Inhoudsopgave
Pagina
Situatieschets Universitair Ambulatorium Groningen Doelen Staf Doelgroepen Conclusie 2009 Voornemen 2010-2012 Gebouw en organisatie Bekendheid Ontwikkeling van activiteiten Tot besluit
3 3 3 4 4 6 7 8 12 14 21
2
Situatieschets Universitair Ambulatorium Groningen Het UAG is een onderzoeks- en expertisecentrum voor diagnostiek, behandeling, training en wetenschappelijk onderzoek op het gebied van: - Zorg voor jeugdigen met gedrags- en opvoedingsproblemen; - Opvoeding en ondersteuning van personen met beperkingen; - Hulp aan kinderen met leer- en onderwijsproblemen.
Doelen Het algemene doel van het Ambulatorium is het concretiseren van de praktijkcomponent van de studierichtingen Orthopedagogiek en (Klinische) Onderwijskunde en het vernieuwen en verbeteren van onderzoek zoals dat vormgegeven wordt in voornoemde basiseenheden. In 2009 zijn de volgende aspecten van deze doelstelling geformuleerd (Jaarverslag 2009): 1. Het versterken van de klinische vaardigheden van de studenten 2. Het ontwikkelen van een expertisecentrum op het gebied van • Doofblindheid - het onderzoek richt zich op het overdraagbaar maken van de kennis van en inzicht in de effectiviteit van methodieken met betrekking tot de communicatie met doofblinden en de manieren waarop deze verbeterd kan worden. (Prof.dr. H.J.M. Janssen) • Asielzoekerskinderen - orthopedagogisch onderzoek naar de gevolgen van terugkeer naar het thuisland voor de ontwikkeling van kwetsbare asielzoekerskinderen. Het onderzoek wordt uitgevoerd ter ondersteuning van de verblijfsaanvraag waarbij vanuit een pedagogisch perspectief uitleg wordt gegeven aan voor de juridische procedure relevante bepalingen uit het Kinderrechtenverdrag. (Dr.mr. M.E. Kalverboer) • Portage Programma - het Portage Programma is een orthopedagogisch interventieprogramma voor gezinnen met een jong kind waar problemen of zorgen in de opvoedingssituaties zijn. De begeleiding kan plaatsvinden in zowel de thuis- als de groepssituatie. Onderzoek wordt gedaan naar de toepasbaarheid en effectiviteit van dit interventieprogramma. (Dr. C.E. Oenema-Mostert) 3
• Opvoeding en ondersteuning van personen met een ernstige verstandelijke en meervoudige beperking - onderzoek wordt gedaan naar de kwaliteit van leven en zorg van personen met zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen. Het betreft zowel fundamenteel onderzoek als onderzoek naar de ontwikkeling en effectiviteit van interventies. (Prof.dr. C. Vlaskamp) 3. Het ontwikkelen, onderzoeken en implementeren van innovatieve assessment-, interventie- en evaluatiemethoden 4. Het bevorderen van de samenwerking met het beroepsveld 5. Het bevorderen van de klinische vaardigheden van de docenten 6. Het bevorderen van de samenwerking met wetenschappelijke instellingen
Staf De staf van het UAG is samengesteld uit: - Hoofd UAG (Dr. J.Y. Drost, 0.6 fte) - Coördinator differentiatie leerproblemen (Dr. E.J. van Houten-van den Bosch, 0.1 fte) - Coördinator differentiatie OPB (Dr. C.E. Oenema-Mostert, 0.1 fte) - Coördinator differentiatie jeugdzorg (Dr. T. Roggen, 0.1 fte) - Secretariaat (Drs. M.R. Degen-Klabou, 0.6 fte) - Studentassistent (0.2 fte)
Doelgroepen Studenten, stagiaires Aan de bachelor- en masteropleidingen Orthopedagogiek en (Klinische) Onderwijskunde nemen hoofdzakelijk twee groepen deel, te weten studenten die na hun VWO-opleiding rechtstreeks doorstromen naar de bacheloropleidingen van de universiteit en studenten die eerst een HBO-opleiding elders hebben gevolgd en daarna een parttime bacheloropleiding. De eerstgenoemde studenten hebben veelal geen enkele praktijkervaring wanneer zij aan hun masterstage beginnen en baseren hun keuze voor een stageplaats op persoonlijke interesses of voorbeelden gegeven tijdens 4
colleges. Zelden is het echter een weloverwogen keuze op basis van gegronde kennis en ervaring. De tweede groep studenten heeft weliswaar over het algemeen meer levens- en praktijkervaring opgedaan tijdens HBOstages en (huidige) werkkring, doch deze is meestal eenzijdig en beslaat niet het gehele orthopedagogische werkveld. Door middel van het bijwonen en uitvoeren van praktijkgerichte activiteiten zowel binnen het UAG als in samenwerking met jeugdzorginstellingen, instellingen voor mensen met beperkingen en onderwijsinstellingen, kan het blikveld van alle studenten worden vergroot. Hierdoor kan een stagekeuze beter worden onderbouwd. Het kritisch en systematisch leren observeren vormt een belangrijke vaardigheid. De praktijkgerichte activiteiten kunnen zowel liggen op het gebied van de diagnostiek en interventie, als op het gebied van onderzoek en beleid. Onderzoekers Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek is een integraal onderdeel van de opleidingen Orthopedagogiek en (Klinische) Onderwijskunde. Door