INFORMATIE OVER DIABETES 1126
DIABETES MELLITUS In Nederland lijden naar schatting ongeveer 650.000 mensen aan diabetes mellitus (suikerziekte). Van de Nederlandse bevolking heeft 3,9 procent nu of binnenkort te maken met de diagnose diabetes. Deze aandoening wordt gekenmerkt door een te hoog glucosegehalte (bloedsuiker) in het bloed. In de begeleiding van diabetes mellitus is de laatste jaren veel veranderd. Tegenwoordig kunt u als patiënt, na uitgebreide voorlichting en instructie, zelf veel doen in de behandeling.
Wat is diabetes? Diabetes is een chronische ziekte waarbij het lichaam geen of onvoldoende insuline produceert, of waarbij de lichaamscellen onvoldoende op insuline reageren. Insuline is een hormoon, aangemaakt in de alvleesklier, dat het lichaam helpt om bloedglucose in de lichaamscellen te krijgen.
De spijsvertering Ons lichaam heeft voortdurend brandstof nodig. Maar voordat het lichaam brandstof uit voedsel haalt, moet alles eerst verteerd worden. Dit begint al in de mond tijdens het kauwen. Daarna komt het eten via de slokdarm in de maag terecht, waar het maagzuur het eten verder verteert. Vervolgens komt het voedsel in de dunne darm waar verdere vertering plaatsvindt. De voeding is nu zo fijn dat de brandstof in het bloed kan worden opgenomen. Dankzij het hart en de bloedvaten worden alle cellen in het lichaam via het bloed voorzien van verse brandstof om die te verbranden. Door de verbranding hiervan krijgt u nieuwe energie.
Eten en drinken In het dagelijkse eten en drinken kunnen de volgende voedingsstoffen zitten: Koolhydraten: in brood, pasta, aardappelen, fruit en zoetigheid; Eiwitten: in vlees, vis, kaas en eieren; Vetten: in boter, olie, noten. Van deze voedingsstoffen zijn de koolhydraten de meest waardevolle leveranciers van energie. Dat komt doordat de 2
spijsvertering er glucose (suiker) van maakt. En deze stof is niet alleen belangrijk om snel energie te krijgen. Het zorgt ook dat de hersens en het zenuwstelsel goed blijven werken. Bij diabetespatiënten is er iets mis met de verwerking van glucose in het lichaam. Omdat glucose een suiker is, wordt diabetes ook wel suikerziekte genoemd.
Verwerking van glucose in het lichaam Glucose wordt vanuit de dunne darm in het bloed opgenomen, zodat alle cellen in uw hele lichaam van brandstof worden voorzien. De cellen van uw spieren bijvoorbeeld. Insuline helpt glucose om de cellen binnen te komen. Insuline is een hormoon dat in de alvleesklier wordt gemaakt en zorgt dat de cellen glucose opnemen. Daarnaast zorgt insuline dat een overschot aan glucose als reservevoorraad in de lever wordt opgeslagen. Na het eten van koolhydraten stijgt de hoeveelheid glucose in het bloed: de zogenaamde bloedglucosespiegel. De alvleesklier reageert hierop door extra insuline te maken totdat voldoende glucose in de cellen is opgenomen of als reservevoorraad in de lever is opgeslagen. Wanneer u een tijd niks eet, haalt uw lichaam brandstof uit de reservevoorraad. Zodoende schommelt de glucosespiegel tussen ‘normale grenzen’; niet te hoog, maar ook niet te laag.
Een goede bloedsuiker Voor de maaltijd: tussen de 4,4 en 7,7; Na de maaltijd: tussen de 4,4 en 9,9 (een uur na de maaltijd).
Wie krijgt diabetes? Iedereen kan diabetes krijgen, maar het risico dat u het krijgt is groter wanneer: u ouder bent dan veertig jaar; u te zwaar bent; diabetes in uw familie voorkomt; u zwangerschapsdiabetes heeft gehad; u een kind heeft gekregen dat zwaarder woog dan 4,5 kg.
