planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
L
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
INHOUDSTAFEL DEEL 16.1
16 Receptorgerichte analyse ......................................................................................................................................1 16.1 Natuur 1 16.1.1 Juridisch-beleidsmatige kenschets 1 16.1.1.1 Relevante habitatrichtlijngebieden 1 16.1.1.2 Relevante vogelrichtlijngebieden 2 16.1.1.3 VEN-gebieden 3 16.1.1.4 Natuurgebieden 3 16.1.1.5 Passende beoordeling ikv haalbaarheidsstudie 2005 (doortochttracé) 4 16.1.2 Referentiesituatie 6 16.1.2.1 Inleiding 6 16.1.2.2 Huidige situatie 6 16.1.2.3 Neerwaartse trend en negatieve ontwikkelingen sinds de aanwijzing van de SBZ’s 14 16.1.2.4 Ecologisch streefbeeld (gewenste toekomstige situatie) 15 16.1.3 Methodiek effectbepaling 22 16.1.3.1 Direct ruimteverlies 22 16.1.3.2 Verstoring door geluidshinder, visuele verstoring en lichtverstoring 26 16.1.3.3 Verstoring door luchtverontreiniging 28 16.1.3.4 Verstoring door wijziging van het watersysteem – Ecohydrologische analyse 31 16.1.3.5 Verstoring via licht 32 16.1.3.6 Visuele verstoring 33 16.1.3.7 Impact op ecologische verbindingen 33 16.1.4 Methodiek effectbeoordeling 34 16.1.4.1 Algemeen 34 16.1.4.2 Methodiek effectbeoordeling ‘direct ruimteverlies’ 35 16.1.4.3 Methodiek effectbeoordeling ‘verstoring geluidshinder, visuele verstoring en lichtverstoring’ 36 16.1.4.4 Methodiek effectbeoordeling ‘Verstoring door luchtverontreiniging’ 36 16.1.4.5 Methodiek effectbeoordeling ‘verstoring door wijziging van het watersysteem’ 36 16.1.4.6 Methodiek effectbeoordeling ‘impact op ecologische verbindingen’ 37 16.1.4.7 Methodiek ‘geïntegreerde beoordeling’ 37 16.1.4.8 Duiding bij het significantiebegrip 38 16.1.5 Effectinschatting voor het doortochttracé 39 16.1.5.1 Direct ruimteverlies voor aangemelde Europese habitats 39 16.1.5.2 Direct ruimteverlies voor Europees beschermde soorten 41 16.1.5.3 Direct ruimteverlies ecotopen 43 16.1.5.4 Verstoring waardevolle natuur door geluidshinder, visuele verstoring en lichtverstoring 45 16.1.5.5 Verstoring via luchtverontreiniging 47 16.1.5.6 Impact op ecologische verbindingen 51 16.1.6 Eindsynthese en geïntegreerde effectbeoordeling doortochttracé 55 16.1.6.1 Samenvatting van de effecten & milderende maatregelen per effectgroep 55
i.s.m.
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
16.1.6.2 Geïntegreerde beoordeling 16.1.6.3 Eindconclusie – residuele effecten 16.1.7 Effectinschatting voor het omleidingstracé 16.1.7.1 Direct ruimteverlies voor aangemelde Europese habitats 16.1.7.2 Direct ruimteverlies voor Europees beschermde soorten 16.1.7.3 Direct ruimteverlies voor ecotopen / leefgebieden 16.1.7.4 Verstoring natuurwaarden door geluidshinder, visuele verstoring en lichthinder 16.1.7.5 Verstoring door luchtverontreiniging 16.1.7.6 Directe impact op ecologische verbindingen 16.1.8 Eindsynthese en geïntegreerde effectbeoordeling omleidingstracé 16.1.8.1 Samenvatting van de effecten & milderende maatregelen per effectgroep 16.1.8.2 Geïntegreerde beoordeling 16.1.8.3 Eindconclusie – residuele effecten 16.1.9 Besluit m.b.t. verschillen tussen basisalternatief en varianten 16.1.9.1 Doortochttracé 16.1.9.2 Omleidingstracé 16.1.10 Evaluatie vanuit landschap voorgestelde maatregelen 16.1.11 Cumulatie met Spartacusproject 16.1.12 Overwegingen met betrekking tot de relatie van het plan tot het Vlaams Ecologisch Netwerk 16.1.13 Samenvatting maatregelen, randvoorwaarden en onderzoekstopics ifv verdere procesverloop
56 58 59 59 62 66 69 72 74 77 77 79 83 84 84 84 85 86 86 87
LIJST VAN TABELLEN Tabel 16.1-1:
Beeld van de historische en huidige aantallen van aangemelde vogelrichtlijnsoorten in het Vogelrichtlijngebied "Militair domein en vallei van de Zwarte Beek" ....................................................9 Tabel 16.1-2: Beeld van de historische en huidige aantallen van vogelrichtlijnsoorten (excl. Aangemelde vogelrichtlijnsoorten) in het Vogelrichtlijngebied "Militair domein en vallei van de Zwarte Beek".......10 Tabel 16.1-3: Vertaalsleutel BWK-coderingen naar geschiktheid als leefgebied voor diverse vogelsoorten (groepen) ...........................................................................................................................................23 Tabel 16.1-4: Gevoeligheid voor geluidsverstoring voor een aantal binnen het studiegebied relevante soorten (op basis van Van de Genachte et.al., 2001)...........................................................................................27 Tabel 16.1-5: Kritische lasten van Zeq voor verschillende vegetatietypes (VMM, 2006 – achtergronddocument verzuring)...........................................................................................................................................29 Tabel 16.1-6: Kritische lasten van Zeq voor verschillende vegetatietypes (VMM, 2007 – achtergronddocument vermesting)........................................................................................................................................30 Tabel 16.1-7: Verloren areaal aan Europese habitattypes ten gevolge van de aanleg van het doortochttracé .......39 Tabel 16.1-8: Verloren areaal aan vogelleefgebieden ten gevolge van de aanleg van het doortochttracé..............41 Tabel 16.1-9: Oppervlakken aan waardevolle, zeer waardevolle en uiterst waardevolle ecotopen die in aanlegfase omleidingstracé verloren gaan...........................................................................................................43 Tabel 16.1-10: Overzicht van wijzigingen in N-depositie in zuurequivalent/ha/jaar....................................................48 Tabel 16.1-11: Overzicht van wijzigingen in N-depositie in kg N/ha/jaar ...................................................................49 Tabel 16.1-12: Overzicht effecten doortochttracé per deeleffectgroep ......................................................................55
i.s.m.
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Tabel 16.1-13: Verloren areaal aan Europese habitattypes ten gevolge van de aanleg van het omleidingstracé .....59 Tabel 16.1-14: Verloren areaal aan vogelleefgebieden ten gevolge van de aanleg van het omleidingstracé............62 Tabel 16.1-15: Oppervlakken aan waardevolle, zeer waardevolle en uiterst waardevolle ecotopen die in aanlegfase omleidingstracé verloren gaan...........................................................................................................66 Tabel 16.1-16: Overzicht effecten omleidingstracé per deeleffectgroep ....................................................................78
LIJST VAN FIGUREN Figuur 16.1-1: Deposities in 2004 (Bron: VMM)........................................................................................................29 Figuur 16.1-2: Deposities in 2004 (Bron: VMM)........................................................................................................30 Figuur 16.1-3: Illustratie van een faunapassage zoals ze beoogd wordt ter hoogte van de Mangelbeekvallei (uit Iuell et al, p31)...........................................................................................................................................52 Figuur 16.1-4: Illustratie van een ecoduct zoals ze beoogd wordt net ten noorden van de KMO-zone over de N74 (uit Iuell et al, p16) .............................................................................................................................54 Figuur 16.1-5: Visie of voorstel van inrichting naar landgebruik van het gebied "Achter de Kraanberg"...................50 Figuur 16.1-6: Concreet beeld van te realiseren situatie in 2007 bij uitvoering van de voorgenomen maatregelen..52 Figuur 16.1-7: Voorbeeld van een viaduct over een rivier; Een soortgelijke realisatie wordt beoogd over de Mangelbeekvallei (uit Iuell et al, p27).................................................................................................74
i.s.m.
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
i.s.m.
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16
RECEPTORGERICHTE ANALYSE
16.1
NATUUR
16.1.1
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Juridisch-beleidsmatige kenschets Kaart 7.4: Situering van de tracés t.o.v. de beschermde gebieden voor natuur
16.1.1.1
Relevante habitatrichtlijngebieden In 1996 werden speciale beschermingszones als Habitatrichtlijngebied aangeduid. Relevant binnen het studiegebied zijn de Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden met een oppervlakte van 8306 ha en de Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode met een oppervlakte van 3768 ha. De gebieden werden aangewezen als Habitatrichtlijngebied omwille van het voorkomen van de volgende habitats en soorten: BE2200029 Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden Habitats • 2310 • 2330 • 3110
• • • • • • • •
4010 4030 6230(+) 6430 7140 7150 9190 91E0(+)
Vissen • 1096
Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten met amfibische vegetatie: Lobelia, Littorellia en Isoëtes Noordatlantische vochtige heide met Erica tetralix Droge heide (alle subtypen) Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems Voedselrijke ruigten Overgangs- en trilveen Slenken in veengronden (Rhynchosporion) Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
Lampetra planeri Beekprik
Amfibieën en reptielen • 1166 Triturus cristatus Kamsalamander Invertebraten • 1042 Leucorrhinia pectoralis
Gevlekte witsnuitlibel
BE2200030 Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode Habitats • 2310 • 2330 • 3130 • •
4010 4030
Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen Oligotrofe wateren van het Middeneuropese en peri-alpiene gebied met Littorella- of Isoëtes-vegetatie of met eenjarige vegetatie op drooggevallen oevers (Nanocyperetalia) Noordatlantische vochtige heide met Erica tetralix Droge heide (alle subtypen)
i.s.m.
deel 16.1-1
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
• • • • •
6430 7140 7150 9190 91E0(+)
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Voedselrijke ruigten Overgangs- en trilveen Slenken in veengronden (Rhynchosporion) Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
Invertebraten • 1042 Leucorrhinia pectoralis
Gevlekte witsnuitlibel
BE2200031 Valleien van de Laambeek, Zonderikbeek, Slangebeek en Roosterbeek met vijvergebieden en heiden Habitats • 2310 • 2330 • 3110
16.1.1.2
•
3130
• • • • • • • • •
3140 4010 4030 6230 6430 6510 7150 9190 91E0(+)
Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten met amfibische vegetatie: Lobelia, Littorellia en Isoëtes Oligotrofe wateren van het Middeneuropese en peri-alpiene gebied met Littorella- of Isoëtes-vegetatie of met eenjarige vegetatie op drooggevallen oevers (Nanocyperetalia) Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Characeeënvegetatie Noordatlantische vochtige heide met Erica tetralix Droge heide (alle subtypen) Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems Voedselrijke ruigten Laaggelegen, schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) Slenken in veengronden (Rhynchosporion) Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
Vissen • 1145 • 1096
Misgurnus fossilis Lampetra planeri
Grote Modderkruiper Beekprik
Planten • 1831
Lunorium natans
Drijvende waterweegbree
Relevante vogelrichtlijngebieden In 1988 werd het Vogelrichtlijngebied 3.11 ‘Militair domein en de vallei van de Zwarte Beek’ met een oppervlakte van 8889 ha, aangewezen. De meest kenmerkende broedvogels (koppels) voor dit gebied zijn: • Korhoen (Tetrao tetrix tetrix: 20-25); • Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus: 15-20); • Boomleeuwerik (Lullula arborea: > 30); • Blauwborst (Luscinia svecica: 40-50); • Grauwe Klauwier (Lanius collurio: 10).
i.s.m.
deel 16.1-2
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Vermeldenswaard zijn tevens de volgende twee niet-broedende Annex I-soorten: • Blauwe Kiekendief (Circus cyaneus: 15) en • Kraanvogel (Grus grus: > 150) als pleisteraar en doortrekker. Naast de soorten Korhoen, Nachtzwaluw, Blauwborst, Grauwe klauwier, Boomleeuwerik, Blauwe kiekendief en Kraanvogel worden door Van Vessem en Kuijken ook enkele anderzijds soorten vermeld die voorkomen in het vogelrichtlijngebied 3.11 Militair Domein en de vallei van de Zwarte Beek’. Het betreft de volgende broedende soorten: • Roerdomp (2 broedparen) • Wespendief (1-2 broedparen) • Bruine kiekendief (1 broedpaar) • Grauwe kiekendief (1 broedpaar) • Kwartelkoning (1 broedpaar) • Goudplevier (1 broedpaar) • Zwartkopmeeuw (1 broedpaar) • Velduil (1 broedpaar) • Ijsvogel (3 broedparen) • Zwarte specht (2-3 broedparen) • Duinpieper (3 broedparen) Voor wat betreft de niet-broedende soorten vermelden Van Vessem en Kuijken, aanvullend op de soorten Blauwe kiekendief en Kraanvogel, ook de volgende soorten: • Smelleken; • Visarend. Met betrekking tot het Vogelrichtlijngebied Militair domein en vallei van de Zwarte Beek zijn binnen de SBZ de volgende habitats integraal beschermd: • beken en hun oevervegetatie; • heiden en vennen; • landduinen; • loofbossen. De Vogelrichtlijn bepaalt dat binnen de aangeduide zone alles in het werk gesteld moet worden om zowel de voorkomende soorten, als hun leefgebieden optimaal te beschermen en te ontwikkelen. De in het gebied als beschermde zones aangeduide biotopen zijn van uitermate groot belang voor het voortbestaan van de hier voorkomende bijlage I-soorten. De meeste van deze soorten zijn hieraan strikt gebonden. De oppervlakte en kwaliteit van deze gebieden moet dan ook intact gehouden worden. Daarnaast dient ook gewezen op de relatie met het omliggende landbouwgebied. Ook dit is van belang voor het behoud van de soorten. 16.1.1.3
VEN-gebieden Zie juridisch beleidsmatige context in deel 7.
16.1.1.4
Natuurgebieden Zie juridisch beleidsmatige context in deel 7.
i.s.m.
deel 16.1-3
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.1.5
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Passende beoordeling ikv haalbaarheidsstudie 2005 (doortochttracé) In het kader van de haalbaarheidsstudie die werd uitgevoerd in 2005, werd voor het doortochttracé een passende beoordeling opgesteld door Econnection. Volgend project werd aan de passende beoordeling onderworpen: • weg van 2x1 of 2x2 rijstroken (3,1-3,5 m breed) met ventwegen (2,8-3,1 m breed) ter bediening van het lokaal verkeer en fietspaden (2,5 m breed) • tussenbermen die in breedte variëren afhankelijk van de situatie (1-3,9 m) • ronde punten ter hoogte van de op- en afrit van de E314 en net ten noorden van Ter Dolen (Peersedijk) • ondertunneling van de woonkernen van Houthalen en Helchteren voor het doorgaand verkeer; wegen voor lokaal verkeer bovengronds • Vier varianten voor kruising Mangelbeekvallei: - variant 1 (scenario 1)(AOSO): lange tunnel, 2x2 rijstroken boven elkaar voor doorgaand verkeer, tunnel onder Mangelbeekvallei, 6 rijstroken in totaal daar waar doorgaand en lokaal verkeer bovengronds zitten, tot. breedte ong. 50 m - variant 2 (scenario 2)(VKW/UNIZO): 2 tunnels met 2x2 rijstroken naast elkaar voor doorgaand verkeer, bovengrondse kruising Mangelbeekvallei, 6 rijstroken in totaal daar waar doorgaand en lokaal verkeer bovengronds zitten, tot. breedte ong. 50? m - variant 3: 2 korte tunnels met 2x1 rijstroken naast elkaar voor doorgaand verkeer, bovengrondse kruising Mangelbeekvallei met 4 rijstroken naast elkaar, mogelijk uit te breiden tot 6 rijstroken voor inhalen toe te laten, tot. breedte ong. 50 m - variant 4: bovengronds scenario met 2x1 rijstroken voor doorgaand verkeer + 2 ventwegen, tot. breedte ong. 37 m Voor dit plan (incl varianten thv Mangelbeekvallei) werd geoordeeld dat geen of positieve effecten te verwachten zijn. Om tot deze beoordeling te komen, werd verondersteld dat volgende maatregelen bij de realisatie uitgevoerd worden: • op het traject aansluiting N74 tot Ter Dolen – Sonnisbeek – Broekbeek (SBZ Militair domein): - wegbegeleiding met New Jerseys langs oostzijde en geluidsschermen langs westzijde (militair domein) - heraanleg houtwal/houtkant langs de oostelijke zijde van de bestaande weg; ca 8m breed en 1,5m hoog, beplant met streekeigen bomen en struiken, voornamelijk zomereik. - Aanleg van één of meerdere bufferbekkens voor afvloeiwater van de weg in combinatie met bezinkbekken en olieafscheider. De bekkens worden aangelegd op voormalig landbouwgebied (net ten zuiden van de huidige aansluiting en ten noorden of ten zuiden van de Peersedijk). Natuurtechnische aanleg, combinatie met natuurontwikkeling - Verruiming duikers in noorden (net ten zuiden rond punt aansluiting N74), in het zuiden (Sonnisbeek) en van de Zwarte Beek onder de N715. Inrichting die tevens dienst doen als faunapassages (ecologische corridor). - Wegverharding van fluisterasfalt (open asfalt) of twinlay asfalt - Wegverlichting: energiearme natrium hogedruklampen in een full-cutoff reflectorarmatuur - Thv rond punt bij Peersedijk: rechstreekse aansluiting weg Remo door aanleg van ca 150m nieuwe weg. Opbreken en omvorming tot zandweg van bestaande noordelijke weggedeelte. Grondwal tussen oude spoorweg en nieuwe ontsluitingsweg. - Opheffen bestaande rond punt; lokaal verkeer via Bungalowparkweg onder N74 naar N715. Oude weggedeelte en in huidige situatie aanwezige restgrond tussen N74 en N715 omvormen tot natuurgebied (poelen, bosje, landduin, schraalgrasland). - Aankoop en omvorming aantal gronden palend aan de weg. Deze zijn voornamelijk in landbouwgebruik en ten oosten van de weg gelegen. Na omvorming kunnen de gronden toegevoegd worden aan het natuurgebied. Gebruik van gronden deels voor nodige infrastructuur (bufferbekkens), milderende maatregelen en boscompensatie.
i.s.m.
deel 16.1-4
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
•
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Op het traject thv de dwarsing met de Mangelbeekvallei (SBZ Mangelbeek) - Verruiming en heraanleg duiker Mangelbeek en voorzien droge verbindingskoker - Wegverharding: fluisterasfalt - Verlichting: energiearme natrium hogedruklampen in een full-cutoff reflectorarmatuur - Geluidsschermen (3m hoog) aan beide zijden van de weg - Onteigening en inrichting (dempen ontwateringsgrachten en afgraven opgehoogte terreinen) aantal valleigronden langs tracé
Belangrijke conclusie : Alhoewel vele elementen uit deze passende beoordeling kunnen worden overgenomen kan ze niet zonder meer worden ‘overgenomen’. De scope van de beoordeling verschilde immers grondig : • er werden geen omleidingstracés bestudeerd, • het doortochttracé dat thans voorligt kwam als dusdanig niet voor in de studie Econnection, • de uitwerking in de studie Econnection gebeurde op projectniveau op basis van een toentertijd opgemaakt ontwerp dat inmiddels deels achterhaald is; • op meerdere punten is de studie Econnection ook te gedetailleerd voor het planniveae (detailmaatregelen mbt verlichting, afwatering, …) • anderzijds omvatte de studie Econnection geen grondatermodellering om de effecten van de tunnels in te schatten hetgeen thans wel gebeurde Dit neemt niet weg dat verschillende passages en inzichten uit de studie werden overgenomen verderop in voorliggende tekst. Er wordt in die gevallen telkens specifiek gerefereerd naar Econnection (2005)
i.s.m.
deel 16.1-5
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.2
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Referentiesituatie Kaart 16.1.1: Update van de Biologische waarderingskaart Kaart 16.1.2: Vereenvoudigde ecotopenkaart Kaart 16.1.3: Europese habitatkaart Kaart 16.1.4: Geïntegreerde visiekaart en ecologische verbindingen Kaart 16.1.5: Benaderende ligging van de (na te streven) ecologische verbindingen tussen de belangrijkste natuurkerngebieden
16.1.2.1
Inleiding Vanuit de discipline fauna & flora is het aangewezen binnen het beschouwde studiegebied onderscheid te maken tussen de huidige natuursituatie (i.e. de referentiesituatie) enerzijds en het ecologisch streefbeeld (i.e. het ontwikkelingsscenario) anderzijds. In functie van een Passende Beoordeling dient tevens rekening gehouden te worden met de negatieve evolutie die zich voorgedaan heeft sinds het moment van aanmelding van de SBZ’s bij Europa. De huidige situatie omvat vanzelfsprekend de ecologische waarden zoals ze zich momenteel voordoen. Om de huidige situatie voor te stellen wordt beroep gedaan op gebiedsdekkende ecotoopkarteringen in het studiegebied. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Biologische WaarderingsKaart (BWK) opgemaakt door het INBO. De effectevaluatie en de beoordeling van de verschillende tracés zal in belangrijke mate gestuurd worden door het voorkomen van Europese habitats in het studiegebied. Daarom is ook de kaart van de verspreiding van het huidig voorkomen van Europese habitats binnen het studiegebied van bijzonder belang. Het voorkomen van Europese habitats in het studiegebied is op te vatten als een afgeleide kaart van de BWK, en is eveneens opgemaakt door het INBO. Voor de beschrijving van de huidige situatie zal in het bijzonder aandacht gegeven worden aan de voorkomende vogelsoorten. Hierbij zal de focus liggen op de aangemelde vogelsoorten voor het betreffende vogelrichtlijngebied. Het ecologisch streefbeeld is de gewenste situatie op ecologisch vlak. Er is op Vlaams niveau geen gebiedsdekkend kaartmateriaal beschikbaar waarop de gewenste natuurtypes worden weergegeven. Wel kan gebruik gemaakt worden van de streefbeelden zoals opgenomen in diverse beheerplannen, inrichtingsvisies en richtplannen voor verschillende deelgebieden binnen het studiegebied. Samenstelling van de streefbeelden voor afzonderlijke deelgebieden kan zo leiden tot een geïntegreerde visiekaart voor het studiegebied (zie kaart 16.1.4). Zo’n ecologische streefbeeldkaart laat vervolgens ook toe om de logische verbindingen in kaart te brengen tussen de verschillende entiteiten. Deze logische verbindingen kunnen opgevat worden als de gewenste ecologische verbindingen (zie kaart 16.1.5). Merk op dat deze in de huidige situatie niet noodzakelijk functioneel zijn.
16.1.2.2
Huidige situatie Huidige situatie op vlak van ecotopen Het huidig voorkomen van ecologisch waardevolle ecotopen en i.h.b. Europese habitats valt in hoge mate samen met de afbakeningen van de VEN-gebieden, vogel- en habitatrichtlijngebieden binnen het studiegebied. De bespreking van de huidige natuurwaarden in het studiegebied voeren we hieronder door volgens de ruimtelijke eenheden binnen het studiegebied. Mangelbeekvallei Binnen dit deelgebied is de Vallei van de Mangelbeek begrepen vanaf het brongebied en stroomafwaarts tot het centrum van Zolder. Tevens behelst het de Vallei van de (Grote) Winterbeek. Het betreffende deelgebied vervat het
i.s.m.
deel 16.1-6
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
volledige Vlaams natuurreservaat Mangelbeekvallei alsmede de moerasbossen in de spoorwegbocht te Zolder. Belangrijke delen van de natste zones van de vallei worden gekenmerkt door elzenbroekbossen die integraal vallen onder het Europees habitat 91E0 (+) Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae). Deze alluviale bossen kunnen vooral worden aangetroffen in het (van oost naar west georiënteerde) gedeelte van de vallei dat loopt van het brongebied (toponiem Lakerschans, gelegen op het militair domein) tot net westelijk van de N74 (t.h.v. het gehucht Lilo). Aanvullend zijn elzenbroekbossen aanwezig in de spoorwegbocht te Zolder. De verspreiding van dit Europees habitat valt hiermee bijna volledig binnen het habitatrichtlijngebied “Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode”. Een ander belangrijk kenmerk van dit deelgebied is de kleinschalige afwisseling tussen een ruime waaier aan ecotopen: • Dotterhooiland • Natte ruigten (“Moeraspirearuigtes”) • Laagveenvegetaties of trilveen (Kleine zeggenvegetaties) • Rietmoerassen en grote zeggenmoerassen • Waterpartijen Binnen dit deelgebied Mangelbeekvallei is het zinvol onderscheid te maken tussen verschillende zones. • Het oost-west georiënteerde deel van de Mangelbeekvallei heeft, samen met de spoorwegbocht te Zolder op dit moment het meest gesloten voorkomen door een relatief hoog aandeel aan moerasbossen. Dit kenmerk verklaart meteen ook dat het grootste deel van deze zones als Europees habitattype wordt ingekleurd. • De bovenloop van de Grote Winterbeek (tussen het centrum van Helchteren en Kraanberg) kent de meest uitgesproken afwisseling van diverse waardevolle tot zeer waardevolle ecotopen. Percelen die (nog) voor de landbouw worden gebruikt betreffen nagenoeg uitsluitend graslanden. • De zone ten zuidoosten van het gehucht Lillo kent momenteel, en relatief ten opzichte van de andere onderscheiden deelzones, de laagste ecologische waarde. Naast graslanden zijn er ook een aantal akkers in landbouwgebruik. Aansluitend bij de oude spoorweg is echter een zone aanwezig die zich natuurlijk ontwikkelt en waar naast natte ruigten en wilgenstruwelen ook jonge elzenbroekbosjes kunnen worden aangetroffen.
Bovenloop van de Laambeek, Teut & Ten Haagdoorn Dit Vlaams natuurreservaat wordt grotendeels ingenomen door open heidegebieden en boomheide. Het gedeelte ten noorden van de E314 betreft Ten Haagdoorn met vooral droge heide en her en der stuifduinen en vochtige heide. Aansluitend treffen we de bovenloop van de Laambeekvallei aan met een afwisseling van vooral moerasbossen en (doorgaans) verlaten en verlandende vijvertjes. Ten zuiden van de E314 spreken we van het gebied Teut-Molenheide met naast droge heides ook behoorlijk wat stuifduinen (o.m. Molenheide) en nabij de Roosterbeekvallei ook flink wat oligotrofe tot mesotrofe vennen omringd door open vochtige en natte heides en veengebieden.
Middenloop van de Laambeek Hiermee wordt het stroomgebied van de Laambeek bedoeld tussen de molen van Geldermalsen en Geelberg. De ecologisch meest waardevolle zones binnen dit deelgebied maken deel uit van het Vlaams natuurreservaat Laambeekvallei met van oost naar west de deelgebieden Brelaer, Kolveren, Laambroekvijvers, Laambroeken en Geelberg. Dit deelgebied wordt gekenmerkt door een rijke afwisseling van natte hooilanden, elzenbroekbossen en kleine vijverpartijen. Elk van de hoger genoemde deelzones heeft echter een eigen karakter en specifieke ecologische waarden. In Brelaer is de oude landbouwpercelering nog in hoge mate herkenbaar. Het bevat ook het brongebied van de Rodebeek met zeldzame veenvegetaties. Het hart van Kolveren wordt gekenmerkt door broekbossen met her en der kleine vijvertjes. De Laambroekvijvers liggen net ten westen van het industriegebied
i.s.m.
deel 16.1-7
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Houthalen Zuid-West. Ze zijn een relict van het voormalige uitgebreide en zeer natte veengebied ter hoogte van het huidige industriegebied. Verder westelijk worden de Laambroeken gekenmerkt door een afwisseling van elzenbroekbosjes en natte hooilanden. Vogelzangbos en Vijvergebied Midden-Limburg Dit deelgebied ligt in de zuidwestelijke periferie van het beschouwde studiegebied. Het is een gebied met tientallen vijvers afgewisseld met boszones. Het vijvergebied herbergt zeldzame moerasvogels zoals Roerdomp en Woudaap. Nadat in de jaren ‘70 en ’80 een intensivering werd doorgevoerd met het oog op viskweek worden er in recente jaren diverse initiatieven opgestart met het oog op natuurontwikkeling. Militair Domein Helchteren-Meeuwen Dit deelgebied wordt gekenmerkt door heidegebieden afgewisseld door vensystemen. Het deelgebied maakt deel uit van habitatrichtlijngebied “Mangelbeek en heie- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode”. Het grootste deel van het deelgebied wordt ook effectief gekenmerkt door ecotopen die als Europees habitat beschouwd dienen te worden. Het deelgebied maakt ook deel uit van het vogelrichtlijngebied “Houthalen-Helchteren, MeeuwenGruitrode en Peer”. Het aangemelde Korhoen komt er inmiddels niet meer voor maar wel soorten als Boomleeuwerik, Nachtzwaluw en Geoorde fuut. Een enkele keer komt er Grauwe kiekendief tot broeden.
Militair Domein Leopoldsburg Dit deelgebied bevat grote aaneengesloten heidegebieden afgewisseld met boszones en doorsneden door de bovenloop van de Vallei van de Zwarte Beek. Het deelgebied maakt deel uit van het habitatrichtlijngebied “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide- en vengebieden”. Enkel de aan de periferie gelegen bosgebieden kunnen doorgaans (nog) niet als een Europees habitat beschouwd worden omdat ze lange tijd een beheer kenden dat uitsluitend was gericht op de economische functie (productie van naaldhout). Het deelgebied maakt ook deel uit van het vogelrichtlijngebied “Militair domein van de vallei van de Zwarte Beek”. Het aangemelde Korhoen komt er inmiddels niet meer voor maar wel soorten als Boomleeuwerik en Nachtzwaluw. Naast droge heide zijn er ook flink wat stuifduingebieden aanwezig, die afhankelijk van hun ligging, een zekere verbossing kennen. Verder komt op het Militair Domein ook een belangrijke oppervlakte natte heide voor. Dit komt in kaart 16.1.3 onvoldoende naar voor omdat deze kaart afgeleid is van de BWK die gebaseerd is op een ruwe kartering in complexen. Deze complexering omvat : • Cg droge struikheidevegetatie • Cgb droge struikheidevegetatie met struik- of boomopslag • Ce vochtige tot natte dopheidevegetaties • Dm vegetatieloze stuifduin • Ms zuur laagveen
i.s.m.
deel 16.1-8
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Huidige situatie op vlak van soorten De hieronder beschreven situatie is meer dan een weergave van de huidige situatie. Het is een weerslag van de situatie tot op heden. Hierbij wordt dus ook het historisch perspectief geschetst van de evolutie van de waarde van het studiegebied voor soorten. Dit is noodzakelijk in functie van het beoordelen van de effecten op de Speciale beschermingszones. Op dit planniveau is het uiteraard niet aan de orde om in te gaan op ‘alle’ soorten uit ‘alle’ mogelijke soortgroepen. De focus zal in eerste instantie liggen op zeldzame soorten die een hoge beschermingsstatus genieten. Dit zijn in de eerste plaats soorten die opgenomen zijn in Bijlage I van de Vogelrichtlijn, soorten van Bijlage II en Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en soorten van bijlage III van het natuurdecreet. Avifauna / vogels Met betrekking tot het Vogelrichtlijngebied Militair domein en vallei van de Zwarte Beek is beroep gedaan op: • de gegevens die zijn opgenomen in de passende beoordeling voor de “Heraanleg van de N715 als onderdeel van de N74 Noord-Zuid tussen Hechtel en Houthalen, Limburg” opgesteld door Econnection in het kader van de haalbaarheidsstudie voor de doortocht (mei 2005) én • op de nota Actualisatie van het rapport “De avifauna van vogelrichtlijngebied nr. 18: Militair domein en de vallei van de Zwarte beek (Geuens, Onkelinx & Vanlook, 2002) Voor het betreffende vogelrichtlijngebied dient in gevolge de aanmeldingsfiche de aandacht in eerste instantie uit te gaan naar de aangemelde vogelsoorten. Het betreft als broedvogels: Korhoen (Tetrao tetrix tetrix), Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus), Boomleeuwerik (Lullula arborea), Blauwborst (Luscinia svecica) en Grauwe Klauwier (Lanius collurio). Niet-broedende aangemelde Annex I-soorten zijn: Blauwe Kiekendief (Circus cyaneus) en Kraanvogel (Grus grus). Tabel 16.1-1:
Beeld van de historische en huidige aantallen van aangemelde vogelrichtlijnsoorten in het Vogelrichtlijngebied "Militair domein en vallei van de Zwarte Beek"
Soort
Nachtzwaluw
Aangemelde # voor SBZ-V 15-20
Grauwe Klauwier
10
Boomleeuwerik
>30
Blauwborst
40-45
Korhoen
20-25
Blauwe Kiekendief Kraanvogel
15 >150
Legende Toename binnen SBZ-V
Status binnen SBZ-V
in 1989 30 paar, meer intensieve inventarisatie leverde vervolgens 50 tot 60 bp op 8-10 paar tijdens tachtiger jaren, momenteel als broedvogel verdwenen, wel doortrek 40-45 paar tijdens zeventiger jaren, momenteel nog ongeveer gelijke broedaantallen, tijdens trek tot enkele duizenden exemplaren In tachtiger jaren circa 50 broedparen, nu wellicht 30 à 40 bp paar 20-25 paar in zestiger en zeventiger jaren, vervolgens (verder) achteruitgegaan en momenteel als broedvogel verdwenen sinds 1999 Momenteel overwinteren 3 à 5 vogels Vaak vele honderden tot duizenden vogels, baltsend koppel in 1999 Stand-still
Trend in Vlaanderen
Rode-Lijst (broedvogels)
Trend in Europa
toename
kwetsbaar
afname
afname
met uitsterven bedreigd
stabiel
toename
kwetsbaar
afname
toename
stabiel
afname
momenteel niet bedreigd Uitgestorven
afname
afname ?
NVT NVT
afname toename
Lichte afname binnen SBZ-V
Sterke afname binnen SBZ-V
Naast de hoger beschouwde soorten komen er binnen dit SBZ nog vogelsoorten voor die deel uitmaken van de Bijlage I van de VRL. Ze zijn echter niet aangemeld. Aangezien vele van deze soorten, net als de aangemelde vogelsoorten gebonden zijn aan de te beschermen leefgebieden voor dit SBZ (beken en hun oevervegetatie, heiden en vennen, landduinen en loofbossen) zijn ze evenwel ook relevant voor het beoordelen van effecten.
i.s.m.
deel 16.1-9
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Deze niet aangemelde soorten worden in onderstaande Tabel 16.1-2 beschouwd. Tabel 16.1-2:
Beeld van de historische en huidige aantallen van vogelrichtlijnsoorten (excl. Aangemelde vogelrichtlijnsoorten) in het Vogelrichtlijngebied "Militair domein en vallei van de Zwarte Beek"
Soort IJsvogel
Duinpieper
Purperreiger Velduil Roerdomp
Zwarte stern Zwarte ooievaar
Status binnen SBZ-V
Trend in Vlaanderen Schommelingen tussen 6 en 9 paar, wellicht toename toename sinds jaren ’70 door verbeterde waterkwaliteit in delen van het gebied tijdens zestiger jaren 30 paar, sinds 1987 als broedvogel verdwenen, momenteel enkel nog doortrekker onregelmatige waarnemingen Vroeger onregelmatige broedvogel, geregeld waarnemingen, hoewel de laatste jaren minder Zeker broedvogel tot 1985, momenteel als broedvogel verdwenen, in de laatste jaren wel waarnemingen, na 2000 10à22 p broedvogel tot 1955, jaarlijkse doortrekker
Rode-Lijst (broedvogels) momenteel niet bedreigd
Trend in Europa afname
uitgestorven
afname
NVT
stabiel
NVT
afname
afname
met uitsterven bedreigd
afname
uitgestorven
afname
NVT
stabiel
toename
momenteel niet bedreigd
stabiel
afname
met uitsterven bedreigd
stabiel
afname
met uitsterven bedreigd momenteel niet bedreigd uitgestorven
afname
NVT
stabiel
Kwartelkoning
sinds 1983 steeds vaker in gebied aanwezig als pleisteraar, doortrekker Broedgevallen in zeventiger jaren, jaarlijkse doortrekker in lage aantallen, recentelijk onregelmatig terug (mogelijk) broedgeval (in de omgeving) 1 paar tijdens tweede helft zeventiger jaren, geregelde waarnemingen, vermoedelijk (terug) broedgeval in 2000, Vroeger (onregelmatige) broedvogel in het gebied
Zwarte Specht
15-20, duidelijk toegenomen ten opzichte van vroeger
toename
Ortolaan
tot zeventiger jaren broedvogel, in 1998 nog een occasionele zangpost wisselend aantal, doortrekker
afname
toename
NVT
toename
toename
momenteel niet bedreigd NVT
stabiel
Zwarte wouw
geregeld overwinterend, recentelijk ook meer zomerwaarnemingen broedvogel in 1979, 1984, 1986 (aantal niet juist gekend) jaarlijks doortrekker, mogelijk occasioneel broedvogel
stabiel
Rode wouw
jaarlijks doortrekker, soms zomerwaarnemingen
zeldzaam
afname
Visarend
Wordt steeds vaker tijdens de trekperiode gezien
NVT
toename
Wespendief
2-4 paar, mogelijk licht toegenomen
stabiel
Kemphaan
jaarlijkse doortrekker in onbekend aantal
momenteel niet bedreigd NVT
afname
Goudplevier
Jaarlijkse doortrekker, broedvogel in 1980 en 1981, mogelijk broedpoging in 1997 Waarnemingen van het gebied, wellicht (occasioneel) stabiele of broedvogel fluctuerende aantallen jaarlijkse doortrekker in onbekend aantal
NVT
stabiel
bedreigd
stabiel
NVT
stabiel
Bruine Kiekendief
Grauwe Kiekendief
Smelleken Slechtvalk Zwartkopmeeuw
Porseleinhoen
Bosruiter Legende Toename binnen SBZ-V
Stand-still
stabiele of fluctuerende aantallen stabiele of fluctuerende aantallen
toename
Lichte afname binnen SBZ-V
stabiel afname
Sterke afname binnen SBZ-V
niet gemarkeerd: evolutie niet bekend of irrelevant door occasioneel/ erratisch voorkomen of (onbekende) doortrekstatus
Andere belangrijke soorten zijn ondermeer: • Klapekster: 1-8 paar tijdens zeventiger en tachtiger jaren, momenteel als broedvogel verdwenen, occasioneel broedgeval in 2000, wel nog jaarlijks overwintering (RL-cat: met uitsterven bedreigd) • Watersnip: 15-20 paar, stabiel, grote aantallen overwintering en doortrek (RL-cat: met uitsterven bedreigd)
i.s.m.
deel 16.1-10
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Uit Tabel 16.1-1 en Tabel 16.1-2 kan worden geconcludeerd dat in het gebied veel vogelrichtlijnsoorten worden waargenomen, een aantal hiervan als broedvogel, andere als doortrekker. Door zijn uitgestrektheid heeft het gebied een zeer belangrijke functie als doortrek- en foerageergebied voor verscheidene van deze soorten. Het betreft vrijwel uitsluitend soorten gebonden aan moerasgebieden, grote droge en natte heidegebieden, en (in mindere mate) bosgebieden. In regel kan worden vastgesteld dat vogelrichtlijnsoorten van uitgestrekte, open heidegebieden een neerwaartse trends vertoonden in de afgelopen decennia met het verdwijnen van bepaalde broedvogelsoorten als meest ondersteunend element van deze vaststelling (Korhoen, Duinpieper). Soorten van halfopen heidegebieden (Nachtzwaluw en Boomleeuwerik) doen het relatief goed. Een aantal soorten van meer beboste situaties zoals Wespendief en Zwarte specht doen het goed en nemen (licht) toe. Het hoger gestelde reflecteert een algemene landschappelijke evolutie die zich in de Kempen vanaf eind 19de eeuw heeft ingezet nl. een kwantitatief en kwalitatief verlies van het open heide- en stuifduinlandschap. Voor een aantal soorten van open heidegebieden en stuifduinen (Korhoen, Duinpieper maar ook de niet-Bijlage I soorten Tapuit en Klapekster) die thans als broedvogel uit het gebied verdwenen zijn, kan aangenomen worden dat de hoger geschetste globale landschappelijke evolutie – ook buiten de contouren van het betreffende vogelrichtlijngebied – door fragmentatie en verkleining van de populaties van deze soorten heeft bijgedragen tot de neerwaartse evolutie. Daarnaast kan uit de hoger weergegeven tabellen tevens worden afgeleid dat in de voorbije decennia ook vogelrichtlijnsoorten van het kleinschalige agrarische gebied zijn achteruitgegaan met als uitgestorven kensoorten o.m. Grauwe klauwier en Ortolaan. De intensivering van de landbouw (met o.m. het verdwijnen van kleine landschapselementen en ontwatering van de valleigebieden) zijn hierbij wellicht de belangrijkste oorzaken van deze evolutie. Tegelijk kan voor andere natte valleidelen binnen het vogelrichtlijngebied (bovenlopen in de vallei van de Grote Nete en Bovenloop van de Vallei van de Zwarte Beek) spelen dat in gebieden waar de landbouw geen actieve rol (meer) heeft een verbossing optreedt (opslag wilgenstruwelen en elzenbroekbossen) wat de lichte achteruitgang van Blauwborst en de kwetsbare situatie voor de voor Vlaanderen zeldzame, niet-vogelrichtlijnsoort Watersnip kan verklaren. In diezelfde landschapsecologische context dient het voorkomen van hoger genoemde vogelrichtlijnsoorten in feite in een ruimer perspectief te worden gezien en beschouwd te worden op niveau van het volledige studiegebied zoals weergegeven in de landschapsecologische visiekaart (Kaart 16.1.4). Hierbij kan worden vastgesteld dat ook op niveau van het volledige studiegebied de hoger geschetste tendensen gelden nl.: • een verkleining van het landschap in de heidesfeer • fragmentatie en verkleining van de populaties van hieraan gebonden soorten en in een aantal geval het uitsterven van lokale populaties (Korhoen, Duinpieper, Klapekster en Tapuit); • Afname van soorten gebonden aan kleinschalig agrarische gebieden waaronder naast de vogelrichtlijnsoorten ook bv. de niet-vogelrichtlijnsoort Geelgors; • Een goede situatie voor soorten die gebonden zijn aan bossen zoals Wespendief en Zwarte specht.
i.s.m.
deel 16.1-11
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Overige soorten / niet-vogels Betreffende de aangemelde soorten voor de SBZ-H gebieden: “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden” en “Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode” wordt hieronder kort de referentiesituatie geschetst. 1096 Beekprik (Lampetra planeri) Het betreft een aangemelde soort voor het habitatrichtlijngebied: “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden”. De Beekprik is in Vlaanderen een erg zeldzame soort geworden door verlies van structuurkwaliteit en ruimingen van kleine (vaak Kempense) waterlopen en door waterverontreining. De soort is zeer gevoelig voor zuurstofgebrek. De soort kent in het gebied van de Zwarte Beek de grootste populatie voor Vlaanderen. 1166 Kamsalamander (Triturus cristatus) Het betreft een aangemelde soort voor het habitatrichtlijngebied: “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden”. De soort plant zich voort in veedrinkpoelen, bomputten, afgesneden rivierarmen, kleine vijvers en andere plassen met stilstaand, bij voorkeur vrij voedselrijk water. Kamsalamanders worden vaak aangetroffen in groepen van dicht bij elkaar gelegen poelen. Ze prefereren poelen gelegen in kleinschalige landschappen met een hoge diversiteit aan biotooptypen. Nabij gelegen bossen, struwelen, boomgaarden, houtwallen, hagen en heideterreinen zijn gunstige landbiotopen. De soort komt voor op het Militair Domein Leopoldsburg. Vroeger kwam ze ook voor in de vallei van de Bolisserbeek en in Resterheide maar daar zou ze verdwenen zijn. 1042 Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) Het betreft een aangemelde soort voor het habitatrichtlijngebied: “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden” en voor het habitatrichtlijngebied: “Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode”. De soort is gekend van een klein aantal vindplaatsen in de Antwerpse en Limburgse Kempen. Soort van matig voedselrijke vennen en laagveengebieden. Insijpeling van voedselrijk water uit naburige landbouwgronden, verzuring en ontwatering kunnen aangenomen worden redenen van achteruitgang te zijn.. De soort is gekend van het Militair Domein Houthalen-Helchteren (Econnection, 2005) maar er zijn recente waarnemingen bekend van het Militair Domein van Leopoldsburg, het Militair Domein van Meeuwen-gruitrode en de Mangelbeekvallei (De Knijf, 2006). Met betrekking tot overige gekende en relevante Europees beschermde soorten (Bijlage IV) wordt hieronder kort de referentiesituatie in het studiegebied geschetst.
i.s.m.
deel 16.1-12
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Rugstreeppad (Bufo calamita) Dit is een warmteminnende soort met een gravende levenswijze. Ze is vooral gebonden aan terreinen met droge, losse en snel opwarmende bodems zoals stuifduin- en heidegebieden, waar landactieve rugstreeppadden zich vooral ophouden op zonbeschenen plaatsen met een schrale begroeiing. Als voortplantingsplassen gebruikt ze er ondiepe, zonbeschenen oeverzones van vennen en ondergelopen weilanden en akkers. Relatief grote populaties situeren zich op het Militair Domein Houthalen-Helchteren en het Militair Domein Helchteren-Meeuwen (Schops, 1999). Heikikker (Rana arvalis) Strikt gebonden aan voedselarme milieus zoals vochtige heidevelden, laagveengebieden en voedselarme moerassen. Als voortplantingsplaatsen gebruikt ze vennen, grachten en kleine vijvers die voedselarm of matig voedselrijk water bevatten. Landactieve heikikkers houden zich op in vochtige heiden, heischrale graslanden en bossen. Verzuring van voortplantingsgebieden is nefast. Het kerngebied van de verspreiding van Rugstreeppad in Limburg is gelegen op de zandgronden van het Kempens Plateau, met uitlopers naar de Maas. De voedselarme vennen van de uitgestrekte heide op het Militair Domein van Houthalen-Helchteren (Achter de Witte Bergen), Spiekelspade, het Fontijntje) en de brongebieden op het Militair Domein in Meeuwen (den Damp, Sonnisheide) worden als belangrijke Limburgse leefgebieden genoemd (Schops, 1999). Gladde slang (Coronella austriaca) Gladde slangen hebben in Vlaanderen een duidelijke voorkeur voor droge, zonbeschenen terreinen. Ze worden hoofdzakelijk waargenomen in heideterreinen, vooral in de drogere delen ervan, zoals in de omgeving van landduinen. Toch zijn er ook vindplaatsen in nattere biotopen, zoals de omgeving van vennen of in beekvalleien. De soort komt zowel voor in het Militair domein Houthalen-Helcteren en Hechtel-Eksel en het Militair Domein Helchteren-Meeuwen (Schops, 1999).
i.s.m.
deel 16.1-13
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.2.3
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Neerwaartse trend en negatieve ontwikkelingen sinds de aanwijzing van de SBZ’s Uit wat hoger werd weergegeven blijkt dat voor een aantal Europese habitats en soorten een ongunstige staat van instandhouding geldt ten gevolge van aantastingen (kwaliteitsvermindering en afname in oppervlakte) die zich voorgedaan hebben sinds de aanwijzing van de SBZ’s. Dit zijn negatieve autonome evoluties. De diverse oorzaken die hiervoor verantwoordelijk zijn, zijn onder meer:
De afname van heide-areaal, onder meer door verbossing Verdroging van natte natuurwaarden ten gevolge van de algemene verdroging van Vlaanderen Verstoring binnen de SBZ’s, door o.a. recreatie en het gebruik als militair domein. In de periode 1990 – 2006 is het personenverkeer met ongeveer 20% gegroeid (zie cijfers Mira-T ’07 (VMM 2007, p41) en groeiprognose van 1,2%/jaar in hoofdstuk 10.3.1 voor een verantwoording). Ten opzichte van 1992 (= aanmeldingsperiode de habitatrichtlijngebieden) is dit ongeveer een stijging met 1/5 . Hierdoor is ook de graad van verstoring (oa geluidsverstoring) sterk toegenomen. In eerste instantie kan aangenomen worden dat dit repercussies heeft op de groep van de vogels, waaronder tal van Bijlage I soorten van de Vogelrichtlijn. Door de sterk toegenomen verkeersstroom zal de invloedzone sterk uitgebreid zijn en zal dus meer leefgebied voor vogelsoorten ongeschikt geworden zijn voor tal van vogelsoorten. Kwaliteitsafname van habitats. M.b.t. Europese habitats in de heidesfeer zijn eutrofiëring en verzuring in dat verband bepalend. Zowel depositie vanuit de lucht maar vooral inspoeling vanuit landbouwgebieden liggen hierbij aan de basis. In het bijzonder eutrofiëring van oligotrofe vennen in het Militair Domein via inspoeling van hemelwater vanuit het landbouwgebied is hierbij relevant. Kwaliteitsverlies van omliggende graslanden door landbouwactiviteiten (in het bijzonder het verdwijnen van weinig bemeste reliëfrijke graslanden is van belang) Verlies van KLE’s
De ongunstige staat van instandhouding manifesteert zich niet alleen via een verslechtering van de toestand van de individuele SBZ gebieden maar ook in verslechtering van de relaties tussen de SBZ-gebieden en dus op niveau van het “Natura 2000”-netwerk. Naar de neerwaartse trends die zich voor Europese natuurwaarden in de laatste decennia voorgedaan heeft, en die veelal veroorzaakt werd door autonome evoluties, wordt in wat volgt verwezen als het historisch passief. Het historisch passief verwijst m.a.w. naar de openstaande herstelopgave die nodig is om de algemene tendens van achteruitgang met terugwerkende kracht op te heffen. Los van het voorliggende plan dringen zich dan ook maatregelen op om enerzijds de negatieve effecten van de verdere autonome ontwikkeling te milderen, en anderzijds de historisch gegroeide invloedzone terug te beperken. Onder impuls van het DANAH-project werden recent door het Agentschap voor Natuur en Bos heideherstelprojecten doorgevoerd.
i.s.m.
deel 16.1-14
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.2.4
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Ecologisch streefbeeld (gewenste toekomstige situatie) Belang van het opstellen van het ecologisch streefbeeld In de milieueffectenrapportage is het gangbaar om de effecten te beschrijven en te evalueren ten aanzien van enerzijds de huidige situatie en anderzijds de autonome en gestuurde ontwikkeling. Voor de discipline fauna en flora is er in vele gevallen een groot verschil tussen de huidige situatie en de toekomstige ontwikkeling. Dit is te wijten aan de nog te realiseren invulling van het Vlaamse natuurbeleid. Binnen het Vlaamse natuurbeleid zijn er meerdere aspecten die van belang zijn m.b.t. de toekomstige ontwikkeling:
Op gewestelijk niveau: het streven naar hogere natuurwaarden in Vlaanderen. Hier wordt naar o.a. gestreefd door (niet limitatief) : een ecologischer beheer van bossen (Criteria Duurzaam Bosbeheer, Beheervisie Domeinbossen, …) omvatten onder andere de creatie van open plekken en bosranden een aankoop- subsidie- en beheerbeleid voor natuur en bos in overheidseigendom en in beheer van terreinbeherende verenigingen de realisatie van een samenhangend ecologisch netwerk tussen de waardevolle natuurgebieden via de ruimtelijke ordening (VEN, IVON) en de instrumenten uit de sectorale wetgevingen natuur en bos. Op Europees niveau: de verplichting om een goede staat van instandhouding te bekomen voor de SBZ’s. Zeker voor Europees beschermde gebieden (NATURA 2000) dient in het bijzonder rekening gehouden te worden met de toestand van (Europees beschermde) natuur. Neerwaartse trends voor (Europese) habitats of soorten zijn in dat verband op te vatten als een zogenaamde ongunstige staat van instandhouding. In zulke gevallen dient nagegaan te worden of de bevoegde overheid, m.b.t. artikel 6 lid 1 van de habitatrichtlijn, actieve maatregelen dient te nemen om de staat van instandhouding voor de leefgebieden van de aangemelde soorten en de arealen van de habitats te herstellen. Omwille van de negatieve trend die zich voorgedaan heeft, is het belangrijk dat op mesoniveau een ecologisch streefbeeld wordt uitgewerkt dat inzicht geeft in de wenselijke ruimtelijke ontwikkelingen met het oog op de realisatie van de gunstige staat voor aangemelde natuurwaarden. De realisatie van een gunstige staat van instandhouding voor NATURA 2000 gebieden kan repercussies hebben op gebieden die momenteel geen uitgesproken natuurfunctie hebben en dus m.a.w. op het bestaand gebruik. In dit verband kan ook verwezen worden naar het Arrest Kokkelvisserij1. Hierbij werd ten aanzien van bestaand gebruik (i.c. kokkelvisserij) geacht dat deze activiteiten, die sinds vele decennia gangbaar waren, de realisatie van een gunstige staat van instandhouding binnen het betreffend NATURA 2000 gebied niet mogelijk maakten. Hierbij is het uitbouwen van een netwerk tussen de SBZ-gebieden eveneens een belangrijk punt om de instandhouding te kunnen realiseren.
In dit perspectief is het van belang een streefbeeld voorop te stellen dat los van het bestaande gebruik de gewenste ruimtelijke ontwikkeling weergeeft.
1 Hof van Justitie Europese Commissie 7 september 2004, zaak C-127/02
i.s.m.
deel 16.1-15
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Informatiebronnen Om het ecologisch streefbeeld weer te geven binnen het studiegebied is beroep gedaan op bestaande ecologische streefbeelden zoals opgenomen in beheerplannen, inrichtingsvisies en richtplannen, aangevuld met de eigen visie van de mer-deskundige wanneer dit nodig was omwille van het ontbreken van een neergeschreven streefbeeld. Volgende studies en begeleidend kaartmateriaal werden geraadpleegd: • Beheerplan Vlaams natuurreservaat De Mangelbeekvallei • Beheerplan voor het Vlaams Natuurreservaat De Helderbeekvallei–Terril • Beheerplan Vlaams natuurreservaat Teut & Ten Haagdoorn • Ontwerprichtplan Militair Domein Beverlo en omliggende gebieden • Studie naar de verbinding van de militaire domeinen van Meeuwen-Gruitrode en Beverlo (Haskoning) • De studie “Evaluatie van de realisatie van de stand-still en de instandhoudingsdoelstellingen van het SBZ-V/H in het gebied “Achter de Kraanberg en omgeving” en het ecologisch streefbeeld dat hierin is opgenomen voor de omgeving Kraanberg en Remo. Voor het Vijvergebied Midden-Limburg binnen het studiegebied waren geen beheerplannen of visiestudies beschikbaar. Voor dit deel werd op basis van de verschillende relevante elementen (huidig voorkomende ecotopen, bodemkaarten, …) een eigen inschatting ingetekend van het ecologisch streefbeeld. Beperkingen van het ecologisch streefbeeld t.a.v. SBZ’s en het “Natura 2000”-netwerk Het ecologische streefbeeld tracht een invulling te geven aan de mogelijke ecologisch na te streven toestand in de ruime omgeving. Dit omwille van het ontbreken van instandhoudingsdoelstellingen op het Vlaamse niveau en op niveau van de betrokken SBZ’s. Het streefbeeld heeft niet de pretentie om een ruimtelijke vertaling te zijn van de (nog door de Vlaamse overheid op te maken) instandhoudingsdoelstellingen en heeft geen juridisch noch beleidsmatig statuut. Het ecologisch streefbeeld is een eigen best practice inschatting van de gewenste ecologische ontwikkeling. Werkwijze en voorstellingswijze Voor het weergeven van het ecologisch streefbeeld binnen het volledige studiegebied zijn specifieke ecotoopclusters als legende gehanteerd. De streefbeeldkaarten uit de verschillende beheerplannen, inrichtingsvisies en richtplannen dienden daarom te worden omgezet naar deze vast te hanteren ecotoopclusters. Volgende ecotoopclusters zijn gehanteerd voor de geïntegreerde ecologische streefbeeldkaart: • Heidegebieden; • Agrarische gebieden met ecologische waarden; • Moerasbossen; • Droge bossen; • Open beeklandschap Hieronder worden de gehanteerde namen voor de legende van de ecologische streefbeeldkaart geduid. Het begrip “heidegebieden” is breed gedefinieerd als de combinatie van droge heide, vochtige en natte heide, (oligotrofe) vennen en stuifduinen. Op de kaarten zijn deze steeds roze opgekleurd. Clusters waarbinnen vochtige heide, natte heide en vennen verwacht kunnen worden zijn apart gemarkeerd. Ditzelfde geldt voor stuifduinen. De gebieden die als “heidegebieden” zijn opgekleurd zijn in het streefbeeld integraal te beschouwen als Europese habitats. Het betreft de volgende Europese habitats: • 2310 Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten; • 2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen; • 3110 Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten met amfibische vegetatie: Lobelia, Littorellia en Isoëtes;
i.s.m.
deel 16.1-16
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
• • • •
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
3130 Oligotrofe wateren van het Middeneuropese en peri-alpiene gebied met Littorella- of Isoëtes-vegetatie of met eenjarige vegetatie op drooggevallen oevers (Nanocyperetalia); 4010 Noordatlantische vochtige heide met Erica tetralix; 4030 Droge heide (alle subtypen); 7150 Slenken in veengronden (Rhynchosporion).
Het begrip “agrarische gebieden met ecologische waarden” is op te vatten als (enkel) die gebieden die binnen bepaalde van de hoger genoemde ecologische streefbeeldstudies zijn voorgesteld als agrarische gebieden met verweven ecologische waarden. Ze worden opgekleurd met een bruingele ondertoon. In een aantal gevallen wordt expliciet het kleinschalig agrarische landschap beoogd waar akkers en weilanden verweven worden met kleine landschapselementen zoals hagen, houtkanten, kleine bosjes, ecologisch waardevolle waterlopen e.d. Via streepjespatronen binnen dergelijke agrarische gebieden met ecologische waarden is dit aangegeven. Binnen het studiegebied worden voor bepaalde delen ook een verwevenheid van landbouw en ecologie beoogd die niet specifiek het voorkomen van kleine landschapselementen behoeft (bv. weidevogelgebieden). In dat geval zijn de afgebakende agrarische gebieden met ecologische waarden in de kaartvoorstelling niet opgevuld met een dergelijk streepjespatroon. In bedoelde agrarische gebieden met ecologische waarden komen hoogstens zeer beperkt Europese habitats voor. Het begrip “moerasbossen” verwijst naar zeer natte bossen in valleien. De als dusdanig ingekleurde gebieden in de ecologische streefbeeldkaart zijn integraal op te vatten als het Europees habitat: 91E0 (+) Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae). Opgemerkt wordt dat in een aantal gevallen het voorkomen van moerasbossen in de kaartvoorstelling is weergegeven als zijnde verweven met tot doel gestelde open vegetaties in de natte sfeer of met landbouw (Vallei van de Mangelbeek respectievelijk Vallei van de Winterbeek). Dit impliceert dat het nagestreefd voorkomen van moerasbossen voor bepaalde zones slechts bij benadering is weergegeven in de streefbeeldkaart, in elk geval niet op perceelsniveau. Het begrip “droog bos” is op te vatten als nagestreefde natuurlijke bossen op matig vochtige tot droge zandbodems. Het grootste deel van deze bossen zal nauw aansluiten bij het Europees habitat: 9190 Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten. De gebieden die als dusdanig zijn opgekleurd betreffen in de huidige situatie vaak nog naaldhoutcomplexen. Het begrip “open beeklandschap” is van toepassing op de combinatie van volgende ecotopen: • Dotterhooiland • Natte ruigten (“Moeraspirearuigten”) • Laagveenvegetaties of trilveen (“Kleine zeggenvegetaties”) • Rietmoerassen en grote zeggenmoerassen • Waterpartijen Delen van het “open beeklandschap” zijn op te vatten als Europees habitat. Volgende Europese habitats kunnen in deze context binnen het studiegebied voorkomen: • 6430 Voedselrijke ruigten • 7140 Overgangs- en trilveen Merk op dat deze ecotoopclusters op een hoog abstractieniveau in te delen zijn als volgt : (landschappelijk) open (landschappelijk) gesloten Droog Heidegebieden Droge bossen Vochtig nat Open beekdallandschap Moerasbossen
i.s.m.
deel 16.1-17
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Waarbij agrarische gebieden met ecologische waarden over elk van de 4 combinaties kunnen voorkomen of vaak een tussenpositie innemen (halfvochtig, halfopen). Schets van de natuurontwikkelingen binnen het landgoed Hoeverheide In het kader van een milieuvergunning voor verderzetting van de afvalstortactiviteit door Remo Milieubeheer NV werden bij Besluit van de Vlaamse Minister van Leefmilieu en Landbouw van 16.01.2002 (AMV/00070576/1007) aan Remo ecologisch milderende maatregelen opgelegd die zich uitstrekken tot in het landgoed Hoeverheide. Dit omdat de stortactiviteiten van Remo zich grotendeels in en alleszins vlakbij Habitat- en Vogelrichtlijngebied situeren en de verderzetting van deze activiteiten zou ressorteren in significant negatieve effecten zonder milderende maatregelen. Het ruimtelijk voorstel tot inrichting voor het gebied “Achter de Kraanberg en omgeving”, opgemaakt door ANB en INBO, dat als leidraad werd gehanteerd voor het afwegen van effecten en het nemen van mitigerende maatregelen is weergegeven in nevenstaande figuur. Figuur 16.1-1: Visie of voorstel van inrichting naar landgebruik van het gebied "Achter de Kraanberg"
De aan Remo opgelegde milderende maatregelen beoogden het behoud van de natuurwaarden ten opzichte van een gedefinieerd referentiekader met oog realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen. Deze maatregelen, die normaliter tegen 2007 ten uitvoering gebracht dienden te worden, beoogden de realisatie op korte termijn van het concreet natuurbeeld dat is weergegeven in nevenstaande figuur. Dit natuurbeeld beoogt uitdrukkelijk:
in eerste instantie het behoud van leefgebied voor de Boomleeuwerik en de Nachtzwaluw in tweede instantie het realiseren van een stapsteen tussen de beide militaire domeinen via de Mangelbeekvallei.
Figuur 16.1-2: Concreet beeld van te realiseren situatie in 2007 bij uitvoering van de voorgenomen maatregelen
i.s.m.
deel 16.1-18
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Algemene situering van (ecotopen en) ecotoopclusters binnen het studiegebied Een situering van de belangrijkste ecotoopclusters/deelgebieden is weergegeven op kaart 16.1.5. Heidegebieden In het streefbeeld is er sprake van drie grote aaneengesloten heideterreinen : • het Militair Domein Leopoldsburg (A op kaart 16.1.5) • het militair domein van Meeuwen-Gruitrode (C op kaart 16.1.5) • de heide-entiteiten binnen het Vlaams natuurreservaat Teut & Ten Haagdoorn (D op kaart 16.1.5). Ten opzichte van de huidige situatie is in de streefbeeldkaart het heideareaal binnen deze drie entiteiten enigszins vergroot door nagestreefde omvorming van akkergebieden naar heidegebieden (of boomheiden). Naast deze grote heidekernen zijn her en der ook andere, kleinere zones roze opgekleurd. In een aantal gevallen betreft het tot doel gestelde stapstenen in de heidesfeer om de grote heidekernen te verbinden. Het betreft o.m. het grensgebied tussen de gemeenten Peer en Houthalen-Helchteren. Ook de terril van Zolder is gemakshalve als “heidegebied” opgekleurd. Uiteraard kunnen de beoogde vegetaties niet worden vereenzelvigd met wat typisch vervat wordt onder en bedoeld wordt met heidevegetaties. Aangezien de faunistische waarden van dergelijke (open) mijnterrils een belangrijke overeenkomst vertonen met deze van heidegebieden zijn ze in de geïntegreerde ecologische visiekaart echter wel onder de noemer “heidegebieden” vervat. Ook verweven met bossen worden in een aantal zones kleinere open & droge delen in de heidesfeer beoogd. Agrarische gebieden met ecologische waarden Op meerdere plaatsen binnen het studiegebied zijn agrarische gebieden aanwezig die opgenomen zijn in perimeters van beheerplannen of in ecologische visiestudies. Met het oog op mogelijke interferenties met omleidingstracés zijn deze vooral van belang: • In de omgeving van de E314 binnen bepaalde delen van het Vlaams natuurreservaat Laambeekvallei: Brelaer, Kolveren, Geelberg, Laambroeken; • Landbouwgebied ten zuidoosten van Lillo; • Delen van de Vallei van de Winterbeek. Moerasbossen Tot doel gestelde moerasbossen zijn binnen het studiegebied uiteraard vooral van belang binnen valleigebieden. De vallei van de Roosterbeek2, de Laambeekvallei ten noorden van Ten Haagdoorn en de Mangelbeekvallei (aan weerszijden van de N74) herbergen in het natuurstreefbeeld belangrijke arealen moerasbossen. In kleinere entiteiten worden moerasbosvegetaties beoogd binnen het Vlaams natuurreservaat Laambeekvallei (E op kaart 16.1.5) (deelgebieden Brelaer, Kolveren, Geelberg, Laambroeken) en her en der in het Vogelzangbos te Heusden-Zolder / Zonhoven (F op kaart 16.1.5). Open beeklandschap Open beeklandschappen worden beoogd in delen van de Vallei van de Mangelbeek (B op kaart 16.1.5) en de Vallei van de Winterbeek (Vlaams natuurreservaat Mangelbeekvallei). Vegetaties binnen deze ecotoopcluster worden in het ecologisch streefbeeld ook beoogd in bepaalde deelgebieden van het Vlaams natuurreservaat Laambeekvallei
2 ongeveer 1,5 km ten zuiden van het plangebied, ten noordoosten van het centrum van Zonhoven
i.s.m.
deel 16.1-19
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
(E op kaart 16.1.5) (deelgebieden Geelberg, Laambroeken en Laambroekvijvers) en in het vijvergebied MiddenLimburg. Voor wat betreft deze laatste worden in eerste instantie vijvers en rietmoerassen nagestreefd. Droge bossen Grote aaneengesloten entiteiten van natuurlijke Kempense bossen in de droge sfeer worden binnen het ecologisch streefbeeld in de volgende zones voorzien: • (grote delen van) het Vogelzangbos; • Perifere gebieden van het Vlaams natuurreservaat Teut & Ten haagdoorn; • noordelijk aansluitend de omgeving van het Hoevebos en omgeving brongebieden van de Mangelbeek en • Omgeving Helchterenbos en de Kraanberg ten zuiden van het Militair Domein Leopoldsburg. Verbindingen in het ecologisch streefbeeld Vanuit wetenschappelijk ecologisch oogpunt behoeft het intekenen van verbindingen tussen de ecotoopclusters geen toelichting aangezien het landschapsecologische netwerkprincipe voldoende bekend is. Vanuit juridisch oogpunt is het evenwel belangrijk te herinneren aan de habitatrichtlijn die niet alleen een gunstige staat van instandhouding vereist van de individuele SBZ-gebieden, maar bovenal van het “Natura 2000”-netwerk.3 Zowel in artikel 3 als in artikel 10 HRL wordt het woord „ecologisch” gebruikt om de aard van de gewenste coherentie te specificeren. Het is bijgevolg van belang dat deze bestaande en gewenste verbindingen in een ecologisch streefbeeld worden in beeld gebracht. Een situering van de belangrijkste verbindingen tussen de ecotoopclusters/deelgebieden is weergegeven op kaart 16.1.5. Het betreft: 1. Vanuit Militair Domein Helchteren-Meeuwen via Mangelbeekvallei naar– Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg: (droog Æ nat) 2. Militair Domein Helchteren-Meeuwen – heidegebieden Vlaams natuurreservaat Teut & Ten Haagdoorn (droog Æ droog) 3. Laambeekvallei van brongebied tot Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg (nat Æ nat) 4. Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Militair Domein Leopoldsburg over hoofdzakelijk gronden in landbouwgebruik (droog Æ droog) 5. Vanuit Militair Domein Helchteren-Meeuwen via Mangelbeekvallei naar Militair Domein Leopoldsburg (droog Æ nat Æ droog) Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Mangelbeekvallei – Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg (nr.1) De brongebieden van de Mangelbeekvallei liggen op het militair domein van Meeuwen-Gruitrode. De meest vochtige delen binnen het heidegebied betreffen oligotrofe vennen en zijn in die zin van een ander karakter dan de
3 Ter zake kan o.a. worden verwezen naar artikel 3, lid 1, waar wordt gesteld dat Natura 2000 „een coherent Europees ecologisch netwerk [...] van speciale beschermingszones” is, en in artikel 3, lid 3, dat als volgt luidt: „Waar zij zulks nodig achten, streven de lidstaten de bevordering van de ecologische coherentie van Natura 2000 na door het handhaven en in voorkomend geval ontwikkelen van de in artikel 10 genoemde landschapselementendie van primair belang zijn voor de wilde flora en fauna.” Artikel 10, dat ruimtelijke ordening en ontwikkelingsbeleid in het algemeen betreft, luidt als volgt: „Wanneer de lidstaten zulks in verband met hun ruimtelijkeordeningsbeleid en hun ontwikkelingsbeleid nodig achten, en met name om Natura 2000 ecologisch meer coherent te maken, streven zij ernaar een adequaat beheer te bevorderen van landschapselementen die van primair belang zijn voor de wilde flora en fauna Het gaat daarbij om elementen die door hun lineaire en continue structuur (zoals waterlopen met hun oevers of traditionele systemen van terreinbegrenzing) of hun verbindingsfunctie (zoals vijvers of bosjes) essentieel zijn voor de migratie, de geografische verdeling en de genetische uitwisseling van wilde soorten.”
i.s.m.
deel 16.1-20
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
natte en open natuurwaarden in beekvalleien zoals de Mangelbeekvallei. Toch is er een zekere overlap in de voorkomende en potentieel voorkomende fauna en vegetatie. Het behouden van een verbinding tussen het Militair Domein Helchteren-Meeuwen en de Mangelbeekvallei is daarom een logische doelstelling. De afbakeningen van habitatrichtlijngebieden in deze omgeving ondersteunen het belang van een connectie tussen beide natuurkerngebieden. De natuurverbinding zet zich binnen het ecologisch streefbeeld verder via kleinschalig agrarisch gebied te Lillo, zuidelijk aangrenzende moerasbossen in de spoorwegbocht en verder via de Laambroeken in de richting van het Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg. De natuurtypes binnen deze natuurverbindingsas verschillen tussen de onderscheiden deelgebieden maar hebben gemeen dat ze in belangrijke mate een vochtig tot nat karakter hebben. Militair Domein Helchteren-Meeuwen – heidegebieden Vlaams natuurreservaat Teut & Ten Haagdoorn (nr. 2) Het creëren van een natuurverbinding tussen beide heidecomplexen is een logische doelstelling. De opportuniteiten daarvoor zijn beperkt. In de ecologische streefbeeldkaarten zijn twee assen aangeduid waarlangs een functionele verbinding, als open en schrale plekken binnen bosentiteiten, mogelijk lijkt. Laambeekvallei van brongebied tot Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg (nr. 3) De integrale vallei van de Laambeek is een logische natuurverbinding waarlangs zowel soorten gebonden aan gesloten ecotopen (moerasbossen) als meer open natuurtypen (dotterhooiland & trilveenvegetaties, moeraspirearuigten, moerassen en open water) zich moeten kunnen verplaatsen. De bovenloop maakt deel uit van het Vlaams natuurreservaat Teut & Ten Haagdoorn. In de middenloop sluiten verschillende deelgebieden die deel uitmaken van het Vlaams natuurreservaat Laambeekvallei aan op deze verbindingsas (deelgebieden Brelaer, Kolveren, Laambroekvijvers, Laambroeken, Geelberg). Verder stroomafwaarts wordt de aansluiting gemaakt met het Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg. Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Militair Domein Leopoldsburg via droge gronden hoofdzakelijk in landbouwgebruik (nr. 4) Studiewerk dat een visie moest geven ten aanzien van het verbinden van beide heidecomplexen heeft ruimtelijke elementen aangereikt in deze context. Verbindingsassen bevinden zich in het noordoostelijk deel van de gemeente Houthalen-Helchteren en het grensgebied met de gemeente Peer (langsheen de Bolisserbeek). Het ontwerprichtplan Militair Domein Beverlo en omliggende gebieden geeft ook een invulling in ditzelfde verbindingsgebied dat uiteindelijk als leidraad is weerhouden voor het opkleuren van de streefbeeldkaart. In de streefbeeldkaart 16.1.4. is deze verbinding louter indicatief aangegeven als een smalle pijl. Wenselijk is echter dat deze natuurverbinding zou omvatte de zone ten noorden van het industriegebied en Resterheide, Zwart Water inclusief de landbouwgebieden ertussen,.. Het belang van deze verbinding op landschapsschaal is in wezen dat het een droge verbinding betreft (tussen droge ecosystemen) alhoewel uiteraard overgangen naar natte situaties voorkomen en een meerwaarde bieden. Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Mangelbeekvallei – naar Militair Domein Leopoldsburg (nr. 5) Deze verbindingsas loopt tussen heidegebieden op hoofdzakelijk droge zandgronden via de Vallei van de Mangelbeek, dus van droog over nat naar droog. Alhoewel gelijksoortige (heide)gebieden via een andersoortig ecosysteem worden verbonden (een valleigebied) kan aangenomen worden dat deze verbinding voor een aantal soorten, waaronder amfibieën, functioneel kan zijn.
i.s.m.
deel 16.1-21
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.3
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Methodiek effectbepaling De effecten worden ingeschat/berekend voor de verschillende (deel)effectgroepen afzondelrijk en dit ten aanzien van een dubbele referentiesituatie: de bestaande situatie en de gewenste situatie, i.e. het ecologisch streefbeeld (cfr paragraaf 16.1.2.4)
16.1.3.1
Direct ruimteverlies Naar analogie van de toegepaste methodiek in de fase van trechtering wordt onderscheid gemaakt tussen: • Direct verlies van Europese habitats die gelegen zijn binnen SBZ-H gebieden; • Direct verlies van vogelleefgebieden voor Annex I soorten die zijn aangemeld voor betreffende SBZ-V; • Direct verlies van overige ecotopen / leefgebieden (andere dan aangemelde Europese habitats in SBZ-H). Het direct ruimteverlies dat hier in beeld gebracht wordt, is het totaalverlies bestaande uit de infrastructuur zelf, waar nodig opgehoogd met de noodzakelijke werfzones om de infrastructuur te kunnen realiseren : • Voor de ondergrondse tunnels van het omleidingstracé bijvoorbeeld betreft dit de buitenmaten van de tunnel + een werfzone in de open bouwput + de afgravingstaluds van de open bouwput langs weerszijden. • Voor delen op talud anderzijds is het ruimteverlies beperkt tot de voet van het ophogingstalud zelf, incl eventuele infiltratiegrachten. Aangezien de aanhorigheden van de weg (buffer- en infiltratievoorzieningen, geluidsschermen of bermen, …) kunnen worden gerealiseerd binnen de werfzones noodzakelijk voor de aanleg kan het netto ruimtebeslag tijdens exploitatiefase gelijk gesteld worden aan het netto ruimtebeslag tijdens aanlegfase. Hierbij wordt benadrukt dat de effectbepaling een raming van grootte-orde betreft en géén berekening van exacte oppervlakten inhoudt aangezien dit op planniveau niet mogelijk is. Direct verlies Europese habitats Een effectinschatting van de inname van Europees beschermde habitats zal kwantitatief uitgevoerd worden middels een GIS-analyse waarbij een overlay van de netto-oppervlakte (in ha) van de nieuwe weg4 met de aangemelde habitats binnen habitatrichtlijngebieden uitgevoerd wordt. Voor de ligging van de habitats werd gebruik gemaakt van de meest recente ontwerp-habitatkaarten van het INBO. Bij de effectbepaling worden de veranderingen voor de afzonderlijke Europese habitats in beeld gebracht. Desgevallend zal voor bepaalde stroken worden ingezoomd en wordt via terreinbezoeken in beeld gebracht wat de ontwikkelingsgraad is van de bedreigde Europese habitats waar verlies zou worden geleden. Aandachtspunten voor een eventuele kwalitatieve beoordeling van relevante percelen zijn afhankelijk van het beschouwde Europese habitat. Soortensamenstelling (flora) en het voorkomen van kensoorten zal alleszins een belangrijk element zijn bij de kwalitatieve beoordeling van relevante zones.
4 Er dient opgemerkt te worden dat dit de oppervlakten zijn op basis van de huidige kennis over het tracé. Dit kan in het detail-ontwerp en de project-MER nog bijgesteld worden.
i.s.m.
deel 16.1-22
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Voor de toekomstige situatie wordt tevens een kwalitatieve inschatting gemaakt op basis van de zelf opgestelde ecologische streefbeeldkaart. De streefbeeldkaart die tijdens het trechteringonderzoek is gehanteerd werd hiervoor, in overleg met terreinbeherende instanties en het Agentschap voor Natuur en Bos, verfijnd. Directe verliezen van Europese habitats binnen habitatrichtlijngebieden in het ecologisch streefbeeld worden niet kwantitatief bepaald. Het ecologisch streefbeeld is immers een wenselijkheidschets die niet concreet op perceelsniveau vertaald mag worden. De ecologische streefbeeldkaart in overlay gebracht met afbakeningen van habitatrichtlijngebieden en de verschillende omleidingstracés laat wel toe om een zekere inschatting te maken van directe verliezen. De inschatting van directe verliezen dient in dit geval begrepen te worden als de som van de directe verliezen van reeds aanwezige Europese habitats en het niet kunnen realiseren van nagestreefde Europese habitats. Direct verlies leefgebieden van Europese beschermde soorten Avifauna – vogels Een inschatting van de inname van leefgebieden van Europees beschermde soorten kan voor de vogelsoorten van de vogelrichtlijngebieden in principe op een kwantitatieve wijze ingeschat worden aan de hand van een GIS-analyse waarbij een overlay van de geplande weg met de leefgebieden van de vogelsoorten binnen de vogelrichtlijngebieden uitgevoerd wordt. De bepaling van de leefgebieden wordt uitgevoerd door een vertaalsleutel op te stellen waarbij de coderingen van de BWK gerelateerd werden aan de geschiktheid als leefgebied voor de diverse soorten(groepen). Op niveau van de trechtering werd hierbij niet gewerkt op niveau van individuele soorten maar a.d.h.v. twee soortengroepen, zijnde heidesoorten enerzijds en moerassoorten anderzijds. De heidegroep vervatte daarbij volgende voor het SBZ-V kenmerkende soorten: Korhoen, Nachtzwaluw, Kraanvogel, Blauwe kiekendief, Grauwe klauwier en Boomleeuwerik. De moerassoorten bevatten als voor het SBZ-V meest kenmerkende soorten enkel de Blauwborst. Deze methode is in principe ook op planniveau afdoende. Tabel 16.1-3: Vertaalsleutel BWK-coderingen naar geschiktheid als leefgebied voor diverse vogelsoorten (groepen)
bwk_eenheid bs bs+ ce cece+ ceb cebces cg cgcg+ cgb cm cmcmb dm
geschikt als leefgebied voor moerassoorten nee nee ja ja ja ja ja ja nee nee nee nee nee nee nee nee
geschikt als leefgebied voor heidesoorten ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja
i.s.m.
deel 16.1-23
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
ha hahab mr mrb
nee nee nee ja ja
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
ja ja ja nee nee
Van Vessem en Kuijken (1986) beschouwen nog andere minder kenmerkende soorten voor dit vogelrichtlijngebied. Deze kunnen in belangrijke mate ook onder de noemer van de heide- en moerassoorten worden gebracht. Aan de heidesoorten kunnen naast Korhoen, Nachtzwaluw, Grauwe kiekendief, Boomleeuwerik, Blauwe kiekendief en Kraanvogel de volgende soorten worden toegevoegd: • Grauwe kiekendief; • Goudplevier; • Velduil; • Duinpieper. • Smelleken. Onder de moerassoorten kunnen naast Blauwborst ook volgende soorten worden toegevoegd: • Roerdomp • Bruine kiekendief • Kwartelkoning • Zwartkopmeeuw • Ijsvogel • Visarend Hierbij kan nog wel worden aangevuld dat ‘moerassoorten’ in feite binnen het betreffend vogelrichtlijngebied kunnen voorkomen in twee verschillende biotopen. Enerzijds betreft het de Vallei van de Zwarte Beek. Hier zijn her en der rietvegetaties, vijvers en zeer natte graslanden aanwezig die leefgebied zijn voor de beschouwde ‘moerassoorten’. Anderzijds zijn er ook vennen en vencomplexen aanwezig in het heidegebied zelf. Soorten als Visarend, Zwartkopmeeuw en Blauwborst kunnen ook daar voorkomen. Onder de koepel van moerassoorten en heidesoorten kunnen dus verreweg de meeste soorten worden ondergebracht. Enkel voor de soorten Wespendief en Zwarte specht is dat niet het geval. Het betreft soorten die vooral zijn gebonden aan bossen. Voor deze soorten zal geen leefgebiedenkaart worden opgesteld maar zal een effectevaluatie meer in algemene zin worden doorgevoerd.
i.s.m.
deel 16.1-24
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Amfibieën en reptielen Op basis van de richtlijnen voor opmaak van deze plan-MER wordt ook voor amfibieën en reptielen met het oog op effectanalyse en effectbeoordeling een leefgebiedenkaart worden opgesteld, die met het doortocht- en omleidingstracé in overlay zal worden gebracht. Deze soortgroep bevat immers bijzondere soorten waarbij sommigen behoren tot Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (Bijlage III in het natuurdecreet) zoals o.m. Heidekikker, Rugstreeppad, Kamsalamander. Voor de groep van de amfibieën zal daarbij onderscheid worden gemaakt tussen de “heidegroep” (Rugstreeppad, Gladde slang, Heikikker) en de “valleigroep” (Kamsalamander, Alpenwatersalamander, Kleine watersalamander, …). Vooral de eerste groep, met een belangrijke vertegenwoordiging van Bijlage IV-soorten, dient in deze context te worden beschouwd. Hiervoor wordt een leefgebiedenkaart opgemaakt op basis van abiotische gegevens (bodemkaart) en de BWK. Een check van de deugdelijkheid van de leefgebiedenkaart gebeurde aan de hand van beschikbare gegevens in de databank van LIKONA. Er worden hierbij twee groepen onderscheiden: (a) de heidegroep enerzijds (heikikker, vinpootsalamander, rugstreeppad) en de “valleigroep” (groene kikker, alpenwatersalamander, kleine watersalamander, ...) anderzijds. Dit gebeurt als volgt: • Heidegroep: alle heidecodes (Cg, Ce, Cm) en hun verboste varianten (Cgb, Ceb, Cmb), stuifduingebieden (Dm, Dmb), schrale graslanden (Ha), mijnterrils of zones met mijnsteensubstraat (Industrieterrein CentrumZuid), oligotroge en mesotrofe vennen (Aà, Aom, …); • Valleigroep: de volledige valleien worden als potentieel geschikt. Aangeduid, gebaseerd op een een bodemkaart. Hierbinnen worden de zeer geschikte ecotopen donkerder opgekleurd. Voor deze laatste wordt gebruik gemaakt van de BWK: alle voorkomende waterpartijen (A-codes), moerassen (Mr, Mc) en kleine bosjes en houtkanten (zomerleefgebied en overwinteringsplaatsen). Direct verlies ecotopen / leefgebieden Dit criterium is ook al beschouwd in de fase van trechtering. Op dat niveau werden verliezen van ecotopen en leefgebieden, andere dan (aangemelde) Europese habitats binnen SBZ-H gebieden, enkel kwalitatief beoordeeld. In de kennisgeving is op dit punt gesteld dat, in analogie met de gehanteerde werkwijze tijdens de trechtering, in beeld zal worden gebracht welke verliezen aan ecotopen zullen plaatsvinden los van de aangemelde Europese habitats binnen habitatrichtlijngebieden. Om e.e.a. niet al te verwarrend te maken wordt van deze eerder voorgestelde werkwijze afgeweken en wordt een totaaloverzicht gegeven van de ecotopen die direct verloren zouden gaan als gevolg van projectrealisatie. De verliezen van bedoelde ecotopen zullen worden gekwantificeerd. Voor de waarde van de ecotopen zal gebruik gemaakt worden van de meest recente versie van de BWK (huidige situatie). Hiervoor werden gedeeltelijk ontwerpversies van de BWK versie 2 gebruikt. De ecotopen zoals weergegeven op de BWK, werden naar biologische waarde ingedeeld in een 5-delige klasse volgens De Baere (1990, in Richtlijnenboek Fauna en Flora). Deze onderverdeling kent een gradatie van niet (1) tot (5) uiterst waardevolle ecotopen5.
