Inkomensverwerving Marowijne Onderzoeksrapport: het stimuleren van de lokale markt en vervangende werkgelegenheid voor de bauxietindustrie
Geertje van Engen & Quirijn Meulenberg In samenwerking met Stichting Ondersteuning Onderwijs Marowijne & TU Delft
Voorwoord
In het kader van het minorprogramma ‘International Entrepreneurship & Development’ aan de TU Delft zijn wij op onderzoeksstage gegaan naar Moengo. In dit onderzoeksrapport vindt u onze bevindingen op het gebied van ondernemingsmogelijkheden in Marowijne, als vervangende werkgelegenheid van de bauxietindustrie. Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door Stichting Ondersteuning Onderwijs Marowijne, de stichting die ons deze stagemogelijkheid heeft aangeboden. Daarnaast heeft de TU Delft het minorprogramma opgezet. Deze twee instellingen zijn wij daarom veel dank verschuldigd. Verder willen wij ook nog meneer Rudi Darson bedanken voor de vele waardevolle tips en begeleiding, zowel in Nederland als op locatie. Daarnaast zijn wij onze coördinator Otto Kroesen dank verschuldigd voor het begeleiden van ons onderzoek. Esther Blom en Boukje Vastbinder willen wij graag bedanken voor het verzorgen van een interessant en divers programma tijdens de minor. Het StuD-‐fonds willen wij graag bedanken voor de financiële bijstand tijdens het project. Verder willen wij de mensen bedanken die ons tijdens het onderzoek geholpen hebben met goede raad of door een interview af te geven. Een speciale vermelding is er voor de volgende personen: tijdens de bijeenkomst die ging over de onderzoeksresultaten en de overdracht van het project waren er veel mensen aanwezig die ons van nuttige feedback hebben voorzien. Daarnaast is hun betrokkenheid bij het project belangrijk voor de verdere stappen die gezet moeten worden. We willen dhr. Sondrejoe en zijn adviseurs, dhr. Dijkman, dhr. Healy, dhr. Schalwijk, dhr. Dijkman, mevrouw Genevieve Pinas en mevrouw Emmie Pinas bedanken voor hun aanwezigheid tijdens de bijeenkomst. Als laatste willen wij mevrouw Yvonne Petres bedanken voor het ter beschikking stellen van woonruimte. Daarnaast heeft ze ons wegwijs gemaakt in Moengo, wat ons erg geholpen heeft.
2
Samenvatting Door het aangekondigde vertrek van Suralco uit Moengo zal de grootste werkgever uit het district Marowijne wegtrekken. Het gemiddelde inkomen is daarnaast laag –de gemiddelde Surinamer verdiende in 2008 tien keer zoveel als een inwoner van Marowijne-‐ en de formele werkloosheid is erg hoog. De mensen zijn daardoor op zichzelf aangewezen en daarom zal het ondernemerschap gestimuleerd moeten worden. In dit rapport wordt meer inzicht verschaft in de mogelijkheden voor inkomensverwerving in Marowijne. Hiertoe zijn de huidige knelpunten voor ondernemen geïdentificeerd en zijn de mogelijke ondernemingskansen in de sectoren landbouw, handel, dienstverlening, toerisme en techniek onderzocht. Om de belemmeringen bij het ondernemen te bepalen zijn er interviews gehouden met overheidsinstanties, ondernemers, inwoners en leraren in Marowijne. Daarnaast is er gesproken met instanties en organisaties in Paramaribo en zijn er observaties gedaan. Hieruit zijn vijf knelpunten naar voren gekomen: onbereikbaar kapitaal vanuit de bank, Suralco heeft de ontwikkeling van de markt onbedoeld tegengehouden, de huidige vergunningaanvraag ontmoedigd ondernemers, de lage lokale productie en de concurrentie van zwarte handelaren en het laatste knelpunt is het ontbreken van hoger onderwijs in Marowijne. Bij het analyseren van de belanghebbenden is er nog een knelpunt geïdentificeerd: de kloof tussen de inwoners en investeerders op dit moment erg groot. Op deze manier is het kapitaal ook moeilijk bereikbaar. Voor het duiden van de ondernemingskansen in het district is er een lijst opgesteld met 43 ondernemingen in de 5 bovengenoemde sectoren. Met behulp van enquêtes, interviews en overheidsdocumenten is er een shortlist van 11 onderneming overgebleven. Deze ondernemingen zijn getest op de vooraf gestelde prestatie-‐indicatoren grootte van de afzetmarkt, de omzet, de initiële investering, de groeipotentie, de kapitaalintensiviteit en het percentage van deze kapitallintensiviteit ten opzichte van de verkoopprijs. Uit deze test is gebleken dat vooral de ondernemingen in de landbouw een hoge succeskans hebben. Op basis van dit onderzoek zijn de volgende aanbevelingen gedaan: door de lokale overheid kan meer informatie verschaft worden over het aanvragen van een vergunning. Daarnaast kan zij op de korte termijn een regelmatig terugkerende markt organiseren, om informele ondernemers laagdrempelig bij de formele economie te betrekken. Op de lange termijn kan er gekeken worden naar versoepelde toekenning van eigendomsrechten, om zo het kapitaal bereikbaarder te maken voor kleine ondernemers. Op deze manieren wordt formeel ondernemen aantrekkelijker dan informeel ondernemen, en kan er dan strengere controle plaatsvinden op dit gebied. Daarnaast is het raadzaam een agrarisch centrum op te zetten die efficiënt en op grote schaal kan produceren. Op deze manier wordt de werkloosheid verlaagd en de lokale productie verhoogd. Tevens is er een mogelijkheid om een hogere onderwijsinstelling te beginnen. Deze onderwijsinstelling hoeft niet een economische te zijn, maar moet wel genoeg ruimte bieden om hierin te kunnen onderwijzen. Vervolgens kan er bij de huidige onderwijsinstellingen begonnen worden met lessen in ondernemerschap.Tenslotte is het aan te raden vervolgonderzoek te doen naar de exportmogelijkheden in Frans-‐Guyana, is er verder onderzoek nodig voor het opzetten van een agrarisch centrum en kan er nogmaals gekeken worden naar het opzetten van een houtindustrie.
3
Table of Contents
Inkomensverwerving Marowijne ...................................................... Fout!Bladwijzer niet gedefinieerd. Voorwoord.............................................................................................................................................. 2 Samenvatting .......................................................................................................................................... 3 1 Inleiding............................................................................................................................................ 6 1.1 Onderzoeksdoel ........................................................................................................................ 6 1.2 Onderzoeksvraag ...................................................................................................................... 6 1.3 Deelvragen................................................................................................................................ 7 2 Achtergrondanalyse ......................................................................................................................... 8 2.1 Literatuuronderzoek .................................................................................................................. 8 2.2 Prestatie-‐indicatoren en randvoorwaarden .............................................................................. 9 3 Methodologie................................................................................................................................. 10 3.1 Systeemanalyse ....................................................................................................................... 11 3.2 Actoren-‐ en contextanalyse ..................................................................................................... 11 3.3 Brainstorm ............................................................................................................................... 12 3.4 Kwalitatieve analyse................................................................................................................ 14 3.5 Statistisch onderzoek............................................................................................................... 14 3.6 Globale haalbaarheidsanalyse ................................................................................................ 14 3.7 Multi-‐criteria analyse .............................................................................................................. 14 3.8 SMART analyse ........................................................................................................................ 14 4 Systeemanalyse.............................................................................................................................. 15 4.1 Doelenanalyse ......................................................................................................................... 16 4.2 Causale analyse ....................................................................................................................... 16 4.3 Systeemdiagram ...................................................................................................................... 18 5 Analyse van actoren, context, kansen en bedreigingen................................................................. 19 5.1 Actorenanalyse ........................................................................................................................ 19 5.3 Analyse van kansen en bedreigingen .......................................................................................... 20 6 Kwalitatieve analyse....................................................................................................................... 21 6.1 Geïnterviewde groepen ........................................................................................................... 22 6.2 Resultaten uit interviews ......................................................................................................... 22 7 Mogelijke oplossingen.................................................................................................................... 25 7.1 Toelichting variabelen en score ............................................................................................... 25 7.2 Haalbaarheidsanalyse ............................................................................................................ 27
4
8 Multi-‐criteria analyse ..................................................................................................................... 28 8.1 Toelichting criteria en score ........................................................................................................ 29 9 Conclusies en aanbevelingen ......................................................................................................... 31 9.1 Conclusies ................................................................................................................................ 32 9.2 Aanbevelingen ......................................................................................................................... 33 9.3 Mogelijk vervolgonderzoek...................................................................................................... 34 10 Discussie ....................................................................................................................................... 36 Literatuurlijst ........................................................................................................................................ 37 Bijlagen ................................................................................................................................................. 38 Bijlage A: Interviewverslagen............................................................................................................ 39 Bijlage B: Doel-‐middelschema voor inkomensverwerving Marowijne .............................................. 56 Bijlage C: Causaal Relatiediagram voor ondernemen in Marowijne................................................. 57 Bijlage D: Uitwerking Business Oppurtunities................................................................................... 59 Bijlage E: Multi-‐criteria analyse ........................................................................................................ 83 Bijlage F: De indeling van het onderwijs in Suriname ..................................................................... 104 Bijlage G: Actorenanalyse ............................................................................................................... 105 Bijlage H: Contextanalyse ............................................................................................................... 107 Bijlage H: verslag van de krutu, 24-‐1-‐‘11 te Moengo...................................................................... 110 Bijlage I: SWOT analyse .................................................................................................................. 112 Bijlage J: Verslag les ondernemerschap Waaldijk MULO................................................................ 115
5
1
Inleiding
Marowijne is het meest Oostelijke district van Suriname en vormt daarmee het grensdistrict tussen Suriname en Frans-‐Guyana. Tussen de verschillende gebieden in Suriname zijn hele grote verschillen in de beroepen te ontdekken. In Paramaribo zijn veel verschillende vormen van werkgelegenheid, terwijl in Marowijne vooral leeft van de bauxietindustrie. Daarnaast zijn er de basisberoepen te vinden zoals landbouw en visserij. Ook in het onderwijs is er wat werkgelegenheid. Slechts 42% van de bevolking van 15 jaar en ouder is formeel gezien werkzaam (Algemeen Bureau voor de Statistiek, 2004). Deze gegevens zijn van de laatste volkstelling in 2004, toen Suralco nog enigszins actief was in de regio. Suralco, het bedrijf dat de bauxietmijnen exploiteert, heeft echter aangegeven dat het Marowijne zal verlaten omdat de mijnen uitgeput raken. Tijdens de aanwezigheid van Suralco in Marowijne zijn er echter weinig andere vormen van ondernemingen opgestart. Hierdoor dreigt het overgrote deel van de bevolking werkloos te raken. Het gebied, dat net aan het herstellen is van de Figuur 1: Bauxietwinning in Moengo zware Binnenlandse Oorlog die van 1986 tot 1992 duurde, dreigt dan weer in verval te geraken en corruptie zal weer de overhand krijgen. Als Suralco het gebied verlaat en er zijn genoeg ondernemingskansen, dan is het verlies in werkgelegenheid op te vangen en kan het gebied zich verder ontwikkelen en ontdoen van de armoede.
1.1 Onderzoeksdoel Al met al zijn er dus nieuwe manieren van inkomensverwerving nodig om de armoede in Moengo en Marowijne aan te pakken en de ontwikkeling te stimuleren. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te verschaffen in de mogelijkheden voor inkomensverwerving in Marowijne, zodat het gemiddelde inkomen per capita stijgt. Er wordt hierbij nadruk gelegd op ondernemingen die op korte termijn zijn op te zetten. Hiertoe moeten de huidige belemmeringen voor ondernemerschap geïdentificeerd worden en worden de mogelijke kansen in de landbouw, handel, toerisme, techniek en dienstensector na te gaan en hun effect op de samenleving te berekenen. Deze ondernemingskansen hoeven geen nieuwe kansen te zijn, het kan ook gaan om groeipotentie in een bestaand bedrijf. Vervolgens wordt er ook gekeken naar welke extra faciliteiten het ondernemen in Marowijne aantrekkelijker maken en een grotere kans van slagen bieden
1.2 Onderzoeksvraag De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Welke ondernemingskansen leveren een bijdrage aan de economische ontwikkeling in het district Marowijne en op welke manier kunnen deze kansen benut worden? Deze vraag zal in paragraaf 1.3 onderbouwd worden aan de hand van een aantal deelvragen. Zoals in de voorgaande paragraaf is beschreven, zullen de kansen voor de volgende sectoren bekeken worden: landbouw, handel, toerisme, techniek en dienstensector.
6
1.3 Deelvragen Er zijn negen deelvragen opgesteld om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Deze vragen luiden: • • • • • • • • •
Hoe kan de lokale markt van Marowijne op dit moment het best beschreven worden? Wat zijn de knelpunten zijn er in de huidige situatie? Welke overheidsmaatregelen zijn nodig om het opzetten of ontwikkelingen van een onderneming toegankelijker te maken? Welke actoren hebben de meeste invloed op de toekomstige situatie? Welke onzekere externe factoren kunnen de toekomst van Marowijne sterk beïnvloeden? Hebben ondernemingen die opgezet kunnen worden om de gevraagde producten of diensten aan te bieden voldoende groeimogelijkheid? Welke huidige ondernemingen kunnen verder ontwikkeld worden waardoor zij voor een grotere afzetmarkt gaan produceren? Welke producten of diensten worden momenteel geïmporteerd, maar zouden ook lokaal geproduceerd of aangeboden kunnen worden? Hoe kan ondernemerschap geïntegreerd worden in het onderwijs?
Er zullen antwoorden op deze vragen gezocht moeten worden, aan de hand waarvan vervolgens de hoofdvraag beantwoord kan worden. Het rapport is als volgt opgebouwd: ten eerste zal er een achtergrondanalyse van de omgeving gedaan worden, daarna worden de te gebruiken methoden en technieken verklaard. Vervolgens worden de resultaten uit interviews en observaties uiteengezet in de kwalitatieve analyse, gevolgdoor een systeemanalyse. Hierna worden door brainstormsessies de mogelijke ondernemingen gevonden die bijdragen aan de ontwikkeling van Marowijne. Deze ondernemingen zullen getest worden op bepaalde aspecten en criteria, onder andere genoemd in de achtergrondanalyse. Ten slotte zullen de conclusies uit het onderzoek getrokken worden en zullen de ondernemingen die alle tests positief hebben doorstaan aanbevolen worden.
7
2
Achtergrondanalyse
2.1
Literatuuronderzoek
Om dubbel werk te voorkomen en om te leren van voorgaande studies, wordt er een literatuuronderzoek gedaan. De hieronder behandelde literatuur is behulpzaam gebleken bij de beeldvorming van het gebied en het onderzoek.
2.1.1 De geschiedenis en het belang van bauxietwinning
Sinds het begin van de 20e eeuw wordt er bauxiet gewonnen in Marowijne. In 1916 werd de Surinaamsche Bauxiet Maatschappij opgezet in Moengo. In 1922 werd er voor het eerst bauxiet vanuit Moengo geëxporteerd. Rond de Tweede Wereldoorlog begon SBM ook met bauxietwinning in Paranam en Billiton (Stichting ANDA Suriname). De bauxietindustrie in Suriname zorgde voor een groot deel van de export van het district en van heel Suriname. Volgens het Nederlanse ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie was de bauxietindustrie zelfs de grootste exportbranche met een aandeel van ongeveer 70% (Ministerie van EZ, Landbouw en Innovatie, 2009). Wat verder opvalt aan de exportproducten is dat er bijna alleen maar grondstoffen worden geëxporteerd. In Suriname en Marowijne is er nog geen kennisexport, men leeft nog van de rijkdommen die de aarde biedt. Om de export-‐importbalans te stabiliseren werd er de afgelopen jaren veel meer geëxporteerd. Doordat het grootste exportproduct dreigt weg te vallen uit het gebied van Marowijne dreigt deze balans veel schever te gaan lopen.
2.1.2 Lokale markten uitgelegd
Marowijne is te beschouwen als een lokale markt, waarin de bewoners zich over het district geconcentreerd hebben op een paar plekken. Verder exporteren de ondernemingen in Marowijne weinig naar andere markten. Volgens Fisher zijn lokale markten te analyseren volgens het ‘leaky bucket model’. Dit model stelt de lokale markt voor als een lekkende emmer, waar investeringen, exportinkomsten en externe betalingen instromen om de emmer vol te houden. Door gaten in de emmer stromen er betalingen naar individuen Figuur 2: Het leaky bucket model (Fisher & buiten de markt(inkoop van grondstoffen), association Inc, 2005) terugbetalingen(met evt. rente) voor externe investeringen, inefficiëntieverliezen, importuitgaven en belastingen naar niet lokale overheden de emmer uit. De uiteindelijke waterbalans is een graadmeter voor de staat waarin de lokale economie zich bevind (Fisher & association Inc. , 2005). Bij een netto instroom van water neemt de lokale economie toe in waarde, bij een netto uitstroom betekent dit een krimpende economie. Om de lokale economie in Marowijne te versterken moet er qua instroom gekeken worden naar het vergroten van de 3 instromen. Om de uitstroom te beperken moeten de externe betalingen, inefficiëntieverliezen en de importuitgaven beperkt worden. De
8
belastingen naar niet-‐lokale overheden en de terugbetalingen van de investeringen worden buiten beschouwing gelaten, omdat het onderzoek de verschuiving naar een grotere, formele economie onder andere als doel heeft.
2.1.3 De gevolgen van het wegvallen van Suralco
In 2008 heeft Romana van Cooten onderzoek gedaan naar de gevolgen van de uitputting van de mijnen voor de economie van Marowijne. In haar rapport staan twee tabellen over het relatieve inkomen per capita van de bevolking van Marowijne ten opzichte van het gemiddelde inkomen per capita van Suriname. In de eerste tabel is te vinden dat in de periode van 2006-‐2008 dit relatieve inkomen per capita is gedaald van 130,1% naar 71,2%. In de tweede tabel staan dezelfde relatieve inkomens per capita genoemd, alleen dan is de aanwezigheid van Suralco niet meegerekend. Dan daalt het relatieve inkomen per capita in de periode 2006-‐2008 van 10,3% naar 9,5% (Van Cooten, 2010). Deze cijfers zijn om twee redenen zorgwekkend. Ten eerste is er uit de gegevens af te leiden dat zonder de activiteiten van Suralco het inkomen per capita enorm afneemt. De gemiddelde Surinamer verdiende in 2008 dan tien keer zoveel als de mensen in Marowijne. Het is alamerend dat zo een grote werkverschaffer uit de regio trekt, terwijl er nog geen echte vervangende werkgelegenheid is. Ten tweede is het opvallend dat de relatieve daling inkomen per capita hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door de mindere aanwezigheid van Suralco in de regio, slechts 0,8% van de relatieve daling is heeft een andere oorzaak dan de minder intensieve bauxietwinning.
2.2
Prestatie-‐indicatoren en randvoorwaarden
Door de voorgaande literatuurstudie is er een context aangegeven waar rekening mee gehouden moet worden tijdens het onderzoek. Daarnaast zijn er ook een aantal prestatie-‐indicatoren aangeduid, waar de mogelijke oplossingen op getest kunnen worden. Ten eerste wordt de grootte van de afzetmarkt getest. Als er slechts aan een paar klanten geleverd kan worden is dit een redelijk onzekere onderneming, zeker in een economisch minder stabiel gebied als Marowijne. Daarnaast wordt de omzet van de onderneming gebruikt als indicator. Hoe hoger de omzet, hoe meer geld er in Marowijne rondgaat dus hoe meer er weer in Marowijne besteed zal worden. Dit heeft dan ook een positief effect op andere ondernemingen. Verder kan er in deze omgeving niet zomaar een heel groot bedrag geïnvesteerd worden in een nieuwe onderneming, deze moet zichzelf uiteindelijk langzaam maar zeker opbouwen. Dit wordt gemeten met de hoogte van de initiële investering. Om volgens het leaky bucket model het waterniveau op peil te houden of te laten toenemen, moet er meer geëxporteerd worden. Bedrijven die willen exporteren moeten dan groeien en hebben extra personeel nodig. Dit personeel krijgt salaris, dus de werkloosheid daalt en het inkomen stijgt. De groeipotentie van mogelijke ondernemingen wordt daarom ook beoordeeld. Daarnaast kan het bedrijf in eerste instantie niet kapitaalintensief zijn om te produceren, omdat het geld en de geldschieters op dit moment niet voorhanden zijn. Verder is het importeren van grondstoffen of halffabrikaten duur en draagt uiteindelijk niet bij aan een sterkere lokale markt. Het product wordt dan duurder waardoor het voor minder mensen bereikbaar is. Dit leidt tot een onregelmatiger inkomen, wat weer voor problemen kan zorgen bij het aflossen van een eventuele lening. Hoe het bedrijf presteert op de indicator ‘kapitaalintensiviteit’ wordt daarom meegenomen in het onderzoek. Om een benadering van de winstmarge te verkgijen wordt het percentage van deze kapitallintensiviteit ten opzichte van de verkoopprijs ook meegenomen als indicator. Hoe hoger dit percentage is, hoe kleiner de winstmarge kan zijn. In de tabel hieronder staan de prestatie-‐ indicatoren weergegeven. Daarnaast wordt ook weergegeven in welke eenheid ze gemeten worden.
9
Welke prestatie-‐indicator? Grootte afzetmarkt Omzet Initiële investering Groeipotentie Kapitaalintensiviteit % ten opzichte van verkoopprijs
Hoe geoperationaliseerd? [klant] [Surinaamse Dollar(SRD)] [SRD] [maximaal aantal banen] [SRD] [1]
Figuur 3: Prestatie-‐indicatoren voor de business oppurtunities
Naast deze vijf criteria zijn er twee randvoorwaarden waaraan een succesvolle oplossing moet voldoen, namelijk lokale productie en mogelijkheden tot schaalvergroting. Omdat het doel van dit onderzoek is de economische activiteit in Marowijne te stimuleren – middels het aandragen van alternatieve manieren van inkomensverwerving– zal er binnen het district zoveel mogelijk waardetoevoeging moeten plaatsvinden. Wanneer er lokaal geproduceerd wordt, stijgt de werkgelegenheid en raakt en stroomt er geen geld de lokale markt uit. Als producten buiten Marowijne worden ingekocht en vervolgens in de regio worden verkocht, leidt dit tot hoge importuitgaven wat ongunstig is voor de lokale economie. Een onderneming die niet of nauwelijks aanwezig is in Marowijne zal zich primair moeten richten op het vestigen en het verkrijgen van marktaandeel. Als de onderneming eenmaal staat en een gunstige balans heeft, kunnen er plannen gemaakt worden om meerdere schakels in de bedrijfsketen in Marowijne op te zetten. Slechts bij ondernemingen die reeds in Marowijne gevestigd zijn, geldt randvoorwaarde dat er bij een nieuwe onderneming in deze branche integratie van activiteiten moet zijn. Bij het extra neerzetten van hetzelfde bedrijf vindt er geen ontwikkeling van de branche plaats. De eerste randvoorwaarde is daarom kort gezegd: de onderneming moet bijdragen aan de ontwikkeling van de branche in Marowijne. Daarnaast zullen de potentiële oplossingen de mogelijkheid tot verdere groei moeten hebben. Met het oog op haalbaarheid zal een onderneming zich in eerste instantie slechts op de lokale vraag moeten richting, omdat voor schaalvergroting investeringen nodig zijn. Wanneer dit succesvol blijkt te zijn, moet een onderneming de mogelijkheid hebben om te gaan exporteren. Door exportinkomsten groeit een lokale economie, daarom is het belangrijk dat een onderneming de productieschaal kan vergroten. Daarnaast geeft een grote groeipotentie aan dat er concurrentie mogelijk is, dit leidt tot lagere prijzen en een betere kwaliteit van het product. Daarom wordt er gesteld dat de groeipotentie minimaal 25% moet zijn.
10
3
Methodologie
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd met behulp van welke methoden en analysetechnieken dit onderzoek is uitgevoerd. Na de achtergrondanalyse uit het vorige hoofdstuk, is een systeemanalyse, brainstormsessie, kwalitatieve analyse, steekproef, globale haalbaarheidsanalyse, multi-‐criteria analyse en SMART-‐analyse uitgevoerd. Ieder van deze methodes zullen nu verder worden besproken.
3.1
Systeemanalyse
De eerste analyse is de zogenaamde systeemanalyse, hierin wordt het probleemgebied afgebakend. Het probleem wordt helder in kaart gebracht en er wordt structuur in het systeem aangebracht. De systeemanalyse bestaat uit een doelenanalyse en een causale analyse, welke uiteindelijk leiden tot een systeemdiagram waarin die het hele systeem samenvat.
3.1.1 Doelenanalyse
In de doelenanalyse wordt het doel – het stimuleren van de economische ontwikkeling in Marowijne – operationeel gemaakt. Dit betekent dat met behulp van een doelenanalyse een onduidelijk en globaal probleem vertaald kan worden naar heldere doelstellingen. Hierbij is het belangrijk de vragen ‘hoe?’ en ‘waarom?’ te stellen. Waarom is meer economische activiteit van belang voor Marowijne en hoe kan dit doel behaald worden? Hierbij worden de stappen schematisch weergegeven, in een zogenaamd doel-‐middelschema, zie Fout!Verwijzingsbron niet gevonden.. Onderaan het schema zijn de specifieke doelstellingen te zien, bovenaan het schema staat het achterliggende globale doel weergegeven.
3.1.2 Causale analyse
Met de specifieke doelstellingen, criteria en middelen – onderaan het schema – kan vervolgens verder worden gewerkt in de causale analyse. In deze analyse wordt gezocht naar causale verbanden tussen al deze verschillende factoren. Een causaal verband tussen factor A en B betekent dat factor A invloed heeft op factor B, hierbij wordt factor A gezien als de oorzaak en factor B als het gevolg. Om dit toe te lichten met een voorbeeld: scholing kan gezien worden als factor die van invloed is op de gemiddelde inkomsten. Wanneer het opleidingsniveau in een regio hoger ligt, zal hier het gemiddelde inkomen ook toenemen. Dit heet een positief causaal verband. De factoren uit het doel-‐ middelschema, maar ook andere factoren die van belang zijn binnen het probleemgebied, worden met elkaar in verband gebracht. Met behulp van deze analysetechniek kan nagegaan worden welke factoren beïnvloedt moeten worden, om een positief effect te krijgen op het uiteindelijke doel. Uiteindelijk leidt deze analyse tot een systeemdiagram, waarin het systeem schematisch wordt samengevat. Hierin staan de middelen weergegeven waarmee het doel positief beïnvloed kan worden, de criteria aan de hand waarvan de prestaties gemeten kunnen worden en de externe factoren die invloed op het systeem uitoefenen van buitenaf. Dit schema is te zien in Fout!Verwijzingsbron niet gevonden..
11
3.2
Actoren-‐ en contextanalyse
Met behulp van een actoren-‐ en contextanalyse worden de betrokken partijen en hun belangen, de externe invloeden en het effect hiervan in kaart gebracht. Met behulp van verschillende analysetechnieken kan meer inzicht verkregen worden in de actoren en het toekomstbeeld.
3.2.1 Actorenanalyse Er zijn verschillende betrokken partijen die belangen hebben in en invloed kunnen uitoefenen op de probleemsituatie. In een actorenanalyse wordt verduidelijkt wat deze actoren willen, welke actoren toegewijd zijn en welke actoren meer of minder macht en invloed hebben. De eerste stap van de analyse is een brainstorm, waarin partijen worden gezocht die dermate betrokken of belangrijk zijn dat zij mee worden genomen in de verdere analyse. Vervolgens worden de belangen en doelen van deze actoren in kaart gebracht. Daarna wordt nagegaan wat de kloof is tussen deze belangen en de huidige situatie en wat de oorzaak hiervan is. Als dat duidelijk is, wordt aangegeven in welke richting de actor naar oplossingen zoekt om deze kloof te verkleinen. Hierna worden de actoren ingedeeld in ‘kritiek’, ‘niet-‐kritiek’, ‘toegewijd’ en ‘niet-‐toegewijd’. Kritieke actoren zijn onmisbare bondgenoten voor het al dan niet bereiken van een economisch actief Marowijne. Toegewijde actoren hechten meer belang aan het probleem en de mogelijke oplossing dan niet-‐toegewijde actoren. Tot slot wordt er nog onderscheid gemaakt tussen actoren met gelijkgerichte en tegengestelde percepties. Actoren met gelijkgerichte percepties streven globaal dezelfde doelen na als de stichting STOOM en willen de regio Marowijne ontwikkelen. Met name de kritieke, toegewijde actoren met tegengestelde percepties zijn belangrijk, omdat deze mogelijke oplossingen kunnen blokkeren. Ook de kritieke, niet-‐toegewijde actoren met gelijkgerichte percepties verdienen extra aandacht, omdat deze moeilijk te activeren zijn, maar wel cruciaal zijn voor het oplossen van het probleem. 3.2.2 Contextanalyse In een contextanalyse wordt nagegaan welke mogelijke toekomstige invloeden van buitenaf het probleem of de oplossingen kunnen beïnvloeden. Door hier inzicht in te verkrijgen kan hierop geanticipeerd worden. De contextanalyse begint met het opstellen van een lijst zogenaamde contextfactoren. Dit zijn externe krachten waarop de actoren niet direct invloed kunnen uitoefenen, maar die het probleem of de mogelijke oplossingen kunnen influenceren. Al deze contextfactoren worden ingedeeld in categorieën. Deze categorieën worden geclassificeerd naar belang en onzekerheid. De invloeden die zowel een hoge onzekerheid hebben als van groot belang zijn voor het probleem en de mogelijke oplossingen, worden verder geanalyseerd. Deze kunnen namelijk voor grote veranderingen zorgen op de lange termijn. Er wordt van iedere categorie een uiterste genomen. Aan de hand hiervan kunnen toekomstscenario’s geschreven worden. Het is belangrijk de meest gunstige en minst gunstige situatie te schetsen, zodat het toekomstbeeld altijd binnen deze grenzen valt.
3.3
Brainstorm
Om ondernemersideeën op te doen worden er een vijftal brainstormtechnieken toegepast, namelijk brainwriting, quickstorm, negatieve brainstorm, Matec en ‘Creative Problem Solving process’. Deze verschillende technieken helpen op een gestructureerde manier ideeën te genereren. De vijf technieken worden hieronder toegelicht.
12
3.3.1 Brainwriting Om een eerste beeld van oplossingsmogelijkheden en ideeën te krijgen, is brainwriting een zinvolle techniek. Hierbij worden in 5 tot 10 minuten zoveel mogelijk ideeën opgeschreven, dit doet ieder voor zich. Ieder idee moet opgeschreven worden, er moet nog volledig out of the box gedacht worden. Op deze manier wordt het oplossingsgebied zo breed mogelijk. Er wordt bij deze techniek nog niets gefilterd.
3.3.1 Quickstorm Bij een quickstorm worden er twee termen uit de probleemstelling gekozen. Bij de probleemstelling van dit onderzoek – welke ondernemingskansen leveren een bijdrage aan de economische ontwikkeling in het district Marowijne en op welke manier kunnen deze kansen benut worden? – zou er gekozen kunnen worden voor ondernemingskansen en economische ontwikkeling. Bij iedere term wordt vervolgens een lijst van 10 specifieke eigenschappen opgesteld. Wat zijn ondernemingskansen precies en wat verstaan we onder economische ontwikkeling? De eigenschappen en associaties uit de verschillende lijsten worden vervolgens met elkaar gecombineerd, waardoor nieuwe ideeën ontstaan.
3.3.3 Negatieve brainstorm
Na de brainwriting en quickstorm kan een negatieve brainstorm worden uitgevoerd. Dit zorgt ervoor dat er geen tunnelvisie ontstaat, maar dat ook totaal andere oplossingsmogelijkheden aan bod komen. Bij deze techniek moeten er redenen worden bedacht, waarom het gestelde probleem niet opgelost kan worden. De vraag wordt in dit geval: waarom lukt het niet om ondernemingskansen te bedenken die een bijdrage kunnen leveren aan de economische ontwikkeling in het district Marowijne? Hierbij moet zo breed mogelijk worden nagedacht, zodat er – net als bij brainwriting – niet wordt gefilterd. Hierna kunnen deze redenen nagelopen worden op haalbaarheid. Zo worden de problemen die het onderzoek met zich meebrengt helder. Deze ideeën kunnen omgezet worden in kansen en op deze manier komen er nieuwe oplossingen naar voren.
3.3.4 Matec Matec – Matrice d’Eloignement Creatif – is een techniek uit de jaren ’70 die op een structurele manier kan helpen meer creativiteit in de ideeën te brengen. Net zoals bij de quickstorm worden er weer twee kernbegrippen uit de probleemstelling gekozen. Bij ieder kernbegrip wordt een associatieketting gemaakt. Het verschil ten opzichte van quickstorm is dat er bij Matec na iedere nieuwe term verder wordt geassocieerd. Wanneer het kernbegrip economische ontwikkeling gekozen wordt, kan men dit associëren met Bruto Binnenlands Product. Vervolgens moet bij Matec verder gedacht worden met BBP, terwijl bij een quickstorm nog een associatie bij economische ontwikkeling opgeschreven moet worden. Als er per kernbegrip vijf woorden zijn opgeschreven, moet er uit iedere lijst één begrip worden gekozen. Deze begrippen moeten zo ver mogelijk af staan van het probleem. Vervolgens moeten tussen deze twee begrippen vijf tot tien overeenkomsten gezocht worden. Op deze manier kunnen nieuwe ideeën worden gevonden.
3.3.5 Creative Problem Solving process
‘Creative Problem Sovling process’ is een erg concrete techniek. Er moet op straat, in dit geval in Marowijne, gezocht worden naar problemen. Deze problemen kunnen overal betrekking op hebben, zolang deze maar gezien zijn tijdens de observatie buitenshuis. Dit kan variëren van iemand die struikelt over een losliggende steen tot een kapot stoplicht. Al deze problemen moeten genoteerd
13
worden. Dit kan enige tijd in beslag nemen. Wanneer de observatie klaar is, moet nagegaan worden welke vijf problemen het grootst zijn. Voor ieder van deze problemen wordt vervolgens – bijvoorbeeld met behulp van brainwriting – een lijst oplossingen bedacht. Door buitenshuis te observeren, worden weer nieuwe problemen ontdekt waardoor ook weer nieuwe oplossingen bedacht kunnen worden.
3.4
Kwalitatieve analyse
In de kwalitatieve analyse worden diepte-‐interviews gehouden. Op deze manier kan er specifieke informatie worden verzameld, die niet uit te drukken is in cijfers of kernbegrippen. De kwalitatieve analyse is een zeer tijdrovende analyse, daarom moet er een selectie gemaakt worden welke personen wel en welke niet geïnterviewd worden. Diepte-‐interviews zijn erg bruikbaar, omdat er in verhouding zeer veel informatie uitkomt. Wel moet erop gelet worden dat een interview altijd subjectief is. De geïnterviewde kijkt nooit volledig objectief naar een probleem en ook de interviewer kan zaken anders interpreteren dan deze bedoeld zijn.
3.5
Statistisch onderzoek
In het statistische onderzoek wordt een steekproef – een selectie van de inwoners van Marowijne – aan een aantal vragen onderworpen. Middels dit onderzoek wordt informatie verzameld bij een de steekproef, waarmee uiteindelijk uitspraak gedaan kan worden over een grotere groep, namelijk alle inwoners van Marowijne. Hiervoor moet allereerst nagegaan worden welke informatie verzameld moet worden en welke informatie deze steekproef zou kunnen verstrekken. Zo kunnen de inwoners van Marowijne bijvoorbeeld aangeven welke behoeften zij hebben. Wanneer helder is welke informatie ingewonnen moet worden, kan een interview opgesteld worden. Vervolgens moet bepaald worden hoe groot de steekproef moet zijn om een betrouwbare uitspraak over de gehele populatie te kunnen doen. Daarna kunnen de interviews worden afgenomen en kan er een databestand worden gemaakt met behulp van het statistische computerprogramma SPSS. Hiermee kunnen verschillende statistische toetsen uitgevoerd worden, waarmee de gewenste informatie verkregen wordt. Zo kan met behulp van een t-‐test nagegaan worden of de steekproef wel representatief is voor de bevolking van Marowijne. Met behulp van frequentietabellen en gemiddelde scores kan nagegaan worden waar de grootste vraag naar is in de regio.
3.6
Globale haalbaarheidsanalyse
Gedurende de globale haalbaarheidsanalyse zullen de mogelijke oplossingen getest worden. Er zullen verschillende criteria worden opgesteld, waarop deze oplossingen getoetst worden. De scores zullen per oplossing worden opgeteld, wat moet leiden tot een selectie van de beste oplossingen. Deze haalbaarheidsanalyse is globaal, omdat de scores niet uitgedrukt zijn in specifieke getallen maar slechts op een schaal van -‐-‐ tot ++ kunnen scoren. Zo kan op een relatief snelle en rationele manier een grove selectie worden gemaakt en vallen de oplossingen die niet haalbaar zijn direct af.
3.7
Multi-‐criteria analyse
Een multi-‐criteria analyse is een wetenschappelijke analysetechniek die helpt om tussen verschillende oplossingsalternatieven een rationele keuze te maken. Er worden verschillende criteria opgesteld aan de hand waarvan de oplossingsalternatieven getoetst worden. Nadat de criteria – en de schaal waarin deze gemeten worden – zijn vastgesteld, worden de scores ingevuld. Deze worden, in tegenstelling tot de globale haalbaarheidsanalyse, uitgedrukt in zo specifiek mogelijke getallen.
14
3.8
SMART analyse
In de SMART analyse wordt verder gegaan met de gegevens uit de multi-‐criteriatabel. De eerste stap is om de gevonden gegevens te standaardiseren. Dit betekent dat alle scores op een nieuwe schaal – tussen nul en een – worden uitgedrukt. Hierbij krijgt de laagste score een nul en de hoogst mogelijke score een één. Vervolgens krijgt ieder criterium een weging. Hierbij moet nauwkeurig een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende criteria. Het minst belangrijke criterium krijgt als weging 1, waarbij iedere score gelijk blijft. Het belangrijkste criterium krijgt de hoogste weging, waarbij iedere score vermenigvuldigd wordt met dit getal. Op deze manier wegen belangrijkere criteria zwaarder mee in de analyse dan de minder belangrijke criteria. De laatste stap is dat alle gestandaardiseerde scores vermenigvuldigd worden met het gewicht en vervolgens worden opgeteld. Het oplossingsalternatief wat nu het hoogst scoort, komt als beste uit de bus.
15
4
Systeemanalyse
In dit hoofdstuk zal aan de hand van verschillende analysetechnieken het probleemveld in Marowijne weergegeven worden. Hierbij gaat het om de afbakening van het probleem en de onderlinge samenhang van verschillende factoren die een rol spelen. Allereerst zal er een doelenanalyse worden uitgevoerd. Hierin zal het doel, de stijging van het inkomen per capita, verduidelijkt worden en operationeel worden gemaakt. Vervolgens zal een causale analyse worden uitgevoerd, waarin de onderlinge samenhang tussen factoren wordt gevisualiseerd. Dit alles is samengevoegd in een overzichtelijk diagram van het volledige systeem.
4.1
Doelenanalyse
Een van de doelen in het onderzoek is een verhoging van het gemiddelde inkomen per capita in de regio Marowijne. Allereerst is nagegaan waarom dit doel bereikt moet worden en hoe dit bereikt kan worden. Het verhogen van inkomen per capita hangt sterk samen met de welvaart in de regio. Hoe meer men verdient, hoe meer men in zijn of haar behoeften kan voorzien. Echter is dit geen direct verband, omdat het niet alleen gaat om het kunnen veroorloven van bepaalde middelen. De middelen moeten namelijk ook aangeboden worden binnen het geografische gebied waarin men afneemt. Dit betekent dat er meer economische activiteit nodig is om de welvaart te vergroten. Dit kan door het inkomen per capita te vergroten, maar er zijn andere manieren. Zo kan er goedkoper geproduceerd worden, zodat bij gelijkblijvende inkomsten men meer kan consumeren. Daarnaast is ook het vertrouwen van bedrijven en consumenten belangrijk voor de economische activiteit. Als men geen vertrouwen heeft in een bedrijf, zal hij of zij hier niet snel producten kopen. Iets wat een negatief effect heeft op de economische activiteit, omdat er minder wordt geconsumeerd. Om dit vertrouwen te verhogen, moeten risico’s gespreid worden. Wanneer er 10 ondernemingen zijn, is de kans groter dat persoon X vertrouwen heeft in één van deze ondernemingen, dan wanneer er slechts 4 ondernemingen zijn. Belangrijk is dus dat er een grote diversiteit aan ondernemingen is, hiervoor zijn echter wel investeringen vereist, een van de drie instromen van het leaky bucket model. Om goedkoper te produceren, met als doel een hogere consumptie, is het belangrijk om transportkosten zo laag mogelijk te houden. Er zal dus minder geïmporteerd moeten worden vanuit Paramaribo en meer lokaal geproduceerd moeten worden om dit te bereiken. Wanneer de importuitgaven stijgen, krimpt volgens het leaky bucket model de economie. Daarom moeten deze uitgaven zo veel mogelijk beperkt worden. Daarnaast is het belangrijk om schaalvoordelen te creëren, als de productieschaal toeneemt, nemen ook het aantal financiële voordelen toe. Mocht er meer geproduceerd worden dan er geconsumeerd wordt in Marowijne, kunnen de overige producten geëxporteerd worden om zo de afzetmarkt te vergroten. Hierdoor stijgen de exportinkomsten en wordt de lokale markt sterker.
4.2
Causale analyse
In deze fase van de systeemanalyse is gezocht naar manieren waarop het hoogste doel beïnvloed kan worden. Factoren die van invloed kunnen zijn op het hoogste doel – via de operationele doelen uit de vorige paragraaf – zijn in deze analyse in kaart gebracht. Dit zijn dan ook de criteria, aan de hand waarvan het al dan niet slagen van het project gemeten kan worden. Daarnaast zijn er nog externe factoren, die niet direct door ons te beïnvloeden zijn. De relaties tussen al deze factoren zijn
16
schematisch
weergegeven
in
17
Bijlage C: Causaal Relatiediagram voor ondernemen in Marowijne. In onderstaand schema is een versimpelde weergave van de dynamiek van het causaal relatie diagram te zien. De vijf centrale factoren zijn: het inkomen per capita, de werkloosheid, het aantal mensen die (middelbaar of hoger) geschoold zijn en de overheidsinkomsten-‐ en uitgaven. Er kan in dit schema onderscheid worden gemaakt tussen twee loops. Te beginnen met de inkomen-‐scholing-‐ werkloosheid-‐loop. Bij een toename van gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking, heeft men meer geld om uit te geven aan scholing. Dit resulteert in een hoger gemiddeld opleidingsniveau, waardoor meer mensen in aanmerking komen voor een baan in het formele circuit. De werkloosheid wordt dus lager. Bij een lagere werkloosheid genereren meer mensen inkomsten, hierdoor stijgt het inkomen per capita. Er is dus een negatief verband tussen Figuur 4: Dynamiek causaal relatie diagram inkomen, scholing en werkloosheid. Wanneer inkomen en scholing toenemen, zal werkloosheid afnemen. Daarnaast draagt meer scholing bij aan meer formeel geregistreerde ondernemingen. Middels overheidssubsidies wordt geprobeerd scholing zo goedkoop mogelijk te maken. Boeken worden bijvoorbeeld door de nationale overheid verstrekt. Een hoger opleidingsniveau zal resulteren in meer formeel geregistreerde ondernemingen. Momenteel heeft het merendeel van de ondernemingen in Moengo geen vergunning, dit wordt gedoogd door de districtscommissaris. Geen vergunning betekent dat er ook geen inschrijving bij de KKF (Kamer van Koophandel en Fabrieken) mogelijk is. Hierdoor dragen de ondernemingen minder belasting af dan zou moeten, maar krijgen zij ook geen begeleiding in ondernemerschap. Meer scholing – met betrekking tot ondernemen – kan mensen bewust maken van het belang van inschrijving bij de KKF. Als dit toeneemt, neemt ook het overheidsbudget toe vanwege de hogere belastingen. De tweede loop laat dus een positief verband zien tussen scholing, het aantal formele ondernemingen en het overheidsbudget. Tot slot heeft het aantal formeel geregistreerde ondernemingen ook nog een negatief verband met de werkloosheid. Wanneer er meer ondernemingen gevestigd zijn in Marowijne, zijn er meer banen beschikbaar dus zal de werkloosheid afnemen. Hierdoor neemt het gemiddelde inkomen toe, waardoor de overheidsinkomsten stijgen. Naast deze vijf centrale factoren zijn er nog meer zaken van invloed op het systeem. De belangrijkste zullen nu aan bod komen. Door een toename van de lokale productie, zullen de importuitgaven afnemen. Als meer lokaal geproduceerd wordt, is het niet meer nodig veel producten vanuit Paramaribo te importeren. Wanneer er op grote schaal lokaal wordt geproduceerd, kan de afzetmarkt zelfs vergroot worden en zullen er meer inkomsten vanuit export zijn. Deze inkomsten – en de beperkte importuitgaven – dragen bij aan economische groei, waardoor de welvaart toeneemt. Meer lokale productie draagt vervolgens weer bij een minder werkloosheid, omdat een hogere productie altijd meer arbeid met zich meebrengt. Meer werkende mensen resulteert in een stijging
18
van het gemiddelde inkomen, waardoor men meer kan consumeren. Een hogere consumptie draagt bij aan de welvaart. Echter zijn voor de toename van lokale productie en de toename van het aantal formeel geregistreerde bedrijven wel investeerders nodig. Ondernemers hebben namelijk een startkapitaal nodig, in de vorm van investeringen. Wanneer investeringen toenemen, groeit de economie – leaky bucket model –, maar het investeringsbedrag is een externe factor. Wij beschikken niet over de middelen om deze direct te beïnvloeden. Wel is het mogelijk investeerders te motiveren om een bijdrage te leveren aan het startkapitaal van ondernemingen in Marowijne. Een andere zogenaamde externe factor is de institutionele bijstand, zoals de KKF in Paramaribo. Momenteel is er geen Kamer van Koophandel in Marowijne. Ondernemers moeten hiervoor helemaal naar Paramaribo, wat de barrière nog groter maakt om zich in te schrijven. Een lokale KKF zou kunnen bijdragen tot meer ingeschreven ondernemingen. Daarnaast kan het fungeren als ondersteuning en stimulans voor potentiële ondernemers.
