In opdracht van het kabinet van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid i.s.m. de Vlaamse overheid Vlaamse Landmaatschappij
OPROEP 11 mei 2006 Tot indiening van pilootprojecten in het kader van het Vlaams geïntegreerd plattelandsbeleid onder de noemer ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’. (in toepassing van het Vlaamse Regeerakkoord, de Beleidsnota 2004-2009 en de Beleidsbrief 2005-2006 van Vlaams minster Yves Leterme)
De oproep bestaat uit 2 delen. Het eerste deel omvat de handleiding met begeleidende informatie voor de indiening van de pilootprojecten. Het tweede deel omvat het eigenlijke aanvraagformulier of de projectfiche.
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 1
HANDLEIDING: Pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ 1.
AANLEIDING
Het afgelopen decennium wordt een permanente daling vastgesteld van het aantal ‘traditionele’ buurtwinkels (bvb. superettes, traditionele bedieningswinkels). Het totale aantal buurtwinkels in België is op vijf jaar tijd gedaald met 30%. Deze dalende trend wordt als een bedreiging ervaren voor de sociale en economische leefbaarheid van een buurt of landelijke dorpskern. Het voorzieningenaanbod verschraalt. Tegelijk heerst er een concurrentiestrijd tussen de grootdistributie en de kleine detailhandel. Deze evolutie is een economisch gegeven dat grotendeels verklaard wordt door de schaalvergroting, de internationalisering van de handel, het groeiende aantal wettelijke vereisten, de veranderingen in het behoeftepatroon van de consument en het gebrek aan stimulerende overheidsinitiatieven voor de lokale detailhandel. De voorliggende oproep is in uitvoering van het Vlaamse regeerakkoord 2004-2009 waar de ondersteuning en de versterking van buurtwinkels als stimulerende maatregelen worden aangeduid binnen het vooropgestelde plattelandsbeleid. Het regeerakkoord vermeldt: “We ondersteunen en versterken de buurtwinkels (betere verweving van woon– en handelsfunctie, wonen boven winkels, uitbreiding van de producten en diensten die door buurtwinkels mogen worden geleverd, productinnovatie)”. Deze passage is opgenomen onder 2 hoofdstukken van het akkoord; nl. Hoofdstuk I Topprioriteit: meer ondernemen, meer werkgelegenheid (A. Ondernemen, A3. Specifieke maatregelen voor de verschillende sectoren, A3.2 Handel) en Hoofdstuk VIII Lokale besturen. Sterke steden, gemeenten en provincies: partners in goed bestuur (C. Plattelandsbeleid). De Beleidsnota 2004-2009 van minister-president Leterme stelt als algemene beleidsdoelstelling ‘het platteland in socio-economisch opzicht vitaal te houden’ en als doelstelling ‘ het rurale ondernemerschap als motor voor de plattelandseconomie te stimuleren’. De Beleidsbrief 2005-2006 van minister-president Leterme stelt een aantal pilootprojecten voorop waaronder een project dat de relatie tussen buurtwinkel en dorp versterkt. “Door een aanpassing en/of verbreding van hun assortiment of diensten kunnen buurtwinkels beter beantwoorden aan de levensbehoeften van de omwonenden. En bovendien helpen zij daardoor de dorpen levenskrachtiger te maken. Centraal is uiteraard de vraag over de economische rendabiliteit van een buurtwinkel in een veranderende samenleving (met een verhoogde mobiliteit, een haast onbeperkt aanbod van diensten en goederen, meer flexibele werkpatronen…).” Het kabinet van Plattelandsbeleid bereidde deze open oproep voor inzake buurtwinkelprojecten. Ter voorbereiding van de oproep werd een onderzoek verricht naar de behoeftes van steden en gemeenten in verband met buurtwinkelbeleid. Dat onderzoek gebeurde in 2005 door de Vlerick Management School. De resultaten van het onderzoek vormden de basis voor het opstellen van selectiecriteria voor de ingediende projecten.
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 2
2.
