Inhoud JASON Magazine is het kwartaalblad van de Stichting JASON Dagelijks Bestuur
3
Voorzitter • R. Schuller
NEEderland ontLEED Rob Boudewijn en Jan Rood
Penningmeester • A. M. Verweij Internetcoördinator • J. van Aalst
7
Antiterreur maatregelen in de internationale Zeevaart Wouter Jacobs
Activiteiten coördinator • C. A. B. van der Aa Eindredacteur • K. M. Asjes Redacteur • F. Boedeltje
10
Opinie Van Gaza naar Vrede? Lambrecht Wessels
Redacteur • W. Koster Redacteur • M. W. T. Overkamp Redacteur • W. A. A. Jacobs
14
Opinie Al tien jaar op de vlucht Erik Nijsten
E-mail •
[email protected]
17
Opinie Afrikaanse staat een façade? Michiel Overkamp
Algemeen Bestuur drs. S. Lo Bianco mevr. drs. C. Broersma
19
Hervormingen in de Veiligheidsraad Willem Oosterveld
drs. F. W. Joustra drs. B.R. Limonard drs. T. E. Westerhuis
23
Opinie ‘Security measure’ of verraad? Tom Smolders
Raad van Advies dr. W. F. van Eekelen, voorzitter F. de Bakker
26
Column Terreurig Leon Wecke
prof. dr. J. Th. J. van den Berg prof. dr. H. de Haan prof. drs. V. Halberstadt drs. G. J. J. M. Hayen
Redactioneel
H. A. M. Hoefnagels R. W. Meines R. D. Praaning prof. dr. J. G. Siccama mevr. drs. L. F. M. Sprangers prof. dr. A. van Staden drs. L. Wecke Adres Stichting JASON Studentencentrum Plexus Kaiserstraat 25 2300 AK Leiden Telefoon 071 · 527 79 72 www.stichtingjason.nl E-mail •
[email protected] issn 0165-8336
w ww.stichtingjason.nl
De Stichting JASON noch de redactie van JASON Magazine is verantwoordelijk voor de in de bijdragen weergegeven meningen.
De onderwerpen die centraal staan in dit nummer zijn ontwikkeling en hervorming. Hierbij ligt de nadruk op de hervorming van politieke systemen en de ontwikkelingen die hieraan verbonden zijn. Politieke processen zijn dynamisch, altijd aan verandering onderhevig. Als deze dynamiek niet wordt erkent kunnen bepaalde processen stagneren en vastlopen. De uitkomst van het Nederlandse referendum lijkt me een goed voorbeeld van wat er gebeurd als er niet op nieuwe ontwikkelingen in de samenleving wordt ingesprongen. Maar denk bijvoorbeeld ook aan de veranderingen in het soort geweld waaraan de samenleving wordt blootgesteld. Waar we voorheen bang waren voor oorlogen tussen staten, zijn we nu bang voor een bijna ongrijpbaar kwaad, het terrorisme. Voornamelijk in grote steden en bij belangrijke evenementen wordt de beveiliging aangescherpt om ons te weren tegen terroristische aanvallen. Specifieke handelssectoren, zoals bijvoorbeeld de scheepvaart, kunnen echter ook een doelwit zijn. Het artikel van Wouter Jacobs schept een helder beeld van de gevaren die in de internationale scheepvaart aanwezig zijn en bespreekt welke maatregelen worden genomen om dit tegen te gaan. Met betrekking op de recente ontwikkelingen in de internationale betrekkingen mag de ontkoppeling van Gaza niet vergeten worden. Maar liefst twee artikelen in deze editie gaan in op de ontkoppeling en de stappen die worden gezet op de routekaart naar de vrede. Het ene artikel richt zich meer op de wortels en geschiedenis van het conflict, de ander richt zich duidelijk op de motieven voor de ontkoppeling van de Gazastrook.
Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij een schriftelijke opzegging vóór 1 december van het kalenderjaar is ontvangen. Ontwerp • Phoelich Media Design, Rotterdam
Zoals u ziet komt een wijd scala aan ontwikkelingen en hervormingen aan bod in dit nummer. Hierbij wil ik nogmaals benadrukken dat de redactie altijd op zoek is naar interessante artikelen. Schroom dus niet om uw artikel naar ons toe te sturen. Wie weet staat uw artikel dan in de volgende (extra dikke) jubileum editie van Jason magazine.
Lay-out • Hans van der Jagt, Zeist Druk • Drukkerij Karstens, Leiden
Kathleen Asjes Eindredactrice JASON Magazine
JASON Magazine
jaargang 30
Artikelen
NEEderland ontLEED Door Rob Boudewijn en Jan Rood*
Belangrijker is natuurlijk de vraag of deze analyse hout snijdt. Is het ogenschijnlijk proEuropese Nederland anti-Europees geworden; een beeld dat ook met graagte door verbijsterde buitenlandse commentatoren werd opgeroepen. Een beeld dat zich tegelijkertijd moeilijk laat verenigen met het gegeven dat zelfs de meest fervente tegenstanders van het Grondwettelijk Verdrag verklaarden voor Europese samenwerking te zijn. Kortom, hoe moet de uitslag van het referendum worden geduid? Moet een verklaring voor het ‘nee’, niet in ieder geval deels worden gezocht in het karakter van het referendum zélf? Daarnaast dringt zich natuurlijk de vraag op: hoe nu verder, Quo Vadis Europa? Die vraag raakt aan de relatie tussen de burger en Europa; een relatie die de inzet is van de zogeheten Brede Maatschappelijke Discussie (BMD). Maar de vraag naar de toekomst raakt vanzelfsprekend ook aan het Europese integratieproces zelf: wat betekent dit alles voor de voortgang van dit project? Nederland: anti-Europees? Heeft Nederland nu werkelijk de buik vol van het Europees integratieproject en is de afwijzing van de Grondwet hier de uiting van? Daarmee in tegenspraak is in ieder geval dat de Nederlandse kiezer in 2005 sterker pro-
Europees is dan in voorafgaande jaren. Dit blijkt uit de meest recente cijfers van Eurobarometer, waaruit blijkt dat maar liefst 77% van de Nederlanders het EU-lidmaatschap een goede zaak vindt, terwijl het EU-gemiddelde slechts 54% bedraagt.1 Ook op de vraag of Nederland voordeel heeft van het EU-lidmaatschap antwoord 67% positief, tegen een Europees gemiddelde van 55%.2 Dit laatste is in het bijzonder opvallend, aangezien de burger de laatste jaren juist vanuit de politiek bestookt is met de mededeling dat de Europese integratie Nederland teveel kostte en correctie van de Nederlandse netto-positie geboden was. Kortom, de gedachte dat de Nederlandse burger van opvatting is dat het wel een tandje minder kan met de Europese integratie -zowel qua snelheid als bereik- en dat hij/zij om die reden tegen het grondwettelijk verdrag heeft gestemd, vindt in deze cijfers geen bevestiging. Sterker, uit onderzoek blijkt ook dat de burger voorstander is van een meer gemeenschappelijke Europese aanpak op tal van onderwerpen, in het bijzonder dan die van het buitenlands beleid en de bestrijding van terrorisme. Als er al frustratie over de snelheid van de integratie bestaat, lijkt die op die onderwerpen veeleer het gevolg te zijn van juist het trage tempo van de samenwerking. Een JASON Magazine
nummer 2 2005
stelling die aansluit bij de constatering dat snelheid niet het meest opvallende kenmerk is van de Europese integratie. Dat blijkt uit de vele dossiers waar de trage stroperigheid van besluitvorming, binnen een gezelschap van steeds meer lidstaten, haar voorspelbare tol eist in termen van slagvaardigheid en daadkracht. In dit opzicht verdient de beeldspraak van de Unie als voortdenderende trein correctie. De Unie is geen ‘HSL’ maar veeleer ‘het boemeltje naar Medemblik.’3 Natuurlijk, het is niet allemaal koek en ei. De burger, w.o. de Nederlandse, maakt zich zorgen over de voortgaande uitbreiding (Turkije), vreest voor behoud van de eigen identiteit, vereenzelvigt de Unie met bureaucratie, en ziet de integratie en dan vooral de Europese vrije markt als een bedreiging voor de verzorgingsstaat (zie de stemming in Frankrijk). Maar al deze reserves mogen zeker niet in Nederland opgevat worden als aanduiding van een breed levend, authentiek anti-Europees gevoel, dat in het referendum de gelegenheid kreeg zich te openbaren. Dat het allemaal wat ingewikkelder ligt, blijkt ook uit de opstelling van het nee-kamp. Ook binnen deze wonderlijke gelegenheidscoalitie van de SP, LPF, Wilders en klein Christelijk rechts, viel te beluisteren dat men niet zozeer tegen Europa was, of beter de Europese Unie, maar wel tegen het Grondwettelijk Verdrag. Sterker, ook daar waren sommigen voor meer Europa: een democratischer en socialer Europa, een streven waaraan de Europese grondwet in onvoldoende mate tegemoet zou komen. Hoe dan de nee-stem te duiden en te verklaren als deze niet kan worden gezien als een stem tegen de Europese integratie of verklaard kan worden vanuit dieper gewortelde anti-Europese gevoelens? Twee kwesties lijken daarbij een rol te spelen: de opstand tegen de politieke elite en de wijze waarop het referendum is verlopen.
w ww.stichtingjason.nl
Op 1 juni stemde ruim 61% van de Nederlandse bevolking in het raadgevend referendum tegen het Grondwettelijk Verdrag. Na het Franse ‘Non’ op 29 mei, waar bijna 55% van de kiezers tegen stemde bij een opkomst van 70%, betekende dit tweede Nee in één van de founding fathers van de Unie feitelijk het einde van het Grondwettelijk Verdrag. Op zoek naar de wortels van het nee, verschenen reeds de nodige analyses en commentaren. Zo had de regering direct na de negatieve uitslag haar conclusies al getrokken. In het debat met de Tweede Kamer over de uitslag van het referendum liet zij weten dat de burger met zijn nee-stem had laten weten dat de integratie te snel ging, het werd de burger te veel, inclusief de gestage uitbreiding van de Unie. Nederland diende zich, zo concludeerde de regering, terughoudender op te stellen. De ironie wil dat de regering zich daarbij bediende van de argumenten die in de aanloop naar het referendum uitbundig door het nee-kamp waren gebruikt.
Een stem tegen de politieke elite Over het elitaire karakter van de Europese integratie is al veel geschreven. De Europese
3
Artikelen
w ww.stichtingjason.nl
Dat kenmerk van de Europese integratie is veranderd. Met het verdrag van Maastricht als waterscheiding en de introductie van de Euro als wake-up call is tastbaar, zichtbaar en voelbaar geworden dat de integratie zich uitstrekt tot terreinen en onderwerpen die de burger wel degelijk direct dan wel indirect raken. De integratie is niet langer het economische project dat zich beperkt tot vrijmaking van de onderlinge handel. De dynamiek van het integratieproces van de jaren negentig heeft tot gevolg gehad dat vele beleidsterreinen linksom (via regelgeving), of rechtsom (via beleidsafstemming en concurrentie), met de Unie te maken hebben gekregen. Of dat nu de eigen munt betreft, de (toekomstige) ziekteverzekering, aspecten van de sociale zekerheid, de inrichting van de ‘publieke diensten’ of de kwaliteit van de rechtsstaat, keer of keer blijken deze de burger onmiddellijk rakende kwesties een Europese dimensie te hebben.
4
Waar nu dergelijke gevoelige onderwerpen op de agenda verschijnen voldoet de, voor het Europese integratie proces zo kenmerkende gedepolitiseerde wijze van besluitvorming, niet langer. Grotere betrokkenheid van burgers en belangengroeperingen – d.w.z. politisering van het eliteproject - leek en lijkt onder die omstandigheden geboden. Zonder dat is er het risico dat de publieke opinie wordt bevangen door onzekerheid en zelfs wantrouwen. Die waarschuwing is niet nieuw. Zo was de vrees dat de Europese integratie als gevolg van onvoldoende (mogelijkheden tot) betrokkenheid van het publiek – het bekende politieke deficit haar eigen graf zou graven voor Joschka Fischer reden om in zijn befaamde Humboldt-rede van mei 2000 voor een federaal Europa te pleiten. Federaal omdat in die constellatie de burger optimaal bij de Europese besluitvorming zou kunnen worden betrokken.
De ironie wil dat juist de Europese grondwet, zowel in de wijze van voorbereiding (de Conventie) als uitkomsten, een poging was om aan deze behoefte tot politisering tegemoet te komen. Toch werd het document in twee ‘oude lidstaten’ verworpen. Een deel van de verklaring hiervoor moet in ieder geval gezocht worden in het gegeven dat alhoewel burgers, zoals hiervoor uiteengezet, in algemene zin positief tegenover de EU staan, zij onvrede hebben met de wijze waarop de besluiten over dit project tot stand komen. Te vaak heeft men het gevoel met een voldongen feit te worden geconfronteerd. Of dat nu de Euro, Turkije of de grondwet betreft. Te zeer bestaat de perceptie van de rijdende trein waaraan men willoos is overgeleverd zonder route, eindbestemming of de prijs van het kaartje te kennen. Dit gevoel heeft zich – zeker in Nederland, maar ook in Frankrijk - gemengd met een groeiende afstand tussen burgers en het politieke establishment in bredere zin. In Nederland vertaalde dat zich tijdens de Fortuyn-revolutie van voorjaar 2002 in een politieke aardverschuiving ten koste van de gevestigde politieke partijen. Een aardverschuiving die niet anders kan worden opgevat als een uitdrukking van achterdocht ten aanzien van de voorheen leidende rol van de politieke elite.4 En waar het Europese project een eliteproject bij uitstek is, hoeft het vervolgens niet te verbazen dat de burger de eerste gelegenheid die hij/zij krijgt om zich over Europa uit te spreken, aangrijpt om een
breder gevoel van onbehagen tot uitdrukking te brengen.5 Een gevoel van onbehagen dat ook wordt ingegeven door onvrede over de resultaten van de Europese integratie (dure Euro, werkloosheid, etc.) en dat bovendien steun vond en vindt in uitspraken van de politieke elite zelf, in ieder geval een deel ervan: Europa kost Nederland teveel geld, is bemoeizuchtig, bedreigt via uitbreiding onze werkgelegenheid, etc..6 Uitspraken die de burger slechts legitimeerden in zijn achterdocht. Het resultaat was een uitslag die de kloof tussen burger en politieke elite haarscherp in beeld bracht: 80% van de Tweede Kamerleden was vóór het Grondwettelijk Verdrag, meer dan 60% van de burgers was tegen. De kloof tussen de politieke elite en de burger was sinds Fortuyn in 2002 niet meer zo duidelijk zichtbaar geweest. Kortom, de grondwet was na Paars als tweede slachtoffer van de opstand tegen het regentendom. De dynamiek van het referendum De grondwet viel dus in een losgeslagen, diffuus politiek klimaat. Een klimaat waarin handig politiek ondernemerschap zoveel meer ruimte heeft om verschil te maken. Hetgeen ons voert naar de tweede verklarende variabele: het referendum zelf, met in het bijzonder de campagne als verklaring van het ‘nee’. Allereerst is het goed te beseffen dat nooit eerder de Nederlandse burger direct – d.w.z. bij volksraadpleging – was gevraagd zijn mening te
Bron: www.european-referendum.org
integratie was een zaak van de politieke elite. En waar die integratie Nederland toch vooral voordeel bracht in zowel economische (handel en groei) als financiële zin (Nederland verdiende aan de Europese begroting), was er voor de burger weinig reden zich te verzetten of hoe dan ook te bemoeien met de Europese samenwerking. Dit al helemaal niet waar het integratieproces verre bleef van die onderwerpen die de burger in zijn dagelijks bestaan raakten: sociale zekerheid, veiligheid, gezondheid, rechtszekerheid, etc.. Wat de burger betreft, was er sprake van permissive consensus ten aanzien van dit onderwerp, waarbij burgers zich in hun opvatting over de Europese integratie in belangrijke mate lieten leiden door wat de politieke elite er van vond.
De burgers in Europa eisen zeggenschap over de toekomst van de Europese Unie.
JASON Magazine
jaargang 30
Artikelen
Om te beginnen was ‘de tijd te kort om een effectieve informatiecampagne te voeren’. Een conclusie die gezien het verloop van de campagne niet voor bestrijding vatbaar is, maar die des te pijnlijker is aangezien reeds in 2003 de vraag opgeworpen werd ‘in hoeverre de voorstanders van het referendum zich hebben gerealiseerd dat dit (referendum) noopt tot een weloverwogen allocatie van tijd, personele inzet en financiële middelen’, een vraag die aan de vooravond van het referendum werd herhaald.8 Ook door de bedenkers wordt de vraag opgeworpen of een dergelijk complex en technisch onderwerp zich wel zou lenen voor referendum, hetgeen later door andere auteurs ontkennend werd beantwoord.9 De andere problemen die reeds in 2003 waren voorzien, worden ook door de initiatiefnemers erkend: de informatiecampagne verliep niet vlekkeloos en het beschikbare budget was té gering. Dit is, zacht gezegd, een understatement, indien het verloop van de campagne in ogenschouw wordt genomen. Bij dat verloop valt allereerst het tijdsbestek op. Pas op 25 januari 2005 ging de Eerste Kamer akkoord met het instellen van een onafhankelijke referendumcommissie die een maatschappijbreed debat zou moeten helpen entameren via subsidieverdeling aan voor- en tegenstanders. De commissie diende ook een neutrale samenvatting van de Grondwet te produceren. Let wel, binnen een tijdbestek van
Het Nee-kamp voert ook buiten Nederland een overtuigende campagne.
