2
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Inhoudstafel
Inleiding
3
Wat is business incubatie?
4
Waarom doet De Punt aan sociale incubatie?
5
Wat hebben we reeds bereikt?
6
Wat brengt de toekomst?
8
Sociale Incubatie Anno nu
9
Interview 1: Dany Neudt van De Punt
10
Interview 2: Sofie Bracke van Stad Gent
12
Interview 3: Bernard Fornoville van Trividend
15
Interview 4: Steven De Schepper van Assist
18
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Inleiding De Punt werd in 2000 opgericht als een van de initiatieven van ‘Gent, stad in werking’. Bedoeling was om een zogenaamd incubatiecentrum voor de sociale economie uit te bouwen. Via de goedkeuring van het ‘Meerwaardenbesluit’ in datzelfde jaar zette de Vlaamse overheid op twee doelen in: het creëren van duurzame tewerkstelling voor kansengroepen en ondernemingen warm maken voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Omdat De Punt ook hier een aantal initiatieven nam – denken we maar aan het begeleiden van de invoegmaatregel en het runnen van een activiteitencoöperatie – raakte de oorspronkelijke doelstelling wat ondergesneeuwd. Door middel van het project ‘Sociale Incubatie’ pikken we deze draad weer op, en willen we daar in de komende jaren resoluut voort op inzetten. Het opzetten van rendabele ondernemingen is immers de beste garantie dat wie het niet makkelijk heeft op onze arbeidsmarkt kan genieten van duurzame tewerkstelling en zo groot mogelijke ontplooiingskansen. De uitdagingen zijn niet gering en veelzijdig. De Punt wil immers niet alleen stevig uit de kluiten gewassen en winstgevende bedrijven opstarten, maar tezelfdertijd ook zoveel mogelijk tewerkstelling voor kansengroepen realiseren. Beide doelstellingen zijn op zichzelf al moeilijk te realiseren. Samen vormen ze helemaal een stevige kluif. Dat belet ons niet om deze taak met veel enthousiasme en de nodige realiteitszin op te nemen. Dit alles zou uiteraard niet mogelijk zijn zonder de gewaardeerde financiële steun van EFRO (Europees Fonds voor regionale ontwikkeling), Vlaanderen (Hermesfonds) en Stad Gent. In deze publicatie schetsen we kort wat het moeilijke begrip ‘sociale incubatie’ inhoudt en waarom een bedrijf als De Punt er een rol in wenst te spelen. We zoomen in op een aantal realisaties en lichten een tip van de sluier over de aanzienlijke ambities die we voor de nabije toekomst koesteren. Tenslotte komen enkele sleutelspelers aan het woord die hun visie op sociale incubatie duidelijk maken.
Gent, 22 november 2010 Dany Neudt, directeur De Punt
[email protected]
3
4
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Wat is ‘business incubatie’? De voorbije twee jaar heeft De Punt sterk geïnvesteerd in het experimenteren met de methodiek van ‘sociale incubatie’. Deze nog jonge tak van de economie heeft een specifiek verleden. Oorspronkelijk was ‘business incubation’ een manier om industriële gebieden in verval nieuw leven in te blazen. Het was dus een instrument voor de zogenaamde reconversie. De eerste incubatoren hadden een uiteenlopend profiel en boden voorzieningen en diensten aan aan verschillende types ondernemingen. De oudste incubator situeert zich in de Verenigde Staten en dateert van de jaren ‘50 van vorige eeuw. In Europa kwam de eerste incubator er in het Verenigd Koninkrijk in 1975. Zowel in de VS als in Europa evolueerde het concept doorheen de jaren. Eerst was de ‘business incubator’ een instrument om een meer gediversifieerde basis te voorzien voor regionale economie, later werd het steeds meer een tool om de regionale competitiviteit te stimuleren door het bevorderen van de opkomst van (hoog)technologische bedrijven. Het aantal ‘business incubatoren’ stijgt vandaag snel. Het woord wordt een beetje een koepelbegrip dat een complexe realiteit beslaat. In het landschap van incubatoren kunnen we een vijftal categorieën onderscheiden. Die hangen af van de economische doelstelling die de verschillende incubatoren nastreven. Immers, elk type van incubator probeert een antwoord te bieden aan een specifieke kloof in het economische landschap. Een eerste soort incubator is de economische ontwikkelingsincubator. Zoals de naam al doet vermoeden focust deze soort incubator zich op hiaten in de regionale economische ontwikkeling. Een tweede type incubator is de technologische incubator. Deze heeft vooral de creatie van ondernemerschap tot doel, maar spitst zich daarvoor toe op high-tech industrie. Een derde categorie is de mixed incubator. Deze incubator richt zich tot alle sectoren en heeft als belangrijkste doelstelling de creatie van nieuwe bedrijven. Een vierde type incubator houdt zich vooral bezig met fundamenteel onderzoek. Een vijfde en jongste type incubatie is sociale incubatie. Sociale incubatoren willen als belangrijkste doel de ontwikkeling, groei en continuïteit bevorderen van bedrijven die mensen tewerkstellen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De sociale incubator biedt aan deze bedrijven (management)ondersteuning, accommodatie, logistieke hulp en zo meer aan.
5
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Waarom doet De Punt aan sociale incubatie? De Punt streeft met haar activiteiten inzake sociale incubatie twee doelstellingen na, namelijk tewerkstelling creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en (sociaal) ondernemerschap stimuleren. Een eerste doelstelling van sociale incubatie is het creëren van tewerkstelling voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De arbeidsdeelname van de zogenaamde kansengroepen is laag. Vandaag behoort niet minder dan driekwart van alle niet-werkende werkzoekenden tot minstens één van de vier prioritaire kansengroepen: allochtonen, laaggeschoolden, ouderen en arbeidsgehandicapten. Daarenboven neemt de tewerkstelling in arbeidsintensieve sectoren af. Het is dan ook net in deze sectoren dat de meeste kansengroepen aan het werk gaan. Zolang kwetsbare en achtergestelde groepen ondervertegenwoordigd zijn of moeilijk toegang krijgen tot de arbeidsmarkt, zijn specifieke acties nodig om hun aandeel in de beroepsactieve bevolking te waarborgen. Het verhogen van de arbeidsdeelname is één van die doelstellingen die door middel van sociale incubatie bereikt kan worden. Voor De Punt is sociale tewerkstelling via incubatie een middel om mensen met een afstand tot de arbeidmarkt daar op een duurzame manier te integreren. De bedrijven die De Punt via sociale incubatie opricht, situeren zich dan ook in de arbeidsintensieve sectoren. Een tweede doelstelling van sociale incubatie voor De Punt is de creatie en stimulering van ondernemerschap. België scoort, ten opzichte van de andere landen van de Europese unie, vrij laag op vlak van ondernemerschap. Een drietal indicatoren geven dit aan. Een eerste indicator is de toetredingsratio (het meest recente cijfer dateert van 2000). Dit is het percentage van nieuw opgerichte bedrijven tegenover het aantal bestaande bedrijven. Er worden drie categorieën onderscheiden: landen met een toetredingsratio van 12/13%, die met een ratio van 9/10% en een laatste categorie landen heeft een toetredingsratio van 7/8%. België behoort tot de laatste categorie. Een tweede indicator is de TEA-index. Deze index geeft het percentage individuen van de beroepsbevolking aan dat actief betrokken is bij het opzetten van een eigen onderneming of recentelijk een eigen onderneming heeft opgericht.