DOELSTELLINGEN
Deze éénmalige subsidie stimuleert de lokale besturen die vandaag nog niets doen rond buurtwinkels maar wel de intentie hebben er iets rond te doen. De doelstellingen van de open oproep zijn: - Benadrukken van het belang van buurtwinkels voor de lokale ontwikkeling van landelijke dorpskernen. - Stimuleren van de ontwikkeling van innovatieve buurtwinkelconcepten. De meest geslaagde pilootprojecten kunnen als ‘best practices’ een voorbeeldfunctie vervullen voor andere besturen. - Bevorderen van lokaal ruraal ondernemerschap, innovatieve samenwerkingsvormen en duurzame werkgelegenheid. - Versterken van de leefbaarheid van landelijke woonkernen. - Formuleren van beleidsaanbevelingen voor het Vlaamse beleid. De geselecteerde projecten zijn vernieuwende en concrete projecten die tot doel hebben om het klassieke buurtwinkelconcept te actualiseren. De oproep streeft uiteindelijk naar een aantal projecten met een sterk pilootkarakter. Dit betekent dat de geselecteerde projecten na een grondige evaluatie als navolgenswaardig voorbeeld naar voor geschoven kunnen worden en als dusdanig opvolging kunnen krijgen op andere locaties. Op basis van de behaalde resultaten van deze geselecteerde projecten kunnen ook beleidsaanbevelingen geformuleerd worden met het oog op een reguliere beleidsaanpak inzake buurtwinkels. 3.
ORGANISATIE
De afdeling Platteland van de Vlaamse Landmaatschappij treedt op als bevoegde administratie. De administratie neemt de volgende taken op zich: - Inhoudelijke en praktische voorbereiding van de open oproep. - Beoordeling van de ingediende projecten. - Opvolging en evaluatie (minstens aan de hand van een eindrapport) van de goedgekeurde projecten. - Financiële afhandeling van de goedgekeurde dossiers. - Formulering van beleidsadviezen met betrekking tot het stimuleren van de ontwikkeling van ‘buurtwinkels in een landelijke omgeving’. Voor elk ‘buurtwinkelproject in een landelijke omgeving’ wordt een projectpromotor aangeduid. Deze projectpromotor is: - de verplichte hoofdindiener van het buurtwinkelproject (trekker); - steeds een lokaal bestuur (gemeente of stad); - de begeleider en coördinator van het project in alle fasen. Mogelijke partners in een samenwerkingsvorm rond buurtwinkels (met een projectpromotor als trekker) betreffen organisaties inzake centrummanagement, handelaarverenigingen of andere regionale en landelijke organisaties en belangenorganisaties. Publiek-private samenwerkingsverbanden zijn mogelijk. Indien een projectpromotor meerdere projectfiches indient, zal er maximaal één projectfiche worden weerhouden.
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 3
4.
FINANCIËLE ONDERSTEUNING
Cofinanciering is noodzakelijk als stimulans voor het uittekenen en uitwerken van buurtwinkelprojecten. Het project wordt vanaf de startfase financieel mede-ondersteund door de projectpromotor of één of meerdere partners. De ‘buurtwinkelprojecten in een landelijke omgeving’ kaderen binnen het Vlaamse plattelandsbeleid en ontvangen financiële middelen van het werkingsbudget van dit beleidsdomein. Het kabinet van Plattelandsbeleid hanteert een maximale cofinanciering van 50% voor de pilootprojecten. Het plafondsteunbedrag bedraagt 25.000,00 € per project. Voor de uitbetaling van de ondersteuning dient de projectpromotor verantwoordingsstukken (facturen e.d.) in bij de afdeling Platteland van de Vlaamse Landmaatschappij. Specifieke richtlijnen daaromtrent zullen aan de projectpromotoren worden overgemaakt bij goedkeuring van het project. De afdeling Platteland zal de financiële ondersteuning enkel storten naar de projectpromotor. De projectpromotor kan vervolgens het geld overmaken aan de eventuele partners. 5.