4.3
Systeemdiagram
Een systeemdiagram presenteert de externe factoren, de criteria en de middelen van een actor. In dit geval wordt er een systeemdiagram gemaakt voor STOOM, om te duiden welke maatregelen STOOM kan nemen en welke barrières er zijn aan het handelen van de stichting. Aan de bovenkant zijn de externe factoren te zien die van invloed zijn op de economische activiteit in de regio, maar die niet direct door STOOM beïnvloed kunnen worden. Gezien het feit dat de lokale overheid niet heel nauw betrokken is bij het bepalen van het nationaal beleid kan de stichting zich moelijk mengen in discussies op nationaal niveau. Daarnaast heeft STOOM geen invloed op de bereidheid van externe investeerders om zich te vestigen in Marowijne. Het enige waarmee de stichting kan bijdragen aan een aantrekkelijker investeringsklimaat is door de beschikbaarheid van informatie te vergroten. Investeerders doen zelf echter ook onderzoek naar de kosten en de baten van een eventuele investering en laten zich meestal daardoor leiden. Aan de rechterkant van het systeemdiagram zijn de criteria te zien waarop de opdrachtgever invloed wil uitoefenen, namelijk een positieve invloed op welvaart en economie en een negatief effect op werkloosheid. Aan de hand van deze criteria kan achteraf het al dan niet slagen van het project bepaald worden. Tot slot zijn aan de linkerkant middelen zichtbaar, waarmee de criteria – en dus het doel – beïnvloed kunnen worden. Wat opvalt aan de middelen van de stichting is dat het vaak een bemiddelende rol betreft. Zo kan de stichting met haar huidige ervaringen de lokale overheid goed adviseren met betrekking tot onderwijs en heeft zij de mogelijkheid om direct in contact te komen met scholieren. Daarnaast Figuur 5: Systeemdiagram voor STOOM kan de stichting ook als aanspreekpunt fungeren voor ondernemers en kan zij een centraal punt zijn voor het opslaan van informatie.
19
5
Analyse van actoren, context, kansen en bedreigingen
In dit hoofdstuk zullen de actoren-‐ en contextanalyse gepresenteerd worden. Het doel van de actorenanalyse is om de belangen en doelen van alle betrokken personen en organisaties te verhelderen. Het doel van een contextanalyse is het in kaart brengen van mogelijke toekomstige invloeden uit de omgeving op het probleem en/of de mogelijke oplossingen. De contextanalyse helpt te anticiperen om deze mogelijke toekomstige invloeden. Daarnaast zullen de kansen en bedreigingen, die gelden voor de ondernemers in Marowijne, uiteengezet worden.
5.1
Actorenanalyse
Er zijn een aantal organisaties, personen en instanties die verschillende belangen hebben in de probleemsituatie. In deze paragraaf zullen deze actoren, hun belangen en doelen verduidelijkt worden. Het is belangrijk inzicht te krijgen in welke actoren zullen meewerken en welke eventueel oplossingen kunnen blokkeren, hiermee moet rekening gehouden worden bij de implementatie van de oplossingen. Allereerst zijn de betrokken actoren geïnventariseerd, er is nagegaan welke instanties en personen nauw betrokken zijn bij het probleem. De belangrijkste actoren zijn: de inwoners van Marowijne, de regionale overheid, de middel-‐ en kleinbedrijven in Marowijne, Suralco, STOOM en de investeerders. Hierna is nagegaan welke doelen en belangen deze instanties en personen hebben, welke kloof er is tussen de huidige situatie en de gewenste situatie, wat de oorzaak van deze kloof is en in welke richting naar mogelijke oplossingen gezocht kan worden. Dit is schematisch weergegeven in Tabel 11 van Bijlage G: Actorenanalyse. Hieruit blijkt dat alle actoren, behalve Suralco, baat hebben bij meer werkgelegenheid in Marowijne, dit draagt namelijk bij aan het verwezenlijken van de door hen gewenste situatie. Deze actoren hebben gelijkgerichte percepties. Suralco heeft tegengestelde percepties op dit vlak, omdat een bijdrage aan de ontwikkeling van Marowijne niet centraal staat, maar het maken van winst middels bauxietwinning. Echter is Suralco een invloedrijke actor, wanneer het bedrijf vertrekt, heeft dit een hogere werkloosheid tot gevolg. Daarom zijn niet alleen de belangen van een actor belangrijk, maar ook de toewijding en invloed van de actor. Er wordt onderscheid gemaakt tussen zogenaamde ‘kritieke’ en ‘niet-‐kritieke’ actoren. Voor de kritieke actoren staan grote belangen op het spel, ze zijn moeilijk te vervangen en zijn in hoge mate afhankelijk van het al dan niet oplossen van het probleem. De niet-‐kritieke actoren zijn in geringe mate afhankelijk. Daarnaast zijn er ‘toegewijde’ en ‘niet-‐toegewijde’ actoren te onderscheiden. De toegewijde actoren hebben het probleem en/of de oplossing hoog op hun prioriteitenlijst staan en zullen zich hier voor – of tegen – inzetten. De niet-‐toegewijde actoren daarentegen zijn vaak moeilijk te activeren en zullen niet direct in actie komen. In Tabel 12 is schematisch weergegeven welke actoren kritiek, niet-‐kritiek, toegewijd en niet-‐toegewijd zijn. Belangrijk zijn de kritieke, toegewijde actoren met tegengestelde belangen en de kritieke, niet-‐ toegewijde actoren met gelijkgerichte percepties. In deze laatste categorie vallen de inwoners en de investeerders. Deze groepen zijn onmisbaar voor het slagen van een oplossing, maar zijn moeilijk te activeren. Inwoners die van mening zijn dat zij het op dit moment goed hebben, zullen er niet snel voor kiezen een onderneming op te zetten, waar veel werk en een hoog risico bij komt kijken. Voor investeerders is Marowijne momenteel geen aantrekkelijk gebied. Als er interessantere projecten op een andere locatie zijn, zullen de investeerders er geen voordeel bij hebben in Marowijne te investeren. De inwoners en potentiële toekomstige investeerders zouden dus mogelijk voor
20
weerstand kunnen zorgen. Nu deze kennis bekend is, kan hierop worden ingespeeld en kunnen deze twee groepen meer worden betrokken of op een andere manier worden benaderd. Economische actief en ontwikkeld Marowijne Dit toekomstscenario is het meest gunstig voor STOOM. In dit geval krimpt het aantal mensen die werkzaam zijn in de informele sector, het opleidingsniveau stijgt en er komen meer ondernemers. Hierdoor wordt het gebied aantrekkelijker voor investeerders, waardoor ondernemingen zich verder kunnen ontwikkelen. Dit heeft tot gevolg dat zij meer kunnen produceren en hun afzetmarkt kunnen vergroten, in dit geval kan er wellicht ook voor Frans-‐Guyana en Paramaribo worden geproduceerd. Wanneer de productieschaal groter wordt, zijn er meer werknemers nodig. Dit trekt mensen uit de stad naar Marowijne, omdat daar meer kans is op een baan. Deze toekomstsituatie is in Figuur 10 te zien in de rechterbovenhoek. Het leeggelopen district Het minst gunstige toekomstscenario voor Marowijne is de leeggelopen regio. Dit scenario is schematisch weergegeven in de hoek links onderin, in Figuur 10. In dit geval blijft een groot deel van de bevolking werkzaam in de informele sector. Zo worden er geen investeerders naar de regio getrokken en kunnen ondernemingen zich niet verder ontwikkelen. Hierdoor stagneert de productie, waardoor veel mensen hun inkopen elders moeten doen. Wanneer er weinig wordt geproduceerd, worden er ook geen nieuwe banen gecreëerd en blijven veel mensen werkloos. Dit leidt ertoe dat mensen werk gaan zoeken in een andere regio, het district loopt langzaam leeg.
5.3 Analyse van kansen en bedreigingen Met een Strenghs, Weaknesses, Opportunities en Threats-‐ analyse (SWOT) worden de kansen en sterktes uitgezet tegenover de bedreigingen en zwaktes. Als er een raakvlak is tussen twee van die eigenschappen, hebben deze eigenschappen invloed op elkaar. In Bijlage I: SWOT analyse wordt de totale SWOT-‐analyse uitgelegd, in deze paragraaf worden de raakvlakken besproken. De positieve punten van het onderzoek voor een ondernemer is dat de langetermijnvisie wordt gehanteerd, in combinatie met een stimulering voor het onderwijs kan de ondernemer een hoger onderwijsniveau creëren. Daarnaast richt het onderzoek zich op meer diversiteit van producten in Marowijne, dit kan de ondernemers stimuleren om ook andere producten op de markt te brengen. Een belangrijke bedreiging is dat zodra er een onderneming opgezet wordt en deze winst maakt, de winst niet opnieuw in het bedrijf wordt gestoken. Met name in combinatie met de zwakte dat ondernemerschap niet in de Surinaamse cultuur zit, is dit een bedreiging die extra aandacht verdient. Echter kan een goede langetermijnvisie ervoor zorgen dat ondernemers zich bewust worden van het belang dat geld opnieuw in het bedrijf wordt gestoken. Echter zit het ondernemerschap niet in de Surinaamse cultuur, dit is een van de zwaktes. Mensen in Suriname richten zich wat minder op de lange termijn, maar leven meer van dag tot dag. Dit maakt hen minder geschikte ondernemers, omdat een ondernemer niet zonder goede planning kan. Door deze zwakte kan het zo zijn dat het sneeuwbaleffect niet op gang komt. Een andere kans is dat een onderneming zich niet alleen richt op Marowijne, maar ook op Paramaribo en Frans-‐Guyana en hierheen producten gaat exporteren. Echter is een van de zwaktes dat de infrastructuur in de regio beperkt is. Om met regelmaat producten te exporteren naar Paramaribo en/of Frans-‐Guyana, is goede infrastructuur een vereiste om het rendabel te maken. Met het oog op deze kans-‐zwakte combinatie, is het belangrijk dat ondernemingen zich in eerste instantie voornamelijk richten op de lokale vraag. Hierdoor wordt ook
21
de uitstroom van geld vanuit de lokale markt beperkt, omdat er minder geïmporteerd hoeft te worden.
22
6
Kwalitatieve analyse
In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de afgenomen interviewen weergegeven. Ten eerste zullen de ondervraagde groepen uiteengezet worden, daarna zullen de opvallende uitspraken genoemd worden. De complete interviewverslagen zijn te vinden in Bijlage A: Interviewverslagen.
6.1
Geïnterviewde groepen
Om de informatie zo breed mogelijk te verkrijgen zijn er verschillende partijen benaderd. Zo zijn er organisaties in Paramaribo benaderd om achtergrondinformatie te krijgen en om de standpunten van de omliggende regio’s ten opzichte van Marowijne te bepalen. Daarnaast is er met verschillende (lokale) overheidsinstanties gesproken over het beleid ten opzichte van werkgelegenheid creëren, ondernemerschap stimuleren en de huidige criteria waaraan ondernemers moeten voldoen om voor een vergunning in aanmerking te komen. Verder zijn er ook ondernemers geïnterviewd. Van deze ondernemers was het belangrijk te weten hoe goed hun onderneming liep, welke producten veel gekocht werden, wat zij aan promotie deden en welke ze problemen ze zagen met betrekking tot het verkrijgen van vergunningen. Verder zijn er ook enquêtes afgenomen bij de lokale bevolking, onder andere om de marktvraag en ondernemingswensen te onderzoeken. Er is ook met verschillende leraren gesproken van de Waaldijk Mulo, dit met betrekking tot het opzetten van de IMEO in Moengo. Tenslotte zijn er ook nog een aantal observaties gedaan om objectievere informatie te verkrijgen. Als er van documenten gebruikt is gemaakt die tijdens de interviews verkregen zijn, staan deze genoemd in de literatuurlijst.
6.2
Resultaten uit interviews
In deze paragraaf worden de verschillende knelpunten en andere opvallende zaken besproken die uit de interviews en observaties zijn voortgekomen. Hieronder zullen de elementen puntsgewijs besproken worden.
6.2.1 Onbereikbaar kapitaal In de enquête die is afgenomen met de lokale bevolking blijkt dat een groep van 57% van de ondervraagden met het idee gespeeld heeft om een onderneming op te zetten. Van deze groep geeft bijna 39% aan dat de ondernemingen nog niet is gerealiseerd vanwege financiële redenen. Het is een indicator dat men in Marowijne moeilijk aan kapitaal kan komen om een onderneming op te zetten. Uit de interviews wordt dit probleem ook genoemd. Starters lopen vaak vast bij de financiering van de onderneming, meestal omdat er geen onderpand is. Daarnaast wordt betwist of de beoordeling van de aanvragen objectief gebeurt (Sijthoff, 2010). Voor mensen die een lening willen aanvragen zonder onderpand begint de GODO-‐bank met een (pilot) microfinancieringsproject. Het rentepercentage hiervoor is 25%. Afhankelijk van het type micro-‐ondernemer dat de aanvraag doet moeten er een aantal dingen overlegd kunnen worden om de zekerheid van terugbetaling te vergroten. Het hoge rentepercentage vormt een obstakel en zorgt er juist vaak voor dat er weinig ondernemingen kans van slagen hebben (Dilweg, 2010). Bij de Godo-‐bank worden er in het pilot-‐project mogelijk om tot 3800 SRD te lenen. Hier is dan wel verplicht om bijvoorbeeld een prognose te maken van de inkomsten. Bij een goede cijfermatige onderbouwing en motivatie kan er een bedrag tot 6000 SRD verstrekt worden. Over het geleende
23
bedrag moet vervolgens nog 1,5% afsluitingsprovisie en 8% omzetsbelasting over de provisie betaald worden. Verder moet de lening en de rente binnen maximaal 1 jaar worden terugbetaald (Godo-‐ bank , 2010). Voor een onderneming die opgezet wordt is het heel moeilijk om binnen 1 jaar de investering uit een onderneming te halen. De hoge rentevoet en de korte betalingstermijn leggen daarom nog een extra druk op de ondernemer, die een hogere prijs moet rekenen om de lening te kunnen afbetalen. Vergeleken met een ondernemer die zonder geleend geld een onderneming start moet de micro-‐ondernemer zijn verkoopprijs in principe 25% hoger leggen. Dit zorgt voor een zeer ongunstige concurrentiepositie en maakt de kans van slagen klein. Tenslotte is er ook een kleine kans om investeringen bij private partijen los te krijgen. Mensen in Suriname beginnen liever zelf de onderneming dan dat ze investeren in een onderneming. Daarom zijn veel mensen ook huiverig om hun ondernemingsplan te delen met potentiële investeerders (Sijthoff, 2010)
6.2.2 Suralco als verzorger Zoals in hoofdstuk 2 genoemd is, heeft de aanwezigheid van bauxiet Moengo tot ontwikkeling gebracht. Suralco heeft het mogelijk gemaakt dat alle faciliteiten beschikbaar zijn geworden, en heeft vaak ingegrepen in de samenleving. De gevolgen hiervan zijn te merken in de omgeving van Moengo, waardoor Moengo nu niet echt tot ontwikkeling is gekomen. Dit is vooral duidelijk wanneer Moengo vergeleken wordt met Albina, waar veel meer ondernemingen zijn. Dit komt onder andere doordat Albina dichter bij Frans-‐Guyana ligt, maar het feit dat Moengo buiten bauxiet om niets exporteert is opvallend. De oorzaak van die verschillen tussen Moengo en Albina is ook de aanwezigheid van Suralco. Doordat het bauxietbedrijf veel taken op zich nam, hebben weinig andere sectoren kunnen groeien. Suralco bood allerlei diensten aan, zoals een ziekenhuis, zwembad, beveiliging en gratis levensmiddelen (Van Engen & Meulenberg, Observatie in Moengo, 10-‐11-‐2010 te Moengo, 2010). Daarnaast hebben zij veel nutsvoorzieningen verzorgd. Hierdoor zijn er minder ondernemingen van de grond gekomen dan in Albina. In het interview met dhr. Dilweg wordt ook gesproken over het vertrek van Suralco uit de regio gesproken. Dilweg spreekt over de verregaande gevolgen die dit zal hebben voor de regio. Zo stelt hij dat de nutsvoorzieningen nu al niet rendabel zijn zonder bijspringen van Suralco. Dit zal nog minder rendabel worden als het inkomen vanuit de bauxietindustrie verdwijnt, omdat er geen andere grote industrie is ontwikkeld (Dilweg, 2010). Dit komt onder andere doordat Suralco te lang en onbedoeld de ontwikkeling van de regio heeft tegengewerkt.
6.2.3 Beleid ontmoedigd ondernemerschap Marowijne heeft weinig mensen die willen ondernemend zijn, en de mensen die dat wel willen worden door de huidige wet-‐ en regelgeving onbedoeld ontmoedigd om te starten met formeel ondernemen. Zo geeft Jetje aan dat het een jaar heeft geduurd om een vergunning te krijgen voor een eenvoudig restaurant, en daarvoor moest ze steeds naar Paramaribo (Jetje, 2010). Voor grotere, complexere ondernemingen is de kans groot dat men vaker naar Paramaribo moet en dat de vergunningaanvragen langer duren. Verder verklaart Dilweg de grote informele sector als een direct gevolg van de huidige institutionele vormgeving. Er is een slechte controle op informele ondernemers, door de regelgeving is het bijna onmogelijk om zonder adviseur een onderneming op te zetten, de huidige belastingswetgeving kan tot een acuut geldtekort leiden en het gebruik van nutsvoorzieningen is voor ondernemingen 4 keer zo hoog als voor de gewone man. Dit stimuleert
24
ondernemers om zich niet te registreren en leidt dus tot minder belastinginkomsten voor de overheid. Suriname beschikt echter wel over een grote publieke sector, deze salarissen moeten door het kleine aantal formele ondernemingen betaalt worden. De belastingdruk op deze ondernemingen is daardoor dus ontzettend hoog, dit schrikt potentiële ondernemers ook af.
6.2.4 Beperkte lokale productie en legale handel In veel interviews wordt aangeduid dat er buiten de bauxietindustrie om bijna niks geproduceerd wordt. Er wordt aan kleinschalige landbouw gedaan, maar dit is meer voor eigen gebruik dan voor verkoop. Het enige dat door de regio nog naar Paramaribo vervoerd wordt, is hout. Er wordt echter alleen aan houtkap gedaan, de bewerking volgt in Paramaribo (Pinas, 2010). Aan het assortiment in de supermarkten is de beperkte lokale productie ook te merken, bijna al het koopwaar wordt vanuit Paramaribo vervoerd naar Marowijne. Zo geven de ondervraagde supermarkten aan dat alles uit Paramaribo of Frans Guyana gehaald wordt (Interview met verschillende supermarkteigenaren, 2010). Door enorme bauxietinkomsten van vroeger is het een gewoonte geworden om de spullen niet zelf te produceren maar in te kopen vanuit een andere regio. In Albina is het verhaal wel iets anders, daar wordt meer aan landbouw en visserij gedaan als manier van inkomensverwerving. Er wordt echter niet aan vergroting van de markt gedaan, de blik blijft alleen gericht op Frans Guyana. Deze beperkte lokale productie zorgt ook dat andere ontwikkelingen stagneren. Een voorbeeld hiervan geeft Jetje in het interview, waarin zij stelt dat er maar weinig groente beschikbaar is en dat ze graag meer varkensvlees, rund en vis zou willen inkopen (Jetje, 2010). Zij zou graag andere producten willen gebruiken voor haar gerechten, maar er is maar een beperkt aanbod. Op deze manier kan zij haar onderneming niet verder ontwikkelen. De overheid van Suriname heeft weinig kennis over de exportcijfers van Marowijne naar Frans Guyana. Deze handel gebeurd namelijk door ‘hosselaars’, mensen die illegaal goederen naar Frans Guyana transporteren. Dit is op dit moment nog geen knelpunt, omdat dit Surinamers geld oplevert die dat dan weer uitgeven in hun eigen land.
6.2.5 Opleiding In Marowijne is de hoogste opleiding die men kan volgen de MULO. Voor verder studeren moet men dan naar Paramaribo toe gaan, dat is de enige plek waar hoger onderwijs wordt gegeven. Tweederde van de leerlingen vertrekt daardoor al op vroege leeftijd uit de regio, dit brengt de voor ouders veel kosten met zich mee. Naast het hogere lesgeld moet er ook onderkomen etc. betaald worden. Dit is voor veel ouders niet betaalbaar en daardoor is hoger onderwijs voor sommige groepen onbereikbaar. De mensen die wel naar Paramaribo gaan keren vaak niet meer terug naar Marowijne, omdat ze daar een beter leven kunnen opbouwen en een goede baan kunnen krijgen. Door het ontbreken van hoger onderwijs in Marowijne blijft het opleidingsniveau in de regio laag en trekt de hogere kennis de regio uit (Pinas E. , 2010). Daarnaast de handel in kennis tussen de buurlanden ook bijna niet mogelijk, dit komt door de verschillen in accreditering tussen de verschillende landen. Een Surinaamse dokter mag bijvoorbeeld niet in Frans Guyana zijn vak uitoefenen en andersom (Dilweg, 2010).
25
7
Mogelijke oplossingen
In dit hoofdstuk worden de resultaten uit de voorgaande analysemethoden omgezet in mogelijke oplossingen. Als eerste worden de geconstrueerde oplossingsrichtingen en de variabelen waarop deze getoetst gaan worden, toegelicht. De business opportunities zullen vervolgens in paragraaf 7.2 op hun haalbaarheid getest worden. Tot slot zullen de oplossingen genoemd worden die verder in het onderzoek worden meegenomen.
7.1
Toelichting variabelen en score
Er is gekozen voor een vijftal sectoren waarin business opportunities zijn onderzocht, namelijk handel, landbouw, dienstverlening, industrie en toerisme. Deze sectoren zullen nu verder worden toegelicht. De omschrijving van iedere business opportunity is te vinden in
26
Bijlage D: Uitwerking Business Oppurtunities. De lijst met business opportunities is in de eerste plaats opgesteld aan de hand van brainstormsessies. Daarnaast zijn alle suggesties die uit de schriftelijke enquêtes met inwoners kwamen, meegenomen. Er zijn veel mensen in Marowijne die produceren, maar dit is veelal voor zelfonderhoud. Weinig mensen verhandelen de geproduceerde goederen. In de sector handel is in de eerste plaats gekeken naar productieprocessen die al aanwezig zijn, zoals het verbouwen van groente. Dit wordt in beperkte mate verhandeld, zo zijn er een aantal kleine groentekraampjes maar geen echte groentewinkel met bijvoorbeeld een goed koelingsysteem. Daarnaast is gekeken naar ondernemingen die nog ontbreken, maar wel aanwezig zouden moeten zijn om te voorzien in basisbehoeften, zoals een bakkerij en slagerij. In de landbouw-‐ en veeteeltsector zijn opportunities opgesteld voor het verbeteren van aanwezige processen, zoals het verbouwen van groente. Dit gebeurt slechts op kleine schaal en er is weinig diversiteit in de productie. Hier zijn dus kansen om een dergelijke onderneming verder te ontwikkelen. Daarnaast zijn er ook in deze sector verschillende kansen onbenut. Zo stromen er verschillende rivieren door Marowijne, maar is het aanbod verse vis zeer beperkt. Vis wordt veelal ingevroren vanuit Paramaribo geïmporteerd. Een visserij is een voorbeeld van een business opportunity in de landbouw-‐ en veeteeltsector. In de sector dienstverlening staan de ondernemers die geen product aanbieden, maar een dienst. In deze sector zijn ondernemingen opgenomen die reeds in Marowijne gevestigd zijn, maar verder kunnen doorgroeien, en ondernemingen die nog niet zijn opgezet. Een voorbeeld van een business opportunity uit de dienstensector is een internetcafé, waar een dienst wordt aangeboden – het gebruik maken van internet – en geen tastbaar product wordt verkocht. De vierde sector is industrie. Een voorbeeld van een bedrijf wat in deze sector thuishoort is een houtbewerkingsbedrijf. In een dergelijk bedrijf wordt een lokaal product, zoals hout, niet rechtstreeks geëxporteerd naar Paramaribo, maar er wordt waarde aan het product toegevoegd door het te bewerken tot bijvoorbeeld een meubel. In de industriesector wordt aan een grondstof of basisproduct – met behulp van technische apparatuur en/of een ambacht – waarde toe te voegen. Tot slot de sector toerisme en recreatie, hier onder vallen alle horecagelegenheden, toeristische resorts en reisbureaus. Door realisatie van resorts worden de huidige toeristische activiteiten in Marowijne aantrekklijker voor toeristen. Daarnaast kunnen ook toeristen uit Frans-‐Guyana gezien worden als afzetmarkt, omdat zij vaak naar Paramaribo gaan. Hiervoor moeten zij door Marowijne. Alle opgestelde business opportunities – te zien in Tabel 1: Haalbaarheidanalyse – worden getoetst op een drietal variabelen, namelijk de benodigde kennis, de verwachte vraag en de benodigde investeringskosten. De scoreschaal loopt van -‐ -‐ naar ++. Hierbij is -‐ -‐ het meest negatief en ++ het meest gunstig. Voorbeeld: een bakkerij krijgt een ++ score voor ‘benodigde kennis’ omdat er in Marowijne genoeg kennis hiervoor is om bakkerijen op te starten en te ontwikkelen. De drie variabelen zullen nu nader worden toegelicht. Allereerst de benodigde kennis, de score hierbij wordt positiever zodra er minder kennis nodig is. Het is gemakkelijker om een onderneming op te zetten waarbij weinig of geen hoogopgeleiden nodig zijn. In Marowijne zijn momenteel geen hogere onderwijsinstellingen gevestigd, hoogopgeleid personeel zou dan ook uit Paramaribo moeten komen. Dit is een barrière en heeft dan ook een negatief effect op de haalbaarheid van de onderneming. Wanneer een business opportunity alleen laagopgeleid personeel nodig heeft, zal de
27
score ++ zijn, zoals in het voorbeeld van de bakkerij te zien was. Om de score uit te drukken zijn aannames gemaakt, zoals het feit een bakker Lager Beroepsgericht Onderwijs gevolgd moet hebben. Veel mensen uit Marowijne hebben dit onderwijs afgerond, dus is het niet moeilijk om bakkers te vinden. Daarom scoort deze business opportunity positief. Om apotheker te zijn is universitair onderwijs vereist, omdat dit niet aangeboden wordt in Marowijne scoort dit negatief op benodigde kennis. Echter is er maar één universitair opgeleid persoon nodig, dus scoort het niet zeer negatief. Op een dergelijke manier zijn scores toegekend aan de verschillende business opportunities. De tweede variabele, de verwachte vraag, wordt positiever zodra er meer vraag naar het product of de dienst is. De score is bepaald aan de hand van interviews en gesprekken met de consumenten. Er is gevraagd welke producten of diensten zij momenteel missen en welke zij het liefst in Marowijne zouden zien. Omdat de consument de afnemer wordt van nieuwe producten of diensten, is het belangrijk deze mening mee te nemen in de haalbaarheidsanalyse. Wanneer niemand op een bepaald product of dienst zit te wachten, kan deze onderneming nooit lang stand houden. Tot slot zijn er de benodigde investeringskosten. Hiermee wordt de hoogte van het bedrag wat nodig is om de onderneming op te starten, bedoeld. Hoe hoger dit bedrag is, hoe lager de haalbaarheid. Wanneer een bedrijf een zeer hoog startkapitaal nodig heeft, krijgt deze de score -‐-‐. Als een onderneming zeer lage investeringskosten heeft, scoort het ++. Investeringskosten bestaan in de eerste plaats uit de grond-‐ en bouwkosten. Wanneer een onderneming een groot grondoppervlak nodig heeft, zijn de kosten bij aanvang hoger. Zodra hier veel op wordt gebouwd, worden de kosten nog veel hoger. Dan zijn er nog de inrichtingskosten. Als een onderneming veel geavanceerde apparatuur en installaties nodig heeft, brengt dit meer kosten met zich mee. Tot slot zijn er de kosten voor heffingen, verzekeringen, vergunningen en inschrijving bij de KKF. Als de ondernemer bijvoorbeeld meer apparatuur heeft, zal deze beter verzekerd moeten worden dan wanneer hij alleen een houten kippenhok heeft. Tot slot is het risico wat de onderneming loopt nog een belangrijke variabele. Deze is echter niet meegenomen, omdat dit zeer veel samenhang heeft met de initiële investering. Zodra de bouwkosten hoger zijn, is de kans groter dat de bouw vertraging oploopt. Een bepaalde business opportunity zou dan zowel op investering als op risico zeer negatief scoren. Hetzelfde geld voor de inrichtingskosten en de kosten voor verzekering. Deze twee variabelen meten dus vrijwel hetzelfde, daarom is er voor gekozen alleen de investeringskosten mee te nemen en het risico buiten beschouwing te laten. De business opportunities die positief uit de haalbaarheidsanalyse komen worden uiteindelijk meegenomen in de verdere analyse. Wat betekent dat ondernemingen die een totaalscore van + of ++ hebben, doorgaan. Wanneer onderneming echter op een van de drie variabelen -‐-‐ scoort, zal deze niet worden meegenomen.
7.2 Haalbaarheidsanalyse Nu duidelijk is aan de hand van welke criteria de totaalscore per business opportunity bepaald wordt, kan de haalbaarheidsanalyse uitgevoerd worden. In het onderstaande schema staan de mogelijke business opportunities genoemd. In
28
Bijlage D: Uitwerking Business Oppurtunities wordt elke score en elke business opportunity specifiek uitgelegd. De dikgedrukte business opportunities scoren het hoogst. Tabel 1: Haalbaarheidanalyse
Business Opportunity
Benodigde kennis Handel Houthandel ++ Bloemenhandel -‐ Sapverkoper + Boekhandel -‐ Groentehandelaar ++ Fruithandelaar ++ Bakkerij -‐ Meubelhandelaar ++ Slagerij + Kledingzaak/kleermaker + Poelier ++ Vishandel ++ Apotheek -‐-‐ Drogisterij -‐ Landbouw en veeteelt Verbouwen van groente -‐-‐ Verbouwen van fruit -‐-‐ Bloemkwekerij -‐-‐ Runderboerderij -‐ Kippenfokkerij -‐ Visserij + Dienstverlening Advocatenkantoor -‐-‐ Verzekeringsmaatschappij -‐-‐ Internetcafé -‐ Uitzendbureau -‐ Crèche + Wasserette + Persoonsvervoer + Goederentransport + Kapper ++ Autowasserette ++ Bibliotheek -‐ Industrie/technisch Bouwbedrijf -‐-‐ Fietsenmaker -‐ Autogarage -‐-‐
Verwachte vraag -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ + + -‐ 0 -‐-‐ + -‐ -‐ + + + + -‐ -‐-‐ + + + -‐-‐ -‐ ++ + ++ -‐-‐ -‐ -‐-‐ -‐ -‐-‐ 0 -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐
Benodigde investering 0 + -‐ + ++ ++ -‐ + 0 + -‐ -‐ + + -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ 0 -‐ 0 0 -‐ ++ 0 0 + + + ++ 0 -‐-‐ + +
Totaal 0 -‐ -‐ + ++ + -‐ + + + 0 + 0 + -‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐ 0 + -‐-‐ -‐ 0 + + -‐ + 0 + + -‐ -‐-‐ -‐ -‐ 29
Houtbewerking Slachterij Loodgieter Toerisme/recreatie Café (discotheek) Brasserie Restaurant (fastfood) Hotel Toeristisch resort Reisbureau
-‐ -‐ -‐ ++ + + -‐ -‐-‐ -‐
-‐-‐ ++ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ + + -‐-‐
-‐-‐ -‐ ++ + + + -‐-‐ -‐-‐ +
-‐-‐ 0 -‐ + 0 0 -‐ -‐ -‐
De ondernemingen die als best uit de haalbaarheidsanalyse zijn gekomen, zijn: boekhandel, groentehandel, fruithandel, slagerij, kledingzaak/kleermaker, vishandel, drogisterij, visserij, uitzendbureau, crèche, personenvervoer en kapper. De vishandel en visserij kunnen in dit geval samengevoegd worden. Deze onderneming kan zowel de vis vangen, als deze verhandelen aan supermarkten of in een viswinkel verkopen aan consumenten. Ook de groente-‐ en fruithandel zullen samengevoegd worden. Deze zijn in de praktijk namelijk gemakkelijk te combineren, omdat er grotendeels dezelfde kennis en middelen – zoals kassen en een irrigatiesysteem – voor nodig zijn. Zoals aangegeven is in paragraaf 2.3 zijn er twee randvoorwaarden waar deze ondernemingen aan moeten voldoen, er moet lokaal geproduceerd worden en er moet de mogelijkheid zijn tot schaalvergroting. Als deze twee randvoorwaarden worden meegenomen is het voor een groente-‐ en fruithandel noodzakelijk dat er ook groente en fruit in de regio wordt verbouwd. Dit geldt ook voor de slagerij, er zal vee gefokt en geslacht moeten worden. Voor de kledingzaak, boek-‐ en meubelhandel ligt dit anders, omdat deze nog niet in Marowijne gevestigd zijn. Deze ondernemingen zullen zich eerst in de regio moeten vestigen voordat zij verder kunnen gaan met waardetoevoeging.
30
8
Multi-‐criteria analyse
In dit hoofdstuk zullen de 10 overgebleven business opportunities getest worden met behulp van een multi-‐criteria analyse. Deze wetenschappelijke analysetechniek helpt om tussen verschillende oplossingsalternatieven een rationele keuze te maken. De potentiële ondernemingen zullen getest worden op de vijf criteria die genoemd zijn in paragraaf 2.3. Iedere business opportunity krijgt per criterium een score, deze scores zullen uiteindelijk gestandaardiseerd worden. Tot slot krijgen de criteria een gewicht, het ene criterium zal zwaarder meewegen dan een ander criterium.
8.1 Toelichting criteria en score De genoemde criteria zijn de grootte van de afzetmarkt, de omzet, de initiële investering, de groeipotentie, de kapitaalintensiviteit en het percentage van deze kapitallintensiviteit ten opzichte van de verkoopprijs. De verwachte omzet zal uitgedrukt worden in SRD/jaar, hiervoor zijn gegevens nodig van andere (startende) boekhandelaren in vergelijkbare afzetgebieden. De prijs per boek en de hoeveelheid verkochte boeken over een jaar zullen bepaald moeten worden. Uit een vermenigvuldiging van deze twee variabelen volgt de omzet. De grootte van de afzetmarkt wordt uitgedrukt in aantal huishoudens. Dit is het aantal huishoudens dat aanvankelijk het product of de dienst zullen gebruiken. Hoe groter de afzetmarkt, hoe gunstiger. De initiële investering zal uitgedrukt worden in Surinaamse Dollars. Deze bestaat, net zoals in de eerste haalbaarheidsanalyse, uit de grond-‐, bouw-‐ en inrichtingskosten. De groeipotentie, wordt uitgedrukt in het maximaal aantal banen wat geboden kan worden. Hierbij wordt uitgegaan van de omzet min de kosten en de personele lasten. Op basis van het bedrag wat overgehouden wordt voor lonen, kan het maximaal aantal banen bepaald worden. De kapitaalintensiviteit wordt uitgedrukt in SRD per product. Als een product kapitaalintensiever is, zal de prijs hoger zijn en kunnen minder mensen zich dit product of deze dienst veroorloven. Het laatste criterium is het percentage van de kapitaalintensiviteit ten opzichte van de verkoopprijs. Dit criterium is een indicator voor de winstmarge die er op een product zit. Omdat deze analyse gericht is op het starten van een onderneming en de haalbaarheid hiervan, zal bij het bepalen van de scores rekening worden gehouden met prestaties uit de het eerste jaar. Zo zal er geen omzet genomen worden van een bloeiende onderneming met veel investeerders, maar van een onderneming in haar startfase. In Tabel 3: Multi-‐criteria analyse zijn de resultaten van de multi-‐ criteria analyse weergegeven. De onderbouwing, berekening of andere verklaring van de waardes staan genoemd in Bijlage E: Multi-‐criteria analyse.
31
Tabel 3: Multi-‐criteria analyse
Boekhandel Groente-‐ en fruithandel Meubelhandel Slagerij Kledingzaak Visserij en vishandel Drogisterij Uitzendbureau Crèche Personen-‐ vervoer Kapper
Grootte afzetmarkt 72
234
Initiële investering 4.700
Groei-‐ potentie 0
Kapitaal-‐ intensiviteit 1.344,55
% t.o.v. verkoop 3.585
710
57.763
26.920
154
3,84
128
479 1138 639
78.000 112.667 39.815
16.300 33.784 8.580
9 92 26
1.207 17,46 23,80
101 87 79
862
81.250
24.136
50
1,80
24
479 447 400
11.131 60.760 14.333
4.280 1.940 1.210
0 18 60
5,65 4.827,78 94,48
81 40 121
191
50.700
10.000
8
155,74
479
240
40.625
1.350
15
3,70
49
Omzet
Uit de multi-‐criteria analyse volgen absolute waarden. De absolute waarden zijn onder prestatie-‐ indicatoren onderling moeilijk te vergelijken. Daarnaast zijn bepaalde prestatie-‐indicatoren van meer invloed op het eindresultaat dan andere. Hiervoor wordt er een Simple Multi-‐Attribute Rating Technique (SMART) analyse gebruikt. Met deze methode worden de absolute resultaten omgezet naar relatieve scores en worden er verschillende gewichten toegekend aan de prestatie-‐indicatoren. De genomen stappen en de verklaring van de gewichten staan verder beschreven in Bijlage E: Multi-‐ criteria analyse. Tabel 4: SMART-‐tabel met totaalscores
Weging Boekhandel Groente-‐ en fruithandel Meubelhandel Slagerij Kledingzaak Visserij en vishandel Drogisterij Uitzendbureau Crèche Personen-‐ vervoer Kapper
Grootte afzetmarkt 2 0
3,5 0
Initiële investering 2 0,89
Groeipo-‐ tentie 3 0
Kapitaal-‐ intensiviteit 1 0,72
% t.o.v. verkoop 1,5 0
0,60
0,51
0,21
1
1,00
0,96
6,99
0,38 1 0,53
0,69 1 0,35
0,54 0 0,77
0,06 0,60 0,17
0,75 1,00 1,00
0,97 0,98 0,98
6,48 9,77 6,81
0,74
0,72
0,30
0,32
1
1
8,06
0,38 0,35 0,31
0,10 0,54 0,13
0,91 0,98 1
0 0,12 0,39
1,00 0 0,98
0,98 0,99 0,97
5,40 6,40 6,68
0,11
0,45
0,73
0,05
0,97
0,87
5,68
0,16
0,36
1,00
0,10
1,00
0,99
6,37
Omzet
Score x 2,50
32
Door alle wegingen bij elkaar op te tellen wordt de maximumscore bepaald, in dit geval is dat 13. De ondernemingen die een score hebben die hoger is dan 50% van de maximumscore kunnen gezien worden als ondernemingen met de grootste kans van slagen. Uit de SMART analyse blijkt dat er twee ondernemingen zijn met een significant hogere score dan de andere ondernemingen: de slagerij en de visserij en vishandel. Daarnaast scoren de groente-‐ en fruithandel, de kledingzaak en de crèche ook nog hoger dan 6,5. Van deze ondernemingen kan er geconcludeerd worden dat ze een hoge kans van slagen hebben als deze worden opgezet.
33
9
Conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk zullen de conclusies en aanbevelingen aan bod komen. Gedurende dit onderzoek is de volgende hoofdvraag onderzocht: welke ondernemingskansen leveren een bijdrage aan de economische ontwikkeling in het district Marowijne en op welke manier kunnen deze kansen benut worden? Met behulp van verschillende methoden en technieken is geprobeerd deze vraag te beantwooren. In dit hoofdstuk zullen de conclusies van het onderzoek worden opgesomd en zullen er aanbevelingen worden gedaan voor de toekomst.
9.1
Conclusies
Er zijn in paragraaf 1.3 verschillende deelvragen opgesteld, hierop zal in de komende subparagrafen antwoord worden gegeven, waarmee tevens de hoofdvraag wordt beantwoord.
9.1.1 Huidige situatie en knelpunten Op dit moment kan de markt van Marowijne het best omschreven worden als een lekkende emmer, zoals beschreven is door het leaky bucket model in 2.1 Literatuuronderzoek. De exportinkomsten zijn beperkt, omdat de bauxietindustrie terugloopt. Daarnaast gaan er veel kosten naar import en inefficiëntie. Dit brengt problemen met zich mee. Er zijn een vijftal knelpunten geïndentificeerd, die deze problemen mede veroorzaken. In de eerste plaats is dit de onbereikbaarheid van het kapitaal voor inwoners. Voor startende ondernemers is het momenteel erg problematisch de financiering rond te krijgen. Daarnaast worden veel mensen ontmoedigd om te gaan ondernemen, door het huidige beleid. Het is financieel gunstiger om informeel te ondernemen. Dit wordt toegeschreven aan de belastingwetgeving, relatief lange aanvraagperiode voor een vergunning en het gedoogbeleid rondom informeel ondernemerschap. Een derde knelpunt is de verzorgende rol die Suralco lange tijd in Marowijne heeft vervuld. Door een groot aantal faciliteiten en diensten te bieden, is de ontwikkeling van het district lange tijd afgeremd. Hierdoor zijn weinig andere sectoren tot bloei gekomen, waardoor de lokale productie op dit moment erg beperkt is. Vrijwel alle producten worden geïmporteerd, waardoor het district veel inkomsten misloopt. Tot slot wordt het huidige onderwijs in Marowijne gezien als knelpunt. Doordat geen hoger onderwijs wordt aangeboden, trekken er veel studenten naar de stad voor een vervolgopleiding. Dit heeft een gebrek aan hoog opgeleiden in de regio tot gevolg.
