9
Zo doen ze het
NIEUW LEVEN VOOR BUURTMOESTUINEN Maatschappelijke activering en educatie rond buurtmoestuinen
I
n Genk en Sint-Truiden startte, op initiatief van Velt (Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze) en de Afvalmaatschappij Limburg, een pilootproject rond buurtmoestuinen. Via educatie en maatschappelijke activering kwamen buurtbewoners ertoe ecologisch te leven en te produceren en een rol te spelen in de wijkopbouw. In het kader van de overheidsopdracht aan steden en gemeenten om een Duurzaam Lokaal Milieubeleid (afgekort: ‘Dulomi’) te voeren werden twee buurtmoestuinen ingericht waar de tuiniers groenten kweken op ecologische wijze. In de wijk Sledderlo in Genk werd een enigszins verwaarloosde buurtmoestuin nieuw leven ingeblazen. In Zepperen, Sint-Truiden, veranderde een ongebruikt stukje grasland, midden in een woonwijk, in een boeiende verzameling tuinen. Buurtmoestuinen of gemeenschapstuinen zijn waardevol om verschillende redenen. Ze spelen een rol in de groenstructuur van een stad en in het leven van de tuiniers. Ze vormen een rustpunt in de wijk waar mensen sociale contacten leggen en eigen groenten telen.
ders een zekere mate van economische onafhankelijkheid en versterking van het eigenwaardegevoel. Voor gemeentebesturen en armenzorginstellingen betekende het dat er minder beroep op hen moest gedaan worden (dat was financieel voordeliger) en de kerk en de industriepatroons zagen er een middel in om mensen aan zich te binden en om het ‘zedelijk’ verval tegen te gaan. In 1896 wordt in België “Het werk van den Akker en den Haard” opgericht met als doel de arbeiders spaarzaamheid bij te brengen. Het uitgespaarde geld kon de volkstuinder op een ASLK-rekening plaatsen. Zo kon hij krediet krijgen om een eigen huis te kopen. Tussen de twee wereldoorlogen was een volkstuintje een bittere noodzaak om te overleven. Het aantal leden van het “Werk van den Akker” steeg dan ook razendsnel. Na 1945 daalt het ledenaantal geleidelijk aan omdat de economische noodzaak verdween. De volkstuin evolueerde naar een ontspannende vrijetijdsbesteding.
Geen nieuw fenomeen De beelden van CD&V-boegbeeld Yves Leterme die in volle verkiezingsstrijd en in net stadskostuum een poging deed om een volkstuintje te bewerken, zijn heel Vlaanderen rondgegaan. De aandacht voor volkstuintjes is echter geen recent fenomeen. Nadat in de middeleeuwen reeds ‘coelghaerden’ ontstonden, ontwikkelde het fenomeen van de volkstuintjes zich explosief in de 19-de eeuw (1). Van ruraal werd het toen een typisch stedelijk verschijnsel dat kaderde in de sociale politiek. Het betekende voor de onderbetaalde fabrieksarbei-
Milieuvriendelijk volkstuintje in Genk (Foto: Velt)
WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13
De ecologische beweging betekent nu een nieuwe stimulans voor de groei van het aantal volkstuintjes en buurtmoestuinen. Ook Velt is op dat terrein actief.
Gekaderd in milieubeleidsvisie In de tuinen in Slederlo en Zepperen gebruiken de tuiniers geen pesticiden of kunstmest. Hierdoor passen de tuintjes perfect in de milieubeleidsvisie van de Vlaamse Overheid. – De tuinen zijn een belangrijk ruimtelijk element in de wijk. De nadruk ligt op de educatieve en sociale rol die ze lokaal vervullen. De tuintjes zorgen voor een leefbare groene wijk. Dit alles past in de visie Harmonisch Park- en Groenbeheer van het ‘Agentschap voor Natuur en Bos’. Deze beleidsvisie van de Vlaamse overheid benadrukt de rol van parken en openbaar groen in de maatschappij. De visie is gericht op mens, milieu en natuur, telkens met nadruk op duurzaam, dynamisch en divers. De mensgerichte visie uit zich onder meer in aandacht voor actieve en passieve recreatie, toegankelijkheid van het groen en participatie tussen burger en beheerder.
