Cash Report 2011
Inhoudsopgave Voorwoord
2
1 Introductie n Management Samenvatting n Aanpak en methodiek
4
2 Het cashdomein in Nederland n Wat is geld? n Geld is vertrouwen n Hoeveel geld is er in omloop? n Groeit de hoeveelheid contant geld in Nederland? n Hoe vaak wordt contant geld gebruikt? n De cash-cycle n Overlegorganen n Wet- en regelgeving
8
3 Cash en de consument n De consument kiest n Cash is anoniem n Cash is zeker n Cash is direct n Cash is tastbaar n Cash is (on)veilig n Cash is duur
20
4 De stakeholders en hun positie in de cash-cycle n Banken en creditcard maatschappijen n Toonbankinstellingen n Overheid n Cashindustrie
32
5 De toekomst van cash n De cashless society n Toekomstscenario’s
40
Bijlagen Lijst van geraadpleegde bronnen Lijst van geïnterviewden
44
Dankwoord Colofon
48
Cash Report 2011 NLv1.1
Voorwoord Contant geld is al eeuwenlang veruit het belangrijkste medium voor betalingen. Pas in de vorige eeuw heeft cash serieuze concurrentie gekregen van de cheque, diverse elektronische substituten als de debet- en creditcard en sinds het begin van deze eeuw, van een variëteit aan (elektronische) contactloze betaalmethoden. Het relatieve aandeel van contant geld in het toonbankbetalingsverkeer vertoont het afgelopen decennium dan ook een dalende tendens, maar hoe snel en in welke mate deze trend zich zal voortzetten is hoogst onzeker.
2›3
Diverse signalen wijzen erop dat een volledig cashless society geen realistische optie is. Eerder lijkt er sprake te zijn van een (zoeken naar een) nieuw evenwicht tussen het aantal contante en elektronische betalingen. De twee grote ‘drivers’ in dit proces zijn (kosten)efficiency en veiligheid, maar het is uiteindelijk de klant die bepaalt hoe hij/zij betaalt. Maatschappelijk gezien is Nederland gebaat bij een robuust, efficiënt, veilig en zo goedkoop mogelijk betaalsysteem. De essentiële vraag is ons inziens: hoe ziet een
dergelijk systeem er voor de toekomst uit? En meer: zijn de diverse stakeholders – met als belangrijkste de systeembanken, De Nederlandsche Bank, de toonbankinstellingen, de overheid en de industriepartners – gezamenlijk in staat om tot een dergelijk betaalsysteem te komen? Op dit moment vindt er tussen het merendeel van bovengenoemde stakeholders in diverse samenstellingen overleg plaats over ons betaalsysteem. Er zijn verschillende belangen bij de stakeholders te herkennen. De bancaire wereld stuurt in sterke mate aan op een transitie van cash naar elektronisch betalen, niet alleen in de daadwerkelijke dienstverlening maar ook in de berichtgeving erover. De toonbankinstellingen worstelen met een moeizame afweging tussen veiligheid, kosten, concurrentiepositie en gemak voor de consument. De overheid heeft vanuit haar verschillende rollen verschillende belangen bij het betaalverkeer, en neemt daardoor evenmin een eenduidige positie in. De wensen van de consument zelf worden in maar zeer beperkte mate in het beleid meegenomen. Terwijl deze, om redenen die in dit Cash Report 2011 worden toegelicht, nog steeds volop cashbetalingen doet - en waarschijnlijk zal blijven doen. Feit is dat zolang er sprake is van contant geldverkeer, zowel de individuele consument als de maatschappij als geheel erbij gebaat is dat cash een zo veilig en efficiënt mogelijke betaalmethode blijft. Aangezien contant geld rouleert in een keten kan dit enkel gebeuren als alle schakels in die keten daaraan meewerken en bereid zijn daarin te
‘Er zal altijd cash blijven en dat betekent dat er ook een visie moet zijn ten aanzien van het omgaan met cash.’ Jos van der Stap, Landelijk Over val Coördinator, Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD)
blijven investeren. Banken, retailers, de overheid en de cashindustrie tezamen moeten veel meer inzetten op een gezamenlijk ontwikkelde visie en strategie om de cash-cycle veiliger en efficiënter te maken. In dit cashreport hebben wij de positie van alle stakeholders in het cashdomein zo onbevooroordeeld mogelijk beschreven. We hebben daartoe aansprekende representanten van de belangrijkste stakeholders in het cashdomein aan het woord gelaten en hun meningen zoveel mogelijk in onderlinge samenhang, en door deskresearch ondersteund, belicht. Met dit document hopen wij de feitelijke basis te leggen voor een meer integraal overleg tussen alle stakeholders met betrekking tot het (maatschappelijk) meest wenselijke toekomstscenario voor ons chartaal betalingsverkeer. Gert Askes Managing Director G4S Cash Solutions Nederland/België Paul van der Knaap Director Solutions G4S Cash Solutions Nederland/België
4›5
1 Introductie 1.1 Management Samenvatting In dit document wordt de positie van alle stakeholders in het cashdomein zo onbevooroordeeld mogelijk in kaart gebracht en zijn de diverse belangen binnen dit domein in hun onderlinge samenhang beschreven. Hoofdstuk 2 geeft een aantal ‘facts en figures’ weer, zoals de hoeveelheid geld in omloop, de frequentie waarmee elektronisch en contant betaald wordt en het gemiddelde transactiebedrag. Duidelijk is dat het totaal aantal PIN-transacties toeneemt, maar tegelijkertijd het aantal contante transacties nog niet echt lijkt af te nemen. Dat wijst erop dat het totaal aantal transacties in Nederland dus nog steeds toeneemt. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk de cash-cycle beschreven: contant geld is immers in beweging en doorloopt een (levens-)cyclus van productie en uitgifte tot uiteindelijke vernietiging. Hoofdstuk 3 behandelt de vraag waarom ondanks het succes van PINnen contant geld nog steeds veruit het meest gebruikte betaalmiddel is. Dit hangt samen met een aantal unieke attributen van cash: het feit dat het anoniem is, tastbaar en leidt tot ‘direct settlement’. Aan het gebruik van cash zijn evident een aantal voordelen voor (bepaalde) consumenten verbonden, waaronder de mogelijkheid om uitgaven te kunnen budgetteren. Anders dan wel
‘Het uitgavenpatroon van mensen is bewezen afhankelijk van de verschijningsvorm van geld.’ Henriette Prast, Hoogleraar Persoonlijke Financiële Planning, Universiteit van Tilburg
gedacht wordt, wordt het gebruik van contant geld ook niet als onveilig ervaren. Het slot van dit hoofdstuk behandelt de vraag of contant geld in maatschappelijk opzicht duurder is dan giraal geld. Die vraag blijkt niet eenduidig te beantwoorden. In hoofdstuk 4 wordt de positie beschreven die de diverse stakeholders in het cashdomein innemen ten aanzien van (het gebruik van) contant geld. De systeembanken zetten overduidelijk in op een ontmoedigingsbeleid en promoten het gebruik van elektronische betaalmiddelen met het oog op kostenefficiency. Deze policy blijkt evenwel niet direct door harde gegevens te kunnen worden gemotiveerd: het is nauwelijks vast te stellen of een contante betaling voor de banken duurder, even duur of goedkoper is dan een elektronische betaling. Voor de retailers is contant geld tegelijk een zegen en een vloek. Waar de grootbedrijven contant geld om veiligheidsredenen het liefst de
winkels uit willen hebben, kiest het MKB vaak voor contant of een mix van giraal en cash. Dit omdat men de gunst van de consument niet wil verliezen, geen omzet wil missen en soms omdat contante betalingen nu eenmaal praktisch zijn. Ook de overige toonbankinstellingen zijn niet a priori tegen contant geld, al verschilt het beeld sterk. In dit hoofdstuk wordt ook de positie van de overheid beschreven, voor wie contant geld een niet te missen bron van inkomsten vormt. Tegelijkertijd geldt dat de overheid er belang bij heeft dat betalingen zoveel mogelijk elektronisch plaatsvinden. Geldstromen zijn zo immers beter controleerbaar, wat handig is bij het heffen van belasting, zwartgeldbestrijding en het opsporen van criminele gelden. Afgesloten wordt met de positie van de cashindustrie, die zich richt op het zo veilig en kostenefficiënt mogelijk inrichten van de cash-cycle. Naar verwachting zal de industrie de komende jaren een snelle ontwikkeling laten zien, waarbij de huidige service providers zich meer en meer tot ketenregisseur en total solutions provider zullen ontwikkelen. Daarvoor moeten echter nog wel de nodige belemmeringen worden weggenomen, onder meer op het terrein van wet- en regelgeving.
‘Ondernemers willen cash graag op een veilige en kostenefficiënte manier kwijt.’ Els Prins, Secretaris Auteursrecht, betalingsverkeer en criminaliteit, MKB Nederland
6›7
Hoofdstuk 5 tot slot behandelt de toekomst van contant geld. Gesteld wordt dat het niet erg aannemelijk lijkt dat cash ooit volledig verdwijnt. Daarvoor zijn zowel de voordelen verbonden aan het gebruik van cash als de nadelen van (volledig) elektronisch betalen te groot. Het is dan ook de vraag of een afname van het chartale betalingsverkeer überhaupt een wenselijke ontwikkeling is. Geen enkel betaalsysteem, en dat geldt ook voor een giraal systeem, kan immers zonder back-up. In het geval van giraal betalen is dat cash. Niet alleen de vitale systemen van het girale betalingsverkeer kunnen geraakt worden door een (langdurige) storing, ook de (data)veiligheid kan (kortere of langere tijd) in het geding zijn. Contant geld kan dan (op zijn minst periodiek) onmisbaar blijken. Tegelijkertijd geldt dat, onmisbaar of niet, aan contant geld nadelen verbonden blijven die geminimaliseerd dienen te worden om de maatschappelijke kosten en de kosten voor de afzonderlijke stakeholders zo laag mogelijk te houden en de veiligheid van de gebruikers van cash te waarborgen. Aangezien contant geld rouleert in een keten kan dit enkel gebeuren als alle schakels in die keten daaraan meewerken en bereid zijn daarin te blijven investeren. Het Cash Report 2011 eindigt met een pleidooi voor scenariodenken en samenwerking tussen alle in de cashcycle betrokken partijen in de vorming van een gezamenlijke visie op de toekomst van cash in Nederland gericht op een zo veilig en efficiënt mogelijk cashdomein.
1.2 Aanpak en methodiek Met het Cash Report 2011 hebben we een zo objectief mogelijk beeld willen schetsen van het cashdomein in Nederland. Waar mogelijk beschouwen we de ontwikkeling over de jaren heen en zetten we Nederland in Europees perspectief. We hebben gebruik gemaakt van een diversiteit aan schriftelijke bronnen, opgesteld door een verscheidenheid aan belanghebbenden bij het betalingsverkeer. Voor zover hieruit geciteerd wordt, zijn deze met bronvermelding verantwoord in de tekst. Een overzicht van geraadpleegde publicaties zijn opgenomen in de appendix van dit document. Daarnaast is er een uitgebreide serie interviews gehouden met specialisten en professionals afkomstig uit organisaties en ondernemingen die direct of indirect bij de cash-cycle in Nederland zijn betrokken. In de interviews is voornamelijk ingegaan op het specifieke belang van de betreffende organisatie met betrekking tot ons cashdomein en zijn/haar visie ten aanzien van veiligheid, kosten en toekomstige ontwikkeling. Bij de selectie van deze personen hebben we zo veel mogelijk getracht de verschillende rollen en belangen met betrekking tot de Nederlandse cash-cycle aan het woord te laten om een goede en zo objectief mogelijke afspiegeling te verkrijgen van het totale cashdomein. De namen van de geïnterviewden zijn opgenomen in de appendix van dit document. De transcripten van deze vertrouwelijke gesprekken worden niet
‘Een efficiënt betalingsverkeer heeft alles te maken met een goede organisatie ervan en met schaal. En schaal krijg je door goed samen te werken’ Piet Mallekoote, Algemeen Directeur Currence
vrijgegeven, maar wel is informatie hieruit in geparafraseerde vorm gebruikt. De quotes in dit report zijn rechtstreeks aan deze gesprekken ontleend en door de geïnterviewden geaccordeerd. Voor een constructief overleg tussen belanghebbenden binnen het cashdomein is het onder meer van belang om te kunnen terugvallen op eenduidige bronnen. Een consistente aanpak en methodologie zullen dat ondersteunen. Het is dan ook onze intentie om dit onderzoek met regelmaat in de toekomst te herhalen.
