Info blok 2. Pluriforme samenleving HAVO Dit blok behandelen wij het thema pluriforme samenleving. De Nederlandse samenleving is pluriform; ze bestaat uit groepen mensen met verschillende waarden, belangen en normen. Over de betekenis van pluriformiteit en de vraag hoe een samenleving moet omgaan met verschillende culturen, levensbeschouwingen en levensstijlen gaat dit blok van maatschappijleer. Dit blok bestaat uit acht lessen. De eerste lessen van het blok bestaan uit een deel theorie en uit een praktische opdracht: de mindmap. In de daaropvolgende lessen werk je aan een omvangrijke praktische opdracht waarin je een beeldrapportage gaat maken van een cultuurgroep uit Amsterdam. Je kunt kiezen om een documentaire of een fotoreportage te maken over de cultuurgroep. De groep de je kiest kan uiteenlopen van een interessante plek in het Vondelpark, een kraakpand, of de Hare Krishna's. De opdracht wordt verder uitvoerig uitgelegd in de volgende lessen. Het blok is als volgt opgebouwd; Theorie Les 1. Wat is cultuur? Les 2. Ontstaan van de pluriforme samenleving Les 3. Asielbeleid, integratie en beeldvorming
Praktische opdracht Mindmap Mindmap Mindmap
Praktische opdracht: de beeldreportage Les 4. Hoe maak ik een scenario voor een documentaire? Les 5. Praktijkles en scenario schrijven Les 6. Filmplan maken Les 7. Montage Les 8. Terugblik en presentaties maken Afsluiting: expositieavond met presentaties Beoordeling: 1. Mindmap 20% 2. Logboek 20% 3. Documentaire of fotoreportage 60% * Presentatie beoordeeld door klasgenoten * Presentatie beoordeeld door docent * Filmplan en scenario * Docu / fotorapportage
Inleveren mindmap
Inleveren eindproducten
10% 10% 10% 30%
Belangrijke data Vrijdag 6 december de mindmap inleveren Vrijdag 31 januari inleveren eindproducten van de beeldrapportage
BLOK PLURIFORME SAMENLEVING Les 1. Wat is cultuur? HAVO
Cultuur Een bekend vraagstuk over menselijk gedrag is het nature-nurture debat. Dat is een debat over de vraag of menselijk gedrag wordt bepaald door aangeboren of aangeleerde kenmerken. Nature betekent dat eigenschappen van een individu genetisch bepaald zijn. Nurture betekent dat menselijke eigenschappen niet aangeboren zijn, maar worden bepaald door opvoeding en de leefomgeving waarin iemand opgroeit. Gedrag is dan cultureel bepaald. Mensen hebben vanaf hun geboorte biologisch gezien tal van gedragsmogelijkheden, maar welke worden gerealiseerd hangt af van de cultuur van de groep waarin zij geboren worden. Het overdragen van cultuur verloopt door bewuste en onbewuste leerprocessen (socialisatie). Socialisatie vindt plaats binnen het gezin, in de klas, bij vrienden en via de massamedia. Cultuur vormt de identiteit van personen en is geen jas die naar believen aan en uit getrokken kan worden. Cultuur bestaat niet alleen uit gedrag, maar uit: 4. Waardensystemen; dit zijn de diepste overtuigingen van waaruit gedrag voortkomt. Het is de
basis waarin alles wat mensen beweegt en wat ze doen geworteld is. Dat kan een geloof, ideologie of levensbeschouwing zijn. 5. Gedrag en de regels die daarbij horen (normen). Deze zijn gebaseerd op waarden. 6. Instituties & rituelen; vertrouwde gebruiken, patronen die het gedrag helpen regelen. Denk aan het huwelijk, taal, het gezin, school, feestdagen. Om beter te begrijpen wat precies wordt bedoeld met cultureel bepaald gedrag lees je het artikel ‘Moederharten bloeden anders’. Ga daarna aan de slag met de vragen a t/m d.