4 maanden! Het resultaat was dat in de praktijk de campagne in zes weken moest worden gevoerd, omdat toen pas de informatie beschikbaar was en de gelden verdeeld waren. De suggestie die wel gedaan wordt dat in Nederland een langdurig en breed maatschappelijk debat heeft plaatsgevonden in alle geledingen van onze maatschappij moet dan ook bestreden worden. Het debat was niet lang, qua bereik beperkt en vooral van de kant van het ja-kamp warrig, ongeorganiseerd en paniekerig. Zo voelden kamer noch regering zich in eerste instantie verantwoordelijk voor de ja-campagne, waarmee deze bij gebrek aan ownership richting en scherpte miste. Dit werd er niet beter op door gesteggel tussen de verantwoordelijke ministeries. Voor de start van campagne was afgesproken dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verantwoordelijk zou zijn voor een opkomst bevorderende campagne en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) voor de ja-campagne. Beide departementen kregen vervolgens ruzie over de kwaliteit van de verstrekte informatie, wat bij de burger op zijn minst de indruk zal hebben gewekt dat de grondwet toch wel een erg ingewikkeld en moeilijk te begrijpen document was. In ieder geval was de claim van ja dat met dit document Europa transparanter zou worden, niet erg geholpen met deze onenigheid. De zaak werd er niet beter doordat een aantal bewindslieden, waaronder de premier, meenden
JASON Magazine
nummer 2 2005
Het overheersende beeld is vervolgens dat van een campagne waarin het ja-kamp nooit in staat is geweest het initiatief naar zich toe te trekken, de toon van het debat te zetten en de strijd op eigen inhoudelijke argumenten aan te gaan en te beslissen. Hoeveel effectiever was dan wel niet het nee-kamp? Niet alleen omdat het van meet af aan op goed georganiseerde wijze vroegtijdig het initiatief naar zich toe wist te trekken, maar vooral ook omdat de neecampagne het debat wist te domineren met oneliners over de Euro, Turkije, de Europese Superstaat en de bemoeizucht van Brussel. Uitspraken waarmee zij wisten te appelleren aan het beschreven gevoel van onbehagen, onder de twijfelaars in het bijzonder. Waarmee maar is gezegd dat het nee in ieder geval ‘ten dele het resultaat is van behendig politiek ondernemerschap, waarbij het nee-kamp (…) het initiatief naar zich toe trok, de toon van het debat wist te zetten en aldus in het heersende politieke klimaat het pleit al in een vroeg stadium in belangrijke mate had beslist.’10 Hoe nu verder met Nederland en/in Europa? In antwoord op het nee hebben kamer en regering tot een Brede Maatschappelijke Discussie besloten teneinde het contact met de burger over Europa te herstellen dan wel aan te gaan. Op het moment van schrijven is nog onduidelijk wat deze BMD gaat inhouden. Ook hier lijkt de vraag naar ownership beide partijen verdeeld te houden, met dien verstande dat zowel kamer als regering deze beker liever aan zich laten voorbijgaan. Maar waar de BMD de suggestie in zich draagt dat de politiek het land in trekt om naar de burger te luisteren, lijkt zij toch aan het verkeerde eind van het debat te beginnen. Wie het afgelopen decennium aan Europa-politiek in Nederland overziet, kan immers slechts de conclusie trekken dat het toch vooral de politiek zelve is geweest die de draad kwijt was en het image van de Unie aantastte met selectieve verontwaardiging over dit project. Anders gezegd, de eerste opdracht lijkt te zijn dat Den Haag vooral met zichzelf in debat gaat
w ww.stichtingjason.nl
Deze vraagtekens daargelaten, dit eerste raadgevend referendum was volgens de initiatiefnemers er van, de Tweede Kamerleden Niesco Dubbelboer (PvdA), Farah Karimi (Groen Links) en Boris van der Ham (D66) een groot succes, in ieder geval qua opkomst7 en daarnaast een overwinning voor de democratie, zo werd men niet moe te betogen. Het lijkt echter dat de relatief hoge opkomst eerder ondanks, dan dankzij de referendumcampagne bewerkstelligd werd, indien het verloop van de campagne in ogenschouw wordt genomen. De initiatiefnemers beamen in hun artikel ruiterlijk een aantal fouten; fouten die in niet geringe mate hebben bijgedragen aan de negatieve uitslag.
hun pleidooi voor de grondwet te moeten aanzetten door hel en verdoemenis te voorspellen mocht Nederland ‘nee’ zeggen. De voorbeelden zijn bekend en behoeven geen herhaling. De bevolking bleek voor deze verkrampte bangmakerij niet gevoelig, zag daarin een volgend bewijs van de onbetrouwbaarheid van de politieke elite, en het gevolg was dat met ieder optreden van het kabinet ten faveure van de grondwet de steun afnam. Een resultaat dat geheel in overeenstemming is met de hiervoor beschreven kloof tussen elite en burgerij.
Bron: www.european-referendum.org
geven over hoe het verder moest met Europa. Noch kan gesproken worden van serieuze pogingen om de bevolking anderszins bij het Europese project te betrekken c.q. daarover te informeren. In het gedepolitiseerde Europa van de elite was een dergelijke inspanning overbodig. De grondwet – toch een tamelijk gecompliceerd document – viel m.a.w. op een tamelijk onvruchtbare bodem; dit dan nog los van de vraag of een dergelijk document zich hoe dan ook voor een simpele ja-nee vraag leent.
5
Artikelen over de eigen rol en opvatting ten aanzien van Europa, om vervolgens bij voorkeur niet via een referendum de burger tegemoet te treden en keuzes voor te leggen. Een heldere informatievoorziening, meer Europa in het onderwijs, etc. kunnen hierbij natuurlijk helpen, al was het maar om in de beeldspraak van minister Bot jaren van achterstallig onderhoud te herstellen. Rest de vraag naar de Nederlandse positie in de Unie en de gevolgen van dit alles voor het integratieproces. Ten aanzien van het eerste is de minste conclusie dat de mythe van Nederland als kampioen van het Europees federalisme nu wel is doorgeprikt. Dat is winst. Een zekere meewarigheid en verbazing die zich van de medelidstaten hoe dan ook sinds Fortuyn meester had gemaakt zal zeker niet zijn afgenomen na 1 juni. Schadelijk wordt het echter pas als Nederland de reputatie van een onbetrouwbare partner zou verkrijgen. Zeker als beseft wordt dat het Nederlandse belang niet gediend is met een Unie waarin opportunisme de boventoon voert.
Dan, tot slot, de integratie zelf. De bescheidenheid gebiedt te zeggen dat een nee van Nederland alleen niet voldoende zou zijn geweest de Europese integratie tot stilstand te brengen. Dat ligt alweer anders nu naast Nederland ook Frankrijk een stevig non heeft uitgesproken. De suggestie om na een bezinningsperiode de grondwet in al dan niet aangepaste vorm weer nieuw leven in te blazen, lijkt na het nee in twee stichterstaten redelijk illusoir. Niet alleen is een nieuw verdrag zonder
deze twee landen moeilijk voorstelbaar, maar bovenal is de kans klein dat het ratificatieproces ongeschonden in de nog volgende lidstaten dan wel in een tweede Frans c.q. Nederlands referendum de eindstreep zal halen; aangenomen dat men die gok hoe dan ook zou willen wagen. De grondwet lijkt dus dood. Het ware verontrustende is echter niet dat de Unie daarmee een document ontbeert dat in een aantal opzichten versterking van de integratie beloofde. Inderdaad, met Nice valt ook te leven.
Conclusie Wezenlijker is echter dat deze crisis een vervolg is op een al eerder ingetreden lethargie, tot uitdrukking komend in o.a. conflicten over de vereiste begrotingsdiscipline van de lidstaten, een sputterende economie in de Euro-zone, onenigheid op buitenlands politiek terrein, geruzie over geld, etc.. Nu zijn crises eigen aan de Europese integratie. Volgens één opvatting vormen zij zelfs een voorwaarde voor verder eenwording. In dit geval lijkt die verwachting echter te optimistisch. Niet alleen de samenloop van zoveel tegenspoed, maar vooral de opstand van de burgerij, het ontbrekend leiderschap binnen de Unie en het onvermogen tot aanpassing – zowel economisch als politiek – in Frankrijk en Duitsland, doen vermoeden dat deze crisis van langere duur zal zijn. Betekent dat het einde van de integratie? Nee, maar wel dat het proces nóg moeizamer zal gaan.11
* Jan Rood en Rob Boudewijn zijn respectievelijk als hoofd en als senior fellow verbonden aan het Europa Programma van Instituut Clingendael
Noten 1
de afnemende partij-ideologische
en ‘te duur’ (Nederland zal steeds
Rob Boudewijn, ‘Referendum over
Op de vraag: EU membership: a
identificatie van de burger hoe dan
meer moeten gaan betalen aan de
Europa is vlees noch vis’, in:
good thing? Staat Nederland in
ook minder vanzelfsprekend is.
EU), komen die in uitdrukking in de
Zie hiervoor bijvoorbeeld: Peter van
exit poll van NRC Handelsblad,
plaats met 77% van de
Grinsven en Jan Rood, ‘De
waarin argumenten als ‘we betalen
‘Liever geen referendum over
respondenten die het EU-
ontdekking van Europa. Het
te veel aan de EU’ en ‘we zijn
Europese Grondwet’, in:
lidmaatschap een goede zaak
Europese onbehagen van
minder baas in eigen land’ met
Internationale Spectator
vinden. In 2004 beantwoorden
Nederland’, in: Internationale
respectievelijk 62% en 56% als
(maart 2005) p. 138-142 en
75% van de respondenten deze
Spectator (maart 2004)
belangrijkste reden fungeren om
A. van Staden, ‘De paradox van
vraag positief. Zie:
p. 119-122
tegen te stemmen. Zie:
het referendum’, in: Internationale
Een eerste analyse van NRC
NRC-handelsblad, 2 juni 2005.
Spectator (juni 2005) p. 293-294
2005 na Luxemburg op de tweede
w ww.stichtingjason.nl
http://europa.eu.int/comm/public
6
5
6
7
Trouw 5 februari 2005 9
Zie bijvoorbeeld: Peter Bursens,
10 Rood, Socialisme en Democratie
_opinion/archives/eb/eb63/eb63.
Handelsblad bevestigde het
4_en_first.pdf p.10
onbehagen over de ongewenste
en Boris van der Ham,
2
idem, p. 15
richting van het integratieproces
‘Referendum over Europa was een
3
Jan Rood, ‘Wind gezaaid, storm
zoals die ook uit de Eurobarometer
succes’, in: de Volkskrant,
Peter van Grinsven, ‘Europe lite of
geoogst. Na het nee, Europa in
naar voren komt. Waar de
9 juli 2005
Europe puissance: welk Europa na
analyse ’, in: Socialisme en
Eurobarometer met twee aspecten
Rob Boudewijn en Mendeltje van
het nee tegen de grondwet?’.
Democratie nr. 6 (2005) p. 19
komt waar de Nederlandse burger
Keulen, ‘Het EU-referendum als
In: Internationale Spectator
Een leidende rol die met de
wél ontevreden over is, namelijk
paard van Troje’, in:
(september 2005) p. 465-470 .
verzuiling achter ons, met de
‘te ver’ in de zin van verlies van
Staatscourant, 10 december
voortgaande individualisering en
macht voor de kleine(re) lidstaten
2003 en Mendeltje van Keulen en
4
JASON Magazine
8
Niesco Dubbelboer, Farah Karimi
jaargang 30
p. 17 11 Zie hierover o.a.: Jan Rood en
Artikelen
ANTITERREUR MAATREGELEN IN DE INTERNATIONALE ZEEVAART Door Wouter Jacobs
Deze terroristische aanvallen hebben vooralsnog niet het grootschalige karakter zoals in New York, Madrid of Londen, waar het vooral ging om zoveel mogelijk burgerslachtoffers te maken. Terreuraanvallen op olietankers,
De gevolgen van de aanvallen in Jemen zijn ieder geval rampzalig voor de nationale economie. De haven van Aden, waar in 1999 nog een gloednieuwe containerterminal is aangelegd, staat nagenoeg stil als gevolg van de gestegen verzekeringskosten voor schepen die de haven willen aandoen. Dit neemt overigens niet weg dat aanvallen zich wel degelijk kunnen richten op het maken van zoveel mogelijk slachtoffers. Bijvoorbeeld wanneer chemische
Bron: W. Jacobs
In oktober 2002 werd op een pijnlijke manier duidelijk gemaakt dat de internationale zeevaart niet beschermd is tegen terroristische aanslagen. Voor de kust van Jemen werd de Franse olietanker ‘Limburg’ door terroristen in kleine bootjes vol met explosieven bestookt. Twee jaar eerder werd in de haven van Aden, ook al in Jemen, het Amerikaanse slagschip ‘USS Cole’ op een dergelijke manier aangevallen. Bij de ‘Limburg’ ging een hoeveelheid olie van 90.000 vaten in vlammen op, terwijl bij de ‘USS Cole’ 17 mariniers het leven lieten. In maart 2004 vielen er tien doden bij een terroristische zelfmoordaanval in de Israëlische haven van Ashdod, waarbij de daders de streng bewaakte haven via containers zijn binnengekomen. Het had nog veel erger kunnen aflopen als de daders er in geslaagd waren de chemische opslagplaatsen op te blazen. De aanvallen op de ‘Limburg’ en de ‘USS Cole’ worden toegeschreven aan al-Qaida, hoewel de Aden-Abyan Islamic Army de verantwoordelijkheid heeft geclaimd voor de ‘Limburg’. De aanval in de haven van Ashdod is geclaimd door zowel Hamas als de Fatah.
containerschepen of booreilanden lijken met name een militair-economische strategie te dienen, met al doel het destabiliseren van de wereldeconomie. Bijna 90% van de wereldwijde handel in goederen, waaronder olie, verloopt immers per schip. Het gerenommeerde Amerikaanse onderzoekbureau Brookings Institution (2002, p.7) heeft de economische schade van een succesvolle terreuraanval middels een in een container vertopte WMD (weapon of mass destruction, bijv. atoombom of gifgas) geschat op 1 biljoen Amerikaanse dollars.
w ww.stichtingjason.nl
Onlangs uitte Edwin Bakker van het Instituut Clingendael nog kritiek op de lakse houding van de AIVD ten aanzien van de diefstal van een grote hoeveelheid duikspullen die zouden kunnen worden gebruikt voor terroristische aanslagen op schepen en havenfaciliteiten. Los van deze kritiek zijn er in de internationale zeevaartsector de afgelopen drie jaar wel degelijk enkele ingrijpende maatregelen genomen om terroristische aanslagen of terroristische activiteiten te voorkomen. Terreuraanvallen kunnen zich richten op grote olietankers en containerschepen, of op de industriële havencomplexen. Bovendien kunnen containers worden gebruikt om wapens te smokkelen voor terroristische activiteiten of als wapens zelf worden gebruikt. In dit artikel zal ik de impact van terrorisme op de zeevaart bespreken. Verder komen de internationale maatregelen aan bod, die onder aanvoering van de Amerikaanse overheid zijn getroffen.
Containers zijn een mogelijke opbergplaats voor WMD.
JASON Magazine
nummer 2 2005
7
Artikelen opslagdepots nabij stedelijke centra, zoals in Rotterdam, of cruiseschepen succesvol worden aangevallen. De relatief mislukte aanval in Ashdod spreekt wat dat betreft boekdelen. Volgens hetzelfde Brookings Institution heeft een succesvolle aanval met een in een container verstopte WMD, potentie om 1 miljoen slachtoffers te maken, hierbij aangetekend dat het om een ruwe en moeilijk te staven schatting gaat. Maar naast potentiële doelwitten vormen containerschepen en havens ook logistieke middelen in de illegale wapensmokkel van terroristische organisaties en ‘rogue states’. Zo staat de haven van Dubai in de Verenigde Arabische Emiraten bekend als internationale smokkelhaven. Deze is tevens aangewezen als het logistieke knooppunt waar de Pakistaanse atoomspion Dr. Abdul Qadeer Kahn, technologie en materialen voor het vervaardigen van nucleaire wapens verscheepte naar Iran en Libië1. Al met al genoeg redenen voor de internationale gemeenschap en de zeevaartsector om maatregelen te treffen die de beveiliging van havencomplexen, schepen en lading verscherpt. De Verenigde Staten en haar Department of Homeland Security (waar ook de douane en de kustwacht onder vallen) hebben wat dat betreft het voortouw genomen door het invoeren van een tweetal maatregelen die direct van invloed is op de private sector en op buitenlandse zeehavens.
Gedurende de eerste fase van het implementeren van CSI zijn een aantal van de grootste havens in de wereld benaderd om te participeren. Wereldwijd doen er op dit moment 37 havens mee aan CSI, waaronder als belangrijke de havens van Rotterdam, Antwerpen, Hamburg, Hong Kong en Singapore. De regeling van CSI houdt in dat de havenautoriteiten van deze havens, ambtenaren van de Amerikaanse douane in hun jurisdictie moeten toestaan om containers met de Verenigde Staten als bestemming te prescreenen op verdachte of gevaarlijke lading. De deelnemende havens in CSI zijn ook verplicht om de bestaande beveiligingssituatie in kaart te brengen en die voor te leggen aan de Amerikaanse douane. Verder zullen de havenautoriteiten apparatuur moeten installeren die middels röntgen of gammastraling de containers kunnen scannen. Een andere maatregel die is ingevoerd is de
24-uurs-regel. Dit houdt in dat een gedetailleerde beschrijving van de scheepslading en van de eigenaar, minimaal 24 uur voordat een schip vanaf de laatste buitenlandse haven richting de Verenigde Staten afvaart, wordt opgestuurd naar de Amerikaanse douane. Het introduceren van slimme containers tot slot, is met name gericht op het gebruik maken van elektronische en/of metalen zegels die aankunnen tonen of er met de lading van de container is geknoeid. Hoewel het CSI een Amerikaans initiatief is en internationale havens niet kunnen worden verplicht tot deelname, kan het niet deelnemen desastreuze gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van een haven. Immers, wanneer een haven niet aan CSI meedoet, kan men geen schepen behandelen die de VS als eindbestemming hebben. Zo had de Europese Commissie in eerste instantie bezwaar tegen de bilaterale afspraken die de individuele havens sloten met de Amerikaanse autoriteiten. Zij zouden tot ‘oneerlijke’ concurrentieverhoudingen binnen de Europese Unie leiden. Maar in april 2004 is er toch een akkoord gekomen tussen de Europese Commissie en de Amerikaanse overheid die de verdergaande samenwerking tussen de verschillende douanediensten op het gebied van beveiliging zoals CSI regelt. Maatregel 2: Customs-Trade Partnership against Terrorism Een andere antiterreur maatregel van de Verenigde Staten is de Customs-Trade Partnership against Terrorism, oftewel C-TPAT. Deze is met name gericht op de beveiliging van
Bron: W. Jacobs
w ww.stichtingjason.nl
Maatregel 1: Container Security Initiative De Container Security Initiative (CSI) is een van de maatregelen die zijn genomen als gevolg van
de dreiging van terroristische aanslagen met gebruik van containers. Het is een initiatief van de Amerikaanse douane, US Customs and Border Protection, wat valt onder het Department of Homeland Security. CSI heeft een wereldwijde impact omdat het is gericht op buitenlandse havens met veel vrachtverkeer richting de VS. Het omvat een set van veiligheidsmaatregelen met de volgende doeleinden: Het opstellen van veiligheidscriteria Het pre-screenen van containers voor zij Amerikaanse havens bereiken Inspecteren van containers met een verhoogd risico Introduceren van ‘slimme’ containers
Ook in de haven van Khor Fakkan zijn de veiligheidsmaatregelen aangescherpt.