TOEPASSINGSGEBIED
De ‘buurtwinkelprojecten in een landelijke omgeving’ moeten gelegen zijn in het buitengebied zoals aangeduid in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Het buitengebied omvat hoofdzakelijk gebieden met een uitgesproken graad van openheid en landelijkheid maar ook verstedelijkte randen op de overgang met het stedelijke gebied (bvb. bebouwde perifere landschappen). De ‘buurtwinkelprojecten in een landelijke omgeving’ zijn niet gelegen in stedelijk weefsel: - Het project situeert zich in geen geval binnen een regionaal- of grootstedelijk gebied zoals aangeduid in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. - Het project kán zich situeren binnen een kleinstedelijk gebied zoals aangeduid in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen op voorwaarde dat de locatie van het buurtwinkelproject gelegen is buiten het kleinstedelijk weefsel. In dat geval wordt de projectlocatie aangeduid op een situeringskaart als bijlage met aanduiding van de (voorlopige) afbakeningslijn van het kleinstedelijk weefsel. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de 244 lokale besturen die in aanmerking komen als projectpromotor van een pilootproject ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’. De kleinstedelijke gebieden (zoals aangeduid in het RSV) zijn vetgedrukt weergegeven.
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 4
Aalter Aarschot Affligem Alken Alveringem Anzegem Ardooie Arendonk As Asse Assenede Avelgem Baarle-Hertog Balen Beernem Begijnendijk Bekkevoort Beringen Berlaar Berlare Bertem Bever Beveren Bierbeek Bilzen Blankenberge Bocholt Bonheiden Boom Boortmeerbeek Borgloon Bornem Boutersem Brakel Brasschaat Brecht Bree Buggenhout De Haan De Panne Deinze Dendermonde Dentergem Dessel Diest Diksmuide Dilsen-Stokkem Duffel Eeklo Erpe-Mere Essen Galmaarden Gavere Geel Geetbets Geraardsbergen Gingelom
Gistel Glabbeek Gooik Grobbendonk Haacht Haaltert Halen Halle Ham Hamme Hamont-Achel Hechtel-Eksel Heers Heist-op-denBerg Herent Herentals Herenthout Herk-de-Stad Herne Herselt Herstappe Herzele Heusden-Zolder Heuvelland Hoegaarden Hoeilaart Hoeselt Holsbeek Hooglede Hoogstraten Horebeke HouthalenHelchteren Houthulst Huldenberg Hulshout Ichtegem Ieper Kalmthout Kampenhout Kapellen Kapelle-op-denBos Kaprijke Kasterlee Keerbergen Kinrooi Kluisbergen Knesselare Knokke-Heist Koekelare Koksijde Kortemark Kortenaken Kortenberg Kortessem
Kruibeke Kruishoutem Laakdal Laarne Lanaken Landen LangemarkPoelkapelle Lebbeke Lede Ledegem Lendelede Lennik Leopoldsburg Lichtervelde Liedekerke Lier Lierde Lille Lint Linter Lochristi Lokeren Lommel Londerzeel Lo-Reninge Lovendegem Lubbeek Lummen Maarkedal Maaseik Maasmechelen Maldegem Malle Meerhout MeeuwenGruitrode Meise Menen Merchtem Merksplas Mesen Middelkerke Moerbeke Mol Moorslede Nazareth Neerpelt Nevele Nieuwerkerken Nieuwpoort Nijlen Ninove Olen Oosterzele Oostrozebeke Opglabbeek Opwijk
Oudenaarde Oudenburg Oud-Heverlee Overijse Overpelt Peer Pepingen Pittem Poperinge Putte Puurs Ranst Ravels Retie Riemst Rijkevorsel Ronse Roosdaal Rotselaar Ruiselede Rumst ScherpenheuvelZichem Schilde Schoten Sint-Amands Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-LievensHoutem Sint-MartensLatem Sint-Truiden Spiere-Helkijn Stabroek Staden Steenokkerzeel Stekene Temse Ternat Tessenderlo Tielt Tielt-Winge Tienen Tongeren Torhout Tremelo Veurne Vleteren Voeren Vorselaar Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Waregem Wellen Wervik Westerlo
Wetteren Wevelgem Wichelen Wielsbeke Willebroek Wingene WortegemPetegem Wuustwezel Zandhoven Zele Zelzate Zemst Zingem Zoersel Zomergem Zonnebeke Zottegem Zoutleeuw Zuienkerke Zulte Zutendaal Zwalm
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 5
6.
