Inhoudsopgave Toelichting Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Aanleiding Afweging noodzaak milieueffectrapportage Situering plangebied Vigerende Planologisch-juridische situatie De bij het plan behorende stukken Opbouw toelichting
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4
Beleidskader Algemeen Nationaal beleid Provinciaal beleid Gelderland Gemeentelijk beleid
8 8 8 9 14
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4
Het plan Algemeen Bestaande situatie Nut en noodzaak maatregelen Toekomstige situatie
17 17 17 18 20
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Onderzoek Algemeen Archeologie en cultuurhistorie Natuur Watertoets Milieuhygiënische aspecten Kabels en leidingen Niet Gesprongen Explosieven (NGE)
29 29 29 35 43 46 57 58
Hoofdstuk 5 5.1 5.2
Toelichting op de regels Algemeen Nadere toelichting op de bestemmingen
60 60 60
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
62
Hoofdstuk 7 7.1 7.2 7.3
Maatschappelijke verantwoording Inspraak Vooroverleg Zienswijzen
63 63 64 65
Eindnoten Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 Onderzoek archeologie 2012 Bijlage 2 Onderzoek archeologie 2010 Bijlage 3 Advies regioarcheoloog Bijlage 4 Advies provinciaal archeoloog selectiebesluit Bijlage 5 Onderzoek gebiedsbescherming flora en fauna Bijlage 6 Onderzoek soortenbescherming flora en fauna Bijlage 7 Nader onderzoek flora en fauna Bijlage 8 Activiteitenplan flora en fauna Bijlage 9 Onderzoek Waterhuishouding Bijlage 10 Akoestisch onderzoek Bijlage 11 Bodemonderzoek Bijlage 12 Onderzoek luchtkwaliteit Bijlage 13 Stikstofdepositie Bijlage 14 Explosievenonderzoek Bijlage 15 Nota zienswijzen
1
N320 Culemborg
3 3 4 4 7 7 7
66
2
N320 Culemborg
Toelichting
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding Coalitieakkoord In het Gelders coalitieakkoord 2007-2011 'Gelderland maakt het verschil', is opgenomen dat de problematiek en oplossingsrichtingen van vijf knelpunten in het provinciale wegennet worden onderzocht op nut en noodzaak. De N320 bij Culemborg is één van die vijf knelpunten. In het coalitieakkoord 2011-2015 is de zorg voor de mobiliteit in de vorm van leefbaarheid, doorstroming en verkeersveiligheid opnieuw benoemd. Voor wat betreft het provinciale wegennet worden lopende projecten afgerond. Knelpunt N320 In de huidige situatie doet zich op de N320 een dagelijks terugkerend bereikbaarheidsprobleem voor in zowel de ochtend- als avondspits. De route naar de A2 loopt steeds verder vast en levert in Culemborg zelf ook doorstromingsproblemen op. De capaciteit van de infrastructuur is onvoldoende om de elkaar kruisende in-, uiten doorgaande verkeersstromen op de N320 te verwerken. Tot 2020 zal het verkeer op de N320 nog verder groeien, met verdere doorstromingsproblemen als gevolg. Er ontstaan problemen op de rotonde met de Rijksstraatweg en ter hoogte van de rotondes met de Erasmusweg en de Vlinderlaan. Ook ontstaan er afwikkelingsproblemen binnen de bebouwde kom van Culemborg, namelijk op de rotonde met de Limburg van Stirumlaan. Hierdoor ontstaat er terugslag tot aan de rotonde met de N320. In 2020 ontstaat tevens terugslag tot op de A2 als gevolg van de afwikkelingsproblemen op de N320 ter hoogte van Culemborg. Eveneens is de bereikbaarheid van het station niet optimaal. Vooral voor Culemborg zelf en het bedrijventerrein bij Culemborg is de N320 van essentieel belang voor een goede bereikbaarheid, dit vanwege het ontbreken van alternatieve aansluitingen op het hoofdwegennet. Wro-agenda 2008-2009 In de Wro-agenda 2008-2009 is beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het verwezenlijken van provinciale doelen. Vastgelegd is onder andere bij welke projecten gekozen wordt voor het opstellen van een inpassingsplan. Het project voldoet aan de gestelde criteria en om die reden is gekozen voor het opstellen van dit inpassingsplan. Om de doorstroming op de N320 en de bereikbaarheid van Culemborg veilig te stellen wil de provincie de capaciteit van deze weg en kruisingen vergroten. Hiermee waarborgt de provincie de verkeersafwikkeling op de N320 voor de lange termijn, tot na 2020. Omdat een deel van de gewenste maatregelen niet passen binnen de vigerende bestemmingsplannen is door de provincie dit inpassingsplan opgesteld, waarin de planologisch-juridische kaders voor de aanpassingen zijn vastgelegd.
3
N320 Culemborg
1.2
Afweging noodzaak milieueffectrapportage Vanaf 1987 is het in Nederland wettelijk verplicht om voor bepaalde activiteiten die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, de zogenoemde procedure voor de milieueffectrapportage, kortweg de m.e.r.- procedure, te doorlopen. In het Besluit m.e.r. bijlage C en D staat een opsomming van activiteiten die mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Indien de activiteit (kolom 1) de genoemde drempelwaarde (kolom 2) overschrijdt, geldt voor de in kolom 3 en/of 4 genoemde plannen en/of besluiten de m.e.r.-(beoordelings)plicht. Op basis van de genoemde C- en D-lijst zijn de maatregelen die met dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt niet m.e.r-plichtig. Ten aanzien van de m.e.r.-beoordelings- plicht ligt deze afweging als gevolg van een uitspraak van het Europees Hof van Justitie gecompliceerder. Om risico's ten aanzien van de voortgang van het project te voorkomen is uitgebreider gekeken of m.e.r.-plicht voor dit project aan de orde is. Daarbij is, mede gezien de uitspraak van het Europees Hof, een aanpak gekozen zoals die wordt toegepast indien wel sprake is van m.e.r.beoordelingsplicht. Deze aanpak houdt in dat de mogelijke effecten van de verkeerskundige oplossingen op het milieu zijn afgewogen. Uit de afweging blijkt dat de effecten van de maatregelen voor de geluidsbelasting en de natuur beperkt zijn. Daar waar natuurwaarden worden aangetast, worden deze elders gecompenseerd. Voor de normen voor luchtkwaliteit, geldt dat deze als gevolg van de maatregelen niet overschreden worden. Verder zijn er geen andere milieuaspecten waarop eventuele nadelige effecten verwacht kunnen worden. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de toetsing van het plan aan de milieu aspecten. Kijkend naar de C- en D-lijst en naar de kenmerken van het project, de plaats van het project en de potentiële effecten die bij de oplossingsrichtingen worden verwacht, wordt gesteld dat het doorlopen van de m.e.r.-procedure en het opstellen van een MER voor de besluitvorming niet nodig is. Ook een eventuele plan-m.e.r.-plicht vanwege de ligging van Natura2000 gebieden is niet aan de orde. Om die reden is voor dit project geen m.e.r.- procedure doorlopen.
1.3
Situering plangebied Het plangebied ligt ten zuiden en zuidwesten van Culemborg en omvat drie deelgebieden van het tracé en kruisende wegen van de N320. Het tracé begint in het westen, vanaf de aansluiting op de A2, en eindigt in het oosten met de kruising met de Rijksstraatweg. Tevens maakt de compensatielocatie in verband met de ecologische hoofdstructuur deel uit van het plangebied. Het project voorziet daarnaast in werkzaamheden aan de rotonde ter hoogte van de Erasmusweg. Deze werkzaamheden kunnen echter binnen het vigerende bestemmingsplan uitgevoerd worden. Om die reden maken deze gronden geen deel uit van dit inpassingsplan. Op navolgende afbeeldingen is de globale ligging van het plangebied weergegeven alsmede de gedetailleerde begrenzing van de drie deelgebieden van het tracé en de globale ligging van de compensatielocatie voor de ecologische hoofdstructuur.
4
N320 Culemborg
Situering globale ligging plangebied
Detaillering 1 planbegrenzing tussen A2 en aansluiting Wethouder Schoutenweg (rechts)
5
N320 Culemborg
Detaillering 2 planbegrenzing afslag Beesdseweg (links) en kruisingen van Limburg Stirumstraat en Rijkstraatweg (rechts)
Ligging van de compensatielocatie voor de ecologische hoofdstructuur
6
N320 Culemborg
1.4
Vigerende Planologisch-juridische situatie De huidige planologische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de volgende bestemmingsplannen: bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de gemeenteraad van Culemborg op 26 maart 1998 en goedgekeurd (ged.) door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 3 november 1998; bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Pavijen I-IV' vastgesteld door de gemeenteraad van Culemborg op 12 februari 2009; bestemmingsplan 'Ter Weijde' vastgesteld door de gemeenteraad van Culemborg op 8 februari 2007 en goedgekeurd (ged.) door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 18 september 2007 bestemmingsplan 'Lanxmeer' vastgesteld door de gemeenteraad van Culemborg op 23 september 2010.
1.5
De bij het plan behorende stukken Het inpassingsplan "N320 Culemborg" bestaat uit de volgende stukken: verbeelding, schaal 1:2.000 (kaart nr. NL.IMRO.9925.IPN320Culemborg-vst1); planregels; toelichting met bijlagen. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het inpassingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting met bijlagen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar beschrijft het plan en toont de haalbaarheid van het plan aan. In de bijlagen zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en andere relevante stukken opgenomen.
1.6
Opbouw toelichting In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de bestaande situatie en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 4 zijn de onderzoeksresultaten van de relevante en benodigde onderzoeken opgenomen. In hoofdstuk 5 zijn de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling weergegeven. Hoofdstuk 6 en 7 sluiten deze toelichting af met een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van de gevoerde procedure.
7
N320 Culemborg
Hoofdstuk 2 2.1
Beleidskader
Algemeen In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in het inpassingsplan of invloed hebben op de bestemmingsregelingen, worden in dit hoofdstuk behandeld. Per bestuurslaag wordt een samenvatting gegeven van de relevante aspecten uit deze nota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.
2.2
Nationaal beleid
2.2.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Voor dit inpassingsplan is het volgende van belang: Bereikbaar = Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd: Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen; Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg; Nationaal belang 7: Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen. Conclusie voor dit inpassingsplan Dit inpassingsplan richt zich primair op de hoofddoelstelling Bereikbaar en draagt bij aan een robuust netwerk van wegen en een betere benutting van de capaciteit. Het inpassingsplan is daarmee in lijn met de uitgangspunten uit het SVIR. De N320 is geen tracé van nationaal belang maar de aanpassingen maken in groter verband wel onderdeel uit van een pakket maatregelen gericht op een duurzaam gebruik van de A2. Door het verbeteren van de doorstroming op de N320 kan de A2 namelijk worden ontlast.
8
N320 Culemborg
2.2.2
Besluit algemene regels omgevingsrecht Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen of inpassingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Conclusie voor dit inpassingsplan In het Barro zijn geen regels opgenomen die vragen om een nadere afweging of een planologische vertaling in dit inpassingsplan.
2.3
Provinciaal beleid Gelderland
2.3.1
Structuurvisie ruimtelijke ordening (Streekplan 2005) In het provinciale beleid, zoals verwoord in het Streekplan (thans structuurvisie als bedoeld in de nieuwe Wro) worden drie zones onderscheiden: het groenblauwe raamwerk, het rode raamwerk en het multifunctionele gebied. Voor deze zones is het zogeheten provinciale gebiedsbeleid geformuleerd. Provinciaal gebiedsbeleid Het groenblauwe raamwerk en het rode raamwerk vormen de ruimtelijke hoofdstructuur. De ontwikkeling en het behoud hiervan zijn aangemerkt als een provinciaal belang. Het rode raamwerk heeft betrekking op de hoogdynamische functies die samenhangen met de hoofdinfrastructuur en intensieve vormen van ruimtegebruik zoals stedelijke functies, intensieve vormen van recreatie, met stedelijke ontwikkeling samenhangende groenontwikkeling en intensieve agrarische teelten. Het groenblauwe raamwerk omvat de meer kwetsbare functies als natuurgebieden en waterbergingsgebieden. Het multifunctionele gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciale hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctionele platteland. In het provinciale planologische beleid is op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht. Het plangebied van voorliggend inpassingsplan ligt binnen het multifunctionele gebied, met de nadere aanduiding waardevol landschap en waardevol open gebied. Eveneens is een klein gedeelte van het plangebied gelegen binnen de EHS en daarmee dus binnen het groenblauwe raamwerk. Hieronder wordt ingegaan op het specifieke beleid.
9
N320 Culemborg
Provinciaal Waardevol Landschap Op grond van de streekplanuitwerking kernkwaliteiten waardevolle landschappen is het gebied ten zuiden en westen van Culemborg aangewezen als karakteristieke kom (landschap 14: De Regulieren). Een deel van de westelijke punt ligt binnen de begrenzing van het Nationaal landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het ruimtelijk beleid voor de kom is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Deze kwaliteiten betreffen onder andere de gave open kommen met grote openheid en weidebouw, hier en daar onderbroken door verspreid liggende bebouwing, populierenbossen, eendenkooien en grienden. In de kommen zijn de percelen veelal rechthoekige blokken die uit oudere stroken zijn samengesteld. De grenzen zijn sloten. Een andere kwaliteit is de verwevenheid van het landschap met de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Waardevol open gebied Voor waardevolle open gebieden geldt de grootschalige openheid als belangrijkste kernkwaliteit. Dit betekent dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, niet zijn toegestaan. Ook kleine aantallen en kleinschalige vormen kunnen de waardevolle openheid aantasten. Natuur (EHS) Een klein deel van het plangebied valt binnen de Ecologische hoofdstructuur EHS. In de gehele EHS geldt de kernkwaliteit: de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden. Het plangebied valt onder de EHS Rivierengebied. Voor dit gebied gelden de volgende kernkwaliteiten: de rivier met zijn bijbehorende dynamiek en morfologie, als bron van natuurlijke processen, en als as van een keten natuurterreinen en natuurrijke cultuurlandschappen in de uiterwaarden en de daarbij behorende bijzondere natuur, zoals rivierduinen, stroomdalgraslanden, natte schraalgraslanden, hardhoutooibos en nevengeulen; de relatie tussen open voedselrijke foerageergebieden en rustgebieden (open water) voor overwinterende en doortrekkende ganzen, eenden en andere watervogels; de Nieuwe Hollandse Waterlinie als samenhangend en herkenbaar geheel van moerasgebieden en open (weidevogel)graslanden; het samenhangende geheel van Linge en natuurgebied en landgoederen langs de Linge in het westelijk rivierengebied.
Weergave EHS natuur, EHS Verweving en EHS verbindignszone
10
N320 Culemborg
Fragment ligging plangebied ten opzichte van de EHS Conclusie voor dit inpassingsplan De status van (een deel van) het plangebied als EHS en de aanduiding Waardevol Landschap en Waardevol Open gebied vraagt om een nadere motivering in dit inpassingsplan. In paragraaf 3.4 wordt ingegaan op de landschappelijke inpassing van de weg in relatie tot de kernkwaliteiten van het landschap. Hierbij wordt gemotiveerd dat de kernkwaliteiten versterkt worden. In paragraaf 4.3 wordt aandacht besteed aan de mogelijke aantasting van de kernkwaliteiten van de EHS en de compenserende maatregelen. 2.3.2
Ruimtelijke Verordening Gelderland In de Ruimtelijke Verordening Gelderland staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. Een Ruimtelijke Verordening is een juridische vastlegging van de hiervoor behandelde provinciale structuurvisie, streekplanuitwerkingen en -herzieningen. De provincie voegt in de Ruimtelijke Verordening geen nieuw beleid toe. De regels in een ruimtelijke verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied of delen daarvan. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland staan regels over onderwerpen die van provinciaal belang zijn, dit betreffen: verstedelijking, wonen, detailhandel, recreatiewoningen en -parken, glastuinbouw, waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening, ecologische hoofdstructuur, waardevol open gebied en nationaal landschap. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplannen op deze regels afstemmen.
