BLOK PLURIFORME SAMENLEVING Les 2. Geschiedenis van de pluriforme samenleving HAVO
Ontstaan van de pluriforme samenleving Je hebt nu een beter beeld van het begrip cultuur en je weet dat Nederland een pluriforme samenleving is. Deze tekst gaat in op het ontstaan van de pluriforme samenleving. Al eeuwenlang migreren groepen mensen. Omdat ze hopen ergens anders een beter bestaan op te bouwen, of omdat ze moeten vluchten wegens hongersnood, oorlog of vervolging. Nederland is vele eeuwen een open land geweest, waar vreemdelingen zich gemakkelijk vestigden. Migratiestromen Nederland is al heel lang een pluriforme samenleving. Vanaf ongeveer 1550 ontstaan de eerste echte immigratiegolven. Ronde de 1000 joden kwamen vanuit Spanje en Portugal naar Nederland, op de vlucht voor de katholieke Spaanse koning Filips II. Tussen 1635 en 1800 zochten ongeveer 20.000 joden vanuit Polen en Rusland een veilig bestaan in Nederland. Tussen 1680 en 1720 nam ons land, dat toen zo’n anderhalf miljoen inwoners had, zo’n 55.000 Hugenoten vanuit Frankrijk op. Oorzaak was de Franse koning Lodewijk XIV, die in 1685 het ‘edict van Nantes’ herriep. Franse protestanten (Hugenoten) die bijna 100 jaar lang vrij hun godsdienst konden uitoefenen, werden vervolgd. Velen vluchtten naar Nederland, dat een betrekkelijk grote mate van godsdienstvrijheid kende. De Hugenoten maakten daar gebruik van door eigen kerken te bouwen (Waalse kerken), die nu nog in veel steden te vinden zijn. Ook veel Frans klinkende achternamen herinneren nog aan de komst van de Hugenoten naar Nederland. In dezelfde tijd was er een voortdurende instroom van Duitsers die in Nederland werk zochten. Dat grensverkeer is ook in latere eeuwen op tamelijk grote schaal doorgegaan. Rond 1900 emigreerden 1200 Chinezen naar Nederland. In de jaren ‘30 van de vorige eeuw vonden veel Poolse en Italiaanse mijnwerkers een baan in Limburg. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen veel immigranten uit de voormalige koloniën naar Nederland. In 1949 was er sprake van dekolonisatie van Nederlands-Indië. De meeste Nederlandse kolonialen keerden terug naar Nederland. Met hen kwamen ongeveer 280.000 Indische Nederlanders mee. Zij waren in dienst geweest van het Nederlandse leger dat tegen de onafhankelijkheid had gestreden, en ze werden in het nieuwe Indonesië als landverraders beschouwd. Ze werden niet bepaald hartelijk ontvangen, omdat de regering een streng vestigingsbeleid toepaste. In de jaren ’50 en ’60 kwamen veel Surinamers en Antillianen uit hogere inkomensgroepen voor hun studie naar Nederland. Toen Suriname in 1975 onafhankelijk werd, vertrokken ongeveer 200.000 mensen uit Suriname vanwege hoog oplopende spanningen die veroorzaakt werden door de onafhankelijkheid. Toen in de jaren ’70 op de Antillen de werkgelegenheid afnam, kwamen er ook veel werkzoekenden naar Nederland. Dat waren vooral jongeren uit lagere sociaaleconomische klassen. De basis voor de pluriforme samenleving is gelegd in de jaren ’60. Na de Tweede Wereldoorlog was er in de westerse wereld sprake van snelle industrialisatie. Die ging zo snel, dat er een tekort ontstond aan laaggeschoolde arbeidskrachten. Er was vooral een gebrek aan werknemers in de
traditionele industrietakken, zoals bijvoorbeeld de textiel- en metaalindustrie en de scheepsbouw. Daarom werden ‘gastarbeiders’ geworven in Spanje, Portugal, Italië en Griekenland. Later werd er actief geronseld in Turkije en Marokko. In 1972 telde Nederland 128.000 gastarbeiders. De verwachting was dat deze, vooral mannelijke, arbeidskrachten tijdelijk in Nederland zouden verblijven. Ze kregen dan ook een tijdelijk arbeidscontract. Veel Spanjaarden, Portugezen, Italianen en Grieken keerden inderdaad terug naar hun thuisland, omdat de economie daar aantrok. In Turkije en Marokko was geen sprake van economische groei, waardoor veel Turken en Marokkanen zich permanent in Nederland vestigden. Na het uitbreken van de oliecrisis in 1973 was er minder behoefte aan laaggeschoolde arbeiders in Nederland en werd er een einde gemaakt aan het werven van gastarbeiders. Daarmee stopte de immigratie vanuit Marokko en Turkije niet. De arbeidsmigratie werd in de jaren tachtig en negentig opgevolgd door ‘gezinsherenigende migratie’. Turkse en Marokkaanse vrouwen kwamen naar Nederland om zich boorgoed bij hun echtgenoot te voegen. In de jaren negentig ontstond ook ‘gezinsvormende migratie’, jonge Turken en Marokkanen kwamen naar Nederland voor een huwelijk met een landgenoot die al in Nederland woonde. De meest recente groep immigranten in Nederland bestaat uit mensen die om verschillende redenen in ons land hoopten asiel te verkrijgen voor korte of lange termijn. Het gaat om ongeveer een half miljoen mensen van zeer uiteenlopende afkomst.
