INHOUD NR. 1 - APRIL 2012
ARTIKELEN 3
Voorwoord van de redactie bij de eerste uitsluitend digitale uitgave van PVH J. van der Steege, huisarts
5
Bij de beesten af - Een beschouwing over de ethiek van Peter Singer Dr M. de Blois
18
De Embryo-uitspraak en haar mogelijke gevolgen Mw. mr M-Th. Hengst
PARLEMENT 22
volgt binnenkort
BUITENLAND 24
“Natural experiment” suggests that illegal abortion makes women healthier
24
Father-to-son sperm donation by Jared Yee | Mar 31, 2012
25
How voluntary is “voluntary”? by Michael Cook | Apr 08, 2
VOORWOORD
Voorwoord 19e jaargang 2012 nr. 1
Het is waarschijnlijk even wennen, maar ook Pro Vita Humana ontkomt niet aan de digitalisering. Zo zult u Pro Vita Humana in het vervolg van achter uw PC, laptop of Tablet kunnen lezen. Over dit besluit is uitvoerig nagedacht door de redactie en heeft overleg plaats gevonden met de besturen van de beide verenigingen. Naast de nodige besparingen levert het op deze wijze verspreiden van ons blad ook een bijdrage aan het milieu, minder papier, minder bomen. De één zal het aanspreken, een ander zal wellicht enorm moeten wennen. We horen het graag van u! Het is een tijdje stil geweest vanuit de redactie. Vooral door onderbezetting binnen de redactie en dan vooral aan de kant van de medici wordt het steeds lastiger om voldoende en kwalitatief goede artikelen bij elkaar te sprokkelen. Toch is het weer gelukt een nummer samen te stellen. Dit keer een tweetal hoofdartikelen. Één ervan werd reeds eerder in het blad geplaatst, maar heeft aan actualiteit zeker niet ingeboet. Ons redactielid mr. M. de Blois heeft dit artikel geschreven naar aanleiding van het werk van de Australische ethicus Peter Singer. Toentertijd (ongeveer 10 jaar geleden) werd diens gedachtegoed alom omarmd en gebruikt om ethische kwesties rondom leven en dood in de diverse stadia van het leven los te koppelen van een hogere ethische norm. Wat de consequenties daarvan zijn maken we nu, 10 jaar later, rondom ons volop mee. Het is goed de bronnen voor een dergelijk gedachtegoed nog weer eens duidelijk onder ogen te zien. Een tweede artikel, van de hand van mr. M. Th. Hengst handelt over de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 18 oktober 2011 over het gebruik maken van menselijke embryo’s, wanneer mag het wel en wanneer niet. In het artikel worden de consequenties van deze uitspraak nader bekeken en gewogen op de weegschaal van het Pro-Life denken. Er worden conclusies getrokken die ons tot nadenken stemmen. Ook de rubrieken parlement en buitenland treft u aan in dit nummer. Parlement, in de week waarin ik dit voorwoord schrijf, is het kabinet Rutte gevallen. Spoedberaad volgt waarbij de begroting centraal staat. Daarna verkiezingen, we moeten weer afwachten wat
NR.
1 2012
3
VOORWOORD
voor regering er zal komen en hoe die zal omgaan met onder andere ook ethische kwesties. Dat alles in een tijd van crisis en afname van middelen. In de lijn denkend van Singer zou dat best wel eens gevolgen kunnen hebben voor hoe we omgaan met leven en dood van onze medemensen. Wat het verenigingsnieuws betreft: nieuws vanuit het bestuur van het NAV ontbreekt. Het JPV-bestuur heeft de Nieuwsbrief per post verstuurd. We wensen u veel leesplezier en horen graag uw reacties op de digitale verspreiding. Namens de redactie Jan van der Steege, huisarts
NR.
1 2012
4
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
Bij de beesten af
Een beschouwing over de ethiek van Peter Singer
Dr. M. de Blois Matthijs de Blois is docent bij de vakgroep rechtstheorie encyclopedie aan de RU Utrecht
1. INLEIDING! We zijn er langzamerhand in de Westerse wereld in het algemeen en in Nederland in het bijzonder aan gewend geraakt dat de bescherming van het recht op leven door de heersende moraal en het geldende recht tal van beperkingen kent. Abortus is reeds lang gelegaliseerd en is een bijna algemeen geaccepteerd fenomeen geworden. Ook na de geboorte is de bescherming van het menselijk leven niet meer volledig. Het doden van ernstig gehandicapte baby's wordt in medisch-ethische kring en ook soms door de rechter aanvaardbaar gevonden. Het menselijk leven zelf kan als schadepost beschouwd worden. Euthanasie en hulp bij zelfdoding zijn legaal, wanneer voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden. De maatschappelijke acceptatie van een en ander is, zeker in ons land, zo breed en vanzelfsprekend, dat we bijna zouden vergeten dat we te maken hebben met een in een korte tijd voltrokken revolutionaire verandering in het denken over de waarde van het menselijk leven. De eeuwenlang bestaande moraal op het gebied van de bescherming van het menselijk leven wordt gaandeweg vervangen door een nieuwe moraal, die niet heeft nagelaten haar invloed uit te oefenen op de medische praktijk en het geldende recht. De hier bedoelde ontwikkeling in het denken over de moraal wordt met grote helderheid beschreven en verdedigd in het werk van de internationaal vermaarde en beruchte1!Australische ethicus Peter Singer. Het is daarom van belang in ons blad bij zijn werk stil te staan. De publicatielijst van Singer is indrukwekkend. De bestudering van zijn werk wordt de lezer wel bijzonder gemakkelijk gemaakt dankzij het feit dat hij zelf een bloemlezing heeft gemaakt van de
NR.
1 2012
5
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
belangrijkste passages uit zijn publicaties onder de titelWritings on an Ethical Life. Deze bloemlezing heeft in de Nederlandse vertaling de titel!Een ethisch leven!meegekregen.2!Aan de hand daarvan is het heel goed mogelijk een inzicht te krijgen in de opvattingen van Singer. Ik heb er dankbaar gebruik van gemaakt.
2. PERSONALIA Peter Singer werd geboren in 1946. Hij studeerde filosofie in Melbourne en Oxford en doceerde aan diverse Engelse, Australische en Amerikaanse universiteiten. Hij is sinds 1999 hoogleraar!Bioethics!aan de prestigieuze Princeton University in de VS. Singer beoefent de wijsgerige ethiek in nauw verband met de praktijk. Hoewel hij veel aandacht besteedt aan de theoretische uitgangspunten van de ethiek, richt hij zich van daaruit steeds weer op concrete vraagstukken, zoals abortus, euthanasie en de consumptie van vlees. Dat maakt dat hij zich regelmatig werpt in het publieke debat, waarbij hij door zijn controversiële standpunten regelmatig heftige kritiek oproept. Singer weet zijn standpunten uitermate helder te verwoorden. Ook voor niet-filosofisch geschoolde lezers is zijn werk goed te begrijpen. Hij houdt van duidelijkheid. Onverbloemd wordt aangegeven wanneer een standpunt fundamenteel afwijkt van traditionele opvattingen. Dat is bij hem vaak het geval. Op geen enkele manier tracht Singer de radicaliteit van zijn standpunten te verhullen. Daarmee bewijst hij zijn lezers een grote dienst. Het maakt ook de kritiek op zijn visie eenvoudiger. Singer wil niet alleen maar een bijdrage geven aan de reflectie op belangrijke ethische vraagstukken. Hij beoogt met het uitdragen van zijn opvattingen gangbare praktijken in de samenleving te veranderen. Hij is politiek geëngageerd. Zo stond hij ooit kandidaat voor een zetel in het Australische parlement, zonder succes overigens. Verder verleent hij steun aan maatschappelijke acties voor dierenrechten, natuurbescherming, de legalisering van de euthanasie en de verbetering van het lot van de allerarmsten in de wereld. Tenslotte moet gezegd worden dat Singer in zijn persoonlijk leven consequenties verbindt aan zijn opvattingen. Zo is hij vegetariër en geeft hij een deel van zijn inkomen weg aan 'goede doelen.'