5 Grosso modo komt dit hier op neer dat de categorieën ‘uiterst waardevol’ en ‘zeer waardevol’ een nadere detaillering inhouden van de categorie ‘zeer waardevol’ volgens de BWK
i.s.m.
deel 16.1-25
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Voor de raming van het oppervlakteverlies aan ecotopen werden enkel de 3 hoogste waarderingsklassen (3. waardevolle, 4. zeer waardevolle en 5. uiterst waardevolle ecotopen) in rekening gebracht. Ten aanzien van de natuurstreefbeeldkaart (toekomstige situatie) zullen veranderingen in het voorkomen van ecotopen kwalitatief worden ingeschat. Het kwantificeren van het verlies van leefgebieden voor soorten wordt op dit plan-MER-niveau niet ondernomen. Aangenomen wordt immers dat er een belangrijke correlatie is tussen veranderingen in de oppervlakken van arealen voor waardevolle ecotopen en veranderingen in arealen van leefgebieden voor soorten. 16.1.3.2
Verstoring door geluidshinder, visuele verstoring en lichtverstoring Duiding effectgroep Verstoring heeft vooral een directe invloed op fauna door afname van broedsucces, afname van biotoopoppervlak en negatieve energiebalans. Verstoring kan vooral optreden door de beweging (rijdende auto’s), licht- en lawaaihinder. Al deze verstoringseffecten cumuleren weliswaar binnen eenzelfde invloedszone. Om deze invloedszone in beeld te krijgen vormt het aspect geluidshinder een goede maat. De invloedzone is sterk afhankelijk van een aantal factoren zoals geslotenheid van het landschap, milderende maatregelen (geluidsbermen, -schermen, aard van het wegdek), verkeersintensiteit en is soortafhankelijk. Vogels zijn in het bijzonder gevoelig voor verkeersgeluid aangezien het direct interfereert met hun communicatie (zang) en bijgevolg ook hun territoriumgedrag en reproductie (Reijnen en Foppen, 1994). Diverse studies tonen een verminderde densiteit van broedvogels aan in de zones naast drukke verkeerswegen. In open graslanden begint de broedvogeldichtheid af te nemen eens het geluid de 45dB(A) overschrijdt. De effectafstand neemt vooral toe naarmate de intensiteit en de snelheid van het verkeer hoger wordt. De effecten op andere diergroepen dan vogels zijn veel minder gekend en kwantitatief niet rechtstreeks in te schatten. Methodiek Hierbij wordt een effectgerichte en kwetsbaarheidsbenadering toegepast. Voor de effectgerichte benadering worden geluidscontouren in overlay gebracht met (gemodelleerde) vogelleefgebieden voor specifieke soorten. De geluidscontouren die hierbij als uitgangspunt worden gehanteerd zijn gebaseerd op drempelwaarden voor geluidseffecten ten aanzien van vogels zoals ze zijn ontsproten uit wetenschappelijk (Nederlands) onderzoek. Hierbij werd voorgesteld de contouren 45 dB(A) en 50 dB(A) op te nemen die een range vertegenwoordigen vanaf waarvan wezenlijke effecten kunnen worden verwacht. Hierbij bestaat de mogelijkheid om: 1) gebruik te maken van gemodelleerde geluidscontouren (input vanuit Discipline Geluid) of 2) om gebruik te maken van ingeschatte effectafstanden. Voor deze laatste wordt gebruik gemaakt van de handleiding voor het inschatten van geluidseffecten door wegverkeer op vogels (Reijnen et.al.,1992). Deze laatste methode werd voorgesteld in de kennisgeving. Het toepassen van laatstgenoemde methode om geluidscontouren te genereren werd uiteindelijk echter beoordeeld als technisch moeilijk uitvoerbaar en onvoldoende correct. Dit laatste betreft het feit dat een reeks van aannames met een te grote onzekerheidsmarge dient te worden doorgevoerd. O.a. zouden voor het ‘exact’ bepalen van de invloedsafstanden volgens deze methode zeer veel modificaties aangebracht moeten worden (aannames ingevoerd te worden) aangaande de ligging van de weg (bv. gelijkvloers of -1) en de verspreiding van kleine landschapselementen en bossen in de directe omgeving van het wegtracé.
i.s.m.
deel 16.1-26
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Daarom wordt zal de effectanalyse gebaseerd worden op vogelleefgebiedenkaarten met in overlay gebrachte geluidscontourenkaarten (LAeq,24h), aangeleverd vanuit de Discipline Geluid. Voor de opmaak van leefgebiedenkaarten voor de heide- en moerasvogels verwijzen we naar de eerder beschreven werkwijze i.h.k.v. bepalen van direct verlies. De kwetsbaarheidsbenadering behelst een overlay van de kwetsbaarheidskaart voor geluidsverstoring van vogels met geluidscontourenkaarten. Voor deze laatste zal opnieuw gebruik gemaakt worden van geluidscontourenkaarten (LAeq,24h), aangeleverd vanuit de Discipline Geluid Voor het opstellen van kwetsbaarheidskaarten voor geluidsverstoring van vogels wordt verwezen naar de methodiek die beschreven is door Van de Genachte et.al. (2001). Deze methodiek wordt hieronder kort toegelicht. Voor een meer uitgebreide toelichting van de opmaak van dergelijke kwetsbaarheidskaarten wordt verwezen Bijlage 16.1. Kwetsbaarheid is op te vatten als de combinatie van gevoeligheid en ecologische waarde. Bij de opmaak van kwetsbaarheidskaarten is de BWK het belangrijkste bronmateriaal. Het toekennen aan een gevoeligheidswaarde en een ecologische waarde op ecotoopniveau (BWK) laat toe om, via een sleutelmatrix, de kwetsbaarheid op perceelsniveau te bepalen en in te kleuren. Bij de opmaak van een kwetsbaarheidskaart voor geluidsverstoring van vogels dienen dus gevoeligheidswaarden en ecologische (ornithologische) waarde op ecotoopniveau toegekend. Voor het bepalen van de gevoeligheid van soorten wordt gewerkt met soort-specifieke life-history parameters relevant voor deze gevoeligheid voor geluidsverstoring. De combinatie van de scores op deze life-history parameters bepaalt de gevoeligheid van de soort. Uitmiddeling van de gevoeligheid van soorten die typisch gebonden zijn aan ecotopen, resulteert in de gevoeligheidswaarde van ecotopen (op niveau BWK). Ter illustratie is de gevoeligheid van binnen het studiegebied relevante vogelsoorten weergegeven in onderstaande Tabel 16.1-4. Tabel 16.1-4: Gevoeligheid voor geluidsverstoring voor een aantal binnen het studiegebied relevante soorten (op basis van Van de Genachte et.al., 2001) Vogels
Gevoeligheid 3
Rode lijst status Momenteel niet bedreigd
Boomleeuwerik
3
Kwetsbaar
Boompieper
3
Bedreigd
Boomvalk
5
Momenteel niet bedreigd
Duinpieper
5
Met uitsterven bedreigd
Geelgors
2
Bedreigd
Gekraagde Roodstaart
2
Kwetsbaar
Geoorde Fuut
5
Momenteel niet bedreigd
Korhoen
5
Uitgestorven
Matkop
1
Kwetsbaar
Nachtegaal
4
Kwetsbaar
Nachtzwaluw
4
Kwetsbaar
Rietgors
2
Bedreigd
Roodborsttapuit
3
Momenteel niet bedreigd
Sprinkhaanzanger
5
Momenteel niet bedreigd
Grauwe Klauwier
5
Met uitsterven bedreigd
Houtsnip
2
Momenteel niet bedreigd
Klapekster
5
Met uitsterven bedreigd
Tapuit
5
Met uitsterven bedreigd
Veldleeuwerik
4
Kwetsbaar
Watersnip
5
Met uitsterven bedreigd
Blauwborst
i.s.m.
deel 16.1-27
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Vogels
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Gevoeligheid 4
Rode lijst status Momenteel niet bedreigd
Wulp
5
Momenteel niet bedreigd
Zomertaling
4
Bedreigd
2
Momenteel niet bedreigd
Wespendief
Zwarte Specht
1= niet gevoelig; 5 = uiterst gevoelig
Uit bovenstaande Tabel 16.1-4 blijkt dat de zeldzaamste soorten die relevant zijn voor het studiegebied zeer gevoelig zijn voor geluidsverstoring. Het betreft vaak soorten die met uitsterven bedreigd zijn of reeds uitgestorven zijn in Vlaanderen. De waarde op ecotoopniveau betreft een ornithologische waarde en is gebaseerd op de zeldzaamheid en de rode lijst status van soorten die typisch gebonden zijn aan een bepaald ecotoop (op niveau BWK). Combinatie van beide elementen (gevoeligheid x waarde) resulteert, via de sleutelmatrix, in kwetsbaarheidswaarden op ecotoopniveau die visueel kunnen worden voorgesteld. Overlay van geluidscontouren met dergelijke kwetsbaarheidskaart maakt het mogelijk in te schatten in welke mate kwetsbare gebieden door het project worden beïnvloed.
16.1.3.3
Verstoring door luchtverontreiniging Verstoring door verzuring In hoofdstuk 15.4 werd de immissie voor NO2 bepaald voor de toekomstige (geschatte) verkeersintensiteiten. In functie van de effecten op vegetatie worden de concentraties in µg/m³ omgerekend naar deposities in zuurequivalenten/ha/jaar. Hiervoor werden de immissies (op 20 m afstand van de weg) van NO2 geconfronteerd met een depositiesnelheid van 0,25 cm/s. Deze depositie werd vervolgens omgerekend naar zuurequivalenten. Deze eenvoudige benadering geeft de theoretische zuurdeposities weer op 20 m van de as van de weg. Dit is dus geen depositie in de ruime omgeving en deze is enkel geldig vlak langs de weg. Bijgevolg is dit een sterke overschatting van de depositie in de ruimere omgeving. Om na te gaan wat de effecten zijn van een toename of afname van de deposities ten gevolge van de wijziging in verkeersstromen dient een beeld beschikbaar te zijn van de deposities ter hoogte van het plangebied. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van onderstaande figuur met de deposities in Zeq/ha/jaar in 2004. Dit is de meest recent beschikbare figuur.
i.s.m.
deel 16.1-28
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Figuur 16.1-3: Deposities in 2004 (Bron: VMM)
Uit deze figuur kan afgeleid worden dat ter hoogte van Houthalen-Helchteren de depositie zich rond 2900 Zeq/ha/jaar bevindt. Een derde van deze zuurdeposities wordt veroorzaakt door depositie van NO2. Onderstaande Tabel 16.1-5 geeft de kritische lasten weer voor verschillende vegetatietypes. Hieruit kan afgeleid worden dat de kritische lasten voor alle vermelde vegetatietypes in de huidige situatie overschreden worden. De invloed op de faunistische waarden gebeurt onrechtstreeks via de wijziging van vegetatietypes waardoor bepaalde soorten zullen verdwijnen en andere zullen verschijnen. Tabel 16.1-5: Kritische lasten van Zeq voor verschillende vegetatietypes (VMM, 2006 – achtergronddocument verzuring)
type ecosysteem zuur grasland neutraal-zuur grasland kalkgrasland cultuurgrasland natte heide droge heide loofbos naaldbos
minimum (Zeq/ha.j) 1 603 1 391 2 679 1 375 2 155 2 002 1 260 2 087
mediaan (Zeq/ha.j) 2 288 2 157 2 679 1 961 2 168 2 343 2 753 3 086
95ste percentiel (Zeq/ha.j) 2 897 2 861 2 680 2 718 2 246 2 723 12 620 3 526
Aanwezige opp. (ha) 5 267 33 749 2 692 18 403 1 564 12 044 74 857 57 806
Verstoring door vermesting In hoofdstuk 15.4 werd de immissie voor NO2 bepaald voor de toekomstige (geschatte) verkeersintensiteiten. In functie van de effecten op vegetatie worden de concentraties in µg/m³ omgerekend naar deposities in kg N/ha/jaar.
i.s.m.
deel 16.1-29
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Equivalent aan de verzurende deposities dient een beeld beschikbaar te zijn van de deposities ter hoogte van het plangebied om na te gaan wat de effecten zijn van een toename of afname van de deposities ten gevolge van de wijziging in verkeersstromen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van onderstaande figuur met de deposities in kg N/ha/jaar in 2004. Dit is de meest recent beschikbare figuur. Figuur 16.1-4: Deposities in 2004 (Bron: VMM)
Op deze figuur kan afgeleid worden dat ter hoogte van Houthalen-Helchteren de depositie zich rond het hoofdwegennet tussen de 30 en 40 kg N/ha/jaar bevindt en dat in de omliggende gebieden een waarde onder de 30 kg N/ha/jaar behaald wordt. Bijna de helft (45%) van de deposities wordt veroorzaakt door depositie van NO2. Onderstaande tabel geeft de kritische lasten aan voor verschillende vegetatietypes. Hieruit kan afgeleid worden dat de kritische lasten voor alle vermelde vegetatietypes in de huidige situatie reeds overschreden worden in de omgeving van het hoofdwegennet. Voor de ruimere omgeving is de beschikbare informatie te algemeen om na te gaan of de kritische lasten al dan niet overschreden worden. Tabel 16.1-6: Kritische lasten van Zeq voor verschillende vegetatietypes (VMM, 2007 – achtergronddocument vermesting)
Vegetatietype Naaldbos
kritische last (kg N/ha.jaar) 7 – 20
Loofbos
12,6 – 21 21 – 42 11 – 20
Ondiepe voedselarme
23,8 – 40,6 5 – 10
effecten bij overschrijding Achteruitgang terrestrische korstmossen en ectomycorrhiza, toename stikstofminnende soorten nitraatverontreiniging van het grondwater verhoogde gevoeligheid voor vorst en pathogenen achteruitgang terrestrische korstmossen en ectomycorrhiza en toename stikstofminnende soorten nitraatverontreiniging van het grondwater verdwijnen van Littorellion-soorten, toename Knolrus
i.s.m.
deel 16.1-30
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
vennen Mesotrofe vennen Ombrotrofe vennen Kalkgraslanden Schraalgraslanden Droge heide Natte heide
16.1.3.4
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
20 – 35 5 – 10
toename van Kruipend struisgras (Moerasstruisgras) afname van Veenmossen
14 – 25 20 – 30 15 – 20 17- 22
vergrassing door Gevinde kortsteel afname diversiteit vergrassing door Bochtige smele vergrassing door Pijpestrootje
Verstoring door wijziging van het watersysteem – Ecohydrologische analyse In het deel grondwater werd gerapporteerd over de hydrologische en ecohydrologische effecten van de aanleg en/of aanwezigheid/exploitatie van tunnels en dit zowel voor omleidingstracé als voor doortochttracé (zie hoofdstuk 15.2). Daarbij werden de onzekerheidsmarges aangegeven van de effectvoorspelling. Hieruit bleek enerzijds dat deze onzekerheden niet van die aard zijn dat de besluitvorming op planniveau in het gedrang komt. Meer zelfs, er werd aangegeven dat via het toepassen van een cascade van maatregelen voor beide tracés en dit zowel voor aanleg als voor aanwezigheid/exploitatie een niveau van niet-significantie mbt ecohydrologische effecten kan worden bereikt. Het cascademodel om dit te bereiken is daarbij als volgt : 1) In eerste instantie wordt gebruik gemaakt van een aangepaste uitvoeringstechniek, zoals bijvoorbeeld aanleg via technieken die geen grondwaterlaging vereisen. Dit leidt tot een zelfde project in de exploitatiefase, maar zonder negatieve effecten op het grondwatersysteem. Indien dit niet mogelijk is of niet tot de nodige effectreductie kan leiden, wordt op de volgende maatregel overgestapt. 2) In tweede instantie kan gedacht worden aan een wijziging van het lengteprofiel, zoals bijvoorbeeld het tot boven de grondwatertafel verschuiven van de tunnelfundering. Dit wordt op basis van de huidige kennis niet noodzakelijk geacht. De mogelijke orde van grootte van een tunnelverhoging zal dus vermoedelijk in decimeters uitgedrukt worden. Indien deze maatregel niet mogelijk is, dienen milderende maatregelen genomen worden. 3) Milderende maatregelen, zoals de aanleg met technieken van retourbemaling. Hierbij kunnen de effecten mogelijk nog deels optreden maar zijn ze beperkter dan zonder de maatregelen. Het is op dit planniveau reeds voldoende duidelijk dat een niet-significantie effectief zal kunnen worden bereikt. Op projectniveau zal de niet-significantie na toepassing van dit cascademodel en met een verfijnd grondwatermodel worden aangetoond binnen de project-MER. Aangezien voor het referentie-ontwerp (en uiteraard ook het finaal verkozen DBFM-ontwerp) als voorwaarde gesteld kan worden dat het geen significante ecohydrologische effecten op kwetsbare natuur mag hebben (en dat dit ook realistisch geacht wordt vanuit het onderzoek in de discipline grondwater), wordt dit criterium / deze effectgroep niet verder meegenomen in het deel fauna flora. Er wordt uiteraard verwezen naar de ecohydrologische beoordelingen, de onzekerheden daarbij en de manier waarop hiermee zal omgegaan worden in het project-MER zoals opgenomen in het deel grondwater van dit plan-MER. Vanuit de voorwaarde dat het project geen significante ecohydrologische effecten op kwetsbare natuur mag hebben, wordt voorgesteld om een ecohydrologische monitoring op te starten.
i.s.m.
deel 16.1-31
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Het doel hiervan is éénduidig te kunnen vaststellen/verklaren of eventuele wijzigingen het gevolg zijn van de aanleg van de N74 of dat deze een andere oorzaak kennen. Hiervoor dienen enerzijds de vegetaties (kwetsbare en/of Europese habitats), plantensoorten opgevolgd te worden in de tijd en dient anderzijds de hydrologie opgevolgd te worden. Op basis van deze twee kunnen vaststellingen gebeuren van eventuele wijzigingen in soortensamenstellling. Een concreet monitoringsvoorstel zal worden uitgewerkt binnen de Project-MER. De monitoring van de reeds bestaande peilbuizen dient uiteraard te worden verdergezet om op niveau van het project-MER te kunnen beschikken over calibratiegegevens voor het grondwatermodel.
16.1.3.5
Verstoring via licht Duiding bij de effectgroep Wegverkeer impliceert ook een verstoring voor fauna, veroorzaakt door wegverlichting of het bewegingseffect van het verkeer (deze laatste opgevat als visuele verstoring s.s., zie verder). Verlichting beïnvloedt processen van jaarlijkse activiteiten, zoals voortplanting, trek en rui, heeft effect op de verdeling van de dagelijkse activiteiten en veroorzaakt aantrekking en afstoting (de Molenaar et al., 1997, 2000). In regel wordt aangenomen dat in de eerste plaats (bepaalde) vleermuissoorten en (bepaalde) vogelsoorten hinder ondervinden van een verhoogde verlichtingsgraad. In een specifiek onderzoek naar de mogelijke invloed van wegverlichting op grondbroeders van open landschappen (weidevogels) werd de grutto als gidssoort gekozen. De invloed van de verlichting bleek statistisch significant en negatief binnen de onderzoeksafstand (250-500 meter). De conclusie in algemenere zin is dat er sprake is van invloed op de habitatkwaliteit als broedgebied voor grutto’s, en dat die zich kan uitstrekken over enkele honderden meters (de Molenaar et al., 2000). Extrapolatie naar andere vogelsoorten is voorbarig. Uitwerking Modellen om het effect van lichthinder te kwantificeren zijn niet beschikbaar. Wanneer maatregelen worden genomen waardoor afstraling van licht naar natuur zo veel als mogelijk beperkt wordt, wordt in deze studie aangenomen dat lichtverstoring niet zal resulteren in effectafstanden die groter zijn dan deze voor geluidsverstoring. Bovendien zullen milderende maatregelen die zouden genomen dienen te worden om effecten van geluidsverstoring te milderen additioneel ook positieve effecten hebben om lichtverstoring te milderen. Lichthinder zal daarom samen worden behandeld met geluidshinder.
i.s.m.
deel 16.1-32
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.3.6
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Visuele verstoring Duiding bij de effectgroep De visuele verstoring komt voor onder twee vormen: • Statische verstoring: dit is de verstoring door de aanwezigheid van de infrastructuur zelf en door het verdwijnen van visuele barrières bij de aanleg van de infrastructuur • Dynamische verstoring: dit is de permanente verstoring door het gebruik van de infrastructuur en de tijdelijke verstoring door de (voertuig)bewegingen tijdens de aanleg De zichtbaarheid van de primaire weg vanuit de omgeving dienen in beeld gebracht, rekening houdend met aanwezig schermgroen en maatregelen die vanuit andere effectgroep-benaderingen worden voorgesteld (bv plaatsing van geluidschermen). Uitwerking Modellen om het effect van visuele verstoring te kwantificeren zijn niet beschikbaar. Een pragmatische inschatting dient zich aan. In elk geval zullen verschillende projectkenmerken en milderende maatregelen die genomen worden om geluidsverstoring in te perken, effecten door visuele verstoring in hoge mate wegnemen. Visuele verstoring zal daarom samen worden behandeld met geluidshinder.
16.1.3.7
Impact op ecologische verbindingen Zoals hoger aangegeven worden binnen het studiegebied 5 belangrijke (potentiële) ecologische corridors onderscheiden: 1) Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Mangelbeekvallei – Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg 2) Militair Domein Helchteren-Meeuwen – heidegebieden Vlaams natuurreservaat Teut & Ten Haagdoorn 3) Laambeekvallei van brongebied tot Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg 4) Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Militair Domein Leopoldsburg via landbouwgronden op relatief droge gronden 5) Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Militair Domein Leopoldsburg via de Mangelbeekvallei De functie van de Mangelbeekvallei als een ‘verbindingsstrook’ tussen de beide militaire domeinen werd ook reeds beschouwd door De Vocht (2005) in de nota: “Evaluatie van de realisatie van de stand-still en de instandhoudingsdoelstellingen van het SBZ-V/H in het gebied Achter de Kraanberg en omgeving.” Hierbij dient uiteraard wel te worden opgemerkt dat de Mangelbeekvallei als vochtig tot nat gebied vanuit een ecosysteemvisie niet de ideale verbindingsweg is tussen twee droge (heide)gebieden en een droge natuurverbinding in de droge sfeer cfr. natuurverbinding 4 een belangrijke aanvullende waarde zou hebben. De effectbepaling van de te beschouwen tracés in de plan-MER zal rekening houden met het aantal van hoger staande functionele verbindingen die door een omleidingstracé zouden worden aangesneden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de huidige situatie en de streefbeeldsituatie. Aangenomen wordt immers dat in de huidige situatie vooral de eerste, de derde en de vijfde natuurverbinding als functioneel kunnen worden gehonoreerd. In de streefbeeldsituatie wordt aangenomen dat elk van de 5 ecologische corridors functioneren en dienen dus omleidingstracés in overlay te worden gebracht met alle 5 ecologische corridors samen. In de effectanalyse zal ook rekening gehouden moeten worden met de bestaande versnipperingstoestand en de mate waarin het bestaande vernipperingspatroon wordt beïnvloedt in deze of gene richting.
i.s.m.
deel 16.1-33
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.4
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Methodiek effectbeoordeling Kaart 16.1.6: Leefgebiedenkaart amfibieën Kaart 16.1.7: Kwetsbaarheidskaart geluidsverstoring met geluidscontouren (LAeq,24h met toekomstige verkeersintensiteit): referentie Kaart 16.1.8: Kwetsbaarheidskaart geluidsverstoring met geluidscontouren (LAeq,24h met toekomstige verkeersintensiteit): doortochttracé Kaart 16.1.9: Kwetsbaarheidskaart geluidsverstoring met geluidscontouren (LAeq,24h met toekomstige verkeersintensiteit): omleidingstracé Kaart 16.1.10: Leefgebiedenkaart avifauna met geluidsverstoring (LAeq,24h) met toekomstige verkeersintensiteit: referentie Kaart 16.1.11: Leefgebiedenkaart avifauna met geluidsverstoring (LAeq,24h) met toekomstige verkeersintensiteit: doortochttracé Kaart 16.1.12: Leefgebiedenkaart avifauna met geluidsverstoring (LAeq,24h) met toekomstige verkeersintensiteit: omleidingstracé
16.1.4.1
Algemeen De beoordeling wordt in een eerste stap gemaakt effectgroep per effectgroep. Dit heeft als voordeel dat de individuele milderende maatregelen beter afgestemd zijn op de afzonderlijke effectgroepen. Deze beoordeling wordt uitgevoerd ten aanzien van de dubbele referentiesituatie: de huidige toestand en de toestand volgens het ecologische streefbeeld. Voor de beoordelingen per deeleffectgroep wordt niet gewerkt met gestandaardiseerde beoordelingen (---/--//0/+/++/+++ benadering ). Een dergelijke beoordeling is immers gevaarlijk : • Omdat er een onweerstaanbare drang ontstaat om scores gaan op te tellen, te vermenigvuldigen etc. Gezien een dergelijke schaalindeling hoogstens via een ordinale schaal kan opgesteld worden, is het fundamenteel fout om hier wiskundige bewerkingen op uit te voeren. • Omdat minstens gesuggereerd wordt dat elke effectgroep even belangrijk is. Zeker op planniveau is dit bijzonder gevaarlijk. Direct ruimteverlies en barrièrewerking dienen op planniveau immers steevast zwaarder door te wegen dan de verstoringseffecten de welke op projectniveau, vaak zonder noemenswaardig bijkomend ruimtebeslag, te milderen zijn. Dit terwijl direct ruimteverlies en barrièrewerking op planniveau nopen tot tracéwijziging of tot reservering van belangrijke ruimten voor mildering door actieve natuurbouw (vergroten leefgebied, verdichten leefgebied, …) • Omdat over deeleffectgroepen heen dubbeltellingen kunnen zitten (bvb een oppervlakte die als verstoord wordt gerapporteerd en als direct verlies) Om die reden zullen beoordelingen voor de individuele effectgroepen geformuleerd worden in algemene bewoordingen en dus niet volgens een vaste schaal. Deze beoordeling van individuele effectgroepen is geen beoordeling zoals beoogd via een passende beoordeling en dit om twee redenen:
Beoordelingen per (deel)effectgroep houden het risico in dat deze allen op zichzelf als een verwaarloosbaar effect kunnen worden beoordeeld (bijvoorbeeld ingeval van het uiterst beperkte verlies/verstoring ten opzichte van de resterende/onverstoorde natuur). Dit terwijl de cumulatie van meerdere ogenschijnlijk weinig belangrijke effecten op netwerkniveau toch significant kan zijn. Een beoordeling die enkel en alleen per deeleffectgroep uitgevoerd wordt is dan ook weinig zinvol. De beoordelingen gaan houden niet expliciet rekening met de voorkomende slechte staat van instandhouding ten gevolge van de autonome evoluties die zich sinds de aanwijzing van de SBZ’s hebben voorgedaan.
Om deze tekortkomingen in een individuele beoordeling van effectgroepen op te vangen zullen in een tweede stap de (deel)effecten cumulatief beschouwd worden waarbij de beoordeling uitgevoerd wordt op niveau van een netwerk en waarbij de huidige ongunstige staat van instandhouding in rekening wordt gebracht.
i.s.m.
deel 16.1-34
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.4.2
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Methodiek effectbeoordeling ‘direct ruimteverlies’ Direct ruimteverlies Europese habitats De eigenlijke effectanalyse zal eenduidig cijfermateriaal genereren met oppervlakken die (direct) verloren gaan ten gevolge van projectrealisatie (doortocht dan wel omleiding). De beoordeling van de effecten voor (aangemelde) Europese habitats zal hoe dan ook een complexe afweging zijn. Er zal rekening gehouden moeten worden met tal van factoren: • De berekende absolute verliezen (in ha) van aangemelde Europese habitats; • De omvang van de verliezen uitgedrukt als een percentage van het habitat zoals het voorkomt binnen het volledige habitatrichtlijngebied; • Het al of niet prioritair karakter van de Europese habitats die bedreigd zouden worden als gevolg van projectontwikkeling; • De ontwikkelingsgraad van de zones met Europese habitats die door het project bedreigd zouden worden; • De afweging van de verliezen in het licht van de ecologische doelstellingen en de staat van instandhouding van betreffende Europese habitats binnen betreffende habitatrichtlijngebieden; • De mate waarin de potentiële ontwikkeling van (nog niet aanwezige) Europese habitats binnen habitatrichtlijngebieden wordt gehypothekeerd. Direct verlies leefgebied van Europees beschermde soorten De eigenlijke effectanalyse zal cijfermateriaal genereren met oppervlakken van vogelleefgebieden (Bijlage I soorten) die (direct) verloren gaan ten gevolge van projectrealisatie (doortocht dan wel omleiding). De beoordeling van de effecten voor vogelrichtlijnsoorten zal hoe dan ook een complexe afweging zijn. Er zal rekening gehouden moeten worden met tal van factoren : Voor Europees beschermde vogelsoorten • De berekende absolute verliezen (in ha) van vogelleefgebieden van relevante vogelgroepen (heidevogels en moerasvogels) binnen vogelrichtlijngebieden; • De omvang van de verliezen uitgedrukt als een percentage van het vogelleefgebied zoals het voorkomt binnen het volledige Vogelrichtlijngebied; • De kwaliteit van de vogelleefgebieden die door het project bedreigd zouden worden; • De afweging van de verliezen in het licht van de ecologische doelstellingen en de staat van instandhouding van betreffende vogelrichtlijnsoorten binnen betreffende vogelrichtlijngebieden; • De mate waarin de potentiële ontwikkeling van (nog niet aanwezige) vogelleefgebieden binnen vogelrichtlijngebieden wordt gehypothekeerd; • De mate waarin leefgebieden voor niet aangemelde Vogelrichtlijnsoorten binnen Vogelrichtlijngebieden worden vernietigd • De mate waarin leefgebieden voor Vogelrichtlijnsoorten buiten Vogelrichtlijngebieden worden aangetast Voor andere Europees beschermde diersoorten: • De ingeschatte verliezen (in ha) van leefgebieden van soorten van Bijlage II en Bijlage IV van de habitatrichtlijn binnen habitatrichtlijngebieden; • De inschatting van het aandeel verlies van leefgebied van Bijlage II en Bijlage IV van de habitatrichtlijn binnen habitatrichtlijngebieden; • De kwaliteit van de leefgebieden van Bijlage II en Bijlage IV soorten binnen habitatrichtlijngebieden die door het project bedreigd zouden worden;
i.s.m.
deel 16.1-35
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
• • •
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
De afweging van de verliezen in het licht van de ecologische doelstellingen en de staat van instandhouding van betreffende habitatrichtlijnsoorten binnen betreffendehabitatrichtlijngebieden; De mate waarin de potentiële ontwikkeling van (nog niet aanwezige) leefgebieden voor Bijlage II en Bijlage IV soorten binnen habitatrichtlijngebieden wordt gehypothekeerd; Zelfde criteria als hierboven voor Bijlage II en Bijlage IV soorten die (potentieel) aanwezig zijn buiten de habitatrichtlijngebieden in het studiegebied.
Direct ruimteverlies ecotopen / leefgebieden De eigenlijke effectanalyse zal eenduidig cijfermateriaal genereren met oppervlakken die (direct) verloren gaan ten gevolge van projectrealisatie (doortocht dan wel omleiding). Zoals aangegeven in hoofdstuk 16.1.3.1, houden deze oppervlakten geen rekening met afbakening van beschermingszones (SBZ, VEN, natuurgebied, …) en geven derhalve een beeld van het verlies van álle ecotopen/leefgebieden. De beoordeling van de effecten voor ecotopen en leefgebieden (exclusief die van Europees beschermde soorten) zal hoe dan ook een complexe afweging zijn. Er zal rekening gehouden moeten worden met tal van factoren: • De absolute verliezen (in ha) van zeldzame ecotopen buiten habitatrichtlijngebieden; • De mate waarin het verliezen betreft van ecotopen die bovendien een Europees habitattype betreffen; • De rol die de ecotopen spelen in het ecosysteem als leefgebied of stapsteen voor bepaalde soorten of soortgroepen; • De ontwikkelingsgraad van de ecotopen of de leefgebieden die door het project bedreigd zouden worden; • De mate waarin zones zouden verdwijnen die vanuit de abiotische potenties het potentieel voorkomen van zeldzame ecotopen of leefgebieden van zeldzame soorten zou hypothekeren. 16.1.4.3
Methodiek effectbeoordeling ‘verstoring door geluidshinder, visuele verstoring en lichtverstoring’ Verschillende afwegingselementen zullen gehanteerd worden bij de effectbeoordeling: • De mate waarin de 45 d(B)A contour verschuift als gevolg van projectrealisatie; • De mate waarin binnen vogelrichtlijngebieden er een groter areaal gelegen zal zijn binnen de 45d(B)A contour; • De mate waarin binnen vogelrichtlijngebieden er een groter areaal gelegen zal zijn binnen de 45d(B)A contour van leefgebieden van (aangemelde) vogelrichtlijnsoorten; • De mate waarin leefgebieden van zeldzame (rode lijst-) vogelsoorten (exclusief Vogelrichtlijnsoorten) worden aangetast De beoordeling op vlak van visuele verstoring en verstoring door verlichting houdt rekening met de uitgestrektheid van het effect (effectafstand) en de kwaliteit (cumulerende verstoringen op vlak van geluid, …) van het leefgebied dat verstoord wordt in relatie tot de zeldzaamheid van de soorten die er gebruik van maken.
16.1.4.4
Methodiek effectbeoordeling ‘Verstoring door luchtverontreiniging’ Aangezien de kritische lasten voor zowel verzuring als vermesting in de huidige situatie reeds worden overschreden, is een toetsing aan de overschrijding van de lasten tgv het project weinig zinvol. Daarom worden zowel de absolute en relatieve stijging / daling van deposities in beeld gebracht en wordt nagegaan in hoeverre deze wijzigingen een relevant aandeel vormen in het totale depositiepatroon.
16.1.4.5
Methodiek effectbeoordeling ‘verstoring door wijziging van het watersysteem’ Niet langer weerhouden als cumulerende deeleffectgroep wegens eis niet significantie. Zie deel grondwater hoofdstuk 15.2 en toelichting in hoofdstuk 16.1.3.4.
i.s.m.
deel 16.1-36
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.4.6
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Methodiek effectbeoordeling ‘impact op ecologische verbindingen’ De effectbeoordeling zal rekening houden met de mate waarin de hoger genoemde verbindingen door het beschouwde tracé zouden worden aangesneden waarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de huidige situatie en de streefbeeldsituatie. Bij de effectbeoordeling zal dus rekening gehouden met de mate waarin de natuurverbindingen zouden worden gehypothekeerd. Hierbij zijn verschillende factoren van belang: • De specificaties van de dwarsing ter hoogte van de natuurverbinding (onder de grond, open sleuf, gelijk met maaiveld, op verhoging, via brug); • De mate waarin de wijze van dwarsing effecten zou hebben op de verplaatsing van kritische soorten waarvan geacht wordt dat ze van deze verbinding gebruik maken.
16.1.4.7
Methodiek ‘geïntegreerde beoordeling’ De geïntegreerde beoordeling van de impact op netwerkniveau is uiteindelijk essentieel in het kader van de afweging van het al dan niet optreden van significante effecten op natuur. Effecten op niveau van het volledige ecologisch systeem zijn immers een som van deeleffecten. Voor soorten behelst het evalueren van effecten een analyse op populatieniveau. Effecten op soorten zijn daarbij te beschouwen als de cumulatie (niet louter de som !) van volgende effectgroepen: • Effecten op de grootte van leefgebieden (=effecten in het kader van “verkleinen” van habitats/ecotopen & leefgebieden) • Effecten op de kwaliteit van leefgebieden (=effecten in het kader van “verstoring” van habitats/ecotopen & leefgebieden) • De mate waarin projectrealisatie een negatief effect heeft op relatie tussen leefgebieden of verbindingen tussen leefgebieden (=effecten in het kader van “barrièrewerking” tussen habitats/ecotopen & “versnippering” van leefgebieden) Dat dergelijke geïntegreerde beoordeling op populatieniveau ecologisch-wetenschappelijk zinvol is, mag duidelijk zijn. Dat ze ook overeenkomstig art. 6.3. HRL en art. 36ter natuurdecreet vereist is, in zoverre ze handelt over de soorten en leefgebieden van de betreffende SBZ-gebieden, wordt onderstaand besproken. Art. 6, lid 3, HRL laat het al dan niet kunnen goedkeuren van een plan afhangen van de vraag of de overheid die moet beslissen, al dan niet rekening houdende met de conclusies van de passende beoordeling en in het licht van de instandhoudingdoelstellingen van het betrokken gebied, de zekerheid heeft verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied (i.c. de betrokken speciale beschermingszones) niet zal aantasten (arrest Kokkelvisserij). Dit is dus het geval wanneer er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn. De natuurlijke kenmerken voor het betrokken gebied, die gerelateerd zijn aan de instandhoudingdoelstellingen (waarmee verwezen wordt naar het belang van het gebied voor de habitats en soorten waarvoor het is aangemeld), zijn volgens de Europese Commissie de kenmerken die geacht worden een gebied te karakteriseren dat gaaf en in ecologisch opzicht ‘volledig’ is, wat in een dynamisch perspectief ook impliceert dat het betrokken ecosysteem ‘resistent’ is (zich na een verstoring kan herstellen) en het vermogen bezit zich te ontwikkelen in een voor de instandhouding ervan gunstige zin. Het is theoretisch dan ook duidelijk dat connectiviteit tussen SBZ-gebieden een essentieel onderdeel kan vormen van wat bedoeld wordt met natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied. Onderlinge relaties tussen SBZgebieden maken immers dat deze veel ‘resistenter’ zijn voor verstoring en een ‘groter vermogen bezitten om zich te ontwikkelen in een voor de instandhouding gunstige zin’.
i.s.m.
deel 16.1-37
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
De relaties van een SBZ-gebied met zijn omgeving, en met andere SBZ-gebieden, zijn in ecologisch opzicht een essentieel kenmerk van dat SBZ-gebied. Dit is overigens ook volledig in lijn met de netwerkgedachte achter het “Natura 2000”-netwerk dat meer is dan de som van de samenstellende delen (1+1 > 2). Voor grote delen van het “Natura-2000”-netwerk geldt dat de ecologische waarde van het “Natura-2000”-netwerk ook duidelijk meer is dan de optelsom van de bijdrage van de individuele SBZ-gebieden. Ook voor de SBZ-gebieden die voor voorliggend plan relevant zijn, is het zo dat de samenhang in een netwerk essentieel is voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding. Meerdere soorten van het heideecosysteem waarvoor de verschillende SBZ’s werden aangewezen vereisen voor leefbare populaties (Korhoen, Grauwe kiekendief, Duinpieper, Klapekster…) minimum arealen die op niveau van de singuliere SBZ’s nauwelijks of niet kunnen worden gehaald. Op vlak van effectbeoordeling betekent dit dat een aantasting van de natuurlijke kenmerken van een SBZ-gebied niet alleen kan bestaan uit : • Een direct verlies binnen SBZ-gebied • Maar ook uit een verstoring van een SBZ-gebied van buitenaf • En zelfs een vernietiging, onderbreking of verstoring van natuur buiten SBZ gebied die essentieel is als verbinding tussen leefgebieden. Het betekent bovenal dat een passende beoordeling in dergelijke situatie niet beperkt kan worden tot een beoordeling van de directe verliezen en de directe verstoring van leefgebieden of habitats in SBZ-gebied. Anderzijds betekent dit evenzeer dat, indien effecten op netwerkniveau/pop worden aangetoond, vermoed (of zelfs maar ‘niet kunnen worden uitgesloten’), milderende maatregelen moeten worden gedimensioneerd om de effecten op populatieniveau te milderen en dat deze maatregelen evenzeer kunnen inspelen op het versterken van de samenhang tussen SBZ-gebieden en zich derhalve haast a priori tussen de SBZ-gebieden kunnen bevinden. Dergelijke maatregelen zijn (maatregelen symbolisch in het blauw aangeduid) :
16.1.4.8
•
“Verdichting” van habitats/ecotopen & leefgebieden voor soorten
•
“Verbinding” van habitats/ecotopen & leefgebieden voor soorten
Duiding bij het significantiebegrip Daar waar in de context van dit MER het begrip “niet significantie” wordt gehanteerd (in de context van een beoordeling van de impact op SBZ) dient dit als volgt begrepen. Een effect (het weze een deeleffect of het geïntegreerd effect) wordt beoordeeld als niet significant indien er op basis van de best beschikbare kennis redelijkerwijs geen twijfel over bestaat dat de in de Habitatrichtlijn en het Natuurdecreet bedoelde natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet worden aangetast en dat het belang van het betrokken gebied voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van de natuurlijke habitats of de soorten waarvoor het gebied is aangemeld en van de erin voorkomende soorten van bijlage III van het Natuurdecreet niet in gevaar wordt gebracht.
i.s.m.
deel 16.1-38
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.5
Effectinschatting voor het doortochttracé
16.1.5.1
Direct ruimteverlies voor aangemelde Europese habitats
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Deze effectgroep handelt over direct verlies van aangemelde Europese habitats (sensu stricto) tegen een dubbele achtergrond : de huidige situatie én de gewenste situatie overeenkomstig natuurstreefbeeld. Het verlies van niet Europees beschermde natuur, i.c. ecotopen en leefgebieden (sensu lato) wordt behandeld in par. 16.1.5.3. Impact tov huidige situatie Basistracé In onderstaande Tabel 16.1-7 zijn de directe verliezen weergegeven aan Europese habitats die gelegen zijn binnen en aangemeld voor de relevante Habitatrichtlijngebieden binnen het studiegebied. Tabel 16.1-7: Verloren areaal aan Europese habitattypes ten gevolge van de aanleg van het doortochttracé
Deeltracés Ten noorden van KMOzone
Habitatrichtlijngebied
Aangemelde habitats
Totaal (ha)
9190
1,036
Vallei- en brongebied Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide- en vengebieden
1,036 De algemene vaststelling is dat het doortochttracé slechts in zeer beperkte mate Europese habitats die gelegen zijn binnen habitatrichtlijngebieden én die aangemeld zijn aansnijdt. De beperkte verliezen die zich hier en daar voordoen zijn zeer klein ten opzichte van de totale arealen van Europese habitats die momenteel voorkomen in de betreffende habitatrichtlijngebieden. De directe verliezen van betreffende zones kunnen alvast beperkt worden en zullen op zich de realisatie van instandhoudingsdoelstellingen voor individuele Europese habitats, niet in het gedrang brengen. Nergens worden prioritaire habitats (in casu Europees habitat 91E0 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior) ingenomen. De noodzakelijke bijkomende grondinname voor realisatie van het noordelijk deel van dit tracé wordt volledig langs de oostzijde van de bestaande N715 uitgevoerd. Hierdoor wordt het militair domein, met het voorkomen van diverse prioritaire habitats en soorten evenals het valleigebied van de Sonnisbeek-Broekbeek, niet aangetast maar wordt een grondstrook ingenomen die enerzijds wordt bezet door een houtwal/houtkant, hoofdzakelijk aansluitend op intensief landbouwgebied; beperkt bosgebied (aanplant den) op landduin; kasteelparkbos met voornamelijk Amerikaanse eik en Lork (Ter Dolen) en anderzijds wordt ingenomen door industrie-, woon- en landbouwgebied. Wanneer echter ter hoogte van de KMO-zone zou geopteerd worden plaatselijk toch een verbreding langs de westzijde uit te voeren om onteigening van bedrijven te vermijden, dan heeft dit belangrijke consequenties voor de SBZ. Hier is de beboste bufferstrook van het militair domein immers op zijn smalst. Direct erachter en tevens ook in de bufferstrook liggen zeer waardevolle landduinen (Witte Bergen) met zeldzame habitats (2330 open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen, 4030 droge heide). Door rechtstreekse inname en vergraving (maar ook door het opschuiven van de invloedgrens van de weg) zouden deze habitats (en de belangrijke soorten die er voorkomen) ernstige schade ondervinden. Tevens wordt de beboste bufferzone dan teniet gedaan. Van het Europees habitat 9190 “Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten” dat is aangemeld voor het SBZ-H “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide- en vengebieden”gaat circa 1 ha verloren. Bij het verlies van dit Europees habitat t.h.v. het Militair Domein HouthalenHelchteren, aan de oostzijde van de N715 ten noorden van de KMO-zone dient opgemerkt dat de betreffende strook volgens de BWK “ppmb” (= aanplant van Grove den met ondergroei van bomen en struiken) betreft. In zijn
i.s.m.
deel 16.1-39
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
huidige vorm wordt deze strook dus vooral gekenmerkt door een dominantie van Grove den en niet door typische boomsoorten van het habitat. De ligging op een landduin heeft waarschijnlijk mee aan de basis gelegen van de waardering van deze zone als Europees habitat. Ondanks de relatief beperkte ontwikkelingsgraad van deze strook is ze in de context van de habitatrichtlijn wel van wezenlijke betekenis i.h.k.v. de potentiële natuurverbindingen tussen de militaire domeinen van Leopoldsburg enerzijds en Helchteren-Meeuwen anderzijds. Voor de doorsnijding van de Mangelbeekvallei zal, gezien het actueel reeds breed gabariet, (cfr hoofdstuk 13) geen extra terrein dienen ingenomen te worden. Buiten dit gabariet liggen in de Mangelbeekvallei volgende ecotopen die niet worden ingenomen : • Langs de westzijde langsheen de huidige weg ligt deels verdroogd en opgehoogd elzenbroekbos met inplant van allerlei andere loofhoutsoorten. De strook is sterk verruigd onder invloed van de huidige weg (inloop run-off-water, opspattend water, zwerfvuil). De natuurkwaliteit van deze ong 20 m brede strook is laag. Direct hierop aansluitend liggen natte elzenbroekbossen en moeraspirearuigten met dotterbloem. • Ook langs de oostzijde van de weg ligt een ca 20 m brede, sterk door de weg beïnvloede strook met veel braamopslag. Van nature treffen we hier nitrofiel elzenbroek aan, een habitat dat direct in goed ontwikkeld stadium hierop aansluit. Plaatselijk komen hier kwelrijke ruigten met veel Bosbies voor. Ook hier is de natuurkwaliteit onmiddellijk langs de weg laag ten gevolge van de negatieve invloeden van de weg. Een verslechtering van de milieukwaliteit van deze reeds verstoorde zones dient te worden vermeden. Dit kan door de elders voorgestelde maatregelen van waterbeheer en geluidsbeheersing. Variant KMO-zone langs achterzijde ontsloten Idem als basisvariant. Bijkomende impact t.o.v. het natuurstreefbeeld Hier wordt beoordeeld welke verliezen er zouden optreden aan Europese habitats ten opzichte van het ecologisch streefbeeld zoals het eerder binnen deze discipline werd beschreven (zie hoofdstuk 16.1.2.4 en Kaart 16.1.4). De verliezen van gronden die momenteel geen of slechts een beperkte waarde hebben maar waar in de toekomst ambities rusten op ecologisch vlak worden niet aangetast. Er gaan met andere woorden geen gronden verloren waarop belangrijke natuurontwikkelingsambities uit hoofde van het NATURA 2000 netwerk rusten. Beoordeling van de effecten voor de effectgroep ‘direct ruimteverlies’ Het direct verlies van habitats op zich wordt als niet significant* beoordeeld voor : • de basisvariant (op voorwaarde dat de ombouw van de N715 tot N74-N715 zich ter hoogte van de KMO langs de zijde van KMO-zone uitstrekt en niet langs de zijde van het militair domein) • de variant waarbij de KMO-zone langs achter wordt ontsloten (eveneens op voorwaarde dat de ombouw van de N715 tot N74 zich ter hoogte van de KMO langs de zijde van KMO-zone uitstrekt in niet langs de zijde van het militair domein) Eventuele bijkomende ruimteinname ter hoogte van de KMO-zone, langs de westzijde van de N715 en dus in het militair domein, leidt tot belangrijke negatieve effecten.
* als gedefinieerd in par. 16.1.4.8
i.s.m.
deel 16.1-40
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.5.2
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Direct ruimteverlies voor Europees beschermde soorten Deze effectgroep handelt over direct verlies voor Europees beschermde soorten (sensu stricto) tegen een dubbele achtergrond : de huidige situatie én de gewenste situatie overeenkomstig natuurstreefbeeld. Het verlies van niet Europees beschermde soorten, via het verlies van ecotopen en leefgebieden (sensu lato), wordt behandeld in par. 16.1.5.3. Impact tov huidige situatie Basistracé- vogelrichtlijnsoorten In onderstaande Tabel 16.1-8 zijn de directe verliezen weergegeven aan vogelleefgebieden die gelegen zijn binnen en aangemeld voor de relevante Vogelrichtlijngebieden binnen het studiegebied. Tabel 16.1-8: Verloren areaal aan vogelleefgebieden ten gevolge van de aanleg van het doortochttracé
Deeltracé
Vogelrichtlijngebied
Gelijkgrondse delen
Militair domein en de Vallei van de Zwarte Beek
Delen in tunnel TOTAAL
Heidevogels (ha)
Moerasvogels (ha)
0,623
0,000
0,001
0,000
0,624
0,000
Bij de hoger weergegeven verliesoppervlakten voor heidevogels dient opgemerkt te worden dat het hier in feite verliesoppervlakten betreft van akkers op zandgrond (BWK-code = Bs), gelegen binnen vogelrichtlijngebied. Deze akkers zijn meegenomen bij de opmaak van leefgebiedenkaarten voor heidevogels omdat gekend is dat akkers een rol kunnen spelen voor bepaalde heidevogels (Gabriëls et.al., 1994). Het is echter duidelijk dat het in dit concrete geval zones betreft die op dit moment qua waarde voor de aangemelde vogelrichtlijnsoorten in SBZ-V Militair domein en Vallei van de Zwarte Beek van zeer beperkt belang zijn. Naast de broedvogels en niet-broedende vogels (heidesoorten en moerassoorten) wordt hieronder ook reflectie gedaan ten aanzien van de bosvogels Wespendief en Zwarte Specht. De verliezen van bosgebied ten gevolge van de doortocht zijn zeer beperkt. Door verbreding van het huidige noord-zuidtracé gaat een beperkte strook bos verloren maar dit bedraagt minder dan 1 ha. Bovendien bevindt zich deze strook aan de oostzijde van het noordzuidtracé waardoor het kerncomplex van bossen en valleien in het vogelrichtlijngebied in het geheel niet wordt geraakt. Dit leidt tot de conclusie van niet significante effecten voor de soorten Wespendief en Zwarte specht.
Met reden kan aangenomen worden dat de doortocht hierbij geen substantiële aantasting en oppervlaktevermindering van het habitat kan veroorzaken. Omwille van de ligging vlak naast de bestaande N715 hebben deze terreinen weinig betekenis als leefgebied voor soorten van communautair belang.
Basistracé- Europees beschermde soorten excl. vogels Naast vogelrichtlijnsoorten dient nagegaan of leefgebieden voor Bijlage IV soorten in het algemeen en aangemelde habitatrichtlijnsoorten voor de betreffende SBZ-H gebieden in het bijzonder, in het gedrang zouden komen. Overlay van leefgebieden voor de “heidegroep” binnen de amfibieën en reptielen (Rugstreeppad, Heikikker en Gladde slang) met het doortochtracé wijst uit dat binnen het SBZ-H “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide- en vengebieden” geen verlies zal optreden van leefgebieden.
i.s.m.
deel 16.1-41
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Door het (deels) verdwijnen van de houtwal/houtkant en oude boombeplantingen (Zomereik, Amerikaanse eik) langs de huidige N715 zouden in theorie ook koloniebomen voor vleermuizen (bijlage III-soorten) kunnen verdwijnen. Het voorkomen van dergelijke kolonies ter plaatse is echter niet gekend. Econnection (2005) vermeldt in haar passende beoordeling dat: “een vluchtige terreincontrole geen aanwijzingen opleverde voor het voorkomen van kolonies”. Op basis van deze terreincontrole wordt dan ook geen effect verwacht. Variant KMO-zone langs achterzijde ontsloten De lokale weg langsheen de achterzijde wordt binnen de KMO-zone voorzien, zodat tov het basisscenario geen bijkomend direct ruimteverlies van leefgebieden voor heide- en moerasvogels optreedt en evenmin ruimteverlies van leefgebieden voor amfibieën en reptielen van de heide- en moerasgroep. Evenmin wordt, door de versmalde uitvoering aan de voorzijde van de KMO-zone, winst geboekt wat betreft het verlies aan leefgebieden. De lijnvormige groenstrook langsheen de oude spoorlijn (fietspad) heeft potentieel een functie voor vleermuizen. De effectieve waarde en aanwezigheid van vleermuizen is echter niet gekend. Bovendien is het behoud van het lijnvormige groen mogelijk. De impact van deze variant op het directe ruimteverlies van Europees beschermde soorten is dan ook vergelijkbaar met het basisscenario. Bijkomende impact t.o.v. het natuurstreefbeeld Hier wordt beoordeeld welke potentiële leefgebieden voor Europese soorten verloren gaan rekening houden met het eerder geschetste ecologisch streefbeeld. We schatten in dat er bijkomend aan de effectvoorspelling ten aanzien van de huidige situatie geen potentieel belangrijke leefgebieden voor Europese soorten verloren gaan. Op de gronden die momenteel geen of slechts een beperkte waarde hebben rusten m.a.w. geen belangrijke ecologische ambities als leefgebied voor Europese soorten.
Beoordeling van de effecten voor de effectgroep ‘ruimteverlies voor Europees beschermde soorten’ Het ruimteverlies voor Europees beschermde soorten (vogels en andere) wordt als niet significant* beoordeeld.
* als gedefinieerd in par. 16.1.4.8
i.s.m.
deel 16.1-42
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.5.3
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Direct ruimteverlies ecotopen In deze rapporteren we over het verlies aan ecotopen (en dus ook leefgebieden) ongeacht hun habitatwaardigheid en beschermingsstatuut. Impact t.o.v. huidige situatie Basistracé Volgende verliezen zijn te verwachten van waardevolle, zeer waardevolle en uiterst waardevolle6 ecotopen langsheen het volledige doortochttracé. Het betreft in totaal 7,29 ha waarvan: • 2,45 ha waardevol ecotoop; • 2,92 ha zeer waardevol ecotoop; • 1,91 ha uiterst waardevol ecotoop. Deze verliezen zijn opgelijst in onderstaande Tabel 16.1-9. Tabel 16.1-9: Oppervlakken aan waardevolle, zeer waardevolle en uiterst waardevolle ecotopen die in aanlegfase omleidingstracé verloren gaan
bodemgebruik bos + KLE
waarde waardevol
zeer waardevol
uiterst waardevol
moeras + waterpartijen zeer waardevol ruigte waardevol zeer waardevol
totaal
bwk kt kt(sz) lhi pa ppmb k(hf) kbb kbq kh qs qb qbvm mrb sz hf hfb sf
Opp. in ha 0,89 0,13 0,48 0,01 0,50 0,25 0,07 0,54 0,10 0,08 1,77 0,10 0,04 0,29 0,52 0,32 0,71 0,48 7,29
6 Hier wordt de waardering gebaseerd op de waardetoekenning aan biotopen overeenkomstig het richtlijnenboek FF. Grosso modo komt dit hier op neer dat de categorieën ‘uiterst waardevol’ en ‘zeer waardevol’ een nadere detaillering inhouden van de categorie ‘zeer waardevol’ volgens de BWK
i.s.m.
deel 16.1-43
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Van noord naar zuid worden de belangrijkste verliezen van ecotopen besproken: • Verlies van houtkant ter hoogte van het Militair Domein Leopoldsburg aan de oostzijde van de noord-zuid; • Verliezen van naaldhout en (inmiddels gekapt) populierenbos net ten noorden van de KMO-zone; • Beperkt verlies van eikenbos ter hoogte van de tunnelmonden • verliezen aan de verknoping met de E314 met vooral verliezen van natte ruigten en wilgenstruweel en beperkt ook een moerasvegetatie
Variant KMO-zone langs achterzijde ontsloten De verliezen van ecotopen verschillen niet wezenlijk t.o.v. het basistracé. Bijkomende impact t.o.v. het natuurstreefbeeld De bijkomende impact ten aanzien van het natuurstreefbeeld is gering. Er worden immers geen oppervlakken ingenomen waar belangrijke natuurwaarden in het vooruitzicht worden gesteld.
Beoordeling Het direct verlies aan ecotopen wordt als licht negatief effect beschouwd.
i.s.m.
deel 16.1-44
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.5.4
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Verstoring waardevolle natuur door geluidshinder, visuele verstoring en lichtverstoring Er wordt in deze evaluatie geen onderscheid gemaakt tussen Europees beschermde natuur (habitats & soorten) en deze die dergelijk beschermingsstatuut niet geniet (ic. de overige ecotopen en leefgebieden). Wel wordt een afzonderlijke deelbeoordeling uitgesproken over de verstoring van Europees beschermde natuur. De kwetsbaarheidskaart is weergegeven in Kaart 16.1.7. De kaart illustreert dat de meest kwetsbare gebieden gesitueerd zijn: • Grote, aaneengesloten kwetsbare gebieden: Binnen de aanwezige heidegebieden (Kamp van Beverlo, Schietveld Meeuwen-Gruitrode, Remo, …); • Kleine gebieden met combinatie van kwetsbare en zeer kwetsbare deelzones: ten zuidwesten van toponiem Lilloschans en t.h.v. de landbouwenclave ten zuidoosten van Lillo; • Valleigebieden met kwetsbare en in mindere mate zeer kwetsbare deelzones: Mangelbeek- en Laambeekvallei. Impact tov huidige situatie Basistracé Bij vergelijking van de overlaykaarten van geluidscontouren met de kwetsbaarheidskaart tussen het doortochttracé met de referentiesituatie (Kaart 16.1.7, huidige verkeersinfrastructuur en opgehoogde verkeersintensiteiten cfr hoofdstuk 10) dient er rekening mee gehouden te worden dat geluidsmilderende maatregelen intrinsiek deel uitmaken van het doortochttracé (overeenkomstig Econnection, 2005). Het betreft o.m. geluidsschermen t.h.v. heidegebied Witte Bergen (Militair Domein Lepoldsburg) en t.h.v. de kruising met de Mangelbeekvallei. Het spreekt voor zich dat zonder dergelijke milderende maatregelen de geluidshinder naar achterliggende gebieden zou stijgen, zowel door een toename van verkeersintensiteiten als door toegenomen snelheid. Vergelijking tussen de referentiesituatie en het doortochttracé - deze laatste inclusief de beschouwde geluidsschermen – leert dat het doortochttracé voor een lagere geluidsbelasting zorgt. Ter hoogte van heidegebied Witte Bergen wordt een gevoelige verbetering gerealiseerd. De 50dB(A) contour vertoont nog nauwelijks overlap met het heide- en stuifduingebied waar zulks in de referentie duidelijk wél het geval is. Minder uitgesproken is de verlaging van het geluidsniveau t.h.v. de Vallei van de Mangelbeek. De geluidsschermen zullen ook de dynamische visuele verstoring ten aanzien van hoger genoemde gebieden doen afnemen. Aangepaste verlichting in combinatie met de (geluids)schermen maakt het mogelijk dat er geen sprake zal zijn van een toegenomen lichtverstrooiing. (Dit is in het kader van de Passende beoordeling van 2005 door Econnection voorgesteld en wordt als projectkenmerk meegenomen.) Variant KMO-zone langs achterzijde ontsloten In vergelijking met de basisvariant is deze variant beduidend minder goed doordat het wegennet minder wordt gebundeld en naast de verstoring van het Militaire domein (te milderen via schermen langs de N74) nu ook geluidsverstoring optreedt in de richting van Molenheide.
i.s.m.
deel 16.1-45
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Wel blijft gelden dat, mits de plaatsing van schermen langs de N74 t.h.v. het Militair Domein, de situatie nog steeds beter zal zijn dan de huidige situatie. Impact tov toekomstige situatie Basistracé De streefbeeldkaart illustreert de ecologische ambitie om het gebied ten noordoosten van de KMO-zone verder te laten evolueren in de richting van een kleinschalig ecologisch waardevolle entiteit (Bomerheide, brongebied van de Zwarte Beek, Molenheide). Geluidsschermen zijn daarom nodig zowel aan de westzijde van het wegtraject (afscherming Witte Bergen) als langs de oostzijde (Bomerheide, brongebied van de Zwarte Beek, Molenheide). Schermen zijn dus vereist langs beide zijden van het wegtraject. Gezien deze meegenomen worden als projectkenmerk (overeenkomstig Econnection, 2005) zijn er ten aanzien van het hoger beschouwde natuurontwikkelingsgebied slechts beperkte negatieve geluids- of visuele verstoringseffecten te verwachten.
Variant KMO-zone langs achterzijde ontsloten Een ontsluiting van de KMO-zone langs de achterzijde is minder wenselijk omdat op die manier het achterliggende natuurontwikkelingsgebied en in het bijzonder Molenheide een zekere verstoringsinvloed zullen ondergaan. Bijkomende geluidsschermen langsheen de nieuwe ontsluitingsweg langs de achterzijde van de KMO-zone kunnen dit negatieve effect evenwel milderen. Algemene beoordeling voor geluidshinder, visuele verstoring en lichthinder De verstoring door geluidshinder, visuele verstoring en lichthinder wordt als licht positief (dus als verbetering) beschouwd voor het basistracé vergeleken bij de huidige situatie. Zowel ter hoogte van Mangelbeek als ter hoogte van het Militair domein kan de verstoring dankzij de genoemde maatregelen immers beperkt worden. Beoordeling voor geluidshinder, visuele verstoring en lichthinder t.a.v. Europees beschermde habitats en soorten Beperken we ons tot de Europees beschermde habitats en soorten in resp. HRL-gebied en VRL-gebied dan dient de verstoring ten gevolge van realisatie van het doortochttracé, weliswaar met alle milderende maatregelen die reeds in het plan zijn begrepen, als licht positief te worden beoordeeld. Daarbij geldt volgende rangorde : • Basistracé : positief effect (bestaande situatie) tot licht positief effect (natuurstreefbeeld) vooral ten gevolge van de verbetering van geluidsklimaat thv Witte Bergen • Variant KMO-zone langs achter ontsloten : licht positief effect (bestaande situatie) tot neutraal effect (natuurstreefbeeld) door enerzijds verbetering geluidsklimaat thv Witte Bergen doch anderzijds bijkomende verstoring langs de zijde Molenheide.
i.s.m.
deel 16.1-46
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.5.5
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Verstoring via luchtverontreiniging Er wordt in deze evaluatie geen onderscheid gemaakt tussen Europees beschermde natuur (habitats & soorten) en deze die dergelijk beschermingsstatuut niet geniet (ic. de overige ecotopen en leefgebieden). Wel wordt een afzonderlijke deelbeoordeling uitgesproken over de verstoring van Europees beschermde natuur. Totale wijziging van emissies van NOx Vooraleer in te gaan op de locale impact van natuurverontreiniging via de lucht, i.c. via deposities van N0x langsheen de bestaande en nieuwe wegenis, is het gepast even stil te staan bij de globale wijziging van de totale cumulatieve emissies (voor de wegsegmenten die in het studiegebied werden gemodelleerd) ten opzichte van de bestaande toestand. Deze zijn weergegeven in tabel 15.5.12. De evolutie van deze emissies is naar omvang en uitgestrektheid immers belangrijker dan de wijzigingen op het locale niveau en bovendien staan de huidige natuurwaarden onder druk ten gevolge van emissies via de lucht (waarvan de NOx emissies van wegverkeer dan weer ca de helft van alle NOx emissies betekenen, cfr MIRA-T 2007). Uit tabel 15.5.12 kan worden afgeleid dat een drastische vermindering van de emissies verwacht kan worden (tegen 2030) vergeleken bij de huidige situatie, met name een daling van de cumulatieve berekende emissies met 24 % voor NOx. Deze verbetering is het netto resultaat van de verbeterde emissies van voertuigen tegen 2030 en de betere doorstroming ten gevolge van de realisatie van dit plan afgezwakt door de verkeersaantrekkende werking van het plan. De bespreking van de locale impact van verzuring en vermesting als hieronder gerapporteerd (door vergelijking van de geplande situatie t.o.v. het toekomstige referentiescenario) dient dan ook geplaatst te worden tegen deze achtergrond van algehele sterke verbetering. Lokale impact door verzuring Deze bespreking van de lokale impact behandelt de wijziging ten opzichte van de gestuurde evolutie (situatie 2030) en geeft dus wijzigingen (toename of afname van emissie) ten opzichte van een sterk verbeterde situatie in vergelijking met de huidige situatie. De berekende depositie en wijziging tov het nulalternatief zijn weergegeven in Tabel 16.1.10. In de kolommen met de wijzigingen ten opzichte van de referentiesituatie werden wijzigingen van meer dan 100 zuurequivalenten/ha/jaar aangeduid in groen (afname van depositie) en geel (toename van depositie). Deze waarde is louter ter illustratie gekozen. Voor de nummeringen in onderstaande tabel wordt verwezen naar Figuur 15.5.4 in het hoofdstuk 15.5 analyse van de abiotische disciplines – Lucht.
i.s.m.
deel 16.1-47
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Tabel 16.1-10: Overzicht van wijzigingen in N-depositie in zuurequivalent/ha/jaar
N-depositie in zuurequivalent/ha/jaar in 2030
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Locatie N74 (vanaf eikenweg naar Z) N74 (onder E314 tot eikenweg) N715 (van E314 tot Meersstraat) N715 (van Meersstraat tot Herebaan) N715 (Herebaan tot N719) - Mangelbeekvallei N715 (Herebaan tot N719) - bovengronds
Wijziging doortocht omleiding Huidige Door- Omlei- – huidige – huidige infra tocht ding infra infra 531 583 600 51 69 548 583 600 34 51 806 788 583 -17 -223 720 548 566 -171 -154 617 617 497 0 -120 617 360 497 -257 -120
N715 (van N719 tot aansluiting omleidingsweg) doorgaand + lokaal N715 (van N719 tot aansluiting omleidingsweg) - lokaal N715 (van aansluiting tot N74) N719 (Helzoldstraat tot Herebaan) N719 (Helzoldstraat vanaf Herebaan naar W) N719 (Kazernelaan) E314 oostelijk E314 westelijk Herebaan oost Herebaan west Stationsstraat Dorpsstraat Ringlaan Brugstraat Meersstraat Koolmijnlaan Berkenstraat Houthalenseweg Eikenweg Omleidingsweg (noordelijk deel) Omleidingsweg (zuidelijk deel)
566 566 566 394 548 394 583 651 480 463 548 514 548 429 497 411 429 446 394 223 377
583 377 463 394 548 411 583 668 463 429 497 514 480 429 411 394 429 411 394 nvt nvt
nvt 377 497 360 548 394 583 668 480 411 429 634 480 480 463 394 429 446 514 411 634
17 -189 -103 0 0 17 0 17 -17 -34 -51 0 -69 0 -86 -17 0 -34 0 nvt nvt
nvt -189 -69 -34 0 0 0 17 0 -51 -120 120 -69 51 -34 -17 0 0 120 189 257
Voor een situering van de wegsegmenten wordt verwezen naar figuur 15.5.4
De wijzigingen ten gevolge van het project bedragen voor het doortochttracé maximaal 257 Zeq/ha/jaar als afname en 51 Zeq/ha/jaar als toename. Deze toe-/afname bedraagt minder dan 10% van de gemiddelde depositie in de omgeving van Houthalen-Helchteren (+/- 2900 Zeq/ha/jaar) (deposities in 2004). De maximale afname bedraagt 9% en de toename 2% van de huidige deposities. De grootste wijzigingen (afnames) doen zich voor ter hoogte van de tunnelsecties en deze zullen dus geen significante wijziging veroorzaken in de deposities in natuurwaarden. Zoals hoger gesteld is dit bovendien een wijziging op 20 m van de wegas en is de depositiewijziging verder van de weg veel beperkter. Concluderend kan gesteld worden dat het doortochttracé leidt tot beperkte verschuivingen van locale emissies (zowel verhogingen als verlagingen) waarvan de globale impact op natuur door verzuring als verwaarloosbaar kan worden beschouwd.
i.s.m.
deel 16.1-48
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Lokale impact door vermesting Deze bespreking van de lokale impact behandelt de wijziging ten opzichte van de gestuurde evolutie (situatie 2030) en geeft dus wijzigingen (toename of afname van emissies) ten opzichte van een sterk verbeterde situatie in vergelijking met de huidige situatie. De deposities berekend op 20 m van de weg zijn weergegeven in Tabel 16.111. Tabel 16.1-11: Overzicht van wijzigingen in N-depositie in kg N/ha/jaar
N-depositie In kg N/ha/jaar in 2030 Locatie 1 N74 (vanaf eikenweg naar Z)
Wijziging
Door- Omlei- doortocht omleiding huidig tocht ding - huidig - huidig 7,4 8,2 8,4 0,7 1,0
2 N74 (onder E314 tot eikenweg)
7,7
8,2
8,4
0,5
0,7
3 N715 (van E314 tot Meersstraat)
11,3
11,0
8,2
-0,2
-3,1
4 N715 (van Meersstraat tot Herebaan)
10,1
7,7
7,9
-2,4
-2,2
5 N715 (Herebaan tot N719) – Mangelbeekvallei
8,6
8,6
7,0
0,0
-1,7
6 N715 (Herebaan tot N719) – bovengronds
8,6
5,0
7,0
-3,6
-1,7
N715 (van N719 tot aansluiting omleidingsweg) 7 doorgaand + lokaal
7,9
8,2
nvt
0,2
nvt
8 N715 (van N719 tot aansluiting omleidingsweg) - lokaal
7,9
5,3
5,3
-2,6
-2,6
9 N715 (van aansluiting tot N74)
7,9
6,5
7,0
-1,4
-1,0
10 N719 (Helzoldstraat tot Herebaan)
5,5
5,5
5,0
0,0
-0,5
11 N719 (Helzoldstraat vanaf Herebaan naar westen)
7,7
7,7
7,7
0,0
0,0
12 N719 (Kazernelaan)
5,5
5,8
5,5
0,2
0,0
13 E314 oostelijk
8,2
8,2
8,2
0,0
0,0
14 E314 westelijk
9,1
9,4
9,4
0,2
0,2
15 Herebaan oost
6,7
6,5
6,7
-0,2
0,0
16 Herebaan west
6,5
6,0
5,8
-0,5
-0,7
17 Stationsstraat
7,7
7,0
6,0
-0,7
-1,7
18 Dorpsstraat
7,2
7,2
8,9
0,0
1,7
19 Ringlaan
7,7
6,7
6,7
-1,0
-1,0
20 Brugstraat
6,0
6,0
6,7
0,0
0,7
21 Meersstraat
7,0
5,8
6,5
-1,2
-0,5
22 Koolmijnlaan
5,8
5,5
5,5
-0,2
-0,2
23 Berkenstraat
6,0
6,0
6,0
0,0
0,0
24 Houthalenseweg
6,2
5,8
6,2
-0,5
0,0
25 Eikenweg
5,5
5,5
7,2
0,0
1,7
26 Omleidingsweg (noordelijk deel)
3,1
nvt
5,8
nvt
2,6
27 Omleidingsweg (zuidelijk deel)
5,3
nvt
8,9
nvt
3,6
Voor een situering van de wegsegmenten wordt verwezen naar figuur 15.5.4
In de kolommen met de wijzigingen ten opzichte van de referentiesituatie werden wijzigingen van meer dan 1,5 kg N/ha/jaar aangeduid in groen (afname van depositie) en geel (toename van depositie). Deze waarde is louter ter illustratie gekozen.
i.s.m.
deel 16.1-49
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
De wijzigingen ten gevolge van het project als doortochttracé bedragen maximaal 3,6 kg N/ha/jaar als afname en 0,7 kg N/ha/jaar als toename. Deze toename van NO2 afkomstig van het wegverkeer bedraagt ongeveer 2% van de gemiddelde totale depositie rond het hoofdwegennet van Houthalen-Helchteren (depositie geschat op +/- 35 kg N/ha/jaar) (deposities in 2004) en zal dus geen significante wijziging veroorzaken in de deposities. De afname bedraagt maximaal 10% van de huidige depositie doch dit is ter hoogte van de tunnelsecties en dus niet in zones met natuurwaarden. Zoals hoger gesteld zijn deze wijzigingen geldig op 20 m van de wegas en is de depositiewijziging verder van de weg veel beperkter. Concluderend kan gesteld worden dat het doortochttracé leidt tot beperkte verschuivingen van locale emissies (zowel verhogingen als verlagingen) waarvan de globale impact op natuur als verwaarloosbaar kan worden beschouwd. Algemene beoordeling De locale wijzigingen (ten positieve of ten negatieve) worden cumulatief beschouwd verwaarloosbaar geacht zeker tegen de globale luchtkwaliteitsverbetering op vlak van N0x-emissies die kan worden verwacht. Beoordeling voor verstoring door luchtverontreiniging t.a.v. Europees beschermde habitats en soorten Beperken we ons tot de Europees beschermde habitats en soorten in resp. HRL-gebied en VRL-gebied dan dient de verstoring door luchtverontreiniging ten gevolge van realisatie van het doortochttracé als niet significant* te worden beoordeeld aangezien de locale invloed, zowel positief als negatief, ruimtelijk verwaarloosbaar is binnen SBZ. Verder zal de gestuurde ontwikkeling via de gemodelleerde verbetering van de luchtkwaliteit tegen 2030 leiden tot een verbetering van de staat van instandhouding van de volledige SBZ’s.
* als gedefinieerd in par. 16.1.4.8
i.s.m.
deel 16.1-50
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.5.6
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Impact op ecologische verbindingen Impact tov huidige situatie Basistracé De impact op ecologische verbindingen dient in de huidige situatie vooral beschouwd te worden m.b.t. de momenteel reeds in of meerdere mate functionele natuurverbindingen. Het betreft: • Natuurverbinding 1 Vanuit Militair Domein Helchteren-Meeuwen via Mangelbeekvallei naar Vogelzangbos & Vijvergebied MiddenLimburg (droog Æ nat) • Natuurverbinding 5 Vanuit Militair Domein Helchteren-Meeuwen via Mangelbeekvallei naar Militair Domein Leopoldsburg (droog Æ nat Æ droog) • Natuurverbinding 3 Laambeekvallei van brongebied tot Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg (nat Æ nat) Voor de (momenteel niet-functionele) natuurverbinding 4 (Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Militair Domein Leopoldsburg) geldt dat de huidige slechte situatie versterkt wordt (indien geen maatregelen). Effecten op de verbindingen 1, 5 en 3 worden onderstaand besproken. Effecten op verbinding 4 worden besproken onder de par. ‘Impact tov natuurstreefbeeld’. Natuurverbinding 1. Effecten op natuurverbinding Militair Domein Helchteren-Meeuwen via Mangelbeekvallei naar vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg (droog Æ nat). Gezien de ligging van het wegtraject ten opzichte van de natuurverbinding kunnen effecten enkel spelen ter hoogte van de kruising van de N74 met de Mangelbeekvallei. Qua ruimtebeslag zal de ingreep hier beperkt zijn maar zal dit toch resulteren in bijkomende stroken verharding. Daarmee wordt de oversteekbaarheid van de weg in elk geval moeilijker, zeker gezien de snelheid en het aantal voertuigen zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie. De kans op verkeersslachtoffers wordt dus groter. De eerder voorgestelde milderende maatregel om bij de heraanleg van dit traject dan ook faunapassages te voorzien is dan ook een absolute noodzaak (Econnection, 2005). Gezien de kruising van de weg over een vallei is het mogelijk de ecopassages breed te dimensioneren. Faunapassages die ook voor grote en middelgrote dieren van betekenis zijn hebben daarbij in regel een breedte van circa 15 m en een hoogte van 3 – 4 m. Tegelijk moet de openheid index (breedte x hoogte / lengte) groter zijn dan 1,5 (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2005). Het spreekt voor zich dat dergelijke faunapassages ook kansen zullen bieden aan kleinere diersoorten waaronder amfibieën. Ter hoogte van de Mangelbeekvallei zijn twee faunapassages gewenst: • ter hoogte van de Mangelbeek (‘natte passage’, dit kan bv een brug zijn) • één locatie elders binnen het wegtracé dat de vallei dwarst (‘droge passage’, dit kan bv een brug zijn). • Alternatief kan één grote faunapassage (bv als een brug) voorzien worden indien deze voldoende groot is om zowel een goede natte passage en een goede permanente droge verbinding te realiseren. Met het oog op het vermijden van verkeersslachtoffers, het beperken van geluids- en visuele verstoring en het geleiden van soorten naar de faunapassage worden bovendien schermen voorzien langs weerszijde van het wegtraject t.h.v. de Mangelbeekvallei (zie hoger).
i.s.m.
deel 16.1-51
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Figuur 16.1-5: Illustratie van een faunapassage zoals mogelijk ter hoogte van de Mangelbeekvallei (uit Iuell et al, p31)
Natuurverbinding 5. Effecten op natuurverbinding Militair Domein Helchteren-Meeuwen via Mangelbeekvallei naar Militair Domein Leopoldsburg (droog Æ nat Æ droog) Hier geldt hetzelfde als voor de hoger besproken natuurverbinding. Gezien de ligging van het wegtraject ten opzichte van deze natuurverbinding kunnen effecten opnieuw enkel spelen ter hoogte van de kruising van de N74 met de Mangelbeekvallei. De maatregelen voor de mitigatie van effecten op natuurverbindingen, zoals ze hoger aan bod kwamen, zijn dan ook van toepassing. Natuurverbinding 3. Effecten op natuurverbinding Laambeekvallei van brongebied tot Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg (nat Æ nat) Beperkte effecten kunnen worden verwacht t.h.v. de verknoping van de N74 met de E314. Aangezien de werkzaamheden en de uiteindelijke verknopingsstructuur niet fundamenteel zullen afwijken van het huidige wegennet kan aangenomen worden dat de impact niet significant is.
