KIEFER WOORDENBOEK
AARON (Hebr. Aharon) De broer van Mozes. Door zijn welbespraaktheid was het Aäron die de boodschappen van God verkondigde, in overeenstemming met de instructies van Mozes (‘Toen sprak Jahwe tot Mozes: “Hij zal uw mond zijn, gij zijn god.” (Exodus 4:16) en ‘Maar Jahwe sprak tot Mozes: “U breng ik voor Farao als de god, en uw broer Aäron zal uw profeet zijn.” (Exodus 7:1)). God openbaarde zichzelf aan Mozes, maar Aäron had het talent voor beeldspraak, waardoor de mensen zijn woorden geloofden. Aäron was ook betrokken bij het afroepen van de Tien plagen over Egypte, en het was Aäron die na aandringen van de bevolking – terwijl Mozes op de berg de Tien geboden in ontvangst nam – een god creëerde die ze konden aanbidden in Zijn plaats (het Gouden kalf ). Hierdoor brak hij het Tweede gebod, waarna God ermee dreigde de mens te kwellen omdat ze een afgodsbeeld hadden gemaakt en aanbeden. Door zijn eloquentie en beeldspraak wordt Aäron vaak vergeleken met de figuur van de kunstenaar. ALCHEMIE (Arabisch al-kimia) vindt zijn oorsprong in Aristoteles’ werk over de transformatie van materie, wat mogelijk zou zijn omdat alles herleid kan worden tot een universele ‘primaire materie’. Het woord ‘alchemie’ is afkomstig van het Arabische ‘al-kimia’ (zevende eeuw v. C.), wat ‘de kunst van het goud maken’ betekent en in die tijd een grondige opleiding inhield op het vlak van wiskunde, astronomie, scheikunde en geneeskunde. Alchemie staat ook bekend als de ‘hermetische filosofie’, wat de spirituele, psychologische en kosmologische dimensies aangeeft van deze discipline, en tegelijk een idee geeft van het obscure en mystieke karakter ervan. De basis van de alchemie is de overtuiging dat er een analogie bestaat tussen de microkosmos en de macrokosmos. Het scheikundige en fysieke veredelingswerk van metalen (waarbij het laagste metaal lood is en het hoogste goud) hangt op die manier nauw samen met de metafysische poging om de spirituele wereld en het Universele te benaderen. Het eindresultaat van een reeks
complexe experimenten was het vooruitzicht om de volmaakte materie te distilleren, ook bekend als de Steen der wijzen, waarmee goud kon worden gemaakt en die toegang bood tot oneindige wijsheid en het eeuwige leven. De zoektocht naar de Steen der wijzen kon echter enkel worden volbracht door iemand met zuivere bedoelingen en een combinatie van volhardende meditatie en proefnemingen. Op die manier zijn de fysieke en spirituele wereld in de alchemie onlosmakelijk met elkaar verbonden. In verschillende werken verwijst Anselm Kiefer naar de Engelse alchemist Robert Fludd (1574-1637), een arts en natuurfilosoof die zich baseerde op oude filosofieën, Bijbelstudies, kabbalisme, hermetische filosofie en zijn eigen experimenten, ervaringen en denkoefeningen om zijn totaalvisie aan te tonen: dat de ‘daad van de schepping’ God imiteert en weerspiegelt en dat de mensheid zowel God als de natuur imiteert. Een van zijn belangrijkste werken is het boek ‘Utriusque Macrocosmi et Microcosmi Historia’ (1617). AS is het residu van verbranding door vuur. As afkomstig van de verbranding van organische materie bestaat hoofdzakelijk uit mineralen, waardoor het product rijk is aan energie. Dat is ook de reden dat periodieke bosbranden een voedende invloed kunnen hebben op de bodem. De analyse van assen kan belangrijke informatie opleveren over de leefomstandigheden en de groei van het verbrande materiaal. As kan een symbool zijn van dood en vernietiging, maar ook van mogelijke wederopstanding. Een voorbeeld hiervan is de feniks, de legendarische Perzische vogel die volgens het verhaal zichzelf opbrandde in zijn nest om later uit zijn as te verrijzen, een cyclus die zich elke 500 tot 1000 jaar herhaalde. In verschillende culturen is het een traditie om na een crematie de as bij te houden. INGEBORG BACHMANN (1926-1973) Oostenrijkse schrijfster. De poëzie van Bachmann behoort tot de hermetische traditie in de Duitse