De cijfers uit 2008 (3.04% voor Vlaanderen) leren ons dat we sterk onder het Europese gemiddelde van 5.85% blijven. Een derde en laatste indicator betreft de groeiambitie van starters, de zogenaamde TEA-jobcreatie index. Deze geeft weer welk percentage van de starters verwacht om 20 of meer jobs te creëren binnen de 5 jaar na het opstarten. In 2007 was dit slechts bij 7% van de starters zo. Dit getal ligt ook relatief laag ten opzichte van het Europees gemiddelde van 10%. Het is net op die derde indicator dat De Punt als sociale incubator wil inspelen, namelijk door ondernemingen op te starten die tewerkstelling creëren. Daarenboven wil De Punt als sociale incubator ook een sociale kloof overbruggen, door via de opgerichte bedrijven tewerkstelling te creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. We doen dit door ondernemingen op te richten die belangrijke economische, maatschappelijke, sociale en ecologische meerwaarden kunnen opleveren. Naast de opstart en verzelfstandiging van die ondernemingen is ook de ondersteuning die we geven een belangrijk element van sociale incubatie. Die ondersteuning is er vooral op gericht om startende ondernemers te helpen bepaalde hindernissen te overwinnen. We doen dit onder meer door de ondernemers logistiek te ondersteunen, ons netwerk ter beschikking te stellen, managementtraining te voorzien, toegang tot extra kapitaal te verstrekken, hen te begeleiden in de tewerkstelling van kansengroepen enzovoort. We doen dit niet alleen, maar werken daarvoor samen met andere mensen en organisaties met kennis van die welbepaalde domeinen.
6
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Wat hebben we reeds bereikt? Het FacilityPunt Een eerste realisatie van De Punt is Het FacilityPunt. Dat is sedert april 2010 operationeel en biedt schoonmaakdiensten aan social profitinstellingen in de Gentse regio. Er wordt in het bijzonder gefocust op het poetsen van onderwijs- en overheidsinstellingen, ziekenhuizen en woon- en zorgcentra. Het FacilityPunt is een gezamenlijk initiatief van bedrijvencentrum De Punt en de groep Vebego. Trividend, verstrekker van risicokapitaal voor de sociale economie, stapt mee in het kapitaal. Het FacilityPunt wil niet alleen een hoogstaande poetsservice bieden aan de sector van de social profit, maar fungeert ook als tewerkstellingsinitiatief voor mensen die het wat moeilijker hebben op de arbeidsmarkt. We wensen met andere woorden zo proper mogelijk te poetsen in de beste sociale en ecologische omstandigheden. Het FacilityPunt vertaalt haar maatschappelijk verantwoord ondernemersbeleid naar plezierige en veilige werkomstandigheden, met goede opleidingen en doorstroommogelijkheden voor haar medewerkers. Dat leidt volgens de onderneming tot extra gemotiveerd personeel, een laag ziekteverzuim en een beperkt verloop. Het FacilityPunt streeft naar een optimale balans tussen het welzijn van de medewerkers en hoogstaande normen en procedures. Het werk moet leuk zijn, terwijl de kwaliteit toch consequent wordt bewaakt. Het FacilityPunt voert bovendien flexibiliteit hoog in het vaandel. Aan de klanten bieden ze een ruime service: van het overnemen van de volledige schoonmaak tot advies in het optimaal begeleiden van het eigen poetspersoneel. Op die manier zorgen we ervoor dat onze klanten zich optimaal kunnen concentreren op hun professionele activiteiten.
Osmobright Een tweede bedrijf is Osmobright, een startende onderneming die op een uiterst milieuvriendelijke en efficiënte manier zonnepanelen en ramen reinigt. De Punt werkte hiervoor intensief samen met ondernemer Peter Rogier, die in 2009 een traject in de activiteitencoöperatie Startpunt begon. Osmobright is sedert september 2010 operationeel.
De oprichting van Osmobright steunt op de vaststelling dat de alternatieve energiemarkt zeer snel evolueert als gevolg van de vele signalen over de nakende uitdroging van de fossiele brandstoffen. De algemene publieke bezorgdheid over milieuzorg en de stijgende en onvoorspelbare fluctuaties van de energieprijzen, zetten heel wat gezinnen, bedrijven en industriële spelers aan om te investeren in hernieuwbare energie. De inspanningen van de overheid en snelle technologische evolutie zorgen ervoor dat vooral de vraag naar zonnepanelen exponentieel stijgt. Bij de verkoop en plaatsing van deze panelen wordt zelden of nooit melding gemaakt van rendementsverlies door vervuiling. Men gaat er gemakshalve van uit dat zonnepanelen onderhoudsvrij zijn en door de regen zichzelf reinigen. Dit klopt evenwel niet. Meer nog: als men de zonnepanelen niet periodiek reinigt verliezen ze stelselmatig rendement of raken ze beschadigd. Door gebruik te maken van een vrij unieke methode slaagt Osmobright erin om op een uiterst efficiënte manier tot een hoogte van 18 meter van op de grond te reinigen. Doordat de techniek zich ook leent voor glazenwassen kan Osmobright diversifiëren naar de markt van reiniging van glas en gevels van industriële gebouwen. De meeste glazenwassers werken nog traditioneel met ladders en emmers water. Het telescopisch systeem van Osmobright laat toe met een zeer hoog rendement (130 m² per uur tegenover 60 m² per uur bij de traditionele glazenwassers) en daarenboven uiterst milieuvriendelijk te werken. Het reinigen gebeurt immers alleen met osmosewater (lees ook gedemineraliseerd water) zonder gebruik van milieubelastende reinigingsproducten. Het resultaat voor de eindgebruiker is dat zijn gebouw of installatie veel sneller (en dus goedkoper) gereinigd wordt met daar bovenop de extra milieuvriendelijke bijdrage door afwezigheid van afvloeien van chemicaliën in de bodem. Naast industriële gebouwen komen ook scholen, ziekenhuizen en openbare gebouwen in aanmerking. Hoewel de reiniging van zonnepanelen onze absolute prioriteit en hoofdactiviteit is, is deze mogelijkheid tot diversificatie een goede manier om aan risicospreiding te doen.
7
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Ecologische Carwash Gent De Ecologische Carwash Gent is het derde bedrijf dat via het project sociale incubatie het licht ziet. Het bedrijf is momenteel in volle oprichting, waarbij de operationele start in de loop van januari 2011 wordt voorzien. De Ecologische Carwash Gent profileert zich als betrouwbare, professionele specialist op de markt. Het gaat om het professioneel reinigen van voertuigen door het waterverbruik tot het absolute minimum te beperken, gecombineerd met volledig biologisch afbreekbare wasproducten. Een duurzaam gerund bedrijf dat wagens schoonmaakt op verplaatsing en een zekere schaalgrootte aan kan, is op dit ogenblik niet meer op de Gentse markt aanwezig. De Ecologische Carwash Gent profileert zich vooral naar de ruimere
professionele markt van concessionarissen en garagisten en daarnaast op ‘fleetowners’ zoals grote bedrijven en overheden. We spelen resoluut in op de trend van het uitbesteden van de perifere bedrijfstaken. Op die manier kan Ecologische Carwash Gent de geprefereerde partner worden van allerlei ondernemingen en organisaties die een ‘groene’ wagenpolitiek voeren en een beleid omtrent waterreductie hebben. De Ecologische Carwash Gent zal een zeer concurrentiële uur- of dagtarief kunnen aanbieden in plaats van een tarief per wagen. Bovendien zullen de verplaatsingstijden van de werknemers tot het strikte minimum worden beperkt. Door het permanent innoveren in de gebruikte producten en in het serviceaanbod zullen wij er steeds in slagen de beste prijs-kwaliteitverhouding aan te bieden.
