Op zaterdag 15 juni vindt in Kasteel De Schaffelaar in Barneveld de Partijraad over ‘Energie: energievoorziening, strategische keuzes op weg naar duurzaamheid.’ plaats. Tijdens deze Partijraad wordt er gediscussieerd aan de hand van stellingen. Deze stellingen hebben allemaal betrekking op de lange- en korte termijn keuzes die de VVD moet maken om de gewenste energie-doelstellingen te behalen. Na afloop zal de Minister van Economische Zaken Henk Kamp een terugblik geven op de discussie.
In tegenstelling tot eerdere Partijraden hoeven de stellingen ditmaal niet vooraf beantwoord te worden via internet. Wij vragen echter wel om een goede voorbereiding met de Kamercentrale.
Na afloop van de Partijraad is er de mogelijkheid om gebruik te maken van de lunch. Voor deze lunch vragen wij een kleine bijdrage in de kosten van € 12,50.
In deze reader vindt u het precieze programma voor de Partijraad, de stellingen en enkele achtergrond-artikelen over het onderwerp.
U kunt zich aanmelden voor deze Partijraad (en reserveren voor de lunch) tot en met 13 juni, 12.00 uur via MijnVVD (www.vvd.net).
Wij hopen u op zaterdag 15 juni te mogen verwelkomen in Barneveld!
Vanaf 9.30 uur:
Ontvangst met koffie en thee
10.00-10.15 uur:
Welkom door Benk Korthals, partijvoorzitter
10.15-10.30 uur:
Terugblik Partijraad ‘Onderwijs: De derde dimensie’ door Karin Straus
10.30-10.35 uur:
Opening door de dagvoorzitter Jeroen de Veth
10.35-11.15 uur:
Discussie met de Partijraadsleden aan de hand van de stellingen met inleidingen van Dick Benschop en Jan Paul van Soest
11.15-11.30 uur:
Pauze
11.30-12.30 uur:
Discussie met de Partijraadsleden aan de hand van de stellingen met inleidingen van Dick Benschop en Jan Paul van Soest
12.30-12.45 uur:
Terugblik op de discussie met de Minister van Economische Zaken, Henk Kamp
12.45-12.55 uur:
Actuele politiek
12.55-13.00 uur:
Afronding en afsluiting door Max Kerremans, voorzitter presidium Partijraad
Aansluitend (facultatieve) lunch
Korte termijnkeuzes: 1. Zonder kernenergie zullen de Nederlandse en Europese milieu doelstellingen niet gehaald worden. 2. Een boycot van teerzand en schaliegas is slechts voor de bühne want het levert Nederland alleen een slechtere economische positie op en doet niets voor verduurzaming van onze energiebronnen. 3. Subsidies op zonne- en windenergie geven een boost aan innovatie en maken dat deze energiebronnen sneller kunnen concurreren met fossiele brandstoffen.
Lange termijn keuzes: 4. De mondiale concurrentie om grondstoffen voor energie neemt toe, terwijl het aanbod zich concentreert in een beperkt aantal landen en regio’s, die politiek en/of economisch soms instabiel zijn. Daarom moet koste wat het kost worden ingezet op volledig hernieuwbare energie. Alleen op die manier kan Nederland op langer termijn de betrouwbaarheid van de energielevering garanderen. 5. Om de milieudoelstellingen op langer termijn te halen moet Nederland nauw samenwerken met andere landen in de Europese Unie. Landen moeten daarbij inzetten op waar ze goed in zijn. Denk aan: Nederland zet in op gascentrales, Duitsland op windmolens, Zweden op waterkracht en Spanje op zonne-energie. 6. De overheid moet verplichte doelen stellen voor energiebesparing.
Kind van de energierekening Europa en Nederland zitten in een economische crisis. Lonen en winsten van bedrijven staan onder druk. Als gevolg daarvan geven consumenten minder geld uit. Toch is er een hoge inflatie, waarvan de oorzaak deels ligt bij de hoge energierekening. Deze week zal de Tweede Kamer tijdens de begrotingsbehandeling Economische Zaken over energie spreken. Ik voorspel dat de hoogte van de energierekening een belangrijk aandachtspunt zal zijn, en terecht! De Nederlander voelt die hoge energierekening in zijn portemonnee. Hij betaalt nu al gemiddeld één maandsalaris per jaar voor zijn energienota en die rekening dreigt verder op te lopen. De reden dat de hoogte van de energierekening nauwelijks een politiek debat is, heeft er alles mee te maken dat het energiebeleid vooral wordt gezien als instrument om klimaatverandering tegen te gaan. De gedachte is aantrekkelijk. Door over te stappen op windmolens en zonnepanelen, stoten wij veel minder CO2 uit, en daarmee stoppen wij klimaatverandering en beschermen wij de aarde voor onze klein-, en achterkleinkinderen. Het is een argument van dusdanig emotionele aard dat alle kosten voor lief worden genomen en alle relativering opzij wordt geschoven. Bijna alle landen proberen in allerijl, los van elkaar, individuele antwoorden te vinden op de doelstellingen voor hernieuwbare energie. Helaas sluiten die strategieën niet altijd goed op elkaar aan. Dit wordt pijnlijk bewezen door onze oosterburen: Nederland en andere buurlanden van Duitsland hebben met regelmaat te maken met een overschot aan Duitse stroom. Zodra er een flinke wind waait heeft Duitsland teveel stroom. Stroom kan niet worden opgeslagen en moet ergens naar toe. De gesubsidieerde Duitse stroom uit windenergie vloeit dan dus rijkelijk de Nederlandse markt op. Op andere dagen is het windstil en importeert Duitsland stroom afkomstig van Nederlandse centrales. De energiemarkt is dus al grensoverschrijdend, en wordt dat steeds meer. Dit zou wat mij betreft ook de oplossing moeten zijn wat betreft onze doelstellingen voor duurzame energie: samenwerken. Het ene land heeft hoogteverschillen en alle mogelijkheid relatief gemakkelijk duurzame stroom uit waterkracht te produceren. Het andere heeft alle ruimte voor windmolenparken, of is gezegend met een ruime hoeveelheid zonne-uren per jaar. En een enkeling kent geen noemenswaardige hoogteverschillen, relatief weinig zon en is dichtbevolkt. Mijn voorstel is dan ook om de Europese energiedoelstellingen grensoverschrijdend in te vullen. Wij hoeven ons dan niet blind te staren op onze eigen windmolens, om ons daarmee op de borst te kunnen kloppen. Wij importeren onze groene stroom beter uit Noorwegen, Duitsland of Spanje. Dat heet efficiëntie. We bereiken hetzelfde, maar op een goedkopere manier. En dat betekent lagere kosten voor de consument. Zo houden we de transitie rationeel en betaalbaar. It’s the economy stupid. Rene Leegte is woordvoerder energie voor de VVD in de Tweede Kamer
Germany’s energy transformation Energiewende
German plans to cut carbon emissions with renewable energy are ambitious, but they are also risky Jul 28th 2012 | BERLIN AND NIEBÜLL | from the print edition
A new dawn “THE quieter the evening, the more you hear it,” says Wilfried Bockholt, mayor of Niebüll in North Friesland. He mimics the sound of a 55-metre-long rotor whirling round a windmill’s mast. He is a driving force behind the “citizens’ wind park”, but he has mixed feelings. A region famed for broad horizons is now jagged with white spires. “They alter the landscape completely,” he laments. North Friesland’s wind boom is part of Germany’s Energiewende (energy transformation), a plan to shift from nuclear and fossil fuels to renewables. It was dreamed up in the 1980s, became policy in 2000 and sped up after the Fukushima disaster in March 2011. That led Angela Merkel, the chancellor, to scrap her extension of nuclear power (rather than phasing it out by 2022, as previous governments had planned). She ordered the immediate closure of
seven reactors. Germany reaffirmed its clean-energy goals—greenhouse-gas emissions are to be cut from 1990 levels by 40% by 2020 and by 80% by 2050—but it must now meet those targets without nuclear power. The rest of the world watches with wonder, annoyance—and anticipatory Schadenfreude. Rather than stabilising Europe’s electricity, Germany plagues neighbours by dumping unpredictable surges of wind and solar power. To many the Energiewende is a lunatic gamble with the country’s manufacturing prowess. But if it pays off Germany will have created yet another world-beating industry, say the gamblers. Alone among rich countries Germany has “the means and will to achieve a staggering transformation of the energy infrastructure”, says Mark Lewis, an analyst at Deutsche Bank. Much could go wrong. Wholesale electricity prices will be 70% higher by 2025, predicts the Karlsruhe Institute of Technology. Germany must build or upgrade 8,300km (5,157 miles) of transmission lines (not including connections to offshore wind farms). Intermittent wind and sun power creates a need for backup generators, while playing havoc with business models that justify investing in them. Hans-Peter Keitel, president of the Federation of German Industry, likens the Energiewende to “open-heart surgery”. In May Mrs Merkel sacked the environment minister, Norbert Röttgen, after he led her Christian Democrats to a disastrous defeat in a regional election. His successor is Peter Altmaier, a canny parliamentarian who will share responsibility with the economy minister, Philipp Rösler. In fact Mrs Merkel has taken charge herself. She convenes energy summits with leaders of the 16 states, and promises to incorporate grid operators’ plans into federal law by the end of the year. But even she admits the Energiewende is a “Herculean task”. Power from the people