11
N320 Culemborg
Conclusie voor dit inpassingsplan De Wro voorziet er niet in de provinciale Ruimtelijke Verordening te laten gelden voor door Provinciale Staten vast te stellen inpassingsplannen. Wel zijn Provinciale Staten bij de vaststelling van inpassingsplannen in beginsel gebonden aan het eigen provinciale beleid, dat de grondslag is van deze verordening. Daarbij heeft de provincie nadrukkelijk het voornemen zich aan de bepalingen en beperkingen die de verordening stelt te houden. Dit betekent dat dit inpassingsplan voldoet aan de relevante regels uit de verordening. Concreet betreft dit artikel 18 (EHS), artikel 19 (Waardevol open gebied) en artikel 20 (Nationaal landschap). Voor de inhoudelijke toetsing aan de bepalingen van de verordening wordt verwezen naar paragraaf 3.4 en 4.3 van deze plantoelichting. 2.3.3
Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2 Het provinciaal beleid voor verkeer een vervoer is vastgelegd in het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan 2 (PVVP 2) (2004). Het PVVP 2 geeft tot 2015 richting aan het provinciale verkeers- een vervoersbeleid, waarbij naar een duurzame balans wordt gezocht tussen bereikbaarheid, leefomgeving en veiligheid. Voor elk van deze aspecten formuleert het PVVP 2 ambities. Met het PVVP 2 streeft de provincie naar een duurzame mobiliteit: een verkeers- en vervoersysteem dat een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en die sociale integratie stimuleert. Dynamische Beleidsagenda Mobiliteit Onderdeel van het PVVP 2 is de Dynamische Beleidsagenda Mobiliteit. Met deze nieuwe Dynamische Beleidsagenda Mobiliteit wil de provincie beknopt schetsen welke accenten in Gelderland de komende jaren worden gelegd binnen de kaders van het PVVP 2. In de regio Rivierenland ligt de focus voor 2010-2012 vooral op de verdere uitwerking van A2/A15 zone in relatie tot de ontsluiting van de belangrijkste kernen in het gebied. De verbetering van de doorstroming op de N320 maakt hier deel van uit. Conclusie voor dit inpassingsplan Het inpassingsplan is in lijn met de uitgangspunten uit het PVVP 2.
2.3.4
Werken aan duurzame mobiliteit Het programma 'Werken aan Duurzame Mobiliteit 2012' (WaDM) biedt een overzicht van projecten en activiteiten waaraan de programmabudgetten Mobiliteit in 2012 worden besteed. Het is een nadere concretisering van het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan (PVVP 2) en kan gezien worden als een bestedingsplan voor de middelen van 2012. De aanpassingen aan de N320 bij Culemborg vallen onder het programma Nieuwe Infrastructuur. Het Programma Nieuwe Infrastructuur is gericht op het wegnemen van knelpunten die een goede bereikbaarheid en leefbaarheid in de weg staan door middel van de aanleg van nieuwe infrastructuur, reconstructies en diverse vormen van mobiliteitsontwikkeling. Onder de aanleg van nieuwe infrastructuur wordt zowel de aanleg van wegen als de aanleg van OV-infrastructuur en fietspaden bedoeld. In 2012 wordt verder gewerkt aan de wegenprojecten waarvoor in de vorige statenperiode verkenningen zijn gestart.
12
N320 Culemborg
Conclusie voor dit inpassingsplan De aanpassingen op de N320 zijn opgenomen in het programma WaDM en kunnen gezien worden als een reconstructie, die gericht is op het verbeteren van de doorstroming, veiligheid en leefbaarheid. Het inpassingsplan is hiermee in lijn met het programma WaDM. 2.3.5
Gelders Milieuplan 4 Het Gelders Milieuplan 4 is gebaseerd op de Wet milieubeheer en beschrijft de hoofdlijnen van het Gelderse milieubeleid. Het bevat het provinciale beleid voor het verder verbeteren van de milieukwaliteit in Gelderland in de periode september 2010 tot en met december 2012. Het Gelders Milieuplan 4 (GMP 4) houdt rekening met de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, zoals veranderingen in de wet- en regelgeving, het klimaatakkoord en de uitvoeringsprogramma's die de provincie heeft gemaakt voor onder meer lucht, externe veiligheid en bodem. GMP 4 biedt een beeld van het Gelderse milieubeleid. Het milieubeleid is uitgewerkt in zeven milieuthema's: lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, natuur en biodiversiteit, klimaat en verantwoordelijkheid voor duurzaamheid. Het plandoel voor de GMP 4-periode ten aanzien van geluid is onder andere voor provinciale wegen: geen onaanvaardbare geluidsbelasting in Gelderland als gevolg van verkeer op provinciale wegen in 2020. Ten aanzien van luchtkwaliteit en geur richt de provincie zich bij (provinciale)wegen op doorstromingbevorderende maatregelen en het aanleggen van meer groen langs provinciale wegen. Ten aanzien van natuur en biodiversiteit en de kwantiteit en kwaliteit van leefgebieden van flora en fauna streeft de provincie naar een verbeterde passeerbaarheid van provinciale wegen op plaatsen waar zich knelpunten voordoen. Ter bevordering van ecosystemen investeert de provincie onder andere in de aanleg van stil asfalt op provinciale wegen bij stilte(beleids)gebieden en voor het uitvoeren van het beleidsplan 'Gelderland uitgelicht' wordt slimme verlichting toegepast op provinciale wegen. Dit beleidsplan heeft tot doel om in de provincie Gelderland met minimale verlichting en een minimaal energieverbruik een maximaal verkeers- en sociale veiligheid te verkrijgen, waarbij ook de natuur en het milieu gediend zijn. Conclusie voor dit inpassingsplan In paragraaf 4.5 wordt aandacht besteed aan de effecten van de aanpassingen aan de N320 op het milieu. Hieruit blijkt dat er zich in de nieuwe situatie geen knelpunten voordoen op het gebied van lucht, geluid, bodem en externe veiligheid. In paragraaf 4.3 worden de gevolgen van de aanpassingen op de natuur en biodiversiteit beschreven.
13
N320 Culemborg
2.4
Gemeentelijk beleid
2.4.1
Structuurvisie Op 17 februari 2011 is de Structuurvisie 'Aantrekkelijk Culemborg - Culemborg 2030' door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie is een toekomstgericht document waarin de visie van de gemeente op de ruimtelijke ontwikkelingen in Culemborg is verwoord. Daarvoor is als tijdshorizon het jaar 2030 gekozen. De Structuurvisie is bedoeld om in grote lijnen de toekomstige ontwikkeling van de stad te schetsen. In de structuurvisie wordt specifiek aandacht besteed aan de optimalisatie van de N320. De optimalisatie wordt door de gemeente in het kader van de structuurvisie als een belangrijk project gezien. Niet alleen voor de doorstroming op de N320 zelf maar ook in relatie tot het sleutelproject Spoorzone. Een betere bereikbaarheid van het station voor autoverkeer vanaf de N320 is noodzakelijk om de P + R functie ter plaatse verder te versterken. Conclusie voor dit inpassingsplan De aanpassingen op de N320 die met dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt passen binnen het beleid van de Structuurvisie 2011. De wens van de gemeente Culemborg om de bereikbaarheid van het station voor autoverkeer vanaf de N320 te verbeteren is opgenomen in het provinciaal inpassingsplan.
2.4.2
Gemeentelijk Verkeers- en vervoerplan Op 5 juni 2008 stemde de gemeenteraad van Culemborg in met de Startnota Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP). De nota geeft de kaders van het gemeentelijk verkeer- en vervoerbeleid aan. Het GVVP wordt gevormd door een bundeling van drie deelnota’s, namelijk het Fietsbeleidsplan, de Nota Gebiedsontsluitingswegen en de Parkeernota. Fietsbeleidsplan Fier op de Fiets In het Fietsbeleidsplan wordt een visie gegeven op het fietsklimaat in Culemborg en worden kaders gesteld. De doelstelling van het fietsbeleidsplan luidt als volgt: De gemeente stimuleert het fietsgebruik door zichzelf actief in te zetten voor verbetering van de fietsinfrastructuur en voorlichting en educatie. Het verbeteren van een dicht en samenhangend netwerk van veilige, directe en comfortabele routes binnen de kern Culemborg en daarbuiten, tezamen met goede fietsparkeervoorzieningen is de taak voor de komende jaren. Nota Gebiedsontsluitingswegen Gebiedsontsluitingswegen zijn de hoofdwegen binnen de bebouwde kom met een belangrijke verkeersfunctie. Achtergrond voor de nota is het rijksbeleid voor verkeersveiligheid: Duurzaam Veilig. Fouten in het verkeer moeten voorkomen worden door vereenvoudiging van de infrastructuur en door de kans op conflicten te vermijden. De weg moet als het ware ‘self explaining’ zijn en ertoe leiden dat de weggebruiker vanzelf het gewenste gedrag vertoont. Om dat gedrag op te roepen, stelt Duurzaam Veilig expliciete eisen aan inrichting (vorm), gebruik (gedrag) en functie van wegen: wanneer de vormgeving van een weg aansluit bij de functie van de weg binnen het netwerk past de weggebruiker zijn gedrag aan, zodat een veiliger situatie ontstaat.
14
N320 Culemborg
Parkeernota Culemborg De Parkeernota Culemborg is een verdere uitwerking van de Startnota GVVP wat betreft het onderwerp parkeren. De Parkeernota geeft de strategische kaders van het parkeerbeleid aan voor de komende 10 jaar. Het parkeerbeleid is afgestemd op het ruimtelijk beleid van een gemeente waardoor voorzien wordt in een afgewogen totaalpakket aan maatregelen gericht op ruimtelijke kwaliteit en bereikbaarheid. Conclusie voor dit inpassingsplan Dit inpassingsplan voorziet primair in het verbeteren van de doorstroming op de N320, hiervoor zullen ook aanpassingen aan de bestaande fietsinfrastructuur plaatsvinden. De aanpassingen die met dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt, worden conform het Duurzaam Veilig principe vormgegeven. De aanpassingen op de N320 die met dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt passen binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoerplan. 2.4.3
Groenstructuurplan De visie op het groen binnen de bebouwde kom van Culemborg is vastgelegd in het groenstructuurplan. In het groenstructuurplan wordt de samenhang tussen de verschillende groenonderdelen in de stad in beeld gebracht. Deze samenhang kan vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken, zoals ruimtelijke structuur, natuur, recreatie en verkeer. Bij iedere invalshoek horen andere criteria. De ambitie is om ten aanzien van de groenstructuur deze verschillende invalshoeken met elkaar te verbinden. De N320 maakt deel uit van de hoofdverkeersinfrastructuur, deze structuur maakt mede door haar laanbeplanting deel uit van de hoofdgroenstructuur. In het groenstructuurplan is opgenomen dat de door populieren begeleide N320 de grens vormt tussen de stad en het buitengebied. Tevens is in het plan als aanbeveling opgenomen dat beplantingsplannen opgesteld kunnen worden voor de strook langs de N320. Conclusie voor dit inpassingsplan In het kader van de aanpassingen aan de N320 wordt een deel van de weg heringericht met groen. De N320 wordt landschappelijk ingepast, hetgeen in paragraaf 3.4 nader wordt toegelicht. De landschappelijke inpassing benadert de herinrichting niet alleen vanuit de esthetiek maar tevens vanuit de cultuurhistorie en ecologie. Het plan is daarmee in lijn met de ambitie uit het groenstructuurplan.
2.4.4
Cultuurhistorisch beleid Om er voor te zorgen dat het waardevolle uit het verleden wordt meegenomen naar de toekomst heeft de gemeente Culemborg de nota 'Rijk verleden, Sterke toekomst' opgesteld. In deze nota is het cultuurhistorisch beleid vastgelegd. De visie op cultuurhistorie uit zich in drie hoofddoelstellingen: het inzichtelijk maken van het in de gemeente aanwezige cultuurhistorische erfgoed, door middel van het opstellen van een cultuurhistorische waardenkaart; het integreren van cultuurhistorie in de diverse beleidsvelden van de gemeente; zorgdragen dat er bij alle ruimtelijke ontwikkelingen gekeken wordt of er cultuurhistorische waarden in het geding zijn. Als dat het geval is, wordt afgewogen of en zo ja, hoe ze behouden kunnen blijven c.q. beschermd moeten worden.
15
N320 Culemborg
In de nota wordt het gebied waar het plangebied deel van uitmaakt gekarakteriseerd als 'komgrond'. Deze van oudsher uitgestrekte open gebieden danken hun huidige structuur aan de ruilverkavelingen die er hebben plaatsgehad in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Tijdens deze ruilverkavelingen zijn de populierenbossen geïntroduceerd in de komgronden. De van oudsher karakteristieke openheid van de komgronden wordt door zowel deze populieren als de traditionele grienden en eendenkooien tegenwoordig behoorlijk beperkt. Conclusie voor dit inpassingsplan In paragraaf 4.2.2 wordt nader ingegaan op het aspect cultuurhistorie in relatie tot dit inpassingsplan. Hieruit blijkt dat met de herinrichting van N320 een deel van de openheid van de kom weer wordt teruggebracht, door onder andere het kappen van bomen. Het inpassingsplan zorgt daarmee voor een versterking van de cultuurhistorische waarden in het gebied en is daarmee in lijn met de uitgangspunten van de nota.
16
N320 Culemborg
Hoofdstuk 3 3.1
Het plan
Algemeen In dit hoofdstuk wordt het plan beschreven, waarbij eerst wordt ingegaan op de huidige situatie en vervolgens op de toekomstige situatie.
3.2
Bestaande situatie N320 op provinciaal niveau De N320 is een belangrijke ontsluitingsroute voor de Betuwe en ontsluit zowel Culemborg, Maurik, Kesteren als de omliggende kernen aan de A2 en de A15. De N320 begint op de aansluiting Culemborg van de A2 en loopt dan oostwaarts, ten zuiden van Culemborg naar het zuidoosten. De N320 eindigt bij Kesteren op een indirecte aansluiting met de N233. De weg is gedeeltelijk stroomweg en gedeeltelijk gebiedsontsluitingsweg en is 30 kilometer lang. Kenmerkend voor de N320 is de ligging in het rivierenlandschap, gekenmerkt door de afwisseling van open komgronden en meer kleinschalige oeverwallen. Ten zuiden en westen van Culemborg bepalen de open komgronden het beeld, terwijl de omgeving van Beusichem gekenmerkt wordt door de meer kleinschalige en lokaal meer besloten oeverwallen. Ook het oostelijk tracé bij Maurik en Kesteren wordt gekenmerkt door de afwisseling van open komgronden en oeverwallen, typisch voor het landschap van de grote rivieren.
N320 op provinciaal niveau N320 op lokaal niveau De N320 vormt een gedeeltelijke ontsluitingsweg langs de zuidrand van Culemborg. De zuidrand van Culemborg bestaat grotendeels uit bedrijven op het bedrijventerrein Pavijen en voorzieningen zoals scholen en een sportcomplex. Ook ligt hier de wijk Lanxmeer. Ten westen van de spoorlijn maken veel bedrijven gebruik van de voordelen die deze zichtlocaties bieden. De verkaveling van de bedrijven is losjes gebaseerd op de oorspronkelijke strokenverkaveling. Ten westen van de bebouwing van Culemborg staan drie moderne windmolens vlak bij de weg (km 2.2-2.8). Deze molens vormen een belangrijk herkenningspunt en fungeren als landmark voor zowel de weggebruiker als iedereen in de wijde omgeving.
17
N320 Culemborg
De N320 ten zuiden van Culemborg
Streetview vanuit het westen met windmolens en links het bedrijventerrein De Pavijen
3.3
Nut en noodzaak maatregelen
3.3.1
Aanleiding In het Gelders coalitieakkoord 2007-2011 'Gelderland maakt het verschil' is opgenomen dat de problematiek en oplossingsrichtingen van vijf knelpunten in het provinciale wegennet worden onderzocht op nut en noodzaak. De N320 bij Culemborg is één van die vijf knelpunten. In de huidige situatie doet zich op de N320 een dagelijks terugkerend bereikbaarheidsprobleem voor in zowel de ochtend- als avondspits. De route naar de A2 loopt steeds verder vast en levert in Culemborg zelf ook doorstromingsproblemen op. De capaciteit van de infrastructuur is onvoldoende om de elkaar kruisende in-, uit- en doorgaande verkeersstromen op de N320 te verwerken. Tevens is de bereikbaarheid van het treinstation niet optimaal. Indien geen maatregelen worden genomen, zal de doorstromingsproblematiek in de toekomst verder toenemen.
