Industry Group Manufacturing
Made in Holland
Accountants • Belastingadviseurs •Consultants • Financieel Adviseurs•
Inhoud Voorwoord
2
Introductie
3
Verantwoording
4
Macro-economisch
5
Productiecapaciteit
7
Research & Development
8
Overheid
9
Internationaal
11
Organisatie
12
HRM
13
Interpretaties
14
Visie
23
1
Voorwoord Nederland is een slapende reus
Positieve ontwikkelingen
‘Eerst denken, dan doen’ is een nog steeds actuele Nederlandse uitdrukking. De afgelopen jaren hebben we vooral nagedacht over de toekomst van onze industrie en onze economie. Nu is het echter tijd om onze gedachten om te zetten in daden. Nederland heeft in het verre en in het recente verleden bewezen dat een klein land op veel gebieden groot kan zijn. De laatste jaren is de ondernemerszin echter weggeëbt. Veel analisten concluderen dat het ons te goed is gegaan. We lijken te zijn ingeslapen op ons bed van welvaart. Het is tijd dat Nederland ontwaakt en inhoud geeft aan zijn kennis, kunde en jarenlange ervaring op het gebied van industriële ontwikkeling.
Ons onderzoek laat ook positieve tendensen zien. Zo verwachten ondernemers dat we het economisch dieptepunt hebben bereikt en dat zich een voorzichtig herstel aandient. Als de overheid verstandig is benut ze dat optimisme, door het bedrijfsleven te stimuleren om juist nu te investeren in Research & Development. Onder leiding van de overheid komen universiteiten bij elkaar om hun kennis te bundelen en beter toegankelijk te maken voor het bedrijfsleven. Er ontstaan clusters rondom Eindhoven, Wageningen, Utrecht, Enschede en Schiphol. Veelbelovende ontwikkelingen, die nog verder geconcretiseerd moeten worden.
Voor u ligt alweer het derde onderzoeksrapport “Made in Holland”. De gewoonte om ondernemers jaarlijks aan het woord te laten over de staat van de Nederlandse industrie laat een aantal duidelijke ontwikkelingen zien. Over het algemeen zijn die helaas minder positief. Maar er zijn zeker aanknopingspunten te vinden om het tij te keren.
De overheid zal keuzes moeten maken voor de sectoren die het waard zijn om gestimuleerd te worden, zodat ondernemers weten waar ze hun geld op kunnen inzetten. Die sectoren zouden ondersteund moeten worden door hoogwaardig onderwijs, de juiste infrastructuur en een gunstig vestigingsklimaat. Kenniscentra en gerichte subsidies kunnen de ontwikkelingen in die sectoren aanzwengelen.
Neergaande spiraal Het is inmiddels geen nieuws meer dat de Nederlandse industrie bezig is zich naar het buitenland te verplaatsen. Dat blijkt zelfs nog sterker het geval te zijn dan uit eerdere onderzoeken naar voren kwam. De openvallende plaatsen dienen nog te worden opgevuld door nieuwe hoogwaardige industrie. Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat een belangrijk deel van de industriële activiteiten en de research en development in Nederland zal blijven. De tijd is rijp voor gerichte stimuleringsmaatregelen ter versterking van een nieuw hoogwaardig industrieplatform. Wat het nalaten van die stimuleringsmaatregelen kan betekenen voor de samenleving als geheel laat zich raden. Het banenverlies springt nu al in het oog, en de werkloosheid staat inderdaad op het hoogste punt in jaren. Afgezien van de economische consequenties zal de samenleving dan ook rekening moeten houden met sociale onrust. Er is immers een groep Nederlanders die recht op arbeid hebben, maar die dat werk niet zullen kunnen vinden in de dienstverlenende sector. Zij zijn afhankelijk van de productiebedrijven. Industriebeleid zou niet alleen gericht moeten zijn op hoogwaardige industrie, maar ook gekoppeld moeten zijn aan de demografische bevolkingsopbouw.
2
Wakker worden De laatste decennia is onze wereld in rap tempo kleiner geworden. Eén van de resultaten daarvan is dat er slimmer, efficiënter en harder gewerkt moet worden voor het instandhouden van eenzelfde welvaartsniveau. We zijn een land met enorme potentie, maar we zijn ons daar te weinig van bewust. We zijn sterk in agricultuur, elektronica en halffabrikaten en beschikken over een schat aan kennis. Die kennis zouden we moeten exporteren. Als we de kloof tussen kenniscentra en het bedrijfsleven dichten en de arbeidsproductiviteit verhogen, dan kan de kennis van dit land ook buiten de grenzen renderen. De slapende reus die Nederland nu is, moet wakker worden en aan de slag gaan. Als we daar op korte termijn serieus werk van maken, dan zal ‘Made in Holland’ in de toekomst nog steeds Made in Holland zijn.
Kees van Dorp Industry Leader Industry Group Manufacturing Deloitte
Introductie
De Nederlandse industrie wordt in toenemende mate geconfronteerd met (internationale) ontwikkelingen die als uniek in haar korte geschiedenis betiteld kunnen worden.
In de afgelopen twee jaar heeft Deloitte onder de titel ‘Made in Holland (II)’ evenzoveel rapportages uitgebracht met als focus actuele (middel)lange termijn issues binnen de Nederlandse industrie1.
De indrukwekkende opkomst van de Volksrepubliek China als internationale grootproducent, grootverbruiker en grootmacht, die de Nederlandse industrie zowel van schitterende kansen als bedreigingen voorziet. De opkomst van elementair nieuwe technieken als nanotechnologie, die ons bevattingsvermogen uitdagen. De toetreding van tien nieuwe lidstaten aan de Europese Unie. De voortdurende dreiging van een structureel tekort aan Bètaopgeleiden. De minieme groei van de economie in de afgelopen jaren. De in de beleving van velen weinig slagvaardige Nederlandse en Europese overheid aangaande industriële onderwerpen. Om maar een paar interessante factoren te noemen.
Deloitte streeft ernaar structureel een belangrijke bijdrage te leveren in het verder inzichtelijk maken van strategische en tactische ontwikkelingen voor de Nederlandse industrie. Daarbij wil ze de discussie omtrent de Nederlandse concurrentiepositie faciliteren en stimuleren. Uitgangspunten te over derhalve om u ‘Made in Holland’ te presenteren. Volumen III. Louis van Mierlo Marketing Information Services Deloitte
Made in Holland II 2003
Made in Holland 2002
1U
kunt deze onderzoeken kosteloos bestellen door een e-mail te sturen aan Monique Wijgerse (
[email protected]) met vermelding van de titel(s). Er zijn zowel traditionele hardcopies als electronische (pdf) versies beschikbaar. De rapporten zijn behalve in het Nederlands, leverbaar in het Engels. 3
Verantwoording
Het jaarlijkse onderzoek ‘Made in Holland’ kent als primaire doelstelling het vergroten van het inzicht in actuele ontwikkelingen binnen de grotere productiebedrijven van de Nederlandse industrie. Alle actieve productiebedrijven in Nederland met tenminste 50 werkzame personen (2.503) zijn uitgenodigd om via een anonieme enquête op internet hun visie te geven op voornoemd onderwerp. In deze rapportage worden bedrijven uit deze populatie aangegeven met ‘industriële ondernemingen’. Ook dit jaar doneert de Industry Group Manufacturing van Deloitte per ingevulde vragenlijst een bedrag aan een goed doel als waardering van de respondent. Dit keer is gekozen voor de ‘Stichting Innoveren met Zorg’ die per respondent een bedrag D 40,-- krijgt bijgeschreven. In totaal hebben 202 ondernemingen hun medewerking aan dit onderzoek verleend.
Nederlandse productieondernemingen kunnen kosteloos specifieke informatie uit de database van het onderzoek aanvragen bij de Industry Group Manufacturing. De kwantitatieve informatie uit de survey is verrijkt met data van onder meer het CBS en Eurostat. Bovendien zijn de resultaten geïnterpreteerd c.q. becommentarieerd door:
Luuk Blom lid Tweede Kamer PvdA
Vincent Oomes partner Deloitte
Jan Willem Breukink president en CEO van Incotec International BV
Cees Oudshoorn directeur Economische Zaken VNO-NCW
Harry Hendriks directievoorzitter Philips Electronics Nederland BV
Hans van der Spek directeur Nederlandse Vereniging Algemene Toelevering (NEVAT)
Jan ten Hoopen lid Tweede Kamer CDA Jörg Karch directeur Graf Holland BV
4
Het veldwerk van ‘Made in Holland III’ heeft plaatsgevonden tussen 9 februari 2004 en 16 maart 2004. Statistische analyses zijn uitgevoerd met een betrouwbaarheid van 95%. In het rapport representeert ‘?’ de categorie ‘weet niet / geen mening’.
Hans Verhoef senior manager Deloitte
Macro-economisch Conjunctuur
Punt waar Nederlandse economie zich bevindt 60
MIH II MIH III
50
è Groei
5 6
2
% industriële ondernemingen
4 3
7
1
8 9
14 10
13 11
Tijd
12
è
40 30 20 10 0 1
Na de hoogconjunctuur van midden jaren 90 tot het begin van deze eeuw zakte de groei van de Nederlandse economie sterk in. Nu is 65% van de ondernemers uit de Nederlandse industrie2 van mening dat we over het dieptepunt heen zijn. 34% meent dat we langs de curve nog verder zullen afdalen. Er zijn nauwelijks ondernemers die denken dat de daling volgens de curve nog lang zal voortzetten. In vergelijking met de resultaten van ‘Made in Holland II’ (2003) is dit beeld veel positiever: toen dacht slechts 11% dat het dieptepunt was gepasseerd.