Variant KMO-zone langs achterzijde ontsloten De variant met ontsluitingsweg van de KMO-zone langs de oostzijde heeft geen wezenlijke andere invloed op bestaande natuurverbindingen.
i.s.m.
deel 16.1-52
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Impact tov het natuurstreefbeeld Basistracé Ten opzichte van het natuurstreefbeeld dient bijkomend ook nagegaan of er effecten kunnen verwacht t.o.v. twee potentiële maar op dit moment weinig functionele natuurverbindingen. 2. Militair Domein Helchteren-Meeuwen – heidegebieden Vlaams natuurreservaat Teut & Ten Haagdoorn (droog Æ droog) 4. Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Militair Domein Leopoldsburg (droogÆ droog) Op de natuurverbinding 2, relevant voor het studiegebied als geheel, zijn geen effecten te verwachten van het doortochttracé aangezien dat tracé niet in de buurt komt van de verbinding. Effecten op de natuurverbinding 4 zijn wel van belang. De landschapsecologische streefbeeldkaart visualiseert de wenselijkheid van een natuurverbinding tussen het Militair Domein Leopoldsburg en het Militair Domein HelchterenMeeuwen via de omgeving van Grote Heide – Sonnisheide. Voor het nagaan van de haalbaarheid en de praktische uitwerking heeft ANB een studie laten uitvoeren (Haskoning, TWOL-studie 2005). Momenteel is er nog geen wezenlijke doorbraak in de realisatie van deze natuurverbinding. De ontwikkeling van de N74 langs de oostzijde van het Militair Domein Leopoldsburg zal de bestaande barrière van de N715 verder versterken waardoor de kansen op een dergelijke natuurverbinding verder verkleinen. Een verhoging van het aantal voertuigen, gecombineerd met een hogere snelheid, zal immers leiden tot de verkleining van de oversteekbaarheid van het noord-zuid traject ten opzichte van de huidige situatie. Sowieso vergt een dergelijke ontwikkeling het plaatsen van geluidsschermen, zoals hoger reeds aangehaald. Dit dreigt tegelijkertijd de barrièrewerking t.h.v. dit traject nog verder te verhogen. Het nemen van ontsnipperende maatregelen dringt zich dan ook op. Milderende maatregel Op dit punt wordt een afwijking voorgesteld van de eerder voorgestelde maatregel tot ontsnippering zoals opgenomen in de passende beoordeling voor de doortocht door Econnection (2005). In die studie worden 5 kleine ecotunnels voorgesteld op een afstand van 100-150 meter van elkaar. De ingetekende ecotunnels liggen voor een deel ter hoogte van de KMO-zone en zijn daarom ecologisch minder zinvol. De ecologische barrièrewerking / weerstand van de KMO-zone zelf is immers belangrijk. Overeenkomstig de passende beoordeling, opgemaakt voor het doortochttracé van de Noord-Zuid (Econnection, 2005), wordt een oppervlakte ingetekend van in totaal 67,1 ha voor verwerving en actieve natuurinrichting. Voorgesteld wordt om de faunapassages te vervangen door een ecoduct met een breedte van circa 50 m. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat één goed ontworpen en breed ecoduct beter is dan enkele ecotunnels. Voor de ligging van het ecoduct wordt voorgesteld om dit net ten noorden van de KMO-zone te voorzien daar waar een duinengordel het traject van de N74 dwarst. Op dit moment komt op die plaats ten oosten van de N74 een dennenbos voor op duin. Deze beboste duinengordel kan echter een specifiek beheer krijgen met het oog op het verhogen van zijn potentieel verbindende waarde. Het ecoduct zal het mogelijk maken dat fauna zich kan verplaatsen tussen de natuurkerngebieden langs de twee zijden van de N74. Langs de westzijde is dit het Militair Domein van Leopoldsburg. Langs de oostzijde van de N74 betreft het daarbij in eerste instantie de omgeving van Molenheide en verder in noordoostelijke richting de Vallei van de Bolisserbeek, de Bomerheide, de Resterheide het Zwart Water en de Begijnenvijvers.
i.s.m.
deel 16.1-53
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Figuur 16.1-6: Illustratie van een ecoduct zoals ze beoogd wordt net ten noorden van de KMO-zone over de N74 (uit Iuell et al, p16)
Variant KMO-zone langs achterzijde ontsloten De variant is beduidend minder interessant dan het basistracé voor de doortocht gezien deze een nieuwe locale ontsluitingsweg ten oosten en ten noorden van de KMO-zone vereist met negatieve impact (akoestische, visuele en lichtverstoring) op de potentiële natuurverbinding ten noorden van de KMO-zone waartoe het hier voorgestelde ecoduct behoort. Bijkomende geluidsschermen langsheen Molenheide kunnen dit negatieve effect milderen. Beoordeling Ten aanzien van de huidige situatie is, mits inachtneming van de milderende maatregelen, het effect op natuur niet significant. Voor de specifieke beoordeling ten aanzien van de (gewenste) ecologische relaties tussen SBZ-gebieden wordt verwezen naar de “geïntegreerde beoordeling”.
i.s.m.
deel 16.1-54
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.6
Eindsynthese en geïntegreerde effectbeoordeling doortochttracé
16.1.6.1
Samenvatting van de effecten & milderende maatregelen per effectgroep
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
In onderstaande Tabel 16.1-12 is een overzicht opgenomen van de verschillende deeleffectgroepen. Tabel 16.1-12: Overzicht effecten doortochttracé per deeleffectgroep
huidige situatie 1,04 ha
natuurstreefbeeld Idem
Variant KMO-zone langs achterzijde ontsloten huidige situatie natuurstreefbeeld Idem Idem
0,62 ha
Idem
Vergelijkbaar
Idem
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Eikenrij/houtkant N715
Idem
Idem
Idem
7,29 ha
Idem
Vergelijkbaar
Idem
Miilderende maatregelen zoals geluidsschermen resulteren in positief effect
Miilderende maatregelen zoals geluidsschermen resulteren in licht positief effect
Miilderende maatregelen zoals geluidsschermen resulteren in licht positief effect
Miilderende maatregelen zoals geluidsschermen resulteren in neutraal effect
Basistracé
Effecten op de grootte van leefgebieden
Effecten op de kwaliteit van leefgebieden
Netwerkeffecten mbt leefgebieden
Referentiesituatie Verlies EU habitats Verlies leefgebied heidevogels Verlies leefgebied moerasvogels Verlies leefgebied amfibie & reptiel Verlies leefgebied Vleermuizen (Zeer) waardevolle ecotopen Verstoring geluid, licht, visueel Verdroging via watersysteem Verstoring via luchtveronteiniging Verbinding 1 Verbinding 2 Verbinding 3 Verbinding 4 Verbinding 5
Niet significant (als randvoorwaarde) Locale wijzigingen verwaarloosbaar geacht Afname oversteekbaarheid en toename verkeersslachtoffers Geen effecten Geen significante effecten Versterking slechte situatie -> aanzet te creëren tot realisatie natuurverbinding via aanleg van een ecoduct ten noorden van KMO-zone zie verbinding 1
Uit deze tabel blijkt dat de variant hierbij nauwelijks verschilt van het basisalternatief en enkel leidt tot een grotere verstoring, vanzelfsprekend ter hoogte van de variant. Deze verstoring leidt tot een minder goed functioneren van het ecoduct. Vanuit de receptor natuur heeft het basisalternatief een beperkte voorkeur. Per besproken effectgroep (direct ruimteverlies, verstoring, directe impact op verbindingen) werden reeds een aantal milderende maatregelen opgesomd. We hernemen deze kort onderstaand : Milderende maatregelen die de verstoring verzachten zijn : - De plaatsing van geluidsschermen langsheen de N715-N74 ter hoogte van de Mangelbeekvallei leidt tot een kwaliteitsverbetering (en minder verkeersslachtoffers) ter hoogte van de Mangelbeekvallei - De plaatsing van geluidsschermen langsheen de N715-N74 ter hoogte van het Militair domein Leopoldsburg leidt tot een kwaliteitsverbetering (en minder verkeersslachtoffers) ter hoogte van het Militair domein, in het bijzonder ter hoogte van de Witte Bergen Milderende maatregelen die de directe impact op verbindingen verzachten zijn : - De voorgestelde (ruim gedimensioneerde) faunapassage ter hoogte van de beek en oevers zal, in combinatie met de geluidsschermen, maken dat de verbindende rol van de Mangelbeekvallei niet verder verslechtert doch integendeel verbetert en het aantal verkeersslachtoffers beperkt wordt. Zonder deze ontsnipperende maatregelen zou sprake zou van aanzienlijke effecten ter hoogte van de Mangelbeek en
i.s.m.
deel 16.1-55
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
-
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
bijgevolg ook op een natuurverbindingsas (nrs. 1 en 5) die grote natuurkernen ten oosten en ten westen van de N74 met elkaar verbindt. Zonder specifieke ontsnipperende maatregelen voor de N715/N715 ter hoogte van het Militair domein Leopoldsburg wordt de gewenste verbinding (nr. 4) tussen de heidegebieden aan de westzijde van de N74 (Militair Domein Leopoldsburg) en aanwezige en in ontwikkeling zijnde natuurkernen aan de oostzijde van de N74 (omgeving Molenheide, Bomerheide, Resterheide, Vallei van de Bolisserbeek, Begijnenvijvers, Zwart Water, Militair Domein Helchteren-Meeuwen …) nadelig beïnvloed. Een ecoduct van ca 50 m breedte biedt, in combinatie met de geluidsschermen, de beste garantie op een functionele ecologische ontsnippering van de N74/N715 en dit binnen een potentieel belangrijke verbindingsas.
Beoordeeld effectgroep per effectgroep en SBZ per SBZ kan besloten worden, mits toepassing van de milderende maatregelen, tot niet significantie. In het licht van de habitat- en vogelrichtlijn volstaat het evenwel niet de effecten SBZ per SBZ en effectgroep per effectgroep te beoordelen maar wel cumulatief en moet bovendien rekening gehouden worden met een eventuele ongunstige uitgangssituatie. Dat deze uitgangssituatie daarbij niet kan verengd worden tot (en de natuurlijke kenmerken niet alleen bestaan uit) de omvang en de kwaliteit van de habitats en leefgebieden in SBZ maar ook afhangt van de relaties tussen SBZ werd reeds aangetoond in par. 16.1.4.7. Deze 3 elementen (cumulatie, uitgangssituatie, samenhang) noodzaken tot een geïntegreerde beoordeling op niveau van het “Natura 2000”-netwerk via een beoordeling op populatienetwerkniveau. Deze is onderstaand opgenomen. 16.1.6.2
Geïntegreerde beoordeling In het kader van de eerder opgemaakte Passende Beoordeling (Econnection, 2005) voor het (weliswaar niet identieke) doortochttracé stelde Econnection een milderend natuurontwikkelingspakket voor ten belope van ca 67 ha en dit vooral om reden van de slechte uitgangssituatie, i.c. de zogenaamde ongunstige staat van instandhouding.
De passende beoordeling van Econnection (2005) vermeldt dat de verwerving van een aantal landbouwpercelen kadert binnen het stopzetten van negatieve invloeden die uitgaan van deze landbouwpercelen naar de heide- en vencomplexen t.h.v. Achter de Witte bergen. Daarmee is duidelijk dat de voorgestelde maatregelen niet 1 op 1 mogen gekoppeld worden aan de directe verliezen die opgelopen worden in aanlegfase van het project. Bij de beschrijving van de referentiesituatie is inderdaad duidelijk geworden dat de omvang en de kwaliteit van het habitatrichtlijngebied “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide- en vengebieden” in het verleden een aanzienlijke achteruitgang heeft gekend. Er rust dus op dit habitatrichtlijngebied een herstelopgave. Middels Europese subsidies (i.h.k.v. LIFE) is het DANAH-project in het leven geroepen dat o.m. een belangrijke impuls moet geven aan de heidegebieden binnen het hoger genoemd habitatrichtlijngebied. Deze maatregelen beperken zich tot de contouren van het Militair Domein. De kwaliteit van de heide- en vengebieden wordt echter ook beïnvloed door externe werking. Daarover kan het volgende worden gesteld (citaten uit passende beoordeling doortochttracé opgemaakt door Econnection, 2005 “Palend aan de weg zullen langs het traject een aantal gronden verworven worden. Het betreft voornamelijk percelen die in landbouwgebruik, overwegend akkerland, zijn en gelegen zijn ten oosten van de weg. Deze gronden kunnen na omvorming, toegevoegd worden aan het natuurgebied.”
i.s.m.
deel 16.1-56
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
“Door verwerving van deze gronden vergroot tevens de buffer t.o.v. het kerngebied en worden een aantal belastende activiteiten zoals intensieve landbouw in de rand van het kerngebied geweerd. Dit zal in belangrijke mate de instandhoudingsdoelstellingen van de zeer waardevolle en prioritaire habitats die hierin voorkomen bewerkstelligen. Een positief effect op korte termijn zal met deze maatregel zeker gerealiseerd worden op het vlak van waterverontreiniging. Thans is er via het oppervlaktewater rechtstreekse inloop van sterk aangerijkt landbouwwater in diverse vennen van het militair domein (gebied Achter de Witte Bergen). Dit heeft een verregaande eutrofiëring van deze waardevolle habitats tot gevolg. Ook het grondwater zal ongetwijfeld verrijkt worden. Gezien deze landbouwpercelen in het bronnen- en infiltratiegebied gelegen zijn worden zowel het grondals oppervlaktewater van bij de bron verontreinigd. Naast het opheffen van rechtstreekse verontreiniging zal eveneens bijkomend geschikt habitat kunnen ontwikkeld worden via omzetting van landbouwgrond naar natuurgebied. Via het uitvoeren van de noodzakelijke éénmalige inrichtingswerken zoals het verwijderen van voedselrijke toplagen, het herprofileren van oude vennen en valleitjes en de aanleg van houtkanten en bosjes, kan op korte termijn waardevol leef- en foerageerbiotoop, geschikt voor specifieke doelsoorten zoals geelgors, wulp, Blauwborst, Kamsalamander en Heikikker, ontwikkeld worden.” We interpreteren hierbij de aanpak van Econnection als volgt : • De meest noordelijk gelegen ingetekende landbouwpercelen (ten noorden van de KMO-zone) met een totale oppervlakte van 32,6 ha beschouwen wij als een bijdrage aan het opvangen van de historische verslechtering van ecotopen op het Militair Domein Leopoldsburg in het algemeen en het vennencomplex Achter de Witte Bergen in het bijzonder. Ze werden bijgevolg ingetekend voor aanzuivering van het historisch passief. We verwijzen hier ook uitdrukkelijk naar paragraaf 15.3.3.2 (hoofdsstuk oppervlaktewater) waarin de opname van historisch passief binnen het natuurontwikkelingsprogramma uitdrukkelijk wordt gemotiveerd vanuit het aspect oppervlaktewater. • De zuidelijke percelen die door Econnection werden opgekleurd voor verwerving en natuurinrichting, totale oppervlakte van 34,5, worden beschouwd als een verbetering van het ecologisch netwerk aan de oostzijde van de N74.
Aangezien we de inschatting dat het “Natura 2000” -netwerk in een ongunstige toestand verkeert voor wat heide en heidegemeenschappen betreft en voor wat de samenhang tussen de SBZ-gebieden in het plangebied betreft (en dus de samenhang van het “Natura 2000”- netwerk, ten volle bijtreden (zie daartoe par. 16.1.8.) nemen we ook deze voorstellen van Econnection over als milderende maatregelen op populatienetwerkniveau. We menen dat deze milderende maatregelen effectief vereist zijn om, tegen deze ongunstige staat van instandhouding als achtergrond, met voldoende zekerheid te kunnen besluiten tot niet significantie van effecten op populatienetwerkniveau. Zonder deze maatregelen dient te worden besloten tot significant negatieve effecten. De ruimtelijke maatregelen (incl. actieve natuurontwikkeling) zijn weergegeven op kaart 20.1. Voor het noordelijk gedeelte (historisch passief) geldt volgend streefbeeld: • Actieve verwerving en inrichting in functie van hoofdfunctie natuur; • Structuur: open tot halfopen gebied; • Natuurtype: schrale natuurwaarden, heide of boomheide.
i.s.m.
deel 16.1-57
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Inrichting van betreffende zone wordt als volgt gemotiveerd: • Beperking van verstoring (door waterverontreiniging & eutrofiëring) vanuit landbouwgebieden naar vennen in omgeving Achter De Witte Bergen (= verbetering); • Vergroten van heidekerngebied Militair domein Leopoldsburg. Dit vormt een winback voor de historische achteruitgang arealen heideecotopen (door versnippering, verstoring en verbossing); • Verdichting tussen grote natuurkerngebieden en natuurontwikkelingsgebieden (Militair domein Leopoldsburg, Molenheide, Bomerheide, Resterheide, Vallei van de Bolisserbeek, Begijnenvijvers, Zwart Water, Militair Domein Helchteren-Meeuwen …). Voor het zuidelijk gedeelte (aan weerszijde van de Peersedijk, weg richting Molenheide) geldt hetzelfde streefbeeld als voor het historisch passief. Inrichting van betreffende zone wordt als volgt gemotiveerd: • Beperking van verstoring (door waterverontreiniging & eutrofiëring) vanuit landbouwgebieden naar omgevende natuurgebieden (= verbetering); • Verdichting tussen grote natuurkerngebieden en natuurontwikkelingsgebieden (Militair domein Leopoldsburg, Molenheide, Militair Domein Helchteren-Meeuwen …). 16.1.6.3
Eindconclusie – residuele effecten Mits de milderende maatregelen met inbegrip van het milderend natuurontwikkelingsprogramma, beoordelen we de residuele effecten op populatienetwerkniveau als verwaarloosbaar. De cumulatieve effecten op de SBZ en op niveau van het NATURA 2000 netwerk worden beoordeeld als niet significant* .
* als gedefinieerd in par. 16.1.4.8
i.s.m.
deel 16.1-58
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.7
Effectinschatting voor het omleidingstracé
16.1.7.1
Direct ruimteverlies voor aangemelde Europese habitats
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Deze effectgroep handelt over direct verlies van aangemelde Europese habitats (sensu stricto) tegen een dubbele achtergrond : de huidige situatie én de gewenste situatie overeenkomstig natuurstreefbeeld. Het verlies van niet Europees beschermde natuur, i.c. ecotopen en leefgebieden (sensu lato) wordt behandeld in par. 16.1.7.3. Impact tov huidige situatie Basistracé In onderstaande Tabel 16.1-13 zijn de directe verliezen weergegeven van Europese habitats die gelegen zijn binnen en aangemeld voor de relevante Habitatrichtlijngebieden binnen het studiegebied. Tabel 16.1-13: Verloren areaal aan Europese habitattypes ten gevolge van de aanleg van het omleidingstracé
Type tracés
Gelijkgronds
Delen in tunnel
Aangemelde habitats
Totaal (ha)
Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode
6430
0,0299
Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide- en vengebieden
9190
2,418
Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide- en vengebieden
9190
1,808
Habitatrichtlijngebied
4,256 De algemene vaststelling is dat het omleidingstracé in hoge mate Europese habitats die gelegen zijn binnen habitatrichtlijngebieden én die aangemeld zijn kan ontwijken. Dit is vanzelfsprekend het gevolg van de eerder uitgevoerde trechteringen en optimalisaties. De beperkte verliezen die zich hier en daar voordoen zijn zeer klein ten opzichte van de totale arealen van Europese habitats die momenteel voorkomen in de betreffende habitatrichtlijngebieden. Nergens worden prioritaire habitats (in casu Europees habitat 91E0 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior) ingenomen. De beperkte verliezen betreffen vooral het Europees habitat 9190 “Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten” dat is aangemeld voor het SBZ-H “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide- en vengebieden”. Van dit habitattype zou iets meer dan 4 ha verloren gegaan in de fase van aanleg van het omleidingstracé. Daarbij dienen volgende opmerkingen te worden gemaakt : • Het verlies in de bosstrook langs de oostrand van het Militair domein betreft een relatief jonge spontane opslag van grotendeels inheems loofhout. De waarde van deze bosstrook situeert zich in feite vooral als buffergebied ten aanzien van het achterliggende heidegebied en minder als Europees habitat an sich. • Bij het verlies van Europees habitat 9190 t.h.v. het traject net ten noorden van de KMO-zone dient opgemerkt dat de betreffende strook volgens de BWK “ppmb” (= aanplant van Grove den met ondergroei van bomen en struiken). betreft. In zijn huidige vorm wordt deze strook dus vooral gekenmerkt door een dominantie van Grove den en niet door typische boomsoorten van het habitat. De ligging op een landduin heeft waarschijnlijk mee aan de basis gelegen van de waardering van deze zone als Europees habitat. Ondanks de relatief beperkte ontwikkelingsgraad van deze strook is ze in de context van de habitatrichtlijn wel van wezenlijke
i.s.m.
deel 16.1-59
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
betekenis i.h.k.v. de natuurverbinding tussen grote heidegebieden in Midden-Limburg. Dit zal verderop worden hernomen onder “impact op natuurverbindingen”. In deze context van de bufferings- en natuurverbindingswaarde zijn de beperkte directe verliezen van betreffende zones niet van die aard de realisatie van instandhoudingsdoelstellingen in het gedrang te zullen brengen. Verder geldt voor de basisvariant dat bij de doorsnijding van de KMO-zone door de weginfrastructuur grote restruimten ontstaan (ca 20 ha) die sowieso in totaliteit zullen moeten worden onteigend en waarvan een economische herontwikkeling ruimtelijk niet aangewezen is en waar over een zelfde oppervlakte Europese habitats kunnen worden gecreëerd in de schrale, open tot halfopen, heidesfeer. Op projectniveau dient daarbij vastgelegd welke habitats worden beoogd en wat hun ontwikkelingstijden zullen zijn. Varianten ter hoogte van de KMO-zone De varianten verschillen ten opzichte van het basistracé ter hoogte van de KMO-zone en aansluitende noordelijke (zwak ontwikkelde) habitats.. Daardoor doen zich beperkte verschillen voor ten aanzien van de ruimte-inname binnen Europees habitattype 9190 “Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten”. Doordat de varianten gebruik maken van de huidige wegzate van de N715 is het direct verlies in dat geval nog iets kleiner (geschat op 3,5 à 4 ha).
Beoordeling van de effecten voor de effectgroep ‘direct ruimteverlies’ tav huidige situatie Rekening houdend met de hoger bijgebrachte elementen wordt het direct verlies van habitats ten aanzien van de huidige situatie als niet significant* beoordeeld. Impact tov het natuurstreefbeeld Basistracé (impact tov het natuurstreefbeeld) Hier wordt beoordeeld welke verliezen er zouden optreden van Europese habitats ten opzichte van het ecologisch streefbeeld zoals het eerder binnen deze discipline werd beschreven (Kaart 16.1.4). In de noordelijke tunnelstrook ter hoogte van Helchterenbos – Kraanberg zou binnen habitatrichtlijngebied een strook van circa 50 meter breed en circa 1,5 km lang onderhavig zijn aan direct verlies, zijnde een oppervlakte van circa 7,5 ha. Het betreft hier vandaag weliswaar hoofdzakelijk naaldhoutaanplanten maar in de meest ideale situatie kunnen deze mits gepast beheer op lange termijn evalueren naar zuurminnende bossen (Europees habitattype 9190) in afwisseling met open plaatsen met affiniteit met heide- en stuifduingebieden (Europese habitattypes 4010/2310 en 2330). Het is echter niet zo dat de potentie voor deze Europese habitats over deze oppervlakte door de aanleg van het omleidingstracé definitief en integraal verloren zal gaan. Doordat dit tracé grotendeels ondertunneld zal zijn, blijven er bovengronds mogelijkheden voor de inrichting van ecotopen en i.h.b. Europese habitats. Zeker open plaatsen
* als gedefinieerd in par. 16.1.4.8
i.s.m.
deel 16.1-60
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
met affiniteit met heide- en stuifduingebieden (Europese habitattypes 4010/2310 en 2330) behoren tot de mogelijkheden. Door de verstoring van de bodem is het echter mogelijk dat de kwaliteit ervan als habitat suboptimaal zal blijven. Enkel ter hoogte van de korte tussenliggende delen in open sleuf zal het niet meer tot de mogelijkheden behoren om hier Europese natuurwaarden te realiseren. Dit betreft een uiterst beperkt areaal (zeker in het licht van het totale areaal van het betreffende habitatrichtlijngebied =8306 ha) en zal niet het bereiken van een gunstige staat van instandhouding in de weg staan. Ook de voorziene uitbreiding van het “gesloten moerasbos” dat voorzien wordt in het beheersplan voor de Mangelbeekvallei (LIM, 2002) zal in beperkte mate worden ingeperkt. Het wegtraject zal immers nauw aansluiten bij de huidige entiteit van alluviale bossen die als “gesloten moerasbos” is ingetekend in het beheerplan. Verdere uitbreiding in westelijke richting van dit “gesloten moerasbos” zal daarmee niet meer gerealiseerd worden. Ook hier geldt weer voor de basisvariant dat op de KMO-zone (over ca 20 ha) Europese habitats kunnen worden gecreëerd. Varianten ter hoogte van de KMO-zone De varianten aan de KMO-zone geven geen aanleiding tot het creëren van bijkomende natuurwaarden op de locatie van de KMO-zone. De varianten zijn hier beduidend minder positief dan het basisalternatief.
Beoordeling van de effecten voor de effectgroep ‘direct ruimteverlies’ tav natuurstreefbeeld Rekening houdend met de hoger bijgebrachte elementen wordt het direct verlies van habitats ten aanzien van het natuurstreefbeeld als niet significant* beoordeeld.
* als gedefinieerd in par. 16.1.4.8
i.s.m.
deel 16.1-61
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.7.2
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Direct ruimteverlies voor Europees beschermde soorten Deze effectgroep handelt over direct verlies voor Europees beschermde soorten (sensu stricto) tegen een dubbele achtergrond : de huidige situatie én de gewenste situatie overeenkomstig natuurstreefbeeld. Het verlies van niet Europees beschermde soorten, via het verlies van ecotopen en leefgebieden (sensu lato), wordt behandeld in par. 16.1.7.3. Impact tov huidige situatie Basistracé- vogelrichtlijnsoorten In onderstaande Tabel 16.1-14 zijn de directe verliezen weergegeven aan vogelleefgebieden die gelegen zijn binnen en aangemeld voor de relevante Vogelrichtlijngebieden binnen het studiegebied. Tabel 16.1-14: Verloren areaal aan vogelleefgebieden ten gevolge van de aanleg van het omleidingstracé
Vogelrichtlijngebied
Heidevogels (ha)
Moerasvogels (ha)
Militair domein en de Vallei van de Zwarte Beek
2,204
0,000
Bij de hoger weergegeven zeer beperkte verliesoppervlakten voor heidevogels dient opgemerkt te worden dat het hier in feite verliesoppervlakten betreft van akkers op zandgrond (BWK-code = Bs), gelegen binnen vogelrichtlijngebied. Deze akkers zijn meegenomen bij de opmaak van leefgebiedenkaarten voor heidevogels omdat gekend is dat akkers een rol kunnen spelen voor bepaalde heidevogels (Gabriëls et.al., 1992). Het is echter duidelijk dat het hier zones betreft die op dit moment qua waarde voor de aangemelde vogelrichtlijnsoorten in SBZ-V Militair domein en Vallei van de Zwarte Beek van zeer beperkt belang zijn.
Daarnaast dient hier wel het aansnijden van (recent gecreëerde en geplande) open plekken in het Landgoed Hoeverheide over beperkte oppervlakte (ca 1 ha) in het meest zuidoostelijke deel van het landgoed te worden vermeld. Over deze ontwikkelingen in het landgoed werd reeds bericht in paragraaf 16.1.2.3. De creatie van deze open plekken vormt immers een milderende maatregel binnen het maatregelenpakket dat als vergunningsvoorwaarde is opgelegd aan de N.V. Remo Milieubeheer. Deze maatregelen beoogden de versterking van het leefgebied voor specifieke vogelrichtlijnsoorten in het Landgoed Hoeverheide. De te creëren open plekken in dat bosgebied zouden specifiek als leefgebied dienen te fungeren voor de soorten Boomleeuwerik en Nachtzwaluw. (Passende beoordeling REMO-dossier en mondelinge communicatie dr.sc. Alain De Vocht, auteur van de Passende beoordeling) Deze open plekken zijn weliswaar niet gelegen in vogelrichtlijngebied maar hebben toch een belang bij de realisatie van de gunstige staat van instandhouding voor het SBZ-V Militair Domein en Vallei van de Zwarte Beek. Evenwel zal de zandige herinrichting op en langs de tunnel wel degelijk een ecologische ontwikkeling toelaten die leefgebieden kan creëren voor soorten als Nachtzwaluw en Boomleeuwerik en dit over een duidelijk grotere oppervlakte dan het oppervlakteverlies van open plekken (ca 1 ha). Daarbij is het wel belangrijk dat de akoestische verstoring vanuit de delen met open sleuf (100 m om de 500 m) zoveel als mogelijk beperkt wordt. Dit onderbouwt de afschermingsmaatregelen ter hoogte van de open sleuftrajecten (cfr verder). Hieronder beschouwen we ook de mogelijke effecten op de bossoorten Zwarte specht en Wespendief. Zoals eerder gemeld betreft het soorten die door Van Vessem en Kuijken (1986) niet als de meest kenmerkende soorten van het vogelrichtlijngebied worden beschouwd.
i.s.m.
deel 16.1-62
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Door het omleidingstracé zal circa 6.5 ha naaldhout ter hoogte van Hoeverheide en gelegen in vogelrichtlijngebied verdwijnen. Het betreft het gedeelte dat in tunnel zal worden aangelegd met her en der korte delen in open sleuf. In principe betreft naaldhout potentieel leefgebied voor Zwarte Specht. Wespendief is meer gebonden aan de combinatie van loofbos en open terreinen (zoals heiden) en wordt dus aangenomen sowieso geen significant effect te ondervinden als gevolg van het verlies aan naaldhout. Voor Zwarte specht wordt het verlies van 6,5 ha door een combinatie van verschillende redenen als niet signficant beschouwd : •
Deze soort heeft de laatste decennia goed stand gehouden in Vlaanderen en neemt zelfs toe. We verwijzen hiervoor ook naar Tabel 16.1-1 in dit planMER. De reden voor deze gunstige situatie voor deze soort is ook duidelijk. Meer en meer wordt ervoor gekozen om de omlooptijd voor de naaldhoutbossen te vergroten. In feite wordt meer en meer overgeschakeld op selectieve dunning i.p.v. kaalslag. Dit speelt in het voordeel van de Zwarte specht die steeds oudere bossen aantreft met steeds meer dood hout.
•
Daar komt bij dat Zwarte specht een typische voorbeeld is van een soort waarvan het aandeel broedparen dat voorkomt buiten vogelrichtlijngebieden vrij groot is. Dit komt omdat de soort aan dennenbossen gebonden is. Dennenbossen komen veel voor in de Kempen en bovendien evengoed buiten als binnen vogelrichtlijngebieden. Vanuit een metapopulatiecontext zou dus de Kempen in zijn geheel als een metapopulatie beschouwd kunnen worden en dient dus de gunstige staat dus op dat niveau gewaarborgd te worden. Het locaal verlies van 6.5 ha naaldbos heeft in die context geen betekenis.
•
Dat er voor de bosvogels in SBZ-V Militair Domein en de vallei van de Zwarte Beek geen problemen zijn is ook af te leiden uit de beheerkeuzes die de afgelopen jaren zijn gemaakt. Men beseft vooral dat er maatregelen dienen genomen ten behoeve van de groep van de heidevogels. Daartoe worden, i.h.k.v. het DANAH-project, tientallen ha naaldbos gekapt. Ook dit verlies aan naaldhout zal inderdaad niet leiden tot significante effecten voor Zwarte specht. De verkleining van het areaal voor deze soort kan aangenomen worden opgevangen te zullen worden door een kwaliteitsverhoging in het resterende gedeelte van het bosgebied.
Tot slot geldt voor de basisvariant dat bij de doorsnijding van de KMO-zone door de weginfstractuur grote restruimten ontstaan (ca 20 ha) die sowieso in totaliteit zullen moeten worden onteigend en waarvan een economische herontwikkeling ruimtelijk niet aangewezen is en waar het leefgebied voor Europees beschermde soorten kan worden vergroot. Basistracé- Europees beschermde soorten excl. vogels Naast vogelrichtlijnsoorten dient nagegaan of leefgebieden voor Bijlage IV soorten in het algemeen en aangemelde habitatrichtlijnsoorten voor de betreffende SBZ-H gebieden in het bijzonder, in het gedrang zouden komen. Overlay van leefgebieden voor de “heidegroep” binnen de amfibieën en reptielen (Rugstreeppad, Heikikker en Gladde slang) met het omleidingstracé wijst uit dat binnen het SBZ-H “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide- en vengebieden” geen verlies zou optreden van leefgebieden. Wel dient opgemerkt dat voor het opstellen van deze leefgebiedenkaart (naaldhout)bossen niet werden opgekleurd maar bij voorbaat niet kan worden uitgesloten dat deze lokaal een rol hebben binnen het populatienetwerk voor de Bijlage IV soort Gladde slang. Dit wordt ruim ondervangen door de zandige inrichting op en langs tunnel die een hogere geschiktheid heeft als leefgebied dan het naaldbos dat verdwijnt. Van bijzonder belang is opnieuw het over beperkte oppervlakte aansnijden van (te realiseren) open plekken doorheen het landgoed Hoeverheide. Dat deze zone niet gelegen is binnen habitatrichtlijngebied doet in deze niet terzake. Leefgebieden van Bijlage IV soorten zijn in Vlaanderen overal beschermd. Deze open plekken op de
i.s.m.
deel 16.1-63
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
landduinen zouden van betekenis kunnen zijn voor soorten als Rugstreeppad of Gladde slang alhoewel zulks tot op heden niet is bevestigd middels terreinwaarnemingen. Ook hier geldt dat de zandige herinrichting op en langs tunnel wel degelijk een ecologische ontwikkeling toelaten die leefgebieden kan creëren voor soorten als Gladde slang en Rugstreeppad. .
We schatten in dat effecten op vleermuissoorten (Bijlage IV) zeer beperkt zullen zijn omdat het momenteel hoofdzakelijk gesloten naaldbosgebieden betreft met een beperkte waarde voor vleermuizen. In de omgeving van de Vallei van de Mangelbeek en de Sonnisbeek-Broekbeek kan aangenomen worden dat verlies van kleinschalige agrarisch gebied en ruigte een lokaal verlies van jaaggebieden kan genereren voor bepaalde vleermuissoorten. De inrichting van restanten van kadastrale percelen in functie van landschapsinkleding (bosranden, KLE, bosjes, …) kan dan weer het jachtgebied voor vleermuissoorten vergroten. Varianten ter hoogte van de KMO-zone De varianten verschillen van het basistracé doordat de houtkant/bomenrij langs de huidige N74 t.h.v. de KMO-zone in de varianten in mindere mate kan worden behouden. Theoretisch zou deze houtkant/bomenrij een rol kunnen hebben voor vleermuissoorten (zomerverblijfplaatsen) maar terreinsurvey door Econnection bracht geen indicaties in die zin. Ten gronde zijn er volgens onze inschatting geen verschillen ten opzichte van het basistracé. Beoordeling van de effecten voor de effectgroep ‘ruimteverlies voor Europees beschermde soorten’ (tav huidige situatie) Rekening houdend met de hoger bijgebrachte elementen wordt het ruimteverlies voor Europees beschermde soorten (vogels en andere) ten aanzien van de huidige situatie als niet significant* beoordeeld. Impact tov het natuurstreefbeeld Basistracé Een beperkte oppervlakte, i.c. ongeveer 1 ha ter hoogte van de open tunneldelen, zal niet meer kunnen evolueren in de richting van geschikte leefgebieden voor Bijlage IV soorten. Er blijft in de toekomst echter een zeer grote winstmarge te boeken voor Bijlage IV soorten in de (huidige) naaldbossen in de omgeving van HelchterenbosKraanberg. Het omleidingstracé verkleint de mogelijkheden voor creatie van leefgebieden dan ook slechts in zeer beperkte mate.
Het gegeven dat het basistracé doorheen de KMO-zone loopt, biedt anderzijds grote opportuniteiten voor de creatie van leefgebieden voor de heidegroep, zowel wat vogels als wat amfibieën/reptielen betreft, via ontwikkeling van schrale open natuur op de KMO-zone zelf (ca 20 ha) en de op te breken N715 ter hoogte van KMO-zone waardoor met name het leefgebied van het Militair domein Leopoldsburg in oostelijke richting uitbreidt.. Varianten ter hoogte van de KMO-zone De laatst genoemde opportuniteit van leefgebiedscreatie op de KMO-zone dient zich bij deze varianten niet aan. Dit is een zeer groot verschil met het basisalternatief waar dit wel het geval is. Verder geen verschillen.
* als gedefinieerd in par. 16.1.4.8
i.s.m.
deel 16.1-64
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Beoordeling van de effecten voor de effectgroep ‘ruimteverlies voor Europees beschermde soorten’ tav natuurstreefbeeld Rekening houdend met de hoger bijgebrachte elementen wordt de impact van het plan ten aanzien van het natuurstreefbeeld, voor wat deze effectgroep betreft, als niet significant* beoordeeld.
i.s.m.
deel 16.1-65
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.7.3
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Direct ruimteverlies voor ecotopen / leefgebieden Deze effectgroep handelt over direct verlies van ecotopen en leefgebieden (sensu lato) en valt derhalve buiten de scope van de zogenaamde passende beoordeling. Het verlies van aangemelde Europese habitats (sensu stricto) en het verlies van leefgebied van Europees beschermde soorten (sensu stricto) werd behandeld in de paragrafen 16.1.7.1. respectievelijk 16.1.7.2) Impact tov huidige situatie Basistracé Aanzienlijke verliezen zijn te verwachten van waardevolle, zeer waardevolle en uiterst waardevolle7 ecotopen langsheen het volledige omleidingstracé. Het betreft in totaal 36,87 ha waarvan: • 15,94 ha waardevol ecotoop; • 14,41 ha zeer waardevol ecotoop; • 6,52 ha uiterst waardevol ecotoop. Deze verliezen zijn opgelijst in onderstaande tabel. Tabel 16.1-15: Oppervlakken aan waardevolle, zeer waardevolle en uiterst waardevolle ecotopen die in aanlegfase omleidingstracé verloren gaan
bodemgebruik bebouwing/wegen bos + kle
waarde waardevol waardevol
zeer waardevol
BWK-code kpk kd kt kt(sz) lhi p pa pmb pms ppa ppmb ppmh ppms k(hf) kbb kbq kh kh(qs) kha khgml khw ks kt(qb)
Opp. in ha 0,01 0,71 3,98 0,27 1 0,05 0,75 0,46 0,63 0,23 1,66 1,62 3,16 0,38 0,11 0,19 0,07 0,2 0,02 0,04 0,04 0,67 0,06
7 Hier wordt de waardering gebaseerd op de waardetoekenning aan biotopen overeenkomstig het richtlijnenboek FF. Grosso modo komt dit hier op neer dat de categorieën ‘uiterst waardevol’ en ‘zeer waardevol’ een nadere detaillering inhouden van de categorie ‘zeer waardevol’ volgens de BWK
i.s.m.
deel 16.1-66
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
uiterst waardevol
duin
zeer waardevol
grasland moeras + waterpartijen
waardevol zeer waardevol
Ruigte
waardevol zeer waardevol
uiterst waardevol
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
lhb qs qsvn qb qbvm vmvo dm dmhj ae aom mrb mru sz hf hfhfb hfbsf so
0,63 3,12 0,71 1,43 3,11 1,68 0,2 0,01 1,23 0,59 0,45 0,1 0,41 1,75 0,51 0,25 1,31 1,33 0,18 0,61 0,06 0,6 0,29 36,87
Eindtotaal
Van noord naar zuid worden de belangrijkste verliezen van ecotopen besproken: • Verlies van naaldbos en (gekapt) populierenbos in het deeltraject ten noorden van de KMO-zone. Een deel van deze “matig waardevolle” (waarde = 3) ecotopen is gelegen op landduinen (0,7 ha); • Verlies van matig waardevolle naaldhoutaanplantingen in het gebied Helchterenbos-Hoeverheide-Kraanberg. Opgemerkt dient te worden dat op en langs de tunnel mogelijkheden zijn voor creatie van ecotopen met natuurwaarden in de open schrale sfeer ; • Verlies van open plekken in het landgoed Hoeverheide die als mitigatie fungeren voor verlieseffecten als gevolg van de activiteiten van Remo. Kwam hoger reeds aan bod (ca 1,0 ha). • Verlies van natte ruigten (zich geleidelijk ontwikkelend tot moerasspirearuigten, EU-habitat buiten HRLgebied) en wilgenstruweel ten zuidoosten van toponiem “Lilloschans” over een gezamenlijke oppervlakte van ong. 0,7 ha. • Verlies van kleinschalig landschap in overgangsgebied tussen landbouwzone ten zuidoosten van Lillo en de alluviale bossen van de Mangelbeelvallei. Het betreft o.m. vochtige bosjes, wilgenstruweel, ruigtes en houtkanten en verlies van bosschages ter hoogte van de Standaardwijk; Een mildering ontstaat hier door de landschappelijke inrichting op de restanten van kadastrale percelen die onteigend zullen worden (zie deel landschap) en waar bosjes, bosranden en KLE’s worden voorzien (2,07 ha). • Verlies van oud (eiken)bos en aansluitend wetland aan de rand van het industrieterrein Centrum-Zuid (5,6 ha); • Verlies van stenige (mijnterril)vlaktes, weliswaar met industriële gewestplanbestemming maar op dit moment nog niet ingenomen, die relevant zijn voor warmteminnende en kalkminnende planten- en diersoorten (5,4 ha) • Verlies van zeer waardevolle (bos-)ecotopen in het gebied Kolveren (4,1 ha).
Potentiële ecotoopwinsten van het plan zijn : • De natuurontwikkeling op overhoeken langsheen het volledige tracé • De natuurontwikkeling op de KMO-zone (cfr onder)
i.s.m.
deel 16.1-67
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Varianten ter hoogte van de KMO-zone De varianten vertonen ten opzichte van het basistracé beperkte verschillen ten aanzien van de (matig) waardevolle ecotopen ten noorden van de KMO-zone. In het licht van de totale verliezen aan waardevolle, zeer waardevolle en uiterst waardevolle ecotopen over het volledige projectgebied zijn deze onderlinge verschillen echter onbelangrijk. Impact tov het natuurstreefbeeld Basistracé Voor bepaalde delen van het omleidingstracé is het toekomstig ecologisch ambitieniveau (natuurstreefbeeld) groter dan de huidige natuurwaarden die er zich voordoen. Verlies van ruimte in dergelijke zones is dan ook als surplus in beeld te brengen aangezien de ecologische potenties volgens het streefbeeld er in de toekomst niet gerealiseerd zullen kunnen worden. Het betreft o.m. de landbouwzone in het zuidoosten van Lillo die gelegen is in het Vlaams Natuurreservaat “Mangelbeekvallei” en waarvoor het landschapsstreefbeeld luidt: “kleinschalig landbouwgebied”. Er kan vanuit gegaan worden dat (voormalige landbouw-)percelen die hier verworven zouden worden door de Vlaamse Overheid, en die beheerd zouden worden door ANB, in een eindbeeld een hogere natuurwaarde zullen kennen. Het omleidingstracé hypothekeert lokaal een dergelijke toekomstige ontwikkeling.
Het gegeven dat het basistracé doorheen de KMO-zone loopt, biedt anderzijds grote opportuniteiten voor de creatie van schrale open natuurwaarden op de KMO-zone zelf (ca 20 ha) en de op te breken N715 ter hoogte van KMOzone waardoor met name de ecotopen/leefgebieden van het Militair domein Leopoldsburg in oostelijke richting uitbreiden.
Varianten ter hoogte van de KMO-zone De laatst genoemde opportuniteit dient zich bij deze varianten niet aan. Verder geen verschillen.
Beoordeling Het direct verlies aan ecotopen wordt als sterk negatief effect beschouwd. De natuurontwikkelingsmogelijkheden op de KMO-zone en op overhoeken langs het tracé mee in rekening gebracht wordt dit als matig negatief effect beschouwd.
i.s.m.
deel 16.1-68
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.7.4
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Verstoring natuurwaarden door geluidshinder, visuele verstoring en lichthinder Er wordt in deze evaluatie geen onderscheid gemaakt tussen Europees beschermde natuur (habitats & soorten) en deze die dergelijk beschermingsstatuut niet geniet (ic. de overige ecotopen en leefgebieden). Wel wordt een afzonderlijke deelbeoordeling uitgesproken over de verstoring van Europees beschermde natuur. Impact tov huidige situatie Basistracé Bij vergelijking van de overlaykaarten van geluidscontouren met de kwetsbaarheidskaart tussen het omleidingstracé (Kaart 16.1.9) met de referentiesituatie (Kaart 16.1.7 huidige verkeersinfrastructuur en opgehoogde verkeersintensiteiten cfr hoofdstuk 10) dient er rekening mee gehouden te worden dat reeds heel wat geluidsmilderende maatregelen intrinsiek deel uitmaken van het plan. Het betreft o.m. de afscherming op viaducten, de ingraving van het tracé en de buffering van open sleuftrajecten in het gebied Hoeverheide, de geluidsschermen t.h.v. heidegebied Witte Bergen (Militair Domein Leopoldsburg). Voor het a priori meenemen van deze milderende maatregelen gelden volgende argumenten: • reeds een zekere verstoring op het moment van aanmelding van het vogel- en habitatrichtlijngebied; • toegenomen verkeersintensiteit sinds aanmeldingsperiode vogel- en habitatrichtlijngebieden (negatieve autonome ontwikkeling); • verwachte toekomstige autonome ontwikkeling van toename van verkeersintensiteit. Het spreekt voor zich dat zonder dergelijke milderende maatregelen de geluidshinder naar achterliggende gebieden zou stijgen, zowel door een toename van verkeersintensiteiten als door toegenomen snelheid. Vergelijking tussen geluidsmodelleringen voor de toekomstige referentiesituatie en voor het omleidingstracé - deze laatste inclusief de beschouwde geluidsmilderende maatregelen –resulteert in volgende verschuivingen : • een verlaagd geluidsniveau t.h.v. heidegebied Witte Bergen hetgeen een uitgesproken positief effect is gelet op de kwetsbaarheid (zie kaart 16.1.7.) van deze zone; • een vergelijkbaar geluidsniveau t.h.v. Vallei van de Mangelbeek met weliswaar locale verschuivingen; • een verhoogd geluidsniveau t.h.v. Bosdomein Hoeverheide. Deze verhoging van het geluidsniveau t.h.v. Hoeverheide wordt niet vastgesteld in het doortochttracé. De verhoging van het geluidsniveau kan hier effecten hebben op voorkomende soorten als Zwarte specht, Boomleeuwerik en i.h.b. de verstoringsgevoelige Nachtzwaluw. Bij uitwerking op projectniveau is het aangewezen nog verdergaande milderende maatregelen te dimensionneren ter hoogte van de open tunneldelen. Deze kunnen bestaan uit : • Een nog performanter dempend wegdek dan dat aangenomen in de geluidsmodellering • Een akoestische optimalisering van de afschermende taluds en bermen, bijvoorbeeld (niet limitatief) - Verhoging van de bermen, - Gecombineerde oplossingen met een absorberende grondkerende wand (tot bvb 1,5 m boven wegdek) nabij de rijweg die overgaat in open bermen (vanaf bvb 1,5 m boven wegdek) - Schermen op de bermen die tegelijk fungeren als wildrasters (om te vermijden dat fauna gevangen raakt in of aangereden wordt in open tunneldelen)
i.s.m.
deel 16.1-69
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
De (dynamische) visuele verstoring van natuur en de verstoring door lichthinder worden als beperkt beoordeeld omwille van de kenmerken van het plan zelf en de daaraan toegevoegde maatregelen : • • • •
voorziene tunnels; geluidsschermen op viaduct; geluidsschermen op alle andere delen (Mangelbeekvallei + Witte Bergen); landschapsinkleding in halfopen landschap door gebruik overhoeken van te onteigenen percelen voor bosranden, KLE, bosjes, …
Aangepaste verlichting in combinatie met de (geluids)schermen maakt het mogelijk dat een verhoogde lichtverstrooiing naar de omgeving beperkt kan worden. Indien dit in functie van veiligheid aanvaardbaar is, wordt voorgesteld om geen verlichting aan te brengen langsheen het tracé (exclusief aan de knooppunten waar dit o.w.v. verkeersveiligheid noodzakelijk is). Varianten In vergelijking met de basisvariant zijn de varianten t.h.v. de KMO-zone duidelijk minder wenselijk. In beide gevallen blijft het huidige wegtraject voor de N74/N715 t.h.v. de KMO-zone (niet het geval in basisvariant). Dit leidt in principe (niet gemodelleerd) tot een verstoringsperimeter die (iets) verder reikt binnen het Militair domein van Leopoldsburg en alleszins niet tot de kwaliteisverbetering waarvan de kwetsbare zone Witte Bergen profiteert bij de basisvariant. Voor variant met achterwaartse ontsluiting KMO-zone geldt bovendien een minder goede bundeling van het wegennet met een ruimer brongebied voor geluid als gevolg. Om dit tegen te gaan kunnen geluidsschermen voorzien worden langsheen de oostzijde van de lokale weg. Betreffende visuele verstoring geldt hetgeen is beschreven voor de basisvariant. Impact tov het natuurstreefbeeld Basistracé Door tunneltrajecten, geluidsschermen en aangepaste verlichting zal visuele en geluidsverstoring naar natuurontwikkelingsgebieden tot een minimum worden herleid. Dit is van toepassing voor alle relevante natuurontwikkelingsgebieden: • Bomerheide, brongebied van de Zwarte Beek, Molenheide; • Bosgebied Hoeverheide; • Huidige landbouwgebied ten zuidoosten van Lillo In geval van natuurontwikkeling met het oog op creëren van bijkomend leefgebied voor Nachtzwaluw en Boomleeuwerik worden deze kansen verkleind in de onmiddellijke omgeving van het tracé. Gelet op de zeer grote ontwikkelingsmogelijkheden ten voordele van deze soorten wordt dit als niet significant beoordeeld. Varianten De variant met ontsluiting van de KMO-zone langs de achterzijde is minder wenselijk (i.v.m. basistracé) omdat op die manier het achterliggende natuurontwikkelingsgebied en i.h.b. Molenheide een zekere verstoringsinvloed zal ondergaan. In beide varianten wordt ingeschat (expertenoordeel) dat de positieve effecten door schermen als milderende maatregel de negatieve (verstorings)effecten grotendeels opheffen.
i.s.m.
deel 16.1-70
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Algemene beoordeling voor geluidshinder, visuele verstoring en lichthinder De verstoring door geluidshinder, visuele verstoring en lichthinder wordt als licht negatief beschouwd voor het basistracé vergeleken bij de huidige situatie. Beoordeling voor geluidshinder, visuele verstoring en lichthinder t.a.v. Europees beschermde habitats en soorten Beperken we ons tot de Europees beschermde habitats en soorten in resp. HRL-gebied en VRL-gebied dan dient de verstoring ten gevolge van realisatie van het omleidingstracé, weliswaar met alle milderende maatregelen die reeds in het plan zijn begrepen, als niet significant* te worden beoordeeld. Op projectniveau zijn er bovendien mogelijkheden te komen tot een nog verdere geluidsreductie ter hoogte van de open tunneldelen dan degene die in dit plan-MER werd in beeld gebracht. Het tracé laveert immers grotendeels tussen de SBZ-gebieden en realiseert bovendien een duidelijke kwaliteitsverbetering ter hoogte van de erg kwetsbare Witte Bergen. De verstoring die er, meer zuidelijk, tegenover staat situeert zich buiten of in de bufferende en minder kwetsbare delen van de SBZ-gebieden.
* als gedefinieerd in par. 16.1.4.8
i.s.m.
deel 16.1-71
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.7.5
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Verstoring door luchtverontreiniging Er wordt in deze evaluatie geen onderscheid gemaakt tussen Europees beschermde natuur (habitats & soorten) en deze die dergelijk beschermingsstatuut niet geniet (ic. de overige ecotopen en leefgebieden). Wel wordt een afzonderlijke deelbeoordeling uitgesproken over de verstoring van Europees beschermde natuur. Voor de tabellen wordt verwezen naar de toelichting bij de beschrijving effecten doortochttracé (hoofdstuk 16.1.5.5). Totale wijziging van emissies van NOx Vooraleer in te gaan op de locale impact van natuurverontreiniging via de lucht, i.c. via deposities van N0x langsheen de bestaande en nieuwe wegenis, staan we even stil bij de globale wijziging van de totale cumulatieve emissies (voor de wegsegmenten die in het studiegebied werden gemodelleerd) ten opzichte van de bestaande toestand. Deze is weergegeven in tabel 15.5.12. De evolutie van deze emissies is naar omvang en uitgestrektheid immers belangrijker dan de wijzigingen op het locale niveau en bovendien staan de huidige natuurwaarden onder druk ten gevolge van emissies via de lucht (waarvan de NOx emissies van wegverkeer dan weer ca de helft van alle NOx emissies betekenen, cfr MIRA-T 2007). Uit tabel 15.5.12 kan worden afgeleid dat een significante vermindering van de emissies verwacht kan worden (tegen 2030) vergeleken bij de huidige situatie, met name een daling van de cumulatieve berekende emissies met 8% voor NOx. Deze verbetering is het netto resultaat van de verbeterde emissies van voertuigen tegen 2030 en de betere doorstroming ten gevolge van de realisatie van dit plan afgezwakt door de verkeersaantrekkende werking van het plan. Deze verbetering is beperkter dan voor het doortochttracé hetgeen te verklaren is door de grotere lengte van het omleidingstracé. De bespreking van de locale impact van verzuring en vermesting als hieronder gerapporteerd (door vergelijking van de geplande situatie t.o.v. het toekomstige referentiescenario) dient dan ook geplaatst te worden tegen deze achtergrond van algehele verbetering. Impact door verzuring De berekende depositie en wijziging tov de huidige situatie zijn weergegeven in Tabel 16.1.10. De wijzigingen ten gevolge van het project bedragen voor het omleidingstracé maximaal 223 Zeq/ha/jaar als afname en 257 Zeq/ha/jaar als toename. Deze toe-/afname bedraagt minder dan 10% van de gemiddelde depositie in de omgeving van Houthalen-Helchteren (+/- 2900 Zeq/ha/jaar). De maximale afname bedraagt 8% en de toename 9% van de huidige deposities. De voornaamste afnames doen zich voor ter hoogte van de doortocht en deze zullen dus geen significante wijziging veroorzaken in de deposities in natuurwaarden. Enkel de afname met 4% ter hoogte van de kruising van de N715 met de Mangelbeekvallei en de afname van 8% ter hoogte van de Souwstraat zijn hierbij relevant om te vermelden. De relevante toenames bevinden zich vanzelfsprekend langsheen het omleidingstracé. Ten zuiden van de verknoping Centrum-Zuid bedraagt de depositietoename 9% en ten noorden van deze verknoping bedraagt dit 6,5%. Zoals hoger gesteld is dit een wijziging op 20 m van de wegas en is de depositiewijziging verder van de weg veel beperkter.
i.s.m.
deel 16.1-72
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Op korte afstand rondom het omleidingstracé zal de globale kwaliteitsverbetering ten gevolge van de verminderde emissies niet optreden en kan de ongunstige situatie mogelijks versterkt worden. Impact door vermesting De deposities berekend op 20 m van de weg zijn weergegeven in Tabel 16.1.11. De wijzigingen ten gevolge van het project als omleidingstracé bedragen maximaal 3,1 kg N/ha/jaar als afname en 3,6 kg N/ha/jaar als toename. Deze toename van NO2 afkomstig van het wegverkeer bedraagt ongeveer 10% van de gemiddelde totale depositie rond het hoofdwegennet van Houthalen-Helchteren (depositie geschat op +/- 35 kg N/ha/jaar). Analoog aan de impact door verzuring doet dit zich voor ter hoogte van de omleiding. De afname bedraagt maximaal 9% van de huidige depositie doch dit is ter hoogte van de N715 en dus niet in zones met natuurwaarden, uitgezonderd aan de zone rond de Souwstraat en de kruising van de Mangelbeekvallei. Ook kan een sterke verbetering verwacht worden ter hoogte van de Witte Bergen ten gevolge van de verschuiving van de N74 in oostelijke richting naar de KMO-zone met opbraak van de bestaande N715. Zoals hoger gesteld zijn al deze wijzigingen geldig op 20 m van de wegas en is de depositiewijziging verder van de weg veel beperkter. Op korte afstand rondom het omleidingstracé zal de globale kwaliteitsverbetering ten gevolge van de verminderde emissies niet optreden en kan de ongunstige situatie mogelijks versterkt worden. Algemene beoordeling Het globaal beeld van de locale wijzigingen (ten positieve of ten negatieve) wordt als licht negatief beoordeeld. Beoordeling voor verstoring door luchtverontreiniging t.a.v. Europees beschermde habitats en soorten Beperken we ons tot de Europees beschermde habitats en soorten in resp. HRL-gebied en VRL-gebied dan beoordelen we de verstoring door luchtverontreiniging ten gevolge van realisatie van het omleidingstracé als niet significant* . Het tracé laveert immers grotendeels tussen de SBZ-gebieden, de toename van verontreiniging beperkt zich tot de onmiddellijke omgeving van het tracé (richtinggevend : 20 meter) en over het meest noordelijke deel (thv KMOzone) zijn verbeteringen te verwachten.
* als gedefinieerd in par. 16.1.4.8
i.s.m.
deel 16.1-73
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.7.6
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Directe impact op ecologische verbindingen Impact tov huidige situatie Basistracé De impact op ecologische verbindingen dient in de huidige situatie vooral beschouwd ten aanzien van de momenteel reeds in of meerdere mate functionele natuurverbingen. Het betreft (nrs verwijzend naar kaart 16.1.4) : 1. Vanuit Militair Domein Helchteren-Meeuwen via Mangelbeekvallei naar Vogelzangbos & Vijvergebied MiddenLimburg (droog -> nat) 5. Vanuit Militair Domein Helchteren-Meeuwen via Mangelbeekvallei naar Militair Domein Leopoldsburg (droog > nat -> droog) 3. Laambeekvallei van brongebied tot Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg (nat -> nat) Voor de (momenteel niet-functionele) natuurverbinding 4 (Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Militair Domein Leopoldsburg) geldt dat de huidige slechte situatie versterkt wordt. Effecten op de functionele verbindingen 1, 5 en 3 worden achtereenvolgens besproken. Natuurverbinding 1
Effecten op natuurverbinding Militair Domein Helchteren-Meeuwen via Mangelbeekvallei naar vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg (droog Æ nat).
Deze natuurverbindingsas zou bij een omleiding worden gedwarst (brug op peilers en met geluidsschermen) ter hoogte van het open ruimtegebied ten zuidoosten van Lillo. Ondanks de verbinding van droge gebieden middels een natte corridoras is deze natuurverbinding desalniettemin belangrijk. De Mangelbeekvallei wordt immers gekenmerkt door een relatief beperkte (geluids)verstoring en een betrekkelijke kleinschaligheid van het landschap. Een omleidingstracé verzwakt deze natuurverbinding in de zone tussen de oude spoorweg en Lillo. Hier zou de omleiding immers binnen het open ruimtegebied van de vallei gelegen zijn. Meer dan in het doortochttracé zijn vergaande maatregelen dan ook nodig om negatieve effecten middels verzachtende maatregelen op te heffen. Volgende milderende maatregelen zijn nodig : • Heraanleg van passage van de N715 over de Mangelbeekvallei als viaduct. Een brug op peilers behoort tot de mogelijkheden aangezien in geval van de keuze voor een omleidingstracé het gabariet van de N715 ter hoogte van de Mangelbeek zeer sterk beperkt kan worden (2 x 1). Ter plaatse van de huidige weg op maaiveld kan het vallei-ecosysteem worden hersteld. De aanleg van een viaduct zal een wezenlijke meerwaarde betekenen ten opzichte van de huidige situatie. Zie ook nevenstaande foto. Figuur 16.1-7: Voorbeeld van een viaduct over een rivier; Een soortgelijke realisatie wordt beoogd over de Mangelbeekvallei (uit Iuell et al, p27)
i.s.m.
deel 16.1-74
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
•
• • •
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Structuurverbetering aan het hydrografisch netwerk ten oosten van Lillo te onderzoeken op projectniveau. Een verbetering kan een tegengewicht betekenen voor de versnipperende werking van een autoweg in deze zone. Nader onderzoek is nodig om de mogelijkheden voor structuurverbeterende maatregelen aan het locaal waterlopenstelsel na te gaan; Aanleg van bosjes, bosranden en houtkanten op restanten van te onteigenen percelen langsheen het omleidingstracé doorheen het landbouwgebied ten zuiden van Lillo (zie ook discipline landschap). De regelmatige plaatsing van ecotunneltjes in de wegtalud, zoals voorzien in de projectbeschrijving. De aanwezigheid van een voldoende lange viaduct t.h.v. Lillo zodat deze tevens dienst doet als ecotunnel en dit zowel ten noorden als ten zuiden van de Lillosteenweg.
Mits deze maatregelen kan de functionaliteit van de natuurverbinding behouden blijven. Natuurverbinding 5
Effecten op natuurverbinding Militair Domein Helchteren-Meeuwen via Mangelbeekvallei naar Militair Domein Leopoldsburg (droog Æ nat Æ droog)
Door het leggen van het omleidingstracé in een tunnel t.h.v. het traject Kraanberg-Hoeverheide-Helchterenbos wordt rekening gehouden met de rol van deze bosgebieden als een stapsteen tussen het Militair Domein Leopoldsburg enerzijds en het Militair Domein Helchteren-Meeuwen anderzijds via de Mangelbeekvallei. Dit is mede van belang vanuit het REMO-dossier aangezien de open plekken (ca 1 ha) in de passende beoordeling voor dit dossier niet de creatie van leefgebied voor Boomleeuwerik en Nachtzwaluw beogen maar ook beschouwd worden als een stapsteen tussen het Militair domein en de Mangebeekvallei. Als hoger reeds gesteld, zal natuurherstel plaats vinden op en langs de tunnel waardoor de functionaliteit als stapsteen zeker kan behouden blijven. Enkel de delen van dit traject die in open sleuf worden aangelegd hebben hierbij nog een mogelijke impact op de kwaliteit van deze natuurverbinding. Die kwaliteit zou immers beïnvloed kunnen worden door bepaalde verstoringseffecten of door het optreden van verkeersslachtoffers, alhoewel dit laatste eenvoudig uit te sluiten is door het gebruik van wildrasters. Aangenomen kan worden dat alle fauna migratie en dispersie kan hebben op de secties die volledig zijn ingetunneld en natuurvriendelijk zijn afgewerkt en die als het ware zullen fungeren als zeer ruim bemeten ecoducten. De directe impact op de connectiviteit thv de droge zone is dus verwaarloosbaar. Verder blijft ter hoogte van de N715 het viaduct over de Mangelbeek nodig, ook in het licht van deze natuurverbindingsas. Natuurverbinding 3
Effecten op natuurverbinding Laambeekvallei van brongebied tot Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg (nat Æ nat)
Het vallei-ecosysteem van de Laambeek staat ten gevolge van het omleidingstracé ook in zekere mate onder druk en dit t.h.v. het op- en afrittencomplex en aansluiting met de E314. De Vallei van de Laambeek is t.h.v. het traject waar het omleidingstraject direct zou op inwerken op zijn smalst. Versterking van deze verbindingsas met het oog op het opvangen van negatieve effecten als gevolg van het ontsluitingscomplex zijn noodzakelijk. Hierbij worden volgende milderende maatregelen naar voren geschoven ter versterking van het resterend gedeelte van de Laambeekvallei (om negatieve effecten te milderen): • Maatregelen opdat binnen een welafgelijnd gebied van de vallei (richtwaarde 200 m aan weerszijde van de Laambeek ten zuiden van de E314) akkers omgezet zullen worden in graslanden (obligate maatregel, verder uit te werken in de project-MER);
i.s.m.
deel 16.1-75
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
•
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Mogelijkheid tot het sluiten van beheerovereenkomsten (botanisch beheer, KLE’s, …) binnen deze zelfde zone (per definitie op vrijwillige basis, verder uit te werken in de project-MER).
Mits deze maatregelen kan de functionaliteit van de natuurverbinding behouden blijven. Varianten ter hoogte van de KMO-zone Geen supplementaire effecten. Impact tov het natuurstreefbeeld Basistracé Ten opzichte van het natuurstreefbeeld dient bijkomend ook nagegaan of er effecten kunnen verwacht t.o.v. twee potentiële maar op dit moment weinig functionele natuurverbindingen. 2. Militair Domein Helchteren-Meeuwen – heidegebieden Vlaams natuurreservaat Teut & Ten Haagdoorn (droog -> droog) 4. Militair Domein Helchteren-Meeuwen – Militair Domein Leopoldsburg (droog-> droog) Op de natuurverbindingsas 2 zijn geen effecten te verwachten van het (westelijk) gelegen omleidingstracé. Effecten op de gewenste natuurverbindingsas 4 zijn wel van wezenlijk belang. De landschapsecologische streefbeeldkaart visualiseert de wenselijkheid van een natuurverbinding tussen het Militair Domein Leopoldsburg en het Militair Domein Helchteren-Meeuwen via de omgeving van Grote Heide – Sonnisheide. De aanleg van de N74 langs de oostzijde van het Militair Domein Leopoldsburg zou de bestaande barrière van de N715 verder kunnen versterken waardoor de kansen op een dergelijke natuurverbinding verder verkleinen. Uitgegaan van het basistracé voor de omleidingsweg openen zich echter interessante perspectieven met het oog op de realisatie van een aanzet tot bedoelde natuurverbinding. En dit in dubbel opzicht: • Enerzijds vormt het verlies van de KMO-zone als economische zone de ecologische opportuniteit om een belangrijke bijdrage te leveren aan de effectieve verbinding van het Militair domein Leopoldsburg met het natuurgebied Molenheide (en verder naar het Militair domein Helchteren-Meeuwen). Dit betreft een ecologische ontsnippering op macroschaal en bovendien wordt de afstand voor een droge natuurverbinding tussen beide Militaire domeinen hiermee duidelijk ingekort waardoor de effectiviteit stijgt. • Anderzijds zou het basistracé zich binnen het noordelijk deel van de KMO-zone op beperkte diepte onder maaiveld maar boven grondwater bevinden (tracé klimt geleidelijk vanaf de tunnel ter hoogte van Helchterenbos). Dit vergemakkelijkt de aanleg van een landschappelijk en ecologisch goed ingepaste faunapassage (ecoduct) over de gebundelde N74-N715. De ecologische herbestemming van het KMO-gebied en een deel van de N715 zelf biedt daarbij mogelijkheden voor een inrichting die de effectiviteit van het ecoduct vergroot. Varianten ter hoogte van de KMO-zone De perspectieven voor de realisatie van de hoger genoemde ‘droge’ natuurverbinding tussen beide Militaire Domeinen zijn duidelijk kleiner dan in het basistracé: • omdat de kortste afstand voor een droge verbinding in belangrijke mate stijgt door het ontwijken van de KMOzone • omdat een noordelijke verschuiving van het ecoduct dit ecoduct duidelijk minder efficiënt maakt : - Ecoduct minder eenvoudig functioneel inpasbaar aangezien een grote en hoge overspanning nodig wordt om over de 6 rijstroken te raken (N74 + N715 gebundeld op maaiveld gelegen) - Ecoduct wordt meer verstoord door de activiteiten bij het behoud KMO-zone - Corridorfunctie van het ecoduct zal lager zijn doordat de omliggende gebieden minder fungeren als leefgebied en als aantrekkingsgebied voor het ecoduct.
i.s.m.
deel 16.1-76
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.8
Eindsynthese en geïntegreerde effectbeoordeling omleidingstracé
16.1.8.1
Samenvatting van de effecten & milderende maatregelen per effectgroep
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
In tabel op volgende pagina is een overzicht opgenomen van de verschillende deeleffectgroepen. Uit deze tabel blijkt, onder andere, dat de beide alternatieve varianten (dus niet de basisvariant) leiden tot het verlies van de sterke opportuniteit om de KMO-zone om te vormen. Bij de twee alternatieve varianten ontbreekt dus (gedeeltelijk): • Directe natuurontwikkeling op de KMO-zone met mogelijkheden voor o.a. heidevogels • Versterking van de natuurwaarden op het militair domein door areaaltoename en afname van verstoring • Een goed functionerend ecoduct Vanuit de receptor natuur heeft het basisalternatief zeer sterk de voorkeur. Per besproken effectgroep (direct ruimteverlies, verstoring, directe impact op verbindingen) werden reeds een aantal milderende maatregelen opgesomd. We hernemen deze kort onderstaand : Milderende maatregelen die het direct ruimteverlies verzachten, betreffen natuurontwikkeling op perceelsrestanten en overhoeken die sowieso in het kader van het project dienen te worden onteigend. Het betreft : • Buffering Militair Domein van Leopoldsburg door bebossing afgesneden hoeken landbouwgebied ten noorden van Helchterenbos; • Creatie van open, schrale en zandige open plekken boven en langs tunnels te Hoeverheide; • Natuurontwikkeling op KMO-zone (schraal, open tot halfopen, heidesfeer) restant van ca. 20 ha (in basistracé) Milderende maatregelen die de verstoring verzachten zijn : • Alle geluidsreducerende maatregelen die reeds in het plan zijn begrepen (o.a. geluidsbuffering thv open tunneltrajecten te Hoeverheide, …); • De plaatsing van geluidsschermen of -bermen langsheen de N715-N74 ter hoogte van de het Militair domein Leopoldsburg leidt tot een kwaliteitsverbetering (en minder verkeersslachtoffers) ter hoogte van het Militair domein, in het bijzonder ter hoogte van de Witte Bergen; • Buffering heidegebied Militair Domein van Leopoldsburg door bebossing afgesneden hoeken landbouwgebied ten noorden van Helchterenbos (i.c. betreft het perceelsrestanten die sowieso onteigend dienen te worden); • Opportuniteit: afbraak N715 en opheffing KMO-zone betekent een aanzienlijke verbetering van de milieukwaliteit thv de kwetsbare Witte bergen; Milderende maatregelen die de directe impact op verbindingen verzachten zijn : • Brug op peilers voor N715 thv Mangelbeekvallei. Zonder vergaande ontsnipperende maatregelen zou sprake zou van aanzienlijke effecten ter hoogte van de Mangelbeek en bijgevolg ook op een natuurverbindingsas (nrs. 1 en 5) die grote natuurkernen ten oosten en ten westen van de N74 met elkaar verbindt. Specifiek de negatieve effecten op natuurverbinding 1. worden op die wijze gemilderd; • Ecoduct op KMO-zone + natuurontwikkeling op KMO-zone (schraal, open tot halfopen, heidesfeer) restant van ca. 20 ha (in basistracé) als grote opportuniteit : hiermee is reeds de verbinding met Molenheide en het brongebied van de Zwarte beekvallei een feit; • Verbeterende maatregelen in Laambeekvallei (omzetting akkers->grasland + beheerovereenkomsten) als versterkende maatregel ten aanzien van natuurverbinding nr. 3.; • Verbetering hydrografisch netwerk thv Lillo impliceert verhoogde kansen voor de verspreiding van aquatisch gebonden fauna langsheen de Mangelbeekvallei (vissen, libellen, amfibieën, …). Versterkende maatregel voor natuurverbinding nr. 1. De mogelijkheid hiertoe dient in het project-MER of een afzonderlijke studie verder onderzocht worden. • Gebruik van overhoeken van percelen in huidig landbouwgebied Lillo voor landschapsinkleding (KLE’s, bosjes, …) met tevens positieve verbindende waarde op natuurverbinding nr. 1.; • Plaatsen wildafrastering rondom open tunneldelen om verkeersslachtoffers te vermijden opdat de natuurverbinding nr. 5 maximaal wordt gevrijwaard.
i.s.m.
deel 16.1-77
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Tabel 16.1-16: Overzicht effecten omleidingstracé per deeleffectgroep
Referentiesituatie =
Verlies EU habitats
Effecten op de grootte van leefgebieden
Verlies leefgebied EU soorten : vogels, reptielen, amfibieën Verlies leefgebied EU soorten : Vleermuizen (Zeer) waardevolle ecotopen
Verstoring geluid, licht, … Effecten op de kwaliteit van leefgebieden
Verdroging via watersysteem Verstoring via luchtveronteiniging Verbinding 1
Netwerkeffecten mbt leefgebieden
Verbinding 2 Verbinding 3 Verbinding 4 Verbinding 5
Basistracé huidige situatie
natuurstreefbeeld Zie huidige situatie + definitief verlies open tunneldelen 4,26 ha tijdelijk verlies gesloten tunneldelen voor realisatie streefbeeldhabitats Æ ontwikkeling habitats op restant KMO-zone (ca 20 ha) Zie huidige situatie + 2,20 ha + definitief verlies open tunneldelen open plekken (ca 1 ha) tijdelijk verlies gesloten tunneldelen Hoeverheide (buiten SBZ-H) voor realisatie leefgebied Æ creatie leefgebied op en langs tunnel Æ ontwikkeling leefgebied op restant KMO-zone (ca 20 ha)
Varianten KMO-zone huidige situatie
natuurstreefbeeld Zie huidige situatie + definitief verlies open tunneldelen 3,5 tot 4 ha tijdelijk verlies gesloten tunneldelen voor realisatie streefbeeldhabitats Æ geen mogelijkheden voor ontwikkeling habitats op restant KMO-zone Zie huidige situatie + 2,20 ha + definitief verlies open tunneldelen open plekken (ca 1 ha) tijdelijk verlies gesloten tunneldelen Hoeverheide (buiten SBZ-H) voor realisatie leefgebied Æ creatie leefgebied op en langs tunnel Æ geen mogelijkheden voor ontwikkeling leefgebied op restant KMO-zone
Lokaal verlies leefgebied thv Mangelbeekvallei en Sonnisbeek-Broekbeek Æ landschapsinkleding (KLE’s + bosjes) Idem + beoogd kleinschalig gebied Idem + beoogd kleinschalig gebied Verlies ± 37 ha ten zuidoosten van Lillo. ten zuidoosten van Lillo. Æ creatie waardevolle natuur op en langs tunnel & op overhoeken Æ creatie waardevolle natuur op en langs tunnel & op overhoeken Æ ontwikkeling waardevolle natuur op restant KMO-zone (ca 20 ha) Æ geen mogelijkheden ontwikkeling waardevolle natuur restant KMO-zone Verkleining verstoringsniveau t.h.v. Witte bergen en kruising Kleinere kansen voor verstoringsgevoelige fauna t.h.v. KMO-zone. Voor Mangelbeekvallei, rest tracé vergelijkbaar Verhoging verstoringsniveau t.h.v. Hoeverheide Niet significant (als randvoorwaarde) Lichte verslechtering op korte afstand van N74, lichte verbetering op korte afstand van N715 Globale daling totale emissies (en dus kwaliteitsverbetering tov bestaande situatie) tegen 2030 doch beperkter dan voor doortocht Verzwakking van de verbinding thv de zone tussen de oude spoorweg en Lillo, op te lossen mits volgende maatregelen • Viaduct te voorzien voor N715 thv Mangelbeekvallei • Structuurverbetering aan het hydrografisch netwerk ten oosten van Lillo • Landschapsinrichting (bosjes, bosranden, KLE) op restant kadastrale percelen ten zuiden van Lillo Nee Impact op locatie waar natuurverbinding het smalst isÆ op te vangen door omzetting akker naar grasland + beheerovereenkomsten Belangrijke aanzet tot realisatie natuurverbinding door Duidelijk veel kleinere perspectieven op realisatiemogelijkheden van deze natuurontwikkeling op KMO-zone en realisatie van een groot ecoduct natuurverbinding. Zie verbinding 1 Ingetunnelde delen fungeren als het ware als zeer ruim bemeten ecoducten : geen bijkomend effect op natuurverbindingsas Verlies ± 37 ha
i.s.m.
deel 16.1-78
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Beoordeeld effectgroep per effectgroep en SBZ per SBZ kan dan ook besloten worden, mits toepassing van de milderende maatregelen, tot niet significantie. De verklaring daarvoor is dat het omleidingstracé dankzij de trechtering en de aanvullende optimalisaties zodanig werd ingetekend, zowel qua tracéligging als qua lengteprofiel, dat weliswaar een aantal deelgebieden met ecologische waarden en ecologische ambities worden aangesneden maar dat tegelijk alle Europees belangrijke natuurwaarden binnen het studiegebied (i.c. de goed ontwikkelde habitats en leefgebieden binnen het “Natura 2000”-netwerk worden vermeden) worden gevrijwaard. De becijfering van de oppervlakken aan Europese habitats en leefgebieden die direct verloren zouden gaan is een onderbouwend element voor deze verklaring. Beoordeeld effectgroep per effectgroep kan besloten worden, mits toepassing van de milderende maatregelen, tot niet significantie. In het licht van de habitat- en vogelrichtlijn volstaat het evenwel niet de effecten effectgroep per effectgroep te beoordelen maar wel cumulatief en moet bovendien rekening gehouden worden met een eventuele ongunstige uitgangssituatie. Dat deze uitgangssituatie daarbij niet kan verengd worden tot (en de natuurlijke kenmerken niet alleen bestaan uit) de omvang en de kwaliteit van de habitats en leefgebieden in SBZ maar ook afhangt van de relaties tussen SBZ’s werd reeds aangetoond in par. 16.1.4.7. Deze 3 elementen (cumulatie, uitgangssituatie, samenhang) noodzaken tot een geïntegreerde beoordeling op niveau van het “Natura 2000”-netwerk via een beoordeling op populatienetwerkniveau. Deze is onderstaand opgenomen.
16.1.8.2
Geïntegreerde beoordeling In een geïntegreerde cumulatieve beoordeling stellen we volgende negatieve elementen vast : • •
De uitgangstoestand van heide en heidegemeenschappen binnen het “Natura 2000”-netwerk is ongunstig Door cumulatie van allerlei factoren (bebouwing, landgebruik, verstoring, …) is de samenhang van SBZgebieden binnen het “Natura 2000”-netwerk vandaag reeds suboptimaal
Deze vaststellingen worden onderstaand beknopt besproken. Uitgangstoestand van heide en heidegemeenschappen is ongunstig Vanuit een soortenbenadering dient vastgesteld dat typische heidesoorten (waaronder een groot aantal vogelrichtlijnsoorten) zeer sterk zijn achteruitgegaan in de afgelopen decennia. Bij deze neerwaartse evolutie hebben de verkleining, de versnippering en het kwaliteitsverlies van het heide-ecosysteem een hoofdrol gespeeld. In die zin zijn alle invloeden die het brengen van een ommekeer in deze evolutie verhinderen, bemoeilijken of inperken vanuit een populatienetwerkbenadering betekenisvol. Verschillende landschappelijke evoluties hebben geleid tot deze huidige situatie van een ongunstige staat van instandhouding van de groep van de heidevogels (intensivering landbouwgebieden, verbossing en bebossing van heidegebieden, versnippering van leefgebieden door woonuitbreiding/bebouwing). In die zin dient een omleidingstracé in cumulatie beschouwd te worden met voornoemde evoluties.
i.s.m.
deel 16.1-79
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Ongunstige samenhang Natura 2000 netwerk De samenhang van de verschillende SBZ-gebieden die in beeld zijn gebracht binnen het plangebied is momenteel reeds suboptimaal. -
-
De valleigebieden van de Winterbeek-Sonnisbeek, Broekbeek, Echelbeek en Mangelbeek vormen weliswaar landschapsecologisch een continuüm. Binnen deze valleisystemen blijken VEN- en NATURA 2000 gebieden echter niet naadloos bij elkaar aan te sluiten (zie Kaart 7.4). Dit kan grotendeels verklaard worden door de situatie op ecologisch vlak ten tijde van afbakening van deze gebieden. De ecologisch best ontwikkelde zones op dat moment zijn bij betreffende afbakeningen opgenomen. Zones die op dat moment minder ontwikkeld waren zijn niet meegenomen. Die schakering van ecologisch waardevolle en minder waardevolle zones is in de afgelopen decennia in belangrijke mate behouden gebleven. Evenwel hebben zich ook autonome evoluties afgespeeld die de natuurwaarden locaal en recentelijk hebben verhoogd. Dit speelt bv. voor de natte depressie ten zuidoosten van toponiem “Lilloschans” waar zich o.i.v. mijnverzakkingen een vernatting heeft voorgedaan en natte ruigten tot stand kwamen. Dit gebied is net buiten het habitatrichtlijngebied “Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden” gelegen. Dit habitatrichtlijngebied is ook aangemeld voor het Europees habitat 6430 Natte ruigten maar is wellicht niet opgenomen binnen dit SBZ-H omdat het ten tijde van aanmelding (midden jaren ’90) nog niet zulke ontwikkeling kende. Er is geen noemenswaardige aanzet tot realisatie van de wenselijke natuurverbinding 4, die de meest optimale droge verbinding vormt tussen 2 belangrijke SBZ-gebieden en derhalve landschapsecologisch belangrijk is voor robuuste (heide)populaties in beide SBZ-gebieden en voor de duurzaamheid van het Natura 2000 netwerk in zijn geheel.