18
N320 Culemborg
Vooral voor Culemborg zelf en het bedrijventerrein Pavijen bij Culemborg is de N320 van essentieel belang voor een goede bereikbaarheid vanwege het ontbreken van alternatieve aansluitingen op het hoofdwegennet. De reconstructie van de N320 is geen losstaand project, maar maakt in groter verband onderdeel uit van een pakket maatregelen, gericht op een duurzaam gebruik van de A2. 3.3.2
Verkenning Om tot een goede selectie van oplossingsrichtingen te komen, en uiteindelijk tot een voorkeursalternatief voor de N320, zijn op basis van Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid en regelgeving een aantal randvoorwaarden geformuleerd die de scope vormen van de verkenning. De oplossingsrichting zal binnen die randvoorwaarden: bijdragen aan het verkeers- en vervoersysteem ten dienste van bereikbaarheid; de bereikbaarheid van de stedelijke gebieden, bedrijventerreinen en voorzieningen waarborgen; zorgen voor een duurzame mobiliteit met een goede kwaliteit van de leefomgeving van mensen; zorgen voor een veilige mobiliteit. Op basis van de laatste twee aandachtspunten betekent dit onder andere dat binnen het project (zo nodig) maatregelen getroffen moeten worden om voor 2015 de luchtkwaliteit te verbeteren en het geluidsniveau op omliggende woningen te verminderen. Daar waar met geringe inspanning of meerkosten een hoger kwaliteitsniveau realiseerbaar is, dient dat te geschieden. Daar waar nu al sprake is van een betere kwaliteit dan basiskwaliteit, richt het beleid zich op behoud van deze betere kwaliteit. De oplossingsrichting moet in zijn totaliteit bijdragen aan de verbetering van de verkeersveiligheid of in elk geval niet leiden tot een afname van de verkeersveiligheid. In aanvulling daarop hebben provincie en gemeente een viertal uitgangspunten gedefinieerd: er worden geen aansluitingen van Culemborg op de N320 afgesloten; ook de Wethouder Schoutenweg blijft een belangrijke ontsluitingsweg; terugdringen van autogebruik gaat boven verbreding; extra asfalt trekt namelijk ook meer ongewenst verkeer van elders aan; het station wordt beter ontsloten; onderzoek richt zich met name op een extra, rechtstreekse aansluiting van het station vanaf de N320; de provincie voert op de N320 alleen duurzame ‘no-regret’-maatregelen uit. Dat zijn (beperkte) ingrepen die hoe dan ook waardevol zijn, ook op de lange termijn, en niet tot kapitaalvernietiging leiden. Op grond van de verkenning zijn drie alternatieve oplossingsrichtingen voorgesteld die nader onderzocht zijn. het opwaarderingsalternatief (nul-plus); het spreidingsalternatief (stedelijke randweg); het bundelingsalternatief (regionale rondweg). Alle drie bevatten voldoende oplossend vermogen om Culemborg ook tot na 2020 bereikbaar te houden. Onderkend is dat bij het formuleren van deze drie alternatieven te weinig rekening is gehouden met de effecten op de verkeersdruk en verkeersstructuur in Culemborg. Als belangrijke tussenstap in het proces is daarom op 13 januari 2010 een workshop georganiseerd om de opdracht voor de verkenningsfase aan te scherpen. Een belangrijke conclusie is dat de deelnemers aan de workshop het erover eens zijn dat niet uitsluitend de drie in de pré-verkenning
19
N320 Culemborg
benoemde alternatieven onderzocht moeten worden. Nader verkeerskundig onderzoek moet zich met name richten op combinaties van maatregelen die tot een voorkeursoplossing kunnen leiden. Via een eerste objectieve analyse van de alternatieven is snel duidelijk geworden dat de doorstroming het meeste baat heeft bij het spreiden van het verkeer op de N320 in plaats van het bundelen op twee aansluitingen. Uitgaande van dat spreidingsalternatief is ten behoeve van deze verkeersstudie een aantal inrichtingsvarianten naast elkaar gezet en onderzocht. De varianten maken verschillen zichtbaar in een aansluiting van het station op de N320 en een nieuwe oostelijke aansluiting van Culemborg. Voor alle varianten geldt dat de N320 vanaf de A2 tot de kruising met de Wethouder Schoutenweg wordt opgewaardeerd naar een 2x2 wegprofiel. 3.3.3
Voorkeursalternatief De verkenning heeft uiteindelijk geleid tot één voorkeursalternatief waarbij de volgende maatregelen worden voorgesteld: 1. De N320 krijgt er vanaf de A2 tot aan de Wethouder Schoutenweg twee rijstroken bij; 2. De kruising met de Wethouder Schoutenweg wordt verruimd en er worden extra opstelstroken gerealiseerd; 3. De kruising bij de Erasmusweg wordt vervangen door een turborotonde; 4. Er komt een nieuwe afslag van de N320 naar de Beesdseweg om makkelijk bij het station te komen; 5. De kruisingen bij de Rijksstraatweg en de Van Limburg Stirumstraat worden aangepakt door de te kleine rotondes te vervangen door verkeerslichten.
3.4
Toekomstige situatie
3.4.1
Algemeen Dit inpassingsplan richt zich op de maatregelen zoals genoemd in 3.3.3 met uitzondering van de turborotonde bij de Erasmusweg. Deze turborotonde kan op grond van het vigerende bestemmingsplan gerealiseerd worden en behoeft dus geen planologische wijziging. In deze paragraaf worden de maatregelen nader toegelicht. Hierbij wordt niet alleen de technische oplossing benoemd maar wordt tevens ingegaan op de ambitie om de N320 landschappelijk in te passen. Zoals in paragraaf 2.3 reeds is beschreven, bevindt de N320 zich in een landschappelijk waardevol gebied. Het plangebied is aangewezen als Nationaal Landschap en Waardevol landschap. Met name de openheid van het gebied vraagt om een uitgekiende balans tussen het beperken van de ingreep en het inpassen van de weg. Onderzocht is op welke wijze het nieuwe wegontwerp de bestaande kernkwaliteiten van het Nationaal landschap en het Waardevol open landschap, zoals omschreven in het provinciaal beleid, kan versterken. In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze de mogelijke inrichting bij kan dragen aan de versterking van de aanwezige landschapskwaliteiten.
20
N320 Culemborg
Voor de landschappelijke inpassing wordt er van uit gegaan dat het gehele tracé zich als vanzelfsprekend voegt naar het landschap. De weg ligt op gelijk niveau of iets verhoogd in het landschap. Zowel vanuit de omgeving als vanaf de weg zijn de karakteristieke eigenschappen van het landschap daardoor goed waarneembaar, zonder dat de weg zelf als barrière ervaren wordt. Delen van de weg kunnen zich voegen naar de ontginningslijnen van het landschap. Een klein deel van de N320 doorkruist de open komgronden, dwars over de ontginningsstructuur heen. Daar waar de weg zich voegt naar de ontginningsstructuur kan zij voorzien worden van een duidelijke landschappelijke begeleiding. Deze begeleiding zou niet mogen conflicteren met de kenmerkende openheid en weidsheid in de omgeving. Waar de weg de open komgronden doorkruist, blijven de bermen naar verwachting vrij van opgaande beplanting. Hier staat de openheid van het omliggende landschap centraal. De brede bermen kunnen voorzien worden van gras- en bermsloten en mogelijk met natuurvriendelijke oevers. In de directe omgeving van de weg is wel opgaande beplanting aanwezig in de vorm van de karakteristieke grienden, populieren bosjes en eendenkooien. In de volgende subparagrafen worden per maatregel/ruimtelijke ingreep de belangrijkste ambities ten aanzien van de landschappelijke inpassing toegelicht. 3.4.2
Verdubbeling rijstroken tussen A2 en Wethouder Schoutenweg Tussen de A2 en de aansluiting met de Wethouder Schoutenweg wordt de N320 verdubbeld van twee naar vier rijstroken. Eveneens wordt de thans aanwezige watergang verlegd in zuidoostelijke richting. De carpoolplaats aan de noordwestzijde van de N320 blijft gehandhaafd.
Ontwerp verdubbeling rijstroken en verlegging watergang
21
N320 Culemborg
Om de verdubbeling in te passen voegt de weg zich net als in de huidige situatie naar de landschappelijke ontginningslijnen. De bermen kunnen daarbij ruimte bieden voor de handhaving van de bestaande bomenrij in de tussenberm tussen hoofdrijbaan en parallelweg. De bermen kunnen verder worden voorzien van gras met mogelijke uitzondering van de kruisvlakken, waar de middenberm lokaal verhard uitgevoerd kan worden. Om de kwaliteit van de bomenrij langs de weg te versterken, kunnen de platanen vervangen worden door populieren. De nieuwe watergang in de zuidelijke wegberm zou een natuurvriendelijke oever kunnen krijgen inclusief voldoende ruimte voor beheer en onderhoud. Langs dit deel van de weg wordt geen verlichting toegepast, met uitzondering van de kruisingen. De verlichting wordt daarbij geconcentreerd rond het kruisvlak en dusdanig uitgevoerd dat de lichthinder voor de omgeving tot een minimum wordt beperkt.
Overzicht mogelijke landschappelijke maatregelen inpassing (indicatief) 3.4.3
Extra opstelstroken Wethouder Schoutenweg Bij de aansluiting met de Wethouder Schoutenweg zelf worden extra opstelstroken gerealiseerd.
22
N320 Culemborg
Ontwerp kruising N320 en de Wethouder Schoutenweg De kruising tussen de N320 en de Wethouder Schoutenweg vormt de overgang tussen de historische weg naar Culemborg en het huidige tracé van de N320. De driehoekige overhoek bij de kruising biedt ruimte aan een groep elzen samen met de bestaande rij knotwilgen. Binnen het plangebied wordt geprobeerd om zoveel mogelijk bomen te compenseren. Eventueel kunnen extra bomen bij Westendorp worden aangeplant. De elzen dienen als compensatie voor de drie bomen die langs de wethouder Schoutenweg moeten verdwijnen. De opzet van de nieuwe kruising blijft zo compact mogelijk terwijl de tussenbermen waar mogelijk in gras worden uitgevoerd. Het kruisvlak is voorzien van verlichting. Deze verlichting is puur op het kruisvlak gericht en dusdanig compact uitgevoerd dat lichthinder voor de omgeving wordt beperkt. Aangezien de verkeerskundige ingreep voor het wegvlak zelf minimaal is, wordt uitgegaan van handhaving van de huidige wegbeplanting. Waar mogelijk wordt gekeken of de aanleg van een natuurvriendelijke oever mogelijk is, inclusief voldoende ruimte voor beheer en onderhoud aan beide zijden van de weg. Omdat de weg hier in zuidoostelijke richting afbuigt worden de bestaande landschappelijke ontginningslijnen doorsneden. Door mogelijk gebruik te maken van een brede grasberm met bermsloot kan gezorgd worden voor een subtiele verankering van de weg in het landschap. Op termijn is het weids uitzicht op de omgeving en een duidelijke ondergeschiktheid van de weg aan het landschap van belang. Om dit te realiseren zal de huidige wegbeplanting, wanneer deze kaprijp is, waarschijnlijk niet vervangen worden. Verder blijven de windmolens fungeren als belangrijke herkenningspunten.
23
N320 Culemborg
Overzicht mogelijke landschappelijke maatregelen inpassing (indicatief)
24
N320 Culemborg
3.4.4
Nieuwe afrit richting het station van Culemborg Ten westen van de spoorlijn Utrecht - Den Bosch wordt een nieuwe afslag van de N320 naar de Beesdseweg aangelegd waardoor het station en de daarbij gelegen Park en Ride voorziening beter bereikbaar worden. Op die manier wordt getracht het gebruik van het openbaar vervoer te stimuleren.
Ontwerp afslag richting station Culemborg De N320 zelf voegt zich in dit deelgebied naar de landschappelijke ontginningslijnen. Het bestaande verloop blijft ongewijzigd. De afslag richting het station zal parallel aan deze ontginningslijnen worden aangelegd. De bermen van de N320 kunnen ruimte bieden aan een in het landschap passende dubbele bomenrij gecombineerd met een watergang. Waar mogelijk wordt gekeken of de aanleg van een natuurvriendelijke oever mogelijk is. Voor de afslag richting het station wordt een zo beperkt mogelijk deel van de bomenrij onderbroken.
25
N320 Culemborg
Overzicht mogelijke landschappelijke maatregelen inpassing (indicatief) 3.4.5
Vervangen rotondes Rijksstraatweg en de Van Limburg Stirumstraat De bestaande kleine rotondes worden vervangen door kruisingen met verkeerslichten. Ook wordt er een aantal fietspaden aan- en omgelegd.
26
N320 Culemborg
Ontwerp nieuwe kruisingen Van Limburg Stirumstraat en Rijkstraatweg De kruising tussen de N320 en de Rijkstraatweg (N833) is een uitgelezen locatie om de verschillende karakters van beide wegen te onderstrepen. De vormgeving van de kruising benadrukt de hiërarchie van de wegen. De structuur en verloop van de oude Rijksstraatweg is daarbij belangrijker dan de structuur van de N320. Het historische karakter van deze weg kunnen versterkt worden door smalle verharde tussenbermen met keien. De brede tussenbermen van gras zijn kenmerkend voor de N320. Voor de oude Rijksstraatweg is de doorgaande rij bomen ook een duidelijk kenmerk. Deze boomstructuur krijgt de voorkeur boven de beplantingsstructuur van de N320 en loopt dus tot vlak aan het kruisvlak. Ook in de kom van Culemborg is het streven de boomstructuur langs de oude Rijksstraatweg waar mogelijk in stand te houden en waar mogelijk aan te vullen. Dit om de boomstructuur en herkenbaarheid van de weg te verbeteren. De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied hebben effect op de aanwezige waterhuishouding. Het watersysteem dient op een goede manier hersteld of aangepast te worden. Daarnaast moet de extra hoeveelheid verhard oppervlak en het oppervlak aan te dempen watergangen gecompenseerd worden. Dit bijvoorbeeld door extra waterberging aan te leggen. Voor waterberging is de locatie bij de Meer, rond de kruising tussen de N320 en de Rijkstraatweg een geschikte locatie. Bovendien kan een waterberging hier de zichtbaarheid van het water in het landschap vergroten. De N320 en Rijkstraatweg buiten de bebouwde kom zijn niet voorzien van verlichting, alleen het kruisvlak van beide wegen is verlicht. Hierbij dient de verlichting beperkt te worden tot het voor veiligheid noodzakelijke minimum en dient lichthinder voor de omgeving te worden voorkomen. De oude Rijksstraatweg is binnen de kom van Culemborg wel voorzien van verlichting.
27
N320 Culemborg
Overzicht mogelijke landschappelijke maatregelen inpassing (indicatief) Conclusie Met de boven beschreven maatregelen wordt de doorstromingproblematiek op de N320 opgelost. Eveneens worden indicatieve maatregelen genoemd die bij kunnen dragen aan de instandhouding en verdere versterking van de kernkwaliteiten van het waardevolle landschap. Bij de uitwerking van het wegontwerp zal moeten worden bezien op welke wijze de genoemde indicatieve maatregelen hun plek kunnen krijgen.
28
N320 Culemborg
Hoofdstuk 4 4.1
Onderzoek
Algemeen Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de effecten van de reconstructie van de N320 op het milieu en de omgeving. De effecten worden daarbij getoetst aan de wettelijke kaders. Voor een deel van de milieu- en omgevingsaspecten is onderzoek verricht. De belangrijkste uitkomsten van deze onderzoeken worden in dit hoofdstuk verwoord. Voor uitgebreidere en meer specifieke informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeksrapporten. Deze zijn als bijlage bij dit inpassingsplan gevoegd.
