In deze antwoordnota Milieu Effect Rapport windpark Noordoostpolder staan op pag. 3, vijfde alinea onjuiste data. Deze moet vervangen worden door: Indien belanghebbenden argumenten hebben tegen de (ontwerp)vergunningen en het (ontwerp) inpassingsplan dienen deze (opnieuw) te worden ingediend tijdens de terinzagelegging van 18 t/m 29 juli 2010.
Antwoordnota MILIEU EFFECT RAPPORT WINDPARK NOORDOOSTPOLDER
Mei 2010 Gemeente Noordoostpolder Provincie Flevoland Minister van Economische zaken
Inhoud 1. Inleiding 1.1 Context en strekking van de antwoordnota 1.2 Verloop van de inspraakprocedure 1.3 Verloop van de adviesprocedure 1.4 Opzet van de antwoordnota
2. Antwoord op hoofdlijnen 2.1 Nut en noodzaak windenergie 2.2 Locatiekeuze 2.3 Economische effecten en schade 2.4 Geluid 2.5 Nautische Veiligheid 2.6 Stabiliteit dijken 2.7 Natuur 2.8 Landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken 2.9 Monitoring- en evaluatieprogramma
Bijlagen: 1. Antwoorden op unieke zienswijzen 2. Inspraakbundel 3. Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r. 4. Advies Provincie Fryslân 5. Advies Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 6. Advies Gemeente Lemsterland
2
1 Inleiding 1.1 Context en strekking van de antwoordnota Een aantal private partijen heeft het initiatief genomen voor een grootschalig windpark in de Noordoostpolder en in het IJsselmeer. Dit windpark bestaat uit vijf afzonderlijke initiatieven (twee buitendijkse opstellingen van windmolens en drie binnendijkse opstellingen van windmolens). Voor het realiseren van dit plan is een ruimtelijk besluit (inpassingsplan) nodig en moeten Wet milieubeheer (Wm) -vergunningen en een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) worden verleend. Voor de Wm-vergunningen zijn Gemeente Noordoostpolder en Provincie Flevoland het bevoegd gezag, voor de Nbw-vergunning is Provincie Flevoland het bevoegd gezag en voor het inpassingsplan zijn de Ministers van VROM/EZ het bevoegd gezag. Het ruimtelijk besluit en de vergunningprocedures worden bij dit initiatief tegelijkertijd doorlopen. Dit is mogelijk omdat het initiatief onder de rijkscoördinatieregeling valt. Om besluitvorming over het inpassingsplan en de Wm-vergunning mogelijk te maken is een gecombineerd plan/besluit-milieueffectrapport (MER) opgesteld. Dit MER biedt inzicht in de milieugevolgen van het project en is daarmee een waardevol hulpmiddel voor de besluitvorming. Welke milieueffecten zijn onderzocht, en welke alternatieven zijn beschouwd wordt aangegeven in de richtlijnen, die op 20 juli en 27 september 2004 door respectievelijk de gemeenten Noordoostpolder en Lemsterland zijn vastgesteld. Het MER is op 3 november 2009 door Gemeente Noordoostpolder en door Provincie Flevoland aanvaard. Het MER heeft vervolgens van 12 november tot en met 23 december ter inzage gelegen. Tegelijkertijd is advies gevraagd aan een aantal wettelijke adviseurs en aan de Commissie voor de m.e.r. In deze antwoordnota geeft het bevoegd gezag (lees: Gemeente Noordoostpolder, Provincie Flevoland, Ministers van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan wat haar antwoord is op de ingebrachte zienswijzen en adviezen op het MER. Concluderend oordeelt het bevoegd gezag dat het MER voldoende informatie biedt om de besluitvorming op te baseren. Deze antwoordnota wordt ter inzage gelegd, tezamen met het ontwerpinpassingsplan en de ontwerpvergunningen. Indien belanghebbenden argumenten hebben tegen de (ontwerp)vergunningen en het (ontwerp)inpassingsplan dienen deze (opnieuw) te worden ingediend tijdens de terinzagelegging van 4 juni tot en met 15 juli 2010. De mogelijkheid om te zijner tijd in beroep te gaan staat alleen open voor diegenen die een zienswijze tegen het ontwerp hebben ingediend.
1.2 Verloop van de inspraakprocedure Het MER heeft van 12 november tot en met 23 december ter inzage gelegen. Een ieder is in deze periode in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze naar voren te brengen. Op het MER zijn 688 inspraakreacties binnengekomen. Een groot deel daarvan bestaat uit meervoudig ingediende, identieke zienswijzen. Het aantal ‘unieke’ zienswijzen, waarbij de meervoudig ingediende zienswijzen voor één tellen, is uitgekomen op 66. Alle ontvangen reacties zijn geregistreerd en de insprekers is een ontvangstbevestiging toegezonden. Bureau Energieprojecten heeft deze inspraakreacties doorgezonden aan het bevoegd gezag en aan de Commissie voor de m.e.r.
3
1.3 Verloop van de adviesprocedure Het bevoegd gezag heeft de wettelijke adviseurs¹ om advies gevraagd op het MER. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Provincie Fryslân en Gemeente Lemsterland hebben hierop gereageerd (zie bijlagen). De adviezen van de RCE en de Provincie Fryslân hebben betrekking op het onderwerp Cultuur en Landschap. Het advies van Gemeente Lemsterland heeft betrekking op meerdere onderwerpen. In het navolgende hoofdstuk zal bij de respectievelijke onderwerpen inhoudelijk op de drie adviesbrieven worden ingegaan. De Commissie voor de m.e.r. (hierna ‘de Commissie’) heeft alle zienswijzen en adviesbrieven ontvangen. Mede naar aanleiding van deze zienswijzen heeft de Commissie op een aantal punten om verduidelijking of aanvulling gevraagd aan de initiatiefnemer. De initiatiefnemer heeft daarop een aanvulling op het MER geschreven. Deze aanvulling behoort bij het MER en zal ter inzage worden gelegd tezamen met de ontwerpbesluiten en deze antwoordnota. Er kunnen geen zienswijzen meer worden ingebracht tegen deze aanvulling. Op 24 maart 2010 heeft de Commissie een toetsingsadvies uitgebracht over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop (zie bijlage). De Commissie is van oordeel dat in het MER en de aanvulling tezamen de essentiële informatie aanwezig is voor de besluitvorming over het Inpassingsplan en de Wm-vergunningen. Dit toetsingsadvies heeft het bevoegd gezag bij deze antwoordnota betrokken. Bij de beantwoording van de zienswijzen, zowel op hoofdlijnen als individueel, wordt waar relevant het advies van de Commissie genoemd.
1.4 Opzet van de antwoordnota De antwoordnota heeft een drieledige opzet: • Een antwoord op hoofdlijnen, dat zich beperkt tot de hoofdlijnen van de zienswijzen en het advies van de Commissie, en waarin het bevoegd gezag ingaat op de drie adviesbrieven; • Antwoorden op unieke zienswijzen (zie bijlage 1), met o op briefnummer alle unieke zienswijzen gerangschikt o per brief de argumenten (genummerd van a tot z) o per argument het antwoord van het bevoegd gezag, evt. met vermelding van advies van de Commissie • De inspraakbundel (zie bijlage 2) met alle unieke zienswijzen en een verwijzingstabel waarin de nummers van gelijkluidende inspraakreacties gekoppeld zijn aan het nummer van ‘unieke’ zienswijzen.
1. Wettelijke adviseurs zijn: Ministerie van LNV directie West, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Provincie Fryslân en gemeente Lemsterland.
4
2 Antwoord op hoofdlijnen 2.1
Nut en noodzaak windenergie
Veel insprekers betwijfelen in hun zienswijzen het belang van dit energiepark voor de opgave voor (duurzame) energie. Insprekers zijn niet overtuigd van de baten (energie-opbrengst) van dit windpark. Zo wordt aangegeven dat de molens niet continu draaien omdat beperkende maatregelen worden opgenomen om geluidsoverlast en slagschaduw te voorkomen. Ook wordt de vraag gesteld of de kosten van het park (zowel in euro’s als in CO2 (bij de productie en aanleg van windmolens)) opwegen tegen de baten. Insprekers zijn van mening dat een goede afweging tussen de verschillende vormen van duurzame energie ontbreekt. De Commissie heeft tijdens haar toetsing een aanvulling gevraagd op dit onderwerp. De initiatiefnemer heeft aanvullend alternatieve vormen van duurzame energie uitgewerkt. Het bevoegd gezag is van oordeel dat een nadere afweging tussen verschillende vormen van duurzame energie voor de besluitvorming van het windpark niet noodzakelijk is. Het initiatief sluit aan bij de doelstellingen van het Rijk ten aanzien van duurzame energie. Windenergie is één van de meest kosteneffectieve wijzen om duurzame energie op te wekken. Voor het opwekken van een zelfde hoeveelheid duurzame elektriciteit middels zonnepanelen is een zeer groot oppervlak aan zonnepanelen vereist en een veelvoud aan subsidie nodig. Het kabinet heeft daarom in het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' uitgesproken dat de groei van hernieuwbare energie de eerstkomende jaren vooral zal komen van windenergie. Daarnaast worden ook andere vormen van duurzame energie door het kabinet gestimuleerd.
2.2
Locatiekeuze
In veel zienswijzen wordt aangegeven dat voor dit project niet alleen locatiealternatieven binnen het IJsselmeergebied/ Noordpoostpolder moeten worden beschouwd. Dit windpark is van nationaal belang en dat betekent dat ook op nationale schaal alternatieve locaties moeten worden bekeken. Veel insprekers zijn van mening dat een windpark van deze omvang op zee thuishoort en niet op of nabij het vasteland kan. Insprekers geven aan dat de locatiekeuze niet gebaseerd is op een zuivere afweging van de meest geschikte locatie, maar dat de in de Noordoostpolder gevestigde initiatiefnemers leidend zijn geweest. De Gemeente Lemsterland adviseert bij de alternatieve locaties in het IJsselmeergebied/ Noordoostpolder beter te onderbouwen wat de afweging bij deze locaties is. De Commissie heeft met betrekking tot de locatieafweging een aanvulling gevraagd. Op basis van het MER en de aanvulling kan de Commissie zich voor dit specifieke project vinden in de aanpak van de afweging van de locaties binnen het IJsselmeergebied/ Noordoostpolder. Argumenten daarvoor zijn: • De gekozen locatie is reeds vastgelegd in een aantal vastgestelde beleidsstukken; • Er zullen verschillende geschikte windlocaties elders in het land gebruikt moeten worden om de nationale doelstelling te halen; • Voor de uitvoerbaarheid is van belang dat de initiatiefnemers gebonden zijn aan de Noordoostpolder. Inzake de vergeleken locaties binnen het IJsselmeergebied/ Noordoostpolder stelt de Commissie vast dat uit de vergelijking duidelijk wordt dat alle onderzochte locaties milieueffecten kennen. Ook blijkt dat geen van de locaties per saldo evidente milieuvoordelen biedt. Het bevoegd gezag is van mening dat het MER en de aanvulling op het MER alle milieu-informatie biedt voor besluitvorming op dit punt. In lijn met de conclusie van de Commissie constateert het bevoegd gezag dat een windpark van deze omvang past in het Landschapsplan van de Noordoostpolder en het Omgevingsplan van de Provincie Flevoland. In de Nota Ruimte en in het Nationaal Waterplan is de locatie opgenomen als zoeklocatie voor windmolens. Het kabinet heeft in
5
het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' aangegeven dat de komende vier jaar committering voor 2000 MW voor wind op land nodig is. Dat betekent dat alle beschikbare locaties op land moeten worden benut. Daarnaast werkt het kabinet ook aan de realisatie van windenergie op zee. Windenergie op zee vergt echter vooralsnog meer subsidie per hoeveelheid opgewekte duurzame elektriciteit en is daarom geen alternatief voor de locaties op land. Uitgaande van bovenstaande punten plus het feit dat het initiatief van lokale initiatiefnemers is, is het voldoende dat alleen alternatieve locaties in het IJsselmeergebied en in de Noordoostpolder in kaart zijn gebracht. Deze alternatieve locaties zijn voldoende onderbouwd.
2.3 Economische effecten en schade Blijkens de zienswijzen vinden veel insprekers de lusten en lasten van het windpark ongelijk verdeeld. Aan de ene kant worden er vragen gesteld over de participatie in het windpark. Aan de andere kant benoemen insprekers de negatieve effecten op bijvoorbeeld de waterrecreatie, de visserij of de landbouw. De Gemeente Lemsterland adviseert de effecten op recreatie en visserij beter in beeld te brengen. Veel insprekers geven aan schade te verwachten (waardedaling woning) en informatie over deze mogelijke schade in het MER te missen. Het bevoegd gezag is van mening dat de economische effecten in het MER voldoende zijn beschreven. In het MER wordt in paragraaf 9.3 ingegaan op de economische effecten en op de gebruiksfuncties recreatie en toerisme in paragraaf 9.12 en visserij in 9.17. Met het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het milieu. De situatieschets in paragraaf 4.3 en 9.3 van het MER zijn in dit licht bezien voldoende. Er wordt niet beoogd een uitputtende schets van de economische impact te geven. Een uitwerking van een schaderegeling hoort niet in een MER thuis. Op grond van hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening wordt er planschadevergoeding toegekend voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager (van de tegemoetkoming van de schade) behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Er is dus wettelijk gegarandeerd dat voor vergoeding in aanmerking komende schade ook daadwerkelijk zal worden vergoed.
2.4
Geluid
De vrees voor een toename van geluidsbelasting komt in groot aantal zienswijzen naar voren. Veel zienswijzen gaan in op de nieuwe geluidsnorm die in het MER als referentie wordt gebruikt. Aangegeven wordt dat deze norm (de Europese Lden-norm) nog niet door het parlement is vastgesteld en door de Raad van State is goedgekeurd. De Gemeente Lemsterland geeft aan dat deze nieuwe norm niet kan worden toegepast. In de zienswijzen wordt de zorg uitgesproken dat met deze nieuwe norm de geluidsbelasting toe zal nemen, omdat met gemiddelden wordt gerekend en daarmee piekbelasting of nachtelijke geluid over het jaar zal worden ‘uitgesmeerd’. Insprekers geven aan zich zorgen te maken over de beleving van het geluid; het MER geeft onvoldoende inzicht in wat de windmolens qua geluidsbelasting gaan betekenen: wat is de werkelijke belasting in en rondom de woningen, wat betekent de optelsom van alle windmolens voor de beleving van het geluid, wat betekenen de extra hoge windmolens voor de beleving van het geluid, en wordt voldoende rekening gehouden met het nu stille achtergrondniveau? De Commissie geeft in haar toetsingsadvies aan dat het MER inzicht geeft in de geluidsbelasting door het windpark, waarbij ook inzicht in de cumulatie is meegenomen. Op basis van berekeningen is de geluidsbelasting in beeld gebracht. De Commissie heeft niet de aanvaardbaarheid van de norm getoetst. Zij toetst of het MER voldoende informatie bevat voor de besluitvorming, die moet plaats vinden op basis van vigerende wet- en regelgeving. De Commissie adviseert bij de besluitvorming over het inpassingsplan rekening te houden met de mogelijkheid dat cumulatie van geluid optreedt rond de locaties aan de Noorder- en Westermeerdijk. Het bevoegd gezag is in het inpassingsplan en in de Wm-vergunningen ingegaan op het aspect cumulatie. Bij de beoordeling van de optredende geluidniveaus wordt in het kader van de
6
vergunningen rekening gehouden met de cumulatie van het geluid veroorzaakt door alle vier nieuw aan te leggen parken samen. Bij toetsing aan de norm zal cumulatief moeten worden voldaan aan de betreffende norm. Deze systematiek sluit tevens aan bij het advies uit de “Circulaire geluidhinder veroorzaakt door windturbines; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer. Daarnaast is in het MER een vergelijking van de huidige situatie en de toekomstige situatie gegeven. De beleving van geluidbelasting in de nacht wordt in de Lden meegewogen door bij de werkelijke niveaus 10 dB op te tellen. Geluidbelasting in de nacht telt daardoor bij de toetsing aan de normstelling veel zwaarder mee dan dezelfde belasting overdag. Het is de verwachting dat deze norm in 2010 in het Activiteitenbesluit wordt opgenomen en daarmee is de norm dan landelijk geldend.
2.5
Nautische veiligheid
In een aantal zienswijzen uiten insprekers hun bezorgdheid over de kans op aanvaring van schepen met de windmolens en naar de mogelijke gevolgen van deze aanvaringen op het milieu. Deze insprekers plaatsen een groot aantal inhoudelijke vraagtekens bij het MER op dit punt en zijn van mening dat het MER onvoldoende informatie biedt. De Commissie heeft de initiatiefnemers vragen gesteld over de berekening van de aanvaringskans van de scheepvaart met de windturbines. Dit heeft geleid tot een aanvulling op het MER. Noch het MER, noch de aanvulling daarop, geven naar het oordeel van de commissie MER nadere informatie over de mogelijke ‘vervolg’-effecten op het milieu. De commissie adviseert het bevoegd gezag om bij de besluitvorming stil te staan bij aanvaringsrisico’s (‘vervolg-effecten’) voor de natuur en de drinkwatervoorziening. De commissie acht een uitgebreide studie naar deze risico’s niet zinvol, aangezien er te weinig gegevens beschikbaar zijn om deze goed uit te kunnen voeren. Wel adviseert de Commissie na te denken over preventieve maatregelen en een calamiteitenplan. De Commissie adviseert voorts om de aannemelijke aanvaringskans (eens in de tien jaar raakt een schip uit de vaargeul en raakt een windturbine) mee te nemen in de besluitvorming. Tevens adviseert de Commissie om een aantal punten over de scheepvaartveiligheidsvoorziening (SVV) in de besluitvorming te betrekken. Het bevoegd gezag heeft kennis genomen van de aanvulling op het MER. In bijlage J van het MER en in bijlage 2 van de aanvulling zijn de gevolgen voor de scheepvaartveiligheid naar de mening van het bevoegd gezag voldoende in beeld gebracht. In het MER is in paragraaf 5.8 en paragraaf 9.15 van het Algemeen Deel ingegaan op scheepvaartveiligheid. In de locatiespecifieke delen voor de buitendijkse windparken is eveneens ingegaan op de scheepvaartveiligheid. Daarbij is uitgegaan van de omstandigheden bij het windpark. Tijdens een noordwester storm zullen de voorgestelde maatregelen (radarreflectoren en sectorlichten) de situatie ter plaatse van de Rotterdamse Hoek extra goed waarneembaar maken zodat schippers alert zijn op het gebied. In de milieuvergunning voor het buitendijks opgestelde windturbinepark wordt een calamiteitenplan voorgeschreven, gericht op de handelingen ter voorkoming van vrijkomen en/of verdere verspreiding van milieugevaarlijke stoffen ingeval van een aanvaring. Onderdelen hiervan zijn onder meer protocollen voor alarmering relevante instanties, treffen van verontreinigingsreductie en –bestrijdingsmaatregelen. Een calamiteitenplan is tevens onderdeel van de aanvraag voor de WBR-vergunning bij Rijkswaterstaat. Het is niet mogelijk om preventieve maatregelen voor het ‘schoonhouden’ (vrij van obstakels) van de onderkant van de windturbines op te nemen in de Wm- en WBR-vergunning. Het bevoegd gezag gaat in het ontwerpinpassingsplan nader in op de scheepvaartveiligheid. De punten over de SVV zijn suggesties om met eenvoudige voorzieningen hetzelfde te bereiken. De SVV is gekozen door de initiatiefnemers op grond van uitgebreide adviezen en verwerkt in de aanvragen. De functie van de SVV is eerder het geleiden van de scheepvaart dan het afschermen van enkele winturbines. De adviezen over de SVV zijn voor kennisgeving aangenomen door het bevoegd gezag.
2.6
Stabiliteit dijken
Veel zienswijzen gaan in op de stabiliteit van de dijken. De vrees bestaat dat bij de aanleg van windmolens of bij het in gebruik nemen (exploitatiefase) van de windmolens de stabiliteit van dijken wordt aangetast. Daarnaast is de verwachting dat door de aanleg van windmolens de kweldruk achter de dijken flink zal toenemen. Dit zal ten koste gaan van de kwaliteit van de landbouwgrond. Het MER biedt naar de mening van insprekers onvoldoende informatie op dit punt.
7
De Commissie geeft aan dat naar haar mening in het MER aan alle mogelijke bezwijkmechanismen van de waterkering aandacht is besteed. Voor de exploitatiefase onderschrijft de Commissie de algemene conclusie dat geen negatieve effecten van het windpark op de waterkering te verwachten zijn. Voor de aanlegfase geldt dit ook, maar daarbij gaat het onderzoek uit van een aantal aannames. De Commissie adviseert om deze aannames bij de besluitvorming verder te specificeren. Ook adviseert de Commissie om bij de aanleg van de windmolens nader in te gaan op de wijze van uitvoering, en maatregelen en voorzieningen op te nemen om de veiligheid te waarborgen. Het bevoegd gezag is van mening dat het MER voldoende de effecten in beeld heeft gebracht. In de keurontheffing is opgenomen dat er ter plaatse van alle binnendijkse windturbines sonderingen worden uitgevoerd voor de detailengineering van het fundament. Een risicoanalyse naar de effecten als meerdere heistellingen tegelijkertijd gebruikt worden, heeft geen toegevoegde waarde, omdat er tijdens de bouw wordt gemonitord. Hiervoor zal een monitoringsplan worden opgesteld. Bij overschrijding van kritische trillingsniveaus worden de heiwerkzaamheden geheel of gedeeltelijk stilgelegd en gemeld bij het Waterschap. Tevens zal het Waterschap één dag ter plaatse monitoren om de berekeningen te verifiëren. Met betrekking tot het optreden van kwel gaat het MER uit van een klein risico. Een afweging hierin zal in het besluitvormingstraject worden meegenomen.
2.7 Natuur In veel zienswijzen maken insprekers zich zorgen over de impact van het windpark op de natuur en dan met name over de negatieve effecten op de populaties vleermuizen en vogels. De vrees bestaat dat vleermuizen en vogels in aanvaring komen met de windmolens of daardoor gedesoriënteerd raken. De insprekers zijn van mening dat het MER daar onvoldoende en onvolledig onderzoek naar heeft gedaan. De Gemeente Lemsterland geeft aan dat voor de beoordeling van de ontheffingsaanvraag gebruik moet worden gemaakt van de in 2009 vastgestelde standaard voor vleermuisinventarisaties (vastgesteld door de Gegevensautoriteit Natuur). Voorts gaan insprekers in op de verstoring in de rust- en fourageergebieden in de randzone van het IJsselmeer. Insprekers zijn van mening dat door deze verstoring negatieve effecten op de populaties zullen optreden en zijn van mening dat het MER onvoldoende onderbouwing levert dat deze negatieve effecten niet op zullen treden. Insprekers wijzen erop dat het plangebied een Natura-2000 gebied is, waarvoor instandhoudings-doelstellingen zijn geformuleerd. De Commissie heeft bij de toetsing om een aanvulling gevraagd; de Commissie was van mening dat de beschrijving van de effecten op de ‘instandhoudingsdoelstellingen’ te verspreid was opgenomen om kunnen beoordelen. De Commissie concludeert dat in de aanvulling op het MER voor het voorkeursalternatief de effecten overzichtelijk zijn opgenomen. De Commissie is van mening dat de effecten systematisch zijn nagelopen en dat op basis van de beschreven effecten terecht mag worden geconcludeerd dat het windpark niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken. De Commissie constateert dat enkele conclusies in het MER met onzekerheden zijn omgeven omdat nog leemten in kennis bestaan. In verband daarmee adviseert de Commissie een monitoringprogramma op te stellen en in dit programma op te nemen: - Vliegbewegingen van vogels tussen de Noordoostpolder en de steile bank, - Het effect van de opstelling bij de Noordermeerdijk op de vliegbewegingen van trekvogels tussen het foerageergebied in de Noordoostpolder en slaapplaats Steile Bank, - Het verwachte positieve effect van de scheepvaartveiligheidsvoorziening (SVV), - De gegevens van trektelpost Ketelbrug/ Kamperhoek, in relatie tot het aantal aanvaringsslachtoffers van trekvogels, en - Effecten op vleermuizen. De Commissie adviseert om na te gaan of de plaatsing van de windturbines binnen de lijnen langs de Noordermeerdijk geoptimaliseerd kan worden. Bijvoorbeeld door rekening te houden met de route van de vliegbeweging tussen het belangrijkste fourageergebied in de Noordoostpolder en de slaapplaats Steile Bank. Voorts adviseert de Commissie om de SVV vroegtijdig aan de leggen. Dit in verband met de periode die de beoogde natuurwaarden nodig hebben om zich hierachter te kunnen ontwikkelen.
8
Het bevoegd gezag constateert dat bij MER gebruik is gemaakt van een groot aantal wetenschappelijke studies naar de invloed van windmolens op de natuurlijke omgeving. Het bevoegd gezag is van mening dat het onderzoek in het MER zorgvuldig is gedaan. Het is op basis van de beschikbare informatie niet altijd mogelijk om exacte voorspellingen te doen, bijvoorbeeld over de aanvaringsrisico’s. In de ontwerpNbw-vergunning is monitoring voor de eerste 3 jaar voorgeschreven. Het bevoegd gezag is van mening dat de vliegbeweging van vogels tussen de Noordoostpolder en de Steile Bank niet hoeft te worden gemonitoord. Uit de passende beoordeling blijkt dat er nauwelijks barrièrewerking optreedt. SOVON Vogelonderzoek Nederland doet al veel onderzoek naar de aantallen vogels op de Steile Bank. Het bevoegd gezag is van mening dat er geen nader onderzoek nodig is naar een optimalisatie van de lijnopstelling langs de Noordermeerdijk. Deze optimalisatie is strijdig met de eisen die de fabrikant stelt i.v.m. turbulentie en strijdig met de ruimtelijke voorwaarde ten aanzien van een gelijkmatige spreiding van de windmolens. In de ontwerpNbw-vergunning is opgenomen dat de SVV moet worden aangelegd voor de plaatsing van de eerste (buitendijkse) windmolen. In het monitoringprogramma is opgenomen dat de mate van verstoring van de vogels door de exploitatie van de windturbines en de ontwikkeling van de natuurwaarden achter de SVV en het gebruik hiervan door vogels wordt gevolgd. De gegevens van de trektelpost Ketelbrug/ Kamperhoek kunnen worden meegenomen in het monitoringsprogramma. Hier wordt geen apart voorschrift voor opgenomen omdat de Natuurbeschermingswetvergunning wordt afgegeven voor de aangewezen vogels die in de winter in het gebied verblijven en niet voor vogels die voorbij trekken. De effecten op vleermuizen worden in het monitoringsprogramma opgenomen.
2.8 Landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken Het historisch aangezicht van Urk en de mogelijke aantasting daarvan wordt in veel zienswijzen genoemd. Ook wordt in veel zienswijzen aangegeven dat de opstelling van windmolens afbreuk doet aan het open landschap van de Noordoostpolder. De insprekers geven aan dat de visualisaties in het MER maar ten dele informatie bieden over het beeld dat zal ontstaan. Insprekers geven aan bepaalde gezichtspunten te missen. Ook wordt aangeven dat de visualisatie geen recht doen aan de spanning tussen de (kleinschalige) kenmerken van Urk enerzijds en de grote industriële lijnopstelling anderzijds. Anderen zien in de visualisaties een bevestiging van de aantasting van het aangezicht. Met name de hoogte van de windmolens en de opstelling in rijen zijn punten die in veel zienswijzen worden aangehaald. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft aangegeven dat in het MER voldoende informatie voor het bevoegd gezag verzameld is over de mogelijke effecten van de voorgenomen ingreep op de aanwezige cultuurhistorische waarde, om een besluit op te kunnen baseren. De Rijksdienst heeft een aantal (redactionele) detailopmerkingen en vraagt extra aandacht voor het ir. D.F. Woudagemaal. Dit gemaal met omgeving heeft de UNESCO-status. De Rijksdienst adviseert ook andere invalshoeken rond het ir. D.F. Woudagemaal (o.a. de IJsselmeerzijde) bij het MER te betrekken. Op die manier kan een completer beeld geschetst worden van mogelijke effecten op de ruimtelijke beleving. De Provincie Fryslân constateert dat het MER onvoldoende de effecten beschrijft van het windpark op het landschap. Meer specifiek ontbreekt in het MER een beschrijving van het karakter van het landschap van het IJsselmeer en de effecten van de windturbineopstellingen daarop. Het gaat hierbij o.a. om het open waterpanorama van het IJsselmeer dat beïnvloed wordt door de opstelling van de windturbines op de grens van land en water. Bij de effectbeschrijving van de turbineopstelling in het landschap (van de Noordoostpolder) wordt voorbij gegaan aan de karakteristieken van dit landschap (grootschaligheid, rechtlijnigheid, puntverdichtingen door erven, dijken, openheid en dan voornamelijk de schaal hiervan). Deze karakteristieken worden sterk beïnvloed door de schaal van de turbineopstellingen. In de effectbeschrijving wordt geen aandacht besteed aan onderdelen van turbineopstellingen zoals verdeelstations. Dit soort bijproducten kan echter wel leiden tot onrust in het landschap (verrommeling). De Provincie adviseert het MER aan te vullen met de aangegeven effectbeschrijvingen en een aantal visualisaties die meer recht doen aan de waarneming van het menselijk oog.
9
De Gemeente Lemsterland hecht er aan dat ook windmolens van maximaal 60 meter in de visualisaties worden opgenomen en adviseert het MER aan te vullen met meer beeldmateriaal dan de nu in het MER opgenomen twee visualisaties. De Commissie heeft geen aanvulling gevraagd op dit onderwerp. In reactie op de zienswijzen is door de initiatiefnemers echter op eigen initiatief een aanvulling opgesteld welke door de Commissie is meegenomen in haar beoordeling. De Commissie concludeert dat het MER en de aanvulling daarop een goed beeld geven van het aangezicht en de zichtbaarheid van het windpark. De Commissie constateert dat het MER hiermee voldoende (beeld)materiaal bevat om een indruk te geven van de effecten van de opstellingen. De Commissie constateert dat het rechtstreekse zicht op Urk vanaf het IJsselmeer en de Ketelbrug weliswaar geflankeerd zal worden door windmolens, maar dat Urk wel ongehinderd zichtbaar blijft. Door de maat, schaal en uitstraling van de turbines in de nabijheid van het dorp zal de beleving van Urk, en daarmee het markante beeld van het dorp en dorpsbos in de lage kantlijn, wel wijzigen. Het MER brengt dit naar het oordeel van de Commissie duidelijk in beeld. Het bevoegd gezag is van mening dat de aanvullingen op het MER op een aantal belangrijke punten essentiële informatie toevoegen. Het totaal van de beschrijvingen, visualisaties, viewsheds en de beoordeling van de visuele invloed bieden voldoende informatie over de effecten op landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken voor de besluitvorming. Uit het samenspel van de informatie blijkt dat de windmolens een grote impact hebben op de omgeving. Dat windmolens die langzamer draaien een rustiger beeld opleveren is proefondervindelijk vastgesteld. Naar aanleiding van het vooroverleg over het inpassingsplan en de reacties op het MER is rekening gehouden met de maatschappelijke en cultuurhistorische waarden van Urk door op de locatie Westermeerdijk buitendijks aan zeven van de aangevraagde windturbines planologisch geen medewerking te verlenen. Dit betreft de vier windturbines nabij Urk van de meest westelijke lijn en de drie windturbines nabij Urk van de meest oostelijke lijn. Deze waren oorspronkelijk wel aangevraagd door de initiatiefnemers. De betreffende vergunningaanvragen zijn door de initiatiefnemers hier op aangepast. Met de keus voor deze turbines is aangesloten bij de functie die met name de Westermeerdijk deels heeft als uitloopgebied van Urk. Er lopen enkele verbindingspaadjes tussen de dijk en het noordelijke deel van de bebouwing van Urk en het Urkerbos. Tevens wordt hiermee deels tegemoet gekomen aan de weidse zichten over het water vanaf de dijk en vanuit Urk. Tot slot zal de flankering van Urk door windturbines enigszins afnemen en zal de ‘skyline’ van Urk vanaf het IJsselmeer, komend vanuit het noorden, minder schuil gaan achter de lijnopstellingen van het middelste deelgebied.
2.9 Monitoring- en evaluatieprogramma Een aantal insprekers wijst er op dat een windpark van een dergelijke omvang nieuw is en derhalve effecten moeilijk kunnen worden voorspeld. Ook over de cumulatie van effecten is weinig bekend. Insprekers wijzen er op dat in het MER veel aannames worden gemaakt of conclusies uit wetenschappelijke studies worden getrokken. Het blijft naar de mening van de insprekers de vraag wat de praktijk zal opleveren. Ook de Commissie geeft aan dat er nog weinig tot geen ervaring is met een windpark van deze omvang. De Commissie benadrukt dan ook het belang van een monitoring- en evaluatieprogramma. Het bevoegd gezag heeft samen met de initiatiefnemers van de verschillende windturbineparken besloten om een integrale monitoring- en evaluatieprogramma voor de effecten op vogels en vleermuizen op te zetten en een integrale analyse daarvan op te stellen. De borging hiervan zal plaatsvinden in het kader van de vergunning volgens de Natuurbeschermingswet 1998.
10
Antwoordnota MILIEU EFFECT RAPPORT WINDPARK NOORDOOSTPOLDER
Bijlage 1 Antwoorden op unieke zienswijzen
Mei 2010 Gemeente Noordoostpolder Provincie Flevoland Minister van Economische zaken
Leeswijzer
De Antwoordnota MER Windpark Noordoostpolder heeft een drieledige opzet - een antwoord op hoofdlijnen; - antwoorden op de unieke zienswijzen (bijlage 1); - een bundel met alle zienswijzen (bijlage 2) In deze bijlage 1 zijn alle antwoorden op de unieke zienswijzen opgenomen. Op het MER zijn 688 inspraakreacties binnengekomen. Een groot deel daarvan bestaat uit meervoudig ingediende, identieke zienswijzen. Het aantal ‘unieke’ zienswijzen, waarbij de meervoudig ingediende zienswijzen voor één tellen, is uitgekomen op 66. Insprekers kunnen in de Inspraakbundel (bijlage 2) het nummer van hun inspraakreactie terugvinden. In de zienswijzen zijn insprekers met één of meerdere argumenten ingegaan op het MER. In deze bijlage zijn voor de zienswijzen 1 tot en met 66 al deze argumenten integraal overgenomen. De argumenten zijn aangeven met een cijfer/lettercombinatie (het eerste argument uit de eerste brief heeft nummer 1a). Het bevoegd gezag gaat per argument in op de beantwoording. Indien het argument identiek is aan een eerder argument, wordt naar de beantwoording van dit eerste argument verwezen.
2
Antwoorden op unieke zienswijzen
Nr.
Argument en antwoord
1 a
Inspreker wil dat 1 windturbine bij de Rotterdamse hoek, 1e binnendijkse plaatsing, naar het meest noordelijke punt wordt verplaatst. Daarmee kan aantal windturbines gelijk blijven. Door verplaatsing van deze windturbine wordt de corridor verbreed. Volgens inspreker moet deze passage zo breed mogelijk worden gehouden om de vogeltrek zo min mogelijk te belemmeren. De plek van de huidige molen staat nu zeer dicht op natuurgebied "het Rotterdamse hoekbosje". Antwoord: In de Passende beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER) wordt geconcludeerd dat ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten zijn uitgesloten. Er is derhalve geen aanleiding om de corridor te verbreden.
2 a
Locatie: Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar alternatieve locaties. De uitgevoerde onderzoeken zoals in het MER weergegeven beperken zich tot alternatieven in het IJsselmeergebied en alternatieven in de Noordoostpolder. Het Windpark Noordoostpolder wordt echter van nationaal belang geacht, waarom ook de Rijkscoördinatieregeling van toepassing is verklaard en een Rijksinpassingsplan wordt voorbereid (Algemeen Deel MER paragraaf 1.4). Mijns inziens dient dan ook op nationale schaal een afweging te worden gemaakt van mogelijke alternatieve locaties zowel op land als op zee. Dit is niet gebeurd. Antwoord: Het windmolenpark past in het beleid van de gemeente Noordoostpolder en provincie Flevoland. Het kabinet heeft in het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' aangegeven dat de komende vier jaar committering voor 2000 MW voor wind op land nodig is. Voor het realiseren van deze doelstelling zijn meerdere windmolenparken in Nederland nodig. Het windpark in de Noordoostpolder is er daar één van. In §2.5 van het MER wordt een alternatievenonderzoek naar locaties gedaan, aangevuld in de Aanvulling MER. Ook de Commissie m.e.r. kan zich vinden in deze aanpak voor de locatieafweging. Het kabinet werkt ook aan de realisatie van windenergie op zee.