De termijn waarop het structurele herstel zal plaatsvinden wordt door 22% begroot op maximaal 6 maanden, 31% houdt het op 6-12 maanden en 34% is van mening dat er 1-2 jaar voor uitgetrokken moet worden. Nog altijd 11% is van mening dat het meer dan 2 jaar zal vergen. Wanneer deze resultaten in detail vergeleken worden met die van ‘Made in Holland II’ ontvouwt zich een duidelijk positief beeld:
2
3
4
5
6
7
8
daar is nu al sprake van binnen 3 maanden binnen 3-6 maanden binnen 6-12 maanden binnen 1-2 jaar binnen 2-3 jaar over meer dan 3 jaar ? Totaal Significante verschillen in geel.
MIH III 7% 2% 13% 31% 34% 9% 2% 0% 100%
10 11 12
13
14
?
Strategie De ondernemers verschillen aanmerkelijk in hun visie op de meest gunstige strategie voor de Nederlandse industrie op macroeconomisch niveau. Focussen op een beperkt aantal sectoren om door concentratie van resources hierin een toppositie in te nemen of diversificeren en daardoor de industriesector minder afhankelijk maken van een beperkt aantal sectoren?
Focussen vs diversificeren 7
56
37
Op welke termijn verwacht u dat er sprake zal zijn van een structureel herstel van (de groei van) de Nederlandse economie? MIH II 0% 0% 5% 24% 40% 25% 4% 0% 100%
9
focussen diversificeren % industriële ondernemingen
?
Een meerderheid prefereert de strategie van het focussen. De ondernemers noemen een breed scala aan sectoren waarop gefocust zou moeten worden. Veelgenoemd zijn: chemie/biochemie, IT, electronica/ high-tech en in mindere mate food. 37% is daarentegen van mening dat er juist gediversificeerd dient te worden.
2 bedrijven
vanaf 50 werkzame personen. 5
Concurrentiepositie internationaal Maar liefst 86% meent dat Nederland zich internationaal qua concurrentiepositie op manufacturinggebied in de middenmoot of daaronder zal kwalificeren (over 5 jaar); 12% voorziet dat Nederland juist een vooraanstaande positie zal innemen. In het eerste ‘Made in Holland’ onderzoek (2002) lagen deze percentages significant positiever met achtereenvolgens 75 en 22.
Een schamele 1% ziet Nederland als koploper.
Verwachte concurrentiepositie Nederland 1 0
koploper!
Over 5 jaar 12
vooraanstaande positie
22 41 41
in de middenmoot
36
onder gemiddelde
28 9
minst competitief
6
MIH III
1
?
MIH
3 0
10
20
30
% industriële ondernemingen
6
40
50
Productiecapaciteit 31% heeft in de afgelopen 2 jaar substantiële3 productiecapaciteit overgebracht naar het buitenland, een significante stijging ten opzichte van MIH II toen deze grootheid op 20% bleef steken! Favoriete landen zijn China, Polen en Tsjechië. Andere landen die zich in hun populariteit kunnen verheugen zijn met name Roemenië, India en (als enige niet lagelonenland) Duitsland. 2 jaar geleden gaf 20% van de industriële ondernemingen aan in de komende 2 jaar voornemens te zijn om substantiële productiecapaciteit over te brengen naar het buitenland; nu terugkijkend blijkt 31% deze actie te hebben uitgevoerd.
Omgekeerd heeft circa 7% van de ondernemingen in de afgelopen 2 jaar substantiële productiecapaciteit van het buitenland naar Nederland verplaatst. De Verenigde Staten van Amerika en Tsjechië worden hier het meest genoemd, hoewel door de geringe aantallen hier slechts een indicatieve waarde aan kan worden toegekend. De opgegeven redenen variëren van logistiek, beschikbaarheid hoogwaardige kennis tot redenen van geografische aard.
Op een termijn van 10 jaar verwachten de industriële ondernemingen dat 2/3 van hun totale productie4 in Nederland zal blijven.
Ongeveer een derde van de ondernemers is voornemens om binnen 2 jaar substantiële productiecapaciteit over te hevelen naar het buitenland. De meestgenoemde landen komen overeen met die van de vorige alinea.
3 4
de term ‘substantiële’ wordt gedefinieerd door het referentiekader van de respondent zelf. in D .
7
Research & Development
Productieondernemingen hebben een logische voorkeur voor een niet te grote geografische afstand tussen hun productiefaciliteiten en de onderdelen die zich bezighouden met proces- en productinnovatie. De hypothese dringt zich dan ook op dat na het verplaatsen van de productiecapaciteit ook deze ontwikkelingsafdelingen worden overgebracht. Het deel van de R&D-taken op het gebied van procesontwikkeling, dat na het verplaatsen van de productiecapaciteit op een termijn van 5 jaar eveneens naar het buitenland zal worden verplaatst bedraagt 22%. Dat beeld wordt echter sterk beïnvloed door 39% van de industriële ondernemingen dat een percentage van ‘0’ aangeeft. Aangaande productontwikkeling is dit percentage gemiddeld 16%, waarbij 43% van de industriële ondernemingen op ‘0’ blijft staan. Op een termijn van 10 jaar verwachten de industriële ondernemingen dat 80% van hun R&D-inspanningen5 in Nederland zal blijven. De stelling “de lage lonen landen in Oost-Europa en Azië zullen na het overnemen van manufacturingcapaciteit van het Westen eveneens taken als research & development veroveren” wordt als volgt onderschreven:
Lagelonenlanden nemen R&D-taken over 13
zeer mee eens
10 55
mee eens
52 14
neutraal
17 16 17
mee oneens zeer mee oneens
1 2
?
1 2 0
MIH III MIH 10
20
30
40
% industriële ondernemingen
5
8
in D .
50
60
Tegenover 68% die de stelling onderschrijft staat slechts 17% die deze verwerpt; 14% is neutraal. De verschillen met de eerdere metingen zijn niet significant. Uitgedrukt in een percentage van de omzet investeren de industriële ondernemingen het onderstaande in research & development. Er is daarbij een onderscheid gemaakt in de actuele situatie vs de begrote cijfers over 2 jaar, de procesinvesteringen vs de productinvesteringen en de interne vs de externe (zijnde out-of-pocket kosten).
Gemiddeld % actuele procesinvesteringen actuele productinvesteringen over 2 jaar procesinvesteringen over 2 jaar productinvesteringen
Intern 5,3 5,5 5,4 4,9
Extern 2,8 2,7 3,1 3,5
Overheid
Onder aanvoering van minister-president Balkenende moet het Innovatieplatform ideeën aandragen om de ontwikkeling van kennis en de toepassing daarvan in het bedrijfsleven te bevorderen. De industriële ondernemingen zijn gevraagd waar het Innovatieplatform zich vooral op zou moeten richten. Daarbij zijn met name de volgende onderdelen genoemd:
De volgende grafiek laat zien welke overheidsstimulansen om de achterstand in innovatie ten opzichte van o.a. de VS te reduceren, het meest populair zijn bij industriële ondernemingen:
Voorkeur stimulansen innovatie t.b.v. bedrijfsleven innovatiecampussen
36
- bevorderen samenwerking universiteiten en hogescholen met bedrijfsleven - aantrekkelijker maken van industrie/Bèta-wetenschappen voor jongeren - buitenlanders met een goede opleiding voor Nederland trachten te behouden - de beschikbaarheid van kennis voor met name kleinere ondernemingen bevorderen - kiezen van kernsectoren.
32
fiscale faciliteiten product/procesontw. beschikbaar stellen
12 10
subsidie aanpassing wetgeving
4
anders
4 2
?
0
10
20
30
40
50
% industriële ondernemingen
De Nederlandse overheid speelt in de beleving van de industriële ondernemingen geen bijzonder positieve rol bij het stimuleren van R&D-activiteiten in de Nederlandse industrie. Gemiddeld komt ze niet verder dan het rapportcijfer 4,6 terwijl 69% haar een onvoldoende uitreikt. Vooral de beperkingen die ondernemers nu ondervinden, zoals de administratieve belasting, moeten het ontgelden (de overheid heeft inmiddels een plan gepresenteerd voor het reduceren van de administratieve handelingen). In ‘Made in Holland II’ kreeg de overheid nagenoeg dezelfde dramatische cijfers.
Rapportcijfer overheid voor stimulering R&D
Frequent wordt naar voren gebracht dat de overheid zich niet te veel moet richten op de grote ondernemingen, maar met name op het MKB.
Een aantal letterlijke antwoorden: - “Daden!” - “Laat iedere ambtenaar minimaal drie innovatieve ideeën uitwerken i.p.v. administratieve procedures.” - “Dat er geen versnippering ontstaat van aandacht en geld, maar dat er duidelijk kansrijke speerpunten gekozen worden.” - “Sorry hoor maar dit initiatief is gedoemd te mislukken! Het wordt zo knullig aangepakt.” - “Wat is de Focus voor een land als Nederland? (en dan weer specifiek voor de regio’s van dit land).”
40
X= 4,6
% industriële ondernemingen
35 30
25 25
18
20
23
20
15 10
7 5
5
1
1
0
0
8
9
10
0
1
2
3
4
5
6
7
9
In het verlengde daarvan werd de ondernemers gevraagd wat ze zouden veranderen als ze in de regering zouden zitten. Daarbij werd met name genoemd: 1) vereenvoudiging regelgeving 2) bewustmaking van het feit dat Nederland niet zonder industriesector kan
3) creativiteit belonen in ontwikkelen en ondernemen; meer steun voor risicovolle projecten 4) oneerlijke concurrentie binnen Europa tegengaan 5) een bindende correlatie tussen ontwikkeling van kennis en het toepassen hiervan binnen hetzelfde land.