3. FUNDAMENTELE UITGANGSPUNTEN Het is goed om eerst aandacht te besteden aan de fundamentele uitgangspunten van zijn werk. Die kunnen volgens mij worden samengevat in een drietal: utilisme, Darwinisme en atheïsme. a. Utilisme Allereerst het utilisme. Singer staat in de traditie van het utilisme (ook wel: utilitarisme), een belangrijke stroming in de ethiek, die verbonden is met name met Britse filosofen zoals Jeremy Bentham (1748-1832) en John Stuart Mill (1806-1873).
NR.
1 2012
6
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
'De natuur heeft de mensheid geplaatst onder het bewind van twee soevereine meesters, pijn en plezier. Het is alleen aan hen om te bepalen wat wij behoren te doen, evenals om te bepalen wat wij zullen doen. Zowel de maatstaf voor goed en kwaad, als de keten van oorzaak en gevolg is gekoppeld aan hun troon. Zij beheersen ons in alles wat we doen, in alles wat we zeggen, in alles wat we denken.'3!Zo opende het beroemde boek!'An Introduction to the Principles of Morals and Legislation'!(1789) van Bentham. Iets is goed wanneer het plezier bevorderd wordt, iets is kwaad wanneer de pijn toeneemt. Ook voor Singer is dat het uitgangspunt. 'Pijn is slecht, en vergelijkbare maten van pijn zijn even slecht, ongeacht wie pijn heeft'.4 (...) Hij voegt daar overigens wel aan toe dat het soms nodig is zichzelf of anderen pijn te doen om meer leed in de toekomst te voorkomen (denk aan de tandarts). 'Omgekeerd zijn genot en geluk goed, ongeacht wie er geniet of gelukkig is (...)' Daar voegt hij aan toe dat het voor zijn plezier een ander pijn of leed toebrengen slecht kan zijn.5 Het utilisme is een consequentialistische ethische theorie. Dat wil zeggen dat voor de vraag of een handelen goed of slecht is het resultaat bepalend is. Daarmee in overeenstemming relativeert Singer sterk het verschil tussen handelen en nalaten, dat in moraaltheorieën die de nadruk leggen op de intenties van de handelende persoon en ook in het recht van belang is voor de ethisch en juridische waardering van een handelen.' Wij zijn niet alleen verantwoordelijk voor wat wij doen, maar ook voor wat we hadden kunnen voorkomen.'6!Het laten sterven dan wel het actief doden van een gehandicapte baby komt voor hem dan ook op hetzelfde neer.7 b. Darwinisme Een tweede pijler van het denken van Singer is zijn Darwinisme. Hij neemt de evolutionistische theorie van Charles Darwin (1809-1882) aan als de verklaring van de herkomst van het leven op deze planeet. Het functioneert bij hem als het levensbeschouwelijk uitgangspunt van zijn theorie, met name in zijn afwijzing van de bijzondere positie van de mens in de moraal. Hij citeert Darwin met instemming, waar deze schreef 'De mens denkt in zijn arrogantie dat hij een fantastisch wezen is, waard om als een godheid te worden beschouwd. Het is bescheidener en volgens mij ook meer in overeenstemming met de waarheid om hem te beschouwen als voortgekomen uit de dieren.'8 De mens staat naar zijn oordeel dichter bij de chimpansee dan de verschillende gibbonsoorten.9!Singer is een van de oprichters van het Great Ape Project, dat tot doel heeft de uitbreiding van de morele gemeenschap, zodanig dat ook chimpansees, gorilla's en oerang-oetans daarbinnen vallen. Fundamentele ethische en juridische beginselen zouden gelijkelijk moeten gelden voor degenen die in deze morele gemeenschap vallen. Het gaat daarbij om het recht op leven, het verbod van foltering en het recht om niet zonder eerlijk proces gevangengezet te worden.10 Singer zoekt in de evolutietheorie de verklaring voor het besef van verantwoordelijkheid niet alleen voor de eigen groep, maar voor de wereld als geheel dat mensen hebben. Daar komt hij overigens niet helemaal uit.11
NR.
1 2012
7
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
c. Atheïsme Een constante in het werk van Singer, tenslotte, is een zich afzetten tegen de rol van religie op het terrein van de ethiek in het algemeen en tegen de joods-christelijke moraal, die hij ook wel typeert als de traditionele moraal, in het bijzonder. Als jongen weigerde hij deel te nemen aan de!bar mitzvah!ceremonie, omdat hij niet in God geloofde.12!In een interview dat in 2000 verscheen verklaarde hij: 'Ik geloof niet in het bestaan van God, ik verwerp dus ook het idee dat ieder mens een schepping van God is. Zo eenvoudig is het.'13 Singer erkent dat hij met zijn opvattingen de joods-christelijke traditie op het terrein van moraal overboord zet.14!Hij weet dat deze traditie een grote invloed heeft gehad op het denken van mensen in de Westerse wereld. Ook velen die niet godsdienstig zijn gaan nog steeds uit van die moraal. 'Maar zonder de religieuze overtuiging (...) hangen morele leerstellingen in de lucht, missen ze iedere grond.'15!De ethiek moet volgens Singer los van de religie behandeld worden. Een opvatting waartegen Singer zich met name keert is dat de mens een uniek schepsel is, geschapen naar Gods beeld, een schepsel dat derhalve ook staat boven andere schepselen (andere dieren, zou Singer zeggen). Hij citeert Genesis 1:26-28 - 'En God sprak, nu gaan wij de mens maken, als beeld van Ons, op ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht , over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt....' - om te laten zien dat in zijn ogen twee verwerpelijke opvattingen hun grondslag vinden in de joods-christelijke moraal, die op basis van de Bijbel is uitgewerkt door onder anderen Augstinus en Thomas van Aquino. Het gaat hem in de eerste plaats om de gedachte dat de mens in de schepping een speciale positie inneemt en voorts om de idee van de heerschappij van de mens over andere schepselen. Ook de Griekse filosofie ontkomt overigens niet aan zijn kritiek. Een op geloofsovertuigingen gebaseerde ethiek mag volgens Singer alleen maar bepalend zijn voor het persoonlijke leven van de betrokkene, zolang deze daarmee maar niet in conflict komt met anderen die deze opvattingen niet delen. 'Ik zou graag een samenleving zien die in zijn wetten en openbare ethiek niet gedomineerd werd door specifieke religieuze dogma's.'16 Tegen de achtergrond van deze fundamentele uitgangspunten willen we nu kijken naar een aantal opvattingen van Singer, die voor de morele, juridische en medische vragen rondom de bescherming van het menselijk leven rechtstreeks van belang zijn.
4. TEGEN HET SPECIESISME De kern van Singers' aanval op de traditionele ethiek betreft zijn afwijzing van het in zijn ogen daaraan ten grondslag liggende speciesisme. Met deze aan Richard Ryder ontleende term17!duidt hij op een vooroordeel ten gunste van leden van de eigen soort (species) tegen de belangen van andere soorten. Singer is van mening dat in de voorheen gebruikelijke opvattingen over de moraal aan de mens een speciale positie werd toegekend, in die zin dat de mens als van hoger orde werd beschouwd ten opzichte van andere wezens. De term speciecisme moet dan gezien
NR.