8
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Wat brengt de toekomst? We hebben in de voorbije twee jaar van het EFRO-project ‘Sociale Incubatie’ niet stil gezeten. Het was zeker geen gemakkelijk pad, er was het spreekwoordelijke vallen en opstaan. Het bood ons evenwel de mogelijkheid om een vrij unieke ervaring op te doen, te experimenteren en te leren. Uiteraard willen we in de toekomst verder de vruchten van dit ‘zaaigeld’ plukken. In verband hiermee schuiven we een drietal prioriteiten naar voren. Ten eerste willen we voort werk maken van een uitgekiende nichestrategie. Meer bepaald willen we focussen op een drietal niches die we in de diepte exploreren. Via een meer nichegerichte focus – gebaseerd op een sterk onderbouwde socio-economische analyse – kunnen we bijzondere sectorkennis opbouwen. Dit laat ons toe om de kansen en bedreigingen binnen die sectoren beter in te schatten en op die manier het ondernemersrisico te verminderen. Bovendien kunnen we dan ook de fase van de ideeëngeneratie en pre-incubatie sterk inkorten wat ons moet toelaten om maximaal in te zetten op de meest cruciale fase van de effectieve incubatie. Het zal de aandachtige lezer niet ontgaan dat de drie gerealiseerde bedrijven allemaal passen in een creatieve en brede definitie van de schoonmaaksector. Dat is de methodologische weg die we in de toekomst verder willen volgen.
Ten tweede hopen we in onze geselecteerde niches een uitgebreid netwerk te kunnen uitbouwen van individuen, organisaties en bedrijven die ons met raad en daad bijstaan. We denken hierbij niet alleen aan individuele ondernemers of bestaande bedrijven die plannen hebben voor nieuwe activiteiten, maar ook aan ‘meters’ of ‘peters’ die zich actief inzetten voor het welslagen van het jonge en kwetsbare bedrijf. Die actieve deelname kan zich op veel manieren vertalen, maar we denken hierbij in het bijzonder aan de participatie in het kapitaal en het aanbieden van ervaring en netwerken. Ten derde hopen we de startende ondernemingen nog meer en beter te kunnen bijstaan bij de financiering. In 2009 richtte De Punt een eigen Sociaal Investeringsfonds (SOIF) op. Dat willen we verder uitbouwen en professionaliseren. De ervaring leert dat een participatie van SOIF een cruciaal breekijzer vormt om ook andere investeerders over de streep te trekken in de toch wel risicovolle ondernemingen. SOIF onderscheidt zich van andere investeerders door het tijdelijke karakter van de investering (rollend fonds), de exclusieve focus op projecten die vooral maatschappelijke meerwaarde genereren, de matige vraag naar ‘return on investment’ en het uitgesproken lokaal karakter. We voeren momenteel met verschillende partijen gesprekken om het verzamelde kapitaal te versterken.
Bronvermelding • Aernoudt, R. (2004), “Incubators: Tool for Entrepreneurship?”, Small Business Economics, nr.24, blz.127-135. • Bakkali, CH., Messeghem, K. et Mammut, S. (2010), Pour une gestion des compétences dans les structures d’accompagnement à la création d’entreprise, 13 p. • Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2010), Ondernemerschap in België: de visie van deskundigen, 72 p. • Peters, L., Rice, M. & Sundararajan, M. (2004), “The Role of Incubators in the Entrepreneurial Process”, Journal of Technology Transfer, nr.29, blz.83-91. • Vlaamse overheid, Beleidsdomeinspecifieke bijdrage deel 3.5 (2009), Economie, Wetenschap en Innovatie, 73 p. • Vlaamse overheid, Beleidsdomeinspecifieke bijdrage deel 3.9 (2009), Werk en Sociale Economie, 69 p.
9
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Sociale incubatie anno nu Sociale incubatie... Prachtig! Maar het wordt nog mooier wanneer de neuzen van alle spelers in dezelfde richting staan. Want niet alleen de lokale overheid heeft een rol te vervullen in dit verhaal: ook de incubatiecentra, de investeerders en de mensen op het terrein moeten elke dag weer flink aan de slag. In de volgende interviewreeks gaan we met deze specifieke actoren na hoe zij vandaag hun rol tegenover sociale incubatie invullen. Met welke – innova-
tieve – instrumenten ze sociale incubatie aanzwengelen, en welke uitdagingen er voor elk van hen aan verbonden zijn. En in één moeite werpen de gewaardeerde geïnterviewden een blik op de toekomst, een toekomst waar ‘verantwoord’ en ‘ondernemerschap’ niet zelden hand in hand gaan.
10
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
De Punt: expert in sociale incubatie De Punt zet de laatste jaren volop in op sociale incubatie. Een bedrijf oprichten dat tewerkstelling voor kansengroepen creëert, gebeurt echter niet van vandaag op morgen. Directeur Dany Neudt kent de inherente uitdagingen omtrent sociale incubatie als geen ander, maar de ambities zijn er niet minder om. Waarom doet een bedrijvencentrum als De Punt aan sociale incubatie? Dany Neudt: “De Punt is tien jaar geleden opgericht als een incubatiecentrum voor sociale economie. We hebben toen ook een aantal andere verantwoordelijkheden opgenomen, waaronder het promoten van de invoegmaatregel, het uitbaten van een bedrijvencentrum en de oprichting van een activiteitencoöperatie. De pure sociale incubatie was daardoor een beetje door de mazen van het net geglipt, maar dat zijn we nu opnieuw aan het opvissen. We nemen daarbij nadrukkelijk onze rol op van innovator, waarbij we zoeken naar mogelijke toekomstperspectieven, specifieke niches voor de sociale economie. We richten ons daarbij vooral op de arbeidsintensieve en laaggeschoolde tewerkstelling, die al jaren onder druk staat op de arbeidsmarkt. Maatschappelijk gezien is daar heel veel behoefte aan.” Welke methodologie volgt De Punt omtrent sociale incubatie? Dany Neudt: “Aanvankelijk hadden we gekozen voor een trechtermodel, waarbij we zelf alles van a tot z deden: brainstormen over ideeën, een conceptnota schrijven waaruit een ondernemingsplan volgt... In het beste geval mondde dit uit in een onderneming. Maar dat model was niet evident, omdat alle verantwoordelijkheid bij onszelf lag. Er kroop heel veel energie in de periode van de preincubatie, terwijl je uiteindelijk vrij geïsoleerd bezig bent. Vandaag willen we meer een netwerkmodel ontwikkelen, waarbij we ons sterk richten op een wisselwerking met partners in het werkveld. Op die manier kunnen we veel meer inzetten op het incubatiegedeelte. Onze partners kunnen ons zowel helpen door zinvolle ideeën aan te brengen – al dan niet over bestaande ondernemingen – en ons wijzen op niches waar nog mogelijkheden liggen. Uiteindelijk kunnen we eventueel tot een vast partnerschap komen, maar bestaande ondernemers kunnen ook louter een peterschap opnemen om een startend bedrijf te begeleiden.”