9.1.2 Belangrijkste actoren en contextfactoren Om een economisch actief Marowijne te verwezenlijken, is de medewerking van inwoners vereist. Zij zullen meer moeten gaan produceren en ondernemen. Echter zijn zij moeilijk te activeren, als zij op dit moment – via de informele handel – ook rondkomen. Daarnaast zijn de potentiële toekomstige investeerders van groot belang voor de ontwikkeling van Marowijne. Om ondernemingen op te zetten en de productie te vergroten, zijn investeringen nodig. Echter is de kloof tussen de inwoners en investeerders op dit moment erg groot. Bij de medewerking van deze twee groepen valt of staat de ontwikkeling van Marowijne.
34
9.1.3 Ondernemingen met potentie De meest haalbare en potentieel succesvolle ondernemingen zijn die in de landbouw-‐, veeteelt-‐ en visserijsector. Deze drie ondernemingen hebben de grootste kans van slagen. Er blijft altijd een vraag naar groente, vlees en vis – wat momenteel geïmporteerd wordt –. Om de economie te stimlueren, moet lokaal geproduceerd worden. Er zal ter plaatse meer waarde aan de producten toegevoegd moeten worden.
9.1.4 Onderwijs Wanneer er geen hogere onderwijsinstelling in Marowijne gevestigd wordt, is de kans op leegloop aanwezig. Het is belangrijk de kennis in de regio te houden. Momenteel zijn er veel landbouwers die zich beperken tot een productie om aan de eigen vraag de voldoen. Er zijn weinig mensen die zich richten op het vergroten van de omzet en afzetmarkt. Uit de les ondernemerschap is gebleken dat studenten van de vierde klas van de MULO enthousiast zijn meer te leren over ondernemerschap.
9.2
Aanbevelingen
Op basis van de conclusies worden in deze paragraaf aanbevelingen gedaan hoe de economische activiteit in en de ontwikkeling van Marowijne gestimuleerd kan worden.
9.2.1 Beleidsmaatregelen Uit dit onderzoek is gebleken dat er veel obstakels zijn voor startende ondernemers. Om ondernemerschap in de toekomst toegankelijker te maken, kunnen er verschillende beleidsmaatregelen genomen worden. Op korte termijn kan meer informatievoorziening een positief effect hebben. Mensen kunnen bijvoorbeeld beter ingelicht worden over de criteria waaraan hun onderneming moet voldoen, voordat ze een vergunning kunnen krijgen. Een informatiecentrum of een maandelijkse voorlichting over vergunningen, de voorwaarden van een lening en de belastingwetgeving voor ondernemers zou ideaal zijn. Daarnaast zouden informatiefolders gemaakt kunnen worden, die uitgedeeld kunnen worden op openbare plekken. Naast deze extra informatievoorziening kan formeel ondernemerschap op korte termijn gestimuleerd worden door een markt te organiseren. De kosten van een vergunning voor een marktplaats zijn 5 SRD. Op een markt kunnen informele ondernemers hun producten legaal verhandelen. De barrière voor de handelaars is op een markt erg laag, omdat de kosten minimaal zijn. Op korte termijn zou ook gesproken kunnen worden over het eigendomsrecht wat men momenteel nauwelijks heeft. Wanneer meer eigendomsrechten worden toegekend, kunnen woningen fungeren als onderpand voor een onderneming. Echter is dit iets wat vanuit de nationale overheid georganiseerd wordt, het kan nu slechts aangekaart worden. Op lange termijn zal gesproken kunnen worden over belastingvoordelen voor ondernemers. Het formeel ondernemen zal uiteindelijk financieel gunstiger moeten worden dan informeel ondernemerschap. Dit kan ook verweenlijkt worden door strengere controles op informele handel en hosselen. Dit is een maatregel voor de lange termijn, omdat controles nu criminaliteit in de hand kunnen werken.
9.2.2 Ondernemingskansen De huidige ondernemingskansen worden voornamelijk gezien in de landbouw-‐, veeteelt-‐ en visserijsector. Naar dergelijke producten is vanuit de gemeenschap veel vraag, maar wordt op dit
35
moment voornamelijk geïmporteerd. Voor de lokale economie is het gunstiger om ter plaatse meer waarde aan het product toe te voegen, zodat de importuitgaven beperkt blijven. Wanneer op lange termijn de productieschaal wordt vergroot, kan gedacht worden aan export. De ligging van Marowijne ten opzichte van Frans-‐Guyana is erg gunstig, waardoor Frans-‐Guyana in de toekomst mogelijk afzetgebied kan worden van ondernemers in Marowijne. Daarnaast is het aan te raden de landbouw, veeteelt en visserij in een groot bedrijf te combineren. Op die manier kan zeer efficiënt worden gewerkt, er kan gedacht worden aan cradle to cradle. In dit geval wordt afval hergebruikt en onstaat er een kringloop, zo kan bijvoorbeeld kippenmest gebruikt worden om de landbouwgrond te bemesten. Er is een geschikte locatie in Moengo hiervoor, namelijk de oude boerderij van Suralco met natuurlijk ingepolderd land aan de Prinses Beatrixlaan. Voordat een dergelijke grootschalige onderneming wordt opgezet, is het belangrijk resultaten te verkrijgen van andere projecten en ondernemingen. In Pelgrimkondre – nabij Moengo – is een pilotproject gestart, waarbij op kleine schaal diverse groente in een landbouwkas verbouwd worden. De resultaten van een dergelijk project zijn belangrijk te evalueren, voordat gestart wordt met grootschalige productie.
9.2.2 Onderwijs Om de hoger opgeleide bevolking in Marowijne te houden, is het cruciaal een hogere onderwijsinstelling te starten. Deze onderwijsinstelling moet aansluiten bij de vraag vanuit het bedrijfsleven. Als de regio zich meer zal toespitsen op landbouw, veeteelt en visserij, is het belangrijk een hogere landbouwschool te starten. Echter zal deze opleiding zich niet slechts op de technische kant van landbouw moeten richten, maar ook op de economische kant. Er kan gedacht worden aan een opleiding agribusiness. In een dergelijke opleiding wordt het gehele proces van voedselproductie geleerd, van de landbouw zelf tot het transport, de handel en de verkoop aan de consumenten. Dit wordt sterk aangeraden. Daarnaast is het aan te raden vroeger in de opleidingen te beginnen met lessen ondernemerschap. Wanneer er op de MULO reeds gestart wordt met de basis van ondernemerschap – zoals het schrijven van een ondernemingsplan – raken de leerlingen hier al vroeg mee bekend. Op deze manier wordt de ondernemerschapsmentaliteit gestimuleerd, informatie verstrekt en zullen leerlingen in de toekomst zelfverzekerder zijn over het opzetten van een onderneming.
9.3
Mogelijk vervolgonderzoek
Gedurende dit onderzoek zijn verschillende kennishiaten aan het licht gekomen. In onderstaande subparagrafen worden drie mogelijke vervolgonderzoeken aanbevolen en toegelicht.
9.3.1 Vraag vanuit Frans-‐Guyana Voor Marowijne is Frans-‐Guyana een mogelijk afzetgebied. Als er in de toekomst op grote schaal wordt geproduceerd, zou dit geëxporteerd kunnen worden naar Frans-‐Guyana. Dit lijkt erg voordelig te zijn, omdat Frans-‐Guyana europese prijzen hanteert. Hiermee zouden de toekomstige – goedkoop producerende – ondernemers in Marowijne goed mee kunnen concurreren. Echter is er nog geen onderzoek uitgevoerd naar de vraag vanuit Frans-‐Guyana. Het wordt aanbevolen hier een onderzoek naar in te stellen, zodat in de toekomst op deze vraag kan worden ingespeeld. Dit onderzoek zou uitgevoerd kunnen worden door studenten met een economische achtergrond.
36
9.3.2 Agrarisch centrum Er zal meer onderzoek gedaan moeten worden naar de opzet van een agrarisch centrum. Hiervoor zullen in de eerste plaats vergelijkbare projecten geëvalueerd moeten worden. Hiervoor zou informatie aangevraagd kunnen worden bij het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij. Via hen kan informatie verkregen worden over obstakels waar een agrarisch centrum tegenaan loopt. Daarnaast zullen de resultaten van het pilotproject in Pelgrimkondre bekeken moeten worden. Aan de hand hiervan kan bepaald worden of een agrarisch centrum haalbaar is. Een dergelijk onderzoek zou uitgevoerd kunnen worden door studenten met een achtergrond in agribusiness: landbouw en bedrijfskunde.
9.3.3 Houtbewerking Het is aan te raden de mogelijkheden van een houtbewerkingsbedrijf verder te exploreren. Momenteel worden bomen gekapt en geëxporteerd naar Paramaribo. Door het hout ter plaatse verder te bewerken, wordt meer waarde aan het product toegevoegd. Zo worden meer inkomsten gegenereerd. In dit onderzoek is een houtbewerkingsbedrijf afgevallen als mogelijk vruchtbare onderneming, omdat het relatief hoge investeringen nodig heeft en de vraag vanuit Marowijne beperkt is. In een later stadium is er andere informatie verkregen die wel degelijk perspectief biedt voor een houtindustrie in Marowijne. Dit had vooral betrekking op de aanschaf van een ‘Lucas mill’. Een mogelijk houtbewerkingsbedrijf zou moeten richten op export, wellicht naar Frans-‐Guyana. De mogelijkheden van een dergelijk bedrijf zullen dan ook verder onderzocht kunnen worden. Het wordt aangeraden dit onderzoek uit te laten voeren door studenten met een technische en economische achtergrond.
37
10 Discussie In dit hoofdstuk zal een reflectie op het rapport worden gegeven en is er ruimte voor discussie. Allereerst zullen de beperkingen van het onderzoek besproken worden. Ten eerste was er sprake van een gebrek aan datagegevens, zowel op grote als op kleine schaal. Zo houden winkels en supermarkten weinig verkoopcijfers bij. Hierdoor is het moeilijk in te schatten wat de prestaties zouden zijn van een toekomstige onderneming. Ook op grote schaal – bij een stichting zoals Algemeen Bureau voor de Statistiek – zijn de gegevens redelijk schaars. Informatie over import-‐ en exportcijfers is niet aanwezig. Het is zeer aan te raden in de toekomst meer gegevens bij te houden. Zowel grote landelijke cijfers als bijvoorbeeld de verkoop en omzet van de lokale supermarkt. Deze informatietekorten veroorzaken de tweede beperking van het onderzoek, namelijk het feit dat er veel aannames zijn gedaan. Zowel in de globale haalbaarheidsanalyse als in de multi-‐criteria analyse hebben we een en ander moeten aannemen. Hierbij gaat het vooral om bijvoorbeeld het bepalen van de omzet. Dergelijke getallen zijn grove schattingen op basis van vergelijkbare ondernemingen. Wanneer winkels meer gegevens tot hun beschikking hadden gehad, konden deze getallen nauwkeuriger geschat worden. Tot slot is de eerste haalbaarheidsanalyse een erg globale methode. Hierdoor zijn verschillende – wellicht kansrijke – ondernemingen in een vroege fase afgevallen.Voor meer detaillering is het aan te raden een diepte-‐onderzoek naar een aantal ondernemingen uit te voeren, zoals een bedrijf in houtbewerking, een agrarisch centrum en een kippenfokkerij.
38
Literatuurlijst Algemeen Bureau voor de Statistiek. (2004). De niet-‐instutionele bevolking van 15 jaar en ouder, naar hoogst gevolgde opleiding en activiteitenstatus. Paramaribo: Algemeen Bureau voor de Statistiek. BCC. (2011). Opgeroepen op 1 17, 2011, van http://www.bcc.nl/product/proline-‐pl-‐250-‐w De Vries, E. Suriname na de Binnenlandse Oorlog. Dilweg, C. (2010). (G. Van Engen, & Q. Meulenberg, Interviewers) Fisher & association Inc. . (2005). Economic Base Analysis 2000 -‐ 2004. Godo-‐bank . (2010). Product microkrediet. Albina, Marowijne, Suriname. Hoofdbedrijfschap Detailhandel. (2010). Exploitatiebeeld modezaken. Opgeroepen op 1 16, 2011, van HBD: http://www.hbd.nl/pages/15/Omzet-‐en-‐ exploitatie/Modezaken/Exploitatiebeeld.html?subonderwerp_id=445 Hoofdbedrijfschap Detailhandel. (sd). Omzet en exploitatie. Opgeroepen op 1 16, 2011, van Hoofdbedrijfschap Detailhandel: http://www.hbd.nl/pages/15/Omzet-‐en-‐ exploitatie/Boekhandel-‐/Exploitatiebeeld.html?subonderwerp_id=124 Hoofdbedrijfschap Detailhandel. (2010). Omzet en exploitatie. Opgeroepen op 1 16, 2011, van Hoofdbedrijfschap Detailhandel: http://www.hbd.nl/pages/15/Omzet-‐en-‐ exploitatie/Boekhandel-‐/Exploitatiebeeld.html?subonderwerp_id=124 ICC. (sd). Omrekeningsresultaten. Opgeroepen op 1 17, 2011, van ICCFX: http://www.iccfx.com/nl/convert.php (2010, 11 23). Interview met verschillende supermarkteigenaren. (G. Van Engen, & Q. Meulenberg, Interviewers) Jetje. (2010, 11 19). (G. Van Engen, & Q. Meulenberg, Interviewers) Koelingoutlet.nl. (20). koeltoonbanken. Opgeroepen op 1 17, 2011, van http://www.koelingoutlet.nl/epages/62194945.sf/nl_NL/?ObjectPath=/Shops/62194945/Cate gories/Koeltoonbanken Koksmes.biz. (sd). Koksmes Online. Opgeroepen op 1 17, 2011, van http://www.koksmes.biz/shop/index.php?osCsid=0cb230da1081922db5cacfd55e95eb2c Mamjo. (sd). Opgeroepen op 1 18, 2011, van http://www.mamjo.com/forum/index.php?topic=359276.new Ministerie van EZ, Landbouw en Innovatie. (2009, 10 14). Opgeroepen op 11 9, 2010, van http://www.evd.nl/zoeken/showbouwsteen.asp?bstnum=89978&location=
39
Ministerie van EZ, Landbouw en Innovatie. (2009, 10 14). Opgeroepen op 11 9, 2010, van http://www.evd.nl/zoeken/showbouwsteen.asp?bstnum=89978&location= N.V. EBS. (2010). Opgeroepen op 1 17, 2011, van http://www.nvebs.com/energie/incasso/tarieven.asp Nonplusultra.nl. (sd). Opgeroepen op 1 17, 2011, van http://www.nonplusultra.nl/producten/categorie-‐ messenslijper_en_aanzetstaal/?osadcampaign=adwords&gclid=CKeI4JLUx6YCFYtS2god01SzIg Pinas. (2010, 11 11). (G. Van Engen, & Q. Meulenberg, Interviewers) Pinas, E. (2010, 11 12). (G. Van Engen, & Q. Meulenberg, Interviewers) Sijthoff, J. (2010). (G. Van Engen, & Q. Meulenberg, Interviewers) Silesty. (sd). Opgeroepen op 1 18, 2011, van confectierekken.com: http://www.confectierekken.com/co201b.php Sondrejoe. (2010, 12 8). Interview met Dhr Sondrejoe. (G. Van Engen, & Q. Meulenberg, Interviewers) Stichting ANDA Suriname. (sd). Opgeroepen op 11 9, 2010, van http://www.suriname.nu/301ges/eeuw15.html TLS Trading. (sd). Voorraad. Opgeroepen op 1 17, 2011, van http://www.tlstrading.com/voorraad.php Van Cooten, R. (2010). Een analyse van de effecten van het uitputten van de bauxietreserves en het vertrek van Suralco/BHP-‐Billiton op de regionale economie van Marowijne. Van De Weg, W. (2008). Verkenningsonderzoek landbouwonderwijs in het binnenland van Suriname. Dronten: CAH Dronten. Van Engen, G., & Meulenberg, Q. (2010, 11 10). Observatie in Moengo, 10-‐11-‐2010 te Moengo. Moengo, Marowijne, Suriname.
40
Bijlagen
Bijlage A: Interviewverslagen In deze bijlage zijn de interviews te vinden die zijn afgenomen met de verschillende mensen, partijen en organisaties. Op basis van deze interviews is hoofdstuk 4 ‘kwalitatieve analyse gemaakt’.
A1: Interview met Dhr. Pinas op 11-‐11-‐2010 te Moengo Dhr. Pinas is de secretaris van de districtscommissaris van Marowijne. Hij ondersteunt de DC in al zijn werkzaamheden. Wat is de precieze functie van de DC? De DC is de burgervader. Hij is het hoofd van alle departementen in het district. Een aantal taken die onder zijn verantwoordelijkheid vallen: vuil ophalen, onderhoud van publieke zaken, hoofd van de politie. Het politiestation kan ook zelfstandig opereren, maar de DC kan ingrijpen als hij dat nodig vindt. Op welke manier wordt het district aangestuurd, via de nationale overheid? Het district is 3 jaar geleden gedecentraliseerd. Er is aansturing vanuit het ministerie van Regionale Ontwikkeling, vanaf dit ministerie worden middelen (lees: geld) overgemaakt op ‘de rekening van de DC’, die vervolgens zelf kan bepalen waaraan dit budget wordt uitgegeven. Dit moet wel gebeuren in samenwerking met de volksvertegenwoordiging. Ieder ressort (6 in Marowijne) heeft een volksvertegenwoordiging. Via een kiesmannenstelsel vertegenwoordigd ieder ressort de districtsraad met één of twee personen. De DC bepaalt de doeleinden van overheidsfinanciën in overleg met de districtsraad. Is er begeleiding bij de registratie van een onderneming in Marowijne? Een ondernemer moet zichzelf registreren bij de KKF. De DC verleent vergunningen en keurt registratie goed. Dergelijke vergunningen zijn nodig bij aanmelding bij de KKF. Er zijn veel kleine ondernemingen die zich niet registreren (zoals de ‘warungs’, eettentjes). De reden hiervoor is zij denken dat de vergunningaanvraag erg lang duurt. Dit kan in sommige gevallen 1 dag zijn, maar soms ook maanden. Dit hangt erg af van de wil van de DC. Of hij iets ziet in een onderneming of bijvoorbeeld vertrouwen heeft in de ondernemer. Daarnaast moeten mensen meer belasting afdragen als zij geregistreerd zijn, dit is ook een reden om dat niet te doen. Een cybercafé is een voorbeeld van een onderneming die dit niet nodig heeft. Hiervan is er nog geen in Moengo, er is wel vraag naar internet omdat weinig mensen dat thuis hebben. Ook voor een carwash is geen vergunning nodig. Dit is de laatste maanden populair en wordt tamelijk veel gebruikt. Welke ondernemingen ziet u veel in Marowijne? En welke producten worden geïmporteerd en geëxporteerd, in en vanuit Moengo? Er is veel landbouw, alleen is dit voornamelijk voor eigen gebruik. Mensen produceren niet echt om winst te maken, maar alleen om in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Er wordt in
41
Moengo weinig verkocht in supermarkten e.d., dit levert namelijk niets op omdat iedereen het (goedkoper) zelf kan produceren. Er wordt ook een en ander geproduceerd voor Paramaribo. Een voorbeeld hiervan is houtkap. Mensen werken in houtkap, de gekapte stammen worden vervoerd naar Paramaribo waar deze vervolgens worden verwerkt. Andersom wordt ook veel vanaf de stad naar Moengo vervoerd. Kippen en vissen zijn hier voorbeelden van. Mensen vissen hier niet zelf voor de lokale markt, maar kopen vissen in vanuit Paramaribo. Tot slot zijn er veel ‘hosselaars’. Dit zijn smokkelaars die levensmiddelen over de grens naar Frans-‐Guyana exporteren, om deze producten daar voor meer geld te verkopen. Er is geen bedrijf wat produceert voor de markt in Frans-‐Guyana en legaal exporteert. Nagenoeg alle producten worden vanuit Paramaribo geïmporteerd. Ook gaan veel mensen voor grotere boodschappen naar de stad toe. Iets als kledingwinkels zijn hier niet. Dit zijn dan ook dingen die men in Moengo mist. Ziet u problemen nu Suralco bijna vertrokken is, en zo ja welke? Voor de burgeroorlog was bijna iedereen werkzaam bij Suralco. Toen werd alleen bauxiet geëxporteerd, verder werden ook alle producten uit Paramaribo geïmporteerd. Het was toen niet veel beter dan nu. Het vertrek van Suralco is uitgesteld met 2 jaar (tot 2013). Er is nog kans op een langduriger bedrijf, want ze zijn nog op zoek naar mijnen. Dit zou het vertrek nog met enkele jaren kunnen vertragen. Er is geen onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het vertrek van Suralco, maar eigenlijk zijn ze al praktisch vertrokken en is er weinig verschil te merken. Ze hebben gezegd dat ze betrokken willen blijven bij de regio na het vertrek, maar hebben er tot nu toe nog niets aan gedaan. Uit gegevens van het ABS hebben wij een groep ‘werkzame’ en ‘werkloze’ bevolking gevonden, maar er is ook een grote groep ‘overig’. Weet u wat deze mensen doen? Dit zijn waarschijnlijk vooral de hosselaars. Zij exporteren producten ( niet legaal) naar Frans-‐Guyana. Dit wordt gezien als positief voor het land, omdat de hosselaars het verdiende geld weer in Suriname gaan uitgeven. Dus is dit goed voor de landelijke economie. Kunt u iets vertellen over de scholing in Moengo. Is het zo dat ieder kind naar school gaat? En zo niet, wat kan hier een reden voor zijn? Bijna ieder kind gaat naar school. De kinderen die niet naar school gaan, zijn vaak geen kinderen uit rijke families. Waarschijnlijk is er wel een samenhang tussen inkomen en scholing. Kosten voor basisonderwijs zijn 20 SRD per jaar. Speciaal onderwijs kan oplopen tot 100 SRD per jaar. Er is een kinderbijslag van 3 SRD per kind per maand. Dit wordt ofwel door de werkgever ofwel door de overheid betaald. Zeker wanneer kinderen hoger onderwijs willen volgen, kan dit alleen als de familie voldoende geld te besteden heeft. Voor MBO of hoger onderwijs moeten studenten namelijk naar Paramaribo, dit is kostbaar. Tegenwoordig wordt ’s avonds op de Waaldijkmulo ook een lerarenopleiding aangeboden (kweekschool). In welke leeftijdscategorie zijn mensen voornamelijk werkzaam? En is er voor ouderen een pensioen en/of AOW? Mensen die formeel hebben gewerkt, stoppen rond hun zestigste met weken. Zij krijgen dan (in de meeste gevallen) een pensioen. Aangezien veel mensen informeel werken, is er een grote groep die geen pensioen krijgt. Omdat zij vaak rondkomen van een minimum inkomen, hebben zij geen
42
spaargeld. Dit betekent dat zij moeten leven van de AOV (± 250 SRD/maand). Hiernaast produceren zij vaak nog producten voor eigen gebruiken, wat betekent dat zij eigenlijk hun hele leven moeten werken. Het gemiddelde inkomen in Marowijne wordt geschat op 600 SRD/maand, hier ligt 250 SRD dus erg ver onder. Daarnaast zijn er veel alleenstaande moeders. Als de ex-‐man een vaste baan heeft moet hij een bepaald percentage van zijn inkomen als alimentatie afdragen. Er zijn ook veel gevallen waarin de ex-‐man geen vaste baan heeft, in dit geval is er voor de alleenstaande moeder geen overheidsuitkering of bijstand. Zij moeten dan zowel werken als de kinderen opvoeden. Tot slot nog een interessant contact: Mevrouw Moese, zij is de directrice van Steps. Een bedrijf dat zich bezig houdt met het opzetten van kleinschalige ondernemingen. Hiervoor bieden zij ook opleidingen aan.
A2: Interview met Emmie Pinas, 12-‐11-‐2010 te Moengo Emmie Pinas is momenteel werkzaam bij de Waaldijk school als docente economie. Tevens is zij bezig met het opzetten van een IMEO, de Surinaamse versie van een mbo in de economische richting. U bent nu bezig met het initiatief om een IMEO te starten in Moengo. In welk stadium zijn deze plannen nu, en waarom bent u hiermee begonnen? Ik ben begonnen met dit initiatief omdat er in Moengo een groot tekort is aan hogere scholing. Zo is er bijvoorbeeld geen middelbare school die op havo en vwo niveau lesgeeft. Verder dan de Mulo wordt er in Moengo geen les gegeven, en de mensen die willen doorleren zijn dan genoodzaakt om naar Paramaribo te gaan. De IMEO zal het eerste jaar als soort van dependance fungeren van de IMEO in Paramaribo, maar zelfstandigheid is het uiteindelijke doel. Het doel was om dit jaar al te starten met de IMEO, dat is helaas niet gelukt. Volgend jaar zal de opleiding hopelijk starten. Is er dan wel behoefte aan een hoger opleidingen in Moengo? Jazeker, in Moengo gaan 2 op de 3 leerlingen uiteindelijk naar Paramaribo om daar hoger geschoold te worden. Dit brengt ook veel negatieve punten met zich mee. Aangezien de leerlingen dan in Paramaribo zitten, moeten ze daar kost en inwoning, vaak in het internaat, betalen. Deze kosten zijn vaak maar moeilijk te betalen door de ouders. Een maand wonen in het internaat kost zo’n 200 SRD. Met de kosten voor school, bus en eten erbij is het voor sommige gezinnen gewoonweg niet te betalen. Het gemiddelde inkomen van een gezin ligt namelijk rond de 600 SRD. Daarnaast blijven veel van de mensen in Paramaribo als ze eenmaal zijn uitgestudeerd. Door het hoger onderwijs ook in Moengo mogelijk te maken wordt het onderwijs ook voor meer mensen bereikbaar, omdat de extra kosten voor kost en inwoning niet meer gemaakt hoeven worden. Dan kunnen er bijvoorbeeld meerdere kinderen naar de IMEO gestuurd worden. Daarnaast wordt de opgedane kennis binnen Marowijne benut, in plaats van dat de afgestudeerden in de stad blijven hangen. Hoe lang duren de opleidingstrajecten in Suriname? De basisschool duurt 6 jaar, het Lager Beroepsgericht Onderwijs(LBGO) duurt 4 jaar, net zoals de Mulo. Daarnaast is er een EBO opleiding om de dropouts toch nog op te leiden. Nadat ze de EBO
43
hebben doorstaan kunnen ze naar een vakschool om een ambacht te leren. Als de leerlingen een van deze opleidingen hebben voltooid hebben ze vaak nog geen kans op een een baan, omdat ze nog geen diploma’s hebben. Om een goede baan te kunnen bemachtigen moet er dus doorgeleerd worden. Hoeveel kosten de basisscholen in Suriname? Dat verschilt per soort basisscholen. Er zijn wat speciaal onderwijs basisscholen, waar men 100 SRD per kind per jaar betaalt. Dit is exclusief boeken en eten. De reguliere basisscholen kosten 36 SRD per kind per jaar. Dit is inclusief boeken, maar er zijn vaak niet genoeg boeken. Dan moeten ze gekopieerd worden door de kinderen zelf, hier betalen ze dan veel geld voor. Hoe staat het met het lesniveau van de opleidingen, wat leren ze op de opleidingen en de IMEO in het bijzonder? In het basisonderwijs wordt de kinderen geleerd te lezen en te schrijven. Dit gebeurt allemaal in het Nederlands. De eerste jaren gaat dit allemaal erg moeilijk vanwege de taalachterstand bij het meerendeel van de leerlingen. In het gezin en onder vrienden wordt vaak geen Nederlands gesproken. De effecten hiervan zijn ook terug te zien in de andere vakken, zoals rekenen. Als er een som in een verhaal wordt omschreven, snappen veel leerlingen het niet meer. De instelling van de meeste Surinaamse leerlingen is dat ze zoiets niet als uitdaging zien, maar dat ze er onderuit proberen te komen of het gewoon niet doen. Er is dus weinig intrinsieke motivatie. De IMEO zal gericht zijn op economisch onderwijs, met vakken als bedrijfseconomie, bedrijfsadministratie en statistiek. Daarnaast wordt er ook Nederlands en Spaans gegeven. Het eerste jaar zal er met ongeveer 2 klassen gestart worden. Er zijn weinig mensen in Marowijne die formeel een onderneming opzetten. Als ze een onderneming opzetten is dat vaak buiten de overheid om. Geeft de IMEO nog begeleiding om ondernemerschap te stimuleren? In Paramaribo is er op dit moment geen sprake van. Bij de IMEO in Moengo wilden we hier wel aandacht aan besteden. In de vorm van een vak worden de leerlingen begeleid tijdens het opzetten van een onderneming, inclusief registratie. Als de leerlingen de IMEO hebben afgerond, waar komen ze dan vaak terecht? De meeste afgestudeerden komen in het bedrijfsleven terecht. Daarnaast komen er ook nog een aantal bij de overheid terecht. De minderheid houdt zich bezig met het opzetten van een bedrijf. In Moengo zijn ze na het afronden van hun opleiding in staat om een eigen bedrijf op te zetten en te ontwikkelen, bijvoorbeeld in het toerisme. Zoals er in andere delen van het land toeristische attracties zijn ontwikkelt, zo kan dat ook in Marowijne. Er moet dan wel onderzoek gedaan worden naar toeristische opties. Dit kunnen de leerlingen zelf doen. Daarnaast kan iemand na het afronden zich gaan toespitsen op de handel, bijvoorbeeld met een kralenkraam. Hij kan dan als producent/handelaar gaan fungeren of alleen als handelaar. De IMEO zelf helpt dan mee met de zoektocht naar klanten.
44
Tenslotte kan een afgestudeerde ook nog helpen om de huidige ondernemingen te ontwikkelen. Een voorbeeld: de meeste boeren organiseren zich niet. Er is alleen een soort van transporteur, die neemt dan verschillende handelaren met hun koopwaar mee naar Paramaribo, om daar apart van elkaar hun oogst te gaan verkopen. Door zich meer te organiseren staat een handelaar sterker en kan deze een betere prijs vragen.
A3: Interview met Dhr. Cees Dilweg, 15-‐11-‐2010 te Paramaribo Cees Dilweg is momenteel werkzaam als boardmember van de Caribbean Export Development Agency(CEDA). Daarnaast is hij directeur van zijn meubelbedrijf Randoe. Kunt u de Caribbean Export Development Agency voor ons omschrijven? De CEDA is opgericht vanuit de CARICOM, een organisatie van 15 caribbische landen, waaronder Suriname. Daarnaast zitten ook de Dominicaanse Republiek en Haïti in de CEDA. Elk land levert een bestuurslid, van de meeste landen zijn dit handelsministers of ambtenaren. In Suriname is ervoor gekozen om het bestuurslid uit het bedrijfsleven te laten komen, en zo ben ik enige jaren geleden gevraagd vanuit de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven om hierin te participeren. Verder wordt het CEDA technisch en financieel ondersteunt door de EU. Ook vanuit de nationale overheden wordt er een kleine bijdrage betaalt aan de CEDA, maar met die inkomsten kan het CEDA nog niet eens de personeelskosten betalen. De inkomsten worden voornamelijk verworven door te participeren in microkredietprojecten of grootschalige projecten. Wat zijn de doelen van het CEDA? Het CEDA heeft 4 doelen. Ten eerste willen ze een betere handelsomgeving creëren door regionale integratie. Daarnaast moet de markt concurrerender worden, bijvoorbeeld door groei van het afzetgebied, meer investeringen, managementtrainingen, productontwikkeling en diversificatie. Het derde doel is om de participerende landen aantrekkelijker te maken voor buitenlandse investeringen. Het laatste doel van het CEDA is om de institutionele capaciteit, zowel publiek als privaat, te vergroten en te verbeteren. Wat voor knelpunten zijn er nu in de handel te ontdekken? Het CEDA organiseert onder andere veel trainingen aan het de verschillende Kamers van Koophandel. De meeste daarvan privaat zijn volgens het Engelse model. In Nederland en Suriname is respectievelijk de KvK en de KKF onderdeel van de overheid. Dit soort verschillen indiceren dat de handel moeilijk is tussen de landen. Zo verschillen de accreditaties tussen de ‘Nederlandse’ en ‘Britse’ landen, waardoor kennisuitwisseling vanuit Suriname bijvoorbeeld heel moeilijk is terwijl het opleidingsniveau hier veel hoger is. Een Surinaamse dokter mag hierdoor bijvoorbeeld niet werken in een ziekenhuis in Guyana of de VS. Hoe beoordeelt u het grote aantal informele ondernemers? Daar zijn veel redenen voor. Ten eerste is het een logisch gevolg van de grote rompslomp die volgt bij het formeel ondernemen. Als een zzp’er formeel een bedrijf wil opzetten moet deze een belastingadviseur inhuren, omdat zijn eigen kennis meestal niet toereikend is en het registratieproces erg bureaucratisch is. Zo’n adviseur kunnen de meeste zzp’ers niet betalen, dus is
45
informeel werken de enige optie. Daarnaast is er een slechte controle op de belastingontduikers, er wordt dus niet gestraft als er niet formeel ondernomen wordt. Ook de belastingafdracht is een reden om informeel te blijven ondernemen. Ten eerste is het systeem zo onoverzichtelijk als dat van Nederland in de jaren ’50 en dus niet meer van deze tijd. Wat formeel ondernemen ook niet stimuleert, is dat ondernemers aan het begin van het jaar een verwachte exploitatie moeten inleveren. Over deze verwachte resultaten betalen ze dan belasting. Maar als er in dat jaar minder verdient wordt, krijgt de ondernemer geen belastingskorting of -‐ teruggave. Als er meer verdient wordt, moet er wel meer afgedragen worden. Als je als kleine ondernemer plots meer belasting moet betalen dan eigenlijk de bedoeling was, krijg je een acuut liquiditeitsprobleem en kan je zaak zomaar over de kop gaan. Daarnaast is een gevolg dat men irreëel kleine exploitaties inlevert om het voorgaande te vermijden. De overheid kan dan geen betrouwbare schattingen doen voor de economie, en krijgt pas achteraf de exacte bedragen. Wat informeel ondernemen ook stimuleert, is dat de overheid de gewone man subsidieerd en dit wegpakt bij de bedrijven. Zo zijn kosten voor de nuts-‐voorzieningen voor een bedrijf 4 keer hoger dan voor een huishouden. Als iemand dus informeel blijft ondernemen, betaalt hij aan dit soort kosten maar 25% van wat hij zou moeten betalen. Op deze manieren blijft de formele sector heel klein, terwijl er een heel groot ambtenarenapparaat is om de werkgelegenheid te creëren. Deze salarissen moeten betaald worden door belastingen, dus er ligt een enorme belastingdruk op de formele sector. Dit ontmoedigd de mensen ook om zich te registreren. Tenslotte is er voor het formeel ondernemen en voor de groei van de onderneming een goede administratie nodig. In Suriname ontbreekt het inzicht dat een organisatie baat heeft bij een goede administratie. Hoe verhouden de import en exportcijfers zich ten opzichte van de andere CEDA-‐landen? De exacte cijfers heb ik nu niet bij de hand, die kun je verkrijgen via het ministerie van Handel en Industrie. Suriname loopt echter achter met het openbaar maken van de cijfers, er is zo’n 2 jaar vertraging. Dit komt doordat Surinaamse instanties en Surinamers niet erg transparant willen zijn. Waarschijnlijk komt dit dat als ze volledige openheid van zaken zouden geven, er veel corruptie en smokkel aan het licht zou komen. In de andere caribbische landen is dit probleem er veel minder vanwege het betere fiscale systeem. Is de CEDA veel betrokken bij de economische ontwikkelingen in lager ontwikkelde regio’s, zoals Marowijne? Bij het CEDA is het altijd zo dat een ondernemer zijn of haar plan neerlegd, en dat wij dan besluiten of we erbij betrokken willen zijn. Dus als er bijvoorbeeld een goed ondernemingsplan voor Moengo wordt neergelegd, zullen we daarin zeker participeren. Voor de leningen bij de bank moet een ondernemer onderpand hebben, zonder onderpand hoeven ze het niet eens te proberen een lening aan te vragen. Bij microkredieten ligt dit anders, maar door het rentepercentage van 25% is de kans van slagen ook erg laag. Mijn persoonlijke mening over de ontwikkeling van Marowijne is iets anders. De hele regio is ontwikkeld door de aanwezigheid van de Suralco, en het bedrijf heeft ook een groot aandeel gehad de aanwezigheid van de nutsvoorzieningen. Vanwege de ligging heeft Marowijne een water-‐ en elektriciteitsnetwerk dat los ligt van Paramaribo. Zonder de aanwezigheid van de Suralco worden deze kosten voor de bevolking hoofdelijk omgeslagen zó hoog dat men het met hun huidige inkomen niet kan betalen en onderhouden, laat staan met het inkomen zonder de bauxietindustrie. Omdat er
46
geen andere grote industrie ontwikkelt is, is deze levensstandaard niet in stand te houden en heeft Moengo bijvoorbeeld geen bestaansrecht meer. Tenslotte een vraag over uw eigen bedrijf, Randoe meubelen. Hoe komt u aan uw grondstoffen, en koopt u vaak halffabrikaten? Onze grondstoffen worden uit regulier Surinaams houtkapgebied en uit dorpsconcessies gehaald. Deze inkoop hebben we in de loop der jaren opgebouwd en hebben wij in het verleden gesteund met bijvoorbeeld de aanschaf van zaagmachines. Wij zijn dus ook betrokken bij de ontwikkeling van deze gebieden. Op deze manier konden er houten planken aan ons geleverd worden in plaats van boomstammen. Op deze manier bleef er meer snoeiafval in het bos en kon het weer humus worden voor de grond. Deze houtplanken worden in ons magazijn gedroogd en dan kunstmatig gedroogd, zodat het waterpercentage onder het equillibrium komt te liggen. De planken die bij ons binnenkomen kunnen vaak voor veel meer dan de helft uit water bestaan, als het dan tot eindproduct verwerkt wordt zal het later krimpen omdat het uitdroogd. Ter vergelijking: de officiële limiet voor het waterpercentage in het hout voor huisconstructies is 6%. Verdere bewerking in het binnenland is niet mogelijk omdat er specifieke kennis voor nodig is en een condensatiemachine voor de kunstmatige droging. Na de drogingsprocessen wordt het dan bewerkt tot het eindproduct, dit wordt dan weer verkocht in onze bedrijfszaak of geleverd als het product ‘custom made’ is.
A4: Interview met Dhr. Sijthoff op 15-‐11-‐2010, te Paramaribo Dhr. Jan-‐Willem Sijthoff is sinds 1 augustus 2010 Manager Advisory Services bij KMPG Suriname. Hij heeft in Nederland gestudeerd aan hogeschool Rotterdam en Nyenrode Business Universiteit en is o.a. werkzaam geweest als consultant bij Logicamg, ABeam en Capgemini. Wat houdt uw huidige taak bij KPMG precies in? Verantwoordelijkheid voor de business development van KPMG advisory. De focus ligt hierbij op de groei van (grotere) ondernemingen, de prestaties van ondernemingen en het bestuur van ondernemingen. Meneer Sijthoff geeft met name advies aan de grotere bedrijven, zoals Suralco en Staatsoliemaatschappij Suriname. Hij richt zich op de top 10 grootste bedrijven van Suriname. U heeft ervaring met advies geven aan zowel Nederlandse als Surinaamse ondernemers. Welke belangrijkste verschillen ziet u? In Suriname is de behoefte om meer te hebben dan men op dit moment bezit kleiner, er is dus minder ondernemingsdrang. Dit verschilt echter ook per achtergrond. Hindoestanen zijn het meest ondernemend, de rest is veel minder ondernemend. Kunt u iets vertellen over het starten van een onderneming in Suriname? Hoe verloopt dit? Vaak loopt het opzetten van een onderneming vast bij de financiering. Een onderpand is erg belangrijk, maar veel mensen hebben geen onderpand omdat zij nog bij hun ouders wonen. Leningen worden nauwelijks verstrekt, omdat de risico’s te hoog zijn. Vaak bepalen CEO’s van banken aan wie een lening wel of niet wordt verstrekt. Daarnaast zijn de rentepercentages (±25%) erg hoog. Het grootste probleem is dus het startkapitaal, maar daarnaast zijn er ook op cultureel vlak moeilijkheden. Mensen houden liever hun hand op, dan er hard voor te werken. Er zijn ook
47
kennistekorten met betrekking tot de formele registratie. Wanneer een onderneming wel een succes wordt, ligt er nog een ander probleem op de loer. Nadat iemand een succesvolle tijd als ondernemer achter de rug heeft en wil gaan rentenieren, gaat al het geld wat in het bedrijf zat naar het pensioen. Zo komen de kinderen en familie vaak met een lege huls te zitten, in plaats van met een groeiende onderneming. In het ergste geval worden zij achtergelaten met schulden. Hieruit blijkt dat mensen de prioriteit leggen bij zelfonderhoud en niet bij de groei van de onderneming. Een voorbeeld van een succesvolle startende ondernemer is de tuinman van Dhr. Sijthoff. Hij heeft een vaste baan als tuinman, maar organiseert daarnaast groepsreizen naar Frans-‐Guyana. De leningen zijn moeilijk te verkrijgen, zijn er dan geen vermogenden Surinaamse mensen die in startende ondernemingen investeren? Dit wordt niet gedaan. Iemand die de financiële middelen heeft, zal niet snel in andermans zaak investeren. Gebruikelijker is in dit geval om een dergelijke onderneming zelf te starten. Ideeën worden snel overgenomen door anderen, daarom is men voorzichtig met het delen van business plannen. Tot slot heeft Dhr. Sijthoff nog een interessant contact aan ons doorgegeven: Dhr. Luc Steenhorst, lid van het bestuur van het adviesbureau Berenschot. Zo begeleid Berenschot de Stichting IntEnt. IntEnt geeft training en advies aan startende ondernemers, onder andere in Suriname
A5: Observatieverslag in Moengo, 17-‐11-‐2010 te Moengo Vanaf de binnenkomst in Moengo is het merkbaar dat alles in Moengo in dienst staat van de bauxietindustrie. Er is namelijk een bord te zien dat de Moengo is gesticht in 1916 door Alcoa, en er is te lezen dat de Surinaamse bauxietindustrie hier begonnen is. De invloed van de bauxietindustrie is in het dorp ook verder te ontdekken. Suralco heeft namelijk het grootste deel van de voorzieningen gerealiseerd: een haven, wegennet, stadion, tennisbaan, zwembad, personeelshuizen, gastenverblijf, nutsvoorzieningen, polikliniek en er rijden veel bedrijfswagens van Suralco. Veel inwoners hebben hun mobiliteit dan ook te danken aan Suralco. Er kan bijna gesteld worden dat alleen de scholen door de overheid zijn gerealiseerd, waarvan de MULO het hoogste niveau is in Moengo. Navraag bij de lokale bevolking en werknemers leert dat Suralco als sinds de oprichting van de bauxietindustrie veel investeert in Moengo. Zo waren melk, brood, eieren en andere basisproducten vroeger gratis beschikbaar voor het personeel. Als de fles melk leeg was werd deze aan de weg gezet en kreeg men daar een volle fles voor terug. Wat verder opvalt is dat de faciliteiten die onderhouden worden door Suralco nog in goede staat verkeren, zeker vergeleken met de meer vervallen faciliteiten in die niet van het bedrijf zijn. Dit komt waarschijnlijk omdat veel werknemers waarvoor eigenlijk geen plaats meer was vervangend werk hebben gekregen, bijvoorbeeld als onderhoudsman. Verder zijn er in Moengo veel supermarktjes te vinden. Ook is er een kleine bank te vinden waar mensen geld op kunnen nemen. Verder zijn er wat eetgelegenheden en is er een bouwshop, benzinestation en een café. Het districtcommissariaat van Marowijne bevindt zich ook in Moengo, vlakbij 4 supermarkten. Dit zou als centrum van de stad gezien kunnen worden. Het is er echter niet zo druk, de mensen zijn verspreid over de hele hoofdweg. Er ontbreekt een centraal punt waar de levendigheid is en waar inkopen gedaan kunnen worden, zoals een markt.