Een aantal letterlijke antwoorden: -
-
10
“Het terugdringen van het aantal WAO-ers wordt door de overheid opgelost door het probleem bij het bedrijfsleven neer te leggen. In omringende landen is het ondenkbaar dat bedrijven zo lang zieke werknemers door moeten betalen. Dit vormt een bedreiging voor de concurrentiepositie. Het bedrijfsleven krijgt de kans het probleem op te lossen als ze ook de instrumenten krijgt: dus bijvoorbeeld het ontslagrecht sterkt vereenvoudigen en goedkoper maken.” “Hogere milieu-eisen (innovatie verplichting door de randvoorwaarden te verscherpen)”
-
-
“Innovaties omtrent goedkopere productiemethoden in Nederland stimuleren. Import uit lagelonenlanden laten voorzien van keurmerken die waarborgen dat onder gelijke omstandigheden en kwaliteit is geproduceerd.” “Probeer als overheid een methode te ontwikkelen om de eerste jaren van startende ondernemers de financiële risico`s over te nemen zodat nieuwe (innovatieve) bedrijven zich kunnen ontwikkelen zonder grote individuele risico`s, en na enige jaren zouden de startende ondernemers de bedrijfsvoering in eigen risico-sfeer weer moeten overnemen.”
Internationaal
Een cruciaal uitgangspunt in de hedendaagse internationale handel is de vrije markt concurrentie. Toch kan men vraagtekens bij dit concept plaatsen. Het vrije markt principe werkt immers alleen indien voor alle partijen dezelfde - dan wel tenminste vergelijkbare - regels gelden. Als er in bijvoorbeeld Aziatische landen veel minder stringente wetgeving op milieugebied of (kinder)arbeid van toepassing is, staat dat een eerlijke concurrentie in de weg. Een onderwerp met gigantische belangen waar echter relatief weinig aandacht naar uit schijnt te gaan.
De industriële ondernemingen uit dit onderzoek reageren divers bij confrontatie met dit vraagstuk. Een beperkt deel is van mening dat een dergelijk wereldeconomisch fenomeen niet op te lossen is en dat de westerse industrie zich hierop zal moeten aanpassen. Een andere groep ziet veel in het dramatisch versoepelen van de regelgeving in het westen. Maar de meeste aanhangers kent de oplossing van het corrigeren van deze ongelijkheid door het instellen van importheffingen en importrestricties. Verder worden het maken van internationale afspraken veelvuldig genoemd.
11
Organisatie
De industriële ondernemingen geven aan dat hun productiviteit in de meeste gevallen (62%) is toegenomen in de afgelopen 2 jaar. Voor een derde is deze met meer dan 5% gestegen. Daartegenover stelt 20% dat de productiviteit is gedaald en voor 15% is deze ongeveer gelijk gebleven.
Ontwikkeling productiviteit afgelopen 2 jaar 50 45
MIH II
40
MIH III
% industriële ondernemingen
Een aanzienlijk aantal industriële ondernemingen heeft reguliere samenwerkingsverbanden met onder meer onderzoeksinstituten en universiteiten zoals de corresponderende grafiek laat zien.
32 33
33
35
29
30 25 20
Reguliere samenwerkingpartner m.b.t. proces-/productinnovatie
15
15
1010 10
10
De arbeidsproductiviteit van Nederland is aanmerkelijk hoger dan het gemiddelde in Europa. Gemeten in BBP (Bruto Binnenlands Product) per gewerkt uur is de Nederlander gemiddeld 14% productiever dan de gemiddelde Europeaan6. Lijstaanvoerders zijn Frankrijk, België en Luxemburg. Nederland kwalificeert zich als 4e en laat daarmee landen als bijvoorbeeld Duitsland en Italië ver achter zich. Alarmerend is de geringe stijging van de Nederlandse arbeidsproductiviteit: in de periode 1995-2002 bedroeg deze gemiddeld slechts 0,5% per jaar, op Spanje na de absoluut minst begeerlijke positie binnen de EU.
12 7
6
3
5
geen
29
0 - > 5%
- 0 t/m 5%
0
+ 0 t/m 5%
+ > 5%
?
37
onderzoeksinstituut
27
universiteit
Verbetering van de productiviteit is volgens de industriële ondernemingen met name mogelijk door:
23
consultants
16
hogeschool
-
6
automatisering/robotisering/mechanisatie effectievere productiemethoden flexibilisering van arbeid het terugbrengen van de ondernemingscultuur in het bedrijf beter opleiden van medewerkers supply chain management.
bron: CBS, analyse over 2002.
12
34
overige
4
?
0
10
20
30
% industriële ondernemingen
40
50
HRM
Driekwart van de industriële ondernemingen kan ‘voldoende’ tot ‘zeer goed‘ adequaat gekwalificeerde medewerkers contracteren. 23% heeft hier echter problemen mee.
Ten opzichte van 2002 is er sprake van een verschuiving van de problematiek naar hoger opgeleiden. Het percentage universitair/HBO-niveau (42) is significant hoger dan dat van 2002 (18).
Ten opzichte van MIH (2002) geeft dit een geheel ander beeld: in dat jaar scoorde slechts 66% ‘voldoende’ tot ‘zeer goed’, een significant verschil met ‘Made in Holland III’.
Het aantal afgestudeerden in Bèta-studies is in Nederland in vergelijking met onder meer andere Europese landen relatief laag. Koploper is Ierland met 22 Bèta-afgestudeerden per 1.000 inwoners tussen 2029 jaar. En waar landen als Frankrijk circa 20/1.000 inw. [20-29] scoren, komt Nederland niet verder dan 6,5. Het Verenigd Koninkrijk en Finland reiken beide tot 17/1.000 inw. [20-29], Litouwen komt op 15/1.000 inw. [20-29], terwijl Zweden 13 en Denemarken 12/1.000 inw. [20-29] noteren. Nederland komt dus niet verder dan de achterhoede, in gezelschap van Italië, Tsjechië, Cyprus, Hongarije en Malta.
De industriële ondernemingen die melden moeite te hebben met het contracteren van geschikte medewerkers geven aan dat het probleem vooral speelt bij het universitair/HBO-niveau (42%) en MBOniveau (38%). Qua VMBO-ers of ongeschoolden is het vraagstuk van een geheel andere orde met achtereenvolgens 15 en 4 procent.
13
Interpretaties Harry Hendriks directievoorzitter Philips Electronics Nederland BV
‘We zijn nu wel klaar met het verkopen van hypotheken aan elkaar.’ Nederland heeft in de tweede helft van de jaren negentig de productiviteit weten te verhogen door arbeid toe te voegen. Dat was een initiatief dat zichzelf opblies, want daarvoor is dit land te duur. Vervolgens hebben we een enorme belastingverlaging gehad. We hebben van alles en nog wat gedaan om de vraag te stimuleren: toegegeven dat heeft eventjes goed gewerkt. Maar er komt een tijd dat je de rekening krijgt gepresenteerd. Helaas is die tijd momenteel aangebroken. Alleen lijken er maar weinig mensen op de hoogte te zijn van, of te willen nadenken over de huidige situatie en problemen. Daarom heb ik al eerder in de openbaarheid gezegd: we zijn niet over het paard getild, maar over de manege gesmeten.
“We zijn niet over het paard getild, maar over de manege gesmeten.” Recessie nog lang niet voorbij Ik ben van nature een optimistisch mens, maar ik zie de Nederlandse concurrentiekracht, de failliete ondernemingen, de opkomende markten die het beter kunnen dan Nederland. En ik voorzie dat het van kwaad tot erger gaat als wij in dit land niet snel maatregelen gaan treffen; dat geldt voor zowel overheid als bedrijfsleven. Helaas denkt men hier: ‘Nou goed, we hebben net een beurskrachje achter de rug, de groei komt wel weer terug. Waar maak je je druk over?’ Terwijl ik denk dat de echte economische dip nog gaat komen. Ja, ik ben wat somberder dan de resultaten van ‘Made in Holland III’. We zijn in Nederland klaar met het verkopen van hypotheken aan elkaar. Dus wat gaan we nu doen? Duitsland trekt ons niet uit het moeras, dat is een ding dat zeker is. En als ik zie wat de jeugd vandaag de dag aan de universiteit studeert: communicatiewetenschappen, rechten, economie, business administration, wat gaan die mensen allemaal doen straks? Studies waar de industrie niet direct bij gebaat is.
Investeren in kennis Maar ik heb het niet alleen over universiteiten, ik heb het ook over het HBO. En niet alleen over de multinationals, ook over het MKB. Voor Philips is een gezond MKB een levensvoorwaarde om goed te gedijen, anders zitten we op een eiland. Als je nu naar het Nederlandse bestel kijkt, zie je dat dat jarenlang heeft stilgestaan. Het zijn allemaal eilandjes, verkokerd, opgesloten in eigen regiootjes. De drang naar ondernemerszin zie je hier ook al niet. Nederlanders nemen alleen een risico als ze ervoor verzekerd zijn. Er wordt niet meer over de grenzen heen gekeken. Onder de universiteit van Leuven zit een interuniversitair 14
micro-elektronicacentrum. Tien jaar geleden begonnen: inmiddels hebben de start ups die daaruit ontstonden een gezamenlijke omzet van 4,5 miljard euro. Omdat Vlaanderen op een gegeven moment heeft gezegd: we willen hier niet alleen buitenlandse assemblagebedrijven waarvan het intellect ergens anders zit. De overheid daar heeft geïnvesteerd in kennis. Bezie ons land op het vlak van toegepaste wetenschap en trek Philips daar vanaf: de uitkomst is verontrustend. Ik denk dat de Nederlandse economie zich meer moet richten op kennis. Van kennis naar kunde naar kassa, daar gaat het om.