Aan welke orde van grootte denken jullie bij die nieuwe bedrijfjes? Dany Neudt: “We richten ons op bedrijven met op termijn minimum tien voltijdse equivalenten. Wanneer je dat vergelijkt met ondernemerschap in het algemeen, zie je dat slechts 3 procent van de bedrijven die opgericht worden, na vijf jaar meer dan tien medewerkers hebben. Dat zijn de zogenaamde gazellen. Dit is dus een zeer moeilijke niche om actief in te zijn. Bovendien gaat het bij ons om laaggeschoolde arbeid, binnen de sociale economie, wat het nog een stuk moeilijker maakt. De uitdagingen zijn groter, en net daarom hebben we partners nodig om die te kunnen realiseren. Op ons eentje kunnen we dit nooit waarmaken.” Hoeveel concrete projecten zitten er momenteel in de ontwikkelingsfase? Dany Neudt: “We hebben intussen twee bedrijven helpen oprichten: Het FacilityPunt en Osmobright. We leggen momenteel de laatste hand aan de oprichting van een ecologische carwash.” Op welke sectoren wil De Punt de focus leggen? Dany Neudt: “Vooral op arbeidsintensieve sectoren. De mensen voor wie wij dit soort bedrijven opzetten, zijn weinig of niet geschoold, dus dat is een belangrijke beperking. Anderzijds moeten wij ook zelf duidelijk onze niches bepalen. Nu zijn we vooral in facility bezig – alles wat met poetsen in de ruimste zin van het woord heeft te maken, zoals de carwash en de glazenwasserij. Daar zit vrij veel potentieel in. Ook in de bouwsector zit potentieel, maar daar is vaak technisch geschoold personeel vereist. Bij die sector komt ook heel wat wetgeving kijken, vergunningen en dergelijke, vooraleer je zo een bedrijf kan oprichten. In de komende maanden gaan we onze niches bepalen, ons netwerk uitbouwen, en zien waar de mogelijkheden liggen.”
11
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Hoe gebeurt de financiering van de nieuw opgerichte bedrijven? Dany Neudt: “Er zijn verschillende opties. We hebben enerzijds een beperkt sociaal investeringsfonds, het SOIF, waarbij wij risicokapitaal kunnen aanbieden aan een opgericht bedrijf. We worden dan aandeelhouder, maar zodra het bedrijf volledig op zichzelf draait, is het de bedoeling om ons – hopelijk met wat meerwaarde – vrij snel terug te trekken, zodat we die middelen in een ander bedrijf kunnen steken. Anderzijds is het ook aan de onderneming zelf om een stuk financiering te zoeken. Wij kunnen daarin begeleiden, door bijvoorbeeld te verwijzen naar onze vaste partner Trividend. Trividend moet dan uiteraard eerst akkoord gaan met het potentieel van een bedrijf, het ondernemingsplan goed screenen en goedkeuring bekomen van het investeringscomité. In geval van goedkeuring zit de ondernemer overigens met een sterker project om naar andere mogelijke financiers te stappen.” Over welke financiële middelen heeft De Punt zelf beschikking? Dany Neudt: “Ons huidige, tweejarige project loopt met EFRO-steun van Europa, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. We krijgen ook Vlaamse subsidies van het Hermesfonds, subsidies van de Stad Gent en we hebben een deel eigen middelen. De afgelopen twee jaar hebben we vooral veel geëxperimenteerd en geleerd. Voor de volgende twee jaar hebben we een nieuw EFRO-project ingediend, samen met Trividend, waarvoor we twee medewerkers kunnen inzetten. Ikzelf zal intensief netwerken en de juiste personen voor toekomstige projecten zoeken. Ook op het niveau van het directiecomité is men daar vrij intensief mee bezig. We hebben dus voldoende mensen en expertise om onze uitdagingen te realiseren, denk ik.”
Wat zijn de ambities voor de komende twee jaar? Dany Neudt: “Het is de bedoeling om de komende twee jaar – mits goedkeuring van het nieuwe EFRO-dossier – zeven operationele bedrijven op te richten, maar tegelijk willen we in een andere provincie lokale actoren motiveren om initiatieven zoals De Punt op te zetten. Op die manier kunnen we tot een wisselwerking komen waarbij we elkaar in de toekomst kunnen versterken. Als er meer organisaties actief worden in het incuberen van bedrijven, is het werk van Trividend ook makkelijker: we kunnen de ondernemingsplannen beter uitbouwen, de begeleiders en ondersteuners worden meer ervaren, dus we krijgen grotere slaagkansen. Het is niet onze ambitie om in andere provincies actief te zijn, maar we staan er alvast voor open om verschillende provinciale investeringsfondsen te creëren, om zo ons model, met de hulp van Trividend, te kopiëren naar zoveel mogelijk andere provincies.”
12
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Stad Gent, voortrekker van de sociale economie Een stad als Gent vormt een economische factor van formaat. Sofie Bracke, schepen van Werk en Innovatie, ziet voor Gent dan ook een voortrekkersrol weggelegd op het vlak van sociale economie. Als partner van De Punt, bijvoorbeeld. Maar hoe vult het stadsbestuur termen als sociale incubatie, duurzaam ondernemerschap en maatschappelijk verantwoord ondernemen verder in? En waar liggen de klemtonen van het huidige beleid? Hoeveel belang hecht de huidige bestuursploeg van Stad Gent aan sociale incubatie? Schepen Sofie Bracke: “We vinden sociale economie in het algemeen en sociale incubatie in het bijzonder heel belangrijk. We hebben bij het opmaken van het bestuursakkoord 2006-2012 als doelstelling geformuleerd dat we voor de hele stad Gent 6.000 nieuwe jobs willen creëren, waarvan 1.000 in de sociale economie: invoegjobs, jobs in sociale en beschutte werkplaatsen, jobs bij dienstenchequebedrijven en in de lokale diensteconomie... Maar als we zeggen dat we 1.000 extra jobs willen realiseren, gaan we dat niet alleen bij de bestaande spelers kunnen doen. We moeten ook naar nieuwe spelers kijken, naar goede, nieuwe startups binnen die sociale economie, die zich ook al eens richten op niches binnen de markt. Want wat is zo sterk aan sociale incubatie? Dat men vaak ook kijkt naar nieuwe productielijnen, nieuwe productieprocessen gaat ontwikkelen, net binnen de sociale economie. Daarom werken we ook samen met De Punt: we hebben een extra financiële input gegeven om De Punt sterker te wapenen, zodat ze die rol voor ons kunnen opnemen. Dit is heel belangrijk voor de voornoemde extra jobs, omdat wij als stad ook beseffen dat niet iedereen zomaar terecht kan in het reguliere economische circuit. Er zijn bijvoorbeeld mensen die onvoldoende geschoold zijn, maar het heeft niet alleen daar mee te maken. Het heeft soms ook te maken met arbeidattitudes, met gewoon het dagdagelijkse: alle dagen opstaan, alle dagen naar het werk gaan, om kunnen gaan met autoriteit van je baas enzovoort. Het is goed dat de sociale economie daar veel meer aandacht voor heeft dan een bedrijf uit de reguliere economie.”
Kan de stad op die manier ook knelpuntberoepen aanpakken? Schepen Sofie Bracke: “Als we kijken hoe de Gentse arbeidsmarkt in elkaar zit, dan heeft Gent een beetje een bijzondere positie: in Gent zijn er namelijk méér jobs dan er mensen zijn op beroepsactieve leeftijd, maar we stellen vast dat we jammer genoeg ook heel veel werklozen hebben. Als je kijkt naar de openstaande vacatures, vind je die vaak in knelpuntberoepen. Die vereisen soms een specifieke scholing. Sociale incubatie en sociale economie kunnen door het feit dat daar extra begeleiding en ondersteuning bij komt kijken, ervoor zorgen dat mensen die op dit moment misschien onvoldoende geschoold zijn, via jobcoaching in het bedrijf een job leren. Zo kan je hen laten doorstromen naar een volwaardige medewerker die die knelpuntvacatures invult. In die zin kunnen sociale economie en sociale incubatie instrumenten zijn om die knelpuntvacatures in te vullen. Maar niet alle knelpuntberoepen vereisen een zware opleiding. Een voorbeeld: jammer genoeg vinden heel wat dienstenchequebedrijven in Gent geen personeel. Je moet voor die jobs nochtans geen hoog opgeleid ingenieur zijn. Door een bedrijfje op te richten met mensen die niet zo sterk op de arbeidsmarkt staan, en die we toch gaan wapenen om die jobs te doen, kunnen we een stuk een oplossing bieden. De onderhoudsector is een mooi voorbeeld. De Punt zet daar heel sterk op in.”
