Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum: 20 mei 2010
Colofon Dit document voor duurzaam inkopen is ontwikkeld door NL Milieu en Leefomgeving in opdracht van het Ministerie van VROM. Meer informatie tel. 088 602 93 00,
[email protected] en www.agentschapnl.nl/duurzaaminkopen.
Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
Inhoudsopgave 1
Inleiding.................................................................................................................................................... 2 1.1
Afbakening van de productgroep .............................................................................. 2
1.2
Beleid en markt ..................................................................................................... 3
2
Duurzaamheid en inkoop ...................................................................................................................... 6 2.1
Duurzaamheidsaspecten ......................................................................................... 6
2.2
Duurzaamheid in het inkoopproces ........................................................................... 8
2.3
Bronnen en relevante informatie ............................................................................ 10
Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
1
1 Inleiding Let op!: Dit document wordt niet geactualiseerd. Het document is gebaseerd op onderzoek uitgevoerd in de periode 2007-2008 en kan verouderde informatie bevatten. Dit document bevat achtergrondinformatie voor het verduurzamen van een inkoop die valt binnen de productgroep Wmo-hulpmiddelen. Benutting van deze informatie is niet vereist voor het streven naar een bepaald percentage duurzaam inkopen, die de (semi-) overheden zichzelf hebben opgelegd. Het ministerie van VROM heeft voor deze productgroep geen milieucriteria vastgesteld voor duurzaam inkopen. De redenen hiervoor zijn: −
De productgroep wordt gekenmerkt door een zeer grote diversiteit aan producten met verschillende duurzaamheidsaspecten. Uniforme criteria voor de hele productgroep zijn daarom moeilijk om op te stellen.
−
De duurzaamheidimpact van deze productgroep is gering.
Sociale criteria zijn wel van toepassing op deze productgroep. Informatie hierover is niet opgenomen in dit document. Daarvoor kunt u terecht op de website van VROM, www.vrom.nl/duurzaaminkopen.
1.1 Afbakening van de productgroep De productgroep Wmo-hulpmiddelen omvat de hulpmiddelen, die een gemeente – als uitvoerder van de Wet maatschappelijke ondersteuning – verstrekt of laat verstrekken aan individuele hulpbehoevenden. Het gaat om: −
De levering van de hulpmiddelen (levering)
−
Het aanpassen van de hulpmiddelen aan de beperkingen/kenmerken van de eindgebruiker (dienst);
−
Het onderhoud aan de hulpmiddelen (dienst)
−
Het voorraadbeheer van de hulpmiddelen (dienst)
CPV-codes Om het de aanbestedende dienst gemakkelijker te maken wordt een selectie van CPV-codes gegeven die van toepassing kunnen zijn op deze productgroep. Deze selectie is niet uitputtend of compleet. Het blijft de verantwoordelijkheid van de aanbestedende dienst om zelf de juiste set van CPV-codes te verzamelen, aansluitend bij de betreffende aanbesteding. De volgende CPV-codes zijn op deze productgroep van toepassing:
33193000-9
Invalidenwagentjes, rolstoelen en bijbehorende apparatuur
33193100-0
Invalidenwagentjes en rolstoelen
33193110-3
Invalidenwagentjes
33193120-6
Rolstoelen
33193121-3
Gemotoriseerde rolstoelen
33193200-1
Onderdelen en toebehoren voor invalidenwagentjes en rolstoelen
33193210-4
Onderdelen en toebehoren voor invalidenwagentjes
33193211-1
Motoren voor invalidenwagentjes
33193212-8
Stuurmechanismen voor invalidenwagentjes
33193213-5
Besturingsmechanismen voor invalidenwagentjes
Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
2
33193214-2
Onderstellen voor invalidenwagentjes
33193220-7
Onderdelen en toebehoren voor rolstoelen
33193221-4
Kussens voor rolstoelen
33193222-1
Frames voor rolstoelen
33193223-8
Zittingen voor rolstoelen
33193224-5
Wielen voor rolstoelen
33193225-2
Rolstoelbanden
33196100-1
Hulpmiddelen voor ouderen
33196200-2
Hulpmiddelen voor gehandicapten
44115600-5
Trapliften
50421100-3
Reparatie en onderhoud van rolstoelen
Gerelateerde onderwerpen De productgroep Wmo-hulpmiddelen is onder andere gerelateerd aan de volgende onderwerpen en/of productgroepen: −
Externe Adviesdiensten;
−
Transportdiensten;
−
Kantoormeubilair.