8›9
2 Het cashdomein in Nederland 2.1 Wat is geld? Wikipedia geeft bij het lemma ‘geld’ de volgende definitie: ‘Geld is enig object dat in een bepaald land of binnen een gegeven sociaal-economische context algemeen wordt aanvaard als betaling voor goederen en diensten en de terugbetaling van schulden.’ Als belangrijkste functies van geld worden daar genoemd: ruilmiddel, rekeneenheid, oppotmiddel en (meer incidenteel) eenheid voor uitgestelde betalingen. In de basis wordt onderscheid gemaakt tussen chartaal geld en giraal geld. Binnen de context van het Cash Report 2011 verstaan we onder chartaal contant geld ofwel cash. Het cashdomein betreft dan het totale gebied waarbinnen contant geld zich begeeft binnen de Nederlandse landsgrenzen. In dit paper wordt het cashdomein in de context geplaatst van het gehele betalingsverkeer in Nederland, dus met inbegrip van het girale betalingsverkeer. Als we ons beperken tot het chartale betalingsverkeer dan zijn bankbiljetten en munten de media die worden gebruikt voor het doen van contante betalingen. Beide media zijn wettelijk betaalmiddel (ofwel ‘legal tender’). Op dit moment zijn er bankbiljetten in omloop van zeven verschillende denominaties1 en munten
1 EUR 500, EUR 200, EUR 100, EUR 50, EUR 20, EUR 10 en EUR 5.
van acht verschillende denominaties2. In Nederland is in 2004 een convenant gesloten tussen de gezamenlijke toonbankinstellingen en de commerciële banken om bedragen in de winkels naar EUR 0,05 af te ronden. Daardoor zijn de munten van EUR 0,02 en EUR 0,01 – hoewel nog steeds wettelijk betaalmiddel – nauwelijks meer in omloop. Conform de Bankwet 1998 heeft De Nederlandsche Bank (verder: DNB) in Nederland het exclusieve recht voor uitgifte van de euro bankbiljetten3. 2.2 Geld is vertrouwen! Na het loslaten van de Gouden Standaard in 1936 is ons betalingssysteem gebaseerd op het fiduciaire stelsel. Fiduciair geld heeft geen intrinsieke gebruikswaarde als een fysiek goed. Bankbiljetten zijn feitelijk niet veel meer dan een geavanceerd stuk papier dat gebruikt wordt als schuldverklaring waarmee DNB de nominale waarde van het biljet aan de houder verschuldigd is. Hoewel in mindere mate geldt ook voor munten dat de intrinsieke waarde van de munt lager is dan de nominale waarde. 2 EUR 2, EUR 1, EUR 0,50, EUR 0,20, EUR 0,10, EUR 0,05, EUR 0,02 en EUR 0,01. 3 Conform Artikel 105a van het Verdrag van oprichting van de Europese Gemeenschap heeft de Europese Central Bank (ECB) het exclusieve recht om partijen te autoriseren om bankbiljetten uit te geven). De productie van munten is sinds 1948 door de Staat/ ministerie van Financiën onder toezicht overgedragen aan De Koninklijke Munt.
Geld ontleent haar waarde alleen aan het feit dat onze overheid dit geld als een wettig betaalmiddel aanduidt; de reden dat geld algemeen wordt geaccepteerd als betaalmiddel voor goederen en diensten heeft te maken met vertrouwen (i.e. fiducie) in de (geldscheppende) overheid. Giraal geld is niet tastbaar en bestaat alleen in de vorm van bankrapportages, maar aangezien ook giraal geld algemeen als een vorm van betaling wordt aanvaard kunnen ook daarmee de basisfuncties van geld worden uitgevoerd. Op het moment dat het vertrouwen in geld in enige verschijningsvorm wordt aangetast, zal de consument zijn heil zoeken in een alternatief waarop wel wordt vertrouwd. Figuur 1 Totale waarde aan bankbiljetten in circulatie binnen Europa ultimo 2010
20
10 5
500
50
200
100
Bron: ECB Statistics 2010
10 › 11
2.3 Hoeveel geld is er in omloop? De totale geldhoeveelheid in Nederland bestaande uit chartaal- en giraal geld4 bedroeg ultimo 2010 circa EUR 10.000 miljard. Het saldo giraal geld is overigens veel (ongeveer een factor tien) groter dan de hoeveelheid chartaal geld in ons land. De totale waarde van het aantal bankbiljetten in omloop bedroeg ultimo 2010 EUR 816,8 miljard5. De totale waarde van munten schommelt al jaren rond de EUR 20 miljard. Daarmee maken munten op hun beurt slechts een heel klein gedeelte uit van de totale hoeveelheid contant geld in omloop, al vormen ze in aantallen een significante hoeveelheid. De totale waarde aan bankbiljetten in circulatie binnen Europa wordt ultimo 2010 gevormd door ongeveer 13,6 miljard bankbiljetten (zie figuur 1). Het merendeel daarvan bevindt zich in het eurogebied, een deel daarbuiten. Naar schatting van DNB is het aantal eurobiljetten in Nederland zo’n 300 tot 400 miljoen. Het merendeel van de biljetten in omloop zijn biljetten van EUR 50 (39%), gevolgd door het EUR 20 biljet (19%) en het biljet van EUR 10 (14%). Het aantal biljetten dat DNB jaarlijks nieuw uitgeeft hangt af van de groei van de circulatie, het aantal vernietigde biljetten en de in- en uitstroom over de grens. De levensduur van een eurobankbiljet bedraagt, afhankelijk van de coupure, gemiddeld een paar jaar.
4 Waarbij de girale geldhoeveelheid wordt gedefinieerd als het totaalsaldo van de direct opvraagbare depositorekeningen, ofwel de balans van betaal- en spaarrekeningen. 5 ECB Statistics 11/2010.
2.4 Groeit de hoeveelheid contant geld in Nederland? Als we kijken naar de groei van de circulatie blijkt uit de statistieken van de ECB dat de totale hoeveelheid contant geld in omloop binnen de eurozone sinds de invoering van de euro in 2002 effectief jaarlijks met gemiddeld 11% is gestegen6. Om gevoel te krijgen voor het groeipercentage specifiek voor Nederland is het ATM-gebruik (Automated Teller Machine) een bruikbaar aanknopingspunt. Figuur 2 laat over de afgelopen tien jaar een redelijk constant beeld zien, waarbij vanaf 2002 (het jaar van de invoering van de euro) door het publiek gemiddeld circa EUR 50 miljard per jaar contant wordt opgenomen. Het aantal ATM-opnames laat overigens de afgelopen paar jaar een daling zien, wat erop duidt dat er gemiddeld een hoger bedrag per ATM-transactie wordt opgenomen (gemiddeld EUR 110 per opname).
Figuur 2 Aantal ATM-transacties en waarde ATM-transacties periode 2000-2010 500
480
460
440
420
Aantal ATM-transacties (x miljoen) 400
6 ECB en World Payments Report 2011.
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
60
50
40
30
Waarde ATM-transacties (x miljard euro) 20
2.5 Hoe vaak wordt contant geld gebruikt? De (bruto) hoeveelheid contant geld neemt in Nederland dus jaarlijks met circa EUR 50 miljard toe door ATM-opnames enerzijds. De vraag is hoeveel deze totale hoeveelheid anderzijds weer afneemt door het gebruik van contant geld voor het verrichten van betalingen. Net als bij de bepaling van de totale hoeveelheid bankbiljetten die in Nederland in omloop zijn, is ook het aantal transacties in contant geld slechts bij benadering te bepalen. Daar waar het aantal elektronische transacties nauwkeurig (en veelal
2000
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Bron: Bereikbaarheidsmonitor 2010, MOB
automatisch) wordt geregistreerd, ontbreekt een dergelijke vastlegging van het aantal contante betalingen. De berichtgeving over het aantal contante betalingen is dan ook altijd gebaseerd op deelwaarnemingen (bijvoorbeeld van de gezamenlijke toonbankinstellingen, hierna te noemen: TBI) aangevuld met aannames, al dan niet gesteund door specifiek onderzoek. De meest recente, en middels onderzoek door DNB7 zelf gesteunde, benadering 7 DNB: ‘Contant geld geteld’ uit 2009.
2009
2010
van het aantal cashtransacties in Nederland gaat uit van in totaal 7,6 miljard betaaltransacties op jaarbasis, waarvan 5,5 miljard cashtransacties (ofwel 72%). Van het aantal cashtransacties zijn respectievelijk 4,9 miljard betalingen van consument naar onderneming (C2B) en 600 miljoen tussen consumenten onderling (C2C)8. Volgens de meest recente cijfers van Currence9 vonden er in Nederland in 2010 circa 2,1 miljard PIN-betalingen plaats bij TBI’s, ofwel circa 28% van het totaal aantal betalingen. Dit percentage strookt met de cijfers van DNB uit 2009 en komt in grote lijnen overeen met uitkomsten uit eerder onderzoek op Europees niveau10, waaruit bleek dat de gemiddelde consument in Europa in 2008 598 keer een betaling deed, waarvan 463 keer met contant geld (78%) en 135 keer elektronisch (22%). Nederland ligt met 72% onder het global gemiddelde gezien wereldwijd circa 90% van de betalingen contant worden verricht. In vergelijking met nog geen tien jaar geleden is het aantal PIN-betalingen sterk gestegen. Volgens het DNB kwartaalbericht maart 2005 betaalde de Nederlandse consument in 2002 circa 7 miljard keer met munten en bankbiljetten en 1,2 miljard keer met een betaalpas11. Aan de stijging 8 Voor dit Cash Report 2011 gaan wij in de analyses uit van de cijfers van dit onderzoek. 9 Currence is een Nederlandse organisatie die is opgericht door een aantal vooraanstaande Nederlandse commerciële banken met als doel ‘facilitering marktwerking en transparantie met behoud van de kwaliteit en veiligheid van het betalingsverkeer in Nederland.’ 10 Future of Cash and Payments, Retail Banking Research, 2010. 11 Kwartaalbericht ‘Naar een cashless society’, DNB, pp 68.
12 › 13
Figuur 3 Aantal betaaltransacties
2,1 miljard pin-transacties
5,5 miljard cashtransacties
Bron: DNB
van het aantal pinbetalingen bij TBI’s liggen duidelijke doelstellingen en initiatieven van Currence en de gezamenlijke banken ten grondslag, waarbij wordt toegewerkt naar een totaal van 2,75 miljard betalingen in 201412. Currence verwacht dat de ingezette trend doorzet en dat in de nabije toekomst consumenten voor het eerst vaker elektronisch zullen betalen aan de kassa dan contant. Currence gaat daarbij uit van ca. 2,85 miljard contante toonbankbetalingen in 2010. Uitgaande van de cijfers van DNB uit 2009 bedragen de contante toonbankbetalingen derhalve slechts de helft (51,8%) van het totaal aantal geschatte contante betalingen in Nederland (i.e. 5,5 miljard). Van een omslag in het totaal aantal pin- versus contante betalingen in Nederland is dus geen sprake. 12 Persbericht Currence 14 januari 2011: Opnieuw PIN records in 2010; ‘Trend: komende jaren meer pinnen dan contant’.
Het gemiddelde bedrag van een cash transactie was over 2009 EUR 13,15; een afname van EUR 0,45 (-/-3%) ten opzichte van 200813. Het gemiddelde bedrag van een PIN-transactie was over 2009 EUR 38,30; een afname van EUR 3,90 (-/-3,9%) ten opzichte van 2008. Er is dus een duidelijke tendens waarneembaar dat het gemiddelde bedrag per PIN-transactie afneemt, en relatief sterker dan dat van het gemiddelde bedrag per cashtransactie. Deze trend wordt gesteund door inzet van publieke promotiecampagnes (bijvoorbeeld ‘Klein bedrag, PINnen mag’). Daarnaast heeft Detailhandel Nederland recentelijk een akkoord bereikt met de banken over het PINnen van lage bedragen, waarbij aanzienlijke kortingen op de 13 Relatief veel cash-betalingen vinden plaats in de horeca, voedselspeciaalzaken en de recreatieve sector. In Nederland wordt voor kleine betalingen ook gebruik gemaakt van de Chipknip, voornamelijk bij snoep- of kaartautomaten en in bedrijfskantines.