2
poëzie. Die traditie ontstond na de Tweede Wereldoorlog. De hermetische dichters hadden een fundamenteel wantrouwen tegenover de taal, nadat deze door het Derde Rijk was misbruikt. Door poëzie moest de taal opnieuw worden uitgevonden in een volstrekt subjectief idioom dat de gedichten vaak moeilijk te begrijpen maakt. Zoals vele naoorlogse kunstenaars ervoer Bachmann een algemeen gevoel van desillusie en wantrouwen voor ideologieën, wat in haar poëzie tot uiting kwam als een verlangen naar een ander, beter, utopisch bestaan. Bachmann en Paul Celan vormden enkele jaren lang een koppel. Tot de poëzie van Bachmann waarnaar Anselm Kiefer in zijn werken verwijst, behoren onder meer de gedichten ‘Anrufung des Großen Baeren’ (Aanroeping van de Grote Beer, 1956) en ‘Im Gewitter der Rosen’ (In de Rozenstorm, 1953). PAUL CELAN (geb. Paul Antschel, 1920-1970). Deze schrijver en vertaler werd geboren in het toenmalige Roemeense (vandaag Oekraïense) Czernowitz, als zoon van een Duitstalig joods gezin. Tijdens de oorlog werden Paul Celans ouders gedeporteerd en gedood. Zelf bracht hij meerdere jaren door in verschillende werkkampen. Celan werd later bekend als de dichter die de bewering weerlegde van de filosoof Theodor Adorno dat poëzie schrijven na Auschwitz barbaars was. Hij deed dit door precies over de Holocaust poëzie te schrijven, zoals in het beroemde ‘Todesfuge’ (Fuga van de dood), een werk waarin ritme en geluid als verbale bronnen net zo belangrijk zijn als de poëtische beeldvorming. Celan zelf zei dat het enige wat voor hem intact bleef na de oorlog de taal was. Het gedicht is op die manier een negatief Utopia geworden: het geeft uiting aan wat niet kan worden geuit. CEPHEUS Een sterrenbeeld aan de noorderhemel, genoemd naar koning Cepheus van Ethiopië uit de Griekse mythologie, die getrouwd was met Cassiopeia en de vader was van Andromeda. Dit
sterrenbeeld telt niet minder dan drie zichtbare ‘rode dwergen’ (stervende sterren). DONAUQUELLE De zogenaamde ‘bron van de Donau’, in de paleisbron van de stad Donaueschingen. De Donauquelle is in werkelijkheid echter de samenvloeiing van twee bergrivieren, de Brege en de Brigach. VUUR Vuur is een van de klassieke vier elementen (aarde, water, vuur en lucht) en wordt in verschillende culturen zuiverende of geneeskrachtige eigenschappen toegedicht (bv. het vagevuur uit het christendom, waar zondaars worden gelouterd of het gebruik in Indiase culturen van rook als geneeskrachtige behandeling). Vuur kan echter ook worden geassocieerd met koorts en ziekte (zoals in het Franse woord ‘inflammation’). Vuur wordt vaak in verband gebracht met het goddelijke of met de zon. In de Bijbel vervult vuur op die manier vaak de rol als vervanger of teken van God of de Heilige Geest, zoals wanneer God tot Mozes spreekt ‘in een vuur dat ontvlamt uit een doornstruik’ (Exodus H. 3). Religieus vuur brandt meestal zonder te verwoesten. De dubbele aard van vuur als ontlading van energie en vernietigende kracht wordt vaak vergeleken met de creativiteit en het temperament van de kunstenaar. JEAN GENET (1910-1986) Franse schrijver en regisseur. Genet stond in zijn tijd bekend als een van de grootste provocateurs in de Franse samenleving. Jean Genet was homoseksueel en cultiveerde zijn zogenaamd ‘dubbel afgewezen bestaan’ als crimineel, kunstenaars en homoseksueel in zijn werken, waarin hij het openlijk had over het leven als dief, prostituee en gevangene in het harde gevangenismilieu en schreef over zijn seksuele fantasieën en ervaringen. Vooral zijn roman ‘Le Journal du Voleur’ (1948) zorgde voor grote opschudding in die tijd. In literaire kringen genoot Genet groot aanzien als de autodidactische martelaar en provocateur die zijn leven had gewijd