Rol van de overheid Met vier grote Nederlandse bedrijven zijn wij ‘Jet-Net’ gestart: een initiatief om de jeugd te interesseren voor techniek. Interesse van alle kanten. Maar zodra het project van start is gegaan, schrapt minister Van der Hoeven weer doodleuk dergelijke vakken in het middelbaar onderwijs. Tsja, zo span je het paard achter de wagen. Philips spendeert zelf ongeveer een derde van het Research&Development-budget in Nederland. Wij roepen al heel lang: “De overheid is ook een launching customer.” Je eigen systematiek en de wijze waarop je werkt zijn ook impulsen voor je omgeving. Wat de overheid echter doet, is initiatieven trachten te ontwikkelen gericht op het toevoegen van arbeid. We weten nu hoe dat kan aflopen. Kijk naar het onderwijs, kijk naar de efficiency op universiteiten: we hebben echter een onderwijssysteem dat de middelmaat stimuleert en de beteren niet uitdaagt. We richten ons op een zes gemiddeld in plaats van een acht. We stimuleren gemakkelijke studies in plaats van bèta studies. Draai dat nou eens om en focus daarbij op technologie, biotechnologie, ict, katalyse. Stimuleer het MKB. Stop met die versnippering van overheidssubsidies en manifesteer je als een BV Nederland. Houd de hoogwaardige industrie in eigen land. Jammer genoeg moeten we vaststellen dat de Nederlander niet meer geïnteresseerd is in techniek. En als je de mensen niet hebt, dan trek je ook geen nieuwe industrieën meer aan: je hebt de kennis daarvoor immers niet in huis. Wanneer je geen industrie hebt, word je een afgeleide economie. Ik zie aan de kenniskant echter niet veel verbetering. We gaan blijkbaar voor een gemiddelde in plaats van de top. Nederland zal dan meespelen in de marge. Het is een keuze die de BV Nederland wil. Al onze verworvenheden, waar we zo trots op zijn, zullen dan al helemaal niet meer kunnen. Het wordt al moeilijk, maar als we geen fundamentele keuzes maken, wordt het alsmaar slechter. Misschien gaat het nog niet slecht genoeg.
Luuk Blom lid Tweede Kamer PvdA
‘Laat ondernemers plannen maken, niet de ambtenaren.’ “Uit de resultaten van ‘Made in Holland III’ blijkt duidelijk dat van overheidswege bijzonder weinig wordt gedaan om tot economische stimulering te komen. Ik ben ervan overtuigd dat we aan het begin staan van het herstel van de conjunctuur, maar dat ligt niet aan de Nederlandse overheid. De huidige regering doet er alles aan om het herstel af te remmen.”
“De huidige regering doet er alles aan om het herstel af te remmen.”
doen. Je zou die kennis moeten ontsluiten voor met name het middenen kleinbedrijf. Grote bedrijven hebben middelen genoeg om hun eigen R&D op poten te zetten, het MKB over het algemeen niet. Wat is logischer dan de TU’s daar een rol te geven? In Amerika doen ze niet anders. Het is een kwestie van zorgen dat de financiële stromen die richting kennisinstituten gaan, afhankelijk zijn van de waarde van onze totale economie. En dan ga ik echt niet voorbij aan de fundamentele onderzoekswetenschap, maar je kunt best eens 20 procent van de capaciteit van een TU besteden aan de toegepaste wetenschap.”
Schaf subsidies af Laat begrotingstekort een jaartje oplopen “Het is toch een vreemd verhaal: als het in de hele wereld beter gaat, nemen wij hier maatregelen die economisch remmend werken. Wat voor verborgen agenda zit daarachter? Ik denk dat het ideologische verhaal achter de boekhoudersmentaliteit van de huidige regering best eens het op de helling zetten van de verzorgingsstaat zou kunnen zijn. Ik vind juist dat we veel meer moeten inzetten op stimulering van werkgelegenheid. Laat het begrotingstekort maar een jaartje oplopen; in een tijd dat de economie weer aantrekt moet je investeren. De kosten gaan altijd voor de baten uit, maar dat schijnt onze regering niet te snappen. Dus ik begrijp het lage rapportcijfer uit het onderzoek wel.”
“Ik ben ook voor de manufacturing-industrie wel optimistisch. Je moet alleen de juiste maatregelen nemen. Ik vind dat subsidies volledig moeten worden afgeschaft en vervangen door fiscale faciliteiten. Daar is 35 procent van de ondernemers het ook mee eens. Je moet ondernemers laten innoveren en plannen laten maken; dat moet je vooral niet laten doen door ambtenaren. Leg de regierol maar neer bij de zeven grootste bedrijven in Nederland, die rol moet niet worden ingevuld door de overheid. Waar Economische Zaken op dit moment mee bezig is, is een heilloze weg. En dat innovatieplatform mag wat ons betreft ook wel opgeheven worden: dat zet geen zoden aan de dijk. We moeten een heel andere richting op. Je moet de ondernemersgeest op dat vlak stimuleren en als overheid moet je dat faciliteren, meer niet.
Zet in op de winners “Er zullen natuurlijk een heleboel zaken die te maken hebben met maakindustrie verdwijnen naar lagelonenlanden. En dat kan ik me ook best voorstellen. Maar dan heb je het in mijn optiek over de wat ‘simpelere’ soorten industrie op dit moment, omdat wij in R&D nog veel verder zijn dan in China. Wij moeten het toch hebben van technische innovaties, van zaken waar we beter in zijn dan andere landen en die hebben we genoeg. Kijk naar chemie, kijk naar elektronica, kijk naar de scheepsbouw: die zijn leading. Dat moet je versterken, daarom moet de overheid ook inzetten op de winners. Maar de overheid wil nu graag inzetten op nieuwe technieken en nieuwe markten, terwijl ik daar veel minder vertrouwen in heb. Zet eens in op kansen die al hebben bewezen kansen te zijn.”
Ook in een groter Europa moet je denken in kansen, niet in bedreigingen. In een land als Polen met 40 miljoen inwoners kunnen we best een paar centen verdienen. Dat ziet het Nederlandse bedrijfsleven heus wel.”
Ontsluit kennis voor MKB “Je moet wel zorgen dat de R&D in Nederland blijft. Dat betekent dat je ook moet inzetten op kennisinstituten, op onze Technische Universiteiten die hoog aangeschreven staan over de hele wereld. Die zou je veel meer aan toegepaste wetenschap moeten laten 15
Vincent Oomes partner Deloitte
‘Nederland moet nu echt keuzes maken.’ “Nederland was tot in de jaren negentig een lagelonenland, maar die tijd ligt voorgoed achter ons. We kunnen niet langer op kosten concurreren. Daar verandert het bevriezen van de lonen voor één of twee jaar niets aan. We zullen moeten gaan investeren in kwaliteit. En dus in innovatie. Hoogwaardige producten zijn de levenslijn voor de Nederlandse industrie. Ik denk dat we daarbij op bepaalde clusters moeten mikken.”
Vestigingsklimaat “Van oudsher is Nederland meer een handelsland. De rol van R&D is traditioneel niet zo sterk. We moeten dus extra aandacht besteden aan het vestigingsklimaat voor R&D. En nogmaals: daarbij zullen we moeten kiezen. Een beetje zoals Singapore dat in de jaren zestig deed. Politiek is het uiteraard vervelend om te zeggen dat je bijvoorbeeld scheepswerven niet meer ondersteunt. Maar het zal toch moeten gebeuren.”
Mondialisering “Kenniswerk wordt internationaler. Dat komt doordat de vrijhandel is toegenomen. China was een gesloten wereld, en ook met India hadden we weinig te maken. Dat is veranderd door politieke ontwikkelingen en door technische vooruitgang. Je kunt nu gemakkelijk communiceren via breedbandverbindingen. Dat betekent dat je over veel grotere afstanden kunt samenwerken. En dus kunnen India, China en de Filippijnen ook een stuk van de R&D-koek meepikken. We moeten daarom echt op onze tellen passen. Wat je nu ziet is, naar mijn mening, pas het begin. Dat de simpele productie vertrekt, lijkt op het eerste gezicht geen ramp. Maar je ziet de laatste jaren ook dat kennisintensieve arbeid wordt ge-outsourced. Ook de R&D kan deels naar Azië vertrekken.”
Kiezen “Nederland zal keuzes moeten maken. We moeten in beeld brengen waar we sterk in zijn en waar we nog marktgroei kunnen verwachten. Daar moeten we ons dan op richten. Rond die paar clusters moeten we bedrijven aantrekken. We zijn bijvoorbeeld redelijk succesvol met het aantrekken van Europese hoofdkantoren van multinationals. Dat zijn witteboordfuncties. Die zitten nu veelal rond Schiphol. Maar probeer die clusters ook te groeperen rond Eindhoven en Wageningen. Van massaproductie moeten we het niet hebben. Waar we sterk in zijn is hoogwaardige, kleinschalige productie, het ontwikkelen van marketing en sales en natuurlijk de distributie.”
16
Supply chain “We bewegen ons vrij makkelijk in internationale kringen. We spreken Engels, we hebben een handelsverleden. Daar moeten we gebruik van maken in een wereld waar de supply chain uiteen wordt gerafeld. Straks heb je een stuk R&D in India, het productieproces in Tsjechië en de marketing en sales in Nederland. Voor zulke organisaties heb je enorme hoofdkantoren nodig die openstaan voor internationale culturen. En dat kunnen we.”