A6: Interview met Mw. Ietje Pinas op 19-‐11-‐2010, te Moengo
48
Mevrouw Jetje is onderneemster in Moengo. Zij heeft een restaurant in Moengodorp. Zij onderscheid zich van de andere restaurants door echt Surinaams te koken en niet Javaans. In haar gerechten zitten meer groente. Kunt u vertellen hoe u begonnen bent met dit restaurant? Vroeger, voor de Burgeroorlog, had zij ook al een restaurant en beschikte zij ook over de vereiste vergunning. Ze kookte toentertijd voornamelijk voor arbeiders. In de eerste plaats kookt zij altijd voor haar familie, maar maakt zij iets meer wat ze kan verkopen. Door de burgeroorlog is ze gestopt, maar toen haar man met pensioen ging is zij weer begonnen met koken. Toen heeft zij dit aangegeven bij de DC en had zij toestemming gekregen. De DC begeleid mensen bij het opzetten van een onderneming, via hem heeft zij dan ook vernomen dat zij een vergunning moest aanvragen en zich in moet schrijven bij de KKF. Op dit moment verkoopt zij per avond tussen de 2 en 10 porties, gemiddeld 5 à 6. Af en toe zit er een grote bestelling tussen – van zo’n 20 porties – voor feesten of gelegenheden. Vroeger was zij vaste cateraar van Suralco, na de burgeroorlog is dit overgenomen door het hotel Casa Blanca. Nu zou mevrouw Jetje weer graag cateraar zijn van Suralco. Zij hoort vaak klagende werknemers van Suralco over het eten van Casa Blanca. Echter wil zij deze taak niet zomaar ‘afpakken’ van Casa Blanca. Er worden aanplakbiljetten gemaakt die in het winkelcentrum komen te hangen, maar ook vlakbij Suralco. Zodat zij toch op een subtiele wijze reclame maakt voor zichzelf, want direct naar Suralco toestappen wil zij niet doen. Waar haalt u uw producten vandaan en zijn er dingen die u mist in Moengo en omstreken? Groente wordt gehaald bij een lokale groenteboer die drie keer per week zijn producten verkoopt. Deze boer heeft niet alle groente. Groenten die zij mist zijn wortels, tomaten en paprika’s. Als een lokale boer dit zou produceren zou zij hier zeker van afnemen. Verder koopt zij ingevroren kip bij de supermarkt, dit wordt geïmporteerd uit Paramaribo, waar ook af en toe varkensvlees is – maar naar haar mening te weinig –. Rundvlees is hier niet en wordt ook niet uit Paramaribo geïmporteerd, dit is dan ook een van de producten die zij mist. Net zoals verse vis. Vis komt vanuit Albina en ligt ingevroren in de supermarkt. Graag zou zij gebruik maken van verse vis. Vroeger werd er verse vis vanuit Albina naar Moengo geïmporteerd, maar tegenwoordig gebeurt dat niet meer en wordt de vis verkocht in Frans-‐Guyana, waar het meer geld opleverd. Kunt u ons iets vertellen over de formele registratie van uw bedrijf? Heeft u een vergunning en staat u ingeschreven bij de KKF? Sinds kort is zij eigenaar van een vergunning. Deze is verleend door de DC. Dit heeft ± 1 jaar geduurd. Voordat zij deze vergunning had, heeft ze een voorlopige vergunning gekregen. Met een voorlopige vergunning kun je wel eten verkopen, maar mogen er geen mensen komen zitten om iets te eten of drinken. Slechts afhaal is toegestaan. Nu ze haar vergunning gekregen heeft, kan zij naar de KKF toe om haar naam te laten registreren. Dit heeft zij nog niet gedaan, maar nu ze de toestemming van de DC heeft (door de vergunning) zal dit geen probleem meer opleveren. Ze zal binnenkort naar Paramaribo gaan voor deze registratie. Vindt u het belangrijk dat de onderneming groeit en op welke manieren bent u hiermee bezig? Ja, ze vindt het erg belangrijk dat de onderneming groeit. Middels visitekaartjes en affiches maakt ze reclame voor zichzelf. Met name mond-‐tot-‐mondreclame is erg belangrijk. Daarnaast doet ze er van
49
alles aan om het restaurant er leuker uit te laten zien. Zo heeft zij bijvoorbeeld een uithangbord gemaakt en wordt de ruimte goed onderhouden en schoongemaakt. Iets wat zij graag zou willen bereiken is weer cateraar worden voor Suralco, maar ze zou zich bezwaard voelen tegenover Casa Blanca wanneer ze dit direct aan zou bieden aan Suralco.
A7: Interview Dhr. Tokromo op 22-‐11-‐2010, te Moengo Meneer Tokromo is ondernemer. Hij is de eigenaar van een uitzendbureau. Zijn grootste opdrachtgever is Suralco. Wat zijn de voornaamste bezigheden van uw bedrijf? Er zijn drie pijlers waarmee zij bezig zijn, namelijk uitzenden van arbeidskrachten, goederentransport en civiele techniek. De grootste opdrachtgever is Suralco. Tokromo (bedrijfsnaam) helpt Suralco met het vinden van personeel voor openstaande vacatures. Dit zijn vaak mensen uit Moengo of de omgeving. Er zijn slechts enkele die vanuit Paramaribo of Nickerie komen, voor deze mensen wordt wel een woning verzorgt. Daarnaast transporteert het bedrijf onderdelen voor Suralco naar Moengo. Tot slot houdt het zich bezig met bouwwerkzaamheden. Behalve Suralco zijn er nog een aantal kleine bedrijven die vaak voor kortere periode de hulp van Tokromo inschakelen, dit gaat vaak op één specifieke opdracht. Uit hoeveel werknemers bestaat het bedrijf en hoe zijn zij opgeleid? Er zijn momenteel 147 mensen werkzaam bij Tokromo. Het grootste deel hiervan heeft het werk geleerd door praktijkervaringen. Er zijn slechts weinig mensen die hoger zijn opgeleid. Als Suralco vertrekt, verdwijnt ook uw grootste opdrachtgever. Hoe ziet u de toekomst? Wanneer Suralco weg is, zullen zij zich richten op de werkzaamheden bij het Nassau plateau (momenteel al 22 werknemers) en Moengo Minerals. Echter heeft Dhr. Tokromo veel goede hoop op een verlenging van het verblijf van Suralco.
A8: Interview met verschillende supermarkteigenaren op 23-‐11-‐2010, te Moengo Welke producten worden bij u het meest verkocht? Supermarkt 1: brood, suiker, rijst, thee en melk. Supermarkt 2: brood, (noodle)soep, olie, eieren, frisdrank, energiedrank. Supermarkt 3: producten in blik.
Zijn er producten waar wel naar gevraagd wordt, maar die jullie niet hebben? Supermarkt 1: medicijnen (vitaminepillen, norit), soepgroente, tomaten, verse peper. Het brood is wel eens uitverkocht, dan gaan mensen naar een van de andere supermarkten. Supermarkt 2: appels, groente (beperkt). Supermarkt 3: specifieke Chinese producten of specerijen. Waar komen uw producten vandaan en worden er ook levensmiddelen vanuit Moengo en omstreken verkocht?
50
Supermarkt 1: alle producten komen vanuit Paramaribo, alleen producten in blik, crackers (beschuit) en kip komen uit Frans-‐Guyana. Supermarkt 2: alle producten worden geïmporteerd vanuit Paramaribo. Supermarkt 3: alle producten worden geïmporteerd vanuit Paramaribo. Kunt u van een aantal producten een inschatting maken hoeveel per week of per dag wordt verkocht? Supermarkt 1: 100 kg suiker/week, 80 kg rijst/week, 50 pakjes thee/week, 50 liter melk/week, 45 kg kip/week, 100 broden/week. Supermarkt 2: 35 porties (noodle)soep/dag, 70 broden/dag, 40 flessen olie/dag, 10 vissen/dag, 12 hele kippen/dag, 25 blikjes energiedrank/dag. Supermarkt 3: 5 kledingstukken/dag. Overige opmerkingen: Supermarkt 1: er wordt iedere dag geleverd, behalve op zaterdag. Zoutvlees, energiedrank, bier, sterke drank en sigaretten worden ook redelijk veel verkocht. Supermarkt 2: er worden erg weinig schoenen verkocht. De winkel verkoopt geen kleding, omdat het daar te stoffig voor is. Supermarkt 3: mensen kopen liever verse groente dan blikgroente, alleen is er niet altijd vers.
A9: Interview met Dhr. Schalwijk op 6-‐12-‐2010, te Moengo Meneer Schalwijk is de directeur van de Hubertus Waaldijkschool. Deze school biedt Meer Uitgebreid Lager Onderwijs aan en is gevestigd aan de Lijnweg te Moengo. Wordt er voor leerlingen die een hoger niveau aankunnen extra lesstof aangeboden? En voor leerlingen die de stof niet kunnen bijbenen, zijn daar bijlessen voor? Nee. Dit is helaas niet mogelijk. De docenten zijn al erg druk, dus hebben geen tijd om extra oefeningen te geven aan de studenten die uitschieten of achterblijven. Tegenwoordig wordt er meer huiswerk tijdens de les gedaan, zo is er wel toezicht op welke leerlingen wel en welke niet goed kunnen studeren. Zijn er veel leerlingen die naar Paramaribo gaan om door te leren? En wat doen jullie eraan om deze studenten na hun vervolgopleiding terug te laten komen naar Marowijne? Er is een groep die naar Paramaribo gaat. Dit gaat het eerste jaar soms fout, omdat leerlingen erg nonchalant zijn. Hier wordt ook al op de Waaldijkschool op gehamerd, dat wanneer zij naar de stad gaan, zij hard moeten werken en een nummertje zijn. Als het fout gaat is het dan ook in het eerste jaar, maar als dit jaar goed afgesloten is, ronden de meesten hun opleiding succesvol af. Vaak houd ik contact met hen en leg hen voor om terug te komen. Als zij dit doen, gaat het vaak om een baan in het onderwijs, bij de overheid of bij Suralco. Echter blijven de meeste leerlingen in Paramaribo. Niet dat zij het daar veel beter hebben, maar toch blijven ze daar. Waarschijnlijk omdat er meer werkgelegenheid is. Belangrijk is dan ook om in Moengo een opleiding aan te bieden. In de eerste plaats zou dit een kweekschool moeten zijn. Door mensen op te leiden tot docent, kan de volgende generatie beter onderwijs genieten. Er zijn enkele oud-‐leerlingen die een onderneming starten, maar
51
vaak groeit deze niet veel verder. De ondernemer wil vaak niet betalen voor extra werknemers, hierdoor blijft het een familiebedrijf wat voornamelijk in eigen onderhoud voorziet. Dit ligt ook aan de werknemer, die vraagt namelijk veel geld. Een werknemer zonder opleiding die praktisch werk zou gaan doen, vraagt snel 2000 SRD per maand, terwijl ik zelf 1800 SRD per maand verdien en wel een opleiding heb gevolgd. Daarnaast zet men niet snel een onderneming op, omdat zij opzien tegen de 4 jaar investeren voordat je op het break-‐even point komt. Hoe denk u dan over de IMEO die waarschijnlijk volgend jaar van start zal gaan? In principe is dit een goed initiatief. Het feit dat er meer onderwijs komt, is gunstig voor Marowijne. Daarnaast is het een goede stimulans voor de vierde klassers om door te gaan leren. Nu denken veel leerlingen dat MULO het hoogst haalbare is, terwijl zij nog veel verder door kunnen studeren. Alleen naar mijn mening zou er eerst een kweekschool moeten zijn. Echter is iedere vorm van meer onderwijs gunstig voor de regio, omdat de kennis op die manier vastgehouden wordt. Graag zou ik een technische opleiding zien. Het is erg jammer dat Suralco dit niet opgestart heeft. Er worden wel trainingen gegeven, bijvoorbeeld door Steps. Daarnaast zijn er ook weleens van andere studenten gratis trainingen geweest. Hierbij werd de eerste bijeenkomst vaak goed bezocht, maar werden de volgende lessen vaak rustiger.
A10: Observaties op de Hubertus Waaldijkschool op 6-‐12-‐2010, te Moengo Om de workshop ondernemerschap goed te laten aansluiten bij het niveau van studenten in Marowijne, is een bezoek gebracht aan de Hubertus Waaldijkschool. Deze school biedt Meer Uitgebreid Lager Onderwijs en is het hoogste niveau wat wordt aangeboden in Marowijne. Tijdens een observatiemiddag op de Waaldijkschool zijn er verschillende dingen naar voren gekomen. We zijn aanwezig geweest bij een les Nederlands en een les handelswetenschappen. Daarnaast hebben we gesproken met de directeur – interviewverslag A8 – en met verschillende docenten. Uit deze gesprekken en observaties bleek dat het niveau van de leerlingen per vak sterk verschilt. Het niveau van Nederlands is lager dan het VMBO theoretische leerweg niveau in Nederland. Met de vierde klas werd een tekst behandeld van Tj. Arkieman, ‘Suriname, het vergeten land’. Deze verhalende, fictieve tekst is niet van een hoog leesniveau. Ook met het schrijven zijn de leerlingen van de MULO van een lager niveau. Om de adressering, plaats en datum van een sollicitatiebrief te schrijven, hadden de leerlingen bijna 10 minuten nodig. Het leesniveau van de boeken die leerlingen moeten lezen voor hun examen, is wel te vergelijken met het Nederlandse VMBO niveau. De leerlingen van de vierde klas MULO lezen boeken zoals: blauwe plekken van Anke de Vries, het achterhuis van Anne Frank en twee vrouwen van Harry Mulisch. Wat het Nederlands spreken betreft, zijn zij vaak erg voorzichtig. Als iemand een fout maakt in de Nederlandse taal, wordt deze hier vaak op aangesproken door medeleerlingen. De studenten praten dan ook Surinaams en Aukaans met elkaar. De docent wordt wel in het Nederlands aangesproken. De band tussen leerling en docent is informeel. De exacte vakken, zoals wiskunde en natuurkunde zijn daarentegen wel van een hoog niveau. De stof die in de vierde klas MULO behandeld wordt, kan vergeleken worden met de stof die in 4 VWO wordt behandeld. Er zijn twee verschillende richtingen, wiskunde a en wiskunde b. Dit is te vergelijken met Nederland. Wiskunde a is van lager niveau en voor de leerlingen die de economische richting hebben gekozen. Wiskunde b is moeilijker en is voor de leerlingen die de exacte kant hebben gekozen. Het
52
vak handelswetenschappen is te vergelijken met het niveau van Nederlandse VMBO theoretische leerweg. Het vak heeft samenhang met boekhouden, economie en management & organisatie. Tijdens de les werd geoefend met het omgaan en rekenen met debiteurenkaarten, kasboeken en diverse postenboeken.
A11: Interview met Dhr. Sondrejoe op 8-‐12-‐2010, te Moengo De heer Sondrejoe is de districtscommissaris van Marowijne. Hij wordt aangestuurd vanuit het ministerie van Regionale Ontwikkeling, maar heeft zelf veel vrijheid. Hij heeft hierbij hulp van verschillende secretarissen. Kunt u ons iets vertellen over de plannen die de overheid en Suralco hebben met de regio, wanneer de bauxietmaatschappij vertrokken is? Belangrijk is dat het ziekenhuis gerehabiliteerd wordt. Daarnaast zal het wegennet verbeterd moeten worden, in het bijzonder de Oost-‐westverbinding. Hierbij zal ook aan de verkeersveiligheid gedacht moeten worden, zo zullen er veel drempels moeten komen en mobiele politieposten. Het stafdorp kan als basis dienen voor bedrijven en toeristen. Het hotel Casa Blanca moet beschikbaar zijn voor bezoek van hoogwaardigheidsbekleders. De plannen van de nationale overheid zijn om sterk te gaan korten op het budget van de DC. De overheid is van mening dat er minder geleund moet worden op Suralco en wil zelfvoorziening stimuleren. Met name op het gebied van landbouw, veeteelt, visserij en rijstbouw. Er zijn verschillende rapporten over de mogelijkheden van Marowijne op dit gebied, maar hier is nooit iets mee gedaan. Daarnaast wordt er een fonds opgezet waar ex-‐werknemers van Suralco gebruik van kunnen maken, als zij een onderneming op willen zetten. Een probleem van Marowijne is dat het aan de grens met Frans-‐Guyana ligt, hierdoor verdienen veel mensen de kost met ‘hosselen’, oftewel illegale transport van Marowijne naar Frans Guyana. Dit omdat producten in Suriname goedkoper zijn dan in het buurland. Toch ziet meneer Sondrejoe dit niet als groot probleem, omdat dit ook kansen biedt. De overheid is bezig dit te legaliseren en visa te verlenen aan hosselaars. Hierdoor verplaatst een grote illegale groep zich naar het formele circuit. Hierdoor ontvangt de overheid nog niet direct extra inkomsten, maar de inkomstenbelasting stijgt wel. Er zal gestart worden met een pilotproject in Albina. Als dit slaagt, zal het stapsgewijs doorgevoerd worden in de rest van Marowijne. Aan de hand van welke criteria behandelt u vergunningaanvragen en heeft u hier hulp bij? De DC behandelt de vergunningaanvragen met hulp van het commissariaat. Er zijn verschillende instanties die hierbij helpen met controles uitvoeren en dergelijke, maar de vergunning wordt uiteindelijk toegekend door de DC zelf die hiervoor moet tekenen. Vergunningsaanvragen voor landbouw, veeteelt en visserij worden niet behandeld door de DC, maar door het LVV – ministerie van landbouw, veeteelt en visserij –. Voor het verlenen van alle overige vergunningen zijn belangrijke voorwaarden de brandveiligheid, mogelijke geluids-‐ en stankoverlast, sociale hygiëne en gezondheidverklaring bij lichamelijk contact met klanten en de beschikbare financiële middelen. De gezondheidsverklaring en de sociale hygiënevergunning moet door de ondernemer worden betaald, alle andere controles zijn voor hem of haar gratis. Daarnaast moet de startende ondernemer uiteraard officieel Surinamer en volwassen zijn. Hij of zij mag niet in het bezit van een strafblad zijn.
53
Heeft u voorbeelden van ondernemingen die moeilijker en minder moeilijk een vergunning kunnen aanvragen? Moeilijk aan te vragen vergunningen zijn voor ondernemingen die veel overlast veroorzaken, zoals een houtzagerij. Hier komt veel stof in de lucht en is veel geluidsoverlast. Ook een vergunning voor een servicestation – tankstation – is moeilijk, omdat er veel controles moeten plaatsvinden vanwege het ontploffingsgevaar. Een apotheekvergunning valt ook in de categorie moeilijk aan te vragen vergunningen, hiervoor moet namelijk een en ander aangevraagd worden bij volksgezondheid. Voor een drogisterij gaat dit gemakkelijker. Ook kapsalons hebben moeite met vergunningaanvragen, omdat er een gezondheidsverklaring nodig is. Gemakkelijk aan te vragen vergunningen zijn die voor aannemers en monteurs. Er zijn ook een aantal ondernemingen die helemaal geen vergunning nodig hebben, namelijk: een carwash, internetcafé, beveiligingsbedrijf, taxibedrijf, crèche en fitness. Wat betreft toerisme, heeft een touroperator niet veel vergunningen nodig, maar moet zich wel inschrijven bij de KKF. Een vergunningaanvraag voor een hotel verloopt daarentegen wel moeilijker. Een standplaats voor de markt kost 5 SRD per dag.
A12: Gesprek met Dhr. Clenem op 9-‐12-‐2010, te Albina De heer Clenem is inspecteur basisonderwijs in Marowijne. Voor bezoek aan scholen moet contact met hem opgenomen worden. Hij heeft een controlerende functie. Wanneer wij een workshop ondernemerschap zouden gaan geven, is het belangrijk het lesprogramma niet te ontregelen. Het is niet de bedoeling dat er bepaalde stof niet behandeld kan worden, door onze aanwezigheid. Daarom is het belangrijk om met de heer Schalwijk en mevrouw Pinas van de Waaldijkschool goed af te stemmen welke lesstof wij in de workshops zullen behandelen. Voor voortgezet onderwijs op juniorenniveau (voj) is de inspectie gevestigd in Paramaribo. Volgens de heer Clenem is het niet nodig dat wij contact met hen opnemen, dit zal via de heer Schalwijk verlopen. Wel is het belangrijk dat de continuïteit gewaarborgd wordt en dat wij niet vertrekken zonder iets achter te laten. Daarom is het belangrijk contact te houden met de heer Clenem, zodat hij eventueel onze workshop kan uitbreiden, mocht hij dit interessant achten voor bijvoorbeeld scholen in Albina.
A13: Observaties in Albina op 9-‐12-‐2010, te Albina Ondanks dat Albina minder inwoners heeft dan Moengo, is het er aanzienlijk levendiger dan in Moengo. Er zijn in het centrum kleding-‐ en huishoudwinkels, kappers, breed gesorteerde supermarkten, groentekraampjes, er wordt gerookte vis verkocht en er zijn vele restaurants. Een groot verschil met Moengo is dat er een markt is die zich op een centrale plek bevindt. In Moengo zijn veel kraampjes en winkels langs de lijnweg gevestigd, omdat dit een lange straat is, is het niet erg aantrekkelijk hier te gaan winkelen. In Albina is dit centrum aan de waterkant gevestigd, een belangrijke reden hiervoor is de grens met Frans-‐Guyana. Het winkelcentrum is vlak aan het water, waar veel Frans-‐Guyanen de grens oversteken om in Suriname goedkoper boodschappen te doen. In Frans-‐Guyana gelden namelijk Franse prijzen. Producten zijn in Suriname aanzienlijk goedkoper, wat Frans-‐Guayna een belangrijk afzetgebied maakt voor Albina.
A14: Interview met Dhr. Jubitana, 9 december te Albina. Meneer Jubitana is Filliaal coordinator Albia van de GODO-‐bank in Albina. Hij beheert alle lopende zaken van de bank in Albina. De GODO bank is de enige bank in Albina, en bestaat daar nu 1 jaar.
54
GODO is de enige bank met een microkredietregeling. Wat zijn hier de detalis van? Het microkredietproject is nog een pilotproject, die we met zo’n 50 ondernemers willen gaan uitvoeren. Het project richt zich op het zelfstandig ontwikkelen van een onderneming en het beter structureren van de kasstromen etc. Hiervoor bieden wij dan ook begeleiding. In deze fase zitten wij nu nog ook, de kredieten zijn nog niet verleend. Wat zijn de voorwaarden voor het aanvragen van zo’n krediet? Voor het aanvragen van een microkrediet komen bedragen tot maximaal 6000 SRD in aanmerking. Deze lening moet dan binnen 1 jaar afgelost worden, met een percentage van 25%. Voor het verkrijgen van de lening is geen onderpand of borg nodig, het geld mag alleen gebruikt worden om een onderneming mee op te zetten. Als een ondernemer meer geld nodig heeft voor zijn/haar onderneming, kan dit kapitaal dan ook verkregen worden bij GODO? Dat is mogelijk, voor bedragen boven de 6000 SRD kan er een persoonlijk lening aangevraagd worden. In principe werkt deze lening met een rentevoet van 24%, met een salaris als verzekering. Hun kans op een het verkrijgen van een lening wordt dan groter. De rentevoet kan omlaag gebracht worden naar 16 à 17%, hier is wel onderpand voor nodig. De lening wordt dan omgezet naar een hypotheek. Hier wordt echter weinig gebruik van gemaakt, aangezien mensen in Marowijne vaak geen eigendomsrecht hebben op hun bezittingen. Een huis of stuk grond kan niet als onderpand dienen als men daar juridisch gezien geen eigenaar van is. Om een goede borg te krijgen geeft een gezin bijvoorbeeld zowel het inkomen van de man als de vrouw op. Voor leningen tot 2500 SRD is overigens een regulier inkomen nodig. Een visser die in het informele circuit zit heeft bijvoorbeeld geen salaris, maar wel een regulier inkomen. Met deze informatie kan hij 2500 SRD lenen. Kunt u iets vertellen over het verloop van het pilotproject en het verstrekken van krediet in Albina tot nu toe? Tot nu toe verloopt alles goed, het overgrote deel van de lopende leningen worden terugbetaald. Niet alle partijen betalen op tijd en er is altijd een deel wat niet meer kan aflossen, maar over het algemeen zijn we tevreden. Wat betreft het project met microkrediet verwachten we ook dat er terugbetaald gaat worden. Wij willen vooral de sociale controle gebruiken om mensen informeel erop te wijzen dat ze een grote verantwoordelijkheid hebben. Als zij niet gaan terugbetalen kunnen ze later veel moeilijker een lening krijgen, daarnaast zal het voor andere mensen ook moeilijker worden een lening te krijgen. De regels zullen namelijk aangescherpt worden en eventueel wordt de rentevoet verhoogd omdat het risico groter wordt. Tijdens het pilotproject willen wij de ondernemers dan ook duidelijk maken hoe groot deze verantwoordelijkheid is. De ondernemers met wie we dit pilotproject gestart zijn, hebben vooral ondernemingsplannen met betrekking tot visserij, verkoop van marronkleding en de horeca. Er zijn weinig kredieten aangevraagd voor een landbouwonderneming. Wat is het uiteindelijke doel van het pilotproject?
55
Als het project succesvol is, is ons streven om microkredieten beschikbaar te maken in heel Marowijne. Dat is echter wel afhankelijk van de uitkomsten uit het pilotproject.
A15: Interview met dhr. John Lee, 07-‐01-‐2011 te Moengo Dhr. Lee heeft vanaf de jaren ’70 tot aan zijn pensioen bij de Suralco gewerkt. Tegenwoordig treedt hij op als adviseur als men wilt een stuk grond of een huis wilt kopen of huren in de regio Marowijne. Welke manieren zijn er voor geïnteresseerden om aan grond te komen in Marowijne? Er zijn drie typen grondbezit in Suriname: domeinrecht, erfpacht en eigendomsbezit. Als je grond bezit via domeinrecht betekent dat dat je de grond huurt die feitelijk in bezit is van de overheid. Elke maand betaal je de overheid dan een klein huurbedrag. Erfpacht is een vorm van pacht waarbij de overeenkomst niet stopt als de verpachter sterft. In de praktijk is dit bijna hetzelfde als het bezit van het stuk grond, omdat de verpachter de grond ook mag bebouwen. Tenslotte is er nog eigendomsbezit. Dit is wanneer de eigenaar van het stuk grond ook het bezit heeft over het perceel. Er hoeft dus geen huur betaalt te worden, alleen een eenmalig aankoopbedrag is voldoende. Hoe hoog zijn de huursommen voor domeinrecht en erfpacht? Deze huurbedragen zijn bijna af te doen als symbolisch. Voor een perceel in Marowijne wordt, ongeacht de grootte, ongeveer 20 SRD of iets meer neergeteld. De ligging is wel van invloed op de huursom. Dit is dan ook een van de redenen waarom bijna niemand officieel in bezit is van een perceel. Als een ondernemer een stuk grond heeft gehuurd en dit wil gaan bebouwen, wat voor gevolgen heeft dit voor de huursom? Officieel gezien mag er voor veel ondernemingen pas bebouwd worden als deze grond wordt bestempeld als ‘industriëel grondgebied’. Dan mag elke vorm van industrie daarop bedreven worden. Industriële grond heeft echter een veel hogere huursom dan normale grond, terwijl het via een soort kunstgreep mogelijk is om je onderneming te starten op grond die niet als zodanig is aangemerkt. De grond wordt dan als woon-‐ en bouwgrond aangemerkt Dit bespaart de ondernemer veel kosten aan huur. Daarnaast bespaart het ook veel tijd, omdat er bij industriële grond eerst onderzoek gedaan moet worden naar de mate van vervuiling door de onderneming etc. Er wordt dus handig gebruikt gemaakt van een maas in de wet. Hoe gaat het overschrijven van eigendom of het verkopen van grond in zijn werk? Dit gaat meestal nogal problematisch. Bij het verkrijgen van grond op basis van domeinrecht duurt dit vooral heel lang, men moet vaak naar Paramaribo om een aantal zaken te overleggen. Vaak is het zo dat als men geen contacten heeft binnen het ministerie van Volkshuisvesting, de overschrijvingsprocedure jaren in beslag kan nemen. Voor het overschrijven van eigendom of huurrechten van grond die al door iemand in bezit is of gehuurd wordt gaat dit veel makkelijker. Dit kan namelijk buiten het ministerie om. De twee partijen moeten een notaris inhuren die de overschrijving voor ze kan regelen en binnen een week is de overschrijving geregeld. Het nadeel hier is dat de notariskosten redelijk hoog zijn. Ik adviseer de meeste mensen altijd om voor de tweede
56
optie te kiezen, het scheelt ze namelijk veel tijd en stress. Voor ondernemers is het helemaal aan te raden, omdat ze gelijk kunnen beginnen met het exploiteren van de grond. Bij welke typen van bezit kan dit bezit gebruikt worden als onderpand bij een lening? Omdat huur binnen Suriname wordt gezien als een soort bezit kan het perceel, zowel bij huur als bij eigendomsbezit, altijd als onderpand bij een lening worden gebruikt.
57
Bijlage B: Doel-‐middelschema voor inkomensverwerving Marowijne Onderstaand figuur is het zogenaamde doel-‐middelschema. Dit schema is bedoeld om verduidelijking te geven over hoe en waarom een doel bereikt kan en moet worden. Het centrale doel is het verhogen van het inkomen per capita. De reden waarom je deze factor zou willen verhogen, is om meer welvaart te creëren. Dit loopt echter wel via de economische activiteit. Je zou dus kunnen vragen: waarom is meer economische activiteit in Marowijne gunstig? Zo stijgt de welvaart. En een andere vraag: hoe laat je de economische activiteit in Marowijne stijgen? Door het inkomen per capita te laten toenemen, goedkoper te produceren en het vertrouwen van bedrijven en consumenten te verhogen. Dit is de manier waarop dit schema gelezen dient te worden. Hoe hoger in het schema, hoe minder operationeel. Hoe lager in het schema, hoe specifieker. Te beginnen bij goedkopere productie, dit kan in de eerste plaats bewerkstelligd worden door schaalvoordelen te creëren. Wanneer op grotere schaal geproduceerd wordt, de vaste kosten worden verdeeld over meerdere producten dus wordt het relatief goedkoper. In de tweede plaats kan goedkoper geproduceerd worden door de transportkosten te verlagen. Dit kan door meer lokaal te produceren en het efficiënt benutten van lokale grondstoffen. Om het inkomen per hoofd van de bevolking te verhogen, zal men gemiddeld meer uren moeten werken en zullen de inkomsten per werkuur moeten stijgen. De inkomsten stijgen, wanneer iemand hoger is opgeleid. De werkuren per persoon stijgen, als men zich bewuster wordt van het belang van een vaste baan. Tot slot het verhogen van het vertrouwen van bedrijven en consumenten kan in de eerste plaats door de risico’s te spreiden. Dit houdt in dat er een groot aanbod aan diverse ondernemingen moet zijn, maar dit vereist grotere investeringen voor het startkapitaal van deze bedrijven. Daarnaast zullen producten van voldoende kwaliteit moeten zijn, om de consument tevreden te houden.
Figuur 6: Doel-‐middelschema
58
Bijlage C: Causaal Relatiediagram voor ondernemen in Marowijne In Figuur 8: Causaal relatiediagram is het zogenaamde causaal relatiediagram te zien. In dit diagram zijn de oorzaken en gevolgen in verband gebracht van factoren die van belang zijn in het systeem. De betekenis van de pijlen is als volgt, zie Figuur 8: Causale relaties uitgelegdFiguur 8: Causale relaties uitgelegd. Bij een toename van factor A, zal factor B ook toenemen. Bij een afname van A, zal B ook afnemen. Dit is een positief verband. Bij een toename van factor D, zal factor C afnemen. Bij een afname van factor D, zal factor C toenemen. Dit wordt een negatief verband genoemd. Nu de wijze waarop dit diagram gelezen moet worden helder is, zal verder gegaan worden met het verklaren van de veronderstelde verbanden. Te beginnen met het overheidsbudget. Deze wordt groter, wanneer er meer belasting wordt betaald. Bedrijven die formeel geregistreerd zijn moeten meer belasting afdragen, dus als er meer van deze bedrijven zijn, zijn er ook meer belastinginkomsten. Zodra de consumptie omhoog gaat, gaan stijgen de inkomsten van de belasting aangezien men belasting betaald over producten. Daarnaast neemt het overheidsbudget toe, bij een hoger inkomen per capita omdat men bij gelijkblijvend percentage netto meer geld afdraagt. Binnen de grenzen van dit systeem wordt het overheidsbudget alleen gebruikt voor scholing. Dus hoe meer geld er beschikbaar is, hoe meer geld – bij gelijkblijvende percentages – naar scholing toe gaat. Scholing neemt dus toe door meer geld van de overheid, maar ook door een stijging van het inkomen per capita. Wanneer mensen meer geld te besteden hebben, zullen meer mensen bereid zijn hun kinderen naar school te sturen of verder te laten leren. Het inkomen per hoofd van de bevolking heeft dus een direct positief verband op scholing en via het overheidsbudget een indirect positief verband. Wanneer er meer geld wordt gestoken in scholing, zullen mensen uiteindelijk gemiddeld een hogere opleiding genoten hebben. Onder de mensen met een hoger opleidingsniveau, bevinden zich minder werklozen. Het opleidingsniveau heeft dan ook een negatief verband met werkloosheid, deze daalt namelijk wanneer het opleidingsniveau stijgt. Hoger opgeleide mensen beschikken over meer kennis, dus zullen sneller op de hoogte zijn van het belang van formele registratie. Bij een stijging van opleidingsniveau, zal het aantal formeel geregistreerde ondernemingen toenemen. Dergelijke ondernemingen zullen er ook zijn als er een lokale institutionele bijstand komt, omdat op die manier de barrière om je in te schrijven kleiner wordt. Ook het aantal investeringen zorgt voor een stijging van het aantal formele ondernemingen, omdat voor registraties, vergunningen en leningen een startkapitaal en/of onderpand vereist is. De institutionele bijstand en de investeringen zijn zogenaamde externe factoren, hierop kunnen wij geen directe invloed uitoefenen en hebben andere factoren uit het schema ook geen invloed op. Deze twee factoren hebben dan ook slechts uitgaande pijlen. Bij een toename van het aantal formele ondernemingen, zal de werkloosheid dalen omdat er meer werkgelegenheid wordt geboden. Ook de lokale productie zal toenemen, omdat niet-‐formeel geregistreerde ondernemers vaak voor zichzelf produceren. Als er meer formele bedrijven zijn, zal er meer voor de markt worden geproduceerd en niet slechts voor zelfonderhoud. Als de lokale productie toeneemt zal de werkloosheid dalen, omdat er meer werk wordt gecreëerd als er meer geproduceerd wordt. Lokale productie zorgt voor minder Figuur 7: Causale relaties uitgelegd
59
importuitgaven, omdat er meer producten lokaal beschikbaar zijn dus niet meer geïmporteerd hoeven worden. De exportinkomsten zullen toenemen, omdat wanneer er een overschot ontstaat dit geëxporteerd wordt waardoor geld binnenstroomt. De lokale productie en de consumptie hebben een positief verband. Als er meer geconsumeerd wordt, zullen lokale ondernemers hierop inspringen en ook meer gaan produceren. Als er meer geproduceerd wordt zal er meer geconsumeerd worden, maar hier is geen pijl tussen getrokken omdat dit maar tot op een bepaalde hoogte is. Zodra er een overschot wordt geproduceerd, zal dit eerder geëxporteerd worden dan dat er zeer veel geconsumeerd wordt. Deze exportinkomsten hebben een positief effect op de economische groei, zoals omschreven in het leaky bucket model. De importuitgaven zorgen voor kosten die niet naar lokale overheden gaan, dus dit heeft een negatief effect op de economie. Investeringen zorgen tot slot ook nog voor economische groei, door investeringen kan namelijk meer geproduceerd worden. Economische groei is een onderdeel van welvaart. Zodra de economie groeit, neemt de welvaart toe. De levensstandaard wordt namelijk hoger, omdat het inkomen stijgt. Mensen hebben dus meer te besteden en kunnen meer gaan consumeren. Een hogere consumptie leidt dan ook tot welvaart.
Figuur 8: Causaal relatiediagram
60
Bijlage D: Uitwerking Business Oppurtunities In deze bijlage volgt een toelichting op de gepresenteerde business opportunities en zullen de scores op de haalbaarheid onderbouwd worden. Om het gebrek aan beschikbare data op te vullen, zijn er een aantal aannames gemaakt. Het maken van aannames kan tot gevolg hebben dat de basis waarop wordt geconcludeerd kleiner wordt. De onderzoeksmethode wordt daardoor minder valide. In de discussie staat hierover meer uitleg.
D.1
Beschrijving business oportunities
Een houthandel is een onderneming waarin hout wordt ingekocht, en dat dit verder weer wordt doorverkocht, bijvoorbeeld naar Paramaribo of Frans Guyana. Het onderhouden van klantenrelaties, opslag van het hout en het transporteren van het hout naar de klant gelden verder als bedrijfsprocessen. Een bloemenhandel koopt bloemen in van een kweker en verkoopt deze vervolgens aan klanten, bijvoorbeeld tuinderijen, winkels of individuele klanten. Andere bedrijfsprocessen zijn het transporteren van bloemen en het opslaan van de ingekochte bloemen. Vanuit Frans Guyana groeit de vraag naar bloemen en planten, Marowijne kan hier een rol in spelen. Een sapverkoper koopt fruit in en verwerkt deze vervolgens tot vruchtensappen. Alle sappen die in Marowijne verkocht worden hebben extra toegevoegde suikers. Daarbij verkopen de fruittelers hun fruit alleen door als fruit. Op fruitsappen zit een hogere winstmarge en daarnaast is er minder concurrentie. Een boekhandel koopt boeken en schrijfgerei in en verkoopt deze verder. In Marowijne is er geen boekwinkel aanwezig, dit betekent dat, buiten de scholen om, kennis niet erg toegankelijk is voor de inwoners. De inkoop van boeken en schrijfgerei, het bijhouden van nieuwe uitgaven en de verkoop van boeken en schrijfgerei behoren tot het takenpakket van de boekhandelaar. Een groentehandelaar kan op twee manieren verkopen: door als tussenhandelaar groenten van de producent naar restaurants en supermarkten te leveren of door als groentewinkel direct te verkopen aan de consument. Van het laatste geval zijn er al een aantal, maar echte leveranciers voor supermarkten en restaurants zijn er nog niet, waardoor deze een erg fluctuerend aanbod hebben in verse groenten. Het opkopen en transporteren van voldoende goederen zijn de bedrijfsprocessen. Dit bovenstaande geldt ook voor de fruithandelaar. Een bakkerij koopt meel in om dit te verwerken tot brood en andere producten. Hiervoor heeft de bakkerij ook ovens en bakblikken nodig. Er is op dit moment in Suriname één grote nationale bakker: de Fernandes bakkerij. Als er een nieuwe bakkerij gestart wordt, kan deze in eerste instantie leveren aan de lokale markt. Deze broden verkoopt hij dan in de eigen winkel. Verder kan de bakkerij lokale banketproducten produceren en bij een grotere productie exporteren naar andere markten, Frans Guyana bijvoorbeeld. Meubelhandelaren zijn de laatste stap in de productieketen van meubels. Ze verkopen de producten dus direct aan de klant. Ze kopen hun meubels in bij een meubelfabrikant. Een dergelijke
61
meubelhandelaar zal kwaliteitsproducten verkopen, zoals houten bedden en stoelen. Alle dit soort meubels worden momenteel gekocht in Paramaribo en worden verkocht in een bouwmaterialenwinkel. Door een meubelhandel op te zetten worden deze producten op een andere manier in de markt gezet. Het inkopen en verkopen van meubels zijn bedrijfsprocessen van deze handelaar. Deze handelaar zou ook een deel van de reparatie en stoffering van meubels voor zijn rekening kunnen nemen, op die manier biedt deze onderneming iets extra’s ten opzichte van de bouwmaterialenwinkel. Een slagerij koopt vers vlees in bij een slachthuis en verwerkt deze dan zodat deze verkoopbaar zijn aan individuele klanten of restaurants. Al het vlees wat nu in Marowijne verkocht wordt, is ingevroren vlees dat uit Paramaribo komt. Door een slagerij in Marowijne komt er ook vers vlees beschikbaar voor de inwoners. In een kledingzaak is er een grote verscheidenheid te vinden aan kleren en accesoires. Het is een trendgevoelige business, waarbij klanten vaak specifieke wensen hebben. Daarom kan een kleermaker een waardevolle toevoeging zijn in Marowijne, die van stoffen kleding op maat kan maken. Daarnaast kan de kleermaker ook confectie verkopen, waardoor er ook een kledingwinkel ontstaat. Een poelier koopt kippen in bij een slachthuis en verwerkt deze tot verkoopbare producten, zoals kippenpoten of –bouten. De kip die nu in grote getalen wordt geconsumeerd in Marowijne is afkomstig uit Paramaribo. Dit betreft dan ingevroren kip. Een poelier kan dan kip inkopen bij een eventueel te beginnen lokale slachterij of bij lokale boeren. Een vishandel in Marowijne koopt vissen in van lokale vissers en bewerkt deze zodat ze verkoopklaar zijn. Daarna verkoopt de handelaar de vissen aan individuele klanten of restaurants. De vis die men nu kan kopen is voorverpakte, ingevroren vis. Door vis vers aan te bieden ontstaat er een nieuw soort markt voor de vissen. Een apotheek zorgt voor de beschikbaarheid van medijcenen (waar doktersrecept voor nodig is) en andere medische producten in Marowijne. Daarnaast geeft een apotheker zijn klanten advies over de te gebruiken medicijnen en doseringen. Op dit moment zijn er medicijnenen te vinden in supermarkten, maar de verscheidenheid hierin is niet heel groot. Een drogisterij verkoopt verzorgingsproducten en medicijnen waar geen doktersrecept voor nodig is aan de omgeving. Op dit moment zijn dit soort producten alleen nog te vinden in de supermarkten van Marowijne. Door een drogist te starten krijgt de klant meer keuze in welke producten hij wil. Het verbouwen van groente en fruit is iets wat op dit moment in Marowijne gebeurd. De mensen die dit doen produceren echter voor zichzelf en niet voor de markt. Voorbeelden van groente en fruit die op dit moment al voor de markt in Marowijne worden verbouwd zijn antroewa, bananen, boterblad, boulanger, cassave, citrus, kool, kouseband, papaya, peper, pomostere, pomtayer, prosiri, sopropo, sterappels en watermeloenen. Veel van deze vruchten zijn er nog steeds niet voldoende, andere vruchten worden nog niet geproduceerd voor verkoop. In landbouw is dus nog groeipotentie. Een bloemkwekerij is een kwekerij die sierplanten ontwikkelt om later te verkopen aan een handelaar. Dit zijn delicate processen die erg weersafhankelijk zijn. In Marowijne is er nog geen bloemhandel, dus een eventuele kweker zou gelijk een monopolie bezitten.
62
Een runderboerderij kan inspelen op de vraag naar rundvlees en melk. Op een runderboerderij kunnen vleeskoeien gefokt worden, die later aan een slachthuis verkocht zullen worden. daarnaast kunnen er ook melkkoeien gehouden worden, die elke dag gemolken kunnen worden en zo voor een constante productie zorgen. Bij een kippenfokkerij kunnen kippen zowel gehouden worden voor het vlees, de eieren en de uitwerpselen. De kip kan verkocht worden aan de slagerij, de eieren aan de supermarkten en de uitwerpselen kunnen als mest verkocht worden aan landbouwers. De huidige oorsprong van deze producten is Paramaribo(m.u.v. kippenmest) . De visserij in Marowijne is alleen net zoals de landbouw nog gericht op zelfvoorziening. De vissen die in de supermarkt verkocht worden komen uit Paramariibo. In Marowijne zijn er genoeg vismogelijkheden om op een duurzame manier verse vis te vangen om aan de lokale behoefte te voldoen. Een advocatenkantoor in Marowijne kan mensen bijstaan als ze geschillen hebben of als er juridische handelingen gedaan moeten worden. Zo kan een advocaat ondernemingen helpen bij het verkrijgen van de juiste vergunningen. Op dit moment moet men nog naar Paramaribo om rechtsbijstand te krijgen. Verzekeringsmaatschappijen verzekeren mensen tegen premiekosten. Zo kan er in Marowijne gedacht worden aan medische verzekeringen, verzekeringen op huisvesting en inboedelverzekeringen. Op dit moment zijn er 3 grote verzekeringsmaatschappijen waar men zich kan verzekeren, deze zijn allemaal gevestigd in Paramaribo en hebben bijkantoren in Nickerie. Verzekeringskantoren in Marowijne zijn er dus nog niet. In een internetcafé zijn er een aantal computers beschikbaar met internet, waar men tegen betaling per tijdseenheid gebruik van kan maken. Men heeft hier vaak geen geld om zelf een computer te kopen, maar door internettoegang komt er wel veel informatie binnen handbereik. Er zijn op dit moment louter uitzendbureaus die werken voor de Suralco. Door na het vertrek van Suralco uitzendbureaus op te zetten die ook detacheren voor andere branches worden er sneller geschikte banen/personen gevonden en is er extra werkgelegenheid. Daarnaast wordt er dan een begin gemaakt met het bijhouden van statistieken in Marowijne, zodat men ook in Paramaribo inzicht heeft in geschikte personen voor banen. Er is nog geen kinderopvang in Marowijne. Een crèche in de steden kan hier op inspelen. Deze zorgt voor buitenschoolse opvang en kan eventueel nog spelenderwijs doorgaan met onderwijs. Zo kan er bijvoorbeeld gewerkt worden aan een groter begrip van het Nederlands. Op dit moment doen veel mensen in Marowijne hun was in de Cotticarivier. Dit water is vervuild door de bauxietindustrie en kan dus ziekten veroorzaken. De aanschaf van een wasmachine is vaak niet mogelijk voor de inwoners. Door een wasserette te openen, waar men tegen betaling gebruik kan maken van wasmachine en wasmiddel en eventueel een droger, wordt machinaal wassen bereikbaar voor de bevolking. Een taxibedrijf kan zich in Marowijne bezig houden met persoonsvervoer. Er zijn op dit moment wel taxi’s in Marowijne, maar deze zijn niet formeel georganiseerd, en rijden slechts tweemaal per dag.
