GROEP VAN TYL RIEMENSCHNEIDER IN HET VICTORIA EN ALBERT-MUSEUM TE LONDEN
TYL RIEMENSCHNEIDER, DOOR J. R. VAN STUWE HZN. (,S7o/). zeven engelen, die haar omHet merkwaardigste van gaven, waren eerst slechts alle beelden in de Riementwee teruggevonden, onlangs schneiderkapcl te Münchcn nog vier meer. is de levensgroote Maria Niet alleen om haar zeer Magdalena, die er tegen een bijzondere schoonheid (onmet sterren bezaaid zwart danks de ontsierende haarachterdoek, omgeven door bekleeding), maar ook om zes engelen, hoog boven den de geschiedenis van het grond, aan een zijwand is altaar, is dit beeld een bevestigd. Zij houdt de hannadere beschouwing waard. den gevouwen en is geheel Het altaar is het eerste genaakt, doch •— zeer curieus documenteerde, aan Rie— met een dikke vacht korte menschneider toegewezen haren bekleed, — kroeswerkstuk. Het voorschrift, krullig haar over het gedat de opdracht-oorkonde heele lijf met uitzondering van 1490 begeleidt, en van hoofd en handen, borwaarin Riemenschneider als sten, knieën en voeten: Meinstcr Dill is aangeduid, Maria Magdalena ten hemel vangt aldus aan: varend.... (lig. XIV). „Briff wie man das taffel Ja, zij is het wel, tenmin„verdingt und meinsterDilln ste zij is als Magdalena be„daran geben hadt. Wass doeld. Wij kennen de ge„die Taffel am hochen Altar schiedenis van het beeld „der Pfarrkirch zu Munervolkomen. Het. stond tot „stadt zu schneiden und zu het begin der vorige eeuw „Malilcn, becdes zusammen in het Magdalena-altaar der „gebunden. parochie-kerk te Münncr„Zu anfangs sol die tafel stadt. Toen echter kwamen „drei gross gcsehnittenbilder de vroede vaderen op de „haben in dem innerlichen vrome gedachte het naakte „corp und sol in der mitte (hoewel zeer kuise]i beklee„sten Maria Magdalen wy de) beeld en andere doelen „sie die VII enge! in der van het. altaar waarop zij ,,wusteneiung aui'f erheben zonder kleederen was afge„in einem rawen gewandt beeld, te doen verwijderen. „wy man sant Johancs den Dit gebeurde en na lange „tevfer raalet".... omzwerving heelt de Mag- KIC. XIV. MARIA MAfiDAI.ENA IN HET Ml'SEUM TE MVNCIIKN. dalena in de RiemenschneiHoe wonderlijk zijn hier der-kapcl ten slotte rust gevonden. Van de nu toch weer de verschillende legenden van L. Elseviers No.
12.
402
ÏYL RIEMENSCHNEIDER.
boetvaardige zondaressen, de Maria's en met heur tranen, droogde met de haren en Magdalena's on andere, door elkaar gehaald. zalfde met kostelijke zalf, wel Maria MagdaDe vier reliefs op de zijvleugels van het lena, de zuster van Lazarus is bedoeld, altaar, (waarvan er thans een in het Kaiser Verder zij zeker niet de boetvaardige; Friedrich-muscum en Magdalena, die voleen, ook te Berlijn, gens de legende bij in particulier bezit—Beaume in ele ProB.Oppenheim -- en cle vence in een hol leefandere twee, thans de en te Aix van den aan de buitenzijde van hl. Mnximinus de het koor in de kerk te hostie ontving, waarMünnerstadt zijn aanna zij stierf. Evengebracht), geven ons min is zij de Maria esn beeld van wat er van Bethanic, waarin de hoofden van Rievan de L e g e n el a menschneider's lastA u r e a verhaalt, dat gevers is omgegaan. zij ze venen veertig jaar Deze geven n.1. vier lang boete deed in episoden uit het leven de woestijn aan gene van Magdalena weer, zijde der Jordaan, de voetwassching in waar daarna de monhet huis van Simeon, nik Zosimus haar zag: de verschijning van zwart gebrand over den Heiland voor Maghaar geheele lichaam dalena na de opstandoor de zon. ding, de laatste comDe legenden van munie — zij knielt de Magdalena van daar naakt, maar Beaume en de Maria door de harenvacht Aegyptica komen in bekleed voor den bisallerlei bijzonderheschop, die haar de den overeen. De Maghostie biedt — en de dalena wordt bovengraflegging, waar zij dien nog gezien door door engelen en in Maximinus. zooals zij tegenwoordigheid van door engelen van de den bisschop wordt aarde wordt opgehebijgezet. Deze vier ven en na eenigen reliefs zijn met grootijd weer neergezet. *) te gevoeligheid en Het beste antwoord met technisch mees(hoewel onvolledig) op terschap uitgevoerd de vraag hoc in RieFIG. XV. DE III.. ELISABETH IN HET GF.RMAANSCH door Tyl Riemcnmenschneider's tijd MUSEUM TE NEURENHERC. schneider, die toen ele Maria Magdalenatusschen de 25 en de 30 moet zijn geweest. legendc werd verhaald, krijgen we in HartNu weten we dat het volstrekt niet is uitgemaakt, of met de Magdalena, die in *) Zie verder over Alat;dalena m dr evangeliën" het huis van Simeon Jesus de voeten waschtc „ s v i l 3d—-; ;>, v i n , 1, 2 er. .Marcus x v i , 1.
TYL RIEMENSCHNEIDER. inann Schedel's L i b e r C r o n i a r u m (kroniek van Neurenberg) van liet jaar 1493 met. houtsneden naar teekeningen \'an Michael Wohlgenmth en Wilhelm Pleydenwuriï, waarvan drie jaar later te Augsburg een Duitschc vertaling verscheen in kleiner formaat en rnet een geheel nieuw stel houtsneden. In de latijnsche kroniek wordt in een houtsnede Magdalena voorgesteld, van de hals tot de enkels behaard met uitzondering van borsten, handen en knieën, terwijl zij door zes engelen van de aarde wordt opgeheven. In do Duitschc is de Magdalena, ook door engelen van den grond opgevoerd, geheel naakt, onbehaard en blank. De tekst *ï vermeldt ongelukkig
403
noch in de I.atijnsehe, noch in de Duitschc uitgaaf iets omtrent de beharing, maar uit Plevdenwurffs ruwe teekening blijkt duidelijk dat in dien tijd. in üuitschland de legendarische beharing vrij algemeen werd aangenomen. Zoo is er in het museum te Lübcck een paneel, waarin ook een behaarde Magclalena (of Maria van Egypte) in dezelfde, houding als Riemensehneidcr's en Plevdenwurffs Magclalena door zes engelen wordt opgeheven; zoo bevat ook het Germaansch Museum te Neurenberg drie ruigbehaarde vrouwenfiguren, waarvan één zeer stellig niet Maria Magdalena voorstelt: zij heeft n.1. de drie brooden — attributen der Maria Acgyptica — in de linkerhand. De grootste, afkomstig uit NoordDuitschland.koneen Maria Magdalena zijn; zij is van dezelfde houding als
*) Hieronder volgt de tekst: in de Duitschc uitgaaf: Maria Magdalena dye HochberümbtpoetinCristi. Hat vo iugent (Jngeii(') autï (als ir hystori innen helt) alle meydlcin an schoenc iürtrofïon. Sy worden. Und sy liat den ward aus willen Martin; besten tey 1 envclt. Xach irer schwester und Lad'anïfart (less herren hat zari irs pruders 111 Magsy sieh in Massilia in ein dalu das castel eym manu scliaiifo einsydelschafft gegeben. Und doch paid begeben, uu an einer stat F1G. XVI. MADONNA IN HET GERMAANSCH MUSEUM aus betriegimg und woXXX iar den menschen TE NKUKENIlERi;. histperkeit 1111 aus eitler imbekanntgewonet.rn sy frcude verfürt. Disc Magdalena ward in vergessenheit ward teglich zu den vij tagszeiten von den Engcln in die irs gcslechts eyn Sünderin. Aber sy ist aus der predig lüfft erhebt. l'nd in irn Iciplichcn Oren von de ireudenini lere Jhesu zu besserung irer verschuklung bewegt reichen gesang d'hymhehen ki'ir crquicktc. l'n al-n worden uw zu de herren in das hans Symonis dess auf- daruon ersatigt das sy eynieherlev leiplichen narugnit mcrckigen komen, un hinderwertling zu sein fusten dorsste. Zuletzt ward sy (lurch einen Kynsidel dein getreten. l'nd hat ire Zaher (Triinen) miltigklich bischoff Maximuio geoiienbart, der harrt (faud?) ir vcrgiessende die iüss gewaschen un mil de har :rs am Suntag in der morgen rot als sy sterben ^olt. Do haubts gctrücknet un gekust. Vu mit kostlicher salben erschvn sy, y, elnbogen lioch von d'erdcn erhebt in gcsalbt. l'nd d'herr sprach zu ir. O weyb dir werden lUni milel d'lüigel mit grossen lieelit umgeben, mit vil sund nachgclassen, gceh'n im 'rid. Oar nach. ist dem lieylige Sacrament bcwarte. l'n sendet mit zahern sy dis weil sy lebt t'risto liif/igklich angehangen l'n iren geyst auff zu got am rrytag (less monatz July Jar ir prudcr Lazarus von irer lieb wegen vom tod erwecket d'wclt ccxcüo.