4.2
Archeologie en cultuurhistorie
4.2.1
Archeologie Algemeen Per 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient de provincie ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Uitgangspunten in de monumentenwet zijn op hoofdzaken: archeologische waarden zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaren; vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie; bodemverstoorders betalen archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen. De gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaart van Culemborg geeft inzicht in de bekende en te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. Aan deze waarden is een advies gekoppeld voor het te voeren beleid. Op de navolgende afbeeldingen is een uitsnede van de archeologische waarden- en verwachtingskaart weergegeven. Uit deze kaart blijkt dat delen van het plangebied als archeologisch waardevol gebied kunnen worden beschouwd en dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden niet kan worden uitgesloten. Om die 1 reden is een archeologisch onderzoek verricht .
29
N320 Culemborg
Archeologische beleidskaart Resultaten onderzoek Archeologisch onderzoek rotonde Rijksstraatweg, februari 2010 Door ACVU-HBS Amsterdam is in 2010 een Archeologisch bureauonderzoek en 2 Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de rotonde Rijksstraatweg. Het onderzoek is bijgevoegd als bijlage aan dit plan. Op basis het uitgevoerde bureauonderzoek geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor de perioden Midden Bronstijd – Nieuwe Tijd, waarbij rekening gehouden moet worden met resten vanaf het Neolithicum. Hoewel tijdens het inventariserend veldonderzoek door middel van boringen slechts daterende vondsten zijn gedaan uit de perioden Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd, lijkt de aangetroffen stratigrafie de archeologische verwachting te onderschrijven. In de top van crevasseafzettingen heeft zich een cultuurlaag onder invloed van menselijke activiteiten gevormd. Op basis van de stratigrafie en archeologische vondsten uit de omgeving wordt een datering vermoed uit de perioden Neolithicum – Bronstijd. Oeverafzettingen van de Meer dekken het crevasse-landschap af. In de top ervan is opnieuw een cultuurlaag ontstaan, op sommige plaatsen zelfs twee. Hoewel geen eenduidige daterende vondsten uit deze cultuurlagen zijn gekomen, wordt op basis van de landschappelijke ontwikkeling een datering verwacht vanaf de IJzertijd. De oeverafzettingen met daarin de cultuurlagen worden afgedekt door een ophogingspakket of sporenpakket. Hierin bevindt zich materiaal dat dateert uit de Romeinse tijd, Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Ter bescherming van de archeologische waarden in dit deel van het plangebied is de dubbelbestemming ´Waarde – archeologie´ opgenomen.
30
N320 Culemborg
Archeologisch onderzoek plangebied, augustus 2012 Door Synthegra is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het booronderzoek zijn mogelijk archeologische vindplaatsen in de ondergrond van het plangebied aanwezig. Aangezien de exacte verstoringsdiepte tijdens het onderzoek niet bekend is en waarschijnlijk per type ingreep zal verschillen wordt voor ieder deelgebied een maximale verstoringsdiepte aangegeven waarbinnen het onderzoeksgebied vrij kan worden gegeven. Deze maximale verstoringsdieptes zijn in onderstaande tabel aangegeven.
Schema maximale verstoringsdieptes Bij de uitvoering van de werkzaamheden zal worden bezien in hoeverre aan de maximale verstoringsdieptes kan worden voldaan. Indien niet aan deze limiet kan worden voldaan wordt voor een archeologische vindplaats geadviseerd de werkzaamheden archeologisch te laten begeleiden. Reactie regioarcheoloog (RA 187 Advies Archeologie d.d. 17 september 2012) De regioarcheoloog kan namens de gemeente Culemborg instemmen met het advies 3 van Synthegra . Dat betekent dat geplande ingrepen die dieper reiken dan de vrijstellingslimiet in het betreffende deelgebied door middel van een archeologische begeleiding nader onderzocht dienen te worden. Hoewel nederzettingen die niet in situ behouden kunnen blijven, het beste af zijn met een opgraving, zal ook deelgebied 5 bij diepere verstoring dan 1 m onder huidig maaiveld door middel van een archeologische begeleiding nader onderzocht te worden. Het advies van het onderzoeksbureau ACVU-HBS is hiermee niet geheel opgevolgd. Een volwaardige opgraving zou niet in verhouding staan tot de voorgenomen ingrepen. Mochten de wegwerkzaamheden minder diep reiken dan genoemde vrijstellingsdiepten dan vallen een of meerdere deelgebieden af voor de archeologische begeleiding. Uiteraard zal een dubbelbestemming voor de locatie(s) met nader gespecificeerde vrijstellingsdiepte (afwijkend van de vigerende beleidsadvieskaart) wel gehandhaafd blijven. Voor een archeologische begeleiding is conform KNA (versie 3.2) een Programma van Eisen verplicht (protocol 4001). Het PvE gaat uit van archeologische begeleiding KNA protocol 4004 opgraven. Dat betekent dat een uitgebreide documentatie zal worden nagestreefd en de archeologische werkzaamheden leidend zullen zijn bij de wegwerkzaamheden. De archeologen krijgen zo beter de mogelijkheden tot documentatie dan wanneer het protocol proefsleuven zou zijn gevolgd. Het PvE zal voorafgaand aan de uitvoering worden getoetst en geaccordeerd door de sectie archeologie van de provincie Gelderland in overleg met de afdeling stadsontwikkeling gemeente Culemborg en diens adviseur inzake archeologie.
31
N320 Culemborg
Reactie archeoloog van de Provincie Gelderland 4 De archeoloog van de provincie onderschrijft de reactie van de regioarcheoloog. Voor de werkzaamheden aan de N320 Rondweg Culemborg luidt het selectiebesluit als volgt: Behoudens deelgebied 4 geldt voor alle deelgebieden (1 t/m 3 en 5 t/m 8) dat een archeologische begeleiding onder protocol opgraven vereist is. Voor een dergelijke begeleiding dient een Programma van Eisen opgesteld te worden. Het PvE zal voorafgaand aan de uitvoering worden getoetst en geaccordeerd door de archeoloog van de provincie Gelderland in overleg met de regioarcheoloog. Omdat de vigerende archeologische waarden en verwachtingenkaart van de gemeente Culemborg andere verstoringsdieptes aangeeft, dienen voor de deelgebieden 1 t/m 3 en 5 t/m 8 een dubbelbestemming archeologie te worden opgenomen in het provinciaal inpassingplan. De reden hiertoe is dat indien de archeologische dieptes niet bereikt wordt, de waarde archeologie vanaf die dieptes gehandhaafd blijft. De werkzaamheden binnen de deelgebieden dienen altijd getoetst te moeten worden aan de genoemde regels ten behoeve van de planologische borging. Waarborgen archeologie in voorliggend plan Op de verbeelding van voorliggend plan zijn in totaal vijf dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie' opgenomen. De aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. In de regels van dit plan zijn vijf dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' opgenomen. -
Waarde – Archeologie 1 : deelgebied 1
vrijstellingslimiet 40 cm-mv;
-
Waarde – Archeologie 2 : deelgebied 7 en 8
vrijstellingslimiet 70 cm-mv;
-
Waarde – Archeologie 3 : deelgebied 2
vrijstellingslimiet 90 cm-mv;
-
Waarde – Archeologie 4 : deelgebied 5 en 6
vrijstellingslimiet 100 cm-mv;
-
Waarde – Archeologie 5 : deelgebied 3
vrijstellingslimiet 140 cm-mv.
Als bij bouwen, en/of werken en werkzaamheden de grond dieper wordt geroerd dan de ter plaatse geldende vrijstellingslimiet dan mag uitsluitend met een omgevingsvergunning het bouw en/of de werken en werkzaamheden plaatsvinden. Hierin is de verplichting opgenomen dat de werken en werkzaamheden plaats moeten vinden onder archeologisch begeleiding. Conclusie Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
32
N320 Culemborg
4.2.2
Cultuurhistorie Algemeen Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Om die reden is een analyse verricht van de cultuurhistorische waarden in en om het plangebied. In deze analyse wordt ingegaan op de geschiedenis van het gebied en de nog aanwezige cultuurhistorische waarden. Hierbij wordt aangegeven hoe de waarden worden geborgd in het plan. Analyse en waardering cultuurhistorische waarden De N320 is een relatief recente weg en is op zichzelf niet gelegen op een historisch tracé. Dit is goed te zien aan de autonome ligging van het wegvak in het landschap. Het glooiende tracé en de ruime bochten vertonen nauwelijks een relatie met het verkavelingspatroon. Dit wordt afgewisseld met delen van de N320 die parallel liggen met de oudere verkavelingslijnen zoals de Nieuwe Wetering, de Lange Avontuurseweg en het deel tussen de A2 en de Wethouder Schoutenweg. Hier voegt de huidige N320 zich wel naar het onderliggende verkavelingpatroon en volgt ondermeer het tracé van de historische Rietveldseweg. Gezien de beperkt cultuurhistorische waarde van de N320 is vooral de interactie van deze weg met de historische structuren in de omgeving van belang. Deze historische structuren bestaan binnen het plangebied uit de kruisende Rijksstraatweg en het verkavelingpatroon met diverse oude wegen in noord-zuid richting.
Uitsnede kaarten Historische atlas, topkaart omstreeks 1890 met tracé N320 in paars
33
N320 Culemborg
Rijksstraatweg De Rijksstraatweg vormt een historische lijn die de N320 binnen het plangebied kruist. De karakteristiek van de Rijksstraatweg is totaal verschillend van de karakteristiek van de N320. De Rijksstraatweg is de oude weg tussen de historische kernen Culemborg en Geldermalsen en vormt een belangrijk onderdeel van de oude handelsroute tussen Utrecht en ’s-Hertogenbosch. De Rijksstraatweg wordt gekenmerkt door een opvallend smal profiel, begeleid door een strakke laanbeplanting en door de iets verhoogde ligging ten opzichte van de directe omgeving. De Rijksstraatweg vormt als historische weg ook een belangrijke structuurbepalend onderdeel van de stedenbouwkundige opbouw van Culemborg en omgeving. In de kern van Culemborg vormt de Rijksstraatweg gekoppeld aan de rivier de Meer een belangrijke groene ader die het historische hart van Culemborg met het buitengebied verbindt. Buiten de bebouwde kom van Culemborg vormt de Rijksstraatweg een herkenbaar ontwikkelingslint met een duidelijk historisch karakter. Tevens vormt de Rijksstraatweg de belangrijkste entree van Culemborg vanuit het zuiden. Bij de landschappelijke inpassing van de Rijksstraatweg wordt het historische karakter versterkt door smalle verharde tussenbermen met keien. Voor de oude Rijksstraatweg is de doorgaande rij bomen ook een duidelijk kenmerk. Deze boomstructuur krijgt de voorkeur boven de beplantingsstructuur van de N320 en loopt dus tot vlak aan het kruisvlak. Verkavelingpatroon Kenmerkend aan het verkavelingpatroon is de onderverdeling in grotere verkavelingblokken die ieder weer zijn onderverdeeld in smalle percelen begrensd door sloten. Per blok varieert de richting van de percelen. Hierdoor vormt ieder blok een herkenbare ritmische eenheid. De stroken zelf zijn overwegend open en in gebruik als grasland. Lokaal zijn percelen gevuld met opgaande beplanting zoals bos of bijvoorbeeld eendenkooien. De strokenverkaveling rond Culemborg dateert uit de late Middeleeuwen en is niet alleen waardevol voor Culemborg maar ook voor de regio. Bij de inpassing van de N320 voegt de weg zich zoveel mogelijk naar de ontginningslijnen van het landschap. Daar waar de weg zich voegt naar de ontginningsstructuur wordt zij voorzien van een duidelijke landschappelijke begeleiding. Deze begeleiding mag niet conflicteren met de kenmerkende openheid en weidsheid in de omgeving. Een klein deel van de N320 doorkruist de open komgronden, dwars over de ontginningsstructuur heen. Waar de weg de open komgronden doorkruist, blijven de bermen vrij van opgaande beplanting. Hier staat de openheid van het omliggende landschap centraal. Conclusie Met de hiervoor beschreven inrichting van de Rijksstraatweg en de wijze waarop de N320 zich in de nieuwe situatie voegt naar het open landschap en de historische ontginningslijnen worden de cultuurhistorische waarden in en om het plangebied versterkt. Het aspect cultuurhistorie vormt daarmee geen belemmering voor het inpassingsplan.
34
N320 Culemborg
4.3
Natuur
4.3.1
Algemeen In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men onder andere te maken met de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Bij soortenbescherming geldt de Flora- en faunawet.
4.3.2
Gebiedsbescherming Om te kunnen beoordelen wat de effecten van het inpassingsplan zijn op de beschermde natuurgebieden is een toets in het kader van gebiedsbescherming 5 uitgevoerd . In dit onderzoek is ingegaan op de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Ecologische hoofdstructuur in relatie tot het plangebied. In deze paragraaf volgt een samenvatting van de resultaten van deze toetsing. Voor een volledig overzicht van het onderzoek wordt verwezen naar de bijlage. Natuurbeschermingswet 1998 Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europese Vogelrichtlijn en/of Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Op grond van deze wet is het verboden projecten of andere handelingen te realiseren of te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met het beheer van het gebied moet een habitattoets of voortoets worden verricht. De N320 en haar directe omgeving liggen niet in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Lingegebied & Diefdijk-Zuid. Dit Natura 2000gebied ligt ongeveer 1.200 meter ten westen van de N320. Met de plannen zijn negatieve effecten op het Natura 2000-gebied op voorhand niet uitgesloten. Om die reden is voor de plannen een voortoets of oriënterende habitattoets uitgevoerd. In deze toets wordt onderzocht welke effecten als gevolg van de activiteit te verwachten zijn. Deze effecten zijn bekeken in relatie tot de kwetsbaarheid van het gebied. Uit de toets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 kan geconcludeerd worden dat de aanpassingen aan de N320 niet leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen van habitattypen en -soorten van het Natura 2000gebied Lingegebied & Diefdijk-Zuid. Met de ontwikkelingen is geen sprake van aantasting van instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Boswet Bossen en andere terreinen met veel bomen zijn beschermd door de Boswet. Deze nationale wet zorgt er voor dat de bossen in Nederland in stand blijven en waar mogelijk worden uitgebreid. In het kort maakt de Boswet het verplicht om de intentie tot de kap van bos en/of bomen een maand van te voren te melden (meldingsplicht). Tevens verplicht de Boswet om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten (herplantplicht).
35
N320 Culemborg
Met de plannen voor de N320 wordt een aantal bomen gekapt. Getoetst is of de te kappen bomen vallen onder de bescherming van de Boswet. Uit deze toets is gebleken of met de kap van bomen sprake is van een meldings- en herplantplicht. Het merendeel van de te kappen bomen betreffen populieren of vormen geen bos (> 10 are) of rijbeplanting van meer dan 20 bomen. Deze bomen vallen niet onder de bescherming van de Boswet. Op een tweetal locatie worden echter bomen gekapt die vallen onder de bescherming van de Boswet. Voor deze bomen geldt een meldingsen herplantplicht. De betreffende bomen zijn de zes essen langs de Wethouder Schoutenweg en de zes lindes ten westen van de rotonde van de Rijksstraatweg. De te kappen bomen worden zo veel mogelijk in het plangebied herplant, conform de herplantingsplicht. Voor de kap van deze bomen moet minimaal één maand maar maximaal één jaar voor de daadwerkelijke kap een melding van de betreffende kap gemaakt worden. Vervolgens moet binnen drie jaar na de kap nieuwe bomen zijn herplant. Ecologische Hoofdstructuur Een andere vorm van gebiedsbescherming komt voort uit aanwijzing van een gebied als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor dergelijke gebieden geldt dat het natuurbelang prioriteit heeft en dat andere activiteiten niet mogen leiden tot frustratie van de natuurdoelen. Anders dan bij gebieds- en soortenbescherming is de status als EHS niet verankerd in de natuurwetgeving, maar dient het belang in de planologische afweging een rol te spelen. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag (provincie Gelderland). Binnen de Ecologische Hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat een bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegde gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. Areaal verlies EHS Met de geplande maatregelen van de N320 is sprake van areaalverlies. Er wordt 0,65 ha EHS dat aangewezen is als natuurgebied aangetast. De EHS die aangetast wordt bestaat uit weidegronden met het beheertype kruiden- en faunarijk grasland. Voor de aantasting van de EHS dient compensatie plaats te vinden. Voor aantasting van deze graslanden geldt de lichtste compensatievorm (=133%). Dit betekent dat voor het verlies aan 0,65 ha kruiden- en faunarijk grasland er 0,86 ha nieuw kruiden- en faunarijk grasland aangelegd of beheerd moet worden. Overige kernkwaliteiten Met de aanpassingen aan de N320 is geen sprake van aantasting van overige kernkwaliteiten of omgevingscondities van de EHS. De aanpassingen aan de N320 leiden door het gebruik van ZOAB niet tot een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting. Uit berekening blijkt dat de niet gebiedseigen geluidsbelasting zelfs afneemt met de plannen. Een verhoging van niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 decibel wordt overschreden) betreft aantasting van de kernkwaliteiten van de EHS. De EHS in de directe omgeving van de N320 is niet aangewezen als stilte(beleids)gebied.