Specialiseren “De uittocht naar Azië en Oost-Europa gaat door, ook wat R&D betreft. Loonmatiging alleen helpt daar niet meer tegen. We moeten ons dus richten op de punten waar we al een sterke uitgangspositie hebben – want inhalen is wel erg moeilijk – en gebruikmaken van het feit dat de supply chain versnipperd wordt. We moeten ons tijdig specialiseren op de onderdelen van die supply chain die we binnen kunnen halen. We zijn de gateway to Europe. Die sterkte moeten we maximaal uitbuiten, met name door clusters rond Eindhoven en Wageningen.”
“We zijn de gateway to Europe.”
Cees Oudshoorn directeur Economische Zaken VNO-NCW
‘Als je wilt groeien, dan zul je moeten bewegen.’ “Vanuit het bedrijfsleven hoor ik dat veel ondernemingen productiecapaciteit naar het buitenland verplaatsen. De enquête wijst uit dat zo’n dertig procent dat van plan is. Dat is zelfs nog alarmerender dan we verwachtten. Het is natuurlijk geen nieuw verschijnsel. Bedrijven verplaatsen zich soms om dichter bij hun markt te zitten, soms omdat de productiekosten ergens anders lager zijn. Maar in dit geval gaat het om kennisintensieve factoren. Ook voor R&D zijn ondernemingen nu elders op de wereld goedkoper uit. Dat is wel reden om zeer alert te zijn.”
Innovatie “Het onderstreept nog eens het belang van het Innovatieplatform. Dat moet immers antwoord geven op de vraag hoe we in Nederland een concurrerend klimaat kunnen creëren op kennisgebied. Momenteel bestaat er een grote kloof tussen de kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Terwijl het bedrijfsleven toch ook vaak kennis ontwikkelt. Een betere samenwerking is essentieel om kennis toegankelijk te maken voor het bedrijfsleven. Momenteel kun je nog niet zeggen dat er fantastische plannen liggen om de kloof te overbruggen. Ik hoop dat de werkgroepen van het Innovatieplatform snel met voorstellen komen, zodat er perspectief ontstaat voor de bedrijven die nu overwegen om het land te verlaten.”
Actieve samenwerking “Positief vind ik wel dat onze industrie voor 70% aangeeft regelmatig met anderen samen te werken aan innovatie. Het bedrijfsleven zoekt dus actief contact met hogescholen, universiteiten en onderzoeksinstituten. Juist door die samenwerking kom je tot nieuwe innovaties en haal je nieuwe kennis binnen. Ook het MKB moet van die samenwerking kunnen profiteren. Voor onderzoeksinstituten is een klein MKB-bedrijf meestal niet interessant genoeg. De overheid zou moeten stimuleren dat je vragen vanuit het MKB kunt bundelen. Dat zou je fiscaal kunnen stimuleren via de WBSO. Zo wordt collectieve research mogelijk, en dat is goed voor het kennisklimaat.”
het geld moet naar belangrijke, grote zaken gaan. Wat mij betreft naar technologische topinstituten, die ook internationaal aanzien hebben.”
Randvoorwaarden “Daarmee zijn we er nog niet. Ondernemingen moeten zich snel kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. Daarom moet de arbeidsmarkt flexibeler worden gemaakt. Gelukkig wordt daar al het nodige aan gedaan. We zijn bezig met de WAO, met het prepensioen en de WW. En het kabinet komt nog met beleid voor de ontslagbescherming. De ontslagkosten die ondernemingen hier moeten betalen zijn veel hoger dan in het buitenland. Dat betekent dat ze een enorme rekening krijgen als ze zich willen aanpassen. Verder hoop ik dat de regeldruk vermindert. Ook dat zal het ondernemersklimaat verbeteren. Waar het kabinet nog te weinig oog voor heeft is de fiscale facilitering. Het fiscale vestigingsklimaat – ook voor bijvoorbeeld educatieve ondernemingen – moet nog aantrekkelijker worden. En loonmatiging blijft belangrijk om onze producten tegen concurrerende prijzen te kunnen exporteren. We hebben sinds 1997 te maken met een snelle loonstijging, en daarmee prijzen we ons uit de markt. Loonmatiging is cruciaal om de industrie gewoon omzet te laten draaien. Gelukkig is er een grote consensus over de richting van het beleid. Het gaat er nu om dat dat ook met vaart wordt ingezet. Als je wilt groeien, dan zul je moeten bewegen.”
“Positief vind ik wel dat onze industrie voor 70% aangeeft regelmatig met anderen samen te werken aan innovatie.”
Keuzes maken “Je kunt je afvragen wat de rol van de overheid moet zijn bij het besteden van de onderzoeksgelden. Dat is tenslotte belastinggeld. Ik vind dat de overheid dat geld gericht moet inzetten, en niet versnipperd over het hele land. De vraag is vervolgens hoe je die keuzes maakt. Ik denk dat het bedrijfsleven daar een leidende rol bij moet spelen. De overheid moet die keuzes dus niet zelf maken, maar alleen zorgen dat er knopen worden doorgehakt. Het grootste deel van 17
Jan Willem Breukink president en CEO van Incotec International BV
‘Nederlandse regelgeving slaat door en werkt remmend.’ Incotec is een bedrijf dat zich bezighoudt met het voorbehandelen van zaaizaden in de land- en tuinbouw, om onder meer de verzaaibaarheid van de zaden en de opkomst ‘in het veld’ te verbeteren en te zorgen voor bescherming van de gewassen. In het agrarisch/groene high-tech bedrijf werken circa 200 mensen; naast het Nederlandse hoofdkantoor zijn er Incotec-vestigingen te vinden in de Verenigde Staten, Brazilië, India en Japan.
Herstel zal langzaam op gang komen “De resultaten van het ‘Made in Holland’-onderzoek zijn voor mij zeer herkenbaar. De meeste respondenten zijn gematigd positief over de conjunctuur: ik denk zelf ook dat we het dieptepunt nu bereikt hebben. Al blijven we wel kwetsbaar door het onstabiele politieke klimaat in de wereld. Veel ondernemers verwachten een structureel herstel over zes maanden tot twee jaar. Ik ben het er mee eens dat dat herstel langzaam op gang zal komen en dat wij geduld zullen moeten hebben.”
Investeren in kennis versterkt je positie “Veel productie zal richting het Oosten vertrekken, waar de lonen goedkoper zijn. In manufacturing kan Nederland zich nog onderscheiden door hoogwaardige industrie, waar je een toegevoegde waarde kunt leveren terwijl een ander dat niet kan. Kenniseconomie speelt daar een grote rol in. Maar dat zal de overheid dan moeten gaan stimuleren. Nu is kennis toch nog een ondergeschoven kindje; er wordt op dit terrein flink bezuinigd. Ik mis het lange termijndenken bij de overheid. Er zou geïnvesteerd moeten worden in opleidingen en studies, bedrijven moeten worden gestimuleerd om te investeren in kennis. Wij zoeken samenwerkingsverbanden met kenniscentra over de hele wereld. Hier in Nederland draaien we bijvoorbeeld projecten met het agrarisch kenniscentrum van Wageningen. Ik geloof in het zorgen voor netwerken waarbinnen je je kennis kunt bundelen: dan ben je sterker concurrerend in de wereldeconomie.”
Overheid braafste jongetje van de klas “In Nederland wordt het al moeilijker om goed opgeleide, jonge mensen te vinden in de agrarische sector. De land- en tuinbouw wordt hier negatief belicht. Dat komt ook omdat de Nederlandse overheid ervoor kiest om het braafste jongetje van de klas te zijn binnen Europa. De regelgeving slaat door. Dat werkt beklemmend; het werkt zelfs remmend in een kennissector als de onze. Wij kijken 18
dan ook al meer naar onze buitenlandse vestigingen als het gaat om onderzoek. In landen als India en China gaan de ontwikkelingen in de landbouw heel snel. Je ziet R&D-afdelingen de industrie volgen naar het buitenland. Als je productontwikkeling daar dichter bij de markt plaatsvindt en ook goedkoper is, is dat logisch.”
Politiek mist ondernemerszin “Helaas blijft het in de Nederlandse politiek vaak bij praten. Ik mis in Den Haag ondernemerschap, durf. Wij hebben een technologie ontwikkeld waarmee je fors op gebruik van bestrijdingsmiddelen per hectare kunt besparen. De overheid weet dit, maar durft er niks mee te doen. Het onderwerp ligt gevoelig, dus ‘we praten er niet over’. In het buitenland wordt deze techniek al veel gebruikt, telers zijn laaiend enthousiast; hier laten ze het liggen vanwege allerlei rare regels die elders niet bestaan en die vér van de praktijk liggen. Zo gooien ze zo’n technologie als het kind met het badwater weg.”
“De teneur is dat men meer denkt aan het winnen van het zieltjes dan aan de toekomst van het land.”
Hans van der Spek directeur Nederlandse Vereniging Algemene Toelevering (NEVAT)
‘Geen woorden maar daden.’ “Er verdwijnt nog steeds productie naar lagelonenlanden. Ruim een derde van de Nederlandse productiebedrijven is van plan om binnen twee jaar een substantieel deel van de productie te verplaatsen. Dat is meer dan de afgelopen jaren. Het verbaast me niet, als je bedenkt dat de productiviteit in Nederland nauwelijks stijgt, en in veel gevallen zelfs daalt. Ik vind dat een zorgelijke ontwikkeling. Vergeet niet dat de arbeidskosten, de lokale lasten en de grondstofprijzen stijgen, terwijl er druk staat op de verkoopprijzen. Productiviteitsstijging is de enige manier om onze concurrentiepositie te behouden. En dat gebeurt dus onvoldoende. De kosten zijn te hoog. De arbeidskosten per product stijgen hier meer dan in vrijwel elk ander Europees land. Dat komt deels doordat onze arbeidsmarkt niet flexibel is. Het laten afvloeien van overtollige medewerkers is schrikbarend duur. Nederland moet echt op zijn zaken passen.”
