directeur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
OPTIE 2: beperktere uitwerking (procedure/termijnen in reglement uitwerken) 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het bestuur bespreekt het voorstel voor het ondersteuningsplan met de algemene vergadering ter voorlopige goedkeuring.
3.
De algemene vergadering wordt door het bestuur een redelijke termijn gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
4.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming
11
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 12 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
12
gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten. 5.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 13, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 14, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
6.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 4 en lid 5 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
7.
Het bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 4 en lid 5 van dit artikel heeft plaatsgevonden, het definitieve ondersteuningsplan vast.
8.
De directeur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
Procedure ondersteuningsplan schooljaar 2012-2013 1.
Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt in afwijking van het in de vorige artikel bepaalde uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd. Optie: indien in voorgaand artikel voor optie 2 (procedure/termijnen in reglement) is gekozen de volgende tekst opnemen: Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd.
2.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan.
3.
Indien door de ondersteuningsplanraad aan het te nemen besluit van het samenwerkingsverband over het eerste ondersteuningsplan de instemming wordt onthouden, wordt het voorstel vervolgens door het bestuur binnen twee weken aan de geschillencommissie als bedoeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen voorgelegd. De commissie voor geschillen doet in geschillen over het eerste ondersteuningsplan uiterlijk op vijftien april tweeduizend dertien uitspraak. Tegen de uitspraak staat geen beroep open.
Inhoud ondersteuningsplan Het bestuur draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan aan de wijzen, afspraken, procedures en criteria voldoet zoals vermeld in artikel 17a lid 8 Wet op het voortgezet onderwijs. Dit betreft in ieder geval: a.
de wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen;
13
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 14 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
13
b.
de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting;
c.
de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal
d.
de wijze van inrichting van de in artikel ……. vermelde adviescommissie;
e.
de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het
onderwijs en op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40 lid 12 van de Wet op de expertisecentra, betrekking heeft, is verstreken; f.
de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging;
g.
de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over ondersteuningsvoorzieningen;
h.
de wijze waarop wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel 85d van de Wet op het voortgezet onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 85d lid 1 bedoelde peildatum; (naast de bekostigingspeildatum van 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt)
i.
de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel 85d lid 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Informatieplicht 1.
Elk lid voorziet het bestuur en de directeur van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de coöperatie.
2.
De leden sturen vóór vijftien oktober van elk jaar hun telgegevens van één oktober naar de directeur.
Medezeggenschap 1.
Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden. Het bestuur stelt een reglement vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap op Scholen.
2.
Deze medezeggenschapsraad zal uit tenminste twee leden bestaan die worden gekozen uit en door het personeel dat in dienst is, dan wel ten minste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming, bij het samenwerkingsverband.
3.
Het samenwerkingsverband stelt tevens een ondersteuningsplanraad in. Het bestuur stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
4.
De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt.
5.
De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen.
6.
Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan.
7.
De leden van het samenwerkingsverband zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de leden te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het schoolondersteuningsprofiel.
Permanente commissie leerlingenzorg OPTIE 1: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de leden in het samenwerkingsverband adviseert over het aanbod en de invulling van leerwegondersteunend onderwijs 14
en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs. 2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
OPTIE 2: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de taken vervult zoals in artikel 17a lid 11 van de Wet op het voorgezet onderwijs vermeld. In het ondersteuningsplan worden eventuele aanvullende taken aan de permanente commissie leerlingenzorg opgedragen.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
Adviescommissie toelaatbaarheid 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan het voortgezet speciaal onderwijs.(optie: de permanente commissie leerlingenzorg fungeert tevens als adviescommissie toelaatbaarheid)
2.
De adviescommissie bestaat uit minimaal drie leden.
3.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in het ondersteuningsplan.
4.
Het samenwerkingsverband neemt, met het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school van de betreffende leerling en verstrekt de ouders van de leerling een afschrift van de beslissing.
Bezwaaradviescommissie Optie A: Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie ……………….die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. Optie B: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in die: a.
adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de
b.
een voor de leden bindende uitspraak doet inzake geschillen waarbij een lid ernstig in zijn belang
toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs; wordt geschaad. 2.
De geschillencommissie bestaat uit een voorzitter en minimaal twee leden. De voorzitter maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.
3.
Het bestuur stelt een reglement vast voor de werkwijze van deze commissie.
4.
Tegen een beslissing van het samenwerkingsverband op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders 1.
Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke wijze persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie, vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn.
2.
Het samenwerkingsverband verstrekt van élk advies aan het bevoegd gezag van de school over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
15
Boekjaar en jaarstukken 1.
Het boekjaar van de coöperatie is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft een verlengd boekjaar en eindigt derhalve per ultimo december tweeduizend dertien.
2.
Het bestuur van de coöperatie is verplicht van de vermogenstoestand van de coöperatie en van al hetgeen verder de financiën van de coöperatie betreft op zodanige wijze boek te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de coöperatie kunnen worden gekend.
3.
In de algemene vergadering, die jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt gehouden, legt het bestuur rekening en verantwoording af over het verstreken boekjaar, aan de hand van een door het bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag.
4.
De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
5.
Verder wordt de jaarrekening gecontroleerd door de registeraccountant die door de algemene vergadering is benoemd. Deze registeraccountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan de algemene vergadering en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het bestuur.
6.
De algemene vergadering is bevoegd in een apart besluit de bestuursleden décharge te verlenen voor
7.
Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere
hun bestuur, nadat het jaarrekening is goedgekeurd door de algemene vergadering. gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren. Statutenwijziging 1. 2.
Wijziging van de statuten kan slechts plaats hebben na een besluit van de algemene vergadering. De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste veertien dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat de mededeling dat daarin de wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
3.
Degenen die de oproeping tot de algemene vergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de dag der vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging(en) woordelijk is (zijn) opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de leden ter inzage leggen tot na de afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden.
4.
Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten door een algemene vergadering waarin ten minste twee derden van het totaal aantal leden van de coöperatie aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
5.
Is niet twee derde van de leden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen vier, doch niet eerder dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen.
6.
Het lid 4 en 5 bepaalde is niet van toepassing als tijdens de algemene vergadering alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen.
7.
De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
8.
Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot (af)splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Ontbinding en vereffening 1.
Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de coöperatie ontbonden door een besluit daartoe van de algemene vergadering. Het in deze statuten ten aanzien van statutenwijziging bepaalde is van overeenkomstige toepassing. 16
2.
Indien bij een besluit tot ontbinding geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening
3.
Aanwezige geld/middelen van de coöperatie worden voor de datum van ontbinding naar rato van het
door het bestuur. aantal leerlingen teruggestort naar de bevoegde gezagsorganen. 4.
Na de ontbinding blijft de coöperatie voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de coöperatie uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
5.
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de coöperatie moeten worden bewaard door een door de vereffenaars aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening.
Overgangsbepalingen (alleen toe te passen bij statutenwijziging van huidige SWV naar SWV PaO) 1.
Tot één augustus twee duizend dertien dan wel tot de datum daarna waarop de Wet passend onderwijs in werking is getreden, zijn de bij het samenwerkingsverband aangesloten bevoegde gezagen die (een) scho(o)l(en) voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra in stand houden, uitsluitend bevoegd gebruik te maken van hun stem voor zover het gaat om de vaststelling dan wel wijziging van het ondersteuningsplan en aangelegenheden die betrekking hebben op het ondersteuningsplan.
2.
De bepaling in het voorgaande lid vervalt op het moment dat het samenwerkingsverband, welke destijds op grond van artikel 10 h Wet op het voortgezet onderwijs was opgericht (en waarvan alleen bevoegde gezagen lid waren die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs in stand houden), niet meer als zodanig wordt bekostigd als gevolg van inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs op één augustus twee duizend dertien dan wel op een later bij wet te bepalen tijdstip.
17
TEKST STATUTEN COÖPERATIE - VO
RAAD VAN BEHEER MODEL
Toezichthouder: algemene vergadering en de niet-uitvoerende bestuurders (AB) Voorbereiding/uitvoering: uitvoerend bestuurder (DB) of directeur-bestuurder. Het AB en DB vormen tezamen het bestuur. Toelichting vooraf coöperatiemodel Het samenwerkingsverband kan kiezen voor de coöperatieve vereniging als rechtspersoon indien de coöperatie de vorm heeft van een expertisecentrum waarbij de aangesloten schoolbesturen tegen betaling gebruik maken van deze diensten. De schoolbesturen zijn gezamenlijk eigenaar van dat expertisecentrum via lidmaatschap en eventueel bestuurslidmaatschap van de coöperatie. Daarnaast zijn zij ook klant van de coöperatie; elke klant maakt zelf afspraken met de coöperatie over de omvang van de af te nemen diensten, die dus per schoolbestuur kunnen verschillen. Vooraf wordt gezamenlijk bepaald door het bestuur en de ledenvergadering van de coöperatie welke diensten de coöperatie gaat aanbieden, tegen welk (kostendekkend) tarief en of er ook diensten zijn waarvoor alle aangesloten besturen gezamenlijk dienen te betalen dan wel dat er alleen per afgenomen dienst wordt betaald door een schoolbestuur. De coöperatie heeft dus een bedrijf (het expertisecentrum) dat zakelijk moet worden gerund en dus ook bedrijfsrisico’s loopt, bijvoorbeeld als klanten de dienstverlening willen beëindigen. Vanwege het bedrijfsmatige aspect is het verstandig om ook het aansprakelijkheidsregime goed te regelen; het is wettelijk toegestaan om in de statuten de aansprakelijkheid van de leden te beperken (tot een bepaald bedrag) of zelfs geheel uit te sluiten: de coöperatie met Uitgesloten Aansprakelijkheid (U.A.). Een eventueel faillissement van de coöperatie wordt dan niet afgewenteld op de leden (schoolbesturen) van de coöperatie. Omdat schoolbesturen ook klant zijn van de coöperatie (afnemer van diensten) dient voor deze relatie een aparte dienstverleningsovereenkomst te worden afgesloten; dit heet formeel de deelnemersovereenkomst. Alle aangesloten schoolbesturen sluiten zo’n overeenkomst af met de coöperatie, waarin is geregeld onder welke condities de coöperatie diensten verleent aan de aangesloten schoolbesturen (als het ware de algemene voorwaarden van de dienstverlening). Per schoolbestuur worden de diensten die worden afgenomen gespecificeerd in een bijlage bij de overeenkomst; elk schoolbestuur bepaalt in overleg met de coöperatie welke diensten tegen welk (gezamenlijk vooraf afgesproken) tarief worden afgenomen van de coöperatie. In de bijlage is een beschrijving opgenomen voor het inhuren van specifieke expertises die bij de coöperatie aanwezig zijn zoals een psycholoog, orthopedagoog, coach, trainer maar ook betaling voor advisering, scholingstrajecten etc. Bij de onderstaande statuten hoort derhalve nog een model deelnemersovereenkomst en een bijlage: overzicht mogelijke dienstverleningsafspraken.
1
Inleiding Optie 1: statutenwijziging -
Ondergetekenden: -
De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X;
-
De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y;
-
Enz. alle aan te sluiten/aangesloten bevoegde gezagen hier noemen;
vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs. -
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 1
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden sluiten zich aan bij de bestaande vereniging in coöperatief verband VO …………………………… door per één november tweeduizend twaalf, voor zover aan de orde, lid te worden van voornoemde coöperatie en wensen de statuten van deze coöperatie aan te passen overeenkomstig de wettelijke eisen teneinde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen. In dat kader is besloten tot een algehele statutenwijziging van deze rechtspersoon en zijn de statuten opnieuw vastgesteld op de ledenvergadering d.d. ……………………………..
-
Optie 2: oprichting nieuwe rechtspersoon
-
Ondergetekenden: -
De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X;
-
De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y;
-
Enz. alle oprichtende bevoegde gezagen hier noemen;
vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs. -
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het in deze akte op te richten samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 2
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden hebben besloten, ten einde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen, om een nieuwe rechtspersoon op te richten (en om zich daarbij aan te sluiten), genaamd: ……………………………………………. en hebben de statuten als volgt vastgesteld:
Begripsbepalingen ( zoveel mogelijk in alfabetische volgorde plaatsen) 1
Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen. 2 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen.
2
-
Afgevaardigde: een natuurlijk persoon die – al dan niet krachtens substitutie - het bevoegd gezag krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd.
-
Bevoegd gezag: de rechtspersoon, of in geval van niet-verzelfstandigd openbaar onderwijs het orgaan, die (een) scho(o)l(en) in stand houdt binnen de vorenbedoelde regio alsmede de rechtspersoon die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra, in stand houdt waarvan de vestiging(en) is (zijn) gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband en die deel neemt aan het onderhavige samenwerkingsverband.
-
Deelnemersovereenkomst: de dienstverleningsovereenkomst te sluiten tussen een lid en de coöperatie bij toetreding van een lid, waarin over en weer de rechten en plichten van het lid respectievelijk de coöperatie zijn opgenomen. De deelnemersovereenkomst vormt een onlosmakelijk onderdeel van de relatie tussen een lid en de coöperatie.
-
Medezeggenschapsraad: de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ondersteuningsplan: het plan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Ondersteuningsplanraad: de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ouders: de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen.
-
Regio: het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten
-
Samenwerkingsverband: de bij deze akte op te richten rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van
-
Optie: (in geval van statutenwijziging:) Samenwerkingsverband: onderhavige rechtspersoon als
gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt. de Wet op het voortgezet onderwijs. bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs. -
Scholen(school): alle vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra en gevestigd in voormelde regio.
-
Schooljaar: het tijdvak van één augustus tot en met éénendertig juli daaraanvolgend.
-
Schoolondersteuningsprofiel(en): een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende scho(o)l(en) zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
Naam De coöperatie draagt de naam: Coöperatief samenwerkingsverband ……………… 3 U.A (optie: W.A./B.A) 4 De coöperatie heeft haar zetel in de gemeente: …………………. 5 Doelstelling 1.
De coöperatie heeft ten doel de belangen van haar leden te behartigen en in hun stoffelijke behoeften te voorzien ten aanzien van: 6 a.
het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen;
c.
het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
3
De naam dient verplicht het woord ‘coöperatief’ of ‘coöperatieve’ te bevatten De letters U.A., B.A. of W.A. duiden aan in hoeverre leden of oud-leden verplicht zijn in een financieel tekort van de vereniging bij te dragen ter gelegenheid van de ontbinding van de vereniging. 5 Indien de regio meerdere gemeentes omvat dan 1 gemeente kiezen als zetel 6 Het mag niet zijn het maken van winst ter verdeling onder de leden, zie 17a WVO. 4
3
d.
een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
2.
De coöperatie sluit hiertoe deelnemersovereenkomsten met haar leden in het bedrijf dat de coöperatie te dien einde ten behoeve van haar leden uitoefent of doet uitoefenen.
3.
De coöperatie mag haar werkkring niet uitstrekken tot anderen dan de bevoegde gezagsorganen welke een deelnemersovereenkomst met de coöperatie hebben gesloten.
4.
De coöperatie poogt het doel te bereiken door: a.
gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b.
het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag;
c.
het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het voortgezet speciaal onderwijs op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d.
het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e.
het in standhouden van een permanente commissie leerlingenzorg;
f.
optie: het inrichten van een orthopedagogisch-didactisch centrum;
g.
optie: het uitoefenen van door de bevoegde gezagsorganen aan de coöperatie overgedragen
h.
optie: het (doen) uitvoeren of samenwerken ten aanzien van ondersteunende diensten ten
bevoegdheden; behoeve van de leden op basis van de met hen gesloten deelnemersovereenkomsten; i.
optie: het uitvoeren van overige activiteiten die kunnen bijdragen aan het doel van de
j.
andere middelen die aan het doel van de coöperatie dienstbaar kunnen zijn.
coöperatie; 5.