Huiswerk 1. Lees les 2 grondig door en noteer eventuele vragen. 2. Mindmap: maak de tweede vertakking en pas waar nodig de eerste vertakkingen aan. 3. Iedereen oriënteert zich op een onderwerp voor de documentaire of fotorapportage.
Opdracht Beeldreportage
Formulering van de opdracht en stappenplan: De groep waarmee je in de documentaire periode samenwerkt bestaat uit maximaal 3 en minimaal 2 personen. Leerlingen die in een groep van drie persoenen werken moeten dezelfde tijdsinspanning leveren als leerlingen die in een groep van twee personen werken. Het onderwerp van deze periode is: Beelden van, verbeelding van en beleving van pluriforme samenleving in Amsterdam Invalshoeken: Verschillende cultuurgroepen leven naast elkaar, religie, leeftijd, etniciteit, man/vrouw, welvaartniveau, kennisniveau, interesse, karakter, cultuur, dak/dakloos etc.
1. Zoek een plek in de stad Amsterdam waar je een vorm van pluriformiteit ontmoet aan de hand van bovenstaande invalshoeken. Mocht je andere invalshoeken bedenken noteer ze, bespreek ze met je groep en met de docent. NB: om een sterke documentaire te maken moet je je beperken.
2 Formuleer hoofdvragen van je onderzoek voor de gekozen plek. Doel van je documentaire is antwoorden geven op deze hoofdvragen door met beelden een verhaal te vertellen. Onderstaande vragen kunnen richting geven in je onderzoek. -‐ wat is de functie van deze plek voor Amsterdam (of voor een grotere omgeving)? -‐ Hoe ziet de plek er uit? -‐ Hoe is de sfeer op deze plek? -‐ Wie komen, zijn, wonen, werken of verblijven op deze plek? -‐ Wie ontmoet je hier? -‐ Hoe kom je hier pluriformiteit tegen? -‐
Waarom kies je voor deze plek?
-‐
Wat wil je laten zien, ervaren, beleven, wat is je invalshoek om deze plek te bekijken , beluisteren, in een documentaire weer te geven?
-‐
Geef je gekozen invalshoek een titel, bijvoorbeeld: o ontmoeting tussen jong en oud (leeftijd) o leven en beleven (religie) o economische bedrijvigheid (cultuur) o zorg voor elkaar (kan in ieder thema) o bruggen in de samenleven(welvaartsniveau, kennisniveau, etniciteit etc.)
o tegenstrijdigheid (arm/rijk, dak/dakloos, religieus/a religieus) o beleving van de ontmoeting op een plek o herinnering (geschiedenis tegenover heden) o herkenning (samenkomst van cultuurbelevingen) o ergernis (tegenstrijdigheden tussen cultuurbelevingen) Je kunt ook kiezen voor een meer poëtische titel of meer een belevingstitel als: haast, het trappenhuis, Kokanjeplein 43, het gebroken vergiet……….. 3 werkvormen Mind Map: Door je titel centraal te stellen in een mind map kan je verschillende invalshoeken benoemen. Maak met je groep een mind map van de gekozen invalshoek of titel. Bespreek met elkaar de mind map en pak een aantal ( niet te veel!!!!) onderdelen er uit . Bespreek wat je van deze onderdelen wilt weten; bespreek hoe je dat te weten gaat komen. -‐
eigen waarnemingen
-‐
interview/ gesprekken
-‐
historisch onderzoeken (stadsarchief, bibliotheek, internet, kenniscentrum)
-‐
andere vorm
4
De documentaire moet interesse wekken van jouw leeftijdsgenoten. Houd bij je keuze deze doelgroep voor ogen. Wil je registreren? Wil je de kijkers van jouw documentaire beïnvloeden? Laat je jouw mening doorschemeren of niet? Met andere woorden: maak je een subjectieve of objectieve documentaire? Beide opties zijn goed, maar het is belangrijk dat je hierin een bewuste keuze maakt. Leg je keuze en eventuele vragen voor aan je docent. Ter inspiratie een aantal plekken en onderwerpen waar onderzoek naar de functie in het verleden en het heden en de rol in de pluriforme samenleving van Amsterdam plaats zou kunnen vinden: Een winkel in een straat. een speelpleintje in een wijk. Een plaats in het vondelpark Een buurtcentrum, Bibliotheek Amsterdamse haven gebied, het IJ
• • • • •