Moederharten bloeden anders Een moeder die haar kind verliest, heeft verdriet. Het lijkt haast onmogelijk om iets anders te beweren. Maar is verdriet echt wel zo universeel? Voelt de pijn van een Ghanese moeder misschien toch niet anders dan de pijn van haar Nederlandse lotgenote? Het verdriet van een moeder om de dood van haar kind zou wel eens universeel kunnen zijn, denken evolutiepsychologen. Moeders investeren immers veel energie, tijd en moeite in het grootbrengen van een kind; rouwen om dit verlies is niet meer dan logisch. Baren, begraven, baren Onze over-‐over-‐over-‐grootmoeders brachten ongeveer zes kinderen ter wereld, waarvan ze er twee voor hun vijfde verjaardag moest begraven. Als de dood van een kind toen net zo ingrijpend was als nu, dan zouden weinig vrouwen in staat zijn geweest om het normale dagelijkse werk te verzetten. Mensen moeten vroeger haast wel anders met hun verdriet zijn omgegaan. Het probleem is echter dat we het de doden moeilijk kunnen vragen. En goede historische bronnen ontbreken, omdat het huiselijke (on)geluk van gewone vrouwen in het verleden niet bijzonder belangrijk werd gevonden. Willen we te weten komen of verdriet universeel is of door onze omgeving wordt ingegeven, dan kunnen we onze blik beter op de hedendaagse wereld richten. Vandaag de dag zijn er nog altijd landen waar de overlevingskansen voor kinderen schrikbarend laag zijn. Het Afrikaanse Sierra Leone, een voormalig oorlogsgebied, spant de kroon: hier sterft 28% van de kinderen voor hun vijfde jaar. Het politiek stabiele Ghana kent een kindersterftepercentage van 10%. Het verdriet van een ander
Als er een onderzoeker is die weet wat er in een Ghanees moederhart omgaat, is het Sjaak van der Geest. De hoogleraar medische antropologie aan de Universiteit van Amsterdam deed jarenlang onderzoek naar de Ghanese omgang met de dood. Denkt hij dat Ghanese ouders bij het verlies van hun kind minder verdriet hebben dan hun Nederlandse lotgenoten? “Niemand weet hoe diep het verdriet van de ander is. Het is hachelijk om af te gaan op uiterlijk gedrag. Mensen kunnen hun verdriet opkroppen en eraan kapot gaan zonder dat anderen dat in de gaten hebben.” Ghanees moederhart heeft wel meer zorgen Van der Geest denkt dat ouders in het Ghanese dorp waar hij onderzoek heeft gedaan de dood van een kind waarschijnlijk anders beleven dan ouders in Nederland: “Nederlandse ouders leven in een redelijk geordende en welvarende maatschappij. Zij investeren al hun emoties in hun kind. De dood van een kind is daarom verpletterend.” Tijdens zijn veldwerk zag Van der Geest dat kinderen na hun dood op een andere manier worden behandeld dan volwassenen. “Begrafenissen in Ghana zijn meestal groots gevierde sociale gebeurtenissen, waar iedereen aan meedoet. Er wordt veel en openlijk gehuild, mensen drinken en dansen om hun verdriet te uiten en geven geld om aan de kosten bij te dragen,” zegt Van der Geest. “Maar als een klein kind sterft gaat alles heel anders. Het kind wordt in stilte begraven. In Ghana hebben vooral armere ouders enorm veel zorgen om het hoofd boven water te houden. De zorg voor hun kind is één van vele zorgen. Je zou misschien kunnen zeggen dat de dood van een kind voor hen gewoon nog een probleem is naast al die andere. Ze kunnen zich niet permitteren lang bij de pakken neer te zitten. Ze moeten verder en er zijn misschien nog wel vier andere kinderen die hun aandacht vragen. Ze willen hun verdriet vergeten.” In zekere zin is rouwen om het verlies van je kind volgens Van der Geest dus een luxe die niet iedereen zich kan veroorloven. In arme landen, waar de kindersterfte hoog is (vanwege slechte gezondheidszorg, vervuild drinkwater en voedseltekorten), is verdriet om een verloren kind slechts één van de problemen. Een cynicus zou kunnen zeggen dat armoede weliswaar de oorzaak van de hoge kindersterfte is, maar tegelijkertijd ook bescherming biedt: de constante vloed van alledaagse problemen zorgt ervoor dat het verdriet niet al te groot kan worden. Maar niet alleen alledaagse zorgen hoeven deze ‘beschermende’ functie te bieden. De mens zou de mens niet zijn als ze niet in moeilijke omstandigheden terug kon vallen op troostende culturele en religieuze opvattingen. Engeltjes mag je doden Een mooi voorbeeld van de manier waarop culturele opvattingen leed lijkt te verzachten, vinden