De coöperatie beoogt niet het maken van winst.
Geldmiddelen De geldmiddelen welke het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit: 1.
de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van het samenwerkingsverband;
2.
de bijdragen van de leden 7;
3.
coöperatie kapitaal en de inkomsten daaruit;
4.
subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
5.
erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard.
Lidmaatschap 1.
Leden kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn, dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs vormen, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband. Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) houdt bij wie lid is van de coöperatie.
./.
Optie: De leden van de coöperatie worden vermeld op de aan deze akte gehechte bijlage.
2.
Lid is dat bevoegde gezagsorgaan die zich schriftelijk als lid bij het bestuur heeft aangemeld en voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het bestuur als lid is toegelaten. Ingeval van niet-toelating door het bestuur kan de algemene ledenvergadering alsnog tot toelating besluiten.
7
Dit kunnen inleg/entreegelden zijn, doch dit is niet verplicht
4
3.
De leden eerbiedigen elkanders identiteit en de coöperatie houdt daar bij de uitvoering van de taken
4.
Het lidmaatschap eindigt indien:
rekening mee. a.
het lid ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en/of niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
onder het lid geen school meer in de regio ressorteert, dan wel indien het betreft een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs welke geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio;
5.
c.
het lid het lidmaatschap opzegt;
d.
namens de coöperatie het lidmaatschap wordt opgezegd.
Een lid kan de deelname aan de coöperatie slechts beëindigen door het lidmaatschap schriftelijk op te zeggen met in achtneming van tenminste een termijn van zes maanden tegen het einde van het lopende schooljaar.
6.
Een lid is niet bevoegd door opzegging van zijn lidmaatschap een besluit waarbij de bestaande verplichtingen van de leden van geldelijke aard zijn verzwaard, in zijn voordeel uit te sluiten.
7.
In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen voortvloeiende uit de beëindiging naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid door het bestuur worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden opgelegd aan het uitgetreden lid.
8.
Na de beëindiging van het lidmaatschap blijft het lid aansprakelijk voor de nakoming van zijn verplichtingen ontstaan door het lidmaatschap, mits de vordering daartoe binnen één jaar is ingesteld.
9.
Als de opzegging door een lid niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt het lidmaatschap door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij het bestuur anders besluit.
10.
Het lidmaatschap is niet overdraagbaar.
11.
Het bestuur ( optie: algemene vergadering) kan het lidmaatschap slechts schriftelijk tegen het einde van het lopende schooljaar aan een lid opzeggen met in achtneming van een termijn van één schooljaar.
12.
Deelname aan het samenwerkingsverband en beëindiging van het lidmaatschap gaan in per één augustus van het (volgende) schooljaar.
13.
Het bestuur( optie: algemene vergadering) kan een lid per direct ontzetten indien deze in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de coöperatie handelt, of de coöperatie op onredelijke wijze benadeelt of zijn geldelijke verplichtingen niet nakomt.
14.
De ontzetting geschiedt door het bestuur (optie: algemene vergadering) dat het betrokken lid onverwijld van het besluit schriftelijk, onder opgave van redenen in kennis stelt.
15.
Het betrokken lid kan binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving tegen het besluit tot opzegging of ontzetting uit het lidmaatschap in beroep gaan bij de algemene vergadering. Het besluit van de algemene vergadering tot bevestiging van de opzegging of ontzetting kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee derde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.
Uitsluiting elke aansprakelijkheid 1.
Indien bij gerechtelijke of buitengerechtelijke vereffening van de boedel van de coöperatie blijkt dat haar bezittingen ontoereikend zijn om aan haar verplichtingen te voldoen, zijn noch zij die bij haar ontbinding leden waren, noch zij wier lidmaatschap voordien is beëindigd, tegenover de vereffenaars voor een tekort aansprakelijk.
2.
Indien een wijziging van de statuten ten gevolge heeft dat aansprakelijkheid van de leden voor de verbintenissen van de coöperatie intreedt, dan wel zodanige aansprakelijkheid wordt verhoogd of de verplichtingen van de leden tegenover de coöperatie worden verzwaard, kan een lid de toepasselijkheid van die wijziging te zijnen aanzien niet ontgaan door opzegging van het lidmaatschap.
5
Organen van de coöperatie 1.
De coöperatie kent als organen: a.
de algemene vergadering;
b.
het bestuur bestaande uit het algemeen bestuur (niet-uitvoerend bestuur) en het dagelijks bestuur (uitvoerend bestuur), optie: of wel verder te noemen de directeur-bestuurder.
2.
Het bestuur functioneert als coöperatiebestuur waarbij het algemeen bestuur als beleidsbepalend en intern toezichthoudend orgaan functioneert ten aanzien van het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder die het dagelijks bestuur uitoefent).
3.
De algemene vergadering functioneert als intern toezichthoudend orgaan voor het bestuur.
4.
De coöperatie kent buiten de in lid 1 genoemde organen, geen andere organen die namens de coöperatie kunnen handelen of zeggenschap in de zin van (gedeelde) bestuursmacht kunnen uitoefenen, behoudens natuurlijke personen die daartoe op basis van een uitdrukkelijke volmacht door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder) of de algemene vergadering worden aangewezen.
5.
De organen van de coöperatie dragen zorg voor een goede onderlinge verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
6.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) draagt er zorg voor dat het algemeen bestuur tijdig over de informatie beschikt die vereist is voor de uitoefening van het intern toezicht. (optie: voor de uitoefening van diens taak).
7.
Het bestuur draagt er zorg voor dat de algemene vergadering tijdig over de informatie beschikt die vereist is voor de uitoefening van het intern toezicht. (optie: voor de uitoefening van diens taak).
(Algemeen) bestuur (samenstelling) 1.
Het algemeen bestuur bestaat uit maximaal (optie: zeven) personen. Het aantal bestuursleden van het algemeen bestuur wordt vastgesteld door de algemene vergadering. Optie: Het bestuur bestaat uit maximaal (optie: zeven) personen. Het aantal bestuursleden wordt vastgesteld door de algemene vergadering. Het bestuur wijst uit haar midden de leden aan die gezamenlijk het dagelijks bestuur vormen. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan die de vergaderingen van het algemeen bestuur en het bestuur leidt.
2.
De leden van het algemeen bestuur worden door de algemene vergadering benoemd, met dien verstande dat slechts een afgevaardigde van een lid tot lid van het algemeen bestuur kan worden benoemd. (optie: met uitzondering van de te benoemen onafhankelijke voorzitter) Optie:, met dien verstande dat: a.
aan ieder lid van de coöperatie het recht toekomt om een lid voor het algemeen bestuur voor te dragen;
b.
één lid van het algemeen bestuur wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 in stand houden;
c.
één lid van het algemeen bestuur wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 4 in stand houden;
d. e.
de benoeming geschiedt op grond van vooraf openbaar gemaakte profielen; aan een lid van het algemeen bestuur de kwaliteitseis wordt gesteld dat deze afgevaardigde van een lid is en daarbij uitsluitend fungeert als algemeen of bovenschools directeur in dienst bij het betreffende lid, dan wel als uitvoerend bestuurder in dienst van het betreffende lid dan wel als College van Bestuur in dienst van het betreffende lid;
f.
optie: de voorzitter van het algemeen bestuur kan door de algemene vergadering worden benoemd zonder dat hij een afgevaardigde van een lid is casu quo zonder dat hij een dienstverband met een van de leden heeft. 6
3.
Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. Optie: Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aan. Het algemeen bestuur kent een onafhankelijke voorzitter. De onafhankelijke voorzitter wordt door de algemene vergadering in functie benoemd. Onder een onafhankelijke voorzitter wordt verstaan: Optie A (voorzitter van ‘buiten’): een voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de leden respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de leden, of Optie B (voorzitter uit midden van de leden): een afgevaardigde van een lid die, om onafhankelijk van de (schoolbestuurlijke) belangen van dat lid te kunnen fungeren, dat lid op geen enkele wijze binnen het samenwerkingsverband vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen. 8 De voorzitter heeft geen stemrecht.
4.
Tot voorzitter van het algemeen bestuur kan niet worden benoemd een persoon die lid is of is geweest van het dagelijks bestuur van de coöperatie dan wel een persoon die directeur-bestuurder van de coöperatie is of is geweest.
5.
Een lid van het algemeen bestuur kan niet als vertegenwoordiger van een bevoegd gezag zitting nemen in de algemene vergadering.
6.
De voorzitter en de secretaris van het algemeen bestuur treden ook als zodanig op bij de algemene
7.
De leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden af
vergadering. volgens een door het algemeen bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden lid van het algemeen bestuur is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan acht jaar. Het in een tussentijdse vacature benoemd lid van het algemeen bestuur neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd. 8.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ingeval van één of meer vacatures in het
9.
De algemene vergadering kan een lid van het algemeen bestuur schorsen of ontslaan indien zij daartoe
algemeen bestuur vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur. termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen. 10.
De leden van het algemeen bestuur zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
11.
Een lid van het algemeen bestuur defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag;
e.
door het verlies van de functie of kwaliteit op grond waarvan hij tot bestuurder is benoemd.
Taken en bevoegdheden (algemeen) bestuur 1.
Het bestuur bestuurt en vertegenwoordigt de coöperatie. Daarnaast komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid gezamenlijk toe aan de voorzitter en de secretaris van het algemeen bestuur. (Optie: Voorts is het dagelijks bestuur (optie: de directeurbestuurder) bevoegd de coöperatie te vertegenwoordigen.)
2.
Het algemeen bestuur is belast met het algemeen bestuur van de coöperatie.
3.
Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen anders dan in het kader van een schenking of 8
Het betreffende lid dient zich middels een andere afgevaardigde binnen het samenwerkingsverband te (laten)
vertegenwoordigen en/of aan discussies en besluitvorming deel te (laten) nemen.
7
erfrechtelijke verkrijging, tenzij het algemeen bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering heeft verkregen. 4.
Het bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de coöperatie zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het algemeen bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering heeft verkregen.
5.
Het algemeen bestuur delegeert, tot wederopzegging en onverminderd zijn eindverantwoordelijkheden, alle bestuurlijke taken en bevoegdheden - met uitzondering van hetgeen zij zich hierna voor zich zelf voorbehoud - aan het dagelijkse bestuur (optie: de directeurbestuurder).
6.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) wordt ten aanzien van de gedelegeerde taken en bevoegdheden de uitvoerende bestuurder.
7.
Het algemeen bestuur is het intern toezichthoudend orgaan op de uitvoering van de gedelegeerde taken en bevoegdheden.
8.
Het algemeen bestuur stelt een toezichtkader op.
9.
Het algemeen bestuur houdt toezicht op de naleving door het dagelijks bestuur (optie: de directeurbestuurder) van de wettelijke verplichtingen, de code goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code, maar ook op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de coöperatie verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs.
10.
Het algemeen bestuur stelt een bestuursstatuut vast waarin de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder) wordt uitgewerkt.
Besluitvorming algemeen bestuur 1.
Het algemeen bestuur vergadert, met regelmatige tussenpozen, ten minste …….. maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of de meerderheid van de overige bestuursleden dit nodig oordelen.
2.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van het algemeen bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is.
3.
Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medebestuurder laten vertegenwoordigen.
4.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij het voltallige bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.
5.
Ieder lid van het bestuur brengt één stem uit (optie indien men een onafhankelijk voorzitter uit het midden van de leden benoemt de volgende tekst opnemen: zulks met uitzondering van de voorzitter). Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
6.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
7.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
8.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
9.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
10.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. 8
Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot. 11.
Tenminste twee keer per jaar is er een vergadering van het algemeen en dagelijks bestuur gezamenlijk, waarbij het functioneren van het algemeen en dagelijks bestuur aan de orde komt en de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid wordt besproken.
12.
Tot de bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn het algemeen en dagelijks bestuur gelijkelijk bevoegd.
13.
De gemeenschappelijke vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het algemeen bestuur. Indien deze afwezig is voorzien de aanwezige bestuurders in de leiding van de vergadering. Tot dat moment wordt de vergadering geleid door het in leeftijd oudste aanwezige bestuurslid.
14.
Van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van de gemeenschappelijke vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitters van zowel het algemeen als het dagelijks bestuur (optie: door de voorzitter van het algemeen bestuur en de directeur-bestuurder).
Dagelijks bestuur (samenstelling) 1.
Het algemeen bestuur bepaalt het aantal leden van het dagelijks bestuur en benoemt, schorst en ontslaat deze bestuursleden. Indien het dagelijks bestuur uit meer dan één persoon bestaat, wordt de voorzitter van het dagelijks bestuur in functie benoemd. Optie: De coöperatie heeft een dagelijks bestuur bestaande uit de directeur-bestuurder. De directeur-bestuurder wordt benoemd door het algemeen bestuur en kan door het algemeen bestuur worden geschorst en/of ontslagen.
2.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) wordt benoemd voor onbepaalde tijd.
3.
Tot lid van het dagelijks bestuur (optie: Tot directeur-bestuurder) kan niet worden benoemd een persoon die reeds een bestuurs- of toezichtfunctie vervult bij een lid van de coöperatie noch een persoon die in de voorafgaande vier jaar lid is geweest van het algemeen bestuur van de coöperatie.
4.
Een lid van het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) kan niet als vertegenwoordiger van een bevoegd gezag zitting nemen in de algemene vergadering.
5.
6.
Een lid van het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag door het algemeen bestuur;
e.
door ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met de coöperatie.
Indien het voltallige dagelijks bestuur wordt geschorst of defungeert (optie: indien de directeurbestuurder wordt geschorst of defungeert) wordt door of namens het algemeen bestuur opgetreden als waarnemer van het dagelijkse bestuur.
7.
Een lid van het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) is bevoegd te allen tijde zelf zijn ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
Taken en bevoegdheden (dagelijks) bestuur (optie: directeur-bestuurder en bestuur) 1.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) geeft leiding aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband en is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten.
2.
Optie: In het kader van de voorbereiding van het beleid stelt de directeur (een onderdeel van) een voorstel voor het ondersteuningsplan op, waarin de concrete samenwerkingsprojecten worden omschreven die ontwikkeld zullen gaan worden. Het plan laat ruimte voor elk lid om voor de aanvang van een nieuw te ontwikkelen activiteit van de coöperatie te besluiten wel of niet te participeren. 9
Een lid dat besluit om niet te participeren in een nieuw activiteit is niet gehouden deze activiteit te bekostigen. 3.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en is verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid.
4.
Voorbehouden aan het bestuur is, na voorafgaande goedkeuring door de algemene vergadering, besluitvorming strekkende tot: a.
vaststelling van de strategische doelstellingen van de coöperatie (missie en visie);
b.
vaststelling van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het
c.
vaststelling van het jaarverslag van de coöperatie;
d.
vaststelling van het bestuursstatuut alsmede vaststelling van eventuele kaders voor het
samenwerkingsverband;
dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder); e.
aanvraag van faillissement van de coöperatie en van surséance van betaling;
f.
wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de coöperatie en ontbinding van de coöperatie, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
5.
Voorbehouden aan het algemeen bestuur (optie: dagelijks bestuur) is de benoeming, schorsing en het
6.
Voorstellen voor besluiten als bedoeld in de vorige leden 4 en 5 worden door het dagelijks bestuur
ontslag van personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden. (optie: directeur-bestuurder) aan het algemeen bestuur voorgelegd voorzien van een schriftelijke toelichting met vermelding van de gevolgen van het beoogde besluit. 7.
De coöperatie is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een klachtencommissie.
8.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het personeel Decentraal Georganiseerd Overleg.
9.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) voert het overleg met de medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband.
10.