1 2012
8
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
worden als analoog aan racisme en seksisme, waarmee immers ook geduid wordt op een vooroordeel ten gunste van leden van een bepaald ras of een bepaalde sekse. Met zijn aanval op het speciesisme drukt Singer overigens de voetsporen van de al eerder genoemde Jeremy Bentham, die al in 1789 schreef over een dag die kan komen 'waarop de rest van de dierlijke schepping die rechten krijgt die haar tot nu toe alleen konden worden onthouden door de hand van de tirannie.....'18!Niet het menszijn was voor Benthem het beslissende criterium, maar het vermogen om te lijden. Dit utilistische uitgangspunt neemt Singer over. Het vermogen om te lijden of genot te ervaren is een voorwaarde voor het hebben van belangen. Het gelijkheidsbeginsel dat in de ethiek gehanteerd moet worden brengt mee dat het lijden van levende wezens met dezelfde maat gemeten moet worden. Het lijden van een hond, paard of chimpansee wordt daarmee vergelijkbaar met het lijden van een mens. Dieren - of in termen van Singer: andere dieren - kunnen net zo goed pijn lijden als mensen. Hij verwijst in dat verband naar de 'evolutiegeschiedenis van mensen en andere dieren, vooral zoogdieren' die pas uiteen begon te lopen toen de hoofdkenmerken van de zenuwstelsels al bestonden.19!Voor de vraag of wetenschappelijke experimenten mogen worden toegepast is het naar het oordeel van Singer dan ook niet meer van beslissende betekenis of het om mensen dan wel om (in zijn visie: andere) dieren gaat. Er is daarom geen reden om anders tegen experimenten met zuigelingen, geestelijk gehandicapten aan te kijken dan tegen experimenten met dieren. Niet alleen wat betreft het veroorzaken van pijn moet het speciesisme doorbroken worden. Ook het gebruikelijke onderscheid ten aanzien van het doden van mensen in vergelijking met het doden van dieren moet gerelativeerd worden. Het enkele feit van het behoren tot een bepaalde soort (bijvoorbeeld de menselijke soort) mag niet beslissend zijn. Singer neemt aan dat het doden van een 'normaal volwassen mens'(de uitdrukking is van Singer),20!vanwege diens vermogen tot zelfbewustzijn en de bekwaamheid tot het maken van toekomstplannen en het aangaan van zinvolle relaties erger is dan het doden van een muis. Maar daaraan wordt toegevoegd dat er ook 'enkele niet-menselijke dieren zijn waarvan het leven in alle opzichten waardevoller is dan het leven van sommige mensen. Een chimpansee, hond of varken bijvoorbeeld zal een hogere graad van zelfbewustzijn hebben en een groter vermogen tot zinvolle relaties dan een ernstig geestelijk gehandicapt kind of iemand in een staat van vergevorderde seniliteit. Als we het recht op leven dus baseren op deze kenmerken, zullen we deze dieren evenveel of meer recht op leven moeten geven dan dergelijke geestelijk gehandicapte of seniele mensen.'21!In het algemeen zal de keus tussen het leven van een mens en het leven van een dier ten gunste van de mens uitvallen, maar niet altijd, 'omdat de mens in kwestie niet beschikt over de vermogens van een normaal mens.'22 Volgens Singer is de opvatting dat alleen menselijk leven 'sacrosanct', heilig, is, een verwerpelijke vorm van speciesisme. De religieuze opvattingen die de heiligheid van het leven verdedigen met een verwijzing naar de onsterfelijkheid van de ziel van de mens of het feit dat hij geschapen is naar Gods beeld wijst hij in een voetnoot van de hand. Het is naar zijn oordeel niet rationeel te verklaren dat alleen mensen een onsterfelijke ziel hebben.23 Het speciesisme leidt ertoe dat mensen experimenten op mensen afwijzen, terwijl zij diezelfde experimenten op dieren wel billijken. Dit is in de ogen Singer ontoelaatbaar. Hoe ver Singer gaat
NR.
1 2012
9
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
blijkt uit de wijze waarop hij de hypothetische vraag of een experiment op een dier, waarmee duizenden levens gered kunnen worden, toelaatbaar is, pareert. Hij werpt dan de wedervraag op of onderzoekers bereid zouden moeten zijn experimenten uit te voeren op een menselijk weeskind van nog geen zes maanden, als daarmee duizenden levens gered zouden kunnen worden. 'Als onderzoekers niet bereid zijn om een menselijk kind te gebruiken, verraadt hun bereidheid om niet-menselijke dieren te gebruiken een niet te rechtvaardigen vorm van discriminatie op grond van soort.'24 De spits van het betoog van Singer is overigens niet een pleidooi voor experimenten op mensen, maar tegen experimenten op dieren. Verder wijst hij vleesconsumptie af en pleit hij voor vegetarisme.
5. GEVOLGTREKKINGEN Vanuit de hierboven geschetste gezichtspunten kunnen Singers opvattingen over belangrijke medisch-ethische vraagstukken begrepen worden. In het vervolg gaan we daarop in.! a. De waarde van het leven van personen en andere wezens Singer benadrukt zoals wij zagen dat louter het behoren tot de menselijke soort (homo sapiens) geen betekenis heeft voor de moraal. Ethisch relevant is de mogelijkheid om te kunnen lijden. In dat opzicht staan voelende wezens op één lijn. Wél relevant acht Singer het onderscheid tussen een voelend wezen en een persoon. Een persoon definieert hij als 'een rationeel en zelfbewust wezen',25!anders gezegd een 'wezen dat in staat is om te anticiperen op de toekomst, om behoeften en verlangens voor die toekomst te hebben.'26!Het zal uit het voorgaande duidelijk zijn dat niet allen die behoren tot het menselijk geslacht als persoon beschouwd kunnen worden. Evenmin geldt dat personen per se behoren tot de soort homo sapiens.27!Chimpansees en oerang-oetangs zijn in de opvatting van Singer 'misschien' personen. Hij weet niet of koeien en varkens als zodanig zijn aan te merken. Hij zou ze graag het voordeel van de twijfel geven.28 Alleen van personen kan gezegd worden dat zij een recht op leven hebben, dat wil zeggen dat hun wens om te leven of te sterven gerespecteerd moet worden.29!Dit wil niet zeggen dat niet ook het leven van andere wezens dan personen bescherming verdient. Het gaat dan met name om wezens waarbij sprake is van een bewust leven, waarbij sprake is van de mogelijkheid om te voelen, om pijn te ervaren. De waarde van het leven van een dergelijk wezen is echter minder dan die van het leven van een persoon. Daarvoor voert Singer argumenten aan die ontleend zijn aan uiteenlopende scholen. Het klassiek utilistische argument is dat een persoon door het besef dat een ander gedood wordt, in angst zal leven dat ook zijn eigen leven bedreigd is. Daardoor neemt zijn geluk af. De preferentie-utilist, die als goed kwalificeert wat zoveel mogelijk tegemoet komt aan de voorkeuren van de betrokkenen, zal de waarde van het leven van personen relateren aan de verlangens en toekomstplannen van potentiële slachtoffers. Utilistische argumenten hebben echter het nadeel dat de mogelijkheid bestaat dat het recht op leven van een individu zou
NR.