The plan will require two transformations, one micro and one macro. The first is an unruly, subsidy-fed explosion of wind, solar and biomass power, a “strange mixture of idealism and greed,” as one energy boss calls it. The second is the effort to pull this into a system providing reliable and affordable electricity. Protagonists of the micro version see themselves as democratising economic and political power. The renewable-energy law entitles anybody who puts in a solar panel or a windmill to sell surplus power to the grid, receiving a generous
“feed-in tariff” guaranteed over 20 years. This gives renewable electricity priority over conventional power. Not surprisingly, renewables grew ten times faster than the OECD average from 1990 to 2010 and now account for 20% of electricity output (see chart). The government’s target is 35% by 2020. Germany gets more electricity from renewable sources than any other big country. The return on capital can top 20% a year in the best spots. But do not confuse harvesters of sun and wind with electricity plutocrats. “One important goal is to break the monopoly” of the four big power companies that dominate the market, says Hermann Albers, president of the Federal Wind Energy Association. Municipal utility companies plan to boost their share of electricity production from a tenth to at least a fifth by 2020. More than 100 municipalities want to be “100% renewable”. The number of “energy co-operatives” has risen sixfold since 2007, to 586 last year. Solar parks have migrated from farms and family houses to apartment blocks. “Roof exchanges” match owners with investors. Niebüll allows only wind farms in which residents can buy stakes, lest landowners become local fat cats and others rebel against the project. In 2010 over 50% of renewable-energy capacity was in the hands of individuals or farmers, according to trend:research, a consultancy. The big four had just 6.5%. This is perking up sleepy regions. Farmers are likelier to remain on the land. Services, from consultants who guide investors through the subsidy jungle to specialist windmill repairmen, have taken root in towns. The taxes paid by Niebüll’s wind park are one of the town’s main sources of revenue; in smaller settlements they may be almost the only local source. The micro-level works almost too well. Schleswig-Holstein plans to generate three times as much renewable energy as it consumes and to export the surplus south and west. Southern states are keen to produce their own renewable power, too. Bavaria talks of self-sufficiency. The states’ windpower targets add up to double the federal government’s goal of 36 gigawatts by 2020. Solar power, which consumes half the total subsidy but provides just a fifth of renewable electricity, is racing ahead of target. The Energiewende raises costs, unsettles supply and provokes resistance at grass-roots level. The system coped with the first influx of renewable energy, says Rainer Baake, who heads a lobby group called Agora Energiewende. But the next 20% will require a transformation. One fight is over who will pay. The most energy-intensive consumers are shielded from the feed-in tariff, leaving ordinary folk, including pensioners and the unemployed, to foot the bill. The nuclear shutdown pushed up industry’s electricity bills relative to its competitors, argues Annette Loske of VIK, which represents big consumers. The political assault on their exemption undermines the confidence they need to invest. An even bigger worry is supply interruptions, which can disrupt factories even if they last for fractions of a second. VIK says they have risen 30% in the past three years. The odds of outright power cuts have jumped. Renewables can depress wholesale prices, eg, when the sun creates a midday jolt. This discourages investors in the flexible, gas-powered generation needed to provide backup for windless, cloudy days. “The market dynamics are completely destroyed,” says Peter Terium, boss of RWE, one of the big four. There is talk of paying generators to offer capacity, not supply power. But such payments would add another subsidy distortion to the market.
The €20 billion national-grid plan is another macro-project meant to channel micro-level exuberance. It assumes that the biggest need will be to supply northern wind power to southern and western consumers. Yet if so, perhaps renewables should be tempered elsewhere. “We have to synchronise infrastructure and renewables”, by allowing new wind and solar projects only where the grid can take delivery of what they produce, says Stephan Kohler, head of the German Energy Agency. Upgrading the grid, to beyond Germany as well as within it, would reduce waste and the risk of instability. But the vision is contested. Expansion of the grid has been thwarted by bureaucrats’ inertia, politicians’ foot dragging and activism by those who hate transmission masts as much as they do nuclear power. Even upgrades to existing lines can mobilise opposition, as in Quickborn, south of Niebüll. Hard-core decentralists deny that power must be transmitted over long distances. “You can put the grid development plan directly in the bin,” says Matthias Willenbacher of Juwi, a big builder of solar and wind projects. Bavaria’s aspirations encourage such hopes. When the federal government tried to speed up cuts in the feed-in tariff for solar power, several states put up a fight, forcing a partial retreat. The renewables lobby, like the industrial one, demands stable investment conditions. Solar power will be competitive without subsidies by 2020, the solar lobby insists. Germany is groping for a mix of top-down direction-setting and bottom-up buy-in for its Energiewende to work. The federal government may limit foes of transmission projects to one court challenge. But consultation with citizens is vital, reckons Mr Matthiessen. TenneT, which operates the grid in Schleswig-Holstein, wants to extend the wind park idea to the transmission network, offering stakes in a line along the west coast. But Mr Bockholt, Niebüll’s mayor, sounds a warning: Schleswig-Holstein’s plans to harvest its wealth of wind will soon “reach the limits of what is tolerable”. It is hard to think of a messier and more wasteful way of shifting from fossil and nuclear fuel to renewable energy than the one Germany has blundered into. The price will be high, the risks are large and some effects will be the opposite of what was intended. Greenhouse-gas emissions are likely to be higher than they would have been for quite a while to come. But that does not mean the entire enterprise will fail. Politicians cannot reinvent the Energiewende on the run, but they can stay a step ahead of the risks and push back against the costs—and they are beginning to do so. In the end Germany itself is likely to be transformed.
Copyright 2013 Reed Business BV All Rights Reserved
Elsevier 26 januari 2013 KENNIS; Blz. 58 Ed. 69 Nr. 4 2760 woorden Wind lost niets op; hoewel de noodzaak van windenergie steeds twijfelachtiger wordt, krijgt nederland er de komende jaren zo’n 1.500 windturbines bij Simon Rozendaal Een VVD-minister, Henk Kamp, kiest onverwacht voor forse investeringen in windmolens op land en voor de kust. Maar die slurpen subsidie en zetten geen zoden aan de dijk. Terwijl steeds meer landen afzien van windenergie, kiest Nederland voor een doodlopende weg. ‘Dit lijkt op het fiasco met de zorgpremie.’ energie Windmolens draaien niet op wind maar op subsidie. Het is een van de fraaiste oneliners van de afgelopen jaren. Hij stamt van VVD’er Paul de Krom (destijds Kamerlid en later staatssecretaris in het kabinet-Rutte I) en is herhaald door partijgenoten Frits Bolkestein en Mark Rutte. Met andere woorden, de VVD heeft de afgelopen jaren stelling genomen tegen windenergie. En wat gebeurt er? Een VVD-bewindsman gaat honderden nieuwe windmolens plaatsen. Minister Henk Kamp van Economische Zaken maakte de afgelopen weken alom duidelijk dat het kabinet-Rutte II serieus inzet op windenergie. Er komen op zijn minst 1.500 windturbines bij, stuk voor stuk hoger dan de Euromast. En waar de vorige minister van Economische Zaken, Maxime Verhagen (CDA), aankondigde dat Nederland geen offshore-windmolenparken meer zou bouwen omdat het te duur is, stelt minister Kamp dat er op zee wel degelijk windparken zullen verrijzen en dat die, om de kosten te drukken, dichter bij de kust worden gebouwd. Alleen al in 2013 deelt de VVD-minister 3 miljard euro aan subsidie uit. Dat is bijna twee keer zoveel als in 2012 en dit bedrag zal de komende jaren alleen nog maar stijgen. De komende jaren zal het kabinet-Rutte II nog eens 10 tot 15 miljard euro subsidie uitgeven aan windmolens. Natuurlijk mag dit geen kiezersbedrog heten. De VVD heeft nooit gezegd dat er geen windmolens meer zullen worden gebouwd. Maar door keer op keer te benadrukken dat windmolens inefficiënt en veel te duur zijn, heeft de VVD wel verwachtingen gewekt bij de kiezers. En die beginnen te morren nu een VVD-minister aan de leiband van Greenpeace lijkt te lopen. Een insider: ‘Het regent verontruste telefoontjes en mails. Het begin een beetje te lijken op het fiasco met de zorgpremie.’ Een voorlichter van de VVD zegt niets te weten van protesten tegen de plannen.