Optie: Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) heeft de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van het algemeen bestuur nodig voor de volgende aangelegenheden: a.
het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de coöperatie;
b.
het aangaan van geldleningen boven een door het algemeen bestuur vast te stellen bedrag;
c.
ingrijpende reorganisaties van de coöperatie respectievelijk de onder haar ressorterende scholen.
11.
Optie: Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) stelt een managementstatuut vast waarin de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bevoegde gezagsorganen in relatie tot het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder) staat beschreven.
Besluitvorming dagelijks bestuur (dit tekstblok kan vervallen als dagelijks bestuur uit 1 persoon bestaat te weten de directeur-bestuurder) 1.
Het dagelijks bestuur vergadert, met regelmatige tussenpozen, ten minste …….. maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of de meerderheid van de overige bestuursleden dit nodig oordelen.
2.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van het dagelijks bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is.
3.
Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medebestuurder laten vertegenwoordigen.
4.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten 10
genomen worden, tenzij het voltallige bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen. 5.
Ieder lid van het dagelijks bestuur brengt één stem uit. Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of
6.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte
meer leden een schriftelijke stemming wensen. geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 7.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
8.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
9.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
10.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
11.
Van de vergaderingen van het dagelijks bestuur worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende bestuursvergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter.
Taken en bevoegdheden algemene vergadering 1.
Elk lid is door een afgevaardigde vertegenwoordigd in de algemene vergadering.
2.
De in lid 1 bedoelde vertegenwoordiger van een lid kan niet zijn een persoon die lid is (of de afgelopen vier jaar lid is geweest) van het bestuur van het samenwerkingsverband.
3.
Alle besluitvorming in de coöperatie voor zover in deze statuten niet opgedragen aan andere organen, is voorbehouden aan de algemene vergadering.
4.
Optie: De algemene vergadering besluit over de hoogte van de inleggelden van de leden, de entreegelden voor nieuwe leden en eventuele bijzondere heffingen en incidentele omslagen.
5.
De algemene vergadering heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de gang van zaken binnen de coöperatie, een en ander met het oog op de belangen van de coöperatie. De algemene vergadering kan het bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren.
6.
De algemene vergadering is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van zijn taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag.
7.
De algemene vergadering bepaalt de bestemming van het eventuele positieve resultaat, waarbij het volgende geldt: het resultaat komt ten goede aan de reserves van de coöperatie en zal slechts in het kader van ontbinding van de coöperatie en de daarbij behorende vereffening aan de leden worden toegekend/(terug)gestort.
8.
De algemene vergadering is belast met het aanwijzen van de registeraccountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
9.
De algemene vergadering dient ondermeer de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband, het ondersteuningsplan respectievelijk het jaarverslag van de coöperatie goed te keuren.
Algemene vergaderingen en besluitvorming 1.
Jaarlijks wordt ten minste één algemene vergadering gehouden en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de algemene vergadering. In deze algemene vergadering legt het bestuur ter goedkeuring over: a.
het jaarverslag over de gang van zaken in de coöperatie en over het gevoerde beleid alsmede de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting;
b.
de meerjarenbegroting. 11
Deze stukken worden ondertekend door de bestuursleden; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan ieder lid in rechte vorderen van de gezamenlijke bestuurders dat zij deze verplichtingen nakomen. 2.
Het bestuur geeft in het jaarverslag aan in welke mate de voor dat jaar gestelde doelstellingen zijn gehaald, welke activiteiten het heeft ontplooid en welke maatregelen zijn genomen om de beoogde missie en doelstellingen te bereiken. Daarbij geeft het bestuur aan of voldaan is aan de uitspraken zoals vermeld in het toezichtkader. Tevens informeert het bestuur de algemene vergadering over (beleids)plannen voor het komende jaar.
3.
Het algemeen bestuur is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van zijn toezichthoudende taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag.
4.
Voorts worden algemene vergaderingen door het bestuur bijeengeroepen zo dikwijls het bestuur dit wenselijk oordeelt of daartoe op grond van de wet verplicht is.
5.
Op schriftelijk verzoek van ten minste één/…………. gedeelte van de stemgerechtigde leden is het bestuur verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering, te houden binnen vier weken na indiening van het verzoek.
6.
Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot de bijeenroeping van de algemene vergadering overgaan op de wijze als in lid 7 bepaald. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding van de vergadering en het opstellen van de notulen.
7.
De bijeenroeping van de algemene vergadering geschiedt door schriftelijk mededeling aan de stemgerechtigden op een termijn van ten minste zeven dagen. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld.
8.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. (Optie: Besluiten over het ondersteuningsplan worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen). Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
9.
Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
10.
Opties 9: A.
Elk lid heeft één stem.
B.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen; vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; enzovoorts
C.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen; vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; één duizend één (1.001) – één duizend vierhonderd (1.400) leerlingen: zes stemmen;
9
Om te voorkomen dat enkele grote schoolbesturen die wel de meerderheid van de leerlingen hebben maar een kleine minderheid zijn van het aantal schoolbesturen een besluit kunnen nemen, kan de staffeling zo worden vormgegeven dat er ten minste een bepaald quorum van schoolbesturen nodig is om tot een meerderheidsbesluitvorming te komen. De invloed van de grote schoolbesturen wordt in optie c dan ‘afgetopt’. De wijze waarop de staffeling er precies uit komt te zien vereist doorberekening van alle leerlingenaantallen van de schoolbesturen.
12
één duizend vierhonderd één (1.401) – één duizend achthonderd (1.800) leerlingen: zeven stemmen; één duizend achthonderd één (1.801) – twee duizend tweehonderd (2.200) leerlingen: acht stemmen, en voor elke volgende zes honderd leerlingen boven de twee duizend tweehonderd leerlingen heeft het betreffende lid één stem meer. Boven de drie duizend vier honderd (3.400) leerlingen komt het betreffende lid geen extra stem meer toe. Voor de stemverhouding is het aantal leerlingen per één oktober van het voorafgaande jaar bepalend. De stemverhouding wordt opnieuw vastgelegd zodra het aantal leden van de coöperatie wijzigt. 11.
Stemmen per volmacht is toegestaan, mits de volmacht is verstrekt aan een andere afgevaardigde van het betreffende lid dan wel aan een ander(e) (afgevaardigde van een) lid.
12.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
13.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
14.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
15.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
16.
Van de algemene vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende algemene vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
Geschillenregeling en mediation OPTIE 1: mediation voorafgaand aan geschillenregeling 1.
In geval van geschillen over de toepassing van de samenwerking zullen de partijen die het geschil betreft trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation. Eerst indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan een door het samenwerkingsverband in te stellen onafhankelijke geschillencommissie (optie: aan de landelijke geschillencommissie waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten).
2.
Een lid van de coöperatie kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo het bestuur casu quo het dagelijks bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of die handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
OPTIE 2: Alleen geschillenregeling 1.
Het samenwerkingsverband stelt een onafhankelijke geschillencommissie in ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband. (optie: het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie ……………………..ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband)
2.
Een lid van de coöperatie kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo het bestuur casu quo het dagelijks bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of de handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. 13
De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak. Procedure ondersteuningsplan OPTIE 1: uitgewerkt met data 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) stelt een voorstel voor het ondersteuningsplan op gebaseerd op de door de leden vastgestelde schoolondersteuningsprofielen. Elk lid zendt het (de) vastgestelde schoolondersteuningsprofiel(en) vóór één januari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft aan het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder).
3.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) legt het voorstel voor het ondersteuningsplan, vóór één februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, voor aan het algemeen bestuur.
4.
Het bestuur neemt een voorgenomen besluit aangaande het voorstel voor het ondersteuningsplan en bespreekt dit voorstel vóór vijftien februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft met de algemene vergadering ter voorlopige goedkeuring.
5.
De algemene vergadering wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
6.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
7.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 10, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 11, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
8.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 6 en lid 7 vermelde overleg heeft plaats gehad doch vóór vijftien maart van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking, ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
9.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
10.
Het bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 6 en lid 7 van dit artikel heeft plaatsgevonden, vervolgens vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft het definitieve ondersteuningsplan vast.
11.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
10
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 11 Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg).
14
OPTIE 2: beperktere uitwerking (procedure/termijnen in reglement uitwerken) 1.
Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het bestuur bespreekt het voorstel voor het ondersteuningsplan met de algemene vergadering ter
3.
De algemene vergadering wordt door het bestuur een redelijke termijn gesteld waarbinnen een
voorlopige goedkeuring. schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan. 4.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
5.
Het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 12, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 13, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
6.
Het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 4 en lid 5 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
7.
Het bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 4 en lid 5 van dit artikel heeft plaatsgevonden, het definitieve ondersteuningsplan vast.
8.
Het dagelijks bestuur (optie: De directeur-bestuurder) draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
Procedure ondersteuningsplan schooljaar 2012-2013 1.
Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt in afwijking van het in de vorige artikel bepaalde uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd. Optie: indien in voorgaand artikel voor optie 2 (procedure/termijnen in reglement) is gekozen de volgende tekst opnemen: Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd.
2.
De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan.
3.
Indien door de ondersteuningsplanraad aan het te nemen besluit van het samenwerkingsverband over het eerste ondersteuningsplan de instemming wordt onthouden, wordt het voorstel vervolgens door het bestuur binnen twee weken aan de geschillencommissie als bedoeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen voorgelegd.
12
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 13 Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg).
15
De commissie voor geschillen doet in geschillen over het eerste ondersteuningsplan uiterlijk op vijftien april tweeduizend dertien uitspraak. Tegen de uitspraak staat geen beroep open. Inhoud ondersteuningsplan Het bestuur draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan aan de wijzen, afspraken, procedures en criteria voldoet zoals vermeld in artikel 17a lid 8 Wet op het voortgezet onderwijs. Dit betreft in ieder geval: a.
de wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen;
b.
de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting;
c.
de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal
d.
de wijze van inrichting van de in artikel ……. vermelde adviescommissie;
e.
de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het
onderwijs en op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40 lid 12 van de Wet op de expertisecentra, betrekking heeft, is verstreken; f.
de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging;
g.
de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over ondersteuningsvoorzieningen;
h.
de wijze waarop wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel 85d van de Wet op het voortgezet onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 85d lid 1 bedoelde peildatum; (naast de bekostigingspeildatum van 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt)
i.
de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel 85d lid 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Informatieplicht 1.
Elk lid voorziet het bestuur van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de coöperatie.
2.
De leden sturen vóór vijftien oktober van elk jaar hun telgegevens van één oktober naar het dagelijks bestuur (optie: de directeur-bestuurder).
Medezeggenschap 1.
Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden. Het bestuur stelt een reglement vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap op Scholen.
2.
Deze medezeggenschapsraad zal uit tenminste twee leden bestaan die worden gekozen uit en door het personeel dat in dienst is, dan wel ten minste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming, bij het samenwerkingsverband.
3.
Het samenwerkingsverband stelt tevens een ondersteuningsplanraad in. Het bestuur stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
4.
De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt.
16
5.
De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen.
6.
Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met
7.
De leden van het samenwerkingsverband zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsraden van
betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan. de scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de leden te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het schoolondersteuningsprofiel. Permanente commissie leerlingenzorg OPTIE 1: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de leden in het samenwerkingsverband adviseert over het aanbod en de invulling van leerwegondersteunend onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
OPTIE 2: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de taken vervult zoals in artikel 17a lid 11 van de Wet op het voorgezet onderwijs vermeld. In het ondersteuningsplan worden eventuele aanvullende taken aan de permanente commissie leerlingenzorg opgedragen.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
Adviescommissie toelaatbaarheid 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan het voortgezet speciaal onderwijs. (optie: de permanente commissie leerlingenzorg fungeert tevens als adviescommissie toelaatbaarheid)
2.
De adviescommissie bestaat uit minimaal drie leden.
3.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in het ondersteuningsplan.
4.
Het samenwerkingsverband neemt, met het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school van de betreffende leerling en verstrekt de ouders van de leerling een afschrift van de beslissing.
Bezwaaradviescommissie Optie A: Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie ……………….die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. Optie B: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in die: a.
adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de
b.
een voor de leden bindende uitspraak doet inzake geschillen waarbij een lid ernstig in zijn belang
toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs; wordt geschaad. 2.
De geschillencommissie bestaat uit een voorzitter en minimaal twee leden. De voorzitter maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.
3.
Het bestuur stelt een reglement vast voor de werkwijze van deze commissie.
4.
Tegen een beslissing van het samenwerkingsverband op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
17
Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders 1.
Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke wijze persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie, vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn.
2.
Het samenwerkingsverband verstrekt van élk advies aan het bevoegd gezag van de school over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
Boekjaar en jaarstukken 1.
Het boekjaar van de coöperatie is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft een verlengd boekjaar en eindigt derhalve per ultimo december tweeduizend dertien.
2.
Het bestuur van de coöperatie is verplicht van de vermogenstoestand van de coöperatie en van al hetgeen verder de financiën van de coöperatie betreft op zodanige wijze boek te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de coöperatie kunnen worden gekend.
3.
In de algemene vergadering, die jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt gehouden, legt het bestuur rekening en verantwoording af over het verstreken boekjaar, aan de hand van een door het bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag.
4.
De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
5.
Verder wordt de jaarrekening gecontroleerd door de registeraccountant die door de algemene vergadering is benoemd. Deze registeraccountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan de algemene vergadering en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het bestuur.
6.
De algemene vergadering is bevoegd in een apart besluit de bestuursleden décharge te verlenen voor
7.
Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere
hun bestuur, nadat het jaarrekening is goedgekeurd door de algemene vergadering. gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren. Statutenwijziging 1. 2.
Wijziging van de statuten kan slechts plaats hebben na een besluit van de algemene vergadering. De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter van het algemeen bestuur, ten minste veertien dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat de mededeling dat daarin de wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
3.
Degenen die de oproeping tot de algemene vergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de dag der vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging(en) woordelijk is (zijn) opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de leden ter inzage leggen tot na de afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden.
4.
Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten door een algemene vergadering waarin ten minste twee derden van het totaal aantal leden van de coöperatie aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
5.
Is niet twee derde van de leden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen vier, doch niet eerder dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal aanwezige of
18
vertegenwoordigde leden, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen. 6.
Het lid 4 en 5 bepaalde is niet van toepassing als tijdens de algemene vergadering alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen.
7.
De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
8.
Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot (af)splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Ontbinding en vereffening 1.
Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de coöperatie ontbonden door een besluit daartoe van de algemene vergadering. Het in deze statuten ten aanzien van statutenwijziging bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien bij een besluit tot ontbinding geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening door het bestuur.
3.
Aanwezige geld/middelen van de coöperatie worden voor de datum van ontbinding naar rato van het aantal leerlingen teruggestort naar de bevoegde gezagsorganen.
4.
Na de ontbinding blijft de coöperatie voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de coöperatie uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
5.
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de coöperatie moeten worden bewaard door een door de vereffenaars aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening.
Overgangsbepalingen (alleen toe te passen bij statutenwijziging van huidige SWV naar SWV PaO) 1.
Tot één augustus twee duizend dertien dan wel tot de datum daarna waarop de Wet passend onderwijs in werking is getreden, zijn de bij het samenwerkingsverband aangesloten bevoegde gezagen die (een) scho(o)l(en) voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra in stand houden, uitsluitend bevoegd gebruik te maken van hun stem voor zover het gaat om de vaststelling dan wel wijziging van het ondersteuningsplan en aangelegenheden die betrekking hebben op het ondersteuningsplan.
2.
De bepaling in het voorgaande lid vervalt op het moment dat het samenwerkingsverband, welke destijds op grond van artikel 10 h Wet op het voortgezet onderwijs was opgericht (en waarvan alleen bevoegde gezagen lid waren die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs in stand houden), niet meer als zodanig wordt bekostigd als gevolg van inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs op één augustus twee duizend dertien dan wel op een later bij wet te bepalen tijdstip.