8
JASON Magazine
jaargang 30
Artikelen
Op initiatief van Amerika zijn de beveiligingsmaatregelen aangescherpt.
de volledige internationale logistieke keten van productie tot eindbestemming door de bedrijven zelf. Het gaat hier om een vrijwillig samenwerkingsverband tussen vervoerders en importeurs van vrachtverkeer en de Amerikaanse douane, in het uitwisselen van informatie over de aard van het vrachtverkeer en de veiligheidsmaatregelen die zijn getroffen. Het gaat hier om een wijd scala aan maatregelen zoals registratie van personeel, fysieke en procedurele veiligheidsmaatregelen, educatie en training die allen door bedrijven zelf wordt gedaan en vervolgens wordt getoetst door de Amerikaanse douane. Bedrijven die zijn aangesloten bij C-TPAT, en die aan de veiligheidscriteria voldoen, krijgen een certificaat en profiteren daarmee van enkele financiële en logistieke voordelen zoals minder inspecties aan de Amerikaanse grens. Op dit moment zijn er ongeveer 7400 bedrijven, waaronder alle grote reders en containeroverslagbedrijven, aangesloten bij C-TPAT. Voorts steunt de Amerikaanse overheid onderzoek naar technische oplossingen voor het verbeteren van
Referenties
Maatregelen van de internationale gemeenschap Naast de nogal eenzijdige initiatieven van de Amerikaanse overheid heeft ook de internationale gemeenschap inmiddels actie ondernomen. Het International Ship and Port Facilities Security Code (ISPS), is in december 2002 opgesteld door de International Maritime Organisation (IMO). Het is een internationale standaard voor de beveiliging van zeeschepen en havenfaciliteiten. ISPS vormt een toegevoegde regulering onder hoofdstuk XI-2 van de zogeheten International Convention for the Safety of the Seas (SOLAS), een voor deelnemende landen bindend protocol die officieel van kracht werd in 1980. Hiermee is beveiliging (security) een integraal onderdeel geworden van veiligheid (safety). De XI-2 regulering is van kracht geworden in de deelnemede landen van IMO op 1 juli 2004, waaronder de lidstaten van de Europese Unie. De ISPS is wederom een set van maatregelen, waaronder de verplichting van havens om veiligheidsniveaus aan te nemen en de staat van van veiligheid door te geven aan de schepen die de haven zullen aandoen. Er zijn dan 3 veiligheidsniveaus, die door de havenautoriteiten danwel bevoegde overheden worden ingesteld. Onder niveau 1, is er sprake van een normale situatie met de standaard veiligheidsmaatregelen effectief. Onder niveau 2 is er een verhoogd risico van een terroristische aanval, waarbij extra beveiligingsmaatregelen zijn getroffen. Niveau 3 gaat ten slotte op wanneer er sprake is van een potentieel veiligheisdsrisico, waarbij concrete aanwijzingen zijn op terroristische aanvallen. De ISPS code geldt niet alleen voor havenautoriteiten. Reders zullen op hun beurt tegemoet komen aan de veiligheidssituatie van de desbetreffende haven,
en moeten alvorens zij met een van hun schepen een haven aandoen, de veiligheidssituatie van hun schip doorgeven aan de aangewezen autoriteiten. Bovendien moeten private terminal operators en booreilanden een veiligheidsplan opstellen wat goedgekeurd moet worden door de lokale autoriteiten. Verder is er in juni 2005 het ‘Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade’ door de World Customs Organization (WCO) gelanceerd. WCO is een intergouvernementele organisatie van douanediensten uit 166 landen. Het raamwerk bestaat uit een set van 17 standaardmaatregelen. Deze maatregelen vormen het minimale wat nationale douanediensten kunnen doen om de beveiliging van de internationale handelsstromen te verbeteren maar zijn niet verplicht.
Conclusie De beveiliging van zeehavens en internationaal vrachtverkeer staat dus hoog op de politieke agenda. Aangevoerd door het Amerikaanse Department of Homeland Security, hebben ook de internationale gemeenschap en het internationale bedrijfsleven de nodige stappen genomen om terreur aanvallen op havencomplexen en op de zeevaart te voorkomen. Of dergelijke beveiligingsmaatregelen afdoende zullen zijn, moet nog blijken. Immers, geen enkel systeem is ‘volledig’ waterdicht. Met name in ontwikkelingslanden zijn er, vanwege gebrek aan geld en expertise, problemen om de nieuwe veiligheidsmaatregelen in te voeren. In Indonesië bijvoorbeeld, een land dat toch bekend is met terreur, zijn er slechts 5 havens die stappen ondernemen om de ISPS code te implementeren. Laat staan dat deze landen in staat zijn om elke diefstal van een snorkel of een duikbril te kunnen oplossen.
Wouter Jacobs is redacteur en PhD student Spatial Planning aan de Universiteit van Nijmegen.
en K. Motz, p.A31
Protection (2004), Securing the
United Nations Conference on
Global Supply Chain. Customs-
Protecting the American
Trade and Development, (2004),
Trade Partnership against
Homeland, Brookings Institution
Review of Maritime Transport,
Terrorism Strategic Plan,
Press, Washington DC
United Nations Publications,
Washington DC
The New York Times (Maart 2004),
Geneva.
The Brookings Institution (2002),
“Nukes ‘R’ Us” door G. Milhollin
Noot 1
New York Times, 4 Maart 2004.
w ww.stichtingjason.nl
Bron: Port Authority of New York & New Jersey, USA
de beveiliging van containertransport. Via workshops en speciale trainingsprogramma’s wordt personeel opgeleid tot C-TPAT specialisten. Tot slot is een expliciet doel van C-TPAT om het programma te internationaliseren door samenwerking met de internationale gemeenschap via de Verenigde Naties en de World Customs Organisation.
United States Customs and Border
JASON Magazine
nummer 2 2005
9
Opinie
VAN GAZA NAAR VREDE? Door Lambrecht Wessels
In de maand augustus was Israël druk bezig met de ‘ontkoppeling van Gaza’. Veel aandacht werd besteed aan de Israëlische maatschappelijk reactie hierop, en duizenden journalisten stroomden naar het gebied. Hoog werd opgegeven van de ‘moed’ van Sharon om tot deze actie te komen. Hij zou hiermee de kolonisten tegen zich in het harnas gejaagd hebben, en een flinke stap richting de routekaart naar de vrede zou zijn gezet. Maar in feite is de ‘Gaza Disengagement’, hoewel noodzakelijk, een onvoldoende stap om van hervatting van het vredesproces te spreken. Integendeel, hoewel deze ontwikkeling nieuwe kansen biedt, is het voor Sharon ‘Gaza first and Gaza last.’; ‘een spiering (Gaza) uitgooien om een snoek (de Westoever) te vangen.’
w ww.stichtingjason.nl
Om ‘Gaza’ en de mogelijkheden daarna af te wegen is het belangrijk om een kort historisch kader te schetsen en iets van de recentere vredesplannen door te nemen. Dit verklaart zowel de motieven van Sharon; hoe Gaza Disengagement zich verhoudt tot de muur die Israël bouwt op de Westoever, alsook de verhouding met het in coma liggende vredesproces. Wat dit artikel wil aantonen is dat ‘Gaza’ perspectieven biedt voor een start van een vredesproces, ook al is deze expliciet bedoelt om dit te voorkomen. Wortels van een conflict Twee historische gebeurtenissen en ontwikkelingen staan centraal in het ontstaan van het Israëlisch-Palestijns conflict: het Kolonialisme en de Shoah. Het conflict heeft zijn wortels in de 19e eeuw. Onder invloed van een sterke toename van de vervolging van joden in Europa, en het toen hoogtij vierende nationalisme en Kolonialisme, ontstaat een politiek-nationalistische beweging van joden die streven naar een eigen staat, het Zionisme. Al snel valt het oog op Palestina, waar op dat moment 1 tot 2% van de bevolking joods is. In verschillende emigraties beginnen joden naar Palestina te trekken. Hoewel het in het begin rustig blijft, leidt de aankomst van de nieuwe bewoners die streven naar een Joodse staat al in het begin van de 20e eeuw tot relatief kleinschalige en
10
gewelddadige spanningen met de oorspronkelijke bewoners. Toen de Britten het ‘mandaatgebied’ Palestina in handen kregen (veroverd op de Turken), werd de joden een ‘nationaal tehuis’ beloofd in dat gebied. Dit werd vastgelegd in de zogeheten ‘Balfour declaration’ van 1917. Gelijksoortige beloftes worden in die periode door de Britten óók aan de Palestijnen gedaan. Shoah De andere ingrijpende gebeurtenis die het conflict sterk beïnvloedt is de moord op zes miljoen joden in Europa, de Shoah. Na de Tweede Wereldoorlog was het vertrouwen dat joden elders geaccepteerd zouden worden verdwenen. Men geloofde niet langer dat ze veilig ergens zouden kunnen wonen zonder hun eigen staat. Tegelijkertijd werden joden die terugkeerden uit de vernietigingskampen in Europa niet welkom geheten. Men was hen liever kwijt dan rijk. Ze kregen geen goede opvang en weinigen wilden naar hun ervaringen luisteren. Pas veel later in de jaren ’60, en vooral na de Israëlisch-Arabische oorlog van 1967, was er oog en oor voor de Shoah. Het werd later pas een vast onderdeel in de schoolcurricula. Dat veel joden wegwilden naar Palestina was dus niet verwonderlijk en kwam Europa goed uit. Men wenste liever niet aan de vervelende geschiedenis herinnerd worden.
JASON Magazine
jaargang 30
VN besluit tot verdeling In 1947 besluiten de Verenigde Naties (Resolutie 181, Algemene Vergadering) tot een verdelingsplan waarbij 55% van het Mandaatgebied Palestina aan de joden wordt gegeven. Deze groep is inmiddels van ruim 1% in 1890, tot 7% in 1917, en 32% in 1947 van de bevolking uitgegroeid. Het overgrote deel van de joodse bevolking was dus relatief nieuwkomer. Onder de gebieden die de joden toevielen behoren onder andere vruchtbare gebieden in het Noorden en aan de kust. De 68% Palestijnen kregen in het plan 45% van het land. Het is belangrijk om te beseffen dat de VN op dat moment slechts uit 60, voornamelijk Westerse, leden bestond waarvan 35 vóór het plan stemden. Dat er een lokale bevolking was in Palestina kon weinigen indertijd schelen. Lokale bevolkingen over de hele wereld hadden in deze tijd, waarin veel landen nog koloniën hadden, weinig tot niets te melden. De ‘dekolonisatie’ komt pas in de jaren ’50 echt op gang. De legitieme en begrijpelijke behoefte van joden om te leven in vrede en veiligheid ging ten koste van de behoeften en rechten van de lokale bevolking. Zo werden Palestijnen opgezadeld met een Europese schuld en probleem. Het verdelingsplan bleek een recept voor oorlog. De 1948 en 1967 Oorlog De oorlog van 1948 tussen Israël en de Arabische landen die het verdelingsplan niet accepteerden, wordt door Israëli’s de ‘onafhankelijkheidsoorlog’ genoemd. De Palestijnen noemen het echter de ‘Nakba’ (de ramp). Israël krijgt 78% van het mandaatgebied Palestina in handen, het gedeelte dat nu als het huidige Israël beschouwt wordt. Aan Israëlische kant vallen 6000 doden, 1% van de bevolking. Israëlische historici1 beschrijven op basis van Israëlische bronnen dat er in die oorlog op zijn minst sprake was van een gedeeltelijk georchestreerde campagne om Palestijnen te verdrijven, en een gecoördineerd plan om terugkeer van Palestijnse vluchtelingen te voorkomen. 700.000 Palestijnen (meer de helft
Opinie van de Palestijnse bevolking) wordt verdreven en vlucht onder andere naar Libanon, Syrië, Jordanië, de Westoever en Gaza. 410 Palestijnse dorpen worden verwoest. Aan ArabischPalestijnse kant variëren de schattingen van het aantal slachtoffers van 8.000 tot 15.000. In de ’67 oorlog kreeg Israël het gehele mandaatgebied Palestina in handen, de resterende 22% inclusief de Bezette Gebieden (de Westoever – Oost Jeruzalem en Gaza). Israël begon direct met een politiek van het stichten van kolonies. In de 36 jaren daarna stichten zowel de arbeiderspartij ‘Avoda’, als de rechtse ‘Likud’, kolonies. Oslo In verzet tegen de Israëlische bezetting en in protest tegen de onmacht van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) de Palestijnse zaak te bepleiten, breekt 8 december 1987 in de Bezette Gebieden de eerste Intifada uit. Nadat de PLO zich officieel verbindt aan een 2-staten oplossing in 1988, spoedig gevolgd door de Golfoorlog van ’91/’92 en geheime onderhandelingen in Oslo, wordt in september 1993 het eerste Oslo akkoord getekend.
‘Oslo’ brengt de Israëli’s niet de zo verlangde veiligheid en de Palestijnen noch veiligheid3 noch uitzicht op een levensvatbare onafhankelijke staat. Na een korte economische opleving na 1993, verergert de economische situatie in de Bezette Gebieden drastisch naarmate het einde van de jaren ’90 nadert. Dit komt vooral door de toenemende kolonisatie en de daarmee gepaard gaande interne en externe afsluitingen die de economie lamleggen. De afsluitingen zijn officieel bedoeld om Palestijnse terreur tegen te gaan, maar zijn ook een geplande stap in het voortwoekerende annexatiebeleid (per augustus 2005 telt de Westoever meer dan 600 checkpoints). Alsook een onderdeel van de ‘Matrix van Controle’4, een regime van maatregelen gepaard gaand met fysieke en juridische obstakels, die dit gebied zichtbaar en onzichtbaar controleert. Het CIA worldfactbook berekent in 2000 dat de Palestijnse levensverwachting tussen 1997 en 2000 alleen al met bijna twee jaar is gedaald.
Als Barak en Arafat samen naar Camp David trekken in de zomer van 2000, heeft Oslo voor de Palestijnen en Israëli’s afgedaan en staat vooral de Palestijnse samenleving op springen. Midden Oosten specialisten voorspellen een tweede Intifada en Israëlische legeroversten bediscussiëren openlijk in Israëlische kranten de noodzaak tot een snelle militarisering van een volgende Intifada. Het vooral vreedzame verzet van de eerste Intifada is volgens velen funest geweest voor het aanzien van Israël en verdediging van haar politiek.5 Camp David In Juli 2000 onderhandelt de Israëlische premier Barak met President Arafat. Hoewel Barak weigert direct met Arafat aan één tafel te onderhandelen, en geen voorstellen op papier doet, komt hij met een voorstel om 80% van de Westelijke Jordaanoever aan de Palestijnen terug te geven (en niet 90% of 95% zoals vaak foutief door ook Nederlandse media is beweerd).
Bron: Jan de Jong, foundation for middle east peace
Nederzettingenpolitiek, Geweld en Economische Malaise Onder Oslo worden een serie kleine gebieden zonder soevereiniteit, onder beperkt zelfbestuur, teruggeven aan de Palestijnen in zogeheten A en B gebieden.2 Tegelijkertijd wordt er in verhoogd tempo doorgebouwd aan Israëlische kolonies op de Westoever, Oost Jeruzalem en Gaza. In 1993 woonden er 200.000 joden in de bezette gebieden. In 2002 was het aantal volgens de Israëlische vredesorganisatie ‘Vrede Nu’ verdubbeld tot meer dan 400.000, verdeelt over een kleine 200 kolonies. Deze beslaan 41,7% van de Westoever volgens de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem in haar rapport Land Grab (2002). Geweld tussen Palestijnen en Israëli’s neemt in de loop van Oslo weer toe waarbij Palestijnse terreurorganisaties zoals Hamas en de Islamitische Jihad evenals het Israëlische leger voornamelijk burgerslachtoffers maken.
w ww.stichtingjason.nl
De PLO erkent in dit akkoord Israël als staat en haar grenzen van 1967 (de eerdergenoemde 78%). Israël erkend de PLO als gesprekspartner, maar verbind zich niet tot het erkennen van een Palestijnse staat in de overgebleven 22%, waar de Palestijnen hun zelfbeschikkingsrecht eisen. Die erkenning is voor Palestijnen een pijnlijk historische compromis. Nog immer bezitten zij eigendomspapieren van grote delen van hun land, dat nu Israël is geworden, en de sleutels van de door hun in 1947/’48 ontvluchte huizen.
Kolonisatie in kaart gebracht.