Achterhaald Hoe heeft het zover kunnen komen? Om bij het begin te beginnen, waarom was windenergie ook alweer nodig? De belangrijkste reden is het vermoeden dat de aarde opwarmt door het verstoken van fossiele brandstoffen en het gas CO 2 dat daarbij vrijkomt – het versterkte broeikaseffect. De tweede reden is dat die brandstoffen binnen afzienbare tijd op zouden zijn. Beide redenen zijn inmiddels achterhaald. Was er twintig jaar geleden nog een breed gedeelde angst dat de temperatuur gedurende de 21ste eeuw met wel 2 graden Celsius kon stijgen en de zeespiegel misschien wel 6 meter hoger zou worden, de laatste tijd wordt er genuanceerder tegenaan gekeken. Zo staat de opwarming al twintig jaar stil. De gemiddelde temperatuur is nog steeds hoog, maar stijgt niet meer. De concentratie CO 2 in de atmosfeer blijft echter wel toenemen, jaar in, jaar uit, alle internationale milieuverdragen ten spijt die zijn gericht op terugdringing van de uitstoot. Met andere woorden, de relatie tussen CO 2 en de temperatuur van de aarde is niet zo eenduidig als we dachten.Verder zijn de afgelopen tijd enorme hoeveelheden schaliegas ontdekt en die worden ook in toenemende mate geëxploreerd – vooral door de Verenigde Staten. Het klopt dus niet dat ergens aan het eind van deze eeuw de fossiele brandstoffen op zijn. Er is nog voor ruim duizend jaar genoeg. Beide ontwikkelingen halen de druk van de ketel. We zullen op zeker moment alternatieven nodig hebben voor fossiele brandstoffen, maar dat hoeft niet van vandaag op morgen. Alom klinkt gemopper dat Nederland zo enorm achterloopt op het gebied van duurzame energie. Is dat zo? Ja. Het klopt dat Nederland in de Europese Unie met 10 procent duurzame energie hekkensluiter is. Maar is dat erg? Er zijn wel meer lijstjes waarop Nederland opvallend laag staat. We hebben per hoofd van de bevolking veel minder geavanceerde wapens dan de Verenigde Staten. Ook presteren we, in vergelijking met landen waaraan we ons graag spiegelen, zoals Zweden, Noorwegen, Zwitserland en zelfs Duitsland, bedroevend slecht op de hoeveelheid bergen die we per vierkante kilometer hebben. Een flauwe vergelijking? Niet helemaal. Landen met grote hoogteverschillen kunnen waterkracht benutten en dat is een belangrijke reden waarom Noorwegen en Zwitserland veel beter scoren op het gebied van ‘duurzame’ energie. Ook is ‘duurzame’ energie niet automatisch goed en groen. Elsevier heeft niet voor niets de gewoonte om het begrip ‘duurzaam’ tussen aanhalingstekens te zetten. Zelden wordt er zo gesjoemeld met definities als bij ‘duurzaam’, ‘groen’ en ‘milieuvriendelijk’. Eurostat, het statistisch bureau van de Europese Unie, meldde onlangs dat 49 procent van de duurzame energie die in 2012 in de Europese Unie werd opgewekt, uit hout en houtafval kwam. Hoe duurzaam is dat? Bij de verbranding van hout komt CO 2 vrij en bij het verstoken van houtafval (vaak geverfd en geïmpregneerd) worden – als de verbrandingstemperatuur niet optimaal is – veel fijnstof en giftige chemicaliën uitgestoten. Daarnaast worden hout en houtafval bijgemengd in kolencentrales, waardoor die een deel van hun stroom als ‘groen’ mogen aanbieden. ‘Groene’ stroom en ‘duurzame’ energie dragen zo bij aan de verontrustende opmars van steenkool. Een aantal jaren geleden nog verdedigde een voorganger van minister Kamp zo de bouw van nieuwe kolencentrales. Die waren nodig om aan de Europese normen voor ‘duurzame’ energie te voldoen. Het Internationaal Energie Agentschap voorspelde onlangs in een rapport dat steenkool over vijf jaar aardolie inhaalt als belangrijkste energiebron. Mede dankzij het heilige geloof in ‘duurzaam’. Ook windmolens zijn niet natuurvriendelijk. Nic van Rossum, oud-columnist van Elsevier , noem-de ze zo’n vijftien jaar geleden ‘vogelgehaktmolens’ – een treffende term. Clive Hambler, docent ecologie en natuurbehoud aan de universiteit van Oxford en auteur van Conservation (natuurbescherming), schreef onlangs in een Britse krant dat elke windturbine –
afhankelijk van de locatie – jaarlijks tussen de drie- en achthonderd vogels doodt, plus nog eens twee tot drie keer zoveel vleermuizen. Zijn conclusie: ‘Milieuactivisten negeren de ecologische kosten van duurzame energie.’ Er kleven meer nadelen aan windenergie. Zo is wind gratis, maar niet goedkoop. Er zit niet zo vreselijk veel energie in: het is moeilijk om die eruit te halen, en het waait niet zo vaak. Zelfs in een windrijk land als Nederland levert een windmolen slechts zo’n 18 procent van het jaar stroom. Bovendien is die stroom er vaak op momenten dat de burgers en de industrie er niet zoveel behoefte aan hebben, bijvoorbeeld ’s nachts. Vaak wordt beweerd dat windenergie (althans op land) zo langzamerhand kan concurreren met gewone stroom. Dat klopt niet. Achter elke windmolen gaan verborgen kosten schuil (zie ‘Wat windenergie werkelijk kost’ op pagina 61). Zo gaan ze veel minder lang mee dan altijd is aangenomen. In december 2012 publiceerde een onderzoeker van de University of Edinburgh een rapport over de prestaties van windmolens in Engeland en Denemarken. Hij concludeerde dat ze niet de beloofde 25 tot 30 jaar meegaan, maar al na een jaar of 15 moeten worden vervangen, omdat er daarna meer geld in gaat dan eruit komt. Door slijtage daalt de load factor (het deel van de tijd dat een windmolen stroom levert) heel snel. Engelse windmolens leverden gedurende het eerste jaar 24 procent van de tijd stroom, maar na tien jaar was dat nog maar 15 procent. Deense offshore-parken zakten zelfs van 39 naar 15 procent. Dat hoort eigenlijk in de kosten van de stroom te worden verwerkt, maar dat gebeurt niet. Windmolens hebben een back-up nodig, een vangnet. Als de wind wegvalt, mag het licht niet uitgaan. Lang is gezegd dat we daarom vooral veel molens moeten neerzetten, omdat het altijd wel ergens waait. De elektriciteitsproducenten die de eventuele claims als gevolg van stroomuitval aan hun broek krijgen, durven daar niet op te vertrouwen. De back-up die het geschiktst is om fluctuaties in het windaanbod op te vangen, is frappant genoeg een bepaald type gascentrale, dat snel kan worden aan- en uitgezet. Ook zo’n gascentrale moet worden verwerkt in de echte kosten en in de vermindering van de CO 2 -emissies. Dat gebeurt de laatste paar jaar steeds vaker en daar komen verrassende conclusies uit. Zo valt het beoogde effect – minder fossiele brandstoffen en minder uitstoot van broeikasgas – behoorlijk tegen. Om een bekende VVD-uitspraak te parafraseren: een windmolen draait niet alleen op subsidie, maar ook op gas. Ten slotte het argument tegen windenergie dat in een democratie misschien wel het zwaarst zou moeten wegen: de burger wil het niet. Er is in Nederland één gedegen onderzoek gedaan – in 2005 in de Friese gemeente Ooststellingwerf onder 13.000 respondenten – waaruit bleek dat het overgrote deel van de bevolking om tal van redenen tegen was. Maar dat maakt weinig uit, zo valt te zien in Urk, waar de bevolking een windmolenpark door de strot geduwd krijgt. Het verzet is gericht tegen horizonvervuiling, de waardedaling van huizen maar ook tegen de sociale ongelijkheid die de subsidies scheppen. Wie drie windturbines van 1 megawatt op zijn land laat zetten – de energiemaatschappij betaalt de bouw – krijgt daarvoor jaarlijks gemiddeld 45.000 euro. Boeren en grootgrondbezitters worden slapend rijk terwijl hun buren gek worden van het stroboscopische effect van het zonlicht door de wieken. Nachtrust Overal in de wereld schrikken burgers als ze een windpark in de buurt krijgen. Het wetenschappelijke tijdschrift Noise and Health deed onlangs verslag van een onderzoek onder omwonenden van een Amerikaans windmolenpark. Het project was serieus opgezet (er werd gemeten met de Pittsburgh Sleep Quality Index en de Epsworth Sleepiness Scale) en er kwam uit dat de omwonenden aantoonbaar slechter gingen slapen na oplevering van het park. Een kwart werd depressief. ‘ Clear and significant damage to sleep and mental health ’: ofwel, het is geen feest om naast een windmolen te wonen.