PROJECTFICHE
Het standaardformulier voor de subsidieaanvraag is de projectfiche. De projectfiche wordt bekomen bij de Vlaamse Landmaatschappij. Een aanvraag gebeurt via de post (*) of mail (**). De projectfiche wordt volledig ingevuld en ingediend in 3 schriftelijke exemplaren (2 ingebonden ex. + 1 origineel losbladig ex.) via de post (*) én 1 digitaal exemplaar via Cd-rom (*) of via email (**). Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend tot en met 31 augustus 2006 om 16u (post- of mailregistratie). (*) Adres: (**) Email:
Vlaamse Landmaatschappij (Afdeling Platteland) Gulden-Vlieslaan 72, 1060 Brussel
[email protected]
De subsidieaanvraag is ontvankelijk als alle rubrieken van de projectfiche volledig en correct worden ingevuld en de projectfiche wordt ondertekend door de gevolmachtigde van de gemeente of stad. Het betreft volgende rubrieken. A.
In te vullen door de verantwoordelijke voor de uitvoering van het project
Hier worden de gegevens ingevuld van de verantwoordelijke voor de uitvoering van het project. De promotor betreft steeds een publiekrechtelijke instantie. Er wordt een formeel besluit (bvb. gemeenteraadsbesluit of besluit college burgemeester en schepenen) betreffende de rol als promotor of hoofdindiener als bijlage toegevoegd. Indien de partner(s) een privaatrechtelijke instantie is (zijn) worden de statuten eveneens als bijlage toegevoegd. Het doel en de werking van de verschillende actoren (promotor en partner(s)) wordt kort toegelicht. Hier dient enkel verduidelijkt te worden wat de concrete taken zullen zijn van de verschillende actoren. De budgettaire verantwoordelijke is verantwoordelijk voor de financiële aspecten van het project. De uitvoeringsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de praktische uitvoering van het project.
B. 1
Projectbeschrijving Projectnaam Geef de titel van het project. Deze benaming zal steeds gebruikt worden in de dossiers, de briefwisseling en de publicaties in verband met het project. Gelieve in de titel de inhoud van het project weer te geven. Zorg voor een eenduidige en beknopte titel.
2
Lokalisatie van het project In dit tekstvak wordt duidelijk aangegeven waar het buurtwinkelproject gelokaliseerd is. Het buurtwinkelproject moet liggen in een landelijke omgeving in één van de 244 gemeenten of steden zoals weergegeven in de tabel op blz. 5. Het project ligt in buitengebied en ligt niet binnen regionaal- of grootstedelijke gebieden (zoals aangeduid in het RSV). Het project kán liggen binnen een kleinstedelijk gebied op voorwaarde dat het project gelegen is buiten het kleinstedelijk weefsel zoals (voorlopig) afgebakend door de provincie. Het projectgebied is geen geïsoleerde locatie maar sluit ruimtelijk en functioneel aan bij een kern in het buitengebied (bij voorkeur een woonkern of hoofddorp zoals aangeduid door de provincie in haar provinciaal ruimtelijk structuurplan in de bindende bepalingen). De ruimtelijke en functionele band tussen de buurtwinkel en de kern wordt gevormd door woonweefsel, een openbare markt, een naburig recreatief routenetwerk of andere elementen. Een duurzame ruimtelijke ordening betekent vooral een concentratie van activiteiten en functies binnen een landelijk centrum in plaats van een concentratie buiten een landelijk centrum. Dit betekent echter niet dat een concentratie buiten een landelijk centrum niet haalbaar is. Veel hangt af van de inzet van de initiatiefnemer. Nieuwe functies worden zo compact mogelijk geïntegreerd. De krachten worden gebundeld. Bepaalde voorzieningen kunnen elkaar versterken of aanvullen (bvb. het aanbod van een buurtwinkel in de nabijheid van het aanbod van een marktplein).
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 6
De locatie wordt geïllustreerd met één situeringskaart (legende: aanduiding + adres van de buurtwinkel / kaart met enkele relevante toponiemen van de nabije omgeving die het landelijke karakter van de omgeving illustreren, de woonkern of woondorp, verkeersinfrastructuur). Waneer het project gelegen is in kleinstedelijk gebied (cfr. RSV) wordt de (voorlopige) afbakeningslijn van het kleinstedelijk weefsel (cfr. provincie) eveneens weergegeven. Dit tekstvak omvat m.a.w. een zeer beknopte ruimtelijke situering van het project. De nadruk ligt vooral op een situeringskaart in bijlage.