13
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Hoe steunt Stad Gent De Punt daarin? Schepen Sofie Bracke: “We hebben onder meer een subsidieovereenkomst afgesloten met De Punt om specifiek rond sociale incubatie te werken. De Punt gaat netwerken opbouwen in Gent, gaat kijken waar de noden liggen en waar er ondernemers zitten die mogelijk iets binnen de sociale economie kunnen doen. Nieuwe niches opzoeken ook, en zo bedrijfjes oprichten. Ondernemers worden geholpen om een bedrijfsplan op te stellen, en eventueel zoeken we een manager om een nieuw bedrijfje te leiden. We denken dat De Punt heel goed geplaatst is om dat te doen. Ten tweede gaan wij via periodiek overleg ook De Punt de macro-economische cijfers geven over de sectoren en de bedrijven die in Gent in de sociale economie actief zijn. De verschillende lokale actoren kunnen zo goed op elkaar worden afgestemd. Daarnaast steunen we De Punt door het aanbieden van ons netwerk: VOKA, UNIZO, VDAB...” Stad Gent stimuleert de sociale economie ook zelf door onderaanneming uit te besteden aan bedrijven uit sociale economie. Schepen Sofie Bracke: “Klopt. Je mag niet onderschatten dat een stadsbestuur toch wel wat impact kan hebben op een markt, alleen al als je kijkt naar alles wat wij nodig hebben aan dienstverlening en producten. In dat verband hebben we het plan opgevat om als stad duurzaam aankopen te doen. Er is het ecologische verhaal, maar dit heeft ook te maken met een duurzaam HR-beleid. Als wij duurzame aankopen doen, willen we dat wie zich inschrijft op het bestek, een stukje van die opdracht laat doen door een sociale economie-speler. Op die manier gaan we ook heel actief de sociale economie promoten en ondersteunen. Afdwingen is een groot woord, maar zo kunnen we bedrijven die niet uit zichzelf op de sociale economie een beroep zouden doen, zelf op zoek laten gaan naar partners binnen de sociale economie. Een speciale coördinator brengt nu al die opdrachten in kaart. Een mooi voorbeeld zijn de Kobrawerken aan het Braunplein. Op onze vraag heeft aannemer Stadsbader een tiental mensen bijkomend aangeworven vanuit de kansengroepen. De stad betaalt de jobcoaching. Wij hebben dus een goede aannemer die mensen uit kansengroepen aanneemt, en de aannemer zelf heeft geen bijkomende kosten omdat wij de jobcoaching voor een stuk betalen: een echte win-winsituatie.”
Doet Stad Gent ook aan sociale incubatie? Schepen Sofie Bracke: “Jawel. We hebben één groot voorbeeld: de Rabotwijk, een beetje een moeilijke wijk binnen onze stad. Een aantal maanden geleden hebben we iemand aangetrokken met de bedoeling om sociale incubatie specifiek binnen de Rabotwijk mogelijk te maken. Die moet in eerste instantie in kaart brengen wat er van potentie in de Rabotwijk zit, want dat is heel wat. Een groepje Turkse dames die graag handwerk doen, bijvoorbeeld. Ze maken handtasjes, portemonneetjes... Dat doen ze bij wijze van spreken als hobby, gezeten aan hun voordeur. Maar kunnen ze daar niet een bedrijfje van maken en daarbij nieuwe Turkse dames aantrekken die dat ook goed kunnen? Zij denken er niet aan dat ze misschien wel ondernemer kunnen worden, maar daar zit wel potentieel in. Onze coördinator legt hen uit hoe ze steun kunnen krijgen, subsidies, een starterscontract, dat ze zich kunnen laten bijstaan om een bedrijfsplan op te maken en om bijkomende aanwervingen te doen. Een andere groep in het Rabot maakt van allerhande overschotjes prototypes van designmeubelen. Dat zijn creatievelingen die ook niet met een bedrijf bezig zijn, maar ook daar schuilt potentieel. Ons project in de Rabotwijk loopt tot eind 2012. Hierna gaan we kijken of daar voldoende output is uitgekomen, en op basis daarvan misschien er andere wijken bij betrekken. Er zijn veel mensen die met heel mooie zaken bezig zijn in onze stad, en die we kunnen omzetten in een economische return, mits wat hulp en bewustmaking.”
14
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Zijn er nog andere manieren om die 1.000 jobs in de sociale economie te realiseren? Schepen Sofie Bracke: “Wel, alle ondernemingen in Gent kunnen sinds februari 2010 terecht bij het OOG, dat is het Ondernemingspunt Ondernemen Gent. Het is ons uniek loket, een contactpunt voor iedereen die wil ondernemen in Gent. Ze helpen je bijvoorbeeld een bedrijfsruimte te vinden, zoals voor de meubelmakers die ik net aanhaalde, ze helpen met vergunningen enzovoort. Ondernemers kunnen er ook een accountmanager krijgen en een dossierbeheerder die hun dossier van begin tot einde mee begeleidt; veel efficiënter dan naar tien aparte diensten te moeten trekken. Maar dit is dus voor alle ondernemingen. We geven ook specifiek informatie over alle tewerkstellingsbevorderende maatregelen en subsidies bij het aanwerven van kansengroepen, zodat starters daarin veel sneller hun weg kunnen vinden. We organiseren ook zelf preselecties voor mensen die willen aanwerven uit kansengroepen. Daarnaast zorgen we voor ondersteuning en jobcoaching, en brengen we ondernemers in contact met aanbieders van vorming, zoals VDAB en Syntra. Binnenkort bestaat het OOG één jaar en gaan we evalueren, maar het staat nu al vast dat de drempel om een bedrijf op te starten hierdoor is verlaagd.” Besteedt de Stad Gent daarbij ook aandacht aan het stimuleren van duurzaam ondernemerschap? Schepen Sofie Bracke: “Duurzaamheid staat als een heel belangrijk punt in onze missie 2020. Als stad willen we daar een voortrekkersrol in opnemen. We willen onder meer bedrijven oprichten die geen eendagsvliegen zijn,
maar op een duurzame manier voor tewerkstelling zorgen. Om dat te doen, proberen we de bedrijven bij te staan in een duurzaam beleid. We hebben daarvoor een evaluatietool ontwikkeld op internet, de Sokratest, die we dit jaar in maart lanceerden. Bedrijven kunnen er een vragenlijst invullen, waarna ze een advies op maat krijgen: mogelijke verbeteracties op het vlak van duurzaam ondernemerschap. Voorts hebben we binnen het partnerschap ‘Gent, stad in werking’ een MVO-platform opgericht, waar de belangrijkste aanbieders van MVO-dienstverlening zich hebben verenigd. De bedoeling is daarbij tot een beter afgesteld dienstenaanbod te komen, zodat bedrijven ook hier geen 36 verschillende instanties moeten aflopen om te weten hoe ze aan MVO moeten doen. Er is nu een aantal acties uitgewerkt, zoals het in kaart brengen van waar de MVO-dienstverleners mee bezig zijn in onze stad. Op basis daarvan kunnen de hiaten worden ingevuld, en kunnen we kijken welke partners binnen het MVO-platform daarvoor kunnen zorgen.” Heeft u nog een afsluitende gedachte voor De Punt? Schepen Sofie Bracke: “We geloven sterk in onze samenwerking met De Punt. We hebben mooie afspraken gemaakt en de ambities zijn op elkaar afgestemd. We kijken uit naar de eerste resultaten, maar we zijn ervan overtuigd dat Dany Neudt en zijn ploeg de zaken op de juiste manier aanpakken.”