Figuur 4 Verdeling toonbankbetalingen naar bedrag en betaalmiddel 70
60
50
40
30
20
10
0
<10 EUR
Contant
10-20
20-30
Pinpas
30-40
40-50
50-100
>100 Euro
Overig
Bron: DNB/Currence, 2007
Figuur 5 Gemiddeld transactiebedrag PIN versus cash periode 2006-2010
50
15
46
14
42
13
38
12
34
11
30
2006
2007
2008
2009
Gemiddeld transactiebedrag bij pinnen
Bron: DNB/Currence
2010
10
Gegevens 2010 nog niet beschikbaar
2006
2007
2008
Gemiddeld transactiebedrag bij cash
2009
2010
Figuur 6 Cash-cycle
CIT CIT
CASH CENTER
BANK KANTOOR
CIT CIT
BANK KANTOOR
RETAIL
ATM
Consumentenbesteding
In Nederland bestaat per ultimo 2010 het cashdomein uit ■■ 2.250 nachtkluizen/afstort-automaten 18 Cash Centers (geldtelcentrales) ■■ 250.000 retail toonbankinstellingen Circa: ■■ 2.900 bankkantoren waarvan circa ■■ 340.000 POS-terminals ■■ 4 waardetransporteurs (CIT: Cash in 1.600 met een kasfunctie, ■■ 8.040 ATM’s (‘geld uit de muur’) Transit; waarvan G4S Cash Solutions en waarvan 1.200 ‘lobby-automaten’ Brinks als leidende partijen gelden). ■■ 1.100 muntautomaten ■■
Bron: G4S Cash Solutions
PIN-kosten worden gegeven als ondernemers contante transacties vervangen door PIN-transacties14. Al deze ontwikkelingen tezamen laten een ietwat diffuus beeld zien. Duidelijk is dat 14 ‘Akkoord banken over pinnen van laagwaardige betalingen’, 12 jan 2011 en ‘Pinnen gaat het winnen van contant’ door Currence-directeur Piet Mallekoote, bij publicatie jaarcijfers 2009.
14 › 15
het totaal aantal PIN-transacties toeneemt, deels ten koste van contante betalingen bij de TBI’s, maar tegelijkertijd lijkt het totaal aantal geschatte contante transacties niet echt af te nemen. Dat wijst erop dat het totaal aantal betaaltransacties in Nederland dus nog steeds toeneemt. De vraag kan dus gesteld worden waarom ondanks het succes van pinnen, contant geld nog steeds veruit het meest gebruikte betaal-
middel is. Op die vraag wordt in hoofdstuk 3 dieper ingegaan. 2.6 De cash-cycle Contant geld is in beweging en doorloopt een (levens-)cyclus van productie en uitgifte tot uiteindelijke vernietiging. In Nederland geeft DNB bankbiljetten uit middels ‘de facto’ verkoop van deze biljetten aan de commerciële banken15. De meeste biljetten komen bij het publiek via de gelduitgifteautomaten (ATM’s) en de kassa’s van de retailers.
15 De commerciële banken bestellen deze biljetten bij DNB om aan de vraag van het publiek te voldoen.
Figuur 7 Verdeling Nederlands ATM-park 2010
Hanco
Consumenten geven de biljetten weer uit bij winkels en andere toonbankinstellingen. De winkeliers storten de ontvangen biljetten weer af bij hun bank of geven deze mee aan hun waardetransporteur. De biljetten worden vervolgens geteld op de geldtelcentrales van zowel waardetransporteurs als commerciële banken en gerecirculeerd of afgestort naar DNB16. Een grafische weergave van de cash-cycle is opgenomen in figuur 6. Uit Europees onderzoek blijkt overigens dat er geen aanwijsbare relatie blijkt te be16 Onder CDO3 is dit niet meer mogelijk. Dan kunnen alleen nog ‘unfit’ biljetten worden afgestort naar DNB.
Figuur 8 Aantal ATM’s periode 2000-2010
Van Lanschot Bank
9000
SNS Friesland Bank 8400
GWK Travelex
7800
ABN AMRO
Rabobank 7200
6600
6000
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
ING
Bron: G4S Cash Solutions
Bron: MOB bereikbaarheidsmonitor en G4S Cash Solutions
2010
Figuur 9 ATM-Locaties in Nederland 2010
Bron: MOB bereikbaarheidsonderzoek 2010
staan tussen de hoeveelheid geld in omloop en/of de hoeveelheid middels ATM’s opgenomen geld en de daadwerkelijke aanwending van dat geld door consumen-
ten voor retail aankopen17. Dit zou er mogelijk op duiden dat opgenomen geld wordt opgepot, wordt aangewend voor bestedingen buiten de retail/TBI’s 17 Retail Banking Research 2010.
16 › 17
om en/of ons land verlaat. Het netwerk van geldautomaten in Nederland kenmerkt zich door grotendeels traditionele geldopname automaten (ATM’s). Recentelijk is er ook sprake van een toenemende diversiteit aan machines gericht op bijvoorbeeld recycling (zowel inname als uitgifte) of overnemen van de traditionele kasfunctie binnen bankkantoren (ATS ofwel kasfunctie automaten). De dichtheid van het ATM-park in Nederland is redelijk hoog. De bereikbaarheid van contant geld in Nederland is dan ook overwegend goed.Vrijwel alle Nederlanders (97%) woont binnen een straal van drie kilometer van een cashfaciliteit (zie figuur 9). 98% van het contante geld wordt opgenomen bij een ATM. De resterende 2% hoofdzakelijk middels de kasfunctie van banken of OTC (Over The Counter) in TBI’s. 2.7 Overlegorganen In Nederland wordt er in diverse overlegorganen en in diverse samenstellingen gesproken over het betalingsverkeer. Een belangrijk overlegorgaan wordt gevormd door het MOB (Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer) dat in 2002 is ingesteld en wordt voorgezeten door DNB met vertegenwoordiging van aanbieders (banken), gebruikers (consumenten en bedrijven) en publieke organen. Doel is bevordering van een efficiënte organisatie van het Nederlandse retail betalingsverkeer. Dit moet plaatsvinden door uitwisseling van informatie met betrekking tot praktische knelpunten, politieke issues, en het vinden van gezamenlijk draagvlak voor doorvoering van maatregelen ter
verbetering van de efficiency18. Detailhandel Nederland, Koninklijke Horeca Nederland en de tankstationbranches trekken (samen) op als de Gezamenlijke Toonbankinstellingen op het gebied van betalingsverkeer, waarbij zij streven naar een veilig, betrouwbaar, efficiënt en goedkoop toonbankbetalingsverkeer in Nederland. Op Europees niveau heeft de cashindustrie zich verenigd in de ESTA; de European 18 ECB Bluebook 2007; http://www.dnb.nl/betalingsverkeer/mob
Security Transport Association. De doelstelling van de ESTA is de behartiging van de belangen van haar leden die bestaan uit aanbieders van waardelogistiek, cash handling diensten of equipement, op een Europees niveau. 2.8 Wet- en regelgeving Het Nederlandse betalingsverkeer is onderworpen aan wet- en regelgeving. De belangrijkste wetten en aanvullende regelgeving worden hier kort genoemd.
18 › 19
Bankwet 1998 De huidige Bankwet is van kracht sinds 26 maart 1998. Op grond van deze wet is DNB verantwoordelijk voor een goed verlopend betalingsverkeer waarbij de rol van DNB tweeledig is, die van toezichthouder en verlener van betaaldiensten. Artikel 2 bepaalt ondermeer dat de Bank handelt in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd.
Artikel 3 bepaalt onder meer het verzorgen van de geldomloop voor zover deze uit bankbiljetten bestaat en het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. Artikel 4 bepaalt ondermeer dat de Bank tot taak heeft het uitoefenen van toezicht op financiële instellingen en het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. Artikel 6 bepaalt dat de Bank is bevoegd tot het uitgeven van bankbiljetten. Muntwet 2002 De huidige Muntwet is van kracht sinds 29 november 2001 in verband met de invoering van de chartale euro. Deze wet bepaalt onder meer dat euromunten in Nederland uitsluitend in opdracht van de Staat der Nederlanden vervaardigd- en uitsluitend door de Staat der Nederlanden uitgegeven mogen worden maar ook bijvoorbeeld aan welke voorwaarden deze euromunten moeten voldoen om te kunnen dienen als wettelijk betaalmiddel. Naast de Bank- en Muntwet is in het Nieuw Burgerlijk Wetboek ondermeer vastgelegd dat non-cash betaalmethoden wettelijk gelijk worden gesteld aan die van cash. PSD, SEPA en SECA De betaalmarkt in Europa is met haar vele (vooral nationale) systemen en producten nog sterk gefragmenteerd. Met de totstandkoming van de Single Euro Payments Area (SEPA) wordt een belangrijke stap gezet in de vorming van een meer geïntegreerde Europese betaalmarkt. Het doel van SEPA is om in Europa één ‘betaalruimte’ te creëren waarin eurobetalingen en
betaalkaarten overal op vergelijkbare wijze zullen functioneren, zowel binnenlands als grensoverschrijdend. De Payment Services Directive (verder PSD) vormt het ‘legal framework’ voor alle elektronische betalingen binnen de Europese Unie zoals voorgesteld door de Europese Commissie en sinds 1 november 2009 grotendeels in de nationale wetgeving van landen in de Europese Unie verankerd. Vooralsnog is er voor cash echter sprake van grote verschillen per land en vindt optimalisatie van de cash-cycle ook hoofdzakelijk op nationaal niveau plaats. Als onderdeel van SEPA zijn er gedachten en voorstellen vanuit de Europese Commissie om ook tot een verdere harmonisatie te komen van de pan-Europese cashinfrastructuur, de zogenaamde SECA (Single Euro Cash Area). Het voorstel bevat bepalingen omtrent de harmonisatie van het cashdomein binnen de eurozone. Naast de wet- en regelgeving van toepassing op het betalingsverkeer in het algemeen is er ook specifieke wet- en regelgeving met betrekking tot de cashindustrie. Een voorliggend voorstel is bijvoorbeeld die voor regelgeving met betrekking tot professioneel grensoverschrijdend transport van eurocash over de weg tussen lidstaten van de eurozone19.
19 ECB Bluebook 2007; http://www.dnb.nl/betalingsverkeer/mob.
20 › 21
3 Cash en de consument Het overgrote deel van de economische activiteit in een moderne economie bestaat uit transacties tussen een koper en een verkoper die middels betaling tot stand komen. Dit betalingsverkeer kost geld. Het fysieke gebruik van geld – bijvoorbeeld de productie en het opslaan en distribueren van bankbiljetten en munten – is bewerkelijk en veroorzaakt kosten. Elektronische betalingen missen die fysieke component, maar hieraan zijn weer andere kosten verbonden, zoals die voor uitgebreide datacommunicatie- en ITnetwerken en benodigde randapparatuur. Het is om twee redenen belangrijk om over goedkope en efficiënte betalingsmethoden te beschikken. Ten eerste bevorderen lage transactiekosten de handel in goederen en diensten. Op deze manier vormen efficiënte betalingsmethoden een smeermiddel voor de economie. Ten tweede is betalingsbemiddeling een economische activiteit op zichzelf, waarvoor gebruik van geldmiddelen noodzakelijk is. Daardoor leveren efficiënte betaalmogelijkheden direct substantiële maatschappelijke voordelen op. In het merendeel van sectoren wordt de prijs van een product bepaald door de productiekosten, maar in de markt voor betaaldiensten en financiële transacties draait een consument maar zelden op voor de kosten van een bepaalde transac-
‘In het bedrijfsleven geldt altijd al: “Cash is King”. Maar in tijden van crisis geldt dat ook voor het grote publiek.’ Arie Piet, CEO Joh. Enschedé
tie. Hoewel er kosten zijn verbonden aan het aanhouden van een betaalrekening en het kunnen beschikken over een betaalkaart is het opnemen van contant geld in Nederland veelal gratis, en betaalt de consument de bank niet voor het aantal transacties dat hij/zij verricht met die betaalkaart. Hierdoor is het twijfelachtig of de consument bij zijn keuze voor een bepaalde betalingsmethode zich laat leiden door de methode met de feitelijk laagste transactiekosten20. Hierbij kan worden opgemerkt dat deze situatie kenmerkend is voor Nederland en ook sterk in onze cultuur is verankerd. Een gemiddelde Nederlander is niet gewend en ook niet bereid voor betalen te betalen. De mogelijkheden van bijvoorbeeld banken om het gebruik van hun ATM’s te belasten zal op dit moment ook maatschappelijk draagvlak ontberen. Niet in de laatste plaats doordat 20 Ontleend aan: Card and cash payments – the social perspective in Sweden, Bergman, Guibourg, Segendorf, 2008.