Procesinnovatie “Wat ik wel positief vind is dat bedrijven meer investeren in procesinnovatie. De uitgaven voor het verbeteren van productieprocessen zouden zelfs wel eens hoger kunnen uitvallen dan die voor het ontwikkelen van nieuwe producten. Jammer is dan wel weer dat die procesinnovatie slecht wordt ondersteund door de overheid. De WBSO, het belangrijkste instrument voor de bevordering van R&D bij bedrijven, is ontoegankelijk voor bedrijven die hun productieprocessen of hun productieorganisatie willen verbeteren. Terwijl juist die innovatie leidt tot een hogere productiviteit. En daar moet Nederland het de komende jaren van hebben.”
ooit. Het kabinet scoort een dikke onvoldoende, alle publiciteit rond het Innovatieplatform ten spijt. Dat platform is nu al driekwart jaar in diep gepeins verzonken. Ondernemers worden daar sceptisch van.”
Pragmatisch beleid “Het is gewoon tijd voor pragmatisch beleid. Geen woorden maar daden. Ondernemingen moeten werken aan hun productiviteit. De overheid moet helpen door het scheppen van een excellent ondernemingsklimaat. En daarmee bedoel ik dat producten, processen, markten en organisaties geïnnoveerd kunnen worden. Dat de arbeidsmarkt flexibeler wordt en dat vakmanschap behouden blijft. En niet te vergeten dat de administratieve lasten worden verminderd, zoals beloofd. Laten ze het aantal ambtenaren met een kwart verminderen. Van de rest kan de helft regels bedenken, en de andere helft zou ze alleen moeten uitvoeren. Daar zou de overheid een stuk slagvaardiger van worden.”
“Het kabinet scoort een dikke onvoldoende, alle publiciteit rond het Innovatieplatform ten spijt. Dat platform is nu al driekwart jaar in diep gepeins verzonken.”
Scepsis “Over de conjunctuur kunnen we voorzichtig optimistisch zijn. De structurele groei zal nog even op zich laten wachten, maar het lijkt erop dat we door het dal heen zijn. Maar als het gaat om het innovatiebeleid van de overheid zijn ondernemingen pessimistischer dan
19
Jörg Karch directeur Graf Holland BV
‘De Nederlandse industrie staat op een tweesprong.’ De Graf-groep is internationaal actief in de textielbranche. Ze produceert, monteert en verkoopt kaardenbeslag en servicemachines voor kaardinstallaties. Graf Holland produceert halffabrikaten en kant-enklaar kaardenbeslag voor klanten en zusterondernemingen.
Aansluiting niet verliezen “Het blijkt dat ondernemingen in Nederland relatief hoge bedragen uitgeven aan onderzoek en ontwikkeling. Ik vond dat wel enigszins verrassend, omdat ik de indruk heb dat er hier over het algemeen juist minder wordt geïnvesteerd in technologische ontwikkeling. Maar positief is het natuurlijk wel. Minder gunstig is de situatie als je kijkt naar de kosten voor ondernemingen. Vergeleken met de buurlanden heeft Nederland een grote sociale zekerheid. Dat is mooi, maar het leidt ook tot hoge directe en indirecte loonkosten. Ook de arbeidszekerheid is in Nederland hoog. Het nadeel daarvan is dat ondernemingen minder flexibel kunnen reageren op conjuncturele schommelingen. En Nederland kent een milieuwetgeving die strenge eisen stelt aan bedrijven. Niet alleen in vergelijking met Oost-Europa, maar zelfs met veel West-Europese landen. Dat leidt tot een duidelijk concurrentienadeel. Ik ben dan ook van mening dat de Nederlandse industrie op de middellange termijn op een tweesprong staat. Wanneer men de aansluiting niet wil verliezen en wil voorkomen dat hele bedrijfstakken wegtrekken naar Oost-Europa en Azië, dan zal
de ingeslagen weg moeten worden gecorrigeerd op het terrein van de sociale zekerheid, de arbeidszekerheid en het milieu.”
Specialismen “Zelf zullen we op de korte termijn overigens niet vertrekken. Graf Holland produceert en levert technisch hoogwaardige producten. Onze medewerkers moeten beschikken over een grote knowhow én over de nodige ervaring. Omdat onze productieprocessen zo specialistisch zijn is vertrekken naar een andere locatie voor ons momenteel geen optie. Wat R&D betreft: we bezetten in onze branche een technologische toppositie. Om die te behouden is het noodzakelijk dat we een niet onaanzienlijk percentage van onze omzet in R&D-projecten steken. Daarmee ontwikkelen we zowel nieuwe materialen als productiemethoden.”
Kiezen voor technologie “De Nederlandse industrie – en dat gaat ook op voor West-Europa als geheel – zou zich moeten richten op technologisch hoogwaardige en productietechnisch veeleisende producten. Daar zijn in elk geval twee dingen voor nodig. Ten eerste moeten er grotere inspanningen worden geleverd om een beslissende voorsprong te nemen op lagelonenlanden, als het gaat om R&D. En ten tweede moet Nederland ervoor zorgen dat er genoeg goed opgeleid personeel is om onderzoek en ontwikkeling voort te zetten. Dan hebben we zelfs kansen in bijvoorbeeld China, in plaats van andersom. De concurrentie uit China moet in principe niet worden onderschat, maar juist in de kwalitatief en technisch veeleisende segmenten speelt het land nog geen beslissende rol. En daar liggen dus kansen voor buitenlandse aanbieders.”
“Wanneer men de aansluiting niet wil verliezen en wil voorkomen dat hele bedrijfstakken wegtrekken naar Oost-Europa en Azië, dan zal de ingeslagen weg moeten worden gecorrigeerd op het terrein van de sociale zekerheid, de arbeidszekerheid en het milieu.”
20
Jan ten Hoopen lid Tweede Kamer CDA
‘Maakindustrie ook in Nederland van essentieel belang.’ “Het economische dieptepunt hebben we inmiddels wel verlaten. En als we het over de toekomst hebben, dan vind ik dat ondernemers de urgentie van het in eigen huis houden van industrie goed inschatten. Ook in Den Haag zijn we ons ervan bewust dat industrie voor Nederland van essentieel belang is. Maar in de samenleving lijkt dat gevoel onvoldoende te leven. Terwijl de maakindustrie juist fungeert als drager van bijvoorbeeld dienstverlening en ICT.”
en de kennisindustrie, noem maar op. Als je ziet welk belang we hechten aan de overdracht van kennis, moeten we ook daar initiatieven in ontplooien. Tot dusver wordt de transfer van kennis naar product en dienst in het Midden- en kleinbedrijf onvoldoende gerealiseerd, terwijl we in Nederland kwalitatief goed wetenschappelijk onderzoek hebben.”
Nieuwe ontwikkelingen stimuleren Koppel kennis aan producten en diensten Je kunt wel een land vol accountants en juristen hebben, maar die diensten moeten ook aan een product gekoppeld zijn. Innovativiteit, kennis en kunde moeten gekoppeld worden aan producten en diensten, wil je ze kunnen vermarkten. Als productie-eenheden vertrekken, hetzij naar Oost-Europa, hetzij naar China, is dat een verkeerde ontwikkeling. En dat besef groeit. Dat betekent dat er meer belangstelling is om voorwaarden te scheppen voor manufacturing in Nederland. Ik denk zelf dat het een absolute misvatting is als je de handen laat gaan die de dingen maken.
Kijk naar de Universiteit van Twente. Daar bestaat een enorme kennisontwikkeling op het gebied van luchtvaart en ruimtevaart. In feite hebben we geen scheppende maakindustrie met betrekking tot ruimtevaart, maar door de bundeling van kennis en de transfer van kennis die er plaatsvindt, stroomt juist die kennis ook vanuit Amerika naar Twente toe. Nu moeten we er nog voor zorgen dat vanuit bepaalde kennis en kunde ook nieuwe bedrijven ontstaan, zodat er op die manier venture capital in Nederland beschikbaar komt. Daaruit kunnen vervolgens nieuwe ontwikkelingen voortkomen, die nieuw elan in de industrie brengen.
Loonkosten in Nederland moeten omlaag
Geen R&D zonder manufacturing
“Ik kan begrijpen dat ondernemers de overheid een vrij laag cijfer geven, maar ik vind het niet helemaal terecht. Natuurlijk voert de overheid een strak kostenbeheersend beleid, maar dat zal op de langere termijn zeker meer mogelijkheden bieden. De politiek wéét dat het Nederlandse bedrijfsleven concurrentieel in de markt gehouden moet worden. In de jaren negentig hebben we een te grote loonexplosie gezien; de loonkosten in Nederland moeten absoluut naar beneden. Ook de administratieve lasten in nationaal en Europees verband moeten omlaag. Daarnaast moet de toegang tot subsidies worden verbeterd, zodat Nederland met zijn kleine thuismarkt juist kansen krijgt in Europa.”
We houden hier onze Research & Development niet vast, als we niet zorgen dat we een goed functionerende manufacturing industrie hebben. Kijk naar de textielindustrie die voor Nederland verloren is gegaan. Ook de scheepsbouw staat onder druk. Daarom moeten we zorgen dat concurrentieverstorende subsidies in Europa worden aangepakt, zodat deze sector zich in Nederland verder kan ontwikkelen. Zo kan een vorm van clustering van kennis totstandkomen en voor nieuwe ontwikkelingen zorgen. In de scheepsbouw is een sterke focus op technologie ontstaan. Zo’n focus op sectoren waar we sterk in zijn moet de overheid zodanig stimuleren, dat we er de beste in Europa en de wereld in worden. En dat vereist het maken van keuzes.