3
aan het uitdagen van de Franse bourgeoisie. Onder meer Jean Cocteau en Jean-Paul Sartre erkenden al snel zijn literaire talent. DUITSE ROMANTIEK Een ruime term voor een artistieke stroming die bloeide van de jaren 1790 tot de jaren 1830. Tot de belangrijke Duitse auteurs en filosofen die - althans voor een gedeelte van hun carrière - Romantici kunnen worden genoemd behoren Goethe, Schlegel, Heine, Hoffmann, von Arnim, Brentano, Kleist, Novalis, Chamisso, Schleiermacher en Holderlin, terwijl Caspar David Friedrich een van de belangrijkste figuren was uit de Romantische schilderkunst. De Duitse Romantici hadden de neiging om zich in hun kunst terug te trekken uit de maatschappij en het dagelijks leven. Ze hadden grote aandacht voor de natuur, de geschiedenis en de mythologie, voor dromen, het irrationele en het ik, hetgeen ofwel kon leiden tot opstandig individualisme of tot vervreemding en Weltschmerz. Ook idealisme genoot een grote populariteit: het idee dat onder het oppervlak of de schijn van deze wereld bepaalde universele ideeën lagen die deel uitmaken van een hogere, zuivere realiteit. Aan de natuur lag een goddelijke energie ten grondslag waarvan met name door kunst en religie glimpen konden worden ontwaard. De Romantiek was met andere woorden doordrongen van een idee van dualisme, van een dichotomie tussen lichaam en ziel, subject en object, geest en natuur. GROTE BEER (Lat. Ursa Major) Een sterrenbeeld aan de noorderhemel dat (vooral in Engeland) ook de Ploeg wordt genoemd. De naam verwijst naar een Griekse mythe waarin oppergod Zeus verliefd wordt op de wondermooie nimf Callisto, die door Hera, de vrouw van Zeus, getransformeerd wordt in een beer. HELIOGABALUS Zie Sol lnvictus HOLOCAUST (van het Griekse holókauston,
‘brandoffer’. Nu voornamelijk een term voor genocide. Vandaag verwijst het woord holocaust nagenoeg uitsluitend naar de poging van de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog om de joden systematisch uit te roeien, door hen neer te schieten of naar concentratiekampen te brengen, waar meer dan 4 miljoen joden vergast werden en vervolgens gecremeerd in de ovens. Ongeveer twee derde van alle Europese joden verloor tijdens de Holocaust het leven. Naast joden werden tijdens de Holocaust ook sociaal afwijkende groepen geviseerd, zoals homoseksuelen, gehandicapten en niet-joodse groepen, waaronder in de eerste plaats de zigeuners. ICONOCLASME (Gr. ‘vernietiging van afbeeldingen’) Verwijst naar de controverse in de kerkgeschiedenis over religieuze afbeeldingen in het Byzantijnse Rijk, vooral in Constantinopel (het moderne Istanboel) tussen circa 730 en 843. De controverse draaide rond het Tweede gebod van Mozes: “Gij zult geen andere goden hebben, ten koste van Mij... Gij zult geen godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op aarde of in de wateren onder de aarde. Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen en hun geen goddelijke eer bewijzen...”. In het Byzantijnse Rijk stonden de iconenvereerders of iconodulen tegenover de iconenvernietigers of iconoclasten. De iconodulen waren de mening toegedaan dat een beeltenis een wezenlijk aspect van het afgebeelde onderwerp kon bevatten en vereerden daarom hun religieuze iconen. De iconoclasten vonden echter de creatie van religieuze afbeeldingen op zich al een vorm van afgoderij en vernietigden daarom talloze iconen in Constantinopel. Het geschil laaide weer op tijdens de Reformatie (tijdens de jaren 1530), toen de enorme rijkdom van de katholieke beelden scherp contrasteerde met het witte kerkinterieur van het protestantisme, dat door de iconoclasten van de Reformatie zorgvuldig gezuiverd was. In meer metaforische zin zijn in de geschiedenis (en