‘Ik denk dat we nog lang reizigers houden die niet willen pinnen.’ Marina de Jongh, Manager Competence Center Ticketing, NS Reizigers
het berekenen van kosten voor geldopnames zal leiden tot een verhoging van de hoeveelheid geld dat zal worden opgenomen per transactie hetgeen weer een negatief effect zal hebben op de veiligheid. 3.1 De consument kiest Ondanks het feit dat betalingen een zeer centrale plaats innemen bij alle economische activiteiten en de consument bepaalt hoe hij/zij betaalt, is er relatief weinig aandacht voor het gedrag en overwegingen van juist die consument. Aangezien de consument zelden expliciete aanwijzingen krijgt, noch van de bank noch van de verkoper, is het te verwachten dat de consument overwegend op basis van nietfinanciële overwegingen een keuze maakt. Voor de keuze van betaalinstrument zijn volgens DNB ondermeer bepalend: geografische locatie21, leeftijd, opleidingsniveau, inkomen, sociale achtergrond en arbeidstatus. Daarnaast is het transactie21 Uit cijfers van Maestro blijkt dat van alle Europeanen Nederlanders (samen met Zweden) in eigen land het vaakst met hun pinpas betalen. Maar zodra zij de grens oversteken, blijken ze plotseling terug te vallen op contant geld. Maar liefst 83% van de Nederlandse wintersporters neemt cash mee de berg op, maar slechts 51% neemt zijn pinpas mee. Transactiecijfers van Maestro uit december 2010 en januari 2011 tonen aan dat bijna de helft van de Nederlanders die in Oostenrijk zijn pinpas gebruikte, dat deed om contant geld op te nemen bij geldautomaten.
22 › 23
bedrag, gepercipieerde veiligheid van de locatie en het soort aankoop van invloed op de keuze van betaalinstrument. Eerder is al vastgesteld dat de consument (nog steeds) in het merendeel van de gevallen een keuze maakt voor contant geld. Dit hangt samen met een aantal unieke attributen van cash. 3.2 Cash is anoniem Elektronische betalingstransacties laten digitale sporen na. Dat bevordert de controleerbaarheid, die handig is bij het heffen van belasting, het traceren van activiteiten in de informele economie en het opsporen van criminele gelden. Cash is evenwel niet traceerbaar en zal mede daardoor nooit zijn aantrekkelijkheid verliezen. De informele economie in Europa wordt geschat op EUR 2,1 triljoen, variërend van 8% van het BNP22 in landen als Zwitserland en Oostenrijk tot meer dan 30% in sommige Centraal- en Oost-Europese landen. In Nederland bedraagt de informele economie naar schatting ruim 10% van het BNP, ofwel ruim EUR 60 miljard23. Uit Europees onderzoek blijkt een één-opéén-relatie te bestaan tussen de omvang van de informele economie en de hoeveelheid contant geld. Het lijkt dan ook weinig realistisch te verwachten dat een informele economie van deze omvang binnen enkele jaren volledig zou kunnen worden ‘gedigitaliseerd’. 22 BNP: Bruto Binnenlands Product. 23 Friedrich Schneider, Johannes Kepler University Linz, in ‘The Shadow Economy in Europe, 2010’.
De omvang van de informele economie varieert per sector waarbij de sectoren ‘retail- en groothandel’, ‘transport en communicatie’ en ‘hotels en restaurants’ relatief hoog scoren en samen goed zijn voor 25%24. Overigens is de anonimiteit van cash ook in de formele economie een voordeel in de ogen van veel consumenten. Volledige transparantie van het betalingsgedrag lijkt daarmee voor veel mensen een belangrijk privacy-issue. 3.3 Cash is zeker Cash is niet alleen anoniem, het is bovendien eenvoudig op te potten en ongevoelig voor systeem- en stroomstoringen. DNB deelt de verschillende coupures van de eurobankbiljettencirculatie in naar de wijze waarop het publiek ze gebruikt. De zogenaamde ‘oppotcoupures’ van EUR 500, EUR 100 en in mindere mate EUR 50 euro blijken veel gebruikt te worden voor het aanhouden van spaargeld. In tijden van onzekerheid over de stabiliteit van het financiële systeem (denk onder meer aan de neergang van IceSave en de bankrun op DSB en Fortis) krijgt contant spaargeld als ‘bedrijfszekere back-up’ de voorkeur van een groeiende groep consumenten.
heden op het POS25 – aan de fruitkraam op de dagmarkt of bij ‘Marktplaats’ aankopen bijvoorbeeld – de mogelijkheid tot snelle en gemakkelijke betaling. Bovendien is een contante betaling eenvoudig ongedaan te maken: niet goed, geld terug. De onmogelijkheid of technische belemmeringen tot retour-PINnen is voor retailers mede een argument om cash in de winkels te houden. 3.5 Cash is tastbaar Cash is meer dan een handig betaalmiddel: voor veel consumenten is het aanraken en bekijken van cash een emotionele en zelfs esthetische ervaring (zie figuur 10). Met de komst van de euro ter vervanging van de gulden biljetten hebben we in Nederland 25 POS: Point of Sale
Figuur 10 Esthetische waardering van eurobiljetten
80 70 60 50 40
3.4. Cash is direct Een groot voordeel van cashbetalingen is dat er geen derde partij voor hoeft worden ingeschakeld. Bij C2C betalingen leidt contant afrekenen tot ‘direct settlement’. Contant geld wordt vrijwel overal geaccepteerd en biedt ook in vrijwel alle omstandig24 Friedrich Schneider, Johannes Kepler University Linz, in ‘The Shadow Economy in Europe, 2010’.
30 20 10 0
EUR 5
EUR 10
EUR 20
EUR 50
2002
2003
2005
2007
Bron: DNB/Kwartaalbericht 2007
EUR 100
EUR 200
EUR 500
naar de mening van velen een stap terug moeten doen, maar is er over de jaren weer sprake van een groeiende esthetische waardering van de eurobiljetten (met uitzondering van het briefje van EUR 5). Wezenlijk belangrijker attribuut van cash is dat cash helpt budgetteren en een grote groep consumenten meer verantwoordelijk met geld laat omgaan. Voor mensen die niet goed in staat zijn een elektronisch budget te beheren heeft cash een belangrijke signaalfunctie: “op is op”. Dat deze groep groter is dan wel gedacht wordt blijkt uit de aanzienlijke investeringen die de Rijksoverheid doet in consumenten-
24 › 25
educatie op dit terrein (o.m. via CentiQ) en de toenemende activiteiten van organisaties als het NIBUD. Prof. dr. Henriette Prast, Hoogleraar Persoonlijke Financiële Planning aan de Universiteit van Tilburg, merkt in dit verband op dat betalingstechnologie als ‘non-neutraal’ moet worden beschouwd en dat de wijze van (kunnen en/of moeten) betalen grote invloed heeft op de perceptie en het bestedingsgedrag van de consument. Het grote aantal Nederlanders dat in financiële problemen verkeert als gevolg van ‘digitaal financieel analfabetisme’ baart onder meer het NIBUD, maar
ook het ministerie van Financiën zorgen. Uit een inventarisatie van dit departement bij de Gemeentelijke Kredietbank Den Haag blijkt dat een steeds grotere groep Nederlanders geen inzicht meer heeft in de eigen financiële situatie. Zij kunnen de consequenties van de eigen uitgaven niet overzien, omdat ze niet weten wat er binnenkomt en er uitgaat. Vaak gaat het om een combinatie van automatische afschrijvingen en het gebruik van creditcards en PIN-passen. Contant geld is, kortom, voor vele – vaak economisch zwakkere – bevolkingsgroepen in de maatschappij een ‘veilige haven’ dat de basis van hun economisch en maatschappelijk functioneren vormt. Dit is ook de conclusie van een eerder onderzoek door DNB met de titel ‘Hoe consumenten betaalmiddelen beleven: een publieksmeting’26. 3.6 Cash is (on)veilig Uiteraard zijn er voor de consument ook zekere nadelen verbonden aan het gebruik van cash. Contant geld is alleen al door zijn soortelijk gewicht duidelijk minder praktisch om (zeer) grote bedragen mee te betalen. Daarnaast spelen er veiligheidsvraagstukken. Hoewel minder makkelijk dan voorheen kunnen bankbiljetten vervalst worden. Contant geld is bovendien redelijk eenvoudig te vervreemden (zakkenrollers op straat, overvallers bij een ATM, inbrekers in huis). Dat alles zou kunnen betekenen dat de consument het gebruik van cash mogelijk minder veilig 26 DNB, Kwartaalbericht maart 2005.
‘Veiligheid is een cruciale randvoorwaarde in het betalingsverkeer en voor de detailhandel een enorm issue.’ Willem de Vocht, Secretaris Betalingsverkeer, Detailhandel Nederland
vindt dan het doen van kaartbetalingen of het elektronisch betalen via internet. Uit recent onderzoek blijkt echter dat dit genuanceerder ligt. Uit het rapport ‘De veiligheid van toonbankbetaalmiddelen – een onderzoek naar de beleving en het gedrag van de Nederlandse consument’, uitgevoerd in juni 2009 in opdracht van DNB blijkt dat de Nederlandse consument overwegend positief oordeelt over de veiligheid van het Nederlands betalingsverkeer in het algemeen. Noch frequente berichtgeving in de media over overvallen, noch een toename van het aantal fraudegevallen door bijvoorbeeld ‘skimming’27 blijkt dit gevoel van veiligheid wezenlijk te hebben aangetast. Wel blijkt de veiligheidsbeleving sterk bepaald te worden door de gepercipieerde kans slachtoffer te worden van een incident, als ook door de percipieerde ernst van de gevolgen daarvan. Persoonskenmerken, woonomgeving en eerdere ervaringen zijn daarbij van grote invloed. In het rapport pleit de auteur overigens 27 Het door criminelen kopiëren van de magneetstrip van de PIN-pas en bemachtigen van de PIN-code. Dit kan bijvoorbeeld door ATM’s of betaalautomaten in de winkel inwendig te manipuleren.
voor gecoördineerde communicatie door alle betrokken partijen in het betalingsverkeer om zo de consument meer bewust te maken van de maatregelen die hij zelf kan nemen om risico’s in het betalingsverkeer zoveel mogelijk te beperken (zonder dat daardoor een gevoel van onveiligheid ontstaat). Opvallend in dit onderzoek is verder het feit dat de consument het moment van in handen krijgen van cash (bij uitgifte door een ATM) en het bezit ervan als relatief onveilig ervaart, maar het gebruik ervan als hoogst veilig. Het eerste is naar alle waarschijnlijkheid te relateren aan de perceptie dat een ATM ogenschijnlijk een aantrekkelijk overvaldoelwit is.
Figuur 11 Locatie geldautomaat periode 2006-2010
10000
8000
6000
4000
2000
0
2006
Banklocatie
2007
2008
Winkellocatie
Bron: G4S Cash Solutions en websites banken
26 › 27
2009
2010
Op basis van het totaal aantal overvallen in Nederland blijkt echter het aantal overvallen op ATM’s in verhouding zeer laag en bovendien dalend28. Om het gevoel van onveiligheid bij de consument tegen te gaan zijn er in de periode 2006-2010 zo’n 1.200 automaten uit hoofdzakelijk bankkantoren (on-premise) vervangen door lobby-automaten. Deze automaten zijn geplaatst in de ‘lobby’ van winkels, supermarkten of bijvoorbeeld ziekenhuizen (zie figuur 11). Voor winkeliers geldt dat pas als elke vorm van contant geld uit hun winkel is verdwenen, zij daarvan niet langer beroofd kunnen worden (wel nog steeds van goederen). De fysieke (en beleefde) veiligheid van winkelpersoneel en aanwezige klanten neemt dus toe naarmate de hoeveelheid cash in een winkel afneemt, temeer aangezien het bij overvallen op winkeliers vaak alleen om contant geld draait. Duidelijk is wel dat er sprake moet zijn van 0% cash om het overvalrisico om redenen van cash volledig uit te bannen: less cash is onvoldoende. Het aantal overvallen in Nederland is weergegeven in de navolgende figuur (12). Hieruit blijkt dat na een toename in 2009 (mogelijk onder invloed van de economische crisis) het totaal aantal overvallen in Nederland in 2010 met ruim 11% is afgenomen. De sterkste afname is te zien bij financiële instellingen (-/-41,7%), gevolgd door de horeca (-/-21,8%). Overall 28 Overvallen in Nederland 2009, www.hetCCV.nl 2010.
Figuur 12 Aantal overvallen in Nederland naar sector periode 2008-2010 2008 2009 2010 financiële instellingen 44 36 21 -41,7% horeca 387 490 383 -21,8% detailhandel 880 991 868 -12,4% woningen 662 841 767 -8,8% transport 295 351 375 6,8% overig 127 189 158 -16,4% totaal 2.395 2.898 2.572 -11,2%
Bron: KLPD
bezien vinden de meeste overvallen plaats in de detailhandel, waar het benzinestation en de supermarkt nog steeds het vaakst getroffen worden maar juwelierszaken als enig segment binnen de detailhandel een stijgende lijn laten zien. Transport is de enige sector waar sprake is van een stijging. Deze werd veroorzaakt door een stijging van 9,9% van het aantal overvallen op maaltijdenvervoer (‘pizza koeriers’) en particulier waardevervoer (14%). Professioneel waardevervoer laat daarentegen een duidelijke daling zien van 31% tot een totaal van 29 incidenten op jaarbasis. De vraag is of contant geld als een even groot risico gezien zou worden als alle retailers optimaal gebruik zouden maken van de mogelijkheden die marktpartijen bieden om de cash-cycle te beveiligen en de politie een meer succesvol opsporingsbeleid zou weten te realiseren. Met name Duitsland laat zien dat dit van grote invloed is: de overvalcijfers liggen daar aanzienlijk lager dan in Nederland.
