Zondag 21 juni 2015 Martinikerk Sneek Ds. Jan Willem Nieboer In deze dienst lieten Gerard en Renske Grondsma-Hania hun dochter Anke Jade dopen, de kleine zus van Brent. Gelezen: Marcus 4: 35-41 Gezongen: Psalm 107: 1, 12 en 13, Lied 657: 1 en 3, Liedboek voor de kerken 1973, Gezang 467, Lied 352: 1-5, Lied 354: 1, 2 en 3 en Lied 423 EEN STERK VERHAAL Afgelopen woensdagavond ben ik bij Gerard en Renske langsgeweest. De wipstoel stond stil in de hoek en boven was alles in diepe rust. Brent was al makkelijk. Jade is nog makkelijker, vertelde Gerard enthousiast. We hebben als voorbereiding op deze dienst tussen die wipstoel en de boks het verhaal gelezen van Jezus die de storm stilt. Ja, zei Renske, hiermee zit je meteen bij de kern van het geloof. Ik werd als dominee direct enthousiast, want ik zag allemaal verbanden met de doop: water, angst voor de toekomst, vertrouwen… Maar Renske zei: “Over zulke verhalen gaat het altijd als mensen erachter komen dat je gelooft. Want ja, hoe kun je nou geloven dat dit rare verhaal echt gebeurd is?” Dat is de werkelijkheid waar je in staat als jonge ouders, die nog wel iets met het geloof willen. Dat je vreemd wordt aangekeken: in de hoek gedreven van mensen die onzinnige verhalen voor waar aannemen. Vanuit dat hoekje kun je eigenlijk niet goed iets bedenken om terug zeggen. Je staat met je mond vol tanden. Omdat je heel goed voelt dat geloof helemaal niks met dat hoekje te maken heeft. Maar leg dat maar eens uit... Dat wil ik wel eens proberen. De verleiding is voor mij als dominee groot om daarvoor direct in het verhaal te duiken. Dat wilde ik toen bij jullie thuis al doen. Maar nadat ik er wat langer over nagedacht had, dacht ik: ik moet ergens anders beginnen. Er is meer aan de hand, dan een sterk bijbelverhaal dat wat uitleg nodig heeft. Je hebt namelijk twee dingen: De ene kant is dit verhaal over een loeiende orkaan die als een klein schoothondje in z’n mand kruipt nadat Jezus ‘stil!’ roept. De andere kant is degene die dit verhaal hoort; wat doet jouw brein met dit verhaal nadat het door je oren binnenkomt? Ieder mens maakt een ontwikkeling door. Het is heel bepalend in welke fase jij je bevindt, hoe je een verhaal als dit oppakt.
Ik moet even kort een paar dingen zeggen over die ontwikkeling1. Jullie Brent is bijna drie jaar. Die zit - als alles goed is - in de overgang tussen de eerste en de tweede fase. De eerste fase, duurt ongeveer de eerste drie jaar van je leven. Dan ontwikkel je het belangrijkste dat een mens nodig heeft: Vertrouwen. Brent heeft geleerd dat als Renske, of Gerard de kamer uitloopt hij erop kan vertrouwen dat ze ook weer terugkomen. Dat klink logisch, maar vergis je niet: niet ieder kind is dat gegeven. Nu hij drie jaar is, komt Brent in de tweede fase. Van drie tot een jaar of zes, zeven. Daarin los je alles wat je niet begrijpt op met fantasie. Dieren kunnen praten, via het slootje achter huis kun je zo naar zee varen, pappa kan alles (zelfs gitaar spelen) en Jezus wandelt zonder problemen over het water. Brent zal geen enkele moeite hebben met ons verhaal. Hij beleeft moeiteloos de angst van de vrienden van Jezus, voelt het water over de rand van de boot spetteren en de opluchting dat Jezus de enorme golven tot bedaren brengt. Jezus kan immers, net als pappa, gewoon alles. Van buitenaf is het een prachtige fase. Heerlijk, die ongebreidelde fantasie en die onnavolgbare redeneringen. Maar als kind zelf is het best heel eng. Alles kan immers: in de kast kan echt een monster zitten, of onder je bed een krokodil. En pappa en mamma zijn er niet altijd om ze weg te jagen. Je hebt pappa en mamma nodig om die fantasie te begrenzen. Maar dat wil je natuurlijk op den duur zelf doen. Daarom gaat ongeveer vanaf je zevende de knop om. Dan kom je in de derde fase. Die duurt van je zevende tot je