3
Type 1 en type 2 diabetes Diabetes patiënten kunnen we onderverdelen in twee types: diabetes type 1 en type 2. Diabetes type 1 Bij diabetes type 1 laat de alvleesklier het helemaal afweten en maakt deze dus geen insuline meer aan. Hoe dat komt is onbekend. Een erfelijke aanleg kan een rol spelen. Maar ook een infectie kan zorgen dat uw lichaam de insulineproducerende cellen als indringers beschouwt en ze vernietigt. Het gevolg hiervan is een voortdurend gebrek aan insuline. Door dit gebrek nemen uw cellen onvoldoende glucose op. U krijgt te veel glucose in uw bloed. Raakt de bloedglucosewaarde boven de 10 mmol/liter, dan voert uw lichaam het overschot samen met grote hoeveelheden water via de nieren af naar de urineblaas. Daardoor hebt u veel dorst en moet u vaak plassen. Type 1 diabetes kan optreden op iedere leeftijd, maar het openbaart zich meestal bij kinderen en jonge volwassenen. Symptomen treden vaak plotseling op, waardoor de diagnose onmiddellijk kan worden gesteld. Ongeveer tien procent van de mensen met diabetes heeft type 1. Symptomen van diabetes type 1: veel plassen; veel eten en drinken; gewichtsverlies; vermoeidheid. Type 2 diabetes Type 2 diabetes heeft meerdere oorzaken waarbij onder andere erfelijkheid, leeftijd, gewicht en omgevingsfactoren een rol spelen. Mensen met type 2 diabetes maken nog wel insuline aan, maar de hoeveelheid is onvoldoende en/of het lichaam is minder gevoelig voor de insuline. Gezonde voeding, gewichtverlies en voldoende beweging kunnen dit probleem voor een deel oplossen. Ongeveer negentig procent van de mensen met diabetes heeft type 2; Type 2 ontwikkelt zich vaak langzaam; 4
De meeste personen met type 2 diabetes zijn te zwaar en ouder dan veertig jaar; Omdat klachten meestal pas laat en sluipend optreden, wordt type 2 diabetes vaak toevallig ontdekt via een routinebloedonderzoek. Symptomen van type 2 diabetes: vermoeidheid; wazig zien; droge mond en/of huid; grotere honger en dorst; vaker plassen; prikkelingen in handen of voeten; (schimmel)infecties die moeilijk genezen;
HYPERGLYCEMIE Een hoge bloedsuikerspiegel noemen we een hyperglycemie. Uw lichaam bevat op dat moment niet genoeg insuline of de insuline in uw lichaam werkt onvoldoende. Omdat een dergelijke ontregeling soms gepaard kan gaan met klachten, is het belangrijk om hyperglycemie te herkennen en te behandelen. Een hyper (voluit: hyperglycemie) betekent dat de bloedglucosewaarde te hoog is. Dat houdt in dat uw bloedglucose langere tijd hoger is dan 10,0 mmol/l. De glucose blijft in uw bloed. Hierdoor krijgen de lichaamscellen geen glucose (brandstof).
Klachten De verschijnselen van een hyper zijn hetzelfde als bij het begin van diabetes.
5
Oorzaken Oorzaken voor een te hoge bloedglucosewaarde zijn: geen of onvoldoende insuline gespoten tabletten vergeten in te nemen te veel gegeten minder beweging dan normaal infecties of andere ziektes stress (zoals examen, operatie, ongeval) verkeerde manier van insuline spuiten medicijnen (zoals prednison, bepaalde plastabletten) Niet altijd zal een hyperglycemie even duidelijk te herkennen zijn. De symptomen hoeven namelijk niet altijd op te treden. Negeer een hoog bloedsuikergehalte nooit, omdat een aanhoudend hoge suikerspiegel de kans op complicaties op de lange termijn vergroot. Controleer uw bloedglucose wanneer u vermoedt dat u hyperglycemie heeft! Heeft u regelmatig last van hyperglycemieën, bespreek dit dan met uw diabetesverpleegkundige of arts. Samen kunt u misschien een ander voedingspatroon of medicatie- en insulineschema opstellen. Volg het advies van uw diabetesverpleegkundige of arts.