Geïntegreerde beoordeling Vanuit populatie-ecologisch standpunt beoordelen we de effecten van het omleidingstracé zonder bijkomende maatregelen, tegen de achtergrond van de ongunstige uitgangssituatie voor heide en heidegemeenschap en de suboptimale samenhang binnen het Natura 2000-netwerk, als significant negatief. Dit geldt overigens ook voor het doortochttracé. Bijkomende milderende maatregelen Kaart 16.1.13: Maatregel ecologische corridor Kaart 16.1.14: Voorgestelde natuurdoeltypen Kaart 16.1.15: Voorgestelde ecologische structuur voor percelen
Om tot niet significantie te kunnen besluiten op populatienetwerkniveau dienen volgende aanvullende milderende maatregelen te worden genomen : • De aanzuivering van het historisch passief voor wat betreft de heide en de heidegemeenschap. • De realisatie van een robuuste verbinding (i.c. naar de idee van verbinding 4) die beide militaire domeinen ‘in den droge’ verbindt en de robuustheid van het “Natura 2000” – netwerk, in het bijzonder voor de heidegemeenschap, versterkt. Deze tweede maatregel is een gekende milderende maatregel binnen een populatienetwerkbenadering die inspeelt op de aspecten “verdichten” en “verbinden”.
i.s.m.
deel 16.1-80
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
De beide maatregelen zijn : •
Natuurontwikkeling (droog & schraal) over een oppervlakte van ca 32,6 ha, ten noorden van de KMO-zone, binnen habitatrichtlijngebied én binnen vogelrichtlijngebied, weliswaar tot op vandaag in landbouwgebruik. Deze natuurontwikkeling beschouwen wij als een bijdrage aan het opvangen van de historische verslechtering van ecotopen op het Militair Domein Leopoldsburg in het algemeen en het vennencomplex Achter de Witte Bergen in het bijzonder. Ze werden bijgevolg ingetekend voor aanzuivering van het historisch passief. Dit werd reeds gemotiveerd bij de bespreking van het doortochttracé evenals het streefbeeld voor het ingetekend historisch passief. Aangezien deze natuurontwikkeling ook een herstel inhoudt van een slechte situatie op vlak van waterbeheer verwijzen we naar par. 15.3.3.2. onder hoofdstuk oppervlaktewater waarin dit uitvoerig wordt besproken. Deze natuurontwikkeling impliceert : - Actieve verwerving en inrichting in functie van hoofdfunctie natuur; - Structuur: open tot halfopen gebied; - Natuurtype: schrale natuurwaarden, heide of boomheide.
•
Natuurontwikkeling (droog & schraal) bij wijze van landschapsecologisch verdichting gebundeld in een as tussen het Militair Domein Leopoldsburg en het Militair domein Helchteren-Meeuwen. Deze maatregelen worden verduidelijkt in kaarten 16.1.13 – 16.1.15. De as verloopt over volgende gebieden (van noordwest naar zuidoost): Militair Domein Leopoldsburg – (huidige) KMO-zone, Molenheide, Militaire kazernes Helchteren, omgeving toponiem “Kunsel”, Militair domein Helchteren-Meeuwen. Deze vorm van natuurontwikkeling bevindt zich vanzelfsprekend buiten SBZ-gebied aangezien hij precies de connectiviteit tussen SBZ-gebieden beoogt.
In de verschillende kaarten wordt weergegeven of maatregelen: (a) inrichting van percelen dan wel verbetering beogen, (b) welke structuur wordt beoogd (open, halfopen, gesloten) en (c) welk natuurtype wordt beoogd. Mits deze natuurontwikkeling wordt gerealiseerd worden de beide militaire domeinen (en dus SBZ) effectief verbonden. Omdat beide milderende maatregelen bestaan uit actieve natuurontwikkeling noemen we ze samen het milderend natuurontwikkelingsprogramma. Zuinig ruimtegebruik is bij uitstek het basisprincipe geweest bij uitwerking van deze beide maatregelen. • Ten eerste betreft het de kortst denkbare weg tussen het Militair Domein Leopoldsburg en het Militair domein Helchteren-Meeuwen. Bovendien verloopt de natuurverbinding grotendeels over natuurgebieden volgens gewestplan of recreatiegebieden en militaire domeinen met natuurwaarde. Enkel tussenliggende landbouwgebieden worden ingetekend. • Ten tweede De combinatie van inrichting van specifieke deelzones en ecologisch verbeterende maatregelen in andere deelzones genereert een multiplicatoreffect (1+1 =3). • Ten derde wordt voortgeborduurd op de milderende maatregelen die bestaan uit de aanleg van een groot ecoduct ter hoogte van de KMO-zone en natuurontwikkeling op het restant van de KMO-zone (ca 20 ha)
i.s.m.
deel 16.1-81
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
De actieve inrichting van gebieden beoogt in eerste instantie de realisatie van schrale, open en droge ecotopen in de heidesfeer aangezien dit de ecosystemen zijn die verbonden dienen te worden en anderzijds ook dit ecosysteem zich in een ongunstige staat bevindt. In totaal is ongeveer 98,8 ha actieve verwerving en inrichting ingetekend. Hiervan bedraagt 32,6 het eerder vermelde “historisch passief” en is er 66,2 ha ingekleurd ter realisatie van een robuuste natuurverbinding. Deze oppervlakten komen bovenop de 20,4 ha natuurontwikkeling binnen de KMO-zone (perceelsrestanten). Enige duiding bij de voorgestelde en afgebakende deelzones binnen de volledige as wordt hieronder weergegeven: - Natuurontwikkeling op KMO-zone (schraal, open tot halfopen, heidesfeer) restant van ca. 20 ha (in basistracé) als opportuniteit : hiermee is reeds de verbinding met Molenheide en het brongebied van de Zwarte beekvallei een feit; - Landbouwgronden ten zuiden van Molenheide: - Actieve verwerving en inrichting in functie van hoofdfunctie natuur; - Structuur: open tot halfopen gebied; - Natuurtype: schrale natuurwaarden, heide of boomheide. - Landbouwpercelen tussen Molenheide en militaire kazernes Helchteren: inrichting met oog op hoofdfunctie natuur. - Actieve verwerving/onteigening en inrichting in functie van hoofdfunctie natuur; - Structuur: open tot halfopen gebied; - Natuurtype: schrale natuurwaarden, heide of boomheide. - Landbouwzone t.h.v. toponiem “Kunsel”: inrichting met oog op hoofdfunctie natuur. - Actieve verwerving/onteigening en inrichting in functie van hoofdfunctie natuur; - Structuur: open tot halfopen gebied; - Natuurtype: schrale natuurwaarden, heide of boomheide. - Landbouwgronden tussen Vallei van de Schansbeek en het Schietveld Meeuwen-Gruitrode: inrichting met oog op hoofdfunctie natuur. - Actieve verwerving/onteigening en inrichting in functie van hoofdfunctie natuur; - Structuur: open tot halfopen gebied; - Natuurtype: schrale natuurwaarden, heide of boomheide. Om deze effectieve actieve natuurontwikkeling te kunnen realiseren en borgen zijn een onteigeningsmogelijkheid vereist en een bestemmingswijziging naar natuurgebied en VEN. Opdat deze natuurverbinding optimaal functioneel zou blijven is uiteraard het behoud van bestaande groene zones vereist (oppervlakte ca 100 ha). Het betreft de gebieden Molenheide en Miltaire kazerne Helchteren. In deze beide domeinen zijn de wenselijke ingrepen beperkt qua omvang omwille van de huidige vrij goede toestand.: • Molenheide : Vochtige deelzone: open tot halfopen natuurwaarden in de vochtige tot matig droge heidesfeer/ Deelzone met landduinen: open of bosgebied met grote open plekken (bij voorkeur >3 ha) met het oog op het herstel van een stuifduingebied • Militaire kazerne Helchteren: ontwikkeling naar zuurminnend eikenbos met (ecologisch functionele) open plekken Deze maatregelen vallen ook buiten de bevoegdheid van de initiatiefnemer maar zijn in handen van andere overheden en kunnen worden gestuurd via de beheersplanning van deze domeinen.
i.s.m.
deel 16.1-82
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Op projectniveau dient dit milderend natuurontwikkelingsprogramma verder te worden geconcretiseerd, met onder andere een verwervingsstrategie, een timing, een opgave van de vereiste natuurinrichtingswerken en hoofdlijnen van het beheer. Bovenstaand natuurontwikkelingsprogramma is geldend voor de basisvariant waarbij de KMO-zone verdwijnt en ingericht wordt in functie van natuur. Een natuurontwikkelingsprogramma dat uitgaat van het behoud van de KMOzone, i.e. voor de varianten ter hoogte van de KMO-zone bij het omleidingstracé, werd in dit MER niet ontwikkeld . Een natuurontwikkelingsprogramma waarbij de KMO-zone behouden blijft, betekent immers : - dat de natuurverbinding minder optimaal zal functioneren door de grotere lengte, grotere visuele en geluidshinder; - dat de hinder op de reeds aanwezige natuurwaarden in de SBZ niet kan wegvallen en dat het behoud van deze slechte toestand bijkomend gemilderd zal dienen te worden waardoor de noodzakelijke maatregelen (incl het verlies aan landbouwgronden) ruimer zullen zijn De ruimtelijke localiseerbare maatregelen zijn gesitueerd op kaart 20.2.
16.1.8.3
Eindconclusie – residuele effecten Mits deze milderende maatregelen worden uitgevoerd, beoordelen we de residuele effecten op populatienetwerkniveau als verwaarloosbaar. De cumulatieve effecten op de SBZ en op niveau van het NATURA 2000 netwerk worden beoordeeld als niet significant* .
* als gedefinieerd in par. 16.1.4.8
i.s.m.
deel 16.1-83
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.1.9
Besluit m.b.t. verschillen tussen basisalternatief en varianten
16.1.9.1
Doortochttracé
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
In vergelijking met de basisvariant is de variant beduidend minder goed doordat het wegennet minder wordt gebundeld en residuele verstoringseffecten (na mildering) zich over een ruimer gebied zullen voordoen. Een ontsluiting van de KMO-zone langs de achterzijde is minder wenselijk omdat op die manier het achterliggende natuurontwikkelingsgebied en i.h.b. Molenheide een zekere verstoringsinvloed te zullen ondergaan. De variant is beduidend minder interessant dan het basistracé voor de doortocht gezien de negatieve impact (akoestische, visuele en lichtverstoring) op de potentiële natuurverbinding ten noorden van de KMO-zone waartoe het hier voorgestelde ecoduct behoort. De basisvariant geniet de voorkeur vanuit de receptor natuur. 16.1.9.2
Omleidingstracé De varianten verschillen ten opzichte van het basistracé ter hoogte van de KMO-zone en aansluitende noordelijke (zwak ontwikkelde) habitats. Daardoor doen zich beperkte verschillen voor ten aanzien van de ruimte-inname binnen Europees habitattype 9190 “Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten”. Doordat de varianten gebruik maken van de huidige wegzate van de N715 is het direct verlies hier iets kleiner. De varianten vertonen ten opzichte van het basistracé beperkte verschillen ten aanzien van de (matig) waardevolle ecotopen ten noorden van de KMO-zone. In het licht van de totale verliezen aan waardevolle, zeer waardevolle en uiterst waardevolle ecotopen over het volledige projectgebied zijn deze onderlinge verschillen echter onbelangrijk. De varianten aan de KMO-zone geven geen aanleiding tot het creëren van bijkomende natuurwaarden op de locatie van de KMO-zone of een kwaliteitsverbetering van habitats/leefgebieden in het militair domein. De varianten zijn hier beduidend minder positief dan het basisalternatief. In beide varianten blijft het huidige wegtraject nabij het Militair Domein behouden (niet het geval in basisvariant). Dit leidt in principe (niet gemodelleerd) tot een verstoringsperimeter die (iets) verder reikt binnen het Militair domein Leopoldsburg. Voor variant met achterwaartse ontsluiting KMO-zone geldt bovendien een minder goede bundeling van het wegennet met een ruimer brongebied voor geluid als gevolg. De landschappelijke inpasbaarheid en effectiviteit van de hoger genoemde ‘droge’ natuurverbinding tussen beide Militaire Domeinen zijn duidelijk kleiner dan in het basistracé indien dit ‘ecoduct’ noordelijk van de KMO-zone moet aangelegd worden: • omdat de kortste afstand voor een droge verbinding in belangrijke mate stijgt door het ontwijken van de KMOzone • omdat een noordelijke verschuiving van het ecoduct dit ecoduct duidelijk minder efficiënt maakt: - Ecoduct minder eenvoudig functioneel inpasbaar aangezien een grote en hoge overspanning nodig wordt om over de 6 rijstroken te raken (N74 + N715 gebundeld op maaiveld gelegen) - Ecoduct wordt meer verstoord door de activiteiten bij het behoud KMO-zone - Corridorfunctie van het ecoduct zal lager zijn doordat de omliggende gebieden minder fungeren als leefgebied en als aantrekkingsgebied voor het ecoduct. De beide varianten leiden tot het verlies van de sterke opportuniteit om de KMO-zone om te vormen. Bij de twee varianten ontbreekt dus (gedeeltelijk): • Directe natuurontwikkeling met mogelijkheden voor o.a. heidevogels • Versterking van de natuurwaarden op het militair domein door areaaltoename en afname van verstoring • Een goed functionerend ecoduct
i.s.m.
deel 16.1-84
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Vanuit de receptor natuur heeft het basisalternatief hier zeer sterk de voorkeur. Binnen de twee varianten heeft (naar analogie bij de bespreking van het doortochtalternatief) de ontsluiting van de KMO-zone langs de voorzijde de voorkeur. Daarom wordt in dit planMER geen milderend natuurontwikkelingsprogramma voorgesteld voor deze varianten.
16.1.10
Evaluatie vanuit landschap voorgestelde maatregelen Vanuit de receptor landschap zijn een aantal maatregelen voorgesteld (zie volgend hoofdstuk) waarvan er enkele mogelijk interfereren met de receptor natuur. De mogelijk relevante maatregelen worden hier kort besproken om na te gaan of deze een nadelige invloed kunnen hebben op de natuur en bijgevolg de beoordeling van het geheel kunnen beïnvloeden. Voor het doortochttracé werden volgende maatregelen voorgesteld: • Archeologisch vooronderzoek ter hoogte van de tunnels • Landschappelijke inpassing thv Ter Dolen uit te werken op ontwerpniveau • Groene afscherming van de weginfrastructuur thv Kolveren Deze hebben geen negatieve beïnvloeding van de natuurwaarden tot gevolg en passen binnen de maatregelen die in de receptor natuur gesteld werden. Voor het omleidingstracé werden volgende maatregelen voorgesteld: • Archeologisch vooronderzoek. Dit vormt geen probleem voor de natuurwaarden. • Visuele afscherming tracédeel thv KMO-zone dmv meer gesloten vegetatie Dit leidt tot een beperking van de visuele verstoring van fauna en is dus als een positief element te beschouwen. • Overweging van aanleg meest noordelijke tunnelsegment in open bak, afgeboord met (voldoende geluidsreducerende) taluds en met maximale verlaging. In noordelijke richting hierop aansluitend landschappelijke inkleding zodat zichtbaarheid vanuit militair domein maximaal beperkt wordt. Indien het meest noordelijke tunnelsegment in open bak aangelegd wordt, neemt de connectiviteit die door de de tunneldaken behouden blijft af. Door de hoeveelheid van tunnels is dit echter slechts in beperkte mate een connectiviteitsafname en vormt dit geen probleem in het kader van de benodigde verbinding. Bovendien ligt dit meest noordelijke segment het dichtst bij andere infrastructuur. Voorwaarde bij de vervanging van dit meest noordelijke segment door een open sleuf is wel dat er geen visuele noch geluidshinder uit gaat van deze maatregel. De nodige geluidsbermen e.d. dienen dan ook voorzien te worden, cfr eveneens bij de receptor landschap voorzien is. • Tunnelsegment thv het landgoed Hoeverheide boven grondwaterpeil, maar dieper dan voorgesteld op lengteprofiel te voorzien, zodat nieuwe maaiveldniveau het huidige niveau zo veel als mogelijk benadert. Ook noordelijk hierop aansluitend tunnelsegment dieper te voorzien dan in lengteprofiel voorgesteld, met die randvoorwaarde dat de fundering boven grondwater blijft. Zolang de tunnelsegmenten geen significante invloed uitoefenen op het grondwatersysteem, hetgeen een algemene randvoorwaarde is, heeft dit geen negatieve effecten op natuur. • Meest zuidelijke tunnelsegment in lengte beperken tot zone met landduinen (niet tot in open landschap). Op ontwerpniveau te onderzoeken of het wenselijk is de weg af te schermen met grondbermen of voorkeur gegeven wordt aan een meer open karakter over de weg heen Hiervoor geldt een vergelijkbare redenering als voor het meest noordelijke tunnelsegment. • Tunneldaken landschappelijk in te kleden.
i.s.m.
deel 16.1-85
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
•
16.1.11
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
Voor zover de landschappelijke inkleding afgestemd is op de ecologische wensen is dit geen maatregel die conflicteert met de receptor natuur. Deze afstemming op de ecologische wensen is daarom ook meegenomen in de maatregel vanuit de receptor landschap. In vallei van Mangelbeek – Winterbeek restanten van te onteigenen percelen aanwenden voor visuele inpassing van nieuwe infrastructuur. Op ontwerpniveau uit te werken of, afhankelijk van locatie, voorkeur gaat naar aanleg van bosjes, KLE, bosranden, … Dit komt overeen met een maatregel die vanuit de receptor natuur ook gesteld is.
Cumulatie met Spartacusproject Cumulatieve effecten tussen de twee projecten zijn enkel relevant m.b.t. geluidseffecten cfr de scoping in hoofdstuk 12. De bepaling van de mogelijkheid tot cumulatieve geluidseffecten in het hoofdstuk geluid (hoofdstuk 15.4) heeft aangetoond dat er zich effectief een mogelijke cumulatie voordoet en dit ter hoogte van de Grote Winterbeek-vallei wanneer beide projecten een omleidingstracé volgen. De LAeq,24h-waarde stijgt ter hoogte van de meetpunten van 43 dB(A) naar 47 dB(A) wanneer beide projecten uitgevoerd worden, voor zover er geen milderende maatregelen genomen worden om de geluidseffecten van de Spartacussneltramlijn te reduceren. Wanneer slechts een van beide projecten uitgevoerd wordt, bedraagt deze waarde maximaal 45 dB(A). De cumulatie van de twee projecten op een (afzonderlijk) omleidingstracé leidt tot het overschrijden van de grenswaarde van 45 dB(A) die gewoonlijk gebruikt wordt als grens voor de effecten op fauna. Indien op basis van voorliggende plan-MER het omleidingstracé verkozen wordt, én op basis van de plan-MER voor de spartacuslijn eveneens een omleidingstracé gekozen wordt, dienen vermoedelijk bijkomende milderende maatregelen genomen te worden om het cumulatieve effect te vermijden. Mogelijk kunnen meer gedetailleerde berekeningen van het geluidseffect van de sneltramlijn in de plan-MER voor de spartacuslijn hier reeds uitsluitsel over geven.
16.1.12
Overwegingen met betrekking tot de relatie van het plan tot het Vlaams Ecologisch Netwerk De doortocht snijdt volgende VEN-gebieden aan : • 442 De Mangel- en Winterbeek De omleiding snijdt volgende VEN-gebieden aan : • 440 De Helderbeek - Hokselaar • 441 De terril Heusden-Zolder • 442 De Mangel- en Winterbeek De VEN-toets is een toets die juridisch gezien wordt uitgevoerd op projectniveau. Dit plan-MER situeert zich op planniveau. Evenwel geeft hogerstaande effectbespreking toch een kijk op de effecten op het VEN aangezien de ecologische effecten van het plan (zowel doortocht als omleidingen) effectgroep per effectgroep, met inbegrip van effecten op netwerkniveau, werden besproken. Bij de opmaak van een GRUP voor het verkozen tracé wordt voorgesteld het VEN-statuut op te heffen binnen de infrastructuurstrook die in het GRUP zal worden voorzien. Daar waar immers harde infrastructuur wordt voorzien, in casu dus alleszins ruim binnen het ruimtebeslag zoals hogerstaand in beeld gebracht, is immers sprake van onvermijdbare en onherstelbare schade (cfr art 26 bis natuurdecreet). Daar waar het VEN overlapt met SBZ is de opheffing van het VEN via GRUP onderworpen aan een passende beoordeling. Een passende beoordeling is opgenomen in dit plan-MER. Het teniet doen van de bijkomende VEN-
i.s.m.
deel 16.1-86
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.1: Receptorgerichte analyse – Natuur
bescherming van het SBZ-gebied binnen de infrastructuurstrook via een GRUP is passend beoordeeld in die zin dat de directe ruimteverliezen uitvoerig in beeld zijn gebracht en beoordeeld. Aangezien het VEN-statuut behouden blijft buiten de infrastructuurstrook is op projectniveau, in een zogenaamde VEN-toets, een beoordeling aangewezen van het al dan niet optreden van onvermijdbare en onherstelbare schade (cfr art 26 bis natuurdecreet). Op basis hiervan kunnen maatregelen verder worden gedimensionneerd. Op GRUP-niveau kunnen dan weer de gebieden begrepen binnen het natuurontwikkelingsprogramma en de KMOzone (dit laatste uiteraard enkel in geval van keuze voor een omleidingsscenario) worden toegevoegd aan het VEN.
16.1.13
Samenvatting maatregelen, randvoorwaarden en onderzoekstopics ifv verdere procesverloop De te nemen maatregelen voor het doortochttracé en het omleidingstracé zijn samengevat in respectievelijk de paragrafen 16.1.6 en 16.1.8. Vanuit de discipline grondwater dient de aanlegwijze voor zowel het doortochtalternatief als het omleidingsalternatief verder uitgewerkt te worden in het project-MER zodanig dat de aanlegwijze zonder significante aanlegeffecten gekend is. De niet-significantie voor ecologische waarden wordt als uitgangspunt genomen voor de receptor natuur. Onder de maatregelen bij het omleidingstracé bevindt zich een maatregel waarvoor bijkomend onderzoek noodzakelijk is in het project-MER: • Structuurverbetering aan het hydrografisch netwerk ten oosten van Lillo. Nader onderzoek is nodig om de mogelijkheden voor structuurverbeterende maatregelen aan het locaal waterlopenstelsel na te gaan. Daarnaast zijn er natuurlijk, maar dat spreekt voor zich, de diepgaandere uitwerkingen binnen de verschillende effectgroepen die eigen zijn aan het projectniveau (en dus vergunningenniveau).
i.s.m.
deel 16.1-87
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
L
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
INHOUDSTAFEL DEEL 16.2
16.2 Landschap ...................................................................................................................................................1 16.2.1 Referentiesituatie ................................................................................................................................1 16.2.1.1 Huidige situatie...........................................................................................................................1 16.2.1.2 Toekomstige situatie.................................................................................................................12 16.2.2 Methodiek effectbepaling en -beoordeling.........................................................................................16 16.2.2.1 Direct verlies erfgoedwaarden en recente landschapsbepalende elementen...........................16 16.2.2.2 Visuele verstoring .....................................................................................................................16 16.2.2.3 Wijziging landschappelijke relaties ...........................................................................................17 16.2.2.4 Beoordeling ..............................................................................................................................17 16.2.3 Effecten van het doortochttracé ........................................................................................................18 16.2.3.1 Direct verlies erfgoedwaarden en recente landschapsbepalende elementen...........................18 16.2.3.2 Visuele verstoring .....................................................................................................................19 16.2.3.3 Wijziging landschappelijke relaties ...........................................................................................20 16.2.3.4 Beoordeling ..............................................................................................................................20 16.2.4 Effecten voor het omleidingtracé.......................................................................................................21 16.2.4.1 Direct verlies erfgoedwaarden en recente landschapsbepalende elementen...........................21 16.2.4.2 Visuele verstoring .....................................................................................................................24 16.2.4.3 Wijziging landschappelijke relaties ...........................................................................................28 16.2.4.4 Beoordeling ..............................................................................................................................30 16.2.5 Evaluatie van de voorgestelde maatregelen ten behoeve van de receptor natuur............................32 16.2.6 Cumulatie met Spartacusproject .......................................................................................................32 16.2.7 Besluit m.b.t. verschillen tussen basisalternatief en varianten ..........................................................33 16.2.8 Samenvatting maatregelen, randvoorwaarden en onderzoekstopics ifv verdere procesverloop .......33
LIJST VAN FIGUREN Figuur 16.2.1: Domein Hoeverheide..............................................................................................................................3 Figuur 16.2.2: Gewenste landschappelijke structuur (ontwerp structuurplan Houthalen-Helchteren)..........................12
i.s.m.
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
i.s.m.
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
LANDSCHAP Kaart 16.2.1: landschap op mesoniveau Kaart 16.2.2: open-gesloten landschappen op mesoniveau Kaart 16.2.3: aandachtsgebieden landschap
16.2.1
Referentiesituatie
16.2.1.1
Huidige situatie Methodiek In eerste instantie wordt de huidige situatie besproken op mesoniveau. Aan de hand van de orthofoto en de topografische kaart wordt een globaal beeld gegeven van de ruime omgeving. Op basis van de landschapsatlas, de ruimtelijke landschapskenmerkenkaart, de gegevens van de beschermde landschappen, de topografische kaart, de orthofoto van het gebied en het structuurplan van de gemeente worden traditionele en nieuwe structuren en elementen in het landschap aangeduid en kort besproken. Vervolgens worden aandachtsgebieden geselecteerd die op microniveau meer in detail bekeken worden op het vlak van bodemgebruik, landschapsecologische en cultuurhistorische waarde en landschapsstructuur. Huidige situatie – mesoniveau Het studiegebied ligt aan de versneden zuidwestelijke rand van het Kempens Plateau. Kenmerkend voor dit gebied zijn de terreinen van de vroegere steenkoolontginning met uitgestrekte verstedelijkte gemeenten en nieuwe industrieterreinen en een compartimentlandschap van bebouwing en vegetatie. Op de luchtfoto zijn de woonkernen van Houthalen en Helchteren duidelijk herkenbaar. Aan de rand ervan bevinden zich op enkele plaatsen bedrijventerreinen. De woonkernen van Houthalen en Helchteren worden van elkaar gescheiden door de Mangelbeekvallei. Ten noorden en westen van Helchteren onderscheidt zich ook duidelijk de Winterbeekvallei. De orthofoto toon ook enkele uitgestrekte groengebieden: het militair domein, het Groot Schietveld en een groot groengebied van en rond Tenhaagdoornheide. Landbouwgebieden bevinden zich deels ten westen van de woonkernen, deels ten noorden. Ten noorden zijn de landbouwoppervlakken meer aaneengesloten. Het landschap op mesoniveau wordt gevormd door een combinatie van traditionele en nieuwe elementen en structuren (zie kaart 16.2.1). We lichten deze hieronder nader toe. Traditionele elementen in het landschap De traditionele elementen in het landschap kunnen gedistilleerd worden uit de landschapsatlas, de gegevens van de beschermde landschappen, de topografische kaart, de orthofoto van het gebied en het structuurplan van de gemeente. Als traditionele landschapselementen onderscheiden we relictzones en ankerplaatsen, beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten en beschermde monumenten, lijnrelicten, puntvormige relicten en cultuurhistorische bakens. Relictzones en ankerplaatsen Het militair domein Koersel-Hechtel is in de landschapsatlas aangeduid als relictzone en als ankerplaats. Het is een groot historisch heidegebied dat reeds op kaartmateriaal uit de 17e eeuw als dusdanig was aangeduid (Ferrariskaart). Omwille van de openheid van de vegetaties in het gebied zijn wijdse vergezichten aanwezig. Ten zuiden van de Zwarte Beek ligt het natte heidegebied ‘Achter de Witte Bergen’ met aansluitend een duinenveld en
i.s.m.
deel 16.2-1
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
in de uitgestoven laagtes vennen. Sommige van de duinen zijn paraboolvormig. De meeste duinvormen zijn echter langgerekt en zuidwest-noordoost georiënteerd. Het Groot Schietveld is eveneens aangeduid als relictzone. Het is één van de grootste aaneengesloten heidevlakten, landschapsecologisch zeer interessant omwille van de uitgesterktheid van de droge en natte heidevelden, stuifduinen en talrijke vennen. Het landschap zoals het voorkomt op de Ferrariskaart is zeer goed bewaard gebleven met droge heide, natte heide, stuifduinen en vennen. Ook hier biedt het open landschap wijdse vergezichten. De bossen en heide van Midden-Limburg vormen eveneens een relictzone, en deels ook een ankerplaats. Dit uitgestrekt aaneengesloten heide- en bosgebied bevindt zich in de overgangszone tussen de Hoge en de Lage Kempen. De plateaurand is grillig gevormd door erosiedalen. Ze wordt tot 20 m diep ingesneden door de Laambeek en de Roosterbeek. De beekdalen zijn tot 400 meter breed. Uit de plateauflank sijpelt water dat via moeraszones in de beken terecht komt. Het uitgesproken reliëf wordt nog versterkt door de afwisseling van landduinen en vochtige depressies.Het landschap is in vergelijking met de toestand op de Ferrariskaart relatief weinig veranderd en omvat grote aaneengesloten heidegebieden van Tenhaagdoornheide, De Teut en de Molenheide met een afwisseling van droge en natte heide en stuifduinen. Ten zuiden van de Roosterbeek komt historisch stabiel bos voor. Samen met het Park Lage Kempen is het Park Midden Limburg door de provincie geselecteerd als complex gaaf landschap Het landbouwgebied Kolveren/Ten Eikenen ten zuiden van de E314 (grondgebied Zonhoven) is een kleinschalig landbouwlandschap aansluitend bij de relictzone/ankerplaats. Het gebied is rijk aan kleine landschapselementen en heeft binnen de natuurlijke structuur een belangrijke rol; het verbindt de natuurgebieden De Teut (ten oosten) en de Geelberg (ten westen). Beschermde landschappen, stads- en dorpsgezichten en monumenten De omgeving van de hoeve Ter dolen is een wettelijk erkend en beschermd landschap (zie kaart 7.3). Ter Dolen is een middeleeuws kasteel met kasteelhoeve, park en dreven. Het kasteeldomein Ter Dolen is overigens opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed “Bouwen door de eeuwen heen” kanton Peer, deel 19n3. Dit omwille van de aanwezigheid van bouwkundige erfgoedwaarden, i.e. het kasteel. ‘De Heilige Catharinakapel en onmiddellijke omgeving met inbegrip van hoeve Claes thv Lillo’ en ‘de omgeving van de pastorie’ in het centrum van Houthalen zijn beschermd als stadsgezicht. Domein Hoeverheide Ter plaatse van het toponiem Kraanberg bevindt zich het domein Hoeverheide, particulier eigendom, dat beschouwd kan worden als een historisch landgoed. De benaderende perimeter ervan is weergegeven op onderstaande figuur. Het landgoed heeft een oppervlakte van 70 ha. Daar een groot gedeelte van het domein wordt aangesneden door het omleidingstracé, wordt het domein hieronder uitgebreid beschreven voor wat de landschapsgeschiedenis en erfgoedwaarden betreft.
i.s.m.
deel 16.2-2
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Figuur 16.2.1: Domein Hoeverheide
i.s.m.
deel 16.2-3
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Tot het Ancien Régime behoorden de heidevlakten, waarop later Hoeverheide zou ontstaan, aan de Benedictijnen te St-Truiden. Op de Ferrariskaart staat dit uitgestrekte gebied aanduid als de “Bruyère de Helchteren” die aansluit bij de Bruyère de Hauteel in het zuiden en de Bruyère de Hechtel in het noorden. Op de Ferrariskaart staan de stuifduinen die tijdens de ijstijden gevormd werden ingetekend ter hoogte van waar thans het domein Hoeverheide voorkomt. Vooral op recente topografische kaarten (Figuur 16.2.1) zijn deze stuifduinen over een oppervlakte van ca 20 ha goed herkenbaar centraal binnen het domein Hoeverheide (zie ook foto 16.2.1). Deze stuifduinen zijn momenteel bebost met naaldhout (zie onder) maar zijn op het terrein bijzonder goed herkenbaar als paraboolduinen en landschappelijk aantrekkelijk. Een programma om ze, plaatselijk blijvend, plaatselijk tijdelijk, open te kappen om ecologische redenen (o.a. ook kaderend binnen natuurcompensatieafspraken voor Remo) is in uitvoering.
Foto 16.2.1: Zicht op landduinen : links paraboolduin / rechts open plek met landduin vanaf de Kraanberg
In de onmiddellijke nabijheid van het domein ligt de Lilloschans die tijdens de 17e-eeuwse godsdienstoorlogen diende om de bevolking te beveiligen tegen plunderende troepen. Het gaat om een rechthoekig met grachten omringd stuk land dat vandaag beplant is met oude eiken. De Kraanberg - een hogergelegen duin die de zuid- en oostzijde van het landgoed vormt en de overgang naar de vallei vormt zou volgens overlevering een Galgenberg zijn geweest waar veroordeelden werden terechtgesteld (oorspronkelijk was de naam overigens Kraaienberg en vroeger werd de duin ook Smekersberg genoemd). Net zoals op andere plekken in de Kempen gebeurde de ontginning van de woeste gronden, i.c. de bebossing met naaldhout vanaf de zogenaamde gemeentewet die de gemeente belastte op niet ontgonnen land. Dit gebeurde vanaf 1850 doch versneld na de ontdekking van steenkool in het Kempens bekken vanaf de 20e eeuw. De Aalsterse senator Léon Leirens - Eliaert kocht (in 1860) 550 hectaren van de gemeente Helchteren en bouwde, op een hogergelegen plek, een vakantiewoning in de vorm van neorenaissance kasteeltje, geïnspireerd door de Toscaanse bouwstijl. Daarnaast werden er een boswachterswoning, stallingen en een wagenschuur gebouwd. Senator Leirens legde ook een klein Engels park aan met Sequoia (ca 1875), een 450 m lange thuyadreef, meerdere paardekastanjes, rode en groene beuken, Picea orientalis, … evenals een groenten- en fruittuin, afgeboord door twee buxushagen. Hij plantte een voor die tijd nieuwe soort, de Amerikaanse eik, waarvan gezegd werd dat deze op korte termijn uitstekend productiehout zou leveren.
i.s.m.
deel 16.2-4
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Van dit Engels landschapspark zijn tot op vandaag bijzonder herkenbaar en waardevol: • De werkelijk monumentale Thuyadreef (zie foto’s onder) over een lengte van 450 m als beschermenswaardig natuurmonument
Foto 16.2.2: zichten op de monumentale Thuyadreef
• • •
De monumentale Mammoetboom (omtrek 5,2 m, ca 130 jaar oud) De restanten van de moestuin met in het bijzonder de hoge oude Buxushagen langs weerszijden Merkwaardige bomen verspreid over het domein.
In 1896 ging het domein over naar de schoonzoon van de senator, nl. Charles-Anne Lienart (1847 - 1921) die de eerste grove dennenbossen (Pinus sylvestris) op de heidepercelen plantte rond 1919. Deze oude dennenbestanden komen thans voor in de noordoostelijke hoek van het landgoed en bevinden zich in een eerste stadium van omvorming naar gemengd zomereikenberkenbos. Vanaf de jaren 1940 - 1950 werd een nieuwe - exotische - soort, Pinus nigra of Corsicaanse den, geplant eveneens met het oog op de productie van mijnhout. Deze productiebossen komen voor in de zuidwesthoek van het landgoed als aangegeven op Figuur 16.2.1. Het landgoed werd in 1951 eigendom van de familie Coolens die het goed tot op vandaag bezit en beheert. Het domein Hoeverheide is overigens opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed “Bouwen door de eeuwen heen” kanton Peer, deel 19n3. Dit omwille van de aanwezigheid van bouwkundige erfgoedwaarden, i.e. het kasteeltje. Lijnrelicten Volgende lijnrelicten zijn aangeduid in de ruime omgeving (zie kaart 7.3 en kaart 16.2.1): • het huidige tracé van de N715 of de vroegere steenweg tussen Luik en Den Bosch. Dit is de oudste verharde rechte steenweg in de omgeving; volgens de Ferrariskaart met bomen tussen Hasselt en Hechtel. • de Mangelbeek.
i.s.m.
deel 16.2-5
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Puntvormige relicten Volgende puntrelicten zijn aangeduid in de ruime omgeving (zie kaart 7.3 en kaart 16.2.1): • Kasteel Dool; • De Schans van Lillo • Hoeve Claes (Kempense langgevelboerderij – 18e eeuw) • Sint-Katarina kapel • Hoeveneinde Schans • Kapel van OLV met sacristie • Sint-Martinuskerk • Genaderse molen, Molen van Tenhaagdoorn • Kapel ter Eyken • Kasteel Hoeverheide Cultuurhistorische bakens Bakens zijn blikvangers in het landschap en doen vaak dienst als oriëntatiepunt. Het kerkje van Laak kan als een cultuurhistorische baken gezien worden. Archeologisch erfgoed Algemeen kan voor Vlaanderen uitgegaan worden van 1 archeologische vindplaats per 5 ha. De gemeente Houthalen-Helchteren heeft een oppervlakte van 7786 ha. De reeds ontgonnen ontginningsgebieden en mijnsite, samen goed voor ruim 300 ha moeten hier evenwel niet meegeteld worden. Statistisch gezien komen er op het grondgebied van de gemeente aldus 1.400 à 1.500 archeologische sites voor. Nieuwe elementen in het landschap Nieuwe elementen in het landschap zijn terug te brengen tot wijzigingen in het landschap ten gevolge van de grote ruimtelijke ontwikkelingen die dateren van de vorige eeuw. Volgende landschapselementen kunnen we hier onderscheiden: nieuwe landbouwlandschappen, bedrijvenlandschappen, recreatielandschappen en ontginningslandschappen. Daarnaast zijn er natuurlijk ook recente bakens. Waar historische landschapselementen meestal een positieve waarde hebben in het landschap, al is het maar omdat ze vandaag nog getuigen van het verleden, kunnen de recentere elementen die het landschap(sbeeld) bepalen zowel positieve als eerder negatieve landschapsdragers zijn. Nieuwe landbouwlandschappen Vroeger werden landbouwlandschappen vaak getypeerd door een compartimentenlandschap. Door het grootschaliger worden van de landbouw zijn de KLE in landbouwgebieden vaak fel verminderd of verdwenen. Hierdoor ontstaan grootschaliger uniforme landbouwlandschappen. Een dergelijk landschap bevindt zich oa. ter hoogte van Grote Heide in het noorden van de gemeente. Een open landbouwlandschap kan zowel eerder negatief (omwille van de eentonigheid door het ontbreken van KLE) als positief (omwille van de open ruimte en vergezichten) ervaren worden.
i.s.m.
deel 16.2-6
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Bedrijvenlandschap Op de kaart onderscheiden we de grotere bedrijvenzones Centrum-zuid en Europark. Over het algemeen worden bedrijvenlandschappen eerder als negatieve landschapselementen ervaren. Met name het terrein Centrum-Zuid wordt gekenmerkt door weinig landschappelijke waarde. Ten noorden van de woonkern van Helchteren is een kleinere bedrijvenzone aanwezig langsheen de N715. Deze KMO-zone versterkt in belangrijke mate het barrière-effect dat de N715 hier heeft op de verbinding tussen het open, natuurlijke landschap van het militair domein aan de westelijke zijde van de N715 en het meer gesloten beboste landschap in de omgeving van Molenheide ten oosten. Visueel is deze zone een amalgaam van uiteenlopende activiteiten. Recreatielandschappen Recreatielandschappen zijn ontstaan door de aanleg van vakantieparken en recreatievoorzieningen. In HouthalenHelchteren bevinden zich de parken Molenheide, Kelchterhoef, Hengelhoef. De landschapswaarde wordt bepaald door de landschappelijke inkleding van de desbetreffende gebieden. Ontginningslandschappen Ontginningslandschappen ontstaan door de winning van grondstoffen uit de ondergrond. Enerzijds kunnen we hier het landschap ontstaan door de winning van zand en grind beschouwen. Een dergelijk landschap bevindt zich ter hoogte van Remo. Het nieuwe landschap dat gecreëerd is, is er een met putten, plassen, ophogingen en dichte naaldhoutbestanden met een geometrisch brandgangenpatroon. Anderzijds hebben ook de mijnactiviteiten voor de creatie van een nieuw ontginningslandschap gezorgd. Tot het patrimonium van het mijnverleden kunnen zowel mijnterreinen, mijncités als de ten behoeve van de mijnbouw aangeplante naaldbossen gerekend worden. Dergelijke naaldhoutbestanden aangeplant ten behoeve van de mijnbouw vinden we oa. terug in Helchterenbos, Domein Hoeverheide en Kraanberg. Tijdens de ontginningsfase hebben ontginningsgebieden vaak een eerder negatieve connotatie. Met de nabestemmming is het alvast de bedoeling om de negatieve landschapswaarde teniet te doen. Recente bakens De schachtbokken op het voormalig mijnterrein kan als een recente baken beschouwd worden. Door de functie als baken en hun fungeren als cultuurhistorisch relict krijgen dergelijke elementen vaak een eerder positieve waarde in het landschap. Een overzicht van de voornaamste landschappelijk structurerende elementen op mesoniveau is weergegeven op kaart 16.2.1. Kaart 16.2.2 geeft een beeld van het voorkomen van open en gesloten landschappen.
i.s.m.
deel 16.2-7
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Huidige situatie – microniveau Op basis van de beschrijving van de landschapsstructuur op mesoniveau en de situering van de te onderzoeken alternatieven, kunnen (van noord naar zuid) de volgende landschappelijke aandachtsgebieden geselecteerd worden: • Zone militair domein nabij N715; • Bossen van Helchterenbos en Kraanberg; • Kleinschalig landbouwgebied Helchteren • Vallei van de Grote Winterbeek-Broekbeek; • Vallei van de Mangelbeek; • Vallei van de Echelbeek-Winterbeek; • Kleinschalig landbouwgebied Kolveren/Ten Eikenen. Deze gebieden hebben momenteel een hoge landschappelijke waarde. De gebieden zijn gesitueerd op kaart 16.2.3 en worden hieronder nader besproken op microniveau. De volgorde waarin ze zijn besproken hangt niet samen met de belangrijkheid of waarde van deze gebieden, maar met de ligging van de gebieden (noord-zuid). Zone militair domein nabij N715 Het militair domein is gesitueerd in het noorden van de gemeente, ten westen van de N715. Het militair domein wordt gekenmerkt door heide, vennen en duinen. Deze laatste liggen geconcentreerd aan de oostzijde van het domein, aansluitend op de N715. Ten westen van de N715 is een brede bosgordel aanwezig van een 50-tal m in het zuiden tot meer dan 100 m in het noorden. Deze bosstrook vormt een buffer tussen het natuurgebied en de drukke verkeersweg. De bosbuffer bestaat uit hoofdzakelijk uit loofhout. Net achter deze bosgordel ligt een zone met heel veel landduinen. Door de bomen heen heeft men op verschillende plaatsen een doorkijk op dit duinenlandschap enerzijds en open natuurgebied van het militaire domein anderzijds. Ten oosten van de N715 bevindt zich een KMO-zone (Helchteren-Noord) die deels ingenomen is. Deze KMO-zone staat landschappelijk in schril contrast met het natuurlijke landschap aan de overkant van de weg. De N715 zelf is geflankeerd door oude laanbomen (Amerikaanse eik). De landschappelijke kwaliteiten van de KMOzone zijn laag door de veelheid aan verschillende activiteiten. Bossen van Helchterenbos en Kraanberg De drogere randen van het valleigebied van de Winterbeek kennen een asymmetrische structuur. Aan de westzijde bevinden zich uitgestrekte naaldbossen (oostzijde: bebouwing van de kern van Helchteren). De naaldbossen van de Kraanberg en Domein Hoeveheide vormen een gordel die de landschappelijke overgang bepaald tussen de heidegebieden van het park Lage Kempen en het valleigebied van de Winterbeek. In Helchterenbos en Kraanberg is het naaldhout vrij dicht. De naaldhoutbestanden werden aangeplant in functie van de mijnbouw (stutpalen). Richting Winterbeekvallei gaan de naaldhoutbestanden over in meer open loofbos met hier en daar graslanden. Vooral het noordelijk gedeelte van de bosgordel wordt gekenmerkt door een orthogonale (brand)wegenstructuur. Aan de zuidzijde van het bebost gebied (net ten noorden van Vijfeindenstraat) is een duinengebied aanwezig. De duinen zijn zeer uitgesproken aanwezig (tot 5 à 6 m hoog). Het Domein Hoeverheidebos is in deze zone gelegen en werd hierboven reeds uitgebreid besproken.
i.s.m.
deel 16.2-8
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Kleinschalig landbouwgebied Helchteren Tussen het valleigebied van de Grote Winterbeek-Broekbeek en de bosbestanden ten noordwesten bevindt zich een langgerekt kleinschalig landbouwgebied. Het gebied kent een afwisseling van gesloten, halfopen en dan weer meer open landschappen. Waar KLE ontbreken ontstaan doorkijken, die plaatselijk enkele honderden meters ver reiken. Waar de KLE bestaan uit een smalle buffer loofhout ontstaan ook seizoenale doorkijken. In het landbouwgebied vinden we zowel grasland als akkerland terug. Niet alle graslanden zijn cultuurgraslanden. In het noordelijk gedeelte van deze aandachtszone liggen enkele ruimtelijk-visueel geïsoleerd deelgebiedjes van dit openruimtegebied. Het betreft de open percelen ten noorden van de Heerkensweg. De perceelsrandbegroeiing en aanpalende bospercelen zorgen ervoor dat deze percelen visueel-ruimtelijk enigszins afgescheiden zijn van het aanpalende landbouwgebied. Ten zuiden van de Heerkensweg ligt een mooi kleinschalig landbouwgebied met oa. een boerderij op de rand van het valleigebied. In het landschap begrepen tussen de Heerkensweg en het fietspad op de oude spoorlijn zijn heel wat KLE (hagen, houtkanten, bomenrijen…) aanwezig. Het gebied is relatief reliëfrijk, waarbij de topografie eerst daalt van aan de Heerkensweg in zuidelijke en oostelijke richting, en dan verder in die richting opnieuw stijgt. In het meest zuidelijke deel van dit aandachtsgebied zit een open agrarisch landbouwgebied geprangd tussen de bosgordel en het valleigebied van de Broekbeek en Mangelbeek. Het gaat hier voornamelijk om paardenweiden. Vallei van de Grote Winterbeek-Broekbeek De Broekbeek ontspringt ten noorden van Sonnis en mondt ten zuidwesten van de kern van Helchteren, nabij het rond punt Lillosteenweg-Guldensporenlaan-Helzoldstraat uit in de Mangelbeek. Voornamelijk het valleigedeelte ten westen van de N715 is hier van belang. De Grote Winterbeek ontspringt ten westen van de N715 en stroomt ruim anderhalve kilometer parallel aan de Broekbeek, alvorens er in uit te monden. In de vallei wisselen beboste en open percelen elkaar af. De vallei wordt aan de oostzijde (linkeroever) begrensd door bebouwing van de kern van Helchteren en de Kievitwijk. Dwars doorheen het valleigebied loopt de oude spoorlijn die momenteel als fietspad in gebruik is. Het fietspad is aan beide zijden afgeboord met een houtkant, zodat het een groen lint vormt in de vallei. Het fietspad scheidt beide waterlopen van elkaar tot een 250-tal meters van de samenvloeiing. Aan de westzijde is de vallei begrensd door een Helchterenbos en Kraanberg, die op hun beurt aan de noordwestzijde begrenst zijn door de terreinen van Remo. Aan de noordzijde van de Grote Winterbeek bevindt zich een meer open cultuurlandschap. Een aantal woonhuizen/boerderijen zijn hier verspreid over het landschap. Op de perceelsranden in het gebied zijn vaak KLE aangeplant. Het landbouwlandschap is hier kleinschaliger dan in het landbouwgebied ten noordoosten van de gemeente aansluitend bij het landbouwgebied van Peer. Waar perceelsbegroeiing ontbreekt ontstaan plaatselijk vergezichten. Vallei van de Mangelbeek De woonkernen van Houthalen en Helchteren worden ruimtelijk van elkaar gescheiden door de vallei van de Mangelbeek. De vallei is duidelijk aanwezig in het landschap door de topografie. Beide woonkernen reiken tot meer dan 10 m boven de vallei uit. De waterloop ligt hier niet helemaal centraal: de vallei op de linkeroever (kant Houthalen) is ongeveer twee maal zo breed als de vallei op de rechteroever (kant Helchteren). De vallei van de Mangelbeek is tussen beide woonkernen eerder gesloten en wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door natuurlijke zeer waardevolle broekbossen. Door de natte bodems is dit gebied moeilijk toegankelijk. Ter hoogte van
i.s.m.
deel 16.2-9
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
de N715 wordt de vallei gedwarst door de brede verkeersweg (4 rijstroken). Doordat de weg op talud is aangelegd, wordt de vallei lokaal weggedrukt in het landschap. Stroomafwaarts van de samenvloeiing met de Grote Winterbeek tot aan de gemeentegrens is het landschap in de vallei meer open. De beek stroomt hier eerder aan de rand van een cultuurlandschap-jachtlandschap (zie verder vallei van de Echelbeek-Winterbeek, waarmee de vallei van de Mangelbeek ten oosten van Lillo één landschap vormt). Vallei van de Echelbeek-Winterbeek De Echelbeek-Winterbeek stroomt samen met de Mangelbeek door het openruimtelandschap tussen de woonkern van Houthalen en Lillo. Stroomopwaarts van haar loop is de beek langs het fietspad op de oude spoorlijn gelegen. Het landschap is hier gesloten; de langsliggende percelen bebost. Richting Mangelbeek is de begroeiing minder dicht en is het landschap plaatselijk halfopen tot open. Op verschillende plaatsen is er aan doorkijk van aan de bebouwing van de Hortelstraat tot aan de beboste percelen langs het fietspad (> 200 à 300 m). Centraal tussen beide waterlopen treffen we verruigde graslanden met houtige opslag aan, maar ook gras- en akkerland. Her en der in het halfopen landschap staan jachttorens. Kleinschalig landbouwgebied Zonhoven Het landbouwgebied Kolveren/Ten Eikenen ten zuiden van de E314 (grondgebied Zonhoven) is een nog relatief open gebied langsheen de Laambeek, waarvan de landbouwgronden voornamelijk in gebruik zijn als permanent grasland. Het gebied is rijk aan kleine landschapselementen en heeft ook binnen de natuurlijke structuur nog een belangrijke rol; het verbindt de natuurgebieden De Teut en de Geelberg. Op de landbouwtyperingskaart zijn deze landbouwgronden laag gewaardeerd. Naast deze aandachtsgebieden met een huidige hoge landschappelijke waarde, komen nog een aantal meer bebouwde gebieden voor waarvan de landschappelijke kwaliteiten beïnvloed kunnen worden door de twee alternatieven: • De kern van Helchteren • De kern van Houthalen • De zone Centrum-Zuid Deze gebieden worden momenteel niet gekenmerkt door een hoge landschappelijke waarde en zullen vermoedelijk eerder positief beïnvloed worden door de realisatie van de N74. De effecten op deze landschappen worden omwille van hun sterke binding met de mens (en in het bijzonder de visuele en belevingsaspecten) binnen de receptor mens besproken. De bebouwde kernen van Helchteren en Houthalen De oostzijde van de bebouwde kern van Houthalen bestaat overwegend uit gesloten bebouwing, vaak met een economische functie. Verdiepen zijn doorgaans bewoond. Vooral ten noorden van Ringlaan is er redelijk wat leegstand, wat het stedelijk landschap plaatselijk een verloederde indruk geeft. De westzijde heeft een meer open en functioneel sterk gemengd karakter. Ter hoogte van het gemeentehuis Bevinden zich aan beide zijden pleinen met een parkeerfunctie. Mede doordat het centrum door de drukke N715 doormidden gesneden wordt, heeft dit ‘centrum’ vanuit landschappelijk oogpunt weinig centrumkarakter. In de bebouwde kern van Helchteren domineert duidelijk halfopen bebouwing, hoofdzakelijk met woonfunctie. In het
i.s.m.
deel 16.2-10
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
centrum bevindt zich het Begijnenplein en aansluitend een grasveld die deze kom eerder een open karakter verleent. De omgeving Centrum-Zuid In het zuiden van het studiegebied bevindt zich de bedrijvenzone Centrum-Zuid. Deze bedrijvenzone bevindt zich op de vroegere mijnterril en is hoger gelegen dan de omgeving. Het oostelijk gedeelte van deze bedrijvenzone is grotendeels ingenomen door grote bedrijfsgebouwen. Aan de westzijde van het hoger gelegen terrein bevindt zich een NW-ZO-georiënteerde braakliggende strook (reservatiestrook op het gewestplan) die de bedrijvenzone plaatselijk een nog vrij open karakter geeft. Ten (noord)westen, tussen de bedrijvenzone en de bestaande spoorlijn, bevindt zich een nat, grotendeels bebost gebied.
i.s.m.
deel 16.2-11
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2.1.2
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Toekomstige situatie Gewenste landschapsstructuur volgens (ontwerp) structuurplannen Ontwerp structuurplan Houthalen-Helchteren De gemeente Houthalen-Helchteren wenst de landschappelijke kwaliteiten te behouden en waar nodig de herkenbaarheid en diversiteit te versterken. Het ruimtelijk beleid streeft naar een landschappelijk samenhangend raamwerk. Zichtbare beekvalleien kunnen hierin als dragers fungeren. Open ruimteverbindingen blijven gevrijwaard. Erfgoedelementen moeten gevrijwaard blijven. De figuur hieronder geeft de gewenste landschappelijke structuur volgens het ontwerp structuurplan van Houthalen-Helchteren. De gemeente wenst de openruimteverbindingen (gesitueerd langs de beekvalleien) te behouden. Bebouwing moet hier maximaal geweerd worden. Voor wat de mijngerelateerde gebieden betreft wil de gemeente: • Het mijnterrein herbestemmen met het oog op het verbinden van het erfgoed met de rest van het toeristisch-recreatieve aanbod; • In stand houden van de mijncités en het realiseren van een kwalitatieve verbinding met het mijnterrein; • Naaldbossen als cultuurhistorisch erfgoed waarderen.
Figuur 16.2.2: Gewenste landschappelijke structuur (ontwerp structuurplan Houthalen-Helchteren)
i.s.m.
deel 16.2-12
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
In haar ruimtelijk beleid wil de gemeente bakens en puntrelicten met een zekere cultuurhistorische of architecturale waarde behouden en in stand houden. Onder andere de acties m.b.t. het mijnterrein zijn hier een invulling van deze intentie. Voor het landbouwgebied in het noorden van de gemeente stelt het structuurplan dat het landbouwgebied aansluit op het landbouwgebied van Peer waarmee het een geheel vormt. Het structuurplan acht het wenselijk dat deze samenhang ook in de toekomst bewaard blijft. Het ruimtelijk beleid zal zich hier richten op het versterken van lineaire groenstructuren. De naaldbossen ten westen van de Winterbeek vormen een onderdeel van het mijnpatrimonium. Het is wenselijk om een aantal gebieden te selecteren waarbij men deze beplanting wil behouden. Het structuurplan noemt Helchterenbos en Kraanberg als mogelijke plaatsen waar het naaldhout behouden kan blijven. Structuurplan Zonhoven Vanuit de ruimtelijke structuurplannen wordt voor het landbouwgebied Kolveren/Ten Eikenen te Zonhoven de natuurwaarde, landschappelijke kwaliteit en verbindende functie voor natuur benadrukt. Wijzigingen huidige situatie op basis van geldende bestemmingsplannen Op basis van geldende plannen (gewestplan, BPA’s…) worden geen grote wijzigingen verwacht voor wat de landschappelijke structuur betreft. In maart 2008 is een rapport verschenen mbt de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos voor de regio Limburgse Kempen en Maasland, dat de gewenste ruimtelijke structuur weergeeft (zie kaart 7.2). Het studiegebied overlapt met de deelgebieden Noordelijk Demerland, Bekken van de Warmbeek en Dommel en Hoge Kempen. Voor de valleigebieden van Winterbeek/Helderbeek en Mangelbeek geeft het rapport aan dat ze structuurbepalend zijn voor de natuurlijke en ruimtelijke structuur op bovenlokaal niveau. Voor de zone ten noordwesten ervan zijn het behoud en versterking van ecologisch waardevolle complexen van heiden, landduinen, vennen en bossen als wenselijk beleid aangegeven (zie kaart 7.2). Het landbouwgebied Kolveren/Ten Eikenen te Zonhoven wordt binnen het afbakeningsproces van het buitengebied aangeduid als vallei waarbinnen de uitgesproken natuurwaarden behouden en versterkt moeten worden. Intensivering van landbouw of ontwikkelingen andere dan versterking van de natuurlijke structuur worden in deze zone dan ook niet verwacht. In het noordwesten van Helchteren, grenzend aan het militair domein, ligt de Remo-site. Op deze site zijn zandontginning, gevolgd door exploitatie als stortplaats aanwezig. Op een aantal stortplaatsen wordt biogas opgevangen ifv alternatieve energievoorziening. Het ontwerp van structuurplan van de gemeente stelt voor om de
i.s.m.
deel 16.2-13
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
terreinen tijdelijk te ontwikkelen als LET-park1 met behoud van een beperkte ruimte voor het storten van restfracties. Na beëindiging van de activiteiten is een afwerking van het terrein ifv een nabestemming natuur voorzien. Gewenste landschapecologische structuur – ecologisch streefbeeld Onder de discipline fauna en flora werd een ecologisch streefbeeld voor het studiegebied gepresenteerd. Dit streefbeeld werd opgesteld op basis van diverse beschikbare documenten (beheersplannen e.d.). Onderstaande bespreking geeft hiervan kort de essentie weer met betrekking tot de aspecten die op landschappelijk vlak relevant zijn. Agrarische gebieden met ecologische waarden Op meerdere plaatsen binnen het studiegebied zijn agrarische gebieden aanwezig die opgenomen zijn binnen de perimeters van beheerplannen of in ecologische visiestudies. In het kader van deze studie zijn van belang: • Landbouwgebied ten zuidoosten van Lillo; • Delen van de Vallei van de Winterbeek. Openbeeklandschap Een openbeeklandschap in combinatie met agrarisch gebied wordt beoogd in de Winterbeekvallei ten westen van Helchteren, aansluitend bij Helchterenbos. Moerasbossen De Mangelbeekvallei tussen de woonkernen van Houthalen en Helchteren herbergen in het natuurstreefbeeld belangrijke arealen moerasbossen. Droge bossen Grote aaneengesloten entiteiten van natuurlijke Kempense bossen in de droge sfeer worden binnen het ecologisch streefbeeld oa. voorzien in de omgeving van Helchterenbos en de Kraanberg. Deels is hier een combinatie met droge heide voorzien. Landschapsecologische verbindingen Landschapsecologische verbindingen die vooropgesteld worden zijn: • De beekvallei van de Mangelbeek, als verbinding tussen militair domein Meeuwen en Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg • Militair domein Meeuwen met de heidegebieden Teut en Tenhaagdoornheide • De beekvallei van de Laambeek van brongebied tot Vogelzangbos & Vijvergebied Midden-Limburg • Militair domein Meeuwen met militair domein Koersel-Hechtel • Verbindingen tussen Vallei van de Helderbeek / terril van Zolder – Militair domein Koersel-Hechtel – Vallei van de Winterbeek & de Mangelbeek: alhoewel de drie genoemde te verbinden entiteiten uiteenlopende natuurtypen beogen zijn verbindingen via het centraal gelegen bosgebied aangewezen. Een afwisseling van open en gesloten natuurtypen binnen dit gebied lijkt aangewezen met het oog op het vergroten van de natuurverbindende waarde van dit gebied.
1
LET: Limburg Environmental Technology
i.s.m.
deel 16.2-14
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Geplande situatie Domein Hoeverheide Het landgoed wordt thans beheerd door de familie Coolens met een belangrijk accent op natuurontwikkeling en duurzaamheid (People-Planet-Profit). Abstractie gemaakt van de blok Corsicaanse den waar de opbrengsfunctie (Profit) primeert, werd in de rest van het landgoed immers een omvorming aan de gang gezet dat de ecologische; geomorfologische en cultuurhistorische waarden zal valoriseren van de stuifduinen (Planet) en dit met inbreng en medewerking van de locale gemeenschap en verenigingen (People). De waarde van het landgoed zal hierdoor in landschapsecologisch en landschapshistorisch opzicht verder stijgen.
i.s.m.
deel 16.2-15
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2.2
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Methodiek effectbepaling en -beoordeling Volgende effectgroepen worden onderscheiden: • Direct verlies erfgoedwaarden en recente landschapsbepalende elementen • Visuele verstoring • Wijziging landschappelijke relaties
16.2.2.1
Direct verlies erfgoedwaarden en recente landschapsbepalende elementen Deze effectgroep wordt besproken tov de huidige situatie. De beoordeling van de effecten tgv het direct ruimtebeslag van de N74 op de erfgoedwaarden gebeurt in 2 stappen: • Direct verlies beschermde erfgoedwaarden en landschapsstructurerende of –bepalende elementen; • Direct verlies (cultuurhistorisch) waardevolle elementen (incl. archeologische sites) In eerste instantie is aan de hand van een overlay met de gebieden afgebakend in het kader van het Decreet betreffende de landschapszorg & Decreet tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten nagegaan of en welke beschermde erfgoedwaarden verloren gaan, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen volledig verdwijnen en aantasting van de beschermde erfgoedwaarden. Ook buiten de beschermde gebieden komen een aantal ruimten en/of gebouwen voor die beschouwd kunnen worden als zijnde cultuurhistorisch of landschappelijk waardevol. Deze worden in tweede instantie meegenomen in de beoordeling. Op basis van een overlay in GIS zijn de aangesneden oppervlaktes binnen de aandachtsgebieden kwantitatief bepaald. Deze waarden worden aangevuld met een kwalitatieve beoordeling van de verloren gaande waarden. De effecten op het landschap in de bebouwde kernen en Centrum-Zuid worden kort en enkel op kwalitatieve wijze aangehaald. Wat betreft archeologisch vindplaatsen, wordt op dit planniveau vereenvoudigd de ingenomen oppervlakte geconfronteerd met het gemiddelde aantal vindplaatsen van archeologische sites (1/5 ha).
16.2.2.2
Visuele verstoring De visuele verstoring komt voor onder twee vormen: • Statische verstoring: dit is de verstoring door de aanwezigheid van de infrastructuur zelf en door het verdwijnen van visuele barrières bij de aanleg van de infrastructuur • Dynamische verstoring: dit is de permanente verstoring door het gebruik van de infrastructuur en de tijdelijke verstoring door de (voertuig)bewegingen tijdens de aanleg De zichtbaarheid van de primaire weg vanuit de omgeving wordt gekarteerd, rekening houdend met aanwezig schermgroen en maatregelen die vanuit andere effectgroep-benaderingen worden voorgesteld (bv plaatsing van geluidschermen). De visuele impact van het project wordt aan de hand hiervan ingeschat op basis van expertinschattingen. Voorstellen voor inpassing van de structuur in zijn omgeving (milderende maatregelen) zijn geformuleerd in functie van de lokale eigenschappen van het landschap. Het aspect van visuele verstoring is in eerste instantie besproken tov de huidige situatie. Waar de toekomstige situatie afwijkt van de huidige situatie, is eveneens aangegeven welke visuele verstoring kan verwacht worden.
i.s.m.
deel 16.2-16
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2.2.3
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Wijziging landschappelijke relaties Op basis van de ‘samengestelde landschapskaart’ op mesoniveau en confrontatie met de kenmerken van een primaire weg, is nagegaan of en in welke mate bestaande landschappelijke relaties worden gewijzigd. Dit zowel in positieve als negatieve zin. Voor de toekomstige situatie wordt in beeld gebracht in hoeverre deze voorziet in het versterken/vernieuwen van landschappelijke relaties. Op basis hiervan wordt nagegaan of de realisatie van de primaire weg de verwezenlijking van deze geplande relaties al dan niet in het gedrang brengt.
16.2.2.4
Beoordeling Op basis van de effectinschatting voor de drie afzonderlijke effectgroepen, wordt de impact van het plan op de landschapskwaliteit globaal beoordeeld. Hierbij is volgend beoordelingskader gehanteerd: • Sterk negatief effect: Ingeschat wordt dat de landschappelijke waarden in sterke mate worden aangetast. Dit kan in eerste instantie veroorzaakt worden door het verlies van een grote oppervlakte aan waardevol landschap of waardevolle landschapselementen. In tweede instantie kan de aanleg van de infrastructuur dermate negatieve landschapselementen inbrengen dat de landschappelijke beeldkwaliteit van grote oppervlakten verloren gaan. In derde instantie kunnen de waarden aangetast worden door het verlies van sterk positieve structurele of visuele relaties (of de creatie van nieuwe negatieve) wat kan leiden tot een versnippering waardoor de resterende oppervlakte onvoldoende waarde heeft an sich. • Matig negatief effect: Ingeschat wordt dat de landschappelijke waarden in beperkte mate worden aangetast. Dit kan in eerste instantie veroorzaakt worden door het verlies van een beperkte oppervlakte aan waardevol landschap of waardevolle landschapselementen. In tweede instantie kan de aanleg van de infrastructuur dermate negatieve landschapselementen inbrengen dat de landschappelijke beeldkwaliteit van beperkte oppervlakten verloren gaan. In derde instantie kunnen de waarden aangetast worden door het verlies van beperkt positieve structurele of visuele relaties (of de creatie van nieuwe negatieve) wat kan leiden tot een versnippering waardoor de resterende oppervlakte een beperking van zijn waarde heeft. • Licht negatief effect: Ingeschat wordt dat de landschappelijke waarden in zeer beperkte mate worden aangetast. Dit kan in eerste instantie veroorzaakt worden door het verlies van een zeer beperkte oppervlakte aan waardevol landschap of waardevolle landschapselementen. In tweede instantie kan de aanleg van de infrastructuur dermate negatieve landschapselementen inbrengen dat de landschappelijke beeldkwaliteit van zeer beperkte oppervlakten verloren gaan. In derde instantie kunnen de waarden aangetast worden door het verlies van zeer beperkt positieve structurele of visuele relaties (of de creatie van nieuwe negatieve) wat kan leiden tot een versnippering waardoor de resterende oppervlakte een lichte beperking van zijn waarde heeft. • Verwaarloosbaar effect: de eventuele wijziging van de landschapskwaliteit is verwaarloosbaar.
i.s.m.
deel 16.2-17
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2.3
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Effecten van het doortochttracé Geplande ontwikkelingen houden op landschappelijk vlak geen significante wijzigingen in voor de situatie ter hoogte van het doortochttracé. Onderstaande effectbespreking is dan ook niet opgedeeld in een bespreking van de impact tov de huidige en tov de geplande situatie en geldt voor beide situaties.
16.2.3.1
Direct verlies erfgoedwaarden en recente landschapsbepalende elementen Algemeen Het doortochttracé gaat doorheen de bebouwde kernen. Hierbij dienen geen relicten of landschapsbepalende elementen te verdwijnen. De herinrichting van de N715 biedt daarentegen zelfs de mogelijkheid om de weg landschappelijk beter in te passen op de schaal van de dorpskernen die doorkruist worden. Op 2 plaatsen dwarst het doortochttracé valleigebied, m.n. de Mangelbeekvallei en in de Broekbeekvallei. Ter hoogte van het Militaire Domein vormt het tracé de grens van dit gebied. De bespreking van de effecten die hier optreden in hieronder geplaatst onder de hoofding ‘Aandachtsgebieden’. Zoals gesteld kan algemeen voor Vlaanderen uitgegaan worden van 1 archeologische vindplaats per 5 ha. De weg in doortochttracé neemt in totaal een oppervlakte in van ongeveer 45 ha. Aldus zou kunnen gesteld worden dat het doortochttracé statistisch gezien aan 9 archeologische vindplaatsen raakt. Hierbij kunnen evenwel de volgende bedenkingen gemaakt: • Het doortochttracé volgt het tracé van de huidige N715. We zouden er van uit kunnen gaan dat eventuele archeologische vindplaatsen hier reeds verloren zijn gegaan, waardoor voornoemde oppervlakte sterk gereduceerd kan worden; • Anderzijds moet gezegd dat voor de realisatie van de tunnels dieper gegraven wordt dan de verstoring van de huidige weg reikt. Op deze plaatsen blijft de aantasting van eventueel archeologisch erfgoed mogelijk. Hierbij is het belangrijk om te weten dat de kernen van zowel Houthalen als Helchteren gelegen zijn op positieve reliëfelementen tussen de beekvalleien van de Mangelbeek, Sonnisbeek, Laambeek, … Dergelijke locaties zijn van oudsher vestigingsplaatsen voor bewoning geweest. Een archeologisch vooronderzoek ter hoogte van de tunnels is wenselijk. Aandachtsgebieden Ter hoogte van het militair domein wordt enkel in oostelijke richting (KMO-zone) bijkomend ruimte ingenomen. Er is dus geen bijkomend ruimtebeslag binnen dit aandachtsgebied. Door de inname van ruimte in de KMO-zone dienen een aantal gebouwen te verdwijnen (zie bespreking binnen de receptor mens). Dit verdwijnen heeft een positief effect op de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving door het wegvallen van negatieve landschappelijke elementen. Deze kunnen weliswaar achteruitgeschoven herbouwd worden. Hierbij zijn er echter goede perspectieven voor een betere landschappelijke inkleding van de KMO-zone dan momenteel het geval is. Anderzijds gaat wel de beeldbepalende bomenrij/laan van (voornamelijk) Amerikaanse eik verloren. In de Mangelbeekvallei wordt geen extra ruimte ingenomen. De nieuwe weg zal aan beide zijden ongeveer 5 m breder zijn dan de huidige weg, maar blijft binnen de bestaande talud. Er treedt dus geen bijkomend ruimtebeslag op in de vallei.
i.s.m.
deel 16.2-18
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Ter hoogte van de Broekbeekvallei is de bestaande rijweg slechts 2 rijstroken en 2 fietspaden breed. De vallei zal door de verbreding van de weg teruggedrongen worden. Hierbij gaat een oppervlakte van ongeveer 1 ha aan onbebouwde oppervlakte in de vallei verloren. Bovendien zullen langs de bestaande weg in de vallei ook een 5-tal laanbomen (1 beuk, 4 Amerikaanse eiken) verdwijnen. In het valleigebied van de Broekbeek vormt de bestaande weg de grens van het beschermd landschap van Ter Dolen. De bosstrook die hier moet gekapt worden, heeft een oppervlakte van ongeveer 0,2 ha. Aan de vijver wordt niet geraakt. Op ontwerpniveau dient te worden nagegaan hoe de aansnijding van het beschermde landschap van Ter Dolen landschappelijk het best wordt ingepast. In het kleinschalig landbouwgebied Kolveren/Ten Eikenen ten zuiden van de E314 wordt in de zuidwestelijke oksel van het bestaande verkeersknooppunt extra ruimte ingenomen (ongeveer 2 ha). Het betreft hier gras- en akkerlandpercelen omgord door KLE.
16.2.3.2
Visuele verstoring De beboste strook die het militaire domein in het noorden (ten westen van de KMO-zone) visueel afschermt blijft behouden (bijkomende ruimte-inname is expliciet voorzien langs de oostelijke zijde van de bestaande weg), waardoor de zichtbaarheid van de weg en de KMO-zone vanuit het achterliggende open landschap beperkt blijft. De beeldbepalende laanbomenrij langsheen de KMO-zone gaat hierbij verloren. De landschappelijke impact van de verbreding van de weg (die relatief beperkt is in breedte en binnen de bestaande talud blijft) ter hoogte van de Mangelbeekvallei blijft beperkt, daar het valleigebied hier vrij gesloten is. Vanuit de vallei zal de eigenlijke weg minder zichtbaar zijn door de geplande geluidsschermen. Doordat de beboste zone op de grens van het beschermde landschap Ter Dolen (Broekbeekvallei) verdwijnt, zal de zichtbaarheid van de weg vanuit de westelijke zone van dit landschap verhogen. De verhoogde zichtbaarheid blijft echter beperkt tot de zone rondom de bestaande vijver door de aanwezige begroeiing in de omgeving. Op ontwerpniveau dient te worden nagegaan hoe de aansnijding van het beschermde landschap van Ter Dolen landschappelijk het best wordt ingepast. Op de E314 wordt het knooppunt aangepast. Ook aan de westzijde van de N74 zullen lussen voorzien worden. Deze snijden de rand van het kleinschalig landbouwlandschap Kolveren/Ten Eikenen aan ten zuiden van de snelweg. De zichtbaarheid van het knooppunt vanuit het landbouwgebied zal vergroten. Door de aanwezigheid van KLE en beboste percelen zal de afstand van de visuele impact evenwel beperkt blijven. Als milderende maatregel dient hier gedacht te worden aan een groene afscherming van de weginfrastructuur. Ter hoogte van de kernen van Houthalen en Helchteren, i.c. in de zone waar het tracé van de N74 volledig ondertunneld zal zijn, zal de visuele kwaliteit toenemen. Er ontstaat immers de mogelijkheid voor een kwalitatieve inrichting van het openbare domein met o.a. ruimte voor een groene inrichting en onverharde zones. Dit is een positief effect. Ter hoogte van de tunnelmonden geldt dit echter niet. De stedelijkheid stijgt hier door de zichtbaarheid van de typisch stedelijke tunnelmonden. Hier rest weinig tot geen mogelijkheid voor een landschappelijk kwalitatieve inpassing van de infrastructuur. Matig negatief effect.
i.s.m.
deel 16.2-19
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2.3.3
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Wijziging landschappelijke relaties Ter hoogte van de Mangelbeekvallei is de impact op bestaande landschappelijke relaties beperkt; de verbreding van de weg is hier immers beperkt. De versnippering ter hoogte van de Broekbeekvallei zal licht versterkt worden door een verbreding van de weg (zie ook discipline fauna en flora). Een significante wijziging van de landschappelijke relaties wordt hierdoor echter niet verwacht. Het kleinschalig landbouwgebied Kolveren/Ten Eikenen wordt aan de rand aangesneden. De bestaande landschappelijke relaties worden hierdoor weinig tot niet gewijzigd.
16.2.3.4
Beoordeling De landschappelijke waarden worden in zeer beperkte mate aangetast. De oppervlakte die wordt ingenomen aan vanuit landschap waardevolle gebieden, is zeer beperkt. De landschappelijke beeldkwaliteit vermindert over het algemeen in beperkte mate. Ter hoogte van het militair domein verbetert deze door de verdwijning van enkele gebouwen in de KMO-zone. Er is een beperkte versterking van de versnippering in de vallei van de Broekbeek en ook het verdwijnen van enkele oude laanbomen betekent vanuit landschap een verlies. Voor de aanpassing van het knooppunt op de E314 wordt extra ruimte ingenomen in de rand van een kleinschalig landbouwgebied. We kunnen aldus stellen dat het doortochttracé in een licht negatief effect op het landschap resulteert. Dat het effect beperkt blijft kan verklaard worden door het feit dat in het ontwerp onder andere rekening werd gehouden met het minimaliseren van de impact in een aantal ecologisch waardevolle gebieden, waaronder het militair domein, de Mangelbeekvallei en het kleinschalig landbouwgebied Kolveren/Ten Eikenen. De aandachtsgebieden vanuit landschap overlappen in belangrijke mate met deze ecologisch waardevolle gebieden, zodat ook de landschappelijke impact via het ontwerp in belangrijke mate werd beperkt. Samenvattend overzicht milderende maatregelen en randvoorwaarden voor de uitwerking ifv beperken landschappelijke impact • • •
Archeologisch vooronderzoek ter hoogte van de tunnels Landschappelijke inpassing thv Ter Dolen uit te werken op ontwerpniveau Groene afscherming van de weginfrastructuur thv Kolveren
Ook met uitvoering van de voorgestelde maatregelen blijft een residueel licht negatief effect op het landschap aanwezig.
i.s.m.
deel 16.2-20
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2.4
Effecten voor het omleidingtracé
16.2.4.1
Direct verlies erfgoedwaarden en recente landschapsbepalende elementen
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Impact basistracé tov huidige situatie Algemeen Het omleidingstracé gaat dwars doorheen openruimtegebied ten westen van de woonkernen van Houthalen en Helchteren. Nagenoeg heel dit openruimtegebied valt binnen de aandachtsgebieden die binnen de discipline landschap geselecteerd werden. Zoals eerder gesteld kan algemeen voor Vlaanderen uitgegaan worden van 1 archeologische vindplaats per 5 ha. De weg in omleiding neemt in totaal een oppervlakte in van ongeveer 90 ha. Aldus zou kunnen gesteld worden dat het omleidingstracé statistisch gezien 18 archeologische vindplaatsen raakt. Hierbij dient nog wel gezegd dat een gedeelte van deze oppervlakte gesitueerd is binnen het bedrijventerrein Centrum-Zuid, op de vroegere afgeplatte mijnterril. Een oppervlakte van ongeveer 5 ha moet hier aldus niet meegenomen worden. Statistisch gezien zullen er dus 17 archeologische vindplaatsen geraakt worden.
Een archeologisch vooronderzoek is wenselijk.
Zone militair domein nabij N715 De verbreding van de N715 en de aantakking op de lokale weg is voorzien in de bedrijvenzone ten oosten van het aandachtsgebied. Hier wordt aldus niet aan het aandachtsgebied geraakt. Het verlies van de KMO-zone wordt vanuit landschappelijk oogpunt, in tegenstelling tot evaluatie vanuit de mens als receptor, als positief beoordeeld. Deze zone staat immers in schril contrast met het natuurlijke landschap van het aangrenzende aandachtsgebied van het militair domein. Ten westen van de N715 wordt de relictzone en ankerplaats van het Militaire domein deels aangesneden (< 1 ha). Het betreft hier een stuk gemengd bos dat door de weg naar Remo enigszins is afgesneden van het eigenlijke natuurgebied van het militaire domein. De aangesneden zone bevindt zich op een verboste landduin. Kleinschalig landbouwgebied Helchteren Tussen het valleigebied van de Grote Winterbeek-Broekbeek en de drogere bossen buiten de vallei bevindt zich een smalle strook met kleinschalige landbouw. Ten noorden van de Koerselsedijk doorkruist het tracé een hooiland en een cultuurgrasland. Het betreft hier een eerder geïsoleerd openruimtegebied. De oppervlakte die hier wordt ingenomen betreft iets minder dan 1,5 ha. Tussen de Koerselsedijk en de Heerkensweg wordt een grasland doorsneden waarin plaatselijk enige opslag van bomen en struiken. Dit grasland is niet in cultuur gebracht (geen draadafsluiting). De nieuwe infrastructuur neemt ongeveer 1 ha in. De Houtkant langs de Heerkensweg blijft bespaard. Vervolgens wordt ook een kleine hoek van een meer open landbouwlandschap aangesneden: in de zuidoostelijke hoek die de Heerkensweg maakt: De oppervlakte die hier ingenomen wordt is beperkt (grootteorde 300 m²). In de zuidelijke zone van het aandachtsgebied worden enkele paardenweiden doormidden gesneden.
i.s.m.
deel 16.2-21
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
In het kleinschalige landbouwgebied Helchteren wordt aldus ongeveer 3,25 ha ingenomen. Bossen van Helchterenbos en Kraanberg – Domein Hoeverheide Het omleidingstracé doorsnijdt het aandachtsgebied van de bosgordel van Helchterenbos en Kraanberg in de lengterichting. De weg wordt hier in tunnel aangelegd, met op regelmatige afstanden een open sleuf. Het toekomstige maaiveld zal evenwel gemiddeld 4 à 5 m boven het huidige maaiveld komen te liggen daar de bodem van de tunnel boven het grondwaterpeil voorzien wordt en het tunneldak derhalve boven het huidige maaiveldniveau komt te liggen. Er zal een globaal gezien een oppervlakte van ongeveer 8 ha aan naaldbos, 1 ha aan loofbos en 2 ha aan heide-grasland-struweel verloren gaan. Het landgoed Hoeverheide wordt doormidden gesneden. De geplande weg beslaat in het domein een oppervlakte van ruim 5 ha. Het betreft hier voornamelijk bosbestanden en een landschappelijk zeer waardevolle zone met landduinen. Vallei van de Grote Winterbeek-Broekbeek en Mangelbeekvallei Het omleidingstracé doorsnijdt de vallei van de Broekbeek over ruim 500 m. Het minst natte deel van de vallei (noorden) wordt aangelegd op talud. Het nattere gedeelte (samenvloeiing Broekbeek en Mangelbeek) en hierop aansluitende bebouwing, wordt doorsneden door middel van een brug. In het noordelijke gedeelte (weg op talud) worden soortenrijke en natte graslanden aangesneden. Op de grens tussen weg in ophoging en brug gaat het tracé over een landduin (1 à 2 m hoog) met houtwal. Deze zal deels aangesneden worden. Het meer zuidelijke gedeelte (brug) gaat over natte graslanden en doorheen natte broekbossen. Het betreft hier telkens openruimtegebied dat wordt ingenomen. In totaal gaat een kleine 2 ha verloren: 1,2 ha grasland, 0,5 ha broekbos en 0,7 ha natte ecotopen en KLE. Vallei van de Echelbeek-Winterbeek De vallei van de Echelbeek-Winterbeek wordt doorsneden in lichte ophoging met talud. Het tracé dwarst beboste ecotopen, verruigde graslanden en akkerland. De weg neemt hier een ruimte van 4,5 ha in. Het meest zuidelijke gedeelte in deze zone wordt doorkruist via een brug. Niettemin kunnen we er van uitgaan dat het onderliggend bodemgebruik (akkerland) in functie van de realisatie zal ingenomen worden. Het betreft ca 1,5 ha. Kleinschalig landbouwgebied Kolveren (Zonhoven) Een smalle zone langs de autosnelweg wordt aangesneden voor de realisatie van een nieuw knooppunt op de snelweg en aantakking op het bestaande knooppunt. Hier treedt ruimtebeslag op in natte graslanden en natte bosjes en struwelen (bijna 8,5 ha).
i.s.m.
deel 16.2-22
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Impact basistracé tov toekomstige situatie Valleigebieden In de gewenste landschappelijke structuur zijn de valleien van de Mangelbeek en de Broekbeek voorgedragen als openruimteverbindingen. In het omleidingstracé worden deze gedwarst, hoofdzakelijk door een brugverbinding. Bossen van Helchterenbos en Kraanberg De naaldbossen ten westen van de Winterbeek vormen een onderdeel van het mijnpatrimonium. De gemeente wenst een aantal gebieden te selecteren waarbij men deze beplanting wil behouden. Het structuurplan noemt Helchterenbos en Kraanberg als mogelijke plaatsen waar het naaldhout behouden kan blijven. Het omleidingstracé doorsnijdt de bosgordel in de lengterichting, waardoor er een grote oppervlakte (ongeveer 8 ha) aan naaldhoutaanplanten verloren gaat.