10
Voor meer info zie www.natuurenbos. be en klik door op ‘groen’. – Er worden geen pesticiden gebruikt op dit stukje groen. Zo voldoen de tuintjes aan het ‘Decreet houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaams Gewest’ (december 2001). Dit decreet verbiedt openbare besturen nog bestrijdingsmiddelen te gebruiken voor het beheer van openbaar terrein, zowel verhardingen als groen, tenzij ze een degelijk afbouwprogramma voorleggen, met nulgebruik als uiteindelijke doelstelling, ten laatste op 31 december 2014. Tijdens het afbouwprogramma moet het openbare bestuur inspanningen leveren om het gebruik van pesticiden effectief te verminderen. Om dit te bereiken, moet ook de bevolking bereikt worden met een duidelijke boodschap, dat pesticiden gevaarlijk zijn voor mens en milieu. Burgers moeten inzien dat een paardenbloem op de stoep geen ‘vuiligheid’ is. Een nieuw beheer van verhardingen houdt onder meer in dat onkruid op mechanische wijze bestreden wordt en niet met pesticiden. Via dit project worden burgers bereikt via de buurtmoestuin. Ze leren dat het beheren van een tuin ook kan zonder bestrijdingsmiddelen. Een boodschap over bestrijdingsmiddelen en groenten die op je bord terecht komen, vindt gemakkelijker toegang dan één waarin het gaat om ongewenste kruidgroei op de stoep. – Ook aspecten uit de ‘Samenwerkingsovereenkomst’ (de vroegere ‘Milieuconvenant’) kunnen aan bod komen. Elke gemeente belooft actie te ondernemen met betrekking tot aspecten die aan bod komen in de Samenwerkingsovereenkomst om zo een flinke bijdrage te leveren aan het milieubeleid. In deze tuintjes wordt gewerkt rond afval en water, twee aspecten uit de Samenwerkingsovereenkomst. Mensen leren omgaan met organisch afval en composteren. Compostmeesters kunnen hierin een rol spelen. Hemelwater wordt opgevangen en gebruikt in de tuintjes.
Demonstratietuin in Genk (Foto: Velt)
De pilootprojecten Mensen leerden in de projecten in Sledderlo en Zepperen milieuvriendelijk groenten telen, tuinafval composteren maar ook met elkaar omgaan in een groep (gemeenschapsvorming). Het werken in de tuin heeft ook een positief psychologisch effect op de tuiniers . De sociale en educatieve processen liepen daarbij zeer verschillend in de twee groepen. Deze twee buurtmoestuinen namen deel als pilootproject. Beide projecten liepen over een periode van twee jaar, van 2004 tot 2006. Deze pilootprojecten groeiden uit milieudoelstellingen. Ook het activeringsproces van de betrokkenen staat in dienst van de milieudoelstellingen. Het is de taak van Velt om mensen de beginselen van ecologie bij te brengen, en vooral, hoe je ecologie actief in je eigen leven kan inpassen, hier en nu. We dienden dit project dan ook in als Dulomiproject. Dulomiprojecten worden gefinancierd door Aminal (Administratie Milieu-, Natuur, Land- en Waterbeheer, zie ook www.mina.be) en hebben als doelstelling het Duurzaam Lokaal Milieubeleid te ondersteunen. Concreet betekent dat een samenwerking tussen een milieuvereniging en een lokaal bestuur. Voor dit
WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13
project was de lokale partner de Afvalmaatschappij Limburg, afdeling Intercompost. Zij financierden mee dit project en hun actieve en enthousiaste compostmeesters stapten mee in de opleiding. Velt heeft expertise op vlak van ecologie in huis en tuin. De expertise van het buurtopbouwwerk in Genk was onontbeerlijk in dit project. De expertise van beide organisaties vullen elkaar aan. Initieel werd bij de planning van het pilootproject geen onderscheid gemaakt in de manier van begeleiden op de beide locaties. Tijdens de wintermaanden zou men via een theoretische basiscursus de nodige kennis verwerven. In de loop van het daaropvolgende groeiseizoen zouden tijdens de realisatie van de buurtmoestuinen de praktische aspecten van het ecologische tuinieren worden bijgebracht. Dit alles zou zeer praktijkgericht gebeuren, steeds in nauw overleg met de betrokken stadsdiensten. Al snel bleek dat er geen uniforme aanpak mogelijk was voor beide pilootomgevingen. Zowel de gekozen communicatiemethode als de aard van de geboden praktische begeleiding dienden immers te worden afgestemd op de eigenheid van de deelnemende tuiniers.