Kijk voor meer informatie over productgroep(en) op www.agentschapnl.nl/duurzaaminkopen. Dit document wordt niet geactualiseerd en kan dus andere namen bevatten dan de op de website genoemde productgroepen.
1.2 Beleid en markt Wetgeving en beleid Wet maatschappelijke ondersteuning De verstrekking van Wmo-hulpmiddelen is een dienst die sinds 1 januari 2007 door de gemeenten wordt uitgevoerd in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Voor de komst van de Wmo voerden gemeenten deze taak uit in het kader van de Wet Voorzieningen gehandicapten. Door de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor de participatie van haar inwoners in de samenleving. Maatschappelijke ondersteuning richt zich op het wegnemen van drempels die het hulpbehoevende inwoners (vooral gehandicapten, ouderen en mensen met psychische problemen) onmogelijk maken mee te doen in de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk en mantelzorg, maar ook via goede informatie en advies, opvoedingsondersteuning en huishoudelijke hulp. Het begrip maatschappelijke ondersteuning is in de Wmo verwoord in negen prestatievelden. Het ministerie van VWS geeft de kaders aan waarin elke gemeente haar eigen beleid kan maken. Een beleid dat afgestemd is op de wensen en samenstelling van de inwoners. De verstrekking van hulpmiddelen maakt onderdeel uit van het 6e Prestatieveld: “het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer”. Naast de hulpmiddelen behoren bijvoorbeeld ook ‘Hulp in het huishouden’ en ‘Aangepast vervoer’ tot de verstrekkingen uit het 6e Prestatieveld. De insteek van de Wmo is de keuzevrijheid van de burger/cliënt. De cliënt kan voor de voorzieningen kiezen voor een persoonsgebonden budget (geld) of kiezen voor hulpmiddelen in
Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
3
natura. Eén of meerdere door de gemeente te contracteren bedrijven (revalidatiedetailhandel) leveren deze hulpmiddelen in natura, maken ze op maat en zorgen voor het onderhoud. Niet alle hulpmiddelen voor ouderen of gehandicapten worden verstrekt via de Wmo. In de wet is een onderscheid gemaakt naar soorten voorzieningen en naar redenen voor verstrekking. Tabel 1
Soorten voorzieningen en wettelijk kader
Soorten voorzieningen
Wettelijk kader
Verstrekker
Vervoersvoorziening voor langdurig gebruik
Wmo
Gemeenten
AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten)
Zorgerkende instellingen
Zvw (zorgverzekeringswet)
Zorgverzekeraars
REA (Wet Reintegratie Arbeidsgehandicapten)
UWV
Bijvoorbeeld: (sport)rolstoel, driewielfiets, scootmobiel, bruikleenauto, aanpassingen aan de eigen auto of fiets. Woonvoorzieningen Bijvoorbeeld: bouwkundige aanpassing van de woning, trapliften, aanpassing sanitair, verhuiskostenvergoedingen. Hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen voor kortdurend gebruik in de thuissituatie en vervoersvoorzieningen voor bewoners AWBZ-instellingen Bijvoorbeeld: rolstoelen, loophulpmiddelen, hoog-laag bedden, elleboogkrukken. Diverse hulpmiddelen voor langdurig gebruik in de thuissituatie Bijvoorbeeld: rollator, loopfiets, hoog-laagbed, incontinentiemateriaal Vervoersvoorzieningen om de werkplek te bereiken Bijvoorbeeld: bruikleenauto, kilometervergoeding, aanpassing aan de auto
Richtlijnen en keurmerken Voor de meeste Wmo-hulpmiddelen geldt dat de Europese Richtlijn Medische hulpmiddelen de (kwaliteits)kenmerken reguleert. Hiervoor zijn productnormen (CE) opgesteld. In Nederland is dit vertaald naar het Besluit Medische Hulpmiddelen en daarvan is een aantal NEN-normen afgeleid. Deze regels richten zich primair op de veiligheid en kwaliteit van de voorzieningen en op het gebruiksgemak. Binnen Nederland bestaat geen actueel kwaliteitssysteem voor Wmo-hulpmiddelen (informatie begin 2009). Tot voor kort was er het GQ-keurmerk, maar dit wordt sinds 1-5-2008 niet meer geactualiseerd. Voor revalidatie-detaillisten is er wel een keurmerk, het REVA-keur. Voor zover bekend zijn er nog geen normen die zich specifiek richten op de milieuaspecten van de gebruikte materialen, op het energieverbruik tijdens het gebruik en op de mogelijkheid om de voorziening of delen daarvan verantwoord af te voeren.