2 b
Cultuurhistorie en landschap: het historisch aanzicht van Urk wordt ernstig bedreigd en ook het unieke karakter van de Noordoostpolder als open gebied wordt geweld aangedaan. Volgens het MER zijn de effecten op cultuurhistorie en archeologie beperkt. Deze uitspraak wordt niet dan wel onvoldoende onderbouwd. De cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het beschermd dorpsgezicht van Urk wordt in paragraaf 5.6 van het Algemeen Deel met enkele korte zinsneden afgedaan. Louter met als argument dat de bescherming zich beperkt tot het dorp Urk en niet tot de omgeving. Naar de letter van de wet is dat wellicht correct, echter, vanaf het water wordt het dorpsgezicht van Urk dramatisch aangetast en het uitzicht vanaf Urk over het open water gaat richting het noorden en noordwesten ook verloren. Dat minister Plasterk zijn collega’s van EZ en VROM heeft gevraagd bijzonder alert te zijn op de gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, ook buiten het directe plangebied, en die ten volle mee te wegen (brief Plasterk aan B&W van Urk d.d. 7 april 2009) heeft bij de opstelling van het MER kennelijk. geen enkele rol gespeeld. Omstandig wordt in dezelfde paragraaf uitgelegd wat de grote cultuurhistorische en landschappelijke waarde van de Noordoostpolder is (beleidsmatig beschermd door Nota Belvedere, Omgevingsplan Flevoland en Kwaliteitskaart Noordoostpolder-Urk). Het MER stelt dat windturbines invloed hebben op de relatie tussen lijnen en landschappelijke structuren en de ruimtelijke kwaliteit (paragraaf 5.6.2). Kennelijk wordt bedoeld: negatieve invloed. Hoe die moet worden beperkt wordt niet duidelijk. Slechts wordt gesteld dat de initiatiefnemers van het windpark ‘op creatieve wijze’ inhoud willen geven aan 'behoud door ontwikkeling’ zoals Belvedere vereist. Ik vind dit verbijsterend. Een grote onderlinge afstand tussen de
3
molens heeft volgens het MER de voorkeur want dat heeft de minste invloed op de openheid van het polderlandschap (paragraaf 4.5.2). Ook dit is mijns inziens een niet onderbouwde suggestie, die strijdig is met gewoon boerenverstand. Het MER erkent dat het om een veronderstelling gaat, waarover de meningen kunnen verschillen. Videoanimatie moet een betere indicatie geven, echter deze is niet overtuigend. Het MER lijkt zelf al te twijfelen, want, zo lees ik, "als de windturbines dichter bij elkaar staan hebben ze meer een begrenzend effect in de beleving” (Korte Samenvatting blz. 12). In gewoon Nederlands betekent dit volgens mij dat het dan echt een hek lijkt waar je achter woont. Maar wie garandeert mij dat ik dat gevoel straks niet heb, bij de grotere afstand? Ik wil dat graag met onafhankelijk onderzoek onderbouwd zien. Ook andere uitspraken worden niet onderbouwd, zoals de stelling dat het verschil in hoogte tussen de diverse typen molens nauwelijks waar te nemen is en de stelling dat grotere molens doordat ze langzamer draaien visueel een rustiger beeld geven. Voor zo’n stelling zul je toch onderzoeksgegevens moeten overleggen en voor zover die er al zijn, zijn ze aanvechtbaar omdat een park van deze omvang en dit type enorme molens nog nergens bestaat. Antwoord: In de Aanvulling MER is een nadere beoordeling voor het effect op het beschermde dorpsgezicht van Urk opgesteld. Hieruit blijkt dat het rechtstreekse zicht op Urk vanaf het IJsselmeer en de Ketelbrug weliswaar geflankeerd wordt door windturbines, maar dat Urk wel ongehinderd zichtbaar blijft. Ook de Commissie m.e.r. heeft dit geconstateerd. De Commissie m.e.r. bevestigt in haar advies dat het MER voldoende materiaal bevat om een goed beeld te geven van het aanzicht en zichtbaarheid van het windpark. In de Nota Ruimte is opgenomen dat geen omheining mag plaatsvinden. Door het gat van ruim 1400 meter bij de Westermeerdijk en Noordermeerdijk zal van omheining geen sprake zijn. Belvedere gaat uit van ontwikkeling met behoud van bestaande historische en landschappelijke kwaliteiten. De huidige generatie windmolens passen niet in het relatief kleinschalige middengebied van de Noordoostpolder. Bij de locatiekeuze is daarom bepalend geweest dat windmolens van deze afmetingen alleen maar geplaatst kunnen worden in relatie tot grootschalige landschappelijke elementen. Een dijk is een landschappelijke element bij uitstek, dat in redelijke verhouding staat tot windmolens van deze omvang. Door aansluiting te zoeken bij de landschappelijke structuur van de begrenzing van Noordoostpolder wordt tegemoet gekomen aan Belvedere. De bestaande structuur wordt geaccentueerd. Door grote windmolens te plaatsen kan / moet worden volstaan met grotere afstanden tussen de turbines. Dat betekent dat letterlijk zowel landschappelijk, ecologisch, visueel als milieutechnisch meer ruimte wordt verkregen. Dat daardoor een vorm van markering van de grens tussen land en water wordt verkregen is onontkoombaar. Dat windmolens die langzamer draaien een rustiger beeld opleveren is proefondervindelijk vastgesteld. Blijft uiteraard dat een windmolenpark van deze afmetingen een grote impact heeft op de omgeving. 2 c
Aardkundige waarden: er is geen rekening gehouden met de aardkundige waarde van De Vormt. Speciale aandacht vraag ik voor de aardkundige waarden (Algemeen Deel paragraaf 5.6.4). Het MER neemt het IJsselmeer niet mee, omdat dit niet is aangewezen als aardkundig waardevol gebied. Het is echter bij alle geologen bekend, en het zou dus ook bij de opstellers van het MER bekend moeten zijn, dat buitendijks een grote voortzetting ligt van het (wél genoemde) geologisch reservaat P. van der Lijn. Dit reservaat is van zeer grote, internationale waarde. De buitendijkse voortzetting, de Vormt genoemd, is al sinds de Middeleeuwen bij de scheepvaart berucht als steenrif door de enorme eindmorene-keien die hier liggen. Antwoord: De Vormt ligt ten zuiden van het windmolenopstelling Westermeerdijk buitendijks. Doordat er geen windmolens geplaatst worden op de Vormt, zal dit geen effecten hebben op de aardkundige waarden.
4
2 d
Veiligheid dijken: er zijn onvoldoende garanties dat het Windpark in de bouwfase en in de gebruiksfase de stabiliteit van de dijken van de Noordoostpolder niet in gevaar brengt. Paragraaf 8 van het Algemeen Deel gaat in op de bouw van de molens. Het aantal funderingspalen per molen OP land bedraagt 30 -140 stuks (afhankelijk van het type molen), de diepte wordt 20-30 meter. Te water worden drie mogelijke funderingstechnieken beschreven: monopile (enorme stalen buis die in de bodem wordt geheid), gravity base (zware betonnen constructie die wordt afgezonken) en damwandconstructie (van damwand wordt grote bouwput gemaakt, waarin fundament wordt gebouwd). De opstellers van het MER lijken te opteren voor deze laatste. In de beschrijving van deze opties vind ik geen woord over het effect van de bouwactiviteiten op de stabiliteit van de dijken en op de kwelstroom naar de polder. Paragraaf 9.14 rept wel over mogelijke effecten op de dijk, die zouden zijn onderzocht, met verwijzing naar bijlage F. Onder voorbehoud van incidenten zou er geen effect zijn. Echter, bestudering van bijlage F leert dat er met name tijdens de. bouwfase wel degelijk grote risico's bestaan voor enorme toename van kwelstromen, waardoor zelfs verdroging van het dijklichaam dreigt. In paragraaf 11.2 wordt aangegeven dat de initiatiefnemers tijdens de bouw trillingen willen monitoren. Vooraf wordt dus niets gedaan? En wat gebeurt er dan als er iets mis gaat? En hoe zit het met trillingen in de gebruiksfase? Worden die ook gemeten? Vanwege deze verschillende interpretaties van kennelijk hetzelfde vooronderzoek ben ik van mening dat er onvoldoende garanties zijn dat het Windpark geen nadelig effect heeft op de stabiliteit van de dijken van de Noordoostpolder, zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase. In de regio Noordoostpolder-Urk wonen zo'n 60.000 mensen beneden het IJsselmeerpeil. De veiligheid van al deze mensen mag niet in gevaar komen. Antwoord: De bouwactiviteiten van het windpark in het IJsselmeer hebben geen effect op de dijken vanwege de afstand van meer dan 500 meter van de dijk (dichtstbijzijnde windpark is gelegen op 530 meter afstand van de kust). Met betrekking tot kwelstromen is aangegeven dat het grondwaterniveau hoog is in de Noordoostpolder. Bij gebruikmaking van een ondergronds fundament kan in potentie veel grondwater vrij komen. In het MER is als alternatief aangegeven dat gebruik kan worden gemaakt van een bovengronds fundament (op maaiveld) waardoor van bemaling geen sprake is. Zoals aangegeven zijn de effecten in het MER onderzocht, ondermeer de optredende trillingen en de effecten van de kabel welke de dijk kruist. Borging hiervan in de besluitvormingsfase vindt plaats door het uitvoeren van trillingsmetingen in de bouwfase zodat gemonitord kan worden dat voldaan wordt aan de normen van het waterschap. Dit is onderdeel van de keurontheffing van het waterschap voor de binnendijkse windparken. Tijdens de bouw zullen de trillingen worden gemonitord, zodat kan worden ingegrepen indien ongewenste trillingsniveau's optreden. Dit is alleen mogelijk gedurende de bouw. In het geval dat ongewenste trillingsniveau's optreden wordt het heien stilgelegd. Uit het onderzoek dat nu vooraf is uitgevoerd blijkt overigens dat voor deze trillingsniveau's niet gevreesd hoeft te worden. Met betrekking tot trillingen in de gebruiksfase geldt, zoals in bijlage F van het MER is aangegeven, dat de trillingen van de turbine voor het grootste deel worden geabsorbeerd door de mast en het fundament (beide van beton). daarnaast is de afstand tot de dijk dermate groot dat trillingen in de bodem de dijk niet bereiken.
2 e
Een ander aspect is dat de paden op de dijken niet alleen voor onderhoud in gebruik zijn, maar zijn ook als recreatief fietspad. Dit aspect wordt in het MER niet genoemd. Blijven deze fietspaden open voor het publiek? Antwoord: Het fietspad blijft bestaan in zijn huidige functie. Het fietspad over de Westermeerdijk maakt deel uit van het landelijke LF-netwerk. Deze vallen onder het beleid van het ministerie van LNV.
5
2 f
Veiligheid scheepvaart: er is onvoldoende onderzoek gedaan naar het risico van een aanvaring van binnenvaartschepen en visserijschepen met een of meer molens en naar de mogelijke gevolgen van zo'n aanvaring voor het milieu. Volgens het MER is er geen gevaar voor de scheepvaart (binnenvaart/recreatie) en andersom leveren deze ook geen gevaar voor de molens op. Deze stelling wordt in paragraaf 9.15 onvoldoende onderbouwd. Zo wordt bijvoorbeeld benadrukt dat geen informatie voorhanden is om de kans op het uit de koers raken van een schip te bepalen. De gevolgen van mogelijke aanvaringen worden gebagatelliseerd, waarbij slechts ingegaan wordt op fysieke schade aan molens, schip en personeel. De mogelijke gevolgen voor het milieu worden niet genoemd. Wat te denken van een olieramp op het IJsselmeer? Verder wordt niet ingegaan op de veiligheid voor vissersschepen. Dit is toch een vorm van beroepsvaart die op de geplande locaties intensief wordt bedreven. IJsselmeerkotters opereren tot vlak onder de kust. Antwoord: In de locatiespecifieke delen voor Noordermeerdijk- en Westermeerdijk Buitendijks zijn de gevolgen voor het milieu beschreven in §5.7. Met betrekking tot de veiligheid voor vissersschepen geldt dat ruimte tussen de kust en de lijnopstellingen is gehouden om de IJsselmeerkotters ruimte te geven voor het opereren dicht onder de IJsselmeerkust, zie bijvoorbeeld ook §5.10 van de genoemde locatiespecifieke delen. Het daadwerkelijk opereren nabij of tussen de windturbines is ook toegestaan maar hiervan worden geen specifieke hogere risico's verwacht aangezien het aannemelijk is dat vissen of opereren nabij de windturbines tot voorzichtigheid leidt. Daarbij zijn de windturbines zichtbaar op de radar van het schip. Op de nautische veiligheid is in §9.15 van het Algemeen Deel van het MER ingegaan. In bijlage 2, Aanvulling MER, heeft het bureau HMC de aanvaringskans nader bepaald. Hiermee wordt inzicht geboden in de relevante kansen op aanvaring. De Commissie voor de m.e.r. vindt de gehanteerde berekeningsmethodiek om de kans te bepalen dat een schip tegen een windturbine aanvaart, niet bruikbaar voor dit initiatief. Wel vindt de Commissie de genoemde orde van grootte (eens in de circa 10 jaar) aannemelijk. De Commissie m.e.r. stelt in paragraaf 6.2 van haar advies -kortgezegdvast dat frontale aanvaringen niet zullen leiden tot lekkage en een uitgebreide studie niet zinvol is.
2 g
Ook houdt het MER geen rekening met het effect van de lichtbundel van de Urker vuurtoren, die een bereik heeft van 31 kilometer. Zodra deze bundel op de windmolens valt, zal dat leiden tot slagschaduw en mogelijk een levensgevaarlijke situatie voor de scheepvaart in de vlakbij liggende vaargeul. Antwoord: De lichtbundel van de vuurtoren heeft een repeterend karakter. Schepen die in de vaargeul langs de windturbines varen zien zonder windturbines derhalve in een bepaalde frequentie het licht. Het varen langs de windturbines, welke op enkele honderden meters van elkaar staan, zal geen wezenlijk effect hebben op de waarneembaarheid van het licht van de vuurtoren. Ook zullen de windturbines niet leiden tot slagschaduw vanwege het repeterende karakter van de lichtbundel en de vaarbeweging van het schip.
2 h
Economie: de gevolgen voor de regionale economie zijn onvoldoende onderzocht. Volgens het MER is het plan gunstig voor de economie, gelet op vereist onderhoud van het park en mogelijke participatie de bevolking. Echter, de negatieve economische effecten worden niet genoemd, zoals negatieve gevolgen voor watertoerisme en visserij. Slechts wordt gesteld dat daarop naar verwachting geen negatief effect is. Elke onderbouwing in dit verband ontbreekt. Ook is het de vraag wat een park vlak langs de vaargeul betekent voor de verdere ontwikkelingsmogelijkheden van de binnenvaart. Verwarrend is ook dat in paragraaf 11.2 (tabel 11.2) wordt aangegeven dat uit het oogpunt van nautische veiligheid de beroepsvaart verplicht wordt om gebruik te maken van de vaargeul, of de buitenzijde van de vaargeul (niet de kant van de windmolens). De recreatievaart mag ook niet tussen de windmolens doorvaren. Geldt dit ook voor de visserij? Zo ja, dan missen de IJsselmeervissers hun belangrijkste visgronden. Dat het MER in het Algemeen Deel onder paragraaf 12.2.8 (leemten in kennis) stelt dat geen cijfers over visvangsten op locaties beschikbaar zij, kan geen argument zijn. Dan moet men beter onderzoek doen, bijvoorbeeld door de IJsselmeervissers te enquêteren.
6
Antwoord:
In het MER wordt in §9.3 ingegaan op de economische effecten, en op de gebruiksfuncties recreatie en toerisme in §9.12 en visserij in §9.17. Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het milieu. De situatieschetsen in §4.3 en §9.3 zijn in dit licht bezien voldoende. Er wordt niet beoogd een uitputtende schets van de economische impact te geven.
3 a
Feitelijke bedrage aan onze energiebehoefte: de minimale bijdrage die windenergie levert aan onze feitelijke energiebehoefte. De investering die gemoeid is met het mogelijk realiseren van uw plannen staan in geen enkele economische verhouding tot de netto opbrengst die windenergie aan onze maatschappij levert. Kijkend naar MVO is de overheid met een dergelijke investering de verantwoordelijke weg op het gebied van MVO echt kwijt. De bijdrage die windenergie levert staat dus in geen enkele verhouding bij de meeropbrengst die toepassing van zonnepanelen leveren en de daarbij behorende investering. Kortom maatschappelijk onverantwoord om in windenergie in plaats van zonne-energie te investeren. Antwoord: Gezien het grote aantal zienswijzen met als basis de vraag (tweeledig): waarom windenergie en waarom op de gekozen locatie, is een aanvulling op de locatieonderbouwing gedaan. Daarbij is tevens aandacht geschonken aan de andere bronnen van duurzame energie. Ook de Commissie m.e.r. kan zich vinden in deze aanpak voor de locatieafweging. Windenergie is één van de meest kosteneffectieve wijzen om duurzame energie op te wekken. Voor het opwekken van een zelfde hoeveelheid duurzame elektriciteit middels zonnepanelen is een veelvoud aan subsidie en ruimte nodig. Het kabinet heeft daarom in het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' uitgesproken dat de groei van hernieuwbare energie de eerstkomende jaren vooral zal komen van windenergie. Niettemin worden ook andere vormen van duurzame energie door het kabinet gestimuleerd.
3
voor onderwerpen 'locatie', 'cultuurhistorie en landschap', 'aardkundige waarden', 'veiligheid dijken', 'veiligheid scheepvaart' en 'economie' zie brief 2
4 a
Toerisme: de gevolgen voor de toeristische sector zijn voldoende onderzocht. Een prangende vraag; is er onderzocht of toeristen, na realisatie van het park, (repeterend) terug zullen komen op Urk? Antwoord: Zie de beantwoording van 2h
4
voor onderwerpen 'locatie', 'cultuurhistorie en landschap', 'aardkundige waarden', 'veiligheid dijken', 'veiligheid scheepvaart' en 'economie' zie brief 2
5 a
geluidsoverlast / woningwaarde daling: als bewoner dicht tegen het Urkerbos en op ongeveer een kilometer van de dijken, is de angst gegrond dat er geluidsoverlast en woningwaardedaling zal zijn. De normen voor geluidsvoortbrenging zijn voor windmolens verhoogd, waardoor het geluid ook harder zal zijn, en verder zal dragen. Mijn woning (Waaiershoek 13) staat vlak bij het Urkerbos, en op anderhalve kilometer van de kustlijn. Naar mijn mening is er onvoldoende onderzoek gepleegd naar de gevolgen die de geluidsoverlast op de gezondheid van de omwonenden, alsmede op de waarde van de woningen zal hebben. Antwoord: Bij de gehanteerde norm voor geluidsbelasting treedt slechts hinder op en hoeft voor gezondheidschade niet te worden gevreesd. In aanvulling op de beoordeling conform de Lden 47 dB norm is in bijlage 7 van bijlage I van het MER de geluidsbelasting bepaald conform de huidige beoordelingsnormen. Op grond van hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening wordt er planschadevergoeding toegekend voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van degene die schade lijdt behoort te blijven en voor
7
zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Er is aldus wettelijk gegarandeerd dat voor vergoeding in aanmerking komende schade ook daadwerkelijk zal worden vergoed. 5
voor onderwerpen 'locatie', 'cultuurhistorie en landschap', 'aardkundige waarden', 'veiligheid dijken', 'veiligheid scheepvaart' en 'economie' zie brief 2
6 a
De luchtstromen zullen drastisch veranderen met extreme regenbuien als de wind uit het oosten komt, en droogte in de zomer als de wind uit het westen komt. Antwoord: De realisatie van het windmolenpark is een van de maatregelen die helpen voorkomen dat het klimaat en daarmee de luchtstromen veranderen door vermindering van de CO2uitstoot. De effecten van het windmolenpark op de CO2 uitstoot zijn onderzocht in het MER.
6 b Antwoord:
6 c Antwoord:
IJsselmeer is een uniek natura-2000 gebied, waarin niet gebouwd mag worden! Op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt er een vergunningplicht indien handelingen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied worden verricht die - in het kort- de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Blijkens de Passende beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER) zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten uitgesloten. Plan Lievense is veel beter. Plan Lievense betreft de opslag van (reeds opgewekte) energie. Met windmolens wordt duurzame energie opgewekt. Om die reden is het geen alternatief dat in het MER beschouwd wordt.
6
voor onderwerpen 'locatie', 'cultuurhistorie en landschap', 'aardkundige waarden', 'veiligheid dijken', 'veiligheid scheepvaart' en 'economie' zie brief 2
7 a
Landschap: In de Nota Ruimte worden de kernwaarden van het IJsselmeergebied kort en krachtig beschreven: Horizon (openheid, duisternis, rust en ruimte). Onder duisternis wordt verstaan: niet verlichte gebieden of ruimten. In het IJsselmeergebied zijn in het buitengebied geen grote vaste lichtbronnen aanwezig. De duisternis wordt teniet gedaan omdat de turbines noodzakelijkerwijs verlicht worden. Deze 'kermis op het IJsselmeer' is van verre zichtbaar en maakt een einde aan de duisternis op en rond het IJsselmeer. Ook vormt deze een groot gevaar voor de scheepvaart op het IJsselmeer. Nautische zaken als boeien en specifieke verlichting kan wegvallen in de achtergrond. Het MER geeft niet aan hoe het verlies van duisternis ten gevolge van de verlichting van de turbines is te voorkomen. Rust is de afwezigheid van een overvloed aan (menselijke) bezigheden of activiteiten. In het IJsselmeergebied overheersen de geluiden die voortgebracht worden door de natuurlijke elementen (wind, golven, (vlieg)geluiden van vogels, enz.) Voorts is in de Nota Ruimte neergelegd dat een 'omheining' van de IJsselmeerkust bij realisering van een windpark moet worden voorkomen. De open ruimte bij de kust van de Noordoostpolder kenmerkt zich als de wijde watervlakte met de lucht daarboven, waarbij de kust van de Noordoostpolder op de scheidingslijn tussen water en lucht slechts een kleine verheffing vormt boven de waterspiegel. Een windpark met turbines tot zo'n 198 meter tiphoogte doet dit beeld van openheid volledig teniet. De visualisaties bij het MER bevestigen dit beeld van vernietiging van de open ruimte. De visualisaties geven duidelijk aan dat het windpark een omheining vormt waarmee het IJsselmeer abrupt wordt begrensd ter hoogte van de Noordoostpolder, van kilometers afstand te zien. (Zie bijvoorbeeld fotolocatie 12). Het MER geeft niet duidelijk aan hoe deze omheining van het IJsselmeer is te voorkomen. Aldus doet het windpark de bovenomschreven uitgangspunten uit de Integrale Visie IJsselmeergebied en de Nota Ruimte teniet.
8
Antwoord:
In zowel de Nota Ruimte als in de Integrale visie IJsselmeergebied 2030 wordt aangegeven dat ontwikkelingen in het landschap zeker mogelijk zijn, als rekening wordt gehouden met bestaande kwaliteiten. In de Integrale visie IJsselmeergebied 2030 (2002) staat dat het IJsselmeergebied optimaal is toegerust om nieuwe ontwikkelingen te geleiden en te sturen. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de kernkwaliteiten van het gebied (Horizon, Van nature aanwezige rijkdommen en Cultuur). Ook de Nota Ruimte geeft aan dat ruimtelijke kwaliteit juist wordt ontwikkeld en verbeterd door de ruimtevraag zorgvuldiger in lijn met bestaande patronen te accommoderen. Plaatsing van de windturbines in de NOP zal leiden tot een verandering in de beleving van het bestaande landschap. Die veranderingen kunnen positief (versterken van structuur en oriëntatie) of negatief (effect op openheid, rust en zichtbaarheid) zijn. Met deze bestaande kwaliteiten wordt rekening gehouden door de negatieve effecten duidelijk te beperken, onder andere door de windmolens zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen (qua vormgeving, draairichting, kleurstelling ed) (p. 238, deel 1). Het beleid in Noordoostpolder is er op gericht om de windmolens te concentreren aan de westelijke randen van het grondgebied. In de Nota Ruimte is opgenomen dat geen omheining mag plaatsvinden. Door het gat van ruim 1400 meter bij de Westermeerdijk en Noordermeerdijk zal van omheining geen sprake zijn. Eventuele verlichting betreft puntbronnen die de duisternis op en rond het IJsselmeer niet zullen beïnvloeden. Deze worden afgeschermd aan de onderzijde om uitstraling naar beneden te voorkomen. De verlichting zal zeker niet leiden tot het wegvallen van nautische verlichting welke is gericht op de scheepvaart.
7 b
Om de hierboven beschreven kernwaarden van het IJsselmeergebied ter hoogte van de Noordoostpolder te behouden, is het nodig om in het MER meer alternatieve locaties voor het windpark te betrekken, bezien op landelijke schaal. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
7 c
Overige, bij het windpark behorende, voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, 4 meter brede onderhoudswegen, de funderingen e.d. horen ten dele bij een andere initiatiefnemer (Tennet), maar functioneel maken ze onderdeel uit van het park. De landschappelijke effecten van deze overige voorzieningen worden onvoldoende beschreven en niet gevisualiseerd. Antwoord: De transformatorhuisjes en wegen zijn ondergeschikt aan de visuele effecten van de windturbines. De fundamenten maken onderdeel uit van de turbines. In het MER zijn zorgvuldigde de landschappelijke effecten in beeld gebracht.
7 d
Problemen met werkzaamheden aan dijken en met name veroorzaakte trillingen door werkzaamheden kunnen leiden tot instabiliteit van de dijken en daarmee grote problemen. Dit is aangetoond bij de werkzaamheden aan de "meeuwendam" nabij gemaal Vissering en de Urker sluis op Urk die enige jaren terug spontaan is ingestort ten gevolge van werkzaamheden waarbij trillingen voorkwamen. De Noord Oost Polder heeft hierdoor ernstig gevaar gelopen. Noodmaatregelen moesten direct worden genomen om ernstige doorbraken te voorkomen. Bij de werkzaamheden voor plaatsing van de windmolens is dit gevaar niet ondenkbaar. Het MER gaat hier niet op in. Antwoord: In bijlage F Watertoets, en bijlage F1 Trillingsrisicoanalyse is ingegaan op de te verwachting trillingenniveaus van de werkzaamheden.
7 e
Daarnaast worden vele geclassificeerde stoffen vervoerd in binnenvaartschepen. In het MER wordt niet ingegaan op de externe veiligheid voor omwonenden en Urk die tijdens het vervoer per binnenvaartschip van de verschillende soorten geclassificeerde stoffen kunnen ontstaan bij aanvaringen of lekkage van de schepen. Ook wordt geen inzicht gegeven in de risicocontouren die hierdoor kunnen ontstaan.
9
Antwoord:
Onder meer in §5.8 van het Algemeen Deel van het MER is ingegaan op de soorten gevaarlijke stoffen die getransporteerd worden door de Vaargeul Amsterdam-Lemmer en de frequentie hiervan. Daarbij is, op basis van de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland, aangegeven dat er geen risico’s voor de omgeving ontstaan aangezien er geen sprake is van plaatsgebonden risico of groepsrisico. De aanwezigheid van windturbines heeft geen effect op risico's voor woningen of Urk, omdat deze allemaal buiten het invloedsgebied liggen van de soorten gevaarlijke stoffen, die over de vaargeul worden getransporteerd. In de Aanvulling MER is bepaald wat het effect op de ongevalskans is. .
7 f
De route langs de dijk van Lemmer naar Urk (vice versa) wordt heel veel gebruikt door de pleziervaart. De pleziervaart die veelal niet voorzien is van navigatie middelen zoals in de beroepsvaart gebruikelijk is wordt gedwongen om verder van de dijk af te varen. Deze route wordt voornamelijk gebruikt door onervaren watersporters. Door het gedwongen verder af varen van de dijk bestaat de kans dat deze watersporters in gevaar kunnen komen bij plotseling omslaan van de weersituatie. Gevaarlijke situaties kunnen ontstaan bij plotseling opkomende mist of slecht weer. Het MER schenkt hier geen aandacht aan. Antwoord: De route langs de dijk blijft toegankelijk. De windturbines parallel aan de Noordermeerdijk staan naast de vaargeul, op zo'n 900 meter uit de kust, en de windturbines parallel aan de Westermeerdijk op zo'n 530 meter uit de kust (eerste lijn). Er blijft derhalve voldoende manoeuvreerruimte voor watersportsers. Het gehele gebied blijft bevaarbaar, er gelden geen vaarverboden.
7 g
Deze situatie kan ook ontstaan voor de beroepsmatige vaart. Schepen worden gedwongen om verder van de dijk af te varen. De Rotterdamse hoek is een beruchte plek waar jaarlijks heel veel beroepsschepen in de problemen komen. Ze worden nu gedwongen om verder naar open water te gaan met alle negatieve gevolgen van dien. De geplande veiligheids dam (of leidam) met een hoogte van 0,40 boven NAP zal bij slecht weer volledig onder water verdwijnen en niet meer visueel zichtbaar zijn voor de scheepvaart. Regelmatig komen op die plek golven voor van 1,50 meter hoog en hoger. Strandingen en aanvaringen zullen niet ondenkbaar zijn met alle gevolgen van dien. Hiervoor heb ik al aangegeven dat vele geclassificeerde stoffen vervoerd worden op deze route. Antwoord: De scheepvaartveiligheidsvoorziening is een fysieke geleidevoorziening maar zal ook voorzien worden voor een sectorlicht zodat de vaargeul ook bij slecht weer/zichtomstandigheden goed zichtbaar is. Tevens worden radarreflectoren aangebracht waardoor al van grote afstand op de radar de voorziening (en de turbines zichtbaar zijn). Er worden twee sectorlichten geplaatst.
7 h
In de MER ontbreekt een deugdelijke analyse van de effecten van het windpark op de waarde van de woningen in het gebied. Er worden geen transparante toezeggingen gedaan over planschadevergoedingen voor omwonenden. Antwoord: In het kader van de m.e.r. wordt geen inventarisatie gemaakt van de invloed op de huizenprijzen als gevolg van het initiatief. Dit is geen milieueffect dat in het MER inzichtelijk gemaakt dient te worden. Op grond van hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening wordt er planschadevergoeding toegekend voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van degene die schade lijdt behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Er is dus wettelijk gegarandeerd dat voor vergoeding in aanmerking komende schade ook daadwerkelijk zal worden vergoed.
7 i
geluidsoverlast: de gevolgen voor de omwonenden en levende habitat zullen desastreus zijn; De MER-richtlijn vraagt om uit te gaan van de bestaande geluidsnormen. Desondanks wordt in de MER uitgegaan van een nieuwe geluidsnorm, de Europese Lden-norm. Deze is nog niet goedgekeurd door het parlement en door de Raad van State.
10
Antwoord:
In het MER wordt de 'Circulaire geluidhinder veroorzaakt door windturbines; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer' gevolgd, waarin wordt geadviseerd de geluidhinder veroorzaakt door windturbines in het vervolg te beoordelen op een beoordelingswijze die in deze circulaire wordt beschreven. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met cumulatie en dat wordt uitgegaan van de Lden-geluidsnorm. In §4.8 van het Algemeen Deel van het MER is het toetsingskader voor geluid beschreven. In aanvulling op de beoordeling conform de Lden 47 dB norm is in bijlage 7 van bijlage I van het MER de geluidsbelasting bepaald conform de huidige beoordelingsnormen. De nieuwe norm wordt vastgelegd in het Besluit Algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Deze Amvb komt tot stand zonder tussenkomst van het parlement. Wel moet de Raad van State advies uitbrengen.
7 j
De MER moet inzicht geven in de huidige geluidssituatie, waarin woningen zijn blootgesteld aan landbouwgeluid. Tevens moet inzicht worden gegeven in de geluidseffecten van de windturbines. Dit gecombineerde effect wordt niet beschreven. Antwoord: In bijlage I is de huidige situatie vergeleken met de toekomstige situatie. De algemene aanvaarde Medema-methode is hiervoor gebruikt. Op grond van de gehanteerde norm wordt niet voorgeschreven dat rekening moet worden gehouden met de geluidbelasting van reeds aanwezige of toekomstige bedrijven in de omgeving of verkeerslawaai. Om die reden is het bestaande landbouwlawaai niet meegenomen. Landbouwgeluid vanuit inrichtingen wordt gereguleerd door de daarvoor verleende Wm-vergunning of het van toepassing zijnde Besluit landbouw milieubeheer. Cumulatieve effecten vanuit inrichtingen wordt volgens de 'Circulaire geluidhinder veroorzaakt door windturbines; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer' alleen toegepast bij nieuwe windturbine-inrichtingen. In het MER is aangegeven dat indien ook rekening wordt gehouden met agrarische bedrijvigheid het verschil in akoestische kwaliteit van de omgeving met en zonder windparken minder groot maakt. Inzicht in bestaande situatie turbines Westermeerdijk is opgenomen in § 5.8 van het locatiespecifiek deel voor Westermeerdijk Binnendijks.
7 k
De voorgestelde Lden-norm zorgt er voor dat de windturbines meer lawaai mogen gaan maken dan onder de huidige geluidsnormen. Omwonenden zullen daardoor minder worden beschermd tegen geluidsoverlast in de toekomst. Op dit moment moet het windturbinegeluid binnen de bestaande geluidsnormen voor een agrarisch gebied vallen. De voorgestelde Lden-norm gaat er voor zorgen dat de windturbines geluid mogen produceren zoals wordt toegestaan in een industriegebied! Er is geen inzicht in de huidige geluidssituatie van de bestaande molens aan de Westermeerdijk. Voor omwonenden is het daarom niet in te schatten wat het verschil is tussen de huidige geluidssituatie, en die van de nieuwe situatie. De voorgestelde Lden geluidsnorm geeft geen enkel inzicht in de werkelijke geluidsbelasting van omwonenden, omdat wordt uitgegaan van een jaargemiddelde. Dat wil zeggen dat tegenover de dagen dat de molens stilstaan (effectief leveren ze zo'n 25% van het opgesteld vermogen) ze vele dagen, zelfs weken, hard mogen draaien en de geluidsnorm mogen overschrijden. OOK 'S NACHTSI Antwoord: Het beschermingsniveau van de voorgestelde normstelling van 47 dB Lden en 41 dB Lnight komt volledig overeen met de al bestaande normen van het activiteitenbesluit en spoort ook met de uitvoeringspraktijk bij de vergunningverlening. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt deze maat het beste de hinder – en andere gezondheidseffecten - te kunnen voorspellen. De beleving van geluidbelasting in de nacht wordt in de Lden meegewogen door bij de werkelijke niveaus 10 dB op te tellen en specifiek voor het beoordelen van nachtelijk lawaai is Lnight. Geluidbelasting in de nacht telt daardoor bij de toetsing aan de normstelling veel zwaarder mee dan dezelfde belasting overdag. Inzicht in bestaande situatie turbines Westermeerdijk is opgenomen in §5.8 van het locatiespecifiek deel voor Westermeerdijk Binnendijks.
11
7 l
Slagschaduwen: Slagschaduwen zullen gedurende langere tijd hinder geven aan mens en dier in de omgeving; De MER heeft zich beperkt tot de slagschaduw op de woningen. Dit is onvoldoende. De slagschaduw op de landbouwpercelen, is een ingrijpend milieu-effect. Het gaat om parallelle rijen windturbines, die de westelijke hemel van hoog tot laag met draaiende wieken vullen. De windmolens zullen, vanwege de hoogte en de nabijheid tot woningen en landbouwpercelen, gedurende vele uren in de middag/avond moeten worden stilgezet in verband met de slagschaduw. Antwoord: In het MER is aansluiting gezocht bij de recentste milieuhygiënische inzichten met betrekking tot slagschaduwhinder, zoals verwoord in het besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. De windparken NOP komen in de loop van 2010 te vallen onder de werking van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de daarop gebaseerde Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Dit heeft tot gevolg dat het aspect slagschaduw(hinder) wordt getoetst aan de regels gesteld van voornoemd Besluit en de Regeling. Volgens die regels behoeven bescherming tegen slagschaduw ‘uitwendige scheidingsconstructie van geluidgevoelige gebouwen of woonwagens’, voor zover zich in die constructie ramen bevinden. Die bescherming geldt dan alleen als voldaan wordt aan bepaalde randvoorwaarden betreffende de afstand tot de windturbine, de slagschaduw-duur per dag, en het aantal dagen per jaar dat slagschaduw kan optreden. Gezien het voorgaande krijgen landbouwpercelen geen bescherming tegen slagschaduw. Wel zal, doordat de windturbines allemaal worden voorzien van een automatische stilstandvoorziening, dit mede effect op landbouwpercelen hebben. Overigens zijn in de Regeling bepalingen opgenomen ter voorkoming/beperking van lichtschittering (naar de omgeving). Er moeten niet reflecterende materialen of coatinglagen worden toegepast die voldoen aan bepaalde reflectiewaarden overeenkomstig een NEN-EN-ISO norm (of daaraan gelijkwaardig). Deze bepalingen hebben effect op de omgeving en dus ook op landbouwpercelen.
7 m
Inhoud MER: volgens de Wet Milieubeheer dient in het MER een beschrijving te worden gegeven van de bestaande toestand van het milieu. De bestaande toestand wordt niet volledig beschreven. In het MER dient een beschrijving te worden gegeven van de bestaande toestand van het milieu. Daarbij is het begrip milieu zeer breed opgevat. Ter herinnering is hierna nog eens weergegeven welke invalshoeken/aspecten onder de reikwijdte van de term milieu vallen. Doel van de beschrijving van de bestaande milieutoestand is om een referentiekader te scheppen voor het beoordelen van de te verwachten milieueffecten. De term milieu als bedoeld in artikel 1; 1 van de Wet milieubeheer en dus ook in hoofdstuk 7 Wm (milieueffectrapportage) heeft de volgende aspecten (reikwijdte):bescherming van mensen, dieren, planten, goederen, water, bodem, lucht; de relaties tussen bovengenoemde objecten, ecosystemen, kringlopen, wisselwerkingen, klimaat; bescherming van: landschappelijke waarden, natuurwetenschappelijke waarden, ecologische waarden, cultuurhistorische waarden; gevolgen voor de mens: lichamelijke gevolgen, aantoonbare psychische gevolgen (leefbaarheid); overige aspecten, grondstoffenbeheer, energieverbruik, ruimtebeslag, ketenbeheer, mobiliteitsbeperking. Veel van bovengenoemde aspecten komen niet voor in het MER. Met name de gevolgen voor mens en dier komen niet en in sommige gevallen summier en niet volledig aan de orde. Antwoord: In het MER komen alle aspecten aan de orde voor zover die in dit geval relevant zijn. Niet alle van de hiernaast genoemde aspecten, komen daarom aan de orde. Voor de mens wordt onder andere ingegaan op geluid en slagschaduw. Voor dieren wordt onder andere ingegaan op diverse vogels en vleermuizen.
7 n
Ad 9.2. Verzamelen van de benodigde gegevens (informatie) De bestaande milieutoestand en de autonome ontwikkeling dienen te worden beschreven. In het MER is de bestaande situatie niet volledig en onvoldoende beschreven. De geluidsproductie van de bestaande molens wordt niet beschreven en hierdoor is geen goed vergelijk te maken tussen de oude en nieuwe situatie. Die bestaande informatie moet echter wel actueel zijn, om een goed inzicht te verkrijgen in de milieugevolgen van de voorgenomen activiteit en alternatieven. Antwoord: Zie de beantwoording van 7j
12
7 o
Algemeen: Mijn algemene mening over het park en de ter inzage legging van de stukken van het MER en de vergunning aanvragen. In het MER en in de vergunning aanvragen wordt geen inzicht gegeven in een LIFE CYCLE ANALYSIS (LCA). Hierdoor is niet in te schatten of de realisering van het windpark inderdaad levensvatbaar is en wel zo milieuvriendelijk is als wordt gesteld in de diverse rapportages. Een LCA kan hier inzicht in geven. In 9.1 geef ik aan waar het MER aan voldoen moet volgens Nederlandse wetgeving. Aan de overige aspecten die daar genoemd worden kan middels een LCA invulling worden gegeven. Antwoord: Of het windpark levensvatbaar is (economische haalbaarheid) wordt afgewogen in het ruimtelijk proces. Om de aspecten voor het milieu af te wegen is niet noodzakelijk een LCA uit te voeren. De functie van een LCA is een andere dan een m.e.r. Een LCA brengt de keten in beeld van de levenscyclus. De effecten op de omgeving worden hierin maar zeer beperkt benaderd.