we in Brazilië. In de jaren tachtig deed de antropologe Nancy Scheper-‐Hughes daar onderzoek naar moederliefde. In de sloppenwijken in het noordwesten van Brazilië worden er volgens de bewoners twee soorten kinderen geboren: blijvertjes en engeltjes. Sterke, luidruchtige en levendige baby’s zijn blijvertjes. Baby’s die na de geboorte zwakjes en afwezig uit hun ogen kijken, worden door hun moeder (en vader) al snel tot engeltjes bestempeld: kindjes die eigenlijk niet op aarde thuishoren en maar het beste zo snel mogelijk naar de hemel kunnen gaan. Deze engeltjesbaby’s krijgen vervolgens structureel te weinig te drinken: ze sterven aan ondervoeding, dehydratie en diarree. De Braziliaanse moeders lijken hier niet al te rouwig om. Scheper-‐Hughes beschrijft juist tegenovergestelde emoties bij de begrafenissen van de engeltjesbaby’s: de moeders zeggen gelukkig te zijn dat hun kindje nu eindelijk in de hemel is, omdat hij daar altijd al thuishoorde. Hier gebeurt iets intrigerends. Een moeder is te arm om al haar kinderen te kunnen onderhouden. Veel tijd, geld en energie steken in het grootbrengen van een zwak kind, dat vervolgens waarschijnlijk alsnog sterft, met al het verdriet van dien, lijkt zinloos. Dus is er een cultureel ‘verhaal’ over engeltjes in het leven geroepen. Het idee van de engeltjes helpt niet alleen bij het verzachten van het verdriet als het kindje sterft, maar functioneert zelfs als een soort excuus voor het gedrag dat daar deels toe leidde. Maar hoe voelt het nu echt? Het probleem is dat Nancy Scheper-‐Hughes geen onfeilbare gevoelsmeter in hart en brein van de Braziliaanse moeder heeft gestoken. Die bestaat natuurlijk ook helemaal niet. Wat iemand écht voelt, is moeilijk te meten. Dat de Braziliaanse mama tegen haar omgeving zegt dat ze opgelucht is dat haar kindje is overleden, wil natuurlijk niet zeggen dat ze dat ook echt zo voelt. Cultuur beïnvloedt onze woorden, gebaren, rituelen en ideeën. Maar reiken de tentakels van cultuur ook tot in het hart? Antropologe Unni Wikan denkt van niet. Volgens de Noorse hoogleraar is verdriet universeel; diep van binnen
voelen we allemaal ongeveer hetzelfde, al lijkt dat aan de buitenkant niet zo. Op Bali bijvoorbeeld, is het gebruikelijk dat nabestaanden de ogen droog houden en dat verdriet niet geuit wordt. Balinezen lachen hun emoties weg. Maar eigenlijk is dit toneel, zo merkte Wikan. Na een paar maanden wordt het verdriet toegelaten en mag er alsnog over de pijn worden gepraat. Op zijn Balinees lachen om de dood Wat is hier aan de hand? Volgens Wikan heeft de schijnbaar onbewogen en bijna vrolijke houding ten opzichte van de dood te maken met angst voor tovenarij. Een verdrietig mens is volgens Balinezen extra kwetsbaar voor een aanval van boosaardige magie. Magie is voor Balinezen geen kwestie van recreatief glaasjedraaien, maar van leven en dood. Door sterk te zijn en te lachen om de dood, beschermt iemand zichzelf, zijn familie en zijn vrienden tegen een aanval van moorddadige tovenarij. Een paar maanden na de dood van een geliefde neemt het gevaar af. Dan mag het verdriet af en toe naar buiten komen. Wikans onderzoek laat zien hoe verraderlijk het is om op uiterlijk af te gaan. Wie een Balinese moeder maandenlang kalm hoort grappen over de dood van haar kind zal concluderen dat verdriet geen plaats heeft in de Balinese cultuur. Maar die conclusie blijkt veel te voorbarig. Het verdriet is er, maar moet vanwege culturele opvattingen achter een lach verborgen blijven.
Verdriet langs de meetlat Eigenlijk is het onmogelijk om mensen langs de cross-‐culturele verdrietsmeetlat te leggen. Het beoordelen van gevoel is en blijft ingewikkeld, zo niet onmogelijk. Dat is al moeilijk als het gaat om de gevoelens van een broer, vriendin, dorpsgenoot of iemand met dezelfde achtergrond, maar het wordt helemaal moeilijk als je over culturele grenzen heenkijkt. Dan blijkt dat levensomstandigheden en culturele denkbeelden een grote invloed hebben op de manier waarop moeders verdriet ervaren en uiten. Armoede, alledaagse zorgen, het geloof in engelen en de angst voor het kwaad leiden tot hele andere oplossingen van hetzelfde probleem: hoe om te gaan met het verlies van een kind. Aan de buitenkant zien antropologen grote verschillen, maar wat er zich werkelijk in het hart afspeelt, blijft grotendeels verborgen.