404
TYL RIEMENSCHNEIDER.
die van Riemenschneider en waarschijnlijk uit iets later tijd. Wij zijn nu al eenigszins aan het denkbeeld van het harenklccd gewend; — dat het werkelijk als een kleed kan worden opgevat, blijkt uit de geciteerde opdracht, waarin overgezet in modern-Duitsch duidelijk gezegd is: „in einem rauhen Gewande, wie man Johannes den ïaufer malt". En nu ook onze nieuwsgierigheid bevredigd is, zijn er geen bijgedachten meer, die onze belangstelling van het beeld zelf afwenden: een naaktfiguur — uiterste zeldzaamheid in die dagen en wel een, die ons schoonheidsgevoel volkomen bevredigt. Deze Magdalena, en zooals we later zullen zien, de zandsteenen Eva te Würzburg, zijn zonder twijfel naar model geschetst. Ze datccren ongeveer uit denzelfden tijd, zijn anatomisch aannemelijk, hoewel ietwat geïdealiseerd op Riemenschneider's wijs, met smalle schouders en zeer jeugdige borsten. Maar het gelaat is edel en schoon, het lang-neerhangende hoofdhaar is met de nauwsluitende vacht een kuische bedekking en het geheel ademt reinheid en goddelijke genade. Dit groote beeld, dat mogelijk het eerste naar model gesneden naaktbeeld in Duitschland is, behoort tot de allermooiste uit Riemenschneider's jongen tijd. Ik heb hierboven al even gesproken over het Germaansche Museum te Neurenberg. Op veel minder grootsche schaal aangelegd dan het Beiersche Nationaal-Museum te München, bevat het toch een verzameling van wereldbeteekenis, vooral van beelden en houtsnijwerk uit het laatst der vijftiende en begin van de zestiende eeuw. Gelegen onder den stadswal bij de Frauentor, ondergebracht in het monumentale Kartuizerklooster van 1380, waart er de atmosfeer der middeleeuwen, die aan geen modern museum is te geven. Natuurlijk brengt die behuizing in een gebouw, dat allerminst voor openbaarheid ingericht was, ook zijn bezwaren mede: zoo goed en zoo kwaad als het gaat is hier de rijke verzameling in dat dool-
hof van gangen, grootere en kleinere, goed of minder verlichte ruimten ingedeeld, *) en de veertiende-ceuwsche gothische kerk met haar prachtig houten dak-gewelf staat overvol met middeleeuwsch beeldwerk en andere kerkelijke kunst. Het is een overstelping van lijnenspel, dramatische tafreelen, waarin we moeite hebben de beelden te scheiden en nauwkeurig en afzonderlijk te beschouwen. En toch, onder de tallooze Duitsche houten beelden, meest alle van het einde der vijftiende eeuw, kost het ons geen moeite de Neder-Frankische aan te wijzen en nog minder de enkele puur-mooie Riemenschneiders die er zijn: een Johannes, een Elisabeth, en een Aanbidding van het Christuskind. Van de Elisabeth, een der teederst gemodelleerde meisjes-heiligen, die hij schiep, geef ik hier op blz. 402 (rig. XV) een afbeelding. Op de foto is niet te zien, hoe vervallen het beeld is geweest en hoe prachtig het gerestaureerd werd. Niet altijd is dergelijk opknappen een succes. Dikwijls had men beter gedaan het beeld gebroken te laten, dan de heiligschennis te begaan, het onbeholpen te herstellen. Maar hier is het anders. Waardoor het kwam, of het jarenlang buiten gestaan heeft in regen en wind, of lag te rotten in een vocht igen kelder is niet te zeggen, maar toen het in de zeventiger jaren in het bezit kwam van den Neurenbergschen schilder Scharold, was de linkerkant geheel vermolmd; het beeld was overlangs gespleten, en opgegeten van den houtworm. Toch waren in dat droevig hulsel nog de resten van vervlogen schoonheid te herkennen, maar meer dan armzalige resten waren het niet. Bekwame restaurateurs, vakmenschen, weigerden eenvoudig eraan te beginnen, maar in 1883 ondernamen de Ncurenbergsche beeldhouwers Stark en Langenfelde het herstellingswerk. Het vermolmde hout werd met lijm doortrokken, alle reten en gaatjes zorgvuldig opgestopt met een meng*) Het onvergelijkelijk Musée 'ie Cluny heeft hetzelfde „dcfüut de ses qualités".
TYL RIEMENSCHNEIDER.
405
sel van houtzaagsel, krijt en lijm en zoo is Als Barbara draagt zij op het hoofd een langzamerhand de oude vorm herwonnen. soort wrong van wol, van voren ietwat toeOp aanwijzing van den directeur van het gespitst en overtrokken met dunne stof. . Museum, dr. Essenwein, zijn naar analogie, Een kleine groep „De aanbidding van'het van een vijftiende-eeuwsche kopergravure Christuskind door een der heilige Koningen" haar als attributen de wijnkan en de schaal toont sterk verwantschap met een paneel met ooft en brood gegeven, en zoo ziet men van hetzelfde onderwerp in het Britsch hier weer de landgravin Elisabeth van Thu- Museum, waarvan ik later een afbeelding ringen, prinses van Hongarije, herleefd, zoo- zal geven. De Madonna ervan, toont ge-
KIG. XVII.
ALTAAR
VAN
HET
IIF.II.1C.K BI.OEI) ( M I D D E N S T U K ) ,
als zij uitging met liefdegaven naar armen, zieken en hulpbehoevenden, - - haar dagelijksche taak. Zij is een zeer bekoorlijke jonkvrouw, wereldscher dan de statige Barbara en de pieuze Walburga te München, teerder tevens en sierlijker. In haar gelaat overheerscht niet de weemoedstrek der martelaressen, want zij staat sterk in haar betrouwen op den Heiland.