Impact varianten tov huidige en toekomstige situatie Thv de KMO-zone (ten oosten van het aandachtsgebied) worden 2 varianten voorgesteld: ofwel de primaire en lokale weg op de grens tussen het militaire domein en de KMO-zone te voorzien (KMO-variant 1) ofwel enkel de primaire weg op deze grens te voorzien en de lokale weg aan de achterzijde van de KMO-zone aan te leggen (KMO-variant 2). Het ontwerp van deze varianten is zodanig opgevat dat ruimtebeslag telkens in de KMO-zone plaatsvindt, waarbij deze toch maximaal gespaard blijft. Zoals eerder aangegeven, vormt de KMO-zone op landschappelijk vlak een baken waaraan een negatieve waardering is gekoppeld. Ruimteverlies in deze zone wordt dan ook niet als negatief ervaren, voor geen enkel van de voorgestelde varianten. Wel kan opgemerkt worden dat het basisscenario het volledige verlies van de KMO-zone inhoudt, terwijl de varianten een behoud (mits herstructurering) van deze zone beogen. Vanuit landschappelijk oogpunt is er dus een duidelijk voorkeur voor de basisvariant. De alternatieve aansluiting met de E314 houdt in dat westwaarts (ten zuiden van de E314) minder ruimtebeslag zal optreden binnen het kleinschalig landbouwgebied Kolveren, maar dat ter hoogte van de bestaande verkeerswisselaar (zuidwestelijke lus) meer ruimte van het gebied wordt ingenomen. Globaal gezien betreft het tov het basistracé een vergelijkbaar areaal binnen eenzelfde landschappelijke eenheid en is er geen relevant onderscheid tussen de twee varianten.
i.s.m.
deel 16.2-23
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2.4.2
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Visuele verstoring Impact basistracé tov huidige situatie Zone militair domein nabij N715 De verbreding van de N715 en de aantakking op de lokale weg is voorzien in de bedrijvenzone ten oosten van het aandachtsgebied. De lokale weg wordt hier boven maaiveld voorzien, waardoor de zichtbaarheid vanuit de omgeving vergroot tov de huidige ligging op maaiveldniveau. De beboste buffer aan de oostzijde van het militaire domein blijft bewaard. De nieuwe infrastructuur blijft dan ook enigszins aan het zicht onttrokken vanuit het waardevolle gebied. Bovendien komt binnen de perimeter van de huidige KMO-zone (die tgv de realisatie van het GOT volledig zal verdwijnen) zowel langsheen de oostelijke als westelijke zijde van het tracé ruimte vrij om de nieuwe infrastructuur visueel te kunnen afschermen. De realisatie van een meer gesloten vegetatie langs beide zijden van de nieuwe infrastructuur wordt noodzakelijk geacht en kan gecombineerd worden met maatregelen die de impact van geluidsverstoring (grondberm ipv geluidsscherm) moeten beperken. Enkel in de zuidoostelijke grens van het aandachtsgebied (ten westen van het huidige tracé van de N715) ontstaat vanuit het militaire domein een verbetering van het zicht op de nieuwe infrastructuur. Hier wordt immers een stuk gemengd bos aangesneden. Dit bos is door de weg naar Remo enigszins afgesneden van het eigenlijke natuurgebied van het militaire domein. Het bosje vormt evenwel een visuele buffer naar het militaire domein. In deze zone zijn maatregelen, aansluitend op de landschapsherstelmaatregelen langsheen het meer zuidelijke tracé (zie volgende paragraaf) of aansluitend op de mogelijke maatregelen ter hoogte van de KMO-zone, noodzakelijk zodat het zicht op de nieuwe infrastructuur vanuit het militaire domein maximaal beperkt wordt. Bossen van Helchterenbos en Kraanberg Het omleidingstracé doorsnijdt het aandachtsgebied van de bosgordel van Helchterenbos en Kraanberg in de lengterichting. De weg wordt hier in tunnel aangelegd. Per tunneldeel van 500 m wordt een open weggedeelte van een 100-tal meter voorzien. Omwille van de relatief hoge grondwaterstand en de randvoorwaarde dat impact op de grondwaterstroming moet vermeden worden op deze locatie, is de diepteligging van de tunnel relatief beperkt en komt het dak boven het huidige maaiveldniveau uit. Om deze reden zijn bij het ontwerp landschapsherstellende maatregelen geïntegreerd bv. onder de vorm van de creatie van nieuwe ‘landduinen’ over de tunnels heen ter hoogte van de bestaande locatie met landduinen. Deze nieuwe ‘landduinen’ zullen ongeveer even hoog zijn als de bestaande hoge landduinen (o.a. de kraanberg). Bovendien zijn mogelijkheden tot herstel, omwille van het aanwezige lijnelement enigszins beperkt. Extreme niveauverschillen zoals in de huidige situatie aanwezig zijn, kunnen enkel in dwarsrichting op de tunnels voorzien worden. In de lengterichting kunnen dergelijke hoogteverschillen in veel mindere mate gerealiseerd worden. Ondanks de herstelmaatregelen zal de weg dus onrechtstreeks zichtbaar blijven onder de vorm van een langgerekte ophoging doorheen het gebied. Door de ligging in bebost gebied zal de zichtbaarheid vanuit de ruimere omgeving evenwel beperkt zijn. Het nieuwe maaiveldniveau zal voor de meeste tunnelsegmenten ca 4-5 m hoger zijn dan het huidige maaiveldniveau. Het meest noordelijke segment 5-6 m hoger en de zuidelijke helft van het meest zuidelijke tunnelsegment 7-8 m hoger dan het huidige maaiveld.
i.s.m.
deel 16.2-24
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Het meest noordelijke tunnelsegment bevindt zich grotendeels in een open landschap. Het tunneldak komt hier zo hoog omdat de weg boven het grondwaterpeil wordt aangelegd en de weg daardoor slechts op beperkte diepte komt te liggen (1 à 2 m). Vanuit landschappelijk oogpunt wordt daarom voorgesteld om in het project-MER te overwegen om deze noordelijke tunnel (eventueel deels) in een open bak aan te leggen, afgeboord met (voldoende geluidsreducerende) taluds. Op deze manier kunnen de weg en de voertuigen aan het oog onttrokken worden én kan de hoogte van de op te werpen grondbermen beperkt blijven. Voor de meest zuidelijke tunnel wordt voorgesteld om de tunnel in zuidelijke richting te beperken tot de zone met landduinen en deze niet verder (of zo min mogelijk) door te trekken in het open landschap dat er op aansluit. De weg ligt op deze plaats immers reeds boven het bestaande maaiveldpeil. Bij de uitwerking op ontwerpniveau moet bekeken worden of het wenselijk is de weg af te schermen met grondbermen, dan wel de voorkeur te geven aan een meer open karakter over de weg heen. Voor de receptor natuur werd voorgesteld de weg hier met opgaand groen te bufferen. Hierbij zou de openheid van het landschap hoe dan ook verkleinen. Aanvullend dient nog gesteld dat het de bedoeling is dat de tunneldaken landschappelijk ingekleed worden, hetzij spontaan verbost, hetzij met meer open ecotopen. Hierdoor zal het landschap boven de tunnel, op het eerder onnatuurlijk reliëf van de grotendeels bovengrondse tunnel na, opnieuw een semi-natuurlijk karakter krijgen. Voor dit aandachtsgebied moet nog gezegd dat het landgoed Hoeverheide in langsrichting wordt doorsneden. De weg vormt, zelfs bij ondertunneling, een ernstig verlies aan landschappelijke samenhang tussen de 2 delen die hierbij zullen ontstaan, waarbij de integriteit van het landgoed nooit volledig herstelbaar is. Enkele natuurlijke aspecten en maatregelen beperken de effecten enigszins: • Het parkachtig deel rondom het kasteeltje en bijgebouwen wordt op zich niet doorsneden en zal, althans visueel, niet verstoord worden door de ingegraven tunnel. • De tunnel blijft ter hoogte van het landgoed boven grondwatertafel en kan worden aangelegd zonder (noemenswaardige) bemaling waardoor geen effecten optreden op grondwaterafhankelijke natuur. • Ter hoogte van de gesloten tunneldelen kan via het aanleggen van artificiële duinen (met overtollig zand) boven tunneldak opnieuw een visueel aantrekkelijk stuifzandlandschap worden gecreëerd alhoewel de doorsnijding zeer lang zichtbaar zal blijven in het landschap. • Deze duinen kunnen eveneens een waarde krijgen voor de biodiversiteit (mossen, vegetaties, zandbroeders, …) in het bijzonder voor soorten gebonden aan halfopen tot open zandig landschap. De verticale landschapsecologische relaties zijn echter onherstelbaar. • Ter hoogte van de open ingegraven tunneldelen kan de geluidshinder beperkt worden door laterale aanleg van zandige bermen (met ‘stuifduinallure’) doch een volledig behoud van het vandaag erg gunstige geluidsklimaat is uitgesloten. • Dit duinherstel neutraliseert echter op geen enkele wijze het verlies van dit erfgoed (geomorfologisch, archeologisch, natuurhistorisch …) • De Corsicaanse dennenbossen die een productiefunctie hebben worden niet doorsneden zodat de productiefunctie behouden blijft. Zoals weergegeven op kaart 15.2.2 is het tunnelsegment thv het landgoed Hoeverheide hoog boven het grondwaterpeil voorzien. Op basis van de huidig beschikbare informatie kan de tunnel lager aangelegd worden dan op het lengteprofiel aangegeven. Door verlaging van het nieuwe maaiveldniveau zal de landschappelijk visuele impact, en tevens de gehele landschappelijke impact, sterk beperkt kunnen worden. Een aanpassing van het project op dit vlak wordt vanuit landschappelijk oogpunt dan ook voorgesteld. Bij verdere uitwerking van het project dient vanzelfsprekend nagegaan te worden hoe diep dit tunnelsegment effectief kan aangelegd worden. Daarbij primeert uiteraard de voorwaarde dat daarbij geen significante invloed op grondwaterafhankelijke vegetaties mag optreden en dit noch tijdens de aanlegfase, noch tijdens de exploitatiefase.
i.s.m.
deel 16.2-25
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Kleinschalig landbouwgebied Helchteren Tussen het valleigebied van de Grote Winterbeek-Broekbeek en de drogere bossen buiten de vallei bevindt zich een smalle strook met kleinschalige landbouw. Deze zone vormt een overgang tussen het bosgebied en de vallei. Het omleidingstracé dwarst dit kleinschalig landbouwgebied. Ten noorden van de Koerselsedijk doorkruist het tracé een hooiland en een cultuurgrasland. Het betreft hier een eerder geïsoleerd openruimtegebied, waar het zicht niettemin tot 300 m ver kan reiken. Het tracé snijdt hier centraal door het open landschap: op deze locatie reikt het nieuwe maaiveld boven de tunnel 6 m boven het bestaande maaiveld. Hierdoor wordt het open landschap doormidden gesneden. Open zichten worden nagenoeg gehalveerd. Dit deel van het studiegebied is visueel afgescheiden van de ruimere omgeving, zodat de visuele impact tot binnen het gebied beperkt blijft. Tussen de Koerselsedijk en de Heerkensweg wordt een grasland doorsneden waarin plaatselijk enige opslag van bomen en struiken. De Houtkant langs de Heerkensweg ten zuiden van dit perceel blijft gespaard. Zo wordt de zichtbaarheid vanuit het lager gelegen landbouwgebied ten zuiden van de Heerkensweg beperkt. In de zuidoostelijke hoek die de Heerkensweg maakt, raakt de nieuwe infrastructuur net aan het open landbouwlandschap. De weg wordt hier in een gesloten tunnel aangelegd, maar het maaiveld boven de tunnel zal 4 à 4,5 m hoger liggen dan het huidig maaiveldpeil. Het ruimtebeslag in het open gebied is beperkt, maar de te realiseren berm van 4 m zal duidelijk zichtbaar zijn. Op deze plaats is er immers een doorkijk in het landschap van meer dan 500 m in zuidoostelijke richting: door een opening in de houtkant langs het fietspad reikt de doorkijk (april) tot de huizen van de Broekstraat. In de zuidelijke zone van het aandachtsgebied worden enkele paardenweiden doormidden gesneden. Een open agrarisch gebied wordt doorsneden. De tunnelmond reikt tot 8 m boven het huidige maaiveldpeil. Verder zuidwaarts stijgt het peil van de nieuwe weg ligt. De hoogte van de langsliggende bermen neemt af. De bermen van de weg in open sleuf reiken tot een 100-tal meters in het landbouwgebied. De nieuwe infrastructuur verkleint het open gebied en zal gedeeltelijk zichtbaar zijn vanaf de Schansweg. Hierboven werd reeds voorgesteld om de lengte van de tunnel in zuidelijke richting en zo ook de impact op het open landschap te beperken (de nodige geluidsbuffering indien niet ingetunneld, zal landschappelijk een kleinere impact hebben dan het doortrekken van de tunnel). Vallei van de Grote Winterbeek-Broekbeek – en Mangelbeekvallei Het omleidingstracé doorsnijdt de vallei van de Broekbeek (vóór zijn samenvloeiing met de Mangelbeek) over ruim 500 m. Het noordelijke minst natte deel van de vallei wordt gedwarst in open talud. Het (overgrote) nattere gedeelte wordt doorsneden door middel van een viaduct. Het gedeelte in ophoging is nog in een meer open landschap gelegen. De weg ligt hier tot een 4-tal meter boven het huidige maaiveld. Zeker in het winterseizoen zal de nieuwe infrastructuur (minstens plaatselijk) zichtbaar zijn van op de Schansweg. Ter hoogte van het viaduct is het landschap meer gesloten. Het viaduct reikt plaatselijk tot 5 m boven het maaiveld. Vanaf de weg in ophoging loopt de brug nagenoeg vlak in zuidelijke richting. Het viaduct wint relatief gezien wel geleidelijk hoogte, maar dat is toe te schrijven aan het valleigebied waarvan het maaiveldpeil daalt tot voorbij de dwarsing van de Mangelbeek. Ter hoogte van de beek heeft het viaduct een hoogte van een 5-tal meter. Ten zuiden van de Guldensporenlaan daalt het viaduct tot een hoogte van een 2-tal m ten opzichte het huidige maaiveld.
i.s.m.
deel 16.2-26
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Vallei van de Echelbeek-Winterbeek De vallei van de Echelbeek-Winterbeek wordt aan de valleirand gevolgd in ophoging met talud over +/- 1 km (2 tot plaatselijk 4 m ten opzichte van het huidige maaiveldpeil). Het noordelijk gedeelte gaat door gesloten ecotopen. Het zuidelijk gedeelte gaat door een meer open landschap van verruigde graslanden en akkerland. Meer zuidwaarts gaat de weg over in een viaduct op peilers om de Echelbeek te kruisen. Het viaduct stijgt hier opnieuw. Het betreft hier voornamelijk landbouwgrond (akkerland) in een vrij open landschap tussen de Echelbeek en de Mangelbeek. De visuele impact van de weg ten zuiden van het Mispad en het viaduct zal door de openheid van het landschap voornamelijk in noordwestelijke richting redelijk ver reiken, in het winterseizoen tot aan de Hortelstraat reiken. Vanuit landschappelijk oogpunt wordt voorgesteld om de restanten van te onteigenen percelen aan te wenden voor de visuele inpassing van de nieuwe infrastructuur. Afhankelijk van de locatie, kan voor de inkleding geopteerd worden voor de aanleg van bosjes, KLE, bosranden... (uit te werken op ontwerpniveau). Kleinschalig landbouwgebied Zonhoven Voor de realisatie van het omleidingstracé is bijkomend ruimtebeslag nodig langs de autosnelweg. Door het kleinschalige karakter van het achterliggende landschap zal de landschappelijke impact ter hoogte van de nieuwe verkeerswisselaar niet heel ver reiken. Nabij de bestaande verkeerswisselaar worden enkele bijkomende lussen voorzien om rechtstreekse verbindingen mogelijk te maken komende van Genk in de richting van Zonhoven en van Zonhoven gaande in de richting van de Noordzuid. In deze zone is het kleinschalige landbouwlandschap meer open, waardoor de visuele impact van het knooppunt hier verder reikt. Bij de uitwerking van het project moet een goede landschapsarchitectonische kwaliteit voorzien worden. Impact tov toekomstige situatie Hier kan hetzelfde effect beschreven worden als voor de huidige situatie; er zijn immers geen ontwikkelingen voorzien die de openheid of geslotenheid van het huidige landschap zodanig zullen wijzigen dat de visuele impact van de aanwezige infrastructuur versterkt / beperkt wordt. Impact varianten tov huidige en toekomstige situatie Voor de drie varianten is de impact tov de huidige en de toekomstige situatie vergelijkbaar. KMO-variant 1 Ter hoogte van de KMO-zone is als alternatief scenario voorgesteld de wegenis voor doorgaand en lokaal verkeer parallel naast mekaar aan te leggen, waarbij bijkomend ruimtebeslag enkel binnen de KMO-zone is voorzien. Dit betekent dat de bestaande bosbuffer langs de westelijke zijde van de N715/N74 blijft behouden en dus ook in de toekomstige situatie de wegenis visueel zal afschermen. Langs de oostelijke zijde zal de wegenis afgeschermd worden door de KMO-zone die wordt behouden, waarbij wordt opgemerkt dat deze zone een visueel weinig aantrekkelijke baken in het landschap vormt. Het behoud van (een deel van) de KMO-zone kan vanuit landschappelijk oogpunt als negatief worden beschouwd tov de basisvariant. KMO-variant 2 Wanneer de primaire weg ter hoogte van de bestaande wegenis van de N715/N74 wordt voorzien en het lokale verkeer langsheen de oostelijke zijde van de KMO-zone, zal de primaire weg ten westen afgeschermd zijn door de
i.s.m.
deel 16.2-27
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
bestaande bosbuffer op de rand van het militair domein en de te herstructureren KMO-zone ten oosten. Zichtbaarheid op de lokale weg oostwaarts van de KMO-zone zal beperkt zijn omdat op deze locatie in hoofdzaak bos aanwezig is. Ten noorden van de KMO-zone zal de zichtbaarheid op de weg groter zijn, omdat hier een meer open landschap aanwezig is. Omdat de bedrijven op het terrein zich moeten heroriënteren (ontsluiting langs huidige ‘achterzijde’), is een herinrichting van de KMO-zone noodzakelijk bij deze variant. Herinrichting van het terrein moet gecombineerd worden met een betere landschappelijke inkleding van het terrein, waardoor het minder zichtbaar wordt vanuit de omgeving. Het behoud van (een deel van) de KMO-zone kan vanuit landschappelijk oogpunt als negatief worden beschouwd tov de basisvariant. Variant verknoping E314 De ruimteinname sluit aan bij de bestaande verkeersknoop en is gelegen in een kleinschalig landbouwlandschap, waarbinnen veel KLE’s aanwezig zijn. De zichtbaarheid van de uitbreiding van de knoop vanuit de omgeving wordt hierdoor beperkt. Op projectniveau moet worden bekeken hoe de landschappelijke inpassing het best gebeurt. Ten opzichte van het basistracé zal de verkeersknoop tgv de grotere ruimte-inname lokaal langs de N74/N715 iets meer opvallen (zichtbaar zijn), maar de grootteorde van het effect is vergelijkbaar. Impact ter hoogte van de N715 Door een daling van de verkeersintensiteiten op de N715 (doorgaande verkeer wordt naar de N74 geleid), ontstaat de mogelijkheid voor een herinrichting van de N715. Hierbij kan voor een smaller wegprofiel gekozen worden, waarbij meer ruimte ontstaat voor parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, openbare ruimte, … De visuele kwaliteit zal door dergelijke herinrichting sterk verbeteren. Bovendien kan de weg, aangeduid als lijnrelict (oudste verharde rechte steenweg in omgeving ten tijde van Ferraris geflankeerd door bomenrijen), op positieve wijze als structurerend element in beeld gebracht worden. Deze verbeteringen langsheen het bestaande tracé van de N715 worden zeer positief beoordeeld.
16.2.4.3
Wijziging landschappelijke relaties Impact basistracé tov huidige situatie Het omleidingstracé doorsnijdt de volgende landschappelijke relaties: • De bosgordel ten westen van Helchteren wordt in de lengterichting doormidden gesneden; • Openruimtegebieden worden gedwarst (bv. kleinschalige landbouwgebied nabij de Broekbeekvallei, open landschap tussen Echelbeek/Winterbeek en Mangelbeek; • Een deel van het kleinschalig landbouwlandschap ten zuiden van de E314 dat dienst doet als natuurverbindingsgebied wordt aangesneden. Dwarsing bosgordel De bosgordel ten westen van Helchteren wordt in de lengterichting doormidden gesneden. Het grootste deel van de weg wordt hier wel in tunnel aangelegd, maar deze tunnel bevindt zich slechts voor een beperkt deel onder de grond waardoor de tunnel met gemiddeld een 4-tal meter hoogte een langgerekte ‘barrière’ vormt in het landschap. Domein Hoeverheide wordt overlangs in twee delen gesneden.
i.s.m.
deel 16.2-28
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Doorsnijden openruimtegebieden Op een aantal plaatsen in het studiegebied is het landschap meer open. Op enkele plaatsen gaat het omleidingstracé door dergelijke openruimtegebieden heen, waardoor deze open gebieden gecompartimenteerd worden. Dit is het geval net ten zuiden van de meest zuidelijke tunnel en tussen de Mangelbeek en de Winterbeek/Echelbeek. Dit resulteert in een bijkomende versnippering. De vallei van de Mangelbeek wordt gedwarst. Dit gebeurt door middel van een brug, zodat de vallei niet echt geknipt wordt. Aantasting kleinschalig landbouwlandschap Kolveren Dit kleinschalige landschap wordt in de rand (langsrichting) aangesneden. Hierdoor versmalt het verbindingsgebied. De overblijvende ruimte is voldoende om als louter landschappelijke verbinding te functioneren. Of de ecologische verbindingsfunctie die dit gebied eveneens heeft kan behouden blijven, wordt in de discipline fauna-flora toegelicht. Kansen voor versterking landschappelijke verbindingen In de noordelijke zone, oostwaarts van het aandachtsgebied ‘Militair domein’ zal tgv de bocht die genomen wordt door het tracé, de KMO-zone verdwijnen. Hierdoor ontstaan mogelijkheden om de landschappelijke verbinding tussen het oostelijke gebied rond Molenheide en het westelijke gebied van het Militair domein te versterken. Impact basistracé tov toekomstige situatie Hier kan hetzelfde effect beschreven worden als voor de huidige situatie, alleen weegt het effect nog iets sterker negatief door, daar net voor die toekomstige situatie behoud en versterking van bestaande verbindingen benadrukt wordt. Impact varianten tov huidige en toekomstige situatie KMO-varianten 1 & 2 In de huidige situatie wordt de verbinding tussen het oostelijk gelegen gebied rondom het domein Molenheide en het westelijk gelegen gebied van het Militair domein verstoord door de aanwezigheid van de N715/N74 en de KMOzone. In de basisvariant wordt, door het verdwijnen van de KMO-zone de mogelijkheid gecreëerd om, over de nieuwe weg, de verbinding tussen deze twee gebieden te herstellen/versterken. Bij keuze voor de alternatieve scenario’s wordt deze mogelijkheid niet gecreëerd. Variant verknoping E314 Het kleinschalig landbouwlandschap wordt ter hoogte van de zuidwestelijke lus van de verkeersknoop verder aangesneden. De landschappelijke relaties worden hierdoor echter weinig tot niet gewijzigd.
i.s.m.
deel 16.2-29
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2.4.4
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Beoordeling Beoordeling basistracé tov huidige situatie Het omleidingstracé zorgt voor een sterke, bijkomende landschappelijke versnippering van de open ruimte. Algemeen kan gesteld dat de landschappelijke beeldkwaliteit op heel wat plaatsen sterk vermindert doordat de omleidingsweg zich door een vaak rustig openruimtegebied bocht en vaak qua schaligheid botst met de eerder kleinschalige omgeving. Ter hoogte van het militaire domein en de KMO-zone zijn maatregelen noodzakelijk zodat het zicht op de nieuwe infrastructuur vanuit het militaire domein maximaal beperkt wordt. Vanuit landschappelijke oogpunt wordt voorgesteld om de meest noordelijke tunnel in een open bak aan te leggen, afgeboord met (voldoende geluidsreducerende) taluds. Op deze manier kunnen de weg en de voertuigen aan het oog onttrokken worden én kan de hoogte van de op te werpen grondbermen beperkt blijven. Voor de meest zuidelijke tunnel wordt voorgesteld om de tunnel in zuidelijke richting te beperken tot de zone met landduinen en deze niet verder (of zo min mogelijk) door te trekken in het open landschap dat er op aansluit. De weg ligt op deze plaats immers reeds boven het bestaande maaiveldpeil. Bij de uitwerking op ontwerpniveau moet bekeken worden of het wenselijk is de weg af te schermen met grondbermen, dan wel de voorkeur te geven aan een meer open karakter over de weg heen. Vanuit deze discipline wordt voorgesteld om in het valleigebied ten zuiden van de Guldensporenlaan de restanten van te onteigenen percelen aan te wenden voor de visuele inpassing van de nieuwe infrastructuur. Afhankelijk van de locatie kan voor de inkleding geopteerd worden voor de aanleg van bosjes, KLE, bosranden, ... (uit te werken op ontwerpniveau). De doorsnijding van het landgoed Hoeverheide in langsrichting wordt landschappelijk als ernstig negatief effect beoordeeld. De weg vormt immers, zelfs bij ondertunneling, een ernstig verlies aan landschappelijke samenhang tussen de 2 delen die zullen ontstaan, waarbij de integriteit van het landgoed nooit volledig herstelbaar is. Hoger werden enkele natuurlijke aspecten en maatregelen opgesomd, die de effecten enigszins beperken. De verlaagde aanleg van het aanwezige tunnelsegment is hierbij zeer belangrijk. De doorsnijding van het landgoed wordt niettemin als ernstig negatief residueel effect beoordeeld. De tunneldaken dienen een landschappelijke inpassing te krijgen. Hiervoor kan zowel aan bebossing als meer open (heide) habitats gedacht worden. Vanuit landschappelijk oogpunt is er geen sterk geprefereerde invulling zolang deze met de lokale habitats overeen komt. We kunnen aldus stellen dat het omleidingstracé resulteert in een sterk negatief effect op het landschap. Beoordeling basistracé tov toekomstige situatie Ten opzichte van de toekomstige situatie is het effect minstens even negatief, daar net voor die toekomstige situatie behoud en versterking van bestaande verbindingen benadrukt wordt.
i.s.m.
deel 16.2-30
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Impact varianten tov huidige en toekomstige situatie KMO-varianten 1 & 2 In de huidige situatie wordt de verbinding tussen het oostelijk gelegen gebied rondom het domein Molenheide en het westelijk gelegen gebied van het Militair domein verstoord door de aanwezigheid van de N715/N74 en de KMOzone. In de basisvariant wordt, door het verdwijnen van de KMO-zone de mogelijkheid gecreëerd om, over de nieuwe weg, de verbinding tussen deze twee gebieden te versterken. Bij keuze voor de alternatieve scenario’s wordt deze mogelijkheid niet gecreëerd. Vandaar dat de basisvariant vanuit landschappelijk oogpunt de voorkeur krijgt. Variant verknoping E314 Ten opzichte van het basisscenario neemt deze variant geen bijkomende ruimte in parallel aan de E314, maar wel ter hoogte van het bestaande complex. Op landschappelijk niveau zijn de verschillen tussen beide varianten echter zo beperkt dat beiden vergelijkbaar beoordeeld kunnen worden.
Samenvattend overzicht milderende maatregelen en randvoorwaarden voor de uitwerking ifv beperken landschappelijke impact • • • •
• • •
Archeologisch vooronderzoek Visuele afscherming tracédeel thv KMO-zone dmv meer gesloten vegetatie (bv in combinatie met maatregelen geluid: grondberm ipv geluidsscherm) Overweging van aanleg meest noordelijke tunnelsegment in open bak, afgeboord met (voldoende geluidsreducerende) taluds en met maximale verlaging. In noordelijke richting hierop aansluitend landschappelijke inkleding zodat zichtbaarheid vanuit militair domein maximaal beperkt wordt. Tunnelsegment thv het landgoed Hoeverheide boven grondwaterpeil, maar dieper dan voorgesteld op lengteprofiel te voorzien, zodat nieuwe maaiveldniveau het huidige niveau benadert. Ook noordelijk hierop aansluitend tunnelsegment dieper te voorzien dan in lengteprofiel voorgesteld, met die randvoorwaarde dat de fundering boven grondwater blijft. Op deze manier kan nieuwe maaiveldniveau ‘beperkt worden tot 1-2m boven het huidige niveau. Bijkomend onderzoek op projectniveau noodzakelijk ifv uiteindelijke tunneldiepte. Meest zuidelijke tunnelsegment in lengte beperken tot zone met landduinen (niet tot in open landschap). Op ontwerpniveau te onderzoeken of het wenselijk is de weg af te schermen met grondbermen of voorkeur gegeven wordt aan een meer open karakter over de weg heen Tunneldaken landschappelijk in te kleden. In vallei van Mangelbeek – Winterbeek restanten van te onteigenen percelen aanwenden voor visuele inpassing van nieuwe infrastructuur. Op ontwerpniveau uit te werken of, afhankelijk van locatie, voorkeur gaat naar aanleg van bosjes, KLE, bosranden, …
Deze maatregelen beperken de landschappelijke impact, maar rekening houdend met de permanente wijziging van het bestaande landschap in de valleigebieden, blijft het een sterk negatief landschappelijk effect.
i.s.m.
deel 16.2-31
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2.5
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Evaluatie van de voorgestelde maatregelen ten behoeve van de receptor natuur Volgende maatregelen met een mogelijk landschappelijke impact worden vanuit het ecologische aspect voorgesteld voor het doortochttracé (zie hoofdstuk 16.3 en bijhorend kaartmateriaal): • Ecoduct ten noorden van KMO-zone Via dit ecoduct wordt de landschappelijke verbinding tussen het oostelijke gebied rond Molenheide en het westelijke gebied van het Militair domein versterkt en wordt dan ook als positief geëvalueerd. • Ecotunnels; oa thv de Mangelbeekvallei De landschappelijke impact van dergelijke tunnels is beperkt. • Aanduiding gebieden voor verwerving en inrichting met het oog op ontwikkeling van natuurwaarden Het betreft in hoofdzaak percelen in landbouwgebruik (vnl akkerland) ten oosten van de weg. De landschappelijke impact van een ‘vernatuurlijking’ of extensiever gebruik van de landbouwgronden zal alvast niet negatief (kunnen) beoordeeld worden. De realisatie van een groene verbinding kan gezien worden als een versterking van de landschapsecologische structuur.
Voor het omleidingtracé zijn volgende maatregelen voorgesteld vanuit het ecologische aspect (zie hoofdstuk 16.3 en bijhorend kaartmateriaal): • Ecologische verbinding tussen de militaire domeinen van Meeuwen (oosten) en Beverlo (westen) Dit voorstel houdt de realisatie van een ecoduct over de N74 in, de verbetering van groene bestemmingen en actieve natuurbouw op een aantal locaties die momenteel in landbouwgebruik zijn. Dit voorstel gaat verder dan de verwijzing vanuit landschap naar ‘kansen voor een versterking van landschappelijke verbindingen’ in hoofdstuk 16.2.4.4. De verbetering van “groene bestemmingen” (incl de militaire zone thv de Kazernelaan en het recreatiegebied rond Molenheide) wordt beschouwd als een versterking van de landschappelijke structuur. Actieve milieubouw die wordt voorgesteld om de ecologische verbinding te vervolledigen, betekent een verlies aan landbouwgronden in het noordoosten van de gemeente Houthalen-Helchteren. Vanuit landschappelijk oogpunt vormt dit geen probleem. • Landschapsversterking op overhoeken (ter hoogte van meest noordelijke en meest zuidelijke tunnelsegment) Ter hoogte van het noordelijke tunnelsegment stemt deze maatregel overeen met het voorstel vanuit landschappelijk oogpunt om de weg hier visueel af te schermen. Ter hoogte van het zuidelijke tunnelsegment is dit voorstel in tegenstelling met de landschappelijke visie, waar eerder een inkorting van het tunnelsegment met behoud van het lokaal open karakter wordt voorgesteld. • Structuurverbetering hydrografisch net Dergelijke maatregel, waardoor de eigenheid van het valleigebied wordt versterkt, wordt als positief beoordeeld. • Versterking en actieve inrichting Laambeekvallei De landschappelijke waarde van dit gebied (Kolveren) wordt bepaald door de kleinschaligheid en aanwezigheid van KLE. Een ecologische versterking zal deze landschappelijke waarde verder versterken. • Viaduct over de Mangelbeekvallei thv de N715 Door de hogere ligging kan de weg vanuit de omgeving tot op grotere afstand zichtbaar zijn. Het landschap heeft hier echter een meer gesloten karakter, zodat de impact op de zichtbaarheid beperkt wordt.
16.2.6
Cumulatie met Spartacusproject Zoals in hoofdstuk 12 aangegeven, zijn cumulatieve effecten van het voorgestelde plan en het Spartacus-project hoofdzakelijk van belang voor de effectgroepen geluid en netwerkeffecten voor mens. Binnen de receptordiscipline landschap wordt dan ook niet verder ingegaan op eventueel cumulatieve aspecten.
i.s.m.
deel 16.2-32
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.2.7
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
Besluit m.b.t. verschillen tussen basisalternatief en varianten Voor de discipline landschap werd het volgende gesteld met betrekking tot de beschouwde varianten voor het omleidingstracé: KMO-varianten 1 & 2 De basisvariant voor het omleidingstracé krijgt vanuit landschappelijk oogpunt de voorkeur, daar hierbij de volledige KMO-zone zal verdwijnen waardoor maximaal landschaps(ecologisch) herstel mogelijk is. Variant verknoping E314 Op landschappelijk niveau zijn de verschillen tussen beide varianten zo beperkt dat beiden vergelijkbaar beoordeeld kunnen worden.
16.2.8
Samenvatting maatregelen, randvoorwaarden en onderzoekstopics ifv verdere procesverloop De maatregelen, randvoorwaarden en onderzoekstopics werden bij de beoordelingen van de beide alternatieven reeds samengevat in een kader. Voor het doortochttracé wordt verwezen naar paragraaf 16.2.3.4. Voor het omleidingstracé wordt verwezen naar paragraaf 16.2.4.4.
i.s.m.
deel 16.2-33
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.2: Receptorgerichte analyse - Landschap
i.s.m.
deel 16.2-34
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
INHOUDSTAFEL DEEL 16.3 16.3 Mens....................................................................................................................................................................1 16.3.1 Referentiesituatie ................................................................................................................................1 16.3.1.1 Methodiek .......................................................................................................................................1 16.3.1.2 Ruimtelijke structuur en samenhang (macroniveau) .......................................................................2 16.3.1.3 Ruimtelijke structuur en functionele indeling (mesoniveau) ............................................................6 16.3.1.4 Ruimtelijke structuur en leefkwaliteit in het plangebied Grote Baan – N715 (microniveau)...........15 16.3.1.5 Ruimtelijke structuur van de KMO-zone te Helchteren (microniveau)...........................................17 16.3.1.6 Ruimtelijke structuur en leefkwaliteit langs het doortochttracé (microniveau) ...............................19 16.3.1.7 Ruimtelijke structuur en leefkwaliteit langs het omleidingstracé (microniveau) .............................22 16.3.1.8 Functionele relaties – mobiliteit.....................................................................................................25 16.3.1.9 Toekomstige situatie .....................................................................................................................41 16.3.2 Methodiek effectbepaling en -beoordeling.........................................................................................42 16.3.2.1 Verlies menselijke functies............................................................................................................42 16.3.2.2 Impact op menselijk functionele relaties (verkeersafwikkeling) .....................................................42 16.3.2.3 Verstoring van de leefomgeving via geluid ...................................................................................44 16.3.2.4 Verstoring van de leefomgeving via lucht .....................................................................................47 16.3.2.5 Verstoring van de leefomgeving via water ....................................................................................48 16.3.2.6 Beoordeling – impact op de leefbaarheid......................................................................................49 16.3.3 Effectbepaling geplande situatie doortochttracé................................................................................51 16.3.3.1 Direct verlies menselijke functies ..................................................................................................51 16.3.3.2 Indirect verlies menselijke functies o.w.v. noodzakelijke maatregelen voor overige receptoren ...55 16.3.3.3 Verkeersafwikkeling tijdens exploitatiefase...................................................................................56 16.3.3.4 Verstoring van de leefomgeving via geluid ...................................................................................61 16.3.3.5 Verstoring van de leefomgeving via lucht .....................................................................................64 16.3.3.6 Verstoring van de leefomgeving via water ....................................................................................64 16.3.4 Effectbeoordeling doortochttracé – leefbaarheid, varianten & cumulatieve effecten .........................65 16.3.4.1 Leefbaarheid tijdens aanlegfase: basisalternatief .........................................................................65 16.3.4.2 Leefbaarheid tijdens exploitatiefase: basisalternatief....................................................................68 16.3.4.3 Leefbaarheid tijdens exploitatiefase: variant met verlengde tunnel...............................................73 16.3.4.4 Cumulatie met Spartacusproject ...................................................................................................74 16.3.5 Effectbepaling geplande situatie omleidingtracé ...............................................................................75 16.3.5.1 Kwalitatieve herinrichting N715 als uitgangspunt..........................................................................75 16.3.5.2 Direct verlies menselijke functies ..................................................................................................75 16.3.5.3 Indirect verlies menselijke functies o.w.v. milderende maatregelen natuur en landschap.............80 16.3.5.4 Indirect verlies open ruimte, indirecte winst woongebied tgv opvulling ruimte tussen tracé en woonkernen....................................................................................................................................................81 16.3.5.5 Impact op menselijk functionele relaties (verkeersafwikkeling) ....................................................82 16.3.5.6 Verstoring van de leefomgeving via geluid ...................................................................................85 16.3.5.7 Verstoring van de leefomgeving via lucht .....................................................................................88
i.s.m.
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
16.3.5.8 Verstoring van de leefomgeving via water ....................................................................................89 16.3.6 Effectbeoordeling omleidingtracé – leefbaarheid, varianten & cumulatieve effecten.........................90 16.3.6.1 Leefbaarheid tijdens aanlegfase ...................................................................................................90 16.3.6.2 Leefbaarheid tijdens exploitatiefase..............................................................................................90 16.3.6.3 Vergelijking van de varianten........................................................................................................93 16.3.6.4 Cumulatie met Spartacusproject ...................................................................................................93 16.3.7 Samenvatting maatregelen, randvoorwaarden en onderzoekstopics ifv verdere procesverloop .......95 16.3.7.1 Doortochttracé ..............................................................................................................................95 16.3.7.2 Omleidingtracé..............................................................................................................................97
LIJST VAN TABELLEN Tabel 16.3-1: Tabel 16.3-2: Tabel 16.3-3: Tabel 16.3-5: Tabel 16.3-5: Tabel 16.3-6: Tabel 16.3-7: Tabel 16.3-8: Tabel 16.3-9: Tabel 16.3-10: Tabel 16.3-11: Tabel 16.3-12: Tabel 16.3-13: Tabel 16.3-14: Tabel 16.3-15: Tabel 16.3-16: Tabel 16.3-17: Tabel 16.3-18: Tabel 16.3-19: Tabel 16.3-20: Tabel 16.3-21: Tabel 16.3-22: Tabel 16.3-23: Tabel 16.3-24: Tabel 16.3-25: Tabel 16.3-26:
Indeling bevolking langsheen de Grote Baan in leeftijdscategorieën ................................................15 Typologie bebouwing langs Grote Baan............................................................................................15 Handelsactiviteiten langsheen de Grote Baan (excl KMO-zone).......................................................16 Kruispunten op de N715 Noord.........................................................................................................26 Kruispunten op de N715 thv centrum Helchteren..............................................................................27 Kruispunten op de N715 thv Mangelbeekvallei .................................................................................27 Kruispunten op de N715 thv centrum Houthalen...............................................................................28 Kruispunten op de N715 Zuid............................................................................................................28 Kruispunten op de N719....................................................................................................................29 Kruispunten op de Herebaanwest / Herebaanoost............................................................................30 Kruispunten op de Michel Scheperslaan / Stationsstraat / Dorpsstraat / Ringlaan............................31 Kruispunten op de Meerstraat/Koolmijnlaan......................................................................................32 Huidige reistijden (dec. 2004)............................................................................................................34 Huidige reistijden (feb. 2005 – opname AWV) ..................................................................................34 kwalificatie van de wachttijd voor overstekende voet-gangers op plaatsen die niet door verkeerslichten gere-geld worden (bron: ASVV 2004) ......................................................................35 Oversteekbaarheid N715 in huidige situatie (referentie 2006) ..........................................................36 Letselongevallen: aantal en ernst......................................................................................................39 Gevaarlijke punten ............................................................................................................................40 Wegcategorisering en capaciteitsbepaling ifv leefbaarheid...............................................................43 classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving in een milieukwaliteitsmaat volgens de 'methode Miedema' ...........................................................................................................................46 Dosis-effectrelaties voor verkeerslawaai (volgens Nederlandse Regeling Omgevingslawaai) ..........46 Raming te onteigenen panden doortochttracé ..................................................................................51 Verkeersevoluties (afgerond op 50-tallen).........................................................................................56 Oversteekbaarheid N715 (N74 in tunnel) ..........................................................................................58 Toetsing leefbaarheidscapaciteit doortochttracé ...............................................................................60 Aantal gebouwen binnen zones met verschillende leefkwaliteit (verkeerslawaai) voor verschillende situaties.............................................................................................................................................62
i.s.m.
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Tabel 16.3-27: Aantal gehinderden binnen zones met verschillende leefkwaliteit (verkeerslawaai) voor verschillende situaties.............................................................................................................................................63 Tabel 16.3-28: Oversteekbaarheid N715 bij realisatie omleidingtracé ......................................................................83 Tabel 16.3-29: Toetsing leefbaarheidscapaciteit omleidingtracé...............................................................................84 Tabel 16.3-30: Aantal gebouwen binnen zones met verschillende leefkwaliteit (verkeerslawaai) voor verschillende situaties.............................................................................................................................................86 Tabel 16.3-31: Aantal gehinderden binnen zones met verschillende leefkwaliteit (verkeerslawaai) voor verschillende situaties.............................................................................................................................................87
LIJST VAN FIGUREN Figuur 16.3-1: Figuur 16.3-2: Figuur 16.3-3: Figuur 16.3-4: Figuur 16.3-5: Figuur 16.3-6:
Nederzettingstructuur Houthalen-Helchteren ......................................................................................3 Ruimtelijk-economische structuur in Houthalen-Helchteren ................................................................4 Toeristisch-recreatieve structuur Houthalen-Helchteren .....................................................................5 Ruimtelijke structuur Houthalen (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren) ...6 Ruimtelijke structuur Helchteren (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren) ..7 Ruimtelijke structuur zone Lage Kempen (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan HouthalenHelchteren)..........................................................................................................................................7 Figuur 16.3-7: Ruimtelijke structuur Lillo (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren).............8 Figuur 16.3-8 Fietsroutenetwerk Houthalen-Helchteren ..........................................................................................33 Figuur 16.3-9: gemiddelde wachttijd voor overstekende voetgangers afhankelijk van voertuigintensiteit en benodigde hiaattijd (bron: ASVV 2004) .............................................................................................35 Figuur 16.3-10: Aandachtsgebieden voor de receptor mens ifv geluidsverstoring .....................................................45
i.s.m.
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
i.s.m.
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3
MENS
16.3.1
Referentiesituatie
16.3.1.1
Methodiek
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Als referentie wordt de huidige situatie beschreven. Waar relevant is deze informatie aangevuld met wijzigingen die op termijn gepland zijn; in hoofdzaak op basis van de bepalingen van de (ontwerp)structuurplannen van de gemeenten. Wanneer deze geplande situatie volledig gerealiseerd zal zijn kan niet éénduidig vastgelegd worden. Algemeen wordt de ruimtelijk-functionele opbouw van de omgeving van Houthalen-Helchteren ontleed: • Beschrijving van de ruimtelijke structuur. De bespreking van de huidige situatie gaat uit van het bodemgebruik van het gebied. Op die manier wordt voor iedere omgeving de relevantie voor de mens geduid. In eerste instantie wordt Houthalen-Helchteren gepositioneerd in de omgeving en besproken op mesoniveau. In de waardevollere zones wordt ingezoomd tot op microniveau, waarbij de nederzettingsstructuur is toegelicht. • Situering en beschrijving van de verschillende functies in de omgeving van Houthalen-Helchteren. Eén van de evaluatiecriteria vormt het functioneren en de bereikbaarheid van deze functies (bijvoorbeeld onderlinge relaties tussen de verschillende functies, waaronder omliggende (bebouwings)gebieden. • De gegevens van de abiotische disciplines (vnl geluid en lucht) met betrekking tot de bestaande omgevingskwaliteit. Deze informatie wordt bij de beschrijving van de verschillende functies in de mate van relevantie toegevoegd. Functionele indeling Het huidige bodemgebruik wordt in beeld gebracht aan de hand van de biologische waarderingskaart, waarvan de inventarisatiecodes zijn vertaald naar de onderscheiden functionele gebruiken (wonen, werken, dienstverlening en recreatie). Het resultaat hiervan is weergegeven op kaart 2.2. Waar nodig en relevant ifv de effectbespreking, wordt deze informatie aangevuld met terreinwaarnemingen. • Functie wonen Inventarisatie van de referentiesituatie met betrekking tot het ‘wonen’ vertrekt vanuit de bodembestemmingen zoals vastgelegd in geldende plannen op gemeentelijk of hoger niveau en de realisatiegraad van deze plannen van aanleg. De relevante elementen van het nederzettingspatroon zijn in hun diverse verschijningsvormen (morfologie, gebruik) en met hun kenmerken opgenomen. In functie van de effectbespreking, is de aanwezigheid van bebouwde percelen globaal in beeld gebracht aan de hand van de kadasterkaarten (kadvec), aangevuld met een snelsurvey op het terrein langsheen de voorgestelde tracés. • Functie werken Binnen ‘werken’ worden volgende aspecten onderscheiden: landbouw, industrie & KMO en kleinhandelszaken. Voor het landbouwkundige aspect is vertrokken vanuit de bodembestemmingen zoals vastgelegd in de geldende plannen en nagegaan in hoeverre deze zijn gerealiseerd (analoog aan functie wonen). De kwaliteit is in beeld gebracht aan de hand van de landbouwtyperingskaart, aangevuld met terreinwaarnemingen. Aanwezige industrie- en KMO-zones zijn in eerste instantie gekarteerd aan de hand van de bodembestemmingen zoals vastgelegd in de geldende plannen waarbij is nagegaan in hoeverre deze zijn gerealiseerd (analoog aan functie wonen). Wat betreft kleinhandelszaken wordt niet in detail nagegaan waar deze aanwezig zijn, maar wordt een globaal beeld geschetst van hun aanwezigheid binnen de verscheidene woonkernen. • Diensten-functie Hieronder wordt de aanwezigheid van scholen, ziekenhuizen, containerparken, … begrepen. Hiervan is niet in detail (perceelsniveau) nagegaan waar welke functies precies aanwezig zijn, maar is een algemene toelichting opgenomen mbt de verscheidene diensten die in de omgeving aanwezig zijn. Op basis van een snelsurvey zijn de handelsactiviteiten en diensten langs de tracés aanvullend in beeld gebracht.
i.s.m.
deel 16.3-1
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
•
•
16.3.1.2
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Recreatieve functie Op basis van de functionele bodemgebruikskaart, aangevuld met het fietsroutenetwerk, wordt een beeld geschetst van recreatieve functies die in de omgeving aanwezig zijn. Functionele relaties Gezien de aard van het project, vormt mobiliteit een belangrijk aspect binnen het MER. Een algemene beschrijving van de huidige situatie is binnen de beschrijving van de referentiesituatie daarom in een afzonderlijk hoofdstuk opgenomen. Meer specifieke informatie mbt het modelmatig verkeersonderzoek dat is uitgevoerd, is opgenomen in hoofdstuk 10.
Ruimtelijke structuur en samenhang (macroniveau) Voor een situering op macroniveau verwijzen we naar kaart 16.3.1 voor de ruimtelijke samenhang en kaart 2.2 voor het functioneel bodemgebruik. Volgende beschrijving is gebaseerd op informatie van de functionele bodemgebruikskaart (kaart 2.2) in combinatie met informatie die in (het ontwerp van) de ruimtelijke structuurplannen van Houthalen-Helchteren, Heusden-Zolder en Zonhoven zijn opgenomen. Omdat het doortochttracé de gemeente Houthalen-Helchteren volledig dwarst en ook het omleidingtracé bijna volledig op grondgebied van deze gemeente is gelegen, is in volgende beschrijving steeds de situatie in de volledige gemeente Houthalen-Helchteren toegelicht. Ter illustratie is in de tekst telkens de situatie in de gemeente Houthalen-Helchteren weergegeven op figuur. Voor een voorstelling van de situatie ter hoogte van de aangrenzende gemeenten wordt verwezen naar kaart 2.2. Het studiegebied is gelegen tussen het verstedelijkt gebied rond de kernen van Lommel, Neerpelt en Overpelt in het noorden en het regionaal-stedelijk gebied Hasselt-Genk. De N74 (N715 ter hoogte van Houthalen-Helchteren) vormt de belangrijkste noord-zuidverbinding tussen deze gebieden. Ten oosten en ten westen van deze noordzuidas zijn respectievelijk de autonome kleine steden Bree en Leopoldsburg gelegen. De gemeente Houthalen-Helchteren bevindt zich in een gebied onder verstedelijkingsdruk. Ten noorden van de gemeente ligt een gebied met kerndorpen en verspreide bebouwing, al dan niet langs steenweglinten.
Nederzettingenstructuur De topografie en daarmee gepaard gaande bodemgesteldheid (rand Kempens plateau en parallelle beekvalleien) zijn sterk bepalend geweest voor de nederzettingenstructuur in Houthalen-Helchteren en Heusden-Zolder. Op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren zelf zijn er momenteel 2 onderscheiden duidelijk afgebakende kernen te herkennen, namelijk Houthalen en Helchteren. Deze kernen hebben hun duidelijke begrenzing verkregen door de aanwezige omringende grote aaneengesloten groengebieden, open ruimten en beekvalleien. In Houthalen heeft het APA (KB 23-10-1957)1 een grote impact gehad op de sturing van de bebouwing. Beide deelkernen hebben een goed voorzieningenniveau uitgebouwd. Houthalen is de grootste kern en vervult naast een eigen lokaal verzorgende functie eveneens een verzorgende rol ten opzichte van de andere kerkdorpen. Globaal gezien betekent dit dat verschillende deelkernen binnen de invloedssfeer van Houthalen liggen voor voorzieningen op gemeentelijke en voor sommige ook op regionaal niveau. De totale gemeente bevindt zich evenwel eveneens binnen de invloedssferen van nabijgelegen steden Hasselt en Genk.
1
Dit plan bezit ongeveer dezelfde zoneringen als de gewestplannen. De contouren uitgetekend in het APA van Houthalen zijn dan ook grotendeels in het latere gewestplan overgenomen.
i.s.m.
deel 16.3-2
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
In het kader van het geselecteerde omleidingstracé is de woonkern Lillo van belang. Lillo is een apart gehuchtje ten westen van de kernen van Houthalen en Helchteren, doch morfologisch volledig vervlochten met Voort (HeusdenZolder). De woonkern van Zolder bevindt zich op iets grotere afstand ten westen van Houthalen. In noordoostelijke richting vanuit Helchteren is de ‘nederzettingenstructuur’ van Sonnis gelegen. In het zuidwestelijk kwadrant van de kruising tussen de Grote Baan en de oude spoorweg (recreatieve fietsroute) ligt de enigszins geïsoleerde ‘Kievitwijk‘. Verder noordwaarts is het gehucht Hoef, dat deel uitmaakt van de gemeente Hechtel-Eksel, langsheen de N715 gelegen. Ten zuiden van de E314 (grondgebied Zonhoven) bevindt zich het verstrengeld woonlint EikenenKolveren-Berkenen dat aansluit op de sterk verstedelijkte structuur van de kern van Zonhoven.
In Figuur 16-1 is de nederzettingenstructuur in de gemeente Houthalen-Helchteren weergegeven (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren)
Bron figuur: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren
Figuur 16-1: Nederzettingstructuur Houthalen-Helchteren
Ruimtelijk-economische structuur De ruimtelijk-economische structuur omvat de landbouwzones, de bedrijventerreinen, de handel- en diensten en de Remo-site (zie Figuur 16-2). Landbouwactiviteiten zijn slechts in relatief beperkte mate aanwezig: • Het aaneengesloten landbouwgebied Sonnisheide-Grote heide ten noordoosten van Helchteren, aansluitend op het landbouwgebied van de vlakte van Peer; • Een langgerekte landbouwzone in Houthalen-Oost, langsheen het militair domein en aansluitend op het landbouwgebied van Meeuwen-Gruitrode; • De versnipperde landbouwpercelen in de valleigebieden. • Het kleinschalig landbouwlandschap ‘Kolveren’ ten zuiden van de E314 (grondgebied Zonhoven)
i.s.m.
deel 16.3-3
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren zijn er 3 grote bedrijventerreinen gesitueerd en 2 kleinere kmo-zones. Met uitzondering van een geïsoleerd bedrijventerrein te Helchteren, zijn ze allemaal aangesloten bij de bebouwde ruimte. We onderscheiden op het grondgebied van Houthalen-Helchteren: • Bedrijventerrein Centrum-Zuid; • Bedrijventerrein Europark • Bedrijventerrein Helchteren-Noord • Kmo-zone nabij watertoren Helchteren • Kmo-zone Houthalen-Oost (buiten studiegebied) Westwaarts van het omleidingtracé zijn (op grondgebied van de gemeente Heusden-Zolder) volgende bedrijventerreinen aanwezig: • het industrieterrein De Schacht. Bij de uitwerking van de verknopingen op de N74 werd rekening gehouden met de mogelijkheden om dit terrein te laten aansluiten op de primaire weg (zie hoofdstuk 11). • De ambachtelijke zone Zoliken, die aansluit bij de woonstrook Zolder-Boekt, bevindt zich ten westen van de spoorlijn langs Centrum Zuid. Dit terrein is niet afhankelijk van een aansluiting op de primaire weg, zodat aan dit terrein in de verdere bespreking weinig aandacht zal geschonken worden. Het industrieterrein Colverenheide ten zuiden van de E314 (grondgebied Zonhoven) is op relatief grote afstand van de voorgestelde tracés gelegen en is qua ontsluiting niet afhankelijk van de aanpassing van de N715/N74. Aan dit terrein wordt dan ook geen verdere aandacht geschonken. In het noordwesten van Helchteren, grenzend aan het militair domein, ligt de Remo-site. Op deze site is zandontginning, gevolgd door exploitatie als stortplaats aanwezig.
Bron figuur: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren
Figuur 16-2: Ruimtelijk-economische structuur in Houthalen-Helchteren
In de woonkernen van Houthalen, Helchteren, Zonhoven en Zolder bevindt zich een concentratie van handel en diensten. In de overige woonkernen/gehuchten is het aanbod beperkter.
i.s.m.
deel 16.3-4
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Toeristisch-recreatieve structuur Houthalen-Helchteren is een goed uitgeruste toeristischrecreatieve gemeente. Zo zijn er een aantal toeristischrecreatieve en –verblijfsparken in de gemeente: • Vakantiecentrum De Bosberg • Verblijfsattractiepark Kelchterhoef • Recreatiepark Hengelhoef • Park Molenheide • Wild- en wandelpark Molenheide In de gemeente is ook een golfterrein gelegen. Er is een uitgebreide sportinfrastructuur in de bebouwde omgeving, een goed uitgerust fietspadennetwerk en verschillende wandelroutes. Daarnaast zijn er diverse logiesmogelijkheden. In Figuur 16-3 is de toeristisch-recreatieve structuur binnen de gemeente geschetst (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren).
In de omliggende gemeenten zijn geen toeristischrecreatieve voorzieningen aanwezig waarvan hun aanwezigheid relevant is voor het omleiding- of doortochttracé.
Bron figuur: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren
Figuur 16-3: Toeristisch-recreatieve structuur Houthalen-Helchteren
Verkeers- en vervoerinfrastructuur Voor een toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 16.3.1.4 (Functionele relaties – mobiliteit) verder in dit hoofdstuk.
i.s.m.
deel 16.3-5
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.1.3
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Ruimtelijke structuur en functionele indeling (mesoniveau) Kaart 2.2 geeft een beeld van het functioneel bodemgebruik in het studiegebied. Per functie is onder deze paragraaf in eerste instantie een beschrijving opgenomen van de huidige situatie. Daarnaast is, per besproken zone, aangegeven welke ontwikkelingen vanuit juridische en beleidsmatige context worden voorgesteld. Deze beschrijving geeft een beeld van de toekomstige situatie, ten opzichte van dewelke het voorgestelde plan (doortocht of omleiding) wordt afgetoetst. De beschrijving van de te verwachten geplande situatie is voor de ruimtelijke structuur en functionele indeling verspreid in de tekst in kleur weergegeven ipv in een samenvattende paragraaf op het einde van dit hoofdstuk. Op deze manier wordt een duidelijk samenhangende beschrijving gegeven van huidige en geplande situatie per deelzone. Daar verschillende functies vaak verweven voorkomen illustreren de figuren op deze en volgende bladzijden schematisch de bestaande ruimtelijke structuur en de ruimtelijke situering van verschillende functies binnen het studiegebied (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan HouthalenHelchteren). De Figuur 16-4, Figuur 16-5, Figuur 16-6 en Figuur 16-7 schetsen de ruimtelijke structuur in respectievelijk Houthalen, Helchteren, het westelijk deel van de gemeente (zone Lage Kempen) en Lillo-Voort. Voor een weergave van de structuur in de aangrenzende gemeenten wordt verwezen naar kaart 2.2. Figuur 16-4: Ruimtelijke structuur Houthalen (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren)
i.s.m.
deel 16.3-6
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Figuur 16-5: Ruimtelijke structuur Helchteren (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren)
Figuur 16-6: Ruimtelijke structuur zone Lage Kempen (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren)
i.s.m.
deel 16.3-7
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Figuur 16-7: Ruimtelijke structuur Lillo (bron: ontwerp gemeentelijk structuurplan Houthalen-Helchteren)
Woonfunctie Houthalen-Helchteren telt ongeveer 30.000 inwoners en is daarmee een van de grotere gemeenten in Limburg. Zowel de natuurlijke aangroei als de aangroei door immigratie nemen momenteel af, waardoor de bevolkingsaangroei stagneert of zelfs terugloopt. Op 1 januari 2004 telde de gemeente Houthalen ongeveer 10.700 woningen (meest recente beschikbare informatie zoals opgenomen in het ontwerpRSP). Het gaat hierbij overwegend (87,2 %) om eengezinswoningen. Het aantal huurwoningen, appartementen en rijwoningen ligt in nagenoeg alle kernen vrij laag. Enkel Meulenberg kent een vrij hoog percentage aan huurappartementen (sociale woningen). De laatste decennia is het aantal woningen sterk toegenomen. Tussen 1991 en 2001 nam het woningenbestand toe met 21 %. Leegstaande woningen situeren zich hoofdzakelijk in Houthalen-centrum langs de Grote baan en langsheen de Lillosteenweg. Het ontwerp van ruimtelijk structuurplan van de gemeente haalt aan dat de vraag naar toenemende verkaveling van binnengebieden en woonuitbreidingsgebieden in Houthalen-helchteren en een opdeling van grotere in kleinere delen sterk toeneemt. Dit kan er toe leiden dat in de toekomst aan inbreiding wordt gedaan en woonuitbreidingsgebieden effectief ingenomen worden. De woonbehoeftestudie toont aan dat er voor de periode 2008-2012 nood is aan 770 bijkomende woningen. De gemeente telt 3 hoofdkernen, nl. Houthalen, Helchteren en Houthalen-Oost (deze laatste bevindt zich buiten het studiegebied en wordt daarom niet nader besproken). Daarrond komen enkele kleinere kernen voor, m.b. Lillo en Sonnis. Deze laatste is veeleer een woonlint dan een dorp. Lillo is dan weer ruimtelijk vergroeid met Voort (Zolder). Ten oosten van de kern van Helchteren bevindt zich nog de kleine woonkern (landelijk wonen) van de Kievitwijk (ten westen van de N715, in de hoek gevormd tussen de oude spoorlijn en N715).
i.s.m.
deel 16.3-8
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Woonkernen Houthalen en Helchteren De woonkern van Houthalen ligt centraal in de gemeente. Het dorp Laak en de tuinwijk Meulenberg hebben een eigen herkenbare identiteit maar zijn ruimtelijk vergroeid met de woonkern van Houthalen. Het centrum van Houthalen heeft zich ontwikkeld vanuit de oksel van het vroegere bebouwingslint langsheen de Stationsstraat en de Grote Baan, waarlangs ondertussen een echt handelscentrum ligt met een groot marktplein en een bouwblok met winkelstraten Dorpsstraat en Vredelaan. De westzijde van het centrum wordt geflankeerd door een zeer groene residentiële woonwijk, met particuliere kavels. De voormalige stationsomgeving langsheen lijn 18 sluit de westzijde van het centrum af. De noordzijde van het centrum is, naast het sportpark en het StPauluscollege, grotendeels samengesteld uit een aantal kleine wijken of verkavelingen. Eigenlijk bakent de Herebaan-West – zelf bebouwd met grote residentiële kavels in het groen – het noordelijk randgebied van Houthalen af. Niettemin liggen ook ten noorden ervan een aantal woonstraten die eerder moeten opgevat worden als woningen in de uitlopers van het groen. Het oostelijk en zuidelijk deel van de kern van Houthalen wordt gekenmerkt door kleine private, sociale en gemeentelijke verkavelingen en sociale woonwijken. Vanaf de Groenstraatbeek versmelt de bebouwing van de kern Houthalen, met deze van de Meulenberg. De N74 doorkruist de woonkern. Omwille van de reeds aangetaste woon- en leefkwaliteit langs deze drukke weg, keren heel wat functies gerelateerd aan de woonfunctie zich van de weg af. De woonwijk aan de Rode kruislaan is zo reeds door een wal gescheiden van de N74. Daarnaast is er langs de N74 heel wat leegstand en verwaarlozing van gebouwen. Niettemin worden op verschillende plaatsen woningen gerenoveerd langs de Grote Baan. Op enkele plaatsen is er nieuwbouw. Ten noorden van Helchteren worden momenteel enkele nieuwe appartementcomplexen gebouwd. De kern van Helchteren is een vrij compacte kern. De N74 doorkruist de kern van noord naar zuid; de N719 van oost naar west. Beide verkeersassen bepalen het beeld en het functioneren van de dorpskern. Het uitrustingsniveau van dit kerndorp is zeer goed (zie verder – diensten). Het bebouwingspatroon bestaat in hoofdzaak uit vrij recente vrijstaande eengezinswoningen. De gesloten bebouwing bevindt zich uitsluitend langs de invalswegen. In beide woonkernen (Houthalen en Helchteren) bevinden zich nog een aantal woonuitbreidingsgebieden die nog niet zijn ingenomen. Deze gebieden kunnen in de toekomst wel ingevuld worden (zie gewestplan op kaart 7.1). Kleine woonkernen, -wijken of linten + verspreide bebouwing Het oorspronkelijke straatdorp Lillo is in de breedte ontwikkeld tot een kleine kern, ruimtelijk gescheiden van de kern Houthalen, maar vergroeid met de kern van Voort (Heusden-Zolder). De kern heeft het dorpse karakter behouden. Dit uit zich in de beperkte bouwdichtheid, de beperkte bouwhoogte, de aanwezigheid van historische patronen (wegenis, gebouwen schans) en het beperkte aantal voorzieningen. Wat betreft voorzieningen is de woonkern hoofdzakelijk gericht op de commerciële centra van Houthalen en Berkenbos De gewenste ontwikkeling van Lillo is gericht op het behoud van de compacte woonkern met een sterk landelijk karakter, behouden en versterken van (zicht)relaties met de natuurlijke omgeving en behouden van de lage bouwdichtheid. Nieuwe woonontwikkelingen worden dan ook beperkt. Ook een verdere uitdeining van de kern is niet gewenst; wel wordt een uitbouw van een ‘herkenbaar’ centrum vooropgesteld. Aanvullend zijn in de ruimtelijke visie het creëren van ruimte voor de Mangelbeek, het versterken van de relatie met Houthalen-centrum en een herstructurering van de N719 opgenomen. Sonnis is veeleer een woonlint dan een dorp en bevindt zich ten noordoosten van Helchteren. Aan het woonlint van Sonnis is een woonuitbreidingsgebied gehecht, zodat de bebouwing hier in de toekomst mogelijks kan toenemen. Ten noorden van de kern van Helchteren bevindt zich nog de Kievitwijk die aansluit op de Grote Baan. Deze zone is aangeduid als woongebied met landelijk karakter, dat reeds volledig ingenomen. De geplande situatie voor deze locatie is dan ook vergelijkbaar met de huidige situatie.
i.s.m.
deel 16.3-9
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
De woonkern van Lillo gaat in zuidwestelijke richting over in de woonkern van Voort (grondgebied HeusdenZolder). Via de Lillosteenweg en de Guldensporenlaan maakt de bewoning reiken de woonclusters van Houthalen en Lillo elkaar bijna. Beide worden gescheiden door de vallei van de Echelbeek. Ter hoogte van kruispunt Lillosteenweg, Helzoldlaan en Guldensporenlaan is recent een rotonde aangelegd. Ter hoogte van de rotonde zijn verschillende recent gebouwde woonhuizen gelegen. Vanuit de gemeentelijke structuurplannen wordt voor dit woongebied geen wijziging tov het gewestplan voorgesteld; uitgezonderd voor een zone aangeduid als woonuitbreidingsgebied ten zuiden van Voort. Hiervoor is in het RSP Heusden-Zolder aangegeven dat woonuitbreiding hier niet wenselijk is. Naast de eigenlijke woonkernen, -wijken of –linten is er ook her en der in de gemeente verspreide bewoning aanwezig. In de bedrijvenzone Helchteren-noord bevinden zich een 4-tal huizen, waarvan er 2 leegstaan. In de landbouwzone ten westen en noordwesten van Helchteren komen verschillende huizen voor verspreid in het landbouwgebied. Ten zuiden van de autosnelweg (grondgebied Zonhoven), in zuidelijke richting aansluitend op het centrum van Zonhoven, zijn volgende woongebieden gelegen: • Kolveren-Berkenen: een aaneenschakeling van woonlinten en gehuchten in een kleinschalig ruraal landschap dat de overgang vormt tussen de bebouwde zone ten zuiden en het landschappelijk waardevol landbouwgebied ten noorden. • Eikenen-Timmerveld: residentieel wonen in groene omgeving. • Halveweg: wonen met landelijk accent. Vanuit het afbakeningsproces van het buitengebied is deze zone aangeduid als een versnipperd residentieel landschap waarbinnen het behoud van kleine open ruimte kamers met landbouwgebruik en lokale natuurwaarden wordt vooropgesteld. In het RSP Zonhoven wordt het behoud en verdere invulling van de gebieden voorzien binnen de geldende bestemmingsplannen. Deze visies geven duidelijk aan dat bewoning in deze omgeving niet wordt afgebouwd, maar evenmin dat een ruimtelijke uitbreiding wordt vooropgesteld. De geplande situatie voor deze locatie is dan ook vergelijkbaar met de huidige situatie.
Werkfunctie Landbouw Slechts 17,35 % van het grondgebied van de gemeenten Houthalen-Helchteren is ingenomen door landbouwactiviteiten. De belangrijkste landbouwgebieden zijn: • Het aaneengesloten landbouwgebied Sonnisheide-Grote heide aansluitend op het landbouwgebied van de vlakte van Peer; • Een langgerekte landbouwzone in Houthalen-Oost, langsheen het miilitair domein een aansluitend op het landbouwgebied van Meeuwen-Gruitrode; • De versnipperde landbouwpercelen in de valleigebieden. In de gemeente zijn een 30-tal bedrijven gevestigd. De grootste concentratie van landbouwbedrijven bevindt zich in Sonnis en Grote Heide. De gronden in Grote Heide worden voornamelijk gebruikt voor maïs en groenteteelt. In Sonnisheide wordt akkerbouw afgewisseld met graslanden. Volgens de landbouwtyperingskaart zijn de landbouwgronden in de valleigebieden ten westen van de N715 en in de Mangelbeekvallei tussen de woonkernen van Houthalen en Helchteren weinig waardevol voor de landbouw. De landbouwgronden te Sonnisheide krijgen overwegend een matige waardering en te Grote Heide een hoge waardering. Vanuit het afbakeningsproces van het buitengebied wordt voor het landbouwgebied ten noordoosten van het centrum van Helchteren een maximale vrijwaring van dit gebied voor de beroepslandbouw voorgesteld, wat betekent dat hier ifv de toekomstige situatie uitgegaan kan worden van een behoud van landbouwactiviteiten.
i.s.m.
deel 16.3-10
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Het ontwerp van ruimtelijk structuurplan van Houthalen-Helchteren selecteert de landbouwgebieden ten noordoosten van Helchteren, het valleigebied van de Winterbeek ten oosten van de kern van Helchteren en een zone ten zuiden van de N719 aan de gemeentegrens met Zolder als ‘te behouden en versterken landbouwkamers’. In het ruimtelijk structuurplan van de gemeente Heusden-Zolder worden voor de vallei van de Mangelbeek, aansluitend op oa het woongebied van Voort, stedelijke vormen van landbouw, kleinschalige landbouw en een verweving met recreatie vooropgesteld. Het landbouwgebied Kolveren/Ten Eikenen ten zuiden van de E314 (grondgebied Zonhoven) is een nog relatief open gebied waarvan de landbouwgronden voornamelijk in gebruik zijn als permanent grasland. Het gebied is rijk aan kleine landschapselementen en heeft ook binnen de natuurlijke structuur nog een belangrijke rol; het verbindt de natuurgebieden De Teut en de Geelberg. Op de landbouwtyperingskaart zijn deze landbouwgronden laag gewaardeerd. Vanuit de ruimtelijke structuurplannen (provinciaal en gemeentelijk) wordt de natuurwaarde, landschappelijke kwaliteit en verbindende functie voor natuur benadrukt. Ook binnen het afbakeningsproces van het buitengebied is deze zone aangeduid als vallei waarbinnen de uitgesproken natuurwaarden behouden en versterkt moeten worden. Intensivering van landbouw of ontwikkelen andere dan versterking van de natuurlijke structuur worden in deze zone dan ook niet verwacht. Industrie & KMO Op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren zijn er 3 grote bedrijventerreinen gelegen en 2 kleinere kmo-zones. Met uitzondering van een geïsoleerd bedrijventerrein te Helchteren, zijn ze allemaal aangesloten bij de bebouwde ruimte. Verder is ifv het plan de aanwezigheid van het industrieterrein de Schacht op grondgebied van de gemeente Heusden-Zolder van belang en worden kort de bedrijventerreinen Zoliken (Heusden-Zolder) en Colverheide (Zonhoven) vermeld. Bedrijventerrein Centrum-Zuid is gelegen ten zuidwesten van het centrum van Houthalen. Het bedrijventerrein is in 1979 ontwikkeld op de platgeduwde terril van het voormalige mijnterrein van Houthalen-Helchteren. De ligging in het centrum van Limburg en aan de autoweg en een primaire weg I, levert een goede locatie op voor transport via de weg en voor autobereikbaarheid. Spoorlijn 18, die niet meer actief is, loopt ten westen van het bedrijventerrein. Het terrein is 228 ha groot, waarvan 154 ha reeds verkocht en nagenoeg volledig ingevuld is. De 74 ha nog niet aangesneden bedrijventerrein bestaat uit 3 delen: • Het mijnterrein met de vroegere mijngebouwen (ca. 25 ha): dit gebied krijgt volgens het in opmaak zijnde BPA Mijnterrein eerder een centrumbestemming met slechts een kleine bedrijvenzone op de overgang. Op deze bedrijvenzone (5 ha) kunnen, gezien de visuele locatie ervan t.o.v. het centrum, enkel hoogwaardige bedrijven ingeplant worden. • De zone Hoevereinde (ca. 25 ha) die volgens de visie in de deelruimte Houthalen best ingevuld wordt door een combinatie van kleine KMO’s en woningen. Deze zone wordt momenteel nog voor een groot deel gehypothekeerd door de reservatiestrook van omleidingsweg op het gewestplan • De westzone van Centrum-Zuid (25 ha): dit gebied is voor het grootste deel ingekleurd als reservatiestrook voor de omleidingsweg. Uiterst westelijk liggen de afvalverbrandingsoven van de Regionale Milieuzorg en het waterzuiveringsstation van Aquafin; het resterende deel kent geen effectieve invulling. Volgens het ruimtelijk structuurplan van de gemeente kan het ingericht worden als gemengd regionaal bedrijventerrein waar ook bedrijven in productie-, logistieke en transportsector kunnen worden gevestigd. Op het terrein liggen zowel grote bedrijven als kleine KMO’s. Er wordt een trend waargenomen van het als maar verder verkavelen van grotere percelen en wegtrekken van middelgrote tot grote bedrijven wegens gebrek aan uitbreidingsruimte. De ontwikkeling van de nog niet aangesneden delen van het bedrijventerrein is momenteel juridische onmogelijk door de aanwezigheid van de reservatiestrook. Het ontwerp van structuurplan van de gemeente beschouwt de huidige bufferzone en landelijke woonzone langs de
i.s.m.
deel 16.3-11
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
N74 als potentiële locatie voor specifiek regionale bedrijvigheid en/of voor dienstverlenende functies. Het voorlopige plan stelt dat hier geen activiteiten mogen ontwikkeld worden die deze bestemming kunnen hypothekeren. Bedrijventerrein Europark is gesitueerd ten oosten van de woonkern Laak. Dit bedrijventerrein is in 1966, net zoals bij Centrum-Zuid, ontwikkeld voor het voorzien van tewerkstelling na de sluiting van de mijnen. Het bedrijventerrein is op deze locatie gesitueerd op basis van inkleuring van het APA, waar de omleidingsweg aan de oostzijde van Houthalen kwam te liggen. In de huidige configuratie is het bedrijventerrein evenwel niet zo goed ontsloten. Het transport en de werknemers van Europark moeten steeds 1 van beide kerkdorpen passeren, ofwel Helchteren voor het noordelijk verkeer, ofwel Houthalen voor zuidelijk verkeer. Het terrein is 113 ha groot en volledig aangesneden (incl de zone aangeduid als reservegebied). Opnieuw treffen we op dit terrein een mix van grote en kleine bedrijven. Opvallend is de grote aanwezigheid van transportintensieve bedrijven, ondanks de weinig gunstige ontsluitingsmogelijkheden en de ongunstige vooruitzichten in die zin. In het ontwerp van structuurplan van de gemeente wordt omwille van de ontsluitingsproblematiek voorgesteld om het bedrijventerrein te transformeren naar een bedrijventerrein voor middelgrote bedrijven met een beperkte transportbehoefte. De vestiging van nieuwe transportbedrijven of bedrijven met een grote transportbehoefte moet vermeden worden. Ten noorden van Helchteren ligt ten oosten van de N715, in de hoek gevormd met deze weg en de oude spoorlijn, het bedrijventerrein Helchteren-Noord. Deze zone neemt een oppervlakte van ongeveer 28 ha in. Slechts 15 van de 28 ha zijn momenteel ingenomen. Dit is mogelijks toe te schrijven aan de reservatiestrook langs de N74, de aanwezigheid van een aantal woningen en het ontbreken van een interne ontsluiting. De bedrijven in deze zone worden rechtstreeks via de N715 ontsloten. Het ontwerp van structuurplan van de gemeente stelt voor om het terrein te herstructureren, in oppervlakte te beperken en een aantal bedrijven te herlokaliseren naar de uitbreidingszone voor het lokaal bedrijventerrein aan de Kazernelaan. Aan de watertoren van Helchteren bevindt zich een ambachtelijke zone van 2 ha die volledig is ingevuld met lokale bedrijven. De ambachtelijke zone Park van Genk In het noordwesten van Helchteren, grenzend aan het militair domein, ligt de Remo-site. Op deze site zijn zandontginning, gevolgd door exploitatie als stortplaats aanwezig. Op een aantal stortplaatsen wordt biogas opgevangen ifv alternatieve energievoorziening. Na beëindiging van de activiteiten is een afwerking van het terrein ifv een nabestemming natuur noodzakelijk. Het ontwerp van structuurplan van de gemeente stelt evenwel voor om de terreinen na sanering te ontwikkelen als LET-park2 met behoud van een beperkte ruimte voor het storten van restfracties. Verspreid langsheen de N715 sluiten enkele baanwinkels en bedrijven rechtstreeks aan op de Grote Baan. Het industrieterrein ‘De Schacht’ ligt in vogelvlucht op ongeveer 4 km ten westen van de oude spoorlijn, westwaarts van de woonkern Lillo-Voort. Het betreft een lokaal bedrijventerrein op het voormalige mijnterrein van Zolder. Conform het BPA wordt voorzien het terrein deels als bedrijventerrein te ontwikkelen rond het thema ‘duurzaam bouwen’, deels als lokaal bedrijventerrein (oa voor het herlokaliseren van zonevreemde bedrijven) en deels als regionaal bedrijventerrein op langere termijn. De ontsluiting van dit bedrijventerrein is momenteel suboptimaal (via de N719 naar de N74-E314). Mogelijkheden voor een vernieuwde ontsluiting langsheen het nieuwe tracé van de N74 werden in het ontwerp van doortocht en omleiding in rekening gebracht (zie hoofdstuk 11). Ten westen van Centrum zuid en de spoorlijn ligt op grondgebied van de gemeente Heusden-Zolder het bedrijventerrein ‘Zoliken’. Het betreft een lokaal bedrijventerrein binnen de grenzen van het gewestplan (zone voor
2
LET: Limburg environmental Technology
i.s.m.
deel 16.3-12
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
ambachtelijke bedrijven en KMO’s) dat volledig bezet is. In haar structuurplan voorziet de gemeente het behoud van dit bedrijventerrein. Het industrieterrein Colverheide (grondgebied Zonhoven, ten westen van het woongebied Kolveren) is volledig bezet. De niet ontwikkelde zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO zal als uitbreidingszone voor het naastliggende bedrijf fungeren. Kleinhandelszaken Kleinhandelszaken zijn in de verscheidene woonkernen aanwezig, met de grootste concentratie in de centra van Houthalen en Helchteren. Een inventaris van deze zaken is op dit plan-niveau niet gemaakt. In het woongebied Kolveren-Berkenen zijn de voorzieningen beperkt; het gebied is afgestemd op kernen uit de omgeving. Dienstverlening Verspreid over de gemeente Houthalen-Helchteren zijn, zowel in het centrum van Houthalen en Helchteren als in de gehuchten Lillo, Meulenberg, Laak en Houthalen-Oost (ca 3km ten oosten van het gehucht Meuleberg), in totaal 12 scholen voor kleuter- en lager onderwijs aanwezig. Voor het secundair onderwijs moeten leerlingen uit de gemeente naar het centrum van Houthalen (college en middenschool) of Helchteren (Technisch instituut). Kunstonderwijs (naschools) wordt zowel in het centrum van Houthalen als centrum van Helchteren aangeboden. In de gemeente zijn, ruimtelijk verspreid over het grondgebied, 5 culturele centra aanwezig; de bibliotheek bevindt zich in het centrum van Houthalen. Het rusthuis Vinkenhof bevindt zich in het westen van het centrum van Houhalen (Lunstraat); in vogelvlucht op minder dan 1 km ten oosten van het omleidingtracé. Het rusthuis ‘Berckenbosch’ van de gemeente Heusden is ten westen van Lillo gelegen (in vogelvlucht op ca 2,8 km ten westen van het omleidingtracé). Ook sportinfrastructuur (4 sporthallen, 8 voetbalterreinen, tennisterrein, hondenschool, overdekt petanqueterrein, gemeentelijke schoolinfrastructuur) is verspreid over de gemeente aanwezig. Er zijn 3 bibliotheken : een hoofdbibliotheek in Houthalen, een filiaal te Helchteren en een filiaal te Houthalen-Oost.