3
Inhoudelijke omschrijving van het project Geef een korte inhoud van het project in maximum twee A4-pagina's (maximum 7000 tekens), die kan gebruikt worden voor publicaties. Omschrijf WAT men beoogt te bereiken en toon aan dat het project aansluit bij de doelstelling van de open oproep. Licht toe HOE deze doelstellingen zullen worden bereikt. Toon aan dat de aanpak haalbaar is via een (schematisch) voorgestelde werkwijze, aanpak, of methodologie te koppelen aan de inhoudelijke aspecten. Vermeld m.a.w. de verschillende stadia of fasen van uitvoering (stappenplan), de te ondernemen acties die hierbij gepaard gaan en de inhoudelijke verwezenlijkingen tot waar deze acties zullen leiden om uiteindelijk de doelstellingen te bereiken.
4
Toepassingstermijn van de subsidie De subsidie van deze éénmalige oproep is toepasbaar op het gedeelte van het buurtwinkelproject dat loopt van 01.09.2006 tot 31.12.2007. In dit tekstvak gaat de promotor akkoord met deze vooropgestelde te subsidiëren termijn. Mits bijzondere goedkeuring van het kabinet voor Plattelandsbeleid kunnen projecten over meerdere jaren lopen. Dergelijke verlenging wordt door de promotoren uitvoerig en nauwkeurig gemotiveerd met cijfers en ander bewijsmateriaal.
5
Samenwerking en taakverdeling van eventuele partner(s) Bij samenwerking tussen één of meerdere partners en de promotor, worden de taken van de partner(s) omschreven. Geef aan voor welke aspecten van het project er beroep wordt gedaan op deze partners en wat de meerwaarde is van de partner. Vermeld in hoeverre er reeds formele afspraken werden gemaakt omtrent de samenwerking.
6
Vereist de projectuitvoering specifieke overheidsvergunningen? Dit betreffen bijvoorbeeld een stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning. Indien men (nog) niet beschikt over de vereiste vergunningen, gelieve dan het wettelijk kader (o.m. inzake te volgen procedure) aan te geven waaraan u en eventuele partners zullen moeten voldoen. Gelieve eveneens aan te tonen of aan te duiden welke stappen u dientengevolge reeds ondernomen hebt of zult ondernemen en aan te geven binnen welke periode u verwacht te zullen beschikken over de nodige vergunningen.
C.
Beoordelingscriteria
Criteria worden opgesteld om de beoordeling van de pilootprojecten op een gestructureerde en gefundeerde wijze te laten verlopen zodat de vooropgestelde doelstellingen maximaal worden gehaald. Motiveer voor elk van de drie rubrieken (maximaal halve A4-pagina ofwel maximaal 2300 tekens per rubriek), op welke manier het beoogde project aan de criteria voldoet.
1
In welke mate voldoet het project aan de algemene kwaliteitscriteria? Het project dient aan enkele algemene kwaliteitscriteria te voldoen: Het project heeft een pilootkarakter. Bijzondere aandacht gaat naar de vernieuwende of innoverende aspecten van het project. Het project betreft geen verderzetting van een bestaand project. Het project is kernversterkend. Het project versterkt de relatie tussen de buurtwinkel en
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 7
2
de kern. Het project maakt de kern levenskrachtiger. Kernversterking leidt tot een ‘complete’ landelijke kern. Dit betekent dat de kern een groot gamma van centrale activiteiten krijgt. De aanwezigheid van verschillende activiteiten zuigt een maatschappelijke functie naar zich toe waardoor de koopkracht daar ook besteed wordt en krachtiger wordt. Een kern in een landelijke omgeving is compleet op zijn eigen niveau. Het niveau wordt bepaald door een kruisbestuiving tussen de zuigkracht van de functies die er zitten en de koopkracht die erop aangewezen is. Dit niveau is altijd in beweging. Bereikbaarheid en herkenbaarheid spelen daarbij een belangrijke rol. Het project verhoogt tegelijk de diversiteit van het winkelaanbod binnen de streek (verspreiding, variatie). Het project past binnen een overkoepelende of globale visie van het lokale bestuur (bvb. strategisch beleidsplan, gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, masterplan). Het project heeft een duurzaam karakter.