4
de kunstgeschiedenis) tal van voorbeelden terug te vinden van iconoclasme zonder religieuze basis. De wijdverbreide boekverbrandingen van de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog vertonen bijvoorbeeld veel gelijkenissen met de vernietigingen die de iconoclasten aanrichtten en met hun verbranding van afbeeldingen. JASON is een held uit de Griekse mythologie, wiens bekendste avontuur de zoektocht naar het Gulden Vlies is. Jason legde een lange en gevaarlijke tocht af vooraleer hij Colchis bereikte, waar het Vlies werd bewaard. Koning Aietes droeg hem op de volgende taak uit te voeren vooraleer hij hem het Vlies wilde geven: hij moest eerst een veld omploegen, het vervolgens inzaaien en ten slotte de oogst binnenhalen. Deze ogenschijnlijk makkelijke opdracht was in werkelijkheid haast onmogelijk: de ossen waarmee hij het veld moest omploegen waren vuurademende reuzenstieren, het zaad bestond uit drakentanden waaruit zwaarbewapende krijgers opschoten en het Vlies werd bewaakt door een machtige draak. Met hulp van de dochter van de koning, Medea, wist Jason de opdrachten echter te voltooien: hij ploegde het veld in een vuurvaste uitrusting en wanneer uit de dakentanden krijgers te voorschijn kwamen, gooide hij ongezien een steen tussen hen in, waardoor ze elkaar begonnen te bekampen. De draak viel in slaap door een toverdrank, waarna het Vlies voor het grijpen lag en Medea en Jason samen Colchis konden ontvluchten. KABBALA Een tak van het joodse mysticisme. Kabbala moet gezien worden als een filosofie en als een theologie met als doelstelling het begrijpen en uitleggen van de relatie van God met de mensheid en de wereld. Doorheen de geschiedenis werden filosofen, kunstenaars en zowel joodse als nietjoodse wetenschappers geïnspireerd door fundamentele ideeën en metaforen uit de Kabbala, die nauw verwant is met het platonisme en het gnosticisme. Belangrijke figuren uit deze stroming
zijn de renaissancemysticus Jakob Boehme, de verlichte filosoof Hegel en de grondleggers van de moderne psychologie: Freud en vooral ook Jung. Anselm Kiefer had vooral aandacht voor de tak die bekend staat als de theosofische kabbala, zoals die uiteengezet werd door rabbi Isaac Luria (15341572), die de oorspronkelijke eenheid van alles benadrukt en de zoektocht naar het recreëren van een gelijkaardige harmonie. CHLEBNIKOV Viktor Vladimirovich Chlebnikov (1885-1922), Russisch schrijver, medeoprichter van het Russisch Futurisme, die in 1912 het beroemde manifest ‘Een kaakslag in het gezicht van de publieke smaak’ publiceerde. Chlebnikov was gefascineerd door de geluidseffecten van taal, en creëerde talloze nieuwe woorden en zinnen zonder echte betekenis in de conventionele zin van het woord. Zo creëerde hij de ‘Taal van de goden’ en ‘de Taal van de vogels’ en stond hij aan de wieg van de taal Zaum, een poging om een universele en ‘transrationele’ taal te creëren (door Anselm Kiefer later ‘Het alfabet van de sterren’ genoemd). In tegenstelling tot andere futuristen, die vooral hielden van snelheid en machines, was Chlebnikov bijzonder geïnteresseerd in mythologie, magie, Slavische volkskunst en de wortels van de Russische taal. In latere jaren groeide zijn interesse voor de numerieke theorieën van Pythagoras en creëerde hij lange ‘Lotsdiagrammen’, waarin hij complexe wiskundige formules gebruikte om cruciale veldslagen met elkaar in verband brengen. Uit zijn berekeningen zou onder meer blijken dat om de 317 jaar een belangrijke zeeslag wordt uitgevochten. LOOD (Lat. plumbum) Een element met het symbool Pb (hoofdgroepmetaal met atoomnummer 82). Lood is een vaak voorkomend metaal, dat echter zeldzaam is in zuivere vorm. Lood is giftig voor levende wezens. Het hoopt zich makkelijk op in weefsels en beenderen, en kan onder meer het zenuwstelsel en de hersenen