Daarbij is het de vraag of (on)veiligheid van cash wel als ‘stand alone’ issue kan worden bezien. Winkeliers die het slachtoffer zijn van een valse kaartbetaling of andere vormen van girale fraude zijn evengoed slachtoffer van een onveilige situatie. In dat licht bezien is de onveiligheid van cash relatief, namelijk afhankelijk van de veiligheid die elektronisch betalen biedt. Omdat (het functioneren van) elektronisch betalen sterk afhankelijk is van het consumentenvertrouwen lijken de risico’s hiervan enigszins onderbelicht te blijven in de media. Skimmen Eveneens opvallend is dat consumenten zowel het gebruik van de pinpas als het gebruik van een creditcard onveiliger vinden dan het gebruik van cash. Dit kan te maken hebben met de toename van fraude in het elektronisch betalingsverkeer. Zo bedroeg de door de banken gerapporteerde schade door ‘skimming’ bij ATM’s in 2009 EUR 36 miljoen in Nederland op basis van ca. 61.000 pogingen. Betaalpasfraude is veelal het werk van criminelen die georganiseerd en internationaal werken. Overigens stellen de banken gedupeerden van deze fraudevorm nu (nog) volledig schadeloos. Dat geldt niet voor de ontvangers van vals geld.
‘Het ontbreekt in Nederland aan transparantie met betrekking tot de kosten van het betalingsverkeer.’ Ben Schellekens, Beleidsadviseur voor Betalingsverkeer en Pensioenen, Consumentenbond
Figuur 13 Falsificaties 60
40000
50 30000 40 30
20000
20 10000 10 0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Falsificaten (x1.000) Falsificaten
Skimming
Schade (x EUR 1.000) Bron: DNB en NVB
Vals geld Het bestaan van vals geld is hinderlijk voor consumenten, ondernemers en banken. Consumenten en/of ondernemers kunnen er rechtstreeks door worden benadeeld en het levert de nodige administratieve rompslomp op. Gelukkig zijn bankbiljetten goed beschermd tegen namaak en is het aantal valse biljetten in omloop laag. Volgens een persbericht van de Europese Centrale Bank zijn het afgelopen jaar in totaal 751.000 valse eurobiljetten aangetroffen. Dit is een afname van 13% ten opzichte van het jaar daarvoor. Uit gegevens van DNB blijkt dat in 2010 in totaal 39.600 valse biljetten onderschept en geregistreerd werden in Nederland. Veruit het meest vervalste biljet is dat van EUR 50 (71%), gevolgd door dat van EUR 20 (21%). Van biljetten van EUR 5 en EUR 500 worden nauwelijks vervalsingen aangetroffen.
28 › 29
Figuur 14 Aantal eurobiljetvervalsingen in Nederland naar denominatie in 2010 €5 €10 €20 €50 €100 €200 €500 0 396 8296 27940 2376 592 0 0% 1% 21% 71% 6% 1% 0% Bron: DNB Statistieken 2010
In 2009 kwam het totaal uit op 54.900 valse eurobiljetten waardoor er in Nederland sprake is van een afname van het aantal valse eurobiljetten met maar liefst 27,9% (zie figuur 13). De gerapporteerde schade door vervalsingen komt in 2010 uit op circa EUR 2 miljoen. Afgezet tegen de schade die door valsmunterij ontstaat is de schade door fraude van elektronische betalingen derhalve (extreem) veel hoger en bovendien sterk stijgend. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de aandacht van criminelen zich verlegt van klassieke valsmunterij naar meer sophisticated vormen van oplichting.
3.7 Cash is duur Er is over de jaren door diverse belanghebbenden een poging gedaan om de kosten van het betalingsverkeer in kaart te brengen. Gezien de diversiteit aan uitkomsten laat deze vraag zich blijkbaar moeilijk beantwoorden. Er blijkt niet of nauwelijks sprake van eenduidigheid in gebruik van data, methodologie, gemaakte aannames, wijze van kostenallocatie, enzovoorts. Daarnaast betreffen het vrijwel zonder uitzondering eenmalige exercities. Er is, kortom, een groot gebrek aan een objectieve, eenduidige definitie en afbakening van de kosten van het betalingsverkeer en een consistent uitgevoerd terugkerend onderzoek naar de hoogte daarvan. Feit is dat het gebruik van contant geld een uitgebreide infrastructuur vereist, die substantiële kosten met zich meebrengt en waarbij veel tussenpersonen betrokken zijn. De kosten voor DNB doen zich vooral voor bij de productie en inname van bankbiljetten (o.a. drukkosten, opslagkosten, etc.). De banken kopen de biljetten die ze nodig hebben van DNB, munten worden betrokken van de Koninklijke Nederlandse Munt (‘s Rijks Munt). De kosten van geldopslag behelzen onder andere de huur van opslagruimte, verzekering, beveiliging, machines, personeel en IT-systemen. Professionals in waardetransport en logistiek verplaatsen en distribueren het geld, en ook dit brengt kosten met zich mee, onder meer voor personeel, logistiek en beveiliging. Uit het oogpunt van een gezonde bedrijfsvoering is het dus op het eerste gezicht volkomen begrijpelijk dat de commerciële banken elektronisch
‘De kosten van contant betalen zijn moeilijk eenduidig vast te stellen en hangen sterk af van welke toerekeningsleutels worden gebruikt.’ Jan Binnekamp, Head of Cash Policy, DNB
betalen stimuleren ten koste van contant geld. Op het eerste gezicht, want ook aan een systeem van elektronisch betalen zijn kosten verbonden. Een van de taken van banken is het verwerken van gestort en opgenomen contant geld. Deze transacties brengen kosten met zich mee in de vorm van pandhuur en de inhuur van personeel. Deze kosten zijn relatief vast, ongeacht het aantal opnames of stortingen. Geldautomaten brengen ook hoge vaste kosten met zich mee, maar er zijn tevens substantiële variabele kosten, in het bijzonder voor het vullen van de machines en voor de afwikkelingsvergoedingen die de banken aan elkaar betalen. Banken hebben eveneens kosten aan gederfde rente, administratie en het transport van contant geld tussen bankkantoren en geldopslagen. Zoals gesteld in hoofdstuk 3 onderscheiden contante betalingen zich echter van andere betalingen doordat er geen tussenpersonen betrokken zijn bij de transactie. De betaling is onmiddellijk afgehandeld nadat de biljetten en munten overhandigd zijn. Een betaling met betaalkaart daaren-
tegen is niet direct afgesloten wanneer de koper de kaart aan de verkoper overhandigd. Wanneer een kaart in een terminal wordt gestoken wordt er informatie verstuurd van de kaart naar de terminal en vervolgens naar de bank van de verkoper. Dit is het begin van een complex proces, waarin informatie en betalingen worden verstuurd in meerdere fases en waarbij verschillende tussenpersonen betrokken zijn. Uiteindelijk leidt de informatieoverdracht tot een overplaatsing van (informatie over) geld van de rekening van de koper naar de rekening van de verkoper. De betaling is niet definitief tot de banken de informatie op beide rekeningen hebben verwerkt29.
‘De kosten in de keten zijn enkel effectief te beheersen als die ketenoverschrijdend worden aangepakt.’ Henk van den Broek, (Voormalig) CEO DetailResult, Voorzitter Stuurgroep Betalingsverkeer Detailhandel Nederland
Voor betalingen met betaalkaarten is derhalve een infrastructuur nodig van terminals en systemen die informatie over de betaling kunnen verzenden. Een dergelijke infrastructuur brengt hoge vaste kosten met zich mee. Door voortdurende aanpassingen aan deze infrastructuur uit hoofde van wet- en regelgeving (bijvoorbeeld in 29 Ontleend aan: Card and cash payments – the social perspective in Sweden, Bergman, Guibourg, Segendorf, 2008.
30 › 31
relatie tot SEPA en de PSD) worden deze vaste kosten nog verder verhoogd. Omdat de kosten van een additionele betaling minimaal zijn hebben banken dus vooral belang bij zoveel mogelijk volume/transacties om deze vaste kosten weer terug te verdienen. In opdracht van de Nederlandse Vereniging van Banken en DNB heeft adviesbureau McKinsey eind 2005 een studie uitgevoerd naar de kosten van het betalingsverkeer. In het peiljaar leden de banken een verlies van EUR 2.664 miljoen op het uitvoeren van betalingstransacties en het aanbieden van betaalrekeningen. Contant geld droeg voor EUR 779 miljoen bij aan dit negatieve resultaat30. De totale kosten van de aanleg en het onderhoud van de huidige infrastructuur voor elektronisch betalen voor alle banken tezamen zijn op dit moment moeilijk in kaart te brengen, aangezien iedere bank andere indicatoren hanteert voor de kostenallocatie en daarover bovendien weinig tot niets naar buiten brengt. Wel geeft Mark Buitenhek, Global Head of Payments & Cash Management bij ING, aan dat de additionele kosten van een toename van EUR 100 miljoen aan elektronische betalingen nihil zijn, maar dat een toename van bijvoorbeeld EUR 500 miljoen wel degelijk extra kosten en investeringen in de infrastructuur zou meebrengen. Een eerste conclusie luidt dus dat op dit moment moeilijk eenduidig kan worden vastgesteld of een contante betaling ‘all 30 Betalingsverkeer in Nederland, McKinsey, 2006, pp 4.
included’ voor de banken duurder, even duur of goedkoper is dan een elektronische betaling. Uit de resultaten van de hierboven genoemde McKinsey onderzoek kan worden opgemaakt dat banken gebaat zijn bij een toename van het gebruik van betaalkaarten ten koste van contant geld. Berekeningen van de Stichting Bevordering Efficiënt Betalen, een gezamenlijk initiatief van de Nederlandse banken en de Gezamenlijke Toonbankinstellingen, wijzen eenzelfde kant uit. Volgens de SBEB leidt iedere miljard meer PIN-transacties ten koste van contante transacties tot een besparing van 100 miljoen euro voor banken en retailers. Aangenomen dat een transitie van cash naar elektronisch betalen een positieve ontwikkeling is voor de banken, dan betekent dit nog niet dat de maatschappij als geheel gebaat zou zijn bij die ontwikkeling. Om dit vast te kunnen stellen dienen
de maatschappelijke kosten van zowel betaalkaarten als contant geld in kaart te worden gebracht. Dit is een complexe exercitie, die in ons land nog niet eerder integraal is uitgevoerd. Ook hier rijst de vraag welke kosten wel en welke niet moeten worden toegerekend aan welke betalingen. De SBEB relateert handelingskosten van toonbankinstellingen, beveiligingskosten van onder meer winkelpanden en diverse soorten (kaart)automaten maar ook de ‘verborgen’ kosten voor de zorg voor en opvang van slachtoffers van overvallen rechtstreeks aan het gebruik van cash. Daar staat tegenover dat de maatschappelijke schade van fraude bij elektronische betalingen groot is en conservatief op tientallen miljoenen euro’s geschat moet worden. Uit Zweeds onderzoek uit 2002 blijkt wel dat de totale variabele kosten van contant geld lager zijn dan die van betaalkaarten bij betalingen van kleine bedragen (met een omslagpunt van EUR 7,75 in 2002). Er zijn dus sterke aanwijzingen dat het gebruik van contant geld vanuit een maatschappelijk oogpunt zekere voordelen biedt: 50% van alle betalingen zijn namelijk zogenaamde Low Value Payments (tot EUR 10). Op dit moment worden nog maar 20% van deze transacties gepind, maar daarin komt als het aan de banken ligt snel verandering. Zo is onlangs een nieuw akkoord gesloten met Detailhandel Nederland over het pinnen van lage bedragen. Het aanbieden van pakketten op maat aan ondernemers moet een verdere versnelling gaan brengen, al is nog onduidelijk of en in welke mate dit zal gebeuren.