19
TEKST STATUTEN COÖPERATIE – VO
RAAD VAN TOEZICHT MODEL
Toezichthouder: Algemene vergadering en RvT Bestuur: College van Bestuur Toelichting vooraf coöperatiemodel Het samenwerkingsverband kan kiezen voor de coöperatieve vereniging als rechtspersoon indien de coöperatie de vorm heeft van een expertisecentrum waarbij de aangesloten schoolbesturen tegen betaling gebruik maken van deze diensten. De schoolbesturen zijn gezamenlijk eigenaar van dat expertisecentrum via lidmaatschap en eventueel bestuurslidmaatschap van de coöperatie. Daarnaast zijn zij ook klant van de coöperatie; elke klant maakt zelf afspraken met de coöperatie over de omvang van de af te nemen diensten, die dus per schoolbestuur kunnen verschillen. Vooraf wordt gezamenlijk bepaald door het bestuur en de ledenvergadering van de coöperatie welke diensten de coöperatie gaat aanbieden, tegen welk (kostendekkend) tarief en of er ook diensten zijn waarvoor alle aangesloten besturen gezamenlijk dienen te betalen dan wel dat er alleen per afgenomen dienst wordt betaald door een schoolbestuur. De coöperatie heeft dus een bedrijf (het expertisecentrum) dat zakelijk moet worden gerund en dus ook bedrijfsrisico’s loopt, bijvoorbeeld als klanten de dienstverlening willen beëindigen. Vanwege het bedrijfsmatige aspect is het verstandig om ook het aansprakelijkheidsregime goed te regelen; het is wettelijk toegestaan om in de statuten de aansprakelijkheid van de leden te beperken (tot een bepaald bedrag) of zelfs geheel uit te sluiten: de coöperatie met Uitgesloten Aansprakelijkheid (U.A.). Een eventueel faillissement van de coöperatie wordt dan niet afgewenteld op de leden (schoolbesturen) van de coöperatie. Omdat schoolbesturen ook klant zijn van de coöperatie (afnemer van diensten) dient voor deze relatie een aparte dienstverleningsovereenkomst te worden afgesloten; dit heet formeel de deelnemersovereenkomst. Alle aangesloten schoolbesturen sluiten zo’n overeenkomst af met de coöperatie, waarin is geregeld onder welke condities de coöperatie diensten verleent aan de aangesloten schoolbesturen (als het ware de algemene voorwaarden van de dienstverlening). Per schoolbestuur worden de diensten die worden afgenomen gespecificeerd in een bijlage bij de overeenkomst; elk schoolbestuur bepaalt in overleg met de coöperatie welke diensten tegen welk (gezamenlijk vooraf afgesproken) tarief worden afgenomen van de coöperatie. In de bijlage is een beschrijving opgenomen voor het inhuren van specifieke expertises die bij de coöperatie aanwezig zijn zoals een psycholoog, orthopedagoog, coach, trainer maar ook betaling voor advisering, scholingstrajecten etc. Bij de onderstaande statuten hoort derhalve nog een model deelnemersovereenkomst en een bijlage: overzicht mogelijke dienstverleningsafspraken.
1
Inleiding -
Optie 1: statutenwijziging Ondergetekenden: -
De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X;
-
De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y;
-
Enz. alle aan te sluiten/aangesloten bevoegde gezagen hier noemen;
vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs. -
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 1
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden sluiten zich aan bij de bestaande vereniging in coöperatief verband VO …………………………… door per één november tweeduizend twaalf, voor zover aan de orde, lid te worden van voornoemde coöperatie en wensen de statuten van deze coöperatie aan te passen overeenkomstig de wettelijke eisen teneinde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen. In dat kader is besloten tot een algehele statutenwijziging van deze rechtspersoon en zijn de statuten opnieuw vastgesteld op de ledenvergadering d.d. ……………………………..
-
Optie 2: oprichting nieuwe rechtspersoon Ondergetekenden: -
De vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voortgezet onderwijs X;
-
De Stichting Regionale Scholengemeenschap Y;
-
Enz. alle oprichtende bevoegde gezagen hier noemen;
vormen per één november tweeduizend twaalf een samenwerkingsverband passend onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf één augustus tweeduizend twaalf luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs. -
Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het in deze akte op te richten samenwerkingsverband passend onderwijs vastgesteld naar en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten: ……………………………..(………………… (VO- ..-.. ). 2
-
De meeste ondergetekenden zijn reeds aangesloten bij diverse samenwerkingsverbanden, de zogenaamde samenwerkingsverbanden VO (WSNS). Deze samenwerkingsverbanden dienen te worden ontbonden en opgeheven nu zij per één augustus tweeduizend dertien geen bekostiging vanuit de overheid meer zullen ontvangen. Ook de regionale expertise centra zullen per laatst genoemde datum op houden te bestaan.
-
Ondergetekenden hebben besloten, ten einde een samenwerkingsverband passend onderwijs te vormen, om een nieuwe rechtspersoon op te richten (en om zich daarbij aan te sluiten), genaamd: ……………………………………………. en hebben de statuten als volgt vastgesteld:
1
Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen. 2 Invullen: nieuw 4 cijferig nummer voorafgegaan door VO en gevolgd door de namen van de gemeenten welke de geografische afbakening van het nieuwe samenwerkingsverband vormen.
2
Begripsbepalingen ( zoveel mogelijk in alfabetische volgorde plaatsen) -
Afgevaardigde: een natuurlijk persoon die – al dan niet krachtens substitutie - het bevoegd gezag krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd.
-
Bevoegd gezag: de rechtspersoon, of in geval van niet-verzelfstandigd openbaar onderwijs het orgaan, die (een) scho(o)l(en) in stand houdt binnen de vorenbedoelde regio alsmede de rechtspersoon die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra, in stand houdt waarvan de vestiging(en) is (zijn) gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband en die deel neemt aan het onderhavige samenwerkingsverband.
-
Deelnemersovereenkomst: de dienstverleningsovereenkomst te sluiten tussen een lid en de coöperatie bij toetreding van een lid, waarin over en weer de rechten en plichten van het lid respectievelijk de coöperatie zijn opgenomen. De deelnemersovereenkomst vormt een onlosmakelijk onderdeel van de relatie tussen een lid en de coöperatie.
-
Medezeggenschapsraad: de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ondersteuningsplan: het plan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Ondersteuningsplanraad: de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
-
Ouders: de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen.
-
Regio: het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt.
-
Samenwerkingsverband: de bij deze akte op te richten rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Optie: (in geval van statutenwijziging:) Samenwerkingsverband: onderhavige rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
Scholen(school): alle vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra en gevestigd in voormelde regio.
-
Schooljaar: het tijdvak van één augustus tot en met éénendertig juli daaraanvolgend.
-
Schoolondersteuningsprofiel(en): een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende scho(o)l(en) zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
Naam De coöperatie draagt de naam: Coöperatief samenwerkingsverband ……………… 3 U.A (optie: W.A./B.A) 4 De coöperatie heeft haar zetel in de gemeente: …………………. 5 Doelstelling 1.
De coöperatie heeft ten doel de belangen van haar leden te behartigen en in hun stoffelijke behoeften te voorzien ten aanzien van: 6 a.
het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen;
c.
het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
3
De naam dient verplicht het woord ‘coöperatief’ of ‘coöperatieve’ te bevatten De letters U.A., B.A. of W.A. duiden aan in hoeverre leden of oud-leden verplicht zijn in een financieel tekort van de vereniging bij te dragen ter gelegenheid van de ontbinding van de vereniging. 5 Indien de regio meerdere gemeentes omvat dan 1 gemeente kiezen als zetel 6 Het mag niet zijn het maken van winst ter verdeling onder de leden, zie 17a WVO. 4
3
d.
een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
2.
De coöperatie sluit hiertoe deelnemersovereenkomsten met haar leden in het bedrijf dat de coöperatie te dien einde ten behoeve van haar leden uitoefent of doet uitoefenen.
3.
De coöperatie mag haar werkkring niet uitstrekken tot anderen dan de bevoegde gezagsorganen welke een deelnemersovereenkomst met de coöperatie hebben gesloten.
4.
De coöperatie poogt het doel te bereiken door: a.
gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b.
het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag;
c.
het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het speciaal onderwijs, op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d.
het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e.
het in standhouden van een permanente commissie leerlingenzorg;
f.
optie: het inrichten van een orthopedagogisch-didactisch centrum;
g.
optie: het uitoefenen van door de bevoegde gezagsorganen aan de coöperatie overgedragen bevoegdheden;
h.
optie: het (doen) uitvoeren of samenwerken ten aanzien van ondersteunende diensten ten behoeve van de leden op basis van de met hen gesloten deelnemersovereenkomsten;
i.
optie: het uitvoeren van overige activiteiten die kunnen bijdragen aan het doel van de coöperatie;
j. 5.
andere middelen die aan het doel van de coöperatie dienstbaar kunnen zijn.
De coöperatie beoogt niet het maken van winst.
Geldmiddelen De geldmiddelen welke het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit: 1.
de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van het
2.
de bijdragen van de leden 7;
3.
coöperatie kapitaal en de inkomsten daaruit;
4.
subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
5.
erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden
samenwerkingsverband;
aanvaard. Lidmaatschap 1.
Leden kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn, dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs vormen, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband. Het College van Bestuur houdt bij wie lid is van de coöperatie.
./.
Optie: De leden van de coöperatie worden vermeld op de aan deze akte gehechte bijlage.
2.
Lid is dat bevoegde gezagsorgaan die zich schriftelijk als lid bij het College van Bestuur heeft aangemeld en voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het College van Bestuur als lid is toegelaten. Ingeval van niet-toelating door het College van Bestuur kan de algemene ledenvergadering alsnog tot toelating besluiten.
7
Dit kunnen inleg/entreegelden zijn, doch dit is niet verplicht
4
3.
De leden eerbiedigen elkanders identiteit en de coöperatie houdt daar bij de uitvoering van de taken
4.
Het lidmaatschap eindigt indien:
rekening mee. a.
het lid ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en/of niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
onder het lid geen school meer in de regio ressorteert, dan wel indien het betreft een school voor (speciaal en) voorgezet speciaal onderwijs welke geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio;
5.
c.
het lid het lidmaatschap opzegt;
d.
namens de coöperatie het lidmaatschap wordt opgezegd.
Een lid kan de deelname aan de coöperatie slechts beëindigen door het lidmaatschap schriftelijk op te zeggen met in achtneming van tenminste een termijn van zes maanden tegen het einde van het lopende schooljaar.
6.
Een lid is niet bevoegd door opzegging van zijn lidmaatschap een besluit waarbij de bestaande verplichtingen van de leden van geldelijke aard zijn verzwaard, in zijn voordeel uit te sluiten.
7.
In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen voortvloeiende uit de beëindiging naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid door het College van Bestuur worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden opgelegd aan het uitgetreden lid.
8.
Na de beëindiging van het lidmaatschap blijft het lid aansprakelijk voor de nakoming van zijn verplichtingen ontstaan door het lidmaatschap, mits de vordering daartoe binnen één jaar is ingesteld.
9.
Als de opzegging door een lid niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt het lidmaatschap door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij het bestuur anders besluit.
10.
Het lidmaatschap is niet overdraagbaar.
11.
Het College van Bestuur ( optie: algemene vergadering) kan het lidmaatschap slechts schriftelijk tegen het einde van het lopende schooljaar aan een lid opzeggen met in achtneming van een termijn van één schooljaar.
12.
Deelname aan het samenwerkingsverband en beëindiging van het lidmaatschap gaan in per één augustus van het (volgende) schooljaar.
13.
Het College van Bestuur( optie: algemene vergadering) kan een lid per direct ontzetten indien deze in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de coöperatie handelt, of de coöperatie op onredelijke wijze benadeelt of zijn geldelijke verplichtingen niet nakomt.
14.
De ontzetting geschiedt door het College van Bestuur (optie: algemene vergadering) dat het betrokken lid onverwijld van het besluit schriftelijk, onder opgave van redenen in kennis stelt.
15.
Het betrokken lid kan binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving tegen het besluit tot opzegging of ontzetting uit het lidmaatschap in beroep gaan bij de algemene vergadering. Het besluit van de algemene vergadering tot bevestiging van de opzegging of ontzetting kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee derde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.
Uitsluiting elke aansprakelijkheid 1.
Indien bij gerechtelijke of buitengerechtelijke vereffening van de boedel van de coöperatie blijkt dat haar bezittingen ontoereikend zijn om aan haar verplichtingen te voldoen, zijn noch zij die bij haar ontbinding leden waren, noch zij wier lidmaatschap voordien is beëindigd, tegenover de vereffenaars voor een tekort aansprakelijk.
2.
Indien een wijziging van de statuten ten gevolge heeft dat aansprakelijkheid van de leden voor de verbintenissen van de coöperatie intreedt, dan wel zodanige aansprakelijkheid wordt verhoogd of de verplichtingen van de leden tegenover de coöperatie worden verzwaard, kan een lid de toepasselijkheid van die wijziging te zijnen aanzien niet ontgaan door opzegging van het lidmaatschap.
5
Organen van de coöperatie 1.
2.
De coöperatie kent als organen: a.
het College van Bestuur;
b.
de Raad van Toezicht;
c.
de algemene vergadering.
Het College van Bestuur functioneert als coöperatiebestuur. De Raad van Toezicht en de algemene vergadering functioneren als intern toezichthoudend orgaan.
3.
Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat de Raad van Toezicht en de algemene vergadering tijdig over de informatie beschikt die vereist is voor de uitoefening van het intern toezicht (optie: voor de uitoefening van diens taak). Ook voorziet het College van Bestuur in administratieve ondersteuning ten behoeve van de Raad van Toezicht.
4.
De coöperatie kent buiten de in lid 1 genoemde organen, geen andere organen die namens de coöperatie kunnen handelen of zeggenschap in de zin van (gedeelde) bestuursmacht kunnen uitoefenen, behoudens natuurlijke personen die daartoe op basis van een uitdrukkelijke volmacht door het College van Bestuur of de algemene vergadering worden aangewezen.
College van Bestuur (samenstelling) 1.
Het College van Bestuur bestaat uit minimaal (optie: één) persoon. Het aantal bestuursleden wordt vastgesteld door de Raad van Toezicht. Indien het College van Bestuur uit meer dan één persoon bestaat, wordt één van hen door de Raad van Toezicht aangewezen als voorzitter en één van hen als secretaris.
2.
De leden van de College van Bestuur zijn op basis van een arbeidsovereenkomst (optie: voor onbepaalde tijd) in dienst bij de coöperatie.
3.
Tot lid van het College van Bestuur kan niet worden benoemd een persoon die reeds een bestuur- of toezichtfunctie vervult bij een lid van de coöperatie, noch een persoon die lid is van de Raad van Toezicht van de coöperatie of die in de voorafgaande vier jaar lid van de Raad van Toezicht is geweest. Optie: leden van het College van Bestuur worden buiten de leden van de coöperatie benoemd.
4.
Een lid van het College van Bestuur kan niet als vertegenwoordiger van een bevoegd gezag zitting
5.
De leden van het College van Bestuur worden benoemd door de Raad van Toezicht. De Raad van
nemen in de algemene vergadering. Toezicht stelt de arbeidsvoorwaarden van de leden van het College van Bestuur vast. Optie: Leden van het College van Bestuur worden door de algemene vergadering benoemd uit een bindende voordracht opgemaakt door de Raad van Toezicht. 6.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ingeval van één of meer vacatures in het
7.