In welke mate speelt het project een sociale rol? Het project dient aan enkele sociale criteria te voldoen: Het project garandeert de leefbaarheid van de buurt. Het project voorziet in de dagelijkse behoeftebevoorrading van de lokale bevolking. Er wordt een minimale behoefteraming gegeven. Welke zijn de noden van de buurtbewoners? Het project heeft een buurtverzorgende werking en vormt een sociale meerwaarde voor de buurtbewoners. De factoren die deze meerwaarde bepalen worden toegelicht (bvb. nabijheid, bereikbaarheid, ontsluiting, beschikbaarheid, persoonlijk contact, kwaliteit, doelgericht kopen, aanpassing en/of verbreding goederenaanbod, werkgelegenheid, maatschappelijk draagvlak, insteek verenigingsleven, marktvoorwaarden, verankering van de lokale bevolking, voorkomen van verval of marginalisering). Het project maakt deel uit (of zal deel uitmaken) van een maatschappelijk en buurtverzorgend netwerk dat de leefbaarheid verzekert van plattelandsgemeenten, gemeentekernen, gemeente- en stadswijken.
3
In welke mate speelt het project een economische rol? Het project dient aan enkele economische criteria te voldoen: Het project vervult een economische behoefte. Er wordt een minimale behoefteraming gegeven. Welke zijn de noden van de handelaars in deze buurt? De buurtwinkel is leefbaar (en rendabel) voor de handelaar. De leefbaarheidsdrempel wordt hoofdzakelijk bepaald door verschillende omgevingsfactoren. Bijvoorbeeld de ‘koopbinding’ of de mate waarin men gaat kopen in zijn eigen kern voor de dagelijkse behoeftevoorziening (voeding, vlees, brood, kranten, etc.). De koopbinding wordt bepaald door oa. de nabijheid, de bereikbaarheid, de ontsluiting, het persoonlijk contact en de kwaliteit. Ook de aantrekkingskracht van ‘gecombineerde winkelformules’ op een dagpad speelt een belangrijke rol. Dit is afhankelijk van de compactheid van de aanwezige functies of activiteiten. Ook deze factor wordt sterk bepaald door de bereikbaarheid. Andere factoren zijn de prijs, een sterke spreiding van aankopen, de woondichtheid, de aangeboden specialiteiten, het totale goederenaanbod, de aantrekkingskracht op passanten, de aanwezigheid van complementaire voorzieningen en recreatieve polen, de woondynamiek, de tewerkstellingsgraad, de kwaliteit van openbaar domein, de marktpotentie van lokale bevolking). Een efficiënte en doelgerichte communicatie naar de doelgroepen staat voorop (bekendheid, koopbinding, bijscholing).
D. 1
Financiering (uitgedrukt in Euro) Gevraagd steunbedrag (incl. verantwoording) De gevraagde steun mag maximaal 25.000,00 € bedragen en moet onderbouwd worden met de geschatte reële kosten. Bij de eindafrekening zijn deze kosten te bewijzen. Verantwoord de kostprijs van het project t.o.v. het te verwachten resultaat.
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 8
2
Overzicht financieringsplan Voor alle duidelijkheid betreft het hier een kostenraming. De kosten worden geschat per kostenpost (investeringsuitgaven, personeelskosten, werkingskosten). De indeling in kostenposten is van belang: bij afrekening worden verschuivingen tussen de kostensoorten slechts aanvaard ten belope van maximaal 10% van het goedgekeurde projectbedrag. De tweede kolom betreft de aangevraagde steun voor elke kostenpost, resulterend in een totaal. Ingeval van samenwerking (tussen partners) dient deze kolom mogelijks nog gesplitst te worden per partner. Bij uitbetaling worden uitsluitend uitgaven aanvaard die zich tijdens de looptijd van het project voordeden en waarvoor facturen en betalingsbewijzen kunnen worden voorgelegd. Er worden dus enkel kosten aanvaard die: Betrekking hebben op activiteiten die plaatsvonden tussen 01.09.2006 en 31.12.2007; Waarvan de datum van de betrokken facturen of andere boekhoudkundige documenten valt tussen 01.09.2006 en 31.12.2007; Waarvoor betaalbewijzen kunnen worden voorgelegd van de effectieve betalingen. Kosten waarvoor de betaling later plaatsvindt dan 31.12.2007, worden niet meer aanvaard als subsidiabele kosten. BTW kan uitsluitend in rekening worden gebracht voor het nietterugvorderbaar gedeelte. Daartoe dient in elke aanvraag steeds het geldend BTW-statuut van de aanvrager vermeld en gestaafd te worden.