tienerjaren. In deze fase ga je je fantasie te lijf en wil je alleen nog maar echte antwoorden op wat je niet begrijpt. Het is de mythisch letterlijke fase. Daar kun je heel radicaal in worden. Zo’n verhaal van Jezus en de storm op het meer kun je alleen nog begrijpen als je een sluitende verklaring hoort. Bijvoorbeeld, dat het meer van Galilea er om bekend staat dat er plotselinge hevige valwinden voorkomen die even plotseling weer ophouden. “Ah”, denkt Brent als hij een jaar of dertien is, “dan snap ik het verhaal”. Let op, er zijn nogal wat mensen die in deze fase blijven hangen. Je kunt de verschillende fasen goed terugzien in de tekeningen die kinderen maken. Renske, jij hebt veel met oudere kinderen gewerkt. Je weet dat ze in groep 8 graag met liniaal tekenen en met perspectief leren werken. Een tekening van een huis is pas goed gelukt, als het zo ‘echt mogelijk’ lijkt. Meestal mislukt een tekening dus. 11
In dit verhaal vertel ik over de eerste drie fasen uit de ontwikkelingstheorie van James Fowler: Fowler, James W. (1981). Stages of Faith, Harper & Row
Die kinderen zitten nogal eens eindeloos te gummen. Dat onbezorgde, fantasierijke schilderen van jonge kinderen is dan echt voorbij. Als ouder, of als leerkracht denk je dan wel eens: die kinderen zijn iets kwijtgeraakt. Dát is een belangrijk gevoel, want wie beseft dat je iets kwijtraakt door alleen ‘echte antwoorden’ te accepteren, die staat aan het begin om uit die mythisch letterlijke fase te komen. Ik kan nu niet al die fasen door gaan nemen. Het verloopt wat ingewikkelder dan ik nu uit kan leggen. Maar een belangrijk punt is dat je leert om die fantasie van kleine kinderen te herwaarderen. Dat je de kracht van verbeelding en symboliek ontdekt. De kleine Brent met al zijn fantasie, hoorde het verhaal van Jezus en de storm eerst met zijn gevoel: de nacht, het donker, het spokende water, de golven die over de rand slaan, de angst te vergaan. En daar tegenover Jezus die slaapt, die bij jou in diezelfde boot is en sterker is dan die storm. De oudere Brent hoort het verhaal met zijn verstand: Een plotselinge valwind, iedereen was bang, maar Jezus wist dat de storm nooit lang kon duren… Die scheiding tussen gevoel en verstand is niet nieuw, die is er altijd wel geweest. Wat nieuw is en van deze tijd, is het grote verschil in waardering. Mensen waren vroeger niet dommer, dat ze in dit soort verhalen geloofden. Ze waren wijzer. Ze schakelden makkelijker tussen gevoel en verstand. Ze begrepen dat dit verhaal niet hun verstand, maar hun gevoel aanspreekt. Ze wisten dat verstand reuze praktisch is als je formele en technische problemen op moet lossen. Dat het ook kan helpen als je gevoel met je op de loop dreigt te gaan. Maar ze wisten dat het andersom ook waar is. Dat je gevoel kan helpen, als je verstand met je op de loop dreigt te gaan. Dat beeldende verhalen lagen in je aanspreken waar je niet bij kunt als je alleen maar ‘echte antwoorden’ accepteert. En ze wisten denk beter dan wij, dat je niet genoeg aan je verstand hebt, als je bang bent, als je je klein voelt, als je iemand verliest, als je voelt dat je te weinig kracht hebt, als je lijf je in de steek laat, als je los moet laten… Kortom die momenten dat je door het leven in de berm gereden wordt en je verbaasd ontdekt dat je het op eigen kracht niet redt. De kleine Brent met zijn fantasie, staat dichter bij dit verhaal dan grote Brent met zijn verstand. Laten we eens naar dit verhaal luisteren als kleine Brent. Jezus heeft eerst vanuit ditzelfde bootje de mensen op de wal toegesproken. Hij vertelde – in dit bootje - een aantal verhalen over het koninkrijk en geloof: dat als een zaadje piepklein begint, maar tegen beter weten in, uit kan groeien tot een stevige boom en vruchten draagt. Iedereen vond het prachtig: “ja”, zeiden ze, “zo is het. Precies zo!”