7 p
voor onderwerpen 'locatie', 'cultuurhistorie en landschap', 'aardkundige waarden', 'veiligheid dijken', 'veiligheid scheepvaart' en 'economie' zie brief 2
8 a
Er is geen onderzoek gedaan naar de trillingen tijdens het heien van de bouwfase op de dijken. Ook niet naar het aanleggen van de kabels onder de dijk door. Antwoord: Er is wel onderzoek gedaan naar het effect van trillingen tijdens het heien in de bouwfase en het aanleggen van kabels onder de dijk door. Deze onderzoeken zijn opgenomen in bijlagen F1 en F2 van het MER. De doorvoer van kabels onder dijken is niet uniek. Daarover bestaat ruime expertise. De afstanden tot de dijk zijn dermate groot (buiten de keurzone) dat naar verwachting geen noemenswaardige effecten optreden.
8 b
Er is ook geen onderzoek verricht naar de kwaliteit van de landbouwgrond door toegenomen kwelwater. Antwoord: In het Fugro- rapport "Trillingsrisico analyse windpark Noord Oost Polder" in bijlage F van het MER wordt ingegaan op het kwelrisico. Fugro schat in dat als gebruik gemaakt wordt van grondverdringende palen het risico op de toename van kwel gering is. Bij grondverwijderende palen en een groot stijghoogteverschil wordt er wel een kans op kwel gezien. Het effect op toename van de kwel binnendijks is bij buitendijks geplaatste molens gering. Bij binnendijkse molens kunnen negatieve gevolgen in de directe omgeving van de molen niet uitgesloten worden als er een groot stijghoogteverschil is met de watervoerende laag en er bovendien sprake is van slecht, zout, grondwater. Het gaat dan om effecten op de schaal van het gedeelte van het perceel waar de windmolen staat.
8 c Het MER geeft niet duidelijk aan hoe de omheining van het IJsselmeer is te voorkomen. Antwoord: Zie de beantwoording van 2b en 7a 8 d
De mer moet inzicht geven in de huidige geluidssituatie waarin woningen zijn blootgesteld aan landbouwgeluid tevens moet inzicht worden gegeven in de geluidseffecten van de windturbines. Dit gecombineerde effect wordt niet beschreven. De voorgestelde Lden norm gaat ervoor zorgen dat ik in een industriegebied kom te wonen met zeer veel geluidsoverlast ook 's nachts waardoor er zeker gezondheidsklachten voor omwonenden zullen voorkomen. Antwoord: Zie de beantwoording van 7j en 7k
8 e
als de molens vanwege slagschaduw 's middags en 's avonds stopgezet moeten worden wordt het energierendement niet gehaald. Antwoord: Naast stilstand als gevolg van slagschaduw zijn er ook andere factoren, die bepalend zijn voor het energierendement van een windturbine. Daarbij valt te denken aan het windaanbod ter plaatse, en ook aan het overschakelen naar een andere modus voor een bepaalde duur die minder energie oplevert, om zo te kunnen voldoen aan de geluidnorm.
13
Alle relevante aspecten zijn onderzocht. Uit bijlage K van het MER blijkt dat de benodigde stilstandvoorziening een minimaal rendementsverlies veroorzaakt. Geconcludeerd kan worden dat de windturbines, waarvoor nu vergunning volgens de Wet milieubeheer is aangevraagd, rendabel zijn. 8 f
en er worden geen transparante toezeggingen gedaan over planschadevergoedingen voor omwonenden zoals waardevermindering van mijn woning. Nu al wordt er gefluisterd daar wil ik in de toekomst niet wonen. Dus zal mijn woning onverkoopbaar zijn. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
8 g
Verder wijs ik u er op dat het kabinet in 2007 toegezegd heeft voorkeurslocaties aan te wijzen voor windparken. Natuurgebieden worden hierbij gespaard dit strookt niet met het voornemen een offshore-windpark te bouwen in het IJsselmeergebied het grootste natuurgebied in Nederland (Natura 2000gebied). Antwoord: Het Rijk heeft in 2005 in de Nota Ruimte aangegeven dat realisatie van windparken langs strakke nieuwe dijken, zoals de IJsselmeerdijken, mogelijk is.
8 h
Verder wijs ik u op het gegeven dat de gemeente NOP een zorgplicht heeft naar haar inwoners voordat zij contracten aangaat zonder een goede schaderegeling voor de omwonende van het windpark. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
9 a
Het unieke open karakter van het IJsselmeer wordt sterk aangetast. Het plezier dat watersporters uit heel Nederland beleven aan het unieke weidse IJsselmeer wordt hierdoor sterk verminderd. Antwoord: In het MER wordt ingegaan op de gebruiksfuncties recreatie en toerisme in §9.12 (Algemeen Deel). Aangegeven is dat voor zover bekend er in Nederland geen onderzoeken zijn gedaan naar de relatie tussen recreatie en toerisme en de aanwezigheid van windturbines. Naar aanleiding van de verschillende onderzoeken en waarnemingen rond bestaande parken, wordt geconcludeerd dat er, voor zover bekend, geen gevallen zijn waarbij de ontwikkeling van een windpark heeft geleid tot een afname van het aantal toeristen. In §2.3 en §2.5.1. van het MER wordt inzichtelijk gemaakt hoe het windpark zich verhoudt tot de Nota Ruimte. In de Nota Ruimte wordt overwogen dat windparken mogelijk zijn langs strakke nieuwe dijken. Plaatsing op de Houtribdijk wordt (als enige) onwenselijk geacht. Uit ecologische oogpunten zijn de turbines op enige afstand van de dijk in open water voorzien.
9 b
Onze plaatselijke vissers worden door het windmolenpark sterk beperkt in hun beroep omdat vissen op de locatie van deze windmolens slechts beperkt mogelijk is. Verder zijn de effecten op de visstand onvoldoende onderzocht. Antwoord: Vissen blijft op de locatie van het windpark mogelijk. Doordat afstand is gehouden van de dijk wordt de oorspronkelijke visserij door middel van bijvoorbeeld staand want niet gehinderd. Effecten op de visstand zijn zorgvuldig beschreven in het MER in bijlage E7 en in bijlage 1 van de Aanvulling MER.
9 c
Het immense park wordt op een te korte afstand van het historische Urk gebouwd. Het historisch aanzicht van Urk en het unieke eeuwenoude uitzicht over het weidse IJsselmeer vanaf de boulevard van Urk en vanaf de locatie van het vissersmonument worden door de bouw van dit windmolenpark ernstig geweld aangedaan. Antwoord: In het MER en in de Aanvulling MER zijn visualisaties opgenomen van de windmolenparken vanuit verschillende locaties op Urk en kijkend naar Urk. In de aanvulling op het MER is een nadere visualisatie gegeven van de impact van het windpark.De Commissie mer stelt vast op basis van de (additionele) stukken en een locatiebezoek dat het MER de invloed op Urk goed in beeld brengt en dat de Ketelbrug
14
weliswaar geflankeerd wordt, maar dat Urk wel ongehinderd zichtbaar blijft. In de Nota Ruimte is opgenomen dat geen omheining mag plaatsvinden. Door het gat van ruim 1400 meter bij de Westermeerdijk en Noordermeerdijk zal van omheining geen sprake zijn. 9 d
Er wordt geheel geen rekening gehouden met de gevoelens van de families waarvan geliefden op het IJsselmeer omkwamen, ook op de locatie waar nu het windmolenpark in het IJsselmeer wordt gebouwd. Mijn vaders schip is in 1969 nabij de plaats waar nu het windmolenpark wordt gebouwd in een storm gezonken waarbij onze vader en 2 broers van ons zijn verdronken. Het zijn niet de gevoelens van onze familie alleen, maar de gevoelens van vele Urker families die bij het vissersmonument hun geliefden gedenken die op het IJsselmeer en voorheen de Zuiderzee omkwamen worden aangetast door de bouw van dit windmolenpark. Antwoord: Aan de gekozen locatie kunnen veel persoonlijke herinneringen zijn verbonden en daar is erkenning voor. Echter, deze belangen dienen te worden afgewogen tegen het (grote) maatschappelijke belang duurzame energie te stimuleren. In de aanvulling op het MER is een nadere visualisatie gegeven van de impact van het windpark.De Commissie mer stelt vast op basis van de (additionele) stukken en een locatiebezoek dat het MER de invloed op Urk goed in beeld brengt en dat de Ketelbrug weliswaar geflankeerd wordt, maar dat Urk wel ongehinderd zichtbaar blijft. In de Nota Ruimte is opgenomen dat geen omheining mag plaatsvinden. Door het gat van ruim 1400 meter bij de Westermeerdijk en Noordermeerdijk zal van omheining geen sprake zijn.
9 e
Veiligheid dijken: er zijn onvoldoende garanties dat het Windpark in de bouwfase en in de gebruiksfase de stabiliteit van de dijken van de Noordoostpolder niet in gevaar brengt. Antwoord: Uit bijlage F van het MER blijkt dat gedurende de bouw- en exploitatiefase van de dijk niet in gevaar komt. In de bouwfase zal monitoring plaatsvinden op grond van de keurontheffing voor de binnendijkse parken.
9 f
Veiligheid scheepvaart: er is onvoldoende onderzoek gedaan naar het risico van een aanvaring van binnenvaartschepen en visserijschepen met een of meer molens en naar de mogelijke gevolgen van zo'n aanvaring voor het milieu. Antwoord: Zie de beantwoording van 2f en 2g
10 a
Allereerst wil ik opmerken dat wij als direct omwonenden wel erg laat en slecht geïnformeerd worden over de plannen tot het bouwen van dit zeer megagrote park met voor ons zeer grote invloed op ons woongebied en woongenot. Antwoord: Bij het m.e.r. en de overige besluitvorming worden de wettelijk voorgeschreven informatieverstrekking en inspraakmomenten aangeboden. In het kader van de m.e.r. is in 2004 in het plaatselijke huis-aan-huisblad 'de Noordoostpolder' kennis gegeven van het voornemen, en kon een beschrijving van het voornemen (de startnotities) worden ingezien. De gemeente Urk heeft naar aanleiding van deze publicatie, een advies gestuurd in het kader van de op te stellen richtlijnen. Ook heeft de gemeente Urk een reactie gegeven op het concept-MER in 2007. Het MER (Algemeen Deel, §1.3 en §2.5.2) beschrijft uitgebreid de planhistorie, vanaf 1998, uitmondend in het huidige plan.
10 b
Waarde van de woning. Er is in de MER geen onderzoek gedaan naar de gevolgen die het park kan hebben op de waarde van onze woning. Er worden geen concrete toezeggingen gedaan over planschadevergoeding voor ons als omwonenden. De gangbare planschadevergoeding voor omwonenden die thans gehanteerd wordt compenseert geenszins de werkelijke schade door waardevermindering van de woning en staat in geen verhouding met de winsten die de initiatiefnemers gaan maken en de vreselijk hoge subsidies die zij krijgen. Al voor de bouw van het park ontlopen de initiatiefnemers en de gemeente hun verantwoordelijkheid richting omwonenden. Eventuele schadevergoeding en eventuele gedeeltelijke vergoeding van energiekosten bieden geen garantie. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
15
10 c
Effecten op de gezondheid en woongenot. Het gaat om 3 rijen windturbines van immense niet te bevatten hoogte. Ik maak me zorgen over de invloed die dit park gaat uitoefenen op mijn gezondheid en woongenot. Ik ben aan de Westermeerweg gaan wonen omdat de plek mij aansprak vanwege de rust, de wijde blik, de ruimte en de nachtelijke duisternis. De MER besteedt geen aandacht aan het feit dat al deze aspecten die mijn woongenot bepalen zo meteen drastisch zullen veranderen. Er zal dag en nacht geluid zijn. Er wordt niet gesproken over verlichting die ten behoeve van de scheepvaart en luchtvaart aangebracht moet worden, en de effecten daarvan. Het is gedaan met de rust en de wijde blik! Antwoord: In wetgeving zijn voor verschillende milieuaspecten, zoals geluid, normen vastgesteld. Deze normen dienen er onder andere voor de gezondheid te beschermen. In het MER is onderzocht of het initiatief aan de normen voldoet. In de richtlijnen voor het MER is niet opgenomen dat het MER, anders dan in het kader van deze normen, de effecten op de gezondheid en het woongenot dient te onderzoeken.
10 d
Geluidsoverlast. Er wordt in de MER gesproken over de Lden norm. Deze norm is nog niet goedgekeurd door het parlement en de Raad van State. Mag deze norm dus wel gebruikt worden en wordt hij wel goed toegepast? Speciaal voor het turbinepark wordt de maximum toegestane geluidsnorm verhoogd, en krijgt het gebied de bestemming industriegebied i.p.v. agrarisch gebied. De toegestane geluidsnorm zal dus drastisch omhoog gaan met alle gevolgen van dien. Er is in de MER geen onderzoek gedaan naar geluidsoverlast in de woning en de gecombineerde effecten van de drie rijen turbines naast de landbouwgeluiden die er nu al zijn. Verder is het mij niet duidelijk of het bij de gebruikte Lden norm zo is dat de molens op bepaalde momenten (ook 's nachts) de geluidsnorm mogen overschrijden omdat zij op andere momenten stilgestaan hebben. Het uitgaan van een jaargemiddelde zal onacceptabele geluidsoverlast opleveren. Ook besteed de MER geen aandacht aan de effecten van laagfrequente geluiden. Er is in de MER geen onderzoek gedaan naar de combinatie van de geluidsgolven van de verschillende rijen turbines van verschillende hoogtes. De geluidsgolven zullen op verschillende hoogtes bewegen /dalen en zullen invloed op elkaar hebben?! Is de Lden norm te controleren/ meten? Antwoord: Zie de beantwoording van 5a, 7j en 7k. Omdat bij Lden- en Lnight beoordeling en normering is uitgegaan van integratie van dag-, avond- en nachtwaarden en een vaste middelingstijd van 1 jaar waarbij van meerdere jaren moet worden uitgegaan, is er geen imissie-meetvoorschrift. Er is voorzien in een emissie-meetvoorschrift. Daarmee kunnen de opgaven van het geluidvermogen van de fabrikant relatief eenvoudig worden gecontroleerd. Handhaving vindt plaats op basis van de geluidsruimte in de milieuvergunning.
10 e
Slagschaduw: Als ik figuur 5.5 in de MER bekijk vallen wij in de zone van de meeste uren slagschaduwhinder. Welke effecten dit kan hebben op de gezondheid van omwonenden is niet onderzocht. De molens zullen vele uren stilgezet moeten worden, en dit gaat weer ten koste van het rendement. Daarom lijkt het mij zinvol om naar alternatieve locaties te zoeken. Het plaatsen van beweegbare zonneschermen voor de ramen van de woningen die overlast hebben zoals gesuggereerd wordt in de MER is geen optie. Ook wordt niet gesproken over wie de kosten daarvan gaat dragen. Ten tweede wil ik ook gewoon buiten kunnen vertoeven wanneer de zon schijnt, en binnenshuis niet beperkt worden door verduistering midden op de dag. Er wordt in de MER gesproken over hinderlijke slagschaduw die bepaald wordt a.d.h.v. lichtmeting, wind, geografische gegevens en zongegevens. Nergens wordt gesproken over gevoelsmatige hinderlijke slagschaduw. Antwoord: Zie de beantwoording van 7l en 8e. De paragraaf over slagschaduw in de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek over de effecten van slagschaduw op de gezondheid van de mens. De Regeling biedt een algemeen beschermingsniveau. Daarbij speelt ‘gevoelsmatige hinderlijke slagschaduw’ geen rol, want dat is niet objectiveerbaar. De windturbines worden voorzien van een automatische stilstandvoorziening om te voorkomen dat het algemeen
16
beschermingsniveau overschreden wordt, zoals is verwoord in voornoemde paragraaf. 10 f
Bouwschade: Tijdens de bouw zal er grondwater bemaald worden. Dit kan van invloed zijn op de dijken. Er is geen onderzoek gedaan naar de invloed daarvan. Ook is er geen onderzoek gedaan naar de effecten van de trillingen van het heien op de dijken en op de funderingen van onze woningen. Antwoord: In bijlage F is aangegeven dat indien gekozen wordt voor ondergronds fundament, waarbij een grote hoeveelheid grondwater moet worden onttrokken, een specifiek bemalingadvies moet worden opgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe eventuele negatieve effecten kunnen worden voorkomen. Voor een dergelijke onttrekking is een vergunning op grond van de Waterwater noodzakelijk waarin de mogelijke effecten op de dijk worden beoordeeld. In bijlage F is eveneens aangegeven dat als mitigerende maatregel de toepassing van een bovengronds fundament mogelijk is waardoor bemaling niet noodzakelijk is.
10 g
Er zullen kabels door de dijk gelegd moeten worden voor het transport van de opgewekte elektriciteit. Het effect hiervan op de dijk is niet onderzocht. Antwoord: In bijlage F2 zijn de effecten van de kabelkruising in beeld gebracht.
10 h
De solitaire molens die nu al aan de Westermeerweg staan hebben invloed op de kwaliteit van de bouwgrond en het kwelwater. Er is niet onderzocht …. welk effect dit kan hebben op het grond-,en kwelwater niveau van onze tuin/ erf. Antwoord: Zie de beantwoording van 8b
10 i
Er is niet onderzocht hoe groot de gevolgen van dit kwelwater op de kwaliteit van de dijken zullen zijn. Antwoord: Uit bijlage F1 en F2 blijkt dat onder maatgevend hoogwater er geen onaanvaardbare kwelstromen zullen optreden. Onder dagelijkse omstandigheden is de kwelstroom nog minder. Dit geldt voor zowel de funderingen van de molens als de kabels die langs en door de dijken getrokken moeten worden. Zie ook de beantwoording van 50n.
10 j
Schadeloos stellen. Nergens wordt in de MER gesproken over hoe de schade (welke schade dan ook) die bewoners lijden vergoed gaat worden. Door wie of welke instantie het vergoed gaat worden, en wat de percentages daar van zijn. Vage uitspraken over eventuele gedeeltelijke vergoeding van energiekosten kopen wij niets voor. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h. Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het milieu. De situatieschets in §4.3 en §9.3 zijn in dit licht bezien voldoende. Er wordt niet beoogd een uitputtende schets van de economische impact te geven.
10 k
Tot besluit vind ik dat er voor dit park buitenproportionele subsidies worden verstrekt. Slechts een paar mensen zullen zich hier vreselijk gaan verrijken, en de omwonenden blijven berooid achter. Antwoord: De effecten zijn in het MER voldoende beschreven. Windenergie is één van de meest kosteneffectieve wijzen om duurzame energie op te wekken. Omwonenden kunnen financieel participeren in het project.
10 l
Ons onroerend goed zal drastisch in waarde dalen, en onverkoopbaar worden. Ons woongenot zal verdwijnen. Hoe zal het met onze gezondheid gaan? Ik begrijp dat er nog geen exploitatieovereenkomst is tussen de gemeente Noordoostpolder en de initiatiefnemers. De gemeente Noordoostpolder heeft zorgplicht jegens haar burgers en dient dus voordat deze overeenkomst getekend wordt te zorgen dat er een goede, realistische planschaderegeling wordt vastgelegd.
17
Antwoord:
Zie de beantwoording van 7h en 20b
10 m
Op grond van de door mij aangedragen punten van zorg verzoek ik u om nog eens goed naar de MER te kijken en waar nodig aanvullend onderzoek te doen. Daarbij hoort uiteraard ook het kijken naar alternatieve locaties. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
11 a
De MER beschrijft niet de plannen voor toekomstige verhoging en verbreding van de IJsselmeerdijken in het kader van het waterbestendiger maken van Nederland (Deltacommissie 2). Antwoord: De windmolens zijn zodanig ver uit de dijk geplaatst, dat er voldoende ruimte is voor dijkverbreding.
11 b
Het wandel- en fietspad langs de dijken (onderdeel van een landelijk fietsnetwerk) bevindt zich direct onder en tussen de windturbines. De MER beschrijft niet hoe dit gevaar voor mensen (recreatie) en dieren (duizenden varkens in varkensschuur) kan worden voorkomen. Antwoord: Wandel en fietspad zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het gevaar voor personen die gebruik maken van de wandel- of fietsroute is beperkt te achten, omdat het aantal aanwezige personen nabij het windturbinepark beperkt zal zijn en deze zich daar slechts voor korte duur begeven. De varkensschuur is een object dat is meegenomen in de beoordeling van de risico’s volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen en bijbehorende Regeling. Het risico is aanvaardbaar te achten gelet op de afstand tot de turbines.
11 c
Tijdens de bouwfase moet grondwater worden bemaald. Uit het bemalingsadvies van het Waterschap Zuiderzeeland blijkt dat deze waterhoeveelheden "dermate hoog zijn dat dit van invloed kan zijn op de stabiliteit van de dijk als gevolg van uitdroging". Er is geen onderzoek verricht naar de precieze effecten hiervan op de dijken. Antwoord: Als mitigerende maatregel is voorgesteld de fundering bovengronds te realiseren. In Bijlage F is voorts vastgesteld dat in geval toch een ondergrondse fundering wordt gerealiseerd, voor uitdroging niet behoeft te worden gevreesd. In bijlage F is aangegeven dat indien gekozen wordt voor ondergronds fundament waarbij een grote hoeveelheid grondwater moet worden onttrokken, een specifiek bemalingsadvies moet worden opgesteld waarin wordt aangegeven hoe eventuele negatieve effecten kunnen worden voorkomen. Voor een dergelijke onttrekking is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk waarin de mogelijke effecten op de dijk worden beoordeeld. In bijlage F is eveneens aangegeven dat als mitigerende maatregel de toepassing van een bovengronds fundament mogelijk is waardoor bemaling niet noodzakelijk is.
11 d
Daarnaast stelt het Waterschap de vraag of dergelijke hoeveelheden grondwater geloosd kunnen en mogen worden op het oppervlaktewater in de Noordoostpolder. Antwoord: Voor het lozen van onttrokken grondwater op oppervlaktewater gelden regels. Overigens is het ook mogelijk om onttrokken grondwater terug te brengen in de bodem (retourbemaling). Hiervoor is het Waterschap Zuiderzeeland bevoegd gezag.
11 e
Er is geen onderzoek verricht naar de effecten van (de trillingen van) het heien tijdens de bouwfase. Hetzelfde geldt voor het aanleggen van de kabel onder de dijk door (die de opgewekte elektriciteit van de buitendijkse turbines naar land vervoert) die IN de dijk (aan landzijde) bovenkomt. Antwoord: In bijlage F zijn de effecten van trillingen van heien en van de kabel welke de dijk doorkruist onderzocht en beschreven. Zie de beantwoording van 7d
11 f
Invloed op de kwaliteit van de landbouwgrond. De huidige solitaire windturbines op de
18
boerenerven leiden nu al tot een toegenomen hoeveelheid kwelwater in de landbouwgrond in de directe omgeving van deze turbines. De boeren (exclusief de boeren die het windparkplan initieerden) zijn ernstig verontrust over deze kwaliteitsgevolgen en het verlies van hoogwaardige landbouwgrond in de toekomst. Het voorgenomen windpark bevat offshore-turbines (de hoogste ter wereld) op geringe afstand van elkaar met een grote onderbouw, verzonken in het land of gebouwd op het land. Dit betekent een drastische toename van kwelwater op het land. Er is geen onderzoek verricht naar de effecten van het windpark op de kwaliteit van de landbouwgrond door toegenomen kwelwater. Antwoord: Zie de beantwoording van 8b en 10 h 11 g
Beschermde diersoorten: Het windpark is gepland in het meest kwetsbare deel van het natuurgebied het IJsselmeer, namelijk in de randzone. Bij het onderzoek naar de effecten op eenden en naar de effecten op de habitat voor deze diersoort is -ten onrechte- niet gekeken naar het effect van het huidige windmolenpark aan de Westermeerdijk. Er is geen onderzoek verricht naar de verschillen tussen de Westermeerdijk (wel molens) en de Noordermeerdijk (geen molens) voor wat betreft de gevolgen voor vogels. De ‘Vogel- en Habitatrichtlijn IJsselmeer' eist dat de habitat, voor met name de toppereend, in goede staat wordt gehouden dan wel gebracht. De MER ontwerpt voor vogels een opening bij de Rotterdamse Hoek. Dit is een "schaamlap", bedacht om de juridische reden dat er op deze manier "compensatie" wordt geboden voor de schade die het windpark toebrengt aan vogels. Een strekdam met wat extra voedsel voor de eenden zal geen effect hebben als deze dieren het gebied zullen mijden, zoals in de afgelopen jaren is gebeurd aan de Westermeerdijk. Antwoord: In de onderzoeken die ten grondslag liggen aan de Passende Beoordeling (opgenomen in bijlage E1 van het MER) is de huidige situatie betrokken zoals deze voortkomt uit tellingen in deze gebieden, onder meer nabij de Noordermeerdijk en de Westermeerdijk. In §5.8 van het Algemeen Deel van het MER en in bijlage E1 is tevens ingegaan op de effecten van het bestaande windpark bij de Westermeerdijk. Dit maakt onderdeel uit van de bestaande situatie. Op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt er een vergunningplicht indien handelingen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied worden verricht die - in het kort- de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Blijkens de Passende beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER) zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten uitgesloten.
11 h
Om de hierboven beschreven kernwaarden van het IJsselmeergebied ter hoogte van de Noordoostpolder te behouden, is het nodig om in het MER meer alternatieve locaties voor het windpark te betrekken, bezien op landelijke schaal. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
11 i
De geluidseffecten op andere plaatsen dan in en rond de woningen worden niet beschreven. Dit is wel noodzakelijk, omdat veel mensen op het open land werken, die gewassen kweken die veelvuldig handwerk in het veld vereisen. Antwoord: In het MER is de ligging van de geluidscontouren in het gehele gebied aangegeven, niet alleen ter plaatse van woningen.
11 j
Antwoord: 11 k
Slagschaduw: Het stilzetten van de windmolens gedurende vele uren in de middag/avond vanwege de slagschaduw betekent een zware aanslag op het energie-rendement en maakt duidelijk dat alternatieve locaties diepgaander moeten worden onderzocht. Zie de beantwoording van 8e en 10e. Economische gevolgen van het windpark In de afgelopen jaren zijn veel agrarische woningen en bedrijfsgebouwen vrijgekomen. Dit zal in de komende jaren versterkt
19
doorgaan, wat tot nieuwe economische activiteiten in het gebied (moet) leiden die gevolgen hebben voor het bestemmingsplan buitengebied NOP. De MER brengt - ten onrechte - niet in beeld welke de effecten zijn van het windpark op de mogelijkheden voor andere economische activiteiten. Antwoord: In het MER wordt in §9.3 ingegaan op de economische effecten en op de gebruiksfuncties recreatie en toerisme in §9.12 en visserij in §9.17. Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het milieu. De situatieschets in §4.3 en §9.3 zijn in dit licht bezien voldoende. Er wordt niet beoogd een uitputtende schets van de economische impact te geven. De gemeente Noordoostpolder informeert de ondernemers over de kansen middels de brochure 'Windmolenbouw in de Noordoostpolder'. In de structuurvisie van de Gemeente Noordoostpolder wordt wonen langs de Westermeerdijk en de Noordermeerdijk ontmoedigd. 11 l
Het kabinet verdedigt dit windparkplan in het kader van de crisiswet: herstel van de binnenlandse werkgelegenheid. Binnenlandse aanbestedingen worden echter niet gedaan. Alle verdiensten aan de bouw van dit park vloeien naar het buitenland. Antwoord: Het project volgt uit het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' waarin aangegeven dat de komende vier jaar committering voor 2000 MW voor wind op land nodig is. Voor het realiseren van deze doelstelling zijn meerdere windmolenparken in Nederland nodig. Het windpark in de Noordoostpolder is er daar één van. Omwonenden kunnen financieel participeren in het project.
11 m
Alternatieve plaatsen om een windpark te bouwen. De MER beschrijft een paar variaties in molens (verschillende hoogte, verschillende onderlinge afstand). Hiermee is niet de vraag beantwoord of er betere alternatieven zijn, met minder ingrijpende milieueffecten. Antwoord: In het MER worden bij de onderbouwing van de locatiekeuze ook alternatieve locaties beschouwd. In §2.5 van het MER wordt een alternatievenonderzoek naar locaties gedaan, welke is aangevuld in de Aanvulling MER. Zie ook beantwoording van 2a
11 n
Het kabinet heeft in 2007 toegezegd voorkeurslocaties aan te wijzen voor windparken. Natuurgebieden worden hierbij gespaard. Dit strookt niet met het voornemen een offshore-windpark te bouwen in het IJsselmeergebied, het grootste natuurgebied in Nederland (Natura 2000 gebied). Antwoord: Zie de beantwoording van 8g
11 o
Geluidsoverlast en gezondheid. Martin van den Berg, werkzaam bij het Ministerie van VROM aan de normstelling voor geluidsoverlast geeft aan dat vooral geluid van windmolens extra irritant kan zijn. De volgende afbeelding toont de gebieden met overlast van windmolens. De nieuwe molens van bijna 200 meter hoog leggen naar verwachting een brede blauwe band of gordijn rand de westelijke kant van de Noordoostpolder. Geluid wat kan doorwerken in gezondheid functioneren en eventueel gezondheidskosten voor mensen die dicht bij de molens wonen. Eerder is aangegeven dat een hek nu dus in geluid rond de Noordoostpolder niet gewenst is. (Bron http://www.knmi.nl/klimaatscenarios/maatwerk/meteo_geluid/MvdBerg.pdf) [plaatje in brief]. De volgende afbeelding (bron Mvd Berg) geeft oa. de geluidshinder van windmolens. In de aangegeven grafiek zijn de windmolens met hun brede blauwe band veel hinderlijker dan auto's, industrie en vliegtuigen. En dit in het natuurgebied als IJsselmeer en daarbij westelijk Noordoostpolder als eerder aangegeven. [plaatje in brief] Antwoord: Uit onderzoek naar de dosis-effectrelatie voor windturbinegeluid is gebleken dat de mate van hinder die met de voorgestelde normstelling wordt geaccepteerd goed vergelijkbaar is met hetgeen geaccepteerd wordt met de normstelling voor andere geluidbronnen (zoals weg- en railverkeerslawaai).
20
11
voor de onderwerp 'landschap', 'geluidsoverlast', 'geluid', 'economie' en 'slagschaduw' zie brief 7
12 a
Planschaderegeling: Het MER geeft geen duidelijkheid over de planschadevergoeding voor omwonenden. De thans gangbare planschadevergoeding voor omwonenden compenseert geenszins de werkelijke schade door waardevermindering van de woning en staat in geen verhouding tot de winsten van de initiatiefnemers en de buitensporige subsidie die deze winsten mogelijk maakt. Er is nog geen exploitatieovereenkomst tussen de gemeente Noordoostpolder. Voordat deze overeenkomst wordt gesloten, heeft de gemeente jegens haar burgers zorgplicht. De gemeente moet daarom afdwingen dat de waardevermindering van huizen van omwonenden door de initiatiefnemers wordt gecompenseerd, m.a.w. er moet een realistische planschadevergoeding worden vastgelegd. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h en 20b
12
voor onderwerpen 'veiligheid dijken', 'landschap', 'geluidsoverlast', 'slagschaduw', 'economische gevolgen', en 'alternatieve plaatsen' zie brief 11
13 a
Planschaderegeling De initiatiefnemers van dit windpark krijgen, in vergelijking met de oorspronkelijke plannen en zonder extra voorwaarden, het dubbele aan productiemogelijkheden (i.p.v. 225 megawatt 500 megawatt). Als tegenprestatie moet een realistische planschaderegeling voor omwonenden worden voorgesteld. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h en 20b
13
voor de onderwerpen 'veiligheid dijken', 'invloed op de kwaliteit van de landbouwgrond', 'beschermde diersoorten', 'landschap', 'geluidsoverlast', 'slagschaduw', 'economische gevolgen', 'planschaderegeling' zie brief 11 en 12
14
Zie brief 11
15 a
De huidige solitaire windturbines op de boerenerven leiden nu al tot een toegenomen hoeveelheid kwelwater in de landbouwgrond in de directe omgeving van deze turbines. Het voorgenomen windpark bevat offshore-turbines (de hoogste ter wereld) op geringe afstand van elkaar met een grote onderbouw, verzonken in het land of gebouwd op het land. Dit betekent een drastische toename van kwelwater op het land Het MER rapport geeft geen melding wat de gevolgen van deze verstoorde bodemwaterhuishouding heeft op de draagkracht van de bodem voor de gebouwen in het bijzonder op het scheefzakken en scheurvorming in de bestaande bebouwing. Antwoord: Zie de beantwoording van 8b en 10h
15 b
De berekeningen van de geluidshoeveelheid welke het windpark gaat produceren is gebaseerd op het geluidsniveau van een molen welke vermenigvuldigd is met een correctiefactor. Echter op het moment van dit MER rapport is de onderlinge afstand tussen de molens nog niet bekend. Het is dan ook niet met zekerheid te zeggen in welke mate de geluidsgolven van de windmolens elkaar beïnvloeden. Dit met het feit dat er nog geen offshore molens op het land staan maakt dat mijn inziens de berekening van de geluidsoverlast voor de omwonende niet betrouwbaar is. Antwoord: In het MER zijn de maximale effecten in beeld gebracht, die optreedt bij de kleinste onderlinge afstand (4D). Overigens komen er geen offshore turbines op land te staan. De turbines in het IJsselmeer (offshore) zijn betrokken bij de bepaling van het geluid van het gehele windpark Noordoostpolder, zie hiervoor ook bijlage I van het MER.
15 c
Verder ontbreekt in de MER een paragraaf wat te doen bij een te hoog geluidsniveau op de in de omgeving staande woningen. Dit betreft de te nemen maatregelen om de overlast weg te nemen of te verminderen als ook de benodigde investeringen welke hiervoor
21
gedaan moeten worden. Antwoord:
In het MER is als mitigerende maatregel opgenomen het waar nodig terugregelen van het toerental.
15 d
Het MER-rapport geeft melding van de geluidsproductie van het windpark, maar wat is het geluidseffect van het nieuwe windmolenpark in combinatie met de bestaande windmolens in het gebied. In de huidige situatie staat bij mij op 150 meter afstand van mijn woning een windmolen. Gaan de geluidsgolven van deze molen en die van het windmolen park elkaar cumulatief versterken. Gezien de hoogte van de offshore molens en de daalsnelheid van het geluid is het niet ondenkbaar dat dit scenario werkelijkheid wordt. Dit aspect wordt niet benoemd in het MER-rapport. Antwoord: Elke locatie wordt beïnvloed door meerdere geluidsbronnen, zoals wegverkeer, nabijgelegen bedrijven, etcetera, afhankelijk van de omgeving. De geluidsgolven van windturbines versterken elkaar niet.
15
voor de onderwerpen 'veiligheid van de dijken', 'invloed op de kwaliteit van de bodem', 'landschap', 'geluidsoverlast van de windturbines', 'slagschaduw', 'economische gevolgen van het windpark' en alternatieve plaatsen' zie brief 11
16
voor onderwerp 'veiligheid dijken' zie brief 2
16
voor onderwerpen 'landschap', geluidsoverlast', 'slagschaduw' en 'economische gevolgen' zie 11
16
voor onderwerp 'planschaderegeling' zie brief 13
17 a
Het MER beschrijft niet hoe de toekomstige aanpassing van het IJsselmeerpeil van 30 centimeter erbij en mogelijk nog hoger na 2016 past in de plannen voor de bouw van het windpark. Nieuw peilbesluit in ontwerp. (Deltacommissie 2). Antwoord: De molens zijn zodanig ver uit de dijk geplaatst, dat er voldoende ruimte is voor dijkverbreding. Voor de windmolens in het IJsselmeer heeft een peilverhoging geen gevolgen.
17 b
(Locatieafweging Hoofdstuk 3 boek 1 algemeen deel.) Het is feitelijk onjuist om te stellen dat de locatiekeuze voor de kust NOP de beste variant is. Uiteraard zou een windmolenpark langs de Afsluitdijk feitelijk de beste keuze zijn. Dit alleen al vanwege het feit dat deze dijk voor het voldoen aan de veiligheidsvereisten Deltacommissie (Veerman) op de schop zal moeten. In de toekomst zal er de noodzaak ontstaan om actief het nu nog natuurlijk gespuide water uit het IJsselmeer de Afsluitdijk over te pompen. (zegt men zelf!!) Het zou daarbij echt vernieuwend zijn om dubbeldoel molens te bouwen die kunnen pompen en tevens stroom leveren. De stelling dat Landschap en Ecologie bij de locatiekeuze Afsluitdijk slechter scoort is feitelijk onjuist en er is tevens sprake van het vergelijken van appels met peren omdat er op deze punten VEEL meer "onderzoeken" zijn uitgevoerd voor de Afsluitdijk dan voor de locatie Nop!! Vervolgens kun je dan nog vraagtekens zetten bij de bewuste onderzoeken voor wat betreft de validatie daarvan!!! Om voor mij onduidelijke, en dus kennelijk politieke redenen, is de Afsluitdijk nog steeds heilig voor ingrepen. Domweg onbegrijpelijk. Antwoord: In de vergelijking van de alternatieven in het MER scoort de Afsluitdijk minder dan de locatie Windpark Noordoostpolder. In §2.2 van de Aanvulling MER wordt ingegaan op de rapportage 'Duurzame energieoptie bij integrale verbetering van de Aflsuitdijk' van ECN uit 2009. Zie ook de beantwoording van 2a.
22
17 c
In het MER "locatiespecifiek deel Westermeerdijk Binnendijks" (boek 4 paragraaf 5.3.1. onder Lokale inkomens, omwonenden) staat letterlijk de volgende volzin: " Wel zijn de initiatiefnemers van plan om de energiekosten van direct omwonenden grotendeels te vergoeden." Ik zou hiervan graag een nadere concrete uitwerking zien en vooral wat wordt bedoeld met "direct omwonenden". Antwoord: Zie de beantwoording van 20b. Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het mileu. Een concrete uitwerking van het voornemen om energiekosten van direct omwonenden te vergoeden, behoort niet thuis in het MER en zal later worden gepresenteerd.