11
Zo doen ze het
Sint Truiden In Sint-Truiden bestond de tuin vroeger niet. De buurtmoestuin werd in de loop van het project aangelegd en is gesitueerd aan de rand van een sociale woonwijk. De tuiniers zijn grotendeels afkomstig uit de wijk. Ze hebben zichzelf spontaan georganiseerd. De stad investeerde ook hier in de infrastructuur en zorgde voor omheining, randbeplanting, opvang van hemelwater en een gebouw met gemeenschappelijke berging en ontmoetingsruimte. Bij de start zorgde Velt voor een theoretische cursus ecologisch tuinieren voor
Greet Tijskens Luc Vanhoegaerden steld. Men verkoos een dagelijks bestuur dat zou toezien op de naleving van de afspraken. Het bestuur is samengesteld uit enkele verkozen tuiniers en een vertegenwoordiger van de stad. Jaarlijks wordt een algemene vergadering van tuiniers gehouden die beslist over bijsturing van het reglement waar nodig. In de eerste maanden van 2006 ging de hele ploeg tuiniers samen aan de slag en werd het ter beschikking gestelde perceel verwilderd grasland omgetoverd tot een bloeiende buurtmoestuin. Daarbij zette de spontane groepsvorming tussen de tuiniers zich door. Later, tijdens het groeiseizoen, begeleidde
antwoordelijkheid voor de uitbouw van het tuinencomplex. Beslissingen werden in groep genomen en taken werden automatisch verdeeld over de tuiniers. De centrale ontmoetingsruimte palend aan de gemeenschappelijke berging bleek erg uitnodigend voor het sociale contact tussen de tuiniers én voor de andere wijkbewoners. Tijdens de warme avonden in juli 2006 zakten de buurtbewoners uit de omringende wijk in grote getale af naar het tuinencomplex en bleven er tot laat in de avond met elkaar ‘kletsen’. Na één jaar begeleiding vanuit Velt is het geheel uitgegroeid tot een autonoom werkende milieuvriendelijke buurtmoestuin.
Genk
Gemeenschapsvorming in de buurtmoestuin van Zepperen (Foto: Velt)
beginners. Tijdens zes lesavonden in de winter van 2005 werden de theoretische beginselen van het milieuvriendelijk tuinieren uiteengezet. Het was daarbij opvallend hoe tijdens die ontmoetingen spontaan een begin van groepsvorming tussen de tuiniers ontstond, en hoe interactief de ‘lessen’ tussen de deelnemers en de begeleiding verliepen. De door Velt aangeboden teeltinformatie werd door de tuiniers vooraf kritisch getoetst aan de haalbaarheid in de praktijk maar werd nadien consequent toegepast in de tuin. In samenspraak met de tuiniers werd een huishoudelijk reglement opge-
Velt wekelijks ter plekke de praktijk in de tuin. Er werden tijdens het groeiseizoen geregeld ‘nieuwsbrieven’ verspreid onder de tuiniers met tips en aandachtspunten bij het ecologische tuinieren. De lokale Velt-afdeling richtte centraal in het tuinencomplex een toontuin in waar diverse biologische teelttechnieken worden gedemonstreerd. De compostmeesters van Afvalmaatschappij Limburg demonstreerden op de centraal gelegen composteerplaats de techniek van het composteren van tuinafval. In Sint-Truiden groeide de groep tuiniers als vanzelf naar het samen opnemen van ver-
WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13
In Genk bestond de buurtmoestuin al 20 jaar. De bestaande volkstuin is gelegen in een sociale woonwijk die wordt bewoond door mensen van overwegend buitenlandse origine; vier op vijf mensen leeft er van een uitkering (werkloosheid, pensioen, invaliditeit). In 1985 stelde de stad een terrein ter beschikking waar bewoners zelf hun groenten konden kweken en een zinvolle tijdsbesteding vinden. De tuin was de laatste jaren in verval geraakt en de oorspronkelijk gemaakte afspraken werden al lang niet meer nageleefd. De volkstuinen kwamen in een negatief daglicht te staan omwille van allerlei misbruiken (drugs, verwaarloosde dieren, enz.). Er gingen meer en meer stemmen op om de uit de hand gelopen volkstuinen in hun geheel te saneren en op te waarderen. Het stadsbestuur van Genk zette hiertoe het licht op groen en saneerde de tuintjes.Vervolgens werd een nieuwe start genomen. In samenwerking met Velt vzw en Afvalmaatschappij Limburg vormde de stad Genk de verkommerde volkstuin om tot een ecologische buurtmoestuin. In de tuintjes tuiniert men op biologische wijze, zonder sproei- of meststoffen. Voor de selectie van kandidaat-huurders werd deels vertrokken van de vroegere huurders. De vroegere groep bestond vooral uit mannen. De nieuwe tuiniers komen uit dezelfde wijk en van buiten
12
eens een bezoekje. De tuintjes worden ook meer en meer bekend in de wijk. De school naast de tuintjes brengt de kinderen en hun ouders in contact met de tuiniers. Met de leerkrachten uit de lagere school en de tuiniers werden gezamenlijke tuinactiviteiten opgezet om de buurt te betrekken bij wat er gebeurt in de wat afgelegen volkstuin. Als volgende integratiestap werd een plaatselijk Arbeidszorgproject met kansarmen ingeschakeld in het tweewekelijkse beheer van de toontuin. Op die manier nodigt het tuingebeuren nu verder uit tot ontmoeting, stimuleert het onderlinge verbondenheid en draagt bij tot de groei van een sociaal netwerk in de buurt. De tuinen worden meer en meer ecologisch, en stilaan ook een sociale ontmoetingsplaats.