Maar dan wordt het langzaamaan donker en gaan ze in precies datzelfde bootje het water op. Nu komt het erop aan… Je moet het verhaal beleven; je moet het water ruiken, de wind horen fluiten, de klapperende zeilen, de boot stuurloos op de golven voelen klappen… Dan voel je de angst als vanzelf in je lijf omhoog kruipen. Dat krampende, koude gevoel dat je bespringt op die momenten dat je ineens ervaart: ik heb het stuur niet meer in handen. Het zwart groene, kolkende water zuigt en dringt binnen waar jij je veilig waande. Je voelt de dood, vlakbij, zijn adem fluit in je oren. En dan dat beeld: Jezus die in diezelfde boot ligt te slapen. Rust, overgave, maar ook onbereikbaarheid: niet van deze wereld. En dan op het moment dat de angst het dreigt te winnen en je het uitschreeuwt, wordt hij ineens opgewekt; hij staat op. Hij temt de storm en het water. Alles valt stil, de wind streelt even aangenaam zacht door je haren. Het water rimpelt amper en wordt vriendelijk als een spiegel. En Jezus kijkt je aan en vraagt: “Waar was je geloof nou?” Op datzelfde moment weet je dat geloof helemaal niks te maken heeft met dat waar mensen het voor verslijten, die zijn blijven hangen in de mythisch letterlijke fase. Geloof is niet: rare verhalen als waar gebeurd accepteren. Geloof is wat je ervaart als je deze verhalen doorleeft. Geloof is vertrouwen. Grappig. We moeten dus nog een stapje terugdoen, naar die allereerste fase. Vertrouwen. Dat basisgevoel, van de kleine Brent: dat als God even de kamer uitloopt, je het vertrouwen hebt dat Hij terugkomt; dat ie niet weg is. Dit verhaal is een klein zaadje waaruit dat vertrouwen kan groeien. Nee, je gaat niet terug naar het naïeve vertrouwen van een klein kind dat God je altijd uit de penarie zal trekken; Dat Hij alles kan; dat je niets zal overkomen. Maar naar een door het leven gerijpt, dieper, basisvertrouwen: dat God groter is dan alles waar jij bang voor bent. Dat zelfs als de dood niet te keren is, je in zijn hand geborgen wordt. Dat vertrouwen ligt als een notendop in dit piepkleine bootje te slapen. In de persoon van Jezus wordt het gewekt. In zijn woorden en in zijn doen en laten. Dat is geloven. Maar leg dat maar eens uit aan iemand die zich heeft ingegraven in de vesting van die derde fase. Die jou bekrompen vindt, omdat jij je verder bent gaan ontwikkelen; Die niet kan begrijpen dat je verbeelding bent gaan herwaarderen, omdat hij nog steeds alles met de liniaal van zijn verstand wil meten. Omdat.. Ja, waarom wil iemand dat eigenlijk?
Misschien omdat je al redenerend met je verstand het gevoel houdt dat je het leven begrijpt; dat je het in je greep houdt; Dat jezelf aan de knopjes zit en het stuur in handen hebt. Afgelopen week was ik bij een vrouw die plotseling haar zoon van 53 jaar verloren heeft. Met een wonderlijk soort vertrouwen ging ze de komende tijd van rouw en gemis tegemoet. “Ik heb eerder ook kracht gekregen, dan zal dat nu vast ook weer zo zijn.” En ze zei: “Ik kan me zo opwinden, over mensen die geen idee hebben wat geloof is, maar er wel over oordelen”. “Weet je”, zei ze, “Nico ter Linden zei: ‘Geloof begint, waar je zelf inziet dat jij God niet bent’.”