JASON Magazine
nummer 2 2005
11
Opinie Dit zou resulteren in een Palestijnse staat zonder internationale grenzen, geïsoleerd in een aantal door het Israëlische leger en kolonisten omsingelde kantons. Hierin ontbreekt Oost Jeruzalem als haar werkelijke hoofdstad, en is er groot verlies van water en vruchtbare gebieden, om over de oude stad en vluchtelingen maar te zwijgen. Met andere woorden: geen levensvatbare Palestijnse staat6. Arafat weigert het voorstel van Barak. Barak op zijn beurt weigert het voorstel van Arafat. De diepte van de knieval, het historische compromis van de Palestijnen door het erkennen van Israël en de 78% territorium, wordt door Israël en het Westen niet beseft. De Israëlische conclusie lijkt dat de 78% ‘binnen’ is, en dat er nu nog onderhandeld moet worden over de overgebleven 22% (Westoever-Oost Jeruzalem en Gaza). Barak zijn doel blijkt zoveel mogelijk interessant territorium (water, Jeruzalem en kolonisten) bij Israël te trekken. Overwegingen voor het mogelijk maken van een levensvatbare Palestijnse staat blijven zowel bij Israël als bij de Verenigde Staten achterwege.
w ww.stichtingjason.nl
Arafat doet bovenop het 22%-78% voorstel nog een tweede voorstel met een aantal zeer zware, en in Palestijnse kringen impopulaire en onacceptabele, concessies. Hij stemt toe in een annexatie van 2% van de Westoever (Jeruzalem is onderdeel van de Westoever) door Israël. Alsmede in annexatie van enkele Joodse kolonies in Oost Jeruzalem (zolang deze maar in dezelfde grootte en kwaliteit in territorium elders worden gecompenseerd), en een erkenning van het recht op terugkeer van Palestijnse vluchtelingen maar rekening houdend met ‘de demografische behoeften van Israël’.7 Van een vermeende eis tot terugkeer van miljoenen Palestijnse vluchtelingen naar Israël is dan ook geen sprake geweest. 2e Intifada Is voor Israëli’s Camp David het bewijs dat er ‘geen Palestijnse vredespartner’ is, voor de Palestijnen is Camp David de bevestiging dat zij geen Israëlische vredespartner hebben die hun een levensvatbare Palestijnse staat gunt. Na het mislukken van Camp David en een provocatief bezoek van Ariël Sharon aan de Tempelberg breekt de tweede Intifada uit. Dit is zowel een verzet tegen de voortdurende Israëlische bezetting en annexatiepolitiek, als ook het gebleken onvermogen van de Palestijnse Autoriteit om hun economische situatie te verbeteren, de bezetting te beëindigen en de eigen corruptie te beteugelen. De tweede Intifada begint vreedzaam, maar na een zestigtal Palestijnen doden neemt deze meer
12
militaire en terroristische vormen aan. Belangrijk is te melden dat meest gangbare vorm van Palestijns verzet tegen de bezetting nog altijd vreedzaam is (vreedzame demonstraties, juridische procedures tegen de muur, etc.)8. Nadat Israël zich onder geweld van Hezbollah uit Libanon terugtrekt in maart 2000, wint dit onzalige geweldsmodel als voorbeeld tot bevrijding terrein, en neemt de steun voor organisaties als Hamas toe. In de tweede Intifada zijn meer dan 1000 Israëli’s gedood door Palestijnen, en meer dan 3500 Palestijnen door Israëli’s gedood. Wederom zijn de meeste slachtoffers aan beide kanten burgers.9 In januari 2001 onderhandelen de Palestijnen en Israëli’s verder in het Egyptische Taba en komen ze nader tot elkaar, maar onder druk van Barak en de aanstormende verkiezingen verlaat de Israëlische delegatie de onderhandelingen. Later zal Barak melden dat Taba een ‘nonvoorstel’ was, slechts bedoeld om Arafat te ontmaskeren.10 Sharon wint de verkiezingen en ook het Arabische vredesvoorstel van 2002 (vrede en volledige erkenning van Israël voor teruggave van alle in 1967 bezette gebieden) wordt met een oorverdovende stilte ontvangen. Hoewel de onderhandelingen in Camp David en Taba niet tot een overeenkomst leiden, worden deze door verschillende Palestijnse en Israëlische academici, NGOs en politici aangepakt om door te onderhandelen. Dit leidt tot twee alternatieve voorstellen die respectievelijk 95% en 98% van de Westoever willen teruggeven. Deze voorstellen heten de ‘Geneve Akkoorden’11 en het ‘Nusseibeh-Ayalon plan’. Ondanks het feit dat deze wat betreft Jeruzalem nogal problematisch zijn, bewijzen deze dat er aan beide zeiden wel degelijk partners voor vrede zijn. Waarom Gaza? Dit brengt ons bij Gaza. Gaza is een reactie van Sharon op de vredesonderhandelingen van Camp David, Taba, Geneve en het Nusseibeh Ayalon plan. Al deze plannen voorzien in een substantiële teruggave van Palestijns bezet gebied, hoewel slechts de laatste twee plannen beginnen te lijken op een levensvatbare Palestijnse staat. Tevens ziet Sharon als ‘vader van de nederzettingen’ in dat zonder een tegenzet de internationale gemeenschap, inclusief de VS12, Israël zou gaan dwingen tot een vredesregeling. Volgens bovengenoemde plannen zou dat gepaard gaan met grootschalige ontruimingen. Ook heeft Sharon begrepen dat zelfs de Verenigde Staten op termijn een ‘Palestijnse staat’ eisen. Voor hun MiddenOostenpolitiek is het ongeloofwaardig als er geen enkele perceptie van vooruitgang is. JASON Magazine
jaargang 30
Wat Sharon nu gelukt is, is dat hij in ruil voor de Gazastrook (een onvruchtbaar stuk land dat minder dan 1,5% van het mandaatgebied Palestina beslaat) toezeggingen heeft gekregen voor annexatie van de grote nederzettingenblokken op de Westoever. Deze toezegging heeft hij middels een brief van President Bush in april 2004 gekregen13. Annexatie van deze diep in bezet Palestijns gebied gelegen nederzettingen, maken het stichten van een aaneengesloten levensvatbare Palestijnse staat onmogelijk. Zo wordt de 2-staten oplossing, van land voor vrede, feitelijk de das omgedaan. De Gaza disengagement zelf is uiteindelijk een weinig indrukwekkende vertoning. Het gaat om een hergroepering van troepen aan de grenzen van Gaza en geen overdracht van soevereiniteit. Het is wisselgeld voor de drie miljard dollar jaarlijkse Amerikaanse steun, maar stelt politiek uiteindelijk weinig voor in Israël. De overgrote meerderheid van de Israëli’s wil allang van dit miniem stukje land af. Tegen het geklaag van de nu verhuisde kolonisten in, verzuchtte wijlen Rabin eens dat Gaza in de zee moest zinken. Israëli’s wensen elkaar ‘Go to Gaza’ als ze de hel bedoelen. Israël blijft de grenzen, het drinkwater, de zee, het luchtruim, de elektriciteit, de import en export van producten en brandstof volledig controleren. Zonder maatregelen van buitenaf om Gaza echt aan de Palestijnen terug te geven blijft het een grote openluchtgevangenis. De Muur Het andere onderdeel van het plan om de greep op de Westoever te consolideren is de muur. Was Sharon eerst tegenstander van de muur (de eerste stappen voor de bouw zijn door Barak gezet), omdat deze mogelijk een grens zouden vormen met een toekomstige Palestijnse staat en dus territorium terug zouden geven, nu is hij voorstander. Beter het beste deel van de Westoever houden dan een Palestijnse claim op de gehele Westoever. In 2003 is Israël begonnen met het bouwen van de muur die in totaal een kleine 700 km lang moet worden. Het hekgedeelte is 3,5 meter hoog. Het beton gedeelte (8% van het totaal, vooral langs de Palestijnse steden) is tot 8,5 meter hoog. Gemiddeld is het muurtraject 70 meter breed en er ligt een planning voor de muur die tot de helft van de Westoever zal annexeren. De muur wordt voor 80% op bezet Palestijns gebied gebouwd en heeft nu al de meest vruchtbare Palestijnse grond geannexeerd, en tot 80% van de Palestijnse waterbronnen. Honderduizenden Palestijnse olijfbomen zijn voor de bouw van de muur gerooid zo melden de VN14.
Opinie
Hoe verder? Vooralsnog zijn er geen plannen om de Israëli’s te dwingen van Gaza een succes te maken. De 3 miljard toegezegde steun van de G8 zal weinig uithalen als de Palestijnen daar niet over hun eigen lot kunnen beschikken. De Wereldbank berekende in een recent rapport dat een verdubbeling van de buitenlandse hulp maar tot 10% groei van de Palestijnse economie zou leiden. Alleen het opheffen van de interne en externe blokkades zou tot behoorlijke groei leiden, maar daarvoor is een beëindiging van de bezettingen en dekolonisatie van de Westoever nodig. Tot nu toe is de planning dat het bij deze semiterugtrekking uit Gaza blijft. De verantwoordelijk-
Noten 1
3
Zie o.a. Prof. Dr. Tanya Reinhart’s
125547200&en=f158771e2cdf87
14 UN OCHA en de UNWRA.
analyse in: Israel/Palestine:
79&ei=5070
15 Voor een projectie van de planning
Palestine: One Land Two Peoples’,
How to End the War of 1948.
Benny Morris ‘The Birth of the
8
Zie Mohammed Abu Nimr over
voor de muur na de Gaza
Open Media 2002.
Palestijns geweldloos verzet in:
Disengagement zie deze kaart:
Voor kaarten van zowel de
Bridging the Divide: Peacebuilding
www.fmep.org/maps/map_data/re
Revisited’ en Avi Shlaim ‘The Iron
Westoever als Jeruzalem in het
in the Israeli-Palestinian Conflict,
deployment/disengagement_option
Wall’.
Israëlische Camp David voorstel
Lynne Rienner Publishers/ECCP,
Voor een kaart van de situatie per
zie: Westoever:
juli 2005.
maart 2000 zie:
(www.fmep.org/maps/map_data/
Gegevens Israëlische
de muur o.a.:
www.fmep.org/maps/map_data/re
redeployment/projection_final_stat
mensenrechtenorganisatie
www.btselem.org/English/Separati
deployment/west_bank_second_re
us_map.html)
B’Tselem:
on_Barrier/
deploy.html
Jeruzalem:
www.btselem.org/English/Statistic
en in het Nederlands
Het opzettelijk doden van
(www.passia.org/palestine_facts
s/Index.asp
Palestijnse burgers zonder militaire
/MAPS/images/jer_maps/Jlem_
6
noodzaak wordt in rapporten van
9
10 Zie o.a. Arkiva Eldar (Haaretz)
s_feb2005.html 16 Zie voor de laatste updates over
www.verbindingverbroken.nl 17 Het zou gaan om ofwel een
camp_david.gif)
Behind Arafat’s Mask
beperkte staat die volledig
De laatste frase heeft hij in de
www.peacenow.org/news.asp?rid=
omsingeld is door Israël óf een
International en de Israëlische
jaren daarna ook in de Arabische
&cid=59
niet levensvatbare staat zoals
mensenrechtenorganisatie
pers, zoals de Palestijnse krant
11 Zie www.geneva-accord.org
bijvoorbeeld beschreven staat in:
B’Tselem regelmatig
Al Quds herhaalt en o.a. in een
12 Colin Powell steunde het Geneve
Gary Sussman, Ariël Sharon and
gerapporteerd.
artikel in de NY Times. Yasir
http://www.merip.org/mer/
Arafat: The Palestinian Vision of
mer216/216_halper.html
Peace, 3 februari 2003
Process/Reference+Documents/
Jeff Halper: The 94 Percent
http://www.nytimes.com/2002/0
Exchange+of+letters+Sharon-
Solution: A Matrix of Control
2/03/opinion/03ARAF.html?ex=1
Bush+14-Apr-2004.htm
Human Rights Watch, Amnesty
4
Rol van Europa: geen beloning maar druk Omdat er geen druk vanuit de VS gepland is en Israël vooralsnog geen andere stappen onderneemt, is het nodig dat er een antwoord uit Europa komt. Het antwoord van de Nederlandse overheid en Europa op de onwil tot echte onderhandelingen en voortwoekerende kolonisatie lijkt vooralsnog een beloning. Europa plant een opwaardering van de handelsbetrekkingen met Israël middels het European Neighbourhood Policy (ENP). Hierdoor profiteert het van nog lagere invoerrechten voor Israëlische producten, inclusief de illegale producten uit de nederzettingen, dan ze al ontvangen via het al bestaande Associatieverdrag.
Conclusie Maatregelen die genomen kunnen worden zijn o.a. het niet implementeren van het ENP en het opschorten van het associatieverdrag. Israëlische producten worden dan niet geboycot, maar krijgen niet het voordelige invoertarief dat ze nu krijgen, totdat Israël zich aan de mensenrechtenclausule van het verdrag houdt, serieuze stappen onderneemt tot beëindiging van de bezetting in plaats van de huidige intensivering. Het toestaan van vrij verkeer van goederen en mensen in Gaza, en van Gaza met de buitenwereld, is hier ook een voorwaarde. Met een jaarlijkse handel van 12 miljard euro met Europa is Israël hier uitermate gevoelig voor. Ook moet Europa beide partijen, dus niet alleen meer de Palestijnse Autoriteit, Hamas, Islamitische Jihad en de Al Aqsa Martelarenbrigade, maar ook de Israëlische overheid publiekelijk oproepen tot een volledig staakt het vuren. Zowel tegen burgers als militaire doelen. Alleen door de veiligheid van beide partijen te bevorderen onstaan er kansen voor vrede.
zoals Ilan Pappe in ‘A History of
Palestinian Refugee Problem
2
5
heid voor veiligheid wordt volledig bij de Palestijnen gelegd en de routekaart blijft in de koelkast. Palestijnse veiligheidsbehoeften blijven stelselmatig buiten beeld. Een echt voorstel voor een 2-statenoplossing raakt inmiddels meer en meer uit het zicht. Sharon en de Amerikaanse overheid lijken aan te sturen op erkenning van een soort Palestijnse quasi-staat die alleen in naam een staat zou zijn17. Omdat deze staat niet levensvatbaar zal zijn leidt dit niet tot een 2-statenoplossing en vrede. Ondertussen bouwt Israël verder aan kolonies in bezet Oost Jeruzalem en de rest van de Westoever.
7
JASON Magazine
plan openlijk. 13 www.mfa.gov.il/MFA/Peace+
nummer 2 2005
the Jordan Option, www.merip.org/mero/interventions
w ww.stichtingjason.nl
Israël zegt de muur nodig te hebben om terroristische aanslagen te weren en spreekt van eenzijdige terugtrekking. Palestijnen zeggen dat het gaat om landjepik15. De muur is door het internationale gerechtshof in Den Haag, de VN en de EU veroordeeld. Delen van het Israëlische leger klagen dat een kronkelende grens van bijna 700 km niet te controleren is, en de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem verwijt de Israëlische overheid dat het niet alle minder ernstige maatregelen (zoals betere grenscontrole) eerst geprobeerd heeft, voordat het tot deze draconische maatregelen overging16.
/sussman_interv.html
13
Opinie Karadz˘i´ c en Mladi´ c nog altijd niet in Den Haag
AL TIEN JAAR OP DE VLUCHT Door Erik Nijsten
14
Tijdens de herdenkingsbijeenkomst in Srebrenica afgelopen juni, tien jaar na de val van de enclave, verkondigden internationale vertegenwoordigers ander nieuws. Voor de zoveelste keer werd afschuw en onvrede uitgesproken over het feit de belangrijkste oorlogsmisdadigers van het conflict in BosniëHerzegovina, de voormalige leider van de Servische Bosniërs Karadz˘i´ c en de Bosnisch Servische generaal Mladi´ c, nog altijd vrij rondlopen. De hoofdaanklaagster van het Joegoslavië Tribunaal, del Ponte, bleef uit protest tegen het uitblijven van de arrestatie van de twee mannen zelf weg bij de herdenking in Srebrenica1. De vraag is hoe het mogelijk is dat deze twee verdachten tot op heden nog steeds niet voor het tribunaal in Den Haag zijn verschenen. De oprichting van het tribunaal Als reactie op de vele schendingen van het internationale humanitaire recht tijdens de oorlogen in voormalig Joegoslavië, werd op 25 maart 1993 in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties resolutie 827 aangenomen. Op basis van deze Resolutie werd het International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY) in Den Haag opgericht. Kort samengevat heeft het ICTY als doel de individuen te berechten die direct, dan wel
indirect, verantwoordelijk zijn voor oorlogsmisdaden of extreem wrede misdaden in voormalig Joegoslavië. Het persoonlijk verantwoordelijk stellen van individuen, ongeacht hun positie, voor de gepleegde daden heeft twee consequenties. Allereerst worden de verantwoordelijken gepersonifieerd. Ze krijgen een gezicht. Vervolgens wordt er voorkomen dat gehele gemeenschappen als schuldigen worden gebrandmerkt. De website van het ICTY vermeldt dan ook dat het niet de vraag is of leiders verantwoordelijk kunnen worden gehouden, maar hoe zij ter verantwoording geroepen kunnen worden2. Tot op de dag van vandaag zijn er sinds de oprichting van het ICTY 162 individuen aangeklaagd. Het grootste gedeelte van hen verblijft op dit moment in de rechtzaal of is in de loop van de jaren al berecht. De bekendste gevangene die in Den Haag wordt berecht is natuurlijk de voormalige president van Servië: Milos˘evi´ c. In totaal zijn er nog een tiental verdachten voortvluchtig. Onder hen bevinden zich ook de twee belangrijkste verdachten: Karadz˘i´ c en Mladi´ c3. De aanklacht tegen de beide Bosnische Serviërs stamt al uit 1995 en zij worden verantwoordelijk gehouden voor genocide, misdaden tegen de menselijkheid en andere oorlogsmisdaden. Zoals bijvoorbeeld de dood van duizenden Bosnische moslims en Bosnische Kroaten tijdens het jarenlange bombardement op Sarajevo, en de dood van ten minste 7000 moslim mannen tijdens en na de val de Srebrenica enclave4. De vraag die velen al jaren bezighoudt is hoe het mogelijk is dat deze verdachten al jarenlang de dans weten te ontspringen? Hiervoor kunnen verschillende redenen worden aangedragen. De vermoedelijke verblijfplaatsen Allereerst is de exacte verblijfplaats van de verdachten niet bekend. De internationale gemeenschap, met Del Ponte voorop, is er van overtuigd dat zowel Karadz˘i´ c als Mladi´ c zich nog JASON Magazine
jaargang 30
in één van de landen van voormalig Joegoslavië bevinden. Van Karadz˘i´ c is bekend dat hij zich de eerste paar jaar na het einde van de oorlog vrij kon bewegen, vooral in de buurt van Pale, de hoofdstad van de Bosnisch-Servische entiteit Republika Srpska. Na de arrestatie en uitlevering van Milos˘evi´ c in 2001 is de jacht op verdachten enigszins geïntensifieerd. Sindsdien wordt er van uitgegaan dat Karadz˘i´ c zich in het bergachtige gebied tussen Republika Srpska en de buurlanden Servië en Montenegro ophoudt. Volgens vele berichten zou Karadz˘i´ c in dit uiterst ontoegankelijk gebied, dankzij de hulp van fanatieke volgelingen, rondtrekken van onderkomen naar onderkomen. Holbrooke, één van de bedenkers van de vredesakkoorden voor Bosnië-Herzegovina, beweert dat onder meer de Servische Orthodoxe Kerk onderdak verschaft aan Karadz˘i´ c5. Afgelopen augustus rapporteren verschillende media dat Karadz˘i´ c zich zou ophouden in een Orthodox klooster in de buurt van zijn geboorteplaats Niksic in Montenegro6. De Orthodoxe priesters ontkennen dit echter ten stelligste7. Over de verblijfplaats van Mladi´ c is nog minder bekend. Tot aan de val van Milos˘evi´ c werd hij door ooggetuigen nog regelmatig in het openbaar gezien in de Servische hoofdstad Belgrado. Hij zou daar aanwezig zijn geweest
Bron: www.vucjak.com
w ww.stichtingjason.nl
‘Ladies and gentlemen, we got him!’ Met deze woorden verkondigde Bremer in december 2003 aan de journalisten in Bagdad, dat de Amerikaanse troepen Saddam Hoessein gevangen hadden genomen. Binnen een jaar sinds de eerste aanvallen op Irak, wisten de troepen van de coalitie de voormalige dictator gevangen te nemen.