36
N320 Culemborg
De verhoging van de geluidsbelasting leidt niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van de EHS op deze locatie. EHS saldering Eén van de werkzaamheden aan de N320 is het verbreden van de weg tussen de A2 en de Wethouder Schoutenweg. Ten zuiden van dit gedeelte van de weg liggen een aantal percelen binnen de EHS Natuur. De verbreding van de weg gaat over deze percelen heen, en gaat dus ten kosten van de Ecologische hoofdstructuur. Het gaat hierbij om gronden met het beheertype kruiden- en faunarijk grasland. De vegetatie kan behoren tot allerlei verbonden van graslandvegetaties, ondermeer kamgrasvegetaties of de meer algemene witbolgraslanden. In dit grasland kunnen diverse soorten ruigte en struweel voorkomen. Het type natuur is onder andere van belang voor vlinders en andere insecten, vogels en kleine zoogdieren. Onderstaande afbeelding geeft weer waar de EHS-Natuur verdwijnt door de verbreding van de N320.
Locatie waar de EHS-Natuur verdwijnt door de verbreding van de N320 Beleidskader De provincie Gelderland heeft beleid opgesteld aangaande ontwikkelingen die plaatsvinden binnen de EHS. Dit is opgenomen in de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG). In RVG staat beschreven dat indien ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben dat de EHS wordt aangetast, er saldering moet plaatsvinden. De saldering moet er tevens voor zorgen dat niet alleen de kwantiteit van het EHS toeneemt, maar ook dat de kwaliteit van de EHS wordt versterkt.
37
N320 Culemborg
Voor bovenstaand gebied geldt een salderingsnorm van 133%. In totaal verdwijnt er 0,65 hectare. Dit betekent dat er minimaal 0,83 hectare gerealiseerd moet worden op een andere locatie, de zogenoemde 'salderingslocatie'. Verder stelt de RVG dat geschikte locaties voor saldering locaties zijn die in provinciale of lokale groenplannen in beeld zijn voor natuurontwikkeling, zoals natuurbeheerplannen of landschapsontwikkelingsplannen. Zeer geschikt zijn bijvoorbeeld EHSverbindingszones. Naast de RVG is de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten EHS' van belang. In dit document staan de volgende richtlijnen, waaraan saldering van de EHS moet voldoen: Draagt bij aan de vorming van een robuustere EHS. Ligt binnen of sluit aan op de EHS. Sluit aan op of ligt nabij het gebied waar de ingreep plaatsvindt, in dezelfde of een aansluitende gemeente. Alleen wanneer de initiatiefnemer aan kan tonen dat saldering aansluitend of nabij niet mogelijk is, is saldering verder weg van de locatie mogelijk. Is geschikt voor een duurzame ontwikkeling van de te compenseren kwaliteiten. Betreft geen bestaand bos- of natuurterrein en is niet aangewezen als nieuwe natuur. Betreft geen terrein waarop in verband met een ander initiatief al een salderingsopgave ligt of waarvoor subsidie is verleend voor de realisatie van natuur. Verder is bepaald dat de saldering geregeld moet zijn bij de vaststelling van een bestemmingsplan of inpassingsplan. Dit kan in hetzelfde of een ander gelijktijdig vastgesteld bestemmingsplan/inpassingsplan plaatsvinden. Compensatie EHS In het inpassingsplan N320 Culemborg is voor de compensatie van de EHS een perceel opgenomen dat grenst aan de verbindingszone Diefdijk. Het perceel wordt momenteel gebruikt als intensief begraasde ponyweide.
Ligging van de compensatielocatie
38
N320 Culemborg
De verbindingszone Diefdijk is een natte verbindingszone met doelsoorten als amfibieën, moerasvogels en natuurdoeltypen als moeras, open water, vochtige hooilanden en flora- en faunarijk grasland. De verbinding maakt deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ten zuiden van de A2 is een aantal jaar geleden het eerste deel van de inrichting afgerond (Molenkade). Het compensatieperceel maakt deel uit van de inrichting van Molenkade 2 net ten noorden van de A2. Om de waterlinie beleefbaar te maken vanaf de A2, is besloten om aan beide zijden van de A2 te zorgen voor open water. Verder zal dit deel van de verbindingszone worden ingericht ten behoeve van de doelen: vochtig schraalland, bloemrijk grasland en moeras. Het compensatieperceel zal deel gaan uitmaken van open water met overgangszone naar moeras en vochtig hooiland. De zuidzijde van het perceel zal een harde grens worden, waardoor deze direct waterhoudend zal worden. De waterpartij krijgt hier een diepte van circa 1-1.5 m. De noord- en oostrand van de waterplas zullen flauw zijn met een talud van 1:10 tot 1:15. Deze zullen niet helemaal recht afgewerkt worden, maar krijgen een iets 'speelse' afwerking, waardoor een aantal inhammen zullen ontstaan. Door deze inrichting zal er een moerasachtige zone ontstaan langs de noord- en oostrand van het perceel. Deze zone is niet alleen interessant voor fauna, maar biedt ook ruimte voor een goed ontwikkelde en waardevolle vegetatie. De precieze uitwerking van de inrichting is nog niet bekend. Het streven is om de verdeling tussen de natuurdoelen er ongeveer als volgt uit te laten zien: Code
Natuurdoeltype
Aandeel
Geen
Watergang
15%
N04.02
Zoete plas
65%
N05.01
Moeras
10%
N10.02
Vochtig schraalland
10%
De rest van het plangebied Molenkade 2 zal voor het overgrote deel bestaan uit graslanden. Een groot deel zal naar verwachting dotterbloemhooiland (N10.02 Vochtig schaalland) en kamgrasweide (N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland) worden. Een kleiner deel zal worden uitgevoerd als glanshaverhooiland (N12.03 Glanshaverhooiland). De uitvoering van de compensatie is geborgd in een privaatrechtelijke overeenkomst met de eigenaar/beheerder. De realisatie en het beheer van de natuurdoelen zullen in deze overeenkomst ten behoeve van het project Molenkade 2 geborgd worden. Tot aan uitvoering van dit project zullen met de huidige eigenaar afspraken gemaakt worden over extensief beheer van het perceel. Bij de eerstvolgende herziening van de EHS zal het compensatieperceel voor het inpassingsplan A320 Culemborg worden opgenomen in de EHS.
39
N320 Culemborg
4.3.3
Onderzoek Soortenbescherming Soortenbescherming is altijd van toepassing. In Nederland is de bescherming van soorten opgenomen in de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Voor het beoordelen van de doorwerking van het aspect soortenbescherming moet worden nagegaan of het plangebied beschermde soorten (zowel planten als dieren) herbergt. De mogelijke negatieve effecten van de ingreep op de betreffende soorten moeten worden beschreven. 6
In 2011 is een toets in het kader van soortenbescherming uitgevoerd. Deze toets geeft de effecten van de plannen weer in het kader van de Flora- en faunawet. Hieronder volgt een samenvatting van de resultaten van dit onderzoek. Voor het volledig rapport wordt verwezen naar de bijlage. Door de ingreep worden de volgende streng beschermde soorten verstoord: Kleine modderkruiper (tabel 2 FF-wet) en Bittervoorn (tabel 3 FF-wet) op deellocatie 1 en Heikikker (tabel 3 Habitatrichtlijnsoort FF-wet) op deellocatie 2. Met uitzondering van de hiervoor genoemde soorten worden naar verwachting geen streng beschermde soorten verstoord door de ingreep. Natuurgebied 'Zandput Rietveldseweg' (nabij deellocatie 1) vormt een belangrijk foerageergebied voor vleermuizen, met name Gewone dwergvleermuis en Watervleermuis. Aanbevolen wordt om bij de herinrichting van de N320, met name op het gebied van verlichting en geleiding, rekening te houden met het gebruik van natuurgebied 'Zandput Rietveldseweg' door vleermuizen, zodat de functionaliteit van het foerageergebied blijft gehandhaafd. Hiervoor is een nader onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn verderop in deze paragraaf verwoord. In het algemeen geldt dat de werkzaamheden ruim buiten het broedseizoen uitgevoerd dienen te worden; indien werkzaamheden in of rond het broedseizoen worden uitgevoerd, dient te worden vastgesteld dat er geen enkel broedgeval kan worden verstoord. Er zijn broedgevallen van watervogels vastgesteld (onder andere Meerkoet en Wilde eend). In deellocatie 3 is een roekenkolonie aanwezig. Verstorende activiteiten mogen pas plaatsvinden nadat broedgevallen op natuurlijke wijze zijn geëindigd (en de jonge vogels definitief zijn uitgevlogen) en voordat zich nieuwe broedgevallen voordoen. Voor alle soorten (beschermd en niet beschermd) geldt de algemene zorgplicht. Deze houdt in dat de werkzaamheden op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat planten en dieren zo min mogelijk worden verstoord. In elk geval dient de verstoring beperkt te blijven tot het (netto) plangebied. Ook materialenopslag, bouwketen etc. dienen zo mogelijk binnen de begrenzing van het plangebied een plaats te krijgen en mogen in elk geval geen verstorend effect hebben buiten het plangebied. Ook dient, vanuit de zorgplicht, de periode van uitvoering zo gekozen te worden, dat dieren zo min mogelijk worden verstoord. Aanwezige dieren (algemene soorten, en soorten zonder bijzondere beschermingsstatus) worden weggevangen of op een onschadelijke wijze verdreven naar een geschikt biotoop. Bij de werkzaamheden is het van belang de bestaande, te handhaven landschapselementen als grasland, houtopstanden en struwelen niet aan te tasten.
40
N320 Culemborg
Nader onderzoek vleermuizen Een aantal bomen langs de N320 worden gekapt. Het is mogelijk dat met de kap van deze bomen en de aanwezigheid van straatverlichting, sprake is van aantasting van belangrijke vliegrouten van vleermuizen. Om die reden is een nader onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van de bomenrij langs de N320 door vleermuizen. 7 Door SAB is in oktober 2012 een nader onderzoek vleermuizen uitgevoerd . Het onderzoek is bijgevoed als bijlage aan dit plan. In de navolgende paragraaf zijn de resultaten van het nader onderzoek weergegeven. Met de plannen is geen sprake van aantasting van een vliegroute van vleermuizen. De (beperkte) vliegroute langs de spoorlijn blijft met de plannen behouden; de bomen op deze locatie worden niet gekapt en op deze locatie wordt geen verlichting aangebracht. Met de kap van bomen is geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet voor vleermuizen. Dit betekent dat met de plannen geen ontheffing aangevraagd moet worden of dat het nemen van mitigerende maatregelen noodzakelijk is. Wel zijn enkele (mitigerende) maatregelen aan te bevelen. Deze maatregelegen zijn opgenomen in het rapport dat is bijgevoegd als bijlage aan dit bestemmingsplan. Activiteitenplan Heikikker, Bittervoorn en Kleine modderkruiper Door SAB is in oktober 2012 een Activiteitenplan voor de Heikikker, Bittervoorn en Kleine modderkruiper opgesteld. Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage aan dit plan. 8 In de navolgende paragrafen zijn de resultaten van dit onderzoek opgenomen . De werkzaamheden die voor de ontwikkeling in het plangebied worden uitgevoerd kunnen leiden tot aantasting van leefgebieden van strikt beschermde soorten. Hierbij is de Flora- en faunawet leidend. De effecten van deze maatregelen op strikt beschermde soorten is onderzocht door De Groene Ruimte (2011). De Groene Ruimte heeft geconstateerd dat met het verbreden van de N320 ten oosten van de A2 (deellocatie 1) en het herinrichten van het kruispunt ter hoogte van de Wethouder Schoutenweg (deellocatie 2) sloten worden gedempt. Met het dempen van deze sloten wordt het leefgebied van de Heikikker, Bittervoorn en Klein modderkruiper aangetast. Zonder het nemen van maatregelen is sprake van overtreding van de Flora- en faunawet. Om aantasting van verblijfplaatsen van de Heikikker, Bittervoorn en Kleine modderkruiper te voorkomen worden mitigerende maatregelen uitgevoerd. Deze mitigerende maatregelen betreffen voor alle soorten in het kort: Voorafgaand aan het dempen van de watergang wordt eerst nieuw leefgebied aangelegd. Het dempen wordt uitgevoerd als dit nieuwe leefgebied geschikt is bevonden. De te dempen oevers van de watergang wordt gemaaid en daarna leeggevist, waarbij de gevangen dieren (inclusief zoetwatermossels) worden overgezet naar het nieuwe leefgebied. De nieuwe watergangen worden voorzichtig verbonden met de bestaande watergangen. Bij de aanleg van duikers, vistrappen en goten moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van voldoende waterdiepte (> 30 cm). Alle werkzaamheden worden begeleid door een ter zake kundige op het gebied van amfibieën en vissen.
41
N320 Culemborg
Met het uitvoeren van deze mitigerende maatregelen wordt rekening gehouden met het kwetsbare seizoenen van de soorten; het voortplantings- en overwinteringsseizoen. Deze perioden zijn in tabel 3 weergeven. Werkzaamheden in de watergangen worden niet uitgevoerd in het kwetsbare seizoen. Met het toepassen van de in dit activiteitenplan genoemde maatregelen wordt de gunstige staat van instandhouding voor de Heikikker, Bittervoorn en Kleine modderkruiper gehandhaafd. Dit betekent dat met het nemen van mitigerende maatregelen geen sprake is van aantasting van de locale populaties van de betreffende soort en dat een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk wordt geacht.
Tabel: Indicatieve periode uit te voeren werkzaamheden. Groen: werkzaamheden kunnen uitgevoerd worden. Oranje: werkzaamheden mogen uitgevoerd worden mits de watertemperatuur hoger is dan 10 ºC. Rood: werkzaamheden mogen niet uitgevoerd worden. 4.3.4
Conclusie Gebiedsbescherming Met de geplande maatregelen aan van de N320 is sprake van areaalverlies. Deze aantasting van de EHS wordt gecompenseerd door de aanleg van 0,86 ha nieuw kruiden- en faunarijk grasland, grenzend aan de verbindingszone Diefdijk. Het compensatieperceel is opgenomen in dit inpassingsplan en voorzien van een passende natuurbestemming. Met deze compensatie vormt de EHS geen belemmering voor de uitvoering van dit inpassingsplan. Met de aanpassingen aan de N320 is daarnaast geen sprake van mogelijk kwaliteitsverlies van de EHS door een toename in geluid. Soortenbescherming De strikt beschermde soorten Kleine modderkruiper, Bittervoorn en Heikikker zijn in het plangebied aanwezig. Indien met de plannen watervoerende elementen, (voortplanting alle soorten) en struweel (overwintering Heikikker) waarin deze soorten zijn aangetroffen worden aangetast, is het noodzakelijk een ontheffingsaanvraag in te dienen. De ontheffingsaanvraag, begeleid met een activiteitenplan, zal worden voorgelegd aan het bevoegd gezag (ministerie van EL&I).