17
voor onderwerpen 'landschap', 'geluidsoverlast', en 'economische gevolgen' zie brief 11
18 a
Concluderend. Zoals u zult begrijpen, maak ik mij ernstig ongerust dat er op bovenstaande opgeworpen te voorziene problemen geen duidelijke antwoorden noch reëlere uitgangspunten zijn geformuleerd om tot betere oplossingen te komen. Voor een ieder is het te begrijpen dat een windpark overlast met zich mee brengt op het gebied van geluid, lichtvervuiling, landschapsaantasting. Als duidelijk is dat we naar nieuwe vormen van energievoorziening toe moeten, laat dan binnen dit denken ook gelijk duidelijk worden dat deze nieuwe energievoorzieningen ook op de hoogst haalbare kwaliteit tav van omwonenden getoetst moet worden. De mijns inzien enige oplossing ligt dan ook in het uit het zicht plaatsen van windparken op zee. Het bureau van Rem Koolhaas heeft begin dit jaar een suggestie gedaan om op zee grotere gebieden zodanig in te richten dat ze zowel tbv de energievoorziening kunnen dienen als mede de vispopulatie een vrijplaats kunnen bieden. Aangezien uit zulke initiatieven een duidelijke visie naar voren komt die de onderwerpen die hierboven vermeld worden wel als reëel probleem zien en er tegelijkertijd dus een oplossing voor aandragen, acht ik het wenselijk dat uw werkgroep in staat is om deze problematiek ook tegen die achtergrond te belichten in plaats van (onduidelijke) criteria te hanteren die de problematiek bagatelliseren en politiek correct maken ipv transparant en reëel. Ik wens u dan ook veel sterkte en wijsheid toe in het verder begeleiden van de taak die u is opgelegd.. Antwoord: Het bevoegd gezag zal het windmolenpark toetsen aan de geldende normen. Het kabinet werkt ook aan de realisatie van windenergie op zee. Verwezen wordt naar §2.3.1 van de Aanvulling MER. Voor wind op zee geldt een andere doelstelling, waarmee het geen redelijk alternatief is.
18
voor onderwerpen 'geluidsoverlast', 'alternatieve plaatsen', 'slagschaduw', 'beschermde diersoorten', 'economische gevolgen', 'invloed op de kwaliteit van de landbouwgrond', veiligheid van de dijken', en 'landschap' zie brief 11
19
zie brief 11, 12 en 13, onderwerpen 'veiligheid dijken', 'invloed op de kwaliteit van de landbouwgrond', 'beschermde diersoorten', 'landschap', 'geluidsoverlast', 'slagschaduw', 'economische gevolgen' en 'planschaderegeling'
20 a
De effecten op het klimaat zijn niet onderzocht. Door de bouw van zo'n groot windmolenpark kan het klimaat wijzigen. Dit is namelijk ook gebeurd door de aanleg van de Ketelbrug tussen de Noordoostpolder en de Flevopolder (meer hagel). Antwoord: De term "klimaat" ziet met name op elementen als temperatuur en regenval in een bepaalde landstreek. Er zijn geen situaties bekend waarin windturbines tot een verandering van de weersgesteldheid in een specifiek gebied leiden (regenfrequentie e.d.). Windturbines zijn in vergelijking klein ten opzichte van de wind en veranderen het windpatroon niet. Turbulentie van de wind vindt plaats tot achter de turbine. Dat verandert dus niet het neerslagpatroon dat bepaald wordt door de hogere luchtlagen. In de richtlijnen is niet opgenomen dat de effecten op het lokale klimaat moeten worden
23
onderzocht. 20 b
Er is financieel niks omschreven hoe anderen kunnen participeren in het windmolenpark (hebben de participanten ook recht op de winst of wordt het alleen maar een financiele Iening met misschien iets rente en veel risico voor de participant). Participatiemogelijkheid wordt volgens mij weI als een pre gezien door de centrale overheid. Maar er zijn geen harde eisen aan gesteld. Zeer onzorgvuldig naar de medeburgers en lekker makkelijk voor de initiatiefnemers. Antwoord: In de financiële participatieovereenkomst, die is gesloten tussen de initiatiefnemers en de gemeente Noordoostpolder is vastgelegd dat verschillende groepen financieel moeten kunnen participeren in het Windpark Noordoostpolder, waaronder de inwoners van Noordoostpolder. Op welke manier dit gaat gebeuren krijgt later vorm in een zogenaamde prospectus. Er is nog geen duidelijkheid wanneer precies tot ondertekening wordt overgegaan.
20 c
De overheid moet een goede kosten-batenanalyse maken van de verschillende energievormen naar haar burgers. Windenergie kost de burger uiteindelijk veel geld. De buitensporige subsidie, die dit park krijgt, bevestigt dit beeld nog eens extra (1 miljard, waarvan 100 miljoen voor het innovatieve (wat is hier innovatief aan) karakter. En ook nog eens € 800.000,- om het park aan de burger te verkopen). En het is maar zeer de vraag of windenergie weI duurzaam is (bouw turbines, aanleg wegen, aanleg kabels, fluctuaties in het net, etc.). Antwoord: Zie beantwoording van 3a. Windenergie is één van de meest kosteneffectieve wijzen om duurzame energie op te wekken. Niettemin is naast de opbrengst van de verkoop van elektriciteit, ook nog subsidie nodig om het verschil tussen kosten, waaronder aanleg van wegen en kabels, en opbrengsten te overbruggen. Het innovatieve kararakter van het project betreft de zeer grote molens die wereldwijd nog nergens op deze schaal gebouwd. Daarnaast komt een deel van de molens buitendijks (near shore) te staan.
20
voor onderwerpen 'landschap', 'geluidsoverlast', 'veiligheid van de dijken', 'invloed op de kwaliteit van de landbouwgrond' en 'planschaderegeling' zie brief 11, 12 en 13.
21 a
De Stichting Waterrecreatie IJsselmeer en Randmeren, een samenwerkingsverband van HISWA Vereniging, het Watersportverbond, de Vereniging voor Beroepschartervaart (BBZ) en Sportvisserij Nederland, maakt hierbij van de gelegenheid gebruik haar zienswijze kenbaar te maken inzake het Milieueffectrapport (MER) Windpark Noordoostpolder. Sinds 1993 is het samenwerkingsverband actief om ten behoeve van de gebruikers (watersporters en sportvissers), watersportbedrijven en de beroepschartervaart, de watersportmogelijkheden in het IJsselmeer- en Randmerengebied te behouden en te bevorderen. Het IJsselmeergebied is een uniek grootschalig open water dat nationaal en internationaal grote betekenis heeft voor de waterrecreatie. De uitgestrekte openheid heeft een unieke belevingswaarde voor de mens om natuur en landschap te ervaren zowel vanaf het water als vanaf het land. Waterrecreatie voorziet als vorm van vrije tijdsbesteding in een grote maatschappelijke behoefte en sluit aan bij de wens van de regering om uit milieuoverwegingen de mogelijkheden te bevorderen om dichtbij huis te recreëren. In Nederland zijn geen alternatieve grootschalige zoetwatergebieden voorhanden die de rol van het IJsselmeer voor de watersport zouden kunnen overnemen. Zoals in de MER wordt erkend is landschappelijke inpassing niet mogelijk gelet op de omvang van het voorgenomen windpark. Door de aanleg wordt een nieuwe laag aan het landschap toegevoegd, die een sterk omheiningeffect heeft. Volgens het rapport zijn met name in het voorjaar en zomer (dus tijdens het recreatieseizoen) de enorme afmetingen van de windturbines door gunstige weersomstandigheden geregeld tot op 40 kilometer zichtbaar. Mede hierdoor wordt ernstig inbreuk gemaakt op de mogelijkheid voor recreanten om de openheid en ongestoorde horizon te beleven. De grote onderlinge afstand van de windturbines en de onderbreking van de lijnen, zoals wordt voorgesteld bij Rotterdamse Hoek doen hier niet aan af.
24
Antwoord:
Zie de beantwoording van 2b en 7a
21 b
Bovendien wordt door de bouw van de buitendijkse windturbines inclusief de scheepsveiligheidszone, een kilometer lange zone van bevaarbaar water van het IJsselmeer gewijzigd in kwalitatief onaantrekkelijk en/of onbevaarbaar water voor de grote watersport. Door cumulatie van plannen voor de bouw van windparken in het IJsselmeer dreigen deze negatieve effecten in de toekomst nog verder te worden versterkt. Als alle plannen doorgaan zal het IJsselmeer uiteindelijk visueel omheind ogen en zal de belevingswaarde van het water voor de recreant verloren gaan. Antwoord: Zie de beantwoording van 9a
21 c
Het open water van het IJsselmeergebied is belangrijk voor de natuur, die mede onderdeel is van het recreatieve product. Daarnaast heeft het IJsselmeer ook grote betekenis als economische drager voor de omliggende gemeenten, regio's en provincies. Daarbij moet de economische betekenis van de waterrecreatie niet worden onderschat. In het IJsselmeergebied wordt de omzet van de watersportindustrie geschat op € 632 miljoen en 6.000 arbeidsplaatsen. Dit is een vierde van de totale omzet van de watersportindustrie en bijbehorende werkgelegenheid in Nederland, te weten € 2,7 miljard en 26.000 arbeidsplaatsen. Toervaarders (passanten) in het IJsselmeergebied zorgen voor een extra impuls voor de regionale en lokale economie en zijn goed voor nog eens 700 arbeidsplaatsen. Per dag wordt door passanten gemiddeld € 95 uitgegeven aan havengeld, dagelijkse boodschappen, recreatief winkelen, cultuur en horecabezoek. Dit betekent dat jaarlijks door deze groep nog eens ruim € 75 miljoen wordt besteed bij de plaatselijke middenstand in het IJsselmeergebied. Mede door dit bestedingspatroon kunnen lokale voorzieningen op peil of in stand gehouden worden die anders ondenkbaar zouden zijn. Niet voor niets wordt daarom door tal van provincies en gemeenten rond het IJsselmeergebied ingezet op verdere ontwikkeling van de waterrecreatie en aanleg van kwalitatieve voorzieningen. Urk is daar een goed voorbeeld van. Naast toervaren zijn 60 miljoen dagtochten jaarlijks gericht op diverse andere vormen van waterrecreatie zoals sportvissen, zonnen en zwemmen, waarbij de beleving van het landschap en de natuur een belangrijke rol speelt. In de MER is onvoldoende aandacht besteed aan de maatschappelijke en economische gevolgen als gevolg van aantasting van de kwaliteit van het grootschalige watersportgebied. Volgens de MER heeft het windpark vanwege de afmetingen een toegevoegde toeristische waarde waardoor het aantal afmerende zeilers in bijvoorbeeld Urk zal toenemen. Hiervoor wordt een vergelijking gemaakt met Deense windparken bij Nysted en Horns Rev. Deze windparken vormen geen goed vergelijkingsmateriaal omdat zij in zee gebouwd zijn in een veel grootschaliger wateroppervlak dan het IJsselmeergebied. De landschappelijke impact van die windparken is daardoor onvergelijkbaar. Antwoord: In het MER wordt aangegeven dat er voor zover bekend in Nederland geen onderzoeken zijn gedaan naar de relatie tussen de recreatie- en toerisme sector en de plaatsing van windturbines. Een belangrijke conclusie naar aanleiding van de verschillende onderzoeken en waarnemingen van de ontwikkelingen rond bestaande parken is dat er, voor zover bekend, geen gevallen zijn waarbij de ontwikkeling van een windpark heeft geleid tot een afname van het aantal toeristen. In veel gevallen is er zelfs sprake van een toename.
21 d
De locaties waar het windpark is gepland heeft een hoge beschermde status in het kader van Natura 2000, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Vogel- en Habitatrichtlijn. In de MER wordt geconcludeerd dat op voorhand zeker is dat geen significante effecten zullen optreden door aanleg en exploitatie van het windpark. Wij vragen ons af of deze aanname wel terecht kan worden gehanteerd, aangezien de locatie onderdeel vormt van een gebied met de hoogste risico’s voor vogels (Bron: 'Nationale windmolenrisicokaart voor vogels' samengesteld door SOVON Vogelonderzoek Nederland en Altenburg en Wymenga in opdracht van Vogelbescherming Nederland, 2009). Bovendien blijkt uit onderzoek in het kader van de MER naar de effecten op de natuurwaarden dat jaarlijks in het nieuwe
25
windpark 3500-4500 vogels door aanvaringen met rotorbladen zullen sterven. Dit is volgens de opstellers van de MER minder dan 1% van de natuurlijke sterfte per jaar en zou om die reden een verwaarloosbaar aantal zijn. In de MER wordt deze conclusie nog verder genuanceerd door hem te beperken tot vogels waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd in het kader van Natura 2000. Voorbijgegaan wordt aan het feit dat op grond van de aanwijzing als Vogelrichtlijngebied alle in het wild levende vogels bescherming genieten. Antwoord: Dat buizerd en andere (trek-)vogels gevaar lopen is in het MER aan de orde gesteld. De aantallen slachtoffers zijn zo laag dat de populaties van de soorten geen gevaar komen lopen. De Flora en Faunawet (Ff-wet) bevat, naast een algemene zorgplicht, bepalingen op grond waarvan soorten planten en dieren als beschermd worden aangemerkt. Op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt er een vergunningplicht indien handelingen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied worden verricht die - in het kort- de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Blijkens de Passende beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER) zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten uitgesloten. 21 e
In het rapport wordt in de passende beoordeling gesuggereerd dat in de zomermaanden het verspreidingsbeeld van vogels op het IJsselmeer onder meer wordt bepaald door de verdeling van de recreatievaart. De opstellers van de MER baseren zich daarbij op het rapport "Uitbreiding van de recreatievaart in het IJsselmeergebied tot 2030 in relatie tot de aanwijzingen als Natura 2000-gebied" opgesteld door Bureau Waardenburg BV in 2007. De gehanteerde methode in dit rapport is echter omstreden, waardoor het niet de status heeft gekregen zoals die door de opdrachtgevers (provincies Flevoland, Friesland en Noord-Holland) werd beoogd. Door het Kenniscentrum Recreatie is in opdracht van het ministerie van LNV (Steunpunt Natura 2000) in 2009 een audit uitgevoerd "Audit pleziervaart en Natura 2000", waarin is geconcludeerd dat de methode die in het rapport van Waardenburg BV is gehanteerd om verstoring door de waterrecreatie rekenkundig te kwantificeren "niet op een betrouwbare, onaanvechtbare manier is te doen. De complexe relaties op het gebied van vaargedrag en ecologie zijn niet voldoende modelmatig te vatten en er zijn teveel onzekerheden voor een rekenkundige benadering". Een dosiseffectrelatie ten aanzien van de verspreiding van boten en het voorkomen van vogels is nog nimmer aangetoond. De verspreiding van vogels over het IJsselmeergebied kan derhalve niet worden gerelateerd aan de vaarpatronen van de recreatievaart. Antwoord: Het is juist dat de besproken methode omstreden is. De gevolgtrekkingen in het MER, aangaande de mogelijke gevolgen voor instandhouding van populaties in het Ijsselmeer en andere SBZ's, ontlenen echter geen enkele kracht aan deze beschrijvende passage. Het model is in de huidige studie zelfs niet gehanteerd, daar er voor dit MER geen onderzoek naar de gevolgen van recreatievaart voor rustende vogels is uitgevoerd. In bijlage E1 is aangegeven dat voor het voorkomen van vogelsoorten gebruik is gemaakt van maandelijkse tellingen door de waterdienst over het hele jaar. Van genoemde studie is geen gebruik gemaakt voor het bepaling van de spreiding van vogels in of nabij het plangebied.
21 f
Wel is ten aanzien van de verspreiding van vogels een aantoonbare relatie met de aanwezigheid van voedselbronnen. In de MER wordt aangenomen dat door aanleg van een natuurvriendelijke scheepsveiligheidszone voor de beroepsvaart ter hoogte van de Rotterdamse Hoek, alle mogelijke significant negatieve effecten voor vogels worden gemitigeerd. Zo zou door de aanleg van de ondiepe zone het verlies van foerageer- en rustgebied worden gecompenseerd voor bepaalde beschermde soorten. Gemeld wordt dat deze maatregel vele duizenden vogels zal aantrekken. In de MER wordt echter geen aandacht besteed aan het toenemende aanvaringsrisico dat door deze veronderstelde aantrekkende werking (uit andere delen van het Natura 2000 gebied) wordt veroorzaakt. Het lijkt ons derhalve voorbarig om ervan uit te gaan dat significante effecten voor beschermde soorten met zekerheid kunnen worden uitgesloten.
26
Antwoord:
In de Passende beoordeling zijn de effecten van het gehele initiatief in beeld gebracht. Met betrekking tot aanvaringsslachtoffers geldt dat er geen turbines staan tussen het het luwtegebied achter de scheepvaartveiligheidsvoorziening en het IJsselmeer. Het merendeel van de vliegbewegingen kan en zal gebruik maken van het gat van ca. 2 km tussen de buitendijkse opstellingen ter hoogte van de scheepvaartveiligheidsvoorziening (SVV). Een dergelijke geringe toename heeft geen gevolg voor de beoordeling dat het effect verwaarloosbaar is. Overigens zijn voor soorten die voornamelijk in daglicht vliegen en door het gebied achter de SVV worden aangetrokken (aalscholver, fuut, zaagbekken) geen risicovolle vliegbewegingen te verwachten.
21 g
De stichting meent dat windparken van deze bovenmenselijke maat ernstig inbreuk maken op de belangrijke waarden voor de waterrecreatie en onherstelbare schade toe brengen aan natuur en landschap. Voor windparken van de voorgestelde omvang biedt het Nederlandse zeegebied voldoende ruimte om aan de doelstellingen van het beleid voor duurzame energie te voldoen. Op die wijze kan het unieke karakter van het IJsselmeer als vaar- en natuurgebied gespaard worden. De Stichting Waterrecreatie IJsselmeer en Randmeren vindt dat in de MER onvoldoende aandacht is besteed aan de gevolgen van de bouw van het windpark Noordoostpolder voor de waterrecreatie zowel vanuit landschappelijk als vanuit sociaaleconomisch perspectief. Antwoord: Het kabinet werkt ook aan de realisatie van windenergie op zee. In het MER zijn de effecten op natuur en landschap beschreven en in bijlage H zijn veel visualisaties gemaakt. In het MER wordt ingegaan op de onderzoeken die er zijn over de relatie tussen recreatie en windmolenparken.
22 a
Met stijgende verbazing verneem ik dat de plannen om windenergie op te wekken middels een kolossaal molenpark nabij het beschermde dorpsgezicht van Urk en te midden van een werelderfgoed en natuurgebieden, niet allang als ridicuul werden bijgezet in de crypte van slechte ideeën en onwenselijk beleid. Nadat er in de afgelopen tientallen jaren allerlei meningsvormingen, beleidslijnen, vormgevingen en tenslotte juridische processen zijn afgerond die het betrokken gebied hebben aangewezen binnen het kader van natuur, stilte, beschermd dorpsgezicht en zelfs de status van Werelderfgoed van de Unesco hebben opgeleverd, gaat u daar een industriepark aanleggen. Dat is niet alleen schade aan natuur en landschap, dat is ook en voornamelijk schade aan de democratie. Tot voor kort meende ik dat dit soort zaken in minder democratische situaties zoals in de dwangmatige economie van China en in de ongeorganiseerde economiën in Afrika wel gewoon waren, maar de democratie van een ontwikkeld Westers land wezensvreemd. Het kan niet zo zijn dat in Nederland iedereen maar een beetje doet wat hem op het moment zelf het beste uitkomt, de regering voorop. Wie daaraan begint roept krachten op, die de vreugde van het tot stand brengen van een groot project zullen bederven en die bovenal het vertrouwen in de -democratische- besluitvorming in Nederland ondermijnen. Het doorzetten van dit plan tast een aantal zaken aan die veel kostbaarder zijn dan af en toe een paar vlagen groene stroom. Het plan is heilloos en behoort daarom van tafel. Antwoord: De besluitvorming omtrent het windpark kent de nodige advies- en inspraakmomenten, en toetsing door onafhankelijke instanties, zodat het democratische gehalte van de besluitvorming is gewaarborgd. Zowel Rijk, Provincie Flevoland als gemeente Noordoostpolder zijn voorstander van windenergie. Definitieve besluitvorming over, en de wijze van realisatie van windenergie is echter pas mogelijk na uitgebreide inspraakprocedures. Zo kunnen bij het MER zienswijzen worden ingediend. De onafhankelijke Commissie m.e.r. heeft vervolgens een zwaarwegend advies gegeven over de kwaliteit van het MER. Het MER brengt de genoemde aspecten als effecten op natuurwaarden, cultuurhistorie en archeologie (waaronder voor beschermd dorpsgezicht Urk) en geluid zorgvuldig in beeld. De daadwerkelijke besluitvorming (vergunningverlening, vaststellen inpassingsplan) wordt voorafgegaan door de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen en een beroepsprocedure, waarin uiteindelijk de Raad van State tot een onafhankelijke en bindende uitspraak komt.
27
23 a
economie: de gevolgen voor de economie zijn onvoldoende onderzocht. Hieronder zal ik dit punt kort toelichten. Ad 1: economie: Op de voorlichtingsavond in de Koningshof te Urk van de Windkoepel heb ik met meerdere mensen gesproken (waaronder de heer Bakema van Essent en een van de plannenmakers). Ik heb gevraagd wat de opbrengsten en kosten zijn per kwh. Landmolens: Opbrengsten per KwH: 0,06, Kosten 0,09, Verlies 0,03 per KWH, Watermolens: Opbrengsten per KwH: 0,06, Kosten 0,12 Verlies 0,06 per KWH. Op deze avond heb ik ook met de heer Cor Geertsma gesproken (agrarier aan de Westermeerweg). Op mijn vraag hoe het project rendabel is te krijgen Antwoord:de hij mij: Dit kan alleen door middel van subsidies van de overheid. Zulke grote windmolens zijn niet rendabel (te krijgen). Ik stel voor om naar alternatieve windmolens en alternatieve plaatsen te kijken. Antwoord: Zie de beantwoording van 3a.
23 b
Ik stel voor de alternatieve windmolens te plaatsen op de dijk Lelystad-Enkhuizen (niet in het water)! Antwoord: De dijk Lelystad-Enkhuizen (Houtribdijk) is als alternatieve locatie overwogen. Op blz. 21 van het MER is in figuur 2.1 dit inzichtelijk gemaakt. Op de dijk is het niet mogelijk om een windpark met vergelijkbare omvang te realiseren vanwege de beschikbare ruimte. Om deze reden is als alternatief bezien of er een tweede lijn buitendijks mogelijk is. Voor de nadere afweging in het MER zie §2.5 van het MER.
24 a
Plannen voor windpark Noordoostpolder. Een plan van internationale allure en kwalitatief hoogwaardige landschappelijke inpassing", zo wordt het plan aangeduid door de initiatiefnemers. Hoe zou het mogelijk zou kunnen zijn om 100 turbines van max. 200 meter hoog en soms 3 rijen dik in te passen in het landschap? Daar geeft de MER geen antwoord op. Dit type molen is per definitie niet ontwikkeld voor plaatsing in het binnenland maar voor off-shore parken. (wonderlijk genoeg is bij het verschijnen van de MER nog niet gekozen voor een bepaald type molen maar weet men wel aan te geven wat de gevolgen zijn ...) Antwoord: De beoogde Enercon-turbines van 7,5 MW zijn niet geschikt voor offshore toepassingen. Zie ook de beantwoording van 2b
24 b
De initiatiefnemers vonden het blijkbaar niet nodig bij haar plannen Urk te betrekken of te raadplegen. Pas toen het plan in de huidige schaal de MER procedure naderde en de ministers het plan omarmden om hun doelstelling te bereiken brak de tegenwind los. Weer werd er over ons gebied beraadslaagd, en weer zonder ons. Hoe is het toch mogelijk!! Antwoord: Zie beantwoording van 10a.
24 c
Ingaande op de milieueffectrapportage wil ik allereerst opmerken dat deze vol staat met aannames. Er worden standpunten ingenomen en beweringen gedaan over zaken waar binnen de wetenschap geen eenduidig standpunt is ingenomen. In dit verband denk aan de bewering dat het geplande park geen invloed heeft op mens of dier: Antwoord: Het MER is gebaseerd op de gangbare opvattingen in de wetenschap, wettelijke normen, literatuuronderzoek, onderzoek in het veld, en expert judgement door gerenommeerde adviesbureaus. Daarnaast bevat het MER een overzicht van leemten in kennis. Hier staat beschreven welke relevante informatie niet beschikbaar is, en welke onzekerheden bij de beschrijving van de effecten bestonden. Het MER geeft hiermee een zo goed mogelijk beeld van de te verwachten effecten. De Wet milieubeheer bepaalt bovendien dat na realisatie, de feitelijke milieugevolgen worden gemonitord. Met betrekking tot mens, dier en landschap beschrijft het MER uitgebreid de mogelijke effecten. Zo zijn bijvoorbeeld voor vogels de verwachte aantallen aanvaringsslachtoffers, verstoring, en barrièrewerking beschreven. Het MER (Hfdst 4) beschrijft de hiervoor door de overheid gestelde toetsingskaders. Het MER stelt niet dat er geen invloed optreedt, wel wordt geconcludeerd dat de effecten afwezig of verwaarloosbaar zijn. Voor de mens worden de mogelijke effecten als beleving van het landschap, geluidhinder en
28
slagschaduwhinder beschreven. Het MER bevat vervolgens een overzicht van mitigerende maatregelen die deze effecten kunnen voorkomen of beperken. Deze maatregelen vormen het uitgangspunt voor het zogenaamde voorkeursalternatief. 24 d
Vleermuizen: In de milieueffectrapportage wordt melding gemaakt van een onderzoek naar de vleermuizen populatie in het gebied rond de dijken. Dit onderzoek, gedaan in september 2006 en najaar 2007, om het effect van het molenpark op de vleermuizenpopulatie te bepalen, is te summier geweest, en gedaan met verouderde technieken. Daar komt bij dat volgens de Habitatrichtlijn, de Bern-conventie, de Bats Agreement, de Bonnconventie en de Flora- en Faunawet het verstoren van de rust, verblijf, of migratie gebieden van de beschermde vleermuizen verboden is, met dit verbod wordt in de milieueffectrapportage geen rekeningen gehouden. Ten onrechte naar mijn mening. Antwoord: De Flora en Faunawet (Ff-wet) bevat, naast een algemene zorgplicht, bepalingen op grond waarvan soorten planten en dieren als beschermd worden aangemerkt, waaronder een aantal vleermuissoorten. Op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt er een vergunningplicht indien handelingen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied worden verricht die - in het kort- de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Blijkens de Passende beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER) zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten uitgesloten.
24 e
Op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) behoort het IJsselmeer gebied tot het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. In de MER wordt geen rekening gehouden met de bepalingen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Ons inziens is ook Natura-2000 niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soorten bescherming. Pal tegenover de Noordermeerdijk ligt de Steile Bank, een ondiepte voor de kust van Gaasterland, die enorme aantallen watervogels tot rust- en slaapplaats dient. (Bron IBNDLO rapport 027). Als tweede voorbeeld noemen wij de verstoring in de rust- en fourageerzone voor verschillende soorten duikeenden die met regelmaat in grote getalen waar te nemen zijn in de eerste 500 m uit de Westermeerdijk. Gebleken is dat door het effect van het bestaande park aan de Westermeerdijk minder gebruik wordt gemaakt van deze zone vergeleken met het molenvrije traject ten noorden daarvan. Het MER rapport bagatelliseert de ecologische gevolgen van het windmolenpark en dient nader onderzocht te worden in het licht van de vogelrichtlijn. Antwoord: De Flora en Faunawet (Ff-wet) bevat, naast een algemene zorgplicht, bepalingen op grond waarvan soorten planten en dieren als beschermd worden aangemerkt, waaronder een aantal vleermuissoorten. Op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt er een vergunningplicht indien handelingen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied worden verricht die - in het kort- de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Blijkens de Passende beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER) zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten uitgesloten. Het onderzoek naar vleermuizen dat in bijlage E3 van het MER is opgenomen is zorgvuldig uitgevoerd en hierbij is conform de stand der techniek gewerkt. Zoals in Bijlage E3 van het MER is aangegeven zijn de resultaten van het onderzoek zijn in 2008 voorgelegd aan twee internationale experts en aan de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van LNV. Hieruit volgt dat de conclusies worden onderschreven maar dat monitoring in de exploitatiefase wenselijk is. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de effecten worden gebagatelliseerd. In aanvulling hierop: in bijlage E1 is rekening gehouden met het voorkomen van soorten bij de Steile Bank en bij de Westermeerdijk in de huidige situatie onder meer op basis van tellingen. De ecologische gevolgen van het windpark zijn zorgvuldig onderzocht en betrokken bij de passende beoordeling.
29
24 f
Verder toegevoegd mbt de vleermuizen: Urk heeft een lange geschiedenis als gastvrij dorp. Dat dit zich niet beperkt tot ontvangst van mensen, bewijst het vleermuizenonderzoek uit de Milieu Effect Rapportage (MER). Vele vleermuizen vinden namelijk toevlucht op en rondom Urk. Vroeger werden zij verstoten als vliegende ratten maar vonden buiten de stedelijke kern een geschikte verblijfplaats op ons eiland. Onze passieve maar tolerante houding zorgde ervoor dat bijna uitgestorven vleermuizensoorten in populatie konden toenemen. Inmiddels is de maatschappelijke kijk op vleermuizen veranderd en zijn zij zelfs beschermd op nationaal en Europees niveau. Desalniettemin worden deze bedreigde dieren momenteel bedreigd door Nederlands economische expansiedrift. Inleiding: De Koepel Windenergie Noordoostpolder (KWN) heeft in september 2006 zeven dagen onderzoek gedaan naar vleermuizen. In het najaar van 2007 is er ook eenmalig onderzoek uitgevoerd. Dit beperkte en inmiddels verjaarde onderzoek heeft geleid tot "gekleurde" conclusie waarbij de KWN de aanwezigheid van zelfs zeldzame vleermuizen negeert. Hieronder zullen de meest in het oog springende onjuistheden worden aangetipt zodat men zelf een kritische blik op het onderzoek en de daaraan verbonden conclusies kan vormen. Omvang onderzoeksmethode: Het onderzoek naar vleermuizen in algemeen staat nog in kinderschoenen. Elk jaar worden nieuwe inzichten vergaart en leert men van fouten uit het verleden. Dit onderzoek is uitgevoerd in 2006 en mist daarmee cruciale nieuwe inzichten van de afgelopen jaren. Ondanks dat het onderzoeksrapport pas eind 2008 is gepresenteerd, heeft men geen gebruik gemaakt van nieuwe inzichten. Om het onderzoek enigszins toetsingskader te geven, wordt gekeken naar "Het protocol voor vleermuisinventarisaties, 2 april 2009". Dit protocol is op gesteld door de Gegevensautoriteit Natuur, Zoogdiervereniging VZZ en NGB. Het onderzoek houdt zich grotendeels aan het protocol. Zo word gekeken naar verschillende soorten, weeromstandigheden en literatuur. Het onderzoek slaat echter de plank mis bij de omvang. Bij een onderzoek moet men namelijk niet alleen kijken maar een paar meter rondom de locatie van windmolens, maar ook ver daar omheen. Vleermuizen hoeven namelijk niet alleen te wonen op de locatie maar kunnen deze nog wel gebruiken als vliegroute, de dijk als oriëntatie, voedsel of migratiegebied. Bovendien vraagt elke soort een andere aanpak. Met een constatering van maar liefst acht soorten, zou dit moeten leiden tot totaal andere uitvoering. Het onderzoek heeft spreekt zelf al over een gestuwde trek. Dit houdt in dat vleermuizen uit de hele omgeving (Noordoostpolder, IJsselmeer, Friesland) de dijk gebruiken als een soortement snelweg. Vleermuizen hebben namelijk een ingebouwde radar waarmee landschappelijke Iijnen gebruiken als oriëntatiepunt. Bij bosrijke gebieden kunnen dit bomen zijn maar in het vlakke landschap van de Noordoostpolder vormt de dijk dit oriëntatiepunt. Het onderzoek heeft duidelijk gekeken vleermuizen hebben een ruim radarbereik waarbij men ver naast de dijk over land of over water kunnen vliegen. Bovendien ligt dit eerder in de verwachting aangezien er nu ook al kleine windmolens op de dijk staan. Het lijkt dan ook haast lachverwekkend dat een van de luisterkistjes in een zendmast pal naast een windmolen is geplaatst. Antwoord: KWN heeft opdracht verleend aan de VZZ, expertisehouder in Nederland op het gebied van vleermuisonderzoek, om onderzoek te doen naar de mogelijke effecten op vleermuispopulaties. VZZ heeft het onderzoek in samenwerking met onderzoeksbureau Altenburg en Wymenga uitgevoerd. De gehanteerde methodiek sluit aan bij het later vastgestelde 'protocol vleermuisinventarisaties'. In het onderzoek van zoogdiervereniging VZZ en Altenburg & Wymenga in bijlage E3 is niet alleen nabij de locatie van de windparken gemonitord maar eveneens op referentietrajecten op een afstand van circa 700 meter van de locatie van de binnendijkse windparken. De trek door het plangebied is relevant omdat hier windturbines worden gepland. Vleermuizen welke buiten het plangebied trekken, lopen geen risico ten gevolge van de windturbines
24 g
Verkeerde uitgangspunten. Urk is pas onlangs in kennis gesteld met deze groteske plannen. Dit terwijl de plannen al ruim 10 jaar geleden werden gevormd. De afgelopen 10 jaren hebben de plannen wel elke andere vormen gekregen. Zo zijn de windmolens in grootte en aantal gegroeid. Antwoord: Zie beantwoording van 10a.
30
24 h
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het vleermuizen onderzoek drie jaar geleden sprak over mogelijke aanvaringen met de rotor op 50 meter hoogte. De hoogte is echter flink toegenomen en eerlijk gezegd nog steeds variabel door het onbekende O-punt (maaiveld, dijklichaam, zeebodem, NAP, zomer of winterpeil). Antwoord: De hoogte van de meetlocatie is ten opzichte van maaiveld. De meting op 50 meter hoogte is niet gebaseerd op een ashoogte van 50 meter, maar is gekozen om te bepalen in welke mate vleermuizen op deze hoogte voorkomen in het plangebied. Dit bevindt zich binnen het rotorbereik van de onderzochte varianten in het MER. Zie ook de beantwoording van 24f.
24 i
De plaatsing van de windmolens is eveneens sterk in ontwikkeling geweest. Zo laat figuur 1 in het onderzoeksrapport de beoogde locaties uit 2002 zien. Dit is al een andere situatie dan de legenda uit de TU Delft visualisatie analyse uit 2009. En beide plaatjes zijn weer verschillend van de uiteindelijke MER locatie. Het onderzoek had dus al direct een valse start door deze onjuiste gegevens. Zo wordt er bijvoorbeeld ook met geen woord gerept over de reeds bestaande windmolens. Antwoord: De locatie van het initiatief, zoals in het MER onderzocht, wordt weergegeven in het MER (figuur 1.1 en beschreven in §1.1). De figuur van de TU Delft is slechts opgesteld om de opstellingen van de fotopunten inzichtelijk te maken. Niet duidelijk is op basis waarvan de inspreker tot de conclusie komt dat de kaartjes afwijken van de uiteindelijke 'MER locaties'. De inspreker geeft geen verdere onderbouwing van het punt 'bestaande windturbines'. De bestaande turbines staan beschreven in de beschrijving van de bestaande milieutoestand.
24 j
Het onderzoek vermeldt ook een apart kopje aan binnen- en buitendijkse transecten, verlichting en wind. Bij alle drie onderwerpen was men niet in bezit van juiste gegevens om correcte informatie weer te geven. Bij de binnen- en buitendijkse transecten heeft men namelijk niet de juiste locaties of hoogten van de windmolens. Het onderzoek vermeldt zelf al dat metingen buitendijks op water niet mogelijk waren. Dit terwijl het protocol voorschrijft om bij slechte weersomstandigheden terug te komen op mooi weer. Andere omgevingscondities kunnen namelijk leiden tot ander gebruik van het gebied. Dit is echter zowel binnendijks als buitendijks uitgebleven. Bij de gegevens die wel zijn onderzocht word wederom verwezen naar de beperking in omvang van het onderzoek c.q. transecten. Antwoord: In het onderzoek van zoogdiervereniging VZZ en Altenburg & Wymenga in bijlage E3 is zowel op het water, bij de dijken als op referentietrajecten meer landinwaarts gemonitord (zie onder meer bijlage 1 van Bijlage E3 van het MER). De hoogte waarop vleermuizen voorkomen is betrokken bij de beoordeling van de effecten. De effecten op vleermuizen zijn derhalve zorgvuldig in beeld gebracht in het MER.
24 k
Inzake verkeerde gegevens springt het kopje verlichting eruit. Het onderzoek gaat uit van verlichting in de vorm van een rode lamp met een lage intensiteit. Navraag bij de presentatie van de MER in het provinciehuis bracht als snel naar voren dat men geen rekening heeft gehouden met de huidige eisen en toekomstige eisen van Verkeer & Waterstaat. Een normale kleine landwindmolen kan weliswaar voldoen met een rode lamp maar de windmolens van het huidige formaat en zelfs nog deels in het water kennen andere normen. Het bureau Pondera gaf tijdens de presentatie aan dat niet word uitgesloten dat elke windmolen net als in Emden drie constant knipperende lichten verplicht is. Momenteel is de huidige regelgeving inzake veiligheid voor luchtvaart en scheepsvaart namelijk nog niet toegespitst op windmolens van deze omvang. Ervaringen uit het windmolenpark in de Noordzee schrijven wel direct een mistdetector, misthoorn, scheepvaartverlichting, tussenverlichting, luchtvaartverlichting en radar reflectie voor. Het is een veilige aanname dat het onderzoek een hele andere wending zou krijgen wanneer men van tevoren op de hoogte was van deze gegevens. Antwoord: Zie de beantwoording van 7a. Er wordt geen misthoorn toegepast.