Kleuters in Genkse buurtmoestuin (Foto: Velt)
de wijk. Er zijn nu ook enkele vrouwen. De stad schakelde het buurtwerk in voor de sociale begeleiding van het project en investeerde fors in een nieuwe infrastructuur: omheining, randbeplanting, tuinhuisjes.Velt nam de initiële opleiding van de tuiniers en de praktijkbegeleiding doorheen het groeiseizoen voor haar rekening. Bij de aanvang van het project bleek al snel dat de in Sint-Truiden gekozen aanpak in Genk niet kon worden toegepast. Vele tuiniers spreken en verstaan niet zo goed Nederlands. Al snel bleek een theoretische startcursus niet zinvol. De basiscursus ecologisch tuinieren werd hier dan ook vervangen door een permanente fototentoonstelling in het tuinencomplex. Op de foto’s staan beelden die de principes van het ecologische tuinieren weergeven. Maar vooral de wekelijkse aanwezigheid en begeleiding in de tuin bleek effectief. Naast het taalprobleem moest er ook een vertrouwensband opgebouwd worden met de tuiniers. Inlevingsvermogen in culturele achtergronden bleek essentieel om reacties te kunnen plaatsen. De ervaring van het lokale buurtwerk bleek van grote betekenis. Het buurtopbouwwerk van
de stad Genk zorgde voor een intensieve sociale begeleiding van de groep. Hun ervaring wees de weg naar kleine haalbare stapjes om bij de tuiniers de gewenste aandacht en respons te krijgen. Zo richtten enkele vrijwilligers een toontuintje in. In dit tuintje brengen ze diverse ecologische teelttechnieken in praktijk. Maar in de opbouw van dit toontuintje is ingespeeld op de leefwereld van de betrokken tuiniers. Zo worden er bewust zuiderse gewassen geteeld – voor de herkenning – maar ook ongewone groenten om de aandacht te trekken, bijvoorbeeld oerprei. Nieuwsgierigheid is een geschikt middel om basistechnieken over te brengen. Wekelijks stond Velt de tuiniers bij in de tuin om vragen te beantwoorden en om tuiniers bij te staan op hun weg naar milieuvriendelijke teelt. Stilaan groeide er ook een vertrouwensband en doken de latente leervragen op. Tussen de tuiniers ontstond er gaandeweg dialoog en samenwerking. Opbrengst is niet voor alle tuinders even belangrijk. Sommigen komen er gewoon de dag doorbrengen, alleen of met vrienden, even weg van huis, een dutje doen. ’s Avonds komen ook heel wat vrouwen met kinderwagens en spelende kinderen. In het theehuis naast de moskee wordt gepraat over de tuintjes en de imam brengt al
WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13
En verder? Het is de bedoeling dat de tuinders van beide buurtmoestuinen mettertijd hun moestuinen zelf blijvend ecologisch beheren, onafhankelijk van de begeleiding van professionele krachten. De Velt-vrijwilligers die de toontuintjes beheren en de compostmeesters van Afvalmaatschappij Limburg die de compost-demonstratieplaats in stand houden, spelen in de komende jaren hierbij een cruciale rol. Binnen de projectopdracht werden deze vrijwilligers door Velt bijgeschoold tot ‘moestuinschakels’. Deze moestuinschakels geven de komende jaren hun kennis over goed composteren en ecologisch tuinieren door aan nieuwe tuiniers. Terugblikkend op het voorbije pilootproject onthouden we vooral het belang van een aan het doelpubliek aangepaste werkmethodiek. De inleving van de begeleiding in de bepalende culturele achtergronden bleek essentieel om reacties te kunnen plaatsen. De ervaring van het lokale buurtwerk was hierbij van groot belang. Het buurtopbouwwerk van de stad Genk zorgde voor een noodzakelijke en intensieve begeleiding van de groep allochtone tuiniers. Hun ervaring wees ons de weg naar kleine haalbare stapjes om bij de tuiniers de gewenste aandacht
13
Zo doen ze het
Greet Tijskens Luc Vanhoegaerden en respons te krijgen. Het lijkt ons belangrijk om een leeromgeving te creëren en een leertempo aan te houden dat is afgestemd op de aanwezige leermogelijkheden. Waar in Sint-Truiden expliciet een ‘leerhonger’ aanwezig was, diende in Genk eerst werk gemaakt te worden van het winnen van vertrouwen en het opwekken van interesse. In beide gevallen bleek het noodzakelijk om regelmatig bij te sturen in het leerproces op basis van de continue interactie en dialoog tussen de tuiniers en de begeleiding. Naast de praktische realisatie van twee ecologische buurtmoestuinen en de educatieve begeleiding van de tuiniers, nam Velt vzw bij de afsluiting van het project bovenlokaal een maatschappelijke activeringsfunctie op door tijdens een landelijke studiedag de opgedane projectervaringen voor te stellen aan milieuambtenaren en mensen uit het buurtopbouwwerk. Hiermee beoogden we om het overheidsbeleid bij het uitbesteden van volkstuinparken te beïnvloeden en hen te sensibiliseren omtrent een meer ecologisch verantwoorde aanpak. In de marge van het Dulomiproject werd Velt vzw door het Vlaams ministerie van Landbouw en Visserij uitgenodigd om deel uit te maken van een stuurgroep die vanuit de inventarisatie
van bestaande volkstuinparken in Vlaanderen aan de regering een beleidsadvies zal formuleren.