Subsidies focussen op de industrie “We moeten het grote aantal subsidievormen met betrekking tot innovatie terugbrengen zodat de administratieve rompslomp eromheen verdwijnt, en de subsidies focussen op de industrie. Zodat de industrie er ook daadwerkelijk door wordt gestimuleerd en geprikkeld. Niet alleen de chemische industrie, ook de agribusiness
“Nu moeten we er nog voor zorgen dat vanuit bepaalde kennis en kunde ook nieuwe bedrijven ontstaan, zodat er op die manier venture capital in Nederland beschikbaar komt.”
21
Hans Verhoef senior manager Deloitte
‘Als de BV Nederland zich als een bedrijf gaat gedragen…’ Zo’n tachtig jaar geleden behoefden we ons over onze internationale concurrentiepositie (voor zover daarvan al werd gesproken) nog relatief weinig zorgen te maken. Naast een goed ontwikkelde primaire sector, kwam de industrie en vervolgens de dienstensector tot bloei. In de meeste sectoren was de activiteit hierbij verdeeld over een groot aantal (kleinere) bedrijven.
en de verwachte marktgroei staan. In de vier kwadranten die daarmee kunnen worden gemaakt, kan de product portfolio worden ingedeeld in de vier bekende typen: Stars, Question Marks, Dogs en Cash Cows. Analoog hieraan kan in het globaliserende klimaat waar ons land zich in bevindt een Competentieportfolio worden gemaakt waarin kan worden aangegeven waar onze sterke en zwakke competenties liggen.
Entreebarrières worden hoger De laatste decennia is internationaal een aantal ontwikkelingen zichtbaar die in snel tempo ook de inrichting van onze economie beïnvloeden. Kleinere bedrijven worden steeds vaker overgenomen, er blijven minder bedrijven over die elkaar vervolgens internationaal beconcurreren. Door de verkregen schaalgrootte vindt vergaande specialisatie plaats (met bijbehorend doorlopen van de learning curve) die vaak alleen kan worden geëvenaard door bedrijven met dezelfde schaalgrootte. Dit werpt een hoge entreebarrière op in deze markten, waardoor bovendien een industrietak die je eenmaal kwijt bent, niet gemakkelijk meer kan worden teruggewonnen. De kritieke massa in know how die hiervoor nodig is, is slechts moeilijk en tegen zeer hoge investeringen te verkrijgen.
Macro-economie of bedrijfseconomie In de omgeving van deze snellere en hardere spelregels moet een overheid, toch ook met zijn beperkte middelen zien de concurrentiepositie van ons land te krijgen. Verliepen vroeger economische ontwikkelingen over verschillende decennia: op dit moment is het mogelijk dat binnen één decennium een land een industrietak zo goed als verliest. Meer en meer gaat macro-economie zich hierbij gedragen als bedrijfseconomie: de beschikbare (beperkte) middelen moeten zo worden ingezet dat het beste financiële resultaat wordt behaald. Deze parallel kan verder worden doorgetrokken: waar een bedrijf zijn inkomsten verkrijgt uit bepaalde productgroepen die het met succes weet (te produceren en) te verkopen, kan voor een land hetzelfde worden gezegd. Een land moet een gebalanceerd assortiment van industriële en andere activiteiten hebben, die concurrerend (vergeleken met het buitenland) kunnen worden uitgevoerd.
Competentieportfolio moet beheerd worden Binnen het bedrijfsleven is de Boston Consulting Group bekend van de matrix waar langs de assen de grootte van het marktaandeel
22
Een land dat een stabiele toekomst in de industrie wil hebben, zal zijn portfolio van belangrijkste competenties (zoals IC-design, vliegtuigbouw, DNA-manipulatie, verspanen van moeilijke vormen of materialen) zo moeten beheren dat het een gezonde verdeling over de kwadranten heeft. Met de Cash Cows competenties die de mensen nu aan het werk houden, de Stars die de spil zijn van onze toekomst, de Question Marks die om een beslissing over (des-) investering vragen tot en met de Dogs-competenties waar we geheel mee willen stoppen of die we gaan outsourcen.
Resultaten behaald in het verleden... In onze economie moet een industriebeleid niet worden opgelegd, veel meer zullen de betreffende bewindvoerders de functie van stimulator en moderator hierin moeten nemen. Ik denk dat een slecht opgebouwd competentiebeleid de kaalslag van onze industrie zal laten doorgaan. Het is ten zeerste de vraag of het gat dat daarmee in ons Bruto Binnenlands Product valt, kan worden opgevuld door de primaire, tertiaire of quartaire sector! En voor de Nederlandse economie geldt echt hetzelfde als voor aandelen: in het verleden behaalde resultaten bieden geen enkele garantie voor de toekomst…
“Door globalisering werkt de wet van de grote getallen steeds minder goed. Ik denk dat Nederland economisch alleen succesvol kan blijven als het zijn competenties actief beheert zoals een bedrijf dat doet met zijn productportfolio’s.”
Visie
Het beeld dat ‘Made in Holland III’ schetst is verontrustend, echter het biedt onloochenbaar aanknopingspunten om zaken ten goede te keren. Als de term ‘made’ nog enige associatie met ‘Holland’ wil behouden is het zaak dat de Nederlandse industrie, de overheid en de samenleving in zijn algemeenheid de strategische bedreigingen serieus nemen. Duidelijk is dat Nederland niet de beste kwalificaties heeft om producten met een lage toegevoegde waarde en een relatief hoge arbeidsinput te produceren. Echter in hoog tempo blijkt dat voornamelijk een aantal Aziatische landen in staat is ook innovatieve producten met een hoge toegevoegde waarde te ontwikkelen en te produceren. Het opzienbarende succes van een onderneming als Samsung illustreert dit onmiskenbaar. Daarbij is het product van de toenemende koopkracht per hoofd van de bevolking in een groot deel van Azië en het absolute aantal ‘hoofden’ een welhaast magisch gegeven voor elke marketeer: een additionele reden voor met name multinationals om daar ontwikkeling en productie te doen plaatsvinden. De prominente positie van Europa in de wereldeconomie zal worden voorbijgestreefd door die van China en een aantal van diens naburige staten als de huidige trend een duurzame blijkt. Er zal dan mondiaal een volledig andere machtsverhouding op zowel economisch, politiek als militair gebied ontstaan, met behalve de VS, China aan de top. Een deel van de Nederlandse industrie is kwetsbaar door hun gebrek aan ‘marktautonomie’. Een duidelijk voorbeeld hiervan treffen we aan in de automotive sector. Uitgezonderd enige kleine bedrijven die zich bezighouden met stukproductie omvat Nederland op personenautogebied alleen NedCar, de faciliteit waar Mitsubishi haar Colt en Space Star, en Smart de ForFour produceert. Daarnaast kent Nederland een aanzienlijke toeleveringsindustrie. Beide industrie-onderdelen zijn echter afhankelijk van de gedragingen van internationale concerns. In het geval van NedCar: Mitsubishi en DaimlerChrysler. Aangaande de toeleveringsbedrijven met name hun Europese afnemers. Het is immers allesbehalve ondenkbaar dat de grote Europese autoproducenten een aanmerkelijk deel van hun productie doen plaatsvinden in Aziatische landen, en daar hun toeleveringsbedrijven zoeken. Onder andere DaimlerChrysler en Volkwagen hebben hier al stappen toe gezet.
De loonkostendiscussie die in verband met de verplaatsing van productiecapaciteit veel aandacht krijgt is op een aantal sectoren nauwelijks van toepassing. Op het moment dat er wordt gewerkt op een mondiaal internationaal niveau zijn de verschillen in loonkosten (met onder meer de Aziatische landen) dusdanig dat loonmatiging een strategie van slechts minieme betekenis zal zijn. Voor de Nederlandse en - met name - de Europese Unie ligt er een cruciale taak in het vaststellen en bewaken van gelijke of gelijkwaardige spelregels voor de internationale aanbieders van producten. Er is op dit moment nog een dusdanige ongelijkheid dat er in essentie onvoldoende sprake is van een gezonde marktwerking. Innovatie wordt frequent genoemd als protagonist van de westerse industrie. Daarbij dient aangetekend te worden dat innovatie een achilleshiel kent, namelijk de kopieerbaarheid van datgene wat het voortbrengt. Als innovatie blijft steken op het niveau van simpele productmodificaties zal het effect ervan doorgaans razendsnel verdwijnen door de mogelijkheid van concurrenten om deze (deels) te kopiëren. Aan de andere kant van het innovatiecontinuüm vinden we fundamentele innovaties die, vaak beschermd door patenten, wel een strategisch concurrentievoordeel kunnen opleveren. Saillant gegeven is echter dat veel westerse industriële ondernemingen in het afgelopen decennium sterk bezuinigd hebben op fundamentele research. Het eerste adagium zou ‘keuzes maken’ kunnen heten, zoals in meerdere onderdelen van deze publicatie valt te lezen: een bedrijfsmatige portfolioanalyse, waarbij vastgesteld wordt wat de toekomstige speer-sectoren worden die in Nederland actief worden gestimuleerd. Gezien de belangen en de krachten die hierbij spelen een uitermate precieuze exercitie. Bovendien zijn eenmaal gemaakte keuzes realistisch gezien nauwelijks reversibel. Hier moet een balans gevonden worden tussen verregaande focussering en de creatie van een voldoende brede basis: een te monomorfe economie kan een kwetsbaar wangedrocht worden. Daadkracht van de Nederlandse en Europese overheid is daarnaast een cruciaal ingrediënt in de strategie die de problematiek tegemoet moet treden. Ook in dit onderzoek geven ondernemers frequent blijk van irritatie over het gebrek daaraan. Bijzondere aandacht zal er moeten zijn voor het actuele en geprognosticeerde tekort aan Bèta’s. Nu reiken veel initiatieven daartoe nauwelijks verder dan de communicatiecomponent. Er zijn echter
23
inhoudelijke determinanten die voorkomen dat uitsluitend roepen dat techniek zo fijn is het probleem oplost. ‘Status’ en ‘salariëring’ zijn factoren die veel lastiger te verbeteren zijn. In vergelijking met veel westerse landen laat Nederland op deze aspecten een andere verhouding zien: studies als economie of rechten bieden doorgaans betere loopbaanperspectieven, terwijl ze zeker niet meer van de student vergen. Bovendien zal er intensief geïnvesteerd moeten worden in technische opleidingen, terwijl het beleid in de afgelopen jaren juist het tegenovergestelde laat zien. Intensivering van uitwisseling van kennis en kunde tussen kennisinstituten en bedrijfsleven is al vaak gepredikt maar absoluut voor verbetering vatbaar. Met name in het midden- en kleinbedrijf zou de toegankelijkheid van gespecialiseerde kennis aanmerkelijk verbeterd kunnen worden zonder bijzonder grote investeringen. Nederland heeft een goede uitgangspositie binnen de manufacturingdimensie, maar uitsluitend voortbewegen op de gebaande paden effectueert een verslechtering hiervan. Het beperkte aantal km2 hoeft niet maatgevend te zijn voor haar prestaties op manufacturinggebied, maar dan is adequaat ingrijpen vereist. De associatie tussen ‘made’ en ‘Holland’ is voor de toekomst allerminst een vanzelfsprekendheid. Net als de welvaart die deze genereerde.