5
beschadigen. Vroeger werd in verf loodpigment gebruikt voor de kleuren wit, geel, oranje en rood, en loodcarbonaat (wit) is het pigment dat traditioneel gebruikt werd als grondlaag voor olieverfschilderijen. Vandaag wordt lood voornamelijk gebruikt in batterijen, gewichten, kogelhulzen en als bescherming tegen straling. Lood werd door de middeleeuwse alchemisten in verband bracht met de planeet Saturnus en een melancholisch karakter. In 1981 kocht Anselm Kiefer het loden dak van de kathedraal in Keulen. Sindsdien duikt het metaal herhaaldelijk op in zijn werk, en dat zowel in vloeibare als vaste vorm. MARGARETHE & SULAMITH (Margarete en Sulamith) zijn de belangrijkste vrouwelijke personages in het gedicht Todesfuge (Fuga van de dood, 1948) van Paul Celan, dat het leven beschrijft in de concentratiekampen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De frasen ‘Dein goldenes Haar Margarethe’ ( jouw goudkleurige haar, Margarete) en ‘Dein aschenes Haar Sulamith’ ( jouw askleurige haar, Sulamith) worden herhaald doorheen het gedicht. Margarete wordt vaak geïnterpreteerd als de Arische vrouw met blond haar, het ideaalbeeld van de nazi’s, terwijl Sulamith met haar ‘verbrande’ lokken geïdentificeerd wordt met de gecremeerde joodse lichamen in de concentratiekampen. De figuur van Margarete, het toonbeeld van zuiverheid en zelfopoffering, vinden we terug tot in de middeleeuwse Duitse literatuur en legendes, en later bijvoorbeeld als Gretchen in Goethes werk Faust (1808), waarin hoofdpersonage Faust in zijn drang naar kennis zijn ziel verkoopt aan de duivel in ruil voor alle kennis ter wereld. Met deze kennis en de hulp van de demon Mephistopheles weet Faust het wondermooie jonge meisje Gretchen te verleiden. Ze raakt zwanger en wordt later gevangengenomen voor de moord op haar kind. Uiteindelijk wordt haar onschuld echter vastgesteld wanneer God haar een plaats in de hemel belooft. De deugdzame, mooie en blonde Margarete werd tijdens de Tweede Wereldoorlog
door de nazi’s verheven tot het Arische ideaal van de vrouw. Sulamith of ‘de Sulammitische’ was oorspronkelijk een personage uit het Hooglied van Salomo, waarin zij bewierookt wordt als een ongelooflijk mooie en uiterst verleidelijke joodse vrouw. MELENCOLIA I is de naam van een beroemde gravure van de Duitse kunstenaar Albrecht Dürer uit 1514. De prent toont een tobbende, gevleugelde figuur in een binnen- en buitenweergave, omringd door een groot aantal symbolen en instrumenten, waarvan er heel wat verband houden met wiskunde en meetkunde, zoals de polyeder. Het werk kan geïnterpreteerd worden als een weergave van de kunstenaar in zijn atelier. In de tijd van Dürer werd de doctrine van Galenus over de humores (lichaamssappen) algemeen aanvaard. Men dacht dat iedereen een bepaald temperament had gebaseerd op de dominantie van een van deze vier humores: melancholisch (zwarte gal), optimistisch (bloed), cholerisch (gele gal) en flegmatiek (slijm), die idealiter in evenwicht zouden moeten zijn in het menselijk lichaam. In die tijd werd melancholie vaak geassocieerd met geestelijke aandoeningen (depressie) en was het het minst gewenste van de vier temperamenten. Melancholie werd echter ook geassocieerd met creativiteit, waardoor kunstenaars vaak de reputatie hadden melancholisch van aard te zijn. MÄRKISCHER SAND (Duits: ‘zandstreek van het markgraafschap Brandenburg’) verwijst naar een landschapselement in het Oost-Duitse Brandenburg. Brandenburg omgeeft Berlijn (dat sinds 1881 een onafhankelijke stadstaat is) en het landschap wordt er gekenmerkt door diverse droge, zanderige zones, heidegebieden, moerassen en dichte dennenbossen (Kiefernwälder). Onder het nationaalsocialistische regime werd in 1939 de oude naam van de regio, Mark Brandenburg, opnieuw ingevoerd. Deze naam dateerde uit de tijd dat deze regio een grensgebied vormde met het Romeinse Rijk. ‘Märkische Heide, Märkischer