Investeringsuitgaven:
Personeelskosten:
Werkingskosten:
Aangevraagde steun
Totaal voor het project*
Hier wordt voor elke kostenpost het aangevraagde steunbedrag ingevuld. Eventueel wordt de aangevraagde steun voor elke partner in een aparte kolom opgesplitst.
Hier wordt voor elke kosten-post de totale kostprijs ingevuld.
Hier wordt voor elke kostenpost het percentage ten opzichte van de totaalprijs van het project ingevuld. Als investeringsuitgaven worden slechts kosten aanvaard die in de loop van het project gemaakt worden, die betrekking hebben op het project en verifieerbaar zijn. Investeringskosten komen enkel in aanmerking voor de afschrijvingsperiode die overeenkomt met de projectduur en niet voor de volledige aanschaffingskost. Deze afschrijvingstermijnen kunnen aangetoond worden in de boekhouding van de organisatie. Als personeelskosten worden uitsluitend de loonkosten van het rechtstreeks bij het project betrokken personeel in aanmerking genomen. Gelieve zoveel mogelijk de diverse taken van het personeel op te splitsen in een aantal mandagen (1 mandag = 1 personeelslid gedurende 1 dag werkzaam). Alle personeelskosten dienen per maand aangerekend te worden in de afrekeningsstaten (ook vakantiegeld, eindejaarspremie, etc.). Als werkingskosten worden alleen kosten aanvaard die rechtstreeks betrekking hebben op het project en die ook verifieerbaar zijn. Het zijn m.a.w. kosten en uitgaven die zich zonder het project niet zouden hebben voorgedaan. Als werkingskosten kunnen o.m. aanvaard worden: De rechtstreeks aan het project verbonden uitgaven voor verbruiksmaterialen, hulpgoederen, grondstoffen en gereedschappen waarvan de verwachte levensduur de loop van het project niet overschrijdt (bv. papier, batterijen). Huur die aan derden moet worden betaald voor het gebruik van gebouwen, lokalen, apparatuur en infrastructuur. Zijn o.m. niet aanvaardbaar als werkingskosten: Afschrijvingskosten voor het gebruik van bestaande infrastructuur (gebouwen, materieel, installaties, meubilair en rollend materieel, ...) Uitgaven in verband met distributie, marketing en reclame (tenzij
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 9
in de projectaanvraag uitdrukkelijk gestipuleerd en gemotiveerd), verhuur aan zichzelf of 'interne huuraanrekening' (dit is het aanrekenen van een huurprijs voor het ter beschikking stellen van een gebouw en infrastructuur), computerkosten voor occasioneel gebruik (deze worden geacht deel uit te maken van de overheadkosten).
*exclusief overheadkosten en externe prestaties: Overheadkosten zijn allerhande vaste kosten die niet begrepen zijn in de andere kostenrubrieken. Het zijn m.a.w. kosten die men, zij het in mindere mate, ook zou hebben indien het project niet zou worden verwezenlijkt omdat die kosten hoe dan ook moeten worden gedragen voor het uitvoeren van de dagdagelijkse activiteiten. Het gaat hier o.a. om onderhoudskosten van gebouwen en infrastructuur, verwarming, verlichting, water, gas, elektriciteit, telefoon, verzekeringen, etc. Overheadkosten worden NIET voor subsidiëring in aanmerking genomen. Externe prestaties omvat de kosten van de prestaties die door externe organisaties in het kader van het project worden geleverd (bv. vergoedingen voor studie- , engineerings- en consulentenbureaus). Externe prestaties betreft niet de prestaties van de partners: partners hoeven niet aan elkaar door te factureren. Externe prestaties worden NIET voor subsidiëring in aanmerking genomen.