α. Denk je dat cultuur statisch (onveranderlijk) of dynamisch (aan verandering onderhevig) is? Leg je antwoord uit met behulp van een voorbeeld uit de tekst. β. In het artikel wordt het begrip ‘universeel’ gebruikt. Leg uit wat dit begrip betekent en geef aan in hoeverre jij denkt dat cultuur universeel is. χ. Wat zijn antropologen en hoe gaan zij te werk? δ. Beantwoord de vraag uit de inleiding. Is verdriet om kindersterfte volgens jou aangeboren of aangeleerd? Onderbouw je antwoord met minimaal drie argumenten. In bijna iedere samenleving overheersen bepaalde cultuurkenmerken, die samen de dominante cultuur vormen. De Nederlandse taal, het ‘Oranjegevoel’ en het vieren van Sinterklaas en Koninginnedag horen bij de dominante cultuur in Nederland. Onder de grote paraplu van de dominante cultuur, kent een samenleving subculturen. Dat zijn grote sociale groepen die aansluiten bij de waardensystemen, het gedrag en de instituties van de dominante cultuur, maar die ook typische cultuurkenmerken hebben die afwijken van de dominante cultuur. Daardoor is een subcultuur een ‘cultuur binnen een cultuur’. Immigranten zijn meestal opgevoed in een andere dominante cultuur dan de Nederlandse. Die cultuur nemen ze mee als ze Nederland binnenkomen (zoals gezegd: cultuur is geen jas die je aan en uit kan trekken), maar is in Nederland een subcultuur. Ook jongeren kennen verschillende subculturen met bijvoorbeeld kenmerkende kleding, haar- en muziekstijl. Als een subcultuur zich tegen belangrijke waarden van de dominante cultuur gaat afzetten spreek je van een tegencultuur. De kenmerken van de eigen subcultuur worden dan steeds meer benadrukt.
Opdracht 1 In deze opdracht breng je via een mindmap in kaart van welke culturen jijzelf deel uitmaakt. Ook ga je concreet maken wat er kenmerkend is voor de culturen waar jij bij hoort. Mindmapping is een manier om je gedachten overzichtelijk op papier te krijgen, het stimuleert creatief en diepgaand nadenken. Op internet zijn veel websites over mindmapping te vinden en ook kun je via google goede voorbeelden van mindmaps vinden. Maak daar gebruik van! Onderstaande tips zijn ook bedoeld om je op weg te helpen. • Kies of je een mindmap gaat maken met behulp van een computerprogramma (bijvoorbeeld: http://www.mindmeister.com/nl) of dat je met de hand gaat werken. • Je werkt eerst in het klad, schrijf al je gedachten op of maak er een tekeningetje van. Pas als je helemaal tevreden bent over je mindmap en je het gevoel hebt dat je een redelijk volledige plattegrond van jouw identiteit hebt gecreëerd maak je een versie in het net. • Gebruik kleur en beeld (tekeningen, plaatjes, foto’s) in je mindmap. • Maak niet de hele mindmap in 1x, maar leg hem weg en werk later weer verder. Je zult merken dat je soms nieuwe inspiratie nodig hebt en dat je weer op nieuwe ideeën komt als je op die manier te werk gaat. • Begin je mindmap met jezelf, je naam komt dus midden in de mindmap te staan. • De eerste ‘vertakking’ wordt de verzameling van culturen waarvan jij onderdeel uitmaakt (bijvoorbeeld de Nederlandse dominante cultuur, je sportclub, een jeugdcultuur, een etnische groep, etc.). Bedenk er zoveel mogelijk. Maak onderscheid tussen de verschillende ‘soorten’ cultuur, bijvoorbeeld dmv kleur of formaat. Per cultuur maak je vervolgens vertakkingen die leiden naar cultuurkenmerken (bijvoorbeeld specifieke taal, gebruiksvoorwerpen, geloof, rituelen, kleding, waarden en normen, gedrag). Die laat je vervolgens weer vertakken in iets concreters (denk aan een groet die in jouw vriendengroep gebruikt wordt, specifiek taalgebruik binnen jouw gezin waarvan anderen niet direct de betekenis begrijpen, ochtendspreuk die alleen vrije school leerlingen kennen, etc). Ga door met het maken van vertakkingen tot je gedachten helemaal uitgediept zijn. • Als je het idee hebt dat je klaar bent bekijk je je mindmap nog eens goed en vul je aan waar je dat nodig acht. • Kom je er niet uit of zit je vast? Roep hulp in van vrienden, familie en je docent(en).
Huiswerk 1. Lees les 1 grondig door en noteer eventuele vragen. 2. Maak vraag at/m d van het artikel 'Moederharten bloeden anders'. 3. Lees de mindmap opdracht grondig en maak de in klad de eerste vertakkingen (cultuurgroepen) die horen bij jouw identiteit. 4. Oriënteer je op een cultuurgroep voor de documentaire of fotorapportage.