31
24 l
Interpretatie cijfers: Ondanks de beperkte omvang van het onderzoek zijn er maar liefst acht verschillende soorten vleermuizen waargenomen. De ene vleermuis komt vaker voor in het gebied dan de ander. Deze lezing van gegevens geven echter een verkapt beeld. Men moet namelijk ook bekijken hoe vaak die ene soort vleermuis landelijk of zelfs europees voorkomt. Vanuit dit oogpunt komt de tweekleurige vleermuis weliswaar schaars voor in het plangebied maar representeert het waargenomen aantal wel 33 % van de landelijke populatie. De cijfers en de daarmee verbonden conclusies kunnen dus op verschillende wijze worden weergegeven. Antwoord: In het MER worden de milieugevolgen in kaart gebracht ter voorbereiding van de besluitvorming. Het initiatief is zorgvuldig bezien voor wat betreft de effecten op vleermuizen op basis van onderzoek en effectbeoordeling door experts in bijlage E3 van het MER.
24 m
Schadelijke effecten: Het onderzoek staat stil bij schadelijke effecten per soort. Ze kijken eerst naar hoe vaak het soort is waargenomen. Hierboven is al aangegeven dat het onderzoek te beperkt en op basis van verkeerde gegevens is uitgevoerd. Hierdoor is het onderzoek onjuist voor een goede conclusies op basis van aantallen. De tweekleurige vleermuis komt bijvoorbeeld weinig voor in het plangebied maar vertegenwoordigd wel 33% van de landelijke populatie. De rosse vleermuis is zeer vaak waargenomen maar net buiten de beperkte transecten. Het onderzoek is echter uitgevoerd eind september terwijl de kraamverblijf-, zomerverblijf-, foerageergebied en vliegroute van de rosse vleermuis (volgens protocol) alleen in de periode 15 mei tot uiterlijk 15 september kan worden waargenomen. Een zeer beperkte conclusie op basis van soorten is wel mogelijk: alle soorten worden bedreigd door de windmolens. Antwoord: In het MER worden de milieugevolgen in kaart gebracht ter voorbereiding van de besluitvorming. Het initiatief is zorgvuldig bezien voor wat betreft de effecten op vleermuizen op basis van onderzoek en effectbeoordeling door experts in bijlage E3 van het MER.
24 n
Het onderzoek gaat uit van aanvaringsmogelijkheden met de windmolens. Hoewel bij vogels deze mogelijkheid zeer waarschijnlijk is, is deze bij vleermuizen beperkt. U vraagt zich misschien af hoe een windmolen dan schadelijk kan zijn voor de vleermuizen. Dit is onderzocht door de Universiteit van Calgary (Canada), gepubliceerd in het vakblad Current Biology. Zij hebben vastgelegd dat vleermuizen in grote aantallen bij windmolens overlijden door barotrauma. Dit houdt in dat de longen van de vleermuizen worden opgeblazen door de plotselinge drukverschillen die worden veroorzaakt door de wieken van de windmolens. Dit onderzoek vond plaats onder zeer lichtere omstandigheden dan het beoogde windmolenpark. Door de omvang van het windmolenpark zal het luchtdrukverschil een bundeling zijn waarmee een groot gebied direct dodelijk is voor alle soorten vleermuizen. Antwoord: In het onderzoek in bijlage E3 is beschouwd op vleermuizen slachtoffer kunnen worden van de windturbines. Daarbij is onder meer gebruik gemaakt van studies waarin de aantallen vleermuisslachtoffers zijn bepaald ten gevolge van windturbines (zie onder meer de literatuurlijst in bijlage E3). De oorzaak van de slachtoffers kan aanvaring zijn maar inderdaad ook barotrauma. In de aantallen bepaalde slachtoffers bij windturbines kan dit één van de achterliggende oorzaken zijn. Barotrauma betreft het drukverschil achter draaiende rotorbladen wat tot schade aan de longen van de vleermuis kan leiden. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat dit optreedt in een groot gebied om de windturbines heen.
24 o
Vleermuizen die wellicht buiten deze dodelijke zone migreren, jagen, vliegen of verblijven zullen door de verlichting of verstoring van de echolokatie vanwege de verplichte radarreflectie worden aangetrokken tot een zekere dood. Het vleermuizenonderzoek in de MER stelt zelf al dat potentiële slachtoffers worden opgeruimd door aaseters. Deze aantallen zullen echter niet ongemerkt voorbij gaan. Het onderzoek beperkte zich tot een bepaalde hoogte in bepaalde transecten. Hierdoor is onduidelijk hoeveel slachtoffers zullen vallen door de windmolens. Een luchtdrukverschil
32
met een rotordiameter van 127 meter zal zich niet alleen beperken tot een hoogte van 48 meter tot 52 meter. Het onderzoek is daarnaast niet alleen onjuist op vertikaal gebied maar ook horizontaal gebied. Door de valse start vanwege verkeerde omvanggegevens en opstellingen, is het onderzoek zeer beperkt op transecten uitgevoerd. De dodelijke zone en daaraan liggende risicogebied trekt zich vele malen verder uit dan de transecten. Deze zone ligt over Urk en Lemmer die als enige bebouwing en bebossing in het gebied functioneren als verblijfplaatsen. De enige veilig getrokken conclusie is daarom dat er slachtoffers van alle soorten zullen vallen van ongekende omvang. Antwoord: Radarreflectoren worden niet op de turbines aangebracht, maar zijn alleen voorzien bij de scheepvaartveiligheidsvoorziening. Dit bevindt zich ver beneden het bereik van de rotorbladen en levert derhalve geen verhoogd risico op vleermuisslachtoffers. Zie de beantwoording van 24f 24 p
Wetgeving Vleermuizen: in het algemeen zijn beschermd. De ene soort kent meer bescherming dan de andere soort. Deze bescherming is verankerd in regionale, nationale en Europese en zelfs internationale wetgeving. Voor het plangebied moet worden getoetst aan de Habitatrichtlijn, Bern-conventie, Bats Agreement, Bonn-conventie en Flora- en Faunawet. Daarnaast kan men de "rode lijst" in acht nemen. Deze regelgeving is uitgebreid en stof voor lange juridische pleidooien. In het kort betekend dit dat het verboden is om vaste rust- en verblijfplaatsen waarin zich kraamkolonies, paarverblijven, overwinteringsplaatsen en verblijven te beschadigen, vernielen, uit te halen, weg te nemen, vervoeren of te verstoren. Belangrijke migratie- en vliegroutes en foerageergebieden (voedselgebieden) die van belang zijn voor de instandhouding van een vaste rust- of verblijfplaats van de soort op populatieniveau, vallen hier ook onder. Zelfs op basis van dit verkeerd uitgevoerde onderzoek is al duidelijk dat het windmolenpark dit verbod op verschillende punten zal overtreden. De dijk en het gebied daarom omheen is een belangrijke migratie- en vliegroute en zelfs voedselgebied. Onder bepaalde omstandigheden kan een ontheffing worden verleend. Op het gebied van de Flora en Faunawet kan dit slechts alleen wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Als men alleen al naar de Tweekleurige vleermuis kijkt, zal één van de drie bekende verblijfplaatsen in Nederland ernstig worden verstoord. De populatie zal ongeveer 33% afnemen. Antwoord: De Flora en Faunawet (Ff-wet) bevat, naast een algemene zorgplicht, bepalingen op grond waarvan soorten planten en dieren als beschermd worden aangemerkt. Op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt er een vergunningplicht indien handelingen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied worden verricht die - in het kort- de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Blijkens de Passende beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER) zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten uitgesloten.
24 q
Vanuit nationaal belang zou men wellicht kunnen redeneren dat het voortbestaan van de mens het uitsterven van bepaalde soorten overtroeft. De plaatsing van de windmolens op dit gebied is echter louter en alleen ingegeven door economische beweegredenen. Andere locaties zouden eveneens geschikt kunnen zijn zonder deze ernstige impact op de vleermuizenpopulatie. Mogelijke ontheffing behoort daarmee niet tot de mogelijkheden. Op gebied van nationale wetgeving is duidelijk dat het windmolenpark ongewenst is. Ontheffing is niet mogelijk waardoor men moet verder kijken naar andere locaties. Wanneer de tunnelvisie wordt voortgezet, behoort het Europese Hof tot de mogelijkheden. Het bovenstaande maakt het overbodig om verder uit te leggen dat de korte conclusie over wetgeving van het Altenburg & Wymenga onderzoeksrapport niet klopt. Antwoord: Zie de beantwoording van 24f
33
24 r
MER conclusie: Het onderzoek van Altenburg & Wymenga vormt de basis van de MER inzake vleermuizen. Hierboven is uitgebreid beschreven dat de onderzoekers wellicht naar beste weten en kunnen hebben gewerkt maar op basis van verouderde kennis en verkeerde gegevens. Het rapport is daarom niet correct en daarmee is ook de conclusie in de MER niet juist. Het is overigens wel opmerkelijk dat de MER spreekt over een tweede onderzoek langs de Friese kust waarbij vele meervleermuizen zijn waargenomen. Gelet op het bovenstaande is duidelijk geworden dat het milieu effect rapportage inzake vleermuizen zeer beperkt is uitgevoerd nu blijkt dat de effecten van de windmolens verder gaan dan een paar meter van de mast. Hoewel een tweede rapportage over het aanreikend gebied van de transecten maar binnen de gevarenzone zou moet worden opgenomen in de MER. Antwoord: Zie de beantwoording van 24f
24 s
Slot: Ondanks dat het onderzoek zeer beperkt op basis van verkeerde gegevens is uitgevoerd, bevat het voldoende handvaten om te concluderen dat de windmolens een onredig grote inbreuk op de vleermuispopulatie zal hebben. Vanwege luchtdrukverschillend zal een dodelijke zone worden gecreëerd rondom de windmolens. Alle vleermuizen in deze zone zullen imploderen. Doordat de dijk als enig referentiepunt in het landschap van zowel water als land wordt gebruikt, zal de gestuwde trek worden aangetast. Eveneens zullen bestaande populaties op Urk en in Lemmer in aantallen afnemen doordat zij niet buiten hun verblijfplaats kunnen vliegen voor paren, migreren of voedsel. Met name vleermuizen op Urk zullen worden ingesloten door het ijzeren gordijn met de luchtdrukverschillen. Zeldzame vleermuizen zoals de tweekleurige vleermuis, rosse vleermuis en meervleermuis zullen direct onderhavig worden aan de gevolgen. De beschermde status van deze vleermuizen worden gepasseerd door het beperkte onderzoek. Hoewel dit onderzoek een tweede onderzoek adviseert tijdens de bouw is dit nimmer de strekking geweest van een MER. Een MER moet namelijk voorafgaand aan grote bouwprojecten de milieu effecten in kaart brengen. Nu blijkt dat de luchtdrukverschillen sowieso aanwezig zullen zijn, zal een tweede onderzoek alleen de omvang kunnen bevestigen maar niet de schadelijke gevolgen kunnen ontkennen of beperken. Tot slot is het een "kort-door-de-bocht" genomen conclusie dat er geen verblijfplaatsen zijn, dus geen vleermuizen en dus geen ontheffing nodig is. Dit behoeft geen verdere uitleg gelet op het reeds geschrevene. De MER laat duidelijk zien dat deze lokatie een grote impact zal hebben alleen al op de vleermuizenlocatie. Wanneer men zonder oogkleppen en onbevangen de MER leest, zal men niet anders kunnen concluderen dat men het windmolenpark op een onjuiste locatie wil plaatsen. Op grond van de hierboven door mij aangedragen kritiek verzoek ik u het MER aan te passen en waar nodig aanvullend onderzoek uit te voeren. Antwoord: Zie de beantwoording van 24f en 24m. De meervleermuis is daarbij geen potentieel slachtoffer volgens Altenburg & Wymenga en Zoogdiervereniging VZZ vanwege de vlieghoogte.
24 t
Effect op de mens. Over het effect van windmolens op mensen zijn de meningen binnen de wetenschap sterk verdeeld, het kan dan niet zo zijn, dat de Windkoepel willekeurig de meningen naar voren brengt welke in het plan van de windkoepel passen. Naar mijn mening is naar het effect van dit park op mensen in de milieueffectrapportage niet voldoende onderzocht. Antwoord: Zie de beantwoording van 24c
24 u
Daarnaast worden in de milieueffectrapportage aannames gedaan over de economische meerwaarde welke dit park voor de Noordoostpolder en Urk zal hebben. Dit is onvoldoende onderbouwd en discutabel. Ook de mogelijk om in het project als particulier te participeren wordt in de rapportage onvoldoende uitgewerkt. Antwoord: In het MER is aangegeven dat er beperkte informatie voorhanden is met betrekking tot het aantal arbeidsplaatsen dat het voornemen met zich mee zal brengen. Dit staat echter besluitvorming niet in de weg. Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere
34
belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het mileu. De situatieschets in §4.3 en §9.3 zijn in dit licht bezien voldoende. Er wordt niet beoogd een uitputtende schets van de economische impact te geven. De gemeente Noordoostpolder informeert de ondernemers over de kansen middels de brochure 'Windmolenbouw in de Noordoostpolder'. M.b.t. financiële participatie, zie de beantwoording van 20b. 24 v
Dat de keuze voor het type molen nog niet duidelijk is haalt veel van de berekeningen in de milieueffectrapportage onderuit. Ais je niet weet wat voor molen je neerzet, weet je ook niet wat de opbrengsten en gevolgen zijn. Ik vond het dan ook merkwaardig dat er gevraagd wordt om een zienswijze te schrijven over een rapportage van een project waarvan nog niet duidelijk is wat de omvang wordt. Zowel in het aantal als hoogte van de molens is de Windkoepel niet duidelijk. Dit alles maakt het project vaag en ondoorzichtig, dit roept argwaan op. Antwoord: Het MER beschrijft per lijnopstelling een aantal varianten. Van al deze varianten zijn de mogelijke effecten in beeld gebracht. Ook is de variant aangeven waar de voorkeur van de initiatiefnemer naar uit gaat. Mogelijke opbrengsten en gevolgen per variant zijn dus wel duidelijk. In de aanvraag om milieuvergunning heeft de initiatiefnemer een definitieve keuze gemaakt uit deze varianten.
24 w
Het belang van het IJsselmeer. Vervolgens wil ik in deze zienswijze ingaan op de locatie van het park. Het park staat gepland aan de rand van de Noordoostpolder, maar tegelijkertijd ook aan de rand van het IJsselmeer. Het IJsselmeer is voor mens en dier een belangrijke plek. Het is dan ook niet voor niets dat het IJsselmeer tot een Natura2000 gebied is verklaart. Het IJsselmeer is een van de weinige open plekken in Nederland, een van de weinige plekken waar het 's nachts nog donker wordt. Het is dan ook niet voor niets dat het kabinet in haar visie op het IJsselmeer gebied het 'natte hart van Nederland noemt. In deze visie wijst het kabinet op het openkarakter van het IJsselmeer, dit wil ze graag bewaren. Daarnaast wijst ze op het belang van de duisternis en rust. Het is dan het kabinet die in deze visie beperkingen oplegt voor de windparken in het IJsselmeer. Zo worden de kusten van Friesland en Noord-Holland uitgesloten omdat een molenpark hier de cultuurhistorische waarde van deze provincies zo schaden. In dit verband vraag ik mij af of de leden van de windkoepel wel op de hoogte zijn Urk ook 'oud land' is. Lange tijd viel Urk onder het bestuur van de provincie Noord-Holland. Ik vind het dan ook merkwaardig dat als voor de provincies Noord-Holland een Friesland een beperking geld voor windmolens voor de kust in verband met het schaden van de cultuurhistorische waarde, er zo vreemd opgekeken wordt als er gezegd wordt dat dit park de cultuurhistorische waarde van Urk schaadt. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is ook van mening dat de cultuurhistorische waarde van Urk kan schaden. De grootschaligheid van dit plan heeft beroering en sociale onrust gebracht op voor Urkers, Friezen en een deel van de Noordoostpolder bewoners. In onze zienswijze betreft het hier niet een NIMBY (Not in my back yard) of een NIMFY(Not in my front yard) effect, (Urk wordt n.l. aan beide zijden ingesloten), maar een verstoring van landschap en natuur en sociale onrust en onzekerheid voor de bewoners nu, in de komende 20 jaren daarna. Immers het grootste windpark van Europa dusver met internationale allure zal het aanzien van het IJsselmeer gebied schade doen. Antwoord: Zie de beantwoording van 2b, 7a en 9d
24 x
(Overigens trek ik het wezenlijke rendement van het park met internationale allure in twijfel als blijkt dat het hele prestigieuze windparkplan max. nog geen 1% bedraagt aan ons energieverbruik). Antwoord: De effecten zijn in het MER voldoende beschreven. Volgens het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' van dit kabinet moet het aandeel hernieuwbare energiebronnen oplopen tot 20% in het jaar 2020. Het verbruik van duurzame energie in Nederland is in 2008 gegroeid van 2,9 naar 3,4 procent van het totale energieverbruik. Windenergie is nu goed voor ongeveer een derde van alle verbruik van duurzame energie in Nederland.
35
24 y
Aan de kernwaarden die het kabinet aan het IJsselmeer verbindt wordt voorbijgegaan. Bij het aangeven van de kernwaarden verwijst het kabinet naar de "van nature aanwezige rijkdommen en hoge internationale natuurwaarden met de nadruk op biodiversiteit (vissen) en volgens en is het een belangrijke schakel in vogeltrekroutes(rust, rui-, foerage, broedgebied). Daarnaast wordt verwezen naar de cultuur (Zuiderzee- en inpolderinghistorie, visserij en dijken)." In de MER Windpark Noordoostpolder stapt men af van deze kernkwaliteiten en wordt er dus geen rekening gehouden met de Integrale Visie IJsselmeer gebied. Antwoord: In het MER wordt uitgebreid ingegaan op de effecten van het voornemen op natuur. Naar aanleiding van de zienswijzen en het advies van de Commissie m.e.r. zijn de verschillende deelrapporten over natuur samen gevoegd tot één passende beoordeling, die is opgenomen in de Aanvulling MER. Hierbij zijn op een aantal punten aanvullingen gemaakt. In haar advies geeft de Commissie m.e.r. aan de conclusie over de passende beoordeling te delen. Zie ook de beantwoording van 7a
24 z
Daarnaast vindt ik dat de Windkoepel aan het door het kabinet beschreven kernwaardes van het IJsselmeer, namelijk duisternis, rust en openheid, voorbij gaat. Doordat de molens van verlichting moeten worden voorzien, om lucht- en scheepsvaart te waarschuwen, zal er van de kernwaarde duisternis weinig overblijven. Het IJsselmeer en omliggend gebied zal het slachtoffer worden van lichtvervuiling. De gezondheidsraad heeft op 30 november 2000 een advies over lichtvervuiling aan het kabinet geschreven. In dit advies wordt het effect van lichtvervuiling op mens en dier behandeld. Voor de mens valt volgens de gezondheidsraad niet uit te sluiten dat het effect heeft op de gezondheid. Over de gevolgen op dieren schrijft de raad dat het uitputting en uitsterfte tot gevolg heeft. Ook de oriëntatie van dieren wordt geschaad. Op dit punt, en ook dat van de overlast van misthoorns die op de molens geplaatst gaan worden, wordt naar mijn inzien in milieueffectrapportage te weinig ingegaan. Antwoord: Dit betreft de mogelijke verlichting op windturbines op de gondel. Deze rode verlichting bestaat uit een beperkt aantal puntbronnen, die niet leiden tot een verlies aan duisternis (er is geen 'airglow' zoals die veelal bij kassen is te zien). Deze leiden niet tot desoriëntatie van dieren. In bijlage E3 is bijvoorbeeld ook geconcludeerd voor vleermuizen dat eventuele verlichting insecten nauwelijks zal aantrekken. Derhalve is er naar verwachting geen aantrekkingskracht op vleermuizen waardoor er geen verhoogd aanvaringsrisico optreedt.
24 za
Het open en rustige karakter van het IJsselmeer gebied wordt door de molens sterk aangetast. Door het plaatsten van molens van 196 meter hoog op de kusten en in het water aan de rand van het IJsselmeer, worden deze kernwaarden teniet gedaan. In de milieueffectrapportage wordt een zichtbaarheid van 40-46 kilometer van de molens aangehouden. Op het effect van deze zichtbaarheid, en dus horizon vervuiling van zo'n groot gebied wordt in de milieueffectrapportage ten onrechte niet ingegaan. De stichting voor Verantwoord Beheer van het IJsselmeer geeft in haar visie op het IJsselmeer gebied dan ook duidelijk aan dat ze een open IJsselmeer niet kan verenigen met windmolens. Net zoals de Waddenzee is uitgesloten als locatie voor windmolens zou het IJsselmeer dat ook moeten zijn, zeker voor windmolens van deze grote. De omvang van dit project is te groot voor de geplande locatie. Het is onverantwoord om zo'n groot gebied op te offeren. Ook binnen de politiek van de gemeente Noordoostpolder begint dit nu door te dringen. Antwoord: Het MER (Algemeen Deel, §4.5.3 en §9.10) gaat in op de zichtbaarheid van de windmolens. De windmolens zoals deze aan de Noordermeerdijk buitendijks worden geplaatst zijn theoretisch tot 40 km afstand zichtbaar. Door o.a. kimduiking en weersomstandigheden is de zichttijd in de praktijk minder. In bijlage H.4 wordt in een viewshed aangegeven hoeveel windmolens zichtbaar zijn gedurende welk percentage van de tijd. De Commissie m.e.r. bevestigt in haar advies dat het MER voldoende materiaal bevat om een goed beeld te geven van het aanzicht en de zichtbaarheid van het windpark
36
24 zb
Deltaplan Vervolgens wil ik nog opmerken dat ik in de milieueffect rapportage geen verwijzing zie naar het deltaplan. Op termijn wordt het waterpijl in het IJsselmeer verhoogd, het gevolg van deze verhoging op de molens, of de maatregelen die hiervoor genomen worden, staan niet in de milieueffectrapportage vermeld. Antwoord: Zie de beantwoording van 11a
24 zc
Ook vind ik het ongepast dat de minister de geluidsnormen wil oprekken om het park mogelijk te maken. De regels zijn er toch om de burgers te beschermen, en niet om de aangepast te worden om projecten van deze omvang mogelijk te maken, regels zijn er om te worden nageleefd, en niet om te worden aangepast als ze even te lastig zijn. Antwoord: De nieuwe normstelling is gebaseerd op de huidige praktijk bij reeds gerealiseerde windparken.
24 zd
Cultuur Historische waarde: Op 30 juni 2007 werd Urk door de ministers Plasterk en Cramer, op grond van de Monumentenwet, aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het Windpark Noordoostpolder zal door zijn omvang en ligging onmiskenbaar een enorme impact hebben op het beschermde dorpsgezicht van Urk (zie brief minister Plasterk over windpark). In het plangebied van de turbines komen drie bijzondere 'landschappen' samen. Ten eerste is dat het stille, natte hart van Nederland, het IJsselmeer. Tot nu toe is dat 's nachts ook het enige donkere gebied in Nederland, maar helaas komen bovenop de turbines knipperlichten, dus echt donker zal het nergens meer worden. Hiervoor is geen aandacht in MER, de effecten zijn niet duidelijk. Ten tweede rijst uit het IJsselmeer de keileembult op, ontstaan in de voorlaatste ijstijd. Hierop ligt de oude, historische dorpskern van Urk met de vuurtoren als hoogste punt. Een zeer bijzonder beeldkenmerk dat zichtbaar is tot in de wijde omgeving. Ten derde grenst een deel van het oude eiland aan het laaggelegen, unieke, geometrische polderlandschap van de Noordoostpolder (Belvederegebied). De komst van extreem hoge en dominante turbines vernietigt dit in een lange geschiedenis ontstane landschapsspel. In de MER wordt dit spel, het samenkomen van drie unieke landschappen, buiten beschouwing gelaten. Aan Urk als landschap wordt vreemd genoeg geen aandacht geschonken, terwijl de turbines er dicht bij worden geplaatst. De unieke waarde van de historische kern van Urk, met beeldkenmerken als de vuurtoren en het Kerkje aan de Zee zijn totaal vergeten. Ook zijn er geen visualisaties gemaakt, die de relatie tussen die beeld kenmerken en de extreem hoge turbines duidelijk weergeven. In pargraaf 5.5 van het deel 'Westermeerdijk binnen' staat: "Gezien de afstand van het windpark tot Urk hoeft voor interferentie met het historisch aanzien van Urk niet gevreesd te worden. "Een losse bewering die kant noch wal raakt en niet valt te staven. Dat doet de MER dan ook niet. In het deel Zuidermeerdijk staat een vergelijkbare loze opmerking. Op 11 april 2009 ging de Tweede Kamer akkoord met een motie (Zijlstra), die opriep om het dorpsgezicht van Urk te sparen en de turbines niet in de buurt van Urk te bouwen. Deze motie is niet verwerkt in de MER. De turbines worden tot op 750 meter (Zuidermeerdijk) en 1600 meter (Westermeerdijk) van Urk geplaatst. Dat minister Plasterk zijn collega's van EZ en VROM heeft gevraagd bijzonder alert te zijn op de gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, ook buiten het directe begrenzingsgebied van het beschermde dorpsgezicht, en die ten volle mee te wegen (brief Plasterk aan B&W van Urk d.d. 7 april 2009) heeft bij de opstelling van de MER geen enkele rol gespeeld. De cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het beschermde dorpsgezicht van Urk wordt in paragraaf 5.6 van het Algemeen Deel en in de delen Westermeerdijk en Zuidermeerdijk met enkele korte zinsneden afgedaan, omdat de bescherming zich zou beperken tot het dorp Urk en niet tot de omgeving. Strikt genomen geldt de Monumentenwet alleen de monumenten zelf, en voor beschermd dorpsgezicht geldt het begrenzingsgebied, maar jurisprudentie toont aan dat ook de omgeving van invloed is op monumenten. De rechter kan op basis van de Monumentenwet bouwvergunningen verbieden voor bouwwerken die impact hebben op een monument. In de MER ontbreekt een onderzoek naar de impact van de turbines op het beschermde dorpsgezicht van Urk. In de MER (blz. 24, Algemeen deel) is te lezen dat men niet kiest voor plaatsing van turbines naast beschermd natuurgebied, omdat rechtspraak (o.m. uitspraak Raad van State inzake Emmapolder) heeft aangetoond dat dat kan leiden tot
37
aantasting van beschermd gebied. Deze redenering zou ook moeten worden gevolgd ten aanzien van beschermd dorpsgezicht. Er is geen aandacht voor de hoogte van de turbines en de effecten daarvan. Met bijna 200 meter worden de turbines de hoogste bouwwerken van Nederland. Tot in de verre omgeving zullen ze domineren. De effecten van deze hoogte zijn niet goed onderzocht. Omstandig wordt in de MER uitgelegd wat de grote cultuurhistorische en landschappelijke waarde van de Noordoostpolder is (beleidsmatig beschermd door Nota Belvedere, Omgevingsplan Flevoland en Kwaliteitskaart Noordoostpolder-Urk). Men stelt dat windturbines invloed hebben op de relatie tussen lijnen en landschappelijke structuren en de ruimtelijke kwaliteit (paragraaf 5.6.2). Hoe de negatieve invloed van de turbines (hoge verticale lijnen) Op de horizontale landschapslijnen zou moeten worden beperkt, wordt niet duidelijk. Slechts wordt gesteld dat de initiatiefnemers van het windpark 'op creatieve wijze' inhoud willen geven aan 'behoud door ontwikkeling', zoals Belvedere vereist. Dit is onacceptabel. Een grote onderlinge afstand tussen de molens heeft volgens de MER de voorkeur want dat heeft de minste invloed op de openheid van het polderlandschap (paragraaf 4.5.2). Ook dit is een niet onderbouwde suggestie. Het is ook erg afhankelijk vanaf welk punt je naar het park kijkt. De MER erkent dat het om een veronderstelling gaat, waarover de meningen kunnen verschillen. Men lijkt zelf al te twijfelen, want, zo staat er, "als de windturbines dichter bij elkaar staan hebben ze meer een begrenzend effect in de beleving" (Korte Samenvatting blz. 12). Dit betekent dat het dan echt een hek lijkt waar je achter woont. Vanaf Urk gezien is die onderlinge afstand van geen enkele invloed, de turbines vormen dan sowieso een hekwerk. Onafhankelijk onderzoek is nodig. Ook andere uitspraken worden niet onderbouwd, zoals de stelling dat het verschil in hoogte tussen de diverse typen molens nauwelijks waar te nemen is en de stelling dat grotere molens doordat ze langzamer draaien visueel een rustiger beeld geven. Voor zo'n stelling ontbreken onderzoeksgegevens en voor zover die er al zijn, zijn ze aanvechtbaar omdat een park van deze omvang en dit type enorme molens nog nergens bestaat. De MER geeft het zelf al aan in paragraaf 7.2.4 (deel Westermeerdijk binnen): "gelet op de schaal van de te hanteren windturbines kan geen sprake meer zijn van het inpassen van de windturbines in het landschap". Men wordt echter wel geacht deze zgn. mitigerende maatregel uit te voeren. Antwoord: De commissie m.e.r. bevestigt in haar advies dat het MER voldoende materiaal bevat om een goed beeld te geven van het aanzicht en zichtbaarheid van het windpark. Voorts geldt dat het IJsselmeer niet "donker" is in die zin dat lichtbronnen als de vuurtoren van Urk, straatverlichting, sluizen en de Houtribdijk ook nu zichtbaar zijn vanaf het IJsselmeer. De lichtpunten op de windturbine voegen daar slechts in beperkte mate lichtbronnen aan toe. 24 ze
De visualisaties deugen niet. Het initiatiefnemers van windpark Noordoostpolder hebben de politiek weten te overtuigen met behulp van visualisaties die niet deugen. 1. Het landschap is gefotografeerd met een groothoeklens, die een sterk verkleinend effect heeft ten opzichte van de fysieke waarneming vanaf hetzelfde gezichtspunt. 2. Als lichtsterkte is gekozen voor de gemiddelde lichtsterkte gedurende het hele jaar. Zomer en winter, maar ook dag en nacht. Resultaat is een vaag, omfloerst beeld van de turbines, zonder duidelijke contouren, dat in geen verhouding staat tot de werkelijke fysieke waarneming van mensen. 3. Een rapport van de Technische Universiteit Delft moet de schijn opwekken dat de visualisaties betrouwbaar zijn. Echter, dit onderzoek is louter gericht geweest op de afmetingen van de turbines ten opzichte van de gebruikte foto's. Al met al geven de visualisaties een verre van waarachtig beeld. De meeste mensen zijn sterk visueel ingesteld en dergelijke visualisaties hebben dan ook een enorme invloed op de kijker. Politici zijn hierdoor in een verkeerde richting gestuurd. Antwoord: De deugdelijkheid van de visualisaties is gecontroleerd door de TU Delft. In de Aanvulling MER heeft de initiatiefnemer specifiek voor de effecten op Urk van verschillende standpunten visualisaties bij elkaar geplaatst op groter formaat. De Commissie m.e.r bevestigt in haar advies de bevindingen in het MER op dit punt.
38
24 zf
De viewsheds die de zichtbaarheid van de turbines vanuit het omliggende landschap moeten weergeven, zijn geprojecteerd op een vrijwel onzichtbare kaart. Hierdoor is niet te zien dat juist vanuit het historisch en gevoelsmatig belangrijkste deel van Urk, het deel nabij het IJsselmeer, het gezicht op de turbines 100 % is. Antwoord: In bijlage H4 is ook een viewshed opgenomen vanuit de vuurtoren Urk waarop te zien is hoeveel windmolens van daaruit te zien zijn en de belemmeringen die deze molens geven op het uitzicht over het IJsselmeer. Deze viewsheds zijn ook opgenomen in de Aanvulling MER.
24 zg
Geluidsoverlast. Als omwonende maak ik me ernstig zorgen over de geluidsoverlast die het Windpark Noordoostpolder mogelijk tot gevolg zal hebben. In de Startnotitie Noordermeerdijk Binnen staat in hoofdstuk 5: Verkenning van milieueffecten: "Het merendeel van het buitengebied van de Noordoostpolder wordt gekenmerkt door relatieve stilte. Het beleid met betrekking tot geluidshinder is met name gericht op het voorkomen van geluidshinder, door geluidshinder vroegtijdig te betrekken bij nieuwe ontwikkelingen". Navraag bij Gemeente Noordoostpolder leert dat de geldende norm voor geluidsbelasting op onze woningen 32 DB was. Een norm die kon worden gecontroleerd en waarop zou worden gehandhaafd, zo werd ons gezegd. Nu blijkt dat die geldende norm een niet te nemen hindernis was voor de molenbouwers, want hun turbines produceren tien keer zoveel geluid als in deze norm was toegestaan. Antwoord: Zie de beantwoording van 24zc
24 zh
In de startnotities van 11 maart 2004 stond een planning die aangaf dat in september 2004 de MER gepubliceerd zou worden. Het heeft 5 jaar langer geduurd voordat dit mogelijk werd. Pas nadat Minister Cramer de initiatiefnemers begin oktober dit jaar te hulp schoot door (te proberen) een AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) door de Kamer aangenomen te krijgen. In deze AmvB besluit de Minister om in het hele land de geluidsnormen alleen voor windturbines te verhogen naar 47Lden. Een maat die meer dan 10 keer meer lawaai toestaat dan nu nog het geval is (en niet is te controleren en waarop dus niet (meer) kan worden gehandhaafd). Hiermee wordt ik als omwonende uitgeleverd aan onbeperkte geluidsoverlast van windmolens. Het is volstrekt duidelijk dat de molenbouwers in de Noordoostpolder hierop hebben gewacht, want vrijwel op hetzelfde moment dat de Minister deze Maatregel publiceerde werd hun MER openbaar, met daarin een geluids-paragraaf die aangaf dat de parken precies die 47 Lden zullen gaan produceren. Dit terwijl er nergens in het MER een regel staat over de milieueffecten die deze verhoging van de geluidsnorm zal veroorzaken. Antwoord: Zie de beantwoording van 24zc
24 zi
De duidelijke opdracht die in de Richtlijnen wordt gegeven om alternatieven aan te geven voor de plannen wordt in de MER ook niet uitgevoerd. De enige keus die wordt aangeboden is tussen meer kleinere of minder grote turbines, die in beide gevallen bijna evenveel geluidsoverlast veroorzaken. Hier is dus ook geen sprake van een alternatief. Antwoord: In §9.4 worden de redelijke alternatieven voor de verschillende molenvarianten beschreven. De opwekkingscapaciteit van ongeveer 450 MW is hierbij uitgangspunt geweest. Type molens die op het voorziene oppervlak niet een vergelijkbare capaciteit kunnen realiseren zijn derhalve niet opgenomen als een redelijk alternatief.
24 zj
Ook zou ik willen dat meer aandacht geschonken wordt aan het rapport van ir. Frits van den Berg, Natuurkundewinkel Rijksuniversiteit Groningen, februari 2002 Ik vind dat de uitkomsten van het "Hoge molens vangen veel wind" van de Rijksuniversiteit Groningen waaruit blijkt dat tot op 2 kilometer van een grote windmolen overlast kan ontstaan onvoldoende in de MER rapportage naar voren komt.
39
Antwoord:
Het onderzoek van de heer Van den Berg heeft betrekking op windschering. In het Algemeen deel van het MER is in §4.8 aangegeven dat wordt uitgegaan van de nieuwe Lden-maat. Voordeel van de nieuwe rekenmethode die bij de nieuwe norm wordt toegepast is dat deze beter rekening houdt met het zogenaamde effect van „windschering . Windschering is het effect dat in de nachtperiode, als de windsnelheid op maaiveld laag is en er dus weinig achtergrondgeluid is van de wind, op grote hoogte de wind nog wel hard kan waaien (op hoogte, 80 tot 100 meter, waait de wind veel constanter).
24 zk
Het hier hoger gememoreerde wetenschappelijk onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen staat niet op zichzelf. Uit divers wetenschappelijk onderzoek uit andere landen blijken eveneens de negatieve effecten. Uit Amerikaans onderzoek blijkt onder meer het Wind Turbine Syndrome, waarbij de volgende symptomen tot twee a drie kilometer van hoge windmolens kunnen optreden: slaapproblemen, migraine, duizeligheid, misselijkheid, evenwichtsproblemen, uitputting, ongerustheid, boosheid, irritatie, depressie, concentratie- en leerproblemen, Tinnitus (piepend geluid in de oren). Uit uitgebreid wetenschappelijk Brits onderzoek blijken vergelijkbare negatieve, ronduit schokkende effecten op de gezondheid. De Nederlandse nationale gezondheidsraad pleit naar aanleiding van de negatieve effecten van onder meer windturbines, voor diverse beschermingsmaatregelen, onder meer ten bate van de diverse risicogroepen, zoals mogelijke hartpatiënten, zwangere vrouwen etcetera. Windmolens vormen mogelijk een gevaar voor de gezondheid. Het geluid en de trilling zorgen onder meer voor een groei in hartziekten, migraine, paniekaanvallen en andere gezondheidsproblemen, volgens een Amerikaans arts. De Amerikaanse arts Nina Pierpont uit New York heeft volgens de Britse krant The Independent het windturbine syndroom (WTS) ontdekt. Meer dan vijf jaar lang heeft ze de symptomen bestudeerd van mensen die in de buurt van een windmolen wonen in de Verenigde Staten, Groot-Brittannie, Italie, lerland en Canada. Het lage gebrom van de windmolen is de oorzaak van de symptomen; daar zijn onze oren te gevoelig voor, zo concludeert Pierpont in haar onderzoek. Problemen die daardoor ontstaan variëren van rillingen, nervositeit, angst, vluchtdrang, een drukkend gevoel op de borst, nachtmerries en andere lasten. Hoewel ze stelt dat niet iedereen in de buurt van een windmolen gevaar loopt, is er volgens de arts sprake van een nieuw gezondheidsrisico. Ze vindt dat windmolens voortaan op minstens twee kilometer afstand van woonhuizen geplaatst moeten worden. De windindustrie ontkent de gevaren van windmolens. Dit onderzoek is in de MER onderbelicht en verdient meer aandacht. Antwoord: Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de gezondheidseffecten van windturbines. De resultaten van deze onderzoeken spreken elkaar tegen. De onderzoeken van Pierpont hebben plaatsgevonden in een zeer beperkte groep van 38 personen. Deze groep is te klein om algemeen geldende conclusies te kunnen trekken. Voorts geldt dat in het MER slechts de gezondheidsgevolgen worden beschreven voor zover deze milieueffecten betreffen.