6
Sand’ (ook ‘Die Brandenburghymne’ genoemd) is de titel van het officiële volkslied van Brandenburg, geschreven door Gustav Büchsenschütz in 1923. Met toestemming van de componist werd de hymne opgenomen in het muzikale erfgoed van het Derde Rijk. Sindsdien vraagt onder meer de Duitse jodenraad de afschaffing van dit lied, dat nog steeds wordt gezongen. NIBELUNGENLIED. Het Nibelungenlied is een nationaal heldenepos in middeleeuws Duits dat gebaseerd is op mondeling overgeleverde verhalen die eind twaalfde eeuw neergeschreven zijn in Passau. Het epos omvat ongeveer 3700 strofen van vier regels en eindigt met de moord op de Bourgondiërs door Etzel (Attila), de koning van de Hunnen, in Hongarije. De gebeurtenis die alles in gang zet is de moord op de Nederrijnse prins Siegfried, de zoon van koning Siegmund. Er wordt van hem gezegd dat hij een doodde en de Nibelungenstam een grote hoeveelheid goud afhandig maakte. Tijdens zijn gevecht raakte Siegfried bedekt met het bloed van de draak, waardoor hij onoverwinnelijk werd. Hij was alleen kwetsbaar aan zijn schouder, waar door een lindenblad geen drakenbloed op was terechtgekomen. Om de hand van de Bourgondische prinses Kriemhilde voor zich te winnen moet Siegfried met een list de IJslandse prinses Brünhilde verslaan voor de Bourgondische koning Günther. Wanneer Brünhilde later de list ontdekt, laat ze Siegfried doden door de Bourgondiërs, waarna Kriemhilde (ondertussen de vrouw van Siegfried) wraak zweert. Dit is het hoofdthema van de rest van het epos. Kriemhilde trouwt met Etzel (Attila), koning van de Hunnen en vraagt hem om de Bourgondiërs aan zijn hof uit te nodigen, waar ze gedood worden. Het menselijke karakter drijft de hoofdrolspelers van liefde naar haat en van verzoening naar verraad, moord en wraak. In het epos komen dezelfde personages en plotwendingen voor als in de Noordse Völsunga Saga en de IJslandse Poëtische Edda, die in
dezelfde periode neergeschreven werden, maar meer noordelijker plaatsvonden. NOTUNG is Siegfrieds zwaard in ‘Der Ring des Nibelungen’. Notung is een geschenk van Wotan (gebaseerd op de Noordse oppergod Odin) aan Siegmund, de vader van Siegfried. De god stak het zwaard tijdens een huwelijksfeest tot het heft in een boom. Van iedereen die probeerde was Siegmund de enige die het zwaard kon lostrekken. Hij geeft het de naam Notung en het brengt hem eer en glorie, tot wanneer Wotan het zwaard terugeist en het in een gevecht met zijn speer verbrijzelt, waarna Siegmund sterft. Het zwaard wordt later opnieuw gesmeed door de onverschrokken Siegfried. POLYEDER (Gr. ‘veelzijdig’) Een ruimtelijk, driedimensionaal object met vele platte zijvlakken. Een afgeknotte romboëder (ook wel ‘Dürers polyeder’ genoemd) is een specifiek type polyeder met acht vlakken waarvan Anselm Kiefer in verschillende werken gebruikmaakt. Het veelvlak is gebaseerd op het object in een gravure van de Duitse kunstenaar Albrecht Dürer: Melancholia I uit 1514. Zie MELANCHOLIA I. SEPHIROTH zijn de basiselementen van Rabbi Isaac Luria’s (1534-1572) interpretatie van de Kabbala (zie KABBALA). Er zijn tien hiërarchisch gerangschikte Sephiroth (meervoud) en elke Sephirah (enkelvoud) staat voor een eigenschap of staat die de mens moet proberen te begrijpen om het Oneindige te kunnen benaderen. Bovenaan bevindt zich Kether (wil), een goddelijke eigenschap op zich, die daarom niet tot de tien Sephiroth wordt gerekend. De tien Sephiroth worden vervolgens onderverdeeld in vier groepen. De groep van het intellect bevindt zich op het hoogste niveau en omvat Chokhmah (wijsheid), Binah (begrip) and Da’ath (rede). Deze groep wordt gevolgd door de morele groep, die bestaat uit Chesed (vriendelijkheid/genade), Gevurah