TE
ROTHKNBl'RC. AAN DEN
TAUBER.
lijkenis met de Magdalena van München en de Madonna te Volkach. Het stuk is niet meer dan een halven meter hoog en breed, eenvoudig van groepeering en zeer smaakvol van behandeling. Een bijna levensgroot halfbeeld (fig. XVI) in hetzelfde museum, geheel in Kiemenschneider's trant, geeft den stijl van zijn school in zijn ecnvoudigsten en daardoor meest aantrekkelijken vorm. Het is waar-
406
TYL RIEMENSCHNEIDER.
schijnlijk een goede arbeid uit Riemen- te. die nauwelijks meer is van onzen tijd. Schneider's werkplaats. *) Laat ons dan — en ook niet eer - - tot Zoo langzamerhand hebben we zeer vele de Jakobskcrk opgaan in de Klingengasse, van zijn alleenstaande beelden in hout ge- voor Riemenschneider's altaar van het Heizien; wij moeten voor zijn groote altaren iige Bloed. | Reeds buiten klinken orgelnaar Rothenburg en Creglingen. Zij zijn tonen tot ons door en binnengelaten in daar nog in de de eenzame kerk, kerken te vinden, koeren wij den volwaarvoor Rienienlen klank ccner schneider zelf ze schoonc vrouwenhad ontworpen. Wij stem; een Duitsche reizen dus naar zangeres van naam Rothenburg, de zal —- naar liet middel-eeuwsch-getoeval wil —- des bleven stad met avonds zingen op torens en tinnen het kcrkconcert: zij en vestingwal, vandoorloopt haar liewaar men aan den deren nu even met Wcsterkant stijl den organist. Wij neerziet in het Tauzien haar niet en berdal, waardoor luisteren zwijgend; de Tauber zilvcrz'j staat hoog-boven flingert in de diepbij het orgel, dat te. Er zijn geen de sm arteklanken toeristen mi, geen van haar alt beEngelschen, geen scheiden begeleidt. Pruisen; met het Fiudelijk is het stil welken der bladeen wenkt de saren is de rust in cristcin ons naderRothenburg weerOnze zachte stapgekeerd, — en onpen klinken dcor gehinderd kunnen den nagalm barer we rondgaan door klaterende klanken de slingerende steen wij staan dan gen en klimmen voor Riemenschneiop de torens en der's heerlijke Ade stadsmuur, tot vondmaalsgroepstil de middeleeuwsche (fig. XVII). sfeer geheel ons Wij moeten ons heeft bevangen en FIG. XVIII. GROEI' UIT HET ALTAAR IN DE KERK TE DETWANG. verbeelden die groep met haar de kalmvan boven af te zien. Vandaar dat de figuren achter de *) In het Petersburgsche Museum van de ,,Société impériale pour 1'encouragement des beaux aits" is een tafel zeer verhoogd zijn geplaatst en het dergelijk half-beeld, een zeer jonge en kinderlijke tafelblad zelf verticaal schijnt te staan. Maagd met flink ongericht hoofd, het kind minder goed De hoofdfiguur staande in het midden is geproportioneerd; toch uit dc'izeifden tijd en Dnitscli, waarschijnlijk zelfs Frankisch. „Les Trésors d'art en judas, die in zijn linkerhand onbeschaamd Rufsic" van 25 Juni 1904 geeft er een afbeelding van. de geldbuidel omhoog heft. De Heiland
TYL RIEMENSCHNEIDER. legt den in smart, diep neergebogen Johannes liefkozend de hand op den rug, Petrus, links van den Christus, drukt, zich als teeken van trouw, de beide handen kruiselings over de borst. Dit zijn de eenige uiterlijke teekenen van het schrikkelijk drama, dat zich hier, in die gothische kapel met de hooge smalle vensters, afspeelt. De anderen zien het aan of zijn in zijgesprek afgeleid (de twee zittende figuren rechts). Dit is zeer juist gezien er. in overeenstemming met het bijbelverhaal, dat slechts aan Petrus en aan den jongen Johannes ecnig begrip toekent van den waren toestand. Het is een eenvoudige, maar door haar ongekunsteldheid ontroerende voorstelling: meer aangrijpend dan dramatischer tafreelen van Italiaansche meesters. Riemenschneider's aristocratischingetogen kunstbegrip wilde noch luide klacht noch tragisch, gebarenspel.
407
sierlijk gesneden engelen. Het is een der treffendste groote altaarstukken van Riemenschneider's hand. We zien het lang en vaak, en steeds worden we er meer mee vertrouwd. De figuur van den Christus, oogenschijnlijk weinig karakteristiek behandeld, wordt ons begrijpelijker. Wij zien in zijn smartelijk gelaat, dat hij w e e t welk lot hem wacht. De slechtheid van Judas, de zonde, die zijn volk aan hem begaan zal, vervullen hem met weemoed. Aan zijn eigen lijden geeft hij geen gedachte, maar Johannes, zijn liefsten leerling, troost hij nog Zijn lijden is medelijden, zijn wezen louter goddelijke goedheid. De Jakobskerk heeft ter andere zijde van het hoofdaltaar eveneens een groot werkstuk, dat waarschijnlijk ten onrechte ook aan T. Riemenschneider zelf wordt toegeschreven. Het is een altaar met als hoofdgroep de Kroning van Maria door God den VaFIG. XIX. GROEP UIT HET ALTAAR IN DE KERK TE DETWANG. der en den Zoon. Het altaar is rijk versierd met laat-gothisch loofwerk (groo-, Zwakker van compositie en uitvoering, is tendeels door den schrijnwerker Erhart het vrij stellig een werkplaats-arbeid. Maar gesneden), heeft een bovenbouw met beelden zeer mogelijk heeft Riemenschneider de en hooge, kantige spitsen, pancelen op de devote Maria-figuur er zelf voor gesneden. Ik heb reeds vroeger geschreven dat onze zijluiken, die tafreelen uit liet leven van den Heiland geven, en in de predella twee meester veel in het Tauberdal heeft gewerkt.
4o8
TYL RIEMENSCHNEIDER.
Dit is te verklaren. Parochiaal behoorde de harmonisch bij de voorstelling in het middcnRothenburgsche Jakobskerk onder Detwang, vak aan. oud keizerlijk Rijksdorp, dat een klein Wij gaan nu verder. Een moderne posthalf uur westelijk bergaf onder Rothenburg's motor voert ons door het kleurenrijke, wissemuren ligt. Detwang hing kerkelijk weei lend rivierdal afwaarts naar Creglingen, even af van onder de hoofdkerk — de Neu- over de grens van Wurtemberg. Nog een munster —• van liet bisdom Würzburg. Zoo kwartier wandelens en wij zijn op den ouden komt het waarschij ijk dat niet een Ncurcn- landweg van Rothenburg, op het punt waar vóór ons de berbergsche, maar onze Würzburggen openbreken sche meester de en de romantische opdrachten kreeg, Munstervallei, golondanks de over vend en breed, geheel Duitschmet boomenweiland verbreide den en wijngaarroem der Neurenden, schemerig bergsche kunsteblauw tot in de naars. verte ui tdeint. Een In liet kerkje kleine, snelle beek, van Detwang is de Herrgottsbach, ook een klein, plotseling uit denmaar zeer mooi nenbosschen uildrieluik-altaar van geschoten, vliedt Riemenschneider, schuimend naar dat van omstreeks de ïauber, — 1500 moet datcenabij, maar ver in ren. In het schrijn de diepte. De heleen kruisigingslingen, hier en aan taf reel met onder de overzij, zijn het kruishout twee zwaar beboscht groepen, links tie met bruine beutreurende vrouken en donkere wen, rechts Joden dennen. Het is en krijgsknechten er mooi en vrij met vijandige gevan stadsgeluiden; zichten (fig. XVIII hier is nog steeds en XIX). De arme de wereld, zooals l-'IG. X\'. DKTAII. VAN HKT MARIA-AI.TAAK ÏK CREGI.INGKN. Moeder dreigt te zij eeuwen is gebezwijmen, maar wordt door den jongen weest. Links aan den bergweg, hoog en Johannes en Maria Magdalena opgehouden, breed ommuurd ligt een verwilderd kerkhof Beide groephelften (zoowel als de Christus met veel oude zerken en daarbinnen een — een ideale breed-hangende figuur —) zijn kleine, maar schoone en süjlrijkc gothischc zeer mooi en de gedrongenheid der staande kerk, goed behouden sinds haar bouw in personen is geheel aannemelijk en valt niet ij8g. Het is de Herrgottskirchc, waar op in de enge omlijsting. De zijluiken geven vier, vijf eeuwen geleden de pelgrims ter twee paneelen, Jesus op den Olijfberg en de bedevaart gingen. Zooals die middelOpstanding, en deze tafreelen sluiten zich eeuwsche pelgrims kwamen van over de
I-'IO. XXI.