24
Stichting Made in Holland
dus een mismatch ontstaan in wat de opleidingen afleveren en wat het bedrijfsleven
‘Techniek is noodzakelijk om innovatief te blijven.’
vraagt. Wij willen dat belangenbehartigers de kans krijgen nog eens uit te leggen
Onlangs is de stichting Made in Holland opgericht, een initiatief van Deloitte, Getronics
nog goed betaalt ook! Er zit nog toekomstperspectief in techniek en wetenschap,
Nederland B.V., Search B.V., Chess embedded Technology B.V. en Acura Performance
maar daar hebben we ook de media bij nodig. We willen proberen belanghebbenden
Management. De stichting beoogt het begrip innovatie, met name op technisch
een spiegel voor te houden, zoals de rapporten van Deloitte ook doen. We willen
vlak, meer inhoud te geven. Voorzitter van de nieuwe stichting is Ton Kersbergen,
de knelpunten uitvergroten en aanscherpen en continu aandacht vragen voor de
voormalig directeur van Getronics, die als federatie- en branchevoorzitter van
gepresenteerde oplossingen.”
dat techniek hartstikke leuk is. Dat je er een mooie carrière in kan maken en dat het
FHI (Federatie van technologiebranches) al jarenlang een lans heeft gebroken voor ‘Nederland productieland’. “Natuurlijk trekken we de kar niet alleen“, aldus
Mogelijkheden in Nederland
Kersbergen. “Om draagvlak te krijgen in het bedrijfsleven praten we onder meer
“We moeten niet automatisch maar accepteren dat alles in het buitenland beter en
met de metaalunie die zo’n elfduizend bedrijven vertegenwoordigt en met onder-
goedkoper is,” zegt Kersbergen. “Want daar geloof ik helemaal niet in. Ik heb het
steunende brancheorganisaties.”
idee dat de Nederlandse industrie een stevige verkoudheid heeft opgelopen, maar men praat over een zware longontsteking. Ik onderschat de problemen en knel-
Een snelle vernieuwing van producten, diensten en processen is een voorwaarde
punten niet, maar we zijn een land van uitersten: hollen of stilstaan. We doen als
om Nederland als productieland op de kaart te houden, aldus Ton Kersbergen.
hoogwaardige system integrator en productspecialist nog volop mee. Ik vind onder
“En ik weet wel dat heel veel mensen zeggen: ‘Ton, vergeet het maar, je roeit tegen
meer ASML en Stork fantastische voorbeelden van hoe je hooginnovatief bezig
de stroom op. De uitstroom van productiecapaciteit naar zogeheten lage lonen-
kunt zijn en toch marktleider kunt worden. Nederland blinkt nog steeds uit in
landen gaat gewoon door. Nederland is te duur geworden.’
wetenschappelijk onderzoek, maar hoe komen al dat innovatief talent en al die
Ik ben het daar niet mee eens. Nederland kent nog steeds een groot aantal succes-
aangescherpte ideeën naar de markt? Hoe krijgen ook middelgrote en kleinere
volle kennisintensieve bedrijven, die samen met onze multinationals veel respect
bedrijven – het meest dynamische segment in onze economie en tevens de belang-
afdwingen en veel werkgelegenheid creëren. Het grootste probleem is de verschraling
rijkste banenmotor van Nederland – eigenlijk toegang tot die duur betaalde kennis?
die al jarenlang gaande is in de kennispositie van ons land. De groei in ons land is
Voor het MKB zijn de toegangsdrempels naar de kennisinstituten veel te hoog.
marginaal, we zijn een aantal gunstige fiscale regelingen aan het opdoeken.
De stichting Made in Holland gaat ook hier stevig aan de slag om ‘Nederland
Er moet wat gebeuren. Vandaar Made in Holland: een stichting waarin de genoemde
productieland’ te revitaliseren.”
bedrijven samenwerken om ‘Nederland productieland’ op de kaart te houden.” Bestuursleden Stichting Made in Holland
www.stichtingmadeinholland.nl
Technisch wetenschappelijk onderwijs “Nederland zal in nauwe samenwerking met het technisch en wetenschappelijk
Voorzitter
onderwijs keuzes moeten maken. De universiteiten moeten eveneens gaan specia-
Ton Kersbergen
Directeur Acura Performance Management
liseren en samen met het bedrijfsleven kennisgebieden selecteren waar Nederland van oudsher een marktpositie en status heeft veroverd. Je moet zo veel mogelijk
Vice-Voorzitter
proberen de nog aanwezige kennis en productievoorsprong te versterken.
Dick Rakhorst
Oprichter en Oud-Voorzitter Developmentclub FHI (Federatie van Technologiebranches)
Dat waar je goed in bent, nog beter doen. Maar dan wel met de intentie marktleider te worden of te blijven. In de driehoek overheid/onderwijs/bedrijfsleven zoeken wij naar middelen en methoden om het begrip innovatie meer inhoud te geven.”
Secretaris Monique Wijgerse
Industry Manager Deloitte Manufacturing Group
Anne-Marie Rakhorst
Directeur Search BV
César Sierhuis
Chess embedded Technology BV
Hans van der Sluis
Directeur Industrial Automation
Helaas is het imago van techniek gewoon niet goed, weet de voorzitter van Made in Holland. “Het technisch-wetenschappelijk onderwijs is jarenlang vergrauwd en vergrijsd. Ik wil niet nostalgisch doen, maar in het traject van de degelijke ambachtsschool (de LTS), de MTS en de HTS zat wel een zekere structuur die aansloot op het wetenschappelijk universitair onderwijs.”
Toekomstperspectief in techniek Kersbergen vervolgt: “Destijds kwamen er mensen van school die konden lassen, machinebankwerken, timmeren, die een vak beheersten. Nu zegt VNO-NCW: ‘Laat die twintigduizend Polen maar komen, want we hebben ze hard nodig.’ Er is
Getronics Nederland BV
Deloitte Industry Group Manufacturing Deloitte Manufacturing richt zich op zowel grote, middelgrote als kleinere ondernemingen in de sectoren Automotive, Chemie, Luchtvaart en defensie, Metaal en Papier. De accountants, belastingadviseurs, consultants en financieel adviseurs van de (Global) Industry Group Manufacturing zijn volledig op de hoogte van de trends en ontwikkelingen binnen de industrie, zowel in Nederland als Internationaal. Derhalve kunnen zij bedrijven bijstaan bij de aansluiting op het internationale bedrijfsleven. Coreteam Industry Group Manufacturing Kees van Dorp, Industry Leader (
[email protected]) Monique Wijgerse, Industry Manager (
[email protected] , 010-2721662) Jan Hendriks, Sector Leader Process (
[email protected]) Erwin Rexwinkel, Sector Leader General Manufacturing (
[email protected]) Eddy Termaten, Sector Leader Automotive (
[email protected]) Daan de Bruin, Tax Manufacturing Leader (
[email protected])
Deloitte Deloitte is met circa 7.000 medewerkers en kantoren door heel Nederland één van de grootste organisaties op het gebied van accountancy, belastingadvies, consultancy en financiële advisering. Deloitte Nederland is een onafhankelijke memberfirm van Deloitte Touche Tohmatsu, met 120.000 medewerkers en vestigingen in 150 landen. Deloitte Industry Group Manufacturing Admiraliteitskade 50 Postbus 2031 3000 CA Rotterdam Monique Wijgerse Telefoon: (010) 272 16 62 Fax: (010) 272 11 34 E-mail:
[email protected] Website: www.deloitte.nl
© Deloitte, mei 2004
Member of Deloitte Touche Tohmatsu
Deloitte Touche Tohmatsu is a Swiss Verein (association), and, as such, neither Deloitte Touche Tohmatsu nor any of its member firms has any liability for each other’s acts or omissions. Each of the member firms is a separate and independent legal entity operating under the names “Deloitte”, “Deloitte & Touche”, “Deloitte Touche Tohmatsu”, or other related names. The services described herein are provided by the member firms and not by the Deloitte Touche Tohmatsu Verein.