aio’s, (universitair) (hoofd) docenten en hoogleraren wordt veel wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd (bijvoorbeeld op het gebied van assessment en interventie en op het gebied van de programma- en instrumentontwikkeling). Het UAG functioneert als een expertisecentrum waar wetenschappelijk onderzoek kan plaatsvinden in samenwerking met en in afstemming op het praktijkveld van de orthopedagogiek en de (klinische) onderwijskunde. Studenten kunnen via het UAG ervaring opdoen in het uitvoeren van onderzoek, waarbij ook kennis gemaakt kan worden met het praktijkveld. Docenten De relatie tussen docenten en werkveld bestaat voornamelijk uit het begeleiden van masterprojecten (stage en thesis). De ontwikkeling van de klinische vaardigheden van de docenten dreigt door de nadruk op het wetenschappelijk onderzoek op de achtergrond raken. Dit kan gevolgen hebben voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs aan studenten. Het UAG kan een functie hebben in het uitbreiden van zowel de klinische als de didactische vaardigheden van medewerkers. Onze opleiding betreft immers een handelingswetenschap. Instellingen Praktijkinstellingen worden in toenemende mate bevraagd door inspecterende en controlerende instanties met betrekking tot wet- en regelgeving. Kwaliteitcertificering speelt daarbij een belangrijke rol. 5
Expertise op het gebied van allerlei specifieke problematieken van kinderen en opvoeders is niet altijd voorhanden in praktijkinstellingen. Daarnaast ontbreekt het instellingen vaak aan tijd en menskracht om de gevraagde en gewenste onderzoeken en interventies uit te voeren. Het UAG kan als brug tussen wetenschap en praktijk een relevante functie vervullen. In deze wisselwerking tussen studenten, docenten en praktijkinstellingen kunnen ideeën en ervaringen worden uitgewisseld en omgezet in projecten ter ondersteuning en bevordering van de kwaliteit van het orthopedagogische en onderwijskundige werkveld.
Conclusie 2009 In het Jaarverslag 2009 werd geconstateerd dat het Universitair Ambulatorium Groningen in fysiek en organisatorisch opzicht grotendeels gereed is na een periode met diverse aanloopproblemen. Er is een staf bestaande uit zes personen die regelmatig vergadert en succesvol de activiteiten afstemt en organiseert. In eerste instantie zijn er verschillende activiteiten georganiseerd op beperkte schaal. Het UAG begint langzamerhand enige bekendheid te krijgen bij studenten, medewerkers en praktijkinstellingen. Er zijn vier expertisegebieden geformuleerd, waarbinnen verschillende activiteiten georganiseerd zijn. Voor meer gedetailleerde informatie over 2009 en voorbeelden van georganiseerde activiteiten verwijzen we naar het Jaarverslag 2009.
6
Voornemen 2010-2012 De staf van het UAG heeft zich voorgenomen voor de periode tot 1 januari 2013 te werken aan de volgende aspecten:
Gebouw en organisatie - Afronding van de inrichting van het gebouw - Bestendigen en uitbreiden van de organisatie van het secretariaat - Een doorgaande lijn tot stand brengen van vergaderingen van de UAG-staf en overleg van het hoofd UAG met de sectiecoördinatoren
Bekendheid - Uitbrengen van een voorlichtingsfolder inclusief beknopte informatie over de huidige expertises - De website van het UAG aanvullen, verbeteren en bijhouden - Meer bekendheid en betrokkenheid bewerkstelligen bij medewerkers van Orthopedagogiek, (Klinische) Onderwijskunde en andere verwante afdelingen van de RuG - Grotere bekendheid krijgen bij studenten waardoor meer studenten betrokken raken bij het werk van het UAG - Meer bekendheid bij praktijkinstellingen creëren, waardoor gedragsdeskundigen ook op eigen initiatief een beroep gaan doen op het UAG
Ontwikkeling van activiteiten - Onderhouden van de bestaande contacten met praktijkinstellingen inclusief het continueren van de bijbehorende activiteiten - Uitbouwen van de bestaande activiteiten naar grotere aantallen en meer typen activiteiten per instelling - Leggen van contacten met nieuwe praktijkinstellingen, eerst op kleine schaal, daarna op grotere schaal - Uitbouwen van het aantal expertisegebieden in het UAG met als doel meer bekendheid te verwerven bij praktijkinstellingen en studenten te interesseren voor (en aan het werk te zetten met) diverse specialistische activiteiten in het kader van wetenschappelijk en diagnostisch onderzoek en interventie - Uitbouwen van het aantal activiteiten in het kader van verplichte curriculumonderdelen 7
- Uitbouwen van het aantal (facultatieve) cursussen voor studenten met het oog op de klinische beroepspraktijk - Meewerken aan opleiding van medewerkers Deze aspecten worden hierna uitgewerkt. Daarbij zal per aspect een nadere uitleg worden gegeven en zal de manier waarop hieraan gewerkt zal worden, worden beschreven.