63
Een nieuw taxibedrijf met meerdere chauffeurs hoeft minder vaak ‘nee’ te verkopen dan de individuele taxichauffeurs. Een bedrijf in de goederentransport houdt zich bezig met het exporteren van hetgeen lokaal geproduceerd wordt. Dit bedrijf zorgt dat bestellingen vanuit Marowijne naar Paramaribo beter mogelijk worden. Ze kopen het handelswaar niet in en verkopen het niet, ze voegen alleen waarde toe door het te transporteren. Een kapper doet in Suriname meer dan knippen en scheren alleen, hij verzorgt ook de gehele kapsels. Zo zijn er veel mensen met ingevlochten haren en kralen in het haar, dit behoort ook tot het werk van een kapper. Een autowasserij heeft schoonmaakmiddelen, water en personeel die het mogelijk maken dat de auto gewassen kan worden. Men kan de auto naar de wasserette rijden en wacht dan op locatie tot deze is gewassen. Ondertussen kan de klant wat eten en drinken kopen. Een bibliotheek is op dit moment aanwezig in Marowijne, deze wordt echter niet gebruikt vanwege de onregelmatige openingstijden en het feit dat de bibliotheek niet echt bekend is bij de inwoners. Een bibliotheek houdt een boekencollectie bij die kan helpen bij het begrip van de nederlandse taal bij de inwoners, aangezien Nederlands vaak niet de moedertaal is. Een bouwbedrijf bouwt alles wat er in de regio te vinden valt: huizen, winkelcentra, steigers etc. Het bedrijf kan ook het onderhoud aan de gebouwen verzorgen. Een fietsenmaker verkoopt en repareert fietsen aan de bevolking van Marowijne. Eventueel kan een fietsenmaker er ook nog voor kiezen om fietsen te verhuren. Een autogarage is op dit moment aanwezig in Marowijne, maar daar staan veel auto’s te wachten op behandeling. Een garage onderhoud alleen auto’s, de verkoop van auto’s valt niet onder hun taken. Een houtbewerkingsbedrijf verwerkt de gekapte stammen tot planken of tot eindproducten. Daarnaast zal het hout gedroogd worden in dit bedrijf, dit bespaart massa en dus tranpsortkosten als het product vervoerd wordt. Een houtbewerkingsbedrijf kan bijvoorbeeld meubels vervaardigen voor de meubelhandelaar die hiervoor is beschreven. Een slachterij koopt vee in en slacht dit vee en verwerkt het tot vlees voor slagerijen. De restproducten kunnen eventueel weer verkocht worden, zo kunnen de huiden naar een leerlooijerij gebracht worden. Als deze onderneming opgezet wordt, moet er wel slachtvee in de regio worden gehouden. Een loodgieter onderhoudt de leidingen en sanitair van particulieren en bedrijven. Daarnaast vervangt een loodgieter de prodcuten als deze onherstelbaar blijken. Een café zorgt voor wat ontspanning voor de inwoners van Marowijne. In de grootste stad van Marowijne, Moengo, is er geen café. De mensen die toch wat willen drinken kopen dat bij de supermarkt en hangen op straat. Dit zorgt voor wat overlast. Een café kan hier verandering in brengen.
64
Onder een brasserie moet een soort broodjeszaak verstaan worden, waar mensen bijvoorbeeld kunnen lunchen. In Marowijne wordt op dit moment voornamelijk rijstgerechten aangeboden. Verder zijn er in de supermarkt nog zoete broodjes te koop. Er is echter geen mogelijkheid om belegde broodjes te kunnen kopen en ter plekke op te eten. Een brasserie kan hier verandering in brengen. Er zijn veel eetgelegenheden in Marowijne, maar deze gelegenheden zijn bijna allemaal afhaalservices. Door een restaurant te openen kan er ook op drank verdient worden en wordt de inwoners gelegenheid geboden om buiten de deur te eten. Een restaurant kan hier op inspelen. Er is in Marowijne geen plek waar toeristen kunnen overnachten, behalve in het werknemersdorp van de Suralco. Dit moet echter via een medewerker van de Suralco geregeld worden. Door een hotel te starten is het voor toeristen duidelijk dat er overnachtingsmogelijkheden zijn, dit kan toeristen over de streep trekken ook Marowijne aan te doen. Het bovenstaande geldt ook voor het toeristisch resort, alleen wordt er binnen een resort meer aandacht besteed aan luxe en activiteiten. Er wordt hiermee een ander soort toerist bereikt, de meer vermogende toerist die voor zijn ontspanning komt. Voor een resort moet wel meer ruimte vrijgemaakt worden. Een reisbureau kan toeristen die in Marowijne zijn helpen met het kiezen van de bezienswaardigheden. Er kunnen trips geboekt worden en er kan informatie gekocht worden door bijvoorbeeld reisgidsen. Daarnaast kan een reisbureau ook reizen aanbieden voor de lokale bewoners naar andere districten in Suriname.
D.2
Beschrijving benodigde kennis
In onderstaande tabel staat de score per business opportunity voor de variabele benodigde kennis. Iedere score wordt toegelicht. Tabel 5: Benodigde kennis
Business Opportunity Handel Houthandel Bloemenhandel Sapverkoper Boekhandel Groentehandelaar Fruithandelaar Bakkerij Meubelhandelaar Slagerij Kledingzaak/kleermaker Poelier Vishandel Apotheek
Benodigde kennis ++ -‐ + -‐ ++ ++ -‐ ++ + + ++ ++ -‐-‐
65
Drogisterij Landbouw en veeteelt Verbouwen van groente Verbouwen van fruit Bloemkwekerij Runderboerderij Kippenfokkerij Visserij Dienstverlening Advocatenkantoor Verzekeringsmaatschappij Internetcafé Uitzendbureau Crèche Wasserette Persoonsvervoer Goederentransport Kapper Autowasserette Bibliotheek Industrie/technisch Bouwbedrijf Fietsenmaker Autogarage Houtbewerking Slachterij Loodgieter Toerisme/recreatie Café (discotheek) Brasserie Restaurant (fastfood) Hotel Toeristisch resort Reisbureau
-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐ -‐ + -‐-‐ -‐-‐ -‐ -‐ + + + + ++ ++ -‐ -‐-‐ -‐ -‐-‐ -‐ -‐ -‐ ++ + + -‐ -‐-‐ -‐
Voor een houthandel is weinig kennis nodig. Om hout op te slaan en te transporteren is in principe zeer weinig kennis nodig. Bij een houthandel draait het puur om de handel, enig commercieel inzicht is dus wel vereist. Omdat hout geen gevoelig product is, is er niet veel kennis nodig om te weten hoe hout het best bewaard kan worden. Om een bloemhandel te runnen, is relatief veel kennis nodig. Er moet voldoende kennis zijn van bloemen en planten om deze in goede omstandigheden op te slaan en te verzorgen. Bloemen zijn zeer gevoelig voor temperatuurschommelingen, licht en water. Daarnaast moet er een goed inzicht zijn in de vraag naar de verschillende bloemsoorten, omdat een deel van deze vraag vanuit Frans-‐ Guyana komt, is het moeilijker om hier inzicht in te krijgen.
66
Een sapverkoper heeft kennis nodig van de samenstelling van sappen. De hoeveelheid pure vruchtensap, de hoeveelheid suiker en de conserveermiddelen. Daarnaast moet hij weten bij welke temperatuur welke vruchten het best bewaard kunnen worden. Tot slot is er verstand van de persmachine nodig en moet hij deze eventueel kunnen repareren. De sapverkoper heeft dus wel specifieke kennis nodig, maar dit is allemaal niet van een hoog niveau. Daarom valt deze in de categorie +. Een boekhandelaar heeft relatief veel kennis nodig. In de eerste plaats gaat dit om kennis van de boeken. Een boekverkoper moet in principe het merendeel van de boeken die hij verkoopt gelezen hebben, of in ieder geval de recensies gelezen hebben. Daarnaast moet hij erg up-‐to-‐date blijven over welke boeken uitkomen en populair zijn bij klanten. Voor een groente-‐ en fruithandel is weinig kennis nodig. Het enige wat van belang is, is op welke manier welk soort groente of welk soort fruit bewaard moet worden. Hierbij gaat het voornamelijk om de temperatuur. Een bakker heeft relatief veel kennis nodig. Hij moet in eerste instantie weten hoe verschillende soorten brood gebakken worden. Daarnaast moet hij ook nog weten hoe bijvoorbeeld suikerbrood, gebak en banket gebakken moet worden. Er is kennis nodig van de ovens, mixers en andere apparatuur. Een meubelhandelaar houdt zich slechts bezig met handel, dus heeft weinig kennis nodig. Hij koopt producten in van fabrikanten en verkoopt deze vervolgens weer aan winkels of direct aan de klant. Er is vrijwel geen kennis nodig over hoe het product het best bewaart kan blijven, omdat meubels niet zo gevoelig zijn voor temperatuur. Alleen bij houten meubels moet rekening worden gehouden met de vochtigheid. Een slager heeft relatief weinig kennis nodig. Het vlees wordt ingekocht vanaf het slachthuis en moet alleen nog gesneden worden. De slager moet verstand hebben van de delen van een dier. Welke delen van het dier mogen verkocht worden onder welke naam? Een kledingzaak heeft relatief weinig kennis nodig. Met name als er ook kleding wordt gerepareerd, is er kennis nodig van stoffen, garen en naaimachines. Een poelier heeft weinig kennis nodig. Ten opzichte van een slagerij hoeft een poelier maar van één dier kennis te hebben. Daarnaast verschilt de vleeskwaliteit van een kip minder dan delen van een rund. Ook een vishandelaar heeft weinig kennis nodig. Hij moet weten hoe een vis wordt schoongemaakt en hoe de vis bewaard wordt. Omdat dit de enige vereiste kennis is, valt deze in de categorie ++. Apotheker is een zeer kennisintensief beroep. Hij moet weten welke medicijnen voor welke ziektes werken en daarnaast moet hij de bijwerkingen van al deze medicijnen kennen. Hiervoor is universitair onderwijs nodig, iets wat in Marowijne niet wordt aangeboden. Er zullen dan ook weinig mensen zijn in de regio die een opleiding farmacie hebben afgerond. Een drogist heeft net zoals de apotheker veel productkennis nodig. Echter bezoekt men voor ergere klachten een apotheek. Een drogisterij verkoopt dan ook geen zware medicijnen en beperkt zich tot
67
vitaminepillen, pijnstillers, crèmes en andere cosmeticaproducten. Dergelijke producten hebben geen – of minder – bijwerkingen dan de medicijnen uit de apotheek. Daarom valt een drogisterij in de categorie -‐. Voor het verbouwen van groente-‐ en fruit is veel kennis nodig, er vanuit gaande dat het doel is meerdere oogsten per jaar en een ruim gesorteerd aanbod. In dit geval moet de landbouwer verstand hebben van de grond, welke soorten veel of weinig zonlicht nodig hebben en welke veel of weinig water nodig hebben. Dit is iets wat erg nauw luistert. Hetzelfde geldt voor een bloemkweker. Bloemen zijn erg gevoelig voor licht en water. Daarom moet de bloemkweker goed weten welke bloemen welke hoeveelheid licht en water nodig hebben. Voor een runderboerderij en kippenfokkerij is relatief veel kennis nodig. De rundvee-‐ of kippenhouder moet kunnen herkennen wanneer dieren ziek zijn, hij moet voldoende weten over de voeding van de dieren en een rundveehouder moet ook weten hoe je koeien moet melken. Een visser heeft niet veel kennis nodig. Hij moet weten welk aas gebruikt wordt, maar dit is een kwestie van proberen. Daarnaast moet hij weten hoe de gevangen vis het best bewaard blijft, maar ook dit is een kwestie van ervaring. Daarom valt de visserij in de categorie +. Zowel een advocatenkantoor als een verzekeringsmaatschappij valt in de categorie -‐-‐. Voor beide ondernemingen is veel specifieke vakkennis vereist. Een verzekeraar en advocaat moeten dan ook minimaal hoger onderwijs gevolgd hebben. Iemand die een internetcafé runt, heeft redelijk veel kennis van ICT nodig. Hij moet weten hoe computerproblemen verholpen worden, hoe de printer, scanner en kopieerapparaat gemaakt moeten worden en zal het onderhoud aan de computers moeten verzorgen. Iedere computer heeft bijvoorbeeld virusscanners en software nodig. Werken op een uitzendbureau is relatief kennisintensief. Met name een goede en nauwkeurige administratie is belangrijk en kennis van opleidingen en functies. Echter is de kennis niet van een hoog niveau, dus valt het uitzendbureau in de categorie -‐. Voor een crèche is relatief weinig kennis nodig. Dit is grotendeels ervaring en goed kunnen omgaan met kinderen. Toch is enige opvoedkundige kennis of een onderwijsakte wel een pre. Een EHBO-‐ cursus is vereist. Voor een wasserette heeft men relatief weinig kennis nodig. Het is een voordeel als de eigenaar van een wasserette ook zelf onderhoud en reparatie kan verrichten, maar dit is geen vereiste. Wel moet de ondernemer voldoende weten van verschillende wasmiddelen en de werking van de machines, omdat dit geen kennis is van hoog niveau valt dit in de categorie. Een bedrijf in personenvervoer en goederentransport heeft allebei weinig kennis nodig. Het is belangrijk dat klein onderhoud kan plaatsvinden, zoals het vervangen van een band. Daarnaast moet een goederentransporteur weten hoe de goederen ingepakt en vervoerd moeten worden. Een kapper heeft zeer weinig kennis nodig om zijn of haar beroep uit te oefenen. Het is voornamelijk een kwestie van ervaring en behendigheid. Wel moet de kapper weten welke haarproducten geschikt zijn voor welke haartypen, maar dit staat meestal op de verpakking van het haarverzorgingsproduct.
68
Voor een autowasserij is ook zeer weinig kennis nodig. Ook dit is een kwestie van verschillende middelen en borstels proberen, om er achter te komen welke het best werkt. Daarom valt deze in de categorie ++. Een bibliotheekeigenaar heeft relatief veel kennis nodig, maar geen kennis van een hoog niveau. Hij of zij moet veel boeken hebben gelezen en de inhoud van alle titels kennen. Daarnaast zullen bij een bibliotheek regelmatig leerlingen komen die informatie nodig hebben voor werkstukken en dergelijke, hierover moet de bibliotheekeigenaar dan ook veel weten. Voor een bouwbedrijf is veel kennis nodig. Men moet weten hoe huizen gebouwd worden, dus veel verstand van constructies is vereist. Ook funderen en verstand van de machines is erg belangrijk. Daarom valt deze business opportunity in de categorie -‐-‐. Een fietsenmaker valt in de categorie -‐. Deze heeft veel kennis nodig van fietsen, maar dit is niet van een heel hoog niveau. Voor een fietsenmaker is ervaring en behendigheid ook erg belangrijk. Omdat een fiets minder complex is dan bijvoorbeeld een auto, scoort deze lager. Zoals net al is genoemd, heeft een automonteur veel kennis nodig, omdat een auto erg moeilijk in elkaar zit en veel onderdelen bevat. Wanneer een auto kapot is, kan dit aan veel verschillende dingen liggen. Daarom valt de autogarage in de categorie -‐-‐. Een houtbewerkingsbedrijf heeft relatief veel kennis nodig. Men moet weten hoe hout gedroogd wordt, welke lak gebruikt moet worden en hoe om te gaan met de machines en apparatuur. Echter is het hout bewerken niet erg kennisintensief, dit is meer een kwestie van smaak en behendigheid. Voor een slachterij is ook relatief veel kennis nodig. Men moet precies weten welke delen van het dier verwijderd moeten worden en welke delen moeten blijven. Ook moet men vlees kunnen herkennen wat niet van voldoende kwaliteit is, bijvoorbeeld dat van zieke dieren. Daarnaast moet er kennis zijn van de verdovingen en de wijze van slachting. Een loodgieter heeft redelijk veel kennis nodig voor de reparaties die hij verricht. Het is noodzakelijk dat hij precies weet hoe de waterleidingen, riolering en verwarmingsinstallaties werken. Omdat deze veel op elkaar lijken en er weinig verschillende problemen voorkomen – verstopping en gesprongen buis – is dit beroep niet zeer kennisintensief en valt het dus in de categorie -‐. Om een café te runnen is weinig kennis nodig. Enige kennis van dranken is een pre. Het is wel belangrijk inzicht te krijgen in de wensen van de klant in deze sector. Voor een brasserie is weinig kennis nodig, maar meer dan voor een café. Daarom valt deze in de categorie +. Men moet eten kunnen bereiden, dus moet verschillende recepten kennen en weten op welke manier bepaald voedsel bewaard moet blijven. Hetzelfde geldt voor een restaurant, alleen zal deze nog meer recepten moeten kennen en meer verschillende producten gebruiken. Een hotel runnen is redelijk kennisintensief. Er moet dezelfde kennis zijn als voor een brasserie en hotel, omdat er eten wordt opgediend. Daarnaast moet een hoteleigenaar klein onderhoud kunnen verrichten en een en ander weten over toeristische attracties in de regio. Een toeristisch resort is een onderneming die veel kennis vereist. Als de eigenaar een opleiding (eco)toerisme heeft, is dit een groot voordeel. In principe is er dezelfde kennis nodig als een hotel,
69
alleen omdat een resort slechts toeristen trekt, wordt verwacht dat deze meer weet over het toerisme in de regio. Een resort kan zelf ook tours aanbieden. Een reisbureau is een redelijk kennisintensieve onderneming. Net zoals het toeristisch resort moet een reisbureau over kennis beschikken voor toeristen, alleen voor het reisbureau is dit de hoofdtaak. Zij moeten over veel informatie beschikken, zoals de verschillende tours, reisgidsen, vervoerswijzen en overige attracties.
D.3
Verwachte vraag
Voor de verwachte vraag is er een enquête afgenomen met de lokale bevolking in Marowijne. In deze enquête werden er vragen gesteld met betrekking tot ondernemingsplannen, productgebruik, afname van diensten en ondernemingen die gemist worden of verbeterd kunnen worden. Er zijn tijdens het afnemen van deze enquête een aantal beperkingen ontstaan. Zo had een groot deel van de bevolking problemen met het invullen van de enquête omdat deze in het Nederlands was. Het vertalen van de enquête in het Alcaans(de lokale taal) was geen optie, aangezien dit een gesproken taal is en veel inwoners dit ook niet kunnen lezen. Dit heeft tot gevolg dat er maar 28 respondenten zijn en de geënquêteerden niet representatief zijn voor de bevolking van Marowijne, over het algemeen zijn de mensen met een opleiding geënqueteerd. Deze keuze is echter gemaakt de overige resultaten wel betrouwbaarder te laten zijn, omdat het begrip van de enquête verhoogd is. Verder is er om het begrip te verhogen gekozen voor een korte enquête met weinig tekst. Het doel van de enquête werd ter plekke uitgelegd. De antwoorden die uit de enquêtes kwamen waren niet altijd volgens de voorgestelde vorm. Bij bepaalde vragen moest er een top vijf van favoriete producten gemaakt worden, waarbij 1 bijvoorbeeld het meest gebruikte product was en 5 het minst gebruikte product onder de favorieten. Sommige respondenten nummerden hun antwoorden niet, daarom is er aangenomen dat elk product even vaak gebruikt werd en dus een gelijke score krijgt. Ook werden er af en toe meer antwoorden aangekruist dan het aangegeven maximum, in die gevallen is er gekozen om het totaal aantal uit te delen punten te delen door het aantal gegeven antwoorden. De resultaat van die deling resulteerde in de score voor elk antwoord. Representativiteit Om de representativiteit van de steekproef na te gaan moeten er een aantal toetsen worden uitgevoerd bij algemene informatie. Als deze representatief blijkt te zijn, is de informatie die uit de enquête resulteert betrouwbaarder. Voor deze steekproef is gekozen om de representativiteit van de het geslacht en het opleidingsniveau te testen. Om de representativiteit van het geslacht te testen is er voor de controlegroep gebruik gemaakt van de volkstelling van 2004 door het Algemeen Bureau voor de Statistiek. De resultaten uit de twee datasets worden vergeleken door een t-‐toets te gebruiken. Hieronder staat het resultaat van de t-‐ toets van het geslacht. Tabel 6: gemiddelden en standaarddeviaties van de twee groepen One-‐Sample Statistics
N
Mean
Std. Deviation
Std. Error Mean
70
enquête
2
volkstelling
2
a
14,00 ,000 8320,00
,000 24,042
17,000
a. t cannot be computed because the standard deviation is 0. Tabel 7: t-‐toets van de bevolkingsgrootte One-‐Sample Test
Test Value = 0
95% Confidence Interval of the Difference
volkstelling
t
df
Sig. (2-‐tailed)
489,412
Mean Difference
1 ,001
Lower
8320,000
Upper
8103,99
8536,01
Zoals blijkt uit tabel 3 is er bij de enquête een gelijk aantal mannen als vrouwen ondervraagd(beiden 14, zie het gemiddelde en de standaarddeviatie van 0). Bij de volkstelling werden er 16642 mensen geteld, waarvan 8303 man en 8337 vrouw. Met de t-‐toets wordt nagegaan of het relatieve verschil tussen deze twee groepen significant is. Concreet gezegd: de toets gaat na of de samenstelling van de steekproef dusdanig anders is dan die van de volkstelling dat de resultaten minder betrouwbaarder worden. Als de significantiewaarde hoger is dan 0,05 oftewel 5% kan er gesteld worden dat de kans dat dit verschil niet op toeval berust groter is dan 5% en wordt de steekproef als minder betrouwbaar beschouwd. In dit geval is de significantie 0,001. Dit geeft aan de de kans dat het verschil toevallig is ontstaan 99,9% is. Op basis van geslacht is de steekproef dus betrouwbaar. Nu de gedeeltelijke representativiteit van de steekproef is aangetoond, kan er relevante informatie uit de enquête gehaald worden. Er wordt voor elk product of dienst nagegaan wat de huidige vraag is en wat de vraag is van mogelijke nieuwe diensten. De ondervraagden hebben verschillende producten en diensten scores gegeven. Aan de hand van de totale som van de scores kan er nagegaan worden hoe groot de markt is voor dat product of die dienst. Hoe hoger de som, hoe groter de marktvraag. In Tabel 8: Frequentie, gemiddelde en som van de business opportunities staat de totaalscore voor elke business opportunity genoemd onder de kolom ‘Sum’. Tabel 8: Frequentie, gemiddelde en som van de business opportunities Descriptive Statistics
N
Minimum
Maximum
Sum
Mean
Std. Deviation
broodgebruik
28 ,00
5,00
94,06
3,3593
1,35244
kipgebruik
28 ,00
4,00
43,06
1,5379
1,38965
groentegebruik
28 ,00
5,00
75,31
2,6896
1,48749
visgebruik
28 ,00
5,00
48,56
1,7343
1,46431
vleesgebruik
28 ,00
3,00
13,03 ,4654
fruitgebruik
28 ,00
3,00
30,81
sapgebruik
28 ,00
3,00
23,31 ,8325
bloemgebruik
28 ,00
3,00
10,53 ,3761
,96369
1,1004
1,27868 1,13679 ,79182
71
medicijngebruik
28 ,00
3,00
16,50 ,5893
1,02209
kledinggebruik
28 ,00
5,00
25,67 ,9168
1,40019
boekgebruik
28 ,00
4,00
18,28 ,6529
1,20211
melkgebruik
28 ,00
2,00
3,00 ,1071
,41627
eigebruik
28 ,00
4,00
4,00 ,1429
,75593
rijstgebruik
28 ,00
5,00
5,00 ,1786
,94491
d_taxi
28 ,00
5,00
65,50
d_klus
28 ,00
4,00
19,50 ,6964
1,28625
d_kapper
28 ,00
5,00
50,50
1,79680
d_awas
28 ,00
5,00
20,50 ,7321
1,48125
d_rest
28 ,00
4,00
26,50 ,9464
1,48036
d_fiets
28 ,00
4,00
7,00 ,2500
d_amont
28 ,00
5,00
28,00
1,0000
1,47196
d_verz
28 ,00
5,00
31,00
1,1071
1,70705
d_adv
28 ,00
2,50
2,50 ,0893
,47246
d_ziek
28 ,00
5,00
5,00 ,1786
,94491
d_prijs
28 ,00
1,00
1,00 ,0357
,18898
n_cafe
28 ,00
10,00
13,00 ,4643
1,91451
n_brass
28 ,00
7,00
12,50 ,4464
1,65182
n_icafe
28 ,00
9,00
113,45
4,0518
3,56177
n_kled
28 ,00
7,00
41,23
1,4725
2,35452
n_apo
28 ,00
10,00
147,09
5,2532
3,37736
n_drog
28 ,00
9,00
95,09
3,3961
3,63746
n_slag
28 ,00
10,00
127,72
4,5614
3,12086
n_creche
28 ,00
10,00
72,59
2,5925
3,30114
n_bieb
28 ,00
9,00
57,73
2,0618
2,97282
n_bloem
28 ,00
5,50
n_poelier
28 ,00
8,00
31,50
1,1250
2,29986
n_vis
28 ,00
7,00
57,00
2,0357
2,68027
n_garage
28 ,00
8,00
26,86 ,9593
2,43822
n_meubel
28 ,00
8,00
19,50 ,6964
1,98764
n_fietsrep
28 ,00
n_sap
28 ,00
5,50
19,73 ,7046
1,76636
n_boekh
28 ,00
8,00
64,09
2,2889
3,04579
n_groente
28 ,00
9,00
59,73
2,1332
2,70614
n_bakker
28 ,00
10,00
43,00
1,5357
3,12969
,00
2,3393
1,78499
1,8036
,92796
5,50 ,1964
,00
,0000
1,03940
,00000
72
n_fruit
28 ,00
6,00
24,00 ,8571
1,93342
n_adv
28 ,00
7,86
27,59 ,9854
2,14939
n_verz
28 ,00
7,86
30,09
2,20552
n_was
28 ,00
n_kapper
28 ,00
n_autowas
28 ,00
n_bouw
28 ,00
5,50
14,00 ,5000
1,52145
n_taxi
28 ,00
7,86
25,36 ,9057
2,19900
n_transp
28 ,00
10,00
12,00 ,4286
1,91347
n_uitz
28 ,00
9,00
72,09
2,89678
n_lood
28 ,00
n_rest
28 ,00
7,86
n_resort
28 ,00
10,00
n_reis
28 ,00
5,50
Valid N (listwise)
28
,00
,00 5,50
,00
,0000
,00000
13,00 ,4643 ,00
,00
1,0746
,0000
,00
1,47151 ,00000
2,5746 ,0000
,00000
14,36 ,5129
1,78123
54,00
2,98674
1,9286
10,50 ,3750
1,37857
Voordat de marktvraag bepaald kan worden, wordt er eerst een splitsing gemaakt in deze vraag naar producten en diensten. Er wordt namelijk onderscheid gemaakt tussen het huidige gebruik van het product of de dienst en de vraag naar een nieuw product of dienst. De beoordelingsschaal gaat ook hier van -‐ -‐ tot ++, waarbij -‐ -‐ een kleine vraag betekent en ++ een grote vraag. De som van broodgebruik tot en met d_prijs wordt verdubbeld, omdat daar de helft van de punten te verdienen was. De producten of diensten met een score lager dan 40 krijgen -‐-‐, -‐ staat voor een score tussen de 40 en de 80, + voor een score voor 80 tot 120 en de diensten/producten met een score hoger dan 120 krijgen ++. Sommige business opportunities staan niet specifiek in de enquête verwerkt, maar met informatie uit de enquête is er wel een resultaat te beredeneren. Tenslotte wordt er ook nog een score gegeven voor de frequenties waarmee de business opportunities genoemd zijn. Als een business opportunity minder dan 3 keer genoemd wordt krijgt deze -‐ -‐, bij een frequentie van 3 t/m 6 wordt de score -‐, bij een frequentie van 7 t/m 10 wordt de score + toegekend en bij business opportunities die meer dan 10 keer genoemd worden wordt de score voor frequenties ++. In de suggesties werd er ook een aantal keer aangegeven dat men in Marowijne nog een bank wil. Dit kwam echter niet voor in de enquête, daarom zal er in de aanbeveling gesteld worden dat dit nog verder onderzocht moet worden. Als er geen data beschikbaar is, staat dat met een X aangeduid. In tabel Tabel 9: De marktvraag naar de business opportunities zijn de resultaten te vinden. Als er afgerond moest worden bij de kolom ‘gemiddeld’, is ervoor gekozen om ++ en -‐ -‐ zwaarder te laten wegen. Als de 2 scores elkaar opheffen is er voor een ‘0’ als gemiddelde geeft een neutrale score aan. Tabel 9: De marktvraag naar de business opportunities
Business Opportunity
Huidige vraag
Som nieuwe vraag
Frequentie nieuwe vraag
Gemiddeld
73
Handel Houthandel Bloemenhandel Sapverkoper Boekhandel Groentehandelaar Fruithandelaar Bakkerij Meubelhandelaar Slagerij Kledingzaak/kleermaker Poelier Vishandel Apotheek Drogisterij Landbouw en veeteelt Verbouwen van groente Verbouwen van fruit Bloemkwekerij Runderboerderij Kippenfokkerij Visserij Dienstverlening Advocatenkantoor Verzekeringsmaatschappij Internetcafé Crèche Uitzendbureau Wasserette Persoonsvervoer Goederentransport Kapper Autowasserij Bibliotheek Industrie/technisch Bouwbedrijf Fietsenmaker Autogarage Houtbewerking Slachterij Loodgieter Toerisme/recreatie Café Brasserie Restaurant Hotel
X -‐-‐ -‐ -‐ ++ + ++ X -‐-‐ -‐ + ++ -‐ -‐ ++ + -‐-‐ -‐-‐ + ++ -‐-‐ + X X X X ++ X ++ X X X -‐-‐ -‐ X + -‐ X -‐ -‐ X
-‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ + -‐ -‐-‐ -‐ -‐-‐ ++ -‐ -‐ -‐ ++ ++ -‐ -‐-‐ -‐-‐ ++ -‐ -‐ -‐-‐ -‐ ++ + + -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ ++ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐
-‐ -‐-‐ -‐ ++ ++ -‐ -‐ -‐ ++ + -‐ ++ ++ ++ ++ -‐ -‐-‐ ++ ++ ++ -‐ -‐ ++ + ++ -‐-‐ -‐ -‐-‐ -‐ -‐-‐ + -‐ -‐-‐ -‐ -‐ ++ -‐-‐ -‐ -‐-‐ -‐ ++
-‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ + + -‐ 0 -‐-‐ + -‐ -‐ + + + + -‐ -‐-‐ + + + -‐-‐ -‐ ++ + ++ -‐-‐ -‐ -‐-‐ -‐ -‐-‐ 0 -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ ++ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ + 74
Toeristisch resort Reisbureau D.4
X X
-‐ -‐-‐
++ -‐-‐
+ -‐-‐
Benodigde investering
Er is een schatting gemaakt van de grond-‐, bouw-‐, inrichtings-‐ en verzekeringskosten. Deze worden per business opportunity uitgedrukt in een -‐-‐, -‐, + en ++. Wanneer de kosten zeer hoog zijn, wordt er een -‐-‐ genoteerd, als de kosten laag zijn zal er ++ staan. De score wordt per business opportunity toegelicht. Aan de grond-‐, bouw-‐ en inrichtingskosten zijn scores toegekend met behulp van logisch verstand. Ondernemingen die meer grond nodig hebben scoren op grondkosten slechter dan ondernemingen die weinig grond nodig hebben. Bedrijven waar geen of kleine gebouwen voor nodig zijn, scoren beter dan bedrijven die grote panden nodig hebben en een onderneming die veel geavanceerde apparatuur moet hebben, zal slechter scoren op de inrichtingskosten. De vergunning-‐ en verzekeringskosten zijn bepaald met behulp van de districtscommissaris, zie interview A10 met Dhr. Sondrejoe. Daarnaast is gebruik gemaakt van een verslag van de rekenkamer van Suriname, genaamd Vademecum voor Districtscommissarissen. Hiervoor is gekeken naar hoofdstuk 6 over het vergunningenbeleid. Wanneer het verlenen van een bepaald soort vergunning moeizaam is, zal deze slechter scoren op de vergunningskosten. Als een onderneming over meer geavanceerde apparatuur beschikt, worden de verzekeringskosten hoger. Een korte omschrijving per business opportunity volgt hier onder. Tabel 10: Benodigde investeringskosten
Business Opportunity Handel Houthandel Bloemenhandel Sapverkoper Boekhandel Groentehandelaar Fruithandelaar Bakkerij Meubelhandelaar Slagerij Kledingzaak/kleermaker Poelier Vishandel Apotheek Drogisterij Landbouw en veeteelt Verbouwen van groente Verbouwen van fruit Bloemkwekerij Runderboerderij
Grond-‐ kosten -‐ + -‐ + + + -‐ + + + -‐ -‐ + + -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐
Bouw-‐ kosten -‐-‐ -‐ -‐ + + + -‐ + + + -‐ -‐ + + + + + -‐
Inrichtings -‐kosten ++ ++ -‐ + -‐ -‐ -‐ + -‐ + -‐ -‐ + + -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ +
Vergunnin gen e.d. + -‐ -‐ + ++ ++ -‐ -‐ -‐ + -‐ + -‐-‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Gemiddeld 0 + -‐ + ++ ++ -‐ + 0 + -‐ -‐ + + -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐-‐ 75
Kippenfokkerij Visserij Dienstverlening Advocatenkantoor Verzekeringsmaatschappij Internetcafé Crèche Uitzendbureau Wasserette Persoonsvervoer Goederentransport Kapper Autowasserij Bibliotheek Industrie/technisch Bouwbedrijf Fietsenmaker Autogarage Houtbewerking Slachterij Loodgieter Toerisme/recreatie Café Brasserie Restaurant Hotel Toeristisch resort Reisbureau
-‐ + + + + + + + ++ ++ + + -‐ -‐ + + -‐-‐ -‐ ++ + + + -‐ -‐-‐ +
+ + + + + + + + ++ ++ + ++ -‐ -‐ + + -‐-‐ -‐ ++ + + + -‐ -‐-‐ +
+ -‐-‐ -‐ -‐ -‐-‐ + -‐ -‐ -‐-‐ -‐-‐ + ++ + -‐-‐ + + -‐-‐ + + -‐ -‐ -‐ -‐-‐ -‐-‐ -‐
-‐ -‐-‐ -‐ -‐ -‐ ++ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ ++ + -‐ + + -‐-‐ -‐ + + + + -‐ -‐-‐ +
0 -‐ 0 0 -‐ ++ 0 0 + + + ++ 0 -‐-‐ + + -‐-‐ -‐ ++ + + + -‐-‐ -‐-‐ +
Voor een houthandel zijn de grondkosten redelijk hoog. Er moet plaats zijn voor opslag, maar daarnaast is er geen groot land vereist. Wel moet er voldoende opslagruimte zijn, omdat bomen grote producten zijn. Er is sprake van een groot gebouw voor opslag, daarom zijn de bouwkosten hoog. De inrichtingskosten daarentegen zijn laag, omdat er geen geavanceerde apparatuur nodig is. Een houthandel is slechts een opslagplaats en daarom kan hiervoor een vergunning tamelijk gemakkelijk worden aangevraagd. Echter is hout erg vatbaar voor vuur, wat nog enigszins problemen met zich mee kan brengen. Verder is er geen apparatuur nodig – dus de verzekeringskosten zijn zeer beperkt – daarom valt de houthandel in de categorie + wat betreft de vergunning-‐ en verzekeringskosten. Voor een bloemenhandel zijn de grondkosten laag, omdat er niet veel ruimte nodig is voor bloemenopslag want bloemen zijn relatief kleine producten. De bouwkosten zijn redelijk hoog, er zal namelijk een opslagruimte gebouwd moeten worden. Deze is weliswaar voor bloemenopslag niet zeer groot. De inrichtingskosten zijn zeer laag, omdat er geen apparatuur vereist is voor opslag. Een bloemenhandel zal een vergunning aan moeten vragen bij het ministerie van LVV, hierdoor zal dit langer duren dan gemiddeld. De verzekeringskosten zijn beperkt, maar er is toch verschillende
76
apparatuur nodig die verzekerd moet worden, zoals het koelingsysteem en het irrigatiesysteem. Hierdoor valt de bloemhandel in de categorie -‐. De grondkosten voor een sapverkoper zijn tamelijk hoog. Er is een fabriek nodig die het fruit perst tot sappen, hiervoor is ruimte nodig. Omdat fruit een relatief klein product is, zal er niet heel veel oppervlak nodig zijn voor opslag en dergelijke. De bouwkosten zijn ook redelijk hoog, omdat er niet alleen opslag maar ook een fabriek moet worden gebouwd. De inrichtingskosten zijn ook redelijk hoog, er is namelijk apparatuur nodig op het fruit te persen. Deze apparatuur is echter niet heel geavanceerd, dus de inrichtingskosten zijn niet zeer hoog. Daardoor zijn ook de verzekeringskosten beperkt, maar omdat er toch sappersers en dergelijke nodig zijn, niet beperkt. Een bedrijf wat zich bezighoud met de verwerking van fruit moet volgens het Besluit Vergunningplichtige Bedrijven en Beroepen de vergunning aanvragen bij het ministerie van Handel en Industrie. Dit neemt meer tijd in beslag dan bij de DC. Bij een boekhandel is ruimte nodig voor de opslag van artikelen, maar omdat een deel van de producten in de winkel ligt en boeken en kantoorartikelen niet veel ruimte in beslag nemen, zijn de grondkosten laag. Toch zijn deze niet zeer laag, omdat er wel bepaalde opslagruimte vereist is. De bouwkosten zijn ook laag, omdat een boekhandel niet groot hoeft te zijn. Ook de inrichtingskosten zijn laag, maar omdat het er voor klanten toch aantrekkelijk uit moet zien, zijn de inrichtingskosten niet zeer laag. Voor een boekhandel is een winkelvergunning nodig, dit kan de DC zelf afgeven, dus dit is relatief gemakkelijk te verkrijgen. De verzekeringskosten zijn relatief laag, er hoeven namelijk geen machines of andere apparatuur verzekerd te worden. Voor de groente-‐ en fruithandelaar zijn de grondkosten redelijk laag. Er is een kleine opslag nodig, maar omdat zowel groente als fruit kleine producten zijn, hoeft deze opslagruimte niet zeer groot te zijn. Ook de bouwkosten zijn laag. Er is, net zoals bij de boekhandel, een kleine opslagruimte nodig. Daarentegen zijn de inrichtingskosten redelijk hoog. Met de tropische temperaturen is een koelingsysteem vereist. Echter is er geen geavanceerde apparatuur nodig, dus zijn de kosten niet zeer hoog. Groente-‐ en fruithandelaren kunnen gemakkelijk aan een vergunning komen, omdat de DC deze zelf verleend. Omdat zij de groenten en het fruit niet zelf verbouwen, maar slechts inkopen en verkopen, hoeven zij geen vergunning bij het LVV aan te vragen. Er is geen sprake van stank-‐ en geluidsoverlast of van gevaar voor brand. De verzekeringskosten zijn minimaal, omdat er geen kostbare apparatuur wordt gebruikt. De grondkosten zijn voor een bakkerij relatief hoog. Er is grond nodig voor de fabriek en voor de opslag. De bouwkosten zijn ook tamelijk hoog, omdat er zowel een fabriek als een opslagruimte gebouwd moet worden. De inrichtingskosten zijn ook tamelijk hoog, omdat er bijvoorbeeld ovens nodig zijn. Een bakker kan redelijk gemakkelijk een vergunning aanvragen, omdat de DC bevoegd is deze vergunning te verlenen, dus er geen andere ministeries ingeschakeld hoeven te worden. Wel zal een bakker redelijk goed verzekerd moeten zijn, omdat deze beschikt over – kostbare – ovens en andere apparatuur. Hierdoor komt de bakkerij in de categorie -‐. Voor een meubelhandelaar zijn zowel de grondkosten als de bouwkosten laag. Een meubelhandelaar koopt alleen meubels in en verkoopt deze vervolgens. Er is dus ruimte nodig voor een kleine opslag. De inrichtingskosten zijn redelijk laag, hoewel de winkel er wel aantrekkelijk uit moet zien voor klanten. Een meubelhandelaar heeft een winkeliersvergunning nodig, hij koopt slechts meubels in en
77
verkoopt deze weer. Ook zal de meubelhandelaar een goede verzekering moeten afsluiten voor de meubels. Een slagerij heeft lage grondkosten en bouwkosten. Er is alleen ruimte nodig om het verse vlees nog eventueel te snijden of kruiden en natuurlijk ruimte voor de winkel zelf. De inrichtingskosten zijn relatief hoog, er is geen geavanceerde apparatuur nodig, maar voldoende messen en een goed koelingsysteem zijn wel vereist. Een slagerij moet de vergunning aanvragen bij het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij, omdat hij met rauw vlees werkt. De apparatuur die hij gebruikt is niet erg kostbaar, dus een dure verzekering is niet nodig. Een kledingzaak heeft relatief lage grond-‐ en bouwkosten. Er is geen groot oppervlak nodig, omdat er alleen kleding wordt ingekocht en verkocht. Ook de inrichtingskosten zijn laag, omdat er alleen kosten gaan naar een aantrekkelijke uitstraling van de winkel. Mocht er ook een kleermaker zijn, lopen de inrichtingskosten op, omdat er onder andere een naaimachine aangeschaft moet worden. Echter zijn deze kosten dermate laag dat de inrichtingskosten nog steeds lage blijven, maar niet zeer laag. Een kledingzaak heeft een winkeliersvergunning nodig en eventueel een vergunning tot kleermaker, deze worden beide door de DC verleend. De verzekeringskosten zijn beperkt, omdat er geen geavanceerde apparatuur wordt gebruikt. Een poelier heeft tamelijk hoge grond-‐ en bouwkosten. Er is fabrieksruimte nodig waarin het vlees van de kip wordt gehaald. Daarnaast is er ruimte nodig om het vlees te snijden en eventueel kruiden. De inrichtingskosten zijn dan ook redelijk hoog. Er is namelijk een koelingsysteem nodig en natuurlijk voldoende messen om de kip te snijden. Voor een vishandel geldt hetzelfde. Voor een poelier en een vishandel geldt wat betreft de vergunning en verzekeringskosten hetzelfde als voor de slagerij. Voor zowel een apotheek als een drogisterij geldt dat zij relatief lage grond-‐, bouw-‐ en inrichtingskosten hebben. Er is weinig grond nodig en een klein gebouw omdat er slechts een winkel is en een kleine opslagruimte, omdat medicijnen en drogisterijartikelen niet veel ruimte in beslag nemen. Ook de inrichtingskosten zijn laag. Er gaat alleen een bedrag naar de inrichting van de winkel om het aantrekkelijker te maken en eventueel een klein koelingsysteem. Voor een apotheek is het moeilijk om aan een vergunning te komen, er is namelijk een ministeriele vergunning nodig van het ministerie van Handel en Industrie. Ook zal een apotheek goed verzekerd moeten zijn, omdat farmaceutische producten kostbaar zijn en het gevoelig is voor diefstal, daarom valt de apotheek in de categorie -‐-‐. Voor een drogisterij gaat dit ook op, alleen in mindere mate, maar ook een drogist moet een ministeriele vergunning aanvragen. Alleen de verzekeringskosten zullen lager zijn. Het verbouwen van groente en fruit brengt zeer hoge grondkosten met zich mee. Er is veel land nodig om verschillende soorten groente en fruit te verbouwen. De bouwkosten daarentegen zijn relatief laag, er is alleen een kleine opslagruimte nodig voordat de producten worden doorverkocht. De inrichtingskosten zijn ook zeer hoog. Er is namelijk een landbouwkas en irrigatiesysteem nodig, dit brengt hoge kosten met zich mee. Hetzelfde geld voor een bloemkwekerij. Bloemen zijn net zoals groente en fruit zeer afhankelijk van het weer, daarom zijn goede kassen een vereiste. Voor het verbouwen van groente en fruit moet de boer een vergunning aanvragen bij het ministerie van LVV. Dit kost gemiddeld meer tijd, geld en moeite dan een vergunning bij de DC. Echter hebben de boeren geen dure verzekering nodig, omdat een kas niet valt onder geavanceerde technische apparatuur. Deze wordt na bepaalde periode afgeschreven.