Voorkomen Houd rekening met de volgende zaken om uw bloedglucose in balans te houden: Volg uw vaste eetpatroon; Zorg voor voldoende beweging en/of sport; Wijk niet zonder meer af van uw insulineschema; Controleer regelmatig uw bloedglucose; Zorg ervoor dat u inzicht heeft in koolhydraten.
6
HYPOGLYCEMIE We spreken van een hypo als de bloedglucose te laag is. Een hypo is vaak eenvoudig te herkennen en te behandelen. In deze folder leest u wat u moet doen bij een hypo. Bij een hypo (voluit hypoglycemie) is de bloedglucose lager dan 3,5 mmol/l. De meeste mensen voelen een hypo aankomen. Ze herkennen de telkens terugkerende klachten bij een hypo. Dat kan bijvoorbeeld een vaag en vreemd gevoel zijn dat er iets in uw lichaam niet in orde is.
Verschijnselen hypo De verschijnselen die optreden kunnen per persoon verschillen. Meestal begint u te zweten, u voelt zich wat beverig en hongerig. Bij anderen begint het met een prikkelend gevoel in de lippen. Ook een verandering in gedrag, zoals een ongebruikelijk gevoel van onrust of agressie, kan wijzen op een hypo. Mogelijke verschijnselen bij een hypo zijn:
7
Oorzaken hypo Oorzaken voor een te lage bloedglucosewaarde zijn: teveel insuline gespoten/ teveel orale medicatie; te weinig koolhydraten of te laat gegeten; meer beweging dan normaal; (overmatig) alcoholgebruik; verkeerde spuittechniek /verandering van spuitplaats; hoge buitentemperatuur, waardoor insuline sneller opgenomen wordt; stress. Het is belangrijk om op een hypo voorbereid te zijn, het kan u namelijk overal overkomen. Voelt u een hypo aankomen, neem dan direct zelf maatregelen. Grijpt u niet in, dan kan de bloedglucose verder dalen. Zo kan een ernstige hypo ontstaan. Als u iets eet, is dat meestal voldoende om uw bloedglucosewaarde te herstellen. Het beste is om bijvoorbeeld vijf tot zes stuks druivensuiker, een glas frisdrank of limonadesiroop in te nemen. Let op: neem géén light drank, daar zitten niet voldoende koolhydraten in. Daarna meet u uw bloedglucose om na te gaan of u een hypo had. Meet na 20 minuten opnieuw uw bloedglucose. Is de waarde niet gestegen en nog steeds minder dan 4,0 mmol/l, eet dan weer vijf tot zes stuks druivensuiker. Eet er ook een boterham of een stukje fruit bij. Meet uw bloedglucose opnieuw na 20 minuten. De bloedglucose schiet na een hypo vaak door naar te hoge waarden. Dit kan komen doordat u te veel koolhydraten hebt ingenomen, maar ook omdat het lichaam zelf probeert de bloedglucosewaarde te laten stijgen. Schrijf de hypo op in uw dagboekje zodra de symptomen ervan zijn verdwenen. Probeer achter de oorzaken van uw hypo te komen. Bespreek de hypo met uw behandeld arts of de diabetesverpleegkundige.
8
Tips Zorg ervoor dat u altijd druivensuiker op zak hebt; Neem altijd en overal uw meter mee; Neem direct maatregelen als u denkt dat u een hypo hebt, en meet pas daarna; Bepaal wat u het prettigst vindt om te nemen bij een hypo, en neem dit standaard mee (hypopakket). Dit voorkomt dat u te veel gaat eten; Controleer regelmatig uw bloedglucose; Laat uw naaste omgeving weten dat u diabetes hebt; Draag een diabetespasje bij u waarop staat dat u diabetes hebt. Controleer uw bloedglucose wanneer u vermoedt dat u een hypo heeft! Behandel een hypo wanneer: Uw bloedglucosewaarde onder de 3,5 mmol/l is, met of zonder eerder genoemde symptomen; Uw bloedglucosewaarde tussen de 3,5 en 5 mmol/l ligt plús bijkomende symptomen; U niet in staat bent om uw bloedglucose te controleren. Wanneer iemand met diabetes een lage bloedglucosewaarde heeft en buiten bewustzijn is of niet in staat is om te slikken, dan kan Glucagen®, een medicijn om de glucosewaarde te laten stijgen, toegediend worden. Familie en directe omgeving zouden moeten leren hoe Glucagen® toegediend moet worden.