HET MARIA-Al.TAAR
VAN RIKMRNSCHNKIDKR
TE CRKOI.INGEN.
TYL RIEMENSCHNEIDER. groenende heuvelen, vol vroomheid en ver- de Aanbidding dei Koningen, rechts Jesus trouwen, zoo moeten ook wij naar binnen in den tempel. Op het laatste (fig. XXII) gaan, deemoedig en vroom, en ook wij zien we als een der schriftgeleerden rechts zullen er kracht en bevrediging vinden. een vrij jongen man. Deze, en de oude Want middenin, door een eenvoudig hou- zittende persoon voor hem, zijn in vijftiendeten hek omgeven, staat Riemenschnei- eeuwsche kleederdracht; beiden zijn blijkder's schoonste altaar, glorierijk stralend baar poitrettcn naar het leven. Geen beeldin de kleurenspeling van het licht, dat snijderzou een zoo karakteristiek groot, vlak door gekleurde glazen valt. Het is als (en leclijk) gezicht als dat van denzittenden een wonder, — man hebben kunbuiten in de 7011 nen fantaseeren. het godgevallig De jongere man landschap, binis zonder eenigen nen in de koele twijfel Riemenhooge ruimte schneidcrzelf; de dit gebenedijde gelijkenis met beeld: de Lieve zijn portret op Vrouwe, die,voor den grafsteen te het aangezicht Würzburg wijst derstarende aposhet uit. telen, door enDit altaar - gelen gedragen, het schoonste en naar den hemel grootste in de zweeft. Zij houdt Duitschc kunst de slanke handen van eiken tijd in gebed gehe— - heeft eeuwenven; de bevende lang in vergetelvingers raken elheid gerust. Sinds kander nauwede hervorming lijks. Haar teeder in het tweede wezen is van dit kwart der zesleven niet meer, tiende eeuw ook haar klare oogen hier het oude zien de dagcrageloof had verden der gelukdreven, hielden zaligheid. Haar de bedevaarten J E S l ' S IN DEN T E M P E L , RKI.IKF IN [IK 1'REDEI.LA gelaat is jeugdig op en bleef de VAX IIKT A L T A A R Tl'. CKEGI.1NI.EN. weer en van hekerk gewoonlijk mclschc glans overlopen (zie lig. XX). leeg. Interessant is wat Weber van een ouden Het geheele altaar (fig. XXI) is zeven Creglinger te weten kwam: „In meincr Jumeter hoog en de bovenbouw is verloren in gendzeit", zeidc deze, „war das Altarwerk de duisternis der kruisbalken. Het ranken- mit Brettern fest zugeschlagen; um 1850 loofwerk boven en 0111 de Madonna vormt wagten einige Marmer den Vorschlag, sie zu den overgang tot de laat-gothisch-ijle hoog- entfernen, um die Abgöttin der Kathoiischen opstrevende bekroning. De zij-luiken ver- auch einmal zu sehen". Vandaar wellicht, dat beelden tafreclcn uit het leven van Maria het 7.00 goed behouden bleef. Volgens de oude en in de predella zijn twee paneelen, links overlevering was het altaar door een schaap-
TYL RIEMENSCHNEIDER.
411
herder in zijn ledigen tijd gesneden. Als zoo Het word! nu tijd naar Rothenburg terug vele overleveringen mist ook deze allen te keeren: de postkoets, die eenmaal daags grond van waarschijnlijkheid. Rudolf Her- maar gaat, is weg en wij kiezen den ouden gau, die, in zijn boek over Veit Stoss het landweg, die ons door het belommcrde dal altaar aan zijn Xeurenbergschen meester toe- in de lichting van Rothenburg voert. De schreef, is even \er van de wijs. Bode *) weg slingert stadig' omhoog tot we na uren boven zijn op het bouwde om het alplateau, waarover taar een gansehe rechtaan de weg hypothese op. Volpeilt naar het Oosgens hem was het ten. Tegen zes uur gesneden door een bereiken we den onbekenden Nederrand der diepe valfrankischen meeslei, die ons van Roter, grooter dan Rietlienburg scheidt. menschneider, zijn Vóór, ons, hoog en voorganger en naar onneembaar, ligt hij aangaf, mogede middelecuwsche lijk zijn meester. slad, sterk op zijn Om die veronderheuveltop. Twee stelling kracht van witte, zeer steile waarschijnlijkheid paden leiden uit het te geven, neemt hij groene dal naar Riemenschneider al hare poorten; torens zijn beste werken zonder tal, grillig af en schrijft ze toe oplijnend tegen de aan den onbekenlucht, blinken in den „Meister des de late zonnestraCrcglinger Altars". len, wijl de vallei Hij overlaadt henreeds in den schamet roem en dringt duw ligt. Het dal, T. Riemenschneider met zijn geelbleenaar een lageren ke stoppel velden, rang. Die vernuftizwarte akkers, ge vinding is evenboschplekken en wel door geen wahooge populieren ren Riemenschneilangs de rivier, der-kenncr aangegaat stil ter ruste; nomen en tegenXXIII KN N \ I V . ADAM KN F.VA IN H K T F U A N K I S C H K langzaam stappend woordig gelooft I . U r i i ' O L D - M U S E U M '1'K \ \ T RZKU KIJ. kei-ren de werkers buiten Bode geen sterveling ter wereld er meer aan. f) van liet land naar huis. *) Zie de bibliogralie. f) Een altaar, in structuur wel overeenkomend met die te Rothenburg en te Creglingen, het beroemde Wolfgangsaltaar te Kefermarkt, wordt door Hermann Ubell (in Kunst und Kunsthandwerk, 131;, 1) nan onzen meester toegeschreven. Volstrekt onjuist. Stylistisch gesproken, staan de beelden ervan zelfs niet in dezelfde school.
Dan vangen eensklaps — 't is zes uur — de klokken van Rothenburg te luiden, aan. Klanken galmen door het dal, worden overg e n o m e n en b e a n t w o o r d in a n d e r e n t o o n ; ,,jn,wc r h y t h m o n doortrillen de lucht; h e t
klankvolume groeit en sterft weer weg,
412
TYL RIEMENSCHNEIDER.