Recreatie Door de aanwezigheid van de recreatieparken en het mijnerfgoed is toerisme en recreatie een belangrijk thema binnen het studiegebied. Het toeristisch-recreatief netwerk Mijnstreek strekt zich uit van Beringen over Houthalen en Genk tot Eisden. Het industrieel-archeologisch erfgoed komt hier her en der verspreid voor. De mijnterreinen werden vroeger met elkaar verbonden via een spoorlijn voor het transport van kolen. Dat kolenspoor vormt vandaag nog een lineair element dat de verschillende mijnsites met elkaar verbindt (fietsroutes, light rail). Het mijnpatrimonium wordt ingeschakeld in een netwerk van dagattracties die het verblijfstoerisme in het Limburgs kerngebied moeten stimuleren. Aan het mijnverleden is ook een museum ‘Ons mijnverleden’ gewijd. Er bevinden zich drie belangrijke toeristische domeinen in de gemeente Houthalen-Helchteren: Hengelhoef, Kelchterhoef en Molenheide. Het zijn verblijfs- en recreatieparken met een waaier van mogelijkheden in een ruim en gevarieerd natuurgebied. In de aangrenzende gemeenten zijn dergelijke domeinen niet aanwezig in de omgeving van het doortocht- of omleidingtracé. Voornamelijk de aanwezigheid van het park Molenheide, dat via de N74 wordt ontsloten, is van belang. Bij de uitwerking van verknopingen werd hiermee rekening gehouden (zie hoofdstuk 11). Het domein omvat een kampeerverblijfpark en een gemeentelijk wild- en wandelpark (recreatief medegebruik). Voor dit laatste voorziet de gemeente (cfr ontwerp-RSP) een uitdoving met een beperkt recreatief medegebruik
i.s.m.
deel 16.3-13
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
(wandelen). Met betrekking tot de kampeerfunctie wordt een uitbreiding voorgesteld in oostelijke richting. Hiervoor wordt, ter voorbereiding van een RUP, een planMER opgesteld (juli 2008). Het fietspad over de oude spoorlijn wordt intensief gebruikt als recreatieve fietsroute. Een beschrijving van het fietsroutenetwerk dat thv het studiegebied aanwezig is, is opgenomen in hoofdstuk 16.3.1.8.
i.s.m.
deel 16.3-14
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.1.4
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Ruimtelijke structuur en leefkwaliteit in het plangebied Grote Baan – N715 (microniveau) Bevolkings- en bebouwingsstructuur Langs de Grote baan in Houthalen-Helchteren wonen volgens gegevens van de bevolkingsdienst van HouthalenHelchteren (maart 2008) 908 mensen. Tabel 16-1 geeft de opdeling volgens leeftijdscategorie weer. Tabel 16-1: Indeling bevolking langsheen de Grote Baan in leeftijdscategorieën Houthalen
Helchteren
Referentie België
leeftijd
#
%
#
%
0-4 jaar
25
4,7
14
3,7
5,8
5-14 j
58
10,9
35
9,3
11,9
15-24
82
15,4
58
15,4
12,7
25-39
143
26,9
72
19,1
22,3
40-64
153
28,8
138
36,6
31,1
65-79
58
10,9
37
9,8
12,4
80 en 80+
12
2,3
23
6,1
3,8
Totaal
531
377
Groene markering: groter aandeel tov leeftijdsopbouw van de Belgische bevolking Rode markering: kleiner aandeel tov leeftijdsopbouw van de Belgische bevolking
Op basis van deze cijfers kunnen we afleiden dat langsheen de grote baan ca 900 mensen wonen. Vergeleken met de leeftijdsopbouw van de Belgische bevolking lijken de jonge volwassenen goed te zijn vertegenwoordigd (groene markering) en jeugd en ouderen iets minder (rode markering) in het centrum van Houthalen. In Helchteren is dergelijke verdeling niet aanwezig. Hier valt de aanwezigheid van een groot aandeel ouderen (80 en 80+) op. Bebouwingsstructuur langs Grote baan Op basis van eigen snelsurvey op het terrein kan de typologie van de bebouwing voor de zone vanaf de snelweg (in het zuiden) tot aan de Peersedijk (KMO-zone niet inbegrepen) worden omschreven als in onderstaande tabel. De aantallen zijn daarbij benaderend en betreffen enkel woningen die zich in de eerste lijn langsheen de weg bevinden, i.c. geen achterin gelegen of naar parallelwegen of dwarsstraten ontsluitende gebouwen. Deze cijfers dienen aldus indicatief te worden begrepen. Cijfers tussen haakjes betreffen visueel vastgestelde leegstand. Tabel 16-2: Typologie bebouwing langs Grote Baan Westzijde N715
Oostzijde N715
Totaal N715
Gebouwen met woonfunctie (die soms ook handelsfunctie kunnen hebben) Open bebouwing Villa (doorgaans recenter) 4 gevelwoning (doorgaans ouder)
46
23 (1)
63
20 (1)
40 (2)
60
Gesloten en halfopen bebouwing (rijhuizen) Gesloten bebouwing – 2 gevelgebouwen
26 (1)
25 (2)
51
Halfopen bebouwing – 3 gevelgebouwen
52 (4)
40 (2)
92
Bestaande appartementen (schatting)
Ca 8
Ca 8
Ca 16
Appartementen Appartementen in constructie (schatting) Totaal bebouwing voor bewoning
Ca 16
Ca 46
Ca 62
Ca 168 (6)
Ca 182 (7)
Ca 350 (13)
Semi-industriële bebouwing voor handel of diensten (wellicht grotendeels zonder woonfunctie) 18
27
45
(x): visueel vastgestelde leegstand Bron: eigen snelysurvey (april 2008)
i.s.m.
deel 16.3-15
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Uit deze tabel kan op hoofdlijnen worden afgeleid: • Dat de westzijde beduidend meer recente, villa-achtige bebouwing omvat daar waar villa’s iets minder voorkomen langs de oostzijde. • Dat langs de oostzijde beduidend meer 4-gevelwoningen (doorgaans ouder) aanwezig zijn dan langs de westzijde. • Dat de leegstand (ca 13 panden) in relatie tot de jarenlange onzekerheid m.b.t. de eventuele doortocht van de N74 eerder beperkt is. • Dat belangrijke nieuwbouwprojecten (i.c. appartementen) gepland worden of in uitvoering zijn, vooral langs de oostzijde. Sterk vereenvoudigend (i.c. geen woonfunctie in industriële bebouwing verondersteld, abstractie makend van leegstand, alle gebouwen voor 1 gezin en appartementen in constructie niet meegeteld) komen we tot 900 bewoners (cfr supra) voor 300 panden, i.c. 3 inwoners/pand hetgeen verder als aanname gehanteerd wordt o.a. in schatting aantal gehinderden. Handel en diensten langs Grote baan Langsheen de N715 komen verspreid over zeer veel verschijningsvormen (in gesloten bebouwingslinten, in semiindustriële bebouwing, in villa’s) heel wat handel en diensten voor. Op basis van eigen snelsurvey op het terrein werden de handelsactiviteiten en al dan niet commerciële / openbare diensten onderscheiden als weergegeven in Tabel 16-3. Het betreft een inventarisatie langs de Grote Baan vanaf E314 tot Peersedijk, dus zonder de meer noordelijk gelegen KMO-zone. Ook hier geldt de opmerking dat dit indicatief dient te worden geïnterpreteerd en mogelijks kan afwijken van officiële aangiften of registraties. Tabel 16-3: Handelsactiviteiten langsheen de Grote Baan (excl KMO-zone)
Ketens van handel en diensten - fastfood - servicestations / tankstations - confectie - grootbanken Locale handelaars Horeca Vrije beroepen Industriële activiteit (Semi-) openbare diensten & verenigingen
Westzijde N715 7 0 4 1 2 23 13 9 1 (i.c. drukkerij)
Oostzijde N715 3 1 1 1 0 37 15 3 6
Totaal N715 10 1 5 2 2 60 28 12 1 6
Bron: eigen snelysurvey (april 2008)
De concentratie van deze handel en diensten langsheen de Grote Baan maakt dat de kern van Houthalen en Helchteren met ca 115 voorzieningen een hoog voorzieningenniveau heeft en een duidelijke dienstverlenende rol heeft voor de omliggende kerkdorpen. Met betrekking tot de spreiding van de activiteiten merken we verder het volgende: • De grootste concentratie van kleinhandel bevindt zich in Houthalen, in het bijzonder langs de oostzijde van de Grote Baan, waar een kleinhandelslint in gesloten bebouwing voorkomt; parkeren gebeurt hier vaak in parkeerstroken voor de deur. • Vrije beroepen (tandartsen, dokters, logopedisten, kinesisten, makelaars, advocaten, …) komen verspreid over het tracé voor met een sterkere concentratie in open bebouwing langs de westzijde van de Grote Baan, vaak met beperkte bijhorende parkeergelegenheid • Er zijn veel tankstations / servicestations aanwezig met 5 sites elk met bijhorende shop • Horeca komt verspreid over het tracé voor met locale cafés (meestal in gesloten bebouwing), frituren, tavernes / brasserieën (in villa’s meestal met voldoende parkeergelegenheid), restaurants (in gesloten bebouwing & in villa’s).
i.s.m.
deel 16.3-16
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.1.5
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Ruimtelijke structuur van de KMO-zone te Helchteren (microniveau) Zoals eerder gesteld heeft de KMO-zone een op vlak van activiteiten en uitstraling sterk gemengd karakter. Volgende bedrijven komen in deze zone voor: Naam Autorecycling Vanlingen Dreamland Colruyt Rutten nv De Coster Recycling Van Baelen
Adres Grote Baan 602 Grote Baan 598 Grote Baan 596 Grote Baan 588 Grote Baan 572 Grote Baan 570
Martens M&J Eurotrucks Awouters Beton
Grote Baan 568 Grote Baan 566 Grote Baan 560
Activiteit Autoafbraak Kleinhandel Supermarkt Garage Sorteren en recycleren van bouwafval sanitair, verwarming en electriciteitswerken, asfalt en rubberdaken, mazouttanks, elektro, keukens- en badkamermeubelen houtschil- en impregneerbedrijf Truckhandel en -verhuur Betonelementen
Daarnaast komt een zendmast van Belgacom voor met bijhorend dienstgebouw.
Foto links : kantoor en achterliggende productie Awouters Foto rechts : kantoor en achterliggend magazijn Eurotrucks
Foto links : toonzaal Garage Rutten Foto rechts : Tasplaas De Coster met op achtergrond Belgacom mast
i.s.m.
deel 16.3-17
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Verder komen binnen het bedrijf 4 woningen voor waarvan (zie foto’s onder van links naar rechts): • 1 (bewoonde) zonevreemde woning, gelegen tussen Belgacom en De Coster • 2 vervallen, onbewoonde woningen binnen het perceel gebruikt door De Coster • 1 bewoonde zone-eigen dienstwoning van de firma De Coster
Delen van de KMO-zone zijn ook onbebouwd en nog als open ruimte te beschouwen: • Vrijliggende kavels tussen Dreamland en Vanlingen • Achterliggende kavels achter Belgacom en Colruyt
i.s.m.
deel 16.3-18
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.1.6
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Ruimtelijke structuur en leefkwaliteit langs het doortochttracé (microniveau) Bespreking volgens opdeling in homogene segmenten Langsheen de Grote Baan kunnen vanuit ruimtelijk standpunt een aantal min of meer homogene wegsegmenten worden afgebakend. Deze zijn weergegeven op nevenstaande uitsnede en kunnen omschreven worden als volgt (van noord naar zuid): Deel 1 : Peersedijk en militair domein : KMO en natuurgebied Ten noorden van de Kievitwijk loopt de N715 doorheen een immens natuur- en stuifduingebied aan de westzijde bestaande uit het militair domein met de Hoeverheide, de Witte Bergen en de aan de oostzijde uit het natuurpark Molenheide. Daarbinnen ligt als getuige van een slechte ruimtelijke ordening een KMO-zone met een sterk gemengd gebruik gaande van ruimte-intensieve activiteiten (afbraaken recyclingwerken, schroothandel, betonwaren) over handel (garage, Colruyt, sanitair, houthandel) tot handel met regionale uitstraling (Dreamland). Deze zone heeft een oppervlakte van ca 25 ha. In noordelijke richting, langsheen de oostelijke zijde van de N715, zijn landbouwgronden aanwezig die aansluiten op het groter aaneengesloten landbouwgebied van Peer. Deel 2 : Buiten de Bebouwde Kom met ‘De Dool’ en ‘Kievitwijk’ Dit deel zit te paard op de open ruimte ‘Ter Dolen’ – Sonnisbeek die een groene open ruimte vormen over een lengte van 200 meter. Ten zuiden van deze open ruimte (i.c. ten zuiden van de Broekstraaat – Eiklendreef) heeft deze deelruimte een open karakter dankzij volledig open bebouwing en een aantal tussenliggende beboste percelen (tegenover de Boekweitstraat, tss de nrs 440 en 450), dewelke eventueel zullen verdwijnen voor appartementsbouw (resp. 22 appartementen, resp. 12 appartementen) waardoor de stedelijkheid van deze deelruimte zal toenemen. De deelruimte kent een dominante woonfunctie met open bebouwing waaronder veel villa’s. Ook horeca is goed vertegenwoordigd met meerdere cafés, restaurants en frituren. Handel en diensten zijn relatief beperkt uitgebouwd (machineverhuur, kleding, coiffure, electro). Ten noorden van de open ruimte Ter Dolen-Sonnisbeek komen we de wijk Kievit met zijn typische wijkverkaveling. Voorafgaand is er een gemengd gebied met een concentratie van baancafés, kamerverhuur & clubs. Deze zone is landelijk woongebied op het gewestplan en heeft de bossen langs de oostzijde ook wel een landelijk karakter. Deel 3 : Bebouwde kom Helchteren In deze kern domineert duidelijk halfopen bebouwing. De lange aaneengesloten woon-en handelslinten die de kom van Houthalen typeren komen hier niet voor. Daar waar in de kom van Houthalen de handelsfunctie domineert, domineert in deze kom de bebouwing is.
i.s.m.
deel 16.3-19
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
In mindere mate komen voor : horeca (diverse café, pizzeria, restaurant), vrije beroepen (huisarts, logopedist, kinesist, …), handel en diensten (nachtwinkels, kapper, apotheek, videotheek, garage, …). Daarnaast is er uiteraard het uitgestrekte Begijnenplein ten noorden en aansluitend grasveld tussen de Kazernelaan en de Scholteshofstraat die deze kom een open karakter verleent. Deel 4 : Buiten de bebouwde kom : ‘Helchteren Technische School’ Dit deel begint langs de westzijde met de grote drukkerij Haletra. Dit deel heeft langs beide zijden een vrij open karakter omwille van de open bebouwing (dieper gelegen kleinere en grotere villa’s maar ook oude bebouwing dicht bij de weg) en het voorkomen van een aantal braakliggende percelen en bosjes. Ook hier domineert de woonfunctie. Handel komt beperkt voor (drankenhandel, Prijzenbreker). Deel 5 : Mangelbeek Vanaf Taverne De Hof loopt de Grote Baan doorheen de landschappelijk vrij gesloten vallei van de Mangelbeek. Er bevindt zich hier geen bebouwing langs de Grote Baan. Deel 6 : Buiten de bebouwde kom : ‘Groot Veld en Laak’ Dit deel is vrij dicht bebouwd doch volledig met open bebouwing en villa’s, abstractie gemaakt van de geschakelde woningen van de oude mijncité3 (zie foto) langs de westzijde over het meest zuidelijk deel, en verder een aantal verspreide gebouwen met semiindustrieel karakter (garages,, Belgacom, kledingzaak, dansschool, ...). De open bebouwing kent een gemengd gebruik met een duidelijk overwicht op woonfunctie maar ook handel en diensten (autorijschool, milieuzorg, paar winkels, garages) en horeca (cafés en brasserieën) zijn vertegenwoordigd. Naast enkel bestaande appartementen (max gelijkvloers + verdiep) zijn in dit deel wat grotere appartementsprojecten in aanbouw (met meer lagen maar ook verder van de weg). Deel 7 : Bebouwde kom Houthalen Dit deel is de echte bebouwde kom van Houthalen. De oostzijde bestaat haast exclusief uit gesloten bebouwing kleinhandel (slager, bakker, kledij, schoenen, juwelen, nachtwinkel, …), vrije beroepen (advocaat, tandarts, …) en horeca. Verdiepen zijn doorgaans bewoond en enkele rijhuizen fungeren ook als woning. Er is vooral ten noorden van Ringlaan redelijk wat leegstand. De westzijde heeft een meer open sterk gemengd karakter door het overwicht van open bebouwing en villa’s weliswaar eveneens met stedelijke functies: banken, vrije beroepen (dokter, makelaar, logopedie ..) , horeca (ijssalon, restaurant, ..) en retail (kleding, sportartikelen). Verspreid komen bewoonde villa’s voor. Deel 8 : Mijnterrein – bebouwde kom : mijnindustrieel karakter – centrumkarakter Langs de westzijde is er het herbestemde mijnterrein met de karakteristieke schachtbokken. Tegenover dat mijnterrein komen langs de oostzijde tussen de McDonalds en de videotheek centrumfuncties voor onder vorm van horeca en kleinhandel in gesloten bebouwing (krantenwinkel, nachtwinkel, videotheek, …) en het sociaal huis. Noordelijk komt langs beide zijden van de weg, lager gelegen achter een groene lage berm, een woonwijk voor met geschakelde bungalows / kleine villa’s (zie foto).
3
De eerste 30 arbeiderswoningen werden in 1925 ten noorden van de mijnzetels, langs de Grote Steenweg (nu Grote Baan) gebouwd. Vooral werknemers van Foraky en lokale helpers bij de afdieping van de schachten, namen er hun intrek. Vandaag nog kan men zien dat deze woningen een architecturale eenheid vormen. Omdat dit de eerste woningen van de steenkoolmijn waren noemt men ze ook de “oude cité”.
i.s.m.
deel 16.3-20
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Deel 9 : Centrum Zuid en Carpool : industriezone en groenbuffer Dit deel heeft een vrij groen landelijk karakter omwille van de vallei van de Rodebeek en het buffergroen ten aanzien van het industrieterrein Centrum Zuid. Langsheen dit traject komt langs de oostzijde vooral bebouwing voor met semi-industrieel karakter en handelsfunctie. Het betreft vooral autogerelateerde bedrijven (tankstation, bandencentrale, autoparts, garage) en retail (woondecoratie, materialen). Het karakter langs de westzijde is veeleer gemengd met een afwisseling van grote villa’s, twee tankstations, een electrozaak, restaurant, … Deel 10 : Kleinschalig landbouwgebied Kolveren De landbouwpercelen in dit gebied ten zuiden van de E314 zijn relatief beperkt in oppervlakte en in grote mate begrensd door bomenrijen en houtkanten, waardoor het gebied naast de landbouwkundige waarde ook een natuurwaarde heeft. Een groot deel van het gebied is bovendien in eigendom van de natuurvereniging ‘Stichting Limburgs Landschap’. De Laambeek stroomt doorheen dit kleinschalige gebied en heeft hier nog een grote natuurlijkheid.
i.s.m.
deel 16.3-21
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.1.7
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Ruimtelijke structuur en leefkwaliteit langs het omleidingstracé (microniveau) Bespreking volgens opdeling in homogene segmenten Deel 1 : Militair domein en KMO-zone In het noorden van het plangebied ligt een militair domein, een immens natuur- en stuifduingebied. De N715 ligt aan de oostzjide van dit gebied. Aansluitend is een KMO-zone gelegen met een sterk gemengd gebruik gaande van ruimte-intensieve activiteiten (grond- en afbraakwerken, schroothandel, betonwaren) over handel (garage, Colruyt, sanitair, houthandel) tot handel met regionale uitstraling (Dreamland). In de KMOzone bevinden zich een 2-tal bewoonde huizen (waarvan 1 dienstwoning en 1 zonevreemde woninge). Twee vervallen woningen staan leeg (en werden ingelijfd bij het bedrijfsterrein De Coster) . Verder oostwaarts bevindt zich het natuurpark Molenheide. In noordelijke richting, langsheen de oostelijke zijde van de N715, zijn landbouwgronden aanwezig die aansluiten op het groter aaneengesloten landbouwgebied van Peer. Deel 2 : Zone Helchterenbos-kleinschalig landbouwgebied Helchteren Helchterenbos betreft een groot aaneengesloten bebost gebied. De naaldhoutbestanden werden aangeplant in functie van de vroegere mijnbouw in de streek. De meest noordelijke bossen zijn domeinbossen (i.c. eigendom van het Vlaams Gewest). Zuidelijker behoren de bossen tot het landgoed Hoeverheide (zie discipline landschap). Het fietsroutenetwerk dwarst hier de bosgordel ter hoogte van de villa Hoeverheide. Aan de noordoostzijde bevindt zich een kleinschalig landbouwlandschap. Het betreft hier voornamelijk extensief beheerde graslanden. De woonfunctie in deze deelzone is sterk verspreid over individuele boerderijen of wooneenheden. Langs de Heerkensweg is ook een visvijver gesitueerd. Ten oosten van het fietspad bevindt zich de Kievitwijk die aansluit op de N715.
i.s.m.
deel 16.3-22
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Deel 3 : Valleigebied Mangelbeek-Echelbeek-Broekbeek Het valleigebied kan opgedeeld worden in een zuidelijk deel, m.b. vallei van Mangelbeek en Echelbeek ten zuiden van de nieuwe rotonde op de Guldensporenlaan-Helzoldlaan-Lillosteenweg, en een noordelijk deel, de vallei van de Broekbeek ten noorden van die rotonde. De vallei van de Broekbeek (noordelijk deel) is vrij dicht bebost. Op de rand van de vallei zijn paardenweiden gesitueerd. Op het kruispunt van de Helzoldlaan, de Lillosteenweg en de Guldensporenlaan is recent een nieuwe rotonde aangelegd. Ter hoogte van de rotonde is recente bebouwing gesitueerd (7-tal woonhuizen). Het betreft hier vrijstaande woningen (i.c. villa’s). Het omleidingstracé kruist de wegenis (d.m.v. een brug) ter hoogte van de nieuwe rotonde.
Zicht vanaf de rotonde op de villa’s ten noorden
Zicht vanaf de rotonde op de villa’s ten zuidwesten
Het zuidelijk deel is deels in agrarisch gebruik (zuiden), deels bebost (NO). Centraal wordt ook gejaagd. Bebouwing bevindt zich aan de rand van de vallei.
i.s.m.
deel 16.3-23
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Ten westen van het valleigebied bevindt zich het gehucht Lillo. Lillo is een woonkern gelegen in het buitengebied. De kern vormt een ruimtelijk geheel met Voort (Zolder). De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit eengezinswoningen in open bebouwing. Het voorzieningenniveau van Lillo beperkte zich tot enkele gemeenschapsvoorzieningen zoals een lagere school, een parochiezaal, jeugdlokalen en voetbalterreinen. Voor de meeste voorzieningen is het gehucht gericht op Berkenbos of Houthalen. Langs de N719 bevinden zich een aantal handelszaken gericht op het bovenlokale verkeer. Deel 4 : Zone woonwijk De Standaard In het westen van de woonkern van Houthalen bevindt zich de Standaardwijk, een sociale woonwijk. Het omleidingstracé komt hier vlak langs. In de Standaardwijk wonen volgens gegevens van de bevolkingsdienst van Houthalen-Helchteren (maart 2008) 815 mensen. Deze kunnen als volgt opgedeeld worden volgens leeftijdscategorie: Ref. in België
Geboortejaar leeftijd
Van
Tot
Aantal
%
%
0-4 jaar
2004
2008
29
3,6
5,8
5-14 j
1994
2003
83
10,2
11,9
15-24
1984
1993
146
17,9
12,7
25-39
1969
1983
161
19,8
22,3
40-64
1944
1968
325
39,9
31,1
65-79
1929
1943
50
6,1
12,4
80 en 80+
“1900”
1928
21
2,6
3,8
Totaal
815
Standaardwijk, foto vanaf fietspad
De huizen in de wijk zijn over het algemeen gebouwd als halfopen bebouwing. De gemeente doet aan jongerenwerking in de wijk. Het wijkinformatiecentrum fungeert als uitvalsbasis. Ten westen van de spoorweg en het fietspad is bewoning gesitueerd langs de Scheperslaan en het Visserspad. Het betreft hier vrijstaande woningen in een landelijke omgeving. Deel 5 : Centrum-Zuid Ten noorden van de E314 is de bedrijvenzone Centrum-Zuid gelegen. Het bedrijventerrein bevindt zich op de vroegere mijnsite en ligt hoger dan de directe omgeving. In het westen van de zone, tussen de E314 en het opgehoogde terrein is een waterzuiveringsstation van Aquafin gelegen. Tussen het opgehoogde terrein en de bestaande spoorlijn in het westen bevindt zich een moerassige zone met de vroegere verbrandingstoren. Het omleidingstracé dwarst de bedrijvenzone. Waar de weg is ingetekend hebben zich nog geen bedrijven gevestigd. Het betreft hier een reserveringsstrook op het gewestplan. Ten noordwesten van het hogergelegen terrein is ten dele woonfunctie gesitueerd langs de Koetsstraat (in industriezone volgens het gewestplan). Het is hier eerder rustig wonen in een bosrijke omgeving. Op de hoek met de Stationstraat bevindt zich een hotel. Deel 6 : Vallei- en kleinschalig landbouwgebied Zonhoven Ten zuiden van de E314 bevindt zich het kleinschalig landbouwgebied Kolveren/Ten Eikenen. Het gebied bevindt zich op het grondgebied Zonhoven. Het landbouwgebied vervult tevens een natuurfunctie als verbinding tussen de natuurgebieden De Teut en de Geelberg. De landbouwgronden zijn voornamelijk in gebruik als permanent grasland.
i.s.m.
deel 16.3-24
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.1.8
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Functionele relaties – mobiliteit Bestaande verkeerskundige macro(infra)structuur De gemeente Houthalen-Helchteren is centraal gelegen in de provincie Limburg. Zij grenst ten noorden aan één van de twee belangrijkste oost-west verbindingen, namelijk de autosnelweg E314. Het knooppunt van de E314 met de E313, die de verbinding vormt met Antwerpen in noordwestelijke richting en met Luik in zuidoostelijke richting, is niet veraf. Over de Nederlandse grens heen is tevens de E34, de noordelijke oost-west verbinding van belang. Tussen beide hoofdwegen (E34 en E314), ligt de oost-west-gerichte N71. Deze gewestweg verbindt de verstedelijkte gebieden Geel-Mol (provincie Antwerpen) en Lommel-Neerpelt-Overpelt (provincie Limburg). Voorts vormt ook de N73 een oost-west verbinding binnen de provincie, zij het van lager niveau. Een laatste oost-west verbinding van regionaal niveau is de N719, die de N715 kruist ter hoogte van Helchteren. De oost-west gerichte assen worden aangevuld met een aantal noord-zuid verbindingen en vormen zo een rastervormig patroon binnen de provincie. De belangrijkste en meest centraal gelegen noord-zuid-as is de N74 (N715 ter hoogte van de gemeente Houthalen-Helchteren), die op (inter)nationaal niveau Eindhoven verbindt met Hasselt-Genk en tevens een maasverkleining vormt tussen de E34 en de E314. Ook de N72 en de N76, respectievelijk ten westen en ten oosten van de N74, vormen belangrijke regionale noord-zuidrelaties die relevant zijn ifv het effectenonderzoek. De N78, helemaal in het oosten van de provincie is tenslotte de laatste noord-zuid as, zij het met minder relevantie voor het effectenonderzoek. Binnen de gemeente hebben de Europarklaan enerzijds en Brugstraat-Meerstraat anderzijds een belangrijke functie in de afwikkeling van bedrijfsverkeer Europark en Centrum-Zuid. Bestaande verkeerskundige infrastructuur N715 Dwarsprofielen op de N715 Het profiel van de N715 wijzigt enkele malen op het tracé doorheen Houthalen-Helchteren. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van de verschillende typeprofielen die van noord naar zuid voorkomen langs de N715: • Het meest noordelijke profiel tussen de rotonde en de Broekstraat bestaat uit 2x1 rijstrook voor beide richtingen, gescheiden door een onderbroken witte lijn. Aan beide kanten ligt een aanliggend fietspad van 1,80m breed. • Tussen de Broekstraat en de Boekweitstraat is er nog steeds 2x1 rijstroken voor elke richting, maar nu zijn de fietspaden vrijliggend met een parkeerstrook en berm van wisselende breedte tussen de fietsers en de rijbaan. • Tussen de Boekweitstraat en het kruispunt met de N719 (Kazernelaan, Helzoldstraat) is er 1 rijstrook beschikbaar voor beide rijrichtingen gescheiden door een middenberm met linksafslagstroken. Er is ook hier een strook voorzien voor langsparkeren en een vrijliggend fietspad aan beide kanten • Tussen de N719 en de Daalstraat is er een 2x2 gescheiden door een middenberm aanwezig. Het fietspad wordt aan beide kanten gescheiden van de rijbaan door een langsparkeerstrook. Hier is er tevens een voetpad voorzien aan beide kanten van de gewestweg. • Tussen de Daalstraat en de Pastorijstraat blijft de 2x2 aanwezig, zij het met een smallere middenberm en bredere rijbanen. • Tussen de Pastorijstraat en de aansluiting op de E314 is er nog steeds een 2x2 profiel aanwezig maar zonder voetpaden en met een bredere middenberm en rijstroken.
i.s.m.
deel 16.3-25
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Kruispunten op de N715 In onderstaande tabellen worden alle kruispunten van de N715 met de kruisende straten opgesomd met aanduiding van de kruispuntvorm en de categorisering van de aansluitende wegen. De volgorde van deelzones evenals volgorde van kruispunten in de verscheidene tabellen is steeds van noord naar zuid. In functie van de leesbaarheid, zijn enkel de voornaamste wegen op kaart 2.3 benoemd. N715-Noord Het segment wordt in het noorden begrensd door een recent aangelegde rotonde. In het zuiden wordt de grens gevormd door het voorrangskruispunt N715 x Broekstraat / Eikendreef. Tussen beide grenzen van het segment zijn nog een aantal voorrangskruispunten gelegen. Daar waar de oude spoorweg, die momenteel dienst doet als fietspad de N715 kruist, is een belangrijke fietsoversteekplaats (FOP), doch deze werd niet als dusdanig gemarkeerd (er komt nergens op dit eerste segment een FOP dwars over de weg voor). Op de meeste voorrangskruispunten wordt het fietspad in het verlengde van de N715 gemarkeerd, behalve op het kruispunt met de Linzenstraat. Tabel 16-4: Kruispunten op de N715 Noord Kruisende weg(en)
Cat.
4
Kruispuntvorm
Heikantdreef Peersedijk
Lokale II
Kievitwijk Linzenstraat Heidestraat Voorbroekstraat
Helchteren In het noorden wordt het tweede segment begrensd door het voorrangskruispunt N715 x Broekstraat / Eikendreef. Ook in het zuiden wordt de grens gevormd door een voorrangskruispunt, namelijk N715 x Reitstraat / Vennestraat. Het belangrijkste kruispunt is gelegen in het centrum van het hoofddorp Helchteren ter hoogte van het Trudoplein. Het lichtengeregeld kruispunt wordt hier gevormd door 2 gewestwegen: de N715 (Grote Baan) en de N719 (Helzoldstraat / Kazernelaan). Dit is tevens de plaats waar het profiel overgaat van een 2 x 1 naar een 2 x 2. Alle andere tussenliggende kruispunten zijn voorrangsgeregeld. Ten zuiden van het kruispunt met de Don Boscostraat bevindt zich een voetgangersoversteekplaats (VOP). Ter hoogte van het kruispunt met de Kerkstraat is er een fietsoversteekplaats dwars over de N715. Op de kruising van de Grote Baan met de Technische Schoolstraat zijn er zowel FOP’s als VOP’s aanwezig aan weerszijden van de zijstraat.
4
De straten waarbij het vakje leeg bleef werden gecategoriseerd als locale weg type III
i.s.m.
deel 16.3-26
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Tabel 16-5: Kruispunten op de N715 thv centrum Helchteren Kruisende weg(en)
Cat.
Broekstraat / Eikendreef
Lokale II
kruispuntvorm
Boekweitstraat Overwegstraat / Scholteshofstraat N719 Helzoldstraat / Kazernelaan
Lokale I
Don Boscostraat Kerkstraat
Lokale II
Technische Schoolstraat
Mangelbeekvallei Naast beide voorrangskruispunten aan het begin en het einde van het segment ‘Mangelbeek’ zijn er geen andere kruisende wegen. Tabel 16-6: Kruispunten op de N715 thv Mangelbeekvallei Kruisende weg(en)
Cat.
De Hoef / Vennestraat
Lokale II
Molenweg / Daalstraat
Lokale II
kruispuntvorm
Houthalen In het noorden wordt het vierde segment begrensd door het voorrangskruispunt N715 x Molenweg / Daalstraat. In het zuiden wordt het segment ‘Houthalen’ begrensd door het lichtengeregeld kruispunt N715 x Meerstraat / Koolmijnlaan. Tussen beide eindpunten zijn nog 3 lichtengeregelde kruispunten gelegen: • N715 x Herebaan-Oost / Herebaan-West • N715 x Ringlaan / Dorpsstraat De overige kruispunten zijn voorrangskruispunten. Ter hoogte van de Kleine Heresteeg werd een opening in de middenberm voorzien voor overstekende fietsers en voetgangers. De oversteekplaats werd echter niet gemarkeerd dwars over de Grote Baan. Ook ter hoogte van het kruispunt N715 x Diepestraat / Kiezelweg werd de middenberm geopend voor langzaam verkeer. Hier werd wel een zebrapad en een waarschuwingsbord voor het gemotoriseerd verkeer voorzien.
i.s.m.
deel 16.3-27
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Tabel 16-7: Kruispunten op de N715 thv centrum Houthalen Kruisende weg(en)
Cat.
kruispuntvorm
Lokenstraat Wildernisstraat Kleine Heresteeg Lakerweg Herebaan-West / Herebaan-Oost
Lokale I
Dorpsstraat / Ringlaan Kiezelweg / Diepestraat Pastorijstraat Meerstraat / Koolmijnlaan
LI
N715-Zuid Dit meest zuidelijke segment wordt in het noorden begrensd door het lichtengeregeld kruispunt N715 x Meerstraat / Koolmijnlaan en in het zuiden door het op- en afrittencomplex van de E314. Dit complex werd geconcipieerd als half klaverblad waarbij de hoofdweg onder de N74 / N715 door gaat. Ter hoogte van beide op- en afritten zijn de kruispunten lichtengeregeld. Tussen beide kruispunten werd in beide richtingen een vrije busbaan gelegd. Tussen de begrenzingen van het segment bevinden zich enkel voorrangskruispunten. Daar komen tevens enkele belangrijke toegangen tot een carpoolparking en enkele baanwinkels / benzinestations rechtstreeks op de N715. Tabel 16-8: Kruispunten op de N715 Zuid Kruisende weg(en)
Cat.
kruispuntvorm
De vloot Souwstraat op- en afrit E314
-
SNELHEIDSREGIME OP DE N715 Algemeen geldt een maximaal toegelaten snelheid van 70 km/u op het traject. Ook binnen de bebouwde kom mag men 70 km/u blijven rijden. Uitzondering is het gedeelte van de weg tussen het op- en afrittencomplex van de E314 en het kruispunt met de Meerstraat / Koolmijnlaan. Daar is de maximaal toegelaten snelheid 90 km/u.
i.s.m.
deel 16.3-28
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
N 719 Binnen de gemeente vormt de N719 de meest noordelijke oost-west relatie. Deze N719 is ontwikkeld op een heuvelrug in het strokengebied en vormt de lokale relatie tussen Lummen, Heusden, Helchteren, Meeuwen en Bree. Delen van de kern van Lillo en Helchteren ontsluiten via de N719. DWARSPROFIELEN OP DE N719 De N719 (Lillosteenweg – Helzoldstraat) is een 2x1 rijbaan met aanliggende gelijkvloerse fietspaden. Dit profiel wordt doorgetrokken op de N719 (Kazernestraat) richting Meeuwen. Ter hoogte van het Sint Trudoplein en de aansluiting van de Bosstraat en de Kerkstraat is de N719 uitgerust met een middengeleider die het opstellen voor linksaf mogelijk maakt. Tussen het kruispunt met de N715 en Acht Septemberlaan zijn de aanliggende fietspaden verhoogd uitgevoerd. KRUISPUNTEN OP DE N719 Bij het beschrijven van de kruispunten wordt gefocust op de belangrijke kruispunten op lokaal niveau omdat verschillen-de van de aansluitende wegen op zeer laag lokaal niveau functioneren. De N719 is gecategoriseerd als een lokale weg type I (verbindend op lokaal niveau). Tabel 16-9: Kruispunten op de N719 Kruisende weg(en)
Cat.
Guldensporenlaan
Lokaal I
kruispuntvorm
Loerstraat / De Hoef
Pannensman
Lokaal II
N715 – Grote Baan
Primair I
Europarklaan
Lokaal II
SNELHEIDSREGIME OP DE N719 Algemeen geldt een snelheidregime van 70 km/uur m.u.v. de zone tussen de N715 en de Acht Septemberstraat waar een snelheidsregime van 50 km/uur geldt.
HEREBAAN-WEST / HEREBAAN-OOST De Herebaan-west en Herebaan-oost liggen vrij centraal in de gemeente en lopen tussen de kernen van Houthalen en Helchteren. De aansluiting op de N719 ligt pal in de Mangelbeekvallei. Delen van Houthalen, Laak en Meulenberg ont-sluiten via de Herebaan-west en Herebaan-oost. DWARSPROFIELEN HEREBAAN-WEST / HEREBAAN-OOST De Herebaan-oost en Herebaan-west is een 2x1 rijbaan met aanliggende gelijkvloerse fietspaden. Voorbij de aansluiting van de Hofstraat richting Genk is de Herebaan-oost uitgerust als een 2x1 met centrale middenberm tot
i.s.m.
deel 16.3-29
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
aan de aansluiting van de Binnenvaartstraat. Vanaf de Binnenvaartstraat richting Genk is de Weg naar Zwartberg uitgerust als een 2x1 met aanliggende fietspaden. KRUISPUNTEN HEREBAAN-WEST / HEREBAAN-OOST Bij het beschrijven van de kruispunten wordt gefocust op de belangrijke kruispunten op lokaal niveau omdat verschillen-de van de aansluitende wegen op zeer laag lokaal niveau functioneren. De Herebaan-west en Herebaan-oost is gecategoriseerd als een lokale weg type I (verbindend op lokaal niveau). Tabel 16-10: Kruispunten op de Herebaanwest / Herebaanoost Kruisende weg(en)
Cat.
Guldensporenlaan / Herebaan-west
Lokaal I
N715 – Grote Baan
Primair I
Europarklaan
Lokaal II
Kruispuntvorm
Ringlaan
Groenstraat / hofstraat
Lokaal II
Mooksteeg
Lokaal II
Huidevettersstraat
Lokaal II
Binnenvaartstraat
SNELHEIDSREGIME HEREBAAN-WEST / HERBAAN-OOST Algemeen geldt een snelheidregime van 70 km/uur m.u.v. • de zone t.h.v. het Sint Pauluscollege wat een zone 50 is met een variabele zone 30 • vanaf de aansluiting van de Hofstraat tot aan de Binnenvaartstraat wat een zone 50 is.
MICHEL SCHEPERSLAAN / STATIONSSTRAAT / DORPSSTRAAT Vanuit Zolder vormt de Michel Scheperslaan / Stationsstraat / Dorpsstraat de verbinding met Houthalen. Dit is een lokale relatie. In het centrum van Houthalen sluit deze as aan op de N715. Oostwaarts vormt de Ringlaan het vervolg van deze as die aansluit op de Herebaan-oost. Dwarsprofielen michel scheperslaan / stationsstraat / dorpsstraat / ringlaan De Michel Scheperslaan is een 2x1 met aanliggende gelijkvloerse fietspaden. Ter hoogte van de gemeentegrens met Houthalen Helchteren wordt de spoorweg gekruist met een gelijkvloerse spoorwegovergang. De Stationsstraat is recent heringericht waarbij asverschuivingen en bochten de gebruiker attent maken op de bebouwde omgeving. Het profiel is een 2x1 met aanliggende fietspaden. Vanaf de aansluiting van de Kruisstraat zijn tevens voetpaden aanwezig aan beide zijden. Ter hoogte van de aansluiting op de Dorpsstraat (kruispunt met
i.s.m.
deel 16.3-30
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
de Guldensporenlaan) terft men het centrum van Houthalen aan. De verkeersinfrastructuur wordt gekenmerkt door een herinrichting die aansluit bij een zone 30. Hier zijn geen fietspaden aanwezig en de Dorpsstraat vormt samen met de Vredelaan een enkelrichtingssysteem. De Ringlaan vormt een relatie tussen de N715-Grote Baan en de Herebaan-oost. Dit is een 2x1 met aanliggende fiets-paden Kruispunten Michel Scheperslaan / Stationsstraat / Dorpsstraat / Ringlaan Bij het beschrijven van de kruispunten wordt gefocust op de belangrijke kruispunten op lokaal niveau omdat verschillende van de aansluitende wegen op zeer laag lokaal niveau functioneren. De Stationsstraat tot aan de aansluiting van de Brugstraat is een lokale type I. De Stationsstraat verder richting centrum en de Dorpsstraat zijn als lokale type II gecategoriseerd. De Ringlaan is een lokale weg type I. Tabel 16-11: Kruispunten op de Michel Scheperslaan / Stationsstraat / Dorpsstraat / Ringlaan Kruisende weg(en)
Cat.
Brugstraat
Lokaal I
Guldensporenlaan
Lokaal II
N715-Grote Baan
Primair I
Herebaan-oost
Lokaal I
kruispuntvorm
Snelheidsregime Michel Scheperslaan / Stationsstraat / Dorpsstraat / Ringlaan Op de Michel Scheperslaan geldt een snelheidsregime van 70 km/uur m.u.v. een zone t.h.v. Mierenstraat en De Winning waar het 50 km/uur i.f.v. een schoolomgeving. Op de Stationsstraat geldt vanaf de aansluiting van Brugstraat een gewichtsbeperking boven de 3,5 ton. Vanaf de aansluiting van de Tramstraat geldt een snelheidsregime van 50 km/uur dat in de Dorpsstraat overgaat naar 30 km/uur. In de Ringlaan geldt een snelheidsregime van 50 km./uur en een gewichtsbeperking boven de 3,5 ton.
MEERSTRAAT / KOOLMIJNLAAN Ten zuiden van Houthalen vormt de Meerstraat / Koolmijnlaan een belangrijke relatie op lokaal niveau. De Meerstraat verzorgt de ontsluiting van het centrum van Houthalen (via de Pastorijstraat) en Centrum-Zuid. De Koolmijnlaan verbindt Houthalen-centrum met Meulenberg. De Koolmijnlaan sluit t.h.v. Meulenberg aan op de Springstraat die een lokale relatie met Zonhoven draagt. Dwarsprofielen Meerstraat / Koolmijnlaan Het profiel van de Meerstraat is een 2x1. Er zijn geen fietspaden noch voetpaden aanwezig. De Koolmijnlaan is een 2x1 met aanliggende gelijkvloerse fietspaden.
i.s.m.
deel 16.3-31
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Kruispunten Meerstraat / Koolmijnlaan Bij het beschrijven van de kruispunten wordt gefocust op de belangrijke kruispunten op lokaal niveau omdat verschillende van de aansluitende wegen op zeer laag lokaal niveau functioneren. De Meerstraat en Koolmijnlaan zijn gecategoriseerd als een lokale weg type I (verbindend op lokaal niveau) Tabel 16-12: Kruispunten op de Meerstraat/Koolmijnlaan
Kruisende weg(en)
Cat.
Pastorijstraat
Lokaal II
N715-Grote Baan
Primair I
Groenstraat
Lokaal I
Springstraat
Lokaal II & I
kruispuntvorm
Snelheidsregime Meerstraat / Koolmijnlaan Op de Brugstraat / Meerstraat geldt een snelheidsregime van 70 km/uur. Op de Koolmijnlaan geldt een snelheidsregime van 50 km/uur.
E314 In het zuiden van de gemeente is de E314 gelegen. Deze weg maakt als hoofdweg deel uit van het hoofdwegennet en verbindt het centrum van het land met Duitsland. De kruising met de E313 in Lummen zorgt voor een perfecte spreiding in alle richtingen. Over de grens met Nederland wordt aangesloten op de E25. T.h.v. de kruising met de N715 is een aansluitingscomplex uitgebouwd. De aansluiting op de N715 verloopt via een verkeersregelinstallatie aan beide op- en afritten. De E314 is een 2x2 met centrale middenberm en continue pechstrook. Het snelheidsregime bedraagt 120 km/uur.
FIETSINFRASTRUCTUUR Alle wegen met uitzondering van de E314 maken deel uit van het lokale netwerk voor fietsverkeer (zie Figuur 35). Binnen de fietsinfrastructuur neemt het toeristisch fietsnetwerk van de provincie Limburg een aparte plaats in. Via een knooppuntenbewegwijzering worden de fietsers geleid doorheen het Limburgse landschap. Hiervoor worden enerzijds bestaan-de straten die zowel voor autoverkeer als fietsverkeer bestemd zijn als aparte infrastructuren die enkel voor fietsverkeer (en voetgangers) toegankelijk zijn gebruikt. Beide types zijn aanwezig binnen de gemeente. Op de zaten van lijn 18 is een segment van het toeristisch fietsnetwerk gelegen (knooppunt 300 in het zuiden via knooppunt 308 en 309 naar knooppunt 05 in noorden). Knooppunt 308 is gelegen t.h.v. de Loerstraat. Knooppunt 309 is gelegen t.h.v. de aansluiting van de Peersedijk. Tussen knooppunt 308 en 309 is het fietsnetwerk gelegen op de Loerstraat en Wolfsdal. In het oosten van de gemeente zijn tevens enkele segmenten van het toeristisch fietsnetwerk gelegen. Op de Kruisvenstraat – Europarklaan – Lakervenweg ligt de verbinding tussen knooppunt 76 en 75.
i.s.m.
deel 16.3-32
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Op oude Tramverbinding tussen Zolder-Voort en Houthalen is een verbinding voorzien in het fietsnetwerk. Deze verbinding ligt op de Hoolvenstraat t.h.v. de kruising met de oude spoorlijn en het fietsnetwerk zoals hoger beschreven. De Maastrichterstraat verzorgt de verbinding tussen het fietsnetwerk en de kern van Houthalen. De Ophelgenstraat draagt de verbinding met Laak.
Figuur 16-8 Fietsroutenetwerk Houthalen-Helchteren
i.s.m.
deel 16.3-33
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
SPOORGEBONDEN VERVOER Binnen de gemeente is lijn 15 gelegen. Deze spoorlijn verbindt Hasselt met Geel via Mol en heeft stopplaatsen te Heusden, Beringen en Leopoldsburg. Op deze lijn is een uurfrequentie in beide richtingen aanwezig. In het studiegebied bestaat deze lijn uit een enkelspoor. De zaten van lijn 18 zijn nog aanwezig. Deze lijn liep in het zuiden van Houthalen richting Genk. In het noorden takte deze lijn t.h.v. Houthalen af van lijn 15 richting Overpelt. De verlaten spoorwegzaten zijn in gebruik als onderdeel van toeristisch fietsroutenetwerk. Verkeersintensiteiten Voor een bespreking van de huidige verkeersintensiteiten wordt verwezen naar hoofdstuk 10.1. Specifiek voor de N715 is het afwikkelingsniveau besproken in hoofdstuk 10.5. Uit de analyse blijkt dat het verkeer op een aantal kruispunten ondermaats wordt afgewikkeld. Reistijd Reistijd OSP Richting Zuid
Reistijd ASP Richting Noord 0:12:55 0:10:25 0:13:22
di. wo. do. vr.
7/12/2004 8/12/2004 9/12/2004 10/12/2004
0:10:46 0:15:44 0:10:46
ma. di. wo. do.
13/12/2004 14/12/2004 15/12/2004 16/12/2004
0:10:11 0:10:57 0:11:13 0:08:19
0:14:15 0:13:25 0:16:26
gemiddeld:
0:11:08
0:13:28
Om een idee te krijgen van de werkelijke reistijd over het hele traject – vanaf de noordelijke rotonde tot aan het noordelijke op- en afrittencomplex van de E314 - werden gedurende de periode van dinsdag 07/12/04 tot en met donderdag 16/12/04 enkele metingen uitgevoerd. Daarbij werd er rekening gehouden met het feit dat tijdens de ochtendspits de grootste verkeersstromen zich in zuidelijke richting begeven en tijdens de avondspits in noordelijke richting. In Tabel 27 worden de gemeten waarden weergegeven en hun gemiddelden.
Tabel 16-13: Huidige reistijden (dec. 2004)
Uit Tabel 16-13 blijkt de gemiddelde reistijd in zuidelijke richting (tijdens de ochtendspits) 11’08” te bedragen. In noordelijke richting (tijdens de avondspits) doet men er tijdens de avondspits gemiddeld nog 2 min. en 20 sec langer over. Zoals eerder gesteld hangt de capaciteit en dus ook de gemeten reistijd in belangrijke mate af van de afwikkeling ter hoogte van de kruispunten. In februari 2005 werden door AWV eveneens metingen gedaan van de reistijden. Tabel 16-14: Huidige reistijden (feb. 2005 – opname AWV)
do 17/02/2005
di 22/02/2005
gemiddeld:
Reistijd OSP Richting Zuid Richting Noord 0:11:00 0:09:00 0:15:00 0:12:00 0:16:00 0:11:00 0:09:00 0:09:00 0:09:00 0:11:00 0:18:00 0:10:00 0:16:00 0:11:00 0:11:00 0:12:00 0:10:00
0:09:00
0:12:47
0:10:27
Reistijd ASP Richting Zuid Richting Noord 0:10:00 0:09:00 0:12:00 0:09:00 0:12:00 0:13:00 0:10:00 0:16:00 0:10:00 0:13:00 0:09:00 0:09:00 0:09:00 0:10:00 0:08:00 0:13:00 0:10:00 0:11:00 0:11:00 0:10:00 0:10:06
0:11:18
i.s.m.
deel 16.3-34
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Uit Tabel 16-14 blijkt de gemiddelde reistijd in zuidelijke richting (tijdens de ochtendspits) tijdens de laatste metingen iets hoger te liggen dan 3 maand vroeger: 12’47’’ t.o.v. 11’08”. In noordelijke richting (tijdens de avondspits) zijn de reistijden iets afgenomen. De reistijden zijn in de ochtendspits hoger in zuidelijke rijrichting, dan in noordelijke rijrichting. Tijdens de avondspits doet zich het omgekeerde voor: de reistijden in noordelijke richting rijn hoger dan in zuidelijke richting. De reistijden in noordelijke richting in de ochtendspits en in zuidelijke richting in de avondspits zijn nagenoeg gelijk. Indien we de hypothese maken dat het hele traject, zonder hindernissen afgelegd kan worden, met een maximaal toegelaten snelheid van 70 km/u, dan zou de gemiddelde reistijd slechts 7 min 7 sec in beslag nemen. Tijdens de ochtendspits zijn de gemiddelde reistijden vanwege kruispunten en andere ‘obstakels’ bijgevolg tot 5 min groter dan de ‘ideale reistijd’. Tijdens de avondspits ziet men dat de reistijd toenemen met ca 5 min 20 sec ten opzichte van de ‘ideale reistijd’.
Oversteekbaarheid De oversteekbaarheid heeft betrekking op de gelijkvloerse oversteekbaarheid van de rijweg, waarbij gerekend wordt van rand tot rand van deze gelijkvloerse rijweg. Oversteekbaarheid is in belangrijke mate afhankelijk van de verkeersintensiteiten op de te kruisen weg en de hiermee samen hangende ‘hiaattijden’. In Figuur 16-9 wordt het verband tussen hiaattijd en gemiddelde wachttijd aangegeven. Tabel 16-15 geeft aan op met welke schaal deze wachttijden worden beoordeeld.
Figuur 16-9: gemiddelde wachttijd voor overstekende voetgangers afhankelijk van voertuigintensiteit en benodigde hiaattijd (bron: ASVV 2004)
Uitgaande van de verkeersintensiteiten uit het macroscopisch verkeersmodel kan voor de referentiesituatie de oversteekbaarheid van de N715 in beeld gebracht worden (zie Tabel 16-16).
Tabel 16-15: kwalificatie van de wachttijd voor overstekende voet-gangers op plaatsen die niet door verkeerslichten gere-geld worden (bron: ASVV 2004)
De gemiddelde oversteeksnelheid van een “modale” voetganger bedraagt 1m/s. Onder langzaam verkeer, wordt het fiets- en voetgangersverkeer verstaan. Het is belangrijk om deze relaties maximaal te bewaren, hetzij te bundelen en oversteek mogelijkheden aan te bieden. De bundeling in de ruimte dient evenwel beperkt te worden tot een beloopbare afstand. Hierbij wordt uitgegaan van een bundeling om de 400 m.
i.s.m.
deel 16.3-35
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Tabel 16-16: Oversteekbaarheid N715 in huidige situatie (referentie 2006)
Ten noorden van kern van Helchteren ochtendspits avondspits Ten noorden van de kern van Houthalen ochtendspits avondspits
Oversteeklengte in m
Intensiteiten in pae/uur
Gemiddelde wachttijd in seconden
Kwalificatie van de wachttijd
2x7 2x7
1080 + 710 1040 + 1020
18 + 8s= 26 s 17 + 16s= 33 s
Slecht Zeer slecht
2x7 2x7
1490 + 1030 1080 + 1500
>30 + 17s= >47 s 18 + >30s= >48 s
Zeer slecht Zeer slecht
Veiligheid Met betrekking tot het project zijn er twee grote veiligheidsaspecten van belang: • De verkeersveiligheid op de weg zelf • De omgevingsveiligheid door de aanwezigheid (en kans op ongevallen) van transporten van gevaarlijke goederen De omgevingsveiligheid wordt niet in dit MER beschouwd maar maakt deel uit van een afzonderlijke veiligheidsstudie die parallel aan dit MER opgesteld is (zie bijlage 6.1). De objectieve verkeers(on)veiligheid van een wegsegment kan worden vastgesteld aan de hand van het aantal en de ernst van de ongevallen die er in een bepaalde periode ter hoogte van dit wegsegment hebben plaatsgevonden. Deze gegevens worden in statistieken bijgehouden. Het fenomeen van de subjectieve onveiligheid waarbij het gevoel van onveiligheid bedoeld wordt, wordt niet in dit gedeelte in rekening gebracht. Het kan dus zijn dat een plaats objectief zeer veilig is omdat deze bewust gemeden wordt omwille van het onveiligheidsgevoel.
i.s.m.
deel 16.3-36
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
In wat volgt worden enkele tabellen en grafieken weergegeven waarin de beschikbare ongevallengegevens van de periodes 1998-2000 en 199-2001 (NIS) verwerkt werden. Grafiek 1: Aantal ongevallen met lichamelijk letsel 98-00
i.s.m.
deel 16.3-37
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Grafiek 2: Aantal ongevallen met lichamelijk letsel 99-01
Bovenstaande grafieken geven een overzicht van het aantal verkeersongevallen op de N715 tussen voor het gebied tussen kmpt. 9.4 tot en met 17.8. Uit deze grafieken valt af te leiden dat voor beide periodes het grootst aantal ongevallen plaatsvindt ter hoogte van een aantal belangrijke kruispunten: Meerstraat/Koolmijnlaan, Herebaan-Oost/Herebaan-West en N719 (Helzoldlaan/Kazernelaan).
i.s.m.
deel 16.3-38
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Doden 98-00
Zwaargewonden 98-00
Lichtgewonden 98-00
Prioriteit 98-00
Aantal 99-01
Doden 99-01
Zwaargewonden 99-01
Lichtgewonden 99-01
Prioriteit 99-01
9,4 10,0 10,1 10,2 10,3 10,4 10,5 10,6 10,7 10,8 11,1 11,2 11,3 11,6 11,8 11,9 12,0 12,1 12,2 12,3 12,4 12,5 12,6 12,7 13,1 13,4 13,6 13,7 13,8 13,9 14,1 14,2 14,3 14,7 14,8 14,9 15,0 15,1 15,4 15,6 15,7 15,8 15,9 16,0 16,2 16,3 16,4 16,5 16,6 16,7 16,8 16,9 17,2 17,3 17,4 17,6 17,7
Aantal 98-00
kmpt
Tabel 16-17: Letselongevallen: aantal en ernst
1 1
0 0
1 1
0 0
3 3
11 1
0 0
6 0
12 1
30 1
17
0
4
25
37
1 1
0 0
0 1
1 2
1 5
1 4 1 1 1 2 5
0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 1 2
1 7 4 1 1 1 7
1 7 4 1 1 4 13
26 1 2 1 1 2 8
0 0 0 0 0 0 0
11 0 0 1 0 0 1
44 1 2 2 1 1 11
77 1 2 5 1 1 14
2 5 2 2
0 0 0 0
1 4 1 0
1 8 1 3
4 20 4 3
3 1 3 1
0 0 0 0
4 0 1 1
5 3 3 0
17 3 6 3
4 3 2 2 2 2 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0
0 1 0 0 1 0 0 0
4 5 3 3 2 5 1 1
4 8 3 3 5 5 1 1
1 1 2 7 1 3 5 3 4 1 1 6 1 4 1 1 7 1 3 1 2 4
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0
0 0 1 4 0 2 4 1 0 0 0 4 0 1 0 0 0 0 0 0 1 1
1 1 1 11 1 1 9 3 9 1 4 7 3 5 1 1 13 3 5 2 2 5
1 1 4 23 1 7 21 6 9 1 4 19 3 8 1 1 18 3 5 2 5 8
2
0
0
3
3
2 3 1 1 1 1
0 0 0 0 0 0
1 2 0 0 0 0
1 7 1 1 1 2
4 13 1 1 1 2
3 1 2 1 2 9
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 1 2
7 1 3 4 1 11
7 1 3 4 4 17
1 7 2 1
0 0 0 0
1 3 0 0
0 11 3 1
3 20 3 1
1 2
0 0
0 0
4 3
4 3
2 1 1 1 1 1 6 2 2 1 1 1 2
0 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0
0 0 1 0 4 1 2 0 0 0 0 0 0
2 1 1 2 0 0 10 3 2 4 1 4 3
2 1 4 2 17 3 21 3 2 4 1 4 3
i.s.m.
deel 16.3-39
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Tabel 16-17 geeft het aantal en de ernst van de ongevallen per hectometer weer. De prioriteit wordt op volgende manier berekend: 5 x D + 3 x Z + L = prioriteit met D = aantal doden Z = aantal zwaar gewonden L = aantal licht gewonden Een punt wordt beschouwd als gevaarlijk punt (zwart punt) wanneer er minstens 3 ongevallen gebeurden tijdens een periode van 3 jaar en waarbij de prioriteit voor die bepaalde periode groter is dan 15. De gevaarlijke punten worden in het rood aangeduid in Tabel 16-17. Uit Tabel 29 blijkt dat er gedurende de periode 1998-2000 geen enkel dodelijk slachtoffer te betreuren viel. Er raakten echter wel 36 personen zwaar gewond en 155 personen lichtgewond. In totaal vielen er bijgevolg 191 gewonden, waarvan er 19% ernstig aan toe waren. Bovendien blijkt uit de gegevens dat 9 van de 36 slachtoffers die zwaar gewond raakten, zwakke weggebruikers – (brom)fietsers en voetgangers - waren. Bij de lichtgewonden waren in totaal 16 (brom)fietsers en/of voetgangers betrokken. Dit wil zeggen dat 25% van de zwaar- en 10% van de lichtgewonden zwakke weggebruikers waren. In de daaropvolgende periode van 3 jaar (1999-2001) vielen er echter wel 3 doden te betreuren. In totaal raakten toen 43 personen zwaargewond over hetzelfde traject. Er vielen tevens 211 lichtgewonden. In deze periode bedroeg het aandeel zwaargewonden bijgevolg 20%. De verkeersveiligheid is er bijgevolg op achteruit gegaan in vergelijking met de voorgaande periode van 3 jaar. Tijdens deze periode waren 7 zwaargewonden (brom)fietsers. Bij de lichtgewonden waren 23 zwakke weggebruikers betrokken. Globaal gezien is de verkeersveiligheid er in de beschouwde periodes dus op achteruitgegaan, zowel qua aantal als qua ernst van de ongevallen. Dit resulteert bijgevolg in hogere prioriteiten en een hoger aantal ‘gevaarlijke punten’ in de periode 1999-2001. Over het hele traject van de N74/N715 werden door TV3V (Veilig Verkeer Vlaanderen) 11 gevaarlijke punten geselecteerd. 4 ervan stonden reeds op het jaarprogramma 2003, 1 ervan stond op het jaarprogramma van 2005. In Tabel 16-18 worden alle gevaarlijke punten weergegeven. Tabel 16-18: Gevaarlijke punten
TV 3V
kmpt
Kruisende Weg(en)
Prioriteit
Jaar-programma TV3V
projectnr. 007028
10.59
Koolmijnlaan/Meerstraat
47
2003
007043
9.46
AFRIT E314
007048
12.17
Herebaan-Oost
35
2003
007095
13.70
Technische
32
2003
23
2003
21
2003
Schoolstraat Kerkstraat 007121
14.9
Winningstraat
007129
15.94
PEERSEDIJK
007140
14.16
Helzoldstraat
007265
11.39
Ringlaan
007266
13.39
De Hoef
007267
16.80
007701
16.07
2005
Peerse Dijk-verlaten spoor
i.s.m.
deel 16.3-40
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
TV3V - project 7095 (kruispunt N715 x Technische Schoolstraat) werd reeds door de Provinciale Commissie Verkeersveiligheid van oktober 2003 goedgekeurd. De oplossingen die TV 3V voorgesteld heeft voor de andere gevaarlijke punten die reeds op het jaarprogramma stonden, werden door de Provinciale Commissie Verkeersveiligheid van mei 2004 unaniem goedgekeurd. De gevaarlijke punten 7028, 7048, 7140 en 7265 hebben betrekking op kruispunten waarbij is overgegaan tot instellen van een conflictvrije verkeersafwikkeling op de hoofdrichting. Het gevaarlijk punt 7121 is al uitgevoerd waarbij een middengeleider is aangelegd zodat het oversteken (voor langzaam verkeer) en het afslaan beter georganiseerd wordt. Het gevaarlijk punt 7095 t.h.v. de Technische Schoolstraat wordt opgenomen in de tijdelijke maatregelen en zal in de tweede helft van 2008 hetzij eerste helft van 2009 in uitvoering gaan. Het opnemen van verschillende punten in het programma voor het wegwerken van de gevaarlijke punten geeft voldoende aan dat er zich een verkeersveiligheidsprobleem stelt op de N715. Door de uitwerking en uitvoering van het TV3V-programma is de veiligheid op de N715 in principe verbeterd. Gebundelde informatie om deze verbetering aan te tonen is, gezien de relatief recente afwerking van de TV3Vpunten, niet beschikbaar. Rekening houdend met het planniveau van de effectenanalyse, werden jaarlijkse ongevalgegevens niet verzameld, gebundeld en geanalyseerd. In functie van de effectbespreking leveren deze immers geen relevante meerwaarde. Daarnaast zijn er schoolomgevingen die een specifieke aandacht vergen. In de rand van de N715 is het Don Bosco instituut gelegen. Het gevaarlijk punt t.h.v. de Technische Schoolstraat biedt een bijkomende beveiliging van de overstekende voetgangers en fietsers. Deze schoolomgeving is tevens aanwezig op de N719. Op de Herebaan-west is het Sint Pauluscollege gelegen. Op de Michel Scheperslaan is er t.h.v. de Mierenstraat een school gelegen.
16.3.1.9
Toekomstige situatie De te verwachten wijzigingen in de ruimtelijke structuur en functionele indeling zijn (op mesoniveau), waar relevant, aanvullend bij de beschrijving van de huidige situatie in kleur opgenomen (zie hoofdstuk 16.3.1.3). Wat betreft de functionele relaties, wordt een behoud van de huidige situatie verwacht op het vlak van aanwezige infrastructuur. Concrete plannen voor een heringebruikname van de oude spoorlijn (momenteel in gebruik als fietspad) zijn niet aanwezig. Plannen voor de realisatie van een sneltramlijn vanuit Hasselt naar het noorden van de provincie Limburg zijn toegelicht in hoofdstuk 12.1. In functie van de verkeersveiligheid kan aangenomen worden dat de voorgestelde TV3V-projecten worden uitgevoerd. Een uitgebreide toelichting van de te verwachten groei in verkeersintensiteiten is opgenomen in hoofdstuk 10.
i.s.m.
deel 16.3-41
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.2
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Methodiek effectbepaling en -beoordeling Om de impact op de menselijke leefomgeving in beeld te brengen worden volgende aspecten bestudeerd: • Direct verlies of winst van menselijke functies • Wijziging functionele relaties (verkeersafwikkeling) • Wijziging van het geluidsklimaat • Wijziging van de luchtkwaliteit • Wijziging van de waterhuishouding Combinatie van deze verlies- en verstoringsfactoren samen bepalen de leefbaarheid van de omgeving. Leefbaarheid wordt hier ruim beschouwd en omvat zowel de woonkwaliteit als leefbaarheid van landbouw, handel, …
16.3.2.1
Verlies menselijke functies Binnen deze effectgroep onderscheiden we het areaalverlies van de volgende functies: • Woonfunctie • Commerciële en industriële functie • Landbouwfunctie • Recreatieve functie (incl. toegankelijke natuurgebieden) Het areaalverlies kan zowel een direct verlies als een kwaliteitsafname zijn. Voor de kwaliteitsafname denken we bijvoorbeeld aan verdichting van gronden onder tijdelijke rijroutes e.d. of door (bodem/grondwater)vervuilingen die aangebracht of verspreid worden door de aanleg van het project. Ook kan het verlies zowel een huidig verlies als een verlies van de potentie tot ontwikkeling zijn zoals bijvoorbeeld het verlies van potentieel woongebied (bv goedgekeurde onbebouwde verkavelingen). Het indirecte verlies wordt op dit planniveau in belangrijke mate opgenomen in de beoordeling van de impact op de leefbaarheid. Indirecte effecten tgv bijvoorbeeld bodemverdichting op werflocaties zal op projectniveau besproken worden. Op basis van het bodemgebruik wordt een bepaling gemaakt van de mate waarin een bepaalde oppervlakte “functionele grond” verloren gaat. Het bodemgebruik is in beeld gebracht op basis van een omzetting van karteringseenheden van de Biologische Waarderingskaart naar bodemgebruiksfuncties (zie kaart 2.2). Deze informatie is aangevuld met de lokalisatie van woningen ahv het Kadvec-bestand en aan de hand van terreinwaarnemingen langsheen locatie voor omleiding- en doortochttracé. Het directe verlies van woon- en handelsfuncties is ingeschat op basis van een confrontatie van de hypothese in de toelichting van het plan (zie hoofdstuk 13) met terreinwaarnemingen langsheen de tracélocaties. Voor andere directe functionele verliezen is de verloren oppervlakte ingeschat (grootte-orde) op basis van een analyse van de bodemgebruikskaart. Vanuit de receptordiscipline ‘natuur’ zijn voorstellen geformuleerd die resulteren in een ruimte-inname buiten de zone waar het omleiding- of doortochttracé zal gerealiseerd worden. De impact van de voorgestelde maatregelen op de aanwezige functies wordt afzonderlijk besproken op basis van de bodemgebruikskaart (kaart 2.2) en terreinwaarnemingen.
16.3.2.2
Impact op menselijk functionele relaties (verkeersafwikkeling) Aanvullend op het verkeerskundig onderzoek (zie hoofdstukken 10 en 11 voor een gedetailleerde toelichting), komen de volgende effectgroepen aan bod: • Barrièrewerking - Relaties wegverkeer - Oversteekbaarheid
i.s.m.
deel 16.3-42
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
• • • •
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Doorstroming openbaar vervoer Verkeersveiligheid Verkeersleefbaarheid Recreatieve relaties
Barrièrewerking treedt op wanneer een nieuwe weg relaties voor wegverkeer doorsnijdt of de relaties moeilijker maakt (bv. hellingen, verhoging verkeersintensiteiten). Dit geldt voor alle modi (auto, vracht, openbaar vervoer, fiets en voetgangers). Het kan zijn dat onderbroken relaties hersteld worden waarbij de directheid van een relatie vervalt. In die situatie kan de afgenomen attractiviteit genoteerd worden. Voor de gewijzigde (onderbroken, verlegde, …) relaties zal per relatie aangegeven worden welke wijziging optreedt, wat de waarde/functie van de relatie is en hoe het effect ingeschat wordt. Voor het langzaam verkeer worden de effecten van de realisatie van de primaire weg op het huidige en gewenste fietsroute- en voetgangersnetwerk kwalitatief besproken. Er wordt eveneens een onderzoek naar de barrièrewerking van de heringerichte lokale weg doorheen de centra van Houthalen en Helchteren uitgevoerd. Daarbij wordt in eerste instantie een kwalitatieve toets gedaan naar de oversteekbaarheid voor langzame weggebruikers. De effecten op vlak van doorstroming en bereikbaarheid van en met het openbaar vervoer (via de heraangelegde N715) worden kwalitatief beoordeeld op basis van de inrichting van de kruispunten, verzadigingsgraden van de kruispunten en de restcapaciteit en gewenste rol van de wegen. De effecten inzake verkeersveiligheid worden eveneens kwalitatief beoordeeld, op basis van het aantal conflicten en de conflictintensiteiten tussen verschillende weggebruikers (in het bijzonder autoverkeer – langzaam verkeer). Hierbij gaat zowel aandacht naar de verkeersveiligheid op de primaire weg, ter hoogte van de verknopingen en op de heringerichte lokale weg. Mbt de verkeersleefbaarheid wordt nagegaan of door eventuele toename van verkeersintensiteiten de maximale capaciteit in functie van de leefbaarheid overschreden wordt5. Aansluitend op de bespreking van de verkeersdruk in de kernen van Houthalen en Helchteren, wordt eveneens aandacht geschonken aan de potentiële ontsluitingen van verscheidene activiteiten in de omgeving. Voor het bepalen van de leefbaarheidscapaciteit is gebruik gemaakt van de intensiteiten uit het macroscopisch model (referentie 2006) wat betreft de huidige toestand (zie hoofdstuk 10), het tunnelscenario voor het doortochttracé (zie hoofdstuk 10) en scenario 5 wat betreft het omleidingstracé (zie hoofdstuk 11.1.1). Tabel 16-19 geeft een overzicht van de indeling van de wegen en hiermee samenhangende capaciteit die ifv de bespreking van de leefbaarheidscapaciteit wordt gehanteerd. Tabel 16-19: Wegcategorisering en capaciteitsbepaling ifv leefbaarheid Theoretische capaciteit (in pae/uur per rijrichting)
Capaciteit ifv leefbaarheid
referentie
Primaire weg I Primaire weg II
3600
3600
N74
Primaire weg II
2400
2000
Primaire weg II Secundaire weg I Secundaire weg III
1800
1800
Weg categorie Omschrijving 6 Primaire weg Secundaire weg hoofdinvalsweg
omschrijving Omlegging 2x2 beperkt aantak kruispunten scheiding van verkeer 2x2-weg in bebouwde kom groot aantal kruispunten 2x1-weg met weinig tot geen kruispunten en scheiding verkeersdeel-
Volgens 7 beleidsplannen
5
Bron: Kencijfers Mobiliteitsstudies/Verkeersleefbaarheidsstudies in het Gentse (Bron: Groep Swartenbroekx, leefbaarheidscapaciteit, toegepast in het verkeersmodel Noord-Limburg, 1991) 6 Categorisering van het wegennet zoals beschreven in de leefbaarheidscapaciteit groep Swartenbroekx, verkeersmodel NoordLimburg 1991 7 Eigen interpretatie van de omschrijving in kolom 1 i.f.v. de gangbare terminologie wat betreft categorisering
i.s.m.
deel 16.3-43
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Stedelijke hoofdstraat
16.3.2.3
nemers 2x1-weg groot aantal kruispunten en scheiding verkeersdeelnemers
Primaire weg II Secundaire weg II Secundaire weg III
1200
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
1200
Lokale verbindingsweg – interne ontsluitingsweg
2x1-weg groot aantal kruispunten
Lokale I
Wijkverzamelweg
2x1-weg groot aantal kruispunten
Lokale II
400
Woonstraat
2x1-weg geen scheiding verkeersdeelnemers
Lokale III
250
1000
650
N719 – Koolmijnlaan, Helzoldstr, Kazernelaan, Herebaan Oost & West, Koolmijnlaan, Meerstr. Guldensporenlaan Peersedijk, Broekstr. Eikendreef, Kerkstraat, De Hoef, Vennestraat, Molenweg, Daalstraat, Dorpsstraat, Ringlaan
Verstoring van de leefomgeving via geluid Hinder is een verzamelaanduiding voor allerlei gevoelens van onbehagen die mensen (kunnen) ervaren bij langdurige blootstelling aan geluid. Naast de sterkte en aard van het geluid spelen ook andere elementen zoals de verstoringsduur en -periode maar ook leeftijd van de waarnemer, woningtype, … een rol in de hinderbeleving t.g.v. geluidsverstoring. Op basis van analyses van geluidsgegevens en enquêteresultaten werden (o.a. door Miedema et al, 20018) relaties onderzocht tussen de geluidsbelasting en hinder (o.a. onderscheid tussen verstoring t.g.v. wegverkeer en industrieterreinen). Deze analyseresultaten hebben geleid tot benaderende formules op basis van dewelke het aantal (sterk) gehinderden kan bepaald worden. Om de hindermaat tgv geluid te bepalen, werd in eerste instantie het aantal gebouwen binnen de berekende geluidscontouren bepaald. Aan de hand van deze resultaten werd vervolgens het aantal gehinderden ingeschat. In functie van de effectbespreking is het studiegebied ingedeeld in een aantal aandachtsgebieden (zie Figuur 16-10). Figuur 16.3-10 geeft een aanduiding van de zoneringen van de gebieden die onderscheiden werden. De afgebakende gebieden staan niet (volledig) in relatie met de statistische sectoren waarin België is ingedeeld9 omdat deze indeling niet voldoende goed overeen kwam met de zones waar geluidshinder vermoed werd op basis van de tracering van de twee alternatieven. Alle woningen die een wijziging van het geluidsniveau ondervinden zijn opgenomen in een van de zones. De randen van de zones zijn dus voldoende ver genomen van de twee alternatieven en de precieze afbakening hiervan is dus niet van belang.
8
Annoyance from Transportation Noise: Relationships with Exposure Metrics DNL and DENL and Their Confidence Intervals. TNO-PG Leiden. Enivronmental Health Perspectives volume 109, number 4, April 2001 Relaties tussen geluidsbelasting en hinder voor industrie- en rangeerterreinen. TNO INRO rapport 2002-53 9 Statistische sectoren worden door het Nationaal Instituut voor de Statistiek gehanteerd en delen het volledige Belgische grondgebied op in zones.
i.s.m.
deel 16.3-44
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Figuur 16-10: Aandachtsgebieden voor de receptor mens ifv geluidsverstoring
i.s.m.
deel 16.3-45
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Bepaling aantal gebouwen binnen leefkwaliteitszones Op basis van de resultaten van de geluidsmodellering (zie hoofdstuk 15.4 voor een gedetailleerde toelichting) zijn geluidsbelastingskaarten opgemaakt die de impact van het wegverkeer in beeld brengen. Deze kaarten zijn in overlay gebracht met de aanwezige woningen (op basis van het kadvec-bestand). Door middel van een gis-bewerking werd bepaald hoeveel gebouwen gelegen zijn binnen een bepaalde verstoringszone veroorzaakt door verkeer. Bij deze werkwijze moeten volgende randbemerkingen geformuleerd worden: • Als vereenvoudigde benadering op planniveau zijn alle gebouwen zoals opgenomen in het kadvec-bestand in rekening gebracht. Dit betekent dat bijvoorbeeld ook handelszaken in de berekeningen zijn opgenomen. • Enkel de gebouwen in aangetaste zones zijn opgegeven: gebouwen gelegen in een zone waar de gecumuleerde geluidsbelasting (Lden) t.g.v. verkeer lager is dan 50 (goede leefkwaliteit) zijn hier niet aangegeven. • Een aantal gebouwen werd mogelijk dubbel geteld, mb. op plaatsen waar de geluidscontouren gebouwen als het ware doormidden sneden. Deze gebouwen werden dan zowel in de hogere als de lagere klasse meegenomen. Het aantal dubbeltellingen is relatief beperkt en niet onderscheidend in de effectbespreking op planniveau. • Ifv de geluidsmodellering is enkel de eerstelijnsbebouwing langsheen de wegen in rekeningen gebracht in combinatie met de aanwezigheid van geluidsschermen. De bufferende werking van andere bebouwing of natuurlijke structuren zoals bv bossen is niet in rekening gebracht. Het betreft dan ook een worst-case benadering in dit aspect. Voor de verscheidene doorgerekende situaties zijn telkens dezelfde ‘fouten’ gemaakt of werd met dezelfde afrondingen/onnauwkeurigheden gewerkt. In een vergelijking vallen deze ‘fouten’ grotendeels weg. Daar het hoofdzakelijk de bedoeling is om verschuivingen in hindermaat te detecteren, eerder dan absolute aantallen te beschouwen, worden voorgaande punten niet als een belangrijk probleem beschouwd. Aan de verstoringszones (bepaald op basis van de geluidsmodellering) wordt de akoestische kwaliteit beoordeeld. Het gehanteerde beoordelingskader is opgenomen in Tabel 16-20. Tabel 16-20: classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving in een milieukwaliteitsmaat volgens de 'methode Miedema'
Gecumuleerde Lden
Classificering milieukwaliteit
< 50
Goed
50 – 55
Redelijk
55 – 60
Matig
60 – 65
Tamelijk slecht
65 – 70
Slecht
> 70
Zeer slecht
Bepaling aantal geluidsgehinderden In de Nederlandse Regeling Omgevingslawaai (Staatscourant 16 juli 2004, nr. 134) zijn dosiseffectrelaties opgenomen, gebaseerd op de eerder vermelde onderzoeksresultaten van oa Miedema et al. Tabel 16-21 geeft de relevante relaties voor verkeerslawaai weer. Tabel 16-21: Dosis-effectrelaties voor verkeerslawaai (volgens Nederlandse Regeling Omgevingslawaai) Geluidsbelastingsklasse Lden in dB(A) 55 – 59 60 – 64 65 – 69 70 – 74 ≥ 75
Percentage gehinderden 21 30 41 54 61
Percentage ernstig gehinderden 8 13 20 30 37
Slaapgestoorden
7 10 13 18 20
i.s.m.
deel 16.3-46
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Op basis van de vermelde dosis-effectrelaties kan zowel voor de huidige situatie als de geplande situatie het aantal gehinderden ingeschat worden. Om het aantal gehinderden te bepalen, worden de geluidsbelastingsklassen zoals aangegeven in bovenstaande tabel berekend en op het kadvec-bestand gelegd, zodat het aantal woningen binnen bepaalde contouren kan bepaald worden. Hierbij werd een vereenvoudiging toegepast bij de hoogste geluidsbelastingsklassen: de waarden binnen de verschillende verstoringszones >65 dB(A) (de waarden 65-70, 70-75 en > 75) werden bij de berekening van het aantal gebouwen samengenomen. Voor de berekening van het aantal gehinderden binnen de zone >65 dB(A) nemen we als benadering het gemiddelde van de voormelde percentages. Deze vereenvoudiging geeft een goed beeld van het aantal gehinderden: • Deze hoogste waarden bevinden zich vlak aan de drukste verkeerswegen (vnl de eerstelijnsbebouwing) en dit zijn de zones waar zich de grootste modelfouten zullen voordoen (cfr de toelichting bij geluid in hoofdstuk 15.4). Het afzonderlijk berekenen van het aantal gebouwen in deze hoogste klassen zou leiden tot nietinterpreteerbare waarden omwille van deze modelleerbeperkingen. Deze modelbeperkingen worden afgevlakt door het samen nemen van de hoogste klassen. • Daarbij aansluitend is het aantal locaties met een waarde > 75 dB(A) zeer beperkt. Dit samen met het gebruik van de gemiddelde percentages gehinderden over de drie hoogste klassen leidt tot een overschatting t.o.v. het gemodelleerde aantal gehinderden. Aldus worden in dit rapport de volgende dosis-effectrelaties gehanteerd: Geluidsbelastingsklasse Lden in dB(A) 55 – 59 60 – 64 > 65
Percentage gehinderden 21 30 52
Percentage ernstig gehinderden 8 13 29
Slaapgestoorden
7 10 17
Per woning wordt een gemiddelde bezettingsgraad van 3 inwoners verondersteld. Dit aantal wijkt af van de gemiddelde bezettingsgraad van 2,38 inwoners zoals aangegeven op www.statbel.fgov.be (gezinssamenstelling tussen 1970 en 2005). Het bezettingsaantal van 3 inwoners werd afgeleid op basis van concrete informatie voor bewoning langsheen de Grote baan in Houthalen-Helchteren. Dit cijfer is waarschijnlijk hoger dan het bezettingsaantal op overige locaties. Door rekening te houden met deze bezettingsgraad die hoger is dan het Vlaamse gemiddelde, voor alle woningen binnen de berekende verstoringscontouren, wordt gewerkt met een worst-case benadering. Verder veronderstellen we dat alle beschouwde gebouwen een woonfunctie hebben. Hierbij dient gesteld dat deze veronderstelling vermoedelijk in een overschatting resulteert. Deze benadering kan evenwel als een worst case situatie beschouwd worden. 16.3.2.4
Verstoring van de leefomgeving via lucht In de kennisgeving werd volgende voorgesteld: “Voor de bevolking in de zone waar een toename van fijne stofdeeltjes (PM10) te verwachten is, wordt het relatieve risico op mortaliteit ingeschat en omgerekend naar de totale en gemiddelde levensduurverkorting (aantal verloren levensjaren/maanden). Deze berekening wordt uitgevoerd op basis van de berekeningswijze zoals voorgesteld in Amann et al10. Hierbij wordt het aantal personen binnen een bepaalde zone bepaald aan de hand van de meest recente bevolkingsdichtheden voor de statistische sectoren.”