In diverse landen die stevig hadden ingezet op windmolens (Denemarken, Duitsland, Verenigd Koninkrijk) is dan ook een tegenbeweging ontstaan. Alom schrikken mensen wakker. John Hayes, de Britse energieminister, schreef enkele maanden voor hij minister werd: ‘Windmolenparken zijn extreem inefficiënt en duur. Ze produceren een minieme hoeveelheid stroom die niet kan worden opgeslagen en niets wanneer de windsnelheid niet helemaal goed is.’De Verenigde Staten subsidieerden 30 procent van de kosten van de bouw van windmolenparken, maar zijn daar per 1 januari mee gestopt. Persbureau Bloomberg meldde dat de investeringen in schone energie in 2012 met 11 procent zijn gedaald, en sinds 2007 is de koers van de RENIXX-index, met aandelen van bedrijven in de duurzameenergiesector, 90 procent gekelderd. En juist dan besluit Nederland miljarden belastinggeld in windmolens te steken, nota bene bij monde van een minister van een partij die al een jaar of tien kanttekeningen bij windenergie zet. Braafste jongetje Waarom gaat de VVD hiermee akkoord? Een eerste verklaring is dat de VVD bij de totstandkoming van het kabinet-Rutte II daartoe is gedwongen door de PvdA en dus door Greenpeace: PvdA-leider Diederik Samsom heeft nog nooit een standpunt ingenomen waarmee Greenpeace het niet eens was. Een tweede verklaring is dat het moet van Brussel. De Europese Commissie legt landen de verplichting op om binnen afzienbare tijd veel duurzame energie op te wekken. Maar Nederland is het braafste jongetje van de klas. Waar Brussel 14 procent voorschrijft in 2020, wil Nederland – zonder bergen en dus zonder waterkracht – 16 procent halen.Deze groene gekte is de grote ideologische vergissing van deze tijd, zoals het gedweep met communisme de dwaling was van de generatie van de jaren zestig en zeventig. Lange tijd heeft de VVD getwijfeld hoe ze zich moest opstellen ten opzichte van milieu-vraagstukken. De partij heeft met Pieter Winsemius en Ed Nijpels immers ook politici in huis die op het terrein van het milieu dicht bij GroenLinks staan. Maar de afgelopen jaren is met Paul de Krom, Halbe Zijlstra, Helma Neppérus en René Leegte een lichting no-nonsense politici opgestaan die zich krachtig verzet tegen het groene geld verspillen. Zo schreef De Krom in 2004 in Het Financieele Dagblad een filippica tegen het kabinet-Balkenende II: ‘Met een fractie van de 17 miljard die het kabinet aan windparken wil besteden, kunnen we het grootste energieonderzoekscentrum ter wereld opzetten. Milieu, belastingbetaler en consument zijn de winnaar.’ Mede door dit soort teksten, plus die prachtige oneliner – ‘windmolens draaien niet op wind maar op subsidie’ – is de VVD gedurende de afgelopen jaren een dukdalf in de gifgroene gekte geworden voor veel Nederlanders die zowel hart voor de natuur als voor hun portemonnee hebben. Die Nederlanders, laten we hen ‘groenrechts’ noemen, voelen zich nu bedonderd. J Wat windenergie werkelijk kost Stroom van windmolens is veel duurder dan wordt voorgesteld Een windmolen met een vermogen van 1 tot 3 megawatt kost 1,5 à 2,5 miljoen euro. Ter vergelijking: een moderne kerncentrale kost 3 miljard euro en heeft een vermogen van 1.600 megawatt. In de kosten van windstroom zitten wel de bouw, het onderhoud en de afschrijving van een molen, maar andere factoren niet. Er komt 15 procent bij omdat de molens minder lang meegaan dan gedacht, 10 procent subsidie, 20 procent voor de back-up van gascentrales, 8 procent voor het gas van de back-up en 30 procent voor nieuwe hoogspanningsnetwerken. Een molen van 2,5 miljoen kost in werkelijkheid 4,5 miljoen euro. Bovendien produceert een kerncentrale continu stroom en een windmolen niet. Op land levert een windmolen zo’n 20 procent van de tijd stroom, op zee (waar het vaker waait) 25 tot 30 procent. Hoe effectief een windmolen is, hangt af van de hoogte van de turbine-as en de
locatie. Windmolens op land leveren stroom voor 11 tot 18 cent per kilowattuur. Dat is nog steeds minstens de helft duurder dan een fossiele centrale (ongeveer 8 cent per kilowattuur) en een heel stuk duurder dan kerncentrales (4 cent per kilowattuur). Op een zeer gunstige locatie kan een windturbine voor 8 cent per kilowattuur stroom produceren. Diverse rapporten geven aan dat als al die kosten wel worden meegeteld windenergie ongeveer 15 cent per kilowattuur zou moeten kosten, ofwel tweemaal de opwekkosten van de huidige stroom.In 2020 wil het Nederlandse kabinet in totaal 6.000 megawatt aan windvermogen hebben geïnstalleerd, deels op land, deels op zee. Dat komt overeen met ongeveer 30 procent van het elektriciteitsverbruik in Nederland. De aanleg van windmolenparken op zee is veel duurder dan op land. Om de kosten te drukken wil minister Henk Kamp ze ook dicht bij de kust laten bouwen. Sinds de protesten tegen het park bij Egmond (op zo’n 10 kilometer van het strand) mag dat alleen in de territoriale wateren, 22 kilometer uit de kust. Duitsland werkt zich in de nesten De ondoordachte overstap op windstroom zorgt voor problemen Duitsland wil in 2022 alle kerncentrales hebben gesloten en bouwt alom windmolens. Die doen het vanzelfsprekend niet als het niet waait, maar ook als het wel waait, zijn er problemen. Duitsland heeft sinds 2007 bijna 9.000 megawatt aan windmolens geïnstalleerd, vooral in het noorden, omdat het daar meer waait. De molens hebben prioriteit op het net: als het waait, moet windstroom worden afgenomen. Noord-Duitsland kan lang niet al die windstroom kwijt, maar dat geeft niet: in het geïndustrialiseerde zuiden is een grote behoefte aan stroom. Om daaraan te voldoen is echter een hoogspanningsnetwerk vereist dat het net van Noord-Duitsland met dat van ZuidDuitsland verbindt. Dat kost meer dan 30 miljard euro en dat bedrag moet eigenlijk in de prijs van windstroom worden meegerekend. Dat gebeurt niet direct, maar er komen wel opslagen, waardoor Duitsland straks de hoogste elektriciteitsprijs van Europa overtreft.Zolang er nog geen goed hoogspanningsnet in heel Duitsland bestaat, moet de extra stroom via Polen en Tsjechië naar Beieren worden vervoerd. Polen en Tsjechië hebben last van de instabiliteit die de Duitse windmolens in hun netten introduceren. De Tsjechen en Polen moeten geregeld hun eigen centrales loskoppelen van het net om te voorkomen dat het uitvalt. De directeur van de Tsjechische netbeheerder CEPS zei onlangs: ‘De Duitsers gebruiken onze infrastructuur op excessieve wijze.’De Tsjechen en Polen bouwen nu speciale ontkoppelaars bij de grens, om hun net los te maken van het Duitse als het hard waait in de Oostzee en het Duitse, Poolse en Tsjechische net het dreigen te begeven, zoals in februari 2012.
TNO: niet te snel overstappen op groene energie (FD) Geschreven door: Gijs den Brinker Amsterdam Onderzoeksinstituut TNO waarschuwt voor een te snelle, onzorgvuldige overstap naar duurzame energie. Het risico bestaat dat Nederland zichzelf in de voet schiet, want het belang van gas en olie voor de Nederlandse economie is groot. Dit concludeert TNO in een rapport dat gistermiddag werd bekendgemaakt. De hoge mate waarin de Nederlandse economie afhankelijk is van fossiele energie, is een aspect dat vaak onderbelicht blijft in de discussie over de overgang naar duurzame energie. TNO zegt dat de economische gevolgen van de overstap naar groen nog te onduidelijk zijn. De studie komt op een gevoelig moment, omdat het kabinet onder leiding van de Sociaal Economische Raad (SER) juist werkt aan een groot, alomvattend energieakkoord. Dit akkoord moet de overgang naar duurzame energie versnellen en het beleid voor de lange termijn vastleggen. SER-voorzitter wiebe Draijer, die het onderzoek gisteren in het Haagse café Dudok aangeboden kreeg, had daarom ook een aantal kanttekeningen. ‘Het is wel van belang dat we de “mindset” in Nederland veranderen. we kunnen ook geld verdienen aan duurzame energie. Er is een trendbreuk nodig en die kun je alleen realiseren als je aanzet tot groei, niet tot behoud’, aldus Draijer. Volgens hem leidt het energieakkoord juist tot een verdere groei van de Nederlandse energiesector. ‘Ik heb er vertrouwen in dat het een nettoimpuls gaat opleveren. Ik zou extreem teleurgesteld zijn als dat niet lukt.’ De onderzoekers van TNO stellen dat € 50 mrd (20%) van de rijksbegroting direct of indirect afkomstig is van fossiele energiebronnen. Het gaat om een optelsom van de aardgasbaten, accijnzen en de loon- en winstbelasting van energieleveranciers en bedrijven in energie-intensieve sectoren zoals de chemie. Vorig jaar waarschuwde de Energieraad, een adviesorgaan van de overheid, ook voor lagere staats inkomsten door de zogeheten energietransitie. ‘De overstap naar duurzame energie is op de lange termijn onvermijdelijk, maar als je onzorgvuldig te werk gaat, zijn de risico’s heel groot. De overstap kan leiden tot een groot verlies aan werkgelegenheid en staatsinkomsten’, zegt Mart van Bracht, directeur energie bij TNO. ‘Voor de Nederlandse economie vitale bedrijfstakken zoals de chemie, het goederenwegvervoer, de glastuinbouw en de voedingsmiddelenindustrie zijn voor hun voortbestaan sterk afhankelijk van stabiele en betaalbare energieprijzen.’ TNO, dat voor het onderzoek optrok met kennisinstituut ECN en de Universiteit Utrecht, plaatst ook vraagtekens bij de maatschappelijke roep om landen als Denemarken, Zweden en Duitsland te volgen in hun groene ambities. ‘Hoewel deze landen al enkele jaren structureel investeren in wind-, bio- en zonne-energie, staat niet vast of dit voor Nederland economisch gezien de optimale route is.’