• Amsterdam als Venetië van het Noorden, leven en werk aan en in de gracht • Berlage als bouwer van Amsterdam, o.a.de beurs • Metro en noord-zuidlijn in Amsterdam, onder de grond en boven de grond, ervaring van bouwers en omwonende • De Joods buurt, geschiedenis en actuele situatie • Ontstaan van de Bijlmer, leven in de Bijlmer, Oud West en Nieuw West , Ruigoord ontstaan en leven in IJburg, Amsterdam Noord, leven en beleven. Olympisch stadion, Arena wijk, Jaap Ede baan • Een plaats die een bijzondere relatie heeft tot de pluriforme samenleving, een Moskee naast een Kerk, een buurtmarkt, de plek waar Theo van Gogh vermoord werd. • Een school op een plaats in Amsterdam, relatie met de omgeving en effect op de omgeving • Kabouters en Krakers, Maagdenhuis en Spui vroeger en nu • Cultuur in Amsterdam: Pardiso, de balie, Concertgebouw, de Rode Hoed, Bimhuis, Felix Merites, Muziekgebouw aan het IJ, EYE, Muziektheater, Stedelijk Museum, Rijksmuseum, van Goghmuseum, Hermitage, Joods Historische Museum, Foam etc. Wat is daar, wie doet daar wat, wie komt daar, wat is er te beleven en waarom is deze plek er. Uiteraard zijn er nog veel meer plekken in Amsterdam die mogelijkheden bieden voor onderzoek voor deze opdracht. 5 Bedenk hoe je van de beelden die je filmt een geheel wilt maken. Speelt iemand verteller en is die persoon in beeld of gebruik je een voice -over? Maak je gebruik van ondertiteling? Of komt er geen tekst aan te pas en gebruik je uitsluitend beeld? 6 Ga aan de slag met het schrijven van een script of storybord. Dit lever je samen met de uiteindelijke documentaire in. Schrijf per scène op wat je gaat filmen, waar en wanneer je dat doet, wie en wat daarvoor nodig is en hoe de taken verdeeld zijn. Zorg voor een pakkend begin en een mooie afronding. De documentaire moet naast alles wat eerder genoemd is aan de volgende voorwaarden voldoen: a. De documentaire krijgt een titel b. De lengte van de documentaire is 5 tot 12 minuten, dat lijkt kort maar het is een hele kunst om binnen deze tijd een goed verhaal te laten zien. c. Om antwoord op je hoofdvraag of vragen te krijgen moet je mensen interviewen. De interviewvragen bereid zich zorgvuldig voor. Vraag toestemming aan de geïnterviewde om de opname te gebruiken voor de documentaire. Per leerling moet minimaal één interview gehouden worden met een ouder persoon, bijvoorbeeld familie, docenten, kennissen of experts. Leeftijdgenoten mag je uiteraard ook interviewen, maar dat is extra. Je verwerkt alleen de belangrijkste uitspraken van de geïnterviewde in je documentaire. Het bijzondere van een interview is dat je meningen en ervaringen van mensen kunt verzamelen, informatie die je niet uit de boeken of van internet kan halen. Ga op zoek naar de informatie in de hoofden en harten van de geïnterviewde! 7 Film de scènes volgens je script. Tijdens het filmen kom je misschien op nieuwe ideeën en wijk je enigszins van het script af. Geef jezelf die ruimte, het script biedt houvast, maar is geen keurslijf! 8 Tot slot monteer je de beelden die je hebt gefilmd tot een geheel en maak je de documentaire af.
Presenteren
Op 31 januari lever je de opdrachten in en de week daarna is de expositieavond. De exacte datum van de expo-avond volgt nog. Inleveren De documentaire lever je samen met het filmplan, en het scenario voorzien van de namen van de groepsleden lever je in op vrijdag 31 januari. Het logboek lever je met je eigen naam ook in op die dag. Beoordeling De documentaire wordt beoordeeld op de volgende onderdelen: ~ inhoud: hoe is de lesstof van maatschappijleer verwerkt in de documentaire? ~ Volledigheid: hoe is het stappenplan doorlopen en in hoeverre is gebruik gemaakt van kennis en informatie van deskundigen? ~ Creativiteit: In welke mate is gebruik gemaakt van de ruimte die deze opdracht biedt voor eigen creativiteit? ~ Inzet: In welke mate is (binnen en buiten de lestijd) zorg en aandacht besteed aan het maken van de documentaire? ~ samenwerking: In hoeverre zijn taken en verantwoordelijkheden ingezet en uitgevoerd in het proces en in het product.