Ondanks alle zoekpogingen loopt Karazic nog steeds vrij rond.
Opinie
nationalisten genieten beide mannen immers nog altijd veel steun. Een mogelijke uitlevering van Karadz˘i´ c en Mladi´ c zal binnen Servië dan ook tot veel protest leiden onder de nationalisten. Deze onrust kunnen de huidige politieke leiders van Servië niet gebruiken.
Zoals al is aangeven vrezen de huidige leiders van Servië en Montenegro onrusten bij een mogelijke arrestatie van Karadz˘i´ c en Mladi´ c. De mogelijke uitlevering van de Kroatische oud generaal Bobetko in 2003, gaf in buurland Kroatië duidelijk aan hoe gevoelig de mogelijke uitlevering van belangrijke of populaire verdachte nog altijd is12. Er kan dan ook worden gesteld dat het feit dat veel hooggeplaatste of belangrijke van oorlogsmisdaden verdachte personen in de loop der jaren zijn overleden, gunstig is voor de huidige autoriteiten in voormalige Joegoslavië. Door het overlijden van deze personen zijn immers veel problemen, die een aanklacht of een eventuele arrestatie en uitlevering zouden veroorzaken, voorkomen. Een aantal voorbeelden van zijn belangrijke verdachten die inmiddels zijn overleden zijn: de Kroatische oud president Tudjman; de voormalige minister van defensie van Kroatië S˘us˘ak; de voormalige president van BosniëHerzegovina en leider van de Moslims Izetbegovi´ c; de oud leider van de Bosnische Kroaten Boban; en ‘Arkan’ Raznatovi´c voormalig leider van de Servische paramilitaire organisatie de Tijgers.
Gebrek aan internationale wil? Een derde reden die vaak genoemd wordt, is de aflatende welwillendheid van de internationale gemeenschap om hen te arresteren. Zo zou de eerste jaren na de ondertekening van de Dayton akkoorden de wil ontbreken vanwege het gevaar van het opwakkeren van spanningen in het gebied. Harde bewijzen voor deze derde verklaring zijn echter niet te vinden. Het behelst hier complotverhalen. Volgens de meeste van deze complotverhalen zouden sommige landen binnen de internationale gemeenschap liever niet zien dat de personen als Karadz˘i´ c en Mladi´ c worden gearresteerd. Deze zouden mogelijk een boekje kunnen opendoen over de inmenging van sommige landen in de conflicten op de Balkan. De grootste aanhangers van deze complotverhalen zijn te vinden in de groep van Servische nationalisten. Zo verkondigden vele van hen tijdens hun overgave, dat het landen als Duitsland, Italië, Amerika, het Vaticaan en organisaties zoals de NAVO waren die verantwoordelijk waren voor de conflicten in voormalig Joegoslavië met als doel de vernietiging van het Servische volk11. Sommige van de uitgeleverde verdachten presenteren zichzelf dan ook als personen die zich opofferen voor het Servische volk. Zo verklaarde Vojslav Seselj tijdens zijn vrijwillige transfer naar Den Haag dat hij naar daarheen ging om het duivelse tribunaal, dat een instrument was van
Arrestatie pogingen Vanaf februari 2002 hebben er verscheidende acties plaatsgevonden van de internationale troepenmacht in Bosnië13 om Karadz˘i´ c te arresteren. Tot op heden hebben er meerdaagse acties plaatsgevonden in onder andere Pale en het kleine bergdorpje C˘elibi´ ci. In september 2003 heeft ook de lokale Bosnisch Servische politie actie in het grensgebied met Servië en Montenegro ondernomen om Karadz˘i´ c te arresteren. Buiten een aantal documenten, computers en wapens hebben de acties tot op heden niets opgeleverd. Naast acties tegen Karadz˘i´ c zelf, ondernemen de internationale troepen ook regelmatig acties tegen de vrouw en zoon van Karadz˘i´ c. Men verdenkt hen ervan nog altijd contact te onderhouden met Karadz˘i´ c. In de zomer van 2003 werden de bankdeviezen van de familie Karadz˘i´ c bevroren en tevens kregen zij een reisverbod. Begin juni 2005 werd de zoon Aleksandar voor tien dagen vastgehouden en ondervraagd. De enorme druk die door de internationale troepenmacht en de met name de media wordt uitgeoefend op de familie van Karadz˘i´ c, werd duidelijk toen diens vrouw, Ljiljana Zelen- Karadz˘i´ c, eind juli 2005 via de televisie haar man smeekte om zich over te geven. Ook Aleksander heeft nadien een oproep aan zijn vader gedaan om zichzelf over te geven. De oproep van Zelen-Karadz˘i´ c is inmiddels over de gehele wereld vertoond en de
Del Ponte is ervan overtuigd dat Mladic en
Lokale tegenwerking Een tweede reden waarom de belangrijkste verdachten nog altijd vrij rond lopen is het uitblijven van samenwerking tussen het ICTY enerzijds, en de landen in voormalig Joegoslavië anderzijds. Pas na de politieke machtswisseling in zowel Kroatië en Servië in 2000, komt hier langzaam verandering in. In tegenstelling tot de oude machthebbers geven de nieuwe machthebbers in beide landen aan dat zij willen samenwerken met het Joegoslavië Tribunaal. Het absolute hoogtepunt van deze samenwerking is natuurlijk de arrestatie en uitlevering van de voormalige president van Servië, Milos˘evi´ c. In de praktijk komt er van de beloofde samenwerking echter weinig van terecht. De arrestatie en uitlevering van Milos˘evi´ c mondt binnen Servië uit in een interne machtsstrijd tussen de Westers georiënteerde premier Djindji´ c en toenmalig president Kostunica. Waar eerstgenoemde verantwoordelijk wordt gehouden voor de snelle uitlevering van oud president Milos˘evi´ c aan het ICTY, staat laatstgenoemde bekent als een tegenstander van het Joegoslavië Tribunaal. Een van de gevolgen van deze machtstrijd is het feit dat er van volledige samenwerking met het ICTY niets terecht komt. Sinds Tadi´ c in 2004 president werd, lijkt er weer schot in de zaak te zitten. Een groot aantal verdachten hebben zich inmiddels vrijwillig in Den Haag gemeld. Onder hen zijn een aantal bekende kopstukken zoals de beruchte leider van de Servische paramilitaire organisatie de Witte Adelaars, Seselj. Met betrekking tot de arrestatie en uitlevering van Karadz˘i´ c en Mladi´ c blijft het echter nog altijd bij mooie beloftes. Van volledige samenwerking met het ICTY is volgens hoofdaanklaagster Del Ponte dan ook nog altijd geen sprake10. De uitlevering van hen blijft ook vandaag de dag een uiterst moeilijke en gevoelige zaak. Onder de Servische
Karadzic zich in voormalig Joegoslavie bevinden.
JASON Magazine
nummer 2 2005
w ww.stichtingjason.nl
de Amerikanen tegen het Servische volk, te vernietigen.
Bron:
tijdens verschillende voetbalwedstrijden en hebben gedineerd in exclusieve restaurants. Na de val van Milos˘evi´ c ontbreekt nagenoeg elk spoor van hem. Ooggetuigen beweren dat hij zich zou ophouden in een militaire kazerne in Servië8. Del Ponte en de internationale gemeenschap zijn er van overtuigd dat hij zich nog steeds in Servië bevindt. Hij zou in Servië beschermd worden door de Servische geheime dienst. Dit wordt in april 2005 nog gesteld door de Servische minister van buitenlandse zaken Vuk Draskovi´ c9. Het hoofd van de Servische geheime dienst heeft deze beschuldigingen echter als nonsens afgedaan. Hoewel er dus veel geruchten de ronde gaan over de mogelijke verblijfplaats van beide voortvluchtigen, ontbreken de harde bewijzen over de exacte verblijfplaats van beide mannen.
15
Opinie Internationale Gemeenschap liet zich hier positief over uit. De oproep heeft tot op heden geen vruchten afgeworpen. Het is echter ook de vraag of de oproep oprecht was. Het lijkt meer een poging te zijn om de druk die op de familie wordt uitgeoefent te verminderen. Over pogingen tot arrestatie van generaal Mladi´ c is tot op heden niets bekend.
natuurlijk dat in tegenstelling tot de slachtoffers of de nabestaanden van de slachtoffers van de gepleegde gruweldaden, de familie van verdachten wel op financiële steun kan rekenen. Alle genoemde acties en drukmiddelen ten spijt, lopen de belangrijkste verdachten vandaag de dag nog altijd vrij rond. Dat zij uiteindelijk terecht moeten staan staat buiten kijf. Mochten zij hun
Zoals al is aangegeven hebben een groot aantal verdachten zich de afgelopen tijd vrijwillig in Den Haag gemeld. Hierbij moet echter een kanttekening worden gemaakt. Deze vrijwillige overgaves zijn over het algemeen het gevolg van de grote internationale druk die wordt uitgeoefend op met name Servië, Montenegro en de Republika Srpska. Zo worden veel internationale gelden direct afhankelijk gemaakt aan de mate van samenwerking met het ITCY. De moeizame economie in de landen maakt deze financiële impulsen broodnodig. De huidige Servische regering probeert dan ook zoveel mogelijk verdachten over te halen zich vrijwillig over te geven. Een kanttekening hierbij is dat de Servische regering steun aan de van oorlogsmisdaden verdachte personen geeft bij een vrijwillige overgave. Deze verdachten krijgen vaak financiële steun voor hun familie en alle proceskosten komen voor rekening van de Servische staat14. Het wrange hieraan is
Noten
13 Tot december 2004 zaten er door
Karadz˘i´c en Mladi´c kunnen worden
http://newswww.bbc.net.uk/
gevonden op achtereenvolgens:
8 augustus 2005.
de NAVO geleide troepen
(RFERL), 25 juni 2005.
http://www.un.org/icty/indictment
7
RFERL, 26 augustus 2005
in Bosnie-Herzegovina,
2
Zie: http://www.un.org/icty/
/english/kar-ai000428e.htm
8
http://newswww.bbc.net.uk/
de Stabilisation Force (SFOR).
3
De Kroatische generaal Gotovina
en
25 juli 2005.
Vanaf december 2004 zijn de
is na Karadz˘i´c en Mladi´c de
http://www.un.org/icty/indictment
Serb army ‘shielding Mladic from
taken overgenomen door troepen
nummer drie van de meest
/english/mla-ai021010e.htm
war crimes court’,
geleid door de Europese Unie, de
Surrender, pleads Karazdic’s wife,
The Independent 12 april 2005
zogenaamde Europian Union Force
gezochte personen van het ICTY.
5
The Times, 29 juli 2005;
10 RFE/RL 1 september 2005.
(EUFOR). Voor meer informatie
rondom Gotovina verwijs ik
Was Bosnia worth it?
11 Zie onder andere het boek: Hidden
hierover zie:
kortheidshalve naar de artikelen:
The Washington Post Opion by
agenda, U.S./NATO takeover
http://www.nato.int/sfor/
Uitstel of afstel? Kroatië en de
Richard Holbrooke, 19 juli 2005;
ofYugoslavia, International Action
en
toetreding tot de Europese Unie, in
Interview met Holbrooke door
Center New York 2002.
JASON Magazine nummer 1 2005
The Associated Press op
12 Voor meer informatie over deze
12 juli 2005.
zaak verwijs ik kortheidshalve
Hunt for Europe’s most wanted
naar: Het zwaard van Den Haag,
2003.
man, The Times,
in: JASON Magazine nummer 2,
De volledige aanklachten van
6 augustus 2005.
2003.
JASON Magazine nummer 2, 4
9
Voor meer informatie over de zaak
en Het zwaard van Den Haag, in:
w ww.stichtingjason.nl
Conclusie Voor de toekomst van Servië en Bosnië-Herzegovina is het ook essentieel dat Karadz˘i´ c en Mladi´ c worden uitgeleverd aan Den Haag. Een eventuele toetreding tot de Europese Unie en andere internationale organisaties hangt hier immers direct van af. Buurland Kroatië ondervond afgelopen maart al dat het uitblijven van volledige samenwerking met het ICTY grote gevolgen voor de toekomst kan hebben. De onderhandelingen tussen Kroatië en de Europese Unie voor een eventuele toetreding tot de Europese Unie werden toen uitgesteld. Dit was een direct gevolg van het uitblijven van de arrestatie van generaal Gotovina. Als Karadz˘i´ c en Mladi´ c in de toekomst niet worden uitgeleverd zijn Servië en Bosnië-Herzegovina eenzelfde lot beschoren. Hoofdaanklaagster Del Ponte riep de Europese Unie op 1 september 2005 nog op geen onderhandeling met Servië te beginnen over mogelijke deelname aan het Stabilization and Associaton Agreement. De reden hiervoor was de nog altijd niet volledige samenwerking met het ICTY15. De arrestatie en berechting van de Karadz˘i´ c en Mladi´ c is echter het belangrijkste voor de slachtoffers. Deze twee mannen zijn immers verantwoordelijk voor diverse gruwelijke oorlogsmisdaden. Het feit dat zij nog vrij rondlopen is voor de slachtoffers uiteraard moeilijk te voorkroppen. Zij zitten nog steeds met het persoonlijke verlies, verdriet en de pijn die deze verdachten hebben veroorzaakt. Zolang alle nog vrij rondlopende verdachten zich dan ook niet in Den Haag bevinden, zal elk gevoel van rechtvaardigheid bij de slachtoffers ontbreken.
Radio Free Europe / Radio Libery
1
16
straf ontlopen dan kan er gesproken worden van een falen van de Internationale Gemeenschap. Keer op keer wordt er immers geroepen dat de verantwoordelijken uiteindelijk terecht zullen staan. Het is voor de Internationale Gemeenschap en het ICTY voorop van groot belang dat dit niet bij loze kreten blijft.
6
JASON Magazine
jaargang 30
http://www.euforbih.org/. 14 Pensions for war criminals, Newsweek 25 juli 2005. 15 RFE/RL 1 september 2005.
Opinie
AFRIKAANSE STAAT EEN FACADE? Door Michiel Overkamp
regeringsleiders zelf. Zo werd de volkerenmoord begin jaren ’90 in Rwanda, bedacht en uitgevoerd door de ‘Akazus’: een geheim informeel netwerk. Veel van de conflicten op het Afrikaanse continent zijn te verklaren door dergelijke netwerken.
Corruptie is essentieel om dit systeem voort te laten bestaan. Het systeem is daardoor gericht op het handhaven van de status quo, en niet op groei. Er is hierdoor vaak een ondoorzichtig informeel netwerk van geestelijken, zakenlui en criminelen ontstaan, die via dit systeem meer macht hebben dan de Afrikaanse
In de jaren ’80 werden de Afrikaanse staten door het IMF, de Wereldbank en donoren gedwongen te snijden in de uitgedijde staat. Met name de gezondheidszorg, het onderwijs en sociale voorzieningen moesten het ontgelden. Dit betekende echter dat het bestaande patronagesysteem in de problemen kwam,
Verzwakking van de staat Na de dekolonisatie ging er veel geld naar Afrika, dat vervolgens vaak in de hoofdsteden bleef hangen en een smeermiddel vormde voor het patronagesysteem. Het overheidsapparaat dijde uit door het uitdelen van baantjes, en werd al snel onbetaalbaar. Ook de leiders zelf leefden vorstelijk van de (staats)rijkdommen en pronkten er graag mee. Zo liet de Kongolese leider Mobutu paleizen bouwen in de jungle. De schuldenlast nam hierdoor in de jaren ’70 sterk toe. De inkomsten stonden daarnaast ook nog eens onder druk, omdat de grondstoffenprijzen sterk daalden.