10
Markus Amann et al., 2004. RAINS review 2004. – The RAINS model – Documentation of the model approach prepared for the RAINS peer review 2004. International Institute for Applied Systems Analysis.
i.s.m.
deel 16.3-47
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Deze voorgestelde aanpak ging uit van de verwachting dat er op vlak van fijn stof grote verschillen in luchtkwaliteit zouden kunnen optreden. De bespreking in de discipline lucht heeft echter aangetoond dat er zich geen wijzigingen van 10µg PM10 of meer voordoen op 20 m afstand van de as van de weg (zie tabel 15.5.14). Hierbij wordt opgemerkt dat een berekening van contouren met concentratie-wijzigingen niet mogelijk is met de toegepaste methodiek binnen de discipline lucht. De berekende wijzigingen op 20 m afstand van de as van de weg zijn (rekening houdend met de breedte van de weg, aanwezigheid wegbermen ed) waarden voor de onmiddellijke omgeving van de weg. Op grotere afstand zijn de verschillen nog kleiner. Er kan dan ook gesteld worden dat er geen wijzigingen berekend zijn die een significante, berekenbare invloed kunnen hebben op de menselijke gezondheid. Hierdoor is het niet mogelijk om de relaties zoals voorgesteld in de methodiek van de kennisgeving toe te passen. Een extrapolatie van deze dosis-effectrelaties naar lagere concentratiewijzigingen kan niet uitgevoerd worden. Voor kleinere wijzigingen zijn immers geen dosis-effectrelaties aangetoond. Deze stelling betekent echter niet dat er als gevolg van de huidige situatie (en op vlak van PM10-gehalte beperkt afwijkende toekomstige situatie) geen effecten op de menselijke gezondheid zouden zijn. Er wordt enkel gesteld dat de wijzigingen zodanig beperkt zijn dat deze niet tot een duidelijke wijziging van het effect op de gezondheid zullen leiden. De bespreking van de effecten door een gewijzigde luchtkwaliteit kan dus slechts uitgevoerd worden op het niveau van het overschrijden van normen. Hiervoor wordt verwezen naar de beoordeling binnen de discipline lucht, hoofdstuk 15.4. 16.3.2.5
Verstoring van de leefomgeving via water De grondwaterstandswijziging kan diverse effecten hebben voor de mens: • Effecten op grondwaterwinningen • Effecten op gewasgroei; dit zowel voor landbouwpercelen als voor bijvoorbeeld tuinen • Effecten op gebouwen door zettingen • Effecten op watergebonden recreatie Volgende methodiek werd in de kennisgeving voorgesteld: “Via GIS-analyses wordt op kwalitatieve wijze bepaald of binnen de invloedszone voor grondwaterstandswijziging menselijke functies worden beïnvloed: • Op basis van een kaart die de vergunde grondwaterwinningen situeert binnen de berekende invloedszone wordt afgeleid of grondwaterwinningen getroffen kunnen worden door een verminderde grondwatertoevoer zodat de capaciteit daalt. Hierbij is de laag waaruit grondwater wordt gewonnen uiteraard bepalend voor het effect. • Op basis van de landbouwgebruikspercelenkaart wordt nagegaan of binnen de berekende invloedszone landbouwpercelen zijn gelegen. Aan de hand van het gebruikstype zal de kwetsbaarheid van de aanwezige landbouw voor grondwaterstandswijziging worden besproken. • Op basis van een kaart die de bebouwing weergeeft in combinatie met de bodemkaart wordt afgeleid of schade mogelijk is aan gebouwen door zettingen. Het betreft slechts een kwalitatieve benadering. • Door bemaling of permanente drainage kunnen recreatievijvers droogvallen. Een kwalitatieve bespreking van dit effect gebeurt door overlay van de invloedszone voor grondwaterstandswijziging met de plassen in de omgeving van het project. De mate waarin de menselijke functies die binnen de invloedszone gelegen zijn hinder zullen ondervinden, wordt door een expertenbeoordeling bepaald.” Uit de beschrijving van de grondwatereffecten (cfr hoofdstuk 15.2) blijkt dat de effecten tijdens de exploitatiefase (i.e. de effecten ten gevolge van de aanwezigheid van de weg) niet significant zullen zijn. Een doorvertaling hiervan op de mens blijkt dan ook niet relevant te zijn.
i.s.m.
deel 16.3-48
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
De effecten tijdens de aanlegfase zullen tijdens de opmaak van de project-MER afgestemd worden om geen significante effecten te veroorzaken op grondwaterafhankelijke natuurwaarden. Dit kan leiden tot maatregelen die grondwatereffecten beperken aan: • de rotonde Peersedijk, • de noordelijke rand van de tunnel te Helchteren, • de zuidelijke rand van de tunnel te Houthalen, • de tunnel Souwstraat. De exacte residuele effecten na beperking van de effecten in functie van natuurwaarden zullen bijgevolg pas bekend zijn na gedetailleerde studie tijdens de project-MER. Een overlay met de invloedszones kan daarom momenteel niet gemaakt worden. Voor de inschatting van de effecten wordt daarom gesteund op de gemodelleerde contouren zonder reducerende maatregelen, de ligging van natuurwaarden waar geen effecten mogen voorkomen na reducerende maatregelen en expertenkennis.
16.3.2.6
Beoordeling – impact op de leefbaarheid Voor de receptor mens zijn er een aantal problemen bij het bepalen van een integrale beoordeling: • De doelstelling is gericht op menselijke receptoren. Er zijn dus duidelijke positieve effecten voor de mens ten gevolge van de aanleg van de infrastructuur. Deze voordelen worden echter gespreid over een groot gebied, over het gehele transportnetwerk, en komen niet alleen aan de bevolking binnen het studiegebied ten goede. In bepaalde zones is het mogelijk dat de voordelen nauwelijks of niet merkbaar zijn voor de bevolking in het projectgebied. Gewoonlijk dient hier dus een afweging gemaakt te worden tussen de voordelen voor het algemeen nut en de nadelen die de bevolking in het studiegebied ondervindt. • Niet alleen is er een belangenverschil tussen de bevolking binnen en buiten het projectgebied maar er zijn ook belangrijke verschillen binnen de groep van bevolking die in het studiegebied een of meerdere activiteiten uitoefent. Dit wordt veroorzaakt door de zeer diverse functies die aan het gebied toegekend kunnen worden. Een eerste stap in de richting van een integrale beoordeling is de bepaling van de “leefbaarheid” binnen het studiegebied. De “leefbaarheid” kan beschouwd worden als de resultante van het gezamenlijk voorkomen van de verschillende besproken effectgroepen. Afhankelijk van de functie zullen bepaalde effectgroepen belangrijker zijn in de beoordeling en deze beoordeling dient dan ook afzonderlijk te gebeuren voor de verschillende functies. De verschillende functies die onderscheiden worden zijn: • Landbouwfunctie • Woonfunctie • Industriële functie • Handels- en horecafunctie • Recreatieve functie (incl. toegankelijke natuurgebieden) De beoordeling op het niveau van één functie is in zeer grote mate een expertbeoordeling. Een voorstel van algemeen beoordelingskader dat per functie gebruikt kan worden is het volgende: • Sterk negatief effect: de functie wordt zeer sterk gehinderd en/of verdwijnt nagenoeg volledig uit het gebied; • Matig negatief effect: de functie ondervindt sterke hinder en verdwijnt over delen van het gebied; • Licht negatief effect: de functie ondervindt hinder door het plan/project maar dit is slechts in beperkte mate; • Verwaarloosbaar effect: er zijn geen significante wijzigingen te verwachten voor de functie; • Licht positief effect: de functie ondervindt een stimulans of verbetering door het plan/project maar dit doet zich slechts in beperkte mate voor; • Matig positief effect: de functie ondervindt een duidelijk positief effect en kan zich uitbreiden of verbeteren maar de ruimtelijke uitbreiding blijft beperkt;
i.s.m.
deel 16.3-49
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
•
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Sterk positief effect: de functie krijgt een sterke ontwikkeling ten gevolge van het plan/project en neemt grote delen van het gebied in.
Een dergelijk beoordelingskader is steeds schaalafhankelijk. Daarom dient duidelijk aangegeven te worden ten opzichte van welke schaal men de beoordeling uitvoert. Bijvoorbeeld: het verlies van een bepaalde oppervlakte aan landbouw, dus een verdwijning van de functie, kan op microschaal sterk negatief zijn door het verloren gaan van een landbouwbedrijf; kan terzelfder tijd matig negatief zijn op een mesoschaal door de afname van een deel van het landbouwgebied; en kan tevens op macroschaal verwaarloosbaar zijn. Voor de beoordelingen in het kader van dit MER wordt normaal de mesoschaal gebruikt, i.e. de schaal van het studiegebied. Voor de afweging van de “globale leefbaarheid” dient een synthese van leefbaarheid van de verschillende functies opgemaakt te worden. Een dergelijke afweging is per definitie geen volledig objectieve beoordeling, wat de reden is van het afzonderlijk beoordelen van de functies. Omdat –zeker wat betreft het doortochttracé–, de aanleg van het tracé een belangrijke impact op de leefbaarheid kan veroorzaken, wordt in de bespreking een onderscheid gemaakt tussen de leefbaarheid tijdens aanleg en leefbaarheid tijdens exploitatie (dit is aanwezigheid en gebruik van de weg).
i.s.m.
deel 16.3-50
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.3
Effectbepaling geplande situatie doortochttracé
16.3.3.1
Direct verlies menselijke functies
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Onteigeningen en direct verlies aan woon- en werkfunctie (Grote Baan van E314 tot Peersedijk) De direct vereiste onteigeningen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van het basisproject in doortocht zijn weergegeven in Tabel 16-22. Ter volledigheid en illustratie zijn eveneens de noodzakelijke onteigeningen ingeschat voor de realisatie van een doortocht onder vorm van een 2x1 rijweg. Dit in hoofdzaak omdat in het verleden (haalbaarheidsonderzoek 2005) een 2x2 scenario werd onderzocht dat zou leiden tot een groot aantal bijkomende onteigeningen. Door gewijzigde inzichten met betrekking tot de benodigde tunnelinrichting blijkt een 2x2 weg echter op een beperktere breedte aangelegd te kunnen worden dan oorspronkelijk verondersteld werd (voor een uitgebreide toelichting: zie paragraaf 9.4.1.2). In functie van de situering tov de voorgeschiedenis van het project is toevoeging van deze informatie, die een vergelijking van het aantal bij een 2x1 en 2x2 weg mogelijk maakt, te verantwoorden. Eveneens is een inschatting gemaakt van het bijkomende effect ten gevolge van het verlengen van de tunnel Helchteren met 600 m. Verkorting van de tunnel obv de berekende impact vanuit de discipline grondwater tot een lengte van 500 m houdt geen wijziging in van het aantal onteigeningen. Deze inschattingen zijn gebaseerd op de rooilijnen die werden ingetekend (nauwkeurigheid 1 meter) op basis van de hypothese in de projectbeschrijving (hoofdstuk 13.1.3.2.). Zoals in hoofdstuk 13 gesteld is dit een hypothese. Voor de doortocht geldt dat deze, zeker in de woonkernen, correct is gezien de bestaande detailinformatie uit voorgaande studies en de beperkte beschikbare ruimte. Naar alle waarschijnlijkheid zal een bijstelling van de uitwerking van de projectkenmerken niet leiden tot een wijziging in directe verliezen van woningen e.d. Tabel 16-22: Raming te onteigenen panden doortochttracé
# te onteigenen panden o.b.v. direct ruimtebeslag westzijde Basisvar. 2x2
Variant 2x1
Var. 2 x 2 verlengde tunnel
# te onteigenen panden o.b.v. direct ruimtebeslag oostzijde Basisvar. 2x2
Variant 2x1
Var. 2 x 2 verlengde tunnel
1
1
1
7 (2)
7 (2)
7 (2)
Gebouwen Appartement Gesloten bebouwing Halfopen bebouwing
12
10
8
13 (1)
13 (1)
13 (1)
Open bebouwing
9
9
6
11
9
9
Villa
2
2
2
2
2
6
6
36
38
38
9
6
6
1
2
2
2
2
2
12
10
10
Semi-industriële beb. Totaal # panden
23
19
14
Waarvan gebouwen met functie handel of diensten Locale handel Horeca
2
1
1
2
2
1
Leeg handelspand Vrije beroepen Openb.diensten verenigingen # handelspanden
4
3
2
i.s.m.
deel 16.3-51
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Dit brengt het totaal direct vereiste onteigening op : • 59 panden voor de doortocht in 2x2 via de basisvariant • 57 panden voor de doortocht waarbij ‘slechts’ een 2x1 profiel wordt aangehouden voor de N74 (behoudens traject t.h.v. Mangelbeek) • 52 panden voor de doortocht in 2x2 waarbij de tunnel Helchteren in noordelijke richting over 500 meter wordt verlengd. De toename met slechts twee extra onteigeningen voor een 2x2-weg ten opzichte van de vroeger ontworpen 2x1weg is te verklaren doordat enkel bijkomende ruimte nodig is ter hoogte van de tunnelmonden. De verlenging van de tunnel leidt dan weer tot minder onteigeningen door de andere locatie van de tunnelmond. Op vlak van effectbeoordeling voor de basisvariant dient een onderscheid gemaakt te worden tussen : • De effecten op microschaal, i.c. ten aanzien van de gedupeerde bewoners en handelaars. Met het verlies van minstens 60 wooneenheden wordt het verlies van woonfunctie als sterk negatief effect beoordeeld. Met een verlies van ca 16 handelszaken, horecazaken en panden van vrije beroepen wordt het verlies van werkfunctie als sterk negatief effect beoordeeld. • De effecten op mesoschaal, i.c. de effecten ten aanzien van de functievervulling op zich (abstractie makend van de gedupeerden). Hier is het effect tijdelijk, i.c. tijdens de aanlegfase, sterk negatief. Blijvend zijn de effecten licht negatief aangezien op de meeste plaatsen op de onteigende percelen wooninbreidingen kunnen worden gerealiseerd en nieuwe handelszaken kunnen worden toegelaten. Ter hoogte van de te onteigenen woningen/handelspercelen is de huidige situatie vaak zodanig dat de bebouwing zich tegen/binnen de rooilijn bevindt, maar ruimte beschikbaar is voor een achterwaartse verplaatsing (nieuwbouw). Op verscheidene plaatsen is ook ruimte beschikbaar voor meer bebouwing dan momenteel aanwezig (verdichting). Dit betekent dat op langere termijn (ic na herinrichting van het bestaande tracé en aangelanden, incl. realisatie van een aantal nieuwbouwprojecten) in zijn globaliteit geen, of slechts in beperkte mate verlies aan woon- en handelsfuncties optreedt. Een concreet voorstel voor herinrichting van de N715, incl. ontwikkelingen op ‘restpercelen’ langsheen het tracé van de N715, dient in latere fase uitgewerkt te worden. Hierbij moet aandacht gaan naar het voorzien van nieuwe woon- en handelsfuncties. Direct verlies voortuinstroken, erftoegangen en parkeermogelijkheden (Grote Baan van E314 tot Peersedijk) Naast de directe verliezen van woonhuizen en handelspanden is er ook het al dan niet blijvend verlies van voortuinstroken, erftoegangen, hagen en muren, parkings van handelszaken, … Op basis van de snelsurvey worden deze aantallen als volgt ingeschat : • Voor ca 13 handelszaken (die niet onteigend worden) gaan naar schatting 130 parkings verloren. • Voor nog eens ca 25 handelszaken gaan mogelijks parkings verloren maar is alleszins een grondige herschikking vereist. Naar aanleiding van de inrichting van de doortocht ontstaan mogelijkheden om ter hoogte van de tunnels (waar effectief het gros van deze handelszaken voorkomt) en op in te richten overhoeken het parkeeraanbod te herstellen (bij opmaak van het inrichtingsvoorstel voor de aanpassing van het huidige tracé van de N715 concreet uit te werken). Tijdens de aanlegfase wordt het effect als sterk negatief beoordeeld. Tijdens de exploitatiefase als licht negatief. Voor ca 65 woningen (die niet onteigend worden) is er wel het verlies van voortuinen, beplantingen, muren en afsluitingen, erftoegangen en opritten. Dit wordt als matig negatief beoordeeld.
i.s.m.
deel 16.3-52
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Bijkomend direct ruimteverlies voor pechhavens en vluchtgangen in 2x2 tunnels ? Bij keuze voor een 2x2 profiel voor de volledige doortocht, en dus ook in tunnel, ontstaat de verplichting tot de aanleg van pechhavens (om de 1000 meter) en vluchtgangen (om de 500 meter). ‘Ondergrondse’ pechhavens kunnen niet worden aangelegd zonder bovengronds ruimteverlies tijdens de aanlegfase. Ook vluchtgangen leiden bovengronds tot blijvend ruimtebeslag op de plek waar de trappenkoker op maaiveld uitkomt. We gaan daarom onderstaand kort in op het ruimteverlies tgv pechhavens en vluchtgangen. Het theoretisch bijkomend ruimteverlies werd in deze planfase gescreend waarbij het volgende bleek : • Voor wat de pechhavens (lengte minstens 70 meter) betreft, geldt dat er geen bijkomend definitief bovengronds ruimteverlies nodig is omdat er, rekening houdend met de veiligheidsafstanden, voldoende ruimte beschikbaar is voor de aanleg : - ofwel binnen publieke ruimten, - ofwel binnen onbebouwde terreinen, - ofwel waar gesloten bebouwingslinten sowieso onteigend moeten worden. • Voor wat de trappenkokers betreft, geldt dat er geen bijkomend significant ruimteverlies is omdat er, rekening houdend met de veiligheidsafstanden, voldoende ruimte beschikbaar is : - binnen de voorgaande ruimten, - binnen overhoeken die nu reeds voorkomen of door de aanleg (o.a. asverschuivingen van dwarsende wegen) zullen ontstaan, De keuze voor een 2x2 tunnel leidt dus niet, via de veiligheidsnoodwendigheden, tot bijkomend blijvend ruimtebeslag vergeleken met de 2x1 tunnel. De aanleg van een 2x2-tunnel blijkt dan ook geen ruimtelijk nadeel te bieden. Bijkomend direct ruimteverlies voor werfzones ? Voor de aanleg van de doortocht met de bouw van tunnels werden de nodige overbreedten om deze fysisch te kunnen realiseren reeds in rekening gebracht. Bijkomende zijn enkele vaste werfzones vereist voor o.a. • Overslag van grond bij uitgraving tunnels • Eventuele aanleg bentonietafscheidingsinstallatie, … • Eventuele aanleg betoncentrale • Tijdelijke opslag bouwmaterialen • Tussentijdse stalling werfmachines De eerste beide activiteiten vereisen ruimte zo dicht als mogelijk tegen de tunnelmonden. De drie laatste activiteiten kunnen op iets grotere afstand worden georganiseerd. Alhoewel de vastlegging van deze zones bezwaarlijk als een uitwerking op planniveau kan worden beschouwd lijkt het ons belangrijk toch nu reeds de mogelijkheden aan te geven om van daaruit vast te stellen dat dit niet tot significant bijkomend ruimteverlies hoeft te leiden. Immers, voor de doortocht zou kunnen gedacht worden aan volgende werfzones : • Zones nabij de tunnelmonden: op kaart 16.3.2 zijn ruimten aangegeven nabij de tunnelmonden waar de woningen sowieso moeten onteigend worden omwille van de directe ruimtebehoefte voor aanleg van de tunnelmonden en doortocht zelf. De organisatie van een compacte werfzone leidt er niet tot bijkomend ruimtebeslag. • Onbenutte delen van het industrieterrein Centrum Zuid • De akker die te paard zit op Peerdse dijk, aangezien deze aansluitend in het natuurontwikkelingsprogramma kan worden ingeschakeld • De binnenruimten van het geplande aansluitingscomplex nabij de E314
i.s.m.
deel 16.3-53
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Deze werfzones leiden bijgevolg niet tot ruimtebeslag of functieverlies dat niet reeds elders in dit MER in rekening is gebracht. Bij de nabestemming van deze werfzones liggen volgende opties open (uit te werken op projectniveau) : • Zones nabij de tunnelmonden : combinatie van groene, blauwe en oranje functies t.t.z. verwevingsmogelijkheden op vlak van natuurbouw, waterbeheer en zachte recreatie, hetzij als overgangsgebied tussen de kern en de vallei, hetzij als parkgebied nabij de kern. • Industrieterrein Centrum-Zuid : industrie • Akker Peerdse dijk : natuurontwikkeling binnen flankerend natuurontwikkelingsprogramma • Binnenruimten aansluitingscomplex : waterbeheer (infiltratie en buffering), infrastructuur, nutsvoorzieningen, carpoolparking, ….
Verlies landbouwfunctie en recreatieve functie Bij het doortochttracé gaat een landbouwoppervlakte van 1,5 ha verloren (ten noorden van Helchteren en ten zuiden van de E314). Dit wordt als verwaarloosbaar effect beoordeeld. Er treedt geen relevant verlies van recreatieve functies op. Ruimteverlies over het noordelijk deel: KMO-zone Voor de doortocht ter hoogte van de KMO-zone is het basisscenario de aanleg van de N74 en N715 strak bundelend langs de voorzijde van de KMO-zone. Een variant betreft de aanleg van de N74 langs de voorzijde van de KMO-zone en van de N715 langs de achterzijde van de KMO-zone. Deze beide varianten worden uitvoeriger besproken onder het hoofdstuk 16.3.5.2 dat op de omleiding slaat, aangezien ook daarvoor beide varianten als variant gelden. De effecten op de bedrijvigheid worden daar beoordeeld als matig negatief effect omwille van het: • Basisscenario: verlies van bedrijfsgebouwen, verlies van bedrijfsterrein over hele lengte (ca 20 m) met bedrijfsingangen, onthaalvoorzieningen en parkeerruimten • Variante: verlies van bedrijfsterrein langs voorzijde (10 m) en achterzijde (10 m) en vereiste van inversie van de volledige bedrijfsconfiguratie wegens ontsluiting ‘langs achter’. Direct ruimteverlies voor waterbeheer (infiltratie – buffering) Voor het aanleggen van infiltratie- en buffervoorzieningen dient o.i. geen bijkomende ruimte te worden voorzien bovenop de oppervlakten die reeds in het hoofdstuk 15.3 in beeld werden gebracht, o.a.: • De wegbermen • De werfzones nabij de tunnelmonden (cfr kaart 16.3.2) • De binnenruimten van het aansluitingscomplex nabij de E314 • Zones waar sowieso onteigening nodig is voor de aanleg en waar overbreedte ontstaat door de onteigening van de volledige percelen • Overhoeken die vrijkomen door wijzigingen ter hoogte van aansluitende wegen, Milderende maatregelen tav direct verlies particuliere eigendommen Voorgaande inschatting van het aantal woningen, bedrijven en landbouwgrond is een eerste inschatting op planniveau. Rekening houdend met het principe van evaluerend ontwerpen, zullen de exacte aantallen en oppervlakten pas op projectniveau gekend zijn. Op projectniveau dient eveneens een regeling te worden uitgewerkt voor vergoeding van het direct ruimteverlies, de wijze van verwerving en omgang met gedupeerden, de sociale begeleiding, …
i.s.m.
deel 16.3-54
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Milderende maatregelen n.a.v. de herinrichting van de N715 Na de aanleg van de ondergrondse tunnels komt bovengronds opnieuw ruimte vrij voor functionele invulling. Het betreft : - Ruimte boven de tunnels zelf, te herbestemmen voor verkeer (locaal verkeer, openbaar vervoer, langzaam verkeer), publieke functies, groenvoorziening, parkeren, … - Ruimte die nodig was voor de aanleg maar niet voor de exploitatie, kadastrale percelen die in totaliteit onteigend werden, overhoeken waar infrastructuur wordt opgebroken, voormalige werfzones, … : te herbestemmen voor parkachtige inrichting (groene, blauwe en oranje functies), voor woningbouw en/of centruminbreiding. Om een maximale ruimtelijke kwaliteit te verkrijgen lijkt het aangewezen op projectniveau een inrichtingsplan op te maken voor herbestemming en inrichting van deze zones waarbij een winback kan verkregen worden op het geleden functieverlies. 16.3.3.2
Indirect verlies menselijke functies o.w.v. noodzakelijke maatregelen voor overige receptoren Vanuit de receptordiscipline natuur is in totaal een oppervlakte van ca. 65 ha voorgesteld voor natuurontwikkeling, inrichting en –herstel. De voorgestelde zones zijn bijna volledig (uitgezonderd een relatief beperkte oppervlakte thv het militair domein ten westen van de KMO-zone) in landbouwgebruik, meer bepaald akker en cultuurgrasland. Deze landbouwgronden zijn in hoofdzaak ten oosten langs de N715 gelegen; ca. 40 ha ten noorden en ca. 25 ha ten zuiden van de KMO-zone. Het betreft het terreinen met een hoge tot zeer hoge landbouwkundige waarde. Op individuele schaal van de landbouwbedrijven (microniveau) kan het verlies van landbouwkundige (zeer) goede gronden als sterk negatief beoordeeld worden. Op projectniveau dient nagegaan of de inzet van een begeleidingsplan voor de landbouw en/of de inzet van instrumenten waarover de Vlaamse overheid beschikt (grondenbank, grondruil, … ) voor dit project al dan niet zinvol zijn. Op mesoniveau is het belangrijk rekening te houden met bestaande structuren en meer nog, met de gewenste ontwikkelingen in de omgeving. De voorgestelde terreinen ten oosten van de N715 komen voor aan de westelijke grens van het land- en tuinbouwgebied van Peer-Linde dat zich in noordoostelijke richting verder uitstrekt en in het afbakeningsproces van het buitengebied is aangeduid als “ruimtelijk functioneel samenhangend gebied te vrijwaren voor land- en tuinbouw”. Dit afbakeningsproces is niet op perceelsniveau uitgevoerd, zodat op basis hiervan niet kan gesteld worden dat de voorgestelde percelen effectief deel (moeten) uitmaken van dit gebied. Aanvullend kan naar het ontwerp van het ruimtelijk structuurplan van de gemeente Houthalen-Helchteren verwezen worden. Hierin wordt bij de gewenste ruimtelijk-economische structuur dit landbouwgebied meer oostwaarts afgebakend. Wel wordt de vallei van de Broekbeek en Grote Winterbeek aangeduid als te behouden en versterken landbouwkamer. Deze wordt deels aangeduid langs de oostelijke zijde van de N715. Anderzijds wordt de beekvallei eveneens aangeduid als te versterken ecologische corridor. Rekening houdend met de ligging aan de rand van het samenhangend landbouwgebied en de visie voor natuurontwikkelingen langsheen de Broekbeek-Grote Winterbeek, kan gesteld worden dat de voorgestelde terreinen voor natuurontwikkeling, -inrichting en –herstel geen deel uitmaken, of toch zeker geen essentieel deel uitmaken van zones die op termijn als landbouwstructuur worden voorzien. Op mesoniveau wordt het verlies als gevolg van het project dan ook als licht negatief beoordeeld.
i.s.m.
deel 16.3-55
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.3.3
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Verkeersafwikkeling tijdens exploitatiefase Barrièrewerking Het barrière-effect van een weg is essentieel verschillend voor een weg op maaiveldniveau en een weg in tunnel. In de laatste situatie kunnen gelijkvloerse verbindingen immers behouden blijven of hersteld worden, terwijl in het eerste geval ongelijkvloerse kruisingen noodzakelijk zijn om verbindingen te behouden/te herstellen. In onderstaande bespreking is dan ook onderscheid gemaakt tussen het effect ter hoogte van de gelijkgrondse delen en tunnelmonden (ten zuiden van centrum Houthalen; tussen centra van Houthalen en Helchteren en ten noorden van centrum Helchteren). De barrièrewerking van een weg is afhankelijk van de verkeersintensiteiten op deze weg. Tabel 16-23 geeft de verkeersevoluties weer, afgerond op 50-tallen. De meer gedetailleerde basisinformatie van verkeersevoluties is opgenomen in hoofdstuk 11. Tabel 16-23: Verkeersevoluties (afgerond op 50-tallen)
Huidige intensiteiten
Intensiteiten ‘2030’ ochtendpiek
ochtendpiek beide
beide richtingen samen (pae)
richtingen samen (pae)
Bovengronds deel ten N Helchteren Tunnel (+ monden) Helchteren Bovengronds deel / uitwisselingspt Mangelbeek Tunnel (+ monden) Delen waar de N74 in tunnel voorkomt Bovengronds deel ten Z Houthalen
bovengronds
bovengronds
ca 1.850 ca 1.800 ca 2.350 ca 2.500 ca 3.750
ca 2.400 ca 800 ca 3.300 ca 1.350 ca 4.300
(open) tunnel X ca 1.800 X ca 2.400 X
Primaire weg op maaiveldniveau en tunnelmonden Parallel aan het doortochttracé van de primaire weg (N74) wordt ter hoogte van de huidige N715 een (vernieuwde) lokale weg (N715) voorzien. Omdat het een tracé betreft op de zaten van de huidige N715, worden de huidige relaties maximaal in stand gehouden. Er zijn geen straten die afgesloten worden. Waar de primaire weg op maaiveldniveau is gelegen (2x2 in combinatie met een parallelle lokale rijstrook, dwz 2x3 = 6 rijstroken) of waar tunnelmonden aanwezig zijn, zijn gelijkgrondse kruisingen zowel voor lokaal wegverkeer als zachte weggebruikers, niet mogelijk. Hier worden straten voor lokaal verkeer aangesloten volgens het principe rechts in / rechts uit. • Ten noorden van Helchteren: - Bij een korte tunnel: Kievitwijk, Linzenstraat, Heidestraat, Voortbroekstraat, Broekstraat, Eikendreef, Winningstraat, Boekweitstraat - Bij een lange tunnel: Kievitwijk, Linzenstraat, Heidestraat, Voortbroekstraat • Ten zuiden van Helchteren: De Hoef, Vennestraat, Molenweg, Daalstraat • Ten noorden van de kern van Houthalen: geen • Ten zuiden van de kern van Houthalen: De Vloot, Souwstraat
i.s.m.
deel 16.3-56
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Omdat ter hoogte van de gelijkgrondse primaire weg en tunnelmonden de oversteekbaarheid nihil is, zijn maatregelen noodzakelijk die de oost-westrelaties herstellen: • Voor de zachte weggebruikers zal moeten voorzien worden in ongelijkvloerse oversteekmogelijkheden (fietsen voetgangersbruggen) op regelmatige afstand, hetzij ter hoogte van de aansluitende straten, die hierboven zijn opgesomd. • Gemotoriseerd verkeer kan op volgende locaties keerbewegingen maken: - Ten noorden van de knoop ‘Peersedijk’. Op deze plaats zijn beide rijrichtingen van de lokale weg naast elkaar gelegen - Ter hoogte van het uitwisselpunt Peersedijk - Centrum Helchteren (N74 in tunnel) - Centrum Houthalen (N74 in tunnel) - Omgeving Souwstraat Zonder het voorzien van maatregelen die de gelijkgrondse primaire weg en tunnelmonden oversteekbaar maken voor zachte weggebruikers, wordt het lokale effect als sterk negatief beoordeeld. De aanleg van fiets- en voetgangersbruggen maakt de primaire weg op deze lokaties opnieuw oversteekbaar. De plaatsen waar de weg oversteekbaar is, worden echter beperkt. Bovendien vergen deze voorzieningen fysiek meer inspanningen dan een gelijkvloerse oversteek (minder mobiele personen, ouderen, mensen met een kinderwagen, ed.). Daarom wordt het effect na nemen van milderende maatregelen voor de zachte weggebruikers als matig negatief ingeschat in die zone waar de doorgaande en lokale wegen op maaiveldniveau liggen of waar de tunnelmonden gelegen zijn. Vanuit de relaties voor zachte weggebruikers is het wenselijk dat de tunnel onder Helchteren zo lang mogelijk (bij voorkeur met meer dan 500 m) verlengd wordt in noordelijke richting omdat dan de helft minder relaties voor zachte weggebruikers gehinderd worden. Voor het gemotoriseerde verkeer zijn voldoende locaties voorzien waar keerbewegingen mogelijk zijn, zodat oostwestrelaties blijven behouden. Ten opzichte van de huidige situatie geldt voor het lokale oost-westgerichte verkeer een (relatief beperkte) omrijfactor. Het effect wordt daarom als licht negatief beoordeeld. Primaire weg in tunnel Waar de rijstroken voor het doorgaande verkeer in een tunnel liggen, zijn gelijkgrondse kruispunten voor het lokale verkeer (incl. zachte weggebruikers) wel mogelijk: • Ten noorden van Helchteren: - Bij een korte tunnel: Scholteshofstraat - Bij een lange tunnel (vanaf +500 m): Broekstraat, Eikendreef, Winningstraat, Boekweitstraat, Scholteshofstraat • In de kern van Helchteren: N719 Helzoldstraat / Kazernelaan • Ten zuiden van Helchteren: Technische Schoolstraat, Kerkstraat, Don Boscostraat • Ten noorden van de kern van Houthalen: Lakerweg, Kleine Heersteeg, Herebaan Oost, Herebaan West, Schomstraat • In de kern van Houthalen: Dorpsstraat, Ringlaan • Ten zuiden van de kern van Houthalen: Kiezelweg, Diepestraat, Pastorijstraat, Koolmijnlaan, Meerstraat Volgende tabel geeft een beeld van de oversteekbaarheid van de lokale weg (N715) voor zachte weggebruikers op de locaties waar doorgaand verkeer (N74) in tunnel is voorzien. Ten gevolge van de gelijkvloerse herinrichting en de afgenomen intensiteiten worden de bestaande relaties voor de zachte weggebruikers sterk verbeterd. Dit kan als een sterk positief effect ingeschat worden voor de relaties voor
i.s.m.
deel 16.3-57
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
zachte weggebruikers die gelegen zijn in de zone tussen de tunnelmonden waar het doorgaande verkeer in de tunnel zit. Ook voor het gemotoriseerde verkeer treedt, door herinrichting van de kruispunten en afname van verkeersintensiteiten, tov de huidige situatie een sterke verbetering op en is de realisatie van de doortocht sterk positief. Tabel 16-24: Oversteekbaarheid N715 (N74 in tunnel)
Oversteeklengte in m Ten noorden van kern van Helchteren ochtendspits 7 avondspits 7 Ten noorden van de kern van Houthalen ochtendspits 7 avondspits 7 Ten zuiden van kern van Houthalen ochtendspits 7 avondspits 7
Intensiteiten in pae/uur
Gemiddelde wachttijd in seconden
Kwalificatie van de wachttijd
380 + 460 570 + 400
11 s 14 s
matig matig
140 + 340 250 + 260
4s 6s
goed redelijk
300 + 470 490 + 250
9s 8s
redelijk redelijk
Globale beoordeling barrièrewerking Algemeen kan gesteld worden dat de oversteekbaarheid op N715 toeneemt t.o.v. de referentiesituatie bij de aanleg van het doortochttracé, maar dat op de plaatsen waar de doorgaande rijstroken (2x2) gecombineerd worden met de parallelle lokale rijstroken een verslechtering van de oversteekbaarheid optreedt (wordt nihil). Echter in de kernen, waar de oversteekbaarheid een belangrijk aspect is in het ruimtelijk functioneren van de omgeving, verbetert de oversteekbaarheid t.o.v. de huidige toestand. Bij de beoordeling van de oversteekbaarheid dient een onderscheid gemaakt te worden tussen gemotoriseerd verkeer en zachte weggebruikers : Voor gemotoriseerd lokaal verkeer zijn voldoende locaties voorzien om keerbewegingen uit te voeren, zodat oost-westrelaties worden behouden. Voor zachte weggebruikers is de afstand tussen de ‘tunnelzones’ te groot en zullen maatregelen zich opdringen, zoals ongelijkvloerse oversteekconstructies. Gezien de oversteekconstructies slechts om een bepaalde afstand zullen aangebracht worden, blijft de oversteekbaarheid van deze delen zeer slecht te noemen. Omdat op locaties waar de grootste nood aan oversteekbaarheid aanwezig is, i.c. de centrale kernen, de situatie verbetert tov de huidige situatie, kan het barrière-effect over de totaliteit van de doortocht als matig positief beoordeeld worden. Deze beoordeling geldt evenwel slechts op mesoniveau. Immers op microniveau blijft gelden : Een licht tot sterk negatief effect voor gemotoriseerd verkeer respectievelijk zwakke weggebruikers ter hoogte van de tunnelmonden en bovengrondse delen Een sterk positief voor zowel gemotoriseerd verkeer als zwakke weggebruikers ter hoogte van de tunnels
i.s.m.
deel 16.3-58
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Doorstroming openbaar vervoer Door het doortochttracé worden geen bestaande OV-lijnen onderbroken noch gehypothekeerd. De afgenomen intensiteiten op de lokale rijstroken van de doortocht geven de mogelijkheid om een optimale doorstroming voor het openbaar vervoer uit te werken in relatie met de ruimtelijke condities. Op de oost west gerichte assen zoals de N719-Helzoldstraat / Kazernelaan, Herebaan-Oost en West, enz. zal de doorstroming t.g.v. de afname van de verkeersintensiteiten tijdens de spitsuren vlotter kunnen verlopen. Globaal kan gesteld worden dat de doorstroming van het openbaar vervoer zal verbeteren bij het aanleggen van het doortochttracé. Hierbij dient aandacht te gaan naar mogelijke maatregelen t.h.v. de uitwisselingspunten tussen de N74 (doorgaand verkeer) en de N715 (lokaal verkeer). Het Spartacusproject als onderdeel van het OV-netwerk zal in alle omstandigheden voorrang hebben waardoor de doorstroming steeds gegarandeerd wordt. De specifieke inrichtingsvoorstellen voor de Spartacustrajecten en hun beoordeling maakt deel uit van de Plan Mer voor het Spartacusproject. Het effect van aanleg van het doortochttracé op de doorstroming van openbaar vervoer wordt matig positief beoordeeld. Verkeersveiligheid Het aantal kruispunten op de N715-Grote Baan neemt niet af, doch de intensiteiten op de N715 zijn beduidend lager dan in de referentietoestand waardoor, in combinatie met een herinrichting van de N715, de verkeersveiligheid toeneemt. Er zijn echter 3 uitwisselingspunten tussen de N74 (doorgaand verkeer) en de N715 (lokaal verkeer). Deze plaatsen vormen potentiële concentraties van verkeersongevallen. Doch gezien deze uitwisselingspunten opgevat worden volgens de normen (RONA) kan er van uitgegaan worden dat de verkeersonveiligheid tot een minimum beperkt zal blijven. Ten opzichte van de huidige situatie kan de aanleg van het doortochttracé als sterk positief beschouwd worden
i.s.m.
deel 16.3-59
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Verkeersleefbaarheid In Tabel 16-25 is toetsing aan de leefbaarheidscapaciteit opgenomen. Overschrijdingen zijn met grijs aangeduid. Voor de toetsing worden de belangrijkste verkeersassen beschouwd. Voor deze assen wordt per as nog onderscheid gemaakt naar verschillende segmenten. Tabel 16-25: Toetsing leefbaarheidscapaciteit doortochttracé
Theoretische capaciteit (in pae/uur per rijrichting)
Capaciteit in functie van leefbaarheid (in pae/uur per rijrichting)
Ten noorden van Peersedijk
3600
3600
Mangelbeekvallei
3600
3600
3600
3600
1000
650
1000
650
1000
650
Kazernelaan
1000
650
Helzoldstraat
1000
650
Weg categorie Omschrijving
Primaire weg I
N74
N715
Ten zuiden van het kruispunt Koolmijnlaan/Meerstraat Ten noorden van het centrum van Helchteren Ten noorden van het centrum van Houthalen Ten zuiden van het kruispunt van de Koolmijnlaan/Meerstraat
Lokale I N719
Lillosteenweg
1000
650
Herebaan West
1000
650
Overschrijding capaciteit ifv leefbaarheid
OSP ASP
Referentie (in pae/uur per rijrichting) 11 760/1090 1080/1050 1010/1340 1360/1130 1650/2080
Na aanleg van het doortochttracé (in pae/uur per rijrichting)12 670/1000 OSP 1000/970 ASP 850/1190 OSP 1210/1070 ASP 910/1480 OSP
1960/1560
1470/1070
ASP
710/1080 1020/1040 1030/1490 1500/1080 1650/2080
380/460 570/400 380/460 570/400 300/470
OSP ASP OSP ASP OSP
1960/1560
490/250
ASP
510/690 570/500
510/730 560/550
OSP ASP
350/640
400/620
OSP
570/430 660/850
660/390 680/740
ASP OSP
690/540
780/500
ASP
270/340 190/140
270/160 140/130
OSP ASP
Ochtendspits Avondspits
Bij het aanleggen van het doortochtstracé wordt op alle beschouwde segmenten van de doortocht (in relatie met zijn infrastructuur) aan de leefbaarheidscapaciteit voldaan. Op de toeleidende lokale wegen wordt echter niet steeds de leefbaarheidscapaciteit gehaald. Er is zelfs een segment op de N719 waar in de huidige toestand de leefbaarheidscapaciteit gehaald wordt maar bij het aanleggen van de doortocht dit niet meer het geval is. Om die reden wordt er best een onderscheid gemaakt naar inschatting van de effecten. Voor de doortocht kunnen deze als positief beschouwd worden. Voor de toeleidende wegen kunnen de effecten eerder licht negatief beschouwd worden. Effect op recreatieve relaties De recreatieve fietsroute wordt ter hoogte van Peersedijk via een fietsbrug ongelijkvloers over de doortocht gebracht waardoor er voor dit segment van het fietsroutenetwerk een positief effecten kan opgetekend te worden.
11 12
Verkeersintensiteiten zijn als volgt te lezen xxxx/yyyy waarbij xxxx= richting noord of oost en yyyy= richting zuid of west Idem als voetnoot 12
i.s.m.
deel 16.3-60
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
De huidige wachttijden aan de N715 worden sterk gereduceerd door de aanwezigheid van een fietsbrug. De effecten voor de recreatieve relaties worden als sterk positief ingeschat. Algemene beoordeling impact doortochttracé op verkeersafwikkeling De aanleg van het doortochttracé kan matig positief ingeschat worden wat betreft de effecten op de menselijk functionele relaties. Er dient aandacht te gaan naar de vormgeving van het doortochttracé waarbij de bestaande relaties maximaal hersteld en versterkt worden. De herinrichting van de N715 tussen het zuidelijk en noordelijk knooppunt dient uit te gaan van verkeersveilige en verkeersleefbare ontwerpprincipes wat gezien de beschikbare ruimte zeker mogelijk is. De afgenomen intensiteiten op de N715 laten toe om de oost-west relaties en de relaties over de N715 heen (van gevelwand naar gevelwand) te herstellen.
16.3.3.4
Verstoring van de leefomgeving via geluid Basisalternatief Volgende tabel geeft voor verschillende deelgebieden in het studiegebied aan hoeveel gebouwen (volgens overlay van de geluidscontourenkaart met het kadvec-bestand) gelegen zijn binnen een bepaalde verstoringszone (cfr de zones op figuur 16.3-10) veroorzaakt door verkeer. In de laatste 2 kolommen is het verschil aangegeven van het aantal gebouwen in een bepaalde leefkwaliteitszone tussen de referentietoestand en het doortochtscenario. De referentietoestand is hier de toekomstige situatie zonder de realisatie van de noord-zuid (incl. autonome ontwikkelingen waaronder verwachte toename verkeer). Het verschil is aangegeven in absolute waarden t.o.v. de referentiesituatie (#) en in percenten t.o.v. de referentiesituatie (%): • #: een negatieve waarde geeft aan dat er in het scenario minder gebouwen binnen de beschouwde zone gelegen zijn. Een positieve waarde wijst op een hoger aantal; • %: een waarde < 100 duidt op een vermindering tov de referentiesituatie. Een waarde > 100 wijst op een vermeerdering van het aantal gebouwen binnen de beschouwde zone Stellen we het aantal gebouwen in de referentiesituatie gelijk aan 100 %, dan krijgen we voor doortocht de volgende relatieve waarden voor het aantal gebouwen per hinderklasse: • Lden 50 – 55 dB(A): 117% • Lden 55 – 60 dB(A): 81% • Lden >60 dB(A): 84%
i.s.m.
deel 16.3-61
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Tabel 16-26: Aantal gebouwen binnen zones met verschillende leefkwaliteit (verkeerslawaai) voor verschillende situaties
Bergbos-Doolbos Totaal Bergbos-Doolbos Kievitwijk Totaal Kievitwijk Kraanberg Totaal Kraanberg kern Helchteren Totaal kern Helchteren lintbebouwing zuidwest-Helchteren
Lden in dB(A) 50-55 56-60 >60 50-55 56-60 >60 50-55 56-60 >60 50-55 56-60 >60
50-55 56-60 >60 Totaal lintbebouwing zuidwest-Helchteren Lillo 50-55 56-60 >60 Totaal Lillo kern Houthalen oostzijde 50-55 56-60 >60 Totaal kern Houthalen oostzijde kern Houthalen westzijde 50-55 56-60 >60 Totaal kern Houthalen westzijde lintbebouwing noordwest-Houthalen 50-55 56-60 >60 Totaal lintbebouwing noordwest-Houthalen open bebouwing west-Houthalen 50-55 56-60 >60 Totaal open bebouwing west-Houthalen oostrand kern Houthalen 50-55 56-60 >60 Totaal oostrand kern Houthalen zuidrand kern Houthalen 50-55 56-60 >60 Totaal zuidrand kern Houthalen De Standaard 50-55 56-60 >60 Totaal De Standaard ten zuiden van De Standaard 50-55 56-60 >60 Totaal ten zuiden van De Standaard Zolder 50-55 56-60 >60 Totaal Zolder Zonhoven 50-55 56-60 >60 Totaal Zonhoven Eindtotaal
# gebouwen Verschil Ref-doortocht leefkwaliteit Referentie doortocht omleiding # % Redelijk 46 31 51 -15 67 Matig 7 7 7 0 100 Slecht 12 9 8 -3 75 65 47 66 -18 72 Redelijk 10 15 30 5 150 Matig 30 44 23 14 147 Slecht 89 72 80 -17 81 129 131 133 2 102 Redelijk 4 2 3 -2 50 Matig 3 3 1 0 100 Slecht 2 0 3 -2 0 9 5 7 -4 56 Redelijk 1030 1378 1336 348 134 Matig 805 554 604 -251 69 Slecht 920 743 731 -177 81 2755 2675 2671 -80 97 Redelijk 6 13 4 7 217 Matig 28 18 44 -10 64 Slecht 84 89 77 5 106 118 120 125 2 102 Redelijk 290 305 373 15 105 Matig 197 175 165 -22 89 Slecht 217 193 224 -24 89 704 673 762 -31 96 Redelijk 690 1056 985 366 153 Matig 634 351 424 -283 55 Slecht 455 349 351 -106 77 1779 1756 1760 -23 99 Redelijk 351 753 605 402 215 Matig 524 261 454 -263 50 Slecht 476 315 333 -161 66 1351 1329 1392 -22 98 Redelijk 74 93 138 19 126 Matig 31 17 0 -14 55 Slecht 50 48 14 -2 96 155 158 152 3 102 Redelijk 312 184 304 -128 59 Matig 38 41 137 3 108 Slecht 77 84 44 7 109 427 309 485 -118 72 Redelijk 1329 1348 1258 19 101 Matig 857 821 1012 -36 96 Slecht 308 304 224 -4 99 2494 2473 2494 -21 99 Redelijk 0 0 0 0 Matig 56 75 64 19 134 Slecht 87 71 78 -16 82 143 146 142 3 102 Redelijk 267 230 10 -37 86 Matig 37 71 258 34 192 Slecht 21 27 61 6 129 325 328 329 3 101 Redelijk 23 19 0 -4 83 Matig 18 21 48 3 117 Slecht 33 36 30 3 109 74 76 78 2 103 Redelijk 60 41 18 -19 68 Matig 125 137 226 12 110 Slecht 115 121 45 6 105 300 299 289 -1 100 Redelijk 1288 1290 1078 2 100 Matig 785 798 995 13 102 Slecht 145 142 148 -3 98 2218 2230 2221 12 101 13046 12755 13107 -291 98
i.s.m.
deel 16.3-62
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
De bekomen hindertabel die het aantal gehinderden weergeeft ten gevolge van verkeerslawaai is weergegeven in Tabel 16-27. Tabel 16-27: Aantal gehinderden binnen zones met verschillende leefkwaliteit (verkeerslawaai) voor verschillende situaties
Totaal Bergbos-Doolbos Totaal Kievitwijk Totaal Kraanberg Totaal kern Helchteren
slaapgestoorden
gehinderden
ernstig gehinderden
Doortocht
slaapgestoorden
gehinderden
ernstig gehinderden
Referentiesituatie
43
19
14
32
14
10
137
73
45
128
66
42
7
3
2
3
1
1
2228
1080
735
2004
947
662
lintbebouwing zuidwest-Helchteren
127
68
42
129
69
42
Lillo
554
266
183
516
245
171
kern Houthalen oostzijde
1361
642
450
1210
551
401
kern Houthalen westzijde
1139
557
376
953
442
315
lintbebouwing noordwest-Houthalen
121
58
40
118
56
39
open bebouwing west-Houthalen
278
124
92
225
106
74
1657
731
550
1636
720
543
oostrand kern Houthalen zuidrand kern Houthalen
148
77
49
141
72
47
De Standaard
186
77
62
199
84
66
ten zuiden van De Standaard
65
33
21
69
35
23
262
129
86
268
134
88
Zonhoven
1384
588
460
1390
591
462
Eindtotaal
9695
4526
3207
9022
4133
2987
Zolder
Uit Tabel 16-25 en Tabel 16-27 in combinatie met de kaarten 15.4.4 en 15.4.7 blijkt dat voor het doortochttracé (t.o.v. de referentiesituatie): • globaal genomen een verbetering optreedt tov de referentiesituatie (minder gehinderden en in de hoogste verstoringsklassen minder gebouwen binnen de verstoringscontour) • de hinder ter hoogte van Bergbos-Doolbos licht afneemt; • in de meeste zones die langsheen de N715 gelegen zijn, een verschuiving optreedt zodat meer gebouwen binnen een gunstiger leefkwaliteitszone vallen; • de hinder ter hoogte van de lint-bebouwing ten zuidwesten van Helchteren deels toeneemt voor de grootste hindercategorie door een verbetering van de doorstroming op die locatie. • In de zone ‘open bebouwing west-Houthalen’ er enerzijds een verbetering optreedt ten gevolge van de daling van hinder rechtstreeks afkomstig van de N715, maar anderzijds ook een beperkte verslechtering (hoogste hinderklassen) direct langs de Stationsstraat. Dit laatste is toe te schrijven aan een betere doorstroming langs de Stationsstraat; • Ter hoogte van De Standaard, zone ten zuiden ervan en woonzone Zolder het geluidsklimaat eerder verslechtert door de betere doorstroming langs de Stationsstraat. Variant verlengde tunnel Helchteren Een kwantitatieve analyse van de geluidshinder voor de variant met verlengde tunnel werd niet uitgevoerd. Wel is een beoordeling van deze situatie mee begrepen binnen de leefbaarheidsbeoordeling in hoofdstuk 16.3.4.
i.s.m.
deel 16.3-63
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.3.5
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Verstoring van de leefomgeving via lucht Zoals eerder bij de toelichting van de methodiek aangegeven, wordt voor deze bespreking verwezen naar de toetsing aan het normenkader in hoofdstuk 15.4.
16.3.3.6
Verstoring van de leefomgeving via water Algemeen kan gesteld worden dat voornamelijk de aanwezigheid van woningen en de zettingen die hier kunnen voorkomen een belangrijk aandachtspunt vormt. Landbouwgronden en recreatieve plassen zijn voornamelijk aan de buitenrand van het berekende invloedgebied aanwezig. Watergebonden recreatie is niet aanwezig in de omgeving van de berekende invloedstraal. Gezien in functie van natuurwaarden nog belangrijke reducerende maatregelen genomen zullen worden, worden de effecten op deze twee functies als niet relevant geacht. Bovendien worden de gronden die in landbouwgebruik zijn binnen de berekende invloedstraal vanuit de receptordiscipline natuur voorgesteld als gebieden voor natuurontwikkeling, inrichting en –herstel. Drinkwaterwinningen situeren zich hoofdzakelijk in de diepere grondwaterlagen. Daar waar kleine, persoonlijke, waterputten een invloed zouden kunnen ondervinden van de aanleg van de weg dienen milderende maatregelen genomen te worden. Dit kan eenvoudig door een (tijdelijke) drinkwatervoorziening te voorzien. Door de eenvoud van de milderende maatregel is het op planniveau niet noodzakelijk om al de exacte locaties van deze maatregel te weten. De noodzaak hiertoe wordt voorlopig als zeer beperkt ingeschat. Binnen de berekende invloedstraal, zonder reducerende maatregelen, voor aanleg van de tunnel ter hoogte van het knooppunt Peersedijk, is een deel van de Kievitwijk en zuidelijke punt van de KMO-zone gelegen. Ook aan de zuidelijke rand van de tunnel van Houthalen zijn woningen gelegen. De bodem bestaat hier voornamelijk uit zand. Dit heeft een lage zettingscoëfficiënt, zodat het risico op effecten beperkt is. Voor al deze gebieden geldt bovendien dat reducerende maatregelen genomen dienen te worden in functie van natuurwaarden. In een latere fase (ontwerp) zal gedetailleerd bepaald moeten worden of er bijkomende maatregelen genomen dienen te worden om zettingen aan bepaalde woningen te voorkomen. Hiervoor is verdere uitwerking van het projectonderzoek noodzakelijk.
i.s.m.
deel 16.3-64
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
16.3.4
Effectbeoordeling doortochttracé – leefbaarheid, varianten & cumulatieve effecten
16.3.4.1
Leefbaarheid tijdens aanlegfase: basisalternatief Effecten op de leefbaarheid van aangelanden ter hoogte van tunnels en tunnelmonden Effecten van de “voortschrijdende werf” De aanlegwijze op hoofdlijnen werd voor de tunnels als hypothese omschreven in hoofdstuk 13. Relevant voor de inschatting van de leefbaarheid tijdens de aanleg zijn volgende kenmerken: • Er wordt uitgegaan van een voorschrijdende werf van 100 m waarvoor over 250 m het verkeer moet omgeleid worden • De aanleg gebeurt tunnelhelft per tunnelhelft, daarbij in het midden gelaten of per tunnel eerst één volledige rijrichting en vervolgens de volgende rijrichting wordt afgewerkt dan wel segmentsgewijze alternerend wordt gewerkt. • De omleiding van het verkeer gebeurt alleszins naar versmalde rijstroken over het wegdeel dat nog niet wordt aangepakt of dat reeds afgewerkt is. Tussen het midden van de te bouwen tunnel en de rooilijnen is volgens een eerste analyse op de meeste trajecten nipt voldoende ruimte voor 4 versmalde rijstroken (2x2), doch op sommige plaatsen is er slechts plaats voor 3 versmalde rijstroken. • Er moet ongeveer 530 000 m³ uitgegraven grond (ca 600 000 m³ voor de variant met verlengde tunnel in Helchteren) afgevoerd worden. Met deze al bij al summiere projectkenmerken is een nauwkeurige effectinschatting onmogelijk hetgeen op dit planniveau echter niet problematisch is. Op basis van expert judgement kan gesteld worden dat volgende effecten cumuluren voor de bewoners en handelaars in de kernen van Houthalen en Helchteren: • Directe hinder ten gevolge van werf : geluidshinder, trillingshinder, stofhinder, slijkhinder, privacyverlies, … komen bovenop het direct ruimteverlies dat in hoofdstuk 16.3.3.1 werd besproken. Binnen de werf zijn 2 onderdelen te onderscheiden: - De verlegging van alle ondergronsde leidingen en rioleringen naar de beperkte ruimte tussen de toekomstige tunnel en de rooilijn waarbij de rooilijn voor veel panden gelijk valt met de gevel. De werfhinder wordt hier beoordeeld als een matig negatief effect. - Veel hinderlijker is echter de tunnelwerf zelf waarvan de rand eveneens voor vele panden gelegen is op slechts 2,5 à 4 m van de gevel. De geluidshinder, trillingshinder, stofhinder, slijkhinder zijn hier sterk afhankelijk van de gebruikte techniek en het werkritme (aanvangsuur, weekendwerk ?, …), maar tasten alleszins de leefbaarheid van de bewoning voor de werf zeer sterk aan. Volgens de aanleghypothese (zie hoofdstuk 13.3.3.1.) betreft dit 14 weken, hetzij 7 weken vlak voor de deur en 7 weken aan de overliggende zijde. De werfhinder wordt hier beoordeeld als een sterk negatief effect. - Aan- en afvoer van materialen; in hoofdzaak afvoer grondoverschotten tgv aanleg tunnels, veroorzaakt bijkomende verkeersbewegingen. Impact hiervan is tov de overige effecten relatief beperkt, maar versterkt de hinderwaarneming (cumulatie). Op projectniveau wordt aan dit hinderaspect meer aandacht besteed. • Directe hinder ten gevolge van omlegging: Ter plaatse van de werf is een omlegging van minstens 250 m vereist over 3 of 4 versmalde rijstroken. De rijstroken komen daarbij plaatselijk tot op 1 m van de gevels. Het samenbrengen van 3 à 4 rijstroken dicht bij de bewoning, met verzadigd maar traag verkeer, beïnvloedt de leefkwaliteit (geluidskwaliteit, luchtkwaliteit, hinderbeleving) negatief. Aangezien eenzelfde bewoner gedurende drie opeenvolgende werfsegmenten met een plaatselijke omlegging wordt geconfronteerd wordt de hinderduur geschat op 21 weken hinder ten gevolge van verkeer vlak voor de deur. Dit wordt beoordeeld als een sterk negatief effect. • Onbereikbaarheid: ten gevolge van deze werf, maar ook omwille van de daarmee gepaard gaande omlegging over minstens 250 m is er een volledig ruimteverlies, plaatselijk tot op 2 m van de gevels. Fietspaden, parkeerstroken, … zijn tijdelijk volledig weg. Zeker voor gesloten bebouwing is dit problematisch. Mede in combinatie met de fileopbouw die op de wegenis zelf verwacht wordt, moet worden ingeschat dat tijdens de
i.s.m.
deel 16.3-65
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
passage van de werf en bijhorende omlegging woningen en handelaars (bijna) onbereikbaar zijn. Aangezien niet enkel de werf zelf (100 m lang / passage op 14 weken) maar ook de plaatselijke omlegging (100 m ervoor, 100 m erna) nagenoeg onbereikbaar wordt, dient de periode van onbereikbaarheid geschat te worden op ca 42 weken. Dergelijke onbereikbaarheid voor woningen en handelaars wordt beoordeeld als een sterk negatief effect. Cumulatie van deze effecten leidt tot de beoordeling dat de woningen en handelszaken, tijdens de passage van de werf i.c. over een periode van ca 10 maand, sterk tot zeer sterk in hun leefbaarheid aangetast zullen worden. De hoger genoemde cumulerende effecten zijn van toepassing op alle woningen en handelspanden die gelegen zijn langs de geplande tunnels en tunnelmonden en die niet voorafgaand onteigend worden omwille van ruimtebehoefte. Dat zijn, volgens eerste screening, 121 woningen en 92 handelszaken (in de ruimste zin). Daarvan zijn het meest onleefbaar die panden waarvan de voorgevel samenvalt met de rooilijn en waar de tunnelwerf komt tot op 2,5 à 4 meter van de gevel en de tijdelijk omgelegde weg soms nog dichter. Dat is het geval voor 30 woningen en 35 handelszaken. Bijgevolg kunnen de effecten van de aanleg van tunnels en tunnelmonden op de leefbaarheid als volgt worden samengevat: Sterk verminderde leefbaarheid gedurende ca 10 maand Woningen Handelszaken Geschat aantal gehinderde inwoners
Zeer sterk verminderde leefbaarheid tot onleefbaarheid gedurende ca 10 maand
91 57 592
30 35 260
Effecten van de “vaste werfzones” Naast de effecten van de voortschrijdende werf zijn er de effecten van de vereiste bijkomende werfzones die in geval van ondertunneling noodzakelijk zullen zijn, i.c. de zones voor plaatsing van betoncentrale, desgevallend bentonietafscheidingsinstallatie, opslag van bouwmaterialen, overslag van uitgegraven gronden vanaf dumper naar vrachtwagen, … Deze effecten zijn op planniveau niet te behandelen, maar ons onderzoek wijst uit dat langsheen het tracé voldoende ruimten beschikbaar zijn (publieke ruimten, onbebouwde kavels, sowieso te onteigenen huizenblokken, …) waar dergelijke werfzones kunnen worden ingericht. Een oplijsting van deze zones werd reeds gegeven in par. 16.3.3.1 en ze werden ingetekend in kaart 16.3.2. Herhaald moet worden dat deze oplijsting/kartering geldt als voorbeeld en niet als keuze. Ten aanzien van de aangelanden van deze werfzones ontstaat een bijkomende hinder (voornamelijk geluidshinder en stofhinder) en dit wellicht gedurende de volledige duurtijd van de bouw van eenzelfde tunnel, i.c. gedurende 2,4 à 5,6 jaar. Op het projectniveau zullen maatregelen moeten worden uitgewerkt om de hinder van deze werfzones tot een strikt minimum te beperken.
Effecten op de leefbaarheid van aangelanden ter hoogte van bovengrondse delen doortocht Ook de effecten van de aanleg van de bovengrondse delen van de 2x2, met de laterale aanleg van een 2x1 vereist een volledige herschikking van de bestaande wegenis en een langdurige werf. Deze heeft, gelet op de minder zware werfmachines, het erg beperkte grondverzet, … wel een beperktere impact op de leefbaarheid voor aangelanden. Daarbij komt dat er veel meer ruimte is voor een slimme fasering van de werken met behoud van voldoende ruimte voor verkeersafwikkeling op de N715 en behoud van voldoende afstand tussen de omgelegde wegenis en de gevels. De effecten worden als matig negatief ingeschat.
i.s.m.
deel 16.3-66
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Effecten op de verkeersafwikkeling van de N715 tijdens de aanlegfase Onder gebruikers van de N715 wordt niet enkel de gemotoriseerde gebruikers (auto en vrachtwagens) verstaan, maar tevens fietsers en voetgangers. De effecten kunnen beschreven worden vanuit het standpunt van het doorgaande verkeer of het bestemmingsverkeer. Het doorgaande verkeer zal stremmen omdat de afwikkeling op twee versmalde rijstroken plaatsvindt. Het aandeel vrachtwagens binnen het totale verkeer op de noordzuid draagt verder bij tot een lager afwikkelingsniveau omdat de acceleratie van deze voertuigen lager ligt en daarnaast nog een groter ruimtebeslag hebben waardoor deze voertuigen binnen de bottleneck van de werfzone nog voor een extra bottleneck zorgen aangezien op de tweede rijstrook moeilijk nog een wagen kan passeren. Deze stremming van het verkeer zal erger zijn op het ogenblik dat de werfzone in de omgeving van een kruispunt ligt. Dit is het geval voor het kruispunt van de N715 met de N719, de N715 met de Dorpsstraat/Ringlaan en de N715 met de Koolmijnlaan/Meerstraat. Enerzijds blokkeert het stremmend verkeer het kruispunt wat ook op de zijtakken tot filevorming leidt, anderzijds bouwen wachtrijen voor het kruispunt, omwille van het wegvallen van de noodzakelijke opstelvakken, zich sneller op en blijven deze langer aanwezig. Naast de directe effecten van de beperkte ruimte voor het afwikkelen van het verkeer (2x2 versmald) dient ook rekening gehouden te worden met het werfverkeer. Het werfverkeer van en naar de werfzone werkt verstorend t.o.v. de verkeersstromen op de N715. Bovendien is nu reeds duidelijk dat dergelijk 2x2 versmald wegprofiel niet overal zullen kunnen worden gegarandeerd. Op de plaatsen waar de bebouwing zich langs weerszijden op de kortste onderlinge afstand bevindt, is immers geen ruimte voor meer dan 3 versmalde rijstroken en de werfzone. Om de mogelijke effecten op de doorstroming te beperken zal maximaal gebruik gemaakt moeten worden van een omleiding van het doorgaande verkeer en dat reeds vanaf een verre afstand van de werfzone. Deze ‘verre afstand’ is afhankelijk van de herkomst en bestemming van het verkeer. Zo kan bijvoorbeeld verkeer vanuit het noorden (Nederland, Lommel) via de N71 en E313 richting Hasselt geleid worden. Verkeer van/naar Peer kan daarentegen omgeleid worden over kortere afstand, bijvoorbeeld via de voor- en achterliggende op- en afritten op de E314. Het risico dat deze omleidingswegen als permanente wegen zullen gebruikt worden, wordt klein geacht. Aanpassing van de N74 zorgt immers voor de bestaande verkeersstromen voor een kortere verbinding over een weg met optimale snelheid en vlotheid van verkeer. Omwille van de impact op zowel het doorgaande als het lokale dwarsende verkeer kan het effect als matig negatief ingeschat worden. Voor het lokale verkeer, met bestemming op de N715 binnen de werfzone waaronder ook laden en lossen, wordt geen alternatief geboden. Hiertoe zullen, met werfzone verschuivend, plaatsen moeten ingericht worden die de parkeervraag kan opvangen. De verplaatsing van en naar de aangelanden dient te voet te gebeuren. Dit effect wordt als sterk negatief ingeschat. De afwikkeling van het fietsverkeer op de N715 wordt door de werfzone onderbroken waardoor omrijden noodzakelijk is. Het is niet steeds mogelijk om een korte omleiding voor het fietsverkeer te voorzien. De bereikbaarheid van de aangelanden voor fietsers is gedurende de werfzone niet mogelijk. De effecten voor het fietsverkeer worden als sterk negatief ingeschat. Op het ogenblik dat het lokale wegennet in de omgeving van de N715 betrokken wordt in het omleidingstraject zal de impact op het lokale verkeersnetwerk beduidend toenemen. Dit zorgt voor een afnemende verkeersleefbaarheid (oversteekbaarheid, emissie en verstoring door geluid) en een afnemende verkeersveiligheid. Tijdens de aanlegfase kan het effect op de verkeersafwikkeling op de N715 en toeleidende wegen als sterk negatief ingeschat worden. Om hinder voor zowel doorgaand als lokaal verkeer tot een minimum te herleiden dient een goed uitgewerkt pakket van Minder Hinder maatregelen samengesteld te worden.
i.s.m.
deel 16.3-67
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Sluipverkeer Tijdens de aanlegfase van de doortocht zal de verkeersafwikkeling van de Noord zuid op een lager niveau functioneren. Hierdoor zal het verkeer op lange afstand mogelijk andere routes nemen. Het is in dit kader aan te bevelen dat verkeer dat richting Leuven - Brussel rijdt via de N71 geleid wordt. Voor het verkeer over lange afstand is er dan niet zo zeer sprake van sluipverkeer, maar eerder van een aangepast routering via weginfrastructuren van gelijkwaardige categorie. Op korte afstand en voor lokale verplaatsingen worden eveneens routes voorzien via een aangepaste bewegwijzering. Ondanks deze inspanningen zal er op de oost west assen meer verkeer afgewikkeld worden. Deze toename zal zich hoofdzakelijk toespitsen op de N719 die via de N72 en de N29 toegang geeft tot het hoofdwegennet. De andere lokale structuren bedienen de kernen en functies in de omgeving van de N715 / N74 en zullen plaatselijke verschuivingen kennen i.f.v. de locatie van de voortschrijdende werf. Mits een goed aangegeven, goed doordachte aanduiding van een efficiënte omleidingsroute, eventueel aangevuld met het tijdelijk afsluiten van wegen voor niet-lokaal verkeer, kan het sluipverkeer in de omgeving beperkt worden. Om sluipverkeer tot een minimum te herleiden dient een goed uitgewerkt pakket van Minder Hinder maatregelen samengesteld te worden.
Samenvattende beoordeling van de impact op de leefbaarheid tijdens de aanlegfase • Landbouwfunctie: licht negatief • Woonfunctie: sterk negatief • Industriële functie; handel en horeca: sterk negatief • Recreatieve functie: sterk negatief Milderende maatregel : Minder Hinder Programma Om de negatieve effecten van aanlegfase op de leefkwaliteit te milderen is een uitgebreid Minder Hinder Programma vereist. Dit zal op projectniveau moeten worden uitgewerkt en bestaat o.a. (niet limitatief) : - Maatregelen om de aantasting van de leefkwaliteit door de (voortschrijdende) werf te beperken - Maatregelen om de bereikbaarheid te waarborgen of om functies tijdelijk te verplaatsen - Maatregelen om de verkeersafwikkeling van de N715 te verbeteren - Maatregelen op vlak van verkeersgeleiding (signalisatie, omleidingen, vermijden sluipverkeer, …) - Maatregelen op vlak van communicatie en begeleiding van de gehinderden 16.3.4.2
Leefbaarheid tijdens exploitatiefase: basisalternatief Bij de keuze voor een doortocht met tunnels ontstaat niet alleen de opportuniteit voor herinrichting van de N715, maar is deze herinrichting zo intens verstrengeld met de aanleg van de doortocht zelf, dat dit als één project dient te worden beschouwd. Alhoewel de detailinrichting van dergelijke bovengrondse inrichting van de N715 nog niet ontworpen werd, zijn wel de grote principes reeds duidelijk. Deze zijn: • Aantal rijstroken zo klein mogelijk houden: in principe 2x1 zonder rechtsafstroken, maar met linksafstroken • Vrije busbanen met hoogwaardige halte-accomodaties • Lichtengeregelde kruispunten behalve waar kruispunten vlak op elkaar volgen (bvb ovonde voorgesteld t.h.v. Technische Schoolstraat en Kerkstraat) • Herstel pleinfuncties in de kernen van Houthalen en Helchteren • Vrijliggende dubbelrichting fietspaden en fietsoversteekplaatsen
i.s.m.
deel 16.3-68
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Voor de leefbaarheidsinschatting kan grosso modo gewerkt worden volgens onderstaande driedeling: • Delen waar de N74 in (overdekte) tunnel komt, daar loopt bovengronds enkel de N715 • Delen waar de N74 zich ingegraven bevindt, doch niet overdekt, in casu ter hoogte van de tunnelmonden • De delen waar de N74 zich op maaiveld bevindt. Daar komen minstens 6 rijstroken voor (abstractie gemaakt van inweefstroken, pechhavens, vrije busstroken, …), nl. de N74 op 2x2 profiel centraal en de N715 2x1 lateraal. Deze indeling in drie typesituaties is voor een aantal specifieke locaties, waar een belangrijke impact wordt verwacht, aangevuld: • KMO-zone • Ruime omgeving N715/N74 Rekening houdend met de ligging van het tracé van de N74 en aangepaste N715 doorheen de woonkernen van Houthalen en Helchteren, kan gesteld worden dat op dit planniveau enkel de impact op de leefbaarheid van in de woonomgeving en leefbaarheid van bedrijven ter hoogte van de KMO-zone relevant is in de exploitatiefase. De leefbaarheid van andere functies wordt niet besproken. Delen waar de N74 in tunnel voorkomt Waar de N74 volledig ondertunneld wordt, zal de leefbaarheid tijdens de exploitatiefase uiteraard sterk verbeteren. Volgende positieve effecten cumuleren immers: • De verkeersintensiteit bovengronds daalt drastisch (ong. halvering). Dit heeft op zijn beurt volgende positieve effecten: - Verhoogde oversteekbaarheid & verminderde kans op verkeersongevallen met zwakke weggebruikers, - Vermindering van de directe blootstelling aan (schadelijke) luchtemissies, - Verbetering van het geluidsklimaat, zei het beperkt. Het bovengrondse lokale verkeer (dat in de huidige situatie ongeveer de helft uitmaakt van de bestaande verkeersstromen op de N715) blijft immers het geluidsklimaat bepalen. • Er is voldoende ruimte voor de bovengrondse doortocht waardoor de afstand van het gemotoriseerd verkeer tot de gevels wellicht toeneemt, • Er is ruimte voor vrijliggende fietspaden, voldoende brede voetpaden, herinrichting van kruispunten, … waardoor de verkeersveiligheid verbeterd. • Er is ruimte voor publieke functies, voor openbaar vervoer, voor doortochtbegeleidend groen, … • Er is ruimte voor parkeerstroken waardoor verlies van parkeerruimte dat ontstaat tijdens de aanleg kan hersteld of gecompenseerd worden • Door de mogelijkheden die ontstaan voor herinrichting van de N715 ontstaat een verbeterde ruimtelijke samenhang Zowel ten aanzien van de bestaande situatie als ten aanzien van de autonome ontwikkeling is dit zonder enige twijfel een zeer positief effect. Het betreft hier zowel een verbetering van de woonkwaliteit binnen de kernen als een verhoging van de belevingswaarde voor ‘tijdelijke’ aanwezigen (in winkels, horeca, …). Delen waar de N74 uit tunnel komt, i.c. tunnelmonden Ter hoogte van de tunnelmonden: • is een blijvende bijkomende ruimte-inname vereist en is er weinig ruimte voor doortochtfuncties (groen, openbaar vervoer, parkeren, publieke functies, …) • zal het geluidsklimaat beïnvloed worden als volgt: - enerzijds: snelste verkeer verder van gevels gelegen, enigszins afgeschermd door de tunnelmondwanden (absorberend verondersteld) en een akoestisch vriendelijker wegdek - anderzijds: de dichtste bronnen (locale wegen) zullen dichter bij de gevels gelegen zijn - De specifieke impact ter hoogte van de tunnelmonden
i.s.m.
deel 16.3-69
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
•
• •
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
zal de luchtkwaliteit verbeteren ten opzichte van de toekomstige referentiesituatie (zie lucht hoofdstuk 15.4) indien abstractie gemaakt wordt van de emissies vanuit de tunnel i.c. in het geval de lucht uit de tunnel dus gezuiverd wordt (zie verder). Deze verbetering geldt a fortiori ten opzichte van de bestaande referentiesituatie. De positieve effecten van verbeterde voertuigemissies en vlottere doorstroming wegen dus door ten opzichte van de verhoogde verkeersintentisteiten. is het landschapsbeeld sterk ‘versteend’ met weinig ruimte voor groen, zodat de aanwezigheid van een stedelijke snelweg als gevoel aanwezig blijft. wordt oversteken onmogelijk en zijn omwegen noodzakelijk.
Cumulatief menen we dat de leefkwaliteit ter hoogte van de tunnelmonden niet verbetert doch er in tegendeel verder op achteruitgaat. We beoordelen dit als een matig negatief effect. Zonder immissiereducerende maatregelen (bv luchtzuivering van de emissies van autoverkeer) in de tunnel is een zeer sterke concentratie van immissie bij de stroomafwaartse tunnelmond te verwachten (op basis van de beschikbare informatie op dit plan-niveau is een concrete berekening van het effect niet mogelijk; zie hoofdstuk 15.5.3.5 voor een verduidelijking). Op basis van de literatuur blijkt dat in geval van lange tunnels (2 km of meer) de breedte van de normoverschrijdingszone met tunnel 1,5 tot 2,5 keer zo breed is als zonder tunnel en dit tot op honderden meters vanaf te tunnelmond. In dat geval zijn de effecten op de luchtkwaliteit nabij de tunnelmond, enkele honderden meter stroomafwaarts en ook voor achterliggende bewoning te beschouwen als sterk negatief. Vanuit de discipline lucht is aangegeven dat op projectniveau aan de hand van een modelmatige punt-bron benadering bijkomend onderzoek naar de effecten thv de tunnelmonden zal uitgevoerd worden. Aanvullend werd gesteld dat het nemen van immissiereducerende maatregelen in de tunnels vermoedelijk (te bevestigen via detailmodellering) noodzakelijk zal zijn. Bij de verdere projectontwikkeling dient aan de hand van de modelresultaten de toepasbaarheid van verscheidene technieken nagegaan te worden en is bijsturing van het project waarschijnlijk noodzakelijk ifv de betrachting de geldende normen te behalen (zie ook hoofdstuk 15.5.7).
Delen waar de N74 volledig bovengronds ligt Waar de N74 in strakke bundeling met de N715 bovengronds zal lopen: • is een blijvende bijkomende ruimte-inname vereist en is er relatief weinig ruimte voor doortochtfuncties (groen, openbaar vervoer, parkeren, publieke functies, …) omwille van de aanwezigheid van (minimaal) 6 rijstroken en bijhorende bermen, jerseys en fietspaden, … • zal het geluidsklimaat beïnvloed worden als volgt: - enerzijds snelste verkeer verder van gevels gelegen en een akoestisch vriendelijker wegdek - anderzijds dichtste bronnen (locale wegen) zullen dichter bij de gevels gelegen zijn - uit de modelleringsresultaten kan geen duidelijke verbetering of verslechtering tov de toekomstige referentiesituatie afgeleid worden. • zal de luchtkwaliteit merkelijk verbeteren ten opzichte van de toekomstige referentiesituatie en a fortiori ten opzichte van de bestaande referentiesituatie (zie lucht hoofdstuk 15.4). De positieve effecten van verbeterde voertuigemissies en vlottere doorstroming wegen dus door ten opzichte van de verhoogde verkeerintensiteiten. • Is voor lokaal gemotoriseerd verkeer in beperkte mate een omrijfactor van toepassing via de locaties waar keerbewegingen mogelijk zijn • wordt oversteken voor zacht verkeer onmogelijk en moeten (gebundeld) over- en/of onderdoorgangen voorzien worden • ook hier domineert het landschapsbeeld van een stedelijke snelweg omwille van de centraal gelegen, enigszins afgescheiden, 2x2. Cumulatief menen we dat de leefkwaliteit ter hoogte van de delen waar de N74 en N715 strak gebundeld bovengronds gelegen zullen zijn niet verbetert doch er in tegendeel verder op achteruitgaat. We beoordelen dit als een matig negatief effect.
i.s.m.
deel 16.3-70
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Samenvatting en beoordeling effect op leefbaarheid thv drie typesituaties (tunnel, open sleuf, maaiveld) Deze effecten kunnen als in onderstaande tabel die de drie typesituaties schetst, worden samengevat:
Situatie gesloten tunnel
Situatie open tunnel tunnelmond
Situatie N74 + N715 bovengronds
Beschikbare ruimte voor doortochtfuncties als parkeren, openbaar vervoer, groen, … en verbetering beeldkwaliteit
Verwachte geluidskwaliteit
Verwachte luchtkwaliteit
Oversteekbaarheid, veiligheid, …
Voldoende ruimte voor kwalitatieve inrichting doortocht met ruimte voor doortochtfuncties: zeer positief effect
Sterke verlaging # voertuigen bovengronds + lagere snelheid; lokale verkeer blijft echter bepalend voor geluidsklimaat: matig positief effect
Sterke verbetering t.g.v. sterke verlaging # voertuigen bovengronds + verbeterde doorstroming zeer positief effect
Sterke verbetering t.g.v. sterke verlaging # voertuigen bovengronds + vrijkomende ruimte zeer positief effect
Zeer beperkte ruimte voor kwalitatieve inrichting doortocht. Deze ruimte is vandaag echter ook reeds beperkt : Licht negatief effect
Zeer beperkte ruimte voor kwalitatieve inrichting doortocht. Deze ruimte is vandaag echter ook reeds beperkt : Licht negatief effect
Snelste verkeer verst van gevels; afscherming door absorberende tunnelmonden. Lokale bronnen dichter bij gevels. Vergelijkbaar met toekomstige referentiesituatie; matig negatief effect.
Vergelijkbaar met toekomstige referentiesituatie; zeer sterke hinder. Matig negatief effect.
Globale beoordeling
Zeer positief
Verbetering luchtkwaliteit t.o.v. de toekomstige referentiesituatie (en a fortiori tov de bestaande situatie) op voorwaarde dat lucht uit tunnels gezuiverd wordt : Licht positief effect
Oversteekbaarheid, die vandaag reeds beperkt is, wordt onmogelijk Matig negatief effect
Matig negatief
Zonder luchtzuivering : sterk negatief effect thv receptoren in omgeving van tunnelmond Verbetering v.d. luchtkwaliteit t.o.v. de toekomstige referentiesituatie (en a fortiori tov de bestaande situatie): Licht positief effect
Oversteekbaarheid, die vandaag reeds beperkt is, wordt onmogelijk, uitgezonderd waar over/onderdoorgangen voorzien worden Matig negatief effect
Matig negatief
Om de leefbaarheidsinschatting te vervolledigen geven we de aantal woningen aan, in eerstelijnsbebouwing (op basis van de eerder genoemde snelsurvey van de eerstelijnsbebouwing langs de Grote baan, tussen E314 en Peersedijk) die gekoppeld kunnen worden aan een bepaalde situatie (tunnel, tunnelmond, gelijkgronds, …).