Marktschets De Wmo-hulpmiddelen worden sinds de invoering van de Wet Voorziening gehandicapten in 1994 verstrekt door of in opdracht van de gemeenten. De gemeenten zorgen voor de indicatiestelling (wie heeft waar recht op), terwijl in de regel marktpartijen zorgen voor de daadwerkelijke verstrekking van de hulpmiddelen. Zo nodig passen ze de hulpmiddelen aan aan de beperkingen van de cliënten en onderhouden ze de voorzieningen. De sector kent één grote brancheorganisatie Firevaned (fusie in 2009 van Revaned en Fireva). De brancheorganisatie leden en vertegenwoordigd ca. 90% van de revalidatiedetailhandel en
Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
4
leveranciers van de hulpmiddelen. Circa 2/3 deel van de omzet van de revalidatiedetailhandel heeft betrekking op de Wmo-hulpmiddelen. Voor de leveranciers ligt dit lager, omdat Nederland ook een belangrijke exporteur is. Tabel 2 Indicatie voor de omvang van de Nederlandse markt (bron: SGBO kerncijfer WVG 2006) Type voorziening
Verstrekt in 2006 (aantallen)
Uitgaven verstrekkingen in 2006 (€ mln)
Scootmobielen 1
42.000
128
163.000
Rolstoelen 2
50.000
100
187.000
(Roerende) woonvoorzieningen
27.000
41
50.000
Woningaanpassingen
69.000
132
n.v.t.
188.000
401
400.000
Totaal
Totaal uitstaande voorzieningen eind 2006 (aantallen)
Circa 75% van de voorzieningen (inclusief het vervoer op maat) wordt verstrekt aan ouderen. Op grond van demografische prognoses wordt verwacht dat de vraag met 5 tot 10% per 5 jaar zal toenemen. Internationale context De markt voor Wmo-hulpmiddelen in Nederland is een internationale markt. Er is een aantal grote wereldwijd opererende leveranciers, maar daarnaast ook een aantal kleine(re) meer gespecialiseerde of innovatieve aanbieders. Nederland is per saldo een importerend land, maar probeert ook als een exporterend land aan de weg te timmeren. De moeilijkheid van een importland is echter dat de mogelijkheden beperkt zijn om als individuele gemeente duurzaamheidseisen op te leggen aan aanbieders die aan nog tientallen andere landen leveren, waar deze eisen niet worden gesteld. Daarom ligt er een uitdaging voor de gemeenten om hierin één lijn te trekken en voor de hulpmiddelensector zelf om in internationaal verband de randvoorwaarden te creëren waardoor producten duurzaam kunnen worden. Hoewel er leveranciers zijn die hun hulpmiddelen nog volledig zelf bouwen, assembleren de fabrikanten van hulpmiddelen deze meestal met onderdelen die worden gemaakt in lage lonen landen. Dit maakt dat de feitelijke herkomst van hulpmiddelen vaak moeilijk te achterhalen is.
1 2
Inclusief overige vervoersvoorzieningen in natura. Zowel elektrisch als handbewogen en sportrolstoelen.
Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
5
2 Duurzaamheid en inkoop In dit hoofdstuk vindt u de inhoudelijke afwegingen voor duurzaamheid bij de productgroep Wmo-hulpmiddelen en algemene informatie om duurzaamheid in het inkoopproces mee te nemen.