42
N320 Culemborg
4.4
Watertoets
4.4.1
Algemeen De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied hebben effect op de aanwezige waterhuishouding. Het watersysteem dient op een goede manier hersteld of aangepast te worden. Daarnaast moet de extra hoeveelheid verhard oppervlak en het oppervlak aan te dempen watergangen gecompenseerd worden. Dit bijvoorbeeld door extra waterberging aan te leggen. Door DHV is in september 2012 een 9 watertoets voor het plangebied opgesteld . Hieronder volgt een samenvatting van de resultaten van dit onderzoek en conclusies. Voor het volledig rapport wordt verwezen naar de bijlage.
4.4.2
Waterparagraaf Toekomstig watersysteem Waterberging Met de aanpassing van de N320 en aansluitende wegen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe. Dit heeft een extra hoeveelheid versneld afstromend hemelwater tot gevolg. Om dit te compenseren is extra ruimte voor waterberging nodig. Daarnaast worden in het plan een aantal watergangen gedempt. De ruimte voor waterberging die hierdoor verloren gaat moet gecompenseerd worden door dezelfde ruimte in nieuwe watergangen. In bijlage 4 van het onderzoek van DHV is een overzicht opgenomen van de waterbergingsopgave per peilgebied. De oppervlakken zijn gebaseerd op het referentieontwerp van de Provincie Gelderland van september 2012 (zie bijlage 6 van het onderzoek van DHV voor een aantal profielen uit het referentieontwerp). De in het referentieontwerp opgenomen nieuwe watergangen bieden voldoende ruimte om de waterbergingsopgave (compensatie van het dempen van bestaande watergangen en toename van het verhard oppervlak) op te vullen. Voor de peilgebieden L&L044, L&L027 en L&L043 is de vrijstelling van compensatie 2 die geldt voor de eerste 1500 m extra verharding gebruikt, conform het beleid van 2 Waterschap Rivierenland. In peilgebied L&L043 dient nog wel 50 m aan te dempen watergang gecompenseerd te worden. Deze compensatie is binnen het peilgebied niet voorzien, maar deze vindt plaats in het direct benedenstrooms gelegen peilvak L&L009.
43
N320 Culemborg
Toekomstig watersysteem bron: DHV B.V. Hierna wordt per peilgebied aangegeven hoe de waterbergingsopgave ingevuld kan worden. Peilgebied L&L001 De te dempen A-watergang langs de zuidzijde van de N320 komt in het ontwerp terug als een nieuwe A-watergang. De A-watergang aan de zuidoostzijde van de Wethouder Schoutenweg wordt vanwege de verbreding verlegd. Hierin wordt een deel van de waterberging gecreëerd. Daarnaast wordt waterberging gecreëerd in de driehoek tussen de N320, de Wethouder Schoutenweg en de Rietveldseweg. De huidige C-watergang die daar ligt voert middels een duiker rond 300 mm onder de Wethouder Schoutenweg af richting het oosten. Deze duiker komt te vervallen. De nieuwe waterberging wordt met een nieuwe duiker rond 500 mm onder de Rietveldseweg door verbonden met het oppervlaktewatersysteem. Peilgebied L&L037 Er worden geen watergangen gedempt. De waterberging kan gerealiseerd worden door in de noordelijke berm van de N320, tussen de weg en de watergang het water van de weg hier op te vangen in laagtes tussen de bomen die overlopen naar de watergang. Gemeente Culemborg heeft ook een wateropgave voor de verbreding van de Erasmusweg.
44
N320 Culemborg
Peilgebied L&L063 De compensatie van de waterberging vindt hier plaats door de watergangen die aan beide zijden langs de afrit Beesdseweg komen te liggen. Aandachtspunt voor het ontwerp is dat ter plekke van de aansluiting van de afrit op de Beesdseweg een bestaande put aanwezig is. Volgens de gemeente is dit een put met een flowmeter waarmee het debiet van de rioolpersleiding gemonitord wordt. In de hoek van de N322 en de N833 is ruimte voor een droogvallende waterberging. Deze droogvallende waterberging moet met een duiker rond 500 mm onder het fietspad door verbonden worden met de bestaande B-watergang. Peilgebied L&L009; De Meer In de hoek tussen de N320 en de N833 wordt een zaksloot gedempt. In deze hoek wordt een nieuwe droogvallende waterberging aangelegd. Deze droogvallende waterberging moet met een duiker rond 500 mm onder de Voorkoopstraat door verbonden worden met De Meer. Peilgebied L&L056 Ten zuidwesten van de Rijksstraatweg richting het centrum van Culemborg ligt een zaksloot. Deze wordt gedempt en komt weer als zaksloot terug. De te compenseren waterberging wordt in deze zaksloot gerealiseerd. In de noordwest hoek van de Rijksstraatweg en de Multatulilaan ligt een siervijver. Deze vijver is particulier eigendom en wordt niet meegerekend in de waterbergingsberekening. Peilgebieden L&L044, L&L027 en L&L043 2 Voor de eerste 1500 m aan extra verharding geldt een vrijstelling, deze hoeft niet gecompenseerd te worden door waterberging. In de peilgebieden L&L044, L&L027 2 en L&L043 is de gezamenlijke toename aan verharding minder dan 1500 m . Voor deze peilgebieden wordt gebruik gemaakt van de vrijstelling. In peilgebied L&L043 dient nog wel 50 m2 aan te dempen watergang gecompenseerd te worden. Deze compensatie vindt plaats in het direct benedenstrooms gelegen peilvak L&L009. Waterkwaliteit De grootste kans op vervuiling van oppervlaktewater als gevolg van de afstroming van vervuild hemelwater van de verharding is ter plekke van de kruispunten en de rotonde, omdat daar de autobanden het meest slijten en de kans op ongelukken het grootst is. Een deel van het hemelwater van deze kruisingen wordt via de riolering afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het grootste deel van het afstromende hemelwater van de weg voert via de berm af naar de parallel aan de weg gelegen watergang. Uit onderzoek is gebleken dat veruit de meeste vervuiling achter blijft in het bovenste deel van de bodem van de berm. Het is daarom niet nodig om zuiverende voorzieningen aan te leggen. Afvoercapaciteit duikers Als gevolg van de aanpassing van de N320 en aansluitende wegen moeten een aantal duikers verlengd worden. Voor de betreffende duikers is berekend of de afvoercapaciteit bij verlenging nog voldoende is. De duiker die aan de westzijde van het plangebied onder de N320 door ligt voldoet in de huidige situatie niet. Het waterschap is akkoord dat de extra opstuwing door de verlenging van deze duiker wordt gecompenseerd door de diameter van een bovenstrooms gelegen duiker te vergroten van 800 mm naar 1000 mm.
45
N320 Culemborg
Onderhoud Ter plekke van de nieuwe watergangen is in het ontwerp voldoende ruimte gereserveerd voor onderhoudsstroken. Er wordt niet uitgegaan van varend onderhoud. Waterschap Rivierenland heeft aangegeven de onderhoudspaden van 4 m langs de A-watergangen in principe niet in eigendom te willen hebben. De voorkeur gaat er naar uit om de toegang voor het beheer en onderhoud middels een zakelijk recht te regelen. Deze A-watergangen zijn gelegen buiten het plangebied, waarmee voornoemde eisen anderszins geregeld worden. 4.4.3
Conclusie Het aspect water vormt met de beschreven maatregelen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling in het plangebied. Het waterschap is akkoord met het planvoornemen.
4.5
Milieuhygiënische aspecten Bij het opstellen van een inpassingsplan is het van belang om na te gaan in hoeverre milieuhygiënische factoren belemmeringen opleveren voor de voorgestelde ontwikkeling. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan de volgende punten: geluidsaspecten; bodemkwaliteit; luchtkwaliteit; stikstofdepositie; externe veiligheid.
4.5.1
Geluidsaspecten Algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een inpassingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai. Op basis van de Wgh is door Schoonderbeek en Partners Advies BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar 10 het wegverkeerslawaai . De resultaten van dit onderzoek zijn onderstaand weergegeven. Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage bij deze toelichting. Doel akoestisch onderzoek Het doel van het akoestisch onderzoek is om de gevolgen in beeld te brengen van de te wijzigen N320 en de aansluitende wegen en de nieuwe weg en deze te toetsen aan de Wet geluidhinder. Daarnaast zijn de gevolgen getoetst aan het provinciale geluidbeleid.
46
N320 Culemborg
De geluidbelastingen afkomstig van de wegen zijn berekend ter plaatse van de bestaande geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van deze wegen voor de toekomstige situatie 2025. In de Wet geluidhinder wordt het geluid per weg bekeken. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de aanleg van een nieuwe weg en fysieke wijziging van een weg. Bij een nieuwe weg geldt dat de geluidbelasting op de bestaande woningen getoetst moet worden aan de voorkeurswaarde van 48 dB. Bij overschrijding van deze voorkeurswaarde moeten maatregelen onderzocht worden. Voor deze woningen geldt dat uit gevelonderzoek moet blijken of aanvullende geluidreducerende maatregelen nodig zijn om het binnenniveau te laten voldoen aan de binnenwaarde van 33 dB voor woningen. Hieronder volgt een samenvatting van de resultaten van dit onderzoek. Voor het volledig rapport wordt verwezen naar de bijlage. Resultaten akoestisch onderzoek
Overzicht van de te wijzigen wegen (locaties 1 t/m 4) en omgeving Per deelgebied komt het volgende naar voren: Locatie 1 N320 Berekeningen hebben uitgewezen dat als gevolge van de verkeerstoename, de fysieke wijzigingen en de verandering van de verkeersverdeling van de N320 bij 5 woningen de voorkeurswaarde wordt overschreden. De toename van de geluidbelasting kan weggenomen worden door toepassing van een geluidreducerend wegdektype. Er is dan geen sprake meer van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en hoeven er geen hogere waarden vastgesteld te worden. Wethouder Schoutenweg Ten gevolge van de Wethouder Schoutenweg is geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Er hoeven geen hogere waarde vastgesteld te worden.
47
N320 Culemborg
Locatie 2 Ten gevolge van de N320 is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en hoeven er geen hogere waarden vastgesteld te worden. Locatie 3 De geluidbelasting afkomstig van de nieuwe weg op de woningen is ruim lager is dan de voorkeurswaarde van 48 dB, te weten 44 dB of minder. Voor deze locatie hoeven er geen hogere waarden vastgesteld te worden. Locatie 4 N320 Ten gevolge van de verkeerstoename, de fysieke wijzigingen en de verandering van de maximale toegestane rijsnelheid van de N320 wordt de voorkeurswaarde bij 11 woningen, een appartementengebouw en 2 nieuwe woonlocaties binnen bestemmingsplan Lanxmeer (namelijk aan de Multatulilaan (57 woningen) en de mogelijke woningen (appartementengebouw) bij het zwembad overschreden. Met uitzondering van de woning aan de Rijksstraatweg 14 kan de toename van de geluidsbelasting bij alle woningen worden weggenomen door toepassing van een geluidsreducerend wegdektype. De toename van de geluidsbelasting bij de reconstructiewoning aan de Rijksstraatweg 14 kan worden weggenomen door toepassing van een combinatie van bron- en overdrachtmaatregelen. Het op deze locatie realiseren van een geluidswal is echter om andere dan akoestische redenen niet gewenst. Vanwege de ongewenstheid van een geluidswal moet een hogere waarde procedure doorlopen worden voor de woning aan de Rijksstraatweg 14. N833 Rijksstraatweg (provinciaal) Ten gevolge van de verkeertoename, de fysieke wijzigingen en de verandering van verkeersverdeling van de N833 Rijksstraatweg (provinciaal), wordt de voorkeurswaarde bij de woning aan de Rijksstraatweg 14 overschreden. De toename van de geluidsbelasting kan door toepassing van een geluidreducerend wegdektype bij deze woning worden weggenomen waardoor geen hogere waarden vastgesteld hoeven te worden. Rijksstraatweg (gemeentelijk) en Van Limburg Stirumstraat Ten gevolge van de Rijksstraatweg (gemeentelijk) en de Van Limburg Stirumstraat is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Hierdoor is geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en hoeven er geen hogere waarden vastgesteld te worden. Multatulilaan De geluidsbelasting ten gevolge van de verkeerstoename, de fysieke wijzigingen en de verandering van verkeersverdeling van de Multatulilaan (30 km/uur) neemt toe met maximaal 2,8 dB. De geluidsbelasting bedraagt bij de 57 nieuwe woningen aan de Multatulilaan en bij de mogelijk nieuwe woningen bij het zwembad, maximaal 55 dB. Dit is hoger dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, maar ruim lager dan de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting, zoals deze geldt voor 50 km/uur wegen. Wegen waar een maximaal toegestane rijsnelheid geldt van 30 km/uur zijn uitgezonderd van toetsing volgens de Wet geluidhinder. Een geluidbelasting van 55 dB ten gevolge van de vergelijkbare "gewone" wegen is veel voorkomend. Er hoeft geen hogere waarden vastgesteld te worden.
48
N320 Culemborg
Saneringswoningen Voor de woningen Rietveldseweg 27 en 34 en Rijksstraatweg 10 en 14 geldt een saneringssituatie. Bij de saneringswoningen aan de Rieveldsestraatweg worden geluidsreducerende wegdekken toegepast. Voor de woningen aan de Rijsstraatweg kan geen geluidsreducerend asfalt aangelegd worden om de kruisingen ter plaatse hiervoor niet geschikt zijn. Ook zijn er naast geluidsreducerende wegdekken geen andere doelmatige maatregelegen te treffen die financieel acceptabel zijn. Voor de vier saneringswoningen moet een saneringsprogramma worden opgesteld. Tevens moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de vereisde binnenniveaus. Indien dit niet het geval is moeten gevelmaatregelen aangebracht worden. Conclusie Met het toepassen van de beschreven maatregelen geldt dat de geluidsituatie bij vrijwel alle woningen op locaties 1, 2, en 4 vergelijkbaar blijft met de huidige situatie. Ten opzichte van de huidige situatie vindt er bij de woningen ter hoogte van locatie 3 een toename plaats van de geluidbelasting. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de verkeerstoename op de Beesdseweg (lokale weg) en de nieuw te realiseren weg. Voor de woning aan de Rijksstraatweg 14 moet een hogere waarde procedure doorlopen worden. Op grond van artikel 110c van de Wet geluidhinder zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot het vaststellen van hogere grenswaarden. De hogere grenswaarden procedure loopt parallel aan de procedure van dit bestemmingsplan. Het is van belang dat de hogere waarden zijn vastgesteld alvorens het bestemmingsplan door de gemeenteraad wordt vastgesteld. 'Inzicht in de geluidssituatie' In de 3 onderstaande figuren is per deelgebied de totale geluidbelasting (gecumuleerde geluidbelasting) weergegeven in de huidige situatie (2011), de autonome situatie (2025 zonder plan) en met het plan voor en na het treffen van maatregelen. Tevens zijn de minimaal toe te passen wegdektypen weergegeven. Daar waar overdrachtsmaatregelen zijn onderzocht, zijn deze financieel niet doelmatig of landschappelijk niet mogelijke of gewenst.