JASON Magazine
nummer 2 2005
w ww.stichtingjason.nl
Allereerst is de keuze van de landen, waarvan de schulden worden kwijtgescholden, arbitrair. Er kan concurrentievervalsing ontstaan met landen die net buiten de boot vallen. Zoals in Kenia, waar een grote groep zeer arme mensen woont die niet profiteren van deze schuldenverlichting. Een belangrijke vraag is of deze schuldenverlichting en de extra 50 miljard wel terechtkomen bij de groep allerarmsten. De kans bestaat dat het geld in de hoofdsteden bij de politieke elite blijft hangen. Of dit daadwerkelijk gebeurt hangt sterk af van de kwaliteit van de Afrikaanse staat in kwestie. Hoewel hieraan steeds vaker eisen gesteld worden voor het verstrekken van ontwikkelingshulp, laat de kwaliteit van de inkomstenverdeling nog vaak te wensen over. ‘Good governance’ is hierdoor de laatste jaren een ‘modewoord’ in de ontwikkelingshulp geworden, met als gevolg dat regeringsleiders vaak schone schijn spelen voor de donoren om toch ontwikkelingshulp binnen te halen. De werkelijke situatie blijkt vaak minder rooskleurig te zijn dan wordt voorgesteld. Om de rol van de Afrikaanse leiders beter te begrijpen is het van belang dat er aandacht besteed wordt aan de werking van de Afrikaanse staat in historisch perspectief.
Patronage systeem Tijdens de koloniale tijd was de Afrikaanse elite vooral op het Westen georiënteerd. Dit is verklaarbaar vanuit het feit dat zij een verlengstuk waren van de koloniale elite. De steun van het eigen volk was in deze tijd minder belangrijk. Na de dekolonisatie viel echter het belang van de Westerse elite weg en moesten de machthebbers op zoek naar een nieuwe legitimatie van hun macht. Het heterogene karakter van de bevolking van veel Afrikaanse landen bemoeilijkte het om de verwaarloosde banden met de bevolking aan te halen. Daarom kozen de leiders er vaak voor om steun te zoeken via het patronage systeem: de bevolking geeft steun aan bepaalde politieke leiders in ruil voor bijvoorbeeld een overheidsbaan of politieke invloed. Politici kregen hierdoor verplichtingen ten opzichte van familieleden, cliënten, stammen, regio’s en religies.
Bron: www.vader.mindtel.com
Tijdens Live 8 en de G8 werd er opgeroepen tot meer hulp voor Afrika. Daarbij werd er gesproken over kwijtschelding van schulden voor de 18 armste landen wereldwijd, waarvan 14 Afrikaanse landen. Bovendien komt er 50 miljard dollar extra voor ontwikkelingshulp in Afrika. Natuurlijk is het een positieve ontwikkeling dat er aandacht is voor de problematiek in Afrika. Toch zijn er een aantal kantekeningen te plaatsen bij de voorgestelde hulp.
17
Opinie waardoor de loyaliteit van de bevolking voor de machthebbers in veel Afrikaanse landen afnam. Ook werd er volop geliberaliseerd, waarbij voormalige staatsbedrijven in handen kwamen van leden van informele netwerken. De grootste slachtoffers werden de stammen, die machteloos waren. In de jaren ’90 ontstonden er hierdoor diverse conflicten, zoals bijvoorbeeld in Nigeria. In dit land was de aanwezigheid van olie een katalysator van een conflict tussen het christelijke Zuiden en het islamitische Noorden. Dit conflict werd vooral uitgevochten door de bestaande (informele) netwerken. De staat is in dergelijke conflicten vaak geen onafhankelijke actor doordat zij dikwijls verbonden is met één (of meerdere) netwerken. De rol van het leger is groot in het handhaven van de macht in dergelijke zwakke staten. Het gevaar bestaat dat deze vorm van repressie, omslaat in een militaire staatsgreep. Veel donoren probeerden daarom ontwikkelingshulp buiten de staat om via Non Gouvermentele Organisaties (NGO’s) te regelen. De antistaat bias die in deze periode heerste droeg echter bij aan een verzwakking van de staat, omdat er onvoldoende aandacht bestond voor de crisis van de Afrikaanse staat.
w ww.stichtingjason.nl
Democratiseringsgolf Als reactie op de onvrede van de bevolking en donoren over het politieke leiderschap, ontstond er een democratiseringsgolf in de jaren ’90. In 38 landen werden er meerpartijenverkiezingen gehouden. In 16 landen leidde dit tot vervanging van de regering. Er veranderde echter weinig en op veel plaatsen werd de oude politiek met nieuwe middelen voortgezet. Dit komt doordat er vaak niet voldaan wordt aan de minimale randvoorwaarden van een democratie, namelijk respect voor burgerrechten, vrije pers en eerlijke concurrentie om de gunst van de kiezer. Doordat Afrikaanse staten vaak een zwak maatschappelijk middenveld hebben, zorgt meerpartijendemocratie voor een sterk winner takes all effect; oftewel alle of geen macht. De wens van Westerse donoren, dat meerpartijendemocratie zou leiden tot een meer op consensus gerichte politieke cultuur, bleek helaas in duigen te vallen. De denkfout die Westerse donoren dikwijls maken, is dat
Referenties
18
Mogelijkheden tot verbetering Hoewel bovenstaande schets van het Afrikaanse politieke systeem vrij somber is, zijn er gelukkig toch wel een aantal positieve ontwikkelingen te onderscheiden. De rol van de Afrikaanse Unie op het Afrikaanse continent lijkt toe te nemen. Zo nam deze organisatie het voortouw bij het conflict in Darfur. Ook aan vredesmissies op het continent nemen in toenemende mate Afrikaanse landen deel. Zo willen de vijftien lidstaten van de Economische Gemeenschap voor West Afrikaanse staten (ECOWAS), 6500 troepen stand-by hebben. Voor meer economische samenwerking en het bestrijden van problemen op het Afrikaanse continent (o.a. corruptie, gebrek aan mensenrechten en conflicten) is de New Partnership for Africa’s Development (NEPAD) opgericht. Dit platform moet bijdragen aan minder competitie en meer samenwerking tussen Afrikaanse staten. Organisaties als de Afrikaanse Unie, ECOWAS en NEPAD dragen bij aan een zelfstandiger Afrika, dat meer zijn eigen boontjes kan doppen. Bovendien wordt de onderhandelingspositie van Afrikaanse landen ten opzichte van Westerse donoren versterkt. Donorlanden moeten deze ontwikkelingen blijven steunen. Om de corruptie te verminderen en de legitimiteit van de Afrikaanse staat te vergroten zou het openbaar bestuur meer gedecentraliseerd moeten worden. Overheidsbesluiten staan dan dichter bij de Afrikaanse burger. Dit zou dan ook kunnen bijdragen aan de verankering van de institutionele structuren in de reële leefwereld van de Afrikanen. Een andere factor, die hiervoor belangrijk is, is het versterken van de civil society. Het winner takes all effect moet daarbij omgevormd worden in een meer op consensus gerichte politieke cultuur. De belangen van
verschillende etnische groepen moeten hierin meegenomen worden. Een laatste factor is het verbeteren van de toegankelijkheid van het onderwijs voor alle Afrikanen. Het verhogen van het opleidingsniveau is echter niet voldoende. De braindrain moet verminderd worden, zodat hoog opgeleide Afrikanen een voortrekkersrol kunnen spelen in de hervormingen en de economische ontwikkeling van hun land. Het is jammer dat er op dit moment bijvoorbeeld meer Ghanese artsen in New York dan in Ghana zelf werken. Tenslotte draagt een hoger opleidingsniveau ook bij aan een sterkere civil society. Westerse landen hebben een verantwoordelijkheid in het ondersteunen van initiatieven op het gebied van onderwijs en het verminderen van de braindrain. Landen als India en Vietnam kunnen hierbij als prima voorbeeld dienen.
Conclusie Er is een voortdurende strijd aan de gang tussen factoren die de Afrikaanse staat versterken en verzwakken. De Afrikaanse staat is dikwijls de speelbal van verschillende informele netwerken, die het staatsgezag misbruiken of ondermijnen. Het kwijtschelden van de schulden is dan ook zeker geen garantie dat dit geld besteed zal worden aan de allerarmsten in Afrika. Het gevaar bestaat dat het geld op zal gaan aan het herstellen van het patronagesysteem. Het geld dat vrijkomt door het kwijtschelden van schulden en de 50 miljard extra aan ontwikkelingshulp moet gestoken worden in het verbeteren van het politieke systeem, versterken van de Afrikaanse Unie en het verbeteren van het onderwijs. Bovendien moet er een brede maatschappelijke discussie binnen de Afrikaanse staten komen over hoe het politiek systeem verbeterd zou kunnen worden. Wanneer dit echter niet gebeurt, blijft de Afrikaanse staat een façade. Extra geld voor Afrika kan dat helaas niet verhinderen.
Michiel Overkamp is redacteur en studeert Sociale Geografie in Nijmegen.
‘Meerpartijenverkiezingen in Afrika
staat vaak niet meer dan façade’,
gevonden op
Corduwener, J. (2005), ‘Afrikaans
– De averechtse effecten van
NRC, 6 juli
www.knag.nl
recept voor Afrikaanse conflicten’,
politieke aanpassing’,
IS nr.1
instituties die essentieel zijn voor de Westerse democratie, hetzelfde effect zullen opleveren voor Afrikaanse staten. Meerpartijendemocratie zorgt bovendien voor hogere kosten, omdat er meer gestreden moet worden om de gunst van de kiezer. Het burgerschap voor de gemiddelde Afrikaan kreeg hierdoor niet de gewenste grotere betekenis, maar bleef vooral bestaan uit het vermijden van overheidsbemoeienis.
Cranenburgh, O. van (1997),
Veen, R. van der (2004), ‘Wat is
www.euforic.org
er mis met Afrika?’ samenvatting
Lindijer, K. (2005), ‘Afrikaanse
van een lezing voor het KNAG,
JASON Magazine
jaargang 30
Artikelen
HERVORMINGEN IN DE VEILIGHEIDSRAAD: ZAL HET ER DIT KEER WEL VAN KOMEN?
In het afgelopen jaar is het momentum voor hervorming van het machtigste en meest gezichtsbepalende orgaan van de VN alsmaar groter geworden. Na de Irak-crisis verschenen twee belangrijke rapporten, het rapport van het High-Level Panel on Threats, Challenges and Change, en het rapport van Secretaris-Generaal Kofi Annan, In Larger Freedom. In het eerste rapport worden twee concrete voorstellen gedaan over hoe de Veiligheidsraad aangepast kan worden aan de hedendaagse politieke realiteit. Het rapport van de Secretaris-Generaal spoort de lidstaten aan om een keuze te maken tussen deze twee opties. Na de publicatie van beide rapporten is er een aantal nieuwe voorstellen gelanceerd door verschillende groepen landen, die nu op het hoogste niveau worden beoordeeld.
standpunt willen innemen. Bovendien heeft de VS, als een van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad, het recht om initiatieven tot aanpassing van het VN-handvest (die nodig voor hervorming van de Raad) tegen te houden door dergelijke wijzigingen niet te ratificeren – feitelijk dus een vetorecht. Een concreet voorstel voor hervorming van de Raad, is nu dus door de VS categorisch van de hand gewezen, waardoor de discussie andermaal in een impasse dreigt te geraken.
andere belangrijke onderwerpen op de agenda, zoals de Millennium Development Goals1, nauwelijks nog aandacht krijgen. De gehele topontmoeting is dan tot mislukken gedoemd. Zover is het nog niet, maar weerstand van de Amerikanen – en overigens ook China en in mindere mate Rusland – gekoppeld aan het feit dat geen van de rivaliserende groepen van landen voldoende steun lijken te krijgen, maken dat de kans dat de Veiligheidsraad radicaal zal worden hervormd alsmaar kleiner.
Hervorming van de Veiligheidsraad is maar één onderdeel van een heel pakket van maatregelen die de Secretaris-Generaal heeft voorgesteld om tot een grondige hervorming van de VN-organen en instellingen te komen, maar vanwege het grote belang en prestige van de Veiligheidsraad gaat daar natuurlijk de meeste belangstelling naar uit – van de media én de lidstaten. De vrees is nu dat, als er vóór de VN-top komende September geen overeenstemming is bereikt, de hele topontmoeting zal worden beheersd door Veiligheidsraad discussies. Hierdoor zullen
Een lang traject De belangrijkste reden voor hervorming van de Veiligheidsraad is dat de samenstelling van de Raad geen juiste reflectie meer is van de hedendaagse wereldpolitieke verhoudingen. Hierover is iedereen – inclusief de permanente leden – het eens. De Veiligheidsraad was opgezet als één van de hoofdorganen van de VN in 1945. De taak waarmee de Raad werd belast maakte dat, als deze snel zou moeten kunnen handelen, deze niet kon bestaan uit alle leden van de VN, maar vanwege redenen van
Bron: www.UN.org
Er ontstond op 11 juli heel wat geroezemoes in de grote hal van de Algemene Vergadering (AV) van de Verenigde Naties nadat de Amerikaanse afgevaardigde het standpunt van de Verenigde Staten uiteen had gezet over hervorming van de Veiligheidsraad. Eerder die middag leek het er nog op dat er daadwerkelijk vooruitgang zou worden geboekt op dit punt, maar nu was gebleken dat de protagonisten in het debat op een ramkoers lagen, waarbij met name Duitsland zijn hoop op een permanente zetel in rook zag opgaan.
De discussie over hervorming van de Veiligheidsraad is al jaren aan de gang, en evenzolang heeft de VS zich voorzover mogelijk op de achtergrond gehouden en geen duidelijk
w ww.stichtingjason.nl
Door Willem Oosterveld
De G-4 willen allen een permanente zetel bemachtigen.
JASON Magazine
nummer 2 2005
19
Artikelen efficiëntie een beperkt lidmaatschap zou moeten hebben. Tegelijkertijd, omdat de Raad zou gaan handelen uit naam van alle leden van de VN, was het wel noodzakelijk dat deze op enigerlei wijze representatief zou zijn voor het lidmaatschap van de VN. Het was tijdens de conferentie van San Francisco dat het Handvest van de VN werd opgesteld, maar de opzet van de Veiligheidsraad met uiteindelijk vijf permanente leden kent zijn oorsprong in eerdere afspraken gemaakt tussen de verschillende grootmachten in onder meer Dumbarton Oaks en Yalta.
w ww.stichtingjason.nl
Na de Tweede Wereldoorlog was Amerika de enige van de uiteindelijke permanente leden die, ondanks het falen van de Volkenbond, weer een internationale organisatie wilde oprichten tot behoud van de wereldvrede. Maar het ideaal van collectieve veiligheid weerhield de toenmalige president F. D. Roosevelt er niet van om te pleiten voor het aanstellen van ‘Four Policemen’, die tesamen de vrede zouden moeten bewaren, maar wier belangen niet in het geding konden worden gebracht door de nieuw op te richten wereldorganisatie. De Verenigde Staten en Groot-Brittannië voerden met de Sovjet-Unie voor het eerst overleg over een ontwerp voor de organisatie in Dumbarton Oaks, een vergadercentrum in Georgetown, Washington DC, in augustus 1944. De VS stond er op dat China mee zou praten in het overleg, hoewel de SovjetUnie erop tegen was. De Britten hadden liever gezien dat Frankrijk ook bij de besprekingen werder betrokken, maar de VS hielden dat aanvankelijk tegen. Uiteindelijk zou Frankrijk als vijfde grootmacht worden geaccepteerd. Om de positie van de grote vijf veilig te stellen werd er overenstemming bereikt over het toekennen van een vetorecht aan de vijf grootmachten. De enige discussie hierover was uiteindelijk over hoever dit recht zich uitstrekte. De Russen bepleitte dat dit recht absoluut zou moeten zijn, terwijl de Amerikanen dit wilde beperken door het alleen van toepassing te verklaren inzake procedurele aangelegenheden of aangaande hoofdstuk VII van het Handvest.