3
Overzicht van andere cofinancieringsbronnen In dit tekstvak wordt een overzicht gegeven van de aanwezige garanties van cofinanciering (exclusief de gevraagde steun van deze oproep). (1) Het project moet vanaf de startfase financieel mede-ondersteund worden door ten minste de projectpromotor of één of meerdere partners. In bijlage wordt een uittreksel uit de notulen van de bevoegde beheersorganen toegevoegd waaruit blijkt dat er een beslissing genomen is omtrent een eigen inbreng. (2) Bijkomende bronnen van cofinanciering zijn mogelijk, zoals: De definitieve of principiële belofte van subsidiëring vanwege een hogere overheid (bvb. een Europees cofinancieringsprogramma); Een wettelijke/reglementaire verwijzing krachtens dewelke bijstand wordt toegekend én referenties betreffende de toekenningsbeslissing. Het bedrag wordt in de onderste rij van de tabel van rubriek D2. ingevuld.
E.
Toezichtsbepalingen en verbintenissen
Er moet op gewezen worden dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het project en/of actie en voor de ontvangen financiële middelen volledig bij de projectpromotor ligt. Daarom wordt er reeds bij de indiening van een project gevraagd om bepaalde verbintenissen te onderschrijven.
7.
SELECTIE
De projectfiche wordt door de administratie nagekeken op ontvankelijkheid (rubriek A en E). Als blijkt dat het project aan de ruimtelijke en organisatorische voorwaarden (rubriek B) voldoet, worden de projectvoorstellen door een onafhankelijke jury bekeken en besproken. De rangschikking van de ontvankelijke aanvragen gebeurt door de toekenning van een score aan het buurtwinkelproject, waarbij voor elk van de drie beoordelingscriteria (rubriek C) de maximale score 10 punten bedraagt. Een buurtwinkelproject dat 0 scoort op een van de beoordelingscriteria (rubriek C) wordt uit de rangsschikking geweerd. Past het projectvoorstel binnen de algemene kwaliteitscriteria en de socio-economische criteria? Is het project haalbaar en is het wenselijk dat hiervoor Vlaamse steun wordt gegeven (rubriek D)?
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 10
De definitieve selectie gebeurt door de minister bevoegd voor het Vlaamse Plattelandsbeleid. In geval van onduidelijkheden kunnen de projectindieners steeds contact opnemen met de Afdeling Platteland van de Vlaamse Landmaatschappij. 8.
VAN TUSSENTIJDSE RESULTATEN NAAR PROJECTRAPPORT
De promotor houdt tijdens de looptijd van het project een aparte projectboekhouding en administratie bij. De afdeling Platteland zal de promotor hieraan ten gepaste tijde herinneren. De afdeling Platteland zal een viermaandelijkse evaluatie uitvoeren. Op vier tijdstippen (2007: weken 1, 18, 36 en 52) worden de tussentijdse resultaten overgemaakt aan de administratie. De promotor verduidelijkt welke stadia of fasen van uitvoering reeds werden bereikt (aanduiding op stappenplan), in welke fase het project zich momenteel bevindt, welke acties reeds werden ondernomen, welke resultaten of effecten er reeds werden bereikt (bvb. toename klantenbestand, stijging omzet), aan welke criteria reeds werd voldaan (algemene kwaliteit, sociaal, economisch) en welke uitgaven zich reeds voordeden. Het is belangrijk dat de projectpromotor alle uitgaven die zich tijdens de evaluatieperiode voordeden (facturen en betalingsbewijzen) verzamelt met het oog op de uiteindelijke terugbetaling. De vierde evaluatie (2007: week 52) omvat tevens een synthese van de voorgaande 3 evaluaties en vormt het projectrapport betreffende de toepassingstermijn van de subsidie. Het projectrapport wordt overgemaakt aan de afdeling Platteland in de loop van week 52 van het jaar 2007 (ten laatste op 31.12.2007). Het projectrapport maakt het mogelijk de eerste 16 (subsidieerbare) maanden van het buurtwinkelproject te evalueren. Het is mogelijk ook de daarop volgende (niet subsidieerbare) maanden te evalueren. Het project loopt zonder problemen door na 31.12.07. De eindresultaten kunnen worden opgenomen in een praktijkgids voor buurtwinkelbeleid in Vlaanderen (best practices).
Oproep tot indiening van pilootprojecten ‘Buurtwinkel in een landelijke omgeving’ Deel 1 – blz. 11