32 › 33
4 De stakeholders en hun positie in de cash-cycle 4.1. Banken en creditcard maatschappijen DNB ziet toe op een veilig en betrouwbaar betalingsverkeer. Daaronder valt zowel het giraal als het chartaal geldverkeer. De DNB acht zich voorts verantwoordelijk voor de kwaliteit, de continuïteit en de beschikbaarheid van contant geld. In beginsel is DNB verantwoordelijk voor het in omloop brengen van bruikbaar contant geld. Het produceren en in omloop brengen van munten gebeurt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën. DNB is verantwoordelijk voor het uitgeven en in omloop brengen van eurobankbiljetten, tezamen met de Europese Centrale Bank en de centrale banken van de andere eurolanden. Deze taak is feitelijk belegd bij de banken via zogeheten Chartale Distributie Overeenkomsten31. De kern van beide overeenkomsten is dat de commerciële banken een toenemend deel van de verantwoordelijkheden van de DNB overnemen, waaronder die van recirculatie van bankbiljetten. Dit betekent dat de banken steeds meer bankbiljetten die zij ontvangen van hun klanten niet afstorten bij DNB, maar deze zelf weer in omloop brengen. Daarbij controleren zij de bank31 CDO 1 overeengekomen in 2005, CDO 2 in 2010. CDO 3 is in voorbereiding.
biljetten op echtheid en vervuiling volgens de richtlijnen van de ECB. Dit recirculeren van bankbiljetten beperkt het aantal overdrachten, transporten en verwerkingsstappen en verkort de chartale distributieketen32. Als gevolg van de genoemde CDO’s is de rol van DNB in het chartale geldverkeer in de loop der tijd dus beperkt en zal middels de nog overeen te komen CDO 3 in de toekomst naar verwachting nog verder worden teruggebracht. DNB heeft beperkt zicht op de bankbiljettencirculatie in Nederland. Om ondanks deze terugtrekkende beweging haar rollen als centrale bank en toezichthouder te kunnen vervullen ontvangt de instelling periodiek de volumegegevens van de nationale geldtelcentrales inzake het aantal getelde biljetten. Ook de volumes van de geldopnames in de ATM’s worden ten behoeve van DNB geregistreerd. In Nederland nemen de drie grootbanken (Rabobank, ING Bank, ABN AMRO Bank) circa 90 % van het chartale betalingsverkeer in Nederland voor hun rekening. Diezelfde banken (onderlinge verschillen daargelaten) bevinden zich ook nog steeds in onrustig vaarwater als gevolg van de wereldwijde financiële crisis. Kostenbesparing en terugkeer naar de kernactiviteiten staan hoog op 32 DNB, Kwartaalbericht maart 2010, pp 22.
de agenda. Dit versterkt de beweging die al eerder werd ingezet: het afslanken van het kantorennetwerk en het terugdringen van de operationele kosten, onder meer die voor het product ‘contant betalingsverkeer’. De banken werken ook in toenemende mate samen om dit te waarborgen. Hoewel iedere commerciële bank bij de omgang met contant geld haar eigen afwegingen maakt, stellen de meeste banken zich op het standpunt dat cash duur is en dat het zinvol is contant betalen te ontmoedigen.
‘Het terugbrengen van cash zal niet plaatsvinden door hogere kosten te rekenen, maar door betere substituten aan te bieden.’ Mark Buitenhek, Global Head of Payments & Cash Management, ING
De bankensector stuurt (samen met de grotere toonbankinstellingen) dan ook in sterke mate aan op de transitie van cash naar elektronisch betalen, zowel door het uitbreiden van het aantal betaalautomaten als door het aanbieden van nieuwe diensten en technieken (bijvoorbeeld betalen via de mobiele telefoon gebruikmakend van ‘near field communication’ of betalen via vingerafdruk) als door het inzetten van consumentenvoorlichting33. De banken gaan er vanuit dat de consument hiervoor openstaat dan wel dit positief waardeert. 33 Bijvoorbeeld middels de campagne ‘Klein bedrag? PINnen mag’ of via websites als www.slimmepinpakketten.nl, www.slimpinverkeer.nl
34 › 35
De houding is in algemene zin omgeslagen van het remmen van elektronisch betalingsverkeer (door PIN-tarieven) naar het ontmoedigen van cash middels het doorberekenen van kosten voor contant geldverkeer. Dat laatste gebeurt zowel direct (de kosten voor het afstorten van cash zijn de afgelopen tijd sterk gestegen) als indirect (het aantal kantoren waar cash kan worden afgestort daalt, de eisen aan afstorting worden omhoog geschroefd, ‘vreemd afstorten’ wordt niet gefaciliteerd). Hierbij wordt deels voorbij gegaan aan het gegeven dat de ondernemer veelal zelf niet beslist of hij in contant geld betaald krijgt. Het terugdringen van het gebruik van contant geld heeft ook zijn weerstanden. Zo signaleert de Consumentenbond in een publicatie over het Nederlandse betalingsverkeer een duidelijke ‘druk’ op de consument om steeds efficiënter te betalen, waarbij desondanks de kosten van betalingsverkeer jaarlijks meer dan de inflatie stijgen. De bond ziet ook de toegankelijkheid van bankdiensten voor (zwakkere) groepen in de samenleving in gevaar komen: (bijstands-)gezinnen zonder internetaansluiting, ouderen, mensen met lichamelijke of geestelijke beperkingen. Ook het feit dat er soms (tijdelijk) storingen optreden in het elektronisch betaalnetwerk is de consumentenorganisatie een doorn in het oog. Naast de banken vormen ook met name internationaal opererende creditcard maatschappijen een belangrijke belangengroep binnen het cashdomein. Grote spelers als Visa en MasterCard streven naar een continue uitbreiding van hun
netwerk, transactievolumes en omzet. Maatschappijen bevorderen het gebruik van hun betaalproducten onder meer ten koste van het gebruik van cash. Belangrijke elementen in de dynamiek tussen cards en cash zijn de jaarlijkse kaartbijdragen en de kosten voor een creditcardtransactie versus de kosten die in rekening worden gebracht voor opname van contant geld bij ATM’s middels de creditcard. De in Nederland gebruikte bilaterale interchange vergoeding voor debetcardtransacties zal naar verwachting stijgen doordat we bij debetcards veel meer te maken krijgen met de Multilaterale Interbancaire Vergoeding (MIV), als gevolg van de verwachte toename van internationale concurrentie tussen debet/creditcardverwerkers34. 4.2 Toonbankinstellingen Ook retailers streven naar het terugbrengen van de kosten van hun betalingsverkeer. Die kosten ontstaan bij zowel het gebruik van cash als bij het gebruik van elektronisch betalen. De kosten die retailers maken voor contante betalingen vloeien voort uit personeel aan de kassa dat contante betalingen moet afhandelen, en uit de benodigde back-office capaciteit voor de administratie van contant geld zoals tellen, het sorteren van munten en biljetten, het storten van geld op de bank en het bestellen van wisselgeld. Retailers betalen tevens vergoedingen aan banken en professionele waardevervoerders voor het vervoer en de storting van hun inkomsten. Bij elektronische betalingen 34 ‘Visiedocument betalingsverkeer 2010’, NMA.
moeten retailers niet alleen vergoedingen afdragen aan de bank, maar tevens geld investeren in terminals en personeel. Door de vervanging in Nederland van de magneetstrip door de EMV-chip hebben partijen opnieuw moeten investeren in de infrastructuur. Evenals bij betalingen met contant geld zijn de personeelskosten afhankelijk van de tijd die het kost om een betaling met betaalkaart af te sluiten. Meer nog dan kosten is echter veiligheid het bepalende issue, althans bij een substantieel deel van de toonbankinstellingen. Het is daarom zinvol een onderverdeling te maken in een aantal categorieën van toonbankinstellingen, om tot een genuanceerd beeld te kunnen komen. 1. De grootwinkelbedrijven, inclusief de supermarkten Zoals hierboven al vastgesteld zijn pinonly kassa’s in opmars in de Nederlandse supermarkten en andere grootwinkelbedrijven. Deze retailers kunnen dus gerekend worden tot de aanjagers van de transitie van cash naar elektronisch betalen. Het kostenaspect is hier niet de main driver. Gezien het grote aantal overvallen dat de branche jaarlijks meemaakt is veeleer veiligheid het belangrijkste issue. Ook bij Blokker (1.500 winkels in Nederland) is minder cash eerder een zaak van veiligheid dan van kosten. Volgens CFO Ad van der Horst van het concern zijn niet zozeer de kosten van het handelen van contant geld hoog, maar het inregelen van meerdere parallelle betaalstromen: Chipknip, PIN, cash, waardecheques, enzovoorts.
Grootwinkelbedrijven maken zonder uitzondering gebruik van professionele cash solutions providers bij het aan- en afvoeren van cash. Ook hebben zij veelal voldoende financiële ruimte om te investeren in (technologische en organisatorische) beveiligingsmaatregelen, bijvoorbeeld door gesloten kassasystemen of door slechts aan enkele kassa’s contant geld te accepteren. Deze zogenaamde ‘pin-only’ kassa’s nemen in snel tempo toe in de Nederlandse supermarkten. Maar een proef in Almere met een compleet cashloze supermarkt is beëindigd, omdat dit aantoonbaar ten koste ging van de omzet. Er is, zo blijkt, nog steeds een aanzienlijke groep klanten die niet kunnen of willen pinnen.
Deze groep is volgens het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel nu nog goed voor een derde van de totale geldstroom en de helft van het aantal transacties. Naar aanleiding van een enquête onder een grote groep supermarktondernemers concludeerde het blad Distrifood dat de ondervraagden nog steeds veel weerstand voorzien tegen volledig cashloze winkels, voornamelijk bij ouderen. Ook het feit dat retourbetalingen enkel contant kunnen worden afgehandeld speelt hierbij een rol. De ondernemers verwachten dan ook niet dat de supermarkt snel zal zijn verlost van contant geld. 2. Het MKB, inclusief de horecabedrijven In Nederland zijn circa 220.000 MKB retailers en circa 300.000 terminals. Elektronisch betalen is in de perceptie van veel kleinere retailers relatief duur (gemiddeld 4 tot 6 eurocent per transactie, afhankelijk van een eventuele korting/fixatie), omdat zij onvoldoende volume en/of marge hebben om de vaste kosten terug te verdienen. Tegelijkertijd betekent het niet hebben van een terminal zonder meer omzetverlies en is dus ook in de meeste kleine winkels een PIN-automaat aanwezig. De kleinere retailer mist doorgaans de mogelijkheid om de consument te sturen in zijn betaalgedrag. Hier geldt: als de klant contant wil betalen, dan betaalt de klant contant. De grootste zorg is doorgaans om de winkel draaiend te houden. Volgens Els Prins, Secretaris Auteursrecht, betalingsverkeer en criminaliteit, VNO/NCW MKB Nederland, zijn er bij de achterban dan ook weinig klachten over contante betalingen.
36 › 37
Met name in de grote steden is veiligheid echter wel degelijk een enorm issue voor sommige MKB-ers, aangezien zij regelmatig met overvallen te maken hebben die een grote persoonlijke impact hebben op de ondernemer en/of het winkelpersoneel. Kleinere detaillisten maken doorgaans nog weinig gebruik van professionele solutions providers bij het aan- en afvoeren van cash (circa 17% doet dit wel). Zij tellen het geld zelf, brengen het zelf weg en storten het zelf af. De tijd die hieraan wordt besteed wordt doorgaans niet als ‘kostenpost’ in rekening gebracht, of zelfs maar als kostenpost ervaren. Dat is overigens alleen het geval als het afstortpunt in de buurt is en het afstorten zelf veilig en tegen lage kosten kan geschieden.
Anderzijds wordt de branche gekenmerkt door een groot aantal Low Value Payments met een lage marge. Elektronisch betalen is daarom voor veel horecaondernemers financieel weinig aantrekkelijk, ook al niet omdat fooien veel gemakkelijker gegeven worden als er contant betaald wordt. Er is dus sprake van een zekere spagaat.
De Nederlandse horeca (circa 43.000 ondernemingen, waarvan 20.000 aangesloten bij Horeca Nederland) heeft volgens Eus Peters, Manager Kennis & Innovatie van HNL in totaal circa 25.000 betaalterminals in gebruik (al stijgt dit aantal snel). Deze achterstand is te wijten aan het feit dat de branche pas relatief laat begonnen is met het plaatsen van terminals en betaalbare mobiele terminals pas laat beschikbaar kwamen. De horeca is daarmee een sector waar cash nog steeds de overhand heeft. HNL stimuleert elektronisch betalen bij haar leden om redenen van veiligheid, niet om redenen van kosten. Nu al staan horecagelegenheden op de derde plaats van favoriete overvallocaties, na winkels en woningen. Hoe minder cash in andere toonbankinstellingen, hoe meer overvallers zich op horecagelegenheden zullen richten, en dat wil HNL voorkomen.