24 zl
Huizenprijzen. Na komst van het windmolenpark zullen we tegen enorme windmolens moeten aankijken. Wij ervaren dit als een verstoring van ons woon- en leefgenot en vragen om met onze bezwaren rekening te houden zodat deze molens zo ver mogelijke uit het zicht van Urk worden geplaatst. Daling waarde onroerend goed. De afgelopen jaren heeft de Raad van State in een relatief korte periode planken vol met jurisprudentie gecreëerd over de vermindering van huizenprijzen na komst van windmolens. Deze daling kan zelfs tot 50% zijn. In ons dorp met ruim 18.000 inwoners verdeeld over 5000 huishoudens, zou dit rampzalige gevolgen kunnen hebben. Urk zou verder geïsoleerd worden met geen mogelijkheid tot interactie met de naburige gemeente waar de daling in huizenprijzen niet optreedt. In combinatie met de sanering van de IJsselmeervloot en afname van toerisme, zou dit de nekslag voor het eens zo floriserende Urk zijn. Afgezien van het feit dat ons woongenot wordt verstoord, zijn wij ook bang dat de waarde van onze woning aanzienlijk zal dalen. Een van de charmes van een woning in in het oude dorp is dat het zo dicht bij het IJsselmeer staat. Als het uitzicht wordt verpest zal de waarde van de woning dientengevolge dalen. Jurisprudentie heeft aangetoond dat plaatsing van
40
windmolens de waarde van huizen in de omgeving doet dalen. Windturbines maken woningen in de buurt minder aantrekkelijk, voor bewoners zowel als voor kopers. Wat de onafhankelijke bureaus hierover ook beweren, de praktijk leert anders; huizen staan veel langer te koop dan voorheen, en brengen ook minder op. Op grond van de hierboven door mij aangedragen kritiek verzoek ik u het MER aan te passen en waar nodig aanvullend onderzoek uit te voeren. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h 24 zm
Lichtvervuiling: Lichtvervuiling is in toenemende mate een probleem in Nederland. Het overvloedig verlichten van allerhande plaatsen veroorzaakt ecologische schade. Nachtverlichting, zoals verlichting van snelwegen en straten, gebouwen, objecten en assimilatieverlichting in de glastuinbouw, kan het biologische dag- en nachtritme van mensen en dieren verstoren. Planten worden beïnvloed in hun groeiwijze. Ook astronomische waarnemingen worden erdoor bemoeilijkt. De Nederlandse nacht wordt elk jaar drie tot vijf procent lichter. Echte duisternis is bijna niet meer te vinden in Nederland. Lichtvervuiling ontneemt bijna de helft van de Nederlanders het zicht op de sterrenhemel en nachtdieren raken in de war van de lichte nachten. Nederland is inmiddels een van de meest verlichte landen ter wereld. Het IJsselmeer is het donkere hart van Nederland. Nergens vindt men in Nederland zo'n groots, open, donker en stil landschap, zonder storende elementen. Als het windmolenpark af is, worden 's nachts de knipperende lichten op de toppen het meest in het oog vallende element, te zien op 50 km afstand, oftewel rondom het IJsselmeer. Na ingebruikstelling van het Windpark zullen omwonenden en waterrecreanten niet langer de sterrenhemel kunnen zien. De heldere hemels waar het IJsselmeer om bekend staat zullen tot het verleden behoren. Mogelijk wordt hun bioritme van omwonenden verstoord door de aanwezigheid van knipperlichten bovenop 93 windturbines. Nachtdieren zullen in de war raken. Met name vleermuizen zullen gedesoriënteerd raken. Verschillende waarnemingen en anekdotisch bewijs suggereren dat licht een belangrijke verstoringsbron kan zijn langs bestaande vliegroutes. Verlichting die wordt geplaatst nabij vliegroutes kan de connectiviteit van een netwerk aantasten. Deze verstorende effecten traden al op bij lage waarden van lichtintensiteit die slechts iets boven natuurlijke waarden van lichtintensiteit 's nachts lagen. Dit suggereert dat meervleermuizen erg gevoelig zijn voor verhoogde waarden van lichtintensiteit (Bron: Dries P.J. Kuijper, Jasper Schut, Diederik van Dullemen, Hanne Toorman, Noreen Goossens, Janne Ouwehand & Herman J.GA Limpens, 2008. Experimental evidence of light disturbance along the commuting routes of pond bats (Myotis dasycneme), gepubliceerd in Lutra 51 (1).) Desondanks noemt de MER geen gegevens over de mate van lichtvervuiling die het windpark zal opleveren. Antwoord: In het MER zijn de effecten van verlichting op vleermuizen onderzocht, zie bijlage E3 van het MER. Voor de overige effecten van verlichting, zie de beantwoording van 7a.
24 zn
Aardkundige waarden: Speciale aandacht vraag ik voor de aardkundige waarden (Algemeen Deel paragraaf 5.6.4). Het MER neemt het IJsselmeer niet mee, omdat dit niet is aangewezen als aardkundig waardevol gebied. Het is echter bij alle geologen bekend, en het zou dus ook bij de opstellers van het MER bekend moeten zijn, dat buitendijks een grote voortzetting ligt van het (wel genoemde) geologisch reservaat P. van der Lijn. Dit reservaat is van zeer grote, internationale waarde. De buitendijkse voortzetting, de Vormt genoemd, is al sinds de Middeleeuwen bij de scheepvaart berucht als steenrif door de enorme eindmorene-keien die hier liggen. Antwoord: Zie de beantwoording van 2c
41
24 zo
Onrechtmatig subsidieverstrekking. Op 17 november 2009 stelde de overheid een ongeëvenaarde subsidie voor Windpark Noordoostpolder vast. In totaal wordt een subsidiebedrag van maximaal 880 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de looptijd van 15 jaar. Daarnaast wordt een investeringssubsidie vanwege het "innovatieve" karakter van het park beschikbaar gesteld van 104 miljoen euro en maximaal 116 miljoen euro. Dit betekent dat voor elke van de geplande 93 turbines ruim 1 miljoen euro per stuk wordt toegewezen. Ik acht dit bedrag disproportioneel en ben zeer verontrust dat ik als belastingbetaler in een dergelijke mate moet bijdragen aan een windpark dat ik als een grote aantasting van mijn leefmilieu beschouw. Het geld is afkomstig uit de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie 2009, bedoeld voor 'iedereen die duurzame elektriciteit of gas gaat produceren'. 'Duurzame energie is energie opgewekt uit natuurlijke bronnen als wind, zon en hout. De SDE-regeling stimuleert in 2009 fotovoltaïsche zonnepanelen, windmolens op land, waterkrachtinstallaties, afvalverbrandingsinstallaties, riool en afvalwaterzuiveringsinstallaties, winning van stortgas en verbranding, vergisting en vergassing van vaste of vloeibare biomassa', aldus informative op de SDE website. Door een disproportioneel aandeel van de subsidie aan te wenden voor Wind op Land wordt de subsidieregeling mijns inziens misbruikt. Andere vormen van duurzame energieopwekking krijgen nauwelijks de kans om zich te ontwikkelen (zie punt 2). Minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken gaat de regeling zelfs voor dit doel aanpassen. In een brief aan de Tweede Kamer gedateerd 17 november 2009 schrijft zij: ‘ Gezien de stand van zaken en de inhoud van de uitgebrachte adviezen heb ik het voornemen om in december van dit jaar een aanwijzingsregeling op grond van het Besluit SDE te publiceren voor grootschalige windprojecten op land met daarin twee categorieën: 1. Windmolens op land met een vermogen groter dan of gelijk aan 6 MW. Hiervoor gaat gelden een basisbedrag van € 0,096 per kWh voor maximaal 3.095 vollasturen per jaar gedurende 15 jaar. 2. Windmolens near shore in gemeentelijk ingedeelde wateren, met een vermogen groter dan of gelijk aan 3 MW, maar kleiner dan of gelijk aan 5 MW. Hiervoor gaat gelden een basisbedrag van € 0,121 per kWh voor maximaal 3.118 vollasturen per jaar gedurende 15 jaar. ' Het project wordt geschaard onder de noemer "Wind op land". Dit is echter onjuist; zo'n 70% van de turbines worden in het water, in het beschermde IJsselmeer geplaatst. Deze turbines omschrijft de Minister als 'windmolens near shore'. De keuze voor turbines op het water maakt de aanleg van het park onnodig kostbaar: de plaatsing van turbines in het water is veel duurder dan die van landturbines. Ik beschouw dit als oneigenlijk gebruik van de SDE regeling en van mijn belastinggeld. Antwoord: Zie de beantwoording van 23a. Voor dit windpark bleken de bestaande categorieën binnen de SDE niet afdoende zijn. Er zijn daarom twee nieuwe categorieën voor grootschalige windparken binnen de SDE geopend. Het bevoegd gezag beschouwt dit niet als oneigenlijk gebruik.
24 zp
Onvoldoende aandacht voor andere vormen van duurzame energieopwekking. In de wetenschap is de rendabiliteit van windenergie omstreden. Toch blijft de overheid halsstarrig vasthouden aan een plan dat slechts 0,1% bijdraagt aan onze totale nationale energiebehoefte. Dit terwijl er vele rendabelere vormen van duurzame energie beschikbaar zijn. Ook de locatie van Windpark Noordoostpolder (Noordoostpolder en Urk) is zeer geschikt voor talloze vormen van duurzame energieproductie die voor geen of minder maatschappelijke onrust zorgen. Ik verzoek u aanvullend onderzoek te verrichten naar alternatieve vormen van duurzame energieproductie alvorens tot de bouw van een windpark over te gaan. Ik noem de volgende vormen van energieopwekking: 1. Getijdenenergie: Getijdenenergie is energie die wordt gewonnen door gebruik te maken van het verschil in waterhoogte tussen eb en vloed. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van golfslag energie, dit is een andere technologie. Op plaatsen waar er voldoende hoogte verschil is bij eb en vloed is het mogelijk om bij hoog water het niveau achter een dam te verlagen en dit bij laag water via turbines gekoppeld aan generators terug te laten lopen. Er zijn diverse opstellingen getest met getijdenenergie. Daar wordt geen water achter een dam opgeslagen maar er wordt gebruik gemaakt van de aanwezige stroming. Er zijn ook turbines die de plaatselijke stroming verhogen door middel van venturi-buizen waarmee
42
ook het vermogen wordt verhoogd. De limitering waarmee het vermogen kan worden vergroot vindt zijn beperking in de constructie. Recente technologische ontwikkelingen hebben deze constructieve nadelen niet zodat hiermee elektriciteit kan worden geproduceerd met een groot vermogen tegen relatief lage investeringskosten. Eventuele locatie: de Deltawerken in Zeeland, Waddenzee, Noordzee 2. Blauwe Energie: De ontmoeting van zout en zoet water levert stroom op als het langs een speciaal membraam wordt gevoerd. iedere m3 zoet water die per seconde de zee in stroomt, levert 1 MW vermogen op. In ons land stroomt er elke seconde 3300 m3 zoet water in de zoute zee. 3300 m3 is gelijk aan 3300 MW dit staat gelijk aan circa zes traditionele kolencentrales. Eventuele locatie: de Afsluitdijk 3. Zonne energie: In Nederland schijnt de zon voldoende om zonneboilers en zonnepanelen te laten werken. Zonne energie is oneindig beschikbaar en de ontwikkeling van zonnepanelen is in een stadium dat deze in vele vormen en toepassingen beschikbaar zijn. Eventuele locatie: Dijken, daken van gebouwen, woonhuizen van Urk, Noordoostpolder en elders. 4. Aardwarmte: Aardwarmte is zogeheten thermische energie: energie in de vorm van warmte. Het zit in de buitenste laag van de aardkorst (tot zes kilometer diep). In Nederland wordt gebruik gemaakt van zonnewarmte die de aarde tot 100 meter diep heeft opgewarmd. Met een bodemwarmtewisselaar en een warmtepomp is deze warmte bruikbaar voor ruimteverwarming. Met twee boorgaten tot maximaal vijf kilometer diep kan er op elke willekeurige plek in Nederland energie worden onttrokken aan het hete en stenige binnenste van de aardbol. Een stuk steen (km3 ) met koud water afkoelen van 2500°C tot 1000°C levert evenveel energie op als 40 miljoen olievaten. Eventuele locatie: (nieuw)bouwwijken, bedrijventerreinen in Urk, Noordoostpolder en elders 5. Biomassa: Energie uit biomassa wordt opgewekt door verbranding, vergassing of vergisting van organische materialen. Dat zijn hout, groente- fruit- en tuinafval, maar ook plantaardige olie, mest en (delen van) speciaal geteelde gewassen. Op Urk is, door de aanwezigheid van grootschalige visindustrie, veel visafval beschikbaar. In combinatie met het afval van de vele boerenbedrijven, zowel landbouw als veehouders, in de Noordoostpolder vormt dit een ideale grondstof tot het verkrijgen van energie uit biomassa. Eventuele locatie; Polders, landbouwgebieden. Verder wil ik u wijzen op het punt Alternatieve locaties. Antwoord: Zie de beantwoording van 23a. Niettemin worden ook andere vormen van duurzame energie door het kabinet gestimuleerd met de SDE, zoals biomassa, waterkracht en zonnepanelen. Zonneboilers en warmtepompen worden via een andere regeling gestimuleerd. Het windpark hoeft deze vormen van duurzame energieopwekking in de Noordoostpolder veelal niet in de weg te staan. 24 zq
Afweging op Rijksniveau: De uitgevoerde onderzoeken zoals in het MER weergegeven beperken zich tot alternatieven in het IJsselmeergebied en alternatieven in de Noordoostpolder. Het Windpark Noordoostpolder wordt echter van nationaal belang geacht, waarom ook de Rijkscoördinatieregeling van toepassing is verklaard en een Rijksinpassingsplan wordt voorbereid (Algemeen Deel MER paragraaf 1.4). Ons inziens dient dan ook op nationale schaal een afweging te worden gemaakt van mogelijke alternatieve locaties. Dit is niet gebeurd. Kort samengevat hechten wij er aan gezien het wel als project van nationaal belang wordt bestempeld dat er op nationaal niveau een afweging van alternatieven zal plaatsvinden. Ons wordt niet duidelijk op basis van welke criteria het op landelijk niveau zoekgebied wordt bepaald anders dan dat het plan er al lag en dat daarbij is aangesloten. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
43
24 zr
Windpark in het IJsselmeergebied. Er wordt in de MER voor gekozen om de locatieafweging voor een grootschalig windpark als het Windpark Noordoostpolder toe te spitsen op de voor de beoordeling van de natuur- en milieueffecten relevante locaties in en rond het IJsselmeergebied. Wij zijn van mening dat de argumenten om binnen het IJsselmeergebied te kiezen voor de locatie van Noordoostpolder onvoldoende hout snijden. Ons is niet gebleken dat er een zorgvuldige afweging van redelijke alternatieven heeft plaatsgevonden. Groot bezwaar tegen de onderbouwing van de locatiekeuze is dat er gebruik wordt gemaakt van een zg. doelredenering. Het plan voor een windpark was er al (bedacht door buurgemeente Noordoostpolder) en het Rijk is hier bij aangesloten. Echter bij de oorspronkelijke locatiekeuze zijn maar een beperkt aantal aspecten meegewogen namelijk die aspecten die voor de gemeente Noordoostpolder van belang waren. Bij de oorspronkelijke plannen werd de aanwezigheid van Urk over het hoofd gezien en dientengevolge ook niet meegewogen. Dit gegeven wordt treffend geïllustreerd door de nota van alternatieven van 15 juli 2005 waarin het woord Urk niet eens voorkomt. Vervolgens sluit het Rijk aan bij de plannen van gemeente Noordoostpolder, sluit dus aan bij de onjuiste afweging van alternatieven en belangen en verdubbelt vervolgens het aantal megawatt voor windmolens. Wij vinden dit geen zorgvuldig besluitvormingstraject wat van een Rijksoverheid mag worden verwacht. Daarnaast zijn wij van mening dat bij de overwegingen in de MER bij de afweging van locaties binnen het IJsselmeergebied (paragraaf 2.5 MER) ook de nodige vraagtekens te zetten zijn. Wij zullen deze vraagtekens één voor één schetsen: Antwoord: Zie de beantwoording van 2a. In de Aanvulling MER is een nadere beoordeling voor het effect op het beschermde dorpsgezicht van Urk opgesteld. Hieruit blijkt dat het rechtstreekse zicht op Urk vanaf het IJsselmeer en de Ketelbrug weliswaar geflankeerd wordt door windturbines, maar dat Urk wel ongehinderd zichtbaar blijft. Ook de Commissie m.e.r. heeft dit geconstateerd.
24 zs
Keuze voor Flevoland en provinciaal beleid: Flevoland is landelijk gezien de provincie waar veruit de meeste windenergie wordt geproduceerd (verwijzing naar tabel in zienswijze). In Flevoland zijn de afgelopen jaren steeds meer nieuwe windmolens zijn neergezet. In de loop der jaren is in het uitzicht van Urk de een na de andere windmolen verschenen. De Urkers hebben tot nu toe nooit grote bezwaren gemaakt over het grote aantal windmolens in hun leefomgeving. Wat overigens niet wil zeggen dat het niet als vervelend werd ervaren dat het zicht op het IJsselmeer meer en meer werd verstoord. Flevoland heeft dus mede dankzij de coöperatieve opstelling van de Urkers de provinciale doelstelling voor windenergie ruimschoots gehaald en zelfs meer dan twee keer zoveel gerealiseerd. Kortom, de bewoners van Urk zijn dus best bereid hun steentje bij te dragen ten aanzien van duurzame energie en windenergie in het bijzonder. Wel begint nu het gevoel te ontstaan dat de leefkwaliteit van Urk onevenredig zwaar wordt belast. Antwoord: De provincie Flevoland wil nieuwe windparken stimuleren en faciliteren en met grotere windmolens, maar minder, meer energie genereren. Het windpark langs de dijken van de Noordoostpolder maakt hier onderdeel van uit. In de Aanvulling MER is een nadere beoordeling voor het effect op het aanzicht van Urk opgesteld.
24 zt
Landschap: In de nota Ruimte wordt aangegeven dat windmolens niet tot een "omheining" mogen leiden. Gezien de grote van de windmolens en de afstand van deze molens tot Urk en gezien het feit dat deze grote molens aan weerszijden van Urk worden geplaatst durven wij te stellen dat er sprake is van omheining van het eiland en dientengevolge wordt er aan een belangrijke voorwaarde van de Nota Ruimte door dit park niet voldaan. Daarnaast zijn de windmolens rondom Urk een aantasting van het historische dorpsgezicht van Urk. In de plannen wordt alleen de landschappelijke kwaliteit van Noordoostpolder meegewogen en niet de specifieke eigenheid van het landschap van Urk. Antwoord: In de Aanvulling MER is een nadere beoordeling voor het effect op het aanzicht van Urk opgesteld. Met het hanteren van een ruimte afstand tussen de lijnopstellingen (minimaal 1,6 km) Noordermeerdijk en Westermeerdijk wordt voorkomen dat er een omheiningseffect optreedt. Zie ook §4.5.2 (Algemeen Deel) van het MER. Ook de Commissie m.e.r. constateert dat het rechtstreekse zicht op Urk vanaf het IJsselmeer en
44
de Ketelbrug weliswaar geflankeerd zal worden door windturbines, maar dat Urk wel ongehinderd zichtbaar blijft. 24 zu
Natuur: In het kader van afweging van alternatieven wordt alleen een vergelijking op hoofdlijnen uitgevoerd. Globaal kan worden nagegaan of de locaties zich in belangrijke gebieden van vogels bevinden. Wat ons opvalt is dat er alleen in algemene zin wordt gekeken. Wij zouden graag een meer specifiekere afweging zien. Daarnaast valt op dat er geen waardering van de verschillende varianten wordt gegeven. Tot slot wordt bijvoorbeeld geen melding gemaakt van de zeldzame tweekleurige vleermuis die zich met name rondom het gebied van Urk begeeft. Antwoord: De afweging van de locaties heeft op hoofdlijnen plaatsgevonden. In tabelvorm is de waardering op diverse aspecten weergegeven in het MER. In de Aanvulling MER is een aparte passende beoordeling opgenomen. De effecten op vleermuizen, waaronder de tweekleurige vleermuis, worden in het MER beschreven.
24 zv
Hinder: Ten aanzien van hinder wordt de locatie bij Urk als neutraal neergezet. Echter, ten aanzien van hinder scoort de locatie bij Urk in de afweging van locaties veruit het slechtst. In de directe nabijheid van het park bevindt zich een relatief grote woonkern (18.000 inwoners). Dit gegeven wordt in de afweging helemaal niet meegenomen. Concluderend wordt in de paragraaf over hinder (blz. 25, paragraaf 2.5.1.) gemeld dat in principes voor alle locaties woningen op relatief grote afstand zijn gelegen. Wij vragen ons af waar deze stelling op gebaseerd is. Nergens anders in Nederland, Europa of in de wereld is een park van dergelijke omvang zo dicht bij een woongerneenschap geplaatst. Antwoord: Voor hinder in de vorm van geluid en slagschaduw, geldt voor de woonkern van Urk dat vanwege de afstand voldaan kan worden aan de geldende normen hiervoor, zoals ook meer in detail uitgewerkt in Hfdst. 9 van het MER.
24 zw
Scheepvaart: Ook hier wordt weer selectief een aantal argumenten naar voren gehaald en andere feiten juist weer achterwege gelaten waardoor niet van een zorgvuldige afweging kan worden gesproken. Om maar een punt te noemen: Het feit dat er een belangrijke vaargeul heel dicht langs het windmolenpark bij Noordoostpolder gaat wordt in de afweging niet betrokken. Antwoord: Bij de beoordeling van de diverse alternatieven is de ligging van vaargeulen betrokken, zoals blijkt uit figuur 2.3. Het windpark bevindt zich buiten de vaargeul. In de Aanvulling MER is in Hfdst. 7 de aanvaringskans opnieuw bepaald.
24 zx
In de afweging van de alternatieven wordt de impact van de plannen op de leefkwaliteit niet meegewogen. Dit vinden wij opmerkelijk aangezien het niet eerder is voorgekomen dat een park van dergelijke omvang zo dicht bij een relatief grote woongemeenschap is geplaatst. De minister van Economische Zaken merkt in haar brief over de financiering van het windmolenpark van 17 november 2009 op dat "een project met dergelijke zeer grote molens wereldwijd nog nergens op deze schaal is gebouwd". Wij mogen dan van de overheid verwachten dat er meer diepgaand onderzoek wordt gedaan naar de impact van deze molens op de leefkwaliteit van het gebied. Dit vinden wij in deze hele dikke MERrapportage niet terug. Antwoord: Leefkwaliteit kan worden bepaald aan de mate van hinder. Voor hinder in de vorm van geluid en slagschaduw, geldt voor de woonkern van Urk dat vanwege de afstand voldaan kan worden aan de geldende normen hiervoor, zoals ook in meer detail uitgewerkt in Hfdst. 9 van het MER. In de Aanvulling MER is in Hfdst. 5 de visuele invloed op Urk nader beoordeeld; het rechtstreekse zicht op Urk vanaf het IJsselmeer en de Ketelbrug zal weliswaar geflankeerd worden door windturbines, maar Urk blijft wel ongehinderd zichtbaar.
45
24 zy
Koppelen keuze locatie aan potentieel vermogen windpark: Er wordt uitgegaan van een park van 450 megawatt op een locatie in lijnopstelling of geclusterd. Gezien de grote impact van het project lijkt het ons redelijk om ook alternatieven af te wegen waar meerdere locaties die gezamenlijk 450 megawatt opleveren worden meegewogen. Daarnaast vragen wij waarom perse moet worden ingezet op 450 megawatt op een locatie. Zelfs in de oorspronkelijke plannen werd uitgegaan van 225 megawatt ( zie hiervoor ook de brief van de Wethouder van de Noordoostpolder Schutte). In de loop der tijd is de capaciteit steeds opgehoogd. Wat is de rationale achter deze keuze? Antwoord: Het is juist dat wordt uitgegaan van een vergelijkbare omvang van het initiatief (450 MW) bij de beoordeling van de redelijke alternatieven in §2.5 van het MER en de argumentatie hierachter zoals opgenomen in Hfdst. 2 van de Aanvulling MER. Met de omvang van 450 MW wordt getracht de locatie bij de Noordoostpolder (NOP) optimaal te benutten voor de opwekking van duurzame elektriciteit. Door de voortschreidende techniek zijn nu grotere molens en meer MW's mogelijk dan enkele jaren geleden. Uit de locatiestudie blijkt dat er in het IJsselmeer locaties beschikbaar zijn waar windparken van vergelijkbare omvang gerealiseerd zouden kunnen worden. Om een goede vergelijking te maken, zijn windparken van gelijke omvang vergeleken. Daarbij zijn meerdere locaties nodig om de doelstellingen te halen.
24 zza
In tabel 2.2. wordt een overzicht gegeven hoe de locaties scoren ten opzichte van de uitspraken in de Nota Ruimte. Wij zijn van oordeel dat deze tabel gezien het voorgaande niet correct is. Antwoord: Zie de beantwoording van 24zy
24
voor onderwerp 'veiligheid dijken' zie 2
25
Zie brief 24, onderwerp 'vleermuizenonderzoek'
26
Zie brief 24, onderwerpen 'plannen voor windpark', 'vleermuizen', 'effect op de mens', 'het belang van het IJsselmeer' en 'deltaplan'
27 a
Afstand tot de woning Domineesweg 36a. Gezien de plannen van de te bouwen windmolens aan de zuidermeerdijk komen de molens op een afstand van ongeveer 350 meter van onze woning af te staan. Onze woning staat op een afstand van +/- 75 meter vanaf de dijk waar wij vrij uitzicht op hebben en waarop volgens de plannen tussen de 8 en 12 molens van enorme afmetingen worden gebouwd tussen de ketelbrug en het punt waar de Domineesweg (N352) de dijk bereikt en op dat punt wonen wij. Antwoord: De afstand van de woning aan de Domineesweg 36 ten opzichte van het geplande windmolenpark is niet ca. 350 m. maar bijna 1000 m.
27 b
Geluidsoverlast: nadat de norm van geluidsoverlast bij windmolens door Minister Cramer met 4x is verruimd komt de getekende geluidscirkel volgens de tekening van de windkoepel nog steeds over de grens van ons erf waar dus ook onze woning op staat. Wat voor geluidsoverlast en problemen geeft dat ’s nachts in een woning waar 2 volwassenen en 5 kinderen in een leeftijd van 3 tot 12 jaar in leven. Misschien meer problemen op school? Volgens onderzoek hebben burgers die in een straal van tweeënhalve kilometer vanaf een windmolen wonen hier veel last en hinder van en dit zijn nog “normale” molens. Over wat voor straal/afstand praten wij dan van de geplande molens bij Urk die wel 2 tot 3x groter worden wordt de geluidsoverlast hier dan ook 2 tot 3x zoveel? Antwoord: Zie de beantwoording van 24zc
46
27 c
Waardevermindering woning: als de geplande molens op de Zuidermeerdijk doorgaan zal dit een negatief effect hebben op de waarde van onze woning van misschien wel 50% van de waarde die op dit moment nog aan de orde is of word de woning misschien wel onverkoopbaar, immers wie wil er nu wonen in een woning waar de leefomstandigheden gedomineerd worden door het monotome geluid van deze reusachtige windmolens en dan praten we nog niet eens over het uitzicht wat hiervoor verpest word. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
27 d
Natuur en milieu: Door onze locatie vlak aan de dijk genieten wij elk voor- en najaar van de vogeltrek. Duizenden trekvogels hun route langs de dijk volgen. Zullen de vogels de dijk nog blijven volgen als de molens er komen of zullen jaarlijks honderden slachtoffers onder de vogels vallen waaronder ook veel zeldzame vogels die op de rode lijst voorkomen. Antwoord: Er zullen slachtoffers vallen maar niet in die mate dat het voortbestaan van populaties in gevaar wordt gebracht. In §9.5 van het MER, op basis van bijlage E1, zijn de verwachte aantallen aanvaringsslachtoffers onder vogels beschouwd. Daarmee is op zorgvuldige wijze de effecten van het initiatief in beeld gebracht.
27 e
Wat betreft het milieu de productie van deze molens geeft meer afval, CO2 dan dat er met “groene” stroom wordt bezuinigd. Antwoord: De effecten zijn in het MER voldoende beschreven. Afhankelijk van het type turbine wordt de CO2-uitstoot die gepaard gaat met de productie van de windmolen binnen enkele maanden tot een jaar terugverdiend.
27 f
plus dat de molens niet eens in Nederland worden geproduceerd en dat de economie hiervan niet eens kan profiteren Hoezo crisis? Antwoord: Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het mileu. De situatieschets in §4.3 en §9.3 zijn in dit licht bezien voldoende. Er wordt niet beoogd een uitputtende schets van de economische impact te geven. In het MER is aangegeven dat er beperkte informatie voorhanden is met betrekking tot het aantal arbeidsplaatsen dat het voornemen met zich mee zal brengen. Dit staat echter besluitvorming niet in de weg.
28
zie brief 7 en 11, onderwerpen 'geluidsoverlast', 'slagschaduw', veiligheid van de dijken' en 'invloed op de kwaliteit van de landbouwgrond'
29 a
Economie. In de MER ontbreekt een deugdelijke analyse van de effecten van het windpark op de waarde van de woningen in het gebied. Er worden geen transparante toezeggingen gedaan over planschadevergoedingen voor omwonenden. Mocht de waarde van de woningen in het gebied dalen, dan verwachten wij daar voor gecompenseerd te worden. Dit is een belangrijk gemis in de MER. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
29 b
In de vergunningaanvragen is aangegeven dat het milieueffectrapport (MER) geen onderdeel van de aanvraag uitmaakt. Hierdoor is niet duidelijk aan welke normen/afspraken de aanvragers zich moeten houden. Antwoord: Het MER maakt onderdeel uit van de aanvraag om milieuvergunning, maar de aanvrager heeft het bevoegd gezag verzocht dit geen deel uit te laten maken van de vergunningen. Op basis van de aanvragen om milieuvergunning beoordeelt het bevoegd gezag of, en onder welke voorwaarden, de milieuvergunningen verleend kunnen worden. Deze voorwaarden worden als voorschriften aan de milieuvergunning verbonden. Het MER onderzoekt de milieueffecten van de verschillende varianten, en is daarom niet geschikt als voorschrift in de milieuvergunning. In de voorschriften worden bijvoorbeeld de normen vastgelegd waar de aanvragers zich aan moeten houden. Bovendien moet bij het
47
verlenen van de milieuvergunning rekening worden gehouden met de gevolgen voor het milieu, beschreven in het MER. 29
voor de onderwerpen 'geluidsoverlast', 'slagschaduw' en 'economie' zie brief 7
30 a
Veiligheid Is het na het plaatsen van de windmolens nog veilig om op de dijk te wandelen en te fietsen. Hier bij maak ik mijn zorgen als er wat van de molens afvalt zoals onderdelen van de molens of ijs afzetting in de winter periode? Antwoord: Zie de beantwoording van 11b
30 b
Wat heeft het voor gevolgen voor de belasting voor de dijk door de trillingen die de molens veroorzaken en wat zijn de gevolgen als er een wiek van 60 meter op valt? Dit kan zeker gebeuren zoals op de A6. Antwoord: In bijlage F van het MER is ingegaan op het risico dat een deel van de turbine de dijk raakt. Zoals in bijlage F is aangegeven dienen de huidige generaties turbines te zijn gecertificeerd conform de internationale ontwerpnorm IEC 61400-1 waarmee de veiligheid van de turbines is geborgd. Zie ook de beantwoording van 2d en 37a.
30 c
Ook maak ik mijn zorgen of het bestaande wegennet wel berekend is op de toenemende verkeersdruk door de molens. Antwoord: In hoofdstuk 8.5 van het MER is de bouwfase beschreven. In de exploitatiesfase zal er een verwaarloosbare toename zijn van gebruik door het wegennet omdat de turbines niet dagelijks zullen worden bezocht.
30 d Antwoord
Het gevaar voor mijn woning door toenemend kwelwater In bijlage F van het MER is dit onderzocht.
30 e
Trekvogels: Het wegblijven van trekvogels die in grote getale overvliegen of gevaar wat er ontstaat als ze de molens tegen komen. Antwoord: De meeste vogels trekken buiten de locatie om. Zichtbare trek zal als in eerdere jaren aanwezig blijven, waarbij uit onderzoek bekend is dat meer dan 99% van de vogels tussen de windmolens buiten het bereik van de rotor vliegen. Het gevaar voor vogels en de gevolgen voor instandhouding van populaties is in het MER afdoende beschreven.
30 f
Landschap: Wat voor gevolgen heeft het voor het landschap als de molens er staan, hier bij denk ik aan horizon vervuiling in een gebied dat nog niet is aan getast door een weerwar van molens? Wat voor effect heeft het op mijn leefomgeving als de molens verlicht zijn? Antwoord: In het MER en de Aanvulling MER zijn uitgebreide visualisaties opgenomen. Met betrekking tot verlichting is het zo dat windturbines hoger dan 150 meter moeten zijn voorzien van luchtvaartverlichting. Deze verlichting dient als visuele markering van de windturbines voor de luchtvaart. Deze verlichting, waarbij onderscheid is tussen dag en nachtverlichting, bestaat over het algemeen uit een licht op de gondel dat is geplaatst op een horizontale schijf om uitstraling naar beneden te voorkomen. Er vindt derhalve geen directe lichtuitstraling plaats naar woningen in de omgeving. Op grotere afstand zullen deze lichten als puntbronnen zichtbaar zijn. Het betreft puntbronnen met een grote onderlinge afstand (minimale onderlinge afstand is circa 800 meter) die in de nachtperiode niet leiden tot een aantasting van de duisternis (er treedt geen verlichting van de lucht op 'airglow').
30 g
En wat gebeurt er met bomen en andere obstakels die in de weg staan voor de aanvoer van onderdelen van de molens?
48
Antwoord:
Wat er gebeurt met bomen en andere obstakels hoeft op grond van de richtlijnen niet onderzocht te worden in het MER. Hiervoor zal een transportplan worden opgesteld. Indien obstakels of bomen verwijderd moeten worden, moet hiervoor vergunning worden aangevraagd bij de relevante overheid.
30 h
Geluidsoverlast: Wat voor invloed heeft het geluid bij mijn woning als wij 24 uur te maken hebben met geluid? Hier bij denk ik aan onze nachtrust maar ook voor onze huisdieren (honden/paarden). Antwoord: Zie de beantwoording van 5a
30 i
Slagschaduw: Door de grote van de molens zullen we slagschaduw ondervinden wat voor effect heeft dat op onze gezondheid, en kan mijn moeder nog op bezoek komen met haar epilepsie? Antwoord: Het MER beschrijft in bijlage K de milieueffecten die kunnen optreden, waarbij die effecten worden beoordeeld aan de hand van objectieve criteria vastgelegd in wet- en/of regelgeving. Deze criteria bieden een algemeen beschermingsniveau. In beginsel wordt er geen rekening gehouden met bijzondere of persoonlijke situaties. De effecten van snel ronddraaiende rotorbladen op de gezondheid met name in situaties met veel contrastwerking en langdurige blootstelling is bij de totstand-koming van de regelgeving onderzocht. Dit betreft onderzoek naar de zogenaamde flikkerfrequentie. Frequenties tussen 2,5 en 14 Herz kunnen als zeer hinderlijk worden ervaren en in bepaalde gevallen leiden tot epilepsieaanvallen. Hinderlijke flikkerfrequenties zullen echter niet optreden bij het type turbine dat onderwerp is in het MER (en is aangevraagd volgens de Wet milieubeheer). Woningen krijgen bescherming tegen hinderlijke slagschaduw door het treffen van maatregelen als het aanbrengen van een automatische stilstandvoorziening op de windturbine.
30 j
Storen de molens onze elektrische apparaten zo als tv, radio, telefoon en internet? Ik ben zelfstanding ondernemer en als ik mobiel niet meer bereikbaar ben, heb ik daar grote financiële schade van. Antwoord: Er zijn geen redenen om aan te nemen, dat dergelijke storingen optreden.
30 k
Economisch. Hoeveel waardevermindering heeft mijn woning door de molens en is het nog wel verkoopbaar? Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
30 l Antwoord:
Als wij noodgedwongen moeten verhuizen om gezondheidsklachten ontstaan door de molens wordt onze schade dan vergoed of draaien we zelf voor deze schade op? Zie de beantwoording van 7h. Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedurewordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming wordt betrokken. Gezondheidsklachten maken hiervan deel uit voorzover zij als milieuaspect relevant zijn. Dit betreft onder andere de onderdelen geluid (§9.13, Algemeen Deel) en slagschaduw (§9.16, Algemeen Deel).