15
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Trividend: risicokapitaal als hefboom voor een sociale economie Middelen voor sociale incubatie komen – gelukkig maar – niet alleen van de overheid. Trividend, het Vlaams Participatiefonds voor de sociale economie, biedt risicokapitaal voor ondernemers met maatschappelijke meerwaarde… en met vernieuwende projecten. Met directeur Bernard Fornoville bekijken we enkele sociale incubatoren in Vlaanderen, de uitdagingen en valkuilen van maatschappelijk vernieuwend ondernemen, én het financieren ervan. Wat voor soort ondernemingen financiert Trividend zoal? Bernard Fornoville: “De kernactiviteit van Trividend is het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers die zich op het snijveld bevinden tussen het sociale en het economische. We onderscheiden daarin – wat karikaturaal – twee grote doelgroepen: diegenen die eerder ‘uit de sociale hoek komen’ en zo economisch mogelijk proberen te werken; en omgekeerd, diegene die vanuit ‘de economische hoek’ zo sociaal en maatschappelijk relevant mogelijk proberen te werken. We stellen vast dat waar Trividend vroeger vooral organisaties uit ‘de sociale hoek’ bediende, nu steeds meer klassieke bedrijven uit de ‘economische hoek’ bij ons aankloppen.” Vanwaar die klemtoonverschuiving binnen de reguliere economie? Bernard Fornoville: “Het feit dat wij risicokapitaal verstrekken, betekent dat wij ook dezelfde risico’s lopen als onze ondernemers. Dat risico ligt in de sociale economie nogal hoog, en het verwachte rendement is vaak vrij laag. Bovendien is ons werk vrij intensief: het vergt meestal een lange voorbereiding, soms ook veel managementbegeleiding. Willen we dit blijvend doen – en dat willen we! -, dan horen we aan risicospreiding te doen. We zijn dus niet afkerig van reguliere bedrijven met een duidelijke maatschappelijke plus. Bovendien kunnen we, na de bankencrisis, een vernieuwde aandacht vaststellen voor anders ondernemen – ethisch, maatschappelijk verantwoord, duurzaam, respectvol. Ook coöperatieve initiatieven zitten in de lift. We verheugen ons natuurlijk over die tendensen. Zo tellen we coöperatieve, ecologische bouw bedrijven als Ecopuur of Eurabo, en een biowijn-bedrijf als Vino Mundo in portefeuille. Ook innovatieve bedrijven ‘die erin geloven’ kloppen bij ons aan. Regulier, maar met duidelijke sociaal-maatschappelijke accenten. Vandaag gaat onze werking zichtbaar ruimer dan de inschakeling van kansengroepen of laaggeschoolden, ook al kunnen sociale werkplaatsen, invoegbedrijven en activiteitencoöperatieven blijvend op onze ondersteuning rekenen.”
Maar Trividend hanteert toch wel specifieke investeringscriteria? Bernard Fornoville: “Dat klopt. Onze investeringscriteria werden bij oprichting vastgelegd. Zij vloeien voort uit de VOSEC-definitie van de sociale economie: werken aan eerlijke arbeidsomstandigheden, het leefmilieu centraal stellen, kiezen voor participatief ondernemerschap enzovoort. Negatief scoren op ook maar één van die domeinen kan echt niet. Een bedrijf dat bijvoorbeeld niet werkt met kansengroepen, scoort op dat punt ‘slechts’ neutraal. Wie zich met zwartwerk inlaat of groepen discrimineert, scoort duidelijk negatief. We zoeken ondernemers die positief scoren op meer dan één van die domeinen: toon ons wat je bijzonder goed denkt te doen? En hoe je daarin nog verbetert? In die zin interpreteren wij de voorwaarden breed: wat heeft deze wereld aan uw bedrijf?” Ook innovatie is een belangrijk investeringscriterium voor Trividend. Bernard Fornoville: “Inderdaad, zowel product- en dienst innovatie, procesinnovatie als sociale innovatie. Een mooi voorbeeld van productinnovatie is Freedom of Movement, een bedrijf dat een hip ogende design-autolift ontwikkelt voor mensen met een beperking. Tegelijkertijd gaat het hier om zoveel meer dan productinnovatie alleen: de keuze voor productie voor en door mensen met een beperking, de bewust democratische prijszetting, de eigen aanpak van een groter mobiliteitsprobleem, de integratie van mensen met een handicap, de mensvisie. Het zijn evenzeer maatschappelijke meerwaarden.”
16
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
Wat ziet u onder de noemer sociale innovatie? Bernard Fornoville: “Met de Hogeschool-Universiteit Brussel en KBC hebben we een experimentvennootschap opgericht om laatstejaarsstudenten de kans te geven maatschappelijk zinvolle projecten ook reëel, als ondernemer, met een eigen bedrijf op te starten. Nog in Brussel loopt een project waar werkloze kunstenaars de kans krijgen de verkoopbaarheid van hun werk te testen op een proefmarkt. Voorts werken we mee aan het verkennen van nieuwe woonvormen in Brussel: een aantal organisaties richt een woonhuis op met zorgdiensten, ingeschakeld in de buurt, zodat mensen perspectief krijgen en oud kunnen worden in hun vertrouwde omgeving. Elk project helpt mensen in de wereld te stappen.” Wie zijn de sociale incubatoren in Vlaanderen? Bernard Fornoville: “Die groep is nogal beperkt. Enkele ‘terreinspecialisten’ werken in alle stilte gewoon door. Het innovatieve daarvan krijgt misschien wat weinig aandacht, zeker in verhouding tot dure, opvallende productontwikkeling. Bij de grotere, beter bekende, hoort het Limburgse ISIS (Integratie Senioren in de Samenleving). Hun ondernemen bevordert integratie, mobiliteit en zorg aan huis voor senioren. Meteen creëren ze een markt en zorgen ze voor werk. Ook de Antwerpse ‘groep’ Levanto, het vroegere Vitamine W, is zo’n vernieuwer. Ze ontwikkelen een cluster van organisaties, invoegbedrijven en sociale werkplaatsen die een breed gamma aan diensten inrichten, gaande van groendienst over thuisverzorging en havenarbeid, tot mobiliteit en monumentenzorg... Dit zijn stuk voor stuk niches, duurzaam ingevuld met laaggeschoolden.” In welke mate doet Trividend ook zelf aan sociale incubatie? Bernard Fornoville: “Naar onze zin kan er meer gebeuren. Er zijn veel jonge ondernemingen die echt de moeite waard zijn, maar toch nooit het licht zien. Hen meefinancieren zouden we waarschijnlijk graag doen. Mee ontwikkelen kunnen we helaas niet zelf, wegens erg complex, de opstapeling van risico’s, de combinatie van onbekenden. Vernieuwers hebben immers nood aan veel ondersteuning, netwerk en kennis. Daar zijn bijvoorbeeld de Innovatiecentra goed in. Hoewel sociale incubatie dan weer niet echt hun ding is. Wat wij wel kunnen doen, is bij de beter georganiseerde spelers uit ons eigen werkveld – zij zijn de eigenlijke ‘sociale incubatoren’ – actief op zoek gaan naar initiatieven met potentieel: ideeën losweken, bespreken en in dialoog uitbouwen. Door de combinatie van hun en onze expertise
winnen we samen tijd, en voorkomen we dat waardevolle projecten onontgonnen op het schap blijven liggen. We bekomen meteen sterke projecten, met een concrete markt en een reële financieringsmogelijkheid. Top-down dus, met specialisten. Net die ontwikkelingspiste willen we nu met De Punt verder uitbouwen in een gezamenlijk project, in een combinatie van competenties: Trividend als kritische investeerder, zij als projectontwikkelaar en incubator. We gaan onze expertise delen met andere incubatoren, zodat hun projecten het licht zien, met waardevol ondernemerschap en tewerkstelling tot gevolg – dat belooft! De omgekeerde weg is bottom-up. Maar als we wachten tot ideeën uit het brede werkveld spontaan opborrelen, kunnen we nog lang wachten. Daartoe zijn uitnodiging en begeleiding nodig. Dat is net wat SINSE beoogt, een veel ruimer incubatieproject van VOSEC, het overlegplatform van de sociale economie. VOSEC start een breed innovatieproject, waarbij ze ideeën laten opborrelen vanuit de basis, om ze dan te capteren en op te schalen. Nu komt de kruisbestuiving tussen die twee benaderingen: als uit SINSE goede projecten komen, dragen De Punt en Trividend ertoe bij dat inmiddels meer ervaren begeleiders klaar staan om deze te incuberen en te ondersteunen. Het is de combinatie van innovatief ondernemerschap en begeleiding van innovatie.” In welke concrete sociale incubatieprojecten investeert Trividend momenteel? Bernard Fornoville: “Enerzijds in de activiteitencoöperaties, zoals Startcentrale uit Limburg, DebuUt in Brussel, of Gusto in West-Vlaanderen. Telkens gaat het om (groeps-) begeleid zelfstandig ondernemen, al dan niet met bedrijfscreatie aan het einde van de rit. Anderzijds zien we nieuwe zorginitiatieven ontstaan, zoals Het FacilityPunt in Oost-Vlaanderen, of Soporté in West-Vlaanderen. In beide gevallen gaat het om combinaties van zorg en diensten, in markten waar demografische groei mag verwacht worden, waar ruimte is voor gespecialiseerde dienstverlening door goed begeleide laaggeschoolden, dankzij de samenwerking tussen werkgevers van diverse origine en aanvullende competenties – regulier, dienstencheque of invoegbedrijf, sociale of beschutte werkplaatsen. Ze verkennen nieuwe markten en vooral nieuwe samenwerkingsvormen om die markt te bedienen. Dit soort projecten bracht ons op het idee van een specifieke sociale incubatie ondersteuning, in samenwerking met De Punt.”