2.1 Duurzaamheidsaspecten De kernfunctie van het inkopen van Wmo-hulpmiddelen betreft het beschikbaar stellen van de juiste hulpmiddelen, deze desgewenst op maat maken voor de gebruikers en de zorg voor de continuïteit (onderhoud, hergebruik onderdelen et cetera). Wmo-hulpmiddelen zullen niet snel tot de grote vervuilers worden gerekend. Toch kunnen zij bij de productie, het gebruik of als afvalproduct een belasting voor het milieu en klimaat vormen. Veelgebruikte materialen voor Wmo-hulpmiddelen zijn metalen, kunststoffen (inclusief schuim) en textiel of leer. Voor de aangedreven hulpmiddelen kan er ook sprake zijn van smeermiddelen en accu’s. De mogelijk nadelige milieueffecten van de Wmo-hulpmiddelen zijn sterk gerelateerd aan de winning, productie en behandeling van de gebruikte materialen. De verdere stappen, de assemblage en het aanpassen van het hulpmiddel voor de eindgebruiker, hebben een relatief kleinere invloed. Een ander relevant aspect voor de totale milieubelasting is de levensduur en de manier waarop het hulpmiddel na gebruik verder wordt verwerkt. De belangrijkste milieuaspecten hebben betrekking op schadelijke emissies, die bijdragen aan klimaatverandering, aantasting ozonlaag, lucht, bodem- of grondwaterverontreiniging en die negatieve effecten hebben voor de volksgezondheid. Daarnaast is de uitputting van grondstoffen een thema. Het verminderen van milieubelasting kan onder meer door: −
De verlenging van de levensduur van de hulpmiddelen en de onderdelen ervan;
−
Het bevorderen van aanpasbaarheid, herinzet en recyclebaarheid van de hulpmiddelen;
−
Het vermijden van ongewenste stoffen in het ontwerp en bij de keuze van materialen;
−
Het bevorderen van de duurzaamheid van het productieproces en de keten (hoe worden de hulpmiddelen gemaakt);
−
Het bevorderen van de duurzaamheid van de klantprocessen (passen, bezorgen, onderhoud en storingen);
−
Het bevorderen van de duurzaamheid van het gebruik van de (vervoers)hulpmiddelen (geluid, emissies, energieverbruik).
Niet alle duurzaamheidsmaatregelen zijn te vertalen naar duurzaamheidscriteria in het inkoopproces. Hoewel er een groot aantal mogelijkheden is om de Wmo-hulpmiddelen duurzamer te maken, is het inkoopproces hiervoor niet altijd het geschikte instrument. In de volgende paragrafen is gemotiveerd welke duurzaamheidsaspecten vertaald kunnen worden naar inkoopeisen en –wensen. Levensduur, hergebruik en recycling De levensduur is voor veel Wmo-hulpmiddelen een belangrijk aspect. Zowel de duurzaamheid als de kosten zijn gebaat bij een zo lang mogelijke levensduur. Voor veel hulpmiddelen en zeker voor veel componenten geldt dat ze technisch gezien lang meegaan. Maar de eisen die gebruikers aan hun hulpmiddelen stellen, kunnen veranderen, bijvoorbeeld door veranderende lichamelijke beperkingen of door een andere levensfase. Dan moet de voorziening voortijdig vervangen worden. Verder geldt dat een belangrijk deel van de gebruikersgroep op leeftijd is, waardoor door overlijden ook een deel van de voorzieningen zijn functie verliest voordat de technische levensduur verstreken is.
Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
6