An atlas of pollution: the world in carbon dioxide emissions Latest data published by the US Energy Information Administration provides a unique picture of economic growth – and decline. China has sped ahead of the US, as shown by this map, which resizes each country according to CO2 emissions. And, for the first time, world emissions have gone down
Key
1 China 7,711 %
Emissions ranking and country
Change in emissions, 2008 to 2009
28 Kazakhstan 185
Regional emissions in 2009
Europe 4,310m Down 6.9%
9.8%
tonnes of CO2 in 2009
7 Canada 541 9.6%
68 Norway 39.6
10 UK 520
52 Belarus 60.6
7.0%
101
19 Spain 330 8.4%
86
17 Italy 408
55 Portugal 56.5
81
9.3%
139
74 Puerto Rico 33.3
on 2008
169
88 149
tonnes of CO2 in 2009 on 2008
96
30 Venezuela 162 1.4%
37 Algeria 114
71 Morocco 36.5
210 146
188 201 195
105 129
94
211
171
98
208
194 181
187
Central & South America 1,273m Up 3.6%
192
160 190
64 Trinidad & Tobago 47.8
13.3%
58 Serbia 52.3 109 124
66 Bulgaria 44.5
Only three years earlier, in 2006, China was in second place, and until recently had been very close to US emissions. But from 2008 to 2009, rapid growth has matched the country’s 9-10% growth in GDP. Since 2000 the country’s CO2 emissions have risen by 170.6%
24 Turkey 253 7.3%
39 Greece 100
174
Africa 1,122m Down 3.1%
143
186 185 164 180
117
177
163 115
158
157
151 168
162
91
104 141 134 206
on 2008
216
125 126
107 196
on 2008
3.5%
199
46 Nigeria 77.7
tonnes of CO2 in 2009
27 Egypt 192
57 Libya 55.0
176 112
97
152 189 178 114 78 165 Angola 145 144 100 24.0 131 128 148
89
3.7%
82
159
12 South Africa 450
0.3%
35 Chile 119 74.1% Biggest % increase
6.7%
48 Israel 70.5
138
127
11 Saudi Arabia 470
142
200
29 Argentina 167
World 30,452m Down 0.1%
Thailand Turkey Netherlands United Arab Emirates Egypt Kazakhstan Argentina Venezuela Singapore Malaysia Pakistan Belgium Chile Uzbekistan Algeria Iraq Greece Vietnam Czech Republic Hong Kong Kuwait Romania
215
0.2%
202 123
31 Singapore 161
16 Indonesia 413
0.1%
197 153
172
92
170
217
Asia & Oceania
13,264m Up 7.5%
26 United Arab Emirates 193
182 203
140
2.4% 183
51 Qatar 66.5
204
209 207
tonnes of CO2 in 2009
15 Australia 418
on 2008
1.8% 69 New Zealand 39.1
1.2%
tonnes of CO2 in 2009
Detailed data Full list of each country’s CO2 emissions and movement in the world emissions league table
23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
79 Yemen 22.9 63 Oman 49.0
214
156
32 Malaysia 148
75 Bahrain 31.1
137
106
India overtook Russia in 2009
43 Kuwait 84.9
198
167
133
0.1%
8.7%
110
193
13.3 -7.0 8.7 -7.4 -9.7 -7.0 -9.6 1.2 3.2 -7.8 3.2 -6.7 -1.9 -0.3 -1.8 2.4 -9.3 -7.4 -8.4 -3.7 -3.0 -28.2
3 India 1,602
47 Philippines 72.4
4.9%
23 Thailand 253
3.2%
3.2%
7,711 5,425 1,602 1,572 1,098 766 541 528 527 520 470 450 444 420 418 413 408 397 330 291 286 255
9 Iran 527
42 Hong Kong 86.0
40 Vietnam 98.8
166
93
56 Bangladesh 55.1
38 Iraq 104
53 Syria 56.9
161
14 Brazil 420
135 191
116
205
77 Ecuador 28.7
147
3.2%
132
Rank/ Country change on 2008
3.7%
0.4%
155 173
90
Million Percent tonnes change 2009 08—09
20 Taiwan 291
102
Middle East 1,714m Up 3.3%
80 Tunisia 22.9
6.2%
tonnes of CO2 in 2009
49 Colombia 70.1
70 Peru 38.2
China US India Russia Japan Germany Canada South Korea Iran UK Saudi Arabia South Africa Mexico Brazil Australia Indonesia Italy France Spain Taiwan Poland Ukraine
7,711 million tonnes
33 Pakistan 140
76 213 Cuba 30.4 150 83 95
113
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
1 China
122
119
Rank/ Country change on 2008
72 Azerbaijan 36.2
Biggest % drop in emissions
5.3%
tonnes of CO2 in 2009
5 Japan 1,098
73 Slovakia 35.8
84
179
1.9%
1.2%
108
61 44 Romania Hungary 80.5 50.0
154
13 Mexico 444
9.4%
111
50 Austria 69.2
130
North America 6,411m Down 6.9%
45 North Korea 79.5
36 Uzbekistan 115
28.2%
7.0%
65 Switz. 45.8
7.4%
99
22 Ukraine 255
3.7%
41 Czech Rep 95.3
18 France 397
8 South Korea 528
on 2008
9.7%
121
21 Poland 286
6 Germany 766
11.2%
120 118
7.4%
87
0.2%
34 Belgium 137
tonnes of CO2 in 2009
62 Denmark 49.6
25 Netherlands 249
UK had been ranked 8th for emissions in 2008
US emissions are down for the second year in succession – after almost uninterrupted year on year increases since these records began in 1980. The decline has matched the country’s economic woes which have seen it only just emerge from recession. Since 2000 the country’s CO2 emissions have fallen by 7.5%
103
59 Finland 52.2
7.8%
67 Ireland 40.3
212
60 Sweden 50.6
54 Turkmenistan 56.8
4 Russia 1,572
85
136 175
5,425 million tonnes
on 2008
184
2 US
Eurasia 2,358m Down 9.2%
Million tonnes of CO2 emitted in 2009
Million Percent tonnes change 2009 08—09
253 253 249 193 192 185 167 162 161 148 140 137 119 115 114 104 100 98.8 95.3 86.0 84.9 80.5
-0.1 -7.3 -0.2 -1.2 3.5 9.8 -3.2 -1.4 -0.1 -0.2 0.4 -11.2 74.1 -9.4 6.2 3.7 -5.3 -4.9 -3.8 10.3 6.3 -16.6
Rank/ Country change on 2008
45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
North Korea Nigeria Philippines Israel Colombia Austria Qatar Belarus Syria Turkmenistan Portugal Bangladesh Libya Serbia Finland Sweden Hungary Denmark Oman Trinidad and Tobago Switzerland Bulgaria
Million Percent tonnes change 2009 08—09
79.5 77.7 72.4 70.5 70.1 69.2 66.5 60.6 56.9 56.8 56.5 55.1 55.0 52.3 52.2 50.6 50.0 49.6 49.0 47.8 45.8 44.5
14.3 -22.4 -2.9 4.8 7.9 -2.5 4.8 -9.5 6.1 -1.2 1.5 9.4 -3.9 -3.2 -4.9 -7.7 -10.7 -8.6 9.9 -4.1 1.0 -11.9
Rank/ Country change on 2008
67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88
Ireland Norway New Zealand Peru Morocco Azerbaijan Slovakia Puerto Rico Bahrain Cuba Ecuador Angola Yemen Tunisia Croatia Jordan Dominican Republic Bosnia and Herzegovina Estonia Slovenia Lithuania Panama
on 2008
Million Percent tonnes change 2009 08—09
40.3 39.6 39.1 38.2 36.5 36.2 35.8 33.3 31.1 30.4 28.7 24.0 22.9 22.9 21.5 20.0 19.9 18.3 17.5 17.4 15.8 15.5
-11.2 -0.3 -1.1 4.0 -2.2 -8.9 -4.5 -3.2 1.6 4.7 1.7 1.8 13.5 5.7 -4.7 2.4 2.1 -15.9 -11.8 0.5 -12.8 1.7
Rank/ Country change on 2008
89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110
Lebanon Bolivia Sudan Sri Lanka Burma US Virgin Islands Jamaica Netherlands Antilles Kenya Guatemala Armenia Zimbabwe Luxembourg Cyprus Latvia Ghana Honduras Brunei Cameroon Mongolia Macedonia Uruguay
Million Percent tonnes change 2009 08—09
14.8 13.9 13.0 12.8 12.5 12.5 12.1 11.6 11.5 11.3 11.2 10.6 10.6 9.4 8.5 8.1 7.9 7.6 7.5 7.4 7.3 7.2
3.6 -2.7 7.0 1.7 -9.5 -3.5 -4.6 -4.1 2.4 -1.4 1.5 18.6 -11.2 -3.5 8.1 9.6 -2.4 -27.1 -1.9 -3.8 -20.1 -10.2
Rank/ Country change on 2008
111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132
Moldova Ethiopia Costa Rica Tanzania IvoryCoast Congo Senegal Tajikistan El Salvador Kyrgyzstan Georgia Bahamas Papua New Guinea Albania Equatorial Guinea Gabon Mauritius Botswana Nicaragua Gibraltar Namibia Paraguay
Million Percent tonnes change 2009 08—09
7.1 6.9 6.8 6.7 6.6 6.3 6.2 6.1 5.9 5.7 5.3 5.2 4.8 4.6 4.6 4.6 4.6 4.5 4.5 4.4 4.1 4.0
-4.1 7.1 -4.4 7.1 2.2 3.8 1.8 -10.4 0.0 -0.4 -4.9 3.1 6.7 3.8 -2.1 -3.2 -1.0 7.7 -2.9 -3.8 3.7 3.7
Rank/ Country change on 2008
133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154