7
(kracht/gerechtigheid) en Tiphereth (schoonheid). De derde groep behoort tot de materiële wereld: Netzach (overwinning), Hod (pracht), Yesod (fundering). Daarna volgt de onderste groep: Malkuth (koninkrijk, ook de moeder genoemd), de basis van de natuurlijke wereld zoals we die kennen. Op die manier vormen de Sephiroth een structuur voor de materiële en de spirituele wereld, plus een codex van moreel gedrag in overeenstemming met de vier basisdeugden van Plato: wijsheid, zelfcontrole, rechtvaardigheid en moed, waaraan het christendom later geloof, hoop en liefde toevoegde. De Sephiroth worden vaak vergeleken met de Ladder van Jacob, wegens de hiërarchische rangschikking van eigenschappen en de spirituele klim die gemaakt wordt wanneer iemand de stappen volgt. De Sephiroth worden op diverse manieren afgebeeld: als tien cirkels georganiseerd als een ladder in een langwerpige verticale structuur, als de takken van een ‘Levensboom’ of als een aantal concentrisch gerangschikte cirkels. SOL INVICTUS (‘De onoverwonnen zon’) is de Latijnse benaming voor een vroeg-Perzische godheid die omstreeks 220 zijn intrede maakte in het Romeinse Rijk via Syrië. De zonnegod werd in Syrië El-Gabal genoemd en in het Latijn Heliogabalus of Elagabalus, wat tevens de bijnaam was van de Romeinse keizer Marcus Aurelius Antonius (218-222) als hogepriester van de cultus. DE WERELDBOOM is afkomstig uit de Noordse mythologie en staat beter bekend onder de naam Yggdrasil of de ‘Boom des levens’. De Wereldboom omvat de wereld van de mens, Midgard, de wereld van de goden, Asgard, waar zich Walhalla, het machtige paleis van de goden bevindt, de wereld van de reuzen, Utgard, en de onderwereld, Hel. De boom wordt gevoed door de bron van Urd en krijgt water van de drie Nornen Urd, Verdandi en Skuld (het verleden, het heden en de toekomst).
De drie Nornen zijn schikgodinnen, die aan de voet van Yggdrasil het lot spinnen van alle levende wezens. Ze vlechten en ontwarren knopen in de levensdraden en knippen ze door wanneer iemand sterft. RICHARD WAGNER (1813-1883) De Duitse componist baseerde zijn beroemde meesterwerk, ‘Der Ring des Nibelungen’ (1869-1976), op een mengeling van het Nibelungenlied, de Völsunga Saga en de Poëtische Edda. Der Ring des Nibelungen is onderverdeeld in vier opera’s: Das Rheingold, Die Walküre, Siegfried en Götterdämmerung (de Godenschemering), die samen ongeveer vijftien uur lang duren. In Wagners versie bevat de schat van de Nibelungen een ring die de goden gestolen hebben van de dwerg Alberich, die in de Rijn woont. De ring is echter vervloekt, waardoor de drager ervan rampspoed te wachten staat tot wanneer de ring opnieuw in de Rijn geworpen wordt. De ring komt in het bezit van Siegfried, die geboren werd in het Nibelungenwoud, wanneer hij met het goddelijke zwaard Notung de draak Fafner verslaat. Wagners monumentale werk had een enorme invloed in zijn tijd, en heeft doorheen de geschiedenis vele sporen nagelaten als terugkerende bron van fascinatie en debat voor filosofen, auteurs en kunstenaars. In de jaren 1930 werd Wagner verheerlijkt door de nazi’s omdat hij het aloude heroïsche epos nieuw leven had ingeblazen en de idealen van het Nibelungenlied, die beschouwd werden als de kernwaarden van het superieure Arische ras, in ere had hersteld.
8