De Raad van Toezicht kan een lid van het College van Bestuur schorsen of ontslaan indien zij daartoe
College van Bestuur vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur. termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen. (Optie: Schorsing van een lid van het College van Bestuur kan ook worden verleend door de algemene vergadering indien de desbetreffende persoon handelt in strijd met de belangen van de coöperatie. De algemene vergadering kan een besluit tot schorsing van een lid van het College van Bestuur slechts nemen met een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen, in een vergadering waarin tenminste de helft van het totaal aantal leden van de coöperatie aanwezig of vertegenwoordigd is.) 8.
De leden van het College van Bestuur zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
9.
Een lid van het College van Bestuur defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door zijn aftreden; 6
c. 10.
door zijn ontslag.
Bij ontstentenis, schorsing of ontslag van het voltallige College van Bestuur, wordt het College van Bestuur waargenomen door de Raad van Toezicht, onverminderd de bevoegdheid van de Raad van Toezicht één of meer personen voor bepaalde tijd als waarnemend bestuurslid te benoemen.
Taken en bevoegdheden College van Bestuur 1.
Het College van Bestuur is belast met het besturen van de coöperatie.
2.
Het College van Bestuur is bevoegd de coöperatie te vertegenwoordigen. Indien het College van Bestuur uit meer dan één persoon bestaat, komt de bevoegdheid tot vertegenwoordiging toe aan de voorzitter tezamen met een ander lid van het College van Bestuur. Optie: Indien het College van Bestuur uit meer dan één persoon bestaat, komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid toe aan de voorzitter van het College van Bestuur of aan twee gezamenlijk handelende bestuursleden.
3.
Het College van Bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen anders dan in het kader van een schenking of erfrechtelijke verkrijging, tenzij het College van Bestuur de goedkeuring van de Raad van Toezicht heeft verkregen.
4.
Het College van Bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de coöperatie zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het College van Bestuur de goedkeuring van de Raad van Toezicht heeft verkregen.
5.
De Raad van toezicht vertegenwoordigt de coöperatie in de gevallen waarin naar het oordeel van de raad sprake is van een tegenstrijdig belang tussen het College van Bestuur en de coöperatie.
6.
Het College van Bestuur geeft leiding aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband en is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten. Optie: In het kader van de voorbereiding van het beleid stelt het College van Bestuur (een onderdeel van) een voorstel voor het ondersteuningsplan op, waarin de concrete samenwerkingsprojecten worden omschreven die ontwikkeld zullen gaan worden. Het plan laat ruimte voor elk lid om voor de aanvang van een nieuw te ontwikkelen activiteit van de coöperatie te besluiten wel of niet te participeren. Een lid dat besluit om niet te participeren in een nieuw activiteit is niet gehouden deze activiteit te bekostigen.
7.
Het College van Bestuur geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en is verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid. Optie: Het College van Bestuur kan bepaalde (bestuurs)taken opdragen (voor onbepaalde tijd, tijdelijk of ad hoc) aan het management van de binnen de coöperatie en onderwijsinstellingen onderscheiden organisatorische eenheden.
8.
Het College van Bestuur is bevoegd een bestuursreglement vast te stellen waarin die onderwerpen worden geregeld, die naar het oordeel van College van Bestuur (nadere) regeling behoeven, mits hiertoe de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht verkregen is.
9.
Het bestuursreglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
10.
Het College van Bestuur is bevoegd het bestuursreglement te wijzigen of te beëindigen, mits hiertoe de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht verkregen is.
11.
Het College van Bestuur behoeft voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht voor besluiten strekkende tot: a.
vaststelling van de strategische doelstellingen van de coöperatie (missie en visie);
b.
vaststelling van het managementstatuut;
c.
aanvraag van faillissement van de coöperatie en van surséance van betaling. 7
12.
Het College van Bestuur behoeft voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht en de algemene vergadering voor besluiten strekkende tot: a.
vaststelling van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband;
b.
vaststelling van het jaarverslag van de coöperatie;
c.
wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de coöperatie en ontbinding van de coöperatie, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
13.
Voorstellen voor besluiten als bedoeld in lid 11 en 12 worden door het College van Bestuur aan de Raad van Toezicht respectievelijk de algemene vergadering voorgelegd voorzien van een schriftelijke toelichting met vermelding van de gevolgen van het beoogde besluit.
14.
Voorbehouden aan het College van Bestuur is de benoeming, schorsing en het ontslag van
15.
De coöperatie is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een
personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden. klachtencommissie. 16.
Het College van Bestuur voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het personeel
17.
Het College van Bestuur voert het overleg met de medezeggenschapsraad en de
Decentraal Georganiseerd Overleg. ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband. 18.
Het College van Bestuur laat zich bij het vervullen van taken en het uitoefenen van bevoegdheden gevraagd en ongevraagd adviseren door: Optie: a.
afgevaardigden van de leden;
b.
de aan de coöperatie verbonden medezeggenschapsraad;
c.
andere in dienst zijnde of door het College van Bestuur te benoemen deskundigen.
Besluitvorming College van Bestuur (kan vervallen als CvB uit één persoon bestaat) 1.
Het College van Bestuur vergadert zo dikwijls als nodig is voor de juiste uitoefening van zijn taak, doch jaarlijks ten minste zesmaal. Vergaderingen worden voorts gehouden indien de voorzitter dit wenselijk acht, of indien één van de overige leden van het College van Bestuur een met redenen omkleed verzoek daartoe aan de voorzitter richt.
2.
De vergaderingen worden geleid door de voorzitter en bij afwezigheid door degene die door de bestuursvergadering wordt aangewezen.
3.
Ieder lid van het College van Bestuur heeft recht tot het uitbrengen van één stem. Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
4.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van het College van Bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is. Optie: De wijze van besluitvorming van het College van Bestuur kan in een door het College van Bestuur vast te stellen reglement worden geregeld.
5.
Een lid van het College van Bestuur kan zich ter vergadering door een ander bestuurslid doen vertegenwoordigen, doch slechts bij schriftelijke volmacht betrekking hebbend op een bepaalde vergadering.
6.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij het voltallige College van Bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.
7.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 8
8.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
9.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
10.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
11.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
12.
Het College van Bestuur kan ook schriftelijk buiten vergadering worden geraadpleegd, mits alle bestuursleden zich schriftelijk over het te nemen besluit uitspreken en geen van de bestuursleden zich tegen deze wijze van besluiten verzet. Het bepaalde omtrent de uitoefening van het stemrecht en de vereisten voor de besluitvorming in de vergadering van het College van Bestuur is op deze wijze van besluitvorming zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
13.
Van de vergaderingen van het College van Bestuur worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter en secretaris.
Raad van Toezicht De Raad van Toezicht bestaat uit (optie: minimaal ZES en) maximaal ……. personen. De algemene
1.
vergadering stelt met inachtneming van het voorgaande het aantal leden van de Raad van Toezicht vast. 2.
De leden van de Raad van Toezicht worden door de algemene vergadering benoemd, met dien verstande dat slechts een afgevaardigde van een lid tot lid van de Raad van Toezicht kan worden benoemd. (optie: met uitzondering van de te benoemen onafhankelijke voorzitter) Optie:, met dien verstande dat: a.
aan ieder lid van de coöperatie het recht toekomt om een lid voor de Raad van Toezicht voor te dragen;
b.
één lid van de Raad van Toezicht wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 in stand houden;
c.
één lid van de Raad van Toezicht wordt benoemd op basis van een bindende voordracht van de leden die een school voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 4 in stand houden;
d. e.
de benoeming geschiedt op grond van vooraf openbaar gemaakte profielen; aan een lid van het Raad van Toezicht de kwaliteitseis wordt gesteld dat deze afgevaardigde van een lid is en daarbij uitsluitend fungeert als algemeen of bovenschools directeur in dienst bij het betreffende lid, dan wel als uitvoerend bestuurder in dienst van het betreffende lid dan wel als College van Bestuur in dienst van het betreffende lid;
f.
optie: de voorzitter door de algemene vergadering kan worden benoemd zonder dat hij een dienstverband met een van de leden heeft.
3.
Optie bij onafhankelijke RvT ( alle RvT leden van ‘buiten’): De benoeming alsmede de voordracht van een lid van de Raad van Toezicht geschiedt aan de hand van een door de algemene vergadering vast te stellen selectieprocedure en openbaar gemaakte profielschets waarin in ieder geval de bepaling wordt opgenomen dat een lid van de Raad van Toezicht niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid mag dragen bij één van de leden respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie mag hebben met één van de leden. De profielschets bevat tevens de kwaliteiten en deskundigheden waaraan een lid van de Raad van Toezicht dient te voldoen en kan deel uitmaken van het bestuursreglement.
9
4.
De ondersteuningsplanraad wordt in de gelegenheid gesteld om een bindende voordracht te doen voor tenminste één lid van de Raad van Toezicht.
5.
De Raad van Toezicht wijst uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan. Optie: De Raad van Toezicht kent een onafhankelijke voorzitter. De onafhankelijke voorzitter wordt door de algemene vergadering in functie benoemd. Onder een onafhankelijke voorzitter wordt verstaan: Optie A (voorzitter van ‘buiten’): een voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de leden respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de leden, of Optie B (voorzitter uit midden van de leden): een afgevaardigde van een lid die, om onafhankelijk van de (schoolbestuurlijke) belangen van dat lid te kunnen fungeren, dat lid op geen enkele wijze binnen het samenwerkingsverband vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen. 8 De voorzitter heeft geen stemrecht.
6.
De voorzitter en vice-voorzitter van de Raad van Toezicht treden ook als zodanig op bij de algemene vergadering.
7.
Voorzitter van de Raad van Toezicht kan niet zijn een persoon in dienst van de coöperatie of die in dienst van de coöperatie is geweest.
8.
Lid van de Raad van Toezicht kan niet zijn een persoon in dienst van de coöperatie of die in de voorafgaande vier jaar in dienst van de coöperatie is geweest.
9.
Een lid van de Raad van Toezicht kan niet als vertegenwoordiger van een bevoegd gezag zitting nemen in de algemene vergadering.
10.
De leden van de Raad van Toezicht worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden af volgens een door de Raad van Toezicht op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden lid van de Raad van Toezicht is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan acht jaar. Het in een tussentijdse vacature benoemd lid van de Raad van Toezicht neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
11.
In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ten aanzien van de vervulling van een vacature vraagt de Raad van Toezicht voorafgaand advies aan het College van Bestuur. Ingeval van één of meer vacatures in de Raad van Toezicht, vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een rechtsgeldige Raad van Toezicht.
12.
De algemene vergadering kan een lid van de Raad van Toezicht schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
13.
De leden van de Raad van Toezicht zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden.
14.
Een lid van de Raad van Toezicht defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen;
c.
door zijn aftreden;
d.
door zijn ontslag;
e.
door het verlies van de functie of kwaliteit op grond waarvan hij tot lid van de Raad van Toezicht is benoemd.
8
Het betreffende lid dient zich middels een andere afgevaardigde binnen het samenwerkingsverband te (laten)
vertegenwoordigen en/of aan discussies en besluitvorming deel te (laten) nemen.
10
Taken en bevoegdheden Raad van Toezicht 1.
De Raad van Toezicht houdt toezicht op het beleid van het College van Bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de coöperatie alsmede het uitoefenen van die taken en bevoegdheden die in deze statuten aan de Raad van Toezicht zijn opgedragen of toegekend. Hij adviseert naar eigen inzicht het College van Bestuur. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de Raad van Toezicht zich naar het belang van de coöperatie.
2.
De Raad van Toezicht stelt een reglement vast waarin onder meer haar taken, doelen en werkwijze nader worden geregeld. Ook stelt zij een toezichtkader op.
3. 4.
De Raad van Toezicht is vrij in de wijze waarop zij zich laat informeren over de coöperatie. De Raad van Toezicht ziet toe op de naleving van de wettelijke verplichtingen, de code goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code, maar ook op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de coöperatie verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs.
5.
De Raad van Toezicht is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van
6.
De Raad van Toezicht is belast met het aanwijzen van de registeraccountant als bedoeld in artikel
de taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag. 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 7.
De Raad van Toezicht dient onder meer de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband, het ondersteuningsplan respectievelijk het jaarverslag van de coöperatie goed te keuren.
Besluitvorming Raad van Toezicht 1.
De Raad van Toezicht vergadert zo dikwijls als nodig is voor de juiste uitoefening van zijn taak, doch jaarlijks ten minste drie maal. Vergaderingen worden voorts gehouden indien de voorzitter dit wenselijk acht, of indien één van de overige leden van de Raad van Toezicht, of indien het College van Bestuur een met redenen omkleed verzoek daartoe aan de voorzitter richt.
2.
Van de te houden vergaderingen wordt ten minste één vergadering gehouden binnen zes maanden na afloop van het coöperatiejaar, behoudens verlenging van deze termijn door de Raad van Toezicht. In deze vergadering bespreekt de Raad van Toezicht met het College van Bestuur het jaarverslag over de gang van zaken in de coöperatie en het gevoerde beleid van het verstreken boekjaar, de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting alsmede de meerjarenbegroting.
3.
De vergaderingen worden geleid door de voorzitter en bij afwezigheid door de vice-voorzitter danwel degene die door de bestuursvergadering wordt aangewezen. Optie: Het College van Bestuur woont de vergaderingen van de Raad van Toezicht bij en heeft een adviserende stem.
4.
Ieder lid van de Raad van Toezicht heeft recht tot het uitbrengen van één stem (optie indien men een onafhankelijk voorzitter uit het midden van de leden benoemt de volgende tekst opnemen: zulks met uitzondering van de voorzitter). Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
5.
Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee/derde van het aantal in functie zijnde leden van de Raad van Toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Optie: De wijze van besluitvorming van de Raad van Toezicht kan in een door de Raad van Toezicht vast te stellen reglement worden geregeld.
6.
Een lid van Raad van Toezicht kan zich ter vergadering door een ander lid van de Raad van Toezicht doen vertegenwoordigen, doch slechts bij schriftelijke volmacht betrekking hebbend op een bepaalde vergadering.
7.
De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten
11
genomen worden, tenzij de voltallige Raad van Toezicht aanwezig is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen. 8.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
9.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
10.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
11.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
12.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
13.
De Raad van Toezicht kan ook schriftelijk buiten vergadering worden geraadpleegd, mits alle leden van de Raad van Toezicht zich schriftelijk over het te nemen besluit uitspreken en geen van deze leden zich tegen deze wijze van besluiten verzet. Het bepaalde omtrent de uitoefening van het stemrecht en de vereisten voor de besluitvorming in de vergadering van de Raad van Toezicht is op deze wijze van besluitvorming zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
14.
Tenminste twee keer per jaar is er een vergadering van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur gezamenlijk, waarbij het functioneren van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur aan de orde komt en de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid wordt besproken.
15.
Tot de bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn het College van Bestuur en de Raad van Toezicht gelijkelijk bevoegd.
16.
De gemeenschappelijke vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de Raad van Toezicht. Indien deze afwezig is voorzien de aanwezige bestuurders en leden van de Raad van Toezicht in de leiding van de vergadering. Tot dat moment wordt de vergadering geleid door het in leeftijd oudste aanwezige lid van de Raad van Toezicht.
17.
Van de vergaderingen van de Raad van Toezicht en van de gemeenschappelijke vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter.
Taken en bevoegdheden algemene vergadering 1.
Elk lid is door een afgevaardigde vertegenwoordigd in de algemene vergadering.
2.
De in lid 1 bedoelde vertegenwoordiger van een lid kan niet zijn een persoon die lid is (of de afgelopen vier jaar lid is geweest) van het College van Bestuur of van de Raad van Toezicht van het samenwerkingsverband.
3.
Alle besluitvorming in de coöperatie voorzover in deze statuten niet opgedragen aan andere organen, is voorbehouden aan de algemene vergadering.