9
DE DIABETESVERPLEEGKUNDIGE De diabetesverpleegkundige draait een zelfstandig spreekuur en heeft zich gespecialiseerd in de problematiek rondom diabetes mellitus. Zij kan u door informatie, instructie en begeleiding helpen bij het leren omgaan met uw diabetes. Zij werkt nauw samen met de internist, diëtist, psycholoog, gynaecoloog en podotherapeut. De diabetesverpleegkundige geeft voorlichting en advies over: uw ziektebeeld en oorzaak van diabetes mellitus; werking van insuline en tabletten; hypo/hyperglycemie; injectietechniek, naaldlengte en spuitplaatsen; insulinepompen; complicaties; voetverzorging; hulpmiddelen, zoals bloedglucosemeters en insulinepennen; ’leefregels’ en het omgaan met uw diabetes; diabetes en zwangerschap. De diabetesverpleegkundige kan u helpen bij: de keuze van het juiste injectiemateriaal en de juiste injectietechniek; het zelf meten van uw bloedglucose met behulp van een bloedglucosemeter; het leren gebruiken van nieuwe hulpmiddelen; het leren spuiten van glucagen; het leren zelfstandig insuline aan te passen, binnen grenzen van bloedglucoses. De diabetesverpleegkundige beschikt over een ruime keuze aan diabetesmateriaal. Er is voldoende tijd en mogelijkheid om vragen en problemen te bespreken. Dit kunnen alledaagse zaken zijn, zoals omgaan met diabetes tijdens uw (onregelmatige) werk, school, ziekte, sport, vakanties, reizen en feestjes. Echter ook over welke cursussen er in of buiten het Sint Franciscus Gasthuis worden gegeven.
10
Locaties De diabetesverpleegkundige werkt voornamelijk op het Diabetes- & Vasculaircentrum op de begane grond bij balie 018. Ook bezoekt zij op aanvraag de verpleegafdelingen. Op maandagmiddag en donderdagochtend is een diabetesverpleegkundige aanwezig op het Sint Franciscus Gasthuis Locatie Berkel. Ook is er van maandag t/m donderdag een diabetesverpleegkundige aanwezig in Sint Franciscus Gasthuis Locatie Het Oogziekenhuis. U kunt naar de diabetesverpleegkundige worden doorverwezen door uw behandelend internist (specialist) of gynaecoloog.
Vragen Indien u vragen over diabetes heeft, kunt u deze stellen aan de diabetesverpleegkundigen tijdens het telefonisch spreekuur. Zie hieronder voor de contactgegevens.
BELANGRIJKE TELEFOONNUMMERS Diabetesverpleegkundigen Van maandag t/m vrijdag bereikbaar Telefonisch spreekuur: 9.00 tot 10.00 uur, via telefoonnummer 010 – 461 6464 Bij spoed (alleen zaken die niet tot de volgende dag kunnen wachten) belt u 010 – 461 6161 en vraagt u naar pieper 3101. Faxnummer: 010 – 461 6912 E-mailadres:
[email protected] Voor het maken/wijzigen van afspraken Telefoonnummer: 010 – 461 6140 Diabetesverpleegkundigen locatie Het Oogziekenhuis Van maandag t/m donderdag bereikbaar Telefonisch spreekuur van 11.30 tot 12.00 uur via telefoonnummer 010 – 401 7670 11
Internisten Van maandag t/m vrijdag bereikbaar Voor het maken en wijzigen van afspraken en het aanvragen van herhaalrecepten Telefoonnummer: 010 – 461 6140 Diëtisten Van maandag t/m vrijdag bereikbaar Voor het maken en wijzigen van afspraken Telefoonnummer: 010 – 461 6140 Podotherapeut Van maandag t/m vrijdag bereikbaar Voor het maken en wijzigen van afspraken Telefoonnummer: 010 – 461 6140 Oogarts Van maandag t/m vrijdag bereikbaar Voor het maken en wijzigen van afspraken Telefoonnummer: 010 – 461 6935
Januari 2012
12