17
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
U haalt vaak dezelfde sectoren aan: groen, zorg, onderhoud, mobiliteit... Zijn er nog andere sectoren? Bernard Fornoville: “Ik denk het wel. Handlangerwerk in de bouw, bijvoorbeeld. De bewakingssector hebben we ook in portefeuille gehad. Lijkt niet innovatief, maar je helpt mensen aan werk. Ook in de logistiek liggen kansen voor minder geschoolden. Maar geef toe: assemblage, bandenrecyclage of betonvlechten vergt telkens veel sectorkennis. En dus kunnen we niet overal tegelijk zijn. Wat ik mis, is een combinatie van – technologische – innovatie en sociale aandacht in onze klassieke ‘productieve’ sectoren: de industrie, ook de landbouw. Er gaat veel aandacht naar nieuwe materialen, en dat is goed. Tegelijkertijd is het hoogst belangrijk ook voldoende tewerkstelling in zeer diverse sectoren leerbaar te houden: handenarbeid, stielkennis. Als een industrie wegtrekt, droogt ook de kennis op. Hoe kan je elektrische auto’s ontwikkelen als assemblage verdwijnt? Of nieuwe brandstoffen, zonder raffinagecapaciteit? Hoe kan Antwerpen modehoofdstad blijven, als men in Sint-Niklaas de laatste breischool sloot? Innoveren is ook concreet, ingebed, praktisch. Bovendien genereert duurzame productie de nodige toegevoegde waarde om welzijn te betalen en maatschappelijk gewenste diensten te onderhouden. Die holistische band mis ik wat in de programma’s rond VIA en Vlaanderen 2020. Het is telkens het één, dan weer het ander, mooi apart, alsof er geen verband was. Echt ingebedde maatschappelijke vernieuwing bevorder je niet alleen met ‘speerpunten’, vrees ik.” Ziet u ook specifieke valkuilen waar de sociale economie zich voor moet hoeden? Bernard Fornoville: “Het is mijn vrees dat men de ondersteuning van (sociale) ondernemers als een pure kostenfactor ziet, en daarom wordt teruggeschroefd. Welmenende, maar onvoldoende opgeleide ondernemers vormen een bedreiging voor hun zaak, hun werknemers, hun klanten, hun leveranciers. Het gevaar, in cascade, is nauwelijks te overzien. Daarnaast denk ik dat een huidige tendens tot meer planmatige, gereguleerde aansturing van de sociale economie het ondernemerschap echt niet bevordert, integendeel. En hetzelfde geldt trouwens ook voor innovatie: gras groeit niet omdat je er aan trekt. Innovatie en ondernemerschap willen ‘aansturen’, dat is pas een valkuil. Ik hoop echt dat men daar niet intrapt. Hoe
wil je mensen aansporen tot duurzaam maatschappelijk ondernemen? Door de waarde en de voldoening daarvan te tonen, niet door te verkokeren.” Hoe doet De Punt het op het vlak van ondersteuning? Bernard Fornoville: “De Punt is daarin een uitblinker. De Punt denkt behoorlijk ondernemend. En redelijk geïntegreerd, breed en meteen ook op lange termijn. Sommige startcentra werden ‘invoegdossierbehandelaars’. Ze verzorgen hun ‘sneetje’ van de salami. Bandwerk, zonder voeling voor ondernemerschap. Je kan het hen niet verwijten: het is toch het enige waarop ze afgerekend worden. Voor ons zou zoiets niet kunnen: na onze investering lopen we nog 6 jaar lang het risico dat het fout loopt. Liefst rekenen we daarbij (ook) op de startcentra. Anders moeten we wel zelf ondersteunen, want als onze investering fout loopt, verliezen we kapitaal. Als je kijkt naar onze waardeverminderingen op aandelen en op leningen, dat telt wel op. We rekenen dus hard op de ondersteuning die ook anderen kunnen bieden: bedrijvencentra, adviesbureaus, consultants, een eigen vertegenwoordiger in de raad van bestuur. Om samen weerbare en waardevolle bedrijven te maken, en liefst nog te zien groeien ook.” Heeft u nog een aanbeveling voor De Punt? Bernard Fornoville: “Wat mij betreft, mogen de goede initiatieven van De Punt iets meer uitstraling en navolging buiten de provincie krijgen. Naast sociale incubatie denk ik dan aan het SOIF, het sociaal investeringsfonds voor de sociale economie, opgericht vanuit De Punt. Het is heel goed dat ze een eigen investeringsfonds opzetten, maar ik zie zo een fonds eerder als een Vlaams fonds met een Oost-Vlaamse verankering, waarbij de begeleiding, het kapitaal en de ondersteuning Oost-Vlaams is. De voordelen van de nabijheid behoud je, de nadelen van de nabijheid spreid je. Wanneer een Oost-Vlaams bedrijf een peter nodig heeft, en misschien een kapitaalparticipatie, dan vind je makkelijker een lokale ondernemer die wel bij één of twee bedrijven betrokken wil zijn. En als die het niet kan, dan kan zijn collega het wel. Er zijn wellicht voldoende business angels die wel eens iets anders willen doen. Wat De Punt doet, is perfect, maar wat zij doen in Oost-Vlaanderen, zou ik liefst heel snel willen kopiëren naar andere provincies. Dat houdt ons samen bezig, en ook dat is innovatief ondernemen.”