enkele brokkelende klanken blijven nog hout gesneden, later vaneengezaagd en thans na Dan zwijgen ook zij en over stad en weer in den oorspionkclijken vorm opgedal heerscht weer de stilte. Wie Riemcn- steld), een mooie meer dan levensgroote ..Treurende Moeder" Schneider's werk ten uit een kruisigingsvolle wil waardeeren, groep, een Sebastiaan, moet het genieten in een Barbara, een (zitzijn land en in het tende) Stcphanus, en kader van zijn tijd. twee curieuze „Mutter Het is ook daarom, Anna Sc!bdritt"-groedat wc nu naar Würzpen *): Anna, met op burg zullen gaan, de eene knie haar waar onze meester zijn dochter Maria en op leven sleet en waar de andere haar kleinzijn nagedachtenis, na zoon Jesus. eeuwen van vergetelheid, thans wordt geAan den Westelijëerd als die van een ken wand, van rechts harer liefste zonen. belicht, staan voor Op de Residenzplatz een donkerrluweelen is hij in brons uitgeachtergrond de twee beeld *), beitelend aan groote naaktbeeldcn oen Maria; in vele Adam en Eva, die kerken vindt men nog eertijds den hoofdinzijn beelden en in het gang der Mariakapel nieuwe Frankische ter weerszijden sierLuitpold-Museum is den (lig. XXIII en de grootste zaal inXXIV). Zeer gerestaugericht tot schouwreerd, vooral (en zeer plaats van zijn werk. leelijk) aan de voeten, Voor het mecrendeel die blijkbaar het meest stukken, die herinneaan het weer waren ren aan betere in de blootgesteld, is toch voortreffelijke verzagenoeg van hen over, meling te Miinehen, om ons weder een zijn er toch ook ennieuwen kijk te geven kele, die tot zijn beste op zijn zeer bijzondere werk behooren; een kunst. kleine, uitmuntend-beDe geheele geschiehouden „Doppel-Madenis der beelden is donna'", twee mooie, in de Würzburgsche even groote Madonraadsbocken opgeteena's ruggelings tegen l'IG XXV. ORAI'STEEN VAN I>K RIDDER VON SCIIAUMelkander geplaatst; !!KRG IN DE MARIA-KAI'RI. TE WTRZHURG. *) In oud-Duitsch staat (of liever: uit één stuk Selbdritt voor ,,zn d reien", *) Op de I-'rankonialininnen met" Matthias Grur.cwald (den Dr.itsclien „Oorreggio") en Walthcr vw. de Vopehveidc.
v.mdaar professor Vogelsang's juiste vertalir.i; in: ;,Moeder Anna te drieën". Sinds den Vlaamschcn instroom, zou ook „Moeder Anna gedrieën" o:s niet vreemd in de ooren klinker..
TYL RIEMENSCHNEIDER.
413
kend, — de Mariakapel behoorde destijds lijk, maar in zijn gelaat zijn wroeging en aan de stad. 5 Mei 1491 kreeg ïvl, na weemoed ten volle weergegeven. Het is niet langdurige besprekingen vormelijk de op- te veel gezegd: deze beide beelden zijn de dracht en in het najaar best-geslaagde steenen van 1493 waren de beelnaaktfiguren uit zijn tijd den klaar en kreeg de in Midden- en Noordejonge meester zijn loon: lijk Europa. Ze zijn ook 120 gulden, een voor niet Duitsch van type; dien tijd beduidend belang en slank, smal van drag. De toeslag van heup en ovaal van getien gulden, die bij builaat, doen ze ons eer tengewoon goede uitaan het Angelsaksische voering der opdracht ras denken, als de meeste zou worden gegeven is zijner vrouwen en vrijinbegrepen in de som. wel al zijn mannenAl te gul was evenwel figuren. de betaling niet, daar De gothische Mariade jonge Tylman de kapel, die vroeger aan witte steen uit Konigsde buitenzijde behalve hofen voor eigen rekeAdam en Eva ook nog ning moest laten komen een goede rij apostelen en bovendien nog zelf uit zijn werkplaats droeg voor de opstelling der (die, zwaar beschadigd, beelden had te zorgen. deels in dit museum, De „eerste menschen'" deels in den Dom zijn zijn hier jeugdig voorondergebracht) is evengesteld *), onschuldig, wel nog niet geheel van schuchter, als verlegen Riemenschneider's werk met hun naaktheid. Inontdaan. Verscholen achnig gevoelig is het jonge ter de naar binnen openslanke lijf der Eva gegeslagen hoofddeur staat, vormd, haast dichterlijk in den muur gemetseld, is de lijn van het ovale een grafsteen van den hoofd omlaag, langs ridder K onrad von borst en heup tot aan Schaumberg, die naar de voeten, khythmisrh het bovenschrift veris de beweging van haar meldt, op zijn terugkeer veerkrachtig, lenig livan Palestina in 1499 chaam, en rein haar op zee gestorven was oogopslag. De Adam is, (lig. XXV). Het is goed door de gebrekkige herstijlvol, aantrekkelijk F[G. XXVIH. GRAFMONUMENT VAN PRINS stelling van zijn rechterwerk. In volle wapenHISSCIIOI' RTDOLl'II VON SCHKERENBF.RG, arm, veel minder sierrusting, maar zonder IN DEN DOM TE WTRZHUKC. helmkap, het vrome ge*) Het kostte den burt;ervaderen veel hoofdbreken laat met lange, krullende haarstrengels omof zij Riemensclmeider zouden toestaan den Adam geven, staat hij in licht naar links gebogen jong en baardeloos te maken, maar tui; slotte won de houding, met de voeten rustend op een — beeldhouwer het pleit.
414
TYL RÏEMENSCHNEIDEK.
wat al te wollige — heraldische leeuw. Wa- van pleister staat van Riemensehneider tegen penschilden in de hoeken zijn voorts de een der vierkante zuilen de monumentale gedenksteen voor prins-bisschop Rudolf von eenige versiering. Verder zijn er onder de talrijke houten Scheerenberg, levensgroot en in vol ornaat. beelden, die hoog aan de zuilen bevestigd Ik geef van dit, in 1496 of '97 ontstane zijn, de twee boven de kommunicbank van greote werk op blz. 413 (fig. XXVIII) een hem, — Dorothea en Margaretha, ---- voor- afbeelding, die evenwel slechts zwak den intreffelijk werk uit zijn besten tijd (lig. XXVI druk kan weergeven van dit meesterlijke werk. en XXVII). BeiDe beschildering den, naar de toenis in den loop malige mode geder eeuwen gekleed, zijn van heel verdwenen, bijzondere aanwat aan dit beeld trekkelij kheid en van roodbruin gratie. Het gemarmer zeer ten laat der Dorogoede komt. De thea is blij moesteen is vlak en digen vriendelijk, glad behandeld; flatteus met opalle lijnen en gebonden vlechplooien zijn vloeiten bekranst. In end en zacht. de wonderfijn geMaar het gelaat sneden handen van dezen ouden, houdt zij sierlijk ouden man is denbloemenkorf. alles! In den Pendant van de middag valt vol ernstiger Margahet zonlicht op retha, die e< n hem en geeft het groteske draak een spokig leven, als attribuut waardig, hoog toont, is zij \veen onverzettelijk reldscher van tot in den dood. houding en kleeHet staat veel dij. De Margahooger als porretha houdt in tretstudie dan de linker een het meer idealisbock. Zij blikt tisch opgevat geI'IG. XXVI EN X X V I I . S T . DOROTIIKA EX ST. MARC.AU bezield naar bolaat van den ridIX IJK M A R I A - K A I ' K I . TK W T R Z W ' R i ; ven. Eigenaardig der von Schaumis het, in deze beelden eens te letten op ix R; in de Mariakapel. Wij zien hier de de wijze waarmee men in drapeering een nieuwe phase in Riemenschneider's kunst, gedachte kan uitdrukken. Beschouwt men die wij alleen nog kenden uit zijn klein de lijnen van beider kleedij, dan ziet men zelfportret, tot hoogste uiting gebracht. De in die der vrome Margaretha duidelijk een omlijsting is zuiver gothisch en zeer mooi. opwaartsche streving, in die der wereldsche Ruim twintig jaar later, in 15K), werd wederom aan Riemensehneider opgedragen Dorothea weelderige horizontale plooien! In den Dom met ziin oveiladen binnensier een grafsteen uit te voeren voor den prins-
TYL RIEMENSCHNEIDER.