78
Voor een runderboerderij is een groot oppervlakte land nodig, waarop de koeien kunnen lopen. De grondkosten zijn dan ook zeer hoog. Ook is er een schuur nodig, waarin de koeien gemolken kunnen worden. Hierdoor lopen de bouwkosten op. Echter is hier geen geavanceerde apparatuur voor nodig, dus zijn de inrichtingskosten relatief laag. Voor een runderboerderij geldt hetzelfde als voor de groente-‐ en fruitboer. Ook hij moet de vergunning bij het ministerie van LVV aanvragen en de verzekeringskosten zijn laag, omdat hij slechts een stal nodig heeft. Voor een kippenfokkerij is minder land nodig dan voor het houden van runderen, omdat kippen veel kleiner zijn. Daarom zijn de grondkosten niet zeer hoog, maar nog steeds aan de hoge kant. De bouwkosten zijn relatief laag, omdat er geen grote opslagruimte nodig is. De inrichtingskosten zijn laag, omdat er alleen een aantal kippenhokken gebouwd moeten worden. Deze kunnen van hout en gaas gemaakt worden, wat goedkope producten zijn. Wat betreft verzekeringen en vergunningen geldt voor de kippenfokkerij hetzelfde als voor de runderboerderij. Een visserij heeft lage grondkosten. Er kan gevist worden op verschillende rivieren zoals de Cottica-‐ en Marowijnerivier. Wel is er ruimte nodig voor de opslag van boten, hengels en reeds gevangen vis. De bouwkosten zijn minimaal, omdat er alleen deze kleine opslagruimte nodig is. De inrichtingskosten zijn daarentegen wel hoog. Er zijn boten en hengels nodig en daarnaast is er een koelingsysteem nodig om de gevangen vis te bewaren. Een visserij heeft dezelfde vergunning nodig als een kippenfokker en een runderboer, alleen heeft de visser een hogere verzekering. Hij beschikt namelijk over boten en hengels, welke verzekerd moeten worden. De grond-‐ en bouwkosten voor een advocatenkantoor en een verzekeringsmaatschappij zijn relatief laag. Er is slechts kantoorruimte nodig. De inrichtingskosten zijn redelijk hoog. Er zijn bureaus nodig en goede stoelen, omdat er de hele dag aan wordt gewerkt. Daarnaast is er een ontvangstruimte nodig voor de klanten en moeten de werknemers voorzien worden van computers. Een advocatenkantoor en verzekeringsmaatschappij hebben een vergunning van de minister van Handel en Industrie nodig, wat tijdrovender en kostbaarder is dan een vergunning van de DC. De verzekeringskosten zijn niet hoog, er staan wellicht een aantal computers. Deze twee ondernemingen vallen beide in de categorie -‐. Ook in een internetcafé zijn de grond-‐ en bouwkosten laag, omdat er slechts een ruimte nodig is om mensen in te ontvangen. Echter zijn de inrichtingskosten zeer hoog. Er zijn meerdere computers nodig, minstens één printer, scanner en kopieerapparaat, meerdere stoelen en bureaus en een internetaansluiting. Een internetcafé heeft momenteel geen vergunning nodig, er is dus wat dat betreft een lage barrière om een dergelijke onderneming op te zetten. Wat erg voordelig is. Echter heeft een internetcafé wel een goede verzekering nodig, omdat het zeer diefstalgevoelig is aangezien iedereen weet dat er veel computers staan. Een crèche heeft lage grond-‐, bouw-‐ en inrichtingskosten. Voor een crèche is een redelijk klein oppervlak nodig en geen groot gebouw. Ook de inrichtingskosten zijn laag, er zal een en ander nodig moeten zijn om kinderen te vermaken. Zoals boeken en speelgoed, maar dit zijn lage uitgaven. Een crèche heeft geen vergunning nodig, dit is erg voordelig. De verzekeringskosten zijn laag, omdat er geen gebruik wordt gemaakt van technologische apparatuur.
79
Een uitzendbureau brengt ongeveer dezelfde kosten met zich mee als een advocatenkantoor en een verzekeringsmaatschappij. Ook wat betreft de vergunning en de verzekeringskosten geldt hetzelfde als de twee bovenstaande ondernemingen. Een wasserette heeft relatief lage grond-‐ en bouwkosten, omdat het weinig ruimte nodig heeft. Wel zijn de inrichtingskosten redelijk hoog. Er zijn een aantal wasmachines nodig en minstens één droger. Dit brengt relatief veel kosten met zich mee. Een wasserette kan de vergunning bij de DC aanvragen, wat niet veel tijd en moeite kost. De verzekering voor een wasserette is wel tamelijk kostbaar, omdat de wasmachines verzekerd moeten worden tegen diefstal en technische mankementen. Voor een taxi-‐ of busbedrijf zijn zowel de grondkosten als de bouwkosten minimaal. Wanneer chauffeurs de auto of bus thuis bewaren, zijn er totaal geen kosten. Anders zou er een kleine parkeerplaats moeten komen, maar de kosten blijven zeer beperkt. De inrichtingskosten zijn daarentegen wel zeer hoog. Er moeten namelijk verschillende auto’s of bussen aangeschaft worden, iets wat veel kosten met zich meebrengt. Hetzelfde geldt voor een bedrijf in goederentransport. De producten worden bij de product opgehaald en vervolgens bij de handelaar afgezet, er is dus geen ruimte nodig voor opslag. Een taxi-‐ of busbedrijf heeft geen vergunning nodig, dus scoort in dat opzicht goed. Echter heeft deze wel een goede verzekering nodig, omdat de eigenaar verplicht is de auto of bus te verzekeren. Omdat deze verzekeringen dermate hoog zijn, valt het taxi-‐ of busbedrijf in de categorie -‐. Voor goederentransport geldt hetzelfde. Een kapperszaak heeft niet veel ruimte nodig, dus zijn de grond-‐ en bouwkosten beide laag. Ook de inrichtingskosten zijn niet hoog, omdat er alleen scharen en haarverzorgingsproducten nodig zijn. Dit zijn geen kostbare producten. Een vergunning voor een kapsalon aanvragen verloopt relatief moeizaam, er is namelijk een gezondheidsverklaring vereist. Deze wordt via de DC verleend, maar er zijn verschillende controles nodig die veel tijd in beslag nemen. De verzekeringskosten van de kapsalon zijn beperkt, omdat er weinig kostbare apparatuur aanwezig is. Voor een autowasserij is weinig ruimte nodig. Er moet in ieder geval één auto kunnen staan die op dat moment schoongemaakt wordt en daarnaast nog plaats voor wachtende klanten. De grondkosten zijn daarom redelijk laag. De bouwkosten zijn minimaal. Er zou een afdakje gebouwd kunnen worden om onder schoon te maken wanneer het regent. Daarnaast zou er nog een kleine cafetariaruimte gebouwd kunnen worden. Ook de inrichtingskosten zijn zeer laag. Er zullen schoonmaakmiddelen en borstels aangeschaft moeten worden, maar verder is niets vereist. Mocht er een cafetaria gebouwd worden, is een aantrekkelijke inrichting voor de consument van belang. Voor een autowasserij hoeft geen vergunning aangevraagd te worden. De verzekeringskosten zijn zeer laag, omdat er geen geavanceerde apparatuur vereist is. Een bibliotheek is vaak tamelijk groot, omdat er voldoende aanbod moet zijn. Daarom zijn de grond-‐ en bouwkosten voor een bibliotheek tamelijk hoog. De inrichtingskosten zijn relatief laag. Er zullen wel veel kasten gebouwd moeten worden, maar er zijn geen machines of andere geavanceerde apparatuur vereist. Voor een bibliotheek geldt wat betreft de vergunning en de verzekeringskosten hetzelfde als voor een boekhandel. Een bouwbedrijf heeft ruimte nodig voor de opslag van materialen. Bouwmaterialen zijn relatief grote producten, dus zal er een grote opslagruimte vereist zijn, wat de grondkosten redelijk hoog maakt. Ook de bouwkosten zijn relatief hoog, omdat de materialen niet buiten kunnen staan, maar in
80
een overdekte ruimte. De inrichtingskosten zijn zeer hoog. Voor een bouwbedrijf zijn in ieder geval een hijskraan, graafmachine en cementmixer noodzakelijk. Deze bouwmachines zijn kostbaar. Een aannemer heeft geen vergunning nodig, wat erg voordelig is. Echter zijn de verzekeringskosten van een bouwbedrijf wel zeer hoog. Alle apparatuur, zoals hijskranen en graafmachines, moet verzekerd worden. Een fietsenmaker neemt relatief weinig ruimte in beslag. Er is een kleine opslagplaats nodig en een ruimte waarin fietsen gerepareerd worden. De grond-‐ en bouwkosten zijn dan ook redelijk laag. De inrichtingskosten zijn ook tamelijk laag. Er is gereedschap nodig waarmee de fiets gemaakt kan worden, maar dit zijn geen kostbare producten. Een fietsenmaker heeft een vergunning nodig van de DC en kan gezien worden als monteur, bij welke vergunningen altijd snel verlopen. Daarnaast hoeft een fietsenmaker weinig te verzekeren, hij maakt namelijk geen gebruik van kostbare apparatuur. Voor een autogarage geldt hetzelfde als voor de fietsenmaker. Wellicht is het gereedschap van de automonteur kostbaarder, maar dit is verwaarloosbaar klein. Een houtbewerkingbedrijf heeft zeer hoge investeringskosten. Er is veel ruimte nodig voor opslag, droogruimte en fabriek. Dit zorgt ook voor hoge bouwkosten. Daarnaast is er veel geavanceerde apparatuur nodig, bijvoorbeeld droogkamers en snijmachines om het hout te bewerken. Voor een houtbewerkingbedrijf verloopt de vergunningaanvraag vaak moeizaam. Een dergelijke onderneming veroorzaakt namelijk veel stof in de lucht en zorgt ook voor geluidsoverlast. Dit neemt vaak veel tijd in beslag. Daarnaast zullen alle snijmachines goed verzekerd moeten worden, omdat deze kostbaar zijn. Voor een slachterij zijn de grond-‐ en bouwkosten redelijk hoog. Er is voldoende ruimte nodig om het vee voor de slachting te stallen. Daarnaast moet er een ruimte zijn waar het slachten plaatsvindt en nog een opslagruimte voor het vlees. De inrichtingskosten zijn relatief hoog. Er zijn gereedschappen nodig om de dieren te slachten, zoals messen en dergelijke. Daarnaast is er voldoende koelingruimte nodig, er zullen dus verschillende koelkasten en vrieskisten aangeschaft moeten worden voor deze grote stukken vlees. Een slachterij moet bij het ministerie van LVV een vergunning aanvragen, omdat deze bezig is met nog levende dieren. De verzekeringskosten zijn beperkt, omdat er geen gebruik wordt gemaakt van kostbare of diefstalgevoelige apparatuur. Een loodgieter heeft geen grond-‐ en bouwkosten, hij werkt namelijk buitenshuis. Daarnaast zijn de inrichtingskosten relatief laag. De loodgieter heeft alleen gereedschap nodig, zoals tangen en sleutels. Een loodgieter is, net zoals de fietsenmaker, een monteur. Deze verkrijgen gemakkelijk een vergunning van de DC. Bij een loodgieter is ook geen sprake van hoge verzekeringskosten, omdat hij slechts zijn gereedschap gebruikt. Een café, brasserie en restaurant hebben relatief lage grond-‐ en bouwkosten. De ruimte die een horecagelegenheid inneemt is beperkt. Er moet voldoende ruimte zijn voor tafels en stoelen, maar er zijn geen grote opslagruimtes nodig. De inrichtingskosten zijn relatief hoog. Er is een bar nodig, tafels en stoelen, en het eten en drinken moet gekoeld worden bewaard. In de brasserie en het restaurant is ook een keuken nodig. De vergunning voor horecagelegenheden is relatief gemakkelijk te verkrijgen, deze wordt namelijk verleend door de DC. Echter moet er wel een hygiëneverklaring zijn en een vergunning voor het schenken van alcohol. Wanneer een afhaalrestaurant een terras wil maken en de klanten wil gaan bedienen, moet hier ook een aparte vergunning voor worden aangevraagd. De verzekeringskosten van deze ondernemingen zijn beperkt, omdat zij geen kostbare
81
apparatuur gebruiken. Echter zijn horecagelegenheden wel diefstalgevoelig, dus is enige verzekering vereist. Voor een hotel zijn de grond-‐ en bouwkosten relatief hoog. Al voor een klein hotel – stel 5 kamers – is redelijk veel ruimte nodig. Voor de kamers, de douche en toilet, de keuken, een opslagruimte en de lobby. Dit maakt dat de bouwkosten ook relatief hoog zijn. De inrichtingskosten zijn zeer hoog, omdat de keuken en verschillende badkamers ingericht moeten worden. Een hotel heeft, in tegenstelling tot de andere horecagelegenheden, meer vergunningen nodig. Dit verloopt meestal wat moeizamer, omdat de vergunning aangevraagd moet worden bij het ministerie van Handel en Industrie. De verzekeringskosten zullen niet veel hoger zijn dan voor een café, brasserie of restaurant. Een toeristisch resort heeft nog hogere investeringskosten dan een hotel. Er is meer ruimte nodig omdat er over het algemeen meer luxe wordt aangeboden, zoals een zwembad en/of jacuzzi. Door deze extra faciliteiten vallen zowel de grond-‐, bouw-‐ als inrichtingskosten in de hoogste categorie, namelijk -‐-‐. Een toeristisch resort heeft net zoals een hotel verschillende vergunningen nodig, met name met betrekking tot hygiëne. Ook deze onderneming moet de vergunning aanvragen bij het ministerie van Handel en Industrie. De verzekeringskosten voor een toeristisch resort zullen hoger liggen, omdat een resort meer extra faciliteiten heeft dan een hotel. Zo kan een resort over een zwembad beschikken, welke verzekerd moet worden tegen schade. Voor een reisbureau zijn de grond-‐ en bouwkosten relatief laag. Er is alleen een ruimte nodig waar toeristen ontvangen kunnen worden. Dit hoeft niet groot te zijn en een opslagruimte is niet nodig. De inrichtingskosten zijn wel relatief hoog, omdat het er voor toeristen aantrekkelijk uit moet zijn. Daarnaast zijn tafels, stoelen en een computer vereist. Ook zullen er voldoende boeken en folders uitgestald moeten kunnen worden. Een reisbureau kan de vergunning aanvragen bij de DC. Vergunning voor toerisme verlopen niet altijd even gemakkelijk, dit kan dan ook enige tijd in beslag nemen. Het reisbureau hoeft geen hoge verzekering af te sluiten, omdat er niet wordt gewerkt met kostbare apparatuur. Waarschijnlijk slechts een computer.
D.5 Vergunningenbeleid: Rekenkamer van Suriname, vademecum voor Districtscommissarissen In deze extra bijlage is kort weergegeven wat er in het vademecum voor districtscommissarissen over vergunningen beschreven staat. Onderstaand wordt het soort vergunning weergegeven met daaronder een lijst ondernemingen. De districtscommissaris verleent volgens het Reglement beheer der Districten van oudsher de volgende vergunningen: a. voor het oprichten van een inrichting waar men eetgelagen, zet-‐ en drinkgelagen van niet alcoholhoudende dranken, alcoholhoudende dranken alsmede gedistilleerd mag verstrekken. b. Voor het houden van openbare muziek-‐ en danspartijen, feesten of vermakelijkheden, tentoonstellingen, muziekuitvoeringen, kermissen en soortgelijke evenementen. c. Voor het verrichten van bepaalde werkzaamheden op zondag. d. Voor het verrichten van bepaalde werkzaamheden ten behoeve van meelvoortbrengselen gedurende de nacht. e. Tot het doen van bepaalde handelingen bij het begraven van lijken.
82
f. Voor het houden van optochten, demonstraties, staatpredicaties, geldinzamelingen. g. Voor het houden of aanbrengen van buiten de vastgestelde rooilijn uitstekende of uitspringende aanhangsels zoals balkons en luifels. h. Voor het houden van openbare vergaderingen. i. Voor het houden van loterijen tot een bedrag aan prijzen vastgesteld door de minister van Financiën. j. Voor het oprichten van inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. Voordat sommige vergunningen terzake beroeps-‐ en bedrijfsuitoefening door de minister worden verleend, verricht de DC de nodige administratieve handelingen. Enkele vergunningen die door de DC worden verleend betreffen de uitoefening van bedoepen en bedrijven van aannemers van bouw en of schilderwerken, pelmolenaar, slager en kleermaker. Deze vergunningen gelden alleen voor het betreffende district waar men het beroep of bedrijf wenst uit te oefenen. De vergunningen van de DC worden verleend voor een bepaalde plaats en voor drie jaren. Ingevolge het voormeld decreet, is aan de DC de bevoegdheid gedelegeerd om te beslissen op de verzoeken om vergunning tot uitoefening van de volgende bedrijven en beroepen: Ordenende beschikking (veleend door DC en gebonden aan een bepaalde zone. Handelsvergunningen en bedrijfsvestigingsvergunningen worden verleend door de minister van Handel en Industrie): winkel, stadhouder, uitdeuk-‐ en spuitinrichting, goud-‐ en zilversmit, barbier, kapsalon, kleermaker, schoenmaker, pelmolenaar, automonteur, benzine-‐ en pompinstallatie, bakker, reparateur van rijwielen en bromfietsen. Bij de behandeling van de vergunningsaanvragen door het voormelde ministerie is de procedure alsvolgt. De afdeling Bedrijfsvergunningen ontvangt de verzoekschriften met de opdracht deze namens de minister af te handelen. Bij de ontvangst worden de stukken geagendeerd en voorzien van een registratienummer. Vervolgens wordt het volgende onderzoek verricht indien het betreft: a. De aanvraag voor een (nieuwe) vergunning. Er wordt nagegaan of de aanvrager: 1. Het verlangde beroep of bedrijf eerder uitgeoefend heeft en voor welke periode 2. De vereiste schoolopleiding en vakkennis bezit 3. Voldoende werkkapitaal bezit om te investeren (hoe dit wordt onderzocht is onduidelijk) 4. Surinamer of ingezetene is 5. Door de investering in het bedrijf enige werkgelegenheid zal scheppen b. De aanvraag om vergunningsduur te verlengen. c. Een aanvraag ter uitbreiding van de zaak/inrichting. Ministeriele vergunning (verleend door minister van Handel en Industrie): A. standhouder, automonteur, reparateur van rijwielen en bromfietsen, accountant, belastingconsulent, handelsreiziger, makelaar, opticien, schoonheidsspecialiste, het bedrijf uitoefenen van kapper of bedrijfsvoering van kapsalons, ingenieursbureaus, advertentiebureaus, lucht-‐ en watertransport bedrijven, uitdeuk-‐ en spuitinrichtingen, drukkerijen, hotels, motels, bioscopen, touroperators, al dan niet mechanisch gedreven pompinstallaties met ondergrondse reservoirs, mengsels van andere mineralen en oliën en het verrichten van bespuitings-‐ en besproeiingswerkzaamheden door middel van vliegtuigen. B. Fabrikant van alcoholhoudende en niet-‐alcoholhoudende dranken, bedrijven voor
83
het vervaardigen van grammofoonplaten, zuurstof, acetyleen gas en vloeibare kooldioxide, gasvormige en vloeibare stikstof, triplexmeubelen, beschuit, voedingsmiddelen, cosmetica, constructie en reparatie van staal en andere metalen, confectiekleding, cement en betonproducten, bakstenen en dakpannen, bouillonblokjes en soepen, eetbare vetten en oliën, zeep, veevoer, zakken van juteweefsel, insecten-‐ en onkruidbestrijdingsmiddelen, kunstmeststoffen, plastic buizen, papier en papierwaren, karton en kartonwaren, lucifers, bedrijfsvoering tot constructie en reparatie van stalen, vervaardiging van verf en vernis, tarwebloem, tarwemeel, vleeswaren, farmaceutica, verbandstoffen, artikelen voor huishoudelijk gebruik, verlichtingsarmaturen, matrassen, schoeisel, aluminium jaloezieën, aluminium ramen en deuren, houten zaagmolens, bedrijven tot verwerking van fruit. Schriftelijke vergunning voor bovenvermelde beroepen en bedrijven kan verleend worden voor een bepaalde branche of deel van werkzaamheden van die beroepen of bedrijven. De vergunning wordt verleend door de minister van Handel en Industrie. De volgende bedrijven en beroepen werden verder in navolging van het Besluit Vergunningsplichtige Bedrijven en Beroepen vergunningplichting gesteld. Deze zijn rijscholen, pensions, fotoateliers, videoclubs, amusementsspelen, schoonmaakbedrijven, insecten-‐ en ander ongedierte bestrijdingsbedrijf, radio-‐ en televisiemonteur, uurwerkreparateur, modiste, tandtechnicus, loodgieter, blikslager, technisch installeur, vertegenwoordiger van luchtvaartbedrijven, cateringbedrijven, luchtvaartafhandelingsbedrijven, bedrijven voor onderhoud en of revisie van luchtvaartuigen, luchthavenexploitatiebedrijven, instituten voor de opleiding van luchtvaart-‐ en/of scheepvaartpersoneel, luchtreclamebedrijven, luchtfotografiebedrijven, luchtvaartuigverhuurbedrijven, scheepsagenten, scheepsbevoorradingsbedrijven, stuwadoorsbedrijven, scheepsbouw-‐, dok-‐, en reparatiebedrijven, havenexploitatiebedrijven, berging-‐ en baggerbedrijven, roeiersbedrijven, Voorts zijn bij deze wet nog vergunningplichting gesteld: lasserijbedrijven, bedrijven voor vis en visproducten, stoffeerderrijen, koeltechnische bedrijven, bedrijven tot het vervaardigen van producten van hout, leer, kunstleer en/of ander weefsel.
84
Bijlage E: Multi-‐criteria analyse In deze bijlage worden de scores uit de multi-‐criteriatabel toegelicht. Deze scores zullen in absolute getallen worden uitgedrukt. Voor de omzet, de grootte van de afzetmarkt en de groeipotentie geldt hoe hoger hoe gunstiger. Voor de initiële investering en de kapitaalintensiviteit geldt hoe lager, hoe gunstiger. Onderstaand wordt per criterium besproken hoe een business opportunity scoort.
E.1
Grootte afzetmarkt
Bij het bepalen van de grootte van de afzetmarkt is er gebruik gemaakt van een bevolkingsgrootte van 2395 huishoudens en de informatie dat een huishouden 6,94 personen omvat (Algemeen Bureau voor de Statistiek, 2004). Boekhandel Een boekhandel heeft weinig concurrentie in Marowijne. Er is momenteel nog geen winkel die boeken verkoopt, hierdoor is de afzetmarkt relatief groot. Op dit moment moeten inwoners van Marowijne boeken in Paramaribo kopen. Wanneer een boekhandel zich in Marowijne zou vestigen, zou het afzetgebied van de onderneming geheel Marowijne zijn. Echter is er maar een beperkte groep die boeken kan betalen. Nieuwe boeken kosten 40 euro en tweedehands boeken worden in Paramaribo verkocht voor 20 euro. Aangezien het gemiddelde inkomen per huishouden 600 SRD is, zijn boeken voor veel families niet te veroorloven. Daarnaast is er een deel van de bevolking die niet kan lezen, maar er wordt verondersteld dat deze groep ook niet de financiële middelen heeft om een boek aan te schaffen. 100% van de groep die zich een boek kunnen veroorloven, zal kunnen lezen. Er van uitgaande dat 15% van de bevolking de financiële middelen heeft om regelmatig een boek aan te schaffen en 20% van deze groep ook de behoefte heeft een boek aan te schaffen, is de afzetmarkt 72 huishoudens groot. Groente-‐ en fruithandel In Marowijne zijn al verschillende groente-‐ en fruithandelaren gevestigd. Uit de observatie in Moengo is gebleken dat er tussen de 6 en 8 groentehandelaren zijn met de wisselende verkoopdagen. Dagelijks zijn er in Moengo ongeveer 5 groentekraampjes te zien. Echter is er maar 1 groentehandelaar die daadwerkelijk groente inkoopt bij boeren en vervolgens verkoopt, de overige handelaren verkopen slechts hun eigen overproductie. Er is dan ook maar 1 echte onderneming die zich bezig houdt met groente verhandelen. Uit de observatie in Albina bleek dat er ook dagelijk ook 5 kraampjes staan. Albina is welliswaar kleiner dan Moengo, maar heeft evenveel – al dan niet meer – winkels, vanwege de gunstige ligging. Er wordt van uit gegaan dat de dorpen buiten Albina en Moengo veelal zelfvoorzienend zijn. De meeste huishoudens hebben daar een kostgrondje. Het ressort Albina (5114 inwoners) en het ressort Moengo (9662) telt samen 14776 inwoners. De huishoudensgrootte is gemiddeld 6.94, dus dit komt neer op 2129 huishoudens (Algemeen Bureau voor de Statistiek, 2004). De mogelijk toekomstige groentehandelaar zou de groente zelf verbouwen, zoals in de randvoorwaarden is gesteld, en zou in dat geval ongeveer 5 concurrenten overhouden. Deze concurrenten verkopen hun overproductie, dus zullen minder aanbieden dan een nieuwe onderneming. Daarom wordt verondersteld dat deze 5 groentekraampjes ongeveer gelijk zijn aan 2 grotere ondernemingen. Dit betekent dat deze toekomstige groente-‐ en fruithandel ongeveer 1/3 van de markt in Moengo en Albina zou gaan bedienen. Dit betekent dat de grootte van de afzetmarkt
85
van een toekomstige groente-‐ en fruithandel 1/3 van 2129 huishoudens is, wat neerkomt op 710 huishoudens. Meubelhandel Voor een meubelhandel is weinig concurrentie in Marowijne. Momenteel zijn er geen ondernemingen specifiek gericht op meubels. Er zijn twee bouwmarkten waar ook bedden, stoelen en tafels te verkrijgen zijn. De producten zijn zodanig geprijsd dat niet iedereen het zich kan veroorloven, maar meubilair is wel essentieel voor ieder huishouden. Gezinnen die dergelijke meubels niet kunnen betalen, zullen sneller tweedehands meubels aanschaffen of deze zelf maken. Er wordt geschat dat ongeveer een kwart van de huishoudens bij een meubelhandel zal afnemen. Ondanks dat deze producten erg kostbaar zijn, is het namelijk wel belangrijk voor een gezin deze aan te schaffen. Mensen die meubels van goede kwaliteit willen, zullen hier voor sparen. Er wordt geschat dat de grootte van de afzetmarkt van een toekomstige meubelhandel 479 huishoudens zal zijn. Een kwart van de 2395 huishoudens zal de financiële middelen hebben en prioriteiten stellen bij kwaliteitsmeubels. Echter zal van deze groep nog 20% de meubels uit Paramaribo of een bouwmaterialenwinkel blijven halen. Slagerij Momenteel wordt er nauwelijks vers vlees verkocht in Marowijne, een slagerij kan hier verandering in brengen. Er is veel vraag naar vlees, de meeste mensen eten een aantal keer per week vlees bij de avondmaaltijd vlees en ook regelmatig als lunch. Dit vlees kopen zij momenteel bij de supermarkt, ingevroren en geïmporteerd uit Paramaribo. Er wordt van uit gegaan dat 95% van de inwoners momenteel vlees koopt, een deel van de bevolking jaagt zelf. Van deze groep zal ongeveer de helft genoegen blijven nemen met het ingevroren vlees en zal de overige helft van een slagerij afnemen. Een reden om vlees bij de supermarkt te blijven kopen, zal de prijs zijn. Een slagerij maakt kosten door het vlees te bewerken, deze kosten zullen worden doorgerekend in de vleesprijs. Wanneer huishoudens geen hoge prioriteit stellen op vers vlees, zullen zij het kostenaspect zwaarder laten wegen. De (afhaal)restaurants hebben wel behoefte aan vers vlees en meer diversiteit. Een slagerij kan dit bieden. De grootte van de afzetmarkt van een toekomstige slagerij zal dan 1138 huishoudens zijn, echter kan één slagerij niet aan deze vraag voldoen dus zullen er verschillende slagerijen opgezet moeten worden. Kledingzaak/kleermaker Het kledingaanbod in Marowijne is momenteel erg laag, bijna iedereen gaat naar Paramaribo om zijn of haar kleding te kopen. In veel supermarkten wordt kleding verkocht, maar hierover zijn de inwoners van Marowijne niet te spreken. De keuze is beperkt en de kledingstukken hangen er vaak al lang, waardoor ze stoffig zijn geworden. Inwoners van buiten de steden – Moengo en Albina – maken hun kleding veelal zelf, deze groep kan dus buiten beschouwing worden gelaten bij het bepalen van de grootte van de afzetmarkt. Van de 14776 inwoners die de ressorten Moengo en Albina tellen, zal er een deel zijn die zich kleding niet kan veroorloven. Echter is kleding iets wat iedereen nodig heeft, dus wordt de groep die geen kleding koopt verwaarloosbaar klein verondersteld. Wanneer een kledingzaak en kleermaker zich in Moengo of Albina zou vestigen, zal er een deel van de bevolking zijn die toch hun kleding in Paramaribo blijft kopen. Daarnaast is er een gedeelte van de bevolking die kleding bij supermarkten koopt en ook in de steden is een deel wat eigen kleding maakt. De groep die uiteindelijk van een toekomstige kledingwinkel zal gaan afnemen wordt geschat op 30%. Dit betekent dat 4433 mensen hier zullen afnemen, wat neerkomt op 639 huishoudens.
86
Visserij en vishandel Door Marowijne stromen verschillende rivieren, zoals de Cottica-‐ en Marowijnerivier, dit maakt het gunstig voor visvangst. Echter wordt momenteel de meeste vis uit Paramaribo geïmporteerd, ingevroren en in de supermarkt verkocht. Een aantal keer per week wordt er ’s morgens om 8 uur in Moengo verse vis verkocht, door vissers. In Albina is meer verse vis te koop, omdat dit aan de Marowijnerivier ligt en er regelmatig mensen uit Frans-‐Guyana zijn die in Albina afnemen. Echter zijn ook dit vissers die hun overschot verkopen en blijft het aanbod beperkt. De reden hiervoor is dat er geen georganiseerde visserij is. Er zijn een aantal individuen die vissen en het overschot verkopen, maar er kan niet gesproken worden van een echte onderneming. Er kan van uit gegaan worden dan alle huishoudens in Marowijne vis eten, dit zal variëren van meerdere keren per week tot een paar keer per maand. Van deze groep is een deel wat de vis zelf vangt, met name in de kleine dorpen. Er wordt verondersteld dat 10% van de inwoners zijn eigen vis vangt. Daarnaast is er een groep die – indien er een vishandel zou zijn – toch de vis bij de supermarkt blijft kopen, gebruikt maakt van de vissers die hun overschot verkopen of vis in Paramaribo kopen. Deze groep wordt geschat op 60%. In dat geval zou 40% van de inwoners die vis kopen – en niet zelf vangen – afnemen bij een mogelijke vishandel. Dit komt neer op 862 huishoudens. Drogisterij De inwoners van Marowijne hebben aangegeven dat er meer medicijnen en verzorgingsproducten beschikbaar moeten komen in het district. Een apotheek en de supermarkten dekken op dit moment de vraag hiernaar. Bij de apotheek kan men alleen via doktersbezoek aan medicijnen komen en een groot deel van de medicijnen is niet op voorraad. De supermarkt heeft daarnaast een assortiment wat meer gericht is op verzorgingsproducten. Een drogisterij kan beide assortimenten combineren en uitbreiden. Zo is er grote behoefte naar vitaminepillen en die zijn op dit moment bijna niet verkrijgbaar. Vanwege dit grotere assortiment en het open karakter (vergeleken met de apotheek) zal een deel van de klanten van de apotheek en de supermarkt overnemen. Daarnaast zal niet iedereen behoefte hebben aan de medicijnen of geld hebben voor de gespecialiseerde producten. Er wordt aangenomen dat 20% van de huishoudens in Marowijne het afzetgebied van de drogisterij vormt. Dit zijn 479 huishoudens. Uitzendbureau Er zijn momenteel een aantal uitzendbureaus in Marowijne gevestigd, maar deze werken voor Suralco. Er is geen onafhankelijk uitzendbureau, maar hier is wel vraag naar. Van alle inwoners van Marowijne van 15 jaar en ouder, zijn 526 personen werkloos. Deze meerderheid van deze groep is waarschijnlijk het hoofd van een huishouden, omdat het ongebruikelijk is dat beide ouders werken. Echter zal er wel een klein gedeelte zijn waarbij dit het geval is, dit deel wordt geschat op 15%. De grootte van de afzetmarkt van een uitzendbureau is dan 447 huishoudens. Crèche Een crèche heeft als functie om de kinderen op te vangen die nog niet naar school gaan. Als zo’n kind op een crèche zit kunnen beide ouders of kan de alleenstaande ouder een beroep uitoefenen. De leeftijd waar men officieel het kleuteronderwijs gaat volgen is 4 jaar. Aangenomen wordt dat dit ook de kinderen zijn die in aanmerking komen naar de crèche te gaan. Daarnaast is de markt alleen maar in Moengo of Albina van toegevoegde waarde, aangezien in de dorpen vaak genoeg toezicht is door het kleinschalige karakter. In Moengo zijn er in totaal 1393 kinderen van 0 tot 4 jaar, in Albina 902. Aangenomen wordt dat niet iedere ouder zijn of haar kinderen naar de crèche wilt brengen, zo’n
87
35% behoort hiertoe. De marktgrootte bedraagt dan 803 kinderen. Gezien het gemiddelde huishouden 5 kinderen heeft en de meeste oudere tieners naar Paramaribo vertrekken, kan er gesteld worden dat er in een huishouden 2 kinderen zitten jonger dan 5 jaar. De totale afzetmarkt voor een crèche in Moengo is 243 huishoudens, in Albina zijn dat 157 huishoudens. De totale afzetmarkt voor crèches is samen 400 huishoudens. Personenvervoer Veel mensen in Marowijne gaan geregeld naar Paramaribo om familie op te zoeken of om zaken te regelen. Hiervoor kunnen ze gebruik maken van de taxi of de bus. Deze diensten zijn al beschikbaar in de regio, maar rijden niet op gezette tijden. Daarnaast is het bezit van een auto zeer kostbaar als deze niet vaak gebruikt wordt. Op dit moment kan er gesteld worden dat 80% van de huishoudens gebruitk maakt van deze diensten. Een nieuwe, georganiseerde onderneming in deze branche kan maken op 10% van de afzetmarkt, dus 8% van de totale huishoudens in Marowijne. Dit zijn dan 191 huishoudens. Kapper In Marowijne zijn reeds een aantal kappers gevestigd, dit zijn kleine eenmanszaakjes. Er is momenteel nog geen grote kapsalon met meerdere werknemers in de regio. De groep die naar de kapper gaat is beperkt, dit zijn alleen de mensen die dit kunnen betalen of het niet zelf kunnen doen. Wanneer een kapsalon zich in Moengo of Albina zou vestigen, zal ongeveer de helft van de inwoners van deze dienst gebruik willen maken. Als men zelf ook kan knippen – of iemand kent die dit kan – zal er niet zo snel prioriteit worden gesteld aan een kappersbezoek. Daarnaast heeft de toekomstige kapsalon veel concurrentie van de eenmanszaakjes. Uit de observaties in Moengo en Albina blijken er in iedere stad op dit moment ongeveer vier kapsalons te zijn. Een nieuwe kapsalon zal dan ook 20% van de afzetmarkt gaan bedienen. Er zullen in dat geval 240 huishoudens gebruik maken van deze kapsalon.
E.2
Omzet
In deze paragraaf wordt de omzet van de verschillende ondernemingen beredeneerd en gecalculeerd. Er wordt hier gekeken naar de omzet in het moeilijkste jaar, het opstartjaar. Dit wordt gedaan omdat de de meeste ondernemers weinig kapitaal tot hun beschikking hebben maar toch genoeg kasstromen moeten realiseren om de onderneming overeind te houden in het eerste jaar. Bij een te lage omzet in het eerste jaar gaan veel ondernemingen in Marowijne failliet. Boekhandel In Moengo was tot voor kort een boekhandelgevestigd. Deze is echter gesloten wegens zeer lage verkoopcijfers, slechts 5 tot 10 boeken per jaar. Een boekhandel in Paramaribo verkoopt gemiddeld 85 boeken per jaar. De gemiddelde prijs van een boek ligt tussen de 35 en 40 SRD. De jaarlijkse omzet van de boekhandel was dus – bij een verkoop van 7,5 boeken en een prijs van 37,50 SRD per boek – 281,25 SRD. In dit geval was echter geen sprake van een startende onderneming, dus kan er van uit gegaan worden dat de omzet in het opstartjaar gelijk zou zijn aan 234,38 SRD. Groente-‐ en fruithandel In de twee grote steden van Marowijne -‐Albina en Moengo-‐ zijn er verschillende groente-‐ en fruithandelaren. Veel van deze handelaren zijn echter in het informele circuit aan het ondernemen, in Moengo is er officieel namelijk maar één handelaar. Deze groentehandelaar koopt voor ongeveer
88
1.000 SRD per week aan groenten in uit Paramaribo. Per verkocht product(een stuk, meerdere stuks of een bosje) voegt de handelaar gemiddeld 1 SRD waarde toe. De inkoopwaarde van een zo’n product ligt gemiddeld rond de 3 SRD. Van de 1.000 SRD kan de handelaar ongeveer 333 producten kopen, en wordt er dus gemiddeld 333 SRD per week extra waarde toegevoegd. De omzet komt dan neer op 1.333 SRD per week, per jaar is dit 69.316 SRD. In het opstartjaar betekent dit dan een omzet van 57.763 SRD. Meubelhandel In de huidige meubelwinkels in Marowijne worden vooral kasten, tafels, stoelen en bedden verkocht. Er is geen verschil tussen de verkoopbaarheid van de producten, ze worden ongeveer evenveel verkocht. Op dit moment ligt de prijs waarvoor houten meubels in Marowijne worden aangeboden gemiddeld rond de 1.200 SRD. Per week worden er in een meubelzaak 1 à 2 meubels verkocht. Dit zorgt voor een jaarlijkse omzet van 93.600 SRD. In het opstartjaar wordt de omzet dan 78.000. Slagerij Een kleine, hele kip (± 1 kilo vlees) wordt verkocht voor 19 SRD. Een kilo varkensvlees wordt voor 24 SRD verkocht, zowel ingevroren in Marowijne als vers (alleen verkrijgbaar in Paramaribo). De gemiddelde prijs per kilo vlees komt dan neer op 20 SRD/kilo, aangezien het verbruik van kip 3 keer zo hoog is als het gebruik van ander vlees, zie Tabel 11. Een supermarkt verkoopt momenteel ± 45 kg kip per week. Als dezelfde verhouding wordt toegepast, zou dit 15 kg varkensvlees per week zijn. Rundvlees wordt aanzienlijk minder aangeboden en verkocht, er wordt geschat dat er door supermarkten zo’n 5 kg rundvlees per week wordt verkocht. Totaal komt dit neer op 65 kg/week. Er wordt geschat dat een startende slagerij, die zich in tegenstelling tot de supermarkt slechts op vlees zou richten, ongeveer twee keer zo veel verkoopt. Er vanuit gaande dat vlees gemiddeld 20 SRD per kilo kost, en de slagerij 130 kg/week zou verkopen maakt deze een wekelijkse omzet van 2.600 SRD. Dit komt neer op een jaarlijkse omzet van 112.667 SRD, waarbij de kosten voor opstartproblemen er reeds van af zijn getrokken. Tabel 11: Kip-‐ en overig vleesgebruik
Kledingzaak/kleermaker In de supermarkt in Moengo, wat nu de enige plek in de stad is waar kleding wordt verkocht, worden zo’n 5 kledingstukken per dag verkocht. Hieronder valt zowel de confectiekleding als de onbewerkte stoffen waar kleding van gemaakt wordt. De prijs van een confectieshirt is gemiddeld 20 SRD en een broek kost gemiddeld 50 SRD. Voor een meter stof wordt gemiddeld 6 SRD betaald. Er worden meer shirts dan broeken of stoffen verkocht, per dag worden ongeveer 3 shirts, 1 broek en 1,5 meter stof verkocht. Per jaar wordt er dan 43.435 SRD omgezet aan kleding. Bij een kleermaker zal de vraag naar stof hoger zijn dan in de supermarkt, maar het verwerken van de stoffen gebeurd dan ook in de winkel. Hierdoor zal de omzet ongeveer even hoog zijn. Daarnaast wordt aangenomen dat bij 10%
89
van de kledingstukken een reparatie uitgevoerd moet worden, elke reparatie kost ongeveer 5 SRD. De omzet in het opstartjaar van een kleermaker bedraagt dan 39.815 SRD. Visserij en vishandel Momenteel wordt er ongeveer 5 keer per week ’s morgens verse vis verkocht in Moengo. Deze vis wordt gevangen in de Cotticarivier, middels het uitzetten van netten. Dit levert per dag zo’n 50 kg vis. Een kilogram vis kost ongeveer 7,50 SRD, per dag wordt vrijwel de gehele 50 kg verkocht. Dit levert 375 SRD per dag op. De jaarlijkse omzet van een vishandel zou dan 97.500 SRD zijn. Echter kent iedere startende onderneming opstartproblemen, er wordt aangenomen dat dit alleen in het eerste jaar voorkomt. Er wordt geschat dat 1/6 van de omzet verloren gaat door deze problemen. In het opstartjaar zal de omzet dan 81.250 SRD bedragen. Drogisterij Een drogisterij gaat een breder assortiment van verzorgingsproducten aanbieden dan de huidige supermarkten nu doen. In de supermarkten In de supermarkten wordt aangegeven dat er vraag is naar andere verzorgingsproducten, maar vooral naar meer gezondheidsproducten. Een drogisterij kan deze vraag dekken. Er wordt in supermarkten gemiddeld 205,50 SRD aan verzorgingsproducten uitgegeven. De gemiddelde omzet van de verzorgingsproducten in de huidige supermarkten is in dat geval 10.686 SRD. Gezien het feit dat gezondheidsproducten voor veel mensen een hogere prioriteit hebben dan verzorgingsproducten wordt er voor de drogisterij een hogere omzet verwacht, zo’n 25% extra, waardoor de omzet in een gemiddeld jaar neerkomt op 13.357,50 SRD. In het opstartjaar heeft de drogisterij dan een omzet van 11.131 SRD. Uitzendbureau Een uitzendbureau in Moengo heeft gemiddeld zo’n 2 aanvragen per 4 maanden. Een uitzendbureau kan in de meeste gevallen aan al deze aanvragen voldoen. In Nederland wordt een coëfficient van 2,12 gebruikt om de tarieven te bepalen. Stel een uitzendkracht werkt 6 uur per dag en 5 dagen in de week en verdient 6 SRD per uur, dan moet dit vermenigvuldigd worden met 2,12. Wat neerkomt op 381,6 SRD per week. Hierbij komen geen vervoerskosten of maaltijdcheques. Volgens de Wet Omzetsbelasting komt er bij het verlenen van diensten 5% belasting bovenop. Zo komt het totaalbedrag per uitgezonden persoon op 400,68 SRD per week. Jaarlijks zijn er 6 aanvragen, er zal dus iedere 2 maanden een persoon uitgezonden worden. Voor de eerste persoon – stel deze wordt uitgezonden in de eerste maand – krijgt het uitzendbureau 52 weken betaalt, wat neerkomt op 20.824 SRD. Voor de tweede persoon – die uitgezonden wordt in de derde maand – krijgt het uitzendbureau een bedrag van 17.362,80 SRD. Als op deze manier wordt doorgerekend, komt de totale jaarlijkse omzet van het uitzendbureau neer op 72.912,40 SRD per jaar. Echter zal het uitzendbureau in het eerste jaar de bekende opstartproblemen kennen. De omzet van een startend uitzendbureau zal in het opstartjaar gelijk zijn aan 60.760,33 SRD. Crèche Een gemiddelde crèche in Marowijne heeft ruimte voor ongeveer 20 kinderen. Er bestaan grote prijsverschillen tussen de crèches onderling. Het prijsniveau ligt tussen 60 en 90 per kind per maand, en tussen de 65 en 95 SRD per maand voor baby’s. Gemiddeld is eenderde van de kinderen in de crèche een baby. Voor de nieuwe crèche wordt een prijsniveau van 70 SRD voor kinderen en 75 SRD voor baby’s gekozen. Dit leidt tot een jaarlijkse omzet van 17.200 SRD, in het opstartjaar wordt de omzet dan geschat op 14.333 SRD.