3. Overige toonbankinstellingen Deze groep retailers vertoont een wisselend beeld in hun omgang met contant geld. Op veel verkooppunten op stations (Servex) vindt nu nog 80% van de betalingen contant plaats bij een sterk groeiende omzet. Dit zijn grotendeels bestedingen tot EUR 10 (Low Value Payments). Omzetsnelheid is voor deze ondernemers van doorslaggevend belang. Elektronisch betalen wordt daarom enkel gestimuleerd omdat er minder handelingen nodig zijn dan bij een cashbetaling (dus niet om redenen van kosten en/of veiligheid). Als de nieuwe EMV-pas echter een (aanzienlijk) langere afhandeltijd gaat meebrengen zal het accent mogelijk weer meer op contante betaling komen te liggen. De Nederlandse Spoorwegen zetten sterk in op elektronisch betalen, deels door het inzetten van pin-only automaten,
‘Als je echt contact met de retailers wilt houden moet je niet voor cash weglopen.’ Ad van der Horst, CFO Blokker Holding, lid van Stuurgroep Betalingsverkeer van Detailhandel Nederland
deels door de introductie van contactloos betalen (OV-chipcard). Ook in de parkeerbranche is in de volle breedte een digitaliseringslag te zien, zowel on street (parkeerautomaten) als off street (betaalautomaten in parkeergarages). Minder kosten voor beheer en molest zijn belangrijke drivers. Uit eigen enquêtes van marktpartij P1 blijkt echter wel dat de consument nog steeds graag met alle betaalmiddelen wil kunnen betalen. Daarom wordt er geëxperimenteerd met gedifferentieerde tarieven (contant betalen bijvoorbeeld 20% duurder).
‘Zolang er nog gasten zijn die aangeven met cash te willen betalen – zal cash niet verdwijnen.’ Eus Peters, Manager Kennis & Innovatie, Horeca Nederland
In tankstations – traditioneel doelwit van overvallers – is het beveiligingsniveau al maximaal. Ongeveer 45% van de betalingen is contant, waarbij met name shopartikelen cash worden afgerekend. Marktleider Shell zegt haar focus te leggen op loyaliteit, niet op betaalwijzen en heeft derhalve ook geen actief promotiebeleid op elektronisch betalen. 4.3 Overheid In algemene zin kan gesteld worden dat de overheid er belang bij heeft dat betalingen zoveel mogelijk elektronisch plaats-
38 › 39
vinden. Geldstromen zijn zo immers beter controleerbaar, wat handig is bij het heffen van belasting, zwartgeld bestrijding en het opsporen van criminele gelden. Vanuit dit perspectief draagt giraal geldverkeer dus bij aan een stabiel financieel stelsel, één van de hoofdverantwoordelijkheden van het ministerie van Financiën. Aan de andere kant vormt contant geld een inkomstenbron voor de overheid. Dit fenomeen, aangeduid met de term seigniorage, ontstaat doordat de kosten om een eurobiljet te maken en in omloop te brengen lager zijn dan de nominale/ denominatie waarde. Daarnaast moeten commerciële banken een veelal renteloos tegoed bij de centrale banken aanhouden ter grootte van de hoeveelheid bankbiljetten in omloop35. De beleggingsresultaten die daarmee worden behaald, zijn eveneens onderdeel van de seigniorage. Over de hoogte van deze ‘geldscheppingswinst’ worden geen uitspraken gedaan, maar aangenomen mag worden dat het om een aanzienlijk bedrag gaat. Ter vergelijking: het meest gebruikte Canadese dollarbiljet, dat van 20 dollar, levert minus alle kosten per jaar 95 dollarcent op, volgens gegevens van de Canadese centrale bank. In de eurolanden gaat het om de opbrengsten van bijna 14 miljard eurobankbiljetten in omloop met een waarde van ruim 800 miljard euro. De totale seigniorage wordt geschat op 0,4% van het gezamenlijke BNP van de lidstaten en daarmee bijna de helft van het EU-budget van EUR 140 miljard36. 35 Rösl, 2002. 36 Begg et al., 2008.
Zoals reeds vermeld geeft de overheid ook invulling aan een zekere zorgplicht voor burgers die niet of slechts in beperkte mate financieel redzaam zijn. Investeringen in het platform CentiQ (‘wijzer in geldzaken’), dat zich richt op jongeren maar ook een online huishoudboekje biedt voor gezinnen, wijzen erop dat ook vanuit het oogpunt van consumenteneducatie de overheid geen voorstander is van een (volledige) afschaffing van contant geld. Omdat het gebruik van contant geld veelal rechtstreeks geassocieerd wordt met veiligheidsissues als overvallen en inbraken kan ook het ministerie van Veiligheid en Justitie gerekend worden tot een belangrijke stakeholder in het cashdomein. Niet in het minst omdat de minister van Veiligheid en Justitie in belangrijke mate betrokken is bij het algemene opsporingsen vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie en dus bij de capaciteitsinzet voor de opsporing van overvallers en plegers van financiële criminaliteit. Politiek gezien lijkt het huidige kabinet meer waarde te hechten aan repressie en het strenger (langer) straffen van overvallers. Zoals eerder gesteld laat de situatie in onder meer Duitsland zien dat het vergroten van pakkans van overvallers daadwerkelijk bijdraagt aan een veiligere cash-cycle. 4.4 Cashindustrie In de chartale keten zijn tal van taken uitbesteed aan gespecialiseerde marktpartijen. Het ontwikkelen en bouwen van speciale soft- en hardware, het veilig en efficiënt vervoeren van munt- en papiergeld, het ontwikkelen en vullen van ATM’s, het legen van
nachtkluizen etc.: rondom cash is een hele industrie ontstaan van service providers die zich richt op het zo veilig en kostenefficiënt mogelijk inrichten van de keten. In toenemende mate wint bij deze partijen het inzicht terrein dat er toegewerkt moet worden naar een vorm van integrale ketenregie, wil de cash-cycle als geheel optimaal efficiënt en veilig functioneren. Veel (technologische en organisatorische) innovaties bieden nieuwe kansen, maar vragen tegelijkertijd om een constructieve dialoog tussen alle spelers in de cash-cycle, in het bijzonder de banken en de retailers. Een dergelijke dialoog is een belangrijke randvoorwaarde om van een toestand van suboptimalisatie per schakel naar daadwerkelijke optimalisatie van de gehele keten te komen. Tegen deze achtergrond zal de cashindustrie naar verwachting de komende jaren een snelle ontwikkeling laten zien, waarbij de huidige service providers zich meer en meer tot ketenregisseur en total solutions provider zullen ontwikkelen. Daarvoor moeten echter nog wel de nodige belemmeringen worden weggenomen, onder meer op het terrein van wet- en regelgeving.
‘Uit onderzoek blijkt dat de consument met alle betaalmiddelen wil kunnen betalen.’ Friso Hylkema, Algemeen Directeur P1
40 › 41
5 De toekomst van cash Zal contant geld op den duur volledig verdwijnen, of zal er sprake blijven van een cashdomein van enige of zelfs respectabele omvang? 5.1 De cashless society Mobiel pinnen, contactloos betalen, betalen met de mobiele telefoon. Er komen meer en meer verkooppunten en mogelijkheden voor de consument om elektronisch te betalen. Deze trend zal de komende jaren verder doorzetten. Volgens cijfers van Currence heeft de verbetering van de elektronische infrastructuur in de afgelopen jaren ook daadwerkelijk bijgedragen aan een duidelijke en sterke stijging van het aantal elektronische contante betalingen. In het toonbankbetalingsverkeer kannibaliseren nieuwe elektronische betaalmogelijkheden enerzijds reeds bestaande elektronische betaalmethoden en anderzijds gaan deze ten koste van de hoeveelheid contante betalingen. Door laatstgenoemde ontwikkeling zijn er dan ook mensen die voorspellen dat de cashless society slechts een kwestie van tijd is. In 2005 heeft DNB een studie laten uitvoeren naar (de wenselijkheid van) een toekomstige cashless society, een maatschappij zonder munten en bankbiljetten. Volgens deze studie zou een besparing van enkele honderden miljoenen euro op de kosten van het nationale betalingsverkeer haalbaar zijn als de gezamenlijke
banken en toonbankinstellingen zouden inzetten op verdere bevordering van het elektronische betalingsverkeer. Gezamenlijke initiatieven, bijvoorbeeld middels het Convenant Betalingsverkeer, zouden kunnen leiden tot een verdere afname van de maatschappelijke kosten waar mogelijk de consumenten ook de vruchten van zouden kunnen plukken. Volledige afschaffing van contant geld zou ook zonder twijfel bijdragen aan de veiligheid van onze maatschappij. Belangrijke voorwaarde is niet in de laatste plaats dat de consumenten de voordelen van contant geld, als besproken in hoofdstuk 3, weten te realiseren middels elektronische alternatieven. De realiteitszin daarvan is echter twijfelachtig.
‘In een cashloze maatschappij kun je met de huidige electroniche oplossingen je kinderen niet eens om brood sturen.’ Miriam Osten, Manager Stichting Bevorderen Efficient Betalen (SBEB), Secretaris Task Force Cashloze Supermarkt (CBL)
In een cashless society bestaat er immers geen baar geld meer en is de maatschappij volledig afhankelijk geworden van elektronische betaalmethoden. Elektronische systemen zijn echter kwetsbaar voor storingen en ondanks voortdurende verbeteringen kan ook de (data)veiligheid (kortere of
langere tijd) in het geding zijn. In de afwezigheid van geld zouden mensen terug moeten vallen op bijvoorbeeld baar goud. Dit zal de economie niet ten goede komen. Geen enkel systeem, en dat geldt ook voor het elektronische systeem, kan derhalve zonder back-up. In het geval van elektronisch betalen is dat cash, hetgeen recentelijk ook door de aanleiding- en gevolgen van de financiële crisis weer eens is onderstreept. Het is dan ook zelfs de vraag of een sterke afname van het chartale betalingsverkeer, met impact op de robuustheid en veiligheid van de infrastructuur, überhaupt een wenselijke ontwikkeling zou zijn.
‘De grootste drempel naar een cashloze maatschappij wordt niet benoemd en dat is het zwarte en grijze circuit.’ Annemarie Jorritsma, Voorzitter VNG, Burgemeester Gemeente Almere
De diverse stakeholders in het cashdomein verschillen in hun visie op de toekomstige ontwikkeling van cash in Nederland. Ze zijn het er echter allen over eens dat het om bovenstaande redenen niet aannemelijk is dat cash ooit volledig verdwijnt. Er zal dan ook eerder sprake zijn van een ‘less cash society’ dan van een ‘cashless society’. 5.2 Toekomstscenario’s Het is dus meer de vraag in welk tempo het gebruik van contant geld daadwerke-
42 › 43
lijk zal afnemen en tot welk nieuw evenwicht de verhouding cash versus non-cash zal bewegen. Duidelijk is dat gezien de huidige grote verschillen tussen de individuele landen37 met betrekking tot het gebruik van cash de beweging naar een nieuwe evenwicht per land anders zal verlopen. In Nederland is er binnen een aantal sectoren, zoals in dit rapport beschreven, sprake van een duidelijke daling van het aantal contante transacties. Tegelijkertijd, uitgaande van de cijfers van onder meer De Nederlandsche Bank, is echter de hoeveelheid contant geld in Nederland nog nooit zo groot geweest. Recent onderzoek door de DNB laat verder zien dat, anders dan veelal wordt verondersteld, er een hoge (positieve) correlatie blijkt te bestaan tussen het gebruik van internet en het gebruik van cash en blijkt uit recent Amerikaans onderzoek dat juist de jongere generatie (generatie ‘Y’) in de Verenigde Staten weer substantieel (+20%) meer contant is gaan betalen38. Naast de invloed van bijvoorbeeld sociaaldemografische factoren benadrukken deze onderzoeken dat voorzichtigheid is geboden bij het voorspellen van de toekomst door het lineair doortrekken van ingezette trends in de afgelopen jaren.
37 Bijvoorbeeld met betrekking tot de gevolgen van de financiële crisis, de bestaande volwassenheid en dichtheid van de infrastructuur voor de diverse betaalmethoden, betaalgewoontes, invloeden van creditcard maatschappijen etc. 38 Aite Group: “The Less-Cash Society: Forecasting cash usage in the United States”, December 2010.