415
bisschop Lorenz von Bibra. Het staat De Moeder en het Kind, hier zeer natuurlijk aan de volgende zuil en is even rijk en verbeeld, bekoren door hun onschuldige, monumentaal opgevat. Toch is het ver- vrome menschelijkheid. Zoo eenige, dan zijn schil ontzaglijk. Het eerste werk is innig, deze figuren aan die der zwierige Neurenbergers verwant. Met het tweede gevoelloos, zijn vroolijke bloemende karakterbeelding erkleuren en gratie is het van is veel minder trefvoor velen Riemenfend, de renaissance-verschneider's sympathieksiering met banale pilasste beeld. ters, guirlandes en zoeMinder belangrijke telijke engeltjes, arm aan stukken in de Francisgedachte en zwak. Wij kanerkerk, het Bürgerweten dat de gevierde spital en de huiskapel kunstenaar het in die van het Ehehaltenhaus, jaren van maatschappebehoef ik hier niet te lijk succes uiterst druk bespreken, evenmin het had en al zijn bijwerk werk in tallooze kapellen overliet aan de leerlinen kerken der omliggen in zijn werkplaats; gende dorpen, — vele de grafsteen geeft er ervan zijn niet van hem, ampel blijk van. Het doch uit zijn school groote kruisbeeld, evenIn Bamberg, in den eens in den Dom, dat beeldend] ken dertiendedoor Adelmann aan Rieeeuwschen Dom, staat menschneider wordt toeRiemcnschncider's meest geschreven, is stellig niet beroemde grafmonuvan liem. Onze rondwanment, dat voor keizer deling door de WürzHeinrich II, die in 1024 burgsche kerken geeft overleed en zijne gemaons nu jong, dan oud lin Kunegonda. Beiden werk van den meester te zijn heilig verklaard na zien, de Adam en Eva hun dood. De keizer was van 1493 eerst, de zerk de stichter van de kathevan Lorenz von Bibra draal, zijn vrouw deed van 1519 nu. In de Neuvele wonderen. Op de niünster, die in het begin dekplaat (fig. XXX) van de achttiende eeuw rusten de meer dan lein klaterende barok werd vensgroote gestalten omgebouwd, vinden wij naast elkaar. in een sobere kapel links van den ingang, weer Zij dragen elk een FIG. XXIX. MADONNA IN I)F. NEUMUNSTER TF. een zeer oud beeld, moschepter, de keizer boWTRZBURG. gelijk wel de eerste Mavendien rijksappel en donna., door Riemenschneider in steen ge- kroon. De handen der keizerin zijn los houwen (fig. XXIX). Zij is uit denzelfden tijd over elkander gelegd, haar houding is in als de naaktnguren, levensgroot en van on- gothische S-vorm. Beider gelaatsuitdrukking gewone losheid en sierlijkheid van beweging. is koninklijk; hun gewaden zijn van zware
TYL RIEMENSCHNEIDER. stof' en vorstelijk geplooid. Naïef genoeg" heeft onze meester de keizerin, die ruim vier eeuwen voor zijn tijd stierf, gekleed in vijftiende-eeuwsche dracht. Maar hoe zuiver heeft ook hier weer Riemenschneider uit stugge steen de smijdige welvingen der stof weten te polijsten! Aan de zijden zijn relief platen aangebracht met episoden uit hun beider leven. Op een ervan ziet men de legendarische vuurproef der keizerin. Door een hoveling, wiens min zij afwees, van ontrouw beticht, onderwierp zij zich aan een godsoordeel ten bewijze van haar onschuld: zij liep, in 's keizers tegenwoordigheid , blootsvoets over gloeiende ploegscharen, zonder letsel te bekomen. Dit groote monument was in 1499 door prinsbisschop Heinrich Gross von Trockau aan Rie1-IG. XXX. GRAFMONUMENT VAN menschneider O] )KUNIGONDA IN DKN gcdragen ter vervanging van het in 1147 gebeeldhouwde marnieren praalgraf. Hij ontving als loon driehonderd gulden, in twee termijnen betaald, — (ingerekend den godspenning die zeven gulden bedroeg. Het laatste werk van Riemenschneider,
waarvan de datum met zekerheid is aan te wijzen staat in de kleine parochiekerk van Maid-brunn; het is een zandstecnen plaat van twee meter hoogte en anderhalven meter breedte, een ,,Beweening van het lijk van Christus na de afneming van het kruis. *) (lig. XXXI). In de betrekkelijk enge ruimte zijn niet. minder dan tien personen uitgebeeld. Het doode lichaam door Joseph van Ariniathca van het kruis genomen en nog door hem gesteund, ligt op den voorgrond. Het ligt er, jammerlijk overwon nen, doch nu in rust. Het gelaat onder de doornenkroon is lijdend, ontroerend smartelijk van uitdrukking. De oude Moeder staart naar hem met blinde oogen en steunt hem aan den machteloozen linkerarm. Johannes staat achter haar. Hij kan geen woord KEIZER I I E I N R H ' I ] KN K E I Z E R I N uitbrengen; weet DOM T E BAMBERi;. niet, hoc de arme vrouw zijn deernis te betoonen. Hij uit haar in een stil-gevoelig handgebaar. In het midden onder het kruis staat naast Johannes een oude, baardelooze man, het *) Johannes XIX, jS—40.
TYL RIEMENSCHNEIDER.
417
aangezicht verwrongen van pijn: de Nico- Men kan liet niet zonder ontroering aanzien, domus die de specerijen brengt. Herkennen Er is geen spoor meer in van hoogheid en wij deze figuur in middeleeuwsche kleeding? levensmoed, geen sprank van vroegeren Het is Riemensehneidei" zelf, maar nu —• wij staat en van den drang tot opstand tegen zijn na 1525 *) - -- als oude en gebroken man. het gezag; gebukt en deemoedig, geslagen,
KIG. XXXI.
DE H E W E E N I N f i
IN I)K P A R O C H I E K E R K
TE
MAIDBRUNN.
])it is wel liet. meest tragische portret, dat ooit een man van zichzelven heeft gemaakt.
staat hij daar als Nicodemus, de bekeerde Parizeer, die eerst tot Jezus kwam in den nacht *) en na zijn dood zonder vrees voor •) Het werk werd hem in 15.N opgedragen door de openbaarheid, beladen met aloe' en mirre,
nonnen van hetCistercicnser klooster. Ovenle verschrikkelijkc gebeurtenissen van dat jaar heb ik in het eerste stuk van dit opstel in de vorige aflevering gesproken. L. Elseviers No. 12.
^,
_ ••
,-i
i- 1
*) Joh. IH, 1 en 2.
4i8
TYL RIEMENSCHNEIDER.
Hoe mooi en aantrekkelijk de groep ook zorgvuldig en fijn gesneden borstbeeld, dat is, hoe roerend-gevoelig de hooldpersonen als Barbara *) of Magdalena f) wordt aanvan het drama zijn gegeven, als compositie geduid. Het Kaiser Friedrich Museum te is zij niet geheel geslaagd. Critisch be- Berlijn heeft een Madonna, nauw verwant schouwd, behooren de drie weencnde vrou- aan de Maagd uit het Gerolshofensche altaar wen, die zich allen op dezelfde wijze de oogen te München; bijna een imitatie en waarschijnafwisschen, niet eilijk het werk van een genlijk tot de groep, zeer knappen leerevenmin als de geling. Ook is daar een baarde man rechts. alleraardigst lindenZij keeren zich terzij houten beeldje, 78 en breken daardoor c.M. hoog, voorstelde eenheid, leiden lend St. George te de aandacht af van paard in gevecht dat eene groote, gruniet den draak (fig. welijk-tragische geXXXII). Dit is het beuren op den voorcenige, mij bekende, grond. De (over het ruiterbeeld, dat met lichaam bevcderde) vrij groote zekerheid engeltjes in de hoogaan Riemenschneite hangen meer dan der kan worden toedat zij zweven en geschreven. Het stezijn onschoon van vige, kortgebouwde lijn; ook de te zeer kleine paard herinopccngedrongen manert aan niets zoothematisch rechte zeer als aan de stiikruisen zijn niet gerende schimmels mooi. op de schilderijen Maar met dat al van den vijftienden zijn de hoofdfiguren eeuwschen Florcnvan dit als hoogtijn Paolo üccello,§), altaar opgestelde en is zeer aardig. steenen relief — moGoed zijn ook de gelijk Riemenschneivier (zittende) evander's laatste groote gelisten, waarvan er arbeid •— zoo dieptwee, Marcus en Lugevoelig van excas, met. hun emblepressie en sober van men (leeuw en os) behandeling, dat het zijn afgebeeld. Van KIR. XXXIII. DE AANBIDDING DER KONINGEN' IN HET toch als een kunstalle vier zijn de BRITSCHE MUSEUM TE LONDEN. werk van den eerhoofden proportiosten rang moet worden beschouwd. neel iets te groot. Mogelijk hebben ze geOveral in Duitschland, — Pruisen, Saksen, t) Door Stroit en Adclmann. Hessen, Baden — vindt men enkele van zijn t) Door Weber. werken. Het Welfen-museum te Hannover §) O.ei. op de „Slag bij S;uH' ïïgirlio" inde Xstionnl bezit een mooie Madonna, die van ongeveer Gallery te Londen en op het ruitergevccht m de 1510 zal dateeren en een zeer mooi uiterst l'ftïzi.