1 2012
10
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
moeten wijken voor het geluk of de preferenties van anderen, als daardoor de totale som van het geluk of van de gehonoreerde preferenties toeneemt. Dat bezwaar bestaat niet in de derde theorie die in het recht op leven de uitdrukking ziet van het alleen bij personen bestaande verlangen om voort te bestaan als afzonderlijke entiteit. Tenslotte kan het recht op leven van personen volgens Singer verdedigd worden vanuit het respect voor de autonomie van de menselijke persoon.30 Het zal duidelijk zijn dat het voorgaande van grote betekenis is voor de beantwoording van concrete ethische vragen. b. Abortus Bij de bespreking van het vraagstuk van de legalisering van de abortus gaat Singer uit van het volgende syllogisme dat door de tegenstanders van abortus provocatus wordt aangevoerd. Premisse 1: het is slecht om een onschuldig menselijk wezen te doden. Premisse 2: een menselijke foetus is een onschuldig menselijk wezen. Conclusie: het is slecht om een menselijke foetus te doden. Voorstanders van de abortus betwisten soms de juistheid van de tweede premisse. Zij trachten aan te tonen dat een menselijke foetus nog geen menselijk wezen is. Naar het oordeel van Singer slagen zij daar niet in. Zij kunnen geen duidelijke ethisch relevante scheidslijn aangeven tussen een pasgeboren baby en een foetus. Anderen aanvaarden de juistheid van de premissen, maar verwerpen de conclusie die daaruit getrokken wordt, met name ten aanzien van een wettelijk verbod van abortus. Singer kiest een andere benadering. Hij richt zijn pijlen op de eerste premisse. Die hangt namelijk samen met een speciale status van het menselijk leven en van die vooronderstelling moeten wij, zoals wij al gezien hebben, naar het oordeel van Singer af. Hij stelt voor om aan het leven van een foetus niet meer waarde toe te kennen dan aan het leven van een niet-menselijk dier met een overeenkomstig niveau van rationaliteit, zelfbewustzijn, het vermogen om te voelen enzovoorts. Zolang een foetus nog geen pijn kan voelen maakt abortus een einde aan een bestaan dat nog geen enkele intrinsieke waarde heeft. Bij een abortus op een later tijdstip van de zwangerschap moeten de wat hij noemt 'serieuze' belangen van de vrouw zwaarder wegen dan de in zijn termen 'rudimentaire' belangen van een 'bewuste ' foetus. 'Zelfs een abortus op een laat tijdstip in de zwangerschap om zeer triviale redenen is in feite moeilijk te veroordelen, tenzij wij ook vinden dat we hoger ontwikkelde vormen van leven niet mogen slachten alleen omdat we vlees zo lekker vinden.'31!De vegetariër Singer komt overigens hiermee opmerkelijk genoeg niet tot een afkeuring van deze vormen van abortus. Voor de foetus pijnlijke abortus-methoden moeten overigens niet worden toegepast. Het ook wel tegen abortus aangevoerde argument dat de foetus als potentieel menselijk wezen beschermd moet worden wijst Singer van de hand. Geen van de argumenten voor het recht op leven van reeds bestaande personen gaat op voor een potentiële persoon. Verder zal niet iedere abortus de wereld beroven van een rationeel en bewust wezen, nu het mogelijk is dat de vrouw die tot een abortus besluit later opnieuw voor een kind zal opteren.
NR.
1 2012
11
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
Ook het gegeven dat de foetus in genetische zin uniek is kan Singer niet overtuigen. Die uniciteit levert op zich geen argument op tegen abortus: ook een hondenembryo is uniek. Verder is het zo dat die uniciteit maar betrekkelijk is. Via moderne technieken kan een cel van een geaborteerde foetus in de baarmoeder worden teruggeplaatst, zodat een foetus, die een exacte genetische replica van de geaborteerde vrucht is, zich kan ontwikkelen.32 c. Infanticide De beschermwaardigheid van de ongeboren mens wordt zoals we zagen sterk gerelativeerd door Singer. Een ongeboren kind is in zijn definitie geen persoon. De waarde van een foetus komt overeen met die van een - in zijn terminologie - niet-menselijk dier met een vergelijkbare graad van ontwikkeling van de rationaliteit en (zelf-) bewustzijn. Ook van een pasgeboren baby kan echter gezegd worden dat deze geen persoon is naar de maatstaven van Singer. Dat brengt hem ertoe om ook het recht op leven van de pasgeborene sterk te relativeren. Hij wil de algemeen aanvaarde opvatting dat het leven van een pasgeboren kind onschendbaar is aanvechten. De argumenten om geen personen te doden gaan niet op voor pasgeboren baby's. Op puur ethische gronden acht hij het doden van een pasgeborene niet vergelijkbaar met het doden van een ouder kind of van een volwassene. Hoewel Singer het in het algemeen aanvaardbaar vindt dat voor de alledaagse besluitvorming er wordt gehandeld alsof (sic!) het kind vanaf de geboorte een recht op leven heeft, meent hij dat er situaties zijn waarin het wettelijk recht op leven niet van kracht wordt bij de geboorte, maar pas korte tijd daarna, misschien een maand. Hij voegt nog toe dat 'onze huidige absolute bescherming van het leven van baby's een puur christelijke houding is en geen universele waarde.' Hij wijst dan vervolgens op allerlei culturen (Tahiti, Groenland, China) en klassieke filosofen (Plato, Aristoteles, Seneca) die in bepaalde situaties infanticide geoorloofd en soms zelfs verplicht achtten.34 Singer verdedigt het recht om een zwaar gehandicapte baby te doden. Hij vindt het onbegrijpelijk dat velen het aborteren van een zwaar gehandicapte vrucht aanvaardbaar vinden, terwijl zij het doden van een gehandicapte baby die reeds geboren is, afwijzen. Singer erkent in dit verband het recht van ouders pasgeborenen kinderen (evenals ongeboren kinderen) als 'vervangbaar' te beschouwen. Daarmee bedoelt hij dat indien na de geboorte wordt vastgesteld dat er sprake is van een handicap, de ouders mogen besluiten tot het aborteren van de vrucht, respectievelijk het doden van het kind, om door middel van een volgende zwangerschap het leven te geven aan een niet-gehandicapt kind. Ter adstructie komt Singer met een utilistische calculatie. 'Als de dood van een gehandicapt kind leidt tot de geboorte van een ander kind met gunstiger vooruitzichten, zal de totale hoeveelheid geluk groter zijn. Het verlies van geluk voor het eerste kind wordt gecompenseerd door de winst van een gelukkiger leven voor het tweede.'35 Singer stelt dat het niet logisch verdedigbaar is om de keuzevrijheid ten aanzien van het al dan niet laten leven van een gehandicapt kind te beperken tot de gevallen waarin handicaps vóór de geboorte ontdekt worden. 'Als gehandicapte pasgeboren baby's tot, laten we zeggen, een week of een maand na de geboorte niet zouden worden beschouwd als wezens met het recht op leven,
NR.