4.
Optie: De algemene vergadering besluit over de hoogte van de inleggelden van de leden, de entreegelden voor nieuwe leden en eventuele bijzondere heffingen en incidentele omslagen.
5.
De algemene vergadering heeft tot taak controle en toezicht te houden op het functioneren van de Raad van Toezicht, een en ander met het oog op de belangen van de coöperatie. De algemene vergadering kan de Raad van Toezicht gevraagd en ongevraagd adviseren.
6.
De algemene vergadering stelt een toezichtkader op.
7.
De algemene vergadering is vrij in de wijze waarop zij zich laat informeren over de coöperatie.
8.
De algemene vergadering is belast met het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden in het jaarverslag. 12
9.
De algemene vergadering bepaalt de bestemming van het eventuele positieve resultaat, waarbij het volgende geldt: het resultaat komt ten goede aan de reserves van de coöperatie en zal slechts in het kader van ontbinding van de coöperatie en de daarbij behorende vereffening aan de leden worden toegekend/(terug)gestort.
10.
De algemene vergadering dient goed te keuren: a.
het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband;
b.
het jaarverslag van de coöperatie;
c.
het voorstel tot wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de coöperatie en ontbinding van de coöperatie, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
Algemene vergaderingen en besluitvorming 1.
Jaarlijks wordt ten minste één algemene vergadering gehouden en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de algemene vergadering. In deze algemene vergadering legt het College van Bestuur ter goedkeuring over: a.
het jaarverslag over de gang van zaken in de coöperatie en over het gevoerde beleid alsmede de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting;
b.
de meerjarenbegroting.
Deze stukken worden ondertekend door de leden van het College van Bestuur en de Raad van Toezicht. Ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan ieder lid in rechte vorderen van de gezamenlijke bestuurders en toezichthouders dat zij deze verplichtingen nakomen. 2.
Het College van Bestuur geeft in het jaarverslag aan in welke mate de voor dat jaar gestelde doelstellingen zijn gehaald, welke activiteiten het heeft ontplooid en welke maatregelen zijn genomen om de beoogde missie en doelstellingen te bereiken. Daarbij geeft de Raad van Toezicht aan of voldaan is aan de uitspraken zoals vermeld in het toezichtkader. Tevens informeert het College van Bestuur de algemene vergadering over zijn (beleids)plannen voor het komende jaar.
3.
Voorts worden algemene vergaderingen door het College van Bestuur bijeengeroepen zo dikwijls het College van Bestuur of de Raad van Toezicht dit wenselijk oordeelt of daartoe op grond van de wet verplicht is.
4.
Op schriftelijk verzoek van ten minste één/…………. gedeelte van de stemgerechtigde leden is het College van Bestuur verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering, te houden binnen vier weken na indiening van het verzoek.
5.
Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot de bijeenroeping van de algemene vergadering overgaan op de wijze als in lid 6 bepaald. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan leden van het College van Bestuur belasten met de leiding van de vergadering en het opstellen van de notulen.
6.
De bijeenroeping van de algemene vergadering geschiedt door schriftelijk mededeling aan de stemgerechtigden op een termijn van ten minste zeven dagen. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld.
7.
Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. (Optie: Besluiten over het ondersteuningsplan worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen). Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
8.
Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen.
13
9.
Opties 9: A.
Elk lid heeft één stem.
B.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen; vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; enzovoorts
C.
Elk lid heeft afhankelijk van het aantal ongewogen leerlingen een of meer stemmen: nul (0) – twee honderd (200) leerlingen: één stem; tweehonderd één (201) - vier honderd (400) leerlingen: twee stemmen; vierhonderd één (401) – zes honderd (600) leerlingen: drie stemmen; zeshonderd één (601) – acht honderd (800) leerlingen: vier stemmen; achthonderd één (801) – één duizend (1000) leerlingen: vijf stemmen; één duizend één (1.001) – één duizend vierhonderd (1.400) leerlingen: zes stemmen; één duizend vierhonderd één (1.401) – één duizend achthonderd (1.800) leerlingen: zeven stemmen; één duizend achthonderd één (1.801) – twee duizend twee honderd (2.200) leerlingen: acht stemmen, en voor elke volgende zes honderd leerlingen boven de twee duizend twee honderd leerlingen heeft het betreffende lid één stem meer. Boven de drie duizend vier honderd (3.400) leerlingen komt het betreffende lid geen extra stem meer toe.
Voor de stemverhouding is het aantal leerlingen per één oktober van het voorafgaande jaar bepalend. De stemverhouding wordt opnieuw vastgelegd zodra het aantal leden van de coöperatie wijzigt. 10.
Stemmen per volmacht is toegestaan, mits de volmacht is verstrekt aan een andere afgevaardigde van het betreffende lid dan wel aan een ander(e) (afgevaardigde van een) lid.
11.
Het in een vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter omtrent de uitslag der stemming is beslissend.
12.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het hiervoor bedoelde oordeel de juistheid betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid van de vergadering dit verlangt.
13.
Door deze stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
14.
Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien dan ook de stemmen staken, beslist terstond het lot.
15.
Van de algemene vergaderingen worden notulen gehouden, die in de eerstvolgende algemene vergadering worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter.
Geschillenregeling en mediation OPTIE 1: mediation voorafgaand aan geschillenregeling 1.
In geval van geschillen over de toepassing van de samenwerking zullen de partijen die het geschil betreft trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation. Eerst indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan een door het samenwerkingsverband in te stellen onafhankelijke geschillencommissie (optie: aan de landelijke geschillencommissie waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten).
9
Om te voorkomen dat enkele grote schoolbesturen die wel de meerderheid van de leerlingen hebben maar een kleine minderheid zijn van het aantal schoolbesturen een besluit kunnen nemen, kan de staffeling zo worden vormgegeven dat er ten minste een bepaald quorum van schoolbesturen nodig is om tot een meerderheidsbesluitvorming te komen. De invloed van de grote schoolbesturen wordt in optie c dan ‘afgetopt’. De wijze waarop de staffeling er precies uit komt te zien vereist doorberekening van alle leerlingenaantallen van de schoolbesturen.
14
2.
Een lid van de coöperatie kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo de Raad van Toezicht casu quo het College van Bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of die handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
OPTIE 2: Alleen geschillenregeling 1.
Het samenwerkingsverband stelt een onafhankelijke geschillencommissie in ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband. (optie: het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie ……………………..ter beslechting van besluitvormingsgeschillen en/of andere handelingen in het kader van het samenwerkingsverband)
2.
Een lid van de coöperatie kan zich binnen zes weken na een door de algemene vergadering casu quo de Raad van Toezicht casu quo het College van Bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband wenden tot de geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid indien hij van oordeel is dat hij door het besluit en/of de handeling ernstig in zijn belangen wordt aangetast. De commissie hoort partijen, toetst of het besluit en/of de handeling in redelijkheid en na afweging van de betrokken belangen genomen en/of uitgevoerd kon worden en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
Procedure ondersteuningsplan OPTIE 1: uitgewerkt met data 1.
Het College van Bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het College van Bestuur stelt een voorstel voor het ondersteuningsplan op gebaseerd op de door de leden vastgestelde schoolondersteuningsprofielen. Elk lid zendt het (de) vastgestelde schoolondersteuningsprofiel(en) vóór één januari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft aan het College van Bestuur.
3.
Het College van Bestuur neemt een voorgenomen besluit aangaande het voorstel voor het ondersteuningsplan en bespreekt dit voorstel vóór vijftien februari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft met de algemene vergadering ter voorlopige goedkeuring.
4.
Het College van Bestuur legt het voorstel voor het ondersteuningsplan, vóór één maart van het jaar
5.
De algemene vergadering wordt door het College van Bestuur een termijn van vier weken gesteld
voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, voor aan de Raad van Toezicht. waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan. 6.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het College van Bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
7.
Het College van Bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 10, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het
10
Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg).
15
voortgezet onderwijs) 11, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband. 8.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 6 en lid 7 vermelde overleg heeft plaats gehad doch vóór vijftien maart van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking, ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
9.
De ondersteuningsplanraad wordt door het College van Bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
10.
Het College van Bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering, de Raad van Toezicht en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 6 en lid 7 van dit artikel heeft plaatsgevonden, vervolgens vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft het definitieve ondersteuningsplan vast.
11.
De College van Bestuur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
OPTIE 2: beperktere uitwerking (procedure/termijnen in reglement uitwerken) 1.
Het College van Bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
2.
Het College van Bestuur bespreekt het voorstel voor het ondersteuningsplan met de algemene vergadering ter voorlopige goedkeuring.
3.
Het College van Bestuur legt het voorstel voor het ondersteuningsplan voor aan de Raad van Toezicht.
4.
De algemene vergadering wordt door het College van Bestuur een redelijke termijn gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het ondersteuningsplan.
5.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het College van Bestuur stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten.
6.
Het College van Bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs 12, (optie: alsmede met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs) 13, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
7.
Het College van Bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 5 en lid 6 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad.
8.
Het College van Bestuur stelt, doch niet voordat definitieve goedkeuring van de algemene vergadering, de Raad van Toezicht en instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet voordat het overleg bedoeld in lid 5 en lid 6 van dit artikel heeft plaatsgevonden, het definitieve ondersteuningsplan vast.
9.
Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan, onmiddellijk na de vaststelling en vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
11
Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg). 12 Dit betreft het samenwerkingsverband Passend Onderwijs voor het primair onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (wettelijke verplichting tot overleg). 13 Dit betreft het landelijke reformatorische samenwerkingsverband Passend Onderwijs waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband (geen wettelijke verplichting tot overleg).
16
Procedure ondersteuningsplan schooljaar 2012-2013 1.
Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt in afwijking van het in de vorige artikel bepaalde uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het College van Bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd. Optie: indien in voorgaand artikel voor optie 2 (procedure/termijnen in reglement) is gekozen de volgende tekst opnemen: Het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt uiterlijk op één februari tweeduizend dertien door het bestuur aan de ondersteuningsplanraad (optie: en de algemene vergadering) ter instemming (optie: respectievelijk ter voorlopige goedkeuring) voorgelegd.
2.
De ondersteuningsplanraad wordt door het College van Bestuur een termijn van vier weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het voorstel voor het eerste ondersteuningsplan.
3.
Indien door de ondersteuningsplanraad aan het te nemen besluit van het samenwerkingsverband over het eerste ondersteuningsplan de instemming wordt onthouden, wordt het voorstel vervolgens door het College van Bestuur binnen twee weken aan de geschillencommissie als bedoeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen voorgelegd. De commissie voor geschillen doet in geschillen over het eerste ondersteuningsplan uiterlijk op vijftien april tweeduizend dertien uitspraak. Tegen de uitspraak staat geen beroep open.
Inhoud ondersteuningsplan Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan aan de wijzen, afspraken, procedures en criteria voldoet zoals vermeld in artikel 17a lid 8 Wet op het voortgezet onderwijs. Dit betreft in ieder geval: a.
de wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen;
b.
de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting;
c.
de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal
d.
de wijze van inrichting van de in artikel ……. vermelde adviescommissie;
e.
de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het
onderwijs en op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40 lid 12 van de Wet op de expertisecentra, betrekking heeft, is verstreken; f.
de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging;
g.
de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over ondersteuningsvoorzieningen;
h.
de wijze waarop wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel 85d van de Wet op het voortgezet onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 85d lid 1 bedoelde peildatum; (naast de bekostigingspeildatum van 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt)
i.
de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel 85d lid 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
17
Informatieplicht 1.
Elk lid voorziet het College van Bestuur van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de coöperatie.
2.
De leden sturen vóór vijftien oktober van elk jaar hun telgegevens van één oktober naar het College van Bestuur.
Medezeggenschap 1.
Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden. Het College van Bestuur stelt een reglement vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap op Scholen.
2.
Deze medezeggenschapsraad zal uit tenminste twee leden bestaan die worden gekozen uit en door het personeel dat in dienst is, dan wel ten minste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming, bij het samenwerkingsverband.
3.
Het samenwerkingsverband stelt tevens een ondersteuningsplanraad in. Het College van Bestuur stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet Medezeggenschap op Scholen.
4.
De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt.
5.
De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen.
6.
Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan.
7.
De leden van het samenwerkingsverband zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de leden te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het schoolondersteuningsprofiel.
Permanente commissie leerlingenzorg OPTIE 1: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de leden in het samenwerkingsverband adviseert over het aanbod en de invulling van leerwegondersteunend onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
OPTIE 2: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in dat de taken vervult zoals in artikel 17a lid 11 van de Wet op het voorgezet onderwijs vermeld. In het ondersteuningsplan worden eventuele aanvullende taken aan de permanente commissie leerlingenzorg opgedragen.
2.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement.
Adviescommissie toelaatbaarheid 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. (optie: de permanente commissie leerlingenzorg fungeert tevens als adviescommissie toelaatbaarheid)
2.
De adviescommissie bestaat uit minimaal drie leden.
3.
De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in het ondersteuningsplan.
4.
Het samenwerkingsverband neemt, met het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een
18
toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school van de betreffende leerling en verstrekt de ouders van de leerling een afschrift van de beslissing. Bezwaaradviescommissie Optie A: Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie ……………….die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. Optie B: 1.
Het samenwerkingsverband stelt een commissie in die: a.
adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de
b.
een voor de leden bindende uitspraak doet inzake geschillen waarbij een lid ernstig in zijn belang
toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs; wordt geschaad. 2.
De geschillencommissie bestaat uit een voorzitter en minimaal twee leden. De voorzitter maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.
3.
Het College van Bestuur stelt een reglement vast voor de werkwijze van deze commissie.
4.
Tegen een beslissing van het samenwerkingsverband op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders 1.
Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke wijze persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie, vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn.
2.
Het samenwerkingsverband verstrekt van élk advies aan het bevoegd gezag van de school over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
Boekjaar en jaarstukken 1.
Het boekjaar van de coöperatie is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft een verlengd boekjaar en eindigt derhalve per ultimo december tweeduizend dertien.
2.
Het College van Bestuur van de coöperatie is verplicht van de vermogenstoestand van de coöperatie en van al hetgeen verder de financiën van de coöperatie betreft op zodanige wijze boek te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de coöperatie kunnen worden gekend.
3.
In de algemene vergadering, die jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt gehouden, legt het College van Bestuur rekening en verantwoording af over het verstreken boekjaar, aan de hand van een door het College van Bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag.
4.
De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
5.
Verder wordt de jaarrekening gecontroleerd door de registeraccountant die door de Raad van Toezicht is benoemd. Deze registeraccountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan de Raad van Toezicht en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het College van Bestuur.
6.
De algemene vergadering is bevoegd in een apart besluit de leden van het college van Bestuur en de Raad van Toezicht décharge te verlenen voor hun bestuur en toezicht, nadat het jaarrekening is goedgekeurd door de algemene vergadering. 19
7.
Het College van Bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
Statutenwijziging 1. 2.
Wijziging van de statuten kan slechts plaats hebben na een besluit van de algemene vergadering. De oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste veertien dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat de mededeling dat daarin de wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
3.
Degenen die de oproeping tot de algemene vergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de dag der vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging(en) woordelijk is (zijn) opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de leden ter inzage leggen tot na de afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden.
4.
Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten door een algemene vergadering waarin ten minste twee derden van het totaal aantal leden van de coöperatie aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
5.
Is niet twee derde van de leden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen vier, doch niet eerder dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen.
6.
Het lid 4 en 5 bepaalde is niet van toepassing als tijdens de algemene vergadering alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen.
7.
De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
8.
Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot (af)splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Ontbinding en vereffening 1.
Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de coöperatie ontbonden door een besluit daartoe van de algemene vergadering. Het in deze statuten ten aanzien van statutenwijziging bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien bij een besluit tot ontbinding geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening
3.