49
N320 Culemborg
4.5.2
Bodemkwaliteit Algemeen Voordat het inpassingsplan wordt vastgesteld, moet zijn aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater de gewenste ruimtelijke ontwikkeling toelaten. Ook moet worden getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
50
N320 Culemborg
Onderzoek Om te bepalen of de bodemkwaliteit de aanpassingen aan de N320 toelaat is door 11 Tauw bv een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd . Ten behoeve van dit inpassingsplan is langs de N320 op totaal zeven afzonderlijke locaties (water)bodemonderzoek uitgevoerd. De aanleiding voor dit (water-)bodemonderzoek zijn de voorgenomen werkzaamheden ter plaatse van de N320, welke zijn verwoord in een voorkeursalternatief. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem, grond en het grondwater om na te gaan of het geschikt is voor het beoogde gebruik. Tevens is een aanvullend asbestonderzoek uitgevoerd. Door middel van het bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie vastgelegd. Plaatselijk zijn licht verhoogde gehalten in de grond en het waterbodem gemeten. Deze gehalten vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. Nader onderzoek Ter plaatse van de voormalige saneringslocatie ter hoogte van de Daan van Dijkweg is een matig tot sterk verhoogd gehalte van PAK aangetoond in de bovengrond. De PAK verontreiniging is te relateren aan de bijmenging met puin, echter de verontreiniging is zowel horizontaal als verticaal nog niet afgeperkt. Er kan dus mogelijk sprake zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Met behulp van een nader onderzoek wordt bepaald wat de omvang van de verontreiging is en welke vervolgstappen noodzakelijk zijn. Ondanks het aangetroffen sterk verhoogde gehalte zijn er op basis van de onderzoeksresultaten geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen ontwikkeling van de locatie. Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. 4.5.3
Luchtkwaliteit Algemeen De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO 2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
51
N320 Culemborg
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein Onderzoek Om te kunnen beoordelen of de maatregelen aan de N320 gevolgen heeft voor de 12 luchtkwaliteit is een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd naar de emissie en verspreiding van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) en getoetst aan de luchtkwaliteitseisen, zoals toegepast in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het onderzoek is als bijlage opgenomen bij dit inpassingsplan. Gezien de situering van het studiegebied zijn in dit onderzoek het relevante wegverkeer op lokale wegen en de rijksweg A2 als bron van luchtverontreiniging meegenomen. Het studiegebied omvat het plangebied en de (relevante) wegen in de omgeving. Op de omliggende wegen kan een verandering in de verkeersintensiteiten vanwege het plan optreden. Deze zijn daarom in het onderzoek meegenomen. Buiten het studiegebied zijn geen effecten van het plan te verwachten. De onderzochte wegen zijn de N320, Wethouder Schoutenweg, Erasmusweg, de ‘nieuwe weg’, tussen de N320 en de Beesdseweg, de Rijksstraatweg, de Van Limburg Stirumstraat en de Multatulilaan. Aan de overige wegen binnen de bebouwde kom vinden geen wijzigingen aan de weg en geen toename van de verkeersintensiteiten plaats die met het plan samenhangen. Daarom zijn deze wegen niet verder beschouwd. Overige bronnen van luchtverontreiniging in de omgeving van het plangebied, zoals bedrijven, zijn in het onderzoek buiten beschouwing gelaten. Dergelijke bronnen liggen op een dusdanig grote afstand van het plangebied, dat deze in het kader van het uitgevoerde luchtkwaliteit onderzoek niet relevant zijn. Daarbij wordt aangetekend dat de bijdrage aan de luchtkwaliteit van andere bronnen is meegenomen in de achtergrondconcentraties.
52
N320 Culemborg
Stikstofdioxide Voor stikstofdioxide geldt dat vanaf 2015 aan de jaargemiddelde grenswaarde van 40 3 µg/m (jaarnorm) moet worden voldaan en dat de uurgemiddelde grenswaarde van 3 200 µg/m maximaal 18 keer per jaar (uurnorm) overschreden mag worden. 3 Rekeninghoudend met een bandbreedte van 2 µg/m , een door het Planbureau voor de leefomgeving aangegeven onzekerheid voor de jaargemiddelde NO2 concentratie, 3 is er getoetst aan een jaarnorm van 38 µg/m . Deze waarde is illustratief en indicatief voor een mogelijke overschrijding van de grenswaarde. Uit het onderzoek blijkt dat zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situaties na planrealisatie (2015 en 2020) met zekerheid aan de jaarnorm wordt voldaan. Verder blijkt dat ook in alle gevallen aan de uurnorm wordt voldaan. Fijn stof 3 Voor fijn stof geldt dat per 2011 aan de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m (jaarnorm) moet worden voldaan en dat de 24-uurgemiddelde grenswaarde van 50 3 µg/m maximaal 35 keer per jaar (dagnorm) overschreden mag worden. Rekeninghoudend met een bewerking van de dagnorm, is getoetst aan de (meest) 3 kritische jaargemiddelde concentratie van 31,5 µg/m , zoals ook in het NSL is gehanteerd. Deze waarde is illustratief en indicatief voor een mogelijke overschrijding van de grenswaarde. Uit het onderzoek blijkt dat zowel de huidige situatie als de toekomstige situaties na planrealisatie met zekerheid aan de jaarnorm en dagnorm voldoet. Conclusie Uit het onderzoek blijkt dat in het studiegebied nu en in de toekomst met zekerheid wordt voldaan aan de grenswaarden luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor het inpassingsplan. 4.5.4
Stikstofdepositie Algemeen Bij maatregelen aan een weg kan het aantal verkeersbewegingen toenemen. Een toename in vervoersbewegingen kan resulteren in een toename in stikstofdepositie, welke verzuring en vermesting van natuurwaarden tot gevolg kan hebben. Om die reden is in het kader van het inpassingsplan beoordeeld of stikstof een belemmering kan vormen voor het inpassingsplan. Afweging De Provincie Gelderland heeft in 2012 met het rekenmodel 'Aerius' de hoeveelheid stikstofdepositie in het Lingegebied in kaart gebracht. Dit maakte duidelijk of de hoeveelheid stikstof de 'kritische depositiewaarde' voor een bepaald habitattype overschrijdt, en zo ja welke extra maatregelen dan nodig zijn om de verdere achteruitgang van het habitattype te stoppen. Uit deze berekening is gebleken dat de hoeveelheid stikstof de kritische grens voor het kalkmoeras in het Lingegebied overschrijdt. De N320 ligt in de directe omgeving van dit gebied. Bij de twee bostypen die in het gebied voorkomen (vochtige alluviale bossen, type essen-iepenbos en beekbegeleidende bossen) is zeer lokaal een kleine overschrijding geconstateerd. Dit levert echter geen beperkingen op voor de instandhoudingsdoelen, dus er zijn geen extra maatregelen nodig (bron: www.waterschaprivierenland.nl).
53
N320 Culemborg
Binnen het Natura 2000-gebied is één van de aangewezen habitattypen gevoelig voor een toename in stikstofdepositie. Dit habitattype is Kalkmoerassen en heeft een kritische depositie waarde (KDW) van 1100 mol N/ha/jaar. In de huidige situatie wordt deze kritische depositie waarde reeds overschreden. De huidige achtergronddepositie op het Natura 2000-gebied is 1900 mol N/ha/jaar. Dit betreft een overschrijding van reeds 800 mol N/ha/jaar. Het habitattype Kalkmoerassen is aanwezig op enkele percelen in de omgeving van de Put van Bullee bij Acquoy (Ontwerpbesluit). Deze put ligt op ongeveer 7.000 meter afstand van het plangebied. Het aantal vervoersbewegingen op de N320 neemt niet toe door de aanpassingen aan de provinciale weg. Alhoewel er extra rijbanen worden aangelegd en er feitelijk meer auto's op een bepaalde oppervlakte kunnen rijden, zorgt de aanpassingen aan N320 voor een betere doorstroming. Een betere doorstroming leidt tot een grotere afstand tussen de onderlinge auto's, waardoor er minder auto's op de rijbanen rijden dan ten opzichte van stilstaand verkeer. Ook verblijven de auto's bij een betere doorstroming korter op de N320. Hierdoor wordt minder stikstof uitgestoten. Op basis van voorstaande wordt gesteld dat met de aanpassingen aan de N320 geen sprake is van een toename in stikstofuitstoot en depositie op het Natura 2000-gebied ten opzichte van de huidige situatie. De aanpassingen voor een betere doorstroming van de N320 leiden mogelijk zelfs tot een afname in stikstofdepositie op het Natura 2000gebied. Onderzoek Om bovenstaande veronderstelling te onderbouwen is er door Windmill Milieu en 13 Management een onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie ten gevolge van de N322 en de voorgestelde maatregelen. Het onderzoek is als bijlage 13 bij de plantoelichting gevoegd. In het onderzoek is de additionele stikstofdepositie door wegverkeer bepaald met het rekenmodel STACKS D+. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de N320 in de situaties zonder planontwikkeling en in de situaties na planrealisatie de hoogste depositie wordt berekend in het meest noordelijk deel van het Natura 2000-gebied "Lingegebied & Diefdijk-Zuid". Dit deel is het kortst gelegen bij de aansluiting van de Rijksweg A2 met de N320. De additionele stikstofdepositie varieert in het gehele Natura 2000-gebied tussen 0,0 mol N/ha/jaar en 0,039 mol N/ha/jaar. Ter plaatse van het habitatgebied waar de hoogste additionele depositie wordt veroorzaakt (meest noordelijk gelegen deel van het Natura 2000-gebied) betreft de kritische depositiewaarde 1857 mol N/ha/jaar (vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen)). De aditionele depositie ligt daarmee in de orde grote van 0,004% van de kritische depositiewaarde. Ter plaatse van geen enkel habitattype is sprake van een toename van de stikstofdepositie die groter is dan 0,05 N/ha/jaar. Daarmee zijn geen significant negatieve effecten te verwachten. Ter plaatse van de kalkmoerassen (H7230) die gelegen zijn in het zuidelijke gedeelte van het betreffende Natura 2000-gebied is geen relevante bijdrage berekend van de stikstofdepositie ten gevolge van het wegverkeer op de N320. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het plan niet leidt tot (significante) negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied voor wat betreft verzuring en vermesting als gevolg van stikstofdepositie.
54
N320 Culemborg
4.5.5
Externe veiligheid Algemeen Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (o.a. chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico (PR) mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 -6 miljoen (ofwel 10 ). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het -6 plaatsgebonden risico van 10 als grenswaarde. Het groepsrisico (GR) geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (artikel 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen. Onderzoek Stationaire bronnen Om te inventariseren of er stationaire bronnen in de nabijheid van het plangebied zijn gelegen is de provinciale risicokaart Gelderland geraadpleegd. Op de navolgende afbeelding is hiervan een fragment opgenomen. Op basis van deze uitsnede blijkt dat er in de omgeving een aantal stationaire risicobronnen te onderscheiden zijn. Dit zijn geen Bevi inrichtingen. Het betreft hier de volgende: Parc Beaugarde aan de Rietveldseweg, in verband met een vulpunt van een propaantank. De PR 10-6 ligt op 95 meter vanuit het vulpunt; Van Hoorn aan de Langeavontuurseweg, in verband met een vulpunt van een propaantank. De PR 10-6 ligt op 40 meter vanuit het vulpunt. Beide stationaire bronnen ligging op een dusdanige afstand (meer dan 250 meter) dat zij geen invloed hebben op het plangebied. Een nadere beoordeling en verantwoording van het groepsrisico kan daarmee achterwege blijven.
55
N320 Culemborg
Uitsnede van de risicokaart ter hoogte van het plangebied Mobiele bronnen Om te bepalen of er mobiele bronnen in of nabij het plangebied zijn gelegen is de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen en het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen en het Basisnet geraadpleegd. Het doel van het basisnet is de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te beheersen door het wettelijk vastleggen en borgen van gebruiksruimtes voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. In feite is het basisnet daarmee gericht op veilig bouwen en vervoeren. Er is een basisnet voor de weg, het spoor en voor water. Nevendoelen van het Basisnet zijn het creëren van duidelijkheid over waar welk vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en wat de consequenties hiervan zijn voor burgers, bestuurders, bedrijfsleven en hulpverlenings- en rampenbestrijdingsorganisaties. De Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS) en de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen bevatten de kaders voor het project Basisnet. Het Basisnet wordt naar verwachting in 2012 wettelijk volledig vastgelegd. LPG transport N320 De provinciale weg N320 is niet aangewezen als route waar vervoer gevaarlijk stoffen plaatsvindt. Wel vindt er bevoorrading van een tankstation aan de Rijsstraatweg 6 in Culemborg plaats. Het betreft hier een tankstation met LPG verkoop. Gezien de beperkte vervoersbewegingen over de N320 kan dit groepsrisico buiten beschouwing worden gelaten. Daarbij geldt eveneens dat de ontwikkeling in het plangebied niet voorziet in de toevoeging van een (beperkt) kwetsbaar object. Om die reden wijzigt het al beperkte groepsrisico binnen het invloedsgebied niet. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven.
56
N320 Culemborg
Rijksweg A2 De Rijksweg A2 is aangewezen als een route waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De invloedsfeer van deze weg ligt over een deel van het plangebied. De verblijftijd ('blootstellingstijd') van het verkeer over de N320 binnen de invloedsfeer van de Rijksweg is maar kort. Externe veiligheid is met betrekking tot voorliggend inpassingsplan dan ook niet aan de orde. Het plan voorziet namelijk in maatregelen aan de bestaande weg en niet in de ontwikkeling van een (beperkt) kwetsbaar object. Ook hebben de maatregelen aan de N320 geen invloed op de externe veiligheid in de omgeving. De N320 zal immers niet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden gebruikt, anders dan zoals hiervoor reeds opgemerkt. Een nadere beoordeling en verantwoording van het groepsrisico kan daarmee achterwege blijven. Spoorlijn Utrecht - Geldermalsen De N320 kruist ter plaatse van de Parallelweg-Oost en Parallelweg-West het spoortracé Utrecht-Geldermalsen. Over dit spoor worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Omdat de ontwikkeling in het plangebied niet voorziet in de toevoeging van een (beperkt) kwetsbaar object, wijzigt het groepsrisico binnen het invloedsgebied van het spoortracé Utrecht-Geldermalsen niet. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven. Hogedrukaardgasleiding In de directe omgeving van het plangebied is een hogedrukaardgasleiding (Transportroutedeel W-527-06) en een DPO brandstofleiding (DPO11_2) gelegen (DPO staat voor Defensie Pijpleiding Organisatie). Het beoogde tracé van de N320 kruist op één plek de hogedrukaardgasleiding. De DPO leiding ligt buiten het plangebied. Aangezien het plangebied uitsluitend bestaat uit die plekken waar maatregelen worden genomen, valt ook de hogedrukaardgasleiding buiten het plangebied. Daarom hoeft de ligging van de leiding in het kader van externe veiligheid niet te worden getoetst. De verblijftijd ('blootstellingstijd') van het verkeer over een weg binnen de invloedsfeer van een aardgasleiding is maar kort. Externe veiligheid met betrekking tot leidingen die gevaarlijke stoffen vervoeren, is met betrekking tot voorliggend inpassingsplan dan ook niet aan de orde. Wel is de ligging van de leidingen een aandachtspunt bij de realisatie. Een nadere beoordeling en verantwoording van het groepsrisico kan daarmee achterwege blijven. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het inpassingsplan.
4.6
Kabels en leidingen In het kader van het project is een zogenaamde KLIC-melding (KLIC staat voor Kabels en Leidingen Informatie Centrum) verricht. Aan de hand van deze melding zijn de beheerders en eigenaren van de verschillende kabels en leidingen geïnventariseerd. Daarnaast wordt een kabel- en leidingenplan gemaakt. Hiervoor is met alle leidingenbeheerders contact gelegd en wordt nader overleg gevoerd over de uitvoering van het plan. Indien noodzakelijk worden de betreffende kabels en leidingen in overleg met de beheerder en eigenaren verlegd. De kabels en leidingen vormen geen belemmering voor de uitvoering van dit inpassingsplan.
57
N320 Culemborg
4.7
Niet Gesprongen Explosieven (NGE) Algemeen In juli 2011 is in opdracht van de gemeente Culemborg door het adviesbureau ECG het “Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van Conventionele Explosieven in de gemeente Culemborg” opgesteld. Bij deze bureaustudie is onderzocht binnen welke gebieden in de gemeente oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. Vervolgens is het risico bepaald op het aantreffen van de vastgestelde typen en kalibers explosieven in de betreffende gebieden. Uit het vooronderzoek bleek dat het tracé van Rijksstraatweg tussen N320 en rotonde Van Limburg Stirumstraat een risicogebied is. Omdat een deel van het risicogebied binnen het plangebied ligt waar bodemverstorende ingrepen plaatsvinden is door 14 ECG een projectgebonden risicoanalyse uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage bij deze toelichting. Onderzoek Uit het onderzoek blijkt dat er op één locatie een verhoogd risico is op het aantreffen van achtergebleven munitieartikelen. Directe aanleiding is een op historisch beeldmateriaal waargenomen militaire stelling en bijbehorende loopgraaf direct ten noorden van de Rijksstraatweg, waardoor deze specifieke locatie verdacht zou kunnen zijn op de aanwezigheid van achtergelaten (gedumpte) munitieartikelen. Binnen het gebied vindt een wegverbreding plaats waarbij de bodemingrepen niet dieper zullen gaan dan maximaal één meter.