1 2012
12
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
zouden ouders in overleg met hun arts kunnen kiezen op basis van een veel grotere kennis over de gezondheidstoestand van de baby dan voor de geboorte mogelijk is.'36 d. Euthanasie Singer schrijft ook uitvoerig over het vraagstuk van de euthanasie. Hij is van mening dat geen van de argumenten die hij eerder aanvoerde voor de erkenning van het recht op leven van personen tegen euthanasie, begrepen als doden op verzoek van de betrokkene, aangevoerd kunnen worden. Die argumenten pleiten integendeel juist vóór vrijwillige euthanasie. Voor degene die zijn eigen dood verlangt, is het besef dat hij gedood kan worden niet angstaanjagend. Het klassiek utilistische argument tegen het doden van een persoon, namelijk dat daardoor andere levenden in angst moeten leven, gaat niet op. Verder past de vervulling van de wens om zijn leven te beëindigen helemaal in de gedachte van het preferentie-utilisme. Verder zal het verlangen om te leven voor degene die om euthanasie vraagt zijn omgeslagen in een verlangen om te sterven. De theorie die het recht op leven verbindt met het verlangen van het subject kan dus niet aan euthanasie in de weg staan. Het recht op leven is in die opvatting iets waar men afstand van kan doen. Tenslotte brengt het beginsel van de autonomie mee dat rationele wezens zelf mogen bepalen of zij willen sterven.37!Ook in dit verband zet Singer zich af tegen de christelijke moraal, volgens welke de mens Gods eigendom is en het tijdstip van onze dood een beslissing van God is en niet van de mens. Daarom is volgens Thomas van Aquino (1225-1274) het nemen van een mensenleven een zonde tegenover God, terwijl het doden van een dier wel geoorloofd is.38 Singer beroept zich op John Stuart Mill (1806-1873) als hij zegt dat de overheids-macht alleen maar gebruikt mag worden om het handelen van mensen aan banden te leggen wanneer anderen kwaad wordt aangedaan. Dat is in het algemeen niet aan de orde als wilsbekwame ongeneeslijk zieke mensen op basis van adequate informatie een arts verzoeken een einde te maken aan hun leven. Er is geen enkele reden voor de overheid om zich daarmee te bemoeien.39 De associatie van de huidige euthanasiepraktijken met die in Hitler-Duitsland wijst hij van de hand. Hij meent dat het nazi-euthanasieprogramma inging tegen de belangen van de betrokkenen, terwijl in het huidige tijdsgewricht euthanasie wordt toegepast juist in het belang van degenen die daarom verzoeken.
6. EVALUTIEVE OPMERKINGEN Wat maakt de ideeën van Singer zo opmerkelijk, ja zelfs schokkend? Hij is, alles welbeschouwd, niet eens zo origineel. Wat hij presenteert gaat, zo laat hij zelf zien, terug op eerdere ontwikkelingen in het denken sinds de Verlichting. Hij betoont zich een trouw en consequent aanhanger van het reeds door Benthem gepropageerde utilisme. Hij laat heel goed zien waar de gelukscalculatie toe kan leiden. Het doden van een kind voor of na de geboorte is dan geoorloofd wanneer door de geboorte van een volgende kind het
NR.
1 2012
13
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
totaal aan geluk toeneemt. Van de eigen waarde van een mens, als een unieke persoonlijkheid, blijft dan niet veel over. Maar daarmee deelt Singer in de algemene kritiek op het utilisme. Ik heb overigens de indruk dat de utilistische moraal uitstekend aansluit bij de hedonistische cultuur van onze tijd, die sterk gericht is op het bevorderen van genot en het bestrijden van pijn, zonder dat beseft wordt dat in bepaalde gevallen genot verwerpelijk kan zijn en lijden heilzaam. Het door Singer omarmde evolutionisme van Darwin bestaat natuurlijk ook al geruime tijd. Nu is het zo dat het Darwinisme langzamerhand in de samenleving voor velen de rol gaat vervullen van een alle aspecten van het leven omvattende wereldbeschouwing, die in de plaats komt van het geloof in een goddelijke schepping. Voor Singer geldt dat ook. Hij gaat volledig voorbij aan de wetenschappelijke verwarring die bestaat rondom het evolutionisme, een zodanige verwarring dat zelfs gesproken wordt over de crisis van de evolutietheorie.40!De consequenties van deze theorie voor de moraal werden in het algemeen nog niet getrokken, althans niet zo openlijk. Singer doet dat wel met zijn bestrijding van het speciesisme. Wanneer de mens wordt gezien als een product van de evolutie in het dierenrijk en niet als een uniek schepsel is er ook weinig reden om aan de mens in morele zin een bijzondere waarde toe te kennen. Singer bevestigt met zijn opvattingen de analyse die de grote criticus van Darwin, de toenmalige bisschop van Oxford, Samuel Wilberforce, in de 19e eeuw gaf van de theorie van Darwin. De bisschop stelde dat deze theorie niet alleen in strijd was met het geschreven Woord van God (de Bijbel), maar ook met de spirituele en morele voorstelling van de mens zoals die naar voren komt in de christelijke traditie. De suprematie van de mens over de aarde, het vermogen tot spraak, de rationaliteit, de vrije wil en de verantwoordelijkheid, de val van de mens en de verlossing, de incarnatie van de Zoon van God, de Eeuwige Geest, dit alles is volgens Wilberforce volkomen onverenigbaar met de oorsprong van de mens in het dierenrijk.41 In zijn ideeën over de betekenis van het evolutionisme voor de moraal staat Singer overigens niet alleen. Ik noem twee voorbeelden uit eigen land. Om te beginnen de rechtsfilosoof Cliteur, die nogal van zich doet spreken, onder andere vanwege zijn optreden als ambassadeur van de Stichting Varkens in Nood. Met name in zijn Delftse oratie uit 1995 gaat hij in op de consequenties van het Darwinisme voor het mensbeeld en voor de moraal.42!Een tweede voorbeeld is de jurist Langelaar, die in een artikel onder de titel 'Recht, moraal en evolutiewetenschap' stelde dat de evolutionaire herkomst van moraal en recht empirisch was vastgesteld.43 De verbinding die Singer maakt tussen de zogenoemde traditionele ethiek en het joodschristelijke denken lijkt mij trefzeker. Inderdaad is de mensopvatting en de daaruit voortvloeiende moraal die eeuwenlang in het westen dominerend is geweest niet denkbaar zonder de invloed van het op Tenach (Oude Testament) en Nieuwe Testament gebaseerde geloof. Wat zijn kritiek op de religie in het algemeen en het jodendom en christendom in het bijzonder betreft, kunnen we vaststellen dat Singer in de lijn staat van de radicale Verlichting, bijvoorbeeld van De Lamettrie (1709-1751), die de strijd tegen alle vormen van religie zag als noodzakelijk voor de bevordering van het geluk.44!Ook kunnen we denken aan de ideeën van de twintigste
NR.