30 m
Gezien de beschikbare subsidie en de beoogde winstmarge voor de belanghebbenden is onze schade maar een klein deel en lijkt het mij geen probleem om ons uit te kopen zodat wij ons ergens anders kunnen vestigen. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
49
31 a
In de bij de MER behorende begrippenlijst wordt het begrip Milieu als volgt omschreven: "Milieu: (Volgens de wet algemene bepalingen milieuhygiëne) het geheel van en de relatie tussen water, bodem, lucht, mensen, dieren, planten en goederen. In het Milieu Effect Rapport Windpark Noordoostpolder, Algemeen deel, staat onder Inleiding 1,2 Milieueffectrapportage (m.e.r.) en Milieueffectrapport (MER). De procedure van de Milieuefectrapportage (m.e.r.)is bedoeld om het milieubelang, (dus het geheel van de relatie tussen water, bodem, lucht, mensen, dieren, planten en goederen) een volwaardige plaats in de besluitvorming over grootschalige aktiviteiten te geven. Dit doel wordt bereikt door het verzamelen, analyseren en vastleggen van de te verwachten milieueffecten in het Milieueffectrapport (MER). Het MER geeft zo objectief mogelijk aan welke milieueffecten te verwachten zijn wanneer een bepaalde aktiviteit wordt ondernomen. Zowel in de m.e.r. als in het MER is uitputtend en omstandig omschreven wat volgens de initiatiefnemers de milieueffecten zijn voor water, bodem, lucht, dieren, planten en goederen, maar op geen enkele van de duizenden pagina's staat maar een woord over het milieueffect dat het grootste windpark van Nederland zal hebben op mensen. Het is toch juist de bedoeling van een MER om de grote invloed die het grootste windpark van Nederland op de leefomgeving van omwonenden zal hebben, in kaart te brengen. Niets daarover. Antwoord: Zie de beantwoording van 10c en 24c
31 b
Noch in de startnotitie, noch in de Richtlijnen van de MER staat dat van de opsomming, die onder het begrip Milieu valt, kan of mag worden afgeweken, d.w.z. nergens staat dat de gevolgen voor omwonenden mogen worden genegeerd. We mogen misschien toch het belang van mensen even hoog inschatten als dat van de korstmossen en de rugstreeppad, wij mensen staan toch ook in het rijtje van water, bodem, lucht, mensen, dieren, planten en goederen. Antwoord: Zie de beantwoording van 10c en 24c
31 c
In een recent rapport van VROM staat dat 19% van de omwonenden van een windpark problemen ondervinden van de geluidshinder, en dat 9% zelfs enstige problemen krijgt. Het windpark Noordoostpolder moet vele malen groter worden dan de parken waarbij deze gevolgen zijn geconstateerd. Dit aspect wordt bijvoorbeeld in de MER niet genoemd of onderzocht. Antwoord: Zie de beantwoording van 5a
31 d
De waarde van het onroerend goed in de directe omgeving van de geplande parken zal flink dalen. Dat is de relatie met de materiële goederen. Ook daarnaar ontbreekt elk onderzoek. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
31 e
De m.e.r. procedure is gestart op 11 maart 2004, met het ter visie leggen van een aantal startnotities. Daarin werden een aantal voornemens bekend gemaakt waarop zienswijzen konden worden ingediend. Wij hebben dat overwogen maar ervan afgezien omdat wij toen dachten dat de bestaande regelgeving ons voldoende bescherming bood tegen eventuele, voor ons nadelige, gevolgen. Daarnaast leefden wij in de veronderstelling dat onze belangen op een fatsoenlijke manier zouden worden behartigd en dat overheden als onze eigen gemeeente en eigen provincie daarop zouden toezien. Ook in de Startnotitie Noordermeerdijk Binnen zelf lazen wij voornemens die dat vertrouwen ondersteunde. Bijvoorbeeld in hoofdstuk 5: Verkenning van milieueffecten: "Het merendeel van het buitengebied van de Noordoostpolder wordt gekenmerkt door relatieve stilte. Het beleid met betrekking tot geluidshinder is met name gericht op het voorkomen van geluidshinder, door geluidshinder vroegtijdig te betrekken bij nieuwe ontwikkelingen". Navraag bij Gemeente Noordoostpolder leerde ons toen dat de geldende norm voor geluidsbelasting op onze woningen in het buitengebied 32 DB was. Een norm die kon worden gecontroleerd en waarop zou worden gehandhaafd, zo werd ons gezegd. Nu blijkt dat die geldende norm een niet te nemen hindernis was voor de molenbouwers want hun
50
Antwoord:
turbines produceren tien keer zoveel geluid als in deze norm was toegestaan. Zie de beantwoording van 24zc
31 f
In de startnotities van 11 maart 2004 stond een planning die aangaf dat in september 2004 de MER gepubliceerd zou worden. Het heeft 5 jaar langer geduurd voordat dit mogelijk werd. Pas nadat Minister Cramer de initiatiefnemers begin oktober dit jaar te hulp schoot door (te proberen) een AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) door de Kamer aangenomen te krijgen. In deze AmvB besluit de Minister om in het hele land de geluidnormen alleen voor windturbines te verhogen naar 47Lden. Een maat die meer dan 10 keer meer lawaai toestaat dan nu nog het geval is (en niet is te controleren en waarop dus niet (meer) kan worden gehandhaafd). Hiermee zullen overal in Nederland bewoners van het platteland kunnen worden uitgeleverd aan onbeperkte geluidsoverlast van windmolens. Het is volstrekt duidelijk dat de molenbouwers in de Noordoostpolder hierop hebben gewacht want vrijwel op hetzelfde moment dat de Minister deze Maatregel publiceerde werd hun MER openbaar, met daarin een geluids-paragraaf die aangaf dat de parken precies die 47 Lden zullen gaan produceren. Voor de omwonenden is dit een mes in de rug. Wij achten deze gang van zaken onaanvaardbaar. Antwoord: Zie de beantwoording van 24zc
31 g
De MER is geschreven in opdracht van de molenbouwers en het is op elke pagina zonneklaar dat elk aspect, dat ook maar even nadelig voor hun plannen zou kunnen zijn, is weggemoffeld en afgedekt met juichende teksten die moeten aantonen hoe goed ze het voor hebben met het milieu. Elk onderzoek heeft een positieve uitkomst en zelfs de variant met de grootste turbines, die het meeste kabaal maken blijkt nog het milieuvriendelijkst. En moet dus door alles en iedereen worden toegejuicht. Antwoord: Gedurende het proces heeft op meerdere momenten een toetsing van de kwaliteit van het MER plaatsgevonden door zowel het bevoegd gezag, als de onafhankelijke Commissie m.e.r. Het MER is aanvaard en de Commissie m.e.r. heeft een positief advies over het MER uitgebracht. Bij een eventuele rechtsgang naar de Raad van State zal nogmaals de kwaliteit van het MER getoetst worden. Zie ook de beantwoording van 24c
31 h
De duidelijke opdracht die in de Richtlijnen wordt gegeven om alternatieven aan te geven voor de plannen wordt in de MER ook niet uitgevoerd. De enige keus die wordt aangeboden is tussen meer kleinere of minder grote turbines, die in beide gevallen bijna evenveel geluidsoverlast veroorzaken. Hier is dus ook geen sprake van een alternatief. Wij achten de MER daarom onvolledig en in veel aspecten onjuist en misleidend.. en daarom onaanvaardbaar. In de bijlage geven wij daar een aantal voorbeelden van. Wij gaan er van uit dat bij de beoordeling van de MER door het daarvoor aangewezen bevoegde gezag onze zienswijze met aandacht en respect zal worden meegewogen. Het zal overigens dan de eerste keer zijn dat in dit project naar de mening van de omwonenden wordt geluisterd. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
31 i
Verstoring van vogels. Door deze maatregel worden minder vogels verstoord Opmerking: Dit is niet onderzocht. Antwoord: In §9.5 van het MER wordt ingegaan op de effecten op vogels alsmede in de Passende beoordeling zoals die is opgenomen in de Aanvulling MER.
31 j
Belang: In de loop van de tijd is het belang van het totale project toegenomen. Opmerking: Welk belang, en van wie? Antwoord: De effecten zijn in het MER voldoende beschreven. Het betreft het belang voor duurzame energie. Het relatieve aandeel van dit project voor de opgave voor windenergie is toegenomen doordat er in de loop van het proces grotere turbines beschikbaar zijn gekomen en onderzocht zijn in het MER. Het betreft het Rijksbeleid, zoals toegelicht in het MER (Algemeen Deel, §9.2)
51
31 k
Pagina 48 Lokale economie; De lokale economie wordt op verschillende manieren beinvloed door de bouw en exploitatie van de windparken in de Noordoostpolder. De mate waarin dit het geval is, is in dit stadium van de planontwikkeling beperkt aan te geven. Opmerking: Het staat in ieder geval vast dat de waarde van het onroerend goed in de nabijheid en onder de invloedsfeer van de parken sterk zal dalen. Dat heeft zeker invloed op de koopkracht van ca 400 gezinnen in de directe omgeving. en daarmee op de lokale economie. Daartegenover zal de koopkracht van ca 40 gezinnnen, de initiatiefnemers wel toenemen. De turbine die zij (willen) bouwen levert op jaarbasis 6MW x 2000 uur = 12.000.000 KWh. Die stroom wordt verkocht aan het net en levelt 0,05 ct per KWh op. Per jaar € 600.000. Daarbovenop komt dan nog de subsidie van 0,12 ct per KWh. Samen € 600.000 + € 1.440.000 = € 2.040.000. De subsidieregeling geldt voor 15 jaar dus in die tijd vangt de molenbouwer 30 miljoen euro. Daar moet dan wel de aanschaf van de molen vanaf, zeg 5 miljoen, dan blijft er nog genoeg over. € 1.600.000 per jaar. Dat is dan € 4500 per dag, bijna 200 euro per uur. En dan is de molen al helemaal betaald door de belastingbetaler. U en ik. Antwoord: Voor de windmolens op land geldt een basisbedrag van € 0,096 per kWh en voor de windmolens in het water € 0,121 per kWh. Van dit basisbedrag wordt de elektriciteitsprijs afgetrokken. In het argument wordt geen rekening gehouden met onder andere onderhoud- en vermogenskosten. Daarnaast wordt er op grond van hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening planschadevergoeding toegekend voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Er is dus wettelijk gegarandeerd dat voor vergoeding in aanmerking komende schade ook daadwerkelijk zal worden vergoed.
31 l
En dan vergeten we bijna nog iets. Om binnendijkse molens te kunnen bouwen moet er wegen en bouwplaatsen worden aangelegd. Alleen al voor enorme kraan die daarbij nodig is moet er een onderheide betonnen plaat worden gestort van 58 bij 58 meter. Die 1,2 miljoen die de minister extra beschikbaar heeft gesteld moet toch ergens naar toe. Antwoord: Het fundament van de grootste variant binnendijkse turbines, welke in het MER is beschreven, heeft een diameter van 25 meter en een hoogte van circa 4 meter. Dit is ook aangegeven in §8.2 van het Algemene Deel van het MER. Voor het functioneren van het park, de aanleg en het onderhoud zijn voorzieningen nodig. De subsidie is voor het gehele project, dus de windmolens en de daarbij benodigde voorzieningen samen.
31 m
En wat krijgen we er voor terug? Stroom voor 480.000 huishoudens. Dat lijkt heel wat, maar om de hogesnelheidstreinen elke dag 4 keer van Amsterdam naar Parijs heen en weer te laten rijden is 224 MW nodig. De dagopbrengst van de helft van het park. En dat voor een paar honderd pasagiers. Hoezo nationaal belang? Antwoord: De effecten zijn in het MER voldoende beschreven. Het belang van windenergie is uiteengezet in het MER (§2.1) en de energieopbrengst en milieuwinst in §9.2. Het windpark is vier maal groter dan de grens van 100 MW waarvoor inpassingsplannen worden opgesteld.
31 n
Pagina 48 Participatie: De participatiemogelijkheden zijn van invloed op de lokale economie. Opmerking; Er is nog steeds geen duidelijkheid over deze participatie. Het lijkt op de worst van Dik Trom en het is zonder meer misleidend om te beweren dat een belangrijk deel van de opbrengst ten goede zal komen van de lokale bevolking. Antwoord: Zie de beantwoording van 20b. Het MER heeft tot doel het milieubelang niet ondergeschikt te laten zijn aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Het MER wordt afgerond voordat besluitvorming plaatsvindt. Om deze redenen is participatie geen onderdeel van het MER.
31 o
Dit verhaal is des te schrijnender in het licht van de overlast en het financiële verlies waarmee de lokale bevolking geconfronteerd wordt. Daar komt nog bij dat door de schimmige organisatiestructuur van de Windkoepel het voor de lokale bevolking praktisch
52
onmogelijk zal worden om (bij wie) een eis tot schadevergoeding in te dienen. Een fatsoenlijke schadevergoeding heeft invloed op de lokale economie. In het MER wordt daarover gezwegen. Het is een duidelijk signaal van de mate van gewetenloosheid van de initiatiefnemers/opdrachtgevers. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h. Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het milieu. De situatieschets in §4.3 en §9.3 zijn in dit licht bezien voldoende. Er wordt niet beoogd een uitputtende schets van de economische impact te geven. 31 p
Pagina 55 Verstoringseffecten De mate van verstoringseffecten is gebaseerd op bestaande literatuur. Opmerking: Dit gaat over de verstoring van vogels, en het bewijst dat niemand ter plaatse, dus bij de dijken van de Noordoostpolder is gaan kijken. Was dat gebeurt dan hadden al die pagina's over eenden en nog eens eenden niet geschreven hoeven worden. De werkelijke situatie is dat er bij het huidige park geen watervogels rondzwemmen, en verderop, tot aan Lemmer, wel. De reden is even simpel als logisch. Watervogels kunnen geen turbine onderscheiden van een ander obstakel dat in hun leefgebied hun veiligheid bedreigd. Komen er dus turbines in hun habitat dan is dat hun habitat niet meer en ze vertrekken. Om nooit meer terug te komen. Al die pagina's vol kletskoek kunnen in de prullebak. Antwoord: In bijlage E2 is het veldonderzoek bij de dijken van de Noordoostpolder opgenomen. In bijlage E1 is de verstoring ten gevolge van het initiatief bepaald. Dit is gebeurd mede op basis van onderzoeken waarin specifiek de effecten van windturbines op vogels (waaronder verstoring) in beeld zijn gebracht.
31 q Antwoord:
Pagina 72 Geluid. De zienswijze op dit 47 Lden schandaal is hierboven al aangegeven. Zie de beantwoording van 24zc
31 r
Pagina 80 Economie Er was op dit moment nog een aanzienlijk aantal particuliere en gebundelde initiatieven in voorbereiding voor solitaire windturbines en geclusterde windturbineopstellingen. Opmerking: Dit wordt nergens aangetoond. Het herziene beleid voorziet in de mogelijkheid voor belangstellenden (diverse groepen) in de Gemeente Noordoostpolder om deel te nemen aan de exploitatie van het Windpark Noordoostpolder. ... hetgeen een verdere stap was in de richting van een maatschappelijk gedragen windenergiebeleid in de Gemeente Noordoostpolder dat ook sociaal economisch gezien een basis biedt voor een grootschalig ondernemen in windenergie voor ondermeer alle inwoners van de gemeente. Opmerking: Dit zijn loze beloften die nergens worden onderbouwd met feiten. Antwoord: De participatiebijeenkomst met de Koepel Windenergie is in februari 2010 in de raadscommissie woonomgeving van de gemeente Noordoostpolder besproken en vervolgens door het college van B&W ondertekend. Dit vormt een formalisering van het convenant met de koepel. Het sluiten van dergelijke overeenkomsten valt overigens buiten de scoop van een MER.
31 s
Pagina 149 Bouw en aanleg Opmerking: Voor de grote turbines op het land moet een rand fundament worden gemaakt met een diameter van bijna 30 meter en een dikte van 4 meter. Deze enorme plak beton wordt dan een paar meter boven het maaiveId op 140 heipalen gelegd die 20 tot 30 meter diep in de poldergrond ingaan. Die polderbodem, 5 meter onder de zeespiegel bestaat uit een aantal grondlagen die meer of minder water bevatten (informatie van het Waterschap). Dat onderlinge verband wordt door de heipalen lekgeprikt. Langs de wester- en noordermeerdijk bijna 5000 keer. Dat veroorzaakt kwel. Water dat naar het oppervlak komt. De gevolgen daarvan zijn ernstig. Dit wordt in het MER niet genoemd en niet onderzocht. Antwoord: Zie de beantwoording van 8b
53
31 t
Pagina 163 Economische effecten (bij de bouw): De economische effecten bestaan onder meer uit de investering (?) waarbij voor een deelgebruik kan worden gemaakt van lokale bedrijvigheid voor de bouw van de windparken. Opmerking: Opnieuw een slag in de lucht. Er is lokaal geen enkel bedrijf dat zowel ervaring als capaciteit heeft om zo'n klus te kunnen uitvoeren. Hooguit zullen er handen- spandiensten kunnen worden verricht. Antwoord: Zie de beantwoording van 24u
31 u
Pagina 218 Geluid: Algemeen kan worden geconcludeerd dat door de cumulatie van meerder lokaties het aantal adressen toe(neemt) waar het algemene geluidsniveau toeneemt. Uit de effecten per park blijkt dat in het geval alleen de buitendijkse parken worden gerealiseerd er aan de geluidsnorm kan worden voldaan zonder het treffen van aanvullende maatregelen. Als gevolg van de kortere afstand tot de woningen veroorzaken alleen de binnendijkse parken overschrijding van de geluidsnorm (47 Lden) Opmerking: Welke aanvullende maatregelen worden hier bedoeld als de binnendijkse parken wel worden gerealiseerd, en waarvoor. Ook is niet met een contour aangegeven bij welke woningen nog meer deze aanvullende maatregelen nodig zijn om het oude beschermingsniveau van 32 Db te verkrijgen. Dit zou een beter inzicht verschaffen in het werkelijke milieueffect op de omgeving. Antwoord: Zie de beantwoording van 15c. In aanvulling op de beoordeling conform de Lden 47 dB norm is in bijlage 7 van bijlage I van het MER de geluidsbelasting bepaald conform de huidige beoordelingsnormen.
31 v
Pagina 242 Leemten in kennis. Milieuwinst. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek kan worden gesteld dat voor wat betreft milieuwinst geen leemten in kennis bestaan die een verantwoorde besluitvorming in de weg staan. Opmerking: Zelden heeft een slager zo uitbundig zijn eigen vlees aangeprezen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan ook worden gesteld dat voor wat betreft het milieuverlies een gapende leemte in kennis wordt aangetoond. En dat maakt een verantwoorde besluitvorming totaal onmogelijk. Antwoord: In de richtlijnen is aangegeven welke kennis nodig is om een weloverwogen besluit te kunnen nemen. Op pagina 242 wordt aangegeven welke leemten in kennis er nog zijn. Deze zijn zodanig dat deze het nemen van een weloverwogen besluit niet in de weg staan. Ook de onafhankelijke Commissie m.e.r. concludeert dat in het MER en de Aanvulling de essentiële informatie aanwezig is voor de besluitvorming.
32 a
De Bond Heemschut stelt zich statutair ten doel de bescherming van de schoonheid en de cultuurhistorie van Nederland in het algemeen, en van cultuurmonumenten in het bijzonder. Daarom staat de Bond achter het Rijksproject "mooier Nederland" en de nota Belvedere, ter bevordering van de verankering van de cultuurhistorie in de ruimtelijke planning, ordening en vormgeving. Verder is de Bond het eens met de Provinciale Beleidsregels windturbines waarin gesteld wordt dat windturbines niet te dicht bij cultuurhistorisch waardevolle gebieden geplaatst moeten worden. Ook staat de Bond achter de hoofddoelstelling van het Welstandsbeleidsplan van de gemeente Noordoostpolder, waarin gesteld wordt "Een en ander moet leiden tot een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving waarbij de cultuurhistorische betekenis wordt gerespecteerd". Voor het MER windmolenplan Noordoostpolder zou zulk beleid van de 3 lagen van de overheid naar de mening van de Bond moeten betekenen dat van de voorgestelde 3 alternatieven diegene wordt gekozen die het minst schadelijk is voor de aanwezige cultuurhistorische waarden. Die waarden betreffen het Belvederegebied Noordoostpolder dat op de voorlopige lijst van het Werelderfgoed is geplaatst, en het Beschermd Dorpsgebied Urk. Die waarden zouden naar onze mening het best beschermd worden als er gekozen wordt voor het alternatief Houtribdijk. Ook de locatie bij de Flevocentrale zou minder schade aan de cultuurhistorie toebrengen dan de nu gekozen locatie bij de Noordoostpolderdijk en Urk. Daar dreigt nu bij deze kwetsbare gebieden een industrieeltechnische constructie geplaatst te worden met een schaal die van alles in de omtrek is vervreemd. Een dergelijke onthechting van de omgeving kan eigenlijk alleen op locaties die in belevingswaarde en schaal weinig voorstellen, dus betrekkelijk geïsoleerd zijn,
54
bijvoorbeeld in zee of een groot meer. Maar dit landschap, dat zorgvuldig multidisciplinair ontworpen is en gekenmerkt wordt door rust, verandert dan ingrijpend in een soort techno- landschap met onrust veroorzakende bewegende delen. Voorts wordt een kwetsbare oude dorpskern met unieke waarden ingeklemd tussen gigantische turbines. Het onder punt 5.6.2 van het MER gestelde "de status van Beschermd Dorpsgezicht heeft geen gevolgen voor ontwikkelingen buiten het begrensde gebied" onderschrijven wij natuurlijk niet, gezien de turbines tot op 40 km of meer zichtbaar kunnen zijn! Bij het afwegen van de alternatieven is naar de mening van Heemschut onvoldoende gelet op de cultuurhistorie, met alle gevolgen van dien. Er zijn in het verleden veel aanslagen op mooi Nederland gepleegd, de Bond zou wensen dat hiervan geleerd wordt, en bepleit een andere afweging van de alternatieven, zoals boven aangegeven. Heemschut staat positief tegenover windenergie, maar zou gaarne zien dat dit niet ten koste gaat van aanwezige cultuurhistorische waarden. Antwoord: Zie de beantwoording van 2b 33 a
Tijdens de bouwfase moet het grondwater worden bemaald. Uit het bemalingadvies van het Waterschap Zuiderzeeland blijkt dat deze waterhoeveelheden dermate hoog zijn dat dit van invloed kan zijn op de stabiliteit van de dijk als gevolg van uitdroging. Antwoord: Zie de beantwoording van 11c
33 b
Het aanleggen van de kabels onder de dijk door tast de stabiliteit van de dijk aan. Er zijn geen onderzoeken gedaan naar de effecten op de dijk en effecten ten aanzien van de waterdoorlatenheid i.c. kwelwatereffecten. Hetzelfde geldt voor het aanleggen van kabels onder de dijk door. dit tast ook de stabiliteit van de dijk aan. Er is geen onder zoeken naar beide punten gedaan naar de effecten op de dijk. Antwoord: Zie de beantwoording van 10g
33 c
In de MER wordt aangegeven dat het voorkeursalternatief het "meest milieuvriendelijke alternatief" is. Evident mag zijn dat dit niet rechtevenredig staat tegenover een "vriendelijk milieualternatief'. M.a.w. het meest milieuvriendelijkste alternatief is altijd nog een alternatief dat geheel milieu-onvriendelijk kan zijn. Uit de MER blijkt niet uit onderzoeken dat het alternatief in de brede milieuzin milieu-vriendelijk is. Antwoord: Het meest milieuvriendelijke alternatief is het alternatief dat de minste negatieve effecten heeft en waarmee wel de doelstelling wordt gerealiseerd. Uit de MER blijkt wat de effecten zijn op het gebied van natuur en milieu en of aan de geldende normen kan worden voldaan. Uiteraard betekent dit niet dat er geheel geen effecten zijn.
33 d
In de MER wordt uitgegaan van de nog in procedure zijnde Europese Lden-norm. Deze norm is door het parlement nog niet goedgekeurd, alsook dient de Raad van State zich hierover nog uit te spreken. In de brief van de Minister VROM gericht aan de Tweede Kamer der Staten Generaal d.d. 8 december 2009 kenmerk lok200965465 geeft de minister aan dat bij een normniveau van 47 Lden ca. 9% ernstige hinder kan optreden. De MER gaat hieraan voorbij. Gemeenten moeten tot nog toe een afwijken van de normering uit de Handreiking motiveren. Antwoord: Zie de bantwoording van 7i
33 e
In de toelichting op het vigerende Activiteitenbesluit staat dat juist voor het landelijk gebied overwogen wordt een nachtnorm van 35 dB(A) op te nemen. In het Besluit landbouw Milieubeheer is een grenswaarde van 35 dB(A) voor agrarische activiteiten in het landelijk gebied opgenomen. Het windmolenpark wordt gerealiseerd in landelijk gebied en het buitendijkse mag aangemerkt worden als aanpalend aan landelijk gebied. Maw deze normering dient bepalend te zijn als uitgangspunt voor windmolenparken. Ook de Handreiking industrielawaai kent als nachtmaximalisering 35 dB. De motivering voor afwijking van de normering uit de Handreiking en Activiteitenbesluit ontbreekt in de MER Antwoord: Zie de beantwoording van 7i
55
33 f
In de MER wordt op basis van de gebruikte geluidsnormen aangegeven dat mitigerende maatregelen nodig zijn om de geluidsoverlast bij woningen te reduceren. Hierbij ontbreekt een GES-onderzoek waarbij de gezondheidseffecten in brede zin (dus ook buiten de woning) en voor de langere termijn zijn betrokken. Antwoord: Zie de beantwoording van 11o. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt de Lden maat het beste de hinder – en andere gezondheidseffecten - te kunnen voorspellen.
33 g
In de MER wordt uitgegaan van een flikkerfrequentie ten aanzien van slagschade. Aangegeven wordt dat een respectabel aantal woningen in de rode flikkerzone zitten. Dat impliceert dat deze panden hoge overlast ondervinden van slagschaduw. Deze overlast is niet met mitigerende maatregelen weg te nemen. Het inventief omgaan met marges wordt als alternatief in de MER geïntroduceerd. De feitelijk enige mogelijkheid -het stilzetten van de windmolens- is in continue vorm geen optie. De MER gaat daarbij uit van een voldongen feit aan flikkeroverlast, welke echter voor ons – als ondervinder van de hinder - onaanvaardbaar is. Antwoord: Zie de beantwoording van 30i
33 h
Het kabinet heeft in 2007 toegezegd voorkeurslocaties aan te wijzen voor windparken. Uitdrukkelijk is toegezegd dat natuurgebieden worden gespaard. Dit strookt niet met het voornemen een offshore-windpark te bouwen in het IJsselmeergebied, het grootste natuurgebied in Nederland (Natura 2000 gebied). Antwoord: Zie de beantwoording van 8g
33 i
Een windpark met turbines met een hoogte van zo' n 198 meter tiphoogte verstoren het beeld van de open ruimte, de rust en is horizonvervuiling. De visualisaties bij het MER bevestigen dit beeld van vernietiging van de openbare ruimte. Het windpark doet tevens de uitgangspunten beschreven in de Integrale Visie IJsselmeergebied en de nota Ruimte teniet. Antwoord: Onder meer in §9.10 van het Algemeen Deel van het MER zijn de effecten op landschap beschreven. In §2.5 van het Algemeen Deel van het MER is het ruimtelijk kader beschreven vanuit de Nota Ruimte. Hieruit volgt dat 'langs nieuwe strakke dijken kunnen windturbines worden geplaatst'.
33 j
De MER heeft zich beperkt tot een algemene hoofdlijn en geredeneerd vanuit de windturbines. Hierbij is geen aandacht geschonken aan de wederkerigheid vanuit de woningen en bedrijven die op relatief korte afstand van het park liggen tot het windturbinepark. Hierdoor ontbeert de MER een objectiviteitsitem. Antwoord: Het MER is opgesteld vanwege de oprichting van een windturbinepark. Logischerwijs focust het MER daarom op de windturbines. Vervolgens is op objectieve wijze de invloed op de omgeving, waaronder bijvoorbeeld op nabij gelegen woningen en bedrijven, in beeld gebracht. In het MER (Algemeen Deel, §9.3 (economie), §9.12 ev.) staan deze effecten beschreven
33 k
In de MER wordt over planschade gesproken. Gelet op de te verwachten negatieve effecten voor ons eigendom, melden wij bij deze dat wij gebruik zullen maken van de mogelijkheden in deze. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
34
Zie brief 30, onderwerpen 'veiligheid dijken en wegen', 'trekvogels', 'landschap', 'geluidsoverlast', 'slagschaduw' en 'economische schade'
35 a
Uit de MER blijkt niet dat er onderzoek is gedaan naar de stabiliteit van de dijken zodra er word begonnen met de werkzaamheden. Er is geen onderzoek verricht naar de effecten van (de trillingen) van het heien tijdens de bouwfase.
56
Antwoord:
Zie de beantwoording van 7d
35 b
Er is nog niet bekend hoe de windmolens verankerd gaan worden, hoe de fundering opgebouwd gaat worden. En wat de gevolgen hiervan zullen zijn op de dijk. Antwoord: Zie de beantwoording van 7d en 9e
35 c
De NOP heeft de Belvedere status en dit houd in dat het open landschap van de NOP bewaard moet blijven, dit lijkt mij moeilijk als je er rijen windmolens neerzet Antwoord: Zie de beantwoording van 2b
35 d
De effecten voor mensen zullen ook groot zijn, de minister wil de geluidsnorm zodanig vergroten dat de geluidsnorm voor een industriegebied gaat gelden, een norm die bovendien niet te controleren is omdat de L-den norm ingevoerd zal gaan worden en deze over het gemiddelde gaat van 24 uur en over het gehele jaar. Antwoord: Zie de beantwoording van 7k. Omdat bij Lden- en Lnight beoordeling en normering is uitgegaan van integratie van dag-, avond- en nachtwaarden en een vaste middelingstijd van 1 jaar waarbij van meerdere jaren moet worden uitgegaan, is er geen imissiemeetvoorschrift. Er is voorzien in een emissie-meetvoorschrift. Daarmee kunnen de opgaven van het geluidvermogen van de fabrikant relatief eenvoudig worden gecontroleerd. Handhaving vindt plaats op basis van de vergunde geluidsruimte in de door het bevoegd gezag te verlenen milieuvergunning.
35 e
Er zal grote verkeersoverlast komen, en dit bovenop de extra verkeersoverlast die wij al hebben van de varkensflat die aan de dijk is gebouwd bij het Noordermeerpad Antwoord: Zie beantwoording van 20b
35 f
De varkensflat die bovendien ook al geuroverlast geeft, maar aangezien deze polder een agrarische bestemming heeft. hebben we dit geaccepteerd. Echter als de geluidsnorm naar die van een industriegebied zal worden verhoogd, wat is dan de status van een varkensflat op een industriegebied. Antwoord: Een andere wijze voor geluidsnormering voor windmolens dan voor agrarische activiteiten, sluit agrarische activiteiten in de omgeving van windmolens niet uit. De aanwezigheid van een windpark heeft geen invloed op de status van aanwezige objecten als varkensschuren. De varkensschuur blijft haar agrarische bestemming houden.
35 g
Als de L-den norm word geaccepteerd zal er meer geluidsoverlast zijn en zullen de omwonenden minder worden beschermd omdat de L-den norm zeer moeilijk, zo niet onmogelijk te controleren is. • Als de L-den norm geaccepteerd word mogen de windturbines geluid produceren zoals wordt toegestaan in een industriegebied. • Ook 's nachts mag er dan veel lawaai worden gemaakt omdat er geen onderscheid meer is tussen overdag of 's nachts. Antwoord: Zie de beantwoording van 35d
35 h
In de MER wordt geen aandacht geschonken aan de effecten van geluid binnenshuis, of effecten op de gezondheid Antwoord: Zie de beantwoording van 7k
35 i
Langs de hele horizon zullen windmolens komen, hierdoor heb je bij ieder huis last van slagschaduw, dit verlaagd het woongenot en vergt aanpassing van de omwonenden. Ook mensen die op het land werken hebben hier last van. Antwoord: Zie de beantwoording van 7l.
57
35 j
De economische gevolgen voor de omwonenden zijn niet onderzocht of goed benoemd. De waarde van hun huizen zal drastisch dalen. • Ook de agrarische bedrijven zullen merken dat hun boerderij en land minder waard worden als het windmolen park er staat. Ook dit word niet benoemd. • De planschade regeling die er nu is zal niet voldoende zijn om de schade te compenseren die zal ontstaan omdat je huis onverkoopbaar is. Er worden geen transparante planschadevergoedingen voorgesteld aan omwonenden. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
35 k
De MER beschrijft een paar variaties in molens maar vermeld niet of er betere alternatieven zijn met minder ingrijpende milieu effecten Antwoord: Zie de beantwoording van 24zi
35 l
Het IJsselmeergebied is een natuurgebied en moet dan niet belast worden met zo'n groot park wat op zee thuis hoort en niet op land. Antwoord: In de Aanvulling MER is in §2.3.1 ingegaan op de beide doelstellingen voor wind op land en op zee. Het kabinet werkt ook aan de realisatie van windenergie op zee.
35 m
Een windmolenpark met molens die ontworpen zijn om op zee energie op te wekken kunnen niet op land of in de buurt van landsdijken worden geplaatst omdat dit een rechtstreeks gevaar is voor het achterliggend gebied. Er zal een enorme toename komen van kwelwater en er zullen zwakke plekken in de dijk komen omdat de bekabeling vande buitendijkse molens naar binnendijks moeten worden gelegd. Antwoord: Toepassing van turbines welke op zee worden toegepast (offshore turbines) is alleen voorzien in het IJsselmeer. Overigens leveren deze turbines geen andere risico's op in vergelijking met turbines welke op land worden gebouwd (onshore turbines). Zie verder de beantwoording van 10g.
35 n Antwoord:
Er is nog nooit contact opgenomen vanuit de regering met de omwonenden om uit te leggen waarom het windmolenpark er op deze manier moet komen. Er zijn algemene inloopbijeenkomsten georganiseerd alsmede een informatieavond specifiek voor direct omwonenden.
35 o
Dit komt waarschijnlijk omdat de regering ook niet kan uitleggen waarom zij niet de industrie verplichten om minder C02 uit te stoten, de regering kolencentrales bijbouwt en hiermee een energieoverschot gaat creëren, maar toch een windmolenpark gaat bouwen wat op zee thuishoort. De capaciteit die de regering had wilen hebben op zee gaat niet door en daarom willen ze het rondom de dijken zetten. Antwoord: De effecten zijn in het MER voldoende beschreven. Middels CO2-handel, worden grenzen gesteld aan de hoeveelheid CO2 die de industrie kan uitstoten. Het kabinet heeft in het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' uitgesproken dat de groei van hernieuwbare energie de eerstkomende jaren vooral zal komen van windenergie. De groeicijfers van 2000 MW wind op land en 450 MW (inmiddels opgehoogd tot 950 MW) wind op zee, zijn een indicatie van wat nodig is om de doelen in zicht te houden. Dit windpark draagt in belangrijke mate bij aan de doelstelling voor windenergie op land.
35 p
Dit ten koste van een mooi agrarisch gebied wat straks niet meer zodanig is te gebruiken omdat de windmolens voor te veel problemen zorgen en de boer niets meer kan planten omdat er teveel kwelwater staat. De omwonenden kunnen er niet meer wonen maar kunnen ook hun huis niet meer verkopen en zullen dus zowel problemen krijgen met hun gezondheid als financieel. Antwoord: Zie de beantwoording van 8b
35 q
In de vergunningaanvragen die er liggen bij de provincie vraagt de Windkoepel om de MER niet in de besluitvorming te betrekken. Als de provincie dit ook niet doet dan kan er geen
58
Antwoord:
35
sprake zijn van democratie, maar is dit alles een politiek spelletje gebaseerd op geld. Op grond van de Wet milieubeheer zijn de bevoegde gezagen verplicht het MER en de daarover ingebrachte zienswijzen en adviezen bij de besluitvorming over de milieuvergunningen en het inpassingsplan te betrekken. Zie ook de beantwoording van 29b. voor de onderwerpen 'veiligheid van de dijken', 'invloed op de kwaliteit van de bodem', 'beschermde diersoorten', 'landschap' en 'geluidsoverlast van de windturbines' zie brief 11
36 a
Het belang dat de windturbines dienen is de (dubieuze) bijdrage aan een vermindering van het klimaatprobleem. De turbines vormen in dat opzicht echter nog met eens de spreekwoordelijke druppel op een gloeiende plaat. Er zijn betere methoden om het klimaatprobleem aan te pakken en voor zover dat probleem moet worden opgelost dient hierover de discussie op een eerlijke en open manier met belanghebbenden te worden gevoerd. Dit is niet voorafgaand aan deze MER gebeurd. De inbreuk op het landschap en de aanzienlijke milieubezwaren voor de omwonenden zouden in de belangenafweging meer gewicht in de schaal moeten leggen dan de dubieuze bijdrage die de turbines leveren aan de oplossing van het klimaatprobleem. Zonder dat ook maar een wezenlijke bijdrage aan de oplossing van het klimaatprobleem wordt geleverd wordt uiteindelijk met deze MER de milieuproblematiek vergroot. Antwoord: Volgens het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' van dit kabinet moet het aandeel hernieuwbare energiebronnen oplopen tot 20% in het jaar 2020. Het verbruik van duurzame energie in Nederland is in 2008 gegroeid van 2,9 naar 3,4 procent van het totale energieverbruik. Windenergie is nu goed voor ongeveer een derde van alle verbruik van duurzame energie in Nederland. Het belang van windenergie is uiteengezet in §2.1 van het MER en de energieopbrengst en milieuwinst in §9.2. Het MER geeft onder andere inzicht in de effecten op duurzame elektriciteit, landschap en omwonenden in de vorm van slagschaduw en geluid, zodat de effecten volwaardig meegewogen kunnen worden bij de besluitvorming omtrent dit project.
36 b
Geluidsnormen worden overtreden en er wordt in het MER uitgegaan van een nieuwe geluidsnorm die nog niet is goedgekeurd door het parlement en door de Raad van State. De huidige geluidssituatie wordt in het MER niet weergegeven. Tevens wordt geen inzicht gegeven in de geluidseffecten van de windturbines op omliggende woningen en het gecombineerde effect wordt ook niet beschreven. Geluidseffecten op andere plaatsen dan in en rond woningen worden ook niet beschreven in het MER. Antwoord: Met de afweging de Lden-norm te hanteren is niet beoogd de huidige norm te negeren of anderszins in strijd met de richtlijnen te handelen. De keuze om reeds vooruit te lopen op de Lden-norm is gelegen in het feit dat de besluitvorming verwacht wordt in de periode dat de Lden-norm geldt. Zoals in §4.8 van het Algemeen Deel van het MER wordt overwogen, werd verwacht dat deze norm per 1 januari 2010 zal gelden. Bovendien geldt dat met de Lden-norm niet wordt beoogd een minder strikte norm te hanteren. Voorts geldt dat in bijlage I ook is ingegaan op het huidige beoordelingskader, de WNCmethodiek.