Afgebakend risicogebied ten noorden van de Rijksstraatweg
58
N320 Culemborg
Uit een beeldvergelijking tussen de situatie van het gebied ten tijde van de Tweede Wereldoorlog en de hedendaagse situatie, blijken er binnen het risicogebied diverse grondroerende werkzaamheden te hebben plaatsgevonden. Er kan vanuit worden gegaan dat de naoorlogse bodemingrepen tot dezelfde diepte zijn uitgevoerd als in het kader van het project ter plaatse gepland is (te weten: 1m -MV). De betreffende naoorlogse bodemingrepen bestonden uit: het vervangen van de verhardingen van de Rijksstraatweg, het aanleggen van parkeergelegenheden, het aanbrengen van kabels en leidingen. Aangenomen kan worden dat eventueel achtergebleven munitieartikelen tijdens de reeds uitgevoerde bodemingrepen aangetroffen en verwijderd zouden moeten zijn. Het wordt dus niet waarschijnlijk geacht dat er in het betreffende gebied nog Conventionele Explosieven aanwezig zijn. Conclusie Op grond van het verrichte onderzoek kan gesteld worden dat met het oog op de geplande werkdiepten voor de specifieke wegwerkzaamheden op basis van historische gegevens geen risicogebieden in het plangebied aanwezig zijn. Het aspect 'Niet Gesprongen Explosieven' vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van dit inpassingsplan.
59
N320 Culemborg
Hoofdstuk 5 5.1
Toelichting op de regels
Algemeen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de voorkomende functies in het inpassingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen", kortweg SVBP. In dit hoofdstuk worden de planregels van het inpassingsplan van een nadere toelichting voorzien. De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is enerzijds vastgelegd wat noodzakelijk is voor de rechtszekerheid van omwonenden. Anderzijds is flexibiliteit aangehouden waar mogelijk voor de verdere detaillering van het ontwerp.
5.2
Nadere toelichting op de bestemmingen De regels bestaan uit de volgende hoofdstukken: hoofdstuk 1: inleidende regels; hoofdstuk 2: bestemmingsregels; hoofdstuk 3: algemene regels; hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels. Hoofdstuk 1: Inleidende regels In de inleidende regels worden begrippen en afkortingen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Deze zijn opgenomen om de regels eenduidig te kunnen uitleggen. In artikel 2 is aangegeven op welke wijze moet worden gemeten. Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels In de bestemmingsartikelen zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. Het onderhavige inpassingsplan kent de bestemmingen 'Natuur' en 'Verkeer'. Natuur In verband met de compensatie van de EHS, is in het plan een locatie opgenomen voor deze compensatie (zie paragraaf 4.3.2). De gronden van deze locatie hebben de bestemming 'Natuur' gekregen. De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van moeras, open water, vochtige hooilanden en flora- en faunarijk grasland; het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke, landschappelijke en ecologische waarden; recreatief en/of educatief medegebruik; infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan; en waterhuishouding.
60
N320 Culemborg
Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Ter bescherming van de natuurwaarden binnen deze bestemming is in de regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Verkeer Binnen de bestemming 'Verkeer' valt niet alleen de weg zelf, maar ook de bijbehorende parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten en bermen en taluds, alsmede voet- en fietspaden, onverharde wegen, onderdoorgangen, rotondes, bruggen, groenvoorzieningen, sloten, nutsvoorzieningen en agrarisch gebruik. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel toegestaan zijn bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bewegwijzering en lichtmasten. In de regels zijn maximale hoogtes voor deze voorzieningen opgenomen. Binnen de bestemming 'Verkeer' is door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – twee rijbanen', onderscheidt gemaakt in de wegdelen waar één en wegdelen waar twee rijbanen kunnen worden gerealiseerd. Verder is er in verband met de brede bestemming 'Verkeer' gekozen om door middel van de aanduiding 'as van de weg' de ligging van de weg te fixeren. In de regels zijn maximale afstandsmaten ten opzicht van deze aanduiding 'as van de weg' opgenomen. Dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie (1 t/m 5) Binnen het plangebied komen archeologische verwachtingswaarden voor. Conform het uitgevoerde archeologische onderzoek zullen de werkzaamheden archeologisch moeten worden begeleid. Deze begeleiding is geborgd in het bestemmingsplan door een dubbelbestemming op te nemen op de betreffende gronden. Voorgeschreven is dat indien ter plaatse wordt gebouwd of werkzaamheden worden uitgevoerd aan de betreffende omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden die inhouden dat er archeologische begeleiding zal plaatsvinden. Omdat binnen het plangebied verschillende maximale verstoringsdiepten gelden die zjin vrijgegeven, zijn een vijftal verschillende dubbelbestemmingen opgenomen. Het verschil tussen deze dubbelbestemmingen is uitsluitend de verstoringsdiepte. Hoofdstuk 3: Algemene regels De algemene regels tenslotte bestaan uit regels die voor alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. Deze bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene afwijkingsen wijzigingsregels en overige regels. Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel In de loop van de tijd kunnen het gebruik en/of de bouwregels van grond of een gebouw gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het inpassingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld tot hoeverre deze afwijkingen zijn toegestaan. In de slotregel wordt de naam van het plan aangehaald.
61
N320 Culemborg
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een inpassingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. In de meerjarenbegroting is ruimte gereserveerd voor de uitvoering van het project. Daarnaast zijn met het gemeentebestuur afspraken gemaakt over een financiële bijdrage in de kosten. Bij het vaststellen van het voorliggende inpassingsplan zullen provinciale Staten tevens een uitvoeringskrediet beschikbaar stellen. Hierbij is niet alleen rekening gehouden met de realisatie van de aanpassingen maar ook met het (ver)leggen van kabels en leidingen, grondverwerving, het treffen van maatregelen en de eventuele financiële consequenties van planschade. Gelet op het bovenstaande is het inpassingsplan economisch uitvoerbaar.
62
N320 Culemborg
Hoofdstuk 7
Maatschappelijke verantwoording
De wijze van inspraak en overleg en het moment waarop dit plaatsvindt kan per inpassingsplan verschillen, afhankelijk van de aard, de inhoud en de omvang van het inpassingsplan. Los daarvan kan ook op andere momenten en manieren overleg worden gevoerd met betrokkenen. Een belangrijk uitgangspunt van de inspraak en het vooroverleg is het realiseren van draagvlak bij alle betrokkenen. Een kwalitatief goede communicatie tussen deze betrokken partijen is een voorwaarde om te komen tot een uitvoerbaar project dat kan rekenen op een breed draagvlak. In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke verantwoording van dit inpassingsplan nader toegelicht. Hierbij gaan we allereerst in op het overleg tussen gemeente Culemborg en provincie en vervolgens op de inspraak en het vooroverleg. Als laatste komen de resultaten van de wettelijke bestemmingsplanprocedure aan bod.
7.1
Inspraak In de Wet ruimtelijke ordening is geen verplichting opgenomen omtrent het verlenen van inspraak op een inpassingsplan. Deze inspraak is veelal geregeld in de provinciale inspraakverordening. In de verordening is bepaald dat op besluiten die worden voorbereid volgens afdeling 3.4 Awb geen aparte inspraak wordt verleend. Ten behoeve van de planvorming is wel uitvoerig met betrokkenen en omwonenden gesproken over de voorkeursvariant en het wegontwerp. Op 13 januari 2011 is er in Culemborg een informatieavond gehouden voor betrokkenen en omwonenden. Tijdens deze avond is de voorkeursvariant gepresenteerd en zijn vragen beantwoord. Ook bestond er naar aanleiding hiervan voor betrokkenen en omwonenden de mogelijkheid om op 26 januari 2011 in te spreken tijdens de Commissie Mobiliteit en Economische Zaken van de provincie Gelderland. De plannen zijn op 16 februari 2011 behandeld in Provinciale Staten. Vervolgens heeft de provincie in samenspraak met de gemeente Culemborg in mei 2012 een tweetal nieuwe informatiebijeenkomsten georganiseerd voor betrokkenen en omwonenden. Op 8 mei was dit een informatiebijeenkomst voor aanwonenden tot en met de Wethouder Schoutenweg en op 24 mei voor de overige aanwonenden. Tijdens deze avonden konden aanwonenden een reactie geven op het conceptwegontwerp. Met de mensen die een reactie hebben gegeven is persoonlijk contact opgenomen. Het concept-wegontwerp dat in mei 2012 aan betrokkene en omwonenden is gepresenteerd is naar aanleidingen van opmerkingen van aanwonenden op enkele punten aangepast. Het aangepaste ontwerp heeft als onderlegger voor de verbeelding gediend.
63
N320 Culemborg
7.2
Vooroverleg Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een inpassingsplan pleegt conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader is uitvoerig overleg gevoerd met de gemeente Culemborg, het waterschap Rivierenland en de Leidingbeheerders. Er zijn verder geen regels / vormvoorschriften in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen over de wijze waarop dat overleg wordt gevoerd. Hieronder zijn de resultaten van het overleg met de partners kort weergegeven. Rijksdiensten Over de aansluiting op op- en afritten van de rijksweg A2 zijn passende afspraken gemaakt in het kader van de (inmiddels gerealiseerde) verbreding van de rijksweg A2. Het voorliggende plan was uitgangspunt bij die afspraken. Voor het overige zijn er bij het inpassingsplan geen Rijksbelangen in het geding. Gemeente Culemborg In alle fasen van de planvorming heeft structureel overleg plaats gevonden tussen de gemeente Culemborg en de provincie Gelderland. Vanaf het allereerste begin is de gemeente Culemborg betrokken bij alle verkeersstudies en andere onderzoeken die in het kader van de voorbereiding zijn gedaan. Over alle GS en/of PS-besluiten die op basis daarvan zijn genomen is bestuurlijk overleg gevoerd met het college van burgemeester en wethouders van Culemborg. Ook bij de concrete voorbereiding van het inpassingsplan is de gemeente Culemborg intensief betrokken. Het inpassingplan is in nauwe samenwerking tussen provincie en gemeente tot stand gekomen en de gemeente maakt onderdeel uit van het projectteam, belast met het opstellen van het inpassingsplan. In alle overleggen en afstemmingsmomenten is gebleken dat de gemeente kan instemmen met het project en de wijze waarop dat is / wordt vastgelegd in het inpassingsplan. Overigens is er een schriftelijke overeenkomst met de gemeente gesloten waarin inhoudelijke, procesmatige, financiële en andere afspraken zijn gemaakt over de wijze van voorbereiden en uitvoeren van het project. Hiermee is voldaan aan de plicht die is vastgelegd in artikel 3.1.1 Bro om te overleggen met de betrokken gemeente. Gelet op het bovenstaande is hiermee tevens voldaan aan de hoorplicht, zoals dit is opgenomen in artikel 3.26 lid 1 Wet ruimtelijke ordening. Waterschap Rivierenland Er is in het voortraject diverse keren overlegd met het waterschap Rivierenland over alle wateraspecten die voortkomen uit het inpassingsplan. De wateropgaven voor de N320 zijn besproken op basis van een rapport dat is opgesteld door DHV. Dat rapport is ter accordering voorgelegd aan het Waterschap Rivierenland. Het waterschap heeft schriftelijk bevestigd in te kunnen stemmen met de wijze waarop invulling wordt gegevens aan de wateropgave. Hiermee is voldaan aan de watertoets en het verplichte overleg met het Waterschap.
64
N320 Culemborg
Leidingbeheerders Er is opdracht gegeven om met het oog op de uitvoering een kabel- en leidingenplan te maken. Daarvoor is al met alle leidingenbeheerders contact gelegd en wordt nog nader overleg gevoerd over uitvoering van het plan.
7.3
Zienswijzen Het ontwerp-inpassingsplan N320 Culemborg van de provincie Gelderland heeft conform artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening, juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht als ontwerp voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Het ontwerp-inpassingsplan heeft in de periode van 8 november 2012 tot 19 december 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. Het ontwerp-inpassingsplan is eveneens digitaal beschikbaar gesteld op de provinciale website www.gelderland.nl, de gemeentelijke website www.culemborg.nl en op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Naast het ontwerp-inpassingsplan hebben gelijktijdig de volgende ontwerp besluiten voor belanghebbende ter inzage gelegen: het ontwerpbesluit voor de verlening van een hogere waarde voor ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting; het ontwerp saneringsprogramma Reconstructie N320 Culemborg. In de zienswijzennota is een overzicht opgenomen van ingekomen zienswijzen (bijlage 15). Deze zijn kort samengevat en van een provinciaal standpunt voorzien. Hierbij zijn ook die onderdelen van de zienswijzen betrokken die betrekking hebben op het ontwerpbesluit voor de verlening van een hogere waarde voor ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, alsmede het ontwerp saneringsprogramma Reconstructie N320 Culemborg, samengevat en beantwoord. In de beantwoording is aan het einde bij de conclusie expliciet aangegeven of de zienswijzen gericht zijn op het ontwerp inpassingsplan, het ontwerpbesluit voor de verlening van een hogere waarde voor ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting of het ontwerp saneringsprogramma Reconstructie N320 Culemborg. Verder is inzichtelijk gemaakt op welke aspecten het ontwerp inpassingsplan, ontwerp-besluit voor de verlening van een hogere waarde voor ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting of het ontwerp-saneringsprogramma Reconstructie N320 Culemborg zullen worden aangepast. Daarnaast zijn de ambtshalve wijzigingen in de nota opgenomen. Naar aanleiding van twee zienswijzen is het plan aangepast. In de regels is artikel 3 (de bestemming 'Natuur') toegevoegd, ten behoeve van de opgenomen EHS salderings locatie. De overige artikelen worden overeenkomstig vernummerd. De bestemming 'Natuur' voor de EHS compensatielocatie is eveneens op de verbeelding opgenomen. Overigens waren deze aanpssingen in het ontwerp inpassingsplan al voorzien. In de toelichting is paragraaf 4.3.2 aangevuld met een toelichting op de EHS compensatielocatie en de wijze waarop deze locatie zal worden ingericht. Paragraaf 5.2 is aangevuld met een toelichting op de bestemming 'Natuur'.
65
N320 Culemborg
Eindnoten
1. Synthegra bv, Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek Aanpassingen N320 te Culemborg, gemeente Culemborg, 16 augustus 2012, projectnummer S120384. 2. ACVU-HBS, Archeologisch onderzoek rotonde Rijksstraatweg, februari 2010. 3. Advies regioarcheoloog, aanpassing N320, t.b.v. Provinciaal inpassingplan, projectnummer RA187. 4. Advies provinciaal Archeoloog selectiebesluit archeologisch onderzoek N320 Culemborg_20120927. 5. SAB, Flora- en faunaonderzoek N320, d.d. 23 oktober 2012, projectnummer 120336. 6. De Groene Ruimte B.V. Onderzoek beschermde soorten plangebied N320 omgeving Culemborg, d.d. 28 juni 2011, projectnummer 11193. 7. SAB, Nader onderzoek vleermuizen inpassingsplan N320 Culemborg, d.d. 23 oktober 2012, projectnummer 120336. 8. SAB, Activiteitenplan voor de Heikikker, Bittervoorn en Kleine modderkruiper, d.d. 23 oktober 2012, projectnummer 120336. 9. DHV B.V., watertoets N320, d.d. september 2012, projectnummer: BA8241-101100. 10. Schoonderbeek en Partners Advies BV, Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai N320, d.d. 16 oktober 2012, projectnummer: 20110098.R01. 11. TAUW bv, verkennend (water)-bodemonderzoek N320 te Culemborg, d.d. 2 oktober 2012, projectnummer: 1209651. 12. Schoonderbeek en Partners Advies B.V., onderzoek luchtkwaliteit N320 in Culemborg, d.d. 5 juni 2012, projectnummer 20110098.R02. 13. Windmill, Depostietieberekening ten gevolge van het wegverkeer op de N320 te Culemborg, d.d. 6 maart 2013, rapportnummer P2013.009-03. 14. ECG, Projectgebonden Risicoanalyse naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied "N320 te Culemborg", d.d. 27 juli 2012, projectnummer 285-012-PRA-01.
66
N320 Culemborg