Gebouw en organisatie Afronding van de inrichting van het gebouw Nog steeds zijn niet alle bestelde meubels en ander materiaal voor de spelkamer afgeleverd. Met name de levering van materialen uit het Verre Oosten is ernstig vertraagd. Sommige meubels hebben we in bruikleen in afwachting van de definitieve. Er zijn verduisteringsgordijnen besteld om de observatieruimten beter te verduisteren. Een dertigtal stoelen is in reparatie gegeven. Voor het eind van 2010 zal de inrichting definitief zijn, maar er zullen de komende jaren zo nodig en zo mogelijk nieuwe materialen moeten worden aangeschaft (bijvoorbeeld ter vervanging van kapot materiaal of ter aanvulling van verbruiksmaterialen). Ter facilitering van de UAG-activiteiten zijn de volgende nieuwe zaken op de begroting geplaatst: - een flexibele op afstand bedienbare camera in kamer 66, die beschouwd wordt als de ideale testkamer. De huidige vaste camera in deze kamer voldoet niet omdat er niet gericht of ingezoomd kan worden op de proefpersonen. Opnamen van deze tests zijn daardoor onbruikbaar. - een draadloze muis en toetsenbord voor het SMART-board in zaal 68 - een Portage-koffer met inhoud - SON 2,5-7 (test) Ter completering van de inrichting staan de volgende zaken op de verlanglijst van het UAG: - iets hoger plaatsen van het SMART-board in zaal 68 - een vitrinekast in de ontvangsthal voor het tentoonstellen van oud en uniek test- en spelmateriaal - een standaard bij de entree voor het aangeven van UAG-activiteiten en voor speciale mededelingen 8
Bestendigen en uitbreiden van de organisatie van het secretariaat Dagelijkse werkzaamheden van het secretariaat, die tot en met 2012 zullen worden voortgezet: − Ontvangen van gasten en studenten − Organiseren, voorbereiden en notuleren van vergaderingen − Contacten onderhouden met instellingen, medewerkers, studenten, leveranciers en bodes − Budgetten mede opstellen en bewaken − Zalenbeheer − Advertenties opstellen voor Nestor bij nieuwe activiteiten − Actualiteitenstempels uitdelen en certificaten maken voor studenten die een activiteit hebben afgerond − Beeldopnames maken en editen − Studenten en medewerkers leren omgaan met opnameapparatuur − Beamer en SMART-board bedienen − Huishoudelijke taken (keuken, spelkamer, catering en voorraadbeheer) − Aansturen en begeleiden studentassistent Nieuwe taken voor 2010-2012: − Meer formulieren ontwikkelen voor registratie van activiteiten − Archivering opzetten voor beeldopnames − Overleg met de afdeling ABJZ (Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken) van de RuG of alle gevolgde procedures en formulieren juridisch correct zijn − Uitleensysteem voor testmateriaal vervolmaken − Website redigeren − Folder afmaken inclusief expertise-inlegvellen − PR uitbreiden (via ODIOM, Alumnivereniging, advertenties op Nestor, in folders van instellingen en via publicatieschermen bij entrees van faculteiten) − Zo mogelijk zelfstandig projecten in gang zetten, gesprekken met instellingen voeren en projecten evalueren Ieder studiejaar heeft het UAG een studentassistent nodig voor ongeveer 8 uur per week. De taken van deze studentassistent bestaan onder andere uit: - ondersteuning van het secretariaat 9
- assistentie bij projecten in het UAG en participatie in nieuwe activiteiten teneinde deze te evalueren en te verbeteren - ondersteuning bij het geven van (nieuwe) trainingen en cursussen - facilitaire ondersteuning (maken en bewerken audiovisuele opnames, testvoorbereiding, bedienen interactief elektronisch schoolbord De studentassistent participeert in het stafoverleg en is op die manier nauw betrokken bij alle activiteiten van het UAG. Ook wordt van de studentassistent verwacht dat hij/zij zo veel mogelijk op de woensdagmiddag op het secretariaat zal werken zodat er van maandag tot en met donderdag gedurende ‘kantooruren’ een aanspreekpunt op het UAG is. Een doorgaande lijn tot stand brengen van vergaderingen van de UAGstaf en individueel overleg van het hoofd UAG met de sectiecoördinatoren De interne organisatie van het UAG werd in 2009 gestructureerd door middel van vierwekelijkse vergaderingen van de UAG-staf. Dit overleg betrof beleid en algemene kwesties aangaande het UAG, zoals bijvoorbeeld het PR-beleid. Genoemd overleg werd aangevuld door ad hoc overleg tussen betrokken personen in geval van een acute vraag of een plotseling probleem. Daarbij speelde de secretaresse een centrale rol. Via deze interne overlegvormen zijn ook de contacten met de praktijkinstellingen gelegd en in stand gehouden. De differentiatiecoördinatoren zijn verantwoordelijk voor de contacten die bij hun differentiatie horen, maar zij worden daarbij gesteund door de secretaresse en het hoofd UAG via het individueel overleg en de signalerende functie van de secretaresse. Naast de genoemde stafvergadering zal er vanaf 2010 regelmatig individueel overleg komen tussen het hoofd UAG en de drie differentiatiecoördinatoren over de diverse projecten (acquisitie, organisatie, voorlichting, start, verloop, evaluatie) waarvan die coördinatoren contactpersoon en/of begeleider zijn. Ook dit overleg wordt gecoördineerd door de secretaresse die hier tevens bij aanwezig is. Beide vergaderingen moeten efficiënt op elkaar afgestemd worden, zodat uiteindelijk alles wat nodig is in kort tijdsbestek besproken wordt. Waarschijnlijk zullen het algemene overleg en het kleine overleg beide eens in de zes weken worden gehouden, dus elke drie weken een overleg. Het hoofd UAG doet nu nog veelal de acquisitie van de diverse projecten, maar de differentiatiecoördinatoren zullen dat meer zelf gaan doen voor de eigen differentiatie, hierin ondersteund door de secretaresse. 10