1 2012
14
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
eeuwse filosoof Bertrand Russell (1872-1970), die religie zeer negatief duidde.45!Voor eenieder die wel staat in de lijn van de joods-christelijke traditie zullen de opvattingen van Singer overigens aanstotelijk zijn. Intussen is zijn weergave van de joods-christelijke moraal niet altijd correct. Hij gaat bijvoorbeeld voorbij aan bijbelplaatsen die juist van zorg voor de dieren spreken, zoals bijvoorbeeld Spreuken 12:10: 'De rechtvaardige weet wat toekomt aan zijn vee, maar de barmhartigheid der goddelozen is wreed.' Ook is het merkwaardig dat hij wel weer een beroep doet op Thomas van Aquino als het hem uitkomt, bijvoorbeeld als het om het weggeven van materiële goederen aan anderen, meer behoeftigen, gaat.46 Verder lijkt het erop dat Singer van mening is dat alleen een niet-religieuze opvatting over de moraal als uitgangspunt zou mogen dienen voor de in de samenleving geldende morele normen. De religieuze moraal zou dan alleen van betekenis mogen zijn voor het persoonlijke leven. Daarmee bedingt hij een geprivilegieerde positie voor zijn eigen opvattingen en impliceert hij dat gelovigen tweederangs burgers zijn, die moeten worden uitgesloten van het publieke debat. De door Singer gehanteerde uitgangspunten komen samen in zijn anti-speciesisme. De gevolgtrekkingen voor de ethiek en naar ik aanneem ook voor het recht zijn verstrekkend. De voor de moraal en ook de medische praktijk eeuwenlange vanzelfsprekende bescherming van de mens in elk stadium van zijn ontwikkeling valt weg om plaats te maken voor een graduele bescherming van wezens aan de hand van door mensen (dat wel!) vastgestelde criteria van beschermwaardigheid. Daarmee wordt een belangrijke wissel omgezet in onze cultuur, die in weerwil van wat Singer stellig beweert de deur openzet naar!'Die Freigabe der Vernichtung lebensunwerten Lebens'!waarvan reeds aan het begin van de twintigste eeuw in Duitsland sprake was en die door de Nazi's in de praktijk werd gebracht.47!Gevreesd moet worden dat de invloed van Singers opvattingen niet aan het recht voorbij zullen gaan. We kunnen zelfs zeggen dat zijn ideeën in het positieve recht, van ons land maar ook van andere landen, in meerdere of mindere mate ingang hebben gevonden. Tot voor kort lag de traditionele moraal ten aanzien van de unieke positie van de mens en de beschermwaardigheid van alle menselijk leven ten grondslag aan het recht. Er is geen rechtsorde die niet op een of andere wijze bij uitstek het menselijk leven als een bijzonder hoog te waarderen rechtsgoed beschermt. Het aantasten van het leven van een mens is in het algemeen een ernstig delict, terwijl het doden van een dier in veel gevallen een normale legale handeling is (denk aan de consumptie van vlees van dieren), als voldaan is aan bepaalde kwaliteitseisen, die zowel het dierenwelzijn als de volksgezondheid op het oog hebben. Die unieke plaats van de mens in het recht moet als het aan Singer ligt verdwijnen. Dat blijkt ook uit zijn concrete stellingnames op het terrein van de medische ethiek die verstrekkend zijn, zoals we zagen. De helaas in de Westerse wereld vrij algemene abortuspraktijk wordt van een ethische legitimatie voorzien. Zijn opvattingen over infanticide zullen velen schokken. Zij vinden echter al toepassing in de medische praktijk, terwijl ook de Nederlandse rechter actieve levensbeëindiging van een gehandicapte pasgeborene lijkt te billijken. Singer haalt zelf de zaak aan van de
NR.
1 2012
15
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
gynaecoloog Prins, die door het gerechtshof in Amsterdam terzake ontslagen werd van alle rechtsvervolging.48 Dat is helaas niet het enige voorbeeld uit de Nederlandse rechtspraktijk dat hij ter navolging aan zijn lezers aanbeveelt. Ook in verband met de euthanasiepraktijk komt de Nederlandse wetgeving uitvoerig ter sprake. Het zal niet verbazen dat Singer daar alle lof voor heeft.49 Uit deze voorbeelden blijkt al dat de ideeën van Singer allang niet alleen maar in studeerkamers zijn doorgedrongen. Zij doortrekken operatiekamers en rechtszalen en ook de doorsnee woonkamers van de kiezers in onze democratische 'rechtsstaat'. Als geen ander weet Singer echter door zijn heldere en uitdagende presentatie een breed publiek aan te spreken. Dat maakt dat zijn invloed zeer te duchten is. Op het voorblad van de Nederlandse editie van 'Een ethisch leven' staat: "Peter Singer heeft waarschijnlijk een groter lezerspubliek dan enig ander beroepsfilosoof sinds Bertrand Russell en heeft meer succes met het teweegbrengen van gedragsverandering." Er is alle aanleiding om alert te zijn en zijn ideeën te pareren met een moraal die de unieke positie van de mens, die in termen van Hugo de Groot 'God dierbaarder is dan enig ander levend wezen' hoog houdt.50
NOTEN! 1 Al naar gelang het standpunt van de waarnemer 2 Peter Singer,!Een ethisch leven, Het Spectrum, Utrecht 2001. Hierna verkort aangeduid als EEL 3 Geciteerd in P.P. Rijpkema,!Grondslagen van het recht, Perspectieven, Den Haag 2002, p.55 4 EEL, p. 13 5 EEL, p. 13 6 EEL, p. 14 7 EEL, p. 16 8 EEL, p. 112 9 EEL. p. 116 10 EEL, p. 116-121 11 EEL, p. 33-343 12 Michael Specter,!The dangerous philosopher, The New Yorker September 6, 1999, http;//www.michaelspecter.com/ny/1999/1999_09_06_philosopher.html, p. 8 13 EEL, p. 398 14 EEL, p. 398 15 EEL, p. 17 16 EEL, p. 398 17 EEL, p. 369 18 Aangehaald door Singer, EEL, p. 57. Het gaat om een citaat uit Benthams!Introduction to the Principles of morals and Legislation!(1789) 19 EEL, p. 62 20 EEL, p. 71 21 EEL, p. 71-72 22 EEL, p. 73 23 EEL, p. 70 jo.p. 410
NR.
1 2012
16
BIJ DE BBESTEN AF - EEN BESCHOUWING OVER DE ETHIEK VAN PETER SINGER
24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
41 42 43 44 45 46 47
48 49 50
NR.
EEL, p. 81 EEL, p. 172 EEL, p. 401 EEL, p. 284 EEL, p. 405 EEL, p. 278 EEL, pp. 174-184 EEL, p. 206 EEL, p. 209-210 EEL, p. 213 EEL, p. 213-214 EEL, p. 244 EEL, p. 247-248 EEL, p. 250-252 EEL, p. 173, 277 EEL, p. 277-278 Zie daarover o.a W.J. Ouweneel,!Evolutionaire genetica. Een greep uit haar geschiedenis, in: W.J. Ouweneel en J. Scheven,!Evolutieleer in het licht van hedendaags onderzoek, Amersfoort 1990, pp. 16-32 Zie hierover P.B. Cliteur,!Onze verhouding tot de apen, oratie Delft 1995, p. 12 Idem K. Langelaar,!Recht, moraal en evolutiewetenschap, RM Themis 1996/8, pp. 285-300, op p. 295 Zie bijvoorbeeld Hans Joachim Störig,!Gechiedenis van de filosofie 1, Utrecht 1977, p. 359 Idem 2, p. 270 EEL, p. 155 De uitdrukking is de titel van een boek dat in 1920, dus ruim voor de Nazi-tijd, verscheen. Het is geschreven door de jurist Karl Binding en de psychiater Alfred Hoche. Zie hierover verder Emerson Vermaat,!Euthanasie. Herhaalt de geschiedenis zich? Parallellen en verschillen met Nazi-Duitsland., Utrecht, 2001 Gerechtshof Amsterdam 7 november 1995. Zie EEL, p. 262 waar, juridisch incorrect, van vrijspraak wordt gesproken EEL, pp. 252-254 Hugo de Groot,!Het recht van oorlog en vrede (De iure belli ac pacis), III. XXV par. VIII, in Hugo de Groot. Denken over oorlog en vrede. Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door A.C. Eyffinger en B.P. Vermeulen, Baarn 1991, p. 152
1 2012
17
DE EMBRYO-UITSPRAAK EN HAAR MOGELIJKE GEVOLGEN
De Embryo-uitspraak en haar mogelijke gevolgen
Mr M-Th. Hengst,
Marie-Thérèse Hengst is afgestudeerd in Internationaal en Europees recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
INLEIDING Op 18 oktober 2011 deed het Europees Hof van Justitie een bijzondere uitspraak ten aanzien van het gebruik van embryo’s (‘Embryo-zaak’).1 Er werd bepaald dat er geen octrooi mag worden gevestigd op het gebruik van menselijke embryo’s voor industriële en commerciële doeleinden. Het hof bepaalde eveneens dat elke bevruchte eicel als menselijk embryo moet worden beschouwd. Op de uitspraak werd verheugd gereageerd door pro-life organisaties. De vraag is echter in hoeverre deze uitspraak werkelijk een bijdrage kan leveren aan de bescherming van het ongeboren leven. Voor de beantwoording van deze vraag heb ik gekeken naar mogelijke juridische gevolgen voor relevante Nederlandse wetgeving. Tevens bespreek ik enige overwegingen van ethische aard.