90
Personenvervoer Een taxibedrijf rijdt ongeveer 4,5 keer per week op en neer naar Paramaribo. Gemiddeld worden er 4 personen per rit vervoerd, de helft hiervan betaalt 25 SRD – naar Moengo – en de andere helft 40 SRD voor een enkele reis betalen. Een taxichauffeur verdient dus per rit op en neer naar Paramaribo 260 SRD. Deze rit rijdt hij 4,5 keer in de week, dus verdient de taxichauffeur in één week 1170 SRD. Wat neerkomt op 60.840 SRD per jaar. Echter zal hij in het opstartjaar problemen kennen, dus komt de omzet uit het eerste jaar neer op 50.700 SRD Kapper Een kapper heeft gemiddeld zo’n 10 tot 15 klanten per dag. De prijzen van de behandelingen variëren tussen 3 SRD voor het epileren en 20 SRD voor het inscheren van figuren. De gemiddelde prijs is 15 SRD per klant. De dagelijkse omzet zou in dit geval 187,50 SRD zijn (12,5 klant * 15 SRD). Dit komt neer op een jaarlijkse omzet van 48.750 SRD. In dit geval zou het gaan om een nieuwe kapsalon, die waarschijnlijk de bekende opstartproblemen kent. Dit zijn problemen zoals naamsbekendheid verwerven, de administratie opzetten en andere inefficiënties. Er wordt geschat dat door deze problemen in het eerste jaar ongeveer twee maanden omzet wordt misgelopen, wat neerkomt op 1/6 van de omzet. De omzet uit het eerste jaar van een kapsalon komt dan neer op 40.625 SRD.
E.3
Initiële investering
In deze bijlage wordt de initiële investering van de verschillende ondernemingen behandeld. De initiële investering omvat alle kosten die gedaan moeten worden om de onderneming te kunnen starten. Dit houdt een kwantificatie in van de scores in Tabel 10: Benodigde investeringskosten. Een keuze die toegelicht moet worden is dat er niet gekozen is om de grond te kopen. Dit omdat daar de informatie over grondprijzen moeilijk te verkrijgen was en omdat er in het interview met Dhr. Lee is aangegeven dat de huurprijs veel lager was vergeleken met de koopprijs. Eventuele verbouwingen worden wel meegerekend. Bij het bepalen van de investering is er van uitgegaan dat de ondernemer niets zelf maakt, maar alles zelf inkoopt. Een ondernemer kan echter wel bepaalde kosten verlagen door deze zelf uit te voeren. Boekhandel Een boekhandel heeft de volgende investeringen nodig: vergunningen, stellages, een balie en beveiligingstralies. Voor het transport wordt gekozen om dit door externen te laten gebeuren, omdat de levering erg onregelmatig en kleinschalig is. Om een vergunning te krijgen hoeft er relatief weinig gedaan te worden, alleen de basale controles moeten gedaan worden en de standaard documenten moeten overlegd worden bij het districtscommissariaat. Dit is de minimale hoeveelheid documenten die gedaan moeten worden om een vergunning te verkrijgen. De kosten hiervoor worden geschat op 100 SRD. Voor de inrichting van het pand hoeft er vaak niet veel veranderd te worden, er moeten alleen eenvoudige stellages zijn om het koopwaar te kunnen presenteren. De stellages zijn 60 centimeter breed en hebben 4 horizontale planken. Een boek is ongeveer 2,5 centimeter dik, dus per stellage is er ruimte voor 98 boeken. Een kleine boekhandel die in Marowijne opgezet gaat worden moet een voorraad hebben van ongeveer 500 boeken. Daarnaast zijn er nog 3 stellages nodig voor kantoorartikelen en tijdschriften. Er zijn daarom 8 stellages nodig. Per stellage wordt ongeveer 100 SRD uitgegeven. Verder heeft een boekhandel nog een balie nodig, de kosten hiervoor worden geschat op 800 SRD. Verder moeten er nog traliehekken voor de ramen en de deuren geplaatst
91
worden. Dit is een grote kostenpost voor een beginnende ondernemer. Er wordt aangenomen dat een ondernemer daar ongeveer 3.000 SRD aan kwijt is.De totale initiële investering komt dan neer op 4.700 SRD. Groente-‐ en fruithandel Een groente en fruithandel heeft als initiële kosten de vergunningsaanvraag, aanschaf van koelers, een transportbusje en de beveiligingshekken. Voor de vergunningsaanvraag moet er, naast de basale vergunning van 100 SRD, ook een sociale hygiëneverklaring en een gezondheidsverklaring worden verkregen. Voor de gezondheidsverklaring wordt geschat dat er 80 SRD betaald moet worden. Voor de sociale hygiëneverklaring wordt een hoger bedrag aangenomen, dit zal ongeveer 200 SRD kosten. Een koeler kost in Marowijne meer dan in de VS of Nederland, gezien deze geïmporteerd moet worden. Vaak zijn het ook koelers van minder grote merken. Voor een koelkast met een inhoud van 255 liter wordt in Nederland €300 betaald (BCC, 2011). Er wordt aangenomen dat in Suriname 15% meer wordt betaald voor witgoed. De prijs van van de koeler wordt dan 1.253 SRD (ICC). Voor het transport is er gekozen voor een pick-‐up busje. Deze kosten tweedehands in Suriname gemiddeld 22.787 SRD (TLS Trading). De beveiligingshekken kosten voor een groente en fruithandel minder dan bij een boekhandel, aangezien er maar één groot luik afgesloten hoeft te worden. De kosten hiervoor worden geschat op 2.500 SRD. De totale initiële investering komt dan neer op 26.920 SRD. Meubelhandel Een meubelhandel heeft als initiële investeringen de vergunningen, aanpassingen aan het pand en de beveiliging. Het transport van de meubelen gebeurd door een externe partij, aangezien het transport niet zo regelmatig plaats hoeft te vinden. De kosten voor het eigen vervoer zouden dan te hoog worden. De initiële vergunning is de meest basale vergunning en wordt gesteld op 100 SRD. De meeste panden zijn niet direct geschikt om veel meubelen in te tonen, vaak moet er nog uitgebouwd worden en moet de ruimte openen gemaakt worden. Hier zijn veel kosten aan verbonden. Voor het uitbouwen is een bouwvergunnning nodig, dit wordt geschat op 200 SRD. De uitbouw zelf kost gemiddeld zo’n 10.000 SRD maar is per geval afhankelijk van de grootte van de bijbouw. Het opener maken van de ruimte houdt in dat er wanden wegghaald worden, dit kost ook nog zo’n 3.000 SRD. Verder moet het pand ook goed beveiligd worden, er wordt aangenomen dat dit 3.000 SRD kost. De totale initiële investering van een meubelhandel bedraagt 16.300 SRD. Slagerij Een slagerij heeft de volgende initiële investeringen: vergunningen, transport, koeling, koelvitrine, snijwaren en beveilingingstralies. Er zijn meerdere documenten nodig, naast de initiële vergunning(100 SRD) ook nog die voor sociale hygiëne(200 SRD) en de gezondheidsverklaring(80 SRD). Het inkopen van vlees moet regelmatig gebeuren, daarom wordt er eigen vervoer aangeschaft, gemiddeld kost dit 22.787 SRD. Het vlees moet hier echter ook nog gekoeld vervoerd worden, hiervoor moet nog een grote koelbox aangeschaft worden. Deze kosten in Moengo 200 SRD per stuk. In de winkel zelf moet moet er ook koeling aanwezig zijn, een koelkast (1.253 SRD) en een koelvitrine. Deze koelvitrine dient ook als toonbank. Een eenvoudige vitrine kost in Nederland €1.425 (Koelingoutlet.nl, 20). Met de 15% extra kosten in Suriname erbij gerekend zou deze voor een slager 5.059 SRD kosten. Onder snijwaren worden messensets, snijblokken en slijpmateriaal verstaan. Een groot messenset kost ongeveer 700 SRD. Er zijn minimaal 3 grote snijblokken nodig, zodat er een soort vlees per snijblok verwerkt kan worden. Deze blokken kosten samen 350 SRD (Koksmes.biz). Een messenslijper kost zo’n 55 SRD (Nonplusultra.nl). Voor de beveiligingshekken wordt 3.000 SRD
92
geïnvesteerd, een gelijke beveiliging als bij een boekhandel. In totaal heeft een slager een initiële investering van 33.784 SRD. Kledingzaak/kleermaker Een kledingzaak heeft aan initiële investeringen : vergunningen, aanschaf van rekken en inrichting, aanschaf van reparatiegereedschap en beveiligingshekken. Voor de vergunningen wordt de standaardprijs van 100 SRD verondersteld. Daarnaast heeft een kleermaker nog een gezondheidsverklaring nodig, deze kost 80 SRD. Daarnaast zijn er ook rekken nodig om de kleding aan te presenteren. Een rek kost rond de 250 SRD (Silesty). Een kleine kledingzaak heeft ongeveer 8 van deze rekken nodig. Dit kost in totaal 2.000 SRD. Verder moet er de inrichting van de kledingzaak ook aantrekkelijk woren gemaakt, bijvoorbeeld door wat vloerbedekking of een sierlijke kast. Hier wordt ongeveer 3.000 SRD voor uitgetrokken. Voor het herstel van kleding heeft een kleermaker is de aanschaf van een naaimachine de grootste kostenpost. Een tweedehands naaimachine kost 400 SRD (Mamjo). Voor de beveiliging van de kledingzaak word 3.000 SRD uitgegeven. De totale initiële investering komt dan neer op 8.580 SRD. Visserij en vishandel Een vishandel heeft de volgende intiële investeringen: vergunningen, aanschaf van een korjaal, aanschaf van visnetten, koeler, koelvitrine en beveiligingstralies. Naast de standaard ondernemersvergunning heeft een visser en vishandelaar ook een visvergunning nodig via het LVV (Sondrejoe, 2010). Deze vergunning kost rond de 300 SRD. Daarnaast heeft een handelaar een vergunning voor sociale hygiëne nodig en een gezondheidsverklaring. De totale kosten voor de vergunningen komen neer op 680 SRD. Een korjaal kost ongeveer 8.000 SRD en de bijbehorende motor kost 6.000 SRD. Daarnaast heeft de visser 4 vangnetten nodig, dit kost hem 144 SRD. Voor een koeler en een koelvitrine is de vishandel evenveel kwijt als de slager, samen kosten deze 6.312 SRD. Voor de tralies wordt 3.000 SRD betaald, de totale investering komt dan neer op 24.136 SRD. Drogisterij Een drogisterij zal in de vorige zaken moeten investeren alvorens het geopend kan worden: vergunningen, balie, stellages en beveiligingstralies. Voor de drogisterij geldt dat er, naast de basisvergunning, nog een vergunning voor sociale hygiëne en een gezondheidsverklaring moet kunnen overleggen. Dit kost 380 SRD. Een balie kost, net zoals bij de boekhandel, ongeveer 800 SRD. Een drogisterij heeft ook dezelfde stellages nodig als een boekhandel, alleen moet er meer ruimte zijn om producten kwijt te kunnen. Deze stellages zijn 60 cm breed en hebben 4 planken. Een drogisterij-‐artikel is gemiddeld 4 centimeter breed. Er is dan ruimte voor 60 soorten artikelen per kast. Een drogisterij moet ongeveer de beschikking hebben over 500 soorten artikelen. Er is moeten dan 9 stellages aangeschaft worden. Deze stellages kosten de ondernemer in totaal 900 SRD. Voor de beveiliging van de drogisterij moet er 3.000 SRD aan beveiligingstralies worden uitgegeven, waarmee de totale initiële investering uitkomt op 4.280 SRD. Uitzendbureau De investeringskosten van een uitzendbureau zijn de kosten voor bureaus, bureaustoelen en een computer. Een uitzendbureau heeft geen speciale vergunningen nodig, dus zal deze de standaard controles moeten doorlopen. De kosten hiervan zijn 100 SRD. De prijs van een bureau is ongeveer gelijk aan 200 SRD. Een uitzendbureau zal 3 werknemers hebben, zoals wordt beschreven in E.4 – de
93
ondernemer zelf en twee administratief medewerkers – dus er wordt 600 SRD uitgegeven aan bureaus. Daarnaast moeten er bureaustoelen gekocht worden, à 80 SRD per stuk. Tot slot zal er één computer aanwezig moeten zijn, waarin het klantenbestand staat. De prijs van een simpele tweedehands computer is ongeveer gelijk aan 1.000 SRD. De totale investering zal dan neerkomen op 1.940 SRD. Crèche De eigenaar van een crèche moet een sociale hygiëneverklaring en gezondheidsverklaring aanvragen, de kosten hiervan zijn 280 SRD. Daarnaast zullen er banken en stoelen gekocht moeten worden. De prijs van een bankje is 60 SRD, de prijs van een stoeltje is 25 SRD. Als er een vier bankjes en zes stoeltjes worden gekocht, komt dit neer op 390 SRD. Tot slot moet er nog een schoolbord, speelgoed en boeken worden aangeschaft. De prijs van een klein schoolbord is 40 SRD. De prijs van tien kinderboeken is ongeveer 200 SRD. Voor speelgoed kan nog 300 SRD worden uitgetrokken. Totaal komt de initiële investering dan neer op 1.210 SRD. Personenvervoer De taxichauffeur moet slechts een auto kopen. De prijs van een tweedehands MPV auto is geschat op 10.000 SRD. Voor een startende ondernemer wordt uitgegaan van één auto, de initiële investering is dan ook gelijk aan 10.000 SRD. Kapper Een kapperszaak heeft een relatief lage investering. Er moet een verklaring voor sociale hygiëne verstrekt worden, de kosten hiervan zijn 200 SRD. Ook moet de kapper een gezondheidsverklaring krijgen, de prijs hiervan is 80 SRD. Daarnaast moet een messenset gekocht worden à 60 SRD per mes. Als er vier worden aangeschaft, komt dit neer op 240 SRD. Daarnaast zijn er wasbakken nodig. Er wordt verondersteld dat een startende kapper slechts twee wasbakken nodig heeft, de prijs per wasbak – inclusief kraan – is ongveer 150 SRD. Hiervoor zal ook een extra leiding aangelegd moeten worden, de prijs hiervan wordt geschat op 400 SRD. Tot slot heeft de kapper nog spiegels en stoelen nodig. Er kunnen twee spiegels gekocht worden voor 60 SRD. Twee stoelen kosten 70 SRD. De totale initiële investering komt dan neer op 1.350 SRD.
E.4
Groeipotentie
Onder de groeipotentie wordt verstaan hoeveel banen er door de ondernemingen in de sector beschikbaar kunnen komen door het opstarten van de nieuwe ondernemingen.Ten eerste wordt er een calculatie gemaakt voor het aantal banen die in de betreffende sector gecreëerd worden door de nieuwe ondernemingen. Bij de calculatie van deze groeipotentie is gebruik gemaakt van gegevens uit E.1 en E.2. Daarnaast is er een loon van 800 SRD gerekend per fte. Vervolgens wordt er ook een groeipotentie beredeneerd voor de verhoogde activiteit van (het nieuwe gedeelte van) de sector na 10 jaar. Dit kan onder andere gebeuren door vergroting van de afzetmarkt of door integratie van bedrijfsprocessen. Bij de vergroting van de afzetmarkt en integratie wordt er alleen gekeken binnen Suriname. Dit omdat er over de marktkansen in Frans Guyana geen informatie beschikbaar is. Boekhandel Een boekhandel is hoofdzakelijk gebonden aan het onderwijsniveau in Marowijne. Dit omdat Nederlands in de praktijk niet veel gebruikt wordt. De meeste boeken en tijdschriften worden echter wel in het Nederlands uitgegeven. Ervan uitgaande dat het gemiddelde opleidingsniveau in
94
Marowijne niet significant zal toenemen zal er weinig groei mogelijk zijn binnen een boekhandel, omdat deze ondernemingen in Paramaribo ook al bestaan. Daarnaast worden de producten ook uit Paramaribo ingekocht, dus zal er geen sprake zijn van een ander aanbod. Er is in E.1 genoemd dat de afzetmarkt in Marowijne 72 huishoudens beslaat. De gemiddelde jaarlijkse omzet van een boekhandel is 234,38 SRD. Van dit bedrag kan geen personeel worden aangenomen, geen pand worden gehuurd en geen gas, water en elektra worden betaald. Het aantal banen – en daarmee de groeipotentie – die een boekhandel kan bieden is dan ook gelijk aan 0. Groente-‐ en fruithandel De markt in Marowijne voor de nieuwe ondernemingen in de groente-‐ en fruithandel is 710 huishoudens. Met een schatting dat een huishouden per dag 3 producten van groente of fruit koopt en de aanname uit E.2 dat een product gemiddeld 4 SRD kost, besteed een huishouden per dag 12 SRD aan groente en fruit. Per jaar geeft een huishouden hier 4.380 SRD aan uit, dus de hele sector vertegenwoordigt een waarde van 3.109.800 SRD. Bij een normale omzet van 69.316 SRD van één onderneming kan er berekend worden dat er ruimte is voor 44 groente-‐ en fruithandelaren. Voor het bevoorraden van de onderneming is per 2 ondernemingen 1 extra werknemer nodig, dus direct is er ruimte voor 66 banen. Met een verschil tussen verkoop-‐ en inkoopprijs van 25% wordt er door de 66 werknemers 777.450 SRD waarde toegevoegd. Met een inkomen van 800 SRD per maand wordt dan 81% van dit verschil aan de werknemers besteed. Per onderneming is er dan 3.269 SRD per jaar over om te besteden aan zaken als huur, nutsbetalingen en afschrijvingen. Op de langere termijn kunnen ondernemers investeren in het opzetten van landbouwgronden. Op deze manier wordt de inkoopprijs lager (omdat er een handelaar uit de bedrijfsketen wordt gehaald) en worden de producten in de regio geproduceerd. Om deze landbouwgronden te exploiteren moet dan per onderneming 2 werknemers op het land aan het werk zijn. De werknemer die voor het transport zorgde kan de eventuele export ook op zich nemen. In de groente en fruithandel komen dan in totaal 154 banen gecreëerd. Meubelhandel Een meubelhandel heeft een groot verzorgingsgebied in Marowijne, dit omdat de producten relatief duur zijn en het inkomen in de regio relatief laag is. Er wordt aangenomen dat er in beide centrale steden –Albina en Moengo-‐ ruimte is voor één meubelhandel. Per meubelhandel wordt er gemiddeld 93.600 SRD omgezet, de totale markt wordt dan 187.200 SRD. Gezien de hoge inkoopwaarde van de meubels is er niet veel ruimte voor personeelskosten. Als er, naast de ondernemer, 1 werknemer in dienst is in de handel zijn de personeelskosten 20,5% van de totale omzet. Met hoge kosten voor de inkoop vanuit Paramaribo is zo’n bedrijf dan bijna niet overeind te houden. Als er gekeken wordt naar procesintegratie is er in deze branche veel te bereiken. De belangrijkste grondstof voor meubels, hout, is volop aanwezig in de regio en volledige boomstammen en verzaagde stukken worden al geëxporteerd naar Paramaribo. De meubels in Marowijne blijven echter nog steeds uit Paramaribo komen. Als de meubelhandelaar in de loop der jaren ook het maken van meubels op zich kan nemen kan het afzetgebied veel meer toenemen en wordt de winstmarge hoger. Er is voor beide meubelhandels dan ruimte voor 5 extra meubelmakers, die alle extra processen voor hun rekening nemen. Op termijn is er dan ruimte voor 9 arbeidsplaatsen. Slagerij Uit de steekproef is gebleken dat het huidige gebruik van kip, vis en overig vlees als volgt is verdeeld: er wordt 46,4% vis gegeten, 41,1% kip en 12,4% overig vlees. Dit is af te leiden uit Tabel 13. Deze
95
verhouding is af te lezen onder ‘Mean’. Er wordt vanuit gegaan dat een gemiddeld gezin per week 6 keer vlees, vis of kip eet. Wanneer de verhouding uit Tabel 13 wordt gebruikt, betekent dit dat een gemiddeld gezin 2,5 keer per week kip eet, 0,7 keer per week overig vlees – zoals rund-‐ of varkensvlees – en 2,8 keer per week vis. Met deze aantalen wordt hieronder en bij de vishandel verder gewerkt. Tabel 13: Verhouding vlees-‐ en visgebruik
Zoals in E.1 is geschat, is de grootte van de afzetmarkt van een mogelijke toekomstige slagerij 1138 huishoudens groot. Er wordt van uit gegaan dat ieder huishouden gemiddeld 2,5 keer per week kip eet en 0,7 keer per week varkensvlees. De grootte van 1 portie wordt geschat op 100 gram. Een gemiddeld huishouden is 7 personen groot, dit komt dan neer op 1,75 kg kip per week en 0,49 kg varkensvlees per week. De prijs van 1 kg kip is 19 SRD, dit betekent dat een gemiddeld gezin per week 33,25 SRD uitgeeft aan kip. De prijs van 1 kg varkensvlees is 20 SRD, dus een gezin geeft per week gemiddeld 9,8 SRD uit aan varkensvlees. Totaal geeft een gemiddeld gezin 2238,60 SRD per jaar uit aan vlees. Voor de 1138 huishoudens die van nieuwe slagerijen zullen afnemen, komt dit neer op een bedrag van 2.547.526,80 SRD. Een normale slagerij maakt – in een gemiddeld jaar, geen opstartjaar – 112.667 SRD omzet, zoals aangegeven is in E.2. Er zou in dit geval plaats zijn voor 23 slagerijen in Marowijne. Een slagerij voegt relatief veel waarde toe aan het product. In de eerste plaats wordt het vlees elders ingekocht, dus vindt er transport plaats. Daarnaast zal het vlees verpakt worden en waar nodig gesneden woren. Eventueel zou een slagerij vlees kunnen marineren of kant en klaar kunnen verkopen. Er wordt gesteld dat er 49,3% waarde wordt toegevoegd in de slagerij. De inkoopprijs zal dan neerkomen op 10,14 SRD per kilo vlees, dus op iedere kilo vlees wordt bruto 9,86 SRD winst gemaakt. Bij een jaarlijkse omzet van 112.667 SRD, hiervan gaat 50,7% naar de inkoop, zodat een bedrag van 55.544,83 SRD overblijft voor vaste lasten en personeelskosten. Dit komt neer op een bedrag van 4628,74 SRD per maand. In dit geval is er in een middelgrote slagerij ruimte voor 2 werknemers, naast de ondernemer zelf. Een persoon kan de inkoop op zich nemen, iemand kan het vlees bewerken en een derde staat in de winkel. De 23 slagerijen kunnen dus uiteindelijk aan 69 personen een baan bieden. Als deze drie personen ieder 800 SRD per maand verdienen, blijft er 2228,24 SRD per maand over voor de overige vaste lasten. De personeelskosten zijn in dit geval 25,6% van de totale jaarlijkse omzet. Als de onderneming doorgroeit en in plaats van vlees inkoopt, geslachte dieren inkoopt, kan deze meer waarde toevoegen. De dieren moeten schoongemaakt worden en het vlees moet gesneden worden. De inkoop zal sterk afnemen, er wordt geschat dat in dit geval nog maar 40% van de totale omzet naar de inkoop gaat. In dit geval – bij een jaarlijkse omzet van 112.667 SRD – blijft 67600,20 SRD over voor personeelskosten en vaste lasten. Van dit overschot kan een vierde persoon ingehuurd worden die de dieren schoonmaakt en snijdt. In dit geval blijft er maandelijks 2433,35 SRD over voor de overige vaste lasten. Deze verder ontwikkelde ondernemingen zouden dan werkgelegenheid kunnen bieden voor 92 personen.
96
Kledingzaak/kleermaker Een kledingzaak heeft een potentiële afzetmarkt van 639 huishoudens. De jaarlijkse omzet van een kledingwinkel is 43.435 SRD, zoals toegelicht is in E.2. De bruto winstmarge van een kleine kledingzaak is in Nederland 43% (Hoofdbedrijfschap Detailhandel). 57% van de omzet gaat in dit geval naar inkoop. Er wordt geschat dat een gemiddeld huishouden zo’n 3 kledingstukken per maand koopt met een gemiddelde prijs per kledingstuk van 25 SRD. Een gezin geeft dan 75 SRD per maand uit aan kleding, dus 900 SRD per jaar. De totale omzet in de branche zal dan neerkomen op 575.100 SRD per jaar. Er is in dit geval plaats voor 13 kledingzaken, bij elke kledingzaak zullen ongeveer 48 gezinnen afnemen. Zoals gezegd is de bruto winstmarge van een kledingzaak 43% van de omzet, dit komt neer op 18.677,05 SRD per jaar. Stel dat in een kledingwinkel 1 persoon werkzaam is, de ondernemer zal in dit geval zelf voor de inkoop zorgen, de reparatiewerkzaamheden uitvoeren en in de winkel staan. Als de ondernemer een salaris van 800 SRD per maand zou verdienen, blijft er 756,42 SRD over voor huisvesting en andere vaste lasten. Er wordt geschat dat een kledingzaak in 10 jaar meer aan waardetoevoeging zou kunnen gaan doen. In dit geval kunnen er bijvoorbeeld stoffen ingekocht worden en verwerkt worden tot kleding. Er wordt vanuit gegaan dat de inkoop van stoffen aanzienlijk minder is dan de inkoop van kleding, dit wordt geschat op 40% van de omzet. In dit geval blijft er 60% over voor personeelskosten, huisvesting en kosten voor nutsvoorzieningen. Dit komt neer op een bedrag van 26.061. In dit geval zal een tweede werknemer in de kledingzaak moeten komen werken om de stoffen tot kleding te verwerken. Wanneer beide medewerkers 800 SRD per maand verdienen, is er een bedrag van 571,75 SRD beschikbaar voor alle overige vaste lasten. Kledingzaken die uiteindelijk ook zelf waarde zullen toevoegen, kunnen uiteindelijk 26 banen bieden. Visserij en vishandel De visserij en vishandel heeft in eerste instantie heel Marowijne als verzorgingsgebied. Er zijn 862 huishoudens die vragen naar vis. Met de informatie uit E.2 is er te berekenen dat er per vishandel 250 kg vis per week wordt verkocht. Het gemiddelde huishouden van 6,9 personen in Marowijne eet 2,8 keer per week vis bij de maaltijd (zieTabel 13: Verhouding vlees-‐ en visgebruik Met de aanname dat een portie vis 150 gram is en de visprijs van 7,50 SRD per kilo kan er berekend worden dat er per huishouden 1.130 SRD per jaar wordt uitgegeven aan vis. Met een markt van 862 huishoudens vertegenwoordigd de hele sector een omzet van 974.250 SRD. Een huidige visser heeft een jaarlijkse omzet van 97.500 SRD. Er is in de huidige situatie ruimte voor 10 vishandelaren in de huidige opzet. De meeste vishandelaren werken met zijn tweeën, per vishandel wordt dan 1600 SRD/maand aan loon verdiend. Per jaar is het totale loon in de sector 192.000 SRD, zo’n 20% van de totale omzet. De visserij voor de markt in Marowijne verschaft dus 20 banen. In de hele regio is veel vis te vangen, daarom is vergroting van het afzetgebied mogelijk. In Paramaribo is veel vraag naar vis, en er wordt in de regio niet veel zelf gevangen en niet veel gekweekt. Hierdoor is er zeker een verdubbeling van de markt mogelijk. Er is dan per onderneming een extra visser nodig en een extra werknemer voor de verkoop en het transport in Paramaribo voor zijn. Daarnaast kan er ook aan procesintegratie gedaan worden. Zo kan het schoonmaken en fileren van de vis alvast gedaan worden. Hierdoor wordt het voor de horeca aantrekkelijker vis af te nemen vanuit Marowijne. Per onderneming kan er één werknemer worden ingehuurd om deze processen voor de horeca uit te voeren. In totaal kan de vissector dan 50 banen creëren. Drogisterij De afzetmarkt van nieuwe drogisterijen is 479 huishoudens groot. Er wordt vanuit gegaan dat een gemiddeld huishouden van 7 personen per maand ongeveer 50 SRD uitgeeft bij de drogisterij.
97
Hiervoor kunnen bijvoorbeeld 2 flessen deodorant, 2 flessen douchegel, 2 potten gel en 1 pot body lotion gekocht worden. De omzet van de totale branche komt in dit geval neer op 287.400 SRD. In dit geval zouden 22 drogisterijen nodig zijn om aan de vraag te voldoen. Een drogisterij geeft relatief veel geld uit aan inkoop, in Nederland ligt is percentage op 66% (Hoofdbedrijfschap Detailhandel). In Suriname ligt dit anders, producten worden zo goedkoop mogelijk ingekocht. Zo zijn er producten waar bijvoorbeeld geen etiket op staat. Er wordt geschat dat zo’n 55% van de omzet naar inkoop gaat. Bij een jaarlijkse omzet van 13.357,50 SRD blijft een bedrag van 6010,88 SRD over voor personeelskosten en andere vaste lasten. Wanneer er 1 persoon in iedere drogisterij zou werken en maandelijks 800 SRD zou verdienen, blijft een bedrag van minus 3589,12 SRD over. De groeipotentie is in dit geval gelijk aan nul, omdat er bij drogisterijen geen waarde toegevoegd kan worden. Om waarde toe te voegen aan drogisterijproducten, is veel kennis van farmacie nodig. Daarnaast zou er dan een fabriek opgezet moeten worden, iets wat niet binnen 10 jaar te verwezenlijken is. Uitzendbureau Een gemiddeld uitzendbureau in Marowijne krijgt 6 aanvragen per jaar. In Moengo zijn twee uitzendbureaus gevestigd, er zullen dus 12 aanvragen per jaar zijn. Ook in Albina zijn uitzendbureaus gevestigd, maar omdat Albina minder inwoners telt en Suralco daar in mindere mate werkzaam is, wordt uitgegaan van een totaal van 20 aanvragen per jaar. Dus iedere 2,6 weken wordt iemand uitgezonden. Zo krijgt de onderneming voor de persoon die in week één uitgzonden wordt 20.835,36 SRD. Voor de persoon die na 2,6 week wordt uitgezonden krijgt het uitzendbureau 19.793,59 SRD. Als op deze manier doorgerekend wordt komt de totale omzet in deze branche neer op 239.606,64 SRD. In dit geval is er ruimte voor 3 uitzendbureaus. Als ieder uitzendbureau jaarlijks 72.923,76 SRD omzet genereert, kan er werk geboden worden aan 6 personen per uitzendbureau. In dit geval nemen de loonkosten % van de totale omzet in en blijft er maandelijks 1276,98 SRD over voor huur, kosten voor nutsvoorzieningen en andere afschrijvingen. Een uitzendbureau zou in dit geval aan 18 personen werk kunnen bieden. Een vergroting van de afzetmarkt is binnen 10 jaar onwaarschijnlijk, omdat het uitzendbureau de afzetmarkt slechts kan vergroten door zich in Paramaribo te vestigen of doordat de populatie in Marowijne sterk groeit. Voor de eerste optie is een grote investering nodig, wat niet realistisch wordt geacht binnen 10 jaar. Om een significant grotere afzetmarkt te krijgen, zal de populatie van Marowijne dermate sterk moeten groeien, dat ook dit niet realistisch wordt geacht binnen 10 jaar. Crèche In Marowijne zijn er 400 huishoudens die tot het afzetgebied van een crèche behoren. Per huishouden zijn er gemiddeld 2 kinderen die de leeftijd hebben dat ze naar een crèche mogen. Er is dus een markt van 800 kinderen en baby’s. In E.2 is gesteld dat 1 op de 3 kinderen een baby is, de rest is peuter. Voor baby’s geldt het gemiddelde tarief van 75 SRD/maand, voor peuters 70 SRD/maand. De branche vertegenwoordigd daarmee een omzet van 688.000 SRD. Deze omzet is verdeeld over 40 crèches. Per crèche is er, naast de ondernemer zelf, nog een part-‐time medewerker nodig die de ondernemer assisteert tijdens de opvang van de kinderen. Deze werknemers werken de helft van de tijd en verdienen daarmee 400 SRD/maand. Ervan uitgaande dat de ondernemer zelf 800 SRD verdient komen de loonkosten per crèche op 1200 SRD/maand. De branche zorgt dan voor 60 arbeidsplaatsen, de loonkosten bedragen 83,7% van de totale omzet. Verdere groei in arbeidsplaatsen is in deze situatie daarom niet mogelijk. Zeker gezien het feit dat een onderneming op deze manier nog geen 250 SRD/maand over heeft voor de overige kosten. Voor een crèche is het moeilijk om het afzetgebied te vergroten of om procesintegratie te realiseren.
98
Het afzetgebied is niet te vergroten, dit omdat de crèches makkelijk bereikbaar moeten zijn voor ouders, anders weegt de dienst niet op tegen de reis. Procesintegratie is ook moeilijk te realiseren, vooral omdat dit een verzorgende dienst betreft. Er zijn wel extra activiteiten te organiseren binnen een crèche, dit kan dan weer extra werkgelegenheid opleveren. Uit de bovenstaande berekening is echter af te leiden dat er geen ruimte is voor extra loonkosten. Als de inkomsten per kind met 40 SRD/maand verhoogd zou worden kan er pas een extra 800 SRD aan loonkosten betaald worden. Dit betekent dan echter een prijsstijging van ongeveer 56% en is dus niet zomaar door te voeren. Personenvervoer De afzetmarkt van een taxibedrijf is 191 huishoudens groot. In een gemiddeld jaar is de omzet 46.800 SRD. Echter zullen van deze huishoudens niet alle gezinsleden gebruik maken van de taxi, er wordt verondersteld dat 3 personen uit een gezin frequent gebruik maken van de taxi, wat neerkomt op 64 personen. Deze personen zullen niet iedere week gaan, er wordt aangenomen dat zij ongeveer eens per twee weken heen en weer naar Paramaribo gaan om boodschappen te doen. De helft van de groep van 64 personen komt uit Albina, en betaalt 40 SRD voor een enkele rit. De andere helft komt uit Moengo en betaalt 25 SRD per rit. Zo komt de totale omzet in de branche neer op 99.840 SRD per jaar. In dit geval is er ruimte voor 2 ondernemingen. Stel dat bij iedere onderneming 2 chauffeurs werken die allemaal 800 SRD per maand verdienen. Voor een taxibedrijf dat jaarlijks 46.800 SRD omzet genereert, zijn de loonkosten met twee chauffeurs gelijk aan 19.200 SRD per jaar, dit is 41% van de omzet. Zo blijft er maandelijks nog 2300 SRD over voor onderhoud. Voor iedere auto is ± 2000 SRD per maand nodig, zoals in E4 beschreven wordt. Op langere termijn kan het taxibedrijf groeien door frequent te rijden en betrouwbare diensten aan te bieden, het marktaandeel wordt groter. Als zij binnen 10 jaar de afzetmarkt verdubbelen, is de grootte hiervan gelijk aan 382 huishoudens. Als weer wordt verondersteld dat per gezin drie mensen eens per twee weken naar de stad rijden – de helft vanuit Moengo en de helft vanuit Albina – komt de totale omzet van de branche neer op 199.680 SRD per jaar. Dit biedt ruimte aan 4 ondernemingen, als iedere onderneming 2 chauffeurs in dienst neemt kan personenvervoer op lange termijn werk bieden aan 8 personen. Kapper De kapperszaken in Marowijne hebben maar 2 steden waar ze zich rendabel kunnen vestigen: Moengo en Albina. In de dorpen is het afzetgebied te klein om de onderneming rendabel te laten zijn. De 240 huishoudens die het afzetgebied vormen zullen dan ook rondom deze steden liggen. Gemiddeld krijgt de kapper 12,5 klant per dag. Dit zijn per maand 375 klanten, dat zijn 54 huishoudens. Er is dus ruimte voor 5 kapsalons, goed voor een omzet van 48.750 SRD/jaar. De totale sector vertegenwoordigd een omzet van 243.750 SRD/jaar. Om 12,5 klant per dag te helpen zijn er 2 kappers nodig. De loondruk is dan 39% en dan is er genoeg ruimte voor inkoop en andere lasten. Er is echter geen export mogelijk naar Paramaribo omdat de dienst plaatsgebonden is. Als procesintegratie kan de kapper extensions gaan invlechten, die erg populair zijn in Marowijne, dit levert dan extra klandisie op. Hierdoor kan er een extra werknemer per salon ingehuurd worden. De sector kan dus aan 15 mensen werk bieden.
E.5
Kapitaalintensiviteit
In deze bijlage wordt de kapitaalintensiviteit van de ondernemingen berekend. Dit is gedaan door de inkoop en de operatiekosten te berekenen. Uiteindelijk resulteert dit in de kapitaalintensiviteit per product, dus de kosten om één product te maken.