Aanwezige geld/middelen van de coöperatie worden voor de datum van ontbinding naar rato van het
door het College van Bestuur. aantal leerlingen teruggestort naar de bevoegde gezagsorganen. 4.
Na de ontbinding blijft de coöperatie voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de coöperatie uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
5.
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de coöperatie moeten worden bewaard door een door de vereffenaars aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening.
Overgangsbepalingen (alleen toe te passen bij statutenwijziging van huidige SWV naar SWV PaO) 1.
Tot één augustus twee duizend dertien dan wel tot de datum daarna waarop de Wet passend onderwijs in werking is getreden, zijn de bij het samenwerkingsverband aangesloten bevoegde gezagen die (een) scho(o)l(en) voor (speciaal en) voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra in stand houden, uitsluitend bevoegd gebruik te maken
20
van hun stem voor zover het gaat om de vaststelling dan wel wijziging van het ondersteuningsplan en aangelegenheden die betrekking hebben op het ondersteuningsplan. 2.
De bepaling in het voorgaande lid vervalt op het moment dat het samenwerkingsverband, welke destijds op grond van artikel 10 h Wet op het voortgezet onderwijs was opgericht (en waarvan alleen bevoegde gezagen lid waren die (een) scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs in stand houden), niet meer als zodanig wordt bekostigd als gevolg van inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs op één augustus twee duizend dertien dan wel op een later bij wet te bepalen tijdstip.
21
DEELNEMERSOVEREENKOMST Coöperatie ………………….. U.A. (met bijlage: concrete dienstverleningsafspraken) Partijen De coöperatie: De coöperatieve vereniging: coöperatie ………………….… U.A., statutair gevestigd te ………………………, kantoorhoudende te …………………………., ingeschreven in het handelsregister van de Kamers van Koophandel onder dossiernummer …………………….., hierna te noemen: de"coöperatie", te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door: …………………………………. De deelnemers: 1. ………………….(naam schoolbestuur) ………………….(adres schoolbestuur) te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door ………………….(naam)………………………….(functie) 2.
………………….(naam schoolbestuur) ………………….(adres schoolbestuur) te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door ………………….(naam)………………………….(functie) enz enz.
1., 2., enz. hierna ieder afzonderlijk te noemen: “de deelnemer”, en gezamenlijk ook te noemen: “de deelnemers”; De coöperatie en de deelnemers hierna ieder afzonderlijk ook te noemen: "partij" en gezamenlijk ook te noemen: "partijen". Overwegende dat: A.
Bij akte op ………………. verleden de coöperatie is opgericht.
B.
De coöperatie deelnemersovereenkomsten met haar leden dient af te sluiten ten einde in de stoffelijke behoeften van de leden te voorzien om zo het bedrijf ten behoeve van haar leden uit te oefenen of te doen uit te oefenen.
C.
De deelnemers, zijnde de leden van de coöperatie, in deze deelnemersovereenkomst de afspraken die zij onderling hebben gemaakt met betrekking tot de af te nemen dienstverlening ter zake, wensen vast te leggen.
verklaren het navolgende te zijn overeengekomen en schriftelijk vast te leggen, conform het bepaalde in artikel 53 lid 1 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek: komen als volgt overeen: Onderwerp van overeenkomst Artikel 1 1.
Doelstelling van de deelnemers is het binnen de coöperatie samenwerken ter zake van het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband ten einde een dekkend netwerk aan ondersteuningsvoorzieningen te realiseren ten behoeve van de aangesloten schoolbesturen.
2.
Ter uitvoering van en voldoening aan de voormelde doelstelling zijn de coöperatie en de deelnemers hetgeen in deze overeenkomst is vastgelegd, overeengekomen.
1
Looptijd overeenkomst Artikel 2 1.
De overeenkomst vangt aan op de datum van ondertekening door de coöperatie en wordt voor onbepaalde tijd aangegaan. De specifieke dienstverleningsafspraken tussen het lid en de coöperatie gelden voor de duur van de in Bijlage A overeengekomen dienstverlening.
2.
Gedurende het lidmaatschap van de deelnemers kan de overeenkomst niet tussentijds worden opgezegd, met uitzondering van het bepaalde in artikel …………. De deelnemers verbinden zich het lidmaatschap van de coöperatie niet op te zeggen, met uitzondering van de situatie genoemd in artikel ……. van deze overeenkomst.
Algemene dienstverlening coöperatie Artikel 3 De coöperatie is in het kader van de uit Wet op het voortgezet onderwijs voortvloeiende verplichtingen verantwoordelijk voor het verrichten van de wettelijke taken die horen bij het samenwerkingsverband. Voorts is de coöperatie verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken die in het ondersteuningsplan door de algemene vergadering van de coöperatie zijn goedgekeurd. Specifieke diensten coöperatie Artikel 4 1.
De coöperatie biedt ook diensten aan tegen betaling door de deelnemers. De aard en omvang van deze diensten alsmede het tarief waartegen deze diensten kunnen worden afgenomen door de deelnemers worden in het ondersteuningsplan nader bepaald.
2.
De coöperatie draagt er zorg voor de diensten zodanig worden beschreven in een dienstverleningsaanbod dat voor de deelnemers helder is hoe de dienstverlening er concreet uit ziet, aan welke kwaliteitseisen wordt voldaan en overige specificaties die nodig zijn om de dienstverlening op een goede wijze te kunnen uitvoeren.
3.
De coöperatie draagt zorg voor een kwaliteitssysteem waarin de kwaliteit van de dienstverlening blijvend is gewaarborgd en waar nodig kan worden verbeterd.
4.
De coöperatie draagt zorg voor een adequate klachtenprocedure en klachtenregistratie.
5.
De deelnemers verplichten zich jegens de coöperatie alle informatie te verschaffen die benodigd is voor een goede uitvoering van de overeen gekomen dienstverlening en daartoe alle handelingen te verrichten die nodig zijn.
6.
De diensten zijn per deelnemer nader gespecificeerd in de aan deze overeenkomst te hechten Bijlage A.
7.
De coöperatie en de deelnemers evalueren jaarlijks de te verrichten diensten aan de deelnemers. De voormelde bijlage A wordt vernieuwd indien uit de evaluatie blijkt dat dit noodzakelijk is.
Verplichtingen van de coöperatie Artikel 5 1.
De coöperatie zal aan alle verplichtingen voldoen die voortvloeien uit het in stand houden van het samenwerkingsverband en verplicht zich alle handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn voor deze exploitatie. De coöperatie verplicht zich tot het uiterste in te spannen dat de deelnemers in haar opdracht in staat zijn kwalitatief verantwoorde (extra) ondersteuning aan leerlingen te verlenen.
2.
De coöperatie is verplicht alle overeengekomen diensten na te komen naar de eisen vanuit redelijkheid en billijkheid.
3.
De coöperatie zal zich tot het uiterste inspannen om de diensten zonder gebreken en ononderbroken te verrichten met inachtneming van de daarvoor geldende kwaliteitsniveaus.
4.
Indien de coöperatie ook diensten aan derden (niet-deelnemers) wenst te leveren is hiervoor goedkeuring van de algemene vergadering nodig.
2
5.
De coöperatie is gehouden bestaande diensten blijvend te vernieuwen, te verbeteren en nieuwe diensten, waar nodig op eigen initiatief of op verzoek van deelnemers te ontwikkelen.
Verplichtingen deelnemers Artikel 6 1.
De deelnemers zullen aan alle wettelijke verplichtingen voldoen die voortvloeien uit de Wet op het voortgezet onderwijs en verplichten zich om de coöperatie in staat te stellen om de overeengekomen diensten te verrichten en alle handelingen na te laten die uitvoering hiervan verhinderen, met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid.
2.
De deelnemers verplichten zich om zich tot het uiterste in te spannen om de samenwerking met de coöperatie en tussen elkaar te optimaliseren en de belangen van de coöperatie in acht te nemen.
Tekortschieten in verplichtingen Artikel 7 1.
Indien en zolang de coöperatie toerekenbaar niet aan zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst en de daaraan verbonden bijlagen heeft voldaan, kunnen de deelnemers of de betreffende deelnemer, de coöperatie schriftelijk aanmanen en daarbij een redelijke termijn stellen waarbinnen de coöperatie alsnog aan zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst dan wel de daaraan verbonden bijlage dient te voldoen.
2.
Indien de coöperatie toerekenbaar niet binnen de in het vorige lid bedoelde redelijke termijn alsnog aan zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst en de daaraan verbonden bijlage heeft voldaan, heeft de deelnemer het recht om zijn (financiële) verplichtingen op grond van de overeenkomst en de daaraan verbonden bijlage tegenover de coöperatie op te schorten.
3.
Indien een deelnemer voornemens is zijn verplichtingen op te schorten, stelt hij de coöperatie hiervan direct schriftelijk in kennis.
4.
Indien de coöperatie toerekenbaar tekort schiet, vormt dit tevens een grond voor een beroep op de geschillenregeling of mediation* als bedoeld in de statuten.
5.
Indien één van de deelnemers van mening is dat de coöperatie haar taken, zoals beschreven in deze overeenkomst en de daaraan verbonden bijlage, toerekenbaar niet of onvoldoende vervult, is hij bevoegd over de kwestie een algemene vergadering bijeen te roepen.
Privacy en naleving regelgeving Artikel 8 1.
De coöperatie en de deelnemers zullen zorgdragen voor de naleving van de verplichtingen die op hen rusten uit hoofde van de relevante wet- en regelgeving, waaronder begrepen - maar niet uitsluitend de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet bescherming persoonsgegevens, alsmede voor deze wetten in de plaats tredende wet- en regelgeving, een en ander binnen het kader van de verplichtingen aangegaan in de overeenkomst.
2.
De coöperatie en de deelnemers zullen zich houden aan het privacyreglement zoals dat door het samenwerkingsverband is opgesteld en zullen zorgdragen voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de beschikbaar gestelde gegevens tegen verlies of aantasting van de gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking daarvan.
3.
Indien en voor zover de coöperatie met opdrachtnemers werkt, zal de coöperatie het in het vorige lid bepaalde ook opleggen aan die opdrachtnemers.
Geheimhouding Artikel 9 1.
De coöperatie en de deelnemers zullen redelijkerwijs te nemen maatregelen treffen om de geheimhouding van vertrouwelijk verkregen informatie te waarborgen voor zover mogelijk is in verband met de uitvoering van de overeenkomst. 3
2.
De coöperatie en de deelnemers zullen direct, noch indirect, mondeling of schriftelijk, of anderszins, vertrouwelijke informatie aan derden bekend maken, behalve indien de bekendmaking geschiedt op grond van een wettelijke verplichting tot informatieverstrekking dan wel indien de bekendmaking geschiedt met voorafgaande schriftelijke toestemming van de coöperatie en de deelnemers.
3.
De coöperatie en de deelnemers verplichten zich om de in het kader van de overeenkomst verkregen informatie niet voor andere doeleinden of op andere wijze te gebruiken dan voor het doel waarvoor en de wijze waarop de informatie is verstrekt of aan hen bij de uitvoering van de overeenkomst bekend is geworden. Deze verplichtingen gelden zowel gedurende de looptijd van de overeenkomst als na afloop daarvan.
4.
De coöperatie alsmede de deelnemers zullen zich er ten zeerste voor inspannen dat hun personeelsleden en/of voor hen werkzame derden op de hoogte zijn van bovenstaande verplichtingen en deze stipt zullen naleven.
Aansprakelijkheid en vrijwaring Artikel 10 1.
De coöperatie aanvaardt slechts (eventuele) verplichtingen tot schadevergoeding voor zover dat uit dit artikel blijkt.
2.
De deelnemers sluiten iedere aansprakelijkheid van de coöperatie uit voor iedere schade, hoe dan ook ontstaan, mits de coöperatie ter zake rechtmatig heeft gehandeld en conform de overeenkomst. Aansprakelijkheid van de coöperatie voor schade welke voortvloeit uit aan de coöperatie niet toerekenbare niet nakoming van de overeenkomst, daaronder begrepen gevolgschade, schade aan natuurlijke personen aan wie (indirect) diensten worden verleend, gederfde inkomsten en gemiste besparingen is uitdrukkelijk uitgesloten. Deze beperkingen van aansprakelijkheid gelden niet indien en voor zover de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de coöperatie.
3.
In afwijking van het vorenstaande, is de coöperatie beperkt aansprakelijk ingeval zij ter zake van de schade van de deelnemer verhaal heeft op een derde. De coöperatie zal zich inspannen om de schade op de derde te verhalen. De aansprakelijkheid van de coöperatie in dit geval: a.
is beperkt tot het door de coöperatie daadwerkelijk ontvangen bedrag van het verhaal verminderd met de kosten ter zake van het verhaal;
b.
geldt slechts indien deze ten spoedigste, in ieder geval binnen vier (4) weken na het bekend worden daarvan, schriftelijk door de deelnemer aan de coöperatie wordt gemeld.
4.
De deelnemers kunnen aansprakelijk worden gesteld ingeval door hen geen kwalitatief verantwoorde diensten wordt verleend of ingeval zij niet voldoen aan hun zorgplicht op grond van de relevante weten regelgeving. Aansprakelijkheid van de deelnemers voor schade welke voortvloeit uit het diensten, daaronder begrepen gevolgschade, schade aan natuurlijke personen aan wie de diensten worden verleend, kan uitdrukkelijk niet worden uitgesloten.
Evaluatie en ontwikkeling samenwerking Artikel 11 1.
Partijen evalueren (optie een/twee) jaar na aanvang van deze overeenkomst of de dienstverleningsafspraken voldoet aan de wederzijdse verwachtingen. De evaluatie geschiedt in algemene zin door de algemene vergadering en voor de specifieke dienstverlening met elke deelnemer afzonderlijk.
2.
Partijen zullen, indien wenselijk, met elkaar in overleg treden over een aanpassing van deze overeenkomst indien de onverkorte uitvoering daarvan op enig moment (het doel van) de samenwerking in gevaar mocht brengen en/of in strijd mocht zijn met de op partijen rustende wet- en regelgeving, mits de voorgenomen aanpassing zo dicht mogelijk bij de aard en strekking van het doel van de samenwerking ligt.
4
Afstand recht op ontbinding en vernietiging Artikel 12 De coöperatie en de deelnemers doen hierbij onherroepelijk afstand van het recht om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden of te vernietigen dan wel gehele of gedeeltelijke ontbinding of vernietiging, en/of wijziging van de overeenkomst te vorderen uit hoofde van de artikelen 258 Boek 6 en verder BW (onvoorziene omstandigheden) en/of 228 juncto 230 Boek 6 BW (dwaling). Slotbepalingen Artikel 13 1.
De overeenkomst behelst afspraken tussen de coöperatie en de deelnemers. De bijlage bij de overeenkomst maakt hiervan onlosmakelijk onderdeel uit.
2.
Op de overeenkomst en de daardoor beheerste verbintenissen is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Voor zover niet dwingend door de wet voorgeschreven zijn de bepalingen van Titel 7 afdeling 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek over de "Opdracht" niet van toepassing op de overeenkomst.
3.
Wijzigingen en aanvullingen op de overeenkomst tussen de coöperatie en de deelnemers zijn slechts geldig indien deze schriftelijk zijn overeengekomen. De overeenkomst kan slechts worden gewijzigd of aangevuld door middel van door de coöperatie en de deelnemers ondertekende stukken, met dien verstande dat tussen de coöperatie en een deelnemer afzonderlijk aanvullende afspraken kunnen worden gemaakt die betrekking hebben op de afzonderlijke relatie tussen die deelnemer en de coöperatie, mits de strekking van die afspraken in beginsel voor alle deelnemers gelijk is of kan zijn, de afspraken niet in strijd zijn met het bepaalde in de overeenkomst en passen binnen het kader van de overeenkomst.