Aantal woningen Westzijde Oostzijde Situatie gesloten tunnel Situatie open tunnel - tunnelmond Situatie N74 + N715 bovengronds
66 9 18
35 11 21
13
Totaal
101 20 39
Aantal handelspanden Westzijde Oostzijde Totaal
34 7 12
45 6 11
79 13 23
Dit leidt tot de onderstaande beoordeling: Ter hoogte van 101 woningen en 79 handelspanden, hetzij ca 180 bewoonde panden, zal de leefbaarheid tijdens de exploitatiefase sterk verbeteren ten opzichte van de bestaande situatie doordat de bovenlokale verkeersrelatie, i.c. op de N74, daar in tunnel komt. Dit wordt beoordeeld als een zeer positief effect waarvan naar (ruwe) schatting 540 bewoners baat zullen hebben.
13
Incl horeca, vrije beroepen, … vaak fungeren deze gebouwen ook als woonhuis
i.s.m.
deel 16.3-71
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Ter hoogte van 59 woningen en 36 handelspanden, hetzij ca 95 bewoonde panden, hetzij zeer ruw geschat 285 bewoners (wellicht meer gelet op de 2 grote appartementsprojecten in aanbouw) zal de leefbaarheid tijdens de exploitatiefase licht achteruitgaan ten opzichte van de bestaande situatie doordat de verkeersintensiteiten stijgen en de infrastructuur dichter bij de gevels komt. Dit wordt beoordeeld als een matig negatief effect.
Impact op de leefbaarheid op specifieke locaties KMO-zone Bedrijven die in de KMO-zone behouden blijven zullen zich gedeeltelijk moeten herorganiseren (verlies ruimte aan voorzijde van de terreinen; zie toelichting direct ruimteverlies) en zullen niet meer rechtstreeks bereikbaar zijn vanaf de N74. Via het knooppunt thv Peersedijk en aanleg van een parallelweg wordt echter een betere bereikbaarheid van de bedrijven voorzien. In de huidige situatie ontstaan immers vaak lange wachttijden voor overstekend verkeer. De zichtlocatie langsheen de N74 wordt bovendien behouden. Bedrijven in de KMO-zone blijven dan ook leefbaar. Het effect van een vlotte bereikbaarheid wordt licht positief beoordeeld.
Ruimere omgeving van het doortochttracé Ter hoogte van de lintbebouwing ten zuidwesten van Helchteren (langsheen Helzoldstraat) en langsheen de Stationsstraat is een beperkte verslechtering berekend van het geluidsklimaat. Deze kan verklaard worden door de verbeterde doorstroming van verkeer langsheen deze wegen. De impact op de leefbaarheid wordt licht negatief beoordeeld.
Samenvattende beoordeling van de impact op de leefbaarheid tijdens de exploitatiefase per functie • Landbouwfunctie: geen relevant effect • Woonfunctie: zeer positief effect waar N74 in tunnel wordt voorzien; licht tot matig negatief effect waar N74 bovengronds wordt voorzien, ter hoogte van tunnelmonden en langs Helzoldstraat en Stationsstraat • Industriële functie; handel en horeca: zeer positief effect thv N74 in tunnel; licht positief effect thv KMO-zone • Recreatieve functie: geen relevant effect Op projectniveau wordt nagegaan welke maatregelen de leefbaarheid kunnen verbeteren en zullen concrete voorstellen uitgewerkt worden. Hierbij zal in hoofdzaak aandacht uitgaan naar de leefbaarheid ter hoogte van de tunnelmonden (voorzien van geluidsschermen, luchtzuiveringssystemen, …). Aanvullend zal op projectniveau een inschatting gemaakt worden van de leefbaarheid na realisatie van verscheidene maatregelen die specifieke hinderaspecten moeten beperken. Mogelijk kunnen voor een aantal locaties onvoldoende maatregelen uitgewerkt worden om een goede leefkwaliteit te garanderen in exploitatiefase. Voor de betreffende woningen en/of handelszaken zal een voorstel voor vrijwillige onteigening uitgewerkt worden.
i.s.m.
deel 16.3-72
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.4.3
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Leefbaarheid tijdens exploitatiefase: variant met verlengde tunnel Het verschil tussen het basistracé en variant met verlengde tunnel is enkel relevant voor de woonfunctie. Om de negatieve beïnvloeding van de leefkwaliteit voor de groep van bewoners die wonen langsheen geplande tunnelmonden of langs deeltrajecten op maaiveld tegen te gaan en om te zetten in een kwaliteitsverbetering werd een variante ontwikkeld die een doortrekking van de tunnel van Helchteren in noordelijke richting omvat over ca 500 m. Immers, in deze zone komt nog een relatief grote concentratie van bewoning voor. Drukken we de aantallen absoluut uit voor de variante dan geeft dit onderstaande tabel die kan worden vergeleken met de tabel in par. 16.3.4.2. Deze beide tabellen geven de aantallen woningen (en handelspanden) weer binnen de eerstelijnsbebouwing (langsheen de Grote baan) die voorkomen langsheen de situaties tunnel, tunnelmond, gelijkgrondse delen en die blootgesteld zijn aan de specifieke situatie ‘gesloten tunnel’, ‘tunnelmond’ en ‘bovengronds’. Aantal woningen Westzijde Oostzijde Situatie gesloten tunnel Situatie open tunnel - tunnelmond Situatie N74 + N715 bovengronds
73 7 13
47 10 10
14
Totaal
120 17 23
Aantal handelspanden Westzijde Oostzijde Totaal
41 6 6
48 6 8
89 12 14
Keuze voor de variant met verlengde tunnel houdt in dat in totaal 7 woningen en 4 handelspanden minder moeten onteigend worden (of vermindering van onteigeningen met respectievelijk 12% en 25%). Ten opzichte van het basisscenario wordt deze variant dan ook als zeer positief beoordeeld.
Voor deze variant kunnen de aantallen gehinderde woningen en handelspanden als volgt worden begroot relatief gezien t.o.v. de basisvariant: Verschil aantal woningen (tov basistunnelvariant) Westzijde Oostzijde Totaal Situatie gesloten tunnel Situatie open tunnel - tunnelmond Situatie N74 + N715 bovengronds
+7 -2 -5
+ 12 -1 -11
+19 -3 -16
Aantal handelspanden (tov basistunnelvariant) Westzijde Oostzijde Totaal
+7 -1 -6
+3 0 -3
+10 -1 -9
Bij de verlenging van de tunnel in Helchteren over 500 meter in noordelijke richting hebben dus 29 woningen rechtstreeks baat via een duidelijke verbetering van de leefkwaliteit na de aanlegfase. Er dient uitdrukkelijk vermeld dat hiertoe de 2 enige grote appartementsprojecten horen die in het plangebied voorkomen, i.c. samen ca 34 appartementen die thans in aanbouw zijn over heel deeltraject waarbinnen in deze variant de tunnel zou worden verlengd. Een betere leefkwaliteit ter hoogte van 29 woningen, hetzij zeer ruw geschat voor 149 bewoners (27 woningen met gemiddeld 3 bewoners en 34 appartementen met gemiddeld 2 bewoners) in vergelijking met het basistracé wordt beoordeeld als een zeer positief effect. Gezien de positieve effecten op zowel het aantal te onteigenen panden als op de woonkwaliteit van woningen langsheen de N715/N74, blijkt vanuit de woonfunctie duidelijk de voorkeur voor de variant met de ca 500 m verlengde tunnel.
14
Incl horeca, vrije beroepen, … vaak fungeren deze gebouwen ook als woonhuis
i.s.m.
deel 16.3-73
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Vergelijking varianten KMO-zone met basisvariant De variant met een lokale weg aan de achterzijde betekent dat het directe ruimteverlies zich niet concentreert aan de voorzijde van de bedrijven, maar gespreid is over voor- en achterzijde. Het totale verlies is vergelijkbaar voor basis als variant. Het voorzien van een lokale weg aan de achterzijde van de KMO-zone betekent dat de bedrijven zich in belangrijke mate zullen moeten heroriënteren. Ze behouden hun zichtlocatie langsheen de N74, maar hun bereikbaarheid wordt moeilijker. Bovendien is de lokale weg langsheen de achterzijde een bochtige weg die leidt tot meerafstand en onveiligheid (cfr deel verkeer) én leidt deze weg tot bijkomende verstoring van de open ruimte aan de oostzijde. Samenvattend wordt dan ook duidelijk een voorkeur gegeven aan de basisvariant met lokale weg aan de voorzijde van het bedrijventerrein, parallel met de N74.
16.3.4.4
Cumulatie met Spartacusproject Zoals aangegeven in hoofdstuk 12.1, worden enkel cumulatieve effecten tgv een combinatie van het doortochttracé voor de NoordZuid met het Spartacustracé in omleiding (oude spoorbedding) in beschouwing genomen. Hierbij is enkel de impact op de leefbaarheid via geluidsverstoring van belang. Berekeningen die uitgaan van de cumulatie (zie hoofdstuk 15.4.5 voor een verdere toelichting) geven aan dat er geen hoorbare wijziging van het geluidsklimaat bovenop de impact van het doortochttracé wordt verwacht.
i.s.m.
deel 16.3-74
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.5
Effectbepaling geplande situatie omleidingtracé
16.3.5.1
Kwalitatieve herinrichting N715 als uitgangspunt
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
In geval van keuze voor een omleidingstracé voor de doortocht wordt uitgegaan van een kwalitatieve herinrichting van de N715 door de kernen van Helchteren en Houthalen als randvoorwaarde. Bij het uitwerken van de doortocht voor het lokale verkeer dient vetrokken te worden van een 2x1 dwarsprofiel voor het gemotoriseerd verkeer. De oost-west relaties kunnen ondersteund worden door het uitwerken van lichtenregelingen waarbij de oost-west relatie gelijkwaardig benaderd wordt t.o.v. de noord-zuid relatie. Ook rotondes komen aan dit principe tegemoet en kunnen overwogen worden. Met behulp van het macroscopisch model (zie hoofdstuk 11 voor een verdere toelichting) werden een aantal verschillenplots berekend die aantonen dat ten opzichte van de referentiesituatie een afname van verkeersintensiteiten op de N715 wordt verwacht als deze niet wordt heringericht in combinatie met de realisatie van het omleidingstracé. Ten opzichte van de situatie mét herinrichting van de N715, wordt voor de situatie zonder herinrichting echter een toename van de verkeersintensiteiten berekend. Opdat de N74 zijn taak optimaal zou vervullen voor de bovenlokale verkeersafwikkeling is met andere woorden de kwalitatieve herinrichting van de N715 vereist. Een herinrichting van de N715 wordt bij de effectenanalyse in dit hoofdstuk “Mens” dan ook als uitgangspunt aangenomen. Zou men immers de N715 niet kwalitatief als doortocht inrichten maar de huidige situatie behouden, eventueel aangevuld met opsmukwerk in de rand, zullen de verkeersintensiteiten op de N715 (door de kernen van Helchteren en Houthalen) terug toenemen en schiet de omleiding voor een deel zijn doel voorbij. 16.3.5.2
Direct verlies menselijke functies Direct ruimteverlies t.h.v. de KMO-zone Ter hoogte van het militaire domein gaat het tracé van de omleidingsweg dwars doorheen de KMO-zone met een sterk gemengd gebruik gaande van ruimte-intensieve activiteiten (afbraak- en recyclingwerken, schroothandel, betonwaren) over handel (garage, Colruyt, sanitair, houthandel) tot handel met regionale uitstraling (Dreamland). De voorkomende bedrijven werden benoemd in paragraaf 16.3.1.4. Bij basistracé in geval van omleiding loopt de N74 dwars doorheen deze KMO-zone (met bochtstralen die een snelheidsregime 120 km/u toelaten) waarbij in het zuidelijk deel van deze KMO-zone een uitwisseling tussen de N74 en de verlegde N715 (deze komt lateraal aan de N74 te liggen) wordt voorzien. Twee varianten worden beschouwd. Daarbij sluit de omleiding via een bochtstraal 70 km/u (eventueel te verruimen tot 90 km/u) aan op de N715 die wordt omgebouwd van 2x1 tot 2x2 (en dus tot N74). De twee varianten bestaan in de verschillende ligging van de locale 2x1 (N715): • Ofwel strak bundelend met de N74 aan de voorzijde van de KMO-zone • Ofwel omgelegd langsheen de achterzijde van de KMO-zone Effecten van het basistracé t.h.v. KMO-zone Het basistracé leidt tot een totaalverlies van de KMO-zone. Alle bedrijven worden immers gedwarst. Dit blijkt uit nevenstaande foto waarbij de omhullende van het ruimtegebruik is aangegeven. Op niveau van de individuele bedrijven (microniveau) is dit een zeer negatief effect. Op vlak van de ruimtebalans, i.c. het verlies van ca 25 ha met industriële bestemming (mesoniveau) is dit een matig negatief effect dat kan worden gecompenseerd door elders in de gemeente of omgeving bijkomende ruimte voor bedrijvigheid te bestemmen. Daarbij dient een betere ruimtelijke ordening te worden nagestreefd. Niet enkel is het bedrijventerrein ruimtelijk slecht gelegen temidden van de open ruimte ter hoogte van cruciale open-ruimteen natuurverbindingen tussen Helchteren en Hechtel. Bovendien is het ruimtegebruik suboptimaal en is het karakter te sterk gemengd.
i.s.m.
deel 16.3-75
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Anderzijds biedt het opheffen van de KMO-zone op deze plaats belangrijke ruimtelijke potenties voor de receptor mens : mogelijkheid tot aanleg van een uitwisseling N74 en N715 naar een goed gesitueerde locatie, zowel uit oogpunt beperken omrijfactoren (mobiliteit) als uit het oogpunt ruimtelijke ordening en duurzaam ruimtegebruik. De effectieve valorisatie van deze ruimtelijke potenties zal leiden tot sterk positieve effecten. We menen dat daarbij de sterk positieve effecten van algemeen belang, de sterk negatieve effecten van particulier belang overstijgen. Dit geldt des te meer daar aan de onteigening van de bedrijven ondersteunende flankerende maatregelen kunnen gekoppeld worden op vlak van herlocalisatie. Pro memorie wordt vermeld dat hieraan ook de volgende voordelen gekoppeld zijn vanuit de andere receptoren: • mogelijkheid tot herstel open ruimte en herstel natuur (bvb stuifduinlandschap), met inbegrip van opbraak van de bestaande N715 die in strakke bundeling wordt gelegd met de nieuwe N74. • mogelijkheid tot kwaliteitsverbetering t.h.v. bestaande kwetsbare natuur met SBZ-statuut (i.c. militair domein) door opheffing van bestaande N715, opheffen bedrijvigheid en aanleg bufferende tussenliggende natuur op de KMO-zone zelf. • mogelijkheid tot herstel van de landschappelijke open-ruimteverbinding en aanleg van een functionele ecologische verbinding (met de eventuele aanleg van ecoduct over de nieuwe N74/N715).
Effecten van de varianten t.h.v. de KMO-zone In deze zone worden nog twee varianten voor het omleidingstracé in beschouwing genomen: • Variant met noordzuid en lokale weg (6 rijstroken) aan de voorkant van de bedrijvenzone • Variant met noordzuid (4 rijstroken) aan de voorkant en lokale weg (2 rijstroken) aan de achterkant van de bedrijvenzone De uitwisseling tussen N715 en N74 gebeurt daarbij ter hoogte van de bestaande rotonde in het noorden. Deze beide varianten gaan uit van een maximaal behoud van de bedrijvigheid. De variant langs de voorzijde zal leiden tot verlies van volgende bedrijfsgebouwen zoals blijkt uit nevenstaande foto : • Awouters (560) : kantoor • Garage Rutten nv (588) : toonzaal; • Van Baelen (570) : toonzaal • De Coster (572) : kantoor- en dienstwoning + 2 vervallen woningen In deze variant gaat ook de tussenin gelegen woning verloren.
i.s.m.
deel 16.3-76
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Voor alle bedrijven geldt verder: • Het verlies van bedrijfsoppervlakte over een diepte van ongeveer 20 m aan de voorzijde, met verlies van toegangen en parkeerruimten of opslagruimten of onthaalinfrastructuur, … tot gevolg • Het korter worden van de afstand van voorgevels tot de weg, i.c. de locale weg (bvb voor Dreamland komt locale weg tot vlak bij de gevel) De effecten van de variant langs de voorzijde op de bedrijven en op de bedrijvigheid worden beoordeeld als matig negatief effect.
De variant langs de achterzijde zal aan de voorzijde niet leiden tot verlies van bedrijfsgebouw maar wel tot ruimteverlies over ca 10 meter. Ten gevolge van de locale weg die ten oosten van de bedrijvenzone zal lopen is de onteigening vereist tien meter vanaf de voet van de voormalig spoorweg (thans fietspad, toekomstgericht mogelijk sneltramtraject). Dit leidt onder andere tot de onteigening van productieloodsen van Awouters Beton. Eén woning verdwijnt ook bij deze variant. Van alle bedrijven dienen de volledig toegang en de parkeermogelijkheden te worden herschikt aangezien deze allen langs ‘de achterzijde’ zullen worden ontsloten terwijl de toonzalen, onthaalinfrastructuur en toegangen van gebouwen naar de westzijde zijn georiënteerd. Er ontstaat een situatie waarbij de bedrijven een zichtlocatie behouden ten opzichte van de primaire weg doch van daaraf niet bereikbaar zijn en ontsloten worden vanaf een secundaire weg. De bochtige locale weg leidt niet alleen tot meerafstand en onveiligheid (cfr deel verkeer) maar is ook in ruimtelijk opzicht op een ongelukkige keuze die leidt tot bijkomende verstoring van de open ruimte langs de oostzijde. De effecten van de variant langs de achterzijde op de bedrijven en op de bedrijvigheid worden beoordeeld als matig negatief effect.
Direct verlies woonfunctie t.h.v. Lillo Twee huizen aan de Guldensporenlaan ter hoogte van het recent aangelegde ronde punt met de Lillosteenweg en Helzoldstraat komen onder de brug te liggen. Beide zijn op nevenstaande foto weergegeven. De huizen langs weerszijden hiervan zullen sowieso onleefbaar worden (schaduwhinder, geluidshinder, lichthinder, visuele hinder, …). Deze dienen als indirect verloren beschouwd te worden.
i.s.m.
deel 16.3-77
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Aan de Helzoldstraat, eveneens ter hoogte van het rondpunt, komt een woonhuis quasi onder de brug te liggen (woning rechts op bijgevoegde foto). Daarnaast bevinden zich 2 recent gebouwde huizen die eveneens als onleefbaar dienen te worden beschouwd (cumulatie van schaduwhinder, geluidshinder, lichthinder, visuele hinder, …). Samenvattend geeft dit: Straat Aantal te onteigenen woonhuizen op basis van direct ruimtebeslag
Aantal te onteigenen woonhuizen op basis van indirect ruimtebeslag (onleefbaarheid)
Guldensporenlaan
2
2
Helzoldstr/Lillostwg
1
2
De leefbaarheid van de resterende woningen wordt besproken in hoofdstuk 16.3.6.2. Direct verlies woonfunctie t.h.v. de Standaard Er is geen direct verlies van woonfunctie nabij de Standaard. De dichtste afstand tussen de nieuwe wegenis (op viaduct) en de woonwijk bedraagt 30 meter en dit ter hoogte van het appartementsblok (8 wooneenheden). Voor de aansluitende 3 dubbelwoonsten (halfopen bebouwing) bedraagt de kortste afstand tussen de 30 en de 50 m. Door bestaand bos wordt de geplande N74 afgescheiden van de wijk. Andere halfopen bebouwing ligt op grotere afstanden tot de nieuwe weg. De geluidsverstoring ter hoogte van de wijk De Standaard wordt in hoofdstuk 16.3.6.2 behandeld. Direct verlies woonfunctie t.h.v. Centrum Zuid In de Koetsstraat nabij Centrum-zuid zijn 2 woonhuizen en een caravan gelegen binnen de zone die voorzien wordt voor het afrittencomplex Centrum-zuid. Landbouwfunctie Op 4 plaatsen worden landbouwpercelen aangesneden. • Net ten noorden van de bedrijvenzone Helchteren-Noord (KMO-zone) langs de Grote baan worden enkele landbouwpercelen aangesneden. De ingenomen oppervlakte incl. rest van de percelen wordt geschat op ruim 2 ha. • Iets meer zuidwaarts dwarst het tracé 2 graslanden en een akkerland net ten zuiden van het militaire domein langs het langeafstandsfietspad. In de hoek die de Heerkensweg iets verder zuidwestwaarts maakt wordt eveneens een beperkte oppervlakte aangesneden. De tunnel neemt hier een landbouwoppervlakte in van ongeveer 1,5 ha. • Net ten noorden en ten zuiden van de Vijfeindestraat doorsnijdt het tracé paardenweilanden en dit over een oppervlakte van ruim 1 ha. Het resterende gedeelte wordt bovendien opgesplitst. De weg wordt hier in ophoging voorzien. • Tot slot worden tussen de Mangelbeek en de Echelbeek-Winterbeek enkele landbouwpercelen aangesneden (ruim 2 ha). Het betreft hier voornamelijk akkerland. Het grasland centraal in dit gebied is enigszins verruigd (natuurgebied) en wordt oa. eerder voor jachtdoeleinden gebruikt. Er staan verschillende jachttorens in het gebied.
i.s.m.
deel 16.3-78
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
De inname aan landbouwgrond kan als volgt worden samengevat: Locatie Oppervlakte (ha) Grote Baan
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Aard
2
Hoofdzakelijk akkerland
Koerselsedijk
1,5
Grasland en akkerland
Vijfeindestraat
1
Paardenweide
Tussen Mangelbeek en Echelbeek/Winterbeek
2
Hoofdzakelijk akkerland – ook grasland
Totaal
6,5
Recreatieve functie (incl. toegankelijke natuurgebieden) Er worden geen gebieden of infrastructuren die specifiek bedoeld zijn voor recreatie aangesneden. Voor het doorsnijden van recreatieve routes verwijzen we naar de effecten op recreatieve relaties in hoofdstuk 16.3.5.4. Wel is het gebied gelegen tussen de Mangelbeekvallei en de Echelbeek-Winterbeek deels ingekleurd als Vlaams natuurreservaat. Ter hoogte van het Mispad doorkruist de weg het pad en het openruimtegebied tussen beide waterlopen. Het beschikbaar bewandelbaar gebied verkleint hierdoor. Bijkomend direct ruimteverlies voor werfzones ? Voor de aanleg van de omleiding met de bouw van tunnels in open bouwput werden de overbreedten om deze fysisch te kunnen realiseren reeds in rekening gebracht. Aangezien daar met werk met werk gemaakt wordt (gesloten grondbalans) en in den droge gewerkt wordt (bvb geen slibwanden) zijn geen vlakbij gelegen grotere werfzones vereist. Voor de aanleg van de viaductdelen wordt de onteigening van volledige kadastrale percelen in rekening gebracht. Dit zal eveneens volstaan voor de effectieve aanleg. Wel zijn voor het volledige omleidingstracé enkele vaste werfzones vereist voor o.a. • Eventuele opslag van ophoogzanden • Eventuele aanleg betoncentrale • Tijdelijke opslag bouwmaterialen • Tussentijdse stalling werfmachines Deze activiteiten kunnen op iets grotere afstand worden georganiseerd binnen : • Delen van de KMO-zone Helchteren die in geval van omleiding verdwijnt • Onbenutte delen van het industrieterrein Centrum Zuid • De binnenruimten van het geplande aansluitingscomplex nabij de E314 Bijgevolg is er geen bijkomend ruimtebeslag vereist voor de werfzones. Direct ruimteverlies voor waterbeheer (infiltratie – buffering) Het waterbeheer van het wegenisproject kan o.i. duurzaam worden ontworpen binnen zones die reeds in beeld werden gebracht : • Binnen de overbreedten voor de realisatie van de tunnel • Op de restanten van kadastrale percelen die volledig onteigend worden en waar infiltratie en buffering kunnen worden gecombineerd met landschapsinrichting • Op de op te heffen KMO-zone in combinatie met natuurontwikkeling • Binnen de lussen van het geplande aansluitingscomplex nabij de E314 Bijgevolg is er geen bijkomend ruimtebeslag vereist voor het waterbeheer van het wegenisproject.
i.s.m.
deel 16.3-79
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Maatregelen ifv de impact van het directe verlies Voorgaande inschatting van het aantal woningen, bedrijven en landbouwgrond geven een eerste inschatting op planniveau. Rekening houdend met het principe van evaluerend ontwerpen, zullen de exacte aantallen en oppervlakten pas op projectniveau gekend zijn.
-
-
16.3.5.3
Specifiek voor het bedrijventerrein Helchteren kunnen op het projectniveau herlocalisatiemogelijkheden onderzocht worden, al dan niet verspreid over meerdere zones, al dan niet binnen Houthalen-Helchteren en die al dan niet een planologisch initiatief vereisen. Specifiek voor de onteigening van woningen is het mogelijk reeds in studiefase op projectniveau in overleg te gaan met de gedupeerden. Specifiek voor de landbouw dient de zinvolheid van een begeleidingsplan te worden onderzocht, desgevallend met inzet van instrumenten waarover de Vlaamse overheid beschikt (grondenruil, grondenbank, …).
Indirect verlies menselijke functies o.w.v. milderende maatregelen natuur en landschap Voor het omleidingtracé hebben volgende maatregelen die voorgesteld zijn vanuit het ecologische en landschappelijk aspect (zie hoofdstuk 16.1 en 16.2) een mogelijke impact op de receptor mens: • Ecologische corridor als verbinding tussen de militaire domeinen van Meeuwen (oosten) en Beverlo (westen) Dit voorstel houdt volgende elementen in: - Realisatie van een ecoduct over de N74 ter hoogte van de huidige KMO-zone Het verlies van de volledige KMO-zone is voor het basisscenario reeds vervat in het directe ruimteverlies (zie hoofdstuk 16.3.5.2), i.c. ca 25 ha ruimteverlies voor KMO waarvan ca 20 ha ten voordele van natuur en ca 5 ha voor de infrastructuur zelf. De maatregel houdt dan ook geen bijkomend verlies in. Voor de alternatieve scenario’s wordt een ecoduct voorzien ten noorden van de KMO-zone, in een gebied dat momenteel al een groene bestemming heeft. In deze scenario’s resulteert de voorgestelde maatregel dan ook niet tot een bijkomend verlies van functionele ruimte. - Verbetering ecologische waarde van groene bestemmingen, de omgeving van Molenheide en de militaire zone ter hoogte van de Kazernelaan (ca. 100 ha). De groene bestemming waarnaar wordt verwezen hebben in hoofdzaak in de huidige situatie een natuurfunctie, zodat hier geen functionele wijzigingen optreden. De omgeving van Molenheide die is voorgesteld als zone voor verbetering van de ecologische waarde kent momenteel een ‘natuurlijk’ (groen) karakter in combinatie met een economische functie (in hoofdzaak naaldbos). De economische functie zal verdwijnen. Binnen het ontwerp van ruimtelijk structuurplan wordt voor dit gebied een herbestemming naar recreatienatuur en bedrijvigheid (zuidelijke deel) voorgesteld. In hoeverre deze visie kan gecombineerd worden met de voorgestelde maatregelen vanuit natuur dient op projectniveau verder onderzocht te worden. - Actieve milieubouw op een aantal locaties die momenteel in landbouwgebruik zijn. Deze maatregel impliceert een verlies van ca. 100 ha landbouwgrond (akker en cultuurgrasland). Analoog aan de voorstellen voor het doortochttracé betreft het in hoofdzaak gebieden met een (zeer) hoge landbouwkundige waarde aan de rand van het groot samenhangend landbouwgebied van Peer-Linde. Maar die geen essentieel deel uitmaken van zones die op termijn als landbouwstructuur worden voorzien. Op bedrijfsniveau wordt het verlies van de landbouwgronden beoordeeld als sterk negatief, op mesoniveau als licht negatief. Op projectniveau dient nagegaan of de inzet van een begeleidingsplan voor de landbouw en/of de inzet van instrumenten waarover de Vlaamse overheid beschikt (grondenbank, grondruil, … ) voor dit project al dan niet zinvol zijn.
i.s.m.
deel 16.3-80
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
•
•
•
16.3.5.4
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Landschapsversterking op overhoeken (ter hoogte van meest noordelijke en meest zuidelijke tunnelsegment en in de vallei van de Mangelbeek – Winterbeek) Het betreft een totale oppervlakte van bijna 10 ha, in hoofdzaak in gebruik als weiland en iets mindere mate akker. De landbouwkundige waarde in deze zone is (zeer) laag. Op basis van de terreinverkenningen kan vermoed worden dat het hoofdzakelijk gaat om hobbylandbouw. Vanuit verscheidene beleidsdomeinen wordt voor het valleigebied behoud en versterking van de natuurlijke waarde benadrukt. Het verlies wordt dan ook als beperkt negatief beoordeeld. Versterking en actieve inrichting Laambeekvallei Gronden in het landschappelijk waardevol agrarisch gebied langsheen de Laambeek hebben een lage tot matige landbouwkundige waarde. Hier zijn in hoofdzaak kleinschalige landbouwactiviteiten aanwezig. Verscheidene beleidsvisies benadrukken de natuurlijke waarde van de vallei. Het verlies wordt dan ook als beperkt negatief beoordeeld. Viaduct over de Mangelbeekvallei thv de N715 De vallei heeft hier enkel een natuurfunctie. De voorgestelde maatregel heeft dan ook geen negatieve impact op het functionele ruimtegebruik.
Indirect verlies open ruimte, indirecte winst woongebied tgv opvulling ruimte tussen tracé en woonkernen Vanuit de inspraakreacties werd de bezorgdheid geuit dat de bestaande open ruimte ten westen van de woonkernen van Houthalen en Helchteren sterk zou verkleinen door opvulling van de ruimte tussen de kernen en het nieuwe tracé. Deze bezorgdheid is ontstaan uit de ervaring dat de afgelopen decennia in Vlaanderen de aanleg van een ringweg/omleidingsweg frequent gevolgd werd door een dergelijk ruimtelijke invulling. Een dergelijke evolutie wordt op deze locatie niet verwacht om onderstaande redenen. In het ontwerp van ruimtelijk structuurplan van de gemeente Houthalen-Helchteren is een analyse opgenomen van de nood aan bijkomende ruimte voor woningen. Uit deze analyse blijkt dat de woonbehoefte op korte en (middellange) termijn gerealiseerd kan worden binnen het huidige aanbod, maar de realisatiegraad echter onvoldoende is. Het bijkomend op de markt brengen van nieuwe bouwgronden wordt aangegeven als nietduurzame maatregel die zal leiden tot een groter aantal niet bebouwde bouwgronden waarvoor open ruimte opgeofferd werd en allerlei infrastructuur aangelegd werd. In het structuurplan worden dan ook andere maatregelen (verhogen woondichtheid in centra, terugdringen leegstand, ontwikkelen strategische projecten, uitwerken maatregelenpakket waardoor juridisch bebouwbare gronden sneller op de markt worden aangeboden, op de markt brengen van beperkt aantal niet juridisch bebouwbare kavels) voorgesteld. Vanuit dit oogpunt zijn dan ook geen argumenten aanwezig om de huidige woonkernen in westelijke richting te laten uitbreiden ten koste van de open ruimte. De vallei van de Mangelbeek is op provinciaal niveau aangeduid als natte natuurverbinding. Hierop aansluitend is op lokaal niveau (ontwerp gemeentelijk ruimtelijk structuurplan) de vallei van de Grote Winterbeek – Broekbeek aangeduid als natte natuurverbinding waarop in westelijke richting het gebied Kraanberg-Helchterenbos als natuurontwikkelingsgebied op lokaal niveau aansluit. Ook op hoger, Vlaams niveau is het belang van natuur in deze omgeving bevestigd via de afbakening van habitatrichtlijngebieden, VEN-gebieden en natuurreservaten (zie kaart 7.4). Het opvullen van open ruimte met woonzone tot tegen een weg betekent een verslechterde leefkwaliteit voor de huidige bewoners door het verlies van groenzone in de omgeving en leidt tot bijkomende woningen die geluidsgehinderd zijn. Dergelijke ad-hoc ontwikkelingen zijn een typevoorbeeld van slechte ruimtelijke ordening. Delen van de vallei zijn gelegen in veengronden en overstromingszone. Het bouwen in dergelijke gebieden wordt steeds minder toegelaten omwille van de overstromingsrisico’s die hiermee verbonden zijn.
i.s.m.
deel 16.3-81
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Op basis van informatie uit de bestaande ruimtelijke (ontwerp) structuurplannen in combinatie met de wetgeving omtrent bescherming van gebieden van belang voor natuur, kan duidelijk gesteld worden dat vanuit het ruimtelijk ordenings-aspect enkel argumenten aanwezig zijn om het open ruimtegebied tussen het nieuwe tracé en de bestaande woonkernen als open ruimte te behouden. Een behoud van de bestaande open ruimte (bevestiging huidige gewestplanbestemmingen en ontwerp gemeentelijk structuurplan) wordt dan ook verondersteld.
16.3.5.5
Impact op menselijk functionele relaties (verkeersafwikkeling) Barrièrewerking Doorsneden oost-west relaties In het noordelijke gedeelte van het omleidingstracé (tussen N715-Grote Baan en de N719-Lillosteenweg) worden een aantal gelijkvloerse relaties doorsneden door het omleidingstracé. • De relatie met de Koerselsedijk wordt hersteld i.f.v. de ontsluiting van de activiteiten van REMO. • De weg naar Spikkelspade, Loerstraat, Weg naar’t Heihuiske en Wolfdal worden gekruist door het tunneltracé. Hier dienen de bestaande verbindingen over de tunnel hersteld worden of eventueel (ifv precieze locatie van open tunneldelen) in meer of mindere mate samengebracht worden. • De Vijfeindestraat wordt onderbroken, doch deze straat ontsluit geen woon- of economische functie en kan zowel vanaf de zijde van Helchteren, als vanaf de zijde van Lillo bereikt worden. • De weg gaat als brug over het kruispunt van de Helzoldstraat, Guldensporenlaan en Lillosteenweg, zodat de bestaande verbinding (tussen woonkernen van Houthalen/Helchteren en Lillo behouden blijft. • In het valleigebied van de Mangelbeek – Winterbeek doorsnijdt het omleidingtracé de Mangelbeekstraat en Mispad. Beide wegen bedienen het achterliggende landbouwgebied. Mispad geeft verder tevens aansluiting op het recreatieve fietspad. Aangezien het Mispad een belangrijke langzaam verkeersverbinding is, is het van belang dat deze relatie behouden blijft. Dit moet op het projectniveau verder worden uitgewerkt. • In het zuidelijk gedeelte tussen de Michel Scheperslaan en de aansluiting op de E314 wordt een fietsrelatie parallel aan het bestaande spoor gekruist. Aangezien deze kruising ongelijkvloers gebeurt (omleidingstracé op niveau +1) blijft de relatie voor langzaam verkeer ongewijzigd. De relaties voor het lokale en langzaam verkeer blijven behouden, hetzij op de plaats waar ze nu aanwezig zijn, hetzij op een plaats in de directe omgeving (bundeling van oversteken), waardoor kan geoordeeld worden dat er weinig tot geen impact is op de relaties voor lokaal en langzaam verkeer t.h.v. het omleidingstracé. Er is wel een merkbare verbetering voor de langzame verkeersrelaties t.h.v. de huidige N715 aangezien de intensiteiten er sterk gedaald zijn en de N715 wordt heringericht (zie volgende paragraaf). Oversteekbaarheid N715 na aanleg omleiding De verkeersintensiteiten op de N715 dalen bij het aanleggen van het omleidingstracé. Een rechtstreeks gevolg is dat de oversteekbaarheid van de N715 stijgt omdat de hiaattijden groter worden. Door het uitvoeren van een herinrichting kan de oversteeklengte beperkt worden. Volgende tabel geeft een beeld van de oversteekbaarheid.
i.s.m.
deel 16.3-82
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Tabel 16-28: Oversteekbaarheid N715 bij realisatie omleidingtracé
Ten noorden van kern van Helchteren ochtendspits avondspits Ten noorden van de kern van Houthalen ochtendspits avondspits
Oversteeklengte in m
Intensiteiten in pae/uur
Gemiddelde wachttijd in seconden
Kwalificatie van de wachttijd
7 7
520 590
5s 7s
Goed Redelijk
7 7
930 1050
13 15
Matig Matig
Algemeen kan gesteld worden dat de oversteekbaarheid op N715 toeneemt t.o.v. de referentiesituatie bij de aanleg van het omleidingstracé. Hierbij dient er tevens rekening mee gehouden te worden dat bij de aanleg van het omleidingstracé de N715 geen categorisering als primaire weg heeft waardoor gelijkvloerse, niet geregelde oversteken kunnen aangelegd worden. Doorstroming openbaar vervoer Door het omleidingstracé worden geen bestaande OV-lijnen onderbroken. Op de N719 (Koolmijnlaan-BrugstraatGuido Gezellelaan) wordt de doorstroming tijdens de spitsuren bemoeilijkt door de toename van verkeer. Doch op andere assen zoals de N715-Grote Baan, N719-Helzodstraat – Kazernelaan, Herebaan-Oost en West, enz. zal de doorstroming t.g.v. de afname van de verkeersintensiteiten tijdens de spitsuren vlotter kunnen verlopen. Door het opmaken van aangepaste verkeerslichtenregelingen op de N715-Grote Baan kunnen de oost-west relaties op een gelijkwaardig niveau als de noord-zuid relaties gebracht worden. Globaal kan gesteld worden dat de doorstroming van het openbaar vervoer zal verbeteren bij het aanleggen van het omleidingstracé. Hierbij dient aandacht te gaan naar bijkomende maatregelen ter bevordering van de doorstroming van het openbaar vervoer op de N719 (Koolmijnlaan-Brugstraat-Guido Gezellestraat). Het Spartacusproject als onderdeel van het OV-netwerk zal in alle omstandigheden voorrang hebben waardoor de doorstroming steeds gegarandeerd wordt. De specifieke inrichtingsvoorstellen voor de Spartacustrajecten en hun beoordeling maakt deel uit van de Plan Mer voor het Spartacusproject. Het effect van aanleg van het omleidingstracé op de doorstroming van openbaar vervoer wordt matig positief beoordeeld. Verkeersveiligheid Lokaal verkeer Het aantal kruispunten op de N715-Grote Baan neemt niet af, doch de intensiteiten op de N715 zijn beduidend lager dan in de referentietoestand. Dit in combinatie met een herinrichting dragen bij aan een toegenomen verkeersveiligheid. Matig positief effect. Doorgaand verkeer Het verkeer dat zich op de N74- omleidingstracé bevindt wordt niet geconfronteerd met kruispunten, maar enkel met in- en uitvoegstroken en/of weefzones. Hierdoor wordt de verkeersveiligheid in de omgeving van de N74 / N715 sterk verbeterd. Sterk positief effect. Verkeersleefbaarheid In Tabel 16-29 is een toetsing aan de leefbaarheidscapaciteit opgenomen. Voor de toetsing worden de belangrijkste verkeersassen beschouwd. Voor deze assen wordt per as nog onderscheid gemaakt naar verschillende segmenten. Bij het aanleggen van het omleidingstracé wordt op alle beschouwde segmenten van de weginfrastructuur (zowel primaire als lokale wegen) aan de leefbaarheidscapaciteit voldaan.
i.s.m.
deel 16.3-83
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Tabel 16-29: Toetsing leefbaarheidscapaciteit omleidingtracé
Theoretis che capaciteit (in pae/uur per rijrichting)
Capaciteit in functie van leefbaarheid (in pae/uur per rijrichting)
3600
3600
3600
3600
3600
3600
3600
3600
1000
650
1000
650
1000
650
Kazernelaan
1000
650
Helzoldstraat
1000
650
Weg categorie
Omschrijving
Primaire weg I
N74
Ten noorden van Peersedijk omleidingstracé ten noorden van de aansluiting centrum zuid omleidingstracé ten zuiden van de aansluiting centrum zuid Grondgebied Zonhoven
N715
Ten noorden van het centrum van Helchteren Ten noorden van het centrum van Houthalen Ten zuiden van het kruispunt van de Koolmijnlaan/Meerstraat
Lokale I N719
Lillosteenweg
1000
650
Herebaan West
1000
650
Overschrijding capaciteit ifv leefbaarheid
OSP ASP
Referentie (in pae/uur per rijrichting) 15 760/1090 1080/1050 0
Na aanleg van het omleidingstracé (in pae/uur per rijrichting)16 820/1200 OSP 1190/1200 ASP 660/990 OSP
0
1040/820
ASP
0
1840/2130
OSP
0
1890/1510
ASP
890/1250 1090/600 710/1080 1020/1040 1030/1490 1500/1080 1650/2080
660/1800 1100/840 260/260 190/400 380/550 620/430 500/580
OSP ASP OSP ASP OSP ASP OSP
1960/1560
620/440
ASP
510/690 570/500
440/650 530/470
OSP ASP
350/640
240/470
OSP
570/430 660/850
480/360 370/560
ASP OSP
690/540
540/440
ASP
270/340 190/140
120/100 70/100
OSP ASP
Ochtendspits Avondspits
Effect op recreatieve relaties Ter hoogte van het Domein van Hoeverheide wordt het fietsroutenetwerk Limburg gekruist doch de recreatieve relatie verloopt ongelijkvloers (verbinding knooppunt 308-307) met het omleidingstracé. Nabij de woonwijk De Standaard wordt een verbindingsroute tussen het centrum van Houthalen en Heusden overbrugd. De langeafstandsfietsroute op de oude spoorberm wordt eveneens overbrugd nabij de woonwijk De Standaard. De momenteel ter hoogte van Peersedijk onderbroken recreatieve fietsroute kan hersteld worden doordat de verkeersintensiteiten en rijsnelheid op de N715 gevoelig afnemen waardoor er voor dit segment van het fietsroutenetwerk een positief effecten kan opgetekend te worden. Naast deze dient vermeld dat er in de aangesneden openruimtegebieden, hetzij bos, hetzij open landschappen, vaak land-, veld- of boswegen aanwezig zijn waardoor deze voor wandelaars bruikbaar zijn. Een aantal van deze al dan niet of deels verharde wegen wordt door de nieuwe infrastructuur doorgeknipt. Het openruimtegebied tussen de 15 16
Verkeersintensiteiten zijn als volgt te lezen xxxx/yyyy waarbij xxxx= richting noord of oost en yyyy= richting zuid of west Idem als voetnoot 12
i.s.m.
deel 16.3-84
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Mangelbeek en de Echelbeek-Winterbeek is via verschillende veldwegen toegankelijk, maar wordt door de nieuwe infrastructuur doorsneden. Wel dient hier gesteld dat dit deels met een brug gebeurt, waardoor beide deelgebieden niet volledig van elkaar afgesneden worden. Het wandelpad ‘Mispad’ dat een trage verbinding vormt tussen Lillo en Houthalen wordt wel doorgeknipt. De effecten voor de recreatieve relaties worden als matig positief ingeschat. Vergelijking van de varianten Varianten thv KMO-zone Het doorsnijden van functionele en recreatieve relaties door de variante is zijn volledig vergelijkbaar met het basisscenario. Ook wat betreft doorstroming van openbaar vervoer en verkeersleefbaarheid zijn de varianten vergelijkbaar met het basisscenario. Een relevant onderscheid wordt gemaakt op het vlak van doorstroming van het verkeer: in het basistracé kan het verkeer aan een constante snelheid over de N74 rijden (bochtstraal van 120 km/u); bij de varianten worden bochtstralen voorzien van 70 km/u. Met betrekking tot verkeersveiligheid is de variant met lokale weg parallel aan de N74 ten westen van de KMO-zone vergelijkbaar met het basisscenario. De variant met lokale weg aan de achterzijde van de KMO-zone is bochtig, waardoor de verkeersveiligheid verminderd. Varianten zuidelijke verknoping In de variant wordt het lokale verkeer vermengd met het verkeer op de primaire weg, wat de verkeersveiligheid niet ten goede komt (zie hoofdstuk 11.2.2 voor een verdere toelichting). De andere aspecten met betrekking tot functionele relaties worden op eenzelfde manier beïnvloedt in beide varianten.
16.3.5.6
Verstoring van de leefomgeving via geluid Volgende tabel geeft voor verschillende deelgebieden in het studiegebied aan hoeveel gebouwen (volgens overlay van de geluidscontourenkaart met het kadvec-bestand) gelegen zijn binnen een bepaalde verstoringszone (cfr de zones in figuur 16.3-10) veroorzaakt door verkeer. In de laatste 2 kolommen is het verschil aangegeven van het aantal gebouwen in een bepaalde leefkwaliteitszone tussen de referentietoestand en het omleidingsscenario. De referentietoestand is hier de toekomstige situatie zonder de realisatie van de noord-zuid (incl. autonome ontwikkelingen waaronder verwachte toename verkeer). Het verschil is aangegeven in absolute waarden t.o.v. de referentiesituatie (#) en in percenten t.o.v. de referentiesituatie (%) : • #: een negatieve waarde geeft aan dat er in het scenario minder gebouwen binnen de beschouwde zone gelegen zijn. Een positieve waarde wijst op een hoger aantal; • %: een waarde < 100 duidt op een vermindering tov de referentiesituatie. Een waarde > 100 wijst op een vermeerdering van het aantal gebouwen binnen de beschouwde zone
i.s.m.
deel 16.3-85
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Tabel 16-30: Aantal gebouwen binnen zones met verschillende leefkwaliteit (verkeerslawaai) voor verschillende situaties # gebouwen Bergbos-Doolbos
leefkwaliteit Referentie doortocht omleiding
#
%
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
5 0 -4
111 100 67
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
9
5
7
-2
78
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
1030 805 920
1378 554 743
1336 604 731
306 -201 -189
130 75 79
2755
2675
2671
-84
97
Totaal Bergbos-Doolbos Kievitwijk
Totaal Kievitwijk Kraanberg
Totaal Kraanberg kern Helchteren
Verschil Ref-omleiding
Lden in dB(A)
Totaal kern Helchteren lintbebouwing zuidwestHelchteren
46 7 12
31 7 9
51 7 8
65
47
66
1
102
10 30 89
15 44 72
30 23 80
20 -7 -9
300 77 90
129
131
133
4
103
4 3 2
2 3 0
3 1 3
-1 -2 1
75 33 150
50-55 56-60 >60 Totaal lintbebouwing zuidwest-Helchteren
Redelijk Matig Slecht
6 28 84 118
13 18 89 120
4 44 77 125
-2 16 -7 7
67 157 92 106
Lillo
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
290 197 217
305 175 193
373 165 224
83 -32 7
129 84 103
704
673
762
58
108
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
690 634 455
1056 351 349
985 424 351
295 -210 -104
143 67 77
1779
1756
1760
-19
99
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
351 524 476
753 261 315
605 454 333
254 -70 -143
172 87 70
1351
1329
1392
41
103
74 31 50
93 17 48
138 0 14
64 -31 -36
186 0 28
155
158
152
-3
98
Redelijk Matig Slecht
312 38 77
184 41 84
304 137 44
-8 99 -33
97 361 57
427
309
485
58
114
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
1329 857 308
1348 821 304
1258 1012 224
-71 155 -84
95 118 73
2494
2473
2494
0
100
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
0 56 87
0 75 71
0 64 78
0 8 -9
114 90
143
146
142
-1
99
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
267 37 21
230 71 27
10 258 61
-257 221 40
4 697 290
325
328
329
4
101
50-55
Redelijk
23
19
0
-23
0
Totaal Lillo kern Houthalen oostzijde
Totaal kern Houthalen oostzijde kern Houthalen westzijde
Totaal kern Houthalen westzijde lintbebouwing noordwestHouthalen 50-55 56-60 >60 Totaal lintbebouwing noordwest-Houthalen open bebouwing westHouthalen 50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
Totaal open bebouwing west-Houthalen oostrand kern Houthalen
Totaal oostrand kern Houthalen zuidrand kern Houthalen
Totaal zuidrand kern Houthalen De Standaard
Totaal De Standaard ten zuiden van De Standaard
i.s.m.
deel 16.3-86
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
# gebouwen
Verschil Ref-omleiding
Lden in dB(A)
leefkwaliteit Referentie doortocht omleiding
56-60 >60
Matig Slecht
#
%
18 33
21 36
48 30
30 -3
267 91
74
76
78
4
105
60 125 115
41 137 121
18 226 45
-42 101 -70
30 181 39
300
299
289
-11
96
1288 785 145
1290 798 142
1078 995 148
-210 210 3
84 127 102
Totaal Zonhoven
2218
2230
2221
3
100
Eindtotaal
13046
12755
13107
61
100
Totaal ten zuiden van De Standaard Zolder
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
Totaal Zolder Zonhoven
50-55 56-60 >60
Redelijk Matig Slecht
Stellen we het aantal gebouwen in de referentiesituatie gelijk aan 100 %, dan krijgen we voor doortocht en omleiding de volgende relatieve waarden voor het aantal gebouwen per hinderklasse: • Lden 50 – 55 dB(A): 107 • Lden 55 – 60 dB(A): 107 • Lden >60 dB(A): 79 De bekomen hindertabel die het aantal gehinderden weergeeft ten gevolge van verkeerslawaai is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 16-31: Aantal gehinderden binnen zones met verschillende leefkwaliteit (verkeerslawaai) voor verschillende situaties
Bergbos-Doolbos Kievitwijk Kraanberg kern Helchteren
Slaapgestoorden
gehinderden
ernstig gehinderden
Omleiding
slaapgestoorden
gehinderden
ernstig gehinderden
Referentiesituatie
43
19
14
40
17
13
137
73
45
130
68
43
7
3
2
6
3
2
2228
1080
735
2004
946
662
lintbebouwing zuidwest-Helchteren
127
68
42
129
68
42
Lillo
554
266
183
581
277
192
kern Houthalen oostzijde
1361
642
450
1229
561
407
kern Houthalen westzijde
1139
557
376
1039
485
344
121
58
40
86
36
29
lintbebouwing noordwest-Houthalen open bebouwing west-Houthalen oostrand kern Houthalen
278
124
92
304
131
101
1657
731
550
1629
707
541
zuidrand kern Houthalen
148
77
49
142
74
47
De Standaard
186
77
62
265
124
88
65
33
21
71
36
24
ten zuiden van De Standaard Zolder
262
129
86
226
104
75
Zonhoven
1384
588
460
1432
615
476
Eindtotaal
9695
4526
3207
9314
4251
3085
i.s.m.
deel 16.3-87
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Stellen we het aantal gehinderden in de referentiesituatie gelijk aan 100 %, dan krijgen we voor het omleidingtracé de volgende relatieve waarden voor het aantal gehinderden per hinderklasse: • Gehinderden: 96% • Ernstig gehinderden: 94% • Slaapgestoorden: 96%
Uit de tabel per deelgebied in combinatie met de kaarten 15.4.4 en 15.4.10 blijkt dat bij het omleidingstracé (t.o.v. de referentiesituatie): • in totaal iets minder gehinderden aanwezig zijn tov de referentiesituatie • het geluidsklimaat in de meeste zones ten oosten van de N715 verbetert; • de hinder ter hoogte van Bergbos-Doolbos licht afneemt voor wat de grootste hindercategorie betreft (dichtst bij de infrastructuur), en enigszins toeneemt voor de lichtste hindercategorie. Dit kan verklaard worden door het drukker worden van de N719; • de hinder in de Kievitwijk en Kraanberg voor wat de grootste hindercategorieën betreft eerder afneemt; • in de kern van Helchteren een verschuiving optreedt van de grootste hinderklassen naar de laagste hinderklasse; • er in de zone van de lintbebouwing ten zuidwesten van Helchteren enerzijds een verschuiving is van de grootste hindercategorie naar de zone met matige leefkwaliteit, maar anderzijds ook van de lichtste hindercategorie naar de zone met matige leefkwaliteit. Het eerste effect is eerder toe te schrijven aan de verbeterde doorstroming langs de Helzoldlaan, het tweede aan het verkeer op het omleidingstracé; • in Lillo het globale aantal huizen binnen de hinderzones toeneemt. Ook hier spelen zowel het omleidingstracé als de gewijzigde verkeersstromen op de Lillosteenweg een rol; • de situatie in de westelijke kern van Houthalen en langs de lintbebouwing in Houthalen-west verbetert. Hier blijkt de impact van een verbetering langsheen de Stationsstraat groter te zijn dan de impact van het omleidingtracé; • in de zone ‘open bebouwing west-Houthalen’ meer bebouwing binnen de hindercontouren vallen door de aanwezigheid van het omleidingstracé enerzijds, maar er ook een verschuiving optreedt van de grootste hinderklasse naar de matige hinderklasse door de gewijzigde doorstroming in de Stationsstraat: het verkeer in de Stationsstraat zorgt voor minder hinder in de grootste categorie; • de hinder in de zuidrand van de kern van Houthalen lichtjes verschuift van de grootste hinderklasse naar de matige hinderklasse; • de hinder in de woonwijk De Standaard zeer sterk verhoogt: het aantal gebouwen binnen de hoogste hinderklassen stijgt met factor 3 ( van 21 naar 61), binnen de matige hinderklasse met factor 7 (van 37 naar 258). • In de zone ten zuiden van De Standaard hoofdzakelijk een verslechtering optreedt : langs het omleidingstracé is er een verslechtering van redelijk of matig naar sterk verstoord. Langsheen de Stationsstraat is er evenwel plaatselijk wel een positieve verschuiving van sterk naar matig verstoord; Voor de zone Zolder kan hetzelfde gesteld, zij het minder uitgesproken voor wat de zone langsheen het omleidingstracé betreft, maar meer uitgesproken voor de zone langsheen de M. Scheperslaan; • In de zone Zonhoven verschuiven een 200-tal gebouwen van de zone met redelijke leefkwaliteit naar een zone met matige hinder.
16.3.5.7
Verstoring van de leefomgeving via lucht Zoals aangegeven in de methodiek, zijn de berekende wijzigingen in PM10-concentraties te klein om aan gekende dosis-effectrelaties te kunnen koppelen. Voor een toetsing aan het normenkader wordt verwezen naar hoofdstuk 15.4.
i.s.m.
deel 16.3-88
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.5.8
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Verstoring van de leefomgeving via water Bij de realisatie van het omleidingstracé zijn enkel ter hoogte van het tunnelsegment bemalingen noodzakelijk. Binnen de invloedstraal die berekend werd voor een bemaling zonder flankerende maatregelen zijn geen grondwaterwinningen of waterafhankelijke recreatie aanwezig. Oostwaarts van het tunnelsegment, waar bemalingen noodzakelijk zijn, zijn landbouwpercelen aanwezig langsheen de vallei van de Grote Winterbeek – Broekbeek. Uit een vergelijking van de berekende contouren (zie kaart 15.2.10) en het bodemgebruik (kaart 2.2) blijkt het aantal landbouwpercelen binnen de berekende contour voor grondwaterverlaging beperkt te zijn en niet te reiken tot aan de landbouwpercelen langsheen de Grote Winterbeek. Enkel ten noordwesten van Kievitwijk en noordoosten van Lillo zijn een aantal landbouwpercelen binnen de berekende invloedstraal gelegen. In functie van de te verwachten eco-hydrologische effecten, zijn bovendien maatregelen noodzakelijk die de impact van bemaling beperken. Deze maatregelen zullen in deze zones eveneens de impact op de landbouwpercelen beperken. Bijkomend dient opgemerkt dat de landbouwpercelen onmiddellijk grenzend aan het tracé zullen onteigend worden, zodat de impact van bemaling voor deze percelen weinig relevant is. Concluderend kan dan ook gesteld worden dat de tijdelijke wijziging van het grondwaterpeil op de landbouwvoering weinig tot niet relevant zal zijn. Een beperkt aantal woningen van de Kievitwijk bevinden zich aan de buitenzijde van de berekende invloedszone van bemaling. De bodem bestaat hier voornamelijk uit zand. Dit heeft een lage zettingscoëfficiënt zodat het risico op effecten beperkt is. Hier geldt bovendien dat reducerende maatregelen genomen dienen te worden in functie van natuurwaarden. In de project-MER zal gedetailleerd bepaald moeten worden of er bijkomende maatregelen genomen dienen te worden om zettingen aan bepaalde woningen te voorkomen. Hiervoor is bij verdere uitwerking van het project onderzoek noodzakelijk. Op kortere afstand van het tracé zijn verspreid een beperkt aantal boerderijen gelegen. In zoverre deze niet onteigend dienen te worden, zal in de project-MER onderzocht worden of flankerende maatregelen m.b.t. zettingen noodzakelijk zijn.
i.s.m.
deel 16.3-89
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
16.3.6
Effectbeoordeling omleidingtracé – leefbaarheid, varianten & cumulatieve effecten
16.3.6.1
Leefbaarheid tijdens aanlegfase Hinder tijdens de aanlegfase wordt niet van dien aard geacht dat een verdere uitwerking op planniveau relevant is. Dit effect wordt als niet significant beoordeeld voor de verschillende functies. De werfhinder is in geval van een omleidingtracé dus duidelijk minder zwaar dan in geval van een doortochttracé. Dit heeft ondere andere te maken met volgende aspecten (niet limitatief) : • Het betreft een nieuwe weg en geen ombouw van een weg • Tunnels zijn korter en kunnen worden aangelegd in open bouwput en in den droge • Er worden maar een paar belangrijke wegen gedwarst door de werf; deze moeten slechts zeer tijdelijk, mogelijks niet, worden onderbroken • Ter hoogte van tunnels wordt gewerkt met gesloten grondbalans, Op projectniveau wordt aan dit aspect meer aandacht gegeven. Naast hinder van de werf op zich zal hierbij eveneens aandacht geen naar de hinder tgv het werfverkeer, meer bepaald aan- en afvoer van materialen (in hoofdzaak aanvoer van ongeveer 1 650 000 m³ grond; ca 1 000 000 m³ voor variant verkeerswisselaar).
16.3.6.2
Leefbaarheid tijdens exploitatiefase Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de wijzigingen ter hoogte van het huidige tracé van de N74, waar door het ‘verdwijnen’ van het doorgaande verkeer globaal een verbetering kan verwacht worden en de wijzigingen langsheen het nieuw aan te leggen omleidingstracé, waar eerder een negatieve impact op de leefbaarheid wordt verwacht. Omgeving van de N715 – kern Houthalen Helchteren De verbetering van de leefbaarheid langsheen de huidige N715/N74 is vergelijkbaar met deze zoals beschreven voor de delen van het doortochttracé waar de N74 in tunnel voorkomt: zeer positief effect. Of het doorgaande verkeer ondergronds of op een andere locatie wordt voorzien, is in exploitatiefase immers geen onderscheidend element. Bovendien dient vermeld dat dit zeer positief effect optreedt voor alle 350 panden en ca 900 bewoners die voorkomen respectievelijk wonen langsheen de Grote Baan. Omgeving van het nieuwe N74-tracé (omleidingtracé) De woongebieden in de omgeving van het omleidingtracé zijn eerder beperkt , i.c. voornamelijk De Standaard en Lillo (naast uitlopende lintbebouwing in het noordwesten van Houthalen en zuidwesten van Helchteren). De impact van het omleidingtracé op de leefkwaliteit in deze woongebieden wordt als volgt beoordeeld : Lillo •
Geluidskwaliteit : Door de afscherming van het viaduct en zijn verhoogde ligging die het schermrendement optimaal maakt enerzijds en de vermindering van de verkeersdruk op de N719 ten gevolge van het project anderzijds is te begrijpen dat de geluidskwaliteit te Lillo statistisch gezien nauwelijks wijzigt zoals blijkt uit de modellering van het wegverkeerslawaai in deel 15.4. Voor de dichtst bij het viaduct gelegen woningen werd hoger sowieso reeds de onteigening voorgesteld (omwille van voornamelijk de visuele hinder, schaduwhinder, geluidshinder, …). Op grotere afstand in Lillo wordt de bijkomende geluidshinder ten gevolg van het project snel verwaarloosbaar zoals blijkt uit de modelresultaten van tabel 15.4.20 en beoordelen we het effect negatief
i.s.m.
deel 16.3-90
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
tot licht negatief (afhankelijk van afstand tot …). Nergens te Lillo wordt er overschrijding van richtwaarden verwacht. •
Luchtverontreiniging : er is geen noemenswaardige verandering van de luchtkwaliteit zoals blijkt uit de modelresultaten. Dit wordt mede veroorzaakt door de beperktere verkeersdruk op de N719 (trajecten 10 en 11). Geen tot licht negatief effect.
•
Visuele hinder : het viaduct dwarst Lillo in zijn meest oostelijke uitloper. Slechts een beperkt aantal woningen zal duidelijke visuele hinder ondervinden ten gevolge van het viaduct. Het betreft vooral woningen waarvan de achtertuinen zullen uitkijken op het viaduct , in casu een 3-tal woningen langs de zuidzijde van Guldensporenlaan en een 6-tal woningen langs de zuidzijde van de Lillosteenweg. Voor verderaf gelegen woningen of voor woningen langs de andere straatzijde kan er zeker nog zichtbaarheid van het viaduct zijn maar zal het viaduct niet meer dominant aanwezig zijn in het landschapsbeeld. Sterk negatief effect tot licht negatief effect (afhankelijk van afstand tot …).
•
Barrièrewerking, versnippering : De geplande weg dwarst Lillo op viaduct ter hoogte van het kruispunt Lillosteenweg-Heldoldstraat-Guldensporenlaan, in casu dus over de meest oostelijke uitloper van Lillo. Aangezien de dwarsing via een viaduct gebeurt (> 300 m lang) en het gehucht aangesneden wordt aan zijn uiterste uiteinde is de barrièrewerking van de weg binnen het gehucht zelf maar ook tussen het gehucht en Houthalen beperkt. De ruimtelijke samenhang van Lillo en de relatie van Lillo met zijn omgeving worden slechts in zeer beperkte mate beïnvloed. Licht negatief effect.
•
Rekening houdend met de afstand tot het viaduct beoordelen we de leefbaarheid, op basis van expertenoordeel, als volgt : o 2 woningen langs Helzoldstraat/Lillostwg en 2 woningen langs Guldensporenlaan : sterk negatief effect : voorstel om te onteigenen (reeds vermeld in par. 16.3.5.2.) o 6-tal woningen langsheen (zuidzijde) Lillosteenweg en 3-tal woningen langs Guldensporenlaan : negatief effect o Overige woningen : geen effect tot licht negatief effect
•
Milderende maatregelen verder uit te werken op projectniveau zijn : o architectonisch concept van het viaduct en zijn landschappelijke inpassing o geluidsarme wegbedekking en performante geluidsafscherming viaduct (ic verdergaand dan reeds in geluidsmodel is opgenomen)
Wijk Standaard : •
Geluidskwaliteit : Ter hoogte van de meest westelijke rand van De Standaard verslechtert de geluidskwaliteit, vooral langs de noordzijde van de wijk (bvb MPa20) waar vandaag een goed geluidsklimaat heerst. Langs de zuidzijde (bvb MPa19) van de wijk wordt het huidige akoestisch klimaat vandaag immers wem reeds in hoge bepaald door het verkeerslawaai. Voor wat betreft de eerste lijnsbebouwing is dit effect te beoordelen als negatief effect. Dieper in de wijk, achter de geschakelde eerste lijnsbebouwing, is het effect licht negatief en zal het geluidsklimaat bepaald blijven door woongeluiden. Nergens is er overschrijding van richtwaarden.
•
Luchtverontreiniging : De dichtste bewoning (appartementsblok) ligt naar schatting ca 40 m uit de as van het viaduct waardoor geen normoverschrijdingen te verwachten zijn maar wel stijging van de achtergrondconcentraties NOx en PM10. Negatief effect. Voor de rest van de wijk is de beoordeling geen tot licht negatief effect.
•
Visuele hinder : het omleidingstracé ter hoogte van de Standaard zal grotendeels visueel afgeschermd zijn door aanwezig bos tussen het geplande project en de wijk. Omwille van de afschermende functie is het
i.s.m.
deel 16.3-91
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
dan ook aangewezen dat dit bos behouden blijft. Enkel ter hoogte van de plaats waar het viaduct het dichtst bij de Standaard komt net op de plek waar ook het enige appartementsblok (8 wooneenheden) voorkomt in de wijk kan het viaduct zichtbaar zijn. Vanuit de wijk zal het project niet zichtbaar zijn. Licht negatief effect. •
Barrièrewerking : de Standaard grenst aan de open ruimte waarbij enkel langzaam verkeersrelaties in westelijke richting doordringen in de natuur- en landbouwgebieden, over het voormalige spoor (thans fietspad). De bouw van een viaduct ter hoogte van de Standaard verhoogt de barrièrewerking niet. Geen effect.
•
Rekening houdend met de afstand tot het viaduct beoordelen we de leefbaarheid, op basis van expertenoordeel, als volgt : o Appartementsblok (8 wooneenheden) in de Standaard : negatief effect o Rest van de eerstelijnsbebouwing : licht negatief effect o Overige woningen in de Standaard : geen effect
•
Milderende maatregelen verder uit te werken op projectniveau zijn : o architectonisch concept van het viaduct en zijn landschappelijke inpassing o geluidsarme wegbedekking en performante geluidsafscherming viaduct (ic verdergaand dan reeds in geluidsmodel is opgenomen) o (eventueel) akoestische beglazing appartementsblok in De Standaard
Het tracé doorsnijdt een aantal landbouwgebieden. Of deze aansnijding op micro-niveau betekent dat de leefbaarheid van een aantal landbouwbedrijven in het gedrang zou komen, moet bij verdere uitwerking van het project onderzocht worden. Rekening houdend met de visies die bestaan rond de ontwikkelingen van het openruimte-gebied ten westen van Houthalen en Helchteren en de relatief beperkte aanwezigheid van landbouwgronden (met beperkte landbouwkundige waarde), kan gesteld worden dat de leefbaarheid van landbouw op mesoniveau niet in het gedrang komt en de impact eerder beperkt is: licht negatief effect. De realisatie van het omleidingtracé voorziet in een verbeterde ontsluiting van Centrum Zuid. Verstoringseffecten zijn hier, gezien het type activiteiten, weinig relevant. De impact op de industriële activiteiten kan voor dit terrein dan ook als zeer positief omschreven worden. De KMO-zone in het noorden van de gemeente zal, obv het basistracé volledig verdwijnen: zeer negatief op microniveau; matig negatief op mesoniveau. De leefbaarheid van de bedrijven moet gegarandeerd worden door het voorzien van alternatieve (minstens evenwaardige) nieuwe locaties. Specifieke locaties voor recreatie worden niet aangesneden. Het valleigebied van de Mangelbeek – EchelbeekWinterbeek fungeert als wandelgebied. Doorsnijding van de vallei door het omleidingstracé zal de aantrekkingskracht van dit gebied verminderen: matig negatief effect. Aansnijding van recreatieve verbindingen is beschreven in hoofdstuk 16.3.5.4.
Samenvattende beoordeling van de impact op de leefbaarheid tijdens de exploitatiefase • Landbouwfunctie: licht negatief effect op mesoniveau • Woonfunctie: zeer positief effect thv de vernieuwde N74, zeer negatief effect thv de Standaard, matig negatief effect in andere woonzones in omgeving van nieuwe tracé • Industriële functie; handel en horeca: zeer positief effect thv Centrum Zuid; matig negatief effect thv KMO-zone (zeer negatief op microniveau) • Recreatieve functie: neutraal effect
i.s.m.
deel 16.3-92
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.6.3
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Vergelijking van de varianten KMO-zone Het basistracé voorziet in een vlottere doorstroming van het verkeer op de N74. Zowel de variant met de lokale weg aan de westzijde als variant met de lokale weg aan de oostzijde van de KMOzone betekenen dat (minstens een aantal) bedrijven op de KMO-zone kunnen behouden blijven. Zoals aangegeven in hoofdstuk 16.3.5.2 biedt het opheffen van de KMO-zone echter talrijke ruimtelijke potenties en wordt gesteld dat de sterk positieve effecten van algemeen belang de sterk negatieve effecten van particulier belang overstijgen. Voorwaarde is wel dat ondersteunende flankerende maatregelen (herlocalisatie) gekoppeld worden aan de onteigeningen. De voorkeur gaat uit naar het basisalternatief. Vergelijking van beide varianten aan de KMO-zone onderling geeft aan dat tussen deze twee varianten de voorkeur uitgaat naar de variant met de lokale weg parallel aan de N74 aan de westzijde van de KMO-zone. De argumentatie hiervoor is analoog aan deze voor de vergelijking van het basistracé en variant voor doortochttracé (zie hoofdstuk 16.3.4.3).
Zuidelijke aansluiting Het ruimtebeslag in de variant van verknoping is meer geconcentreerd rond het huidige knooppunt tegenover een ruimtebeslag langsheen de E314 voor het basisscenario. Het functionele gebruik van de gronden is vergelijkbaar. Ook naar verstoring toe (geluid, luchtkwaliteit) is er weinig of geen onderscheid tussen beide varianten. Het voornaamste onderscheid tussen beide varianten is gesitueerd op verkeerskundig vlak, van waaruit de voorkeur gaat naar het basisscenario.
16.3.6.4
Cumulatie met Spartacusproject Zoals aangegeven in hoofdstuk 12 zijn volgende combinaties met het omleidingstracé van de NoordZuid relevant: • NoordZuid en Spartacus op omleiding (niet-strakke bundeling): impact op leefbaarheid via geluidsverstoring • NoordZuid op omleiding en Spartacus op doortocht: impact op leefbaarheid via geluidsverstoring en bijkomende aantasting van functionele verbindingen.
NoordZuid en Spartacus op omleiding (niet-strakke bundeling) Zoals aangegeven in de conclusie van de discipline geluid (zie hoofdstuk 15.4.5) wordt thv de westkant van de Kievitwijk en de Standaard (tot op een afstand van 100 m van de sneltramlijn) een hoorbaar cumulatief effect verwacht. Een ruwe raming wijst op een 15-tal woningen thv de Kievitwijk en een 40-tal woningen thv de Standaard, waar het geluidsklimaat bijkomend zal verslechteren. Het is voor de hand liggend dat gezocht moet worden naar maatregelen die de impact beperken. Dergelijke maatregelen zullen in het MER voor Spartacus uitgewerkt worden. In het projectMER van de N74 wordt wel nagegaan in hoeverre maatregelen voor de weg kunnen gecombineerd worden met maatregelen voor het Spartacusproject.
i.s.m.
deel 16.3-93
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
NoordZuid op omleiding en Spartacus op doortocht De positieve impact van het verdwijnen van het doorgaande verkeer van de N715 op de leefkwaliteit en belevingswaarde in de centra van Houthalen en Helchteren zal beperkt worden: • de oversteekbaarheid van de N715 zal opnieuw afnemen en de kans op verkeersongevallen met zwakke weggebruikers verhogen aangezien: - het spoorgebonden voertuig steeds voorrang heeft op andere verplaatsingsmodi - het spoorwegvoertuig zich met een “hoge” snelheid op het traject verplaatst - de oversteeklengte toeneemt bij een gelijkvloerse aanleg van de railinfrastructuur • De ruimte voor herinrichting van de centra wordt beperkt (minder ruimte voor vrijliggende fietspaden, brede voetpaden, parkeerstroken, publieke functies, begeleidend groen, …) • De afstand tussen het gemotoriseerd verkeer en gevels van de eerstelijnsbebouwing zal opnieuw beperkt worden. Ook wanneer enkel lokaal verkeer doorheen de kernen van Houthalen en Helchteren wordt geleid, zal de impact van het wegverkeer op het geluidsklimaat veel groter zijn dan de impact van een sneltramlijn. In hoofdzaak zijn dus maatregelen om de impact van het wegverkeer te beperken noodzakelijk. Binnen het projectMER wordt aangegeven welke maatregelen bij herinrichting van de N715 mogelijk zijn. Hierbij zal eveneens aandacht gaan met combineerbaarheid van maatregelen voor de weg en de sneltram.
i.s.m.
deel 16.3-94
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.7
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Samenvatting maatregelen, randvoorwaarden en onderzoekstopics ifv verdere procesverloop Vanuit de receptor mens wordt een onderscheid gemaakt tussen maatregelen die het directe verlies van eigendommen moeten beperken (en waar niet mogelijk, compenseren) en maatregelen die de verstoringseffecten beperken zodat de impact op de leefbaarheid wordt geminimaliseerd.
16.3.7.1
Doortochttracé De inschatting van het direct en indirecte ruimteverlies, met name de onteigenen aantallen woningen, aantallen bedrijven en oppervlakte landbouwgrond, is een eerste inschatting op planniveau. Rekening houdend met het principe van evaluerend ontwerpen, zullen de exacte aantallen en oppervlakten pas op projectniveau gekend zijn. Op projectniveau dient eveneens een regeling te worden uitgewerkt voor vergoeding van het direct ruimteverlies, de wijze van verwerving en omgang met gedupeerden, de sociale begeleiding, … Na de aanleg van de ondergrondse tunnels komt bovengronds opnieuw ruimte vrij voor functionele invulling. Het betreft : - Ruimte boven de tunnels zelf, te herbestemmen voor verkeer (locaal verkeer, openbaar vervoer, langzaam verkeer), publieke functies, groenvoorziening, parkeren, … - Ruimte die nodig was voor de aanleg maar niet voor de exploitatie, kadastrale percelen die in totaliteit onteigend werden, overhoeken waar infrastructuur wordt opgebroken, voormalige werfzones, … : te herbestemmen voor parkachtige inrichting (groene, blauwe en oranje functies), voor woningbouw en/of centruminbreiding. Om een maximale ruimtelijke kwaliteit te verkrijgen lijkt het aangewezen op projectniveau een inrichtingsplan op te maken voor herbestemming en inrichting van deze zones waarbij een winback kan verkregen worden op het geleden functieverlies.
Tijdens de aanlegfase wordt in belangrijke mate hinder verwacht, dit zowel voor omwonenden als voor de doorstroming van verkeer. Omdat de ‘tijdelijkheid’ van deze fase een aantal jaren omvat, zijn maatregelen om de leefbaarheid in deze fase te verbeteren noodzakelijk. Vanuit de analyse op projectniveau zullen maatregelen voorgesteld worden. Om sluipverkeer tot een minimum te herleiden dient een goed uitgewerkt pakket van Minder Hinder maatregelen samengesteld te worden.
Om hinder tijdens de exploitatiefase te beperken, en dus de leefbaarheid te vergroten, zijn volgende voorstellen of randvoorwaarden geformuleerd: • Beperken barrière-effect: - aansluiting lokaal verkeer volgens rechts in / rechts uit-principe: over te nemen als projectkenmerk (randvoorwaarde) - ongelijkvloerse oversteekmogelijkheden voor zachte weggebruikers waar primaire weg op maaiveldniveau ligt: op projectniveau uit te werken waar oversteekmogelijkheden moeten voorzien worden - keerbewegingen voor lokaal verkeer noodzakelijk; voorziene mogelijkheden (thv KMO-zone, thv knoop Peersedijk, centrum Helchteren, centrum Houthalen en thv Souwstraat) vormen randvoorwaarde voor uitwerking concrete project. • Doorstroming openbaar vervoer: wordt globale verbetering voorspeld, maar op projectniveau specifiek na te gaan of/welke maatregelen thv de uitwisselingspunten tussen de N74 (doorgaand verkeer) en de N715 (lokaal verkeer) noodzakelijk zijn. • Beperken impact op geluidsklimaat:
i.s.m.
deel 16.3-95
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Het gebruik van een akoestisch vriendelijk wegdek en aanleg van absorberende tunnelmondwanden vormen randvoorwaarden bij de uitwerking op projectniveau - Op projectniveau worden mogelijkheden van schermmaatregelen onderzocht (incl hun efficiëntie) en concrete voorstellen uitgewerkt Het voorzien van immissiereducerende maatregelen (bv een luchtzuiveringssysteem thv de tunnels) wordt als randvoorwaarde vooropgesteld. Op projectniveau zullen meer concreet mogelijkheden van dergelijke systemen onderzocht worden. Daar waar drinkwaterwinningen een invloed zouden kunnen ondervinden van de aanleg van de weg, moeten maatregelen uitgewerkt worden (bv door het voorzien van een (tijdelijke) drinkwatervoorziening. De noodzaak wordt als zeer beperkt ingeschat, maar dient op projectniveau verder onderzocht. Bij de concrete projectuitwerking (ontwerpfase) zal gedetailleerd bepaald moeten worden of er bijkomend maatregelen genomen dienen te worden om zettingen aan bepaalde woningen te voorkomen. -
•
•
•
Uitwerking van maatregelen die de verscheidene hinderaspecten beperken zullen leiden tot een verbetering van de leefbaarheid (waarbij leefbaarheid van de verscheidene functies in beschouwing wordt genomen). Op projectniveau zal een inschatting gemaakt worden van de resulterende leefbaarheid. Evenwel is het een illusie te veronderstellen dat op projectniveau de hinder en leefbaarheid totaal kunnen geobjectiveerd worden. Eigen aan hinderbeleving is immers dat deze sterk afhankelijk is van de achtergrond, ingesteldheid van de gehinderde. Omwille van deze reden verdient het aanbeveling op projectniveau, bij de uitwerking van maatregelen, de gehinderde actoren zelf te betrekken. Dit was op het planniveau niet enkel onmogelijk omwille van het schaalniveau maar ook omwille van de onmogelijkheid tot een sereen overleg zolang geen finale tracékeuze is gemaakt. Mogelijk kunnen voor een aantal locaties onvoldoende maatregelen uitgewerkt worden om een goede leefkwaliteit tijdens de exploitatiefase te kunnen garanderen. Voor de betreffende woningen en/of handelszaken zal in dit geval een voorstel voor vrijwillige onteigening uitgewerkt worden.
i.s.m.
deel 16.3-96
planMER N74│04005746 Projectstudies (inc. MER, GRUP, RVR, ontwerp) ten behoeve van de realisatie van de Noordzuidverbinding te Houthalen-Helchteren
16.3.7.2
Deel 16.3: Receptorgerichte analyse - Receptor Mens
Omleidingtracé Een herinrichting van de N715 (lokaal verkeer) is als uitgangspunt aangenomen in de effectbespreking. Een herinrichting van de N715 vormt dan ook een randvoorwaarde bij de uitwerking op projectniveau. Het direct verlies werd op planniveau naar best vermogen ingeschat maar kan, in beperkte mate, worden bijgesteld op projectniveau in meer of min. Voor het directe verlies dienen flankerende maatregelen te worden onderzocht op projectniveau. Het betreft o.a. : - Specifiek voor het bedrijventerrein Helchteren kunnen op het projectniveau herlocalisatiemogelijkheden onderzocht worden, al dan niet verspreid over meerdere zones, al dan niet binnen Houthalen-Helchteren en die al dan niet een planologisch initiatief vereisen. - Specifiek voor de onteigening van woningen is het mogelijk reeds in studiefase op projectniveau in overleg te gaan met de gedupeerden. - Specifiek voor de landbouw dient de zinvolheid van een begeleidingsplan te worden onderzocht, desgevallend met inzet van instrumenten waarover de Vlaamse overheid beschikt (grondenruil, grondenbank, …). Het hinderaspect tijdens aanlegfase zal op projectniveau ingeschat worden en waar nodig maatregelen uitgewerkt worden. Op planniveau wordt dit immers als weinig belangrijk beoordeeld in geval van een omleidingstracé. Om hinder tijdens de exploitatiefase te beperken zijn volgende voorstellen of randvoorwaarden geformuleerd : • In de project-MER zal gedetailleerd bepaald moeten worden of er bijkomende maatregelen genomen dienen te worden om zettingen aan bepaalde woningen te voorkomen. • Op projectniveau wordt nagegaan welke maatregelen de leefbaarheid kunnen verbeteren. Hierbij zal in hoofdzaak aandacht uitgaan naar de leefbaarheid ter hoogte van Lillo en de Standaard, maar ook maatregelen om de recreatieve waarde van de omgeving te behouden/versterken zullen aan bod komen. • Bijzondere aandacht dient in het geval van omleiding zeker ook te gaan naar de architectonische kwaliteit van viaducten en kunstwerken en naar hun landschappelijke integratie in de omgeving. • Beperken impact op geluidsklimaat: - Het gebruik van een akoestisch vriendelijk wegdek en aanleg van perfromante geluidsschermen en/of bermen vormen randvoorwaarden bij de uitwerking op projectniveau - Op projectniveau worden mogelijkheden van schermmaatregelen onderzocht (incl hun efficiëntie) en concrete voorstellen uitgewerkt Op projectniveau zal een inschatting gemaakt worden van de resulterende leefbaarheid. Evenwel is het een illusie te veronderstellen dat op projectniveau de hinder en leefbaarheid totaal kunnen geobjectiveerd worden. Eigen aan hinderbeleving is immers dat deze sterk afhankelijk is van de achtergrond, ingesteldheid van de gehinderde. Omwille van deze reden verdient het aanbeveling op projectniveau, bij de uitwerking van maatregelen, de gehinderde actoren zelf te betrekken. Dit was op het planniveau niet enkel onmogelijk omwille van het schaalniveau maar ook omwille van de onmogelijkheid tot een sereen overleg zolang geen finale tracékeuze is gemaakt. Mogelijk kunnen voor een aantal locaties onvoldoende maatregelen uitgewerkt worden om een goede leefkwaliteit tijdens de exploitatiefase te kunnen garanderen. Voor de betreffende woningen zal in dit geval een voorstel voor vrijwillige onteigening uitgewerkt worden.
i.s.m.
deel 16.3-97