Optimaliseren van de afstemming van organisatie en uitvoering van activiteiten Studenten worden in de regel via Nestor opgeroepen zich aan te melden voor een activiteit. Daarna wordt er een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd in het UAG of in de betreffende instellingen en in aanwezigheid van de contactpersoon uit de praktijkinstelling en de betreffende UAGdifferentiatiecoördinator. Na die bijeenkomst kiezen studenten en contactpersoon van de instelling welk project door welke student zal worden uitgevoerd dan wel welke pupil door welke student zal worden getest of begeleid. De student gaat dan aan de slag met het project in overleg met de contactpersoon in de praktijkinstelling, de UAG-differentiatiecoördinator en eventueel andere deskundige medewerkers. Na verloop van enige weken vindt een evaluatiebijeenkomst plaats tussen student(en), UAGdifferentiatie-coördinator en contactpersoon van de praktijkinstelling, waarbij zo nodig nieuwe afspraken worden gemaakt voor het vervolg. Daarna wordt het project voortgezet en vinden er desgewenst nieuwe evaluatiegesprekken plaats. Als het project wordt afgerond, vindt een eindevaluatie plaats. De student schrijft een kort verslag met een evaluatie en een overzicht van de aan het project bestede tijd. Op basis daarvan worden actualiteitenstempels gegeven. Per 4 uur werk wordt een actualiteitenstempel verstrekt. Bovendien ontvangen studenten een certificaat waarop de UAG-activiteiten worden vermeld. Bij de meeste onderdelen zal ook de secretaresse aanwezig zijn, onder andere voor de verslaglegging. Zij is veelal de contactpersoon tussen de diverse partijen en moet daarom op de hoogte blijven van de (voortgang van de) diverse projecten. Bij pilotprojecten zal zo veel mogelijk de studentassistent participeren om vanuit de invalshoek van het UAG en de student het project te beoordelen teneinde er voor vervolgprojecten lering uit te trekken en zo nodig het vervolgtraject te kunnen verbeteren. Wanneer er voldoende projecten zijn georganiseerd, is het van belang daarvoor ook voldoende studenten te werven. Er moet worden voorkomen dat eenmaal verworven projecten niet worden uitgevoerd door een gebrek aan bereidwillige studenten. Daarom zal er aandacht moeten worden geschonken aan de werving van studenten. Via Nestor, maar ook via voorlichtingsbijeenkomsten over het UAG in het algemeen en door betrokkenen uit de praktijk, door voorlichting op college en via docenten die zelf in het UAG activiteiten uitvoeren, zullen studenten enthousiast moeten 11
worden gemaakt. Er wordt naar gestreefd het deelnemen aan activiteiten in het kader van het Ambulatorium verplicht te stellen voor alle studenten vanaf het studiejaar 2012-2013. Voor studenten worden UAG-activiteiten aantrekkelijker als zij binnen het UAG kunnen worden opgeleid en getraind, als ze mee kunnen lopen en gesprekken kunnen voeren met praktijkexperts (zoals gedragsdeskundigen uit het beroepsveld) of als de activiteiten in de stad Groningen en omgeving plaatsvinden. Het streven is om in de periode 2010-2012 deze processen (logistiek) efficiënter te maken.
Bekendheid Uitbrengen van een voorlichtingsfolder inclusief beknopte informatie over de huidige expertises De voorlichtingsfolder zal in 2010 definitief worden. In deze folder, die is bedoeld voor gedragsdeskundigen in de praktijk, wordt informatie gegeven over de doelen en werkwijze van het UAG. De nu bestaande expertisegebieden worden genoemd. Belangstellenden worden uitgenodigd contact op te nemen. De contactgegevens worden genoemd. In de periode tot en met 2012 zal omtrent alle expertisegebieden meer specifieke informatie beschikbaar komen, het gevolg van het feit dat deze gebieden zich verder zullen ontwikkelen. Daarnaast kunnen nieuwe expertisegebieden worden ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld ‘studenten met functiebeperkingen’ , ‘hoogbegaafdheid’ en ‘ontwikkelingsdiagnostiek bij jonge kinderen met een cognitieve en/of functionele beperking’. Deze extra informatie over de expertises kan worden aangeboden met behulp van inlegvellen voor de folder. De meest actuele informatie zal steeds op de website worden geplaatst. Er wordt naar gestreefd de folder uit te brengen op 22 september 2010, de aanvangsdatum van het EUSARF-congres dat dit jaar in Groningen wordt georganiseerd. Dit is een goede gelegenheid om zoveel mogelijk personen uit het werkveld te bereiken. De website van het UAG aanvullen, verbeteren en bijhouden. In de loop van de komende paar jaar zal de website, die nu nog vrij beperkt van opzet en invulling is, worden aangevuld met recente informatie en onlangs vastgestelde documenten zoals jaarverslag en beleidsplan. De website zal een dynamische site moeten worden waar medewerkers, studenten en mensen uit de praktijk steeds de meest actuele informatie 12
kunnen vinden. Dat betekent ook dat van elk expertisegebied informatie op de site zal komen en dat deze informatie steeds geactualiseerd zal worden. Meer bekendheid en betrokkenheid bewerkstelligen bij medewerkers van Orthopedagogiek, (Klinische) Onderwijskunde en andere verwante afdelingen van de RuG De coördinatoren van de differentiaties zullen in de eigen sectie meer bekendheid gaan geven aan de mogelijkheden van het UAG voor zowel onderzoek als onderwijs. Hierdoor zullen alle medewerkers het UAG meer gaan gebruiken voor dataverzameling in het kader van hun onderzoek en voor verlevendiging van hun onderwijs en de koppeling van colleges aan de praktijk. Grotere bekendheid krijgen bij studenten waardoor meer studenten betrokken raken bij het werk van het UAG Bij voorlichting aan nieuwe studenten zal informatie over het UAG worden gegeven. Hierbij kan ook ODIOM, de studievereniging, worden ingeschakeld. De UAG-coördinatoren van de differentiaties en hun collega’s zullen op colleges en practica meer over het UAG vertellen zodat het UAG echt bij de studenten gaat ‘leven’. Dat zal tot gevolg hebben dat de studenten in grotere aantallen afkomen op de advertenties, wellicht ook als er wat verder gereisd moet worden voor de betreffende activiteit. Het streven is dat de coördinatoren en hun collega’s steeds meer UAGactiviteiten in het reguliere onderwijsprogramma zullen opnemen. Meer bekendheid bij praktijkinstellingen creëren waardoor gedragsdeskundigen ook op eigen initiatief een beroep gaan doen op het UAG Zodra de totale verbouwing van het Nieuwenhuisgebouw is afgerond, zal de (werk)groep die zich zal bezighouden met de hernieuwde opening van het gebouw ook het UAG hierin betrekken en overleggen op welke wijze de (her)opening op een feestelijke manier zal kunnen plaatsvinden. Hierbij zullen medewerkers van praktijkinstellingen worden uitgenodigd en in het UAG zullen dan activiteiten plaatsvinden ter illustratie van de mogelijkheden tot samenwerking tussen praktijkinstellingen en UAG.
13
Ontwikkeling van activiteiten Onderhouden van de bestaande contacten met praktijkinstellingen inclusief het continueren van de bijbehorende activiteiten In 2009 zijn de contacten met de praktijkinstellingen hoofdzakelijk in pilotvorm opgezet. Op deze manier is met diverse praktijkinstellingen kennisgemaakt en ervaring opgedaan met de mogelijkheden van het UAG. Bij de ontwikkeling van deze activiteiten zijn steeds kleine aantallen studenten betrokken geweest en is er nauw overleg geweest tussen stafleden van het UAG en de praktijkinstellingen om mogelijke ‘fouten’ (kinderziekten) snel te kunnen opsporen en bij te stellen. Vanuit het UAG werd ervaring opgedaan met het ontwikkelen van activiteiten voor en door studenten en werden steeds door een nauwe afstemming tussen universiteit en praktijkinstelling maatwerkconstructies geleverd. Hierdoor kwamen er win-winsituaties tot stand die zowel de praktijkinstellingen als de studenten en docenten voordeel opleverden. Deze situaties fungeren als voorbeeld voor de verdere ontwikkeling van het UAG. In de periode 2010-2012 zullen de bestaande contacten verder worden uitgebreid, zowel door met meer praktijkinstellingen te gaan samenwerken als door het uitbreiden van aantal en type activiteiten binnen de instellingen. Zodra de folder van het UAG klaar is, zullen aan alle docenten van de afdelingen Orthopedagogiek en (Klinische) Onderwijskunde enige exemplaren ter beschikking worden gesteld. Deze kunnen ze verspreiden onder de praktijkinstellingen waarmee ze te maken hebben. Ook zullen adresbestanden van de genoemde afdelingen worden gescreend op mogelijke nieuwe praktijkinstellingen, waarna deze een folder zal worden toegezonden. Met praktijkinstellingen en stagecoördinatoren zal worden onderzocht in hoeverre het mogelijk is masterstudenten voorafgaand aan hun stage al kennis te laten maken met hun stageplek. Door het meedoen aan activiteiten (bijvoorbeeld het begeleiden van individuele cliënten, ondersteuning van personeel) krijgen zij zo alvast een beeld van de organisatie en de cliënten van de praktijkinstelling, waardoor zij de eerste weken van hun praktijkstage niet hoeven te besteden aan het leren kennen van de organisatie en de doelgroep en sneller activiteiten kunnen ontplooien conform hun stageplan.
14
Uitbouwen van de bestaande activiteiten naar grotere aantallen en meer typen activiteiten per instelling De georganiseerde activiteiten van het UAG in samenwerking met praktijkinstellingen zijn over het algemeen goed tot zeer goed bevallen. Verschillende instellingen hebben te kennen gegeven deze samenwerking voort te willen zetten en waar mogelijk uit te breiden. Hieronder worden enkele voorbeelden genoemd. Met Accare Drenthe/Overijssel zullen, naast activiteiten waarbij individuele studenten kunnen worden ingeschakeld, onder andere de volgende projecten worden ontwikkeld en gestart: - Accare let op de ‘kleintjes’: een project voor gespecialiseerde opvang en begeleiding voor cliënten van het Jonge Kindteam. Studenten gaan ondersteuning bieden in de thuissituatie. Ze worden daarbij intensief begeleid en worden tevens betrokken bij het behandelproces van het gezin. Voor dit project is subsidie aangevraagd bij het Fonds Psychische Gezondheid in Utrecht. Deze subsidie, waarvan ook een deel naar het UAG zal vloeien, is eind 2009 toegekend. - Jonge kinderen van ouders die de cursus Mindfullness voor ouders volgen, kunnen activiteiten doen met studenten tijdens de cursusuren. - Speed-intake: eens per twee maanden zal in het UAG een speed-intake plaatsvinden door het Jonge Kindteam, waarbij studenten van het UAG via de one-way screen deze procedure kunnen volgen en er te zijner tijd in kunnen participeren. Er is hier sprake van een versnelde intake, omdat het gehele intaketraject dat normaal gesproken over meerdere dagen verspreid wordt, nu in een dag afgerond wordt. In circa een half uur intake waarbij de ouders/verzorgers en het kind samen aanwezig zijn, wordt getracht de klacht en de hulpvraag duidelijk boven water te krijgen. Hierna worden kind en ouders/verzorgers gescheiden: in de ene ruimte zal het kind onderzocht worden (d.m.v. psychologische test of spelobservatie), in een andere ruimte vindt het anamnesegesprek met de ouders/verzorgers plaats. Hierna vindt kort overleg plaats tussen de medewerkers van het Jonge Kindteam waarbij de ouders/verzorgers en het kind even apart wachten. Tot slot komt iedereen samen waarna advies voor behandeling (DSM-kwalificatie) of advies voor vervolgonderzoek volgt. Omdat de verschillende ruimten voor deze versnelde intake allemaal dicht bij elkaar in het UAG gesitueerd zijn en alle via one-wayscreens door de studenten te zien zijn, lijkt het UAG de ideale ruimte voor deze intakemethode. Tevens illustreert deze activiteit perfect de win-winsituatie die het UAG nastreeft: Accare heeft profijt bij deze 15
versnelde intake omdat zo de wachtlijst sneller weggewerkt kan worden en voor studenten is dit een unieke gelegenheid een intakeprocedure in zijn geheel te kunnen meemaken. De contacten met de Borgmanschool zullen worden uitgebreid en geïntensiveerd. Door de geringe afstand tussen de school (locatie Kijk in ’t Jatstraat) en het UAG is het mogelijk om (groepen) kinderen naar het UAG te halen. Zo kan snel worden ingespeeld op actuele situaties. Er kunnen observaties, diagnostiek en interventies door studenten in het UAG of in een van de locaties van de school worden uitgevoerd. Het plan ligt er om in het schooljaar 2010-2011 in het kader van de Academische Basisschool een kleinschalig onderzoek te laten plaatsvinden naar de samenwerking tussen het UAG en de Borgmanschool, met als doel het opstellen van een beleidsdocument voor de school met een praktische uitwerking daarvan voor de vier locaties van de school. Daarin zal de samenwerking zoveel mogelijk op de drie niveaus worden omschreven, n.l. die van leerkracht, vervolgens die van intern begeleider en tenslotte die van orthopedagoog, met activiteiten die voor al onze studenten geschikt zijn. Dit beleidsdocument zal exemplarisch zijn voor de samenwerking tussen basisscholen en het UAG. Zo zal er meer bekendheid gegeven worden aan de mogelijkheid samenwerking te zoeken met het UAG. Leggen van contacten met nieuwe praktijkinstellingen, eerst op kleine schaal, daarna op grotere schaal Het aantal scholen waarmee samengewerkt kan worden, zal worden uitgebreid. Hierbij wordt gedacht aan (speciaal) basis- en voortgezet onderwijs, maar wellicht ook middelbaar beroepsonderwijs. Zowel regulier als speciaal onderwijs kunnen hierbij betrokken worden. Als voorbeeld van samenwerking met meer scholen kan het OV4U-project genoemd worden waarin studenten jongeren in het speciaal onderwijs begeleiden met het reizen met het openbaar vervoer. Op de Van Heemskerckschool heeft een studente een leerling met meervoudige problematiek begeleid op het gebied van zelfredzaamheid. Een onderdeel van deze zelfredzaamheid was het zelfstandiger leren reizen van huis naar school. Dit heeft geleid tot contacten met de gemeente (Dienst ROEZ) die opdracht had gegeven aan het bureau Mobycon (adviesbureau met betrekking tot mobiliteitsvraagstukken) voor het schrijven van een lespakket ter introductie van Openbaar Vervoereducatie voor basisscholen en speciaal onderwijs. Mobycon en bovengenoemde studente schrijven nu een draaiboek 16
toegespitst op het begeleiden van leerlingen van VSO-scholen door studenten. Een geheel nieuw project is het zogenoemde ‘Best Buddies-project’, dat opgezet zal gaan worden in samenwerking met Best Buddies Nederland en NOVO, een organisatie die ondersteuning, begeleiding en zorg biedt aan mensen met een verstandelijke beperking. Voor dit project zal het UAG studenten zoeken die mensen met een (licht) verstandelijke beperking in de leeftijd van 16 tot 35 jaar gaan begeleiden. De te begeleiden cliënten wonen voor het merendeel op een woongroep, enkelen wonen zelfstandig. Het gaat om een ‘vriendschapsbegeleiding’: twee keer in de maand zal de student iets leuks met de cliënt doen. Begeleiding vanuit NOVO en Best Buddies zal bestaan uit een voorlichting op het UAG, uit intervisiegesprekken, gesprekken met persoonlijk begeleiders en door middel van evaluatieformulieren. Dit is een project voor in principe een (studie)jaar. Bij verschillende instellingen zal worden geïnventariseerd in hoeverre het UAG kan worden ingeschakeld met betrekking tot de mogelijke wachtlijstproblematiek. Wanneer kinderen of jongeren op een wachtlijst staan kan het UAG een functie vervullen in de overbruggingsperiode, waarbij voorbereidende activiteiten in samenwerking met de betrokken instellingen kunnen plaatsvinden. Uitbouwen van het aantal expertisegebieden in het UAG met als doel meer bekendheid te verwerven bij praktijkinstellingen en studenten te interesseren voor (en aan het werk te zetten met) diverse specialistische activiteiten in het kader van wetenschappelijk en diagnostisch onderzoek en interventie. De komende jaren zullen de werkzaamheden binnen de bestaande expertisecentra worden uitgebouwd. Het inbedden van het onderwijsgebonden onderzoek in relatie tot de onderzoeksthema's van de expertisecentra zal worden geïntensiveerd; de verbinding tussen klinische vaardigheden van studenten en medewerkers ten behoeve van het doen en het laten uitvoeren van sociaal wetenschappelijk onderzoek zal de komende jaren verder ontwikkeld worden. Het Ambulatorium zal hierbij een brugfunctie vervullen. Naast de reeds bestaande expertisegebieden zullen in de komende periode nog enkele gebieden worden toegevoegd aan het UAG. Daarbij wordt gedacht aan de volgende thema’s: 17
Ontwikkelingsdiagnostiek bij jonge kinderen met een cognitieve en/of functionele beperking. Via het Bayley-III Special Needs onderzoek (Zon Mw project) is de afdeling Orthopedagogiek betrokken bij enkele longitudinale follow-up studies in Nederland. Eén daarvan is de follow-up van geboorte tot vijf jaar van alle kinderen in Nederland die geboren worden met een waterhoofd en vervolgens een drain geplaatst krijgen. In een landelijk protocol (ligt ter goedkeuring bij beoordelingscommissie) wordt voorgesteld om het algemeen ontwikkelingsverloop tot 3,5 jaar met de Bayley-III vast te leggen en daarna met de WPPSI-III-NL. Zoveel mogelijk kinderen uit deze groep (naar schatting 150 tot 200 per jaar) worden opgenomen in de onderzoeksgroep van het project. Met verschillende afdelingen van het UMCG (o.a. Kindergeneeskunde, Kinderneurologie, KNO) zijn afspraken gemaakt. Veel van deze ontwikkelingsonderzoeken van patiënten wordt uitgevoerd met zowel een onderzoeksdoel als ook een klinisch doel. Dit kunnen langlopende projecten worden waarbij (onderzoeks)stagiaires en studenten ingezet worden die hiervoor een training en supervisie vanuit het UAG krijgen. Studenten met een functiebeperking zoals dyslexie of doofheid. Het streven is meer bekendheid te creëren bij studieadviseurs en studentenpsychologen over de beperkingen die deze en andere functiebeperkingen met zich meebrengen en over de mogelijkheden deze te compenseren. Ook wordt gewerkt aan een expertisethema hoogbegaafdheid. Uitbouwen van het aantal activiteiten in het kader van verplichte curriculumonderdelen Het UAG leent zich door haar geavanceerde apparatuur en speciale faciliteiten bij uitstek voor het trainen van orthopedagogen in opleiding. Het gaat dan om zowel basale gespreksvaardigheden als het opdoen van meer specialistische ‘skills’. Tot het reguliere opleidingsprogramma behoren o.a. het algemene gesprekspracticum (PABA2051) en het Minorpracticum (vaardighedenpracticum en de casuïstiekweken Jeugdzorg, PABA5373). Doelstelling van het gesprekspracticum is het oefenen van basale gespreksvaardigheden die men als hulpverlener in de praktijk zal dienen te beheersen en kennismaken met theoretische kaders van communicatie en professionele gespreksvoering. Er wordt zowel geoefend in individuele consultatie en gesprekken met ouders, als in teamsituaties. De nadruk ligt op het ontwikkelen van een professionele grondhouding. Doelstellingen van het algemene deel van het Minorpracticum en de daaropvolgende 18
casuïstiekweken (Jeugdzorg) is het ontwikkelen en trainen van specifieke orthopedagogische vaardigheden, zoals het toepassen van methodieken, observeren en integreren, keuzen beargumenteren, ontwikkelen van kritische afstand en reflectie. In het kader van het onderdeel ‘observatie’ van het vak PABA5311 (diagnostische vaardigheden) zullen de derdejaars studenten in 2010 kleuters van de Borgmanschool aan de Nieuwe Kijk in’t Jatstraat observeren in het Ambulatorium. De kleuters worden van school opgehaald door een studentassistent of door de secretaresse van het UAG. Maximaal drie groepen van zes studenten kunnen tegelijkertijd live een groepje van ongeveer vijf kleuters observeren dat gedurende drie kwartier in de spelkamer bezig is. Daarbij is de studentassistent aanwezig. De kleuters beginnen met het tekenen van een zelfportret (ca. 15 minuten). Daarna is er vrij spel. De studenten, soms verdeeld over de beide observatieruimtes, observeren de kinderen intussen. Zij krijgen van te voren summiere informatie over een van de kleuters waar ze speciaal naar moeten kijken. Dat betreft geen echte zorgvraag, maar meer een reden om gericht te kijken (bijvoorbeeld: deze leerling spreekt nog niet zo goed, heeft dat gevolgen voor zijn spel? Of: deze kleuter is slim, zie je dat in de manier waarop hij met het materiaal omgaat?). In het (groeps)verslag van deze observatie moeten de studenten diverse punten bespreken die in de voorafgaande colleges aan de orde zijn gekomen, zoals type observatie en registratietechniek, maar ook observatievraag of hypothese en conclusie. Uit deze activiteit kunnen andere activiteiten voortkomen. Wekelijks bezoek van een groep kleuters aan het Ambulatorium kan bijvoorbeeld worden voortgezet tot de zomervakantie. Tot het vaardighedenpracticum worden ook gerekend de hoor- en werkcolleges zoals deze worden gegeven in het vak OPB: Evidence based Intervention I. Deze stellen de studenten (PABA5334) in staat de opdracht voor het OPB-minorpracticum (PABA5373) uit te voeren. De opdracht in het proefgezin wordt individueel uitgevoerd. Deze oefening bestaat uit: de afname van de Vaardighedenlijst, het maken van Activiteitenkaarten en Taakanalyseschema’s, het doorlopen van alle fasen van het thuisleerproces en de rapportage en evaluatie. In het proefgezin worden vier thuisbezoeken afgelegd. De student (thuisbegeleider) bezoekt het gezin ongeveer een uur per week. De thuisbegeleider overlegt steeds met de ouder wat de ouder met zijn/haar kind kan doen. De activiteiten die de ouder doet hebben te maken 19
met de aanpak van het kind, met het spelen en met het stimuleren van de ontwikkeling. Het is de bedoeling dat de ouder de rest van de week praktisch bezig is in de vorm van spelletjes en opdrachtjes: elke dag ongeveer 10 minuten. Elke week wordt samen met de thuisbegeleider het verloop van de oefening besproken en daar waar nodig bijgesteld. Ter afsluiting van de interventieperiode wordt aan de hand van het logboek een kort verslag geschreven over de werkzaamheden in het gezin en de ervaringen met het programma. Dit practicum is voor veel studenten een eerste kennismaking met de klinische toepassingen van theoretisch verworven vaardigheden. De studenten die dit OPB-practicum met een voldoende afsluiten kunnen worden ingezet als thuisbegeleider in het expertisecentrum rond het Portage Programma. Er wordt naar gestreefd meer (delen van) verplichte studieonderdelen in het Ambulatorium te laten plaatsvinden. Uitbouwen van het aantal (facultatieve) cursussen voor studenten met het oog op de klinische beroepspraktijk Ter voorbereiding op een masterstage kan het UAG verschillende cursussen aanbieden aan studenten, waardoor hun opleiding beter aansluit bij wat ze in de praktijkstage en latere beroepspraktijk zullen moeten doen. Zo zal het UAG cursussen op het gebied van diagnostiek (bijvoorbeeld intelligentietests zoals de WISC-III en de SON) en interventie (bijvoorbeeld een cursus sociale vaardigheden en cursus sociaal competentiemodel) ontwikkelen voor die studenten die daar tijdens hun stage mee te maken gaan krijgen. Wanneer praktijkbegeleider en opleidingssupervisor tegen het eind van de stage tot de conclusie komen dat een stagiaire niet (volledig) voldoet aan de eisen die aan een volwaardige stage mogen worden gesteld, maar een volledige afwijzing van de stage niet aan de orde is, kan het UAG specifieke vaardigheidscursussen ontwikkelen die voor de betreffende student verplicht kunnen worden gesteld. Deze cursussen kunnen ook gevolgd worden door studenten die nog een klinische stage gaan volgen (of tijdens hun masterproject). Het gaat dan bijvoorbeeld om cursussen op het gebied van oplossingsgerichte gespreksvoering, vaardigheden cognitieve gedragstherapie, leidinggeven en coaching (zowel individueel als voor teams) en rapportagevaardigheden.
20
Meewerken aan opleiding van medewerkers Als voorbeeld noemen we een cursus voor het gebruik van het SMARTboard (een interactief elektronisch schoolbord, hulpmiddel bij didactische vaardigheden) dat gegeven zal worden voor een beperkt aantal medewerkers van de verschillende afdelingen. Het betreft hier met name de medewerkers van het UAG aangevuld met een aantal medewerkers van de afdelingen en dan vooral de afdeling (Klinische) Onderwijskunde, daar bijna elke (basis)school over dergelijke apparatuur beschikt. Van de medewerkers die de cursus aangeboden krijgen, wordt dan verwacht dat ze gaan functioneren als vraagbaak voor de overige medewerkers van de verschillende afdelingen die gebruik wensen te maken van dit medium. Daarnaast zullen docenten in de gelegenheid worden gesteld hun klinische vaardigheden in het kader van gevolgde cursussen en opleidingen in het UAG verder te ontwikkelen.
Tot besluit In het eerstvolgende Jaarverslag zal worden beschreven in hoeverre en op welke wijze aan de in dit plan gestelde doelen is gewerkt en welke resultaten behaald zijn.
Groningen, september 2010
21