Cambodia Benin Nepal Iceland Palestine Madagascar Malta New Caledonia Togo Reunion Mauritania Zambia Congo, Dem Rep Martinique Macau Mozambique Guadeloupe Haiti Suriname Uganda Fiji Montenegro
Million Percent tonnes change 2009 08—09
3.9 3.5 3.4 3.4 3.2 3.1 3.1 3.0 2.8 2.8 2.7 2.7 2.7 2.6 2.4 2.3 2.2 2.1 2.0 1.9 1.9 1.9
-6.1 4.3 3.8 -7.4 4.3 13.4 -2.5 0.0 5.6 0.0 5.3 18.8 -2.6 6.3 1.3 4.6 -5.1 2.9 4.0 -3.0 -6.2 4.3
Rank/ Country change on 2008
155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176
Djibouti Guam Guyana Burkina Faso Seychelles Barbados Swaziland Niger Guinea Sierra Leone Malawi Laos Wake Island French Guiana Aruba French Polynesia Belize Maldives Somalia Afghanistan Faroe Islands Eritrea
Million Percent tonnes change 2009 08—09
1.8 1.7 1.5 1.4 1.4 1.4 1.4 1.3 1.3 1.3 1.3 1.2 1.2 1.1 1.1 1.1 0.94 0.92 0.90 0.83 0.80 0.77
3.4 -3.5 0.0 2.1 6.1 -4.0 17.0 3.5 -1.2 5.9 4.6 1.1 -4.3 6.1 4.2 7.7 -5.4 3.4 3.4 -2.9 6.4 6.4
Rank/ Country change on 2008
177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198
Mali Rwanda Bermuda Liberia Antigua and Barbuda American Samoa East Timor Greenland Guinea-Bissau Gambia Cayman Islands Saint Lucia Burundi Cape Verde Bhutan Western Sahara Antarctica Saint Kitts and Nevis Grenada Central African Republic Solomon Islands US Pacific Islands
Million Percent tonnes change 2009 08—09
0.74 0.74 0.71 0.69 0.69 0.67 0.63 0.61 0.46 0.44 0.43 0.41 0.37 0.34 0.33 0.32 0.31 0.30 0.30 0.29 0.29 0.29
6.4 0.0 4.2 2.2 4.4 2.2 8.7 -4.8 0.0 15.4 -11.8 0.0 4.0 4.5 -11.1 0.0 17.6 11.1 4.8 -13.0 25.0 0.0
Rank/ Country change on 2008
199 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217
Chad Lesotho Saint Vincent/Grenadines Nauru Tonga Cook Islands Comoros Sao Tome and Principe Vanuatu British Virgin Islands Samoa Montserrat Dominica Saint Pierre and Miquelon Turks and Caicos Islands Falkland Islands Kiribati Saint Helena Niue
Million Percent tonnes change 2009 08—09
0.29 0.27 0.27 0.20 0.15 0.15 0.15 0.15 0.15 0.15 0.15 0.15 0.14 0.11 0.08 0.05 0.04 0.01 0.01
11.1 5.9 17.6 9.1 -23.1 66.7 25.0 11.1 25.0 25.0 -16.7 58.7 11.1 16.7 0.0 0.0 0.0 11.2 2.9
Table shows total carbon dioxide emissions from the consumption of energy GRAPHIC: MARK McCORMICK, PAUL SCRUTON.
SOURCE: EIA
Page 1
1 of 1 DOCUMENT
Het Financieele Dagblad 20 augustus 2012 maandag
Duitsland sust angst voor energiecrisis SECTION: Economie & Politiek; Blz. 3 LENGTH: 583 woorden
Maurits Kuypers Essen/Berlijn Duitsland maakt vaart met de Energiewende . In 2022 moeten alle kerncentrales dicht zijn en een groot deel van de energie duurzaam worden opgewekt. Milieuminister Peter Altmaier ontvouwde vorige week zijn tienpuntenplan. Angst voor de eurocrisis? De minister van economische zaken van de Duitse deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen (NRW) haalt zijn schouders op. Ach wat kan ik daaraan doen , zegt Garrelt Duin. Hij maakt zich meer zorgen over de Duitse energiepolitiek. De omschakeling in Duitsland van kernenergie op groene stroom is voor mijn regio NRW verreweg de belangrijkste uitdaging van de komende twintig jaar. Overdreven? Nee, vindt ook de nationale minister voor milieu Peter Altmaier. Hij drukt het bijna nog dramatischer uit. De Energiewende is de grootste economische uitdaging sinds de hereniging van Oost- en West-Duitsland. De dit jaar aangetreden Altmaier weet dat hem een herculesopgave wacht. Hoe houdt hij de stroomprijzen
onder controle? Hoe kunnen hoogspanningskabels worden gespannen zonder woedende burgers? Wat te doen met het Nederlandse stroomtransportbedrijf Tennet als deze niet opschiet met het aansluiten van windparken op zee? Het zijn vragen die Altmaier nog voor de verkiezingen van 2013 wil oplossen. Hij gaat er zelfs drie nieuwe departementen voor oprichten. Als de Energiewende slaagt, staat de Duitse industrie een schitterende toekomst te wachten met groene stroom als exportproduct, is de verwachting. NRW-minister Duin is minder optimistisch. Hij gelooft dat er nog een lange weg te gaan is, waarbij veel mis kan gaan en al is gegaan. Zo leidt het gestegen belang van zonnestroom tot hogere stroomprijzen. Dat heeft een aantal bedrijven al de kop gekost. Daarnaast is een black-out een realistisch gevaar . Duin is niet van plan rustig achterover te leunen tot Berlijn de problemen oplost. Wie kan mij garanderen dat er op korte termijn een betrouwbare stroomvoorziening is vanaf de windparken in de Noordzee. Tennet? Ik neem liever het zekere voor het onzekere. Het is niet zo dat wij net als Beieren dreigen de stroomverzorging helemaal in eigen hand te nemen, maar een zekere mate van onafhankelijkheid willen we absoluut hebben. Het toverwoord is kolencentrales. Duin opende vorige week nog een nieuwe bruinkolencentrale even over de Nederlandse grens bij Venlo. Dat bruinkool vanwege de CO2-uitstoot een slecht imago heeft, kan hem niet schelen. Hetzelfde geldt voor een kolencentrale in
Page 2 Duitsland sust angst voor energiecrisis Het Financieele Dagblad 20 augustus 2012 maandag
Datteln, die op protesten uit de groene hoek stuit.
Bruinkoolcentrale van Jaenschwalde bij Cottbus.
Burgemeester Frank Baranowski van de industriestad Gelsenkirchen zit nog met een ander probleem. Zijn stad heeft veel werklozen en een hoge schuld. In Duitsland komt de energierekening van uitkeringstrekkers grotendeels voor rekening van de gemeente. Ik zie niet hoe wij bij stijgende stroomprijzen dat nog kunnen betalen.
Energiewende
Altmaier beloofde vorige week met een tienpuntenplan veel van dit soort zorgen weg te nemen. De riante subsidie voor zonnepanelen wordt afgebouwd, de uitbouw van stroomnetten versneld, ondernemers en regionale politici worden meer betrokken. Kan Altmaier omzetten wat hij belooft, dan ziet het er goed uit voor Duitsland. Mislukt het, dan voorzien experts niet alleen veel leed bij burgers en bedrijven, maar ook het einde van kanselier Merkel.
Duitsland wil dat in 2022 een groot deel van de energie duurzaam wordt opgewekt Tienpuntenplan Milieuminister belooft de uitbouw van stroomnetten te versnellen LOAD-DATE: August 19, 2012 LANGUAGE: DUTCH; NEDERLANDS PUBLICATION-TYPE: Krant JOURNAL-CODE: HFD
Copyright 2012 Het Financieele Dagblad B.V. All Rights Reserved
Where Politics and Markets Meet
F pre or me mium mb onl ers y
EERMonthly | MAY 2013
A complete monthly survey of our new publications
Top story Can power markets resuscitate natural gas in Europe?
new in our files
8
National markets
9
GEOpolitics
EU Energy policy
10
Energy perspectives
11
High way energy By Ben Warner - editor-in-chief respect not coincidental. Jozef Badida points out
The EU as a whole is subject in Can power markets
good owner? Of course, between the lines one can
how important the developments are concerning
resuscitate gas in Europe? Timon Dubbeling
story ‘Towards a future-proof energy system for
read that such a question also can be applied to
the strengthening of the transport infrastructure. In
analyses the fall back of natural gas in our time and
The Netherlands’ by Gert van Wijland, you can read
similar relations in other countries.