De innovativiteit van de sector is ook een oorzaak van ‘veroudering’ van hulpmiddelen. De sector zoekt namelijk steeds nieuwe wegen om mensen beter met hun beperking te laten omgaan. Dit kan voor oudere voorzieningen betekenen dat deze moeilijker herinzetbaar worden. In de sector van de Wmo-hulpmiddelen is het herinzetten van hulpmiddelen, zeker de duurdere, inmiddels een gewoonte. Herinzetten betekent meestal het opnieuw aanpassen van de voorziening aan de nieuwe gebruiker. Bij dit proces ontstaat afval doordat sommige onderdelen niet meer hergebruikt kunnen worden. Herinzet van hulpmiddelen of –onderdelen is in de sector al langere tijd gebruikelijk en is een onderdeel van veel aanbestedingen. Dit gebeurde voornamelijk om financiële redenen. De praktijk leert echter dat men qua duurzaamheid nog behoorlijke stappen kan zetten om de herinzet van hulpmiddelen daadwerkelijk te verbeteren. Een ander aspect vormen de eisen die aan de technische levensduur van componenten worden gesteld. Voor een deel van de componenten van de hulpmiddelen zijn deze vastgelegd in de verschillende keurmerken, hoewel de keurmerken de levensduur vooral vanuit veiligheidsoogpunt omschrijven. Vanuit de sector wordt wel een trend beschreven om, vanuit financiële motieven te kiezen voor onderdelen/hulpmiddelen met een kortere levensduur, aangezien deze steeds goedkoper worden. Een belangrijke voorwaarde voor mogelijk hergebruik is dat hulpmiddelen zodanig geconstrueerd zijn, dat het mogelijk is om het artikel in onderdelen te scheiden (’modulariteit’). Dit leidt tot minder materiaalgebruik, een langere levensduur én grotere mogelijkheden voor hergebruik. Het zou dus wenselijk zijn om voorzieningen zo modulair mogelijk op te bouwen, zodat aanpassing aan nieuwe wensen van de gebruiker en aan ergonomische en technologische ontwikkelingen mogelijk is. Door te werken met breed geldende standaarden voor de montage van componenten worden de voorzieningen producent-onafhankelijk en is de kans op een nog langere levensduur nog groter. Ook de langdurige beschikbaarheid van vervangende onderdelen speelt hierbij een rol. Het ontbreekt in de sector echter nog aan éénduidige standaarden voor modulariteit. Bovendien wordt dit proces financieel nog weinig ondersteund. In situaties dat de aanschaf van nieuwe hulpmiddelen goedkoper is dan het vervangen van onderdelen, zal men namelijk zonder financiële stimulans kiezen voor nieuwe hulpmiddelen. Het principe van modulariteit laat zich nog onvoldoende vertalen naar concrete criteria en de uitwerking verschilt sterk per soort hulpmiddel. Als aandachtspunt is daarom een voorkeur opgenomen voor hulpmiddelen die modulair zijn opgebouwd. Belangrijk hierbij is dat men onderdelen met eenvoudige gereedschappen kan vervangen door nieuwe of meer geschikte onderdelen, terwijl het hulpmiddel verder intact blijft en dat men de vervangen onderdelen eenvoudig kan scheiden in herbruikbare reststromen. Uiteraard dient hier gepast mee te worden omgegaan. Sommige materialen, zoals composieten en sandwichpanelen, zijn niet terug te brengen naar de oorspronkelijke bestanddelen, maar hebben andere milieuvoordelen. Ze zorgen bijvoorbeeld voor een besparing op materiaalgebruik (gebruik van grondstoffen) en gewicht. Daar waar leveranciers en detailhandel kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid om materialen zoveel mogelijk te recyclen, wordt dit lastig bij de schenking van afgedankte rolstoelen en scootmobielen aan gehandicapten in bijvoorbeeld Oost-Europa. Daarmee verdwijnt ook het zicht op de verwerking van onder meer accu’s. Bij deze schenkingen zou ook de verantwoordelijkheid moeten worden geregeld voor het uiteindelijke afval. Een andere consequentie van meer aandacht voor herinzet en levensduurverlenging is dat de gemeenten een standpunt moeten innemen ten aanzien van de bestaande, mogelijk minder duurzame hulpmiddelen. Voor sommige hulpmiddelen is het veel goedkoper om nieuwe (duurzame) hulpmiddelen aan te schaffen in plaats van bestaande hulpmiddelen naar een duurzaam niveau te brengen. Het is sterk afhankelijk van de situatie welke optie het beste is. In de regel heeft de keuze ook financiële consequenties, die de gemeente niet automatisch neer kan leggen bij de opdrachtnemer.
Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
7
Grondstoffen en materialen Vanwege de grote variëteit in Wmo-hulpmiddelen en gebruikte materialen kunnen geen algemene duurzaamheidsaspecten worden geformuleerd voor grondstoffen. Functionele specificaties (levensduur, veiligheid, gewicht, sterkte, gebruiksgemak) wegen meestal zwaarder dan de milieuaspecten van de toegepaste materialen. Elektrische hulpmiddelen (zoals elektrische rolstoelen) zijn meestal voorzien van een accu. Accu’s met natte accuvloeistof vergen onderhoud en kunnen schade aan hun omgeving aanrichten als ze omvallen. Bij droge accu’s (de elektrolyt is vastgelegd in gelvorm in plaats van een vloeistof) is dit risico sterk verminderd. Vanwege de relatief hoge milieubelasting heeft het de voorkeur alleen droge accu’s te gebruiken. Aandachtpunt is wel dat herinzet prioriteit heeft, onder meer de herinzet van rolstoelen. Hergebruikte hulpmiddelen beschikken mogelijk nog over een accu die niet aan de minimumeisen voldoet. Via een steekproef kan dit in de contractfase worden vastgesteld. Energiegebruik Het energieverbruik van elektrische hulpmiddelen zoals rolstoelen is beperkt (circa 1 kWh per dag). Hier is geen relevante duurzaamheidswinst te realiseren. Mobiliteit De milieu-impact van de bedrijfsvoering van Wmo-dienstverleners varieert afhankelijk van bedrijfsomvang, type en omvang van kantoren en aantal vervoersbewegingen. Een belangrijke milieu-impact van Wmo-hulpmiddelen wordt veroorzaakt door mobiliteit voor serviceverlening. Mobiliteit heeft twee belangrijke milieueffecten: 1) lokale luchtverontreiniging en 2) klimaatverandering. Voor beide aspecten geldt dat het verkleinen van de vervoersafstand, het gebruik van zuinige en schone vervoersmiddelen én zuiniger rijgedrag (www.hetnieuwerijden.nl) een lagere milieubelasting oplevert.. Contractvormen Gemeenten hebben sinds de invoering van de Wet Voorziening gehandicapten in 1994 al ervaring met het aanbesteden van hulpmiddelen. Traditioneel kochten gemeenten de hulpmiddelen en gaven deze vervolgens aan de gebruikers in bruikleen. Daarnaast zijn leasevormen ontstaan en zijn er ook contractvormen waarbij het gehele exploitatie risico van de hulpmiddelen bij de inschrijver komt te liggen. De gedachte achter deze laatste vorm is dat inschrijvers daarmee extra kostenbewust met de hulpmiddelen zouden omgaan en bijvoorbeeld herinzetbaarheid zouden stimuleren. De focus lag en ligt daarmee nog steeds op de laagste kosten. Bovendien ligt het exploitatierisico van de hulpmiddelen volledig bij de inschrijver, die hierdoor mogelijk eerder voor ‘proven technology’ dan ‘nieuw duurzaam’ zal (moeten) kiezen. Ter bevordering van de duurzaamheid is het zaak om inschrijvers ook financieel te stimuleren om duurdere maar betere aanpasbare hulpmiddelen in het assortiment op te nemen of duurzamere varianten, die zich nog niet langdurig hebben bewezen. Dit impliceert dat ook de opdrachtgevers bij zowel de aanbesteding als de gunning van opdrachten aantoonbaar duurzaamheidscriteria laten meewegen en ook contractvormen willen hanteren die eventueel benodigde investeringen door distributeurs of leveranciers mogelijk maken.
2.2 Duurzaamheid in het inkoopproces Duurzaamheid begint met het inventariseren van de behoefte van de (interne) klant. Vervolgens speelt duurzaamheid in elke inkoopfase een rol van meer of mindere betekenis. Meer informatie over hoe duurzaamheid in het inkoopproces kan worden meegenomen is te vinden in de handleiding duurzaam inkopen www.agentschapnl.nl/duurzaaminkopen. Duurzame aspecten die in het inkoopproces bij de productgroep Wmo-hulpmiddelen kunnen worden meegenomen zijn: Voorbereidingsfase Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
8
In de sector ligt de focus sterk op ‘de laagste kosten’. Als gemeenten duurzaamheid meer kans wil geven, zullen zij in de bekostiging van de Wmo-hulpmiddelen andere stimuli moeten inbouwen om detaillisten en producten aan te zetten tot duurzamere producten en een duurzamer beheer. Voor gemeenten en de eindgebruikers is het belangrijk dat voorzieningen goed op maat gemaakt zijn en lang en storingsvrij meegaan, ofwel een lange levensduur en hoge kwaliteit hebben. Tegelijkertijd zal de behoefte aan hulp en ondersteuning door de eindgebruikers veranderen en wordt verwacht dat de hulpmiddelen hierop worden aangepast. Ook de dienstverlening naar de eindgebruiker is een belangrijk criterium. Verder kan de opdrachtgever