4.
Indien een bepaling van de overeenkomst nietig dan wel onverbindend mocht blijken te zijn, dan blijven de coöperatie en de deelnemers gebonden aan de overige bepalingen van de overeenkomst. De coöperatie en de deelnemers zullen de nietige dan wel onverbindende bepalingen vervangen door een bepaling die wel verbindend is en waarvan de strekking/gevolgen zo veel mogelijk dezelfde is/zijn als die van de te vervangen bepalingen.
5.
Bepalingen die naar hun aard bestemd zijn om ook na beëindiging of ontbinding voort te duren, blijven bestaan.
6.
Indien meerdere exemplaren van deze overeenkomst separaat worden ondertekend, geldt ieder exemplaar als origineel en vormen deze exemplaren tezamen de overeenkomst. Een per fax verzonden exemplaar heeft dezelfde rechtskracht als het origineel.
Aldus overeengekomen en in …. voud ondertekend te ………. op …………… 1. ……………………… (naam) …………………….. (coöperatie ………) 2.
……………………… (naam) …………………….. (naam deelnemer) Enz.
5
Bijlage A Dienstverleningsafspraken tussen schoolbestuur ………………en de coöperatie Onderstaand format voor een dienstverleningsovereenkomst geeft aan welke afspraken gemaakt kunnen worden tussen een schoolbestuur en de coöperatie ten aanzien van de dienstverlening door de coöperatie. 1.
Omschrijving diensten expertisecentrum coöperatie en tarief -
tegen een vooraf vastgesteld uurtarief kunnen de diensten van bijvoorbeeld een psycholoog, orthopedagoog, remedial teacher, co-teacher, testassistent, ambulant begeleider, senior docent MAS etc. worden ingehuurd. In de overeenkomst wordt opgenomen: o
Welke dienst
o
hoeveel uur
o
Tegen welk tarief op schooljaarbasis wordt afgenomen tegen welk tarief. Varianten hierbij:
o
Nul-urencontract: schoolbestuur kan flexibel gedurende het schooljaar diensten inkopen op basis van behoefte tegen vooraf afgesproken tarief;
o
Vast contract: het aantal uren dienstverlening voor het schooljaar staat vast evenals het bijbehorende tarief;
o
Min/max contract; het schoolbestuur verplicht zich om ten minste x uren in het schooljaar af te nemen maar kan ook meer uren vragen tot maximaal x uren.
-
De diensten worden kwalitatief omschreven, zodat duidelijk is welke taken hierbij horen en welke rol de dienstverlener vervult (bv consulent, adviseur, coach, docent, trainer, nascholer). De expertisetaken kunnen ook in een apart document van de coöperatie worden beschreven. In dat geval wordt in de overeenkomst bepaald dat de diensten conform het geldende handboek worden uitgevoerd. Het kwaliteitsniveau van de diensten wordt hierin ook beschreven (vereiste kennis, vaardigheden, beroepsniveau etc.)
-
Behalve diensten op uur basis kan ook sprake zijn van activiteiten waarvoor per activiteit een (vast) bedrag wordt betaald. Afgesproken wordt bijvoorbeeld dat een schoolbestuur een aantal scholingsmodules zal afnemen tegen bedrag x. Er kan ook sprake zijn van ‘in company-scholing’ waarbij op basis van maatwerk scholing/training/coaching on the job wordt aangeboden door de coöperatie.
-
Afhankelijk van het te kiezen business model kunnen ook tarieven worden gerekend voor activiteiten die de coöperatie verricht in het kader van bv verzoeken om toelaatbaarheidsverklaringen voor het speciaal onderwijs (dit kan eventueel ook uit de algemene middelen van de coöperatie worden betaald, vergt nadere besluitvorming binnen de coöperatie). Dit kan ook gelden voor uit te brengen handelingsgerichte adviezen aan scholen vanuit de coöperatie (eventueel een mengmodel afspreken waarbij tot x percentage die uit de algemene middelen wordt betaald, en daarboven sprake is van extra betaling).
2.
Facturering Geregeld wordt aan wie de factuur gericht moet worden en of er maandelijks, per kwartaal of eenmaal per jaar een factuur wordt gestuurd aan het schoolbestuur.
3.
Duur overeenkomst De overeenkomst kan per schooljaar worden aangegaan, eventueel met stilzwijgende verleningsmogelijkheid indien minimaal 3 maanden voor einde schooljaar (dus voor 1 mei) door een van de partijen schriftelijk wordt meegedeeld de overeenkomst niet te willen verlengen. Eventueel kan een meerjarige dienstverleningsovereenkomst of een overeenkomst voor onbepaalde tijd worden aangegaan. In dat geval is het raadzaam om wel een tussentijdse opzegmogelijkheid te introduceren.
4.
Klachten In de overeenkomst wordt opgenomen bij wie het schoolbestuur een klacht kan indienen over evt. gebreken in de dienstverlening en hoe de klachtenprocedure verloopt. 6
Concept managementstatuut 1 INHOUD Vaststellingsdatum managementstatuut
1
Artikel 1 Definitiebepaling
2
Artikel 2 Vaststelling en wijziging van het managementstatuut
2
Artikel 3 Taken en bevoegdheden bestuur
2
Artikel 4 Taken en bevoegdheden directeur
3
Artikel 5 Ondermandaat
4
Artikel 6 Rapportage
4
Artikel 7 Schorsing en vernietiging van besluiten
4
Artikel 8 Werkingsduur
4
Artikel 9 Slotbepalingen
4
Dit statuut is door het bestuur na overleg met de medezeggenschapsraad vastgesteld op (datum)
1
Dit statuut is opgesteld t.b.v. het bestuur/directiemodel en behoeft aanpassing voor het one- en two-tier bestuursmodel.
1
Artikel 1 Definitiebepaling In dit managementstatuut wordt verstaan onder:
Bestuur
het bestuur van het samenwerkingsverband: de rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs
DGO
het georganiseerd overleg met de vakorganisaties zoals bedoeld in artikel 40a Wet op het voortgezet onderwijs
Directeur
de directeur van het samenwerkingsverband, krachtens mandaat belast met o.a. de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband, en die voorts daarop rechtstreeks aanspreekbaar is door het bestuur
Mandaat
de machtiging door het bestuur waarbij een bevoegdheid wordt gegeven aan een ander tot het in naam en onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitoefenen van taken en bevoegdheden
Medezeggenschapsraad
de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband
Ondermandaat
de machtiging door de directeur waarbij een bevoegdheid wordt gegeven aan een ander (derde) tot het in naam en onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitoefenen van taken en bevoegdheden
Ondersteuningsplanraad
de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband
School/scholen
de school/scholen die onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de leden/aangeslotenen* staan
Artikel 2 Vaststelling en wijziging van het managementstatuut Het bestuur stelt het managementstatuut, alsmede wijzigingen daarin, vast. Artikel 3 Taken en bevoegdheden bestuur Lid 1 a. Het bestuur heeft de algemene eindverantwoordelijkheid voor de instandhouding van het samenwerkingsverband, voor het realiseren van een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen tussen en binnen de scholen en voor de kwaliteit daarvan, voor de verdeling, besteding en toewijzing van de ondersteuningsmiddelen en –voorzieningen alsmede voor (het nastreven van) de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte en voor de daarmee samenhangende bedrijfsvoering. b. Het bestuur oefent zijn taken uit op basis van een toeziend bestuursconcept en fungeert als intern toezichthouder/Het bestuur fungeert als verenigingsbestuur waarbij de algemene vergadering als intern toezichthouder fungeert*. In dat kader ziet het bestuur/de algemene vergadering* toe op de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden welke aan de directeur zijn gemandateerd alsmede op de naleving van de code goed bestuur. c. Het bestuur stelt een toezichtkader vast waarin in elk geval de beoogde resultaten (doelen) van het samenwerkingsverband en de handelingsruimte voor de directeur worden aangegeven. Het toezichtkader is leidend voor de inhoud van de verantwoordingsrapportage door de directeur aan het bestuur. d. Het bestuur stelt, voor zover nodig na goedkeuring of besluit van de algemene vergadering*, de strategische doelen alsmede het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband vast.
2
e.
f.
g.
h.
Het bestuur neemt, al dan niet met algemene stem/voor zover nodig na goedkeuring of besluit van de algemene vergadering*, besluiten met betrekking tot: i. de wijziging van de statuten, fusie en ontbinding van de stichting/vereniging*, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo; ii. de aanvraag van faillissement van de stichting/vereniging* en surséance van betaling; iii. de vaststelling van het managementstatuut; iv. het aangaan van samenwerking met andere instellingen; v. het verkrijgen, bezwaren en vervreemden van registergoederen; vi. het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting/vereniging* zich als borg of hoofdelijk medeschuldenares verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt. Optie :Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat, voor zover nodig na goedkeuring of besluit van de algemene vergadering*, alle personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden. Optie: Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat, voor zover nodig na goedkeuring of besluit van de algemene vergadering* de directeur van het samenwerkingsverband. Het bestuur stelt, voor zover nodig na goedkeuring of een besluit van de algemene vergadering* het jaarverslag vast en legt zo rekening en verantwoording over het verstreken boekjaar af. De jaarrekening wordt vóór de vaststelling door het bestuur aan een door het bestuur/door de algemene vergadering* benoemde accountant voorgelegd. Het bestuur/de algemene vergadering* legt jaarlijks in het jaarverslag verantwoording af over de uitvoering van zijn taak als intern toezichthouder met betrekking tot de uitvoering van de bestuurlijke taken en bevoegdheden door de directeur ten aanzien van de leden/aangeslotenen* van het samenwerkingsverband. Het bestuur voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken met de directeur. Optie: Het bestuur stelt het medezeggenschapsreglement, alsmede wijzigingen daarin, vast. Het bestuur stelt een reglement voor de ondersteuningsplanraad, alsmede wijzigingen daarin, vast.
i. j. k. Lid 2 Het bestuur verleent ten aanzien van alle taken en bevoegdheden die hem bij of krachtens de wet toekomen en die niet in het eerste lid van dit artikel zijn genoemd, krachtens dit managementstatuut mandaat aan de directeur. Lid 3 Het bestuur kan de mandatering van taken en bevoegdheden te allen tijde ongedaan maken. Lid 4 Optie: Het bestuur voert het overleg in het DGO en met de medezeggenschapsraad* en de ondersteuningsplanraad.
Artikel 4 Taken en bevoegdheden directeur Lid 1 De directeur oefent de taken en bevoegdheden uit die aan de directeur krachtens dit managementstatuut zijn gemandateerd. Lid 2 De directeur heeft –met inachtneming van de beleidskaders en financiële uitgangspunten die door het bestuur zijn vastgesteld en met inachtneming van nadere aanwijzingen en richtlijnen- de volgende taken en bevoegdheden: a. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband en met het verwerkelijken van de doelstellingen en wettelijke taken van de stichting/vereniging*, zoals verwoord in de statuten. b. De directeur vertegenwoordigt* de stichting/vereniging* ten aanzien van de taken/bevoegdheden welke aan hem zijn gemandateerd. c. De directeur is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en activiteiten van het samenwerkingsverband. d. De directeur is belast met het opstellen en uitvoeren van het ondersteuningsplan en het volgen van de bijbehorende totstandkomingsprocedure, waaronder het op overeenstemming gericht overleg met de gemeenten. e. De directeur benoemt, schorst en ontslaat het personeel verbonden aan het samenwerkingsverband en geeft leiding aan het personeel van het samenwerkingsverband en draagt er zorg voor, dat met de individuele personeelsleden functionerings- en beoordelingsgesprekken worden gevoerd. Optie: De directeur geeft leiding aan het personeel van het samenwerkingsverband en draagt er zorg voor, dat met de individuele personeelsleden functionerings- en beoordelingsgesprekken worden gevoerd.(zie art 3 lid 1 f) f. Optie: De directeur voert het overleg in het DGO, met de medezeggenschapsraad* en de ondersteuningsplanraad.(zie art 3 lid 4) g. De directeur geeft leiding aan het orthopedagogisch-didactische centrum en aan de overige voorzieningen van het samenwerkingsverband*. h. De directeur beheert de door aan het samenwerkingsverband toegekende formatieve en financiële middelen en doet daartoe uitgaven voor zover deze binnen de goedgekeurde begroting en het vastgestelde beleid zijn toegestaan. 3
i. j.
De directeur woont de bestuursvergadering bij en heeft een adviserende stem*. De directeur voert overigens alle taken en verantwoordelijkheden uit die in de bij zijn functie behorende functiebeschrijving zijn opgenomen.
Artikel 5 Ondermandaat* Lid 1 De directeur kan aan derden die werkzaam zijn ten behoeve van het samenwerkingsverband mandaat verlenen ten aanzien van de taken en bevoegdheden zoals genoemd in artikel 4 van dit managementstatuut. Lid 2 De directeur stelt een regeling vast waarin het ondermandaat, zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, beschreven wordt en stelt het bestuur hiervan in kennis (optie: en legt deze regeling ter goedkeuring voor aan het bestuur). De in dit lid genoemde regeling maakt als bijlage deel uit van dit managementstatuut. Lid 3 De directeur kan besluiten en/of maatregelen van derden die in naam van de hem zijn genomen wegens strijd met enig geldende regeling en/of wegens mogelijke schade aan de belangen van het samenwerkingsverband en zijn leden/aangeslotenen* bij gemotiveerd besluit geheel of gedeeltelijk intrekken. Artikel 6 Rapportage Lid 1 Het bestuur overlegt jaarlijks met de directeur/en de algemene vergadering* over de beleidsplannen voor het komende jaar. Lid 2 Verantwoordingsrapportage De directeur legt halfjaarlijks (optie: per kwartaal) een verantwoordingsrapportage ter goedkeuring voor aan het bestuur –op basis van het toezichtkader dat het bestuur vooraf heeft vastgesteld- over de beoogde resultaten (doelen) van het samenwerkingsverband en de handelingsruimte van de directeur (grenzen van het mandaat). Lid 3 Voortgangsrapportage De directeur informeert het bestuur halfjaarlijks (optie: per kwartaal) over de voortgang van het lopende beleid in relatie tot het jaarplan/ondersteuningsplan. Artikel 7 Schorsing en vernietiging van besluiten Lid 1 Het bestuur kan maatregelen en/of besluiten van de directeur of derden wegens strijd met enig geldende regeling en/of wegens mogelijke schade aan de belangen van het samenwerkingsverband en zijn leden/aangeslotenen* bij gemotiveerd besluit geheel of gedeeltelijk vernietigen. Lid 2 Het bestuur kan een besluit of maatregel van de directeur of derden schorsen, indien het besluit of maatregel naar zijn oordeel voor vernietiging in aanmerking komt. Ziet het bestuur binnen vier weken, nadat hij het schorsingsbesluit heeft genomen, af van een vernietiging dan vervalt tegelijkertijd de schorsing. Artikel 8 Werkingsduur Het managementstatuut geldt voor het tijdvak van …………….. tot …………… en wordt vervolgens telkens stilzwijgend verlengd met een periode van twee jaren. Artikel 9 Slotbepalingen Lid 1 Het managementstatuut treedt voor het eerst in werking op de dag volgend op de dag waarop dit statuut door het bestuur is vastgesteld. Lid 2 De tussentijdse wijziging van het managementstatuut treedt in werking op de dag volgend op de dag waarop het bestuur de wijziging van het statuut heeft vastgesteld. Lid 3 In gevallen waarin dit managementstatuut niet voorziet of bij interpretatieverschillen, beslist het bestuur. Lid 4 Het bestuur draagt er zorg voor, dat een exemplaar van het managementstatuut ter inzage beschikbaar is op een voor een ieder lid/aangeslotene* toegankelijke plaats.
4