NOOT (1) KADOC, het Leuvense ‘Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en
Met het KADOC (Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving; K.U.Leuven) en Volkstuinen vzw werd gewerkt aan de realisatie van een groots opgezette tentoonstelling (zie ook noot 1) rond de historiek, het sociaal belang en de toekomst van de volkstuinen in Vlaanderen. Velt nam het aspect van het ecologische tuinieren voor haar rekening. Ondertussen kreeg Velt vzw meerdere aanvragen uit heel Vlaanderen voor adviesverlening en concrete begeleiding bij de ecologische aanpak van volkstuinen op openbaar terrein.
Luc Vanhoegaerden en Greet Tijskens Stafmedewerkers vanVelt
Meer info via:
[email protected] [email protected] Velt vzw Uitbreidingstraat 392, 2600 Berchem 03 281 74 75 www.velt.be
Samenleving’, onderzocht onlangs de geschiedenis van volkstuinen. Dit resulteerde in het boek
Volkstuinen. Een geschiedenis vertelt in acht bijdragen. De geschiedenis van de volkstuinen hier en elders. (red.: Yves Segers en Leen Van Molle). Het boek verscheen in juli 2007 bij Uitgeverij Davidsfonds te Leuven. Bij het schrijven van deze bijdrage was de publicatie nog niet beschikbaar. Zie voor een korte beschrijving van het onderzoek ook: Annelies Cousserier: “Naar den Akker: onderzoek naar volkstuinen in Vlaanderen”. In KADOC-nieuwsbrief, nr. 7-8, 2004, webstek, KADOC.kuleuven.be. (geraadpleegd, 19/06/2007). In juli en september organiseerde Toerisme Oost-Vlaanderen in samenwerking met KADOC de tentoonstellingen Het abc van de volkstuin en Down to Earth met foto’s van Freya Maes. Tijdens dezelfde periode vond in het KADOC in Leuven de fototentoonstelling van Karel Rimanque, Het schone van het schamele. Mijn kijk op volks-tuinen plaats. Bos/VUBrussel, p. 12-17.
MEER WETEN Alle stappen, obstakels en kosten die leidden tot de realisatie van deze tuinen werden overzichtelijk gebundeld in een projectverslag. Zo helpt deze ervaring anderen bij een vergelijkbare onderneming. Dit verslag kan je bestellen bij Velt door overschrijving van 10 euro op rekeningnummer 001-0990550-62 met de vermelding ‘Ervaringsverslag Dulomiproject buurtmoestuin’ of door een bestelbon te sturen naar
[email protected] of te faxen op het nummer 03 281 74 76. GEERTS, Paul: lezing over bewonersparticipatie “Samen werken aan groen” uitgesproken op een studiedag op 13 juni 2007 rond het thema “Mensen maken het groen”, Agentschap voor Natuur en Bos, Koning Albert II-laan, 20/8, 1000 Brussel.
Compostplaats in buurtmoestuin Zepperen (Foto: Velt)
WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13
VAN HERZELE, Ann & SCHAUVLIEGE, Mieke (2007): “Buurtmoestuinders”. in: Mensen maken het groen: levende praktijkvoorbeelden in park en plantsoen, Brussel: Agentschap voor Natuur en Bos/VUBrussel, p. 12 – 17.