OCTROOIEERBAARHEID Wat betreft het vestigen van octrooien op embryo´s of uitvindingen die daar gebruik van maken, kan ik kort zijn. De Rijkswet houdende regels met betrekking tot octrooien (‘Octrooiwet’)2 is namelijk in overeenstemming met de uitspraak. Deze wet bepaalt dat het gebruik van menselijke
NR.
1 2012
18
DE EMBRYO-UITSPRAAK EN HAAR MOGELIJKE GEVOLGEN
embryo´s niet vatbaar is voor octrooi (artikel 3 lid 2 sub c). Dat geldt tevens voor het menselijk lichaam “in de verschillende stadia van zijn vorming en zijn ontwikkeling” (artikel 3 lid 1 sub b). Voor de Octrooiwet heeft de uitspraak dus geen gevolgen.
EMBRYONAAL ONDERZOEK Handelingen met embryo´s en foetussen zijn in Nederland toegestaan op grond van de Wet houdende regels inzake handelingen met geslachtscellen en embryo's (‘Embryowet’).3 Onderzoek is toegestaan met het oog op het vinden van nieuwe inzichten in de medische wetenschap,4 onderzoeks- of behandelingsmethoden, gericht op het tot stand brengen van zwangerschap en de geboorte van een gezond kind5 en nieuwe inzichten op het gebied van de geneeskunst betreffende ongeboren en pasgeboren kinderen of omtrent de voltooiing van zwangerschappen. 6 Doch op grond van de Octrooiwet zijn deze onderzoeken dus niet octrooieerbaar zodra er embryo´s worden gebruikt. En zolang dat niet gebeurt, zijn de onderzoeken niet in strijd met de uitspraak. Die ziet tenslotte op het al dan niet vestigen van een octrooi op een embryo of een uitvinding die van embryo´s gebruik maakt. Het gaat het gebruik van embryo’s bij onderzoek niet tegen. Vanuit een juridisch perspectief zal de uitspraak dus niets veranderen aan de huidige wetgeving en praktijk in Nederland ten aanzien van het gebruik van embryo’s bij wetenschappelijk onderzoek.
GEVOLGEN Nu de conclusie is dat er geen directe juridische gevolgen zijn voor de Nederlandse wetgeving en onderzoekspraktijk met embryo’s, kan men zich afvragen wat voor gevolgen de uitspraak dan wel heeft. Zoals ook al in de vorige editie van dit blad werd geschreven, 7 biedt deze uitspraak een steun in de rug in de strijd voor het ongeboren menselijk leven. Op welke manier dat vorm krijgt, moet de tijd uitwijzen. Het is in ieder geval wel belangrijk dat het Hof heeft bepaald dat een bevruchte eicel menselijk leven is. Enige discussie daarover wordt door het Hof daardoor afgekapt. Verder zal het in ieder geval een belemmering zijn voor (de commerciële praktijken rondom) onderzoek met embryo´s of uitvindingen die van embryo’s gebruik maken. Zo bestaat de angst dat de uitspraak dit soort onderzoeken zal afremmen en dat de bereidheid om te investeren in deze onderzoeken zal afnemen. Echter, tegelijkertijd wordt er van uitgegaan dat daar wel een oplossing voor wordt gevonden.8
NR.
1 2012
19
DE EMBRYO-UITSPRAAK EN HAAR MOGELIJKE GEVOLGEN
DUBBELE MORAAL Wat wel opvalt is de merkwaardige dubbele moraal die er heerst in zowel Europese als Nederlandse wetgeving ten aanzien van het menselijk leven. Zo zegt overweging 16 van de Richtlijn 98/44/EG,9 welke centraal staat in de Embryo-zaak, dat het octrooirecht moet worden toegepast "onder naleving van de fundamentele beginselen ter garantie van de waardigheid en integriteit van de mens (...)". Het legt vervolgens nadruk op het beginsel dat zegt dat het menselijk lichaam in alle stadia van zijn vorming en ontwikkeling niet octrooieerbaar is. Zie ook overweging 38 van de Richtlijn, waarin staat "dat werkwijzen waarvan de toepassing strijdig is met de menselijke waardigheid (...) vanzelfsprekend eveneens van octrooiering zijn uitgesloten." Het Hof concludeert daarom dat het begrip "menselijk embryo",10 zoals genoemd in de richtlijn, dan ook ruim moet worden opgevat. En niet onbelangrijk, het Hof heeft bepaald dat elke menselijke eicel, zodra deze is bevrucht, een menselijk embryo is.11 Het is dus duidelijk dat er een zekere waardigheid wordt toegekend aan het menselijk leven, ook in de beginfase. Ook volgens de Nederlandse Octrooiwet behoren embryo’s geen commerciële koopwaar te zijn, daar dit in strijd is met de goede zeden.12 Dit zegt iets over hoe deze wetgever tegenover het begin van het menselijk leven aankijkt. Blijkbaar ziet ook zij het als iets met een bijzondere waardigheid dat in bepaalde mate beschermd dient te worden. Echter, deze wetgevers, de Nederlandse en Europese, staan toe dat datgene dat ze blijkbaar waardevol en beschermingswaardig achten in de ene situatie, wordt vernietigd in het kader van een andere. Te weten bij wetenschappelijk onderzoek en abortus. Geldt de menselijke waardigheid dan alleen ten aanzien van commerciële exploitatie? Wellicht kan misschien met deze uitspraak in de hand een moreel appel worden gedaan op de overheid; door aan te tonen dat de moraal ten aanzien van het ongeboren leven niet consequent is.
CONCLUSIE Dat de Embryo-zaak voor beroering heeft gezorgd, mag duidelijk zijn. Pro-life organisaties zien er winst in, de onderzoekswereld die gebruik maakt van embryo’s belemmeringen voor vooruitgang. Het is eveneens duidelijk dat de uitspraak puur ziet op de mogelijkheid van het vestigen van een octrooi. Het verbiedt geenszins het gebruik van embryo's in onderzoek in het algemeen. De Europese rechter wil slechts commerciële exploitatie van een menselijk embryo uitsluiten. Indien dat niet het geval is bij een onderzoek, kan deze dus gewoon doorgang vinden. De Nederlandse wetgeving is hiermee in overeenstemming; de Octrooiwet verbiedt het vestigen van een octrooi
NR.