99
Boekhandel Een boekhandel produceert kapitaalintensief, omdat het product verder niet aangepast wordt. De waardetoevoeging blijft daardoor relatief klein en het bruto winstmarge ook. Het bruto winstmarge is gemiddeld 31%, de inkoop is dus 69% (Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2010). Dit is wel gebaseerd op een Nederlandse boekhandel. Aangezien het prijsniveau van de boekhandel in Suriname ongeveer gelijk is aan het Nederlandse prijsniveau, kan er aangenomen worden dat dit geldige informatie is. Met een gemiddelde verkoopprijs van 37,50 SRD is de inkoopprijs 25,88 SRD. Verder heeft de boekhandel nog huur en vervoer van de inkoop aan kosten. De huur kan gesteld wordt op 20 SRD/maand, zoals dhr. Lee heeft aangegeven in Bijlage A: Interviewverslagen. Het vervoer van het koopwaar wordt geschat op 50 SRD, aangezien er niet veel boeken worden vervoerd. Tenslotte is het ‘loon’ van de ondernemer(800 SRD/maand) nog een grote kostenpost bij de verkoop van boeken. Bij een omzet van 7,5 boek per jaar zijn de kosten om één boek te kunnen verkopen 1344,55 SRD. Bij een verkoopprijs van gemiddeld 37,50 SRD is deze totale kostenpost bijna 36 keer zoveel. Groente-‐ en fruithandel De groente en fruithandel heeft aan inkoopwaarde 1000 SRD voor 333 producten, zoals genoemd is in E.2. Per week wordt er ook betaald voor transport, huur en het gebruik van koelingssystemen. Voor het transport wordt 250 SRD per week betaald, de huur wordt gesteld op 20 SRD/maand. Een gemiddelde koelkast verbruikt in Suriname ongeveer 30 kWh/maand. Voor de elektriciteit wordt dan een vast recht van 7,5 SRD/maand betaald, en voor het verbruik wordt nog een extra 1,62 SRD gerekend, met een energieprijs van 0,054 SRD/kWh (N.V. EBS, 2010). Dit zorgt voor een totale overige kostenpost van 279,12 SRD/maand. Per product is de inkoopwaarde 3 SRD, als de overige kosten verspreid worden over de afzet wordt er gesteld dat het 3,84 SRD kost om een groenteproduct te produceren. Meubelhandel Een gemiddeld product wordt in een meubelhandel voor 1.200 SRD verkocht. Voor een meubelhandel is de inkoop een grote kostenpost, omdat er niet zelf geproduceerd wordt. Volgens het HBD heeft een woninginrichtingszaak een brutowinst van 42%, in Marowijne ligt dit echter anders. De meubels die in Marowijne aankomen zijn niet zelfgemaakt. Daarnaast worden deze vaak ingekocht bij een fabriek in Paramaribo, waar de prijs al redelijk hoog ligt. Er wordt daarom aangenomen dat de brutowinst van deze onderneming op 30% ligt. De inkoop van een meubelstuk is gemiddeld dan 840 SRD. Het transport van een meubelstuk ligt rond de 100 SRD, met als voorwaarde dat er meerdere meubels tegelijkertijd worden getransporteerd. De loonkosten, inclusief die van de ondernemer, zijn 1.600 SRD/maand. Per maand worden er gemiddeld 6 meubels verkocht. Dit komt neer op 1207 SRD productiekosten per meubel. Slagerij De slagerijen in Marowijne vallen onder de slagerijen met een omzet lager dan €500.000. Uit de tabel van HBD blijkt dat de inkoop van het vlees zo’n 50,7% beslaat. Vlees wordt verkocht voor gemiddeld 20 SRD per kilo, dit betekent dat de inkoop van een kilo vlees 10,14 SRD kost. Voor het transport van het vlees wordt aangenomen dat dit ongeveer 3 SRD per kilo kost. Per maand wordt er gemiddeld 563,33 kilo vlees verkocht. De transportkosten per maand zijn dan 1.690 SRD. De verdere bewerking van het vlees wordt door 3 werknemers gedaan, waaronder de ondernemer. Dit kost 2.400 SRD per maand aan loon. Daarnaast moet het vlees nog gekoeld worden, hier zijn 2 grote koelers voor nodig. Onder het kopje ‘groente-‐ en fruithandel’ is besproken dat een koeler 1,62 SRD per maand kost aan
100
verbruik. Omdat het totale verbruik hoger is dan bij de groente-‐ en fruithandel moet er 10,00 SRD aan vast recht betaald worden. De huur van het pand kost de onderneming 20 SRD/maand. Al deze kosten bij elkaar zorgen ervoor dat de ondernemer 17,46 SRD betaalt om een kilo vlees te produceren. Kledingzaak/kleermaker Voor de verschillende producten van een kledingzaak verschilt het inkoop percentage aanzienlijk. Voor kleinbedrijven geldt de inkoop van confectiekleding als 57% van de verkoopwaarde. (Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2010). De kleding die op maat gekocht wordt heeft een veel lagere inkoopwaarde, er wordt aangenomen dat deze gemiddeld eenderde van de verkoopwaarde is. De inkoopbedragen liggen dan op 11,40 SRD/shirt; 28,50 SRD/broek en 2 SRD per meter stof. Per maand worden er afgerond 91 shirts; 30 broeken en en 45 meter stof verkocht. Dit alles heeft een inkoopwaarde van 1.982,40 SRD. Per product(1,5 meter stof is een product, zie E.2) is de inkoopwaarde gemiddeld 13,13 SRD. Voor het transport van de kleding wordt per levering van 150 producten 0,75 SRD per product uitgegeven. Verder verdient de ondernemer nog 800 SRD per maand, per verkocht product is dit 4,82 SRD aan loonkosten. De huur van 20 SRD/maand wordt ook verdeeld over de verkochte producten, dit is 0,12 SRD per product. De investering om een product te verkopen komt in totaal neer op 18,82 SRD. De gemiddelde verkoopprijs is 23,80 SRD, dus de percentuele kapitaalintensiviteit van het product is 79,1%. Visserij en vishandel Een vishandel heeft in de eerste plaats een boot nodig, de prijs van een korjaal is gemiddeld 8000 SRD. De prijs voor de motor is ongeveer 6000 SRD. Dit zijn grote investeringen, maar de boot gaat ook erg lang mee. Er wordt vanuit gegaan dat deze investering één keer per tien jaar wordt gedaan. De bladen van de motor moeten daarentegen vaker worden vervangen, ongeveer eens per twee jaar, de prijs hiervaan is 400 SRD. Daarnaast is er nog overig onderhoud, zoals het rotten van het hout tegengaan en verven. De kosten hiervan worden geschat op 100 SRD per jaar. Een visnet van 120 x 250 cm is in Nederland 9 euro. De vishandel zou ongeveer 4 van deze netten nodig hebben, die gemiddeld eens per half jaar vervangen moeten worden. Dit komt neer op 288 SRD per jaar. Daarnaast wordt er nog een koelbox gebruikt, de prijs van een koelbox is ongeveer 200 SRD. De koelbox wordt meegenomen op de boot en naar de markt, hierdoor lijdt de koelbox veel. Er wordt verwacht dan eens per twee jaar een nieuwe koelbox aangeschaft moet worden. Daarnaast maakt de vishandel nog kosten voor brandstof, de prijs per liter benzine is ongeveer 3,40 SRD. De 15 pk motor verbruikt ongeveer 7,5 liter brandstof per uur. Er vanuit gaande dat de boot iedere dag ongeveer een half uur moet varen, komt dit neer op 12,75 SRD per dag. Dit is 255 SRD per maand. Tot slot zijn er loonkosten. In een vishandel zullen twee arbeidskrachten werkzaam zijn met een gemiddeld salaris van 800 SRD per maand. Totaal zijn de jaarlijkse kosten dan gelijk aan 21.543 SRD, wat neerkomt op 1795,25 SRD per maand. Hiervoor wordt 5 maal per week 50 kg vis verkocht. Dit komt maandelijks neer op 1000 kg vis, wat betekent 1,80 SRD per kilo vis. Dit is gelijk aan 24% van de verkoopprijs. Drogisterij De waardetoevoeging bij een drogisterijproduct is relatief laag. In Nederland ligt de inkoopwaarde op 66%. Geschat wordt dat deze in Suriname lager ligt, omdat voornamelijk de allergoedkoopste producten worden ingekocht. Bijvoorbeeld zonder etiket. Er wordt verondersteld dat de bruto winstmarge gelijk is aan 45%, wat betekent dat de inkoop 55% is. De gemiddelde prijs van een drogisterijproduct ongeveer 7 SRD, wat betekent dat de inkoopprijs gelijk is aan 3,85 SRD. De huur
101
wordt geschat op 20 SRD/maand, zoals in Bijlage A: Interviewverslagen te lezen is. Er worden gemiddeld 30,5 producten per week verkocht, dus zal er twee keer per maand vervoer naar en van Paramaribo moeten zijn. De prijs per rit wordt geschat op 100 SRD. Per keer zullen dan ongeveer 61 producten worden ingekocht. Dit betekent dat er bovenop de inkoopprijs van 3,85 SRD een bedrag van 1,64 SRD voor het transport komt. Daarnaast komt er een bedrag van 0,16 SRD per product bovenop het bedrag, voor de huur van het pand. Totaal zijn de kosten om één drogisterijproduct te verkopen gelijk aan 5,65 SRD. Dit is 80,7% van de gemiddelde prijs van een product. Uitzendbureau De kosten die een uitzendbureau maakt zijn zeer beperkt. Er zal een computer nodig zijn. De afschrijving van een gemiddelde tweedehands computer wordt geschat op 6 jaar. Dit betekent dat er jaarlijks 166,67 SRD naar de afschrijving voor de computer gaat. Daarnaast zijn er loonkosten. Een uitzendbureau biedt ruimte voor 3 werknemers, die elk 800 SRD per maand verdienen. Dit komt jaarlijks neer op een bedrag van 28.800 SRD. Totaal komt dit jaarlijks neer op 28.966,67 SRD. Als er hiervoor aan 6 aanvragen wordt voldaan, komen de kosten per geleverde dienst neer op 4827,78 SRD. Dit is 39,7% van de gemiddeld prijs per dienst, die gelijk is aan 12.153,95 SRD. Crèche Een crèche is zeer arbeidsintensief en redelijk kapitaalintensief. De waarde van deze dienst ligt vooral in het aanwezig zijn van een volwassen persoon bij de kinderen. Daarnaast zijn er wel kosten van de huur van het pand, deze worden geschat op 20 SRD/maand. Er zijn banken, stoelen, speelgoed en een schoolbord aanwezig voor de kinderen. Banken, stoelen en een schoolbord gaan lang mee, maar zijn vrij kostbaar. De prijzen hiervan worden geschat op een totaal van 200 SRD. Deze uitgaven hoeven echter maar ongeveer 1 keer per 3 jaar worden gedaan. Speelgoed daarentegen moet vaker aangeschaft worden, maar is goedkoper. Als er iedere maand 1 soort speelgoed bijgekocht zou worden, komt dit neer op zo’n 20 SRD per maand. Daarnaast moet er nog eten en drinken gekocht worden voor de kinderen. Stel er worden door de 20 kinderen drie flessen limonade per week gedronken à 7 SRD per stuk. Voor brood en tussendoortjes wordt 30 SRD per dag gerekend. De kinderen zijn 5 dagen per week aanwezig, dus dit kost 171 SRD per week. Tot slot zijn er nog de arbeidskosten van 800 SRD per maand voor één fulltime medewerker en 400 SRD per maand voor de part-‐time medewerker. Het totaalbedrag per maand komt dan neer op 1929,56 SRD voor 20 kinderen. Dit betekent 96,48 SRD per kind. Dit is 120,6% van het gemiddelde bedrag van 80 SRD per kind per maand. De kosten zijn dus hoger dan de inkomsten. Personenvervoer De kosten die de chauffeur maakt zijn in de eerste plaats de auto, de prijs van een tweedehands MPV auto is ongeveer 10.000 SRD. Er wordt vanuit gegaan dat deze 10 jaar mee gaat, dit komt dan neer op een jaarlijks bedrag van 1000 SRD. Daarbij komen onderhoudskosten, eens per twee maanden moeten de banden vervangen worden à 60 SRD per band. Eens per drie maanden moet het onderstel vervangen worden, dit kost 500 SRD. Eens per 3 weken moet smeerolie bijgevuld worden, er wordt één fles à 20 SRD per 1,5 maand gerekend. Daarnaast zijn er nog benzinekosten, bij een gemiddelde rit heen en weer naar de stad is de chauffeur ongeveer 90 SRD aan brandstof kwijt. Tot slot worden er loonkosten gerekend voor één taxichauffeur is dit 800 SRD per maand. Totaal komen de kosten per maand dan neer op 2803,35 SRD. Dit komt neer op 155,74 SRD per dienst. Dit is 479,2% van de inkomsten.
102
Kapper Een kapper is een arbeidsintensief beroep. De kosten die de kapper maakt liggen in de eerste plaats bij de huur van een pand, namelijk 20 SRD/maand. Daarnaast heeft een kapper messen en scharen nodig. Een tweedehands kappersmes wordt in Nederland verkocht voor ongeveer 15 euro, dit komt neer op 60 SRD. Een kapper die gemiddeld 12,5 klanten per dag knipt zal in ieder geval 4 verschillende messen en scharen moeten hebben en deze eens in de drie jaar moeten vervangen. Dit komt neer op een bedrag van 6,67 SRD per maand. Daarnaast moet een kapper shampoo, gel en andere haarverzorgingsproducten. Shampoo kost gemiddeld 10 SRD per fles, gel 5 SRD en een haarstijlingsproduct 12 SRD. Een kapper zal per week ongeveer 1 fles shampoo, 2 potten gel en 0,5 fles haarstijlingsproduct nodig hebben. Daarnaast heeft de kapper nog haarelastiekjes en kralen nodig. Dit zijn zeer goedkope producten, hiervoor wordt een bedrag van 30 SRD per maand geschat. Hierbij komen de loonkosten voor 2 werknemers, dit is maandelijks 1600 SRD. De totale kosten per maand komen dan neer op 1760,67 SRD. De kapper heeft gemiddeld 12,5 klant per dag, dus maandelijks 375 klanten. De kosten om één dienst te leveren komen in dit geval neer op 3,70 SRD per klant. Dit is slechts 49,3% van de prijs. 1,037146
E.6
Multi-‐criteriatabel
In een multi-‐criteriatabel worden de resultaten van de criteria voor alle ondernemingen overzichtelijk weergegeven in een tabel. In Figuur 3: Prestatie-‐indicatoren voor de business oppurtunities worden de eenheden van de verschillende criteria weergegeven. In de onderstaande tabel staan de resultaten uit E.1 tot en met E.5 weergegeven. Tabel 14: Multi-‐criteria analyse
Boekhandel Groente-‐ en fruithandel Meubelhandel Slagerij Kledingzaak Visserij en vishandel Drogisterij Uitzendbureau Crèche Personen-‐ vervoer Kapper
Grootte afzetmarkt 72
234
Initiële investering 4.700
Groeipo-‐ tentie 0
Kapitaal-‐ intensiviteit 1.344,55
% t.o.v. verkoop 3.585
710
57.763
26.920
154
3,84
128
479 1138 639
78.000 112.667 39.815
16.300 33.784 8.580
9 92 26
1.207 17,46 23,80
101 87 79
862
81.250
24.136
50
1,80
24
479 447 400
11.131 60.760 14.333
4.280 1.940 1.210
0 18 60
5,65 4.827,78 94,48
81 40 121
191
50.700
10.000
8
155,74
479
240
40.625
1.350
15
3,70
49
Omzet
E.7
SMARt analyse
Met de informatie uit het multi-‐criteriatabel kan de Simple Multi-‐Attribute Rating Technique(SMART)-‐tabel gemaakt worden. In deze tabel worden de waarden uit de voorgaande
103
tabel relatief gemaakt en krijgt ieder criteria een weging, waardoor ieder alternatief een totaalscore krijgt. Het alternatief met de hoogste totaalscore komt uit de toets naar voren als onderneming die het meeste succes zal hebben. Als eventuele tussenstap kunnen de ondernemingen met de laagste scores alvast verwijderd worden, aangezien deze vaak veel invloed hebben op de relatieve scores. De criteria krijgen een verschillende weging, aangezien niet elk criterium evenveel invloed heeft op de gewenste situatie. De omzet en groeipotentie zijn als belangrijkste criteria aangeduid, aangezien dezen een indicatie geven van de ondernemingskansen in de sector. De huidige grootte van de afzetmarkt is een belangrijke indicator om na te gaan of een opstartende onderneming genoeg klandisie kan verwerven, terwijl de initiële investering aangeeft hoe groot de barrière is om de onderneming op te zetten. De kapitaalintensiviteit en het percentage hiervan ten opzichte van de verkoop zijn ook indicatoren voor de succeskans van een opstartende onderneming, maar omdat het onderzoek zich richt op het creëren van werkgelegenheid zijn deze van minder groot belang. De initiële resultaten van de SMART-‐tabel worden hieronder weergegeven. Tabel 15: SMART-‐analyse
Weging Boekhandel Groente-‐ en fruithandel Meubelhandel Slagerij Kledingzaak Visserij en vishandel Drogisterij Uitzendbureau Crèche Personen-‐ vervoer Kapper
Grootte afzetmarkt 2 0
3,5 0
Initiële investering 2 0,89
Groeipo-‐ tentie 3 0
Kapitaal-‐ intensiviteit 1 0,72
% t.o.v. verkoop 1,5 0
0,60
0,51
0,21
1
1,00
0,96
6,99
0,38 1 0,53
0,69 1 0,35
0,54 0 0,77
0,06 0,60 0,17
0,75 1,00 1,00
0,97 0,98 0,98
6,48 9,77 6,81
0,74
0,72
0,30
0,32
1
1
8,06
0,38 0,35 0,31
0,10 0,54 0,13
0,91 0,98 1
0 0,12 0,39
1,00 0 0,98
0,98 0,99 0,97
5,40 6,40 6,68
0,11
0,45
0,73
0,05
0,97
0,87
5,68
0,16
0,36
1,00
0,10
1,00
0,99
6,37
Omzet
Score x 2,50
Met een score van 2,50 kan er geconcludeerd worden dat een boekhandel geen lucratieve onderneming is voor Marowijne. Wat opvalt is dat de boekhandel ook veel invloed uitoefent op de relatieve scores. Doordat de boekhandel niet lucratief is kan ervoor gekozen worden om deze weg te strepen uit de SMART-‐analyse, om zo een reëler beeld te verkrijgen. Dit geldt gedeeltelijk ook voor het uitzendbureau. Met een score van 6,40 kan er geconcludeerd worden dat deze onderneming niet erg succesvol zal worden. Bij kapitaalintensiviteit wordt een heel vertekend beeld gegeven worden door het het uitzendbureau mee te nemen in de test. Op basis van hiervan wordt het uitzendbureau niet meer meegenomen, om een grotere spreiding in de scores van de andere ondernemingen te krijgen. In de tabel op de volgende bladzijde staat de uitkomst van de alternatieve SMART-‐analyse.
104
Tabel 16: Gevoeligheidsanalyse SMART-‐tabel
Weging Groente-‐ en fruithandel Meubelhandel Slagerij Kledingzaak Visserij en vishandel Drogisterij Crèche Personen-‐ vervoer Kapper
Grootte afzetmarkt 2
3,5
Initiële investering 2
Groeipo-‐ tentie 3
Kapitaal-‐ intensiviteit 1
% t.o.v. verkoop 1,5
0,55
0,46
0,21
1
1,00
0,77
8,29
0,30 1 0,47
0,66 1 0,28
0,54 0 0,77
0,06 0,60 0,17
0 0,99 0,98
0,83 0,86 0,88
5,42 9,58 6,27
0,71
0,69
0,30
0,32
1
1
7,94
0,30 0,22
0 0,03
0,91 1
0 0,39
1,00 0,92
0,87 0,79
4,73 5,82
0
0,39
0,73
0,05
0,87
0
3,85
0,05
0,29
1,00
0,10
1,00
0,95
5,84
Omzet
Score x
Uit deze tabel blijkt dat de scores van de ondernemingen niet wezenlijk verschillen van de originele tabel. Hiermee is aangetoond dat de aanwezigheid van de boekhandel en het uitzendbureau in de SMART-‐analyse geen bepalend effect heeft op het eindresultaat. Tabel 12 kan daardoor gebruikt worden ter onderbouwing van het advies over de succeskansen van de ondernemingen.
105
Bijlage F: De indeling van het onderwijs in Suriname In de onderstaande figuur staat de onderwijsstructuur van Suriname uitgelegd. (Van De Weg, 2008). Uit dit figuur is op te maken dat het hoogste onderwijsniveau in Marowijne, de MULO, normaal gesproken tot de 16-‐jarige leeftijd opleid. Hierna staan de kinderen voor de keus om in Paramaribo door te leren of om te gaan werken.
Figuur 10: De onderwijsstructuur in Suriname
106
Bijlage G: Actorenanalyse De eerste stap van de actorenanalyse is weergegeven in Fout!Verwijzingsbron niet gevonden.. Hierin zijn schematisch de belangen, doelen, kloof met doelen, oorzaken en oplossingsrichtingen weergegeven. Er is te lezen met welke problemen, welke actor kampt. Er wordt een beeld geschetst van de gewenste situatie per actor, waarom deze situatie nog niet bereikt is en hoe dit eventueel wel zou kunnen. Tabel 17: Inventarisatie belangen, doelen en oplossingen
Actor Inwoners van Marowijne
Belangen
Kloof met doelen
Oorzaken
Oplossings-‐ richting
Betere leefomstandighe den: lichamelijke behoeften, veiligheid en zekerheid Een welvarender Marowijne
Voldoende financiële middellen
Deel van de bevolking leeft onder de armoedegrens
Hoge werkloosheid
Meer werk-‐ gelegenheid creeëren
Meer economische activiteit, verdere ontwikkeling van de regio, groep die naar de stad trekt beperken
Hoge werkloosheid
Meer infrastructuur, het opzetten van een onderneming ver-‐ gemakkelijken
Winst maken
Voorzien in behoeften, betere leefomstandig-‐ heden
Hoge investeringen, grote risico’s
Lage locale productie, weinig ondernemingen, weinig faciliteiten, beperkte infrastructurele voorzieningen , weinig investeerders Beperkt aantal investeerders, ongunstige voorwaarden voor leningen
Winst maken
Een leidende rol innemen op het gebied van bauxiet-‐ en goudwinning, behouden van hoge export Beter onderwijs en meer ontwikkeling in Marowijne om in de behoeften van de inwoners te kunnen voorzien De ontwikkeling van Marowijne stimuleren, winst maken
Uitgeputte bauxietreserves in Marowijne
De grondstoffen zijn eindig
Beperkte kennis aanwezig in de regio, geen hoger onderwijs
Weinig werk-‐ gelegenheid, hoger opgeleiden trekken naar de stad
Meer werk-‐ gelegenheid creeëren, meer scholing, een hogere onderwijs-‐ instelling
Onvoldoende aantrekkelijke projecten om in te investeren
Beperkt aantal ondernemingen met intentie te groeien, weinig faciliteiten en infrastructurele voorzieningen
Inwoners enthousias-‐ meren te gaan ondernemen, meer faciliteiten en infrastructuur
Regionale overheid
Middel-‐ en kleinbedrijven in Marowijne
Suralco
Een welvarender Marowijne
STOOM
(Toekomstige) investeerders
Doelen
In de toekomst deel van de winst genereren
Gunstigere voorwaarden lening, regio aantrekkelijker maken voor investeerders Een nieuw gebied opzoeken, wegtrekken uit Moengo
107
Nu de belangen, doelen en oplossingsrichtingen van iedere actor duidelijk zijn, kan gekeken worden naar de afhankelijkheid, toewijding en gelijke richting. Hierbij wordt de vraag gesteld of actoren veel of weinig belang aan het probleem en/of de oplossingen hechten. Daarnaast wordt nagegaan of actoren zullen participeren in een bepaalde oplossingsrichting en potentiële bondgenoten zullen zijn. De oplossing die wordt gezocht voor het probleem is werkgelegenheid creeëren, er moet dan ook nagegaan worden welke actoren hierin zullen participeren en welke actoren dit eventueel kunnen blokkeren. In onderstaande tabel is een schema te zien met toegewijde, niet-‐toegewijde, kritieke en niet-‐kritieke actoren met tegengestelde en gelijkgerichte percepties. Linksboven in de tabel, de kritieke, toegewijde actor met gelijkgerichte percepties is een actor die waarschijnlijk zal participeren en een belangrijke potentiële bondgenoot is. Het middel-‐ en kleinbedrijf valt hieronder, omdat deze ondernemers een cruciale rol innemen binnen de probleemsituatie. Waarschijnlijk zullen zij wel meewerken aan mogelijke oplossingen op het gebied van werkcreatie, omdat dit gericht is op ondernemerschap vergemakkelijken en stimuleren. De regionale overheid en stichting STOOM worden gezien als niet-‐kritieke, toegewijde actoren. Dit zijn actoren die (waarschijnlijk) zullen participeren in het oplossen van het probleem en zij worden gezien als bondgenoten. Echter zijn deze organisaties niet cruciaal, maar is hun medewerking zeer gewenst. De kritieke, niet-‐toegewijde actoren zijn onmisbaar, maar moeilijk te activeren. Zowel de inwoners als de mogelijke toekomstige investeerders zullen niet snel stappen ondernemen richting een oplossing. Voor investeerders in Marowijne momenteel nog geen aantrekkelijk gebied, de meeste investeerders hebben er ook niet specifiek baat bij dit gebied te ontwikkelen. Ook voor inwoners is het niet noodzakelijk te gaan ondernemen.Wanneer zij zelf op dit moment vinden dat zij het goed hebben, zijn zij moeilijk te activeren tot ondernemerschap. Echter is het wel een onmisbare partij. Tot slot valt Suralco onder de niet-‐kritieke, toegewijde actor met tegengestelde principes. Voor Suralco staat het welzijn in Marowijne niet centraal, maar het behalen van winst.Wanneer zij uit de regio wegtrekken zullen er veel banen wegvallen of werknemers zullen naar Paramaribo moeten vertrekken. Dit heeft dus een negatief effect op de ontwikkeling van de regio, maar dit is voor Suralco geen reden om te blijven wanneer hier geen bauxietreserves meer zijn. Tabel 18: Overzichtstabel afhankelijkheden actoren
Gelijkgerichte percepties, belangen en doelen Tegengestelde percepties, belangen en doelen
Toegewijde actoren Kritieke Niet-‐kritieke •
MKB
Niet-‐toegewijde actoren Kritieke Niet-‐kritieke • •
•
Regionale overheid STOOM
•
Suralco
•
Investeerders Inwoners
108
Bijlage H: Contextanalyse In deze analyse is allereerst een lijst contextfactoren opgesteld die te zien zijn in onderstaande tabel. Deze factoren kunnen invloed hebben op het probleem of de mogelijke oplossingen, maar de betrokken actoren kunnen niet direct invloed op deze factoren uitoefenen. De contextfactoren zijn gecategoriseerd in verschillende zogenaamde ‘drijvende krachten’. Dit zijn krachten die meerdere factoren beïnvloeden, ze zijn fundamenteler en omvatten meer dan de contextfactoren. Tabel 19: Contextfactoren gecategoriseerd
Economie Investeerders Vraag vanuit Frans-‐Guyana Koers Surinaamse Dollar Beleid Subsidies Institutionele bijstand Controle op vergunningen Corruptie Handelsovereenkomsten (VS, Frans-‐Guyana) Demografie Populatiegroei Consumptie per capita Infrastructuur Bereik en kwaliteit elektriciteitsnetwerk Transportkosten Bereikbaarheid Marowijne Cultuur en omgeving Houding ten opzichte van informeel ondernemen Aanwezigheid nieuwe bauxietreserves Houding ten opzichte van ondernemen Opleiding De drijvende krachten kunnen ingedeeld worden naar belang en onzekerheid, zoals te zien is in Fout!Verwijzingsbron niet gevonden.. Deze indeling zal nu verder worden toegelicht. Infrastructuur Een goede infrastructuur is erg belangrijk voor een economische actief en ontwikkeld Marowijne. Een solide wegennet, spoorlijn of haven maakt het exporteren en importeren gemakkelijker. De onzekerheid van bijvoorbeeld de bereikbaarheid van Marowijne en de kwaliteit van het elektriciteitsnetwerk is niet erg groot. Dergelijke aanpassingen gaan gepaard met grote investeringen en zijn erg tijdrovend. Het is niet erg waarschijnlijk dat het insfrastructurele netwerk in de toekomst sterk veranderd is. Daarom valt infrastructuur in de categorie hoog belang en lage onzekerheid. Beleid Beleid heeft een lage onzekerheid, maar een hoog belang. Het landelijke beleid, zoals een institutionele bijstand, subsidies en heffingen, controles en handelsovereenkomsten, is erg belangrijk voor de toekomstige situatie. Als de nationale overheid ondernemerschap stimuleert door subsidies
109
of andere gunstige voorwaarden, zal de economische activiteit in Marowijne toenemen. Ook middels handelsovereenkomsten met Frans-‐Guyana kan de situatie in Marowijne sterk veranderen. Echter is hier weinig onzekerheid over, de afgelopen jaren is op dit gebied namelijk niet veel veranderd. De nationale overheid zal in de nabije toekomst nog geen hoge prioriteit stellen op structurele wijzigingen in het beleid, omdat Suralco hier nu nog de scepter zwaait. Cultuur en omgeving De cultuur en omgeving is erg belangrijk voor de toekomstige situatie. Het opleidingsniveau en de houding van inwoners ten opzichte van ondernemerschap bepaalt mede de werkloosheid, iets wat een belangrijke factor is voor de ontwikkeling van Marowijne. Onder omgeving worden ook de mogelijke aanwezigheid van extra bauxietreserves gerekend, wat een verlenging van het verblijf van Suralco tot gevolg kan hebben. Dit is iets wat nog erg onzeker is, er wordt bodemonderzoek uitgevoerd maar er is nog niets bekend over een mogelijk nieuwe mijn. Mocht Suralco langer in de regio blijven, zal de werkloosheid waarschijnlijk minder snel toenemen. De houding van inwoners ten opzichte van ondernemerschap en informeel werkzaam zijn, is iets wat niet te voorspellen en ook moeilijk te beïnvloeden is. Daarom valt cultuur en omgeving in de categorie hoge onzekerheid. Economie Er zijn verschillende economische aspecten van belang voor de probleemsituatie, die tevens erg onzeker zijn. Het aantal mogelijke toekomstige investeerders hangt af van veel andere factoren. Zoals de potentie van Marowijne, het al dan niet blijven van Suralco, de handelsovereenkomsten met Frans-‐Guyana en de economische situatie in heel Suriname. Ondanks deze grote onzekerheid zijn de investeerders erg belangrijk voor de toekomst van de regio, zonder investeerders komen geen nieuwe ondernemingen van de grond. Ook de vraag vanuit Frans-‐Guyana is belangrijk voor de economische activiteit in Marowijne. Wanneer de vraag vanuit Frans-‐Guayana sterkt toeneemt – bijvoorbeeld omdat zogenaamde ‘hosselaars’ legaal het land in mogen – kan de afzetmarkt van verschillende ondernemingen in Marowijne aanzienlijk groter worden. Echter is de vraag moeilijk in te schatten, omdat hier nog geen onderzoek naar gedaan is. Tot slot fluctueert de koers van de Surinaamse Dollar sterk, terwijl deze erg belangrijk is voor de handelspositie van Suriname ten opzichte van de VS, Canada en Europa. Demografie Als consumptie sterk toeneemt, moet er meer geproduceerd worden. Dit kan grote effecten hebben op de economische activiteit. Echter is dit geen onzekere factor, omdat consumptie relatief voorspelbaar is. Als de populatiegrootte sterk toeneemt, zullen er meer scholen, banen en voorzieningen gecreëerd moeten worden. De populatiegrootte is dan ook erg belangrijk voor de oplossingsrichtingen. Daarnaast is dit een zeer onzekere factor. Wanneer Suralco de regio zou verlaten, is de kans aanwezig dat veel inwoners naar Paramaribo trekken. Dit kan drastische demografische veranderingen tot gevolg hebben.
110
Tabel 20: Contextfactoren geclassificeerd naar belang en onzekerheid
Onzekerheid
Laag
Hoog
Infrastructuur Beleid
Cultuur en omgeving Economie Demografie
Laag Belang Hoog
Met deze drie krachten die van groot belang zijn voor de probleemsituatie en een onzekere toekomst hebben, zijn verschillende toekomstsituaties te schetsen. Wanneer de twee uitersten van iedere drijvend kracht op een assenstelsel worden uitgezet, moeten alle toekomst scenario’s binnen dit stelsel vallen. Dit is te zien in onderstaand figuur, Figuur 10.
Figuur 10: Mogelijke toekomst scenario's
111
Bijlage H: verslag van de krutu, 24-‐1-‐‘11 te Moengo Een krutu is een bijeenkomst tussen verschillende belanghebbenden met als doel om deze te informeren en een algemene consensus te bereiken. In dit verslag wordt beschreven welke belanghebbenden aanwezig waren, wat hun raakvlak met het onderzoek was en welke dingen er zijn besproken in de krutu. Er kan gesteld worden dat de krutu een succes was, alle aanwezigen waren enthousiast over de resultaten van het onderzoek en enthousiast over de beslissingen die in de krutu zijn genomen. Voor de krutu is iedereen uitgenodigd die langdurig bij ons onderzoek betrokken is geweest en/of een nuttige bijdrage kan leveren aan het vervolg van dit project. De aanwezigen waren:
-‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Dhr Sondrejoe Dhr. Healy Dhr. Schalwijk Mevr. Emmie Pinas Mevr. Genevieve Pinas Dhr. Dijkman Pelgrimkondre
districtscommissaris( dc) Marowijne consultant bij het closureplan van Suralco directeur Waaldijk MULO lerares Waaldijk MULO en initiator opzet IMEO onderzoeker economie MO Fonds MO Fonds, betrokken bij agrarisch centrum
Verder waren er bij de krutu nog twee beleidsadviseurs die de dc bijstonden tijdens de krutu: een bestuurskundige en een econoom. De krutu is begonnen met een presentatie van het onderzoek ‘Inkomensverwerving Marowijne’. In deze presentatie is uiteengezet welke stappen er tijdens het onderzoek gezet zijn om tot de eindconclusies te komen. Als eerste is het onderzoeksdoel nog eens herhaald, vervolgens is de methode onderbouwd, daarna is het belang van het onderzoek duidelijk gemaakt in de situatieschets. Verder in de presentatie zijn de knelpunten gepresenteerd, zowel tussen de betrokken actoren als de knelpunten die in de kwalitatieve analyse naar voren kwamen. De knelpunten zijn geïdentificeerd als ‘verklaringen waarom het district weinig ondernemend is naast de bauxietindustrie en omstandigheden waardoor ondernemerschap belemmerd wordt’. Tevens zijn de tests besproken die gebruikt zijn om de vruchtbare ondernemingskansen te onderzoeken. Daarna zijn de conclusies en de aanbevelingen besproken. Daarna is er aangekondigd over welke zaken er in de krutu overlegd moet worden, namelijk de opzet van een hogere onderwijsinstelling, de noodzaak van een vervolgonderzoek naar de exportkansen in Frans-‐Guyana en de te nemen beleidsmaatregelen. Tijdens deze bespreking is er door dhr. Schalwijk en mevr. Emmie Pinas duidelijk gemaakt dat er hulp nodig is bij het verbeteren van het onderwijs, zowel bij het opzetten van een hogere onderwijsinstelling als bij de toepassing van ondernemerschap in de MULO. Dit is door de dc erkend. Doordat de les ondernemerschap van 23 januari goed bevallen is bij zowel de school als bij ons is er besloten dat wij betrokken blijven bij het implementeren van ondernemerschapslessen in de MULO. Dit zal gedaan worden door op verzoek verder materiaal aan te leveren, op zoek te gaan naar adviezen van externe partijen en als tussenpersoon te fungeren tussen de MULO en de externe
112
partij. Voor de opzet van de hogere onderwijsinstelling is door dhr. Schalwijk, dhr. Healy, dhr. Sondrejoe en zijn adviseurs aangegeven dat er behoefte is aan een technisch geörienteerde school in plaats van een economische. Er kan dan gedacht worden aan een technische school waar de focus ligt op de landbouw, aangezien de landbouwsector uit het onderzoek is gebleken als een kansrijke sector. Door ons is echter wel benadrukt dat de inwoners van Marowijne vaak wel zelf verworven kennis bezitten over dit soort onderwerpen, maar dat ondernemen en management een onbekend gebied voor ze is. In overleg is daarom besloten dat de toekomstig op te zetten school ook een duidelijk economisch aspect moet hebben, zodat men later beter een bedrijf kan opzetten. Met betrekking tot het vervolgonderzoek is er besproken over het voorstel dat mevr. Genevieve Pinas in haar onderzoek in Marowijne ook gaat kijken naar de marktgrootte in Frans-‐Guyana met betrekking tot de export. Hier was iedereen het al snel over eens. De districtscommissaris geeft hiernaast aan dat hij ook contact heeft met zijn collega’s in Frans-‐Guyana over dit onderwerp. Daarnaast is er nog besproken of er extra onderzoek nodig is naar het opzetten van een agrarisch centrum in Marowijne, zoals aanbevolen is in het rapport. Dhr. Dijkman geeft de aanwezigen extra informatie over het pilot project wat momenteel gestart is door STOOM en geeft de toekomstige strategie weer. Dhr. Healy benadrukt dat hij goede ervaringen heeft in Suriname met ‘strategic-‐ niche-‐management’, waarbij er stapsgewijs gekeken wordt of het mogelijk is om een pilot project in een grotere vorm toe te passen. Daarom wordt er besloten dat het vervolgonderzoek voor het agrarisch centrum zich moet richten op de evaluatie en uitwerking van de huidige ontwikkelingen in Pelgimkondre. Verder geeft dhr. Healy ook nog extra input. Hij mist de ontwikkeling van de houtindustrie in de aanbevelingen, terwijl dit volgens hem wel veel potentie heeft. Wij geven aan dat wij dat wel degelijk onderzocht hebben, maar uit onze test niet naar voren kwam als haalbare optie vanwege de hoge investeringen. Dhr. Healy geeft aan dat er met behulp van een ‘Lucas mill’ goedkoop en efficiënt aan houtkap gedaan kan worden, zoals hij al in een eerder stadium heeft aangegeven. Ons onderzoek was toen al in een vergevorderd stadium en daarom is ervoor gekozen om dit niet meer mee te nemen. Met de nieuwe informatie wordt er besloten dat er nogmaals gekeken kan worden naar de opzet van de houtindustrie in Marowijne. Wat betreft de maatregelen met betrekking tot het beleid is de meest concrete maatregel uitsluitend ter sprake gekomen: het opzetten van een markt in Moengo. De districtscommissaris geeft aan dat hij pas geleden is begonnen met het plan om de markt in Moengo te herintroduceren. Dit om de handel voor de mensen in de rurale gebieden te vergemakkelijken en om handel in Marowijne aantrekkelijker te maken. Dhr. Healy geeft aan dat er veel aandacht besteed moet worden aan de regelmaat van deze markt, zodat de inwoners van de rurale gebieden precies weten wanneer ze bijvoorbeeld moeten oogsten. Wij benadrukken dat deze maatregel redelijk eenvoudig door te voeren is, terwijl de formele sector ook wrodt gestimuleerd. Het is een goede eerste stap op weg naar een meer formele economie. Er wordt besloten dat de districtscommissaris verder gaat met zijn activiteiten voor de opzet van de markt. Wat betreft de overgang naar een formele economie deelt de districtscommissaris mede dat er een pilotproject gestart is in Albina met het verstrekken van eenvoudige handelsvergunningen. Dit om meer inzicht te krijgen in de producten die verhandeld worden. Vervolgens kaarten wij aan dat er meer informatie beschikbaar gesteld kan worden als mensen een bedrijf willen opzetten. Dit kan door bijvoorbeeld een folder te maken waarin de belangrijke zaken vermeld staan en eventuele contacten naar begeleidende organisaties. Dhr. Healy geeft als advies dat er eens in de maand een medewerker van de Kamer van Koophandel en
113
Fabrieken om voorlichting te geven over de registratie van een bedrijf en de voordelen hiervan. Eventueel kan dit later uitgebreid worden, waardoor mensen ook in Marowijne hun bedrijf kunnen laten registreren. Dit zal de formele economie ten goede komen. Over de punten ‘vergunningaanvraag verkorten’ en ‘meer eigendomsrecht’ wordt al gauw geconstateerd dat het weinig waarde heeft om het in deze setting erover te hebben, aangezien dit op nationale schaal besproken dient te worden.
Bijlage I: SWOT analyse In de SWOT analyse worden de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van het project bekeken. In tabel 1 is deze analyse te zien. In de rijen staan de sterktes en de zwaktes en in de kolommen zijn de kansen en bedreigingen te zien. De zwarte vakjes geven de ‘interessante’ combinaties aan die in deze paragraaf worden toegelicht. Tabel 21: SWOT-‐analyse
Één onderneming wordt groot
Beperkte kennis van de vraag naar producten/diensten
Beperkte creativiteit voor ondernemingsmogelijkheden
Export naar Paramaribo/Frans-‐Guyana
Men wordt gemotiveerd om te studeren
Sneeuwbaleffect
BEDREIGINGEN
Winst wordt niet in bedrijf gestoken
Geen medewerking overheden
Onvoldoende investeringen
ZWAKTES
Weinig infrastructuur aanwezig
Formeel ondernemerschap zit niet in de cultuur in Marowijne
Focus op inwoners die zelf ontwikkelen
KANSEN
STERKTES
Langetermijnvisie aanwezig
Door mbo-‐opleiding mensen met kennis van economie
Veel diversiteit kleine ondernemingen
114
Wanneer naar de kansen en sterktes wordt gekeken komen twee belangrijke combinaties naar voren. Allereerst de langetermijnvisie, die wordt gezien als sterkte. Het project focust zich namelijk op het leren aan inwoners hoe je een onderneming opzet. Op die manier kunnen zij zelf in hun eigen onderhoud voorzien en zichzelf ontwikkelen. Daarom kan deze sterkte gecombineerd worden met de kans dat wanneer er ondernemingen opgezet worden, mensen gemotiveerd worden om dit zelf ook te gaan doen en hiervoor te gaan studeren. Het is dan ook erg belangrijk aan deze langetermijnvisie vast te houden en ervoor te zorgen dat de inwoners alles zelf gaan doen en wij slechts een enthousiasmerende en adviserende rol spelen. Een tweede combinatie tussen een sterkte en een kans, is een diversiteit aan ondernemingen en een sneeuwbaleffect. De sterkte is dat in dit onderzoek de focus niet ligt op één soort onderneming, maar juist op een verscheidenheid aan ondernemingen in Marowijne. Wanneer er veel verschillende ondernemingen opgezet worden, is er een kans dat mensen interesse hebben in of expert zijn op gebied van één van deze sectoren. Dit kan leiden tot steeds meer ondernemingen, wat vervolgens tot nog meer ondernemingen leidt. Het zogenaamde sneeuwbaleffect. Echter is formeel en gestructureerd ondernemerschap iets wat in Marowijne nog niet erg gebruikelijk is, het zit wellicht niet zo sterk in de cultuur. Dit kan gezien worden als een van de zwaktes. Er wordt over het algemeen meer van dag tot dag geleefd. Dit is ook een verklaring waarom de informele sector zo groot is en de formele sector zo klein. Daarnaast wordt er ten opzichte van het Westen minder focus op carrière en opleidingsniveau gelegd. Mede door dit cultuurverschil, is de kans aanwezig dat het sneeuwbaleffect niet op gang komt. Een andere kans is dat een onderneming zich niet alleen richt op Marowijne, maar ook op Paramaribo en Frans-‐Guyana en hierheen producten gaat exporteren. Echter is een van de zwaktes dat de infrastructuur in de regio beperkt is. Om met regelmaat producten te exporteren naar Paramaribo en/of Frans-‐Guyana, is goede infrastructuur een vereiste om het rendabel te maken. Met het oog op deze kans-‐zwakte combinatie, is het belangrijk dat ondernemingen zich voornamelijk richten op de lokale vraag. Mocht een bedrijf verder uitgroeien en gaan willen exporteren, is het een voorwaarde dat de infrastructuur verbeterd wordt. Iets wat hoge kosten met zich meebrengt. Een belangrijke bedreiging is dat zodra er een onderneming opgezet wordt en deze winst maakt, de winst niet opnieuw in het bedrijf wordt gestoken. Met name in combinatie met de zwakte dat ondernemerschap niet in de Surinaamse cultuur zit, is dit een bedreiging die extra aandacht verdient. Echter kan een goede langetermijnvisie ervoor zorgen dat ondernemers zich bewust worden van het belang dat geld opnieuw in het bedrijf wordt gestoken, en niet wordt uitgegeven aan mooie auto’s en kleding. Daarom is het belangrijk dat wij deze langetermijnvisie helder overbrengen op de inwoners, bijvoorbeeld door middel van bijeenkomsten en workshops. Een andere bedreiging is dat er onvoldoende investeerders zijn die interesse hebben in de onderneming. Deze bedreiging wordt afgezwakt door de sterke van de verscheidenheid aan ondernemingen. Wanneer er een grote diversiteit aan ondernemingen is, is er vast een sector waarin de investeerder wel interesse heeft en in wil investeren. Er zal met name ingezet worden op de grote diversiteit aan ondernemingen. Op die manier is de kans groot dat de bedreiging van het tekort aan investeringen een groot probleem wordt. Daarnaast kan een grote verscheidenheid aan ondernemingen een sneeuwbaleffect tot gevolg hebben. Tot slot zal altijd de langetermijnvisie in het achterhoofd gehouden moeten worden. Door daar de focus op te
115
leggen is de kans kleiner dat winst in eigen zak wordt gestoken in plaats van in het bedrijf. Als er een heldere langetermijnvisie opgesteld is, kunnen jongeren extra gemotiveerd worden om te gaan studeren en zelf te gaan ondernemen.
116
Bijlage J: Verslag les ondernemerschap Waaldijk MULO Op 21 januari 2010 is er door ons een les ondernemerschap gegeven aan de vierde klas van de Waaldijk MULO, te Moengo. Gedurende deze les moesten de leerlingen brainstormen over ondernemerschap, een eigen businessplan schrijven in groepen en deze presenteren. Het doel van deze les was om de leerlingen een introductie in ondernemerschap te geven. Op deze manier is bekeken hoe enthousiast de leerlingen voor het ondernemerschap zijn, zodat dit een stimulans kan zijn voor het opzetten van de economische mbo-‐ opleiding, IMEO.
Afbeelding 1: woordspin ondernemerschap
Er zijn op dit moment plannen volgend jaar een IMEO in Moengo te vestigen. Docente Handelswetenschappen van de Waaldijk MULO, Emmie Pinas, is bezig met het opzetten hiervan. Om haar te stimuleren dit door te zetten en haar zicht te geven op de kennis en het enthousiasme van de leerlingen met betrekking tot ondernemerschap, is deze les gegeven. De les startte met een brainstormsessie over ondernemerschap. Zoals te zien is in Fout!Verwijzingsbron niet gevonden. hebben de leerlingen nagedacht over wat ondernemerschap inhoudt. Vervolgens zijn zij gedurende 60 minuten in groepen van 4 tot 5 leerlingen gaan werken aan een opdracht. In deze opdracht staat een fictief persoon beschreven, die een onderneming wil opzetten. Deze persoon moet een businessplan schrijven, maar heeft hierbij de hulp van de leerlingen nodig. Iedere groep had een andere onderneming – groentehandel, visserij, slagerij, bakkerij en kapper – en moest vragen beantwoorden over de concurrentie, grootte van de afzetmarkt, marketing en reclame, de verwachte omzet, groeipotentie en stappen om door te groeien Afbeelding 2: klas werkend aan casussen
op de lange termijn. Nadat de leerlingen hier aan gewerkt hadden, moesten zij dit presenteren in groepen.
Gedurende de brainstorm deden de leerlingen enthousiast mee. Zij riepen meteen ‘personeel’ en ‘bedrijven’, maar hierna liep het even vast. Door hen vragen te stellen, konden zij weer geactiveerd worden en kwamen er gesprekken los over welke woorden wel en welke woorden niet bij ondernemerschap horen. Hierna begonnen zij te werken aan de casus. Dit verliep rustig, wel werden
117
er regelmatig vragen gesteld. Er was een groot verschil in niveau te merken, enkele groepen hebben extra opdrachten gekregen omdat zij al na 45 minuten klaar waren. Daarentegen waren er weer andere groepen die na een uur werken de opdracht nog niet af hadden. Tijdens de presentatie was te merken dat de leerlingen niet gewend waren te presenteren. Toch werd alles duidelijk aan de rest van de groep overgebracht. De antwoorden waren van voldoende niveau. Er was de nadruk op gelegd dat zij hun antwoorden goed moesten onderbouwen, en dat het niet zozeer om vaststaande getallen ging. Dit deed niet iedere groep, maar door een aantal vragen te stellen konden zij heel goed onderbouwen welke keuzes ze gemaakt hadden. Achteraf hoorden Afbeelding 3: presentatie wij dat dit de eerste keer was dat zij een woordspin maakten, in groepen aan een casus werkten en een presentatie moesten geven. Dat in ogenschouw genomen, hebben zij het erg goed gedaan. Aan het eind van de les – toen de leerlingen voor zichzelf moesten applaudisseren – waren zij heel erg enthousiast, het was duidelijk dat zij de les geslaagd vonden. Daarom wordt ook zeker aangeraden in het middelbare onderwijs reeds te beginnen met lessen ondernemerschap, zodat zij er vroeg mee bekend raken en geen moeite meer hebben met het schrijven van een business plan. Op die manier wordt ondernemerschap voor hen toegankelijker en bereikbaar.
118