New approach towards the life blood of our society:
day, where a stronger position as leading fuel was
how the benevolent possession of a huge volume
From Sweden to Germany, in which country the
EU energy infrastructure he touches the essence of
foreseen. Of course, gas still is preferred from a
of natural gas is not per se stimulating a progressive
struggle for a solid transition to a sustainable energy
the security of supply. Looking further to the East
perspective of climate control or at least the effort
transition towards the input of renewable energy
future is informative, because this can be seen
we meet Kurdistan and its role on the South East
to lower emissions, but the actual developments
sources. An in-depth research led to the conclusion
upon as an example for other countries too. Almost
flank of Europe. Our correspondent Olgu Okumus
alter the speed of improvements. The last article
that the Dutch have to accelerate to reach the EU-
everywhere the interests of parties and policy makers
shares her information on this newcomer. Although
featuring the energy scenarios of Shell and the
targets. That will not be easy in harsh economic
strive for the right of way. Paul Hockenos wrote a
it obviously will take still quite some time before the
elucidation by Wim Thomas more or less represent
times. Reiner Gaterm ann put together the facts
couple of articles about the Energiewende and ends
vast resources will come on stream, the available
a satellite view on the world of energy. In Shell on
concerning the difficult position in which the
for the time being with the vision and strategy of Dr.
volumes are promising and add to the diversification
the New Lens scenarios paradoxes show the faces
Swedish company Vattenfalls has ended up. The
Jochem Homann who he calls The marathon man
of suppliers: a goal that always was and is high on
of complexity.
title of his article is a possible indication of one of the
for the Energiewende. This title is in more than one
the EU-agenda. ▲
▲
▲
main causes: Vattenfall - is the state the right and During April EER travelled through the world. In our
EER Monthly
European Energy Review – May 2013
EU ENERGY POLICY
Can power markets resuscitate natural gas in Europe?
If the integration of variable renewables into Europe’s power systems is to continue in the decades to come, more needs to be done to ensure that the most flexible resources are available in the market. Gas-fired power generation is considered to be a key enabler of the energy transition due to its ability to compensate for variable renewable output. However, increased electricity production by renewables, low coal prices, energy efficiency measures and overall economic woes have reduced gas demand in recent years. In order to obtain the flexibility needed to manage a system with an ever-increasing share of variable renewables, power markets will have to reward generators on the basis of the ramping services they can deliver. Doing so will also help to get the flexible gas capacity back into the market and counter the coal renaissance that has a detrimental impact on Europe’s climate agenda.
| By Timon Dubbeling
The integration of the needed quantities of variable renewable capacity will only be possible if it does not endanger the secure management of the power grids. As electricity cannot be stored, a sudden change in production by wind and solar units can lead to large frequency deviations that, if uncontrolled, might
▲
▲
2
solar PV, solar CSP in particular – will take up a lion’s share of this growth in total non-conventional generation capacity.
▲
The EU is clear about its intention to increase the market share of variable renewables in the decades to come. In 2020, renewables should account for twenty percent of final energy (not electricity) consumption. And by 2050, the Commission’s Energy Roadmap 2050 foresees renewables to deliver between 55 and 97 percent of total power consumption. Given that the region’s hydropower capacity is almost fully exploited, variable renewables – wind,
EER Monthly
lead to system failure. Therefore, transmission system operators (TSOs) always need to have a minimum amount of conventional capacity – hydro, gas, coal, nuclear – at their disposal to enable a secure operation of the power system. Because sudden changes in production by variable renewables require quick responses, the ability of conventional resources to ramp up or down their production quickly and reliably is of vital importance. And in this respect,
European Energy Review – May 2013
acknowledged that gas has a key role to play in (the transition to) a low-carbon electricity system.
Shattered expectations
The chart below shows how Europe has lost over 10 years of demand growth since the economic crisis, bringing levels of gas consumption back to those
of the late 1990s. Five years into the crisis, it is clear that the much-heralded golden age of natural gas is yet to arrive in Europe, and prospects for growth
The rise of variable renewables thus offered great prospects for natural gas in Europe, and in the early 2000s many agreed that gas had its best time coming. The assumption that Europe’s gas demand would grow structurally by 2 percent per year, as it had done until then, underpinned a surge in
Five years into the crisis it is clear that the golden age of the much-heralded natural gas is yet to arrive in Europe
Figure 1. EU gas demand 1990 - 2011 - Source: IEA 2012
▲
▲
3
investments in flexible combined-cycle gas turbines (CCGTs). This surge of gasfired generation capacity seemed to clear the way for Europe’s energy transition. And then the economic crisis hit.
▲
gas has a key advantage. Gas-fired power plants can generally adapt its level of production faster, farther and more reliably than its conventional competitors. It is thus commonly
EER Monthly
share is to become more competitive than coal. The two main instruments for doing so have proven insufficient. First, carbon prices as set by the ETS are far from the levels needed to induce a switch from
and leaves gas capacity underutilized. In contrast to expectations, coal generators now increasingly take up the “loadfollowing” role (i.e. compensating for variable output from renewables) that had originally been ascribed to gas.
A way out for gas
The “arranged marriage” between gas and variable renewables seems to have ended up in an early divorce Economic woes are not the only reason the radical change in the outlook for gas in Europe. Back in December, Alex Forbes explained that the rise of renewable production, large imports of cheap US coal and energy efficiency measures have also played their part in driving demand for gas to unexpected lows. The biggest concern for the gas industry is not the decline in gas demand, but the limited prospect of it bouncing back anytime soon. The only way for the gas industry to recover some of its lost market
As a consequence, the “arranged marriage” between gas and variable renewables seems to have ended up in an early divorce. Despite the political consensus on the importance of flexible gas in the transition to a low-carbon electricity system, the market prioritizes cheap coal
Rewarding flexibility implies that the economic model of power markets has to change. Currently, generators are only paid for the energy they deliver. Electricity producers compete on the
Rewarding flexibility One way to reward flexibility is to incorporate ramping services as an element in the capacity remuneration mechanisms (CRMs) that many European countries are gradually putting in place. These CRMs pay conventional generators for the availability of their capacity (in MW) that the system operator may require for balancing supply and demand in real
▲
▲
4
coal to natural gas. Second, liberalization of gas markets and a move away from oilindexed gas prices have yet to materialize, preventing the emergence of more competitively established gas prices in Europe.
But because coal is generally less flexible than gas, this trend will put a strain on Europe’s ability to integrate increasing shares of variable renewables. In a lowcarbon power system that many envision, it is of vital importance that the most flexible types of capacity are available to compensate the variable output of wind and solar units. However, the proliferation of flexibility necessitates the remuneration of flexibility. Utilities will only consider the ramping services of the capacity they put in place if it has a considerable impact on their revenues.
basis of the short-run marginal cost of their production and the flexibility of their capacity is largely irrelevant. In such a market environment, the more flexible capacity that plays a key role in compensating for the variable output of solar and wind units might not be producing energy because its marginal cost exceeds that of its less flexible competitors. The situation of coal and gas in Europe epitomizes this problem – the more flexible gas capacity is out of the market because coal is cheaper. Successfully integrating variable renewable capacity will imply that generators need to be rewarded for the ramping services they can reliably deliver.
▲
are dim. The enthusiasm about gas has turned into a situation of excess capacity, and throughout Europe load factors of gas-fired power plants have plummeted in recent years.
European Energy Review – May 2013
EER Monthly
Therefore, CRMs should be adapted to increase the remuneration for those generators that are best able to change their production quickly, reliably and by large increments. Creating multiple “capacity segments”, that have different value and are subject to separate capacity auctions, is one way of doing so. In such a system, there are multiple categories of capacity that each contain resources with a specified level of ramping capabilities. The segment with the most flexible generation capacity is auctioned first and clears at the highest price. Then the second segment, with less flexible firm capacity, is auctioned and clears at a lower price. This process of clearing increasingly less flexible firm capacity continues until the needed amount of firm capacity is procured. All generators bid into the highest capacity segment that they qualify for and receive the clearing price of that segment. The
In contrast to a single clearing price system where all firm capacity receives the same price, a multiple clearing system rewards conventional generators according to the type of ramping services they have to offer. Because gas-fired power units can generally offer better ramping services, they would receive a higher price for their capacity than other types of generation. Under both types of auctions, the same amount of firm capacity is procured and the overall cost can remain equal as long as the rise in capacity payments for more flexible capacity is offset by a decline in revenues for less flexible capacity. A second way to acquire the type of resources a power system needs is to tender for these resources specifically. Identifying the exact resource needs of the national or regional electricity system is no straightforward exercise. Nonetheless, each TSO can make a forecast of total electricity demand and
Figure 2. Illustration of single and multiple clearing auctions - Source: Hogan 2012
▲
▲
5
figure below illustrates the functioning of such a system.
▲
time. Although such CRMs are likely to guarantee a certain quantity of capacity, they often fail to incentivize the flexible type of capacity that the system needs.
European Energy Review – May 2013
EER Monthly
On the basis of this net demand forecast, the TSO can then define specific products that it needs to ensure the efficient management of the power grids for the years to come. For instance, in a system with a high installed capacity of solar PV, one can imagine a tender for a ramping product that is available between 6 and 8 PM – the period where output by PV is likely to decline and where electricity consumption is reaching its daily peak. By tendering for these products on a forward basis, TSOs would offer multiyear contracts to the winning bidders and ensure reliability by penalizing non-delivery of the contracted flexibility services. Such tendering systems should allow for equal participation of parties
across Europe more compatible, flexible and efficient.