bij de keuze voor nieuwe hulpmiddelen duurzaamheidsaspecten meewegen. Het hergebruik en duurzaam aanpassen kan vaak duurder zijn, maar wel duurzamer. Per situatie kan worden bekeken wat hier de optimale oplossing is. De inschrijver kan worden gevraagd hier meerdere varianten uit te werken. Duurzaamheid kan in de gunning worden beloond. Om de mogelijkheden voor duurzaamheid te onderzoeken verdient het de aanbeveling om bij de leveranciers te oriënteren over duurzaamheidsaspecten zoals hergebruik, recycling, energiegebruik, accu’s en materiaalgebruik. Mogelijk zijn er ook nieuwe oplossingen, die bij een gewone aanbesteding niet worden gevraagd of kan de leverancier aangeven welke formulering niet meer passen bij de actuele productmogelijkheden. Energiezuinigheid rolstoelen en scootmobielen Het energieverbruik is beperkt (circa 1 KWh per dag), maar kan nog steeds zuiniger. In de voorbereiding kan leverancier worden gevraagd of hier nieuwe ontwikkelingen zijn. Inkoopfase Specifieke aandachtspunten bij de inkoop van de productgroep Wmo-hulpmiddelen zijn: Contractvormen Ter bevordering van de duurzaamheid is het zaak om inschrijvers ook financieel te stimuleren om duurdere, maar betere aanpasbare hulpmiddelen in het assortiment op te nemen of duurzamere varianten die zich nog niet langdurig hebben bewezen. Dit impliceert dat ook de opdrachtgevers bij zowel de aanbesteding als de gunning van opdrachten aantoonbaar duurzaamheidscriteria laten meewegen. Ook impliceert het dat zij contractvormen willen hanteren die eventueel benodigde investeringen door distributeurs of leveranciers mogelijk maken. Modulariteit hulpmiddelen Vanuit het oogpunt van materiaalbesparing is het wenselijk dat hulpmiddelen modulair opgebouwd zijn, om losse onderdelen te kunnen vervangen. In overleg met de leverancier kan bepaald worden in hoeverre de toepassing van dit principe mogelijk is voor de te leveren hulpmiddelen. In de gunning kan modulariteit extra worden gewaardeerd. Gebruiksfase Voorlichting over duurzaam gebruik hulpmiddelen In het inkooptraject kan de gemeente/inkoper afspraken maken met de revalidatiedetaillist (en indirect met de leveranciers van de hulpmiddelen) over de duurzaamheid van de producten. Uiteindelijk zijn het de eindgebruikers die bepalen of die duurzaamheid ook volledig wordt gerealiseerd. In het proces moet daarom ruimte zijn om met eindgebruikers te communiceren hoe ze ‘duurzaam’ met de hulpmiddelen om kunnen gaan. De gemeente kan deze voorlichting zelf organiseren of dit beleggen bij de revalidatiedetaillist. Hergebruik en recycling In de aanbesteding kunnen criteria worden opgenomen over hergebruik en recycling. De aanbieder kan bijvoorbeeld worden verplicht de hulpmiddelen die retour komen van gebruiker Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
9
terug te nemen. De aanbieders kunnen ook worden uitgedaagd door ze in de gunning te waarderen als ze een hoger percentages van de ingenomen hulpmiddelen hergebruiken of recyclen. Hierbij is het belangrijk om goed te omschrijven wat onder hergebruik en recycling wordt verstaan. Gangbare definities zijn: −
producthergebruik: wederom toepassen van een product in de oorspronkelijke functie, al dan niet na een bewerking in het afvalstadium.
−
materiaalhergebruik: na een be- of verwerking van een afvalstof wederom gebruiken van de daaruit resulterende materialen in dezelfde toepassing of in een andere toepassing dan waarvoor zij oorspronkelijk waren bestemd.
−
recycling: procesmatige bewerking van afvalstoffen met als doel producthergebruik of materiaalhergebruik.
Accu’s Elektrische rolstoelen vaak worden hergebruikt. Een belangrijke milieubelastende factor is de accu. Om dit te beperken kan voor rolstoelen een droge accu worden geëist. Onder een droge accu wordt verstaan een accu waarbij de elektrolyt is vastgelegd in gelvorm in plaats van een vloeibaar elektrolyt (zwavelzuur). Ook bij tweedehands rolstoelen kan worden geëist dat bij revisie de oude (natte) accu wordt vervangen door een nieuwe droge accu. Voor accu’s met grotere vermogens zijn mogelijk geen droge accu’s beschikbaar. Hiervoor is de aanbeveling van te voren bij leveranciers te vragen welke milieuvriendelijke accu’s beschikbaar zijn.
2.3 Bronnen en relevante informatie −
SGBO – kerncijfers Wvg 2005;
−
Website Ministerie VWS (www.minvws.nl);
−
www.firevaned.nl
−
www.lap2.nl
Informatie voor duurzaam inkopen van Wmo-hulpmiddelen Datum publicatie: 20 mei 2010
10