TYL RIEMENSCHNEIDER.
419
diend tot hoog-aangebrachte versiering van groep te Neurenberg, staat dit relief ver het koorgestoelte eener kerk. boven twee dergelijke paneelen (beide zonder In het K. K. Östcrr. Museum für Kunst achtergrond) te Würzburg en Berlijn, die und Industrie te Wcenen is een mooie Ma- eveneens, maar met minder reden aan Ricdonna, in stijl gelijk aan die te Hannover; nienschneider worden toegeschreven. niet stellig, maar zeer mogelijk een eigenHet Victoria and Albert-Museum te Lonhandig werk van onzen meester. den bevat prachtige stukken, alle op zichTen slottc komen we in Lijnden, waar zelf van bijzonder belang voor de studie van onzen meester. De weinig, maar zeer tegenover bladzij belangrijk werk 401 afgebeelde vanRiemenschneigroep van twee der is te zien. In personen, vroeger de „Middcleeuwaan J örg Syrlin sche" zaal van toegeschreven, lahet Britseh Muter door Bode aan seum hangt in den ,,Meister des een wandpanecl, CrcglingerAltars", rechts als men is stellig een echte binnenkomt, op Riemenschncider een weinig in het uit zijn besten tijd. oog vallende plaats De vrouw in de een diep in hout klecderdracht van uitgesneden relief, het begin der zesde „Aanbidding tiende eeuw, heeft der Koningen" op de knieën een voorstellend (fig. boek, dat zij met XXXIIIÏ. Ruim beide handen open een meter hoog houdt. Achter en half zoo breed, haar en leunend vullen de staande o]) de houten kerkfiguren de geheele bank, staat de ruimte. Slechts man. Zijn zielvol, twee der drie kobaardeloos gelaat ningen zijn erop getuigt van levensafgebeeld; Melchiervaring, het hare or neergeknield, ST. GEORC/F. MEI' DEN DRAAK IX is jong en ernstig. Balthasar staanFRIEDKICII-MUSEUM TE HKRI.IN. Beiden zwijgen, de; tegenover hen de hoofdfiguur, Maria met een lief-kinEenvoudig en weinii: pretentieus werk, derlijken Jesus. Zijzclvc, waardig en be- maar hoc weergaloos knap, hoe meesterlijk koorlijk-bescheiden houdt in de rechter- van compositie en techniek. Let op de lijn hand Melchior's sierlijk geschenk, den kost- van het jong-veerkrachtig lijf der zittende baren gouden beker. Josef — de minst vrouw, het rijke en toch niet onrustige geslaagde figuur — is in de rechterbovenhoek plooienspel van haar kostbaren mantel. Zie te zien, leunende op een staf; het geheel is als enkel detail de geaderde hand van den rustig en rijk gecomponeerd en uiterst fijn man! Men noemt hen thans Anna en Joachim en zorgvuldig bearbeid. Verwant aan de uit een ,,Sippen"-altaar, verwanten van de
420
TYL RIEMENSCHNEIDER.
Moedermaagd, en het ontbrekende stuk is, volgens Weber, in de verzameling van prins zu Öttingen-Wallenstein te Maihingen: een veel oudere man en een oude vrouw, beiden in oostersche kleedij. *) Het is mogelijk, hoewel als practisch bezwaar tegen deze onderstelling kan worden aangevoerd dat de stukken niet aan elkander passen, zooals uit bijgaande dwars doorsnede blijkt. Uit het paneel van het altaar te Creglingen en het altaarstuk te Maidbrunn hebben wij gezien, dat Riemenschneider, zooals trouwens geen der vijftiende eeuwsche kunstenaars, er niet tegen opzag enkele personen in de kleedij van zijn tijd te plaatsen, tusschen figuren in Oostersche dracht. Maar in dat geval waren het immer portretten en zoo is ook stellig dit paar naar het leven uitgebeeld. Te oordcelen naar de klcederdracht der jonge vrouw en naar den stijl van het werk (zoowel dit als de groep te Maihingen) is met vrij grootc zekerheid te constateeren dat het werd gemaakt omstreeks 1505, dat is juist in den tijd toen Riemenschneider, die tegen de veertig liep, de jonge Margaretha had gehuwd. 1'lcn begrijpt waar ik heen wil: ik zie in deze prachtigmenschelijke stemmingsvolle groep, hun beider beeltenis. Riemenschneider zelf, ouder dan toen hij zijn trekken sneed in den schriftgeleerde van het altaar te Creglingen, veel jonger dan de gebogen grijsaard te Maidbrunn, Margaretha als de jonge, bekoorlijke vrome dochter van Kaspar Rappolt. De beide genoemde portretten en de beeltenis op den grafsteen te Wiirzburg spreken deze onderstelling niet tegen. *) Met „heilige Sippe of Sibbe" wordt gewoonlijk de familie van de Maagd Maria bedoeld, die zeer omvangrijk is. De moeder van Maria was driermnl gehuwd, achtereervolgcns met Joachim, Cleophas en Salomas. Zij had drie dochters, een uit elk huwelijk, Maria, Maria Cleophas en Maria Salome genoemd. In het „Sippenaltaar" dat mogelijk opgebouwd zou kunnen worden uit de twee helften, waarover hier sprake is, zouden de jongere man en vrouw (uit het V. and A. Museum) dan mogelijk .Maria Cleophas en haar man Alphaes of Maria Salomé en Zebedeus moeten voorstellen en het oude paar (uit de verzameling te Maihingen) Anna en Salomas.