20
Het Amerikaanse standpunt won uiteindelijk het pleit na overleg in Yalta in februari 1945. Dit akkoord tussen de grote vijf werd voorgelegd aan de landen die deelnamen aan de conferentie van San Francisco in april-juni 1945. Veel landen verzetten zich tegen dit voorstel, maar moesten uiteindelijk accepteren dat er zonder vetorecht en permanent lidmaatschap voor de grote vijf in de Veiligheidsraad ook geen wereldorganisatie zou komen. Op deze manier wisten de VS, het VK, de Sovjet-Unie, Frankrijk en China zich in een positie te manouvreren waar zij, zonder dat ze er zelf toestemming voor
zouden geven, niet meer uitgebracht zouden kunnen. Om de representativiteit van de Raad te garanderen werden er zes niet-permanente zetels ingesteld, waarbij de benodigde meerderheid voor een voorstel op zes stemmen vóór werd gesteld. Niettemin was de dominantie van de permanente vijf (P-5) nu een feit.2 Het is onder meer deze erfenis van de conferentie van San Francisco die het nu zo moeilijk maakt om tot daadwerkelijke hervormingen in de samenstelling van de Raad te komen. En de grote belangen die op het spel staan maken het erg moeilijk voor de andere lidstaten om überhaupt tot overeenstemming te komen over welke kant het op moet met de Raad. Dit heeft echter niet kunnen beletten dat in het verleden de samenstelling van de Veiligheidsraad drie keer is aangepast. De eerste keer was in 1965-66, toen als gevolg van de enorme toename in het lidmaatschap van de VN na de dekolonisatie-golf het aantal zetels van de Raad werd uitgebreid van elf naar vijftien. Omdat er geen verandering kwam in de machtspositie van de P-5 was deze aanpassing relatief oncontroversieel. Wel werd het aantal stemmen dat benodigd was voor een meerderheid opgeschroefd naar negen stemmen vóór. Dit gaf niet-permanente leden de mogelijkheid om, als zij een coalitie wisten te vormen van zeven landen, een besluit in de Raad te blokkeren. Deze mogelijkheid bleek in de werkelijkheid echter meer een theoretische te zijn. De tweede wijziging vond plaats in 1971, toen de Volksrepubliek de zetel van de Republiek China (Taiwan) overnam. De derde verandering in de samenstelling heeft relatief de minste aandacht gekregen, maar droeg uiteindelijke wel toe aan een lange discussie die nu tot een climax lijkt te komen, namelijk het overnemen van de zetel van de Sovjet-Unie door Rusland in 1991. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie claimde Rusland de zetel van de Sovjet-Unie in de Veiligheidsraad. Omdat de andere voormalige Sovjet-republieken en de permanente leden van de Raad hiermee akkoord gingen kon Rusland zonder veel discussie zitting nemen in de Raad. Niettemin heeft deze werkwijze vragen doen rijzen over hervorming van de Veiligheidsraad, niet in de laatste plaats ook omdat er een nieuw soort activisme was ontstaan in de Raad na de gebeurtenissen van 1989. Omdat de Raad in de ogen van menigeen z’n oorspronkelijke rol had ‘teruggevonden’ als enige mondiale arbiter in internationale conflicten en een prominentere rol ging spelen in de wereldpolitiek, kregen veel landen er ook meer belang bij dat de Raad een betere afspiegeling zou vormen van de toenmalige mondiale verhoudingen. Deze discussie was dan ook de aanleiding voor het JASON Magazine
jaargang 30
instellen in 1993 van een speciale werkgroep binnen de Algemene Vergadering, de ‘Openended Working Group on the Question of Equitable Representation on and Increase in the Membership of the Security Council.’ Maar al na een paar jaar bleek dat er binnen deze werkgroep maar moeilijk overeenstemming kon worden bereikt over uitbreiding, een nieuwe samenstelling, of wat er met het vetorecht moest gebeuren. De politieke lading die het onderwerp met zich meebracht maakte dat de ‘Open-Ended Work Group’ na een tijdje de ‘Never-Ending Working Group’ werd genoemd. De P-5 vonden het wel goed zo. Zolang de discussie voortduurde in deze werkgroep hoefden zij zich ook niet actief in de discussie te mengen. Nieuw momentum De aanslagen in de VS in 2001, de uitdaging gevormd door het internationale terrorisme en de verdeeldheid die was ontstaan in de wereldgemeenschap in de aanloop naar de oorlog in Irak, leidde ertoe dat de SecretarisGeneraal in 2003 een oproep deed aan de lidstaten om tot een grondige herziening over te gaan van de VN en gelieerde organisaties. In zijn speech voor de Algemene Vergadering in 2002 had de Amerikaanse president Bush hardop de vraag gesteld of de VN in de 21e eeuw zijn doelstellingen zou dienen, of dat het irrelevant zou worden. Daarop had Annan besloten om een High-Level Panel een rapport hierover te laten opstellen. Dit werd uiteindelijk A More Secure World: Our Shared Responsibility, waaraan een aantal prominente internationale adviseurs zoals Robert Badinter, Gro Bruntlandt, Gareth Evans, Amr Moussa, en Brent Scowcroft hadden meegeschreven. Alle belangrijke landen en strategische regio’s waren in dit panel vertegenwoordigd. Omdat het al een klein wonder was dat zoveel verschillende meningen en visies tot een eensgezind rapport konden leiden, werden de aanbevelingen in dit rapport zeer serieus genomen. Ten aanzien van de Veiligheidsraad legde dit rapport twee modellen voor. Beide voorstellen voorzien in een uitbreiding van de Raad met negen zetels, maar geen ervan strekt het vetorecht uit naar nieuwe leden. Het eerste voorstel zou leiden tot zes nieuwe permanente zetels en drie niet-permanente, met om de drie jaar verkiesbare zetels. Het tweede voorstel voorziet, in plaats van het opzetten van nieuwe permanente zetels, in het instellen van acht opnieuw verkiesbare zetels met verkiezingen om de vier jaar en één nieuwe tweejarige, niet opnieuw verkiesbare, zetel. De belangrijkste reden waarom de eerder genoemde Open-Ended Working Group niet tot overeenstemming kon komen was het vetorecht. Het idee om het
Artikelen
Zodoende kwam het in juli 2005 tot een debat in de Algemene Vergadering waarbij de G-4 hun voorstel officieel aan de VN-lidstaten hadden voorgelegd. De G-4, hoewel hun doelstelling natuurlijk is om zichzelf van een permanente zetel te verzekeren, konden geen voorstel voorleggen dat als een fait accompli moest worden geaccepteerd door de andere lidstaten. Daarbij zou er geen ruimte zijn geweest voor een andere invulling van de nieuw in te stellen permanente zetels. Vandaar dat de G-4 voorstelde dat hervorming van de Veiligheidsraad in drie stappen zou moeten plaatsvinden. De eerste stap zou een stemming zijn over uitbreiding van het aantal zetels van de Raad met tien, waarbij de vier nieuwe permanente leden wel het recht van veto zouden krijgen, maar dit de eerste 15 jaar niet zouden mogen gebruiken. Vervolgens zou er op een later tijdstip een stemming moeten plaatsvinden over welke landen de permanente zetels zouden moeten
Het rapport van Kofi Annan spoort de lidstaten aan om een keuze te maken.
gaan bezetten, waarbij de selectie waarschijnlijk op regionale basis zou moeten gaan plaatsvinden.3 Als laatste stap zou het handvest van de VN zelf moeten worden aangepast aan de nieuwe situatie. Bij het introduceren van het voorstel zei de Indiase ambassadeur dat dit voorstel tot stand was gekomen na intensief overleg met veel andere landen, en dat het de bedoeling was om dit voorstel spoedig tot een stemming te laten komen. De Duitse afvaardiging bij de VN ging er vanuit dat het G-4 voorstel wel de benodigde tweederde meerderheid in de AV zou gaan halen (128 van 191 lidstaten), maar al snel bleek dat deze veronderstelling weinig realistisch was. Begrijpelijke weerstand In datzelfde debat kondigde een andere coalitie aan dat het binnenkort met een tegenvoorstel zou komen, wat op meer steun zou kunnen rekenen van de VN-lidstaten. Deze coalitie wordt vooral getrokken door concurrenten van de G-4, zoals Mexico, Argentinië, Pakistan en Italië, maar ook landen als Canada en Turkije co-sponsorde het resolutievoorstel. Deze groep noemt zichzelf ‘Uniting for Consensus’, en volgt op bepaalde punten het tweede voorstel zoals neergelegd in ‘A More Secure World’. Ook dit voorstel voorziet in uitbreiding van de Raad met tien zetels, waarbij er elke twee jaar verkiezingen zijn voor de in totaal twintig niet-permanente zetels. Echter, de niet-permanente leden kunnen in dit voorstel herkozen worden, en de regionale groepen wordt de vrijheid gelaten om zelf invulling te geven aan welke landen de zetels voor iedere regio en sub-regio zullen innemen, waardoor er dus een mogelijkheid wordt gecreëerd dat bepaalde staten de facto permanent lid kunnen worden van de Raad, als JASON Magazine
nummer 2 2005
zij continu zouden worden herkozen op basis van regionale afspraken. Daarnaast zou geen van de nieuwe leden een vetorecht kunnen krijgen, waardoor dit voorstel als een soort van ‘lowest common denominator’ zou kunnen dienen voor verdere onderhandelingen over hervorming van de Raad. Dat het vetorecht een heet hangijzer is waar veel landen toch niet van willen afzien blijkt wel het duidelijkst uit het voorstel dat de Afrikaanse Groep heeft gepresenteerd op basis van afspraken gemaakt in het kader van de Afrikaanse Unie (AU). Dit Afrikaanse voorstel is geënt op het rechtzetten van de ongelijkheid in de vertegenwoordiging van Afrikaanse landen in de Raad, ook bezien in het licht dat de meeste activiteiten van de Raad betrekking hebben op Afrikaanse landen. Hoewel de consensus nu lijkt te zijn dat het uitbreiden van het vetorecht geen haalbare kaart is, stellen de Afrikanen desondanks voor om zes nieuwe permanente leden aan te stellen in een Raad die met elf zetels in totaal zou moeten worden uitgebreid, waarbij alle nieuwe permanente leden (waaronder twee uit Afrika) ook het vetorecht zouden moeten krijgen. Het Afrikaanse blok is met 53 zetels cruciaal om een hervormingsvoorstel aangenomen te krijgen, en daarom heeft de G-4 geprobeerd om de Afrikaanse Groep tot een compromisvoorstel te bewegen. Begin augustus besloot de AU op een buitengewone topontmoeting dat ze vast wil houden aan hun huidige voorstel.
w ww.stichtingjason.nl
Regionale concurrentie is altijd het grootste probleem geweest bij het vaststellen van eventuele nieuwe permanente leden. Verschillende landen zouden op basis van verschillende criteria goede kandidaten kunnen zijn voor een permanente zetel, maar doordat zulke landen ook de steun van landen in hun eigen regio nodig hebben bleek dit dilemma lange tijd onoplosbaar. Vier potentiële lidstaten: Duitsland, Japan, India en Brazilië (de Group of Four, G-4), besloten daarop om samen een plan voor uitbreiding van de Raad voor te leggen aan de lidstaten van de VN. Als grootste contribuanten aan het VN-budget waren Duitsland en Japan vele jaren de meest prominente kandidaten voor een permanente zetel, en hadden daarbij ook de stilzwijgende steun van de VS. De oorlog in Irak heeft de betrekkingen tussen de VS en Duitsland echter flink doen bekoelen, waardoor de VS eerder dit jaar probeerde om de coalitie tussen de G-4 uiteen te spelen door openlijk steun te verlenen aan de kandidatuur van Japan en niet aan Duitsland. Japan had echter besloten dat haar kansen beter zouden liggen als het partij zou blijven kiezen voor de G-4 coalitie in plaats van zich afhankelijk te maken van de VS.
Bron: www. Laoferta.org
vetorecht uit te breiden naar nieuwe permanente leden werd in deze voorstellen dus definitief verlaten omdat het duidelijk was geworden dat de huidige permanente leden hiermee nooit zouden instemmen. Na publicatie van dit rapport stelde de VN Secretaris-Generaal zelf een rapport op genaamd ‘In Larger Freedom’, waarin hij de suggesties uit ‘A More Secure World’ integraal overnam, en de lidstaten aanmoedigde om spoedig tot een beslissing hierover te komen.
Gezien het feit dat dit voorstel nooit een meerderheid zal kunnen krijgen, en dat het onthouden van steun aan het G-4 voorstel betekent dat Afrika waarschijnlijk helemaal geen
21
Artikelen permanente zetels kan krijgen in een vernieuwde Veiligheidsraad, lijkt het dat de Afrikanen zichzelf in de eigen vingers snijden. Maar dit is alleen het geval als Afrika zelf overeenstemming zou kunnen bereiken over welke landen Afrika op permanente basis in de Raad zouden moeten vertegenwoordigen. En het lijkt er wat dat betreft op dat weinig Afrikaanse landen er veel in zien om bijvoorbeeld Nigeria, Egypte of Zuid-Afrika meer macht en prestige te geven in de internationale politiek ten koste van zichzelf. De Verenigde Staten, Rusland en China hebben duidelijk te kennen gegeven dat zij niets zien in een stemming over hervorming van de Raad voor de top in september, en omdat de discussie nu in een impasse zit heeft de Secretaris-Generaal daarom half augustus ook voorgesteld om de discussie over de top heen te tillen, en een definitief besluit uit te stellen tot eind dit jaar. Op deze manier is er meer tijd voor onderhandelingen en het vinden van een compromis, en zal ook de top van september niet onnodig belast worden door onderhandelingen over een nieuwe opzet van de Raad.
w ww.stichtingjason.nl
Zal het er dit keer wel van komen? Het paradoxale aan de hele situatie is dus dat er sinds de oprichting van de VN en de Veiligheidsraad nooit een dergelijke serieuze discussie is geweest over hervorming van de Raad en dat er nooit een brede consensus is geweest omtrent de noodzaak tot hervorming. Tegelijkertijd is uit de discussies gebleken dat de verschillende standpunten veel verder uiteen lijken te liggen dan een jaar geleden werd gedacht. Hoewel de huidige permanente leden het beste af zouden zijn als er helemaal geen hervormingen zouden worden doorgevoerd, zien zij ook in dat een zekere mate van vernieuwing onontkoombaar is. Ondanks het feit dat de discussie nu in een impasse zit, en dat er voor de topontmoeting in september geen stemming zal plaatsvinden over het G-4 of welk ander voorstel dan ook, zal er op één of andere manier toch vorm moeten worden gegeven aan een nieuwe opzet van de Veiligheidsraad. Een belangrijk punt bij hervorming van de instellingen van de VN is dat daarbij het VNhandvest ook aangepast zal moeten worden. En elke aanpassing van het handvest kan alleen
Noten 1
22
Dan blijft alleen het voorstel van ‚Uniting for Consensus’ over, wat ook meer in de lijn van de eerdere rapporten ligt. Een aantal permanente leden lijkt een probleem te hebben met het aantal nieuwe zetels dat in de verschillende voorstellen zou worden toegevoegd, waardoor het waarschijnlijk is dat als de uitbreiding er komt, dit niet met tien zetels zal zijn maar misschien met vijf tot acht. Het ‘Uniting for Consensus’ voorstel lijkt nu het meest haalbare voorstel op basis waarvan een goed compromis kan worden uitonderhandeld. Dat zou betekenen dat ondanks het feit dat de Amerikanen de Japanse kandidatuur voor een permanente zetel ondersteunen, deze er uiteindelijk wellicht toch niet kan komen, omdat dan meerdere landen een permanente zetel zou moeten worden
toegekend. De enige oplossing lijkt daarom te zijn om bepaalde zetels herverkiesbaar te maken, zodat er een de facto permanent lidmaatschap zou ontstaan. Alleen een dergelijk voorstel zou de steun van alle huidige permanente leden kunnen wegdragen.
Conclusie De discussie over hervorming van de Raad had een belangrijke extra impuls gekregen naar aanleiding van de Irakcrisis. Toen werd veelvuldig beweerd dat de VN en de Veiligheidsraad hun legitimiteit hadden verloren en irrelevant zouden zijn geworden. Nu is echter gebleken dat dat allerminst het geval is, en dat de overlijdensberichten van de Raad te vroeg waren geschreven. Wat dat betreft lijkt de belangrijkste les die we uit die episode kunnen trekken te zijn dat bijna ongeacht wat voor storm de VN moet doormaken, de organisatie als zodanig haar relevantie niet aangetast zal zien. En in die zin zal de Veiligheidsraad dan ook in de afzienbare toekomst haar rol behouden als bewaker van internationale vrede en veiligheid. De legitimiteitsvraag lijkt wat dat betreft dan ook niet zo afhankelijk te zijn van de omvang of de representativiteit van de Raad als soms wel eens wordt gedacht. Alleen als de Raad daadwerkelijk niet meer in staat zou zijn om haar werk normaal te kunnen verrichten doordat het bijvoorbeeld wordt lamgelegd zoals het geval was tijdens de Koude Oorlog zal deze moeten inboeten qua legitimiteit. Hervorming van de Veiligheidsraad is zeer wenselijk en wordt door alle lidstaten noodzakelijk geacht, maar mocht het er toch niet van komen –wat op dit moment ondanks de impasse toch niet erg waarschijnlijk lijkt- dan zal de Raad toch min-of-meer op oude voet door kunnen gaan. De wereld heeft immers geen beter alternatief.
Willem Oosterveld studeerde Politicologie en Rechten. Deze zomer liep hij stage bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
the First Fifty Years (Atlantic
voordracht binnen zogenaamde
West-Europese en andere landen;
Monthly Press, Boston, 1995)
regionale groepen, waarbij de
twee voor Aziatische landen en
Op dit moment is het zo dat
volgende verdeelsleutel wordt
één voor Oost-Europese landen.
Zie voor een korte discussie over
nieuwe niet-permanente leden van
toegepast: drie voor Afrikaanse
de voorgeschiedenis van de VN
de Veiligheidsraad worden
landen; twee voor Latijns-
o.a. S.Meisler, United Nations,
verkozen op basis van een
Amerikaanse landen; twee voor
Uitleg van de millenium development goals.
2
van kracht kan worden wanneer alle vijf permanente leden (P5) het amenderingsvoorstel hebben geratificeerd. Daarom is steun van de P5 dan ook cruciaal voor elk voorstel tot hervorming, zelfs als er een tweederde meerderheid in de AV voor een bepaald voorstel zou komen. De Fransen steunen momenteel het G-4 voorstel, evenals de Britten, hoewel die hebben aangegeven dat zij niet veel zien in de bepaling in het G-4 voorstel om het recht van veto in opgeschorte vorm uit te breiden naar de nieuwe permanente leden toe. Rusland houdt zich redelijk op de vlakte in de discussie, en lijkt er voornamelijk op uit te zijn om te zorgen dat de invloed van rijke Westerse landen in een nieuwe Raad niet te groot wordt. Ook voor China is dit een punt van zorg, waar nog bij komt dat het G-4 voorstel een directe bedreiging kan vormen voor China’s regionale ambities omdat het én Japan én India aan een permanente zetel kan helpen. Vooral Japan’s ambities zijn hier een groot obstakel, hoewel het er niet op lijkt dat als er een breed gesteund voorstel op tafel zou komen waarbij Japan een permanente zetel zou worden toegekend (en India niet), China daar dan tegen zou stemmen. Dan blijft de stem van de VS nog over, en die hebben het voorstel van de G-4 (en daarmee a fortiori dat van de AU) afgewezen. Uiteindelijk zullen de Afrikanen toch hun eis tot uitbreiding van het vetorecht moeten laten varen, omdat dat er hoe dan ook niet van zal komen, maar tegelijkertijd lijkt het er niet op dat zij zullen inbinden en hun steun aan het G-4 voorstel in bepaalde vorm zullen verlenen.