18
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
“Sociale incubatie is heel mooi, maar niet de gemakkelijkste weg.” Sociale incubatie klinkt mooi in theorie, maar hoe begin je een concreet project in de praktijk? De Punt vond daarvoor in Assist nv een uitgelezen partner binnen de Vebego-groep. Door een beroep te doen op hun expertise in het veld, helpt de organisatie Het FacilityPunt, de eerste exponent van het EFRO-project rond sociale incubatie, op de rails te zetten. Steven De Schepper, directeur van Assist, geeft tekst en uitleg. Voor alle duidelijkheid: wat doet Het Facilitypunt precies? Steven De Schepper: “Het Facilitypunt is een facilitair bedrijf met als activiteit schoonmaken, klusjes, tuinonderhoud enzovoort, telkens gericht op de zorgsector. Assist is één van de bedrijven van onze holding Vebego, en het is Assist die voor Vebego, samen met De Punt, dat bedrijf heeft opgestart. We zijn dus samen eigenaar van Het FacilityPunt. De Punt zoekt personeel, werft aan, begeleidt en doet de subsidietechnische kant. Wij kennen het vak en hebben meer kaas gegeten van het commerciële en de marketingkant. In die zin zijn wij complementair.” Vanwaar de idee om mee in het project te stappen? Steven De Schepper: “Binnen onze Assiststructuur hebben we een pijler die zich specifiek bezighoudt met sociale economie. Bart Baert, onze commercieel directeur, was in contact gekomen met De Punt die met het idee rondliep om een facilitair bedrijf op te starten, maar daarvoor hadden ze een partner nodig die de praktische kant kent. Wij wilden sociale economiebedrijven starten, maar wij wilden dat met partners uit de sociale economie doen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid bij Assist en Vebego zijn we er dan ingestapt, waarbij ik de manager coach en er mee voor zorg dat het bedrijf goed draait. We hebben nu drie werknemers, alle drie invoegers. In de toekomst willen we naar een mix werken waarbij twee op drie werknemers invoegers zijn, want we willen zoveel mogelijk met kansengroepen werken. Alleen de manager is geen invoeger. Hij is pas eind april aangeworven en in juni is de eerste invoegmedewerker aangeworven. ’t Is dus nog een heel jong bedrijf.”
Waar zitten de belangrijkste uitdagingen van zo een bedrijf? Steven De Schepper: “Het is om te beginnen complexer dan een gewoon bedrijf starten, omdat je met verschillende problemen tegelijk zit. Je hebt de financiële, organisatorische en marketingkant van de zaak, maar je zit ook met specifieke uitdagingen die het werken met kansengroepen met zich meebrengt. Daarbovenop komt nog alles wat met subsidies te maken heeft, wat toch een bepaalde technische kennis vergt. Om dit allemaal te combineren, heb je iemand nodig die heel veel capaciteiten heeft op heel veel domeinen. Die combinatie van traditioneel ondernemen en sociale incubatie is heel mooi, maar het is lang niet de gemakkelijkste weg. Een bedrijf dat groot genoeg is, kan voor de subsidies iemand apart inschakelen. Ons schoonmaakbedrijf Care bijvoorbeeld, dat onderdeel is van Vebego, heeft meer dan duizend personeelsleden, waarvan vijftig invoegers. Die hebben een aparte invoegcoördinator. Met een bedrijf als Het FacilityPunt ben je wel nog even bezig vooraleer je zo iemand kan betalen.” Bedrijven die vanuit sociale incubatie worden opgericht moeten zowel voldoen aan eisen op vlak van rendabiliteit als op vlak van tewerkstelling van kansengroepen. Hoe moet volgens u dat precaire evenwicht tussen beide bewaard worden? Steven De Schepper: “Een gezond werkend bedrijf moet op termijn een courant resultaat halen van vijf procent. Vijf procent van de omzet overhouden, dus, maar dat hoeft niet van bij het begin. Op termijn is dat wel nodig om in de toekomst voldoende middelen te hebben om te kunnen groeien en te evolueren. Dat is dé eerste hefboom om mensen hun tewerkstelling te laten behouden, want als het bedrijf er financieel niet uitkomt, is er uiteraard geen duurzame tewerkstelling. Voor ons is de werknemer overigens het kapitaal. Het is dankzij de werknemers dat we rendement kunnen halen, waarbij je ze een correct loon en correcte voorwaarden geeft voor het werk dat ze doen. De subsidies die we krijgen door invoeg, zorgen ervoor dat we mensen die meer opleiding dan gebruikelijk nodig hebben – mensen waarvan het rendement in het begin ook lager ligt – toch aan een job kunnen helpen. Zo kunnen wij op een rendabele manier werken. Na twee jaar valt de invoegsubsidie voor een werknemer weg en
19
PROJECT SOCIALE INCUBATIE
moeten ze volledig een zeker rendement halen. Dat is ook eigen aan een invoegmedewerker: ze moeten het potentieel hebben om volledig rendabel te zijn. Voor de anderen zijn er de sociale en beschutte werkplaatsen, want dat zijn mensen die blijvend een achterstand op de arbeidsmarkt zullen hebben. De invoegmedewerker weet zelf ook dat de subsidie na twee jaar wegvalt, dus dat ze gedurende die tijd, mét de hulp die ze krijgen, moeten werken naar een volledig rendement. Zien we dat het ondanks de hulp niet lukt, dan stopt het verhaal vroegtijdig.” Na twee jaar succesvol invoegen is een invoegverhaal dan geslaagd. Steven De Schepper: “Inderdaad. Bij Care hebben we mensen die hier al vier, vijf jaar werken, die als invoeger begonnen zijn en die nog altijd goed bezig zijn. Dan ben je geslaagd. Dat geeft aan ons ook als werkgever voldoening: je ziet dat hun privéleven meer op orde komt, dat ze er financieel bovenop komen. Invoegwerk is voor hen een hefboom. Ze vinden uiteindelijk goeie huisvesting, kunnen hun kinderen een goed leven geven... Het werk op zich maakt misschien niet het geluk, maar het trekt wel een gelukkig leven op gang. Ze hebben een job waarin ze zich gewaardeerd voelen, en ze zijn er ook goed in.” Klinkt als een resultaat van duurzaam ondernemerschap, niet? Steven De Schepper: “Ik geloof dat ondernemingen die het evenwicht kunnen bewaren in de toekomst succesvol zullen zijn. Dan heb ik het over de drie P’s: profit, people,
planet. De profit moet goed zijn: je moet winst maken, maar een aanvaardbare winst, geen extreme winst. Een winst om continuïteit te verzekeren en geld te hebben om in de toekomst te investeren. En people: je werkt voor en met kansengroepen, voor en met mensen, dus het goede beheer van je mensen, de juiste motivatie, begeleiding en opleiding zijn belangrijk. En planet, dat is heel ruim: de stakeholders, klanten, leveranciers, maar langs de andere kant ook de planeet. Welk soort producten gebruik je, met welk soort wagen rij je? Als wij wagens kopen, gaan wij altijd zorgen dat die de goede milieuklasse hebben, zodat de CO2-uitstoot en het verbruik binnen de perken blijven. Onze producten zijn ook allemaal ecologisch gelabeled. Ik denk dat al die elementen elkaar kunnen voeden. De bedrijven die de balans vinden, zijn wat mij betreft de bedrijven van de toekomst. Ik ben ook een overtuigd voorstander van maatschappelijk verantwoord ondernemen, een term die er heel dichtbij ligt: zorgen dat de mens niet leeft voor de economie, maar dat de economie leeft voor de mensen.” Kan u nog enkele tips meegeven voor De Punt? Steven De Schepper: “In de eerste plaats voortdoen zoals ze bezig zijn. Volhouden, dus. Dat vraagt wel energie, want het gaat niet vanzelf. Ook een goed evenwicht behouden tussen het sociale en het bedrijfsmatige is van groot belang.”
Deze publicatie past in het EFRO project ‘Sociale Incubatie’, met De Punt als promotor. Het project kwam tot stand met financiële steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Hermesfonds en de Stad Gent.