De twee knielende, kaarsendragendc engelen (fig. XXXIV), die het Museum bezit, incompleet daar de vleugels ontbreken, en daardoor ietwat schraal van lijn, zijn afkomstig uit het dorp Wolferstetter bij Külshcim in Baden, waar zij werden aangekocht. De betaalde prijs, ruim duizend pond, geeft een denkbeeld van de kolossale sommen, die tegenwoordig voor oude beelden van beteekenis worden betaald. Ze zijn prachtig gebalanceerd en van een stemmige, rustige gratie. Er zijn twee dergelijke kaarsenhouders te Wiirzburg en aan de engelen in de predella van het Avondmaals-altaar te Rothenburg, maar deze zijn mooier dan elk dier beide paren. In de kapel te Wolferstetter prijkten zij met een rijke moderne vergulding en waren daarenboven voorzien van nieuwe leelij k-gesneden vleugels. Zorgvuldig afgeloogd kwamen eerst sporen te voorschijn van een oudere beschildering van zilver op vermiljoen en eerst daaronder de oorspronkelijke houtkleur met in de oogen de zwarte iris, die Riemenschneider bijna immer placht aan te stippen. En nu — ik heb ze voor het laatst bewaard — de kleine, fïjnbewerkte perenhouten kopjes, die men als Adam en Eva pleegt aan te duiden (Fig. XXXV en XXXVI). Ze zijn in hetzelfde museum en werden eertijds aan Dürer toegeschreven. *) Bode komt de eer toe ze als van den „Meister des Creglinger Altars" te hebben herkend, wat tegenwoordig overeenkomt met een toewijzing aan Riemenschneider. De kopjes zijn niet grooter dan een flinke appel *) Moritz Thausing zegt hierover in z'jn boek over Dürer: Dürer wird freilich auch so im AUgerreinen zuweilen als Meister in der Skulptur gepriesen, schon von Zeitgenossen wie Christoph Schcurl. Es verhult sich aber damit so, wie mit Dürer's Ruf als Architckt. Wenn er auch hier und da und wohl ïmr an kleineren Stücken sein unzwcifelhaftes Geschick in der Bchandlung plastischcr Technik bewahrt hat, so sind doch so'che Wcrkc bisher nicht nachgewiesen, wcnigstens könncn die ihm bisher, wenn auch noch so allgcmcin zugeschriehenen Sculpturen nimmermehr als eigenhandige Arbeiten Dürer's angeschen werden.
TYL RIEMENSCHNEIDER. en zoo fijn en gevoelig, als waren ze het werk van een begaafden stempclsnijder. Het meisje, met haar naïef-onschuïdig kinderlijk gezichtje, de jonge man met zijn gcvoeligen mond en weeldcrigen haarbos, ze behooren tot het meest precieuse kleine werk, dat technisch in hout is te bereiken. Van onweerstaanbare charme, zijn ze aan geen
421
helft der vijftiende en het eerste kwart der zestiende eeuw. Kiemenschneider, de laatste der Duitsche laat-gotbiekcrs, bereikte een hoogtepunt en staat daar nog alleen. Zijn kunst was primitief en beperkt, maar in diepte van gevoel heeft hij zijns gelijken niet. Met den dertigjarigen oorlog — als alle oorlogen de grootste vijand der kunst —
FIG. XXXIV. TWEE KAARSENDRAGF.NDE ENGELEN IN HET VICTORIA EN' ALBERT-MUSEUM TE LONDEN.
tijdsbeperking gebonden en helpen mede om Riemenschneider — den Dürer in de beeldhouwkunst — een plaats te geven onder de groote kunstenaars van alle tijden. Na hem, door oorlog en hervorming, is de bloeiende beeldhouwkunst in Duitfchland haast plotseling tot verval geraakt. Nimmer meer heeft zij het aanzien en de waarde herwonnen van de werken uit de laatste
brak voor Duitschland een tijd aan van materialisme en grofheid waarin voor de Musen geen plaats was. Zooals Schiller ze zeggen laat: Wo die Waffen klirren Hit eisernem Klang, Wo der Hass und der Walm die Herzen verwirren, Da wenden wir llüchtig den eilenden Tritt. Zoo was liet toen en zal het nog wel zijn.
422
TYL RIEMENSCHNEIDER. BIBLIOGRAFIE.
l-'IG. XXXV. ADAM IN HET VICTORIA EN ALliERT-MUSEUM
Maar al is deze tijd een slechte voor kunst, wij hebben althans het erfdeel onzer vaderen en ik hoop in het voorgaande bij enkelen de lust te hebben opgewekt de door hun Italiaansche tijdgenooten geheel overschaduwde Duitsdie beeldhouwers wat meer te bestudeeren, en waardeering te hebben gevonden voor Tvlnian Riemensehneider, den grootsten en iijngevocligsten van hen allen. Londen, Februari 1915.
G. A. Weber. Leben und Wcrke d. Bildhaucrs Dill Riemensehneider, I Aufl. 1884; IIA11II. 1888; III Aufl. (Til R., sein Lebcn und Werken) 1911. Ed. Tönnies. Leben und Werkc d. Würzburger Bildschnitzcrs Tilmann R., 1900. Carl Adelmann. Til R. (Wallialla, Kulturbildcr aus der deutschen Vergangcnheit und Gegenwart, Band VI) 1910. Carl Strcit. Tylmann R., 1888. C. Becker. Tilmann R., 1849. H. M(erz). Dilmann R., (Christl. Kunstbl. N°. 11), 1891; Aug. Essenwein. Die hi. Elisabeth, Holzsculptur v. T. R. (Mitt. a. d. Germ. Nat.Mus. I) 1884-6. Ernst Borkowsky. Aus der Zeit des Humanismus (Gestalten aus der deutschen Vcrgangenheit, Iu'ste Reihe), 1905. Frit/ Knapp. Wanderungen durch die Werkstiitten friinkischcr Bildhauer. (Neujahrsblatter, hcrausgeg. von der Gesellschaft für friinkischc Geschichte, VI), 1911. \Y. Pinder. Mittelaltcrliche Plastik Wür/burgs, 1911. \Y. Lübke. Geschichte der Plastik, II Aufl. 1870/1. TE LONDEN. F. Burger. Handbuch der Kunst wissenschaft, 1912 Dr. F. Burger, Deutsche Malerei. Graf Yitzthum, Die Malerei und Plastik des Mittelaltcrs. Wilh. Pinder, Die deutsche Plastik. \V. (von) Bode. Geschichte der deutschen Plastik, 1885-7. O. Doering. Deutschlands Mittelalterliche Kunstdenkmaler nis Geschichtsquellc (Miersemanns Handbücher, VII), 1010.
TYL RIEMENSCHNEIDER.
423
Ed. Paulus. Rilder aus Kunst und Alterthum in Deutschland, 1883. Max Sauerlandt. Deutsche Plastik des Mittelalters (Blaue Biicher), 1910. H. Otte. Handbuch der Kirchlichen Kunstarchaologie des deutschen Mittelalters (bearb. v. E. Wernickc), 1884. F. X. Kraus. Gcschichte dcr ehristlichen Kunst, 1895—1908. H, Stegman. Meisterwerke der Kunst und des Kunstgewerbes, 1905. W. Josephi, Die Werke plastischer Kunst (Kat. Germ. Mus. Nurnberg). 1910.
W. Vög!\ Die deutschen Bildwerke (Kon. Mus. zu Berlin), 1910. H. Graf. Gothische Alterthümer der Baukunst und Bildnerei (Bayer. National museum zu Miinchcn), 1896. J. Lcischung. Figurale Holzplastik, 1908-12.
Alf, Maskell. Wood Sculpture, 1911. Adam Bartsch.. Le Peintre-Graveur, deel VI & VIT, i8c8. Salomon Rcinach, Répertoire de Peintures du Moyen-age et de la Renaissance, 1—III, 1905—'10, G. Woolliscroft Rhead. The treatment of drapery in art, 1904. A. L. Baldry. The treatment of drapery in sculpture (The Art Journal). 1909. Zeitschrift fiir christliche Kunst, 1889. Die christliche Kunst, VI u. IXJahrg. W. Caxton. The golden Legend (Legenda Aurea, 127;);, 1483, cd. by FIG XXXVI. EVA IN HET VICTORIA EN ALISEKT-Ml'SEUM TE LONDEN. F. S. Ellis, 1907. J. E. AYcsscly. iconographie Gottcs und der B. Eckl. Die Madonna als Gegcnstand christlicher Krinstmalerei, 1883. Heiligen, 1874. X. Barbier de Montault. Traite d'icono- Rohault de Flcury. La Sainte Vicrgc, 1878. graphie chrétienne, 1890. The Catholic Encyclopedia, 1907. F. Cabrcl et II. Duclercq. Dictionnaire The new Schaff-ITer/og Encyclopedia of d'archéologie chrétiennc et de liturgie, religious knowledge, cd. by Macauly Jack1907. son, 1910. • • •