Such a system carries two key advantages: first, it aligns the needs of the power system with the electricity products that market players are bidding to offer. And secondly, it gives those generators who can offer the flexibility services that the market needs access to additional longterm revenues.
Although the merits of rewarding flexibility are evident from an operational point of view, the implications of such a new payment model are likely to meet important political obstacles. For one, a country like Poland has an interest in keeping its
Both solutions provide clear frameworks that allow for an optimal delivery of the flexibility services that TSOs require to efficiently manage the power grid. Nonetheless, national and regional needs. The urgency of incentivizing flexibility, as well as the most efficient way to attain the desired level, will differ between countries and regions as a function of their electricity mix, the availability of interconnection capacity, the age and lifetime of generation assets and prevailing legal prerogatives. Nonetheless, taking a regional or European approach to these issues can play a key role in making power systems
No free lunch Rewarding flexibility has the potential to resuscitate Europe’s idle gas capacity as gas plants remain generally more flexible than their coal competitors. And together with other measures, such as credible carbon pricing, a fast-tracked liberalization of gas markets and a move away of oil-indexed gas pricing, there seems to be a way to counter the
However, improving the situation of the ailing gas sector should not be the objective of a revamp of Europe’s power markets. relatively inflexible coal plants running and will thus be reluctant to suddenly cut their revenues and deteriorate their competitiveness. Moreover, if no peripheral measures are put in place to mitigate the rise of unabated coal, it will be difficult to explain the measures described above as anything else than a means to counter the coal renaissance.
coal renaissance in Europe. However, improving the situation of the ailing gas sector should not be the objective of a revamp of Europe’s power markets. Indeed, TSOs would prefer coal over gas if coal were to be the more flexible source of power. Recent experience shows that the advantage of flexibility
▲
▲
6
offering demand side management or storage opportunities.
▲
production by variable renewables. By taking the difference between the two – and taking imports and exports into consideration –, the TSO would then find the “net demand”. Simply put, the net demand indicates how much firm capacity needs to be available in the power system and what ramping qualities this capacity should possess.
European Energy Review – May 2013
EER Monthly
related article
Gas is dead. Long live gas!
Europe’s natural gas industry is going through dark times. Policy failures within the European Union have combined with unexpected developments elsewhere to create a business environment hostile to gas. Amidst all the gloom, however, there are glimmers of light. Sooner or later Europe’s policy-makers will have to wake up to some inconvenient truths: that gas is being elbowed out of the energy mix by coal and subsidised renewables; that greenhouse gas emissions are falling much more slowly than expected, largely because of the failure of carbon-pricing policy; that the US now has a competitive advantage over Europe because of its cheap energy; and that political opposition to shale gas in Europe is preventing some countries from exploiting their own unconventional resources. Sooner or later the EU will need to re-think energy and climate policy – as the UK is currently doing.
Read the full story
▲
▲
7
by the UK in its Energy Bill, are crucial steps in this process. But there should be no free lunch for gas, and in order to regain its place as the bridge fuel to a low-carbon energy mix, the gas industry will have to consolidate its position as the most flexible partner for variable renewables. n
▲
that gas has traditionally held is anything but absolute. The supercritical coal-fired power plants that are currently being put in place can ramp up or down their production by around 8 percent per minute, which is not far from the flexibility of modern CCGTs. Moreover, in 2012 Centrica closed two of its gasfired units – the King’s Lynn plants and the Roosecote facility – due to a lack of flexibility. State-of-the-art supercritical coal plants with strong ramping capabilities have every right to deliver the flexibility that TSOs need to operate the grid in real time. An unconditional prioritization of gas over coal will serve to the detriment of Europe’s ability to efficiently manage a power system with many variable renewables if it implies that older, less efficient gas plants push flexible coal units out of the market. The goal of energy policy should not be to ban coal plants, but to prevent the proliferation of unabated coal. Speeding up the deployment of CCS technologies is vital. Setting credible carbon prices and stringent emissions performance standards, such as those implemented
European Energy Review – May 2013
EER Monthly
European Energy Review – May 2013
file
National Markets 08/04 The Netherlands has to speed up its transition efforts With its strategic location, huge gas reserves, highly developed infrastructure and well-developed information economy, the Netherlands is a crucial link in the northwest European energy market. But due to the lack of a long term vision - combined with its economic dependence on fossil fuels - its much-needed transition to a sustainable energy supply has barely taken off. A badly managed transition could severely damage the economy, but failing to reduce the dependence on fossil fuels is both economically and environmentally unsustainable. Read the full story
22/04 Profile: Jochen Homann, Marathon Man for the Energiewende The Merkel government thought it was getting something different when it appointed Jochen Homann to the powerful post of President of the Federal Network Agency (Bundesnetzagentur, BNetzA) just over a year ago. After all, the 59-year old Homann - even though member of no political party - had been a loyal cog in the machinery of the Federal Ministry of Economics and Technology, a bastion of neo-liberal conservatism, where he served as State Secretary since 2008 and in other functions since 2001. Read the full story
15/04 Vattenfall - is the state the right and a good owner? nn Dutch energy companies show the way to a low-carbon future nn Vattenfall - multinational on a leash nn Vattenfall’s crisis of confidence nn The True Challenges Facing the German Energiewende nn How Germany’s conservatives are trying to navigate the stormy waters of renewable energy in election year 2013
▲
▲
8
Related articles
▲
Vattenfall is Sweden’s by far largest utility. In the year 2000, the state owned company left its national territory to become Germany’s third and Europe’s seventh largest electricity supplier. In general it has become a success story. However, not everyone, especially in Sweden, sees it that way, and even less so after the acquisition in 2009 of the Dutch gas company Nuon for €8.5 billion. Some, among them the newly elected leader of the social democratic opposition party, Stefan Löfven, calls it the “worst business transaction in Swedish history”. Read the full story
EER Monthly
European Energy Review – May 2013
file
Geopolitics 11/04 Kurdistan’s natural gas resources may become a gamechanger over the longer term If a firm manages to create a dominant position in the Kurdistan Region of Iraq (KRG) oil business this could, in the long term, open a door to the gas business, as it did in the Caspian zones in the 1990s, when the BakuTbilisi-Ceyhan oil pipeline prepared the ground for the South Caspian gas pipeline and TANAP, the Trans-Anatolian gas pipeline. A similar future may be possible for the KRG and the firms working within it. The KRG’s proven gas reserves are estimated at 2.8-5.7 trillion cubic meters. That is about four times more than Azerbaijan’s reserves. In the perspective of the southern energy corridor projects, KRG’s natural gas sources may become a gamechanger over the longer term. Read the full story
Related articles
▲
▲
9
▲
nn Why international oil companies are turning their back on Bagdhad nn Azerbaijan: knock, knock, knocking on Europe’s door nn The Southern Gas Corridor: Reaching the Home Stretch
EER Monthly
European Energy Review – May 2013
file
EU Energy Policy 18/04 Can power markets resuscitate natural gas in Europe? See page 2.
25/04 New Approach towards “the life blood of our society” EU Energy Infrastructure The importance of energy infrastructure for the integration of European energy markets is unquestionable. The European Union and its member states have already recognized many times the significance of the development of trans-European networks, contributing to the achievement of the EU’s ambitious energy and climate goals (20/20/20 targets, decarbonisation, competitiveness, sustainability, security of supply, and elimination of energy isolated islands). Read the full story
Related articles
▲
▲
10
▲
nn Europe should address the “coal renaissance” by reforming its gas market nn Gas is dead. Long live gas! nn The end of the honeymoon period for renewables nn “We need a decarbonisation policy that favours gas” nn Climate wins, energy loses in new EU budget
EER Monthly
European Energy Review – May 2013
file
Energy perspectives 29/04 Collaboration is Shell’s strategic answer to future volatility With its recently published New Lens Scenarios, Shell provides contrasting visions of the future in the decades ahead. In the foreword, the company’s CEO Peter Voser indicates what may emerge: “We expect demand for critical resources, like water, energy and food to have risen by 40% - 50% by 2030. To meet those needs without significant environmental detriment, business as usual will not be an option - we require business unusual.” Read the full story
Related articles
▲
▲
11
▲
nn “The energy system moves slowly - but it does move” nn A View to 2040 nn “European countries missed a big opportunity by closing their doors to shale gas in a dogmatic way” nn IEA’s ‘changing energy landscape’ portends a dysfunctional future
Colophon Editor-in-chief Ben Warner E
[email protected]
Editor Ron van Duuren E
[email protected]
Graphic design Harmen Heida, Wim de Vries
Photos Thinkstock, Combined Cycle Journal
Contributors
Publishers Castel International Publishers P.O. Box 70061 9704 AB Groningen T +31 (0)88 888 32 80 E
[email protected]
European Energy Review publishes original reports, interviews, analyses, viewpoints and debates, written by correspondents and energy professionals across Europe. We publish an email newsletter twice a week in which we announce our new articles and comment on the energy news. To register to our newsletter please visit www.europeanenergyreview.eu. © All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, transmitted or recorded in any form without prior permission of the publisher. The publisher does not accept responsibility for any losses resulting from mistakes herein.
▲
▲
▲
Jozef Badida, Timon Dubbeling, Reiner Gatermann, Paul Hockenos, Olgu Okumus, Ben Warner, Gert van Wijland