Belangrijker voor de Nederlandse maatschappij zal het daarom zijn om niet zozeer te voorspellen, maar eerder voorstellingen te maken van hoe de betaalmarkt er over tien jaar uit zou kunnen zien en wat er in de diverse scenario’s nu gedaan moet worden om daarop voorbereid te zijn. Gezien het essentiële belang van ons betaalsysteem en de rol van contant geld daarin lijkt het zinvol om een aantal scenario’s volgens de techniek van het scenariodenken uit te werken. Scenariodenken wordt door een toenemend aantal bedrijven39 gezien als een waardevol instrument in aanvulling op conventioneel risicomanagement, waar (te)veel wordt uitgegaan van ervaringen uit het verleden en lineaire risico’s. Risico’s zijn immers vaak weliswaar zichtbaar, maar worden niet altijd serieus genomen, zoals bij de Amerikaanse hypothekencrisis40. Voor de toekomst van cash valt te denken aan scenario’s waarbij de stakeholders in het cashdomein zich moeten voorbereiden op een verdere lineaire afname van het gebruik van contant geld of een scenario waar het gebruik van contant geld zelfs versneld afneemt41 (totdat een nieuw evenwicht gevonden zal worden). Een tweede voorwaarde voor succesvol scenariodenken is voorstellingsvermogen; 39 Scenariodenken werd door Shell als een van de eerste geadopteerd. 40 Lezing ‘Vulcanoes, Black Swans and Financial Crises’, aangehaald in Banking Review, september 2010. 41 Zoals de in de Retail Banking Research 2010 opgenomen ‘moderate’ versus ‘accelerated’ scenarios.
door een gebrek aan voorstellingsvermogen had de recente IJslandse vulkaanuitbarsting door niemand voorziene gevolgen voor de luchtvaart. Een scenario waar gebruik van contant geld op het huidige niveau minimaal stagneert of zelfs weer toeneemt zal dan ook moeten worden beschouwd.
‘De kosten van contant geld zijn voor het grootwinkelbedrijf op dit moment vergelijkbaar met de kosten van elektronisch betalen.’ Henk van den Broek, (Voormalig) CEO DetailResult, Voorzitter Stuurgroep Betalingsverkeer Detailhandel Nederland
Formeel genomen is er in ons land geen systeemeigenaar die eindverantwoordelijk is voor veilig en efficiënt betalen. Maar gezien contant geld rouleert in een keten zal scenarioplanning enkel goed kunnen gebeuren als alle schakels in die keten daarin participeren. Samenwerking in de keten is dan ook essentieel om te komen tot een gedeelde visie en strategie om het gebruik van cash zo veilig en kostenefficiënt mogelijk te maken en zo te voldoen aan de overduidelijke behoefte van de consument.
Lijst van geraadpleegde bronnen 1. ‘Future of Cash and Payments’, Retail Banking Research, 2010.
16. ECB Blue Book; Payment and Securities Settlement Systems in the European Union, August 2007.
2. ‘The Less-Cash Society: Forecasting Cash Usage in the United States’, Aite Group, December 2010.
17. Bereikbaarheidsonderzoek 2010: ‘De bereikbaarheid en toegankelijkheid van het betalingsverkeer voor consumenten en ondernemers’, in opdracht van Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer, december 2010.
3. ‘The Shadow Economy in Europe’,Friedrich Schneider, Johannes Kepler University Linz, 2010. 4. ‘Lessen uit de crisis voor betalings- en settlementsystemen, DNB Kwartaalbericht , maart 2010. 5. ‘The safety of cash en debit cards’, DNB Working paper no 245, april 2010.
‘Contante betalingen geteld’, DNB Kwartaalbericht, december 2009. 6.
‘Prikkels aan de kassa’, DNB Kwartaalbericht, december 2007. 7.
‘Naar een cashless society?’, DNB: Kwartaal bericht, maart 2006. 8.
‘Betalen kost geld, DNB Kwartaalbericht, maart 2004. 9.
Het toonbankbetalingsverkeer in Nederland; ‘Kosten en opbrengsten van het toonbankbetalingsverkeer in kaart gebracht’, in opdracht van DNB en gezamenlijke TBI, 2007. 10.
‘De veiligheid van toonbankbetaalmiddelen’, Een onderzoek naar de beleving van het gedrag van de Nederlandse consument, DNB, juni 2009. 11.
‘Incentives at the counter’, DNB Working Paper no 196, December 2008.
12.
The impact of survey design on research outcomes: A case study of seven pilots measuring cash usage in the Netherlands, DNB Working Paper No. 221, August 2009. 13.
The Effect of Transaction Pricing on the Adoption of Electronic Payments: A Cross-Country Comparison, DNB Working Paper no. 71, 2005. 14.
15. Position paper ‘Contant Geld’, van de gezamenlijke Nederlandse toonbankinstellingen, 2009.
44 › 45
18. ‘Betalen in de supermarkt’; Een kwantitatief onderzoek naar het betaalgedrag van de consument, in opdracht van SBEB, 2010. 19. ‘Betalingsverkeer, Veilig, toegankelijk en betaalbaar’, Consumentenbond.nl. 20. World Payments Report 2006, 2008, 2009, 2010, Cap Gemini & ABN AMRO/RBS en EFMA. 21. ‘Naar een robuustere PIN-keten in Nederland’, McKinsey, oktober 2009, in opdracht van SBEB. 22. ‘Global perspective on payments’: The McKinsey Global Payments Map, April 2009. 23. ‘Betalingsverkeer in Nederland’, McKinsey & Co, 2006. 24. ‘Card and cash payments – the social perspective in Sweden’, 2008. 25. ‘Less cash on the counter – Forecasting Finnish payment preferences’, Bank of Finland Discussion paper, 2004. 26. Forecasting Cash Use in Legal and Illegal Activities, Arbeitsnotat 2000, Norges Bank. 27. Positionpaper ‘Liability Shift’, De gezamenlijke Nederlandse toonbankinstellingen (Platform Detailhandel Nederland, Koninklijk Horeca Nederland en Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie), 2007. 28. Afronden: wat zijn de spelregels?, Informatie over de afrondingsregel ten behoeve van de (kassa-) medewerkers van de detailhandel, Platform Detailhandel Nederland.
29. ‘Payment cards: a briljant future?’, Department of Research into modern criminal threats, November 2006.
44. ‘Binnenlands beroepsgoederenvervoer’, NEA: Korte-termijnontwikkelingen transport- en logistiekbedrijven, juni 2010.
30. ‘The great cyberheist’, New York Times, November 2010.
45. ‘Proposal Regulation cross-border transportation Euro cash Eurozone’, European Commission, Brussels July 2010.
31. Position Paper on the proposed regulation on professional Cross-Border Transportation of Euro Cash by Road between Member States in the Euro Area, ESTA, October 2010. 32.
‘Visiedocument betalingsverkeer ‘, 2010, NMa.
Evolving payment habits - Proceedings of the Bank of Finland - Payment Habits Seminar 2008. 33.
ECB Working Paper no 1136 Payment scale economies, competitions and pricing - December 2009. 34.
35. DNB Occasional Studies vol 3 nr 2 – ‘Payments are no free lunch’ - 2005. 36. ‘Eurosystem measures towards a more efficient cash-cycle’, ECB - ESTA conf May 2008. 37. ‘The role of the central bank in cash-cycle’, Bank of Finland, Bulletin 1, May 2010. 38. ‘Witboek professioneel grensoverschrijdend transport Eurocontanten in Eurozone’, Commissie Europese Gemeenschappen, mei 2009. 39. ‘Key Findings Cost of Payment Collection Survey 2009, Britisch Retail Consortium. 40. ‘Local recycling with Q-Cash Router at Swedbank’, Banq IT, Stockholm. 41.
‘Convenant Betalingsverkeer 2005’, ‘2010’.
42. ‘Rentabiliteit transport- en logistiek-bedrijven beroepsgoederenvervoer over de weg 2009 en verwachtingen voor 2010’, juni 2010. 43. ‘Grensoverschrijdend beroepsgoederenvervoer’, NEA: Korte-termijnontwikkelingen transport- en logistiekbedrijven, juni 2010.
46. ‘Proposal Counsil Regulation - extension Scope of Regulation cross-border transportation Euro cash Eurozone’, European Commission, Brussels, July 2010. 47. ECB - Payment Statistics Netherlands september 2010 -1. 48. Wincor Nixdorf - Cash-cycle Management Solutions - The revolution in cash handling. 49. ‘Cash Substitutions: Issues and Implications’, ESTA, A presentation to the European Central Bank. 50.
‘Public v private money and SECA’, ESTA, 2007.
Geraadpleegde websites
46 › 47
1.
www.ecb.int
2.
www.dnb.nl
3.
www.currence.nl
4.
www.afm.nl
5.
www.efficientbetalen.nl
6.
www.dedetailhandel.nl
7.
www.platformdetailhandel.nl
8.
www.consumentenbond.nl
9.
www.efma.com
10.
www.europeanpaymentscouncil.eu
11.
www.esta-cash.eu
12.
www.wijzeringeldzaken.nl
13.
www.pinconvenant.nl
14.
www.geldmuseum.nl
15.
www.nmanet.nl
16.
www.nvb.nl
17.
www.rijksoverheid.nl
18.
www.horeca.org
Lijst van geïnterviewde stakeholders 1.
Jan Binnekamp, Head of Cash Policy, DNB
2. Maarten Brouwer, Algemeen Directeur, Koninklijke Nederlandse Munt
16. Eus Peters, Manager Kennis & Innovatie, Horeca Nederland 17.
Arie Piet, CEO Koninklijke Joh. Enschedé
3. Mark Buitenhek, Global Head of Payments & Cash Management ING en Voorzitter SEPA Stuurgroep Nederland
18. Henriette Prast, Adviseur van het Bestuur van het NIBUD, Hoogleraar Persoonlijke Financiële Planning, Universiteit van Tilburg
4. Ineke Bussemaker, Head of Payment Services and Savings Rabobank
19.
5. Henk van den Broek, (voormalig) CEO DetailResult, Voorzitter Stuurgroep Betalingsverkeer, Detailhandel Nederland
20. Ben Schellekens, Beleidsadviseur Consumentenbond voor Betalingsverkeer en Pensioenen
Frank Burrekers, Manager Health, Environment, Safety & Security, Shell-Retail 6.
Ad van der Horst, CFO Blokker Holding, lid van Stuurgroep Betalingsverkeer van Detailhandel Nederland 7.
8. Jan Huurdeman, Commercieel directeur Servex, horeca en retailformules 9.
Friso Hylkema, Algemeen Directeur P1
Marina de Jongh, Manager Competence Center Ticketing NS Reizigers 10.
11. Annemarie Jorritsma, Voorzitter Vereniging Nederlanse Gemeenten (VNG), Burgemeester Gemeente Almere 12. Tjibbe Joustra, (voormalig) Voorzitter Vereniging van Particuliere Beveiligingsorganisaties (VPB), Voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid 13. Klaas Knot, Directeur en vice Thesaurier Generaal Ministerie van Financiën, Professor ‘Money and Banking’ aan de Rijksuniversiteit Groningen, voorzitter Stuurgroep CentiQ 14.
Piet Mallekoote, Algemeen Directeur Currence
15. Miriam Osten, Manager Stichting Bevorderen Efficient Betalen (SBEB), Secretaris Task Force Cashloze Supermarkt (CBL)
Els Prins, Secretaris auteursrecht, betalingsverkeer en criminaliteit, VNO/NCW MKB Nederland
21. Arnout Schikhof, Head of Process Development, DNB 22. Jos van der Stap, Landelijk Overval Coördinator, Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) 23. Fred Teeven, Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie 24. Coen Voormeulen, Division Director Cash and Payment Systems, DNB 25. Willem de Vocht, Secretaris Betalingsverkeer, Detailhandel Nederland
Colofon Over G4S G4S Cash Solutions verzorgt en ontwikkelt nieuwe beveiligingsconcepten die marktpartijen als retailers en banken in staat stellen zorgeloos met cashgeld te werken. Het bedrijf is onderdeel van G4S, een onderneming die met 625.000 medewerkers in meer dan 120 landen wereldleider is in Security Solutions. G4S is genoteerd aan de London Stock Exchange, met een secundaire notering in Kopenhagen. Kijk voor meer informatie op www.g4s.nl Disclaimer en copyright Het Cash Report 2011 is op zorgvuldige wijze samengesteld. Desondanks is het mogelijk dat de informatie die in dit report wordt gepubliceerd onvolledig of onjuist is weergegeven. G4S kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die zijn gebaseerd op deze publicatie. Niets uit dit report mag worden vermenigvuldigd, verspreid, of tegen vergoeding beschikbaar gesteld worden aan derden zonder bronvermelding en verwijzing.
48
Dankwoord De auteurs willen graag iedereen die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van het Cash Report 2011 bedanken voor zijn of haar inhoudelijke bijdrage. Dat geldt in het bijzonder voor de geïnterviewden genoemd in het appendix bij dit document. Zonder hun input was dit paper zeker minder rijk aan inzichten geweest. Verder een bijzonder woord van dank aan Karin Tielenius Kruythoff (G4S) en Marieke Roekx voor de productiebegeleiding en de coördinatie, Edwin de Bruin en William Smit van DBSC Consulting voor hun waardevolle rol in de gehouden interviews en aan Bart van Ratingen van Public-i Writers en Taco de Vries van Payments Advisory Group voor de redactionele ondersteuning. Ten slotte willen we Eric Sijtsma bedanken voor de vormgeving van het Cash Report 2011.
G4S Cash Solutions April 2011
Postbus 2045, 3500 GA Utrecht
www.g4s.nl