36 c
Tevens moet bij en onder de dijk worden geboord om elektrische bekabeling onder de waterkering aan te brengen. Het wordt in deze MER niet of onvoldoende aangegeven welke negatieve gevolgen dit kan veroorzaken, zoals het ontstaan van kwelwater en beschadiging van het dijklichaam (verschuiven, opbarsten, doorbraak: etc.) De veiligheid van omwonenden is hierbij in het geding. Van belang hierbij is dat in deze MER een onderzoek uit 1995 ten grondslag ligt aan de toetsing van de veiligheid van de waterkering. Het is op zijn minst merkwaardig dat zo'n oud onderzoek gebruikt wordt om te komen tot een "representatief profiel". Een gedegen toetsing naar de huidige veiligheid van de waterkering is daarom op zijn plaats voordat er een onomkeerbare situatie ontstaat. Antwoord: Uit bijlage F van het MER blijkt dat er geen verzakking wordt verwacht. De onderzoeken welke zijn uitgevoerd met betrekking tot trillingen als gevolg van het heien
59
en de aanleg van de kabel in de dijk zijn opgesteld in 2009. De gebruikte informatie over het profiel van de dijk is actueel. Uit bijlage F1 blijkt ondermeer dat leggerprofielen van het waterschap uit 2006 zijn toegepast. Zie ook de beantwoording van 10g. 36 d
Het woord windpark geeft een zeer verkeerde voorstelling van zaken en dekt de lading niet. Wat is n.m. een park? "Een park is een door de mens ontworpen en aangelegd groen gebied met een recreatieve functie. In parken staan vaak dikke oude bomen en vaak zijn er vijvers. Soms gaat een park over in een bos". Het is duidelijk dat een andere benaming gewenst en op zijn plaats is. Temeer daar in alle onderliggende stukken van deze MER telkenmale wordt gesproken over windturbines. Ik verzoek u dan ook de benaming windpark te veranderen in Windturbineterrein. Antwoord: Windpark' is een gangbare benaming voor een opstelling van een aantal windturbines. Het woord 'park' kent meerdere betekenissen, waaronder bijvoorbeeld ook: gezamenlijke vervoermiddelen of machines: machinepark, wagenpark (bron: Van Dale)
36 e
Windturbines van deze omvang horen niet thuis nabij woonbebouwing wegens de slagschaduwen die zij veroorzaken Antwoord: Zie de beantwoording van 30i
36 f
Windturbines van deze omvang horen niet thuis nabij woonbebouwing …. wegens de visuele hinder ervan. Antwoord: De beleidsmatige keus voor windenergie op land impliceert dat de onshore windturbine zichtbaar zullen zijn vanuit woningen, vanwege de bevolkingsdichtheid in Nederland. Het is dan ook niet mogelijk om een windpark van deze omvang geheel buiten het zicht van woonbebouwing te realiseren.
36 g
Geluidsnormen worden overtreden en er wordt in het MER uitgegaan van een nieuwe geluidsnorm die nog niet is goedgekeurd door het parlement en door de Raad van State. De huidige geluidssituatie wordt in het MER niet weergegeven. Tevens wordt geen inzicht gegeven in de geluidseffecten van de windturbines op omliggende woningen en het gecombineerde effect wordt ook niet beschreven. Geluidseffecten op andere plaatsen dan in en rond woningen worden ook niet beschreven in het MER. Antwoord: Zie de beantwoording van 7i en 11i. De geluidseffecten op de omliggende woningen en het gecombineerde effect zijn in §9.13 van het Algemeen Deel van het MER en bijlage I beschreven.
36 h
Het windturbineterrein is gepland in/nabij een Natura 2000 gebied in het meest kwetsbare deel van het natuurgebied het IJsselmeer, namelijk de randzone. Tevens liggen de beoogde locaties in de PEHS. Vogels en vleermuizen zullen door de windturbines verstoord en/of gedood worden. Daarmee wordt de Flora- en faunawet overtreden. (het doden, verstoren, beschadigen vaste rust- en verblijfplaatsen). Antwoord: Zie de beantwoording van 6b.
36 i
Windturbines en vogels. Aanvaringsrisico. Vogels kunnen met de rotor, mast of het zog achter de windturbine in aanraking komen en gewond raken of sterven. Dit gevaar is voor de meeste soorten 's nachts het grootst, met name in donkere nachten of nachten met slecht weer (regen). Turbines die als lijn zijn opgesteld dwars op de overheersende vliegrichting zijn qua aanvaringskans het ongunstigst. Bij de planning van dit windturbineterrein is geen rekening gehouden met vorenstaande, ergo het gaat hier ook nog om parallelle rijen windturbines, die de westelijke hemel van hoog tot laag met draaiende wieken vullen. N.B. er is nog geen of weinig onderzoek/studie verricht naar vogelsterfte als gevolg van aanvaring bij hoge windturbines met grote rotorbladen zoals beschreven in deze MER. Deze aspecten worden niet in de afweging betrokken
60
Antwoord:
In het MER is een analyse uitgevoerd op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke bronnen en eigen onderzoeken van de projectlocaties en omgeving. Daaruit is duidelijk geworden dat er wel slachtoffers gaan vallen onder vogels en vleermuizen, maar dat dit nooit in dermate grote aantallen zal zijn dat het voortbestaan van de populaties van die soorten in gevaar zou kunnen komen. De literatuur die het verband legt tussen grootte van molens en schade aan ecologie is gebruikt voor dit MER. In bijlage E1 is aangegeven dat rekening is gehouden met de specifiek situering van het windpark en de grootte van de windturbines voor de effectbepaling.
36 j
Het MER brengt - ten onechte- niet in beeld welke de effecten zijn van het windturbineterrein op de mogelijkheden voor andere economische activiteiten Antwoord: In het MER wordt in §9.3 ingegaan op de economische effecten, en op de gebruiksfuncties recreatie en toerisme in §9.12 en visserij in §9.17.
36 k
Men kan zich ook afvragen wat de kosten zijn van aanleg en onderhoud versus de exploitatie van het windturbineterrein. De ontwerplevensduur van het windturbineterrein bedraagt slechts 20 jaar! Het is de vraag of men zoveel geld over de balk wil gooien zonder dat met dit megalomane windturbineterrein ook maar enige wezenlijke bijdrage aan de oplossing van het klimaatprobleem wordt geleverd. Van "milieuwinst" is derhalve geen sprake. Antwoord: Windenergie is één van de meest kosteneffectieve wijzen om duurzame energie op te wekken. Hierin zijn de kosten van onderhoud en exploitatie en de afschrijving meegenomen.
37 a
De veiligheid van het Windpark. In de maand november van dit jaar zijn er wieken afgewaaid van de windmolens die er nu staan. Gelukkig deden er zich geen persoonlijke ongelukken voor. Maar mijn ongerustheid blijft! Het gebied is toegankelijk voor voetgangers, vissers, fietsers dus kortom voor recreatie. Iets waarvan de moderne mens veel nodig heeft. Zelf recreëren we ook aan de dijk (zomer en winter). Hoe gaat dat straks? Wordt het verboden terrein, komen er beperkingen is de veiligheid van de te plaatsen turbines onderzocht? Allemaal vragen waar ik een antwoord op zou willen krijgen. Antwoord: Het incident gebeurde op het Harry van den Kroonenberg windmolenpark. Dit is het enige windmolenpark met hout-epoxy bladen. Alle andere windmolens van Nuon zijn uitgerust met polyester bladen met geïntegreerde bliksemafleider op de gondel en de wieken. Gezien de veiligheid bleven de andere parken dan ook actief. Het nieuw te realiseren windpark zal voldoen aan de veiligheidseisen.
37 b
Maar natuurlijk ook de veiligheid van de dijk zelf. Wat gebeurd er tijdens de bouw van de turbines met het grondwater, wat gebeurd er met de toegenomen bodemdruk, wat gebeurd er met het aan land brengen van de kabels, allemaal vragen waar ik een antwoord op verwacht en dat heb ik tot nu toe niet gekregen.. En dat is wel nodig, aangezien ik met mijn gezin op slechts 1200 meter van de dijk woon. Antwoord: Zie de beantwoording van 8b en 10g. In bijlage F is de watertoets weergegeven waarin expliciet wordt ingegaan op gevaren bij aanleg. Nader onderzoek zal redelijkerwijs geen nieuwe of aanvullende inzichten opleveren.
37 c
De geluidsoverlast is ook aanzienlijk te noemen. Nu horen wij de huidige molens al en dat vind ik storend. Is er onderzoek gedaan naar de gevolgen van geluidsoverlast door de turbines en wat dat met de omwonenden doet? Ik heb daar nog geen deugdelijk rapport over gelezen. Ik wil daar een rapport over ontvangen waarin wordt aangetoond hoe men tot de conclusie kan komen dat "het wel mee zal vallen". Hoe kom ik tot voldoende nachtrust om mijn werk te kunnen blijven doen als er steeds een monotoon geluid aanwezig is. En dat niet alleen 's nachts, maar ook overdag. En wat horen we als het windkracht 4 is en 5 en 6 en 7? Het leven wordt: een kermisbezoek met teveel decibellen om gezond te kunnen leven.
61
Antwoord:
Zie de beantwoording van 7j en 7k. De uitkomsten van de onderzoeken staan beschreven in §4.8 en §9.13 van het Algemeen Deel van het Mer, alsmede in bijlage I.
37 d
Het landschap van de polder is uniek in zijn soort. Door de openheid en de landbouw staat de polder al meer dan een halve eeuw op de kaart. Door de plannen van het windpark komt hier een eind aan. De molens zullen gezichtsbepalend worden. Tevens zal er imago schade ontstaan, zijn de economische gevolgen daarvan onderzocht. Wanneer ik een wandeling ga maken kijk ik nu over een open IJsselmeer, dat zal niet meer lukken als het Windpark doorgaat. Dat levert een stuk minder woongenot op. B, wat gaat dat met mij doen? Geestelijk en lichamelijk zullen daar problemen uit voortkomen. Wie gaan die oplossen en wie betaalt de kosten voor de gezondheidszorg die daar uit voortvloeien? Antwoord: Zie de beantwoording van 7a. Een MER beschrijft de gevolgen voor het milieu van een voorgenomen activiteit. Psyche, maatschappelijk draagvlak en beleving behoren (ook gezien de richtlijnen voor het MER) niet tot de onderwerpen die in een MER worden beschreven. Wel beschrijft het MER met beleving samenhangende aspecten als invloed op het landschap, visuele gevolgen, en te verwachten geluidsproductie en slagschaduw.
37 e
De daling van de waarde van mijn woning is zelf al aangegeven door de initiatiefnemers. Maar er komt geen vergoeding. Dat is tot nu toe afgesproken. Maar zo makkelijk komen de initiatiefnemers daar niet mee weg. Onderzoek heeft aangetoond dat er rekening moet worden gehouden met een daling van de waarde van 10% tot 20%. Wie gaat compenseren? Ook op deze vraag ontvang ik graag een antwoord. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
37 f
De natuur is natuurlijk uniek bij het IJsselmeer. Zoals dat ook al is beschreven in Natura 2000 gebied. Het IJsselmeergebied is het grootste natuurgebied in Nederland. Hoe kan het dan dat er nu geprobeerd wordt om in dat gebied een Windpark aan te leggen. Vogels zullen niet meer komen waardoor ik minder geniet van de natuur. Antwoord: Zie de beantwoording van6b
37 g
Tijdens het bouwproces wordt de natuurlijke gang zo verstoord dat er gevreesd wordt voor blijvende schade aan mens, plant en dier! Is hier een deugdelijk onderzoek naar gedaan? Dan wil ik daar van op de hoogte worden gebracht. Antwoord: De effecten tijdens de aanleg van de windparken zijn onderzocht in het MER in Hfdst. 8, in §9.5. en in Hfdst. 4 van bijlage 1 van de Aanvulling MER. Hieruit blijkt dat deze effecten niet leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen of de gunstige staat van instandhouding van soorten of habitats. De hinder ten gevolge van het bouwen, dit betreft met name geluid ten gevolge van bouwwerkzaamheden, is tijdelijk en veroorzaakt geen blijvende schade. Daarbij geldt dat de geluidsproductie van bouwwerkzaamheden dient te voldoen aan de richtlijnen van de overheid hiervoor. Het MER is op dit punt aangevuld in hoofdstuk 4 van bijlage 1 van de Aanvulling MER.
38
Zie brief 24, onderwerp 'locatie'
39
Zie brief 24, onderwerpen 'onrechtmatige subsidieverstrekking' en 'andere vormen van energieopwekking'
40 a
De uitgevoerde onderzoeken zoals in het MER weergegeven beperken zich tot alternatieven in het IJsselmeergebied en alternatieven in de Noordoostpolder. Het Windpark Noordoostpolder wordt echter van nationaal belang geacht, waarom ook de Rijkscoordinatieregeling van toepassing is verklaard en een Rijksinpassingsplan wordt voorbereid (Algemeen Deel MER paragraaf 1.4). Ons inziens dient dan ook op nationale schaal een afweging te worden gemaakt van mogelijke alternatieve locaties. ZoweI op zee als op land. Dit is niet gebeurd. Kort samengevat hechten wij er aan, gezien het wel als
62
project van nationaal belang wordt bestempeld, dat er op nationaal niveau een afweging van alternatieven zal plaatsvinden. Ons wordt niet duidelijk op basis van welke criteria op landelijk niveau het zoekgebied wordt bepaald, anders dan dat het plan er al lag en dat daarbij is aangesloten. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a 40 b
Veiligheid. De veiligheid van 60.000 inwoners van de gemeenten Noordoostpolder, Urk en Lemsterland is onvoldoende gewaarborgd. Het MER kan namelijk niet garanderen dat de polderdijken stabiel en op sterkte blijven. De Stichting Erfgoed Urk pleit voor aanvullend, onafhankelijk onderzoek naar de effecten van de geplande molens op de dijken in zoweI de bouw- als de gebruiksfase. Het MER geeft onvoldoende garanties dat het Windpark in de bouwfase en in de gebruiksfase de stabiliteit van de dijken van de Noordoostpolder niet in gevaar brengt. Zestigduizend inwoners van de gemeenten Noordoostpolder, Urk en Lemsterland wonen beneden het IJsselmeerpeil. Met de veiligheid van deze mensen mag niet gesold worden, om nog niet te spreken van de enorme economische schade die zou ontstaan bij een onverhoopte dijkdoorbraak. Dat deze vrees reëel is, staat buiten kijf. Niet voor niets maakt ook het Waterschap Zuiderzeeland zich grote zorgen over de stabiliteit van de polderdijken. Het Waterschap heeft nieuw beleid op dit terrein in ontwikkeling. Daarin zal het bouwen van windturbines nabij de polderdijken verboden worden, vanwege negatieve ervaringen in de afgelopen jaren. Volgens het Waterschap is steeds duidelijker is geworden dat windturbines zowel in de bouwfase, de gebruiksfase als de sloopfase grote risico's voor de stabiliteit van de polderdijken met zich meebrengen. Zo is er volgens het Waterschap kans op schade aan het dijklichaam, verzakking van de dijk, extra kwel, erosie, bemoeilijken van noodmaatregelen aan de kering in geval van een calamiteit, bemoeilijken van beheer en onderhoud aan dijkdrainage en nog diverse andere risico's. Voor ons is dat voldoende reden om te stellen dat windmolens bij waterkeringen een ernstige bedreiging zijn voor de veiligheid van de inwoners van Flevoland.De heer P. Bakker uit Urk, betrokken bij de bouw van de windmolens langs de dijk tussen de Flevocentrale en de Ketelburg, heeft ons gemeld dat de werkzaamheden tijdens de bouw van dat park diverse keren werden stilgelegd om de dijk de rust te geven om te kunnen stabiliseren. De heer Bakker was destijds sitemanager en heeft dit alles van dichtbij meegemaakt. Tijdens het heien en het storten van de solid floor kwam zoveel kwelwater door de dijk heen dat doorlopend gepompt moest worden. Zelfs weken later was het dijklichaam naast het werkpad niet berijdbaar. Antwoord: Zie de beantwoording 7d, 10i en 11c. In bijlage F zijn de effecten op de dijk in beeld gebracht ten gevolge van het voornemen, ondermeer door de onderzoeken welke onderdeel zijn van deze bijlage, uitgevoerd door Fugro. In bijlage F is ondermeer ingegaan op eventuele beperking ten aanzien van beheer en onderhoud. Hieruit blijkt dat de dijk ten allen tijde toegankelijk is voor beheer en onderhoud en hier geen beperkingen voor optreden ten gevolge van het initiatief. Aan de bouwvergunning zullen voorschriften worden verbonden die tijdens de bouw zullen moeten worden nageleefd om toezicht op de bouw mogelijk te maken. Daarnaast is een keurontheffing van toepassing op grond waarvan monitoring in de bouwfase wordt toegepast. Toezicht door het waterschap vindt plaats tijdens de bouwfase.
40 c
Het Waterschap bepaalt in zijn nieuwe beleid dat de plaatsing van nieuwe windmolens op en nabij de primaire waterkeringen niet is toegestaan. Reden daarvoor is onder meer dat beheerervaringen met windmolens in het afgelopen decennium het waterschap gesterkt hebben in het vermoeden dat er een verband bestaat tussen windmolens en de conditie van de waterkering. Dit betekent dat windmolens die eerder op en nabij de Flevolandse dijken zijn gebouwd, de dijken hebben verzwakt. Het nieuwe windmolenbeleid van de provincie Flevoland is voor het Waterschap een schrikbeeld, omdat nieuwe windmolens groter en zwaarder zullen worden. In het nieuwe beleid stelt het Waterschap: plaatsing van deze nieuwe, zwaardere windmolens op of nabij de primaire waterkeringen is vanuit veiligheid en de mogelijkheid tot het kunnen anticiperen op toekomstige ontwikkelingen (verhoging peil IJsselmeer wegens stijging zeespiegel; Erfgoed Urk) niet wenselijk.
63
Antwoord:
Zie de beantwoording van 9e. Het windpark voldoet aan het nieuwe beleid van het waterschap over windturbines nabij dijken. (Beleid primaire waterkeringen voor windmolens, kabels en leidingen en beplanting, december 2009)
40 d
Het is zeer merkwaardig dat het Waterschap keurontheffingen die zijn verleend voordat de nieuwe beleidsregels zijn vastgesteld, buiten schot wil laten. Deze blijven onder de in de ontheffing vermelde voorwaarden van kracht. Hieronder valt ook het Windpark Noordoostpolder. Wij hebben daartegen bij het Waterschap ernstig geprotesteerd. In dit verband merken wij op dat de grootte van de turbines die nabij de westelijke dijken van de Noordoostpolder zijn gepland, thans veel groter is dan enkele jaren geleden. De grootste turbines krijgen een masthoogte van 135 meter en een tiphoogte van bijna 200 meter. Met turbines van deze reusachtige omvang bestaat in Nederland geen enkele ervaring. Daarom is niet goed in te schatten hoe ernstig de risico's van deze turbines voor de waterkeringen zijn. Het Waterschap heeft nadat de keurontheffingen voor het Windpark Noordoostpolder waren verleend, negatieve ervaringen opgedaan met (veeI kleinere) molens nabij de Flevolandse waterkeringen. Ons inziens zal nieuw, onafhankeliik onderzoek moeten aantonen dat de bouw en het in gebruik zijn van die molens geen risico's voor de waterkeringen met zich meebrengt. Antwoord: Zie de beantwoording van 40b en 40c
40 e
In de Noordoostpolderdijken zitten verschillende zwakke plekken. Deze plekken, met een slappe ondergrond, liggen vaak ter hoogte van oude stroomgeulen uit de Zuiderzeeperiode. Gelet op dit alles, houden wij ons hart vast als straks over de hele lengte van de Noordermeerdijk en Westermeerdijk alsmede een deel van de Zuidermeerdijk intensief geheid gaat worden in de directe omgeving van het dijklichaam. Ook zullen zware machines, vrachtauto's met beton, heipalen en onderdelen van de gigantische turbines, over de dijken rijden. Als de dijk hierdoor instabiel ZOU worden, zijn de gevolgen niet te overzien. Antwoord: Zie de beantwoording van 7d
40 f
Volgens het MER is het plan gunstig voor de economie, gelet op vereist onderhoud van het park en mogelijke participatie van de bevolking. Echter, effecten zijn bekeken voor de inwoners van de gemeente Noordoostpolder. De gemeente Urk is volledig buiten beschouwing gehouden, terwijl zij de dichtstbijzijnde bevolking bij het windmolenpark vormen. De negatieve economische effecten worden in het geheel niet genoemd, zoals gevolgen voor watertoerisme en visserij. Slechts wordt gesteld dat daarop naar verwachting geen negatief effect is. Elke onderbouwing in dit verband ontbreekt. Antwoord: Zie de beantwoording van 2h
40 g
Tijdens de bouw zal in de gehele omgeving de vis in het meest gunstige geval worden verjaagd. In het meest ongunstige geval zal een dodelijke zone rondom de werkzaamheden worden gecreeerd. Een Amerikaans onderzoek uit 2001 heeft namelijk aangetoond dat vissen in een ruime straal rondom de bouwwerkzaamheden overlijden als gevolg van de trillingen en geluid. Soortgelijk onderzoek is op de Noordzee uitgevoerd, bij de bouw van windparken op zee. Wij verzoeken u aanvullend onderzoek uit te voeren naar de impact van de bouw van het windpark op de IJsselmeervisserij. Antwoord: In het MER is de impact op vissen in de bouwfase onderzocht. In §9.5.8 zijn de conclusies weergegeven van het uitgevoerde onderzoek. Het uitgevoerde onderzoek is opgenomen in bijlage E7 en E7.2
64
40 h
In het MER wordt de aanname gedaan dat er geen gevallen bekend zijn dat waarbij de ontwikkeling van een windpark leidt tot de afname van het aantal toeristen. In veel gevallen is er zelfs sprake van een toename, zo stelt het MER. De aanname die in het MER wordt gedaan is echter onvoldoende gefundeerd. Het is niet duidelijk op basis van welke rapporten deze aanname wordt gedaan en daarnaast of deze rapporten toepasbaar zijn op de huidige situatie. De voorbeelden die in het MER worden aangehaald, namelijk het windpark bij de Deense stad Nysted en het Deense offshorepark HornsREV zijn geplaatst op een afstand van respectievelijk 10 kilometer van Nysted en 15 kilometer van de Deense kust. Overlast door de windmolens zal daar dus anders plaatsvinden. Er kan daarentegen worden geconcludeerd dat er tot nu toe geen gevallen bekend zijn waarbij een windpark van dergelijke omvang zo dicht bij een historisch dorp is geplaatst. Antwoord: Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het milieu. De situatieschets in §4.3 en §9.3 zijn in dit licht bezien voldoende. Er wordt niet beoogd een uitputtende schets van de economische impact te geven.
40 i
In het IJsselmeergebied hangt de watergebonden werkgelegenheid voor 58% samen met watersport, oeverrecreatie, verblijfsaccommodaties en activiteiten op het gebied van cultuur. In het IJsselmeergebied bevinden zich 220 jachthavens met ruim 35.000 ligplaatsen. Tot 2030 wordt een toename van 7.000 ligplaatsen verwacht, waarvan 43% in het IJmeer en het Markermeer. Het economische belang van waterrecreatie is groot. Echter, wie wil straks nog op of langs het IJsselmeer recreëren als het gedomineerd wordt door 'Euromasten'? Antwoord: Zie de beantwoording van 40h
40 j
Het MER houdt al rekening met nieuwe wetgeving voor geluid waarmee de huidige normen worden verruimd. In dat geval zal het geluid weliswaar gemiddeld per jaar acceptabel zijn, maar de windmoleneigenaar kan er voor kiezen op bepaalde dagen de windmolens maximaal te laten draaien. Dan kan het geluid zeer goed, en dus hinderlijk, worden waargenomen in het dorp. De tegenstelling zou daarmee niet groter kunnen worden tussen het oude, authentieke dorp en het modernste windmolenpark van Nederland. Antwoord: Zie de beantwoording van 7j en 7k. Ondanks dat sprake is van een gemiddelde waarde, is er een grens aan het maximale vermogen dat een windturbine kan veroorzaken. Het bronvermogen van een turbine is een gegeven en dat bepaalt de maximale geluidsbelasting.
40 k
De ontwikkeling van Urk op het gebied van waterrecreatie wordt dus ernstig belemmerd door de komst van het windpark. Dit wordt bevestigd door het standpunt van Nederlandse Watersportvereniging. (zie brief van watersportverbond aan de minister VROM van 30 september 2009). Deze vereniging heeft zich krachtig uitgesproken tegen het windmolenpark Noordoostpolder aangezien "de openheid van het gebied ernstig wordt aangetast - er wordt op deze manier een 'hek om het IJsselmeer gezet'. Ook 's nachts zal er sprake zijn van verstoring, omdat de windmolens, vanwege hun extreme hoogte, voorzien zullen moeten worden van rode knipperlichten. En juist die openheid is een van de belangrijkste waarden van het IJsselmeergebied". Ook de Stichting Waterrecreatie heeft zich ferm uitgesproken tegen het geplande windpark. Antwoord: Zie de beantwoording van 9a
40 l
De overtuiging dat het windmolenpark schadelijk is voor de toeristische en recreatieve waarde van een gebied wordt gesterkt door de gemeente Noordoostpolder. Deze maakte in 2006 namelijk zelf bezwaar tegen de bouw van windmolens in de gemeente Steenwijkerland, omdat dat de toeristische waarde van het Luttelgeester buitengebied niet zou versterken.
65
Antwoord:
De gemeente Noordoostpolder heeft bezwaar tegen deze locatie, omdat die niet overeenstemt met het gemeentelijk beleid dat windturbineparken gekoppeld moeten zijn aan grootschalige landschappelijke elementen. Het MER (§9.12) laat daarnaast zien dat windturbineparken voor zover bekend geen negatieve invloed hebben op recreatie en toerisme, maar juist een aantrekkende werking en een functie als attractie kunnen hebben.
40 m
Het MER heeft het gebied rondom de windmolens bekeken en beoordeeld dat het windmolenpark het gebied maximaal kan benutten. Dit gebied betreft ook de gemeente Urk. De Urker gemeente wordt daarmee beperkt in haar mogelijkheden om eigen grondgebied te benutten. Als een van de snelst groeiende gemeenten in Nederland, zal dit al op zeer korte termijn problematisch worden. Doordat er lichtvervuiling, schaduwtrekking en geluidscirkels rondom het windmolenpark komt, wordt uitbreiding ten noorden van de dorpskern uitgesloten. Wij verzoeken u aanvullend onderzoek naar de gevolgen van het windpark op uitbreidingsmogelijkheden van de gemeente Urk te verrichten. Antwoord: Het Omgevingsplan Flevoland 2006 maakt uitbreiding van Urk in noordelijke richting niet mogelijk. Het is strijdig met het provinciaal beleid.
40 n
In het MER wordt economie direct gekoppeld aan werkgelegenheid. Het is onduidelijk hoe het windmolenpark een significant goede invloed kan hebben op de werkgelegenheid in de buurt. Daarbij is het opmerkelijk dat het MER spreekt over inwoners van de Noordoostpolder als omwonenden terwijl Urk beduidend dichter bij de windmolens Iigt dan alle andere dorpen van de Noordoostpolder. Het MER heeft derhalve een te beperkt begrip van omwonenden gehanteerd. Wanneer de Urker bevolking wel zou worden meegerekend tot omwonenden blijft de invloed op de werkgelegenheid nog steeds onduidelijk. De windmolens komen namelijk in eigendom van verschillende partijen. Deze partijen zijn voornamelijk {inter)nationale bedrijven die het werk naar eigen inzicht kunnen gunnen. De kansen voor een Urker bouwbedrijf voor zo'n opdracht zijn nagenoeg nihil. Vervolgens stelt het MER dat er na de bouw ook nog sprake zal zijn van nieuwe werkgelegenheid. Een eerste indicatie van de fabrikant geeft echter een additionele werkgelegenheid van vijf personen per jaar aan. Wanneer dit aantal wordt afgezet tegen het verlies aan banen in visserij en toerisme kan absoluut niet gesproken worden over een toenemende werkgelegenheid. Antwoord: Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het mileu. De situatieschets in §4.3 en §9.3 zijn in dit licht bezien voldoende. Er wordt niet beoogd een uitputtende schets van de economische impact te geven. De gemeente Noordoostpolder informeert de ondernemers over de kansen middels de brochure 'Windmolenbouw in de Noordoostpolder'.
40 o
Het MER van Windpark Noordoostpolder maakt geen melding van de beleving van een windpark van dergelijk formaat door omwonenden, noch van het maatschappelijke draagvlak onder inwoners van de gemeente Urk. Dit beschouwen wij als een ernstige omissie. Wij achten een onafhankelijk onderzoek naar het draagvlak onder en de invloed van Windpark Noordoostpolder op de psyche en beleving van de Urker bevolking van groot belang. Antwoord: Zie de beantwoording van 37d
66
40 p
De turbines die gepland zijn voor Windpark Noordoostpolder worden met een tiphoogte van bijna 200 meter de hoogste bouwwerken van Nederland. De turbines zullen het landschap aan de oostkant van het IJsselmeer onherkenbaar veranderen. Ze zullen het vlakke landschap geheel domineren waardoor de relatie van omwonenden met het polderlandschap en het water ingrijpend zal veranderen. Met name dat laatste zal ingrijpende gevolgen hebben voor de Urker bevolking, welke traditioneel gezien een sterke relatie met het water heeft. Het weidse zicht op het IJsselmeer, dat door vrijwel alle Urkers als uitermate belangrijk wordt beschouwd, zal tot het verleden behoren. Verwacht mag worden dat de Urkers de turbines aan weerszijden van het dorp als een ernstige verstoring van woon- en leefgenot zullen beschouwen. Antwoord: Zie de beantwoording van 9c
40 q
Volgens Schöne is het nodig te onderzoeken of en wanneer er bij het publiek verzadiging optreedt als er veel windmolens in het landschap worden geplaatst. Nivellering van het landschap kan optreden als mensen overal windmolens zien. Antwoord: Juist het voorkómen dat mensen overal windmolens zien is één van de belangrijkste redenen geweest om in Noordoostpolder de toepassing van windenergie te concentreren en het gehele middengebied vrij te houden van windmolens
40 r
Aangezien er nauwelijks studies zijn gedaan naar de ruimtelijke effecten en beleving van de nieuwe generatie windturbines achten wij het essentieel dat er aanvullende studies worden uitgevoerd waarbij behalve psychologische gevolgen voor omwonenden ook aspecten als esthetische beleving, cumulatie, interferentie, opstelling, onrust en zichtbaarheid worden opgenomen. Wij tekenen hierbij aan dat in Nederland geen ervaring is met het type windturbine dat in de Noordoostpolder gepland is en dat kennis over mogelijkheden om visuele effecten te bewerkstellen in de kinderschoenen staat. Antwoord: In §9.10 van het Algemeen Deel van het MER zijn de effecten op landschap beschreven, ondermeer onrust en zichtbaarheid. Op diverse manieren, door middel van viewsheds en visualisaties zijn de effecten daarnaast in beeld gebracht (zie bijlage H van het MER). Psychologische gevolgen is geen aspect dat in het MER behandeld wordt. In het MER zijn de landschappelijke effecten zorgvuldig in beeld gebracht het MER bevat voldoende informatie voor de besluitvorming over het windpark. De Commissie m.e.r. bevestigt in haar advies dat het MER voldoende materiaal bevat om een indruk te geven van de effecten op het landschap.
40 s Antwoord:
En is de veiligheid van het publiek op die fietspaden gewaarborgd? Wij denken hierbij aan calamiteiten, zoals het afbreken van wieken of het ontstaan van brand in gondels. Zie de beantwoording van 11b
40 t
De locatie van Windpark Noordoostpolder (Noordoostpolder en Urk) is zeer geschikt voor talloze vormen van duurzame energieproductie die voor geen of minder maatschappelijke onrust zorgen. Ik verzoek u aanvullend onderzoek te verrichten naar alternatieve vormen van duurzame energieproductie alvorens tot de bouw van een windpark over te gaan. Antwoord: In de aanvulling op het MER (§2.2) wordt specifiek ingegaan op de haalbaarheid van andere bronnen van duurzame energie. In deze aanvulling wordt aangegeven dat deze bronnen geen redelijk alternatief zijn voor het initiatief.
40
voor de onderwerpen 'locatie', 'cultuurhistorie en landschap', 'aardkundige waarden', 'stabiliteit van de dijken', 'huizenprijzenvermindering', 'vleermuizen', 'lichtvervuiling', 'noodzaak' en 'geluidsoverlast' zie brief 24
40
voor de onderwerpen 'veiligheid fietspaden op de dijken', 'veiligheid scheepvaart' en 'visserij (5.1)' zie brief 2
67
41 a
Het valt op dat het MER niet uitgaat van de huidige normen die thans gelden, maar alvast een voorschot neemt op een onzekere gebeurtenis, zowel qua tijdstip (1januari 2010) als qua inhoud van de nieuwe norm (Lden en grenswaarde 47). Weliswaar is er concept-AMvB, waarin de VROM-minister de nieuwe norm vermeldt, maar het is momenteel nog geenszins zeker dat de concept-AMvB een op een zijn weerslag zal vinden in een definitieve AMvB. Het debat met de 2e-Kamercommissie VROM is nog volop gaande. Juist nu in het MER wordt uitgegaan van een norm die thans niet geldig is, zou te verwachten zijn dat in het MER tenminste ook de Milieueffecten betrokken worden uitgaande van de huidige geldende normen (hierna Laeq te noemen). Dat is helaas niet gebeurd in het MER, wat ik zie als een ernstige omissie, ook in juridisch opzicht. Het MER dient alsnog de milieueffecten aan te geven bij de thans geldende Laeq. Dat in het MER vervolgens ook wordt ingegaan op de door de VROM-minister beoogde Lden en grenswaarde van 47 dB is te begrijpen; het kan het inzicht vergroten. Antwoord: In het MER (Algemeen Deel) is aangegeven dat vanwege de eenduidigheid en om duidelijk te maken aan welke normen in de praktijk moet worden voldaan, alleen Ldenmaat in beeld is gebracht. In aanvulling op de beoordeling conform de Lden 47 dB norm is in bijlage 7 van bijlage I de geluidsbelasting bepaald conform de huidige beoordelingsnormen.
41 b
In het MER wordt in het Algemeen Deel figuur 9.14 weergegeven: 'Cumulatieve Lden 47 dB 5-8 MW turbines op 4D'. Daarin staat de geluidscontour van Lden 47 dB. In de bijlage LBP, bijlage V, staat dezelfde figuur aangegeven onder V.l. Onder V.2 wordt de contour ook aangegeven, maar aldaar voor 3-4 MW buitendijks en 2-3 MW binnendijks (5D). De genoemde figuren geven ook het ruimtebeslag aan van het gebied waarbinnen de grenswaarde van 47 dB wordt overschreden. Het valt op dat de woningen aan de westzijde van de Noorderdijkweg en de Westerdijkweg binnen de contour van 47 dB vallen. Bij de contour voor 5-8 MW worden 73 woningen getroffen en bij de contour voor 3-4/2-3 MW worden 25 woningen getroffen, volgens tabel 9.16. Afgezien van het kwantitatieve aspect - het aantal getroffen woningen - is vooral het kwalitatieve aspect - het feit dat de grenswaarde wordt overschreden bij woningen - van belang. Antwoord: De constatering is correct. In §9.13 en §11.2 (MMA) van het Algemeen Deel wordt derhalve geconstateerd dat de variant met de 3/4 en 2/4 MW klasse turbines tot minder geluidhinder leidt. Daarbij geldt overigens, zoals aangegeven dat daarbij geen rekening is gehouden met de toepassing van geluidsreducerende maatregelen. Ongeacht de variant waarvoor een milieuvergunning wordt aangevraagd zal aan de norm voor geluid moeten worden voldaan. Er mogen geen woningen binnen de contour van Lden 47 dB liggen.
41 c
Er moet in dit verband worden geconstateerd dat bij woningen de grenswaarde van 47 dB wordt overschreden, wat bepaald een manco is van de locatiekeuze voor het windpark, zoals voorgesteld in het MER. Het zoeken naar alternatieve Iocaties die dit manco niet hebben, is nodig (zie ook 1.2: Alternatieve locaties). Antwoord: Door middel van maatregelen, zal de 47 dB niet worden overschreden.
41 d
Gezien de vele milieuproblemen die de locatie voor het windpark conform het MER met zich meebrengt, is de vraag geboden of er alternatieve Iocaties voor het windpark zijn, die minder of geen milieuproblemen kennen. Het MER geeft hieraan aandacht onder 3. Locatie afweging. In figuur 2.2 zijn alternatieve locaties in de Noordoostpolder weergegeven en in figuur 2.1 alternatieve locaties langs de randen van het IJsselmeer. In het MER worden deze alternatieve locaties als sIechter voor het milieu gekwalifieeerd dan de beoogde locatie langs de dijken van de Noordoostpolder en daarmee afgevoerd als reële alternatieven. De MER-richtlijn schrijft: "Alternatieven in kader van de passende beoordeling dienen ruim opgevat te worden, zo bIijkt uit de uitspraak van de Raad van State (16 juli 2003, zaaknummer 200205582/1). Alternatieven voor de beoogde windparken kunnen zijn: windparken op andere Iocaties (zowel in als buiten de Noordoostpolder) of bijvoorbeeld andere vormen van duurzame energie. De provincie Flevoland geeft aan dat "dergelijke alternatieven wellicht zelfs buiten de provincie Flevoland moeten worden gezocht". Het verdient opmerking dat de keuze van de
68
alternatieve locaties erg beperkt is, zeker gezien het rijksbelang van een windpark van de beoogde omvang. Niet voor niets wordt de procedure voor het windpark in Rijkshanden genomen (Rijkscoordinatieregeling, Rijksinpassingsplan). In dat verband dienen dan ook alternatieve locaties voor het beoogde windpark op rijksniveau gezocht en beoordeeld te worden te land en ter zee, om recht te doen aan het rijksbelang van een windpark van de beoogde omvang. Ook andere bronnen van duurzame energie dienen, conform de MERrichtlijn, in dit verband onderzocht te worden. Niet alle werk hoeft hierbij van de grond af aan te geschieden, nu de minister van VROM al in 2007 heeft toegezegd dat er een Iandsdekkend overzicht komt van geschikte Iocaties voor windparken. Dat overzicht kan vast ook alternatieven bieden voor het windpark NOP. Antwoord: Gezien het grote aantal zienswijzen met als basis de vraag (tweeledig): waarom windenergie en waarom op de gekozen locatie, is een aanvulling op de locatieonderbouwing gedaan. Daarbij is tevens aandacht geschonken aan de andere bronnen van duurzame energie. Ook de Commissie m.e.r. kan zich vinden in deze aanpak voor de locatieafweging. Het kabinet heeft in het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' aangegeven dat de komende vier jaar committering voor 2000 MW voor wind op land nodig is. Uitgaande van het initiatief van de initiatiefnemers, zijn de alternatieve locaties in het IJsselmeergebied en in de Noordoostpolder in kaart gebracht. Het initiatief betreft de oprichting van een windmolenpark. 41 e
In dat verband dienen dan ook alternatieve locaties voor het beoogde windpark op rijksniveau gezocht en beoordeeld te worden te land en ter zee, om recht te doen aan het rijksbelang van een windpark van de beoogde omvang. Ook andere bronnen van duurzame energie dienen, conform de MER- richtlijn, in dit verband onderzocht te worden. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
41 f
Realisering van het beoogde grootschalige windpark is in strijd met het Belvederebeleid van rijk, provincie en gemeenten Noordoostpolder en Urk. Antwoord: Zie de beantwoording van 2b
41 g
De aