Inhoudsopgave Inleiding ..................................................................................................................................... 3 Het pamflet ...........................................................................................................................................5 Geletterdheid ........................................................................................................................................5 Censuur .................................................................................................................................................6 Historiografie ........................................................................................................................................7
De Republiek en Engeland, een complexe relatie .................................................................... 13 1.1 De Derde Engelse Zeeoorlog........................................................................................................13 1.2 Het huwelijk .................................................................................................................................14 1.3 De Alliantie ..................................................................................................................................15 1.4 Exclusion crisis .............................................................................................................................16 1.5 De bastaardzoon ...........................................................................................................................17 1.6 Jacobus aan het roer......................................................................................................................18 1.7 De strijd om Bantam .....................................................................................................................19 1.8 Zwangerschap ...............................................................................................................................20 1.9 The Immortal Seven .....................................................................................................................20
Willem van Oranje en zijn Glorieuze Revolutie ...................................................................... 23 2.1 Willem III van Oranje ..................................................................................................................23 2.2 Voorbereiding op de overtocht .....................................................................................................23 2.3 Tocht naar Londen ........................................................................................................................24 2.4 De nieuwe koning? .......................................................................................................................26 2.5 Tegenstand ....................................................................................................................................27 2.7 De verlaten Republiek? ................................................................................................................31 2.8 Willems nalatenschap ...................................................................................................................32
“Hollands Heyl in Engeland geleden”...................................................................................... 35 3.1 1688-1689: Het begin van een nieuwe verhouding ......................................................................35 3.2 1690-1695: Stadhouder en Koning ...............................................................................................38 3.4 1696-1698: Oorlog, vrede en dood aan de Koning ......................................................................40 3.5 1699-1702: De balans van dertien jaar een dubbelrol ..................................................................41 3.6 Veranderende houding ten opzichte van Engeland in de pamfletten ...........................................42
“Wickedness of the invasion” .................................................................................................. 43 4.1 1688-1689: Enslaved by the Dutch. .............................................................................................43 4.2 1690-1694: Vriend of vijand? ......................................................................................................46 4.3 1695-1699: Oorlog en vrede .........................................................................................................48 4.4 1700-1702: Nieuwe conflicten .....................................................................................................50
Conclusie .................................................................................................................................. 53 Literatuurlijst ............................................................................................................................ 57
Primaire literatuur:..............................................................................................................................57!
2
Inleiding De koningin was zwanger. Rondom de prins van Oranje begon langzaam onrust te ontstaan. Hadden Willem en Mary niet hun zinnen gezet op de Engelse troon? Het ongeboren kind van Maria d’Este, de vrouw van de huidige koning van Engeland Jacobus II, gooide roet in het eten. Was dit kind een jongen, dan zou hij de troonopvolger worden van Jacobus en zou hij koning worden van Engeland en Ierland; een katholieke koning. Enkele maanden later werd er een jongetje geboren genaamd Jacobus Frans Eduard. Dit kind was de spreekwoordelijke druppel voor Willem III, stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel. Willem, die nog altijd met het katholieke Frankrijk van Lodewijk XIV wilde afrekenen, had gehoopt op een protestantse bondgenoot aan de andere kant van het Kanaal. Al tijden vermoedde Willem dat Lodewijk de katholieke familie op de Engelse troon steunde, zowel financieel als maritiem. Willem, die juist faliekant tegen de regering van zijn schoonvader was, zag hierin een groot gevaar voor zowel de Republiek als heel Europa. In de zomer van 1688 was voor Willem en de Staten-Generaal de maat vol en een expeditie naar Engeland werd voorbereid. Hiermee namen de Staten-Generaal en de prins een enorm risico want wanneer Willem zou uitvaren naar Engeland zouden Frankrijk en Jacobus van Engeland bijna zeker een tegenactie inzetten.1 Het moet een bijzonder tafereel zijn geweest toen de Hollandse stadhouder op 1 november 1688 uit Amsterdam vertrok. In korte tijd was er een enorme expeditie opgezet die de Staten-Generaal en medefinancier Fransisco Lopez Suasso in totaal 6 miljoen gulden kostte. De vloot bestond uit maar liefst 53 oorlogsschepen, waarvan er 32 ‘slagschepen’ waren. Deze schepen waren voorzien met een grote hoeveelheid kanonnen en vormden daardoor een ondoordringbare linie. Verder voeren er nog tien ‘branders’ en ongeveer vierhonderd schepen mee. Deze enorme vloot was noodzakelijk, gezien het feit dat Willem een leger van 10.692 man infanterie, 3660 man cavalerie, enkele schutters en artillerie, 9142 bemanningsleden, 5000 veelal adellijke vrijwilligers, verdreven Engelsen en nog 10.000 man extra met zich mee nam. Hierbij kwamen natuurlijk nogmaals de noodzakelijkheden als munitie, voorraden en 7000 paarden die de stadhouder nodig zou kunnen hebben in een eventuele strijd tegen de Engelse koning.2 Het was, naar Willems zeggen, absoluut niet de bedoeling dat hij Jacobus van de troon zou stoten noch dat hij Koning van Engeland zou worden. Hij wilde slechts dat Jacobus het parlement weer bij elkaar zou roepen en de maatregelen, in het voordeel van de katholieken, zou terugdraaien. De door Jacobus geplande ‘Toleration Act’, die de vervolging van openbaar katholicisme en het verbod op katholieken in openbare functies zou ontkrachten, was zowel voor Willem als voor een groot deel van de Engelse
1
J.I. Israel, ‘The Dutch role in the Glorious Revolution’. In: J.I. Israel (ed.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its world impact (Cambrigde 1991) 105-162, aldaar 109-112. 2 L. Jardine, Gedeelde Weelde. Hoe de zeventiende-eeuwse cultuur van de Lage Landen Engeland veroverde en veranderde (Amsterdam 2008) 24.
3
bevolking een doorn in het oog. Willem ontving dan ook veel steun van de Engelsen waar Jacobus populariteit verloor. Eind 1688 vluchtte Jacobus met zijn vrouw en zoon naar Frankrijk en maar een paar maanden later werden Mary en Willem in de Westminster Abbey gekroond tot Koningin en Koning van Engeland, Schotland, Ierland en Frankrijk.3 Het koningschap van Willem en Mary had gevolgen voor beide landen, maar niet onbelangrijk, ook voor de onderlinge samenwerking. Niet alleen deelden Engeland en Republiek nu een kanaal, handelsgebied en vijanden; ze deelden een vorst. De verwachtingen in de Republiek waren hooggespannen. De Nederlanders hoopten dat Willem voor een gunstigere (handels)positie zou kunnen zorgen. Lang bestaande handelsverdragen maakten de handel voor de Nederlandse handelaren soms bijna onmogelijk. Omgekeerd vonden de Engelsen de macht die de Republiek had verkregen met de WIC en de VOC in Indië en West-Indië bedreigend. Daarnaast hadden beide landen nog geen twintig jaar daarvoor een fikse oorlog tegen elkaar gevochten. Er kon in de relatie onderling dus een hoop verbeterd worden en vooral in de Republiek verwachtte men dat Willem en Mary hier voor konden zorgen. Hij was en bleef vooropstaand natuurlijk een Nederlandse prins. Al snel bleek de opdracht die Willem vanuit de Republiek had meegekregen moeilijker dan verwacht. Het vertrouwen van het Engelse volk moest groeien en de beslissingen van de prins werden nauwlettend in de gaten gehouden door het Hoger- en het Lagerhuis. Het was daarom niet het moment om de Nederlandse belangen voor die van de Engelsen te zetten. In Engeland verwachtte men dat Willem de interne zaken, zoals de onenigheid in het parlement en de godsdienstperikelen, zou oplossen. Daarnaast kwamen de handelsverdragen die tussen de Republiek en Engeland waren getekend de Engelsen alles behalve slecht uit. Tevens niet onbelangrijk was de steun die de Republiek verlangde van Engeland in de strijd tegen de Franse koning Lodewijk XIV. Al jaren vochten de Nederlanden deze oorlog alleen. Hulp van andere staten was hard nodig.4 Gedurende het koningschap van Willem verschenen er vele pamfletten in Engeland en de Republiek over zijn titel, zijn functioneren en over de internationale situatie. Men schreef over gewonnen veldtochten, de vijand en vooral veel over de koning. Tijdens het koningschap van Willem III in Engeland verschenen er, als we de Knuttel-catalogus moeten geloven, in de Republiek tussen de 50 en 450 pamfletten per jaar.5 Aan de andere kant van de Noordzee werden pamfletten vanaf 1636 steeds geliefder en bestond vanaf dat moment tot aan zeker 1688 een groot deel van het gedrukte woord uit deze korte werken.6 Maar wat vertellen deze honderden pamfletten ons? En nog belangrijker, wat is nou precies een pamflet?
3
W. Troost, Stadhouder-koning Willem III, een politieke biografie (Hilversum 2001) J. Israel, ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade in the Age of the Glorious Revolution (1682-1702)’, in: D. Hoak en M. Feingold (red.), The world of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives on the Revolution of 1688-89 (Stanford 1996) 75-86. 5 C. Dingemanse, Rap van de tong, scherp van de pen. Literaire discussie in Nederlandse praatjespamfletten, circa 1600-1750 (Hilversum 2008) 23. 6 Raymond, Pamphlets and pamphleteering in Early Modern Britain (Cambridge 2003) 160-163. 4
4
Het pamflet De term pamflet werd in het zeventiende-eeuwse Nederland nog niet gebruikt. Men noemde de korte teksten bijvoorbeeld blauwboekjes, liedjes, paskwillen, libellen of een traktaat. In Engeland kenden men de term pamflet in de zeventiende eeuw wel, maar wat deze ‘pamphlets’ precies voor een kenmerken bezaten is onduidelijk. De afgelopen decennia hebben verschillende onderzoekers onderzoek gedaan naar pamfletten en naar een definitie gezocht voor deze korte teksten. Dit bleek meer dan eens een moeilijke opgave. In mijn onderzoek zal ik, net als verschillende auteurs voor mij de volgende definitie hanteren: pamfletten zijn gedrukte teksten die direct of indirect betrekking hebben op politiek-actuele kwesties.7 In de Republiek golden, net als in Engeland, enkele ‘regels’ voor pamfletten. In de Republiek verschenen pamfletten bijvoorbeeld in grote oplagen, voor een lage prijs en werden geschreven voor een breed publiek. De gedrukte werken verschenen op losse planovellen, brochures die verschilden van formaat en aantal pagina’s en in boekvorm. De pamfletten waren relatief goedkoop. Een gemiddeld pamflet kostte rond 1650 twee stuivers. Het dagloon van een ongeschoolde arbeiders lag rond de negentien stuivers per dag. Hier gold, hoe schandaliger en spraakmakender, hoe gewilder.8 Volgens onderzoeker Raymond waren pamfletten in Engeland niet langer dan twaalf pagina’s folio of negentien pagina’s in kwarto. Daarnaast waren ze, net als in de Republiek, niet al te duur en niet al te ingewikkeld zodat ze voor een grote groep mensen beschikbaar en leesbaar waren. Ze werden vaak in verband gebracht met schandalen en waren geschreven in grof, schunnig taalgebruik.9 Zoals al is vermeld verschenen er veel pamfletten. Voor haar onderzoek heeft C. Dingemans een tabel gemaakt waarin je terug kan vinden hoeveel pamfletten er in welk jaar zijn verschenen. In deze tabel is te zien dat het aantal pamfletten dat verschenen is tussen 1689 en 1702, de periode van het koningschap van Willem III, niet extreem hoog ligt.10 Ik zal me in dit onderzoek voornamelijk richten op de pamfletten in de Knuttel-catalogus omdat hier ook veel Engelse pamfletten te vinden zijn, maar zal zo nu en dan ook gebruik maken van pamfletten uit Engelse bibliotheken.
Geletterdheid De pamfletten waren dus zo geprijsd dat een breed publiek ze kon lezen. Dit kon mede doordat de geletterdheid in Engeland en de Republiek redelijk hoog lag. In de Republiek kon een groot deel van de bevolking lezen. De percentages uit Amsterdam en de rest van Nederland verschillen, wanneer men kijkt naar de mannelijke bevolking, nauwelijks. Aan de hand van onderzoek naar het gebruik handtekeningen op huwelijksaktes weten we dat 74 procent van de Nederlandse mannen kon lezen. Bij 7
C.E. Harline, Pamphlets, printing and political culture in the early Dutch Republic (Dordrecht 1987) 3; R.J. Harms, De uitvinding van de publieke opinie: pamfletten als massamedia in de zeventiende eeuw (Utrecht 2010) 13. 8 M.E. Meijer-Drees en E. Stronks (red.), Wat wonders, wat nieuws!: De zeventiende eeuw in pamfletten (Amsterdam 2001) 101-103. 9 Raymond, Pamphlets and pamphleteering, 4-9. 10 Dingemanse, Rap van de tong, 23.
5
de vrouwen liggen deze percentages iets verder uit elkaar. In Amsterdam kon 53 procent van de vrouwen lezen, in de rest van Nederland zelfs 65 procent. Mannen en vrouwen die niet konden schrijven ondertekenden hun huwelijksakte met een simpel kruisje.11 In Engeland lag de graad van geletterdheid rond 1700 lager. In de omgeving van Londen kon ongeveer 50 procent van de vrouwen en 88 procent van de mannelijke handelaren en ambachtslieden lezen en schrijven. Gemiddeld in heel Engeland lagen deze aantallen respectievelijk rond de 30 en 40 procent.12
Censuur Pamfletten konden, zowel in de Republiek als in Engeland, door vrijwel iedereen worden geschreven. Desalniettemin mochten drukkers niet alles op papier verspreiden. In de Republiek kende men, sinds de vorming van de Unie van Utrecht in 1579, vrijheid van geweten. Dit betekende niet dan men alles op papier mocht zetten. Er mocht vrije discussie worden gevoerd zolang deze discussie de openbare orde niet verstoorde. Daarnaast mochten pamfletten binnen- en buitenlandse overheden niet beledigen en mochten staatsstukken niet worden gepubliceerd. Discussie voeren over politiek, zowel in binnen- als buitenland, was bedoeld voor de politieke elite. Door de complexe bestuursstructuur in de Republiek was de controle betreffende deze regels echter minimaal. Daarnaast hadden de auteurs de optie iets anoniem te publiceren. Dit betekende wel dat de uitgever van het pamflet verantwoordelijk was voor hetgeen dat er op het papier stond.13 De auteurs van pamfletten zochten de gaten in het systeem en wisten op die manier ook politiek schadende stukken te publiceren. In Engeland golden strenge regels met betrekking tot censuur. De Printing Act uit 1662 werd in 1685 aangepast. De regel verviel vervolgens in 1692, waarna de wet slechts twee jaar later in aangepaste vorm weer werd aangenomen. De Printing Act hield in dat enkel de Stationers Company of London en de universiteit van Oxford en Cambridge mochten drukken. Zij waren in ruil voor dit privilege verplicht geen lasterende teksten te drukken.14 Deze regelgeving was niet waterdicht. In tijden van onrust bleek het moeilijk te wet na te leven. Zo werden er op 12 december 1688 drie nieuwe kranten opgericht die, samen met de reeds bestaande kranten, de komst van Willem III bejubelden. In 1695 veranderde de regelgeving drastisch. Er miste een overzicht van het gedrukte werk. De Jacobijnen publiceerden ten voordele van Jacobus, vaak met hulp van de Fransen. Daarnaast werd het land niet meer geleid door of de Tories of de Whigs, de twee politieke hoofdstomen in het Engelse parlement, maar door hen samen. Hierdoor bestond er niet een duidelijke politieke lijn waarin geregeerd werd.
11
E. Kuijpers, ‘Lezen en schrijven. Onderzoek naar het analfabetiseringsniveau in zeventiende-eeuws Amsterdam’, Tijdschrift voor de Sociale Geschiedenis 23(1997), 506- 519. 12 D. Cressy, Literacy and the social order. Reading en writing in Tudor and Stuart England (Cambridge 1980) 144-157. 13 Dingemanse, Rap van de tong, 12-16; W.T.M. Frijhoff en M. Spies, 1650: bevochten eendracht (Den Haag 1999) 264-267. 14 F.S. Siebert, Freedom of the Press in England 1476-1776 (Illinois 1965) 237-263.
6
Daardoor werd het mogelijk te schrijven over de politiek, binnen bepaalde marges weliswaar. Het overzicht op het gedrukte werk verdween langzaam.15 De pamfletten geven dus, door de verspreiding en hun grote oplagen en de mogelijke anonimiteit, een goed beeld van de publieke opinie die er tussen 1689 en 1702 heerste over belangrijke zaken. Toch is er naar de pamfletten die verschenen in Engeland en de Republiek nog weinig onderzoek gedaan.
Historiografie Men is altijd geïntrigeerd geweest door Willems invasie in Engeland en die invloed die zijn Koningschap heeft gehad in beide landen. Vele wetenschappers hebben zich over deze zaak gebogen en het aantal werken dat over deze tijd is geschreven is dan ook talrijk. In deze historiografie zal ik een kort overzicht geven van de relevante werken die er over de invloed van het koningschap van Willem op de relatie tussen Engeland en de Republiek zijn verschenen. Boeken waarin je verwacht veel te vinden over de relatie tussen Engeland en de Republiek tijdens het koningschap van Willem III, zijn biografieën over Willem zelf. In 1933 schreef N. Japikse het omvangrijke werk Prins Willem III, de stadhouder-koning. In deze tweedelige reeks omschrijft hij het leven en het levenswerk van de Hollandse Prins. De verhouding van de Republiek tot Engeland staat centraal in het boek. Japikse schrijft over de mogelijkheden die het koningschap brengt, maar ook over de nadelen die er voor de Republiek aan deze transitie vastzitten. Zo geeft Japikse aan dat het koningschap van de stadhouder zijn macht in de Republiek aanzienlijk zou vergroten waardoor de republikeinse constitutie wellicht in gevaar zou komen. Japikse schrijft dat de stadhouder-koning zijn taken en belangen goed gescheiden kon houden en dat mede hierdoor de tegenstellingen tussen de Republiek en Engeland juist langzaam beginnen te slijten. Desalniettemin lijkt Japiske van mening te zijn dat het koningschap van Willem nadelige gevolgen heeft voor de Republiek.16 In een recente biografie van Willem III worden enkele zaken die Japikse aan de kaak stelt genuanceerd. W. Troost besteedt in zijn boek ‘Stadhouder-koning Willem III, een politieke biografie’ veel aandacht aan de interventie van Willem III in Engeland en het koningschap van Willem dat daar op volgde. Troost legt de nadruk op de problemen die Willem in Engeland leek te veroorzaken. Volgens Troost verafschuwden de Engelsen de voorkeursbehandeling die Nederlanders kregen en ergerden ze zich aan het feit dat Willem gedurende de zomer veelal in de Republiek verbleef om daar op zijn jachtslot Paleis het Loo te jagen. In het hoofdstuk Oorlog of vrede? neemt hij de relatie tussen Engeland en de Republiek ook kort onder de loep. Troost bekijkt de verschillende verdragen die er, onder het toeziend oog van Willem, werden getekend door beide landen. Hij benadrukt de zwakke onderhandelingspositie 15 16
die
de
Republiek
innam.
Willem
stond
J. Black, The English Press in the Eighteenth Century (Kent 1987) 6-9. N. Japikse, Prins Willem III, de stadhouder-koning (Amsterdam 1933) 241-301.
7
in
spagaat
want
een
voorkeursbehandeling voor de Nederlandse onderhandelaars zou in het verkeerde keelgat schieten bij de Engelsen.17 Wanneer de werken van Japikse en Troost naast elkaar gelegd worden lijkt het dus dat beide landen ontevreden waren met het koningschap van Willem III. Leidde deze gedeelde afkeer misschien tot een betere relatie? Naast de biografieën over de reden van de nieuwe relatie tussen Engeland en de Republiek, zijn er ook werken verschenen over de invloed die de samenwerking heeft gehad op beide landen. K.H.D. Haley schreef in 1988 het werk The British and the Dutch, Political and Cultural Relations through the Ages en in dit werk kijkt hij naar de samenwerking tussen beide landen en de uitwisseling die er op verschillende vlakken plaatsvond. Hij omschrijft de relatie tussen de Oranjes en de Stuarts uitvoerig en plaatst daarmee de revolutie in perspectief. Hij benadrukt hierbij dat het Koningschap van Willem III alles behalve een verrassing was gezien het feit dat de vrouw van Willem, Mary, de wettige Engelse troonopvolgster was. Willems macht in Engeland werd daardoor een stuk vanzelfsprekender. In het hoofdstuk Allies against France benadrukt Haley hoe het bondgenootschap tijdens de oorlog met Frankrijk regelmatig onder druk kwam te staan. Haley benaderd de samenwerking voornamelijk vanuit politiek perspectief.18 In 1991 stelde J.I. Israel de bundel The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and it’s world impact samen. In verschillende essays worden de jaren voor de revolutie, de rol van Willem in de revolutie en de invloed van de revolutie op bijvoorbeeld de handel en cultuur in de Republiek en Engeland, behandeld. Elk aspect van de revolutie in Engeland komt aan bod. Doordat de essays geschreven zijn door auteurs uit verschillende landen, worden zowel de Engelse als de Nederlandse zijde van de regeerperiode van Willem belicht. Hetgeen in andere werken in mindere mate gebeurd.19 Het werk The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives on the Revolution of 1688-89 samengesteld onder redactie van D. Hoak en M. Feingold geeft ons, net als het werk van Israel, een tweezijdig beeld van de revolutie. In dit boek schrijven verschillende auteurs, onder wie Israel en W.A. Speck, over de gevolgen van de Glorious Revolution. Israel schrijft in dit boek een interessant essay genaamd England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade in the Age of the Glorious Revolution (1682-1702). Hij gebruikt in zijn essay meerdere Engelse pamfletten over de Nederlandse aanwezigheid. Het is echter jammer dat hij hierin de Nederlandse pamfletten niet belicht, waardoor het verhaal slechts een kant van het verhaal vertelt.20
17
Troost, Stadhouder-koning Willem III, 190-258, 290-295. K.H.D. Haley, The British and the Dutch. Political and Cultural Relations through the Ages (Londen 1988) 124-156. 19 J.I. Israel (ed.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and it’s world impact (Cambridge 1991). 20 Israel, ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade’, 75-86; W.A Speck,‘Some Consequences of the Glorious Revolution’, in D. Hoak en M. Feingold (red.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives of the Revolution of 1688-1689 (Stanford 1996) 29-41. 18
8
Het laatste werk dat is verschenen over de gevolgen van de Glorious Revolution is het boek Gedeelde Weelde van L. Jardine. Jardine focust zich vooral op de culturele overdracht die plaatsvond tijdens de regeerperiode van Willem en Mary, maar zij gebruikt ook pamfletten als een bron. Het propagandaapparaat van Willem wordt uitgebreid besproken in dit boek. Helaas worden die pamfletten die buiten Willems weten werden uitgebracht, niet belicht. Deze pamfletten geven mijns inziens juist het beste beeld van de publieke opinie.21 De afgelopen decennia is er steeds meer aandacht voor de pamfletten. Zij worden steeds vaker het object van het onderzoek. De pamfletten uit Engeland en de Republiek worden alleen niet met elkaar vergeleken. Er ontbreekt een groot onderzoek naar pamfletten uit beide landen gedurende de gehele regeerperiode. Ook in de boeken over zeventiende eeuwse pamfletten vinden we deze vergelijking niet. Wel is er veel nuttig onderzoek gedaan over de manier waarop een onderzoeker met pamfletten moet omgaan. Het eerste toonaangevende onderzoek dat is gedaan naar pamfletten in de Republiek is het onderzoek van P.J. Blok in 1897 over de vredesonderhandelingen in Munster tussen 1643 en 1648. Blok ziet pamfletten als een propagandamiddel. Dit maakt het pamflet tot zeer onaantrekkelijke bron wanneer men onderzoek wil doen naar bijvoorbeeld publieke opinie. Pamfletten waren, volgens Blok, door de regenten en stadhouders ingezette middelen om de opinie van het volk te beïnvloeden.22 Ook P.A.M. Geurts, die in 1956 schreef over pamfletten tijdens de opstand tegen Spanje. Hij zag, net als Blok, pamfletten als niks meer dan propaganda.23 Tegenwoordig wordt er door wetenschappers door een andere bril naar de pamfletten gekeken. De afgelopen jaren zijn er dan ook verschillende interessante Nederlandse werken verschenen over de pamfletten uit de Republiek. De schrijver die als eerste nieuw licht wierp op het onderzoek naar pamfletten was C.H. Harline. Harline laat in zijn werk Pamphlets, printing and political culture in the early Dutch Republic uit 1987 zien hoeveel pamfletten er tussen 1565 en 1648 werden geschreven maar ook door wie ze werden uitgegeven. Ook bekijkt hij de timing van een pamflet en concludeert hij dat er de meeste pamfletten verschenen tijdens belangrijke gebeurtenissen. Daarnaast kijkt hij naar de reacties vanuit de politiek en de manier waarop de politiek de pamflettencultuur onder controle probeerde te houden. Hij concludeert dat de Republiek en bijzondere positie innam in Europa wat betreft openbare politieke
21
Jardine, Gedeelde Weelde, 9-73. P.J. Blok, ‘De Nederlandsche vlugschriften over de vredesonderhandelingen te Munster, 1643-1648’, Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen 4e reeks, 1 (1897), p. 292-336; R.J. Harms, De uitvinding van de publieke opinie, 16. 23 P.A.M. Geurts, De Nederlandse opstand in pamfletten 1566-1584 (Nijmegen, Utrecht 1956); Harms, De uitvinding van de publieke opinie, 19. 22
9
meningsuiting. Dit maakt het werk van Harline nog steeds tot standaardwerk binnen pamfletonderzoek.24 Volgens M.E. Meijer Drees en E. Stronks auteurs van Wat wonders, wat nieuws!: De Zeventiende eeuw in pamfletten, zijn pamfletten vanwege hun grote oplagen, snelle verspreiding en lage prijs uiterst geschikte bronnen waarmee we de publieke opinie uit een bepaalde tijd kunnen achterhalen. Pamfletten waren direct verbonden aan de actualiteit en vooral de kortere pamfletten, deze waren stukken goedkoper dan de lange van bijvoorbeeld 60 pagina’s, werden door een breed publiek gelezen. Wat er geschreven werd had daardoor dus grote invloed op de publieke opinie. Drees en Stronk waarschuwen wel dat bij het lezen van pamfletten de ‘waarheid’ soms sterk overdreven wordt. “Hoe spraakmakender, hoe gewilder25” en dit zorgde ervoor dat feiten verdraaid of zelf vergeten werden.26 Dit werk schijnt verder nauwelijks nieuw licht op het pamfletonderzoek doordat het eigenlijk niet meer is dan een verzameling van interessante pamfletten. Uitgebreider is het werk Het lange leven van een pamflet. Boekhistorische, iconografische, literaire en politieke aspecten van pamfletten 1600-1900 dat Meijer Drees samen met J. de Kruif en J. Salman schreef. In de bundel worden niet enkel de inhoud van de pamfletten, maar ook hen politiek-historische, literair-historische, boekhistorische en kunsthistorische impact belicht.27 R. Harms promoveerde in het najaar van 2010 met zijn onderzoek De uitvinding van de publieke opinie: pamfletten als massamedia in de zeventiende eeuw. In dit onderzoek focust Harms zich op vier zeventiende-eeuwse crisissituaties in de Republiek en één in Engeland. Bij elke situatie zoekt hij de factoren die invloed hebben gehad op de vorm en inhoud van de gedrukte pamfletten. De vergelijking met een Engelse situatie maakt hij om te onderzoeken of de Republiek daadwerkelijk zo tolerant was ten opzichte van de inhoud van pamfletten.28 Anders dan de bovenstaande auteurs koos J. Vrieler er in 2007 voor het poëtisch accent van de pamfletten te benadrukken, waarmee hij weer terugkeerde naar de inhoud van het pamflet. Helaas houdt zijn onderzoek op in 1672, daar waar ik wil gaan beginnen.29 Hij werd hierin gevolgd door C. Dingemanse die in 2008 gepromoveerd aan de universiteit van Utrecht. Zij richt zich in haar proefschrift op het literaire aspect van een pamflet. In haar onderzoek focust Dingemanse zich op de praatjespamfletten tussen 1600 en 1750 in de Republiek. In deze praatjespamfletten onderzoekt zij de vorm van retoriek en de dialoogtechniek die wordt gebruikt. Net als Vrieler laat zij het einde van de 17e eeuw buiten beschouwing.30
24
Harline, Pamphlets, 1-25, 227-233; Harms, De uitvinding van de publieke opinie, 19. Meijer-Drees en Stronks, Wat wonders, wat nieuws, 101. 26 Ibidem, 101-108. 27 J. de Kruif, M. Meijer Drees en J. Salman (red.), Het lange leven van het pamflet. Boekhistorische, iconografische, literaire en politieke aspecten van pamfletten 1600-1900 (Hilversum 2006). 28 Harms, De uitvinding van de publieke opinie, 11-29. 29 J. Vrieler, Het poetisch accent. Drie literaire genres in zeventiende-eeuwse Nederlandse pamfletten (Hilversum 2007). 30 C. Dingemanse, Rap van de tong, 12-16. 25
10
Harms stelt in zijn proefschrift dat er in Engeland al langer tijd onderzoek wordt gedaan naar de relatie tussen publieke opinie en de verschijning van pamfletten dan in Nederland. Al tijden zijn historici en taalkundigen in Engeland geïntrigeerd door de verschillende media in de zeventiende eeuw. Nog meer dan over pamfletten, zijn er boeken over kranten verschenen. Verschillende boeken gaan ook over deze twee media. S. Clark onderzocht in 1983 de pamfletten die tussen 1580 en 1640 verschenen in Engeland. Zij zag verschillende typen pamfletten, maar richtte zich in haar onderzoek op de populair moralistische werken. Clark ziet deze pamfletten als een vorm van populaire literatuur die aansluiten op de actualiteiten. Ze bekritiseren de samenleving, de politiek en het beschouwen het nieuws.31 Iemand die tevens onderzoek heeft gedaan naar pamfletten in vroegmodern Engeland is J. Raymond. Raymond schreef in 2003 een boek over pamfletten in Engeland. Raymond bekijkt in zijn onderzoek naar pamfletten in het boek Pamphlets and Pamphleteering in Early Modern Britain net als Harline, de verschillende factoren die een pamflet tot een pamflet maken. De drukker, de schrijver, de inhoud, de censuurwetgeving enzovoorts komen in het werk van Raymond naar voren. De eerste hoofdstukken wijdt Raymond aan het begrip pamflet en de vormen waarin de pamfletten verschenen. Hier krijg je een goed beeld van de Engelse pamfletten. Ze waren, net als de paskwil, libel en traktaat; goedkoop, kort, begrijpelijk en actueel. Door de kerk en de regerende klasse werden de pamfletten geassocieerd met laster en zouden zelf gevaarlijk kunnen zijn. Raymond zegt dat de term pamflet uiteindelijk niet meer dan een belediging was. Bij zijn begripsbepaling richt Raymond zich helaas voornamelijk op de periode voor het begin van de zestiende eeuw.32 Er zijn verschillende werken over zowel de Glorious Revolution en het koningschap van Willem III als over zeventiende-eeuwse pamfletten in Engeland en de Republiek, geschreven. Er zijn echter nog geen onderzoeken geweest naar de pamfletten die tijdens het koningschap van Willem III verschenen in beide landen en berichtten over de relatie tussen de landen. Ik hoop met mijn onderzoek deze luwte in het onderzoek te kunnen vullen. Door naar een aantal geselecteerde pamfletten uit zowel Engeland als de Republiek tussen 1688 en ongeveer 1702 te kijken wil ik onderzoeken hoe men in beide landen tegenover de nieuwe relatie tussen Engeland en de Republiek stond. Werden de verhoudingen beter of juist slechter en, zo ja, voor wie? En hoe werd de nieuwe samenwerking ervaren door de Engelsen en de Nederlanders? Met de vraag ‘Wat vertellen de pamfletten uit de Republiek en Engeland die verschenen tijdens het koningschap van Willem III ons over veranderende relatie tussen beide landen?’ hoop ik een bestaande luwte in het onderzoek naar de invloed van het koningschap van Willem in Engeland op de Republiek en Engeland, op te vullen. Om dat te kunnen onderzoeken zal ik allereerst de verhoudingen tussen de Republiek en Engeland aan de vooravond van het vertrek van Willem III naar de andere kant van het Kanaal moeten onderzoeken. 31 32
S. Clark, The Elizabethan Pamphleteers: Popular Moralistic Pamphlet 1580-1640 (1983). Raymond, Pamphlets and pamphleteering, 4-11.
11
Vervolgens wil ik kort iets gaan vertellen over de reacties op de invasie en de kroning van Willem. Hierbij gebruik ik naast literatuur ook brieven uit 1688 en 1689 en de dagboeken van Constantijn Huygens Jr., de secretaris van Willem. In het derde hoofdstuk zal ik me richten op de pamfletten gedrukt gedurende de regeerperiode van Willem III in de Republiek. Hoe omschrijven zij de relatie met Engeland en met hun stadhouder? Hierbij houd ik belangrijke momenten in de periode in mijn achterhoofd, zoals bijvoorbeeld de slag om de Boyne, de dood van Mary in 1694 en de vernieuwing van bepaalde verdragen tussen Engeland en de Republiek. In het hoofdstuk daarna zal ik het zelfde onderzoek doen alleen zal ik daarbij de Engelse pamfletten gebruiken. Ik streef ernaar om uit beide landen ongeveer een gelijk aantal pamfletten te gebruiken. Op dit onderzoek volgt uiteraard een conclusie. Ik denk dat ik, met dit onderzoek, nieuw inzicht kan geven in de relatie tussen Engeland en de Republiek in de 17e eeuw.
12
De Republiek en Engeland, een complexe relatie De Republiek en Engeland waren buurlanden met een lange geschiedenis van oorlogen en samenwerking en de zeventiende eeuw stond voor deze landen in het teken van beiden. De drie Engelse zeeoorlogen, de Engels-Nederlandse huwelijken en botsende handelsbelangen zorgden ervoor dat Engeland en de Republiek regelmatig met elkaar in aanraking kwamen.
De kroon op de
internationale betrekkingen tussen de landen was de Nederlandse vorst die in 1689 de Engelse troon besteeg. In dit hoofdstuk zal de relatie tussen Engeland en de Republiek in de jaren voor de Glorious Revolution onder de loep worden genomen. Ik zal beginnen in 1672, het jaar waarin de derde Nederlands-Engelse zeeoorlog uitbrak. Vanaf dat moment zal aan de hand van enkele belangrijke gebeurtenissen in de landen, zoals het huwelijk tussen Willem III en Mary, de Exclusion Crisis in Engeland, het samenstellen van een defensieve alliantie en de Nederlands-Franse oorlog, de veranderende verhoudingen tussen Engeland en de Nederlandse Republiek tot aan 1688 uiteen worden gezet.
1.1 De Derde Engelse Zeeoorlog Het jaar 1672 markeerde de start van een dramatisch periode voor de Republiek. In enkele maanden tijd vielen bondgenoten Engeland en Frankrijk de Republiek binnen en stortte tevens de Amsterdamse beurs in. Het politieke en sociale leven in de Republiek kwam voor meer dan een jaar stil te liggen. Prins Willem, toen enkel oppergezaghebber van het Nederlandse leger vocht op verschillende fronten, met wisselend succes, tegen de Fransen.33 De oorlog tegen de Engelsen werd gevoerd op zee. Deze strijd was anders van aard dan die met de Fransen. De Franse oorlog werd gekenmerkt door expansiedrift van de Franse koning. De oorlog met de Engelsen daarentegen ging om economische belangen. Engeland en de Republiek waren al tijden met elkaar in strijd over handelsbeleid en afzetgebieden in bijvoorbeeld Spanje, Italië, Rusland en Oost-Indië. Ook de Noordzee was een twistpunt. Telkens ondernam Willem pogingen om in naam van de Republiek vrede te sluiten met Engeland, maar tot 1674 tevergeefs.34 De zeeoorlog, die tussen 1672 en 1674 werd gevoerd, betekende voor beide partijen economische verliezen. Het Engelse House of Commons besloot in 1673 niet langer geld uit te geven aan de oorlog tegen de Republiek. In de ogen van de leden van het Lagerhuis was deze oorlog niet in het belang van de Engelsen. De oorlog werd volgens hen enkel door de Fransen gebruikt om van Engeland een katholieke staat te maken. Karel, de koning van Engeland, werd hierdoor genoodzaakt zijn alliantie met Frankrijk, die hij voorafgaande aan de zeeoorlog had gesloten, te verbreken en met Willem te 33
Haley, The Britsh and the Dutch, 131; I. Schöffer, ‘De Republiek der Verenigde Nederlanden, 1609-1702’ in: I. Schöffer, H. van der Wee en J.A. Bornewasser, De Lage Landen van 1500 tot 1780 (Amsterdam 1978) 167268, aldaar 255. 34 Israel, ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade in the Age of the Glorious Revolution, 75; K.H.D. Haley, The Dutch in the Seventeenth Century (Londen1972) 177.
13
onderhandelen over vrede. Willem, die het Engelse Lagerhuis had overtuigd dat Karel samen met Frankrijk een katholieke expansiepolitiek aan het voeren was, behaalde nog voor het tekenen van een verdrag grote winst. Hij had de alliantie tussen Frankrijk en Engeland reeds verbroken. Dit was voor de Republiek van groot belang. Frankrijk vormde een bedreiging en zou met Engeland aan haar zijde zeker te sterk zijn voor het leger van de Republiek. Willem wilde daarom, meer dan alles, de Engelse koning aan zijn zijde.35 De vrede van Westminster betekende het einde van de oorlog tussen Engeland en de Republiek. Op 19 februari 1674 werd dit verdrag door beide landen ondertekend. Willem kwam uit deze onderhandelingen als winnaar, waar Karel zowel ten opzichte van de Republiek als in zijn eigen land, enorme financiële verliezen leed. De Republiek hoefde geen visbelasting in de Noordzee te betalen en ze hoefde de door Karel gevraagde pandsteden niet aan Engeland te geven. Wel moesten ze een schadeloosstelling van twee miljoen gulden betalen36. De Acte van Navigatie, een verdrag gesloten ten tijden van Cromwell die buitenlandse handelaren verbood te handelen met de Engelsen, bleef echter van kracht.37 In eigen land leed Karel tevens verliezen. Willem had binnen het Engelse Parlement de angst voor het Franse katholicisme weten aan te wakkeren, waardoor de tegenstellingen tussen Karel en het Lagerhuis nog groter waren geworden. Willem schoot zichzelf hiermee echter in zijn eigen voet. Karel wilde, om in de gratie te blijven bij zijn Parlement, geen oorlog voeren tegen Frankrijk en nam het besluit enkel diplomatieke druk uit te oefenen. Hiermee hield Jacobus zich afzijdig in het conflict tegen Frankrijk en dit was juist niet hetgeen waarop Willem had gehoopt. 38
1.2 Het huwelijk De relatie tussen Engeland en de Republiek leek na de vrede van Westminster in 1674 te verbeteren. In 1677 trouwde, voor de tweede keer in 50 jaar een Hollandse prins met een Engelse troonopvolgster. Al vanaf 1674 werd er gesproken over de mogelijkheden van een huwelijk tussen Willem en Mary. Willem ging op dat moment niet verder in op het aanbod van de Engelse koning. Karel stelde namelijk als eis dat Willem, in ruil voor de prinses, vrede sloot met Frankrijk. Willem verkeerde echter niet in de positie om vrede te sluiten en was ook niet van plan dat binnen een aanzienlijke tijd wel te doen. Daarnaast was Mary Stuart II, de dochter van de broer van Karel, nog maar elf jaar oud.39 Maar twee jaar later was de situatie veranderd en had Willem wel interesse in een huwelijk met de Engelse prinses. Er gingen geruchten dat ook de Franse Dauphin met Mary wilde trouwen. Daarom reisde de stadhouder zo snel mogelijk naar Londen om daar zijn toekomstige vrouw te ontmoeten. De eis die Karel wederom stelde was dat Willem eerst vrede sloot met Frankrijk, het land waarmee de Republiek nog steeds in een heftig conflict was verwikkeld. Ook de vader van de bruid, Jacobus II,
35
Troost, Willem III, 127-130. Troost, Willem III, 131. 37 I. Schöffer, ‘De Republiek der Verenigde Nederlanden, 1609-1702’, 250. 38 Troost, Willem III, 130-132; Israel, ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade’, 76-81. 39 Ibidem, 140; Haley, the Bitish and the Dutch, 132-133. 36
14
stelde deze eis aan Willem. Willem reageerde hier resoluut op met de uitspraak dat hij “nooit zijn eer zou verkopen voor een vrouw”. Het waren uiteindelijk William Temple en Thomas Osborne, graaf van Danby, beiden Lord Treasurer die Karel wisten over te halen Mary uit te huwelijken aan Willem. Dit zou namelijk de relatie tussen de koning en het Parlement kunnen verbeteren.40 Op 14 november 1677 trouwden Willem en Mary elkaar, maar het huwelijk tussen Willem en Mary was geen huwelijk dat voortkwam uit liefde. De Engelse prinses verafschuwde de Nederlandse stadhouder vanaf de eerste ontmoeting. Het duurde echter niet lang totdat Mary meer voor Willem ging voelen dan afschuw. Tien jaar later steunde ze haar man zelfs in de expeditie die hij opzette om, naar Mary’s zeggen, haar eigen vader af te zetten.41 Willem scheen vanaf het eerste aangezicht al zeer onder de indruk te zijn van Mary.42 Het blijft natuurlijk de vraag of hij niet enkel met Mary trouwde om haar titel. Op het moment van de verbintenis tussen de twee was Mary nog steeds de wettige troonopvolgster van Engeland. Het huwelijk in 1677 was voor Willem bovenal een tactische zet. Willem wilde, meer dan alles, Engeland bondgenoot maken in de coalitie die hij tegen Frankrijk aan het vormen was. Helaas bleek voor de stadhouder dat ook dit huwelijk niet genoeg was voor een samenwerking tussen Engeland en de Republiek.43 Wel zette de stadhouder de relatie tussen Lodewijk XIV, Karel en de toekomstige Engelse koning Jacobus, op scherp. De Franse koning vroeg aan Jacobus hoe hij zijn dochter toch had kunnen geven aan zijn “doodsvijand”.44
1.3 De Alliantie De toenemende spanningen tussen de Republiek en de Franse koning Lodewijk lieten Willem niet ongemoeid. Hij had de steun van Engeland nodig om het op te kunnen nemen tegen de grootmacht Frankrijk.45 Bij het uitbreken van het rampjaar in 1672 wist Willem eigenlijk al dat hij er voor zou moeten zorgen dat Engeland niet langer aan de kant van de Franse koning zou vechten, maar dat zij bondgenoot van de Republiek werd. Vanaf de Vrede van Westminster in 1674 probeerde Willem verscheidene malen om een grote Europese alliantie te vormen tegen het machtige Frankrijk.46 Tot 1678 poogde Willem onder andere een alliantie met Engeland aan te gaan. In 1677 vroeg hij Karel II toe te treden tot een anti-Franse liga. Het Engelse Parlement drong al enkele jaren aan om steun te verlenen aan de Republiek, maar Karel weigerde. Waarschijnlijk had dit te maken met zijn persoonlijke preferentie van Frankrijk boven de Republiek. Dit bleek bijvoorbeeld toen Willem poogde te trouwen met Mary en de koning wilde dat Willem dwong eerst vrede te sluiten met Frankrijk. Hieruit bleek dat hij bang was meegezogen te worden in de anti-Franse politiek van Willem
40
Troost, Willem III, 142-143. Jardine, Gedeelde Weelde, 100; Haley, The British and the Dutch, 132-133. 42 Troost, Willem III, 140. 43 Haley, The British and the Dutch, 133; I. Schöffer, ‘De Republiek der Verenigde Nederlanden, 1609-1702, 263. 44 Troost, Willem III, 143. 45 Israel, ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade’, 80-81. 46 Haley, The Dutch in the Seventeenth Century, 181. 41
15
en de Republiek.47 Na 1677 werd er echter een doorbraak bereikt tijdens de onderhandelingen tussen de drie partijen. Tijdens de besprekingen eind 1677 besloot Karel II om Willem te steunen in de onderhandelingen met Frankrijk. Nadat Frankrijk hun eerste voorstel afwees, werd de band tussen Karel en Willem sterker. Om er voor te zorgen dat Lodewijk niet anders kon dan de eisen te accepteren, sloten Engeland en de Republiek op 26 januari 1678 een offensief verdrag. Twee maanden later werd dit aangevuld met een defensief verdrag. De samenwerking bleek echter van korte duur. In mei sloot Karel een subsidieverdrag met Lodewijk XIV. Danby, adviseur van Karel, gaf aan Willem door dat de koning: “niet de minste hoop had om iets met zijn leger te doen ter bescherming van Vlaanderen”.48 In 1681 namen de Zweden het initiatief om een nieuwe anti-Franse coalitie te sluiten, ditmaal tussen Zweden, de Republiek, Engeland en de Duitse keizer. In het diepste geheim sloten de Republiek en Zweden in maart 1681 een verdrag. In 1682 sloten respectievelijk Oostenrijk, Spanje en Beieren zich aan bij deze alliantie. Engeland sloot zich echter niet aan bij deze liga, mede door de verslechterde relatie tussen het land en de Republiek. Tijdens de Exclusion Crisis, een conflict in Engeland omtrent de troonopvolging, mengde Willem zich in de Engelse politiek. Dit irriteerde Karel ten zeerste en de Nederlands-Engelse betrekkingen bekoelden.49 Daarnaast had Karel in 1681 een verdrag met Frankrijk gesloten, waardoor hij zich niet aan de kant van de associatieliga kon scharen. Het is tevens de vraag of Karel dit zou hebben gewild. Het werd steeds meer duidelijk dat Karel een opportunistisch spel speelde. Zo beloofde hij het Oranjegezinde Engelse Parlement bijeen te roepen als de Fransen een belangrijke plaats in de Spaanse Nederlanden binnen zouden vallen. Het Parlement zou er naar alle waarschijnlijkheid voor kiezen de Nederlanders te steunen. Karel beloofde echter ook steun aan Frankrijk in dezelfde situatie in ruil voor één miljoen livres.50
1.4 Exclusion crisis Tussen 1679 en 1681 brak er een politieke strijd los in Engeland. Uit vrees voor de katholieke Jacobus van York, probeerde het Lagerhuis hem uit te sluiten van de troonopvolging. Willem had meerdere redenen om zich met dit Engelse conflict te bemoeien. Allereerst kwam zijn eigen aanspraak op de troon in het geding wanneer Jacobus geen koning zou mogen worden. Karels bastaardzoon genaamd Jacobus Scott, de hertog van Monmouth had namelijk in de jaren daarvoor politieke carrière gemaakt en Karel leek van plan hem aan te nemen als wettige zoon. Dit zou betekenen dat niet Willem, maar Monmouth koning zou worden van Engeland. Een tweede angst van Willem was dat, wanneer Karel en het Parlement in een conflict om de troonopvolging verwikkeld zouden raken, een anti-Frans beleid op de lange baan zou worden geschoven.51
47
Troost, Willem III, 141. Troost, Willem III, 145. 49 Haley, The British and the Dutch, 133-134 50 Ibidem, 159-163. 51 Haley, The British and the Dutch, 134; Troost, Willem III, 149. 48
16
Het Lagerhuis was echter vastberaden in haar plan. Om zijn eigen positie veilig te stellen ontbond Karel op 3 februari 1679 het Parlement. Daarnaast besloot Karel een nieuwe Privy Council (ministerraad) aan te stellen met daarin koningsgezinden. Hiermee hoopte hij de Exclusion Bill,de wet die er voor zou moeten zorgen dat de katholieke broer van Karel, Jacobus nooit op de troon zou komen, tegen te houden. Robert Spencer, graaf van Sunderland werd benoemd tot Secretary of State. Later bleek Sunderland minder koningsgezind als Karel had gehoopt. Het nieuwgekozen Lagerhuis stemde op 31 mei 1679 alsnog voor een Exclusion Bill waarop de koning nogmaals het Parlement ontbond. In de daaropvolgende maanden kreeg Sunderland een belangrijke taak in de politiek van Engeland. Om goodwill te kweken bij het Engelse volk, zette Karel in op een anti-Frans en daarmee een pro-anglicaans beleid. Sunderland moest dit uitdragen. Meerdere malen verzocht Sunderland Willem, immers neef van de koning en schoonzoon van het toekomstige staatshoofd, naar Engeland te komen om steun betuigen aan Jacobus en Karel. Willem weigerde telkens, mede door tegenstand vanuit Amsterdam. In de herfst van 1680 werd Willem door Sunderland nog één maal gevraagd naar Engeland te komen. Deze keer niet om steun te betuigen aan de koning, maar om de druk tot uitsluiting van Jacobus op te voeren. Sunderland was namelijk niet langer een voorstander van de Exclusion Bill, maar stond op dat moment aan de kant van de Oranjes. De prins bleef thuis, maar was uiterst teleurgesteld toen in november 1680 de Exclusion Bill werd verworpen. Op verzoek van de stadhouder stuurde de Staten-Generaal stuurde een bericht aan de Engelse koning Karel. Zij adviseerde hem zijn bezwaren tegen de uitsluiting van zijn broer in te trekken. Alleen op die manier kon het door de crisis verscheurde Engeland weer goed functioneren. Daarnaast was een verdeeld Engeland voor Willem bijzonder ongunstig in zijn anti-Franse beleid. Verdeeldheid zou de daadkracht van de staat verminderen. Karel was zeer verontwaardigd en keurde de inmenging van Willem in de Engelse politiek af. In eigen land begon hij met het voeren van een anti-Whig beleid. Deze politici hadden zich hard gemaakt voor Willem en Mary en zich daarmee tegen de koning gekeerd. Tegenover de Whigs stonden de Tories, voorstanders van het koningschap van Jacobus.52 Als resultaat werd Jacobus II op 16 februari 1685, na de dood van Karel, gekroond tot koning van Engeland, Schotland en Ierland.53
1.5 De bastaardzoon Een dieptepunt in de relatie tussen Engeland en de Republiek werd bereikt in 1685, enkele jaren nadat de graaf van Monmouth, zijn toevlucht zocht in de Republiek. Deze invloedrijke Whig was tevens het onwettige kind van Karel II. Tijdens de Exclusion Crisis had hij zich hardgemaakt voor de uitsluiting van Jacobus voor troonopvolging. Sommige politici zagen liever Karels onwettige, maar protestantse zoon, Monmouth als koning van Engeland. In 1681 vluchtte Monmouth, na een mislukte poging zijn vader Karel en zijn oom Jacobus te vermoorden naar de Republiek waar hij bij enkele kennissen kon 52 53
Troost, Willem III, 152-156. I. Schöffer, ‘De Republiek der Verenigde Nederlanden, 1609-1702’ 264.
17
verblijven. Lange tijd was het verblijf in de Republiek geen probleem, maar toen Jacobus in 1685 koning van Engeland werd, verzocht de Koning Willem niet langer onderdak te bieden aan Monmouth. Monmouth had namelijk Jacobus proberen te vermoorden. Willem gaf aan dit verzoek slechts gedeeltelijk gehoor. Hoewel hij Monmouth verzocht de Republiek te verlaten, leverde de stad Amsterdam Monmouth schepen waarmee hij in 1685 uitvoer naar Engeland. Hij kwam, samen met enkele andere tegenstanders van Jacobus, in opstand kwam tegen de koning. Jacobus probeerde deze opstand te onderdrukken en verzocht in hetzelfde jaar Willem de door de Republiek geleende Schotse regimenten terug te sturen. Willem willigde dit verzoek in en stuurde de soldaten naar Engeland. 54 Monmouth werd tijdens de opstand gedood door het leger van de koning. Hierdoor werden Willem en Mary weer de enige troonpretendenten.55
1.6 Jacobus aan het roer De nieuwe Engelse koning had vanaf het begin al een problematische relatie met de Nederlandse stadhouder gehad. Toch hoopte Willem dat door de machtswisseling in Engeland de relatie tussen beide landen zou verbeteren en hij poogde Jacobus dan ook in verschillende zaken tegemoet te komen. Zo beval hij, zoals reeds vermeld, Monmouth te vertrekken uit de Republiek en steunde hij Jacobus in zijn strijd tegen de opstandelingen. In 1685 leidde dit tot de vernieuwing van bestaande verdragen tussen beide landen. De relatie tussen schoonvader en schoonzoon bekoelde echter toen Jacobus aan het einde van 1685 een pro-katholieke godsdienstpolitiek besloot te voeren.56 In Engeland groeide de onvrede. Het Parlement werd niet bijeen geroepen en er werd gevreesd dat Jacobus een godsdienstoorlog aan het voorbereiden was. Hij vaardigde namelijk enkele wetten uit die vooral de katholieken in het land ten goede zouden komen. In november nam Jacobus, tegen de Test Act in, 68 katholieke soldaten in dienst.57 Het Parlement protesteerde hevig, maar Jacobus was zelf in de veronderstelling dat zijn macht door God gegeven was en dat hij dus naar Gods en zijn eigen geweten mocht handelen. In april 1687 stelde de koning de Test Act buiten werking en stelde hij de Declaration of Indulgence op met daarin pro-katholieke maatregelen. Het Parlement stemde uiteraard tegen deze wijzigingen. Hierop ontbond de koning de volksvertegenwoordiging.58 Willem was van mening dat handhaving van de Test Act noodzakelijk was. Daarnaast vreesde hij dat de slechte verhouding tussen koning en Parlement Jacobus in de armen van de Fransen zou drijven. Willem vreesde voor de gevolgen die een eventuele samenwerking tussen de landen zou hebben voor het protestante geloof, dat zo belangrijk voor de Republiek was.59 De stadhouder zocht geleidelijk aan steeds meer contact met lieden in de Engelse politiek om zo op de hoogte te blijven van de stand van 54
Haley, British and the Dutch, 134. Ibidem, 135. 56 Ibidem, 135; Troost, Willem III, 173-176. 57 De Test Act verplichtte ambtenaren ter anglicaanse communie te gaan. Hierdoor konden er dus geen katholieken openbare functies uitoefenen. 58 Troost, Willem III, 135, 177-180. 59 Jardine, Gedeelde Weelde, 58. 55
18
zaken in Engeland. Samenwerking met Engeland was voor de Republiek nog steeds van groot belang voor het terugdringen van het machtige Frankrijk. Nederlandse vertrouwelingen van Willem reisden daarom naar Londen af om daar contact te leggen met bijvoorbeeld Anglicaanse adviseurs.
1.7 De strijd om Bantam Ondertussen liepen de spanningen in de koloniën van de Nederlanders en de Engelsen hoog op. Tussen 1682 en 1683 dwongen de Nederlanders de sultan van Bantam op Java om alleen handel te drijven met handelaren uit de Republiek. Hierdoor moesten de Engelsen, Fransen en Denen hun kruiden voortaan elders kopen, het liefst natuurlijk in Amsterdam. De Engelse handelaren, die in dezelfde regio koloniën bezaten, protesteerden hevig. Zij verzochten Karel, op dat moment de koning van Engeland, actie te ondernemen tegen de Nederlandse handelaren. Volgens hen was de Sultan van Bantam een slaaf geworden van de Nederlanders. De Engelse Oost Indische Compagnie wilde ingrijpen maar Karel was niet van plan opnieuw in een oorlog met de Nederlanders verzeild te raken en wees het verzoek af. De Engelsen verloren hierdoor in de jaren daarna veel handelsgebieden in Indonesië, maar wisten in India de Nederlanders veelal wel buiten de deur te houden.60 Hoewel in de koloniën winst werd behaald, werd de handel met Europese staten voor de Republiek steeds problematischer. De handelsbelemmeringen van de Fransen kostten de Hollandse handelaren dagelijks veel geld. In augustus 1687 verdubbelden de Fransen de invoerrechten op Nederlands katoen en werd het invoeren van Hollandse haring, een van de voornaamste handelswaren van de Nederlanders met Frankrijk, verboden. In december van dat jaar was het door de hoge invoerrechten onmogelijk geworden met Frankrijk te handelen. In de Republiek groeide daarom de onvrede. De Franse ambassadeur in Den Haag meldde dat de sfeer zodanig was, “dat het volk liever zou vechten dan blijven verkeren in de huidige situatie”.61 De angst van Willem was tevens dat koning Jacobus zich spoedig aan de kant van de Fransen zou scharen. Wanneer dit zou gebeuren zou de Nederlandse handelsmarkt een tweede grote klap te verduren krijgen. Daarnaast wist Willem dat de Republiek nooit in staat zou zijn een oorlog tegen zowel Frankrijk als Engeland te winnen.62 Op dat moment waren er, volgens Willem, al signalen dat Jacobus wellicht al een alliantie had met Lodewijk XIV. De Fransen voerden namelijk de druk op aan de grenzen waardoor er zoveel mogelijk regimenten nodig waren in de Republiek. Tegelijkertijd deed Jacobus in 1688 het verzoek aan Willem en de Staten-Generaal om de Schotse brigade opnieuw terug te zenden naar Engeland. Voor Willem was dit een bevestiging van een Frans-Engelse samenwerking.63
60
Israel, ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade’, 75-76. Jardine, Gedeelde Weelde, 57. 62 Ibidem, 56-58. 63 Troost, Willem III, 191. 61
19
1.8 Zwangerschap Omstreeks januari 1688 kwam Willem een gerucht ter ore. De Engelse koningin Maria d’Este was in verwachting van haar echtgenoot Jacobus. Sinds het huwelijk van Jacobus en zijn tweede vrouw Mary was zij al zes maal moeder geworden. Haar kinderen leefden echter nooit lang, de meesten overleden in de wieg. In 1688 waren alle kinderen van Mary reeds gestorven en de noodzaak voor een gezond jongetje groeide. Voor de Engelse vorsten was de zwangerschap van Mary een zeer welkome verrassing. Voor Willem lag dit anders. Want als er een gezonde jongen geboren zou worden, al achtte niemand dat waarschijnlijk gezien het groot aantal miskramen dat Mary had gehad, zou zijn vrouw niet langer troonopvolgster zijn van Engeland.64 De zwangerschap van Mary werd door de Europese vorsten nauwlettend in de gaten gehouden. De elite dreef de spot met de, zoals de graaf van Clarendon zei: “dikke buik van de koningin, alsof haast niemand gelooft dat het echt waar is”.65 En zou het ook niet nog toevalliger zijn dat, net nu bijna zeker was dat de troon naar de protestantse Nederlandse dochter van Jacobus zou gaan, zijn vrouw zwanger zou zijn een jongen? Hierdoor zou de kroon niet naar de Nederlandse stadhouder en zijn vrouw gaan. De graaf van Devonshire schreef op 13 maart aan Willem dat de zwangerschap een truc was, maar dat de rooms-katholieken zeker wisten dat het een jongen zou worden. De Nederlandse stadhouder en zijn vrouw werden ook door Mary Stuarts zusje op de hoogte gehouden. Prinses Anne, die aan het Engelse hof woonde, schreef dat de grote buik van de koningin enigszins verdacht was, in de eerste plaats omdat de buik sneller dan normaal groeide. Ook was de koningin verrassend vitaal en gezond voor iemand die al zo ver in haar zwangerschap was. Volgens Anne was er reden om te geloven dat het om een schijnzwangerschap ging, want niemand mocht de buik van de koningin zien of aanraken.66 De omstandigheden waren inderdaad heel verdacht. Het was bijvoorbeeld heel ongebruikelijk dat de koningin niemand toestond om in haar kamer te verblijven wanneer zij zich omkleedde. Op 10 juni werd er een gezonde prins geboren. Hoewel de geruchten bleven bestaan, “want hoe had de koningin zich zoveel maanden in de verwachtte geboortedatum kunnen vergissen”, werd het kind op 22 oktober 1688 door de Privy Council erkend. Mary en Willem waren niet langer de wettige troonopvolgers van de Engelse, Schotse en Ierse troon. Willem weigerde te aanvaarden dat de jonge prins daadwerkelijk het kind van Jacobus en zijn vrouw was en de relatie tussen de twee vorsten bekoelde in verdere mate.67
1.9 The Immortal Seven In Engeland groeide de onvrede. De maatregelen die waren getroffen in het voordeel van de katholieken en het buiten macht stellen van het Parlement, vielen niet in goede aarde bij de Anglicaanse, regerende elite. Ook onder de bevolking was de aversie jegens Jacobus gegroeid. Op 30 64
Haley, The Britisch and the Dutch, 135-136. Jardine, Gedeelde Weelde, 76. 66 Ibidem, 76-77; Troost, Willem III, 191. 67 Jardine, Gedeelde Weelde, 79. 65
20
juni 1688 ontving Willem een brief van de zogenaamde Immortal Seven, zeven machtige adellijke engelsmannen met politieke invloed. Deze zeven, de graaf van Danby, de graaf van Devonshire, de graaf van Shrewsbury, Lord Lumley, Bisschop Compton van Londen, Henry Sidney en Edward Russel, verzochten Willem om naar Engeland te komen om daar de religie, de vrijheden en de bezittingen van de inwoners te beschermen.68 In de voorafgaande jaren hadden de bezoeken van Van Weede Dijkvelt, de vertrouweling van de stadhouder, en Zuylesteyn jr., de zoon van de oude gouverneur van Willem en tevens een vertrouweling die door de stadhouder vaak op buitenlandse missies werd gestuurd, ervoor gezorgd dat de prins een breed netwerk van vertrouwelingen in Engeland had opgebouwd. Zij, waaronder de ‘Immortal Seven’ beloofden de prins te steunen in zijn strijd tegen de Engelse koning en zij voorspelde dat het Engelse volk dat ook zou doen.69 Een eventuele expeditie naar Engeland zou enorme risico’s met zich meebrengen. Er waren in Engeland veel katholieken die, naar alle waarschijnlijkheid, hun katholieke koning Jacobus zouden steunen. Daarnaast dreigden de Fransen de Republiek binnen te vallen wanneer Willem daadwerkelijk zijn expeditie zou doorzetten.70 Op 25 augustus 1688 realiseerden de Amsterdamse beurshandelaren zich wat er gaande was in de Republiek. Zij kenden de risico’s die verbonden waren aan het soort onderneming dat de stadhouder plande. De paniek op de beurs nam toen en binnen enkele dagen verkeerde de Amsterdamse beurs in een crisis waarbij miljoenen guldens verloren gingen. De overheidsaandelen en de aandelen in de West en Oost Indische compagnie daalden enorm in waarde.71 In september nam de druk vanuit Frankrijk toe. In het Rijnland werden honderd Nederlandse schepen in beslag genomen. De Hollandse handelssteden zagen hierdoor in dat zij niet anders konden dan instemmen met het plan van Willem. Toen in dezelfde maand de Fransen verklaarden hun vrienden in Engeland ten tijde van een buitenlandse inval te helpen, wekte deze notie bij de Staten-Generaal de indruk dat de Engelsen en Fransen bondgenoten van elkaar waren. De expeditie naar Engeland werd voor de Staten-Generaal van groot politiek belang.72 Sinds 1672 stond de relatie tussen Engeland en de Republiek continu onder spanning. Toch lijkt het alsof, door de jaren heen, vooral de vorsten van de landen hier erg onder leden. Vanaf het moment waarop Willem III stadhouder werd van de Republiek, had hij zichzelf slechts één belangrijke doel voor ogen gesteld, namelijk een bondgenootschap met Engeland. Dit was de enige manier waarop hij zijn land kon verdedigen tegen de agressieve Franse koning Lodewijk XIV die, dat 68
Haley, The British and the Dutch, 136. W.A. Speck, Reluctant Revolutionaries. Englishmen and the Revolution of 1688 (Oxford 1988) 72; Troost, Willem III, 193. 70 Jardine, Gedeelde Weelde, 60. 71 Israel, The Dutch Role in the Glorious Revolution, 110. 72 D. Hoak, The Anglo-Dutch Revolution of 1688-89, in: D. Hoak en M. Feingold (ed.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives of the Revolution of 1688-1689 (Stanford 1996) 1-28, aldaar, 26; Troost, Willem III, 193. 69
21
bleek keer op keer, de ambitie had verschillende steden in de Spaanse Nederlanden te bezetten. De jaren zeventig en tachtig van de 17e eeuw stonden in het teken van getouwtrek tussen Willem en Lodewijk over wie Engeland bondgenoot mocht noemen. De Engelse koningen plukten hier de vruchten van. Er zijn verschillende auteurs die denken dat Willem voornamelijk Engeland wilde binnenvallen om bij de Engelse koning steun in de oorlog tegen de Fransen af te dwingen.73 Daarnaast zal ook het verlangen naar macht hem hebben gedreven. De geboorte van het kind van Jacobus maakte iets in Willem los. Hij zag de kans op zijn koningschap verkleinen. Al voor zijn huwelijk met Mary was hij een mogelijk troonopvolger geweest. In de Republiek had Willem als stadhouder maar weinig macht. Een koningstitel zou hem een grotere machtsbasis opleveren. Daarnaast zou hij eindelijk in staat zijn de oorlog tegen de Fransen te vechten en te winnen. De geboorte van het kroonprinsje was een druppel die, wanneer het puur om politieke zaken ging, de emmer niet had hoeven doen overlopen. Willem III had tussen 1672 en 1688 zijn kansen op de troon groter, kleiner en weer groter zien worden. De macht lonkte en hij was in september 1688 dichterbij dan ooit.
73
Ibidem, 190.
22
Willem van Oranje en zijn Glorieuze Revolutie Volgens de Declaratie van Den Haag, die Willem voor zijn vertrek liet schrijven, was het niet de bedoeling om Jacobus van zijn troon te stoten. De expeditie had enkel als doel: “als om een vry en wettigh parlement soo haest als doenijk is vergadert te hebben”. 74 Toch was de Nederlandse stadhouder nog geen jaar na het doen van deze belofte, koning van Engeland naast zijn functie als stadhouder van de Republiek. In dit hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de Glorious Revolution in Engeland en de periode die daarop volgde. Hierbij zal ik aandacht besteden aan de verhoudingen tussen de Republiek en Engeland, want dagelijks kreeg Willem te maken met deze, nu en dan onstabiele, relatie. Ook kijk ik naar de periode van Willems koningschap in Engeland en zal ik enkele belangrijke gebeurtenissen gedurende zijn regeerperiode aanstippen, waaronder de dood van zijn vrouw.
2.1 Willem III van Oranje Willem groeide op als zoon van een Engelse prinses. Zijn moeder, Mary Stuart was de dochter van de Engelse koning Karel. Ook Willems vrouw, Mary, met wie hij in 1677 trouwde, was verbonden aan het Engelse koningshuis. Mary was de oudste dochter van Jacobus II, de aanstaande koning van Engeland en Willem was niet alleen Mary’s aanstaande, maar tevens haar volle neef. 75 Omdat Jacobus geen zoons had was Mary voorlopig tweede in lijn van troonopvolging in Engeland, vlak voor Willem die slechts derde in lijn was.
2.2 Voorbereiding op de overtocht Al tijden gingen echter de geruchten dat Willem militair zou willen ingrijpen in Engeland om op die manier zijn familiebanden kracht bij te zetten. Toch verraste het menigeen in de Republiek toen in het najaar van 1688 de stadhouder klaarstond om naar Engeland te gaan. Willem vertrok als bevrijder naar Engeland. Naar eigen zeggen was dit met “tegenzin en nederigheid”, maar de stadhouder kon niet anders. Hij moest de protestantse godsdienst en de vrijheden van het land verdedigen.76 Nadat Willem op 10 juni 1688 min of meer had besloten om met een leger richting Engeland te gaan om het Engelse volk te steunen in de strijd tegen koning Jacobus, werden er verschillende voorbereidingen getroffen. Allereerst werd de financiering rondgemaakt. De Staten-Generaal besloten een bedrag van vier miljoen gulden vrij te maken, zodat Willem kon beginnen met het bouwen van een vloot en het samenstellen van een leger. De rest van de zes miljoen gulden kwam van de Amsterdamse Jood Lopez de Suasso. Na tijdenlange onenigheid stonden zelfs de Staten van Holland en daarmee ook de stad Amsterdam, aan de zijde van de stadhouder.
74
Troost, Willem III, 198. Haley, British and the Dutch, 132-134. 76 Jardine, Gedeelde weelde, 52, 79, 89. 75
23
Tussen juni en september werd er in de havens van de Republiek gewerkt aan een vloot en verzamelden gunstelingen van Willem III in naburige landen mankrachten. Ook vanuit Engeland kwam een flinke hoeveelheid soldaten. Deze deserteurs vochten niet langer voor Jacobus, maar schaarden zich aan de kant van de stadhouder. Engelse zeelui ontliepen zelfs hun schepen zodat ze niet tegen hun “vrienden” uit Holland hoefden te vechten. Niet alleen de gewone soldaat keerde zich tegen Jacobus, ook verschillenden officieren besloten niet voor de koning te vechten. Van de 104 hoge officieren die naar de Republiek vluchtten, werd één man, genaamd Herbert, benoemd tot hoofd van de Nederlandse vloot. In totaal namen 3960 Engelse soldaten dienst in het leger van Willem.77 Hans Willem Bentinck, de beste vriend en tevens belangrijk adviseur van Willem III trok langs verschillende vorsten in de omgeving. De vorst van Brandenburg beloofde steun aan Willem en leende aan hem een leger van 6116 man. Ook de vorsten van Celle, Brunswijk-Wolfenbüttel, Hessen en Würtemberg steunden Willem in zijn strijd tegen de katholieke vorst en verzamelden samen een staand leger van ongeveer 7500 soldaten.78 Veel vorsten zagen de onderneming van Willem als belangrijkste stap in de strijd tegen het agressieve Frankrijk. Wanneer Engeland en Frankrijk samen een katholiek front zouden vormen, zou het voor lange tijd gedaan zijn met de vrede in Europa. Niet alleen op militair gebied had Willem zijn voorbereidingen getroffen. Willems propagandaapparaat draaide, aan de vooravond van de overtocht, op volle toeren. Willem liet pamfletten schrijven om de stemming in Engeland en de Republiek sterk te beïnvloeden. Het belangrijkste document dat Willem op het moment van zijn aankomst in zowel in Engeland als de Republiek liet verspreiden, was de proclamatie genaamd The Declaration of Reason of de Declaratie van Den Haag. Dit van origine Nederlandse document werd vertaald door een Engelse pamfletschrijver genaamd Gilbert Burnet. Op 5 november kon iedereen in Engeland de, tot dan toe geheime, proclamatie lezen. In deze proclamatie stond dat Willem zou strijden voor de vrijheden van de burgers. Daarnaast zou hij de katholieken uit hun publieke functies ontslaan. Tegenover de aanwezigheid van katholieken in het land stond hij echter wel tolerant.79
2.3 Tocht naar Londen Willem en zijn vloot stonden op 16 oktober klaar om de overtocht te maken. Na afscheid te hebben genomen van Mary, voeren Willem en zijn schepen uit, maar door slecht weer en verkeerde wind mislukte deze uitvaart. Een deel van de schepen raakte beschadigd en ongeveer 1300 paarden verdronken. 80 Op 1 november voeren de stadhouder en zijn schepen voor de tweede maal uit.
77
Haley, British and the Dutch, 137-138. Troost, Willem III, 195-197. 79 Jardine, Gedeelde weelde, 45-51; Israel, ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade’, 77. 80 C. Huygens jr., Journalen. Derde deel (Utrecht 1888), 7. 78
24
Gedurende de reis op zee klaagde de stadhouder tegen zijn secretaris Constantijn Huygens over het leven op zee. Willem was opgelucht toen ze 5 november landden in Torbay.81 Vanaf Torbay rukten Willem en zijn troepen op richting Exeter. De reis was zwaar en zware slagregens belemmerden de mars. Op 9 november kwamen het leger aan in de stad waar het werd ontvangen door een kleine groep met aanhangers. De ontvangst viel Willem nogal tegen, want hij had verwacht dat hij zou worden opgewacht door veel tegenstanders van de koning. Willem had een volledige triomftocht georganiseerd en kwam in het wit gekleed in volledige wapenuitrusting op een schimmel Exeter binnenrijden. Helaas waren er dus maar weinig die deze enorme optocht aanschouwden. Willems troepen besloten in Exeter te wachten op beter weer, om vervolgens hun tocht richting Londen voort te zetten. Langzaam maar zeker groeide de groep met aanhangers van Willem in Exeter.82 Volgens Constantijn Huygens Jr. werden ze in de omliggende dorpen waar Willem en hij bezoeken aan brachten, met open armen ontvangen en riepen omstanders “God bless you” naar de stadhouder.83 Op 17 november arriveerde Sir Edward Seymour, de belangrijkste Tory politicus en een politiek sleutelfiguur. Willem en zijn troepen trokken steeds meer op in de richting van Londen. Jacobus zette alle zeilen bij om Willem een halt toe te roepen en verzamelde een leger van 19.000 man in Salisbury, een plaats midden tussen Exeter en Londen. Dit in eerste opzicht enorm ogende leger kreeg echter nooit de kans tegen Willem te vechten. Door het grote aantal deserties in het leger, raakte Jacobus in mineur. Ook binnen het leger verminderde de strijdlust aanzienlijk. Huygens schreef in zijn dagboek over de aantallen soldaten die zich dagelijks aansloten bij Willem. Op een dag kwamen soms wel 60 a 70 gardes.84 Voor Jacobus kwam de grootste klap op 26 november; zijn dochter Anna schaarde zich aan de kant van zijn schoonzoon. De koning was verslagen nog voor het gevecht begon. Op 28 november brachten gezanten van Jacobus dat de koning instemde met het bijeenroepen van een vrij parlement. Voor Willem was het bijeenroepen van een vrij gekozen parlement echter niet langer voldoende. Hij wilde tevens dat alle katholieken zouden worden ontslagen uit hun ambt. Volgens een Franse gezant was deze onderhandeling een schijnvertoning. Het enige dat Jacobus nog wilde was, samen met zijn vrouw en pasgeboren zoon, vluchten naar Frankrijk.85 Op 10 december stond Jacobus inderdaad klaar om te vertrekken richting het vasteland. Voor Willem bood dit vertrek nieuwe mogelijkheden. Zou het parlement hem misschien benoemen tot koning?
81
J.I. Israel, ‘The Dutch role in the Glorious Revolution’, J.I. Israel (ed.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its world impact (Cambrigde 1991) 105-162, aldaar 105; T. Claydon, ‘William III's Declaration of Reasons and the Glorious Revolution’ in: The Historical Journal, Vol. 39, No. 1 (1996) 89; Jardine, Gedeelde weelde, 28. 82 Ibidem, 29-33. 83 Huygens, Journalen, 15. 84 Huygens, Journalen, 17, 20. 85 D. Hoak, The Anglo-Dutch Revolution of 1688-89, in: D. Hoak en M. Feingold (ed.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives of the Revolution of 1688-1689 (Stanford 1996) 19; Troost, Willem III, 201-203; H. Nenner,’Sovereignty and the Succesion’, in: D. Hoak en M. Feingold (ed.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives of the Revolution of 1688-1689 (Stanford 1996) 109-112.
25
Mensen in zijn omgeving beschreven hem als volgt: “erg vrolijk en kon zijn tevredenheid dat de koning vertrokken was, niet verbergen”. 86 De terugkomst van Jacobus in Engeland gooide roet in het eten. De koning verzocht zijn schoonzoon nog één keer met hem te overleggen, maar Willem weigerde. Hij vroeg Jacobus zelfs om, voor zijn eigen veiligheid, uit Londen te vertrekken. De intenties van Willem werden steeds duidelijker. Hij wilde de nieuwe koning van Engeland worden. De triomftocht van Willem op 18 december in Londen loog er niet om. Mensen zwaaiden met oranje hoeden en waren oranje gekleed. Jacobus besloot zich niet te verzetten want dit zou enkel tot chaos leiden. Heel Londen werd onder Nederlandse bewaking gesteld en in een straal van twintig mijl werden geen Engelse regimenten geduld. Willem riep een vrij parlement bijeen en werd zelf benoemd tot tijdelijke koning. Want was niet alles beter dan een nieuwe burgeroorlog?87
2.4 De nieuwe koning? Voor het nieuwe parlement lagen de kaarten echter iets anders. Hoewel zij dankbaar waren dat Willem hen had bevrijd, wisten ze niet zeker of Willem de nieuwe koning kon of moest worden. De grootste partij in het Engelse Parlement, de Whigs, accepteerde het koningschap van Willem, maar waren verdeeld over de vraag of hij samen met Mary, de oudste dochter van Jacobus, op de troon moest komen. De Tories zagen Willem niet als logische troonopvolger. Zij zagen voor hem een rol weggelegd als prins-gemaal van koningin Mary of als regent van de afwezige Jacobus. Op 20 december was Willem hierover duidelijk geweest tegen de markies van Halifax: “hij zou niet in Engeland blijven als Jacobus II terugkwam. Hij beklemtoonde heel nadrukkelijk dat hij weg zou gaan indien ze hem regent voor Jacobus zouden maken”. 88 Ook wilde hij niet in de schaduw van zijn vrouw staan. Het was Halifax, in de gesprekken met Willem, meer dan duidelijk geworden dat de stadhouder Engeland enkel gebruikte als pion in de door hem gewenste oorlog tegen Frankrijk.89 Enkele maanden later liet hij Danby, Halifax en Shrewsbury het volgde weten: “Ik kan het niet redelijk vinden dat ik enig aandeel heb in de regering tenzij die regering door mij persoonlijk wordt uitgeoefend gedurende mijn leven. Als U een andere regeling wilt treffen, zal ik U niet weerstaan, maar dan ga ik terug naar Holland”.90 Willems dreigementen werkten en op 6 februari 1989 werd de Engelse troon vacant verklaard. Zowel het Hoger- als het Lagerhuis stemden in met het koningschap van Willem III. Een van de voorwaarden van het Lagerhuis voor het koningschap was dat Willem en Mary de Declaration of Rights zouden erkennen. Dit document vergrootte de macht van het parlement in vergaande mate. De schatkist kwam bijvoorbeeld onder toezicht van het parlement te staan. De koning mocht nog wel naar believen oorlog verklaren en vrede sluiten. Dit zou later belangrijk worden in de door Willem gewenste oorlog tegen Frankrijk. De Declaration of Rights werd eind 1689 omgezet in de beroemde 86
Ibidem, 204. J. Israel, The Anglo-Dutch Moment, 2; Jardine, Gedeelde weelde, 37-44; 88 Troost, Willem III, 206. 89 H. van der Zee, B. van der Zee, Willem en Mary. De bewogen geschiedenis van koning-stadhouder Willem III en zijn vrouw Mary Stuart (Den Haag, 1975) 240. 90 H. Nenner, ‘Sovereignity and the succesion’, 111-113; Troost, Willem III, 208. 87
26
Bill of Rights. Willem werd daarmee deel van een parlementaire democratie. Hoewel hij wel eens klaagde over de nadelen van dit nieuwe politieke stelsel, zag hij niet genoeg reden om tegen de invoering van de Declaration of de Bill in te gaan. De oorlog met Frankrijk was voor hem belangrijker dan een wet.91 Daarom werden Willem en Mary op 11 april 1689 tot koning en koningin van Engeland, Schotland en Ierland gekroond.92 De stemming in de Republiek was opgelaten. Doordat hun stadhouder nu koning was geworden van Engeland, hoefden zij niet meer te vrezen voor een Engels- Nederlandse oorlog. Daarnaast hoefden zij de strijd tegen de Fransen naar alle waarschijnlijkheid niet langer alleen te voeren. De Staten-Generaal stuurden in januari een gezantschap naar Engeland die als taak had de band tussen de beide landen te versterken. 93 De gezanten, onder hen Witsen, Dijkvelt van Odijk, Citters en Schimmelpenninck werden aangesteld als vaste ambassadeurs van de Staten-Generaal. Zij werden in Engeland hartelijk ontvangen door de koning die de heren verklaarden dat hij: “liever in Engeland alles [zou] laten drijven dan ons land te zien verderven”.94 Maar de koning werd nauwlettend in de gaten gehouden door bezorgde Engelsen politici. Een voorkeursbehandeling was niet mogelijk.95 Waar de Engelsen vonden dat Willem een houding aannam die teveel ten gunste was van de Republiek, verweten de Nederlanders de koning dat hij hun belangen niet genoeg behartigden. Dit gevoel werd bevestigd door Nicolaas Witsen, de burgemeester van Amsterdam, die vertelde hoe Willem lachte toen de Nederlandse gezanten vroegen om verlichting van de Navigation Act.96
2.5 Tegenstand Want tegenstand kreeg Willem zeker. Na de overwegend positieve reacties bij zijn aankomst in Engeland, kreeg Willem tijdens de eerste jaren van zijn koningschap kritiek. Zowel uit de politiek als uit de kerk kwam kritiek op Willems positie en zijn gedrag. Zo was de politieke zijde niet te spreken over zijn soms langdurige afwezigheid. Willem vertrok in het voorjaar van 1691 naar het vasteland om daar de troepen een hart onder de riem te steken. Na zijn expeditie verlengde hij zijn verblijf tot het najaar om zo nog even te kunnen genieten van de zomer en herfst op Paleis ’t Loo. Dit bleef hij gedurende zijn regeerperiode voortdurend doen. Daarnaast benoemde hij, anders dan de Engelsen hoopten, voornamelijk Nederlanders in belangrijke functies. Zo bleef Willem Bentinck de belangrijkste raadsheer van Willem, ook in Engeland. Maar ook officiersfuncties wees Willem toe aan Nederlandse gunstelingen. Willems voorkeur voor de Nederlanders ging verder dan enkel een voorkeursbehandeling in hoge functies. Tijdens de diners op het kasteel moesten de Engelsen staan terwijl Willem en zijn vrouw aten met Bentinck, Ouwerkerk, Zuylenstein en de Nederlandse
91
Speck, ‘Some Consequences of the Glorious Revolution’, 30; Haley, British and the Dutch, 140. Israel, The Anglo-Dutch moment, 7-8; Troost, Willem III, 206-208. 93 Van der Zee, Willem en Mary, 241. 94 Ibidem, 242. 95 Israel, ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade’, 79. 96 Van der Zee, Willem en Mary, 241. 92
27
officieren.97 Ook gaf hij zijn verschillende Nederlandse favorieten stukken land in Schotland. De Engelsen wilden, als gevolg van zijn vele tactloze beslissingen, de stadhouder nauwelijks accepteren. Dit geluid kwam ook vanuit de kerk. Zowel hoge als lage geestelijken weigerden de nieuwe vorst te erkennen. Vooral de Anglicanen wantrouwden Willem. Willem was zelf een calvinist en kon zich qua leer beter vinden in de religie van de presbyterianen, een minderheidskerk in Engeland. De grootste religieuze tegenstand kwam natuurlijk vanuit katholieke zijde. Zij zagen, net als de Ieren, Jacobus nog als rechtmatige koning.98 Gilbert Burnet, de propagandaspecialist van Willem, waarschuwde Willem voor ontevredenheid. “De Engelsen die maar al te zeer geneigd zijn andere naties te minachten, ontwikkelen een aversie jegens hem”, zo schreef Burnet.99 Dit werd versterkt door pamfletten die bijvoorbeeld benadrukten dat Willem enkel naar Engeland was gekomen om de Engelse handel te dwarsbomen.100 Als reactie op deze negatieve berichten voerde Willem samen met Burnet een propagandacampagne. Op die manier poogden zij het Engelse volk achter Willem te scharen. Mary speelde hierin een belangrijke rol. Willem en zij waren wel populair bij het Londense volk. Tijdens haar leven diende Mary onder andere als buffer tussen de koning en de natie. Met haar dood in 1694 viel naast Willems partner, ook zijn zo essentiële verbinding met Engeland weg.101 Het verdriet van Willem om de dood van zijn vrouw was groot. In de Republiek werd er gerouwd om de dood van hun geliefde vorstin, maar ook het thuisland van Mary treurde.102 Kort na Mary’s dood vertrok Willem op een rondreis door Engeland. Willems populariteit bleek ook zonder zijn vrouw groot. Overal waar het koninklijke gezelschap kwam, werden ze met gejuich en enthousiasme ontvangen. Ook de relatie tussen het Lagerhuis en Willem verbeterde iets na aanleiding door de rondreis. Dit was echter van korte duur. Binnen enkele weken gaven de parlementsleden reeds af op de buitenlanders om de koning heen.103 Want het Engelse parlement was niet tevreden over de nieuwe koning. De tegenstellingen in het Lagerhuis groeiden vanaf 1689. De voorheen Jacobusgezinde Tories konden zich niet vinden in het beleid van de heersende Whigs. De Whigs waren op sommige punten erg extremistisch en steunden daarnaast Willem en Mary onvoorwaardelijk. Zij waren het dan ook niet eens met de aanstelling van 97
Van der Zee, Willem en Mary, 244; Troost, Willem III, 214-215. Israel, ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade, 77. 99 Troost, Willem III, 214-215. 100 Israel, ‘England, the Dutch, and the Majesty of the World Trade’, 79. 101 P.J.A.N. Rietbergen, ‘A fatefull alliance? William III and England in Dutch historiography’ in: J.I. Israel (ed.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its world impact (Cambrigde 1991) 463-480, aldaar 463; Troost, Willem III, 215-217. 102 Britanje en Neerland in den rouw over ’t afsterven van Haar grootmagtigste majesteit Maria, Koninginne van Groot Britanie, Vrankrijk en Yerland, enz. ([Rotterdam] 1695) [Knuttel 14.102]; Engelands Lijktranen, gestort op de Uytvaart van de doorlugtigste en grootmagtighste vorstin Maria Stuart Koninginne van Groot Brittanje &c. &c. &c. ([Den Haag] 1695) [Knuttel 14.063]; Lykdicht op de dood van de doorluchtigste grootmagtigste vorstinne Maria, koninginne door gods genade van Groot Britanje, Vrankrijk en Ierlant, beschermster des geloofs ([Den Haag] 1695) [Knuttel 14.056]. 103 Van der Zee, Willem en Mary, 337-338. 98
28
enkele Tory ministers. Halifax, een van de grote voorstanders van het koningschap van Jacobus, kreeg een belangrijke ministerspost en werd vanaf het begin van zijn aanstelling getreiterd door zijn collega’s aan de zijde van de Whigs. De gemoederen liepen zo hoog op dat Willem het parlement ontbond. Hierna begonnen de Tories aan hun opmars. De Tories, onder leiding van Danby en Nottingham, hadden de overhand in de nieuwe regering. De politieke koers die zij insloegen zorgde voor een betere verstandhouding tussen Willem en de Anglicaanse kerk. De voorheen zo antiorangistische politici zorgden er voor dat Willems machtsbasis in Engeland werd vergroot. Desalniettemin bleven er tussen de regering, het parlement en de koning grote spanningen bestaan. De verhoudingen werden op scherp gezet toen Willem in 1693 op de Triennial Bill, die de koning zou verplichten eens per jaar het parlement bijeen te roepen en eens in de drie jaar verkiezingen uit te schrijven, zijn veto gaf.104 Enkele maanden later stemde Willem alsnog in met de wet.105 In de Republiek was men aanzienlijk positiever over het koningschap van Willem. Hoewel men ontevreden was over de Engelse suprematie op zee en het opgedrongen handelsembargo met de Fransen, heerste er in de Republiek naar het leek geen anti-Engelse sfeer. 2.6 De lang verwachtte oorlog Al sinds 1672 was duidelijk dat Willem de steun van de Engelsen nodig had in de oorlog tegen Frankrijk. Door zijn machtsovername in 1689 leek ontving hij eindelijk de Engelse steun die hij al zo lang zocht. Niet langer hoefde hij om toestemming te vragen bij een conservatieve Engelse koning, want die koning was hij zelf geworden.106 Op 18 mei 1689 verklaarde Willem de oorlog aan Frankrijk. Een loyaal gebaar richting de Nederlanders. Niet de Engelsen, maar zij hadden al tijden last gehad van het Fransen terreur. Voor Engeland had het continent geen enkele prioriteit en zij vonden het moeilijk het Engelse belang van de oorlog te zien.107 Samen met Burnet, de propagandaspecialist van Willem, voerde de vorst een anti-Franse campagne. Het anti-Franse gevoel kreeg echter pas een echt boost toen in maart 1689 Jacobus met hulp van de Franse koning Ierland veroverde. De Engelse minister Nottingham en de Nederlander Odijk van Weede van Dijkveld sloten in april het Marineverdrag waarin werd afgesproken dat in de oorlog tegen de Fransen, Engeland drie op de vijf schepen zou leveren en de Republiek slechts twee op de vijf. Daarnaast zouden de Engelsen de gemengde vloot aanvoeren. De samenwerking verliep niet altijd probleemloos. Op 22 augustus staakte de Republiek, na protest en onder druk van de Engelsen, alle handel met de Fransen. Als beloning hiervoor tekenden op 3 september de Engelsen zowel een offensief als een defensief verdrag. De gehoopte afzwakking
104
Troost, Willem III, 215-224. Ibidem, 226; L.G. Schwoerer, ‘The Bill of Rights, 1689, Revisites’, in: D. Hoak en M. Feingold (ed.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives of the Revolution of 1688-1689 (Stanford 1996)42-58, aldaar 49. 106 Israel, ‘The Dutch role in the Glorious Revolution’,113-115. 107 Ibidem, 143. 105
29
van de oude Navigation Act kwam er echter niet want Willem durfde, gezien zijn precaire positie in Engeland de Engelsen hiertoe ook niet te dwingen. Niet alleen waren de Engelsen sterker op land en zee, zij hadden ook een diepgewortelde afkeer tegen de Nederlanders. Uit de eerste onderhandelingen tussen Engeland en de Republiek kwam de laatste er dus uit als verliezer, dit wist Willem ook. Gezegd werd dat zijn hand dan ook beefde bij het onderteken van het verdrag.108 Tussen 1690 en 1691 investeerde het Engelse parlement voor ongeveer 4.100.000 pond in de oorlog.109 Er werd een vloot gebouwd en er werden legers naar de Nederlandse slagvelden gestuurd. De Court-Tories –de groep met Tory politici die deelnamen aan de regering- waren van mening dat de Nederlanders zelf meer moesten investeren in de oorlog. Want was die strijd niet in de eerste plaats hun strijd? De Court-Tories wilden dat Willem substantieel minder geld zou uitgeven aan de oorlog op het vasteland. Willem was hier geen voorstander van, want hij meende dat de oorlog tegen Frankrijk voornamelijk op het land gevoerd moest worden. Willem besloot daarom in zee te gaan met de meer Oranjegezinden, de Court-Whigs –de Whig politici die deelnamen aan de regering- . De financiering van de oorlog tegen Frankrijk leidde, bij deze lieden, tot minder wrijving.110 In 1693 werd het leger met 20.000 man uitgebreid. Met de oprichting van de Bank of England in 1694 werd het voor Willem mogelijk grote geldbedragen te lenen, die natuurlijk enkel gebruikt werden voor de oorlog. In Engeland ging het financieel goed, waar Frankrijk elke dag geld verloor.111 Voor Willem en de Engelsen had de oorlog tegen Frankrijk een extra lading gekregen door de inmenging van Jacobus, de afgezette koning van Engeland. De strijd werd naast op zee en in de Spaanse Nederlanden nu ook in en om Ierland gevoerd. Hier had Jacobus zich gevestigd en had hij een grote aanhang. Een beladen strijd was de slag om de Boyne, gevochten in 1690. De veldslag, gewonnen door de Engelsen en Nederlanders, sprak tot de verbeelding. Zo zouden volgens Huygens de troepen van Jacobus zo hard zijn weggerend dat ze zelfs hun bagage en kanonnen achterlieten.112 De oorlog kende voor beide partijen ook grote nederlagen. Op zee en land verliep de samenwerking niet altijd vlekkeloos. De partijen gaven elkaar de schuld van verliezen. Zo vielen er bij de slag om Beachy Head veel doden en waren de Engelsen de Nederlanders volgens verslagen niet te hulp gekomen. De Nederlanders gaven de Engelsen de schuld van het verlies.113 Dit leidde bij Willem tot grote frustratie. Hieruit bleek dat zijn loyaliteit nog altijd bij de Republiek en haar inwoners en soldaten lag.
108
J.R. Bruijn,‘William III and his two navies’ in: Notes and Records of the Royal Society of London, Vol. 43, No. 2, Science and Civilization under William and Mary (Londen 1989) 118-119. 109 Troost, Willem III, 222. 110 Israel, ‘Engeland, the Dutch, and the Majesty of the World Trade’, 84; Troost, Willem III, 224-225. 111 Speck, ‘Some Consequences of the Glorious Revolution’, 38-39. 112 Van der Zee, Willem en Mary, 268. 113 Troost, Willem III, 235-236.
30
De opkomst van de New-Country partij binnen de Tories gooide roet in het eten. Zij wilde dat het leger werd verkleind tot 7000 man, enkel bestaande uit Engelse soldaten. Ook mocht Willem niet langer
stukken
grond
in
Ierland
schenken
aan
zijn
Nederlandse
favorieten.
Toch ging de oorlog verder en werd de strijd uiteindelijk op 20 september 1698 gewonnen door de alliantie. De Fransen en Jacobus waren verslagen in de strijd geleid door Willem. In de vredesonderhandelingen trad Willem op als vertegenwoordiger van zowel Engeland als de Republiek. Hieruit blijkt hoe groot de macht van Willem in de Republiek nog altijd was.114 Het einde van de oorlog tegen Frankrijk zorgde naast een grote tegenstand tegen Willem, ook voor een anti-Nederlands gevoel binnen Engeland. De oorlog had gezorgd voor deelbelangen, maar nu de strijd gestreden was zagen de Engelsen de Nederlanders als profiteurs. Willems populariteit daalde ook doordat hij, ondanks het feit dat de oorlog was afgelopen, nog steeds zeer regelmatig op het vasteland verbleef.115
2.7 De verlaten Republiek? In de Republiek werd Willem maar weinig gemist. Volgens een bekende Nederlandse pamfletschrijver zou de Republiek, met of zonder stadhouder, altijd hetzelfde blijven.116 Deze observatie is in grote mate correct, want wat waren de directe gevolgen van de afwezigheid van de stadhouder? In de Republiek had Willem maar weinig taken als stadhouder. Zijn belangrijkste taak was als kapiteingeneraal het opperbevel over de strijdkrachten. Veel van zijn overige taken werden afgehandeld op papier. Zijn secretarissen in Engeland en de Republiek draaiden overuren. Zij waren degene die alle paperassen bij Willem afleverden en getekend mee terug namen naar de Republiek of andere delen van Europa. Zijn dagelijkse taken in de Nederlanden droeg hij over aan de raadspensionaris, Fagel, Ten Hove en tijdens zijn laatste jaren Heinsius. Ondertussen bevond Willem zich jaarlijks gedurende enkele maanden in het Loo, Dieren of Den Haag om te jagen of om gasten te ontvangen. Niet onbelangrijk waren de voordelen die de Nederlanders uit de verovering van Willem wisten te halen. De Amsterdamse handelselite, die grote invloed had op de uitkomst van de door Willem geplande revolutie, bouwde de schepen voor de plannen van de stadhouder.117 De expeditie van de stadhouder, in 1688, hadden hem bij een deel van de bevolking erg geliefd gemaakt. Hoe zij dit uitte in pamfletten zal ik in het volgende hoofdstuk aan de orde stellen. De samenwerking tussen de Republiek en Engeland werd, door het koningschap van Willem, naar een hoger niveau getild. De voordelen voor de handel waren dan ook aanzienlijk.118
114
Speck, ‘Some Consequences of the Glorious Revolution’, 36; Troost, Willem III, 250. Van der Zee, Willem en Mary, 378, 283. 116 H.W. Blom, ‘Our Prince is King!’: The Impact of the Glorious Revolution on the Political Debate in the Dutch Republic, in: Parlaiments, Estates and Representation, 11-1,(2009) 50. 117 Hoak, ‘The Anglo-Dutch Revolution of 1688-89’, 14. 118 Blom, ‘Our Prince is King!’, 49-50 115
31
Zo nu en dan was het voor Willem noodzakelijk om een kort bezoek aan de lage landen te brengen. Zoals bijvoorbeeld in 1689 toen zijn raadspensionaris, Michiel ten Hove, ongeneeslijk ziek werd. Door zijn afwezigheid hadden de republikeinsgezinden meer voet de aan grond gekregen. Het was dus uiterst belangrijk dat Ten Hove werd opgevolgd door een “Willemgezinde” pensionaris. Antonius Heinsius leek de aangewezen persoon. De Amsterdammers zagen echter de onervarenheid van de nieuwe raadspensionaris en de afwezigheid van Willem als een uitgelezen kans om in verzet te komen tegen de stadhouder. Na 1689 werd er in de stad gedemonstreerd tegen het feit dat bij de in Engeland woonachtige stadhouder de nominatie voor de zeven schepenen van Amsterdam berustte. Zij zagen liever dat dit gebeurde door middel van een nominatie door het Hof van Holland, de Hoge Raad en de provincie. Willem gaf geen gehoor aan het verzoek en stuurde een blanco getekende brief aan Heinsius die daarop zijn voorkeuren mocht zetten.119 Amsterdam ging hiermee niet akkoord en legde de situatie voor aan de Staten van Holland. De Staten stonden echter achter de koning. Als compromis werd er besloten dat de nominatie voortaan via de Staten van Holland na overleg met Willem zou worden gedaan.120 Buiten dit soort kleine conflicten bleef het gedurende de afwezigheid van de stadhouder-koning rustig in de Republiek.
2.8 Willems nalatenschap Willems acties vanaf 1688 hebben grote gevolgen gehad voor Engeland, de Republiek en de tegenstander Frankrijk. In 1694 had Willem ervoor gezorgd dat er in Londen de eerste nationale bank gevestigd werd. De Bank of England moest er onder andere voor zorgen dat de oorlog tegen Frankrijk gefinancierd kon worden. Tevens zorgde de koning ervoor dat er jaarlijks belasting werd geïnd in de handelsposten in de Levant. Ook zette Willem, na bijna een eeuw van Nederlandse overheersing, Engeland als zeehandelsmogendheid echt op de kaart. Door de bouw van de enorme oorlogsvloot voor de Frans-Engelse strijd in opdracht van koning Willem, was Engeland de sterkste zeemacht geworden.121 Geen van de aanhangers van Willem in de Republiek had ooit gedacht dat Willem daadwerkelijk de oversteek zou maken naar Engeland, laat staan dat hij koning van dit eiland zou worden.122 Niemand, behalve zijn vrouw, want in haar memoires schreef Mary: “hij heeft altijd koning willen worden”.123 En koning is hij geweest. De Act of Settlement, die het Parlement in 1701 invoerde, geeft de sfeer in de Engelse politiek na ongeveer tien jaar koningschap van Willem I het beste weer. De Act verplichtte de komende koning 119
Van der Zee, Willem en Mary, 254-255. Troost, Willem III, 245. 121 D.W. Jones, ‘Sequel to Revolution: the economics of England’s emergence as a Great Power, 1688-1712’ in: J.I. Israel (ed.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its world impact (Cambrigde 1991) 389-406, aldaar 406; Hoak, ‘The Anglo-Dutch Revolution of 1688-89’, 13-14. 122 Blom, ‘Our Prince is King!’, 123 Jardine, Gedeelde Weelde, 100. 120
32
van Engeland: Lid te zijn van de Anglicaanse kerk; geen genaturaliseerde vreemdelingen in belangrijke functies aan te nemen en Engeland niet te gebruiken om buitenlandse gebieden te beschermen. Ook werd vermeld dat de koning enkel met toestemming van het Parlement Engeland mocht verlaten. De sancties hadden elk direct toepassing op het gedrag van de Nederlandse stadhouder. Het gedrag dat Willem had vertoond werd niet getolereerd.124 In 1702, in de ochtend van 8 maart, overleed Willem op 51-jarige leeftijd in zijn paleis in Londen in bijzijn van zijn vrienden –vooral afkomstig uit de Republiek-.125 Enkele weken later, op 19 maart, verklaarde Engeland Frankrijk nogmaals de oorlog.126
124
Troost, Willem III, 231. Van der Zee, Willem en Mary, 398. 126 Deze oorlog, de Spaanse successieoorlog, werd door verschillende partijen in Europa gevochten. Het was het gevolg van een conflict over de Spaanse troonopvolging die ervoor had gezorgd dat het machtsevenwicht in het voordeel van Frankrijk uit balans was geraakt. 125
33
34
“Hollands Heyl in Engeland geleden”
127
Pamfletten geschreven in de Republiek gedurende het koningschap van hun stadhouder Zoals ik reeds in de inleiding heb vermeld, waren pamfletten een belangrijk medium rond het einde van de zeventiende eeuw. Voor een paar cent kon men een pamflet aanschaffen en dat werd, zeker door de hoge graad van geletterdheid in de Republiek, veelvuldig gedaan. Met name in tijden van politieke onrust.128 In de jaren rond de expeditie van Willem III naar Engeland zien we in de Republiek een toename van het aantal pamfletten. Er werden stapels pamfletten geschreven over de Hollandse stadhouder, sommige lovend, sommige kritisch. In dit hoofdstuk zal ik de in de Republiek geschreven pamfletten die verschenen tijdens het koningschap van stadhouder Willem III in Engeland, toelichten. De focus zal liggen op de pamfletten waarin gesproken werd over de veranderende verhouding tussen de Republiek en Engeland. Zagen de Nederlanders de Engelsen opeens als vrienden en bondgenoten, of bleven ze hun westerburen nog altijd wantrouwen? De eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt gewijd aan de pamfletten die verschenen tussen 1688-1689, de periode waarin Willem naar Engeland vertrok en samen met zijn vrouw gekroond werd. In deze jaren werd tevens de gemeenschappelijke strijd tegen de Fransen gevochten. In de tweede paragraaf zal ik kijken naar de pamfletten die verschenen tussen 1690-1695, de jaren waarin Willem zich moest bewijzen als een bekwame koning en een betrouwbare stadhouder. In deze periode werd ook de Negenjarige oorlog met de Engelsen tegen de Fransen gevoerd. De dood van Mary in 1694 veranderde de positie van Willem in Engeland. In de tweede paragraaf wordt onderzocht of deze verschuiving in de pamfletten zichtbaar was. In de periode vanaf 1695 tot 1698 kwam er een einde aan de oorlog tegen de Fransen. Tevens werd gedurende deze jaren de alliantie tussen Engeland en de Republiek hernieuwd. Daarnaast werden er verschillende complotten ontdekt om Willem te vermoorden. De laatste paragraaf zal gaan over de laatste jaren van het leven van de stadhouder-Koning. De tijd tussen 1699 en 1702 stond in het teken van het conflict tussen Frankrijk en Spanje versus de Grote Alliantie. Daarnaast werd in Engeland de balans opgemaakt na meer dan tien jaar koningschap van een buitenlandse vorst.
3.1 1688-1689: Het begin van een nieuwe verhouding In 1688 was de kogel door de kerk. Willem zou met een leger de Noordzee overvaren om in Engeland de strijd met Koning Jacobus aan te gaan.129 In de Republiek reageerden men enthousiast. In 1689 schreven auteurs ook positief over de invasie, het koningschap van Willem en de samenwerking met de Engelsen. In de pamfletten lag de nadruk vooral op de voordelen die de alliantie had voor de handel en de invloed die de samenwerking zou hebben op de uitkomst van de oorlog tegen de Fransen. 127
Hollands Heyl in haar eenigheit, met Engeland gelegen ([Amsterdam] 1689) [Knuttel 13.291]. Harms, De uitvinding van de publieke opinie, 11-29. 129 Jardine, Gedeelde weelde, 52, 79, 89. 128
35
De reacties in de pamfletten die verschenen in de Republiek op het vertrek van de stadhouder naar Engeland waren overweldigend positief. Er verschenen een groot aantal lofdichten waarin de stadhouder en zijn daden werden geroemd. Al voor zijn vertrek verschenen de eerste gedichten waarin werd beschreven waarom de stadhouder naar Engeland vertrok en welke voordelen zijn vertrek voor de Republiek zouden hebben. De auteur van het pamflet ‘Redenen van Afscheyt van sijn Hoogheyt den Heere Prince van Orange’ beschreef eind oktober 1688 hoe Willem naar Engeland vertrok om de Engelsen te redden van “haere nabueren, en om den Tiranniquen hooghmoet van sommige wat in te binden, en om onse Vryheyt, en oock de Religie wat beter te konnen stabiliseren”.130 Dit pamflet omschreef dat de expeditie van Willem niet enkel gunstig was voor de Republiek, maar dat zij ook Engeland veel goeds zou brengen. Dat de Engelsen dit ook zo voelden bleek, volgens de Nederlandse auteurs uit het warme onthaal dat Willem in Engeland kreeg. Zo schreef een anonieme auteur in 1688 dat “(…) de kust van Brittenland Krioelt van Zielen, die, met opgeheven’ hand, Verlangen om U als Beschermheer in te haalen”.131 In het pamflet ‘Groot Brittanjen in ordre. Door de goede voorsorge van sijn koninklijke hoogheyt Wilhem Hendrik, prince van Orange’ werd omschreven hoe kinderen juichend langs de weg stonden tijdens de intocht van de Nederlandse stadhouder. “De Lantman, Borger, en de Vrouw, zelfs de Kind’ren, Als uyt gelaten, hem toe-juychen wellekom, Gesegent in Gods Naam hy zal de dwang verhind’ren”132. In ‘Ter eeren van sijn Alderdoorlugtigste hoogheyd Wilhelm de III. Prince van Orange (…)’ werd er verwezen naar de Engelse lords en het volk dat de verstandige keuze maakte zich achter de stadhouder te scharen.133 De reacties van de inwoners van Engeland op de expeditie van Willem, werden in de Nederlandse pamfletten geprezen. De manier waarop de Engelsen Willem ontvingen betekende volgens de auteurs van de pamfletten dat de Engelsen de kant van Willem en de Republiek kozen en dat zij zich keerden tegen Jacobus en het katholieke Frankrijk. Dat er in de Republiek ook kritiek was op de expeditie van Willem, bleek uit het pamflet ‘De gelukkige aanstaande gevolgen uit de unie en verbintenis tussen haar majesteiten Wilhem de III en Maria de II. Koning en Koning van Groot Britanie, Vrankrijk en ierland en de hoog mogende Heeren Staten Generaal Der Vereenigde Nederlanden’. In het pamflet weerlegde de auteur de argumenten die werden aangedragen door tegenstanders van het expeditie van Willem. Volgens hen zouden de landen op het gebied van handel niet naast elkaar kunnen floreren want de voorspoed van de een zou altijd ten koste gaan van de voorspoed van de ander. Daardoor zou er altijd jaloezie blijven bestaan tussen de 130
Redenen van afscheyt van sijn hoogheyt den Heere prince van Orange, Gedaen ter vergaderinge van de Ed. Groot-Mogende Heeren Staten van Hollandende West-Vrieslandt ([Den Haag] 1688) [Knuttel 12.783]. 131 Aan zijne hoogheid den heere prinse van Oranje &c. (1689) [Knuttel 13.028]. 132 Groot Brittanjen in ordre. Door de goede voorsorge van sijn koninklijke hoogheyt Wilhem Hendrik, prince van Orange ([Delft] 1689) [Knuttel 13.265]. 133 Ter eeren van sijn Alderdoorlugtigste hoogheyd Wilhelm de III. Prince van Orange […] ([Amsterdam] 1688) [Knuttel 13.031].
36
landen en zou Willem genoodzaakt zijn kant te kiezen. Hij zou niet de belangen van beide landen kunnen behartigen. Daarnaast zou de macht van Willem, wanneer hij tevens koning van Engeland zou worden, in de Republiek te groot worden. Eerder had Willem de Republiek, zonder instemming van de Staten-Generaal, meegesleept in de Engelse expeditie en er werd gevreesd dat Willem nog eigengereider zou optreden als hij op de Engelse troon zat. Het laatste punt van kritiek was dat de stadhouder-koning altijd moeite zou houden zijn tijd eerlijk te verdelen tussen de twee landen. In de rest van het pamflet werden deze argumenten weerlegd. Zo zouden de Nederlanders en de Engelsen door hun gedeelde haat jegens de Fransen goed kunnen samenwerken. Daarnaast bewezen ze zich goede buren, met name door het hartelijke ontvangst van de stadhouder en de zijnen. De Engelsen werden ook in andere pamfletten geprezen. Zo zouden zij volgens ‘De gelukkige aanstaande gevolgen uit de unie en verbintenis tussen haar majesteiten Wilhem de III en Maria de II’ “barmhartig en manhaftig” zijn.134 Een van de belangrijkste redenen om Willem te steunen in zijn expeditie, was het positieve effect dat de samenwerking met Engeland zou hebben op de Nederlandse handel.135 In ‘Hollands Heyl in haar eenigheit in Engeland gelegen’ bleek dat de handel van de Republiek door de relatie met de Engelsen en de oorlog tegen de Fransen, was verslechterd. Op het gebied van handel kon Engeland de Republiek het meest de pas afsnijden. De auteur schreef dat “de negotie en de zeevaart die nu zoo veel jaaren directelijk door Frankrijk zelfs, en indirectelijk door haar ingevingen van verscheyden andere potentaten en wel voornamelijk Engeland zoodanig is verminderd”. Een goede relatie met Engeland zou er voor kunnen zorgen dat de Republiek even machtig kon worden als Engeland. Want “zolang al wij derhalven in een vertrouwe vriendschap met Engelant zullen leeven, zullen wij voor het meerendeel, met vreede en vryheit de zee konnen bevaren”. Vriendschap was niet enkel in het belang van de Republiek, ook de Engelsen zouden van deze goede relatie profiteren. “En daarom isser bij de aanstaande verandering in de regeering van Englant , zoodanigen Tractaat van Commercie gemaakt, mogt worden, waar door het dese beyde natien vrij mogt staan, op malkaders plaatsen en zeer havenen en zulx met allerleye coopmanschappen te handelen”. Volgens de auteur van het pamflet was Willem de enige die dit alles teweeg kon brengen en het was daarom van groot belang dat hij koning zou worden in Engeland. Hij zou de belangen van de Republiek kunnen behartigen en de positie van de Republiek in de handel op zee verbeteren. Eindelijk zouden Engeland en de Republiek dan gelijk zijn in macht. Zij zouden naast elkaar als gelijken kunnen floreren, want was niet “de wereld wijt en de zee ruym genoeg voor beyde de naties”.136 Uit dit pamflet bleek dat samenwerking met de Engelsen 134
De gelukkige aanstaande gevolgen uit de unie en verbitenis tussen haar majesteiten Wilhem de III en Maria de II. Koning en Koning van Groot Britanie, Vrankrijk en ierland en de hoog megende Heeren Staten Generaal Der Vereenigde Nederlanden ([Amsterdam] 1689) [Knuttel 13.293]. 135 L. Jardine, Gedeelde Weelde, 57-58; Israel, ‘The Dutch role in the Glorious Revolution’ 119-120. 136 Hollands Heyl in haar eenigheit, met Engeland geleden.
37
enkel tot stand kon komen, wanneer de Nederlandse stadhouder koning zou worden. Samenwerking met de Engelsen zelf was blijkbaar uitgesloten. De Nederlanders reageerden in de pamfletten dus positief op de expeditie en het daaropvolgende koningschap. Zij dachten dat Willem voor gunstige omstandigheden op het gebied van handel kon zorgen. Hierdoor zou de positie van Republiek worden versterkt. Ook valt op dat door de berichtgeving over de intochten in Engeland, de Nederlanders positiever werden over hun westerburen. Het enthousiaste onthaal van hun stadhouder werd gezien als een teken van waardering tegenover de Republiek, want Willem was vooropgesteld stadhouder van de Republiek.
3.2 1690-1695: Stadhouder en Koning De jaren tussen 1690 en 1695 stonden in dienst van de oorlog tegen de Fransen.137 Willem moest het vertrouwen van het Engelsen volk zien te winnen en tevens de inwoners van de Republiek tevreden stellen. De Republiek en Engeland werkten samen in de oorlog tegen de Fransen, maar waren elkaars grootste concurrent op zee. In de jaren 1690-1695 werd de samenwerking op de proef gesteld.138 De gezamenlijke oorlog tegen de Fransen vergrootte het vertrouwen dat de Nederlanders hadden in de Engelsen aanzienlijk. In pamfletten waarin geschreven werd over grote overwinningen werd duidelijk gesproken van een gemeenschappelijke strijd van twee gelijkwaardige partners. Zo schreef een pamfletschrijver in 1693 tot Leiden dat in de strijd tegen de Fransen “de Brit en Batavier om ’t beste, Tot dat men ’t Frans gewelt ten lesten”.139 De gezamenlijk vijand leek de relatie tussen beide landen te verbeteren. Waar in de strijd tegen de Fransen, de Nederlanders de Engelsen zagen als bondgenoten, waren ze het op gebied van handel zelden met hun westerburen eens. De Nederlanders reageerden in verschillende pamfletten gepikeerd op de eis van de Engelsen om de handelscontacten met Frankrijk te verbreken. In het pamflet ‘Aanmerckingen over de nootsakelijkheyt om de correspondentie met Vrankryk te verbieden’ werd geschreven: “Noyt sullen de Hollanders noch d’andere Natien haere commercie in de handen van d’ Engelsche stellen ”.140 Opvallend is wel dat wanneer de auteurs uit de Nederlanden schrijven over de westerburen en de scheve relatie op gebied van handel, er werd verwezen naar de tijd waarin Cromwell de Engelse –buitenlandse- politiek bepaalden. Alle, voor de Republiek nadelige verdragen, waren in de tijd van Cromwell getekend. Hij werd bijna dertig jaar later nog altijd verantwoordelijk gehouden voor de slechte handelspositie van de Republiek. De bevolking, regering 137
Haley, The British and the Dutch, 143-149. Israel, ‘England, the Dutch, and the Majesty of the World Trade’, 83-86. 139 Op de Alder-gedenktwaardigste Zee-slag tussen de Admiraals Russel en Alemonde, tegen den Fransen admiraal De Tourville […] ([Leiden] 1692) [Knuttel 13.761] 140 Aenmerchingen over de nootsaeckelijkcheyt om de correspondentie met Vrankrijk te verbieden. Mitsgaders antwoort op dese bovenstaende aenmerckingen, geschreven aan de Heer *** (1690) [Knuttel 13.364]. 138
38
en de koning die ten tijde van deze pamfletten leefden en regeerden, werden hier niet verantwoordelijk voor gehouden.141 Waar Willem in 1688 en 1689 enkel bejubeld nog werd, kreeg hij in de periode 1690-1695 te maken met kritiek. Opvallend is dat Willem als stadhouder verantwoordelijk werd gehouden voor misstanden in de Republiek. De Engelsen en hun invloed op de stadhouder werden hier los van gezien. Een voorbeeld hiervan is het conflict dat in het jaar 1690 werd uitvochten tussen Willem III en het Amsterdamse stadsbestuur. De Amsterdammers ergerden zich aan de inmenging van Willem in de verkiezing van de Amsterdamse schepenen. In dit conflict werd in pamfletten negatief geschreven over de Engelse koning. De Engelsen hadden dus geen invloed op de politieke beslissingen in de Republiek.142 Op 28 december 1694 overleed koningin Mary II in Londen.143 De eerste pamfletten over haar dood verschenen in de eerste maanden van 1695. Auteurs in de Republiek schreven over de dood van hun prinses. De dood van Mary had grote impact op de natie. In pamfletten is te lezen over de staat van rouw waarin de natie verkeerde. In ’Britanje en Neerland in den rouw over ’t afsterven van Haar grootmagtigste majesteit Maria’ werd geschreven hoe Mary’s dood verdriet veroorzaakte in beide landen: “Of elk inwoonder van ’t welmeenende Britanje. Och! ’t Blijkt aan beide, dat de dood van gene liefde scheit. Het klagen is weerzijds; ik mis haar Majesteit!”.144 In een ander pamflet kwam het gedeelde leed nogmaals naar voren. “Weent Britten, weent o Batavieren (…) De Grootste Rijksvorstin gesiert met Hemelgaven. (…) Wat stonst ge uw Voorhooft van verdriet. Bedrukte Britten, en verlate Hagenaren?”.145 De dood van Mary leek de Engelsen en de Nederlanders nader tot elkaar te brengen. Het gedeelde leed schepte een band. In pamfletten in de Republiek werd geschreven over het verdriet dat beide landen voelden. “Rechte Britten en Vrome Batavieren” rouwden op de dood de koninginprinses. Er werd geschreven over het “groote Britse volk”. 146 In de jaren tussen 1690 en 1695 zien we dat in pamfletten negatief werd geschreven over de Engelse invloed op de Nederlandse commercie. De handel was de ruggengraat van de Nederlandse economie 141
Consideratie op de middelen tot voordel van den staat, ende afbreuk van den vyand, aangewesen en bewaerheyt overgeven aen haer Hoogh Mogende de Heeren Staten Generaal ([Amsterdam] 1691) [Knuttel 13.656]; Voorslag om het zeevarendt volk deser vereenigde Neederlanden tot hun merkelyk voordeel in geduyrige dienst te hebben ([Amsterdam] 1696) [Knuttel 14.235]; Hollands Heyl. 142 Debat jegens de deductie van redenen by de Heeren Burgemeesters en regeerder der stadt Amsterdam overgelevert […] ([Den Haag] 1690) [Knuttel 13.455]; Eenige aanmerkingen tot ontledinge en wederlegginge van de gepretendeerde justificatie […] ([Den Haag] 1690) [Knuttel 13.446]. 143 Rietbergen, ‘A fatefull alliance? William III and England in Dutch historiography’, 463. 144 Britanje en Neerland in den rouw over ’t afsterven van Haar grootmagtigste majesteit Maria, Koninginne van Groot Britanie, Vrankrijk en Yerland, enz. ([Rotterdam] 1695) [Knuttel 14.102]. 145 Engelands Lijktranen, gestort op de Uytvaart van de doorlugtigste en grootmagtighste vorstin Maria Stuart Koninginne van Groot Brittanje &c. &c. &c. ([Den Haag] 1695) [Knuttel 14.063]. 146 Lykdicht op de dood van de doorluchtigste grootmagtigste vorstinne Maria, koninginne door gods genade van Groot Britanje, Vrankrijk en Ierlant, beschermster des geloofs ([Den Haag] 1695) [Knuttel 14.056].
39
en de Engelsen waren sinds jaar en dag de belangrijkste concurrenten op zee van de Nederlanders geweest. Dit was en bleef een gevoelige kwestie in de samenwerking tussen beiden. Verder valt op dat, hoewel Willem en Mary koning en koningin van Engeland waren, zij in de Republiek nog steeds werden neergezet als vorsten die in dienst van de Republiek stonden. Uit pamfletten bleek dat de Nederlanders van mening waren dat Willem op de eerste plaats de belangen van de Republiek diende te behartigen. Conflicten tussen Willem en inwoners in de Republiek bleven in de ogen van de Nederlanders los staan van politiek gevoerd in de Engelse kamers en in de Engelse politiek moest Willem in het voordeel van de Republiek handelen. De dood van Mary schiep een band tussen beide landen. Meer dan in de voorgaande jaren, werden in Nederlandse pamfletten de Engelsen en de Nederlanders in een adem genoemd.
3.4 1696-1698: Oorlog, vrede en dood aan de Koning In de jaren na de dood van Mary werd de oorlog met de Fransen verder gevochten en in 1697 gewonnen. Verder kwamen in 1696 verschillende complotten tegen Willem aan het licht. In pamfletten werd gereageerd op deze moordpogingen. De oorlog tegen de Fransen werd in 1697 door de geallieerden gewonnen. De winst was volgens de Nederlandse pamfletten te danken aan Willem. Niet alleen werd Willem verantwoordelijk gehouden voor de vrede, ook de uitzonderlijke samenwerking tussen Engeland en de Nederlanden had men aan hen te danken. Dankzij Willem waren de Engelsen de Republiek te hulp gekomen in de oorlog tegen de Fransen. Opvallend is dat de Engelse inzet nauwelijks werd geprezen. Uit de pamfletten in 1696 bleek dat de winst niet aan de Engelsen te danken was, maar aan de Nederlands stadhouder. Het is opvallend dat de steun van de Engelsen in de oorlog, de opinie over Engeland in de Republiek niet beïnvloedde. Voor de komst van Willem hielpen de Engelsen namelijk niet in de strijd tegen de Fransen. Volgens het pamflet ‘Oorlog en Vreede of d’Oorlog door vreede verjaagt’ kwam dit door het geloof van de Engelsen en door de daarvoor heersende vorsten. “Engeland, scheen niet te helpen, Daar het Christelijk geloof, wierd gegeven tot een roof”.147 Door de Nederlandse vorst hadden de Engelsen zich wel gemengd in de oorlog. In de Republiek zag men in dat, zonder de expeditie van Willem, de Engelsen zich niet hadden gemengd in de oorlog. De Republiek had de strijd dan zeker verloren. 148 In het jaar 1696 kwamen er opvallend veel complotten tegen Willem aan het licht. In meerdere pamfletten werd geschreven over hoe de Franse koning en Jacobus samenspanden om koning Willem te vermoorden. De complotten van de Engelse aanhangers van Jacobus werden in de pamfletten uit de Republiek gekritiseerd. In Engeland werden de initiators van de complotten, bestraft. Het Engelse volk 147 148
Oorlog en Vreede of d’Oorlog door Vreede verjaagt ([Amsterdam] 1697) [Van Alphen 522] Ibidem.
40
werd niet verantwoordelijk gehouden voor deze complotten. Het feit dat ze optraden tegen de initiators en zich uitte tegen de complotten, maakte dat de relatie niet verslechterde.149
3.5 1699-1702: De balans van dertien jaar een dubbelrol In de laatste jaren van de heerschappij van Willem, werden er in de Republiek weinig pamfletten uitgebracht. Veel pamfletten die verschenen gingen over situatie rondom de troonopvolging in Spanje. Ook werd de balans opgemaakt na jarenlange samenwerking in de oorlog tegen Frankrijk. Waren de Engelsen en de Nederlanders goede en betrouwbare bondgenoten van elkaar geworden? De pamfletten uit 1699, 1700 en 1701 vertellen maar weinig over de veranderende relatie tussen Engeland en de Republiek. In 1701 werd nogmaals gerefereerd aan het belang van de samenwerking tussen de twee naties. In ‘Vertoog Van een opregt Engels Protestant’ stond geschreven dat “het zekerlijk het ontwijfelbaar interest van Engeland, in een nauwer vriendschap en verbintenis met de Hollanders als oyt te treden”. Het pamflet was geschreven vanuit Engels perspectief en betoogde dat ook de Engelsen voordeel hadden bij een goede samenwerking.150 In het volgende hoofdstuk zal blijken dat de Engelsen het zelf niet zo voelden. In 1702 werd in de Republiek de balans opgemaakt van dertien jaar een stadhouder te hebben gehad, die tevens fungeerde als koning van Engeland. Uit de pamfletten bleek dat de relatie tussen de landen was verbeterd ten opzichte van 1688. De samenwerking met Engeland had goed uitgepakt voor de Nederlanders. De oorlog tegen de zuiderburen was na tientallen jaren eindelijk gewonnen, de door de ‘Republiekgezinde’ koning genomen beslissingen hadden niet zozeer in het voordeel, maar ook niet in het nadeel van de Republiek gewerkt. De handelspositie van de Republiek was nog altijd goed. Ook hoefde zij niet te vrezen voor een oorlog met de Engelsen. Kortom, de samenwerking die door Willem was ontstaan, had de Republiek veel gebracht. Dat bleek bijvoorbeeld uit ‘Rechtzinnige gevoelens van Europa, over het beklaaglijk afsterven van zijne britannisse Majesteyt Koning William III’ waarin stond dat “hij voor de tweede maal de balance tusschen de grootste mogentheden van Europa, to het gemeene welvaten van de andere Staaten soude konnen houden”.151
149
Proclamatie van den koningh alsoo sijne Majesteyt informatie onder Eede ([Den Haag] 1696) [Knuttel, 14.213]; Hoogd mogende Heeren ([Den Haag] 1696) [Knuttel, 14.216]; Discours of redenering Over de samenschakelingh en overeenkomsten die der gevonden worden in de landing […] ([Vrijstadt] 1696) [Knuttel, 14.220]; Vrankrijks Woude of ontdekte moordlust tegen het leven van zijn Koninklijke Majesteit van GrootBritannie Wilhem de derde ([Rotterdam] 1696) [Knuttel, 14.222]; William de III de koning van Groot Britt. &c. &c. &c, Uyt e handen der Koningsmoordenaars, door Gods genade, gered. ([Haarlem] 1696) [Knuttel 14.223]. 150 Vertoog Van een opregt Engels Protestant […] ([Den Haag] 1701) [Knuttel 14.608]. 151 Rechtzinnige gevoelens van Europa, over het beklaaglijk afsterven van zijne britannisse Majesteyt Koning William III. Onsterffelijker gedachtenisse […] (1702) [Knuttel 14.675].
41
3.6 Veranderende houding ten opzichte van Engeland in de pamfletten Ten tijden van het koningschap van Willem III valt op dat in de pamfletten positief gesproken werd over de Engelsen en de relatie die de Republiek met het land onderhield. In de eerste jaren uit zich dit in de pamfletten die de Engelsen prijzen voor hun positieve houding tegenover invasie van Willem. Het feit dat ze de Nederlandse stadhouder verkozen boven de katholieke Jacobus, gaf de Republiek en haar inwoners het gevoel dat ze voor een bondgenootschap met hen kozen. In de pamfletten verschenen in de Republiek valt op dat, gedurende de volledige regeerperiode van Willem, zij de stadhouder-koning primair bleven beschouwen als de stadhouder van de Nederlanden. Zijn fouten werden niet Engeland, maar de stadhouder zelf aangerekend. Hierdoor verslechterde de relatie ten tijde van meningsverschillen niet, maar de relatie tussen beide landen verbeterde daardoor ook moeilijk. Alle overwinningen werden namelijk ook de stadhouder toegeschreven. De Engelsen werden bijvoorbeeld voor hun rol in de oorlog tegen Frankrijk, veel minder geprezen. Commercie bleef een heikel punt. Wanneer in 1690 de Engelse politiek haar invloed probeerde uit te oefenen op de handel tussen Frankrijk en de Republiek, werd er in de Republiek geïrriteerd gereageerd. Deze langdurige strijd om de handel bleef dus bestaan. Hier kon geen gedeelde koning iets aan veranderen.
42
“Wickedness of the invasion”
152
Engelse reacties op de nieuwe relatie met de Republiek der Verenigde Nederlanden. In de winter van 1688 arriveerden Willem en de zijnen in Torbay.153 In de dagboeken van Constantijn Huygens Jr. en andere bronnen is te lezen hoe Willem met open armen werd ontvangen door de Engelsen.154 Maar met Willem de veroveraar ontvingen zij ook duizenden Nederlandse soldaten en raakten zij verwant aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De vraag is of de Engelsen hier wel over te spreken waren. In dit hoofdstuk worden de pamfletten, die in Engeland verschenen tussen 1688 en 1702 en betrekking hebben op de veranderende relatie tussen Engeland en de Republiek, onderzocht. In de eerste paragraaf worden de pamfletten verschenen in 1688 en 1689 behandeld. Hiervoor is gekozen omdat in deze periode de Engelsen moesten wennen aan de Nederlandse stadhouder-koning en aan de nieuwe relatie met hun oosterburen. In de tweede paragraaf richt ik me op een wat langere periode, namelijk die van 1690 tot en met 1695. 1695 zou volgens de literatuur een breekpunt moeten zijn, omdat door de dood van Mary de relatie tussen Willem en het Engelse volk veranderde. In de derde paragraaf zien we in hoeverre dit het geval bleek en hoe de dood van Mary de relatie met de Republiek beïnvloedde. Dit waren tevens de jaren waarin de vrede met Frankrijk werd getekend. In de laatste paragraaf behandel ik de laatste jaren van het leven van Willem. In deze periode zijn de Engelsen kritisch over hem. Daarnaast vochten ze niet langer zij aan zij met de Republiek in een oorlog waardoor de samenwerking tussen de twee landen veranderde.
4.1 1688-1689: Enslaved by the Dutch. De invasie van Willem maakte onder de Engelse pamfletschrijvers veel los. In verschillende pamfletten schreven zij veelal wantrouwende stukken over Willem en zijn land van herkomst. De pamfletten die verschenen in deze periode waren overwegend negatief over het koningschap van Willem, de nieuwe relatie met de Republiek en de intenties van haar inwoners. In deze paragraaf zal ik respectievelijk de mening van de Engelsen ten opzichte van de invasie, de samenwerking tussen de twee landen, de handel van de Engelsen, de oorlog tegen Frankrijk en de mening over de Nederlanders aan de hand van verschillende pamfletten, onderzoeken. Zoals gezegd landden Willem en zijn soldaten op 5 november 1688 in Torbay in het zuiden van Engeland. Na aankomst werd en door het hele land het pamflet ‘The Declaration of Reason’, 152
The Dutch Design Anatomized or, a discovery of the wickedness and unjustice of the intended invasion, and a clear proof that it is the interest of all the king’s subjects to defend his masjesty and their coutry against it ([Londen] 1688). 153 Israel, ‘The Dutch role in the Glorious Revolution’, 105. 154 C. Huygens jr., Journalen. Derde deel (Utrecht 1888)
43
geschreven door Burnet in opdracht van Willem, verspreid. Dit pamflet moest de mening van de Engelsen ten opzichte van de invasie positief beïnvloedden. Dit plan van Willem mislukte. In 1688 verscheen het pamflet ‘The Dutch Design Anatomized or, a discovery of the wickedniss and unjustice of the intended invasion, and a clear proof that it is the interest of all the king’s subjects to defend his masjesty and their coutry against it’. Dit pamflet, geschreven door een aanhanger van de Church of England, benadrukte al in de titel hoe de Engelsen zich moesten verzetten tegen de invasie gepland door de Republiek. Al jaren waren de Nederlanders op verschillenden manieren bezig onvrede in Engeland te brengen. Het citaat “methods the dutch used to create our discontents” over hoe Willem de “good communication between the King and his people” tegenhield, gaf dit weer.155 Zij zouden de geboorte van de zoon van Jacobus en zijn vrouw aangrijpen om de macht in Engeland over te nemen. Waar in Engeland volgens de pamfletten het meest voor werd gevreesd, was de invloed die de nieuwe relatie met de Republiek zou hebben op hun handel. Al sinds jaar en dag waren de twee naties op zee elkaars vijanden geweest. De Nederlandse handel in Oost-Indië was ten tijde van de invasie, zo blijkt uit de pamfletten, substantiëler dan die van de Engelsen.156 Uit verschillenden pamfletten bleek dat men vreesde dat het Nederlandse aandeel in de wereldhandel, door het koningschap van Willem, zou stijgen. In het pamflet ‘The Dear Bargain. Or, a true representation of the state of the English nation under the Dutch. In ‘a letter to a friend’, verschenen in 1689, kwam deze angst duidelijk naar voren. Zo schreef de auteur dat de Republiek altijd al jaloers was geweest op de Engelse handel en dat zij, doordat zij nu overheerser was van Engeland, de Engelsen nog meer zou uitsluiten van de universele handel. De auteur schreef dat: “the Dutch have our trade and the french have our ships and men”.157 In dit pamflet werd verlangend teruggekeken naar de tijden van Cromwell en Jacobus. Tijdens het koningschap van Jacobus was de handel van de Engelsen enorm toegenomen en door de verdragen die ten tijde van Cromwell met de Republiek getekend waren, hadden de Nederlanders een ongunstige handelspositie gekregen. Gevreesd werd dat, onder de heerschappij van Willem, deze verdragen zouden worden teruggedraaid. In het pamflet ‘The Dutch Design’ schreef de auteur hoe “the Dutch have wormed us out of the Trade of the East-Indies; and that their injust dealing that heretofore occasioned great wars between Engeland en the United Province.”.158
155
The Dutch Design Anatomized. K.N. Chaudhuri en J.I. Israel, ‘The English and the Dutch East India Compagnies and the Glorious Revolution 1688-9’ in: J.I. Israel (ed.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its world impact (Cambrigde 1991) 407-438, aldaar 437-438. 157 The Dear Bargain. Or, a true representation of the state of the English nation under the Dutch. In a letter to a friend ([Engeland] 1689). 158 The Dutch Design Anatomized. 156
44
De oorlog met de Fransen werd in de pamfletten ook bekritiseerd. Niet enkel kostte het de Engelse staat veel geld, ook vond men dat de oorlog niet in het belang van Engeland was.159 De neutraliteit had de Engelsen, onder andere op gebied van de handel, veel opgeleverd. De oorlog zorgde voor een verbod op handel met de Fransen en het onderhouden van het leger en de vloot kostte veel geld. In pamfletten werd geschreven hoe de oorlog slechts de staatskas van de Republiek vulde.160 Ook schreef men hoe de Nederlanders de Engelsen in de oorlog tegen de Fransen hadden gelokt. De alliantie had volgens het pamflet, genaamd ‘A letter from a nobleman in London, to his friend in the country: written some months ago’, juist gemeden moeten worden. Zo schreef de auteur dat “the Dutch dull as they are have out-witted the English and by a trick drawn ut into a war to defend them against France”. De gewapende vijanden waren alleen van plan Engeland te ruïneren.161 In dit pamflet werd benadrukt tevens dat koning Willem zich goed moest realiseren dat zijn belangen in de Republiek, niet samengingen met de belangen van Engeland die hij juist moest behartigen. De oorlog tegen Frankrijk was hier een voorbeeld van. Want “neutrality was in the true interest of Engeland”.162 Niet alleen de gevolgen van de samenwerking waren onderhevig aan stevige kritiek, ook de Nederlanders zelf werden in pamfletten bekritiseerd door de Engelse auteurs. Zo werd in het pamflet ‘The Dutch Design Anatomized’ geschreven dat de Nederlanders gek waren omdat ze overal belasting op hieven. Er werd gevreesd dat deze vreemde gewoonte ook ingevoerd zou worden in Engeland. Daarnaast hadden de Nederlanders met hun onrechtmatige gedrag jegens de Engelsen al vele oorlogen veroorzaakt en dit had de Engelsen veel geld gekost.163 In ‘Some reflections upon his highness the prince of Orange’s declaration’ werd de Staten-Generaal neergezet als een onverstandig handelend politiek orgaan. Zij hadden, na gezworen te hebben nooit meer een stadhouder te erkennen, zonder weerstand te bieden Willem aangenomen als stadhouder. De Staten-Generaal gaven de stadhouder teveel macht en hadden hem nu zelfs gesteund in een missie die hem koning maakte. Hierdoor zou zijn niet-monarchale positie in de Republiek naar alle waarschijnlijkheid een stuk meer monarchaal worden.164 Ook de soldaten uit de Republiek die gestationeerd waren in Engeland, werden in een negatief daglicht gezet. In het pamflet ‘The Dutch Design Antonomized’ werd geschreven dat de Nederlandse soldaten plunderden, brand stichtten, vernielden en stalen van de Engelse burgers.165
159
Aanspraak van den Marquis de Albeville aan zijn meester den Koning van Engeland […] ([Londen] 1688) [Knuttel 13.010]. 160 The Dear Bargain. 161 A letter from a nobleman in London, to his friend in the country: written some months ago ([Londen] 1689). 162 Ibidem. 163 The Dutch Design Anatomized. 164 Some reflections upon his highness the prince of Orange’s declaration ([Engeland] 1688). 165 The Dutch Design Anatomized.
45
Uit de reacties op de Nederlanders als volk en hen aanwezigheid in Engeland, bleek dat de Engelsen in ieder geval niet onverdeeld positief waren over hun oosterburen. De Nederlanders waren niet te vertrouwen. Maar niet alle pamfletten berichtten negatief over de invasie van de Republiek. Zo werd in het vertaalde pamflet ‘Koning William of Koning Louis zijnde een aanwijsing van de onvermijdelijk noodzakelijkheid deezer natien, om sich gantshelijk aan een van die beyde koningen te submitteren, zulks dat het verschil niet is tussen K. William en K. Jacobus, maar tusschen K. William en K. Louis’ de komst van Willem bejubelt. Samenwerking met de Nederlandse stadhouder was volgens dit pamflet te prefereren boven samenwerking met de Franse koning. “Holland onse magtige gebuur zal magtig zijn om sich selve the secureren, ons te helpen, en so doende het Protestants interest over geheel Europa te versekeren”. De stadhouder zou dus zorgen voor vrede in heel Europa. 166 Ook in ‘Vindication of the present Great Revolution in England in five letters’ werd niet alleen negatief bericht over de komst van de Nederlanders. Zo hadden zij de Engelsen gered van de slavernij.167 Deze positieve documenten waren in Engeland echter zeer schaars. Wat opvalt in de documenten die in deze twee jaar verschenen in Engeland is dat de Engelse auteurs geen duidelijk onderscheid maakten tussen de invasie van Willem en het handelen van de Republiek. Willem was op het moment van de invasie onlosmakelijk verbonden met de Republiek. In de pamfletten kwam duidelijk naar voren dat men zich realiseerde dat Willem met geld van de StatenGeneraal zijn overtocht had kunnen maken. Wellicht had dit te maken met het feit dat vooral de Republiek hoopte veel voordeel te halen uit de expeditie. De Engelsen voelden dat Willem zijn Nederlandse vrienden graag tegemoet kwam.168 In de ogen van de Engelsen moet het vaak geleken hebben dat Willem handelde in het voordeel van de Republiek en dat de belangen van de Engelsen daardoor op de achtergrond raakten. Dit kwam tot uiting in de kritiek op de oorlog tegen Frankrijk en op de handel in Oost Indië. Al met al kwam de sfeer van onvrede overduidelijk naar voren in de pamfletten die verschenen in 1688 en 1689.
4.2 1690-1694: Vriend of vijand? Tussen 1690 en 1695 verschenen er aanzienlijk minder en aanzienlijk minder felle pamfletten. Aan de komst en de kroning van Willem kon niet veel meer veranderd worden. De Engelsen moesten leren leven met hun buitenlandse vorst. Desalniettemin bleven ze in de pamfletten die wel verschenen fel gekant tegen Willem en de Engelse samenwerking met de Republiek. In de pamfletten werd benadrukt
166
Koning William of Koning Louis zijnde een aanwijsing van de onvermijdelijk noodzakelijkheid deezer natien, om sich gantshelijk aan een van die beyde koningen te submitteren, zulks dat het verschil niet is tussen K. William en K. Jacobus, maar tusschen K. William en K. Louis […] ([Londen] 1689) [Knuttel 13.259]. 167 Vindication of the present Great Revolution in England in five letters […] ([Londen] 1689). 168 Israel, ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade’, 79
46
hoeveel nadelige gevolgen de komst van Willem had en dat de samenwerking met de Republiek Engeland niets opleverde. Ook de wereldhandel en de oorlog tegen Frankrijk bleven een punt van discussie. De handel met Oost-Indië was van groot belang voor Engeland. 169 Dit werd in verschillende pamfletten benadrukt. Engelse auteurs bekritiseerden de Nederlandse overheersing op zee. Zo werd er in het pamflet ‘A plain relation of the late action at sea between the Engeland and Dutch, and the French fleets’ geschreven hoe de handel verloren ging aan de vijanden van de Engelsen.170 In ‘Klagte van verscheydende kooplieden en handelaars vanuit Londen aan de tegenwoordige bewindhebbers der oostindische compagnie' werd de Nederlandse Oost-Indische compagnie verweten dat zij snoodheden pleegden jegens de Engelsen. In het pamflet werd tevens de positie van de Hollanders in Oost-Indië bekritiseerd. Hun rol en de manier waarop zij met de mensen daar omgingen stond de auteur van het pamflet tegen.171 Dat Willem de goede handelspositie van de Republiek in Engeland probeerde te behouden, leverde hem in het pamflet ‘A reply to an answer from a friend to the apology for the English nation, that the trade to the East-Indies and Africa should be free’ veel kritiek op. In het pamflet stond dat “the trade by the English in a compagny, it will not hold unless the can make an English compagny to be equal to the Dutch in power”. Volgens dezelfde tekst zou de koning van Engeland de inwoners van de gebieden waarmee de Engelsen en Nederlanders handelden, moeten beschermen tegen het geweld en de onderdrukking. Handel met slechts Engelsen zou beter zijn voor deze gebieden, want hoewel de Republiek een groter handelsaandeel had in dit gebied, zou de handel met de Engelsen voor de prinsen van Perzië, China en Indië, goedkoper zijn.172 De concurrentie op zee tussen de twee landen zorgde dus nog altijd voor veel spanning. Op zee kwamen de vloten van de Engelsen en de Republiek vaker met elkaar in aanraking. In de oorlog tegen de Fransen waren zij genoodzaakt samen te werken. Over deze samenwerking waren de Engelse zeelui niet te spreken. In het pamflet ‘A plain relation of the late action at sea between the Engeland and Dutch, and the French fleets’ werd geschreven dat “the Dutch squadron, wich is generally agreed to have behaved very bravely, tho the particulars are not yet known to us”. De gemiste overwinningen werden tevens aan de Nederlandse vloot toegeschreven.173 De oorlog tegen de Fransen bleef dus in pamfletten naar voren komen, maar niet altijd meer gevolgd door een kritische noot. In pamflet ‘A letter to a Lord in answer to a late pamphlet, entituled, the causes of the present 169
About the East-India trade ([Engeland] 1692). A plain relation of the late action at sea between the Engeland and Dutch, and the French fleets […] ([Londen] 1690) [Knuttel 13.402]. 171 Klagte van verscheydende kooplieden en handelaars van Londen tegen de tegenwoordige bewinthebbers der oostindische compagnie […] ([Amsterdam] 1691) [Knuttel 13.598]. 172 A reply to an answer from a friend to the apology for the English nation, that the trade to the East-Indies and Africa should be free ([Londen] 1692) [Knuttel 13.740]. 173 A plain relation of the late action at sea. 170
47
fears and dangers of the government, in a discourse between a Lord-Lieutenant and one of his deputies’ werd benadrukt hoe de oorlog ervoor had gezorgd dat de belasting omhoog was gegaan, maar dat ze wel “will be chearfully paid as ever; especially since their last assistance, had produced such a seucces at sea as may be of more advantage to the Engelish nation (…)”. De auteur van dit pamflet zag de oorlog tegen Frankrijk als positief, want het had de Engelsen een machtigere positie op zee gebracht.174 Het leek alsof men vrede had met de oorlog tegen Frankrijk. In ‘Short and Impartial considerations upon the present state of affairs in England’ werd benadrukt dat “we should make a wrong calculation if we think our selves stronger then the French at sea without our conjunction with the Dutch, as it is certain they cant carry on the war at land without our help.”.175 De oorlog tegen Frankrijk was in eerste instantie niet hetgeen waarvoor de Engelsen hadden gekozen, maar eenmaal in oorlog zagen de auteurs in dat het van groot belang was hem te winnen. Daarnaast werd de rechtmatigheid van het koningschap van Willem in twijfel getrokken. In de discussies over deze rechtmatigheid werden Willem en de Republiek echter niet meer in een adem genoemd. De kritiek die geleverd werd op Willem, werd geleverd op zijn handelen. Hoewel zijn relatie met de Republiek als zeer onwenselijk werd ervaren, werd de schuld hiervan niet aan de Republiek toegeschreven, maar aan Willem zelf. Hij was degene die de belangen van de Engelse natie behoorde te verdedigen. 176 Tussen 1690 en 1695 veranderde de relatie tussen de Republiek en Engeland. Ze waren genoodzaakt samen te werken in de oorlog tegen Frankrijk.
In deze
samenwerking waren de Engelsen niet te spreken over de inzet van het leger van de Republiek. De handel in Oost-Indië bleef een smet op de relatie tussen beide landen. Door de concurrentie, de jaloezie en de voorname positie van de Republiek in de handel, bleven Engelse pamfletschrijvers negatief schrijven over hun oosterburen.
4.3 1695-1699: Oorlog en vrede Tijdens de laatste jaren van het koningschap van Willem veranderde er veel voor de koning. Met de dood van zijn vrouw viel een belangrijke link met Engeland weg.177 Daarnaast kwam er een einde aan de oorlog tegen Frankrijk, waarmee een belangrijk element in de samenwerking tussen de Republiek en Engeland ophield met bestaan.178 In hoeverre veranderde deze gebeurtenissen de relatie tussen beide landen?
174
A letter to a Lord in answer to a late pamphlet, entituled, the causes of the present fears and dangers of the government, in a discourse between a Lord-Lieutenant and one of his deputies ([Londen] 1692) [Knuttel 13.737]. 175 Short and Impartial considerations upon the present state of affairs in England ([Londen] 1692) [Knuttel 13.741]. 176 Short and Impartial considerations upon the present state of affairs in England; Bondigh Vertoogh […] ([Den Haag] 1693) [Knuttel 13.905]; A Dialogue between Whig and Tory, Alias Williamite and Jacobite. […] ([Engeland] 1693) [Knuttel 13.909]; King William and Queen Mary Conquerors: or discourse […] ([Londen] 1693) [Knuttel 13.908] 177 Troost, Willem III, 215. 178 Ibidem, 248.
48
In 1694 overleed Mary. Waar in de pamfletten in de Republiek veelvuldig verwezen werd naar de dood van Mary en de daardoor veranderde relatie tussen Engeland en de Republiek, zijn deze pamfletten in Engeland schaarser. In 1696 kwamen er meerdere complotten tegen de koning aan het licht. Zonder Mary was de rechtmatigheid van de positie van Willem minder sterk geworden. Daarnaast hoefden tegenstanders nu alleen maar Willem te vermoorden om een vacante troon te creëren, want Mary was reeds overleden. In pamfletten werd verschillend gereageerd op deze pogingen tot moord. In de pamfletten die verschenen in de Republiek werd er geschrokken gereageerd, maar was de boosheid niet gericht op de Engelsen. In de pamfletten die in Engeland verschenen over de complotten werd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de woede die zij voelden ten opzichte van Willem en de relatie die het land had met de Republiek. De kritiek die werd geleverd ging opnieuw over de manier waarop Willem op de troon was gekomen. In het pamflet ‘Oprechte copien van de tegenwoordige associatien van de Lord en Gemeens-Luyden in het parlement vergadert (…)’ werd geschreven: “dat het parlement van Engeland geen macht heeft om de successie van d Kroon van het Koninkrijk te reguleren”179. Tot het einde van de oorlog tegen Frankrijk verschenen er kritische pamfletten over de Engelse deelname. In 1697 schreef een auteur in ‘The late king James’s manifesto answer’d paragraph by paragraph werein the weakness of his reasons is plainly demonstrated’ dat de Engelsen te makkelijk in de alliantie waren gestapt en de strijd met de Fransen waren aangegaan. De noodzaak van de oorlog was voor de Engelsen vele malen minder groot dan voor de inwoners van de Republiek. Ook werd er kritiek geleverd op het feit dat de Republiek onafhankelijk van Engeland vrede sloot met Frankrijk.180 In het pamflet ‘A letter ballancing the necessity of keeping a landforce in times of peace: with the dangers that may follow on it’ werd benadrukt hoe de Nederlanders de oorlog over zichzelf hadden afgeroepen. Door een tekort aan soldaten waren ze niet in staat geweest om oorlog te voeren. Als zij het aantal soldaten hadden vergroot was deelname van Engeland aan de oorlog nooit aan de orde geweest.181 Zelfs in pamfletten, die een positievere weergave van de Nederlandse belangen zouden moeten geven, werden zij nog in een negatief daglicht gesteld. In 1699 verscheen een pamflet van een Engelsman die, al dan niet daadwerkelijk, naar de Republiek was gereisd. Hier was hij in aanraking gekomen met de inwoners van de Nederlanden en tot het inzicht gekomen dat zij ook positieve karaktereigenschappen bezaten. Zo waren ze strijdlustig en dapper. Maar ook deze auteur benadrukte dat de Nederlanders hun
179
Oprechte copien van de tegenwoordige associatien van de Lords en gemeents-luyden in het op parlement vergadert […] ([Amsterdam] 1696) [Knuttel 14.221]. 180 The late king James’s manifesto answer’d paragraph by paragraph werein the weakness of his reasons is plainly demonstrated ([Londen] 1697) [Knuttel 14.280]. 181 A letter ballancing the necessity of keeping a landforce in times of peace: tiwht the dangers that may follow on it ([Engeland] 1697) [Knuttel 14.292].
49
buren (Engeland) hadden gebruikt in hun eigen voordeel. Hiermee eindigde zelfs dit positieve pamflet met een uiterst kritische en negatieve noot.182
4.4 1700-1702: Nieuwe conflicten In 1700, toen de vrede tussen Engeland, de Republiek en Frankrijk al lang getekend was, raakten de drie landen opnieuw verwikkeld in een conflict. Dit maal betrof het de Spaanse troonopvolging. Engeland en Frankrijk stonden in dit conflict tegenover elkaar en, anders dan bij het voorgaande conflict, raakte deze ontwikkeling ook de trots van de Engelsen. De Republiek en Engeland hadden gedeelde belangen en men zou dus verwachten dat zij door dit conflict nader tot elkaar zouden komen.183 In de daaropvolgende jaren bleek de mening van de Engelsen over hun oosterburen, echter onveranderd. Daarnaast werd, na meer dan tien jaar ‘buitenlandse overheersing’, de balans opgemaakt. Wat had het Engeland gebracht en wat had het hen gekost? De troonopvolging in Spanje zette in Europa de verhoudingen op scherp. Frankrijk kwam opnieuw lijnrecht tegenover de Republiek en Engeland te staan. De twee landen waren daardoor opnieuw genoodzaakt samen te werken, want zij hadden dezelfde belangen met betrekking tot de troonopvolging. Een troonopvolger die gerelateerd was aan het Franse koningshuis zou de macht van Frankrijk teveel vergroten. In ‘A letter to a member of parliament in the country concerning the presen posture of affairs in christendom’ werd benadrukt dat “The Treaty could never have brought any prejudice upon our trade nor that of the Dutch in the Mediterranean; but on the contrary, that the acception of the Will is more likely to Ruine our trade; both there and elsewhere.”. 184 Wanneer Engeland en de Republiek zouden samenwerken, kon het verdrag worden tegengehouden.185 In 1701 verscheen er een pamflet dat nadrukkelijk over de troonopvolging in Engeland ging. Het pamflet genaamd ‘The succession of the crown of England considered’ gaf een lijst met voorwaarden waaraan de volgende koning en koningin zouden moeten voldoen. Elke eis benoemde een minpunt van Willem. Zo was hij niet geboren in Engeland, sprak hij de taal niet vloeiend, had hij gedeelde loyaliteit omdat hij tevens belangen had in de handel van de Republiek en kende hij het Engelse volk niet voldoende. Hierdoor was hij niet in staat geweest in “the interest of the people” te handelen.186 Ook in 1702 verscheen een pamflet dat inging op de wensen die men had voor een nieuwe koning. In ‘Speech of a bold Britain in parliament against the Dutch prince of Wales’ werd beschreven dat gedeelde belangen een groot probleem hadden gevormd. De Engelsen waren jaloers op de Nederlanders die in hun land grond en titels kregen van de koning. Hieruit bleek dat hij altijd de 182
An answer to a late ill-natur’d libel entituled a trip to Holland being […] ([Londen] 1699) [Knuttel 14.447]. Troost, Willem III, 255-256. 184 A letter to a member of parliament in the country concerning the presen posture of affairs in christendom […] ([Londen] 1700) [Knuttel 14.510]. 185 The two great questions consider’d […] ([Londen] 1700) [Knuttel 14.511]. 186 The succession of the crown of England considered ([Londen] 1701) [Knuttel 14.541]. 183
50
Republiek bevoordeelde. Ook “places of power were given to foreigners”. De staf en vrienden van Willem waren en bleven buitenlanders, indringers, in Engeland.187 Ook de inwoners van de Republiek werden in de laatste twee jaar van Willems koningschap flink bekritiseerd. Twee pamfletten, verschenen in 1701 en 1702, toonden het wantrouwen aan dat er nog altijd bestond ten opzichte van de Nederlanders. In ‘An essay upon the present interest of England’ werd benadrukt hoe de Nederlanders beschermd moesten worden, niet in het belang van de Republiek maar in het belang van de Engelsen. Wanneer Engeland niet langer de Republiek zou steunen op diplomatiek en militair vlak, dan zouden de Nederlanders overlopen naar de kant van de Fransen en daar steun zoeken. Er werd omschreven hoe “Tis highly probable that the Hollanders will be able to preserve their government no other way, than by throwin themselves into the Pretection of France; and in this case their whole Power by sea will be always ready to act against us at the will of France”.188 De Republiek was in de ogen van de auteur onbetrouwbaar en wisselde erg makkelijk van bondgenoot. Het land zou altijd aansluiting zoeken bij degene waarvan zij de meeste vruchten konden plukken.189 Handel bleef ook in de laatste twee jaar dat de Republiek en Engeland een vorst delen een heikel punt. De Nederlanders zouden altijd jaloers zijn gebleven op het succes dat de Engelsen hadden op zee. In ‘Paradoxes of state, relating to the present juncture of affairs in Engeland and the rest of Europe; chiefly grounded on his majesty princely, pious and most gracious speech’ werd geschreven “it will be very difficult so to manage any acquisitions in the Spanish west Indies, without laying the foundation of an enternal jealousy between us en the dutch, which would at last unquestionably break our union”. De concurrentie tussen de twee landen was blijkbaar zo groot dat het allianties zou kunnen verbreken en het zou de samenwerking tussen beiden altijd in de weg zitten.190 In ‘Speech of a Bold Britain’ werd nog een keer benadrukt wat de invasie in 1688 had gedaan met Engeland. Het land was een “colony of the Dutch” geworden. Ze hadden veel moeten inleveren door de aan Nederland loyale koning. Duidelijk was, dat nooit meer! Tussen 1688 en 1702 was de opinie over de samenwerking met de Republiek in Engeland bijna onverdeeld negatief. In pamfletten werd er grofweg op drie punten felle kritiek geleverd: de handel waarin Engeland en de Republiek concurreerden, de oorlog tegen de Fransen en het aandeel dat de
187
Gloria Cambria or the speech of a bold Britain in parliament against the Dutch prince of Wales ([Londen] 1702). 188 An essay upon the present interest of England […] ([Londen] 1701) [Knuttel 14.598]. 189 Ibidem. 190 Paradoxes of state, relating to the present juncture of affairs in Engeland and the rest of Europe; chiefly grounded on his majesty princely, pious and most gracious speech […] ([Londen] 1702) [Knuttel 14.660].
51
Republiek in de oorlog had en over de mentaliteit van de inwoners van de Republiek en de StatenGeneraal. De handel was van groot belang voor de Engelsen. In de handel in Oost-Indië had de Republiek echter een groter aandeel. De Engelsen concurreerden hevig met de Nederlanders waarbij strijd niet uitbleef. De jaloezie van de Nederlanders op de Engelse handel werd gedurende de gehele regeerperiode van Willem benadrukt. Het koningschap van Willem zou ervoor zorgen dat de handelspositie van de Republiek verbeterde, in plaats van verslechterde. In werkelijkheid bleek dit echter niet het geval.191 Dit kwam Willem en de Republiek op felle kritiek te staan. De oorlog met Frankrijk werd maar in weinig pamfletten als positief beschouwd. Neutraliteit had de Engelsen veel meer gebracht. Maar eenmaal in oorlog, werkten de twee landen wel samen. Op de manier van oorlog voeren werd maar weinig kritiek geleverd door de Engelsen. Op een bepaalde manier leek de gemeenschappelijke vijand in dat opzicht de landen nader tot elkaar te brengen, al bleek uit de pamfletten dat Engeland nooit aan die oorlog had moeten deelnemen. Over het handelen van de inwoners van de Republiek en de Staten-Generaal werd in de pamfletten, behalve een, negatief gesproken. De inwoners waren onbetrouwbaar. Zo wisselden ze gemakkelijk van coalitiepartner. Ook het feit dat zij zomaar Engeland waren binnengevallen, maakte hen bij de Engelsen niet geliefd. In de ogen van de meeste auteurs had de Republiek hen niet gered van tirannie of hen vrijheid gebracht. Integendeel. Ze waren alleen naar Engeland gekomen uit eigenbelang: om hun macht uit te breiden, hun oorlog te voeren en hun handel te vergroten. Engeland in handen gevallen van hun vijand.
191
Jones, ‘Sequel to the Revolution’, 406.
52
Conclusie De invasie die Willem en de Staten-Generaal in 1688 plande, heeft grote invloed gehad op de loop van de geschiedenis. Engeland werd na jaren van neutraliteit in Europese oorlogen betrokken waardoor de negenjarige oorlog tegen de Fransen werd gevochten. Door de oorlog werd Engeland genoodzaakt een grote en machtige vloot te bouwen met het gevolg dat zij op zee een nog grotere concurrent werden van de Republiek. In beide landen werd er geschreven over de invasie en de daaropvolgende jaren. Wanneer je de pamfletten uit beide landen naast elkaar legt en met elkaar vergelijkt blijkt dat in de landen verschillend tegen de invasie, de samenwerking en de koning werd aangekeken. De invasie en het koningschap Er zijn grote verschillen tussen de pamfletten die verschenen in de Republiek en de pamfletten die gedrukt werden in Engeland over de expeditie van Willem. Allereerst waren de pamfletten die in de Republiek verschenen overwegend positief over de invasie terwijl in de pamfletten in Engeland vooral de nadelen van de expeditie werden benadrukt. Uit verschillende pamfletten blijkt dat er in de Republiek werd gehoopt dat de invasie en het daarop volgende koningschap van Willem, voor gunstige (handels)omstandigheden zou zorgen. De Republiek zat vanaf de regeerperiode van Cromwell (1649-1658) vast aan de Navigation Act die de handel belemmerde. Er werd gehoopt dat Willem dat verdrag zou kunnen ontbinden. In de Republiek werd tevens gehoopt dat met de overheersing van Willem, de Engelsen zich zouden aansluiten bij de alliantie en mee zouden vechten in de oorlog tegen de Fransen. Zij hoopten met die samenwerking eindelijk af te kunnen rekenen met de Fransen die al jaren lang de grenzen van het rijk probeerde te verleggen, in het nadeel van de Republiek. De strijd op zee en op het land kon niet door de Republiek alleen gewonnen worden. Zij hoopten dat hun land machtiger en sterker zou worden door het koningschap van Willem. De Engelsen dachten óók dat de Republiek machtiger zou worden door het koningschap van Willem, maar zij hoopten hier niet op; zij vreesden ervoor. In Engelse pamfletten werd overwegend negatief gereageerd op de invasie van Willem. Zij gebruikten, in tegenstelling tot de Nederlanders, het woord invasie om de komst van Willem mee uit te drukken, terwijl in pamfletten uit de Republiek gesproken werd van een expeditie of onderneming. De Engelsen voelden zich alsof het land werd binnengevallen door de Republiek. Uit pamfletten blijkt dat zij dachten dat de Nederlanders, met het koningschap van hun stadhouder, erop hoopten dat de omstandigheden voor de Republiek gunstiger zouden worden. Gedurende het koningschap van Willem werd er in pamfletten verlangend teruggeblikt op de regeerperiode van Cromwell, waarin de Nederlanders met verdragen en oorlogen, onder de duim werden gehouden. In de Engelse pamfletten werden de argumenten die Willem in zijn Declaration of Reason aandroeg niet benoemd. In slechts enkele pamfletten werd benadrukt hoe Willem de Engelsen kwam redden van de tirannie van Jacobus; de nadelen die de overheersing van Willem met zich mee
53
bracht werden echter in de Engelse pamphlets het meest beschreven. Er werd gevreesd voor een slechtere handelspositie, een oorlog met Frankrijk, de staat van het land, verval van religie en een te machtige overheid. Opvallend is dat er in Engeland en de Republiek verschillend werd gedacht over door wie de expeditie was geïnitieerd. De Engelsen noemden in de pamfletten zowel de Staten-Generaal en de Republiek, als de stadhouder zelf als initiator. Zij gaven daarom ook de Republiek in zijn geheel de schuld van het leed dat de invasie hen opleverde In de Republiek werd Willem vooral gezien als degene die de invasie mogelijk had gemaakt. Hij werd in pamfletten geprezen. De Republiek werd niet genoemd als compagnon in de expeditie naar Engeland. Er werd in de Republiek en Engeland verschillend gedacht over het koningschap van Willem en Mary en wat die kroon daadwerkelijk betekende. Natuurlijk waren zij door de invasie regenten geworden in Engeland en waren zij daarnaast nog altijd stadhouders van de Republiek. Maar uit de Engelse pamfletten blijkt dat er in Engeland het gevoel overheerste dat Willem en Mary op de eerste plaats de belangen van de Republiek behartigden. Zij ervoeren daarom denk ik het koningschap van beiden als buitenlandse overheersing. Het feit dat Willem graag zijn Nederlandse vertrouwelingen belangrijke banen hoge functies toebedeelde in Engeland, zal dit gevoel hebben versterkt. Ook de aanwezigheid van de Nederlandse soldaten droeg bij aan dit gevoel. De roep om een verdrag dat een buitenlandse koning uitsloot van troonopvolging is hierdoor ook te verklaren. De Engelsen voelden zich gevangen van hun grootste concurrent. In de Republiek werden Willem en Mary, ook door het tegenvallende voordelen die het koningschap de Republiek bracht, steeds meer gezien als koning en koningin van Engeland. Willems functie als stadhouder raakte steeds verder op de achtergrond en meer en meer zagen de Nederlanders zijn loyaliteit verschuiven. Wanneer een voor de Republiek nadelige beslissing werd genomen, namen zij dit de koning kwalijk, niet de Engelsen. De kijk van de Nederlanders op de Engelsen veranderde dus nauwelijks terwijl de Engelsen Willem en de Nederlanders de schuld gaven van al hun tegenslagen. Zij voelden zich volgens verschillende pamfletten slaven van de Nederlanders, terwijl de Republiek zich in pamfletten niet overheersers van de Engelsen noemden. Dit gevoel in de Republiek had twee oorzaken: zij voelden zich niet verantwoordelijk voor de invasie en zij hadden geen enkele invloed op de beslissingen die in Engeland genomen werden. De stadhouder was in de Republiek weliswaar machtig, maar het uitvoerend orgaan was de Staten-Generaal. Ook hierdoor zullen de Nederlanders anders dan de Engelsen hebben gedacht over de invloed die zij als staat in Engeland konden uitoefenen. In de Republiek werd Willem veel minder gezien als hoofd van de staat als in Engeland, waar hij echt het staatshoofd was.
54
Samenwerking in de oorlog Een van de voornaamste ambities van Willem tijdens zijn koningschap was het uitbreiden van de alliantie tegen Frankrijk. Over het belang van de oorlog en de rol van beide landen in de oorlog werd in pamfletten zeer verschillend bericht. Engelsen pamfletten berichtten, zeker in de eerste jaren van de oorlog, negatief over de Engelse deelname. Door de handelsblokkades en de grote hoeveelheden geld die in de oorlog geïnvesteerd moest worden, kostte de oorlog Engeland meer dan dat het hen opleverde. In de Republiek was die niet het geval. Zij werd al sinds de jaren ’70 van de zeventiende eeuw bedreigt door de Fransen. De oorlog was voor hen geen keuze, maar een gegeven. In pamfletten over de oorlog werd door beide landen kritiek geleverd op de inzet van de ander. De twee zeemachten moesten samen strijden en ook elkaars bevelen opvolgen. Het is niet vreemd dat de twee vloten, die nog maar kort daarvoor tegen elkaar hadden gestreden, niet meteen goed konden samenwerken en elkaar bekritiseerden. Concurrenten op zee Waar de Engelsen en de Nederlanders elkaar ook regelmatig tegenkwamen was in hun handelsgebieden, waaronder Oost-Indië. Hier waren zij enkel elkaars concurrenten. Het handelsaandeel van de Republiek was groter dan dat van de Engelsen. Tijdens het koningschap van Willem zouden de Engelsen de handelspositie van de Republiek, ironisch genoeg dankzij Willem en de vloot die hij liet bouwen, overnemen. Het feit dat de twee naties elkaars grootste concurrent waren op zee, maakte de samenwerking op alle fronten moeilijker. Voor de Engelsen maakte het de het koningschap Willem, stadhouder van hun grootste concurrent, pijnlijk, want als Willem de Republiek een gunstigere handelspositie ten opzichte van de Engelsen zou geven, zou de Engelse handel schaden. De Engelsen hadden juist belang bij een verzwakte Republiek, want dan zou Engeland zijn positie in bijvoorbeeld Oost-Indië, kunnen verbeteren. Na jarenlang verlies te hebben geleden door, met name de Hollanders, was het voor hen belangrijk de positie van de Nederlanders te verzwakken. De handel heeft denk ik, naast het koningschap, de relatie tussen beide landen het sterkst beïnvloed. Zeehandel was voor beide landen de belangrijkste bron van inkomsten en de handelspositie in OostIndië kon niet gedeeld worden. De samenwerking tussen beide landen was daarom vanaf het begin gedoemd te mislukken. De strijd werd niet beslist in Europa, maar in het verre oosten. De Nederlanders en Engelsen waren gedoodverfde concurrenten op zee en dit werkte door in elk contact dat er was tussen de inwoners van de landen. Al met al kan aan de hand van de pamfletten geconcludeerd worden dat het koningschap van Willem III en zijn vrouw Mary II de relatie tussen de Republiek en Engeland niet heeft verbeterd. De relatie veranderde, zeker vanuit Engels oogpunt, sterk maar niet in positieve zin. De Engelsen hadden het gevoel overheerst te worden door hun grootste vijand en zij namen dit de Nederlanders kwalijk. Zij rekenden de Republiek al hun tegenslagen, geldtekorten, gebrekkige handel en verlies aan. De
55
Republiek haalde veel meer op het eerste oog zichtbare voordelen uit het koningschap dan de Engelsen. De oorlog tegen de Fransen werd eindelijk gestreden en gewonnen. Deze winst was economisch gezien van groot belang voor de Republiek, want de oorlog kostte hen al jarenlang veel geld. Ook hoopten de Nederlanders dat de handel in Oost-Indië soepeler zou verlopen nu de Engelsen aan dezelfde kant als de Republiek stonden. De voordelen voor de Republiek waren de nadelen voor de Engelsen. Vanaf het begin hadden de twee landen dus al zeer tegengestelde belangen en wensten zij dientengevolge verschillend handelen van de koning van Engeland. Hoewel de twee landen nu samen oorlog voerden en in 1702 kant kozen tegen de Spanjaarden en de Fransen, zagen de landen elkaar op elk ander gebied als grote concurrent. De handel die beiden voerden in Oost-Indië, zorgde er regelmatig voor dat de Engelse en Nederlandse handelaren met elkaar in aanraking kwamen. Uit pamfletten uit beide landen blijkt dat zij elkaar in deze regio, al deelden zij een vorst, zagen als concurrent. De belangen van beide landen lagen mijlenver uit elkaar en de invasie en het daaropvolgende koningschap van Willem legden de verschillende belangen van de landen bloot. In plaats van verbinden, dreef het koningschap van Willem de landen verder uit elkaar. De samenwerking met de Republiek was een pijnlijke herinnering aan al wat Engeland wilde bereiken, namelijk op zee machtiger worden dan de Republiek, waar het voor de Republiek een laatste greep zou zijn naar de macht in Europa. Ironisch genoeg verloor de Republiek na de jarenlange samenwerking haar superieure handelspositie aan Engeland. De “slavery by the Dutch” 192 bracht uiteindelijk de Engelsen meer dan het de Republiek ooit had gegeven.
192
The Dutch Design Anatomized.
56
Literatuurlijst Primaire literatuur: Baldwin, A., The two great questions consider’d […] (Londen, R.T. 1700) [Knuttel 14.511]. Banks, A., Short and Impartial considerations upon the present state of affairs in England (Londen, R. Baldwin 1692) [Knuttel 13.741]. Bodun, E., King William and Queen Mary Conquerors: or discourse […] (Londen, R. Baldwin 1693) [Knuttel 13.908] Bosch, C., Lykdicht op de dood van de doorluchtigste grootmagtigste vorstinne Maria, koninginne door gods genade van Groot Britanje, Vrankrijk en Ierlant, beschermster des geloofs (Den Haag, J. Semeyn 1695) [Knuttel 14.056] Brande van Cleverskercke, J.P., Hoogd mogende Heeren (Den Haag, P. Scheltus1696) [Knuttel, 14.216] Buysero, D., Engelands Lijktranen, gestort op de Uytvaart van de doorlugtigste en grootmagtighste vorstin Maria Stuart Koninginne van Groot Brittanje &c. &c. &c. (Den Haag 1695) [Knuttel 14.063]. C., T. van, Min Heer T. Van C’s Answer to Min Heer H. Van L’s Letter of the 15th of March 1689 Representing the true interest of Holland, and what they have already gained by our losses (Den Haag 1689) D.B., Vrankrijks Woude of ontdekte moordlust tegen het leven van zijn Koninklijke Majesteit van Groot-Britannie Wilhem de derde (Rotterdam, P. van der Slaart 1696) [Knuttel, 14.222] Halifax, G. S., Marquis of, A letter from a nobleman in London, to his friend in the country: written some months ago. Now published for the common good (Londen 1689) Hasmoor, H., Oorlog en Vreede of d’Oorlog door Vreede verjaagt ([Amsterdam, J. Stander 1697) [Van Alphen 522] Huygens jr. C., Journalen. Derde deel (Utrecht 1888) Indise-Raven, C., Consideratie op de middelen tot voordel van den staat, ende afbreuk van den vyand, aangewesen en bewaerheyt overgeven aen haer Hoogh Mogende de Heeren Staten Generaal (Amsterdam, P. Rotterdam 1691) [Knuttel 13.656] Johnston, N., The Dear Bargain. Or, a true representation of the state of the English nation under the Dutch. In a letter to a friend (Engeland 1689) Johnson, S. Bondigh Vertoogh […] (Den Haag, H. Groenhout 1693) [Knuttel 13.905] Lintott, B., Paradoxes of state, relating to the present juncture of affairs in Engeland and the rest of Europe; chiefly grounded on his majesty princely, pious and most gracious speech (Londen, J. Nutt, 1702) [Knuttel 14.660] Rabus, P., Britanje en Neerland in den rouw over ’t afsterven van Haar grootmagtigste majesteit Maria, Koninginne van Groot Britanie, Vrankrijk en Yerland, enz. (Rotterdam 1695) [Knuttel 14.102] Storm, J., William de III de koning van Groot Britt. &c. &c. &c, Uyt e handen der Koningsmoordenaars, door Gods genade, gered. (Haarlem, W. van Kessel 1696) [Knuttel 14.223] 57
Wal, I. Van, Groot Brittanjen in ordre. Door de goede voorsorge van sijn koninklijke hoogheyt Wilhem Hendrik, prince van Orange (Delft, H. van Kroonevelt 1689) [Knuttel 13.265] Welwood J., March, J., Vindication of the present Great Revolution in England in five letters […] (Londen, R. Taylor 1689) Aanspraak van den Marquis de Albeville aan zijn meester den Koning van Engeland […] (Londen 1688) [Knuttel 13.010] Aan zijne hoogheid den heere prinse van Oranje &c. (1689) [Knuttel 13.028] About the East-India trade (Engeland 1692) A Dialogue between Whig and Tory, Alias Williamite and Jacobite. […] (Engeland 1693) [Knuttel 13.909] Aenmerchingen over de nootsaeckelijkcheyt om de correspondentie met Vrankrijk te verbieden. Mitsgaders antwoort op dese bovenstaende aenmerckingen, geschreven aan de Heer *** (1690) [Knuttel 13.364] A letter ballancing the necessity of keeping a landforce in times of peace: tiwht the dangers that may follow on it (Engeland 1697) [Knuttel 14.292] A letter to a Lord in answer to a late pamphlet, entituled, the causes of the present fears and dangers of the government, in a discourse between a Lord-Lieutenant and one of his deputies ([Londen] 1692) [Knuttel 13.737] A letter to a member of parliament in the country concerning the presen posture of affairs in christendom […] (Londen 1700) [Knuttel 14.510] An answer to a late ill-natur’d libel entituled a trip to Holland being […] (Londen, J. Nutt 1699) [Knuttel 14.447] An essay upon the present interest of England […] (Londen, J. Nutt 1701) [Knuttel 14.598] A plain relation of the late action at sea between the Engeland and Dutch, and the French fleets […] (Londen, J. Parris 1690) [Knuttel 13.402] A reply to an answer from a friend to the apology for the English nation, that the trade to the EastIndies and Africa should be free (Londen 1692) [Knuttel 13.740] Debat jegens de deductie van redenen by de Heeren Burgemeesters en regeerder der stadt Amsterdam overgelevert […] (Den Haag, P. Hagen 1690) [Knuttel 13.455] De gelukkige aanstaande gevolgen uit de unie en verbitenis tussen haar majesteiten Wilhem de III en Maria de II. Koning en Koning van Groot Britanie, Vrankrijk en ierland en de hoog megende Heeren Staten Generaal Der Vereenigde Nederlanden (Amsterdam, J. Albertz 1689) [Knuttel 13.293] Discours of redenering Over de samenschakelingh en overeenkomsten die der gevonden worden in de landing […] (Vrijstadt, J. Jacob 1696) [Knuttel, 14.220] Eenige aanmerkingen tot ontledinge en wederlegginge van de gepretendeerde justificatie […] (Den Haag, J. Aalberts 1690) [Knuttel 13.446]
58
Gloria Cambria or the speech of a bold Britain in parliament against the Dutch prince of Wales (Londen 1702) Hollands Heyl in haar eenigheit, met Engeland gelegen (Amsterdam, A. Dirksz. Oossaan 1689) [Knuttel 13.291] Klagte van verscheydende kooplieden en handelaars van Londen tegen de tegenwoordige bewinthebbers der oostindische compagnie […] ([Amsterdam, A. Dirksz. Oossaan 1691) [Knuttel 13.598] Koning William of Koning Louis zijnde een aanwijsing van de onvermijdelijk noodzakelijkheid deezer natien, om sich gantshelijk aan een van die beyde koningen te submitteren, zulks dat het verschil niet is tussen K. William en K. Jacobus, maar tusschen K. William en K. Louis […] (Londen, R. Chiswel 1689) [Knuttel 13.259] Op de Alder-gedenktwaardigste Zee-slag tussen de Admiraals Russel en Alemonde, tegen den Fransen admiraal De Tourville […] (Leiden, J. Tangema 1692) [Knuttel 13.761] Oprechte copien van de tegenwoordige associatien van de Lords en gemeents-luyden in het op parlement vergadert […] (Amsterdam 1696) [Knuttel 14.221] Proclamatie van den koningh alsoo sijne Majesteyt informatie onder Eede (Den Haag, P. Scheltus 1696) [Knuttel, 14.213] Rechtzinnige gevoelens van Europa, over het beklaaglijk afsterven van zijne britannisse Majesteyt Koning William III. Onsterffelijker gedachtenisse […] (1702) [Knuttel 14.675] Redenen van afscheyt van sijn hoogheyt den Heere prince van Orange, Gedaen ter vergaderinge van de Ed. Groot-Mogende Heeren Staten van Hollandende West-Vrieslandt (Den Haag, M. Uytwerff 1688) [Knuttel 12.783] Some reflections upon his highness the prince of Orange’s declaration (Engeland, P.B. Engimier 1688) Ter eeren van sijn Alderdoorlugtigste hoogheyd Wilhelm de III. Prince van Orange […] (Amsterdam 1688) [Knuttel 13.031] The Dutch Design Anatomized or, a discovery of the wickedness and unjustice of the intended invasion, and a clear proof that it is the interest of all the king’s subjects to defend his masjesty and their coutry against it (Londen, R. Tavlor 1688) The late king James’s manifesto answer’d paragraph by paragraph werein the weakness of his reasons is plainly demonstrated (Londen, R. Baldwin 1697) [Knuttel 14.280] The succession of the crown of England considered (Londen 1701) [Knuttel 14.541] Vertoog Van een opregt Engels Protestant […] ([Den Haag, M. Uytwerf 1701) [Knuttel 14.608] Voorslag om het zeevarendt volk deser vereenigde Neederlanden tot hun merkelyk voordeel in geduyrige dienst te hebben (Amsterdam 1696) [Knuttel 14.235]
59
Secundaire literatuur Black, J.,The English Press in the Eighteenth Century (Kent 1987) 6-9 Blok, P.J., ‘De Nederlandsche vlugschriften over de vredesonderhandelingen te Munster, 1643-1648’, Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen 4e reeks, 1 (1897) Blom, H.W., ‘Our Prince is King!’: The Impact of the Glorious Revolution on the Political Debate in the Dutch Republic. In: Parlaiments, Estates and Representation, 11-1, (2009) Schöffer, I. ‘De Republiek der Verenigde Nederlanden, 1609-1702’ in: I. Schöffer, H. van der Wee en J.A. Bornewasser, De Lage Landen van 1500 tot 1780 (Amsterdam 1978) 167-268 Bruijn, J.R.,‘William III and his two navies’ in: Notes and Records of the Royal Society of London, Vol. 43, No. 2, Science and Civilization under William and Mary (Londen 1989) Chaudhuri, K.N., en Israel, J.I.,‘The English and the Dutch East India Compagnies and the Glorious Revolution 1688-9’ in: J.I. Israel (ed.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its world impact (Cambrigde 1991) Clark, S., The Elizabethan Pamphleteers: Popular Moralistic Pamphlet 1580-1640 (1983) Claydon, T.,‘William III's Declaration of Reasons and the Glorious Revolution’ in: The Historical Journal, Vol. 39, No. 1 (1996) Cressy, D., Literacy and the social order. Reading en writing in Tudor and Stuart England (Cambridge 1980) Dingemans, C., Rap van tong, scherp van pen. Literaire discussiecultuur in Nederlandse praatjespamfletten circa 1600-1750 (Hilversum 2008) Geurts, P.A.M., De Nederlandse opstand in pamfletten 1566-1584 (Nijmegen, Utrecht 1956) Grever, J.H., Willem III’s Conflicts with the City Counsil of Amsterdam. In: Parlaiments, Estates and Representation, 11-1 (1991) Haley, K.D.H., The British and the Dutch. Political and Cultural Relations through the Ages (Londen 1988) Haley, K.H.D., The Dutch in the Seventeenth Century (Londen1972) Harline, C.E., Pamphlets, printing and political culture in the early Dutch Republic (Dordrecht 1987) Harms, R.J., De uitvinding van de publieke opinie: pamfletten als massamedia in de zeventiende eeuw (Utrecht 2010) Hoak, D., Feingold, M. (red.), The World of William en Mary. Anglo-Dutch Perspectives on the Revolution of 1688-89 (Stanford 1996) Hoak, D. The Anglo-Dutch Revolution of 1688-89, in: D. Hoak en M. Feingold (ed.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives of the Revolution of 1688-1689 (Stanford 1996) 1-28 Israel, I. J.(red.), The Anglo-Dutch Moment. Essays on the Glorious Revolution and its world impact (Cambridge 1991)
60
Israel, J.I., ‘England, the Dutch, and the Struggle for Mastery of World Trade in the Age of the Glorious Revolution (1682-1702)’ in: D. Hoak en M. Feingold (ed.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives of the Revolution of 1688-1689 (Stanford 1996) 75-86 Israel, J.I.,‘The Dutch role in the Glorious Revolution’ in: J.I. Israel (ed.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its world impact (Cambrigde 1991) 105-162 Japikse, N., Prins Willem III De stadhouder-koning (Amsterdam 1933) Jardine, L.,Gedeelde Weelde. Hoe de zeventiende-eeuwse cultuur van de Lage Landen Engeland veroverde en veranderde (Amsterdam 2008) Jones, D.W.,‘Sequel to Revolution: the economics of England’s emergence as a Great Power, 16881712’ in: J.I. Israel (ed.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its world impact (Cambrigde 1991) 389-406 Knuttel, W.P.C., Catalogus van de pamfletten-verzameling berustende in de Koninklijke Bibliotheek (’s Gravenhagen 1920) Kruif, J. de, Meijer Drees, M. en Salman, J. (red.), Het lange leven van het pamflet. Boekhistorische, iconografische, literaire en politieke aspecten van pamfletten 1600-1900 (Hilversum 2006). Kuijpers, E., ‘Lezen en schrijven. Onderzoek naar het analfabetiseringsniveau in zeventiende-eeuws Amsterdam’, Tijdschrift voor de Sociale Geschiedenis 23(1997) 506- 519 Meijer-Drees, M.E. en Stronks, E., Wat wonders, wat nieuws!: De zeventiende eeuw in pamfletten (Amsterdam 2001) Nenner, H.,’Sovereignty and the Succesion’, in: D. Hoak en M. Feingold (ed.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives of the Revolution of 1688-1689 (Stanford 1996) Raymond, J., Pamphlets and pamphleteering in Early Modern Britain (Cambridge 2003) Rietbergen, P.J.A.N.,‘A fatefull alliance? William III and England in Dutch historiography’ in: J.I. Israel (ed.), The Anglo-Dutch moment. Essays on the Glorious Revolution and its world impact (Cambrigde 1991) 463-480 Schwoerer, L.G.,‘The Bill of Rights, 1689, Revisites’, in: D. Hoak en M. Feingold (ed.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives of the Revolution of 1688-1689 (Stanford 1996)42-58 Speck, W.A., Reluctant Revolutionaries. Englishmen and the Revolution of 1688 (Oxford 1988) Speck, W.A.,‘Some Consequences of the Glorious Revolution’, in D. Hoak en M. Feingold (ed.), The World of William and Mary. Anglo-Dutch Perspectives of the Revolution of 1688-1689 (Stanford 1996) 29-41 Siebert, F.S., Freedom of the Press in England 1476-1776 (Illinois 1965) Troost, W., Stadhouder-koning Willem III. Een politieke biografie (Hilversum 2001) Vrieler, J., Het poëtisch accent: drie literaire genres in zeventiende-eeuwse Nederlandse pamfletten (Hilversum 2007) Zee, H. van der en Zee, B. van der,Willem en Mary. De bewogen geschiedenis van koning-stadhouder Willem III en zijn vrouw Mary Stuart (Den Haag, 1975)
61