3
JASON Magazine
jaargang 30
Opinie Interne spanningen rondom de ontruiming van de Joodse Nederzettingen in de Gazastrook
‘SECURITY MEASURE’ OF VERRAAD? Door Tom Smolders
De bedoelingen van Sharon met het ontruimingsplan blijven uiterst vaag: in een bijlage van het plan wordt gesteld dat de actie zal lijden tot ‘a better security, political, economic and demographic situation’2. Er wordt duidelijk gesteld dat er in de toekomst geen Joodse nederzettingen in de Gazastrook zullen zijn, maar dat er op de Westelijke Jordaanoever echter wel enkele gebieden zijn die “of special interest for Israel”3 beschouwd worden. De achterliggende bedoelingen en motieven blijven onduidelijk door elkaar tegensprekende uitspraken van Sharon’s aanhangers en van Sharon zelf. Waar de internationale gemeenschap hoopt op verdere ontruiming op de Westelijke Jordaanoever, vrezen Palestijnse analisten dat de ontruiming van de Gazastrook slechts een schijnbeweging tegenover het Westen is om Israël’s greep op de Westelijke Jordaanoever te versterken. Ook is de ontruiming en afstoting van de Gazastrook – waar een derde van alle Palestijnen in de bezette gebieden leeft – in demografisch opzicht een winstvolle stap voor Sharon. Verder volgt Likud de publieke opinie binnen Israël, die de nederzettingen met hun kostbare militaire bewaking onnodig acht en achter het idee van een Palestijnse staat.4 Opvallend is dat de ontruiming unilateraal is: er worden geen directe tegemoetkomingen van de Palestijnse Autoriteit verwacht. Sharon gelooft niet dat de Palestijnse autoriteit een geloofwaardige partner is om een wederzijdse vredesregeling mee te sluiten en meent dat de staat Israël ‘is required to initiate moves not dependendent on Palestinian coöperation’5 om de patstelling – waarin het conflict zich volgens hem bevindt – te doorbreken. Sharon wil JASON Magazine
nummer 2 2005
hiermnee het initiatief zelf in handen houden en gelooft niet in onderhandelingen met de Palestijnen. De unilaterale terugtrekking uit de Gazastrook en de vier nederzettingen uit het noorden van de Westelijke Jordaanoever geeft Sharon de mogelijkheid om zelfstandig en op eigen voorwaarden het conflict met de Palestijnen te sturen en de politieke druk op Israël te verlichten.6 Economisch grieven De ontruiming van de Gazastrook en vier nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever kent grote economische complicaties: de kolonisten verliezen door de ontruiming niet alleen hun persoonlijke bezittingen, maar ook de in en om de Joodse nederzettingen gesitueerde bedrijven gaan voor de kolonisten verloren. De Israëlische overheid heeft een uitgebreid compensatieprogramma opgezet om de getroffen kolonisten tegemoet te komen in hun economisch verlies. Naast een vaste vergoeding per gezin dat geëvacueerd wordt kunnen de kolonisten ook in aanmerking komen voor extra toeslagen voor bijvoorbeeld de vergoeding van reiskosten en financiële steun bij het opzetten van nieuwe ondernemingen.
w ww.stichtingjason.nl
Politieke verwarring De beslissing van Sharon om de nederzettingen in de Gazastrook en in het Noorden van de Westelijke Jordaanoever te ontruimen kwam voor veel kolonisten als een verrassing. Sharon, die als minister van landbouw ooit een drijvende kracht was achter de kolonisatie van de bezette gebieden, werd door veel kolonisten immers beschouwd als de ‘vader’ van de kolonisatiepolitiek. Zijn Likud-partij is langzaam van de starre houding uit zijn begindagen afgeweken. Hierin waren de bevordering van de Israëlische veiligheid, het behoud van het Land van Israël en de ontkenning van de Palestijnse claims centrale elementen. Beïnvloed door de toenadering die door de Arbeiderspartij ingezet was, zette Likud de Oslo-akkoorden voort en stemde in met de Amerikaanse ‘routekaart voor vrede’ in het Midden-Oosten waarin een stop op de bouw van nederzettingen en de stichting van een Palestijnse staat centrale elementen waren (hoewel ingebed in strikte voorwaarden aan de
Palestijnse Autoriteit). De veiligheid van Israël is altijd een belangrijke issue gebleven voor Sharon, bij zijn toelichting op de ontruimingsplannen benadrukte hij dan ook: “the ‘Disengagement Plan’ is a security measure, and not a political one”1.
Bron: www.weizmann-usa.org
Met de steun van een krappe meerderheid in de Knesset lukte het premier Sharon om zijn ontruimingsplannen door te voeren. Op 15 augustus startte het Israëlische leger (IDF) met de evacuatie van de inwoners van de Joodse nederzettingen in de Gazastrook en vier nederzettingen in het noorden van de Westelijke Jordaanoever om zich vervolgens ook uit deze gebieden terug te trekken. Deze unilaterale stap van de regering Sharon heeft binnen Israël veel onrust aangewakkerd bij kolonisten en ultrareligieuzen.
Sharon, voormalig vader van de kolonisatiepolitiek, is van strategie veranderd.
23
Bron: www.eu.int
Opinie
Alle nederzettingen in Gaza worden gesloopt.
w ww.stichtingjason.nl
De geboden compensatie lijkt op het eerste gezicht zeer redelijk; toch blijkt slechts een klein gedeelte van de kolonisten zich hiervoor ingeschreven te hebben. Tot vlak voor de aanvang van de ontruiming leken veel kolonisten weinig haast te hebben bij het regelen van hun vertrek. Door af te wachten met toestemmen met de compensatieregeling hoopten deze kolonisten gullere voorstellen van de regering af te dwingen. Deze opstelling wierp reeds zijn vruchten af, daar de regering sinds haar initiële voorstel al vele concessies heeft gedaan.7
24
Bij het vertrek van de kolonisten zullen de voormalige woonhuizen van de kolonisten afgebroken worden. De infrastructuur zal echter intact worden gelaten en ook zullen industriële ondernemingen en landbouwbedrijven overgedragen worden. In het ontruimingsplan van de Israëlische regering werd aanvankelijk voorgesteld dit via derden te doen en niet via de Palestijnse Autoriteit, daar deze naar de mening van de Israëlische regering niet in staat zou zijn om de nederzettingen te beveiligen waardoor chaos in de bezette gebieden zou kunnen ontstaan. De functie die deze derde partij zou moeten spelen is echter vrij problematisch: deze partij zou immers voldoende legitimiteit in de ogen van de Palestijnen moeten hebben om de functie van intermediair te kunnen vervullen. Bovendien zou een derde partij bereid moeten zijn om zijn reputatie te verbinden aan het al dan niet succesvol verlopen van de overdracht van de betreffende nederzettingen. Een wenselijke oplossing is het betrekken van zowel de Israëlische regering als de Palestijnse Autoriteit
bij de ontruiming.8 Naast het verlies van de eigendommen in de nederzettingen – hoewel deze in principe door de Israëlische overheid gecompenseerd worden – is er voor de kolonisten het verlies áán de Palestijnen, dat de gemoederen hoog doet oplopen.
God het Joodse volk naar verlossing zou leiden. Vol enthousiasme werden de veroverde gebieden gekoloniseerd waarmee er een verdere stap leek te zijn gezet op de weg naar verlossing.9
Ideologische onrust In de bezette gebieden wonen kolonisten van de meest uiteenlopende pluimage. Het grootste gedeelte van de kolonisten is naar de bezette gebieden gekomen uit puur economische overwegingen zoals de beschikbaarheid van goedkope woningen en belastingvoordeel. De hierboven beschreven grieven zijn dan ook van toepassing op dit gedeelte van de kolonisten: het gepercipieerde economische verlies maakt hen tot tegenstanders van de ontruiming. Een kleiner gedeelte van de Joodse kolonisten is echter naar de bezette gebieden getrokken vanuit ideologische motieven. Zij zijn ervan overtuigd dat het Land van Israël (de bezette gebieden incluis) aan het volk van Israël toebehoort en dat het dus vanuit hun Joods-zijn van belang is dat ze dit land ook bevolken.
De ontruiming lijkt deze visie op de heilsgeschiedenis te verbreken. Op zichzelf is de Gazastrook in dit verhaal niet van groot belang: in het verleden werd door Joodse geleerden zelfs betwijfeld of dit gebied wel bij het oorspronkelijke Land van Israël hoorde. Desalniettemin wordt in nationaal-religieuze kringen gevreesd dat de ontruiming van de Gazastrook een kostuumrepetitie is voor de verdere ontruiming van de Westelijke Jordaanoever: een gebied dat in de nationaalreligieuze zienswijze een essentieel onderdeel uitmaakt van het grondgebied van Israël. De meeste kolonisten die vanuit ideologische motieven in de nederzettingen in de Gazastrook zijn gaan wonen zijn gematigd in hun opvattingen, staan negatief tegenover actief verzet tegen de ontruiming en probeerden in de laatste dagen voor de ontruiming zoveel mogelijk hun dagelijkse routine vast te houden.10
Dit nationaal-religieus denken kreeg bij de stichting van de staat Israël in 1948 een grote impuls: verlossing was niet langer iets waar het Joodse Volk passief op moest wachten maar het was een proces waarin het Joodse Volk een actieve rol speelde en waarvan de stichting van de staat Israël een eerste stap was. De grote militaire overwinningen tijdens de zesdaagse oorlog van 1967 versterkten eveneens het geloof dat de staat Israël het instrument was waarmee
Naast deze gematigde groep staat een kleinere groep radicalen die wél bereid is zich actief te verzetten tegen de geplande ontruiming, onder andere door middel van burgerlijke ongehoorzaamheidacties. Voor hen is loyaliteit aan de staat Israël relatief, het is afhankelijk van de mate waarin het nationaal-religieus ideaal hierin verwezenlijkt wordt. Een kleine groep extremisten is bereid het verst te gaan en de ontruiming – waarmee de regering in hun ogen
JASON Magazine
jaargang 30
Opinie het volk Israël verraadt – al dan niet met geweld te blokkeren. Binnen deze groep bevinden zich veel jongeren uit nederzettingen diep in de bezette gebieden die nooit binnen Israël zelf hebben gewoond en wiens religieus fanatisme hun Israëlisch staatsburgerschap overstijgt11. Bij de eerste besprekingen over de ontruiming in de Knesset werd al door diverse sprekers gewaarschuwd voor de geweldsdreiging die van deze groep zou kunnen uitgaan, variërend van een aanslag op de tempelberg tot een moordaanslag op premier Sharon.12
de zwaarste schermutselingen vonden plaats bij de nederzetting Kfar Darom, waar kolonisten zich op het dak van een synagoge verschanst hadden en de IDF met chemicaliën belaagden.
In de aanloop naar de ontruiming hebben de radicalen zich al regelmatig geprofileerd door blokkades van snelwegen en de bezetting van een voormalig hotel in Gush Katif. Hoewel leger en politie de Gazastrook afgesloten hadden, probeerden veel jonge radicalen uit Israël met wisselend succes de nederzettingen te bereiken om daar de ontruiming af te wachten.13 Tijdens de ontruimingsacties was het geweld beperkt:
Het ernstigste incident vond plaats in het Noorden van de Westelijke Jordaanoever waar een 19-jarige kolonist op 4 augustus vier Palestijnen doodschoot.14
Toekomst De internationale gemeenschap schaart zich, met hier en daar enkele bedenkingen, achter de ontruimingsplannen van premier Sharon. Het is altijd het standpunt van de Verenigde Naties en de Europese Unie15 geweest dat de Israëlische nederzettingen uit de bezette gebieden teruggetrokken dienden te worden. Aan deze wens is nu door de Israëlische regering voor een gedeelte gehoor gegeven. Nu is het afwachten wat de vervolgstappen van Sharon zullen zijn en is het de vraag of Sharon überhaupt wel l vervolgstappen zal kunnen nemen, daar binnen Likud getracht wordt hem van zijn leiderspositie af te schuiven.16 Hij heeft in ieder geval bewezen dat Israël bij machte is zijn kolonisten terug te trekken, maar of er ook de politieke wil zal zijn ook dergelijke stappen ook verder op de Westelijke Jordaanoever te nemen blijft vooralsnog de vraag. Een belangrijke factor hierin zal de mate van succes zijn waarmee de Palestijnse Autoriteit in de Gazastrook een Palestijnse staat zal opbouwen. Een stabiele en leefbare Palestijnse staat in de Gazastrook, zal de wens voor verdere terugtrekking op de Westelijke Jordaanoever zowel bij de Palestijnen, de internationale gemeenschap en Israël doen toenemen.
Tom Smolders studeert Geschiedenis en Bestuurskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Noten 1
Disengagement and after: where
2
5
International Crisis Group,
9
Prime Minister’s Office, Addendum A
6
Hillel Halkin, ‘The Settlers’Crisis, and Israel’s’, Commentary (2005).
10 Ari Katz, ‘Katif blog: awaiting a
International Crisis Group,
next for Sharon and the Likud?
Disengagement and after,
miracle’, Jerusalem Post
(Amman/Brussel 2005) p. 4.
p. 10 - 11.
(5 -8 -2005).
Prime Minister’s Office,
7
11 International Crisis Group,
International Crisis Group,
cat-and-mouse games’ Jerusalem Post (5 - 8 -2005). 14 Herb Keinon en Gil Hoffman, ‘PM condems shooting’ Jerusalem Post (5 - 8 -2005) p. 1. 15 Herb Keinon, ‘Israel hails most
communication department,
Disengagement and its
Disengagement and its
Addendum A – Revised
discontents: what will the settlers
discontents, p. 7-11.
Disengagement Plan – Main
do? Middle East Report No. 43 –
Principles (6-6-2004).
7 juli 2005
Road to Disengagement in Gaza’,
early elections to thwart Likud bid
<www.pmo.gov.il>.
(Amman/Brussel 2005).
The New Leader
to oust him’ Jerusalem Post
The World Bank, Disengagement,
(September/Oktober 2005)
(26 - 8 -2005).
p. 11-13.
Ibidem.
4
International Crisis Group,
the Palestinian Economy and the
Disengagement and after, p. 6 - 9.
Settlements (23 - 06 -2004).
8
Jerusalem Post (26-8-2005). 16 Gil Hoffman, ‘Sharon may call
13 Yaakov Katz e.a., ‘Potentially fatal
w ww.stichtingjason.nl
3
12 Abraham Rabinovitch, ‘On the
positive EU statement in years’
JASON Magazine
nummer 2 2005
25
Column
TERREURIG Door Leon Wecke
Het is een terreurige toestand in de wereld. Hadden we in het recent verleden achtereenvolgens Nazi-Duitsland, de Sovjetunie, atoombommen en de milieuvervuiling als vijand en bedreiging van democratie en vrijheid, nu staat het wereldterrorisme op nummer één van de hitlijst met wereldwijde bedreigingen.
w ww.stichtingjason.nl
Overigens heeft men nogal wat moeite gehad met het definiëren van de bedrijver van het terroristische kwaad. Over terreur kon men het nog wel eens worden, zo in de trant van: ‘het aanjagen van vrees door middel van het illegaal dreigen of aanwenden van geweld om bepaalde doelen te verwezenlijken’. Maar terrorist, dat is een hete politieke aardappel. Er zijn minstens twee belangrijke redenen om problemen met de definitie van terrorist te hebben, met als gevolg dat staten, internationale organisaties, inlichtingendiensten en ministeries van defensie allen hun eigen definitie hanteren. De helft van de wetenschappers op terroristisch gebied waagt het zelfs niet een definitie te geven.
26
De eerste reden om geen definitie te (kunnen) geven is het afgezaagde, maar niet minder ware gezegde dat de één zijn terrorist de ander zijn vrijheidsstrijder is. Willem van Oranje, die erin slaagde, mede met behulp van moordende geuzenbenden, effectief het wettig Spaans gezag te ondermijnen, was in Spaanse ogen een terrorist die het verdiende om buitenrechtelijk vermoord te worden. Soekarno was in Nederlandse ogen ooit een terrorist, die we in een kamp opsloten om later een bevriend staatshoofd te worden, dewelke niet straffeloos beledigd mocht worden. En wat te denken van de Nobelprijswinnaars voor de Vrede, de heren Arafat, Begin en zelfs Mandela. Alle drie waren, zij het in verschillende mate, in hun jongere jaren geen onverdienstelijke terroristen, zo kan geoordeeld te worden. Onmiddellijk na de aanvallen van 9/11 op de Verenigde Staten, legitimeerde Poetin zijn schendingen van de mensenrechten in Tsjetsjenië met de mededeling dat het aldaar terroristen betrof. De Turkse regering liet weten dat de Koerdische terroristen in het verleden terecht hard waren aangepakt en dat zulks nog steeds noodzakelijk is, en Sharon riep uit dat Arafat zijn eigen ‘Bin Laden’ was, terwijl de Chinese regering al snel begrepen had dat de opstandige Oeigoeren in het Noorden het etiket ‘terrorist’ bijzonder goed paste. Een tweede reden om voorzichtig te zijn met het definiëren van ‘terrorisme’ en ‘terrorist’ is het verschijnsel staatsterrorisme. In het verleden hebben vele staten zich aan terreur schuldig gemaakt en sommige doen dat nog. Illustratief in dezen is het gedrag van de Sovjetunie en de Verenigde Staten ten tijde van de Koude Oorlog toen de ‘MAD-strategie’ – die van afschrikking
JASON Magazine
jaargang 30
door bedreiging met wederzijdse vernietiging – geldend was. In Oost en West stonden de atomaire wapens op de wederzijdse bevolkingscentra gericht. Een grootschaliger terreur was niet denkbaar. Trouwens, ook aan het einde van de Tweede Wereldoorlog – nu zestig jaar gelden – waren de bommen op Hiroshima en Nagasaki voorbeelden van terreur, zij het voor het goede doel. Het ging er immers om Japan tot capitulatie te dwingen en een eind te maken aan het sneuvelen van geallieerde militairen en met name Amerikaanse soldaten. Dat daardoor ook de levens van vele tienduizenden krijgsgevangenen, Japanse soldaten en burgers gespaard werden was een zinvol neveneffect. Maar het waren, evenals de conventionele bombardementen op steden zoals Dresden en Tokio, wel immense schendingen van het oorlogsrecht en de mensenrechten. Over buitenrechtelijke executies van vermeende tegenstanders, waarbij het vrees aanjagen bij de tegenpartij een van de doelen is, zullen we het maar niet hebben. Wat we wel moeten constateren is dat het etiket ‘terrorist’ een handig legitimatie-instrument is gebleken als het gaat om het nastreven van doelen, die niets met ‘terrorisme’ te maken hebben, maar wel met als zodanig ervaren politieke, economische en militair-strategische belangen. Voorlopig blijft het een terreurige toestand in de wereld. En wat die problematische definitie van terrorist betreft, misschien is een terrorist het best aan te duiden als ‘iemand die door een overheid “terrorist” genoemd wordt’.
w ww.stichtingjason.nl
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door:
JASON Magazine
nummer 2 2005
27