1 2012
20
DE EMBRYO-UITSPRAAK EN HAAR MOGELIJKE GEVOLGEN
op het gebruik van menselijk embryo en het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en zijn ontwikkeling. De onderzoeken die op grond van de Embryowet plaatsvinden, blijven echter mogelijk, mits er geen octrooi wordt gevestigd. Waar de uitspraak de tegenstanders van embryonaal onderzoek in tegemoet komt is haar oordeel dat het menselijk leven begint bij de bevruchting. Tevens zal het wellicht lastiger worden voor onderzoekers om investeerders te vinden voor embryonaal onderzoek. De Embryo-uitspraak maakt wel duidelijk dat er een dubbele moraal heerst in de verschillende Europese en Nederlandse wetgeving en praktijk ten aanzien van het ongeboren leven. Het is duidelijk dat er een zekere waardigheid wordt toegekend aan het menselijk leven vanaf zijn begin. Tegelijkertijd kunnen embryo’s wel vernietigd worden voor wetenschappelijk onderzoek of legaal geaborteerd worden. Het is wellicht met een beroep op deze inconsequentie dat de pro-life beweging embryonaal onderzoek en abortus kan aanpakken. Gesterkt door de uitspraak in de Embryo-zaak. De tijd zal het leren.
NOTEN 1 2 3 4 5 6 7 8
9 10 11 11
NR.
C!34/10 Rijkswet van 15 december 1994, houdende regels met betrekking tot octrooien Wet van 20 juni 2002 Artikel 10 sub a Embryowet Artikel 16 sub a Embryowet Artikel 19 sub a Embryowet Commentaar c.q. samenvatting door Mr. H.C.E. de Kiefte en mr. drs. L.M. Vencken, p. 103, Pro Vita Humana nr. 3/4 2011 I. Sample, European Court outlaws patents on embryonic stem cell techniques, The Guardian, 18 oktober 2011, (http://www.guardian.co.uk/science/2011/oct/18/european-patents-embryonicstem-cells), European Court Bans Patents Based on Embryo Destruction, http://www.genengnews.com, 21 oktober 2011 (http://www.genengnews.com/gen-newshighlights/european-court-bans-patents-based-on-embryo-destruction/81245852/) Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen Artikel 6, lid 2, sub c Richtlijn 98/44/EG Paragraaf 38, eerste streepje Artikel 3 lid 2 sub c Embryowet.
1 2012
21
PARLEMENT
PARLEMENT Voor zaken het Parlement betreffende bezoekt u de website http://provita.nl en gaat verder naar Kamervragen, of klikt u rechtstreeks op http://provita.nl/documents/Burgerinitiatief_legalisatie_stervenshulp_ouderen_08032012.pdf
NR.
1 2012
22
BUITENLAND
BUITENLAND
“NATURAL EXPERIMENT” SUGGESTS THAT ILLEGAL ABORTION MAKES WOMEN HEALTHIER
Legal, safe and rare abortion is often seen as a necessary component of women’s health. Abortion rights groups contend that unless it is legal, backyard abortionists will fill the gap in demand and maternal mortality rates will rise. Remarkably, though, for such a contentious issue, there is little data to back up this claim. In fact, Poland, Ireland and Malta, where abortion is severely restricted, have some of the lowest maternal mortality rates. A study of abortion in Chile published this week in PLoS One suggests that “the legal status of abortion does not appear to be related to overall rates of maternal mortality”. Chile is an important “natural experiment” for abortion policy. In 1989 abortion there was made illegal with one of the more restrictive abortions laws in the world. Good statistics from the past 50 years make it possible to compare maternal mortality rates before the ban and after. According to Elard Koch, of the University of Chile, and colleagues,! their study! “provides counterintuitive evidence!showing that making abortion illegal is not necessarily equivalent to promoting unsafe abortion, especially in terms of maternal morbidity and mortality. Chile's abortion prohibition in 1989 did not
NR.
1 2012
cause an increase in the [maternal mortality rate] in this country. On the contrary, after abortion prohibition, the MMR decreased from 41.3 to 12.7 per 100,000 live births –a decrease of 69.2% in fourteen years.” The highest mortality rate was in 1961 (47.9 per 100,000 women of reproductive age), and the lowest in 2003 (0.72 per 100,000). In other words, making abortion illegal appears to have been a primary factor in Chile’s reduced maternal mortality rates. Other factors are also important, the researchers acknowledge: !more education for women; nutrition for pregnant women and their children in the primary care network and schools; universal access to improved maternal health facilities; changes in women’s reproductive behavior enabling them to control their own fertility; and clean water and good sanitation. Illegal abortion is often equated with unsafe abortion. However, clandestine abortions in Chile appear to be low-risk. Otherwise there would have been increased rates of death among women of childbearing age.! http://www.bioedge.org/index.php/bioethi cs/bioethics_article/10049
FATHER-TO-SON SPERM DONATION by Jared Yee | Mar 31, 2012 A married couple in the Netherlands tried over and over to conceive, but in their early 30s they discovered that the husband produced no sperm. Donor sperm from a stranger would mean the child would not share genes with the husband. The husband had no brothers who could donate, so the couple hit upon a novel solution -the husband's father. This would produce a
23
BUITENLAND
child whose "father" is his biological halfbrother, and whose "grandfather" is his biological father. All of the parties were at ease with this situation, so they went to a fertility clinic with their idea. After a bit of umming and ahing, the clinic agreed. While uncommon, donations of sperm, egg or womb from family members to couples trying to conceive do occur. These arrangements bring their own complications - especially the potential confusion over who the father is. According to some experts, the emotional toll on the child might be too great to justify the procedure. "The notion that this child's grandfather would be his biological father is just too bizarre for the child's sake," said George Annas, of the Boston University School of Public Health. "Family relationships are confused enough as they are when they're not intergenerational," Annas said. The couple's case was reported in the March 7 issue of the journal Human Reproduction.
HOW VOLUNTARY IS “VOLUNTARY”? by Michael Cook | Apr 08, 2012 Respect for autonomy is one of the most convincing arguments for euthanasia. It was the theme of a strong defence of legalising it in Australia in the Journal of Law and Medicine by Margaret Otlowski and Lorana Bartels in 2010. They concluded that "!in a secular society with an ageing population" legalisation is inevitable. However, in the latest issue of the JLM a criminologist at the University of Tasmania has made a vigorous response. Jeremy Prichard doubts that many people in the community will be able to give full and voluntary consent to ending their
NR.
1 2012
lives. He contends that the growing prevalence of elder abuse suggests that aged people could easily be manipulated. "Such procedures may be safe for socially connected, financially independent individuals with high autonomy and selfefficacy," he writes, but "circumstances may be entirely different for isolated patients with low self-efficacy who represent an unwanted burden to their carers, some of whom may benefit financially from the death of the patient (even just in a reduction of financial pressure)."Sometimes the request for euthanasia may be genuine, but it has been prompted by subtle pressure. Carers may easily convince a patient that death is the best option for everyone. Dr Prichard cites some disturbing anecdotes from research into elder care in Tasmania. In one, a woman describes how she is treated by her husband: "I had the stroke a few years ago, I'm absolutely helpless to do anything myself ... [My husband] gets annoyed because I have to go to the toilet all the time and he has to help me. ... In his own selfish way he cares for me too, it's just that he's so disagreeable, he's a real disagreeable old grump, he doesn't like anyone around ... He talks about he'll be glad when he dies all the time and I say "well what will I do?" He says "I just hope my time will hurry up and come." That's my life and I've got to put up with it ... I couldn't get anyone else to look after me. "Very little research has been done on pressures that could be exerted on the elderly and disabled. "Research on the risks of voluntary euthanasia or physician-assisted suicide is in its infancy," he writes." So far as this article could ascertain, only one qualitative study has investigated the issues of pressure on patients to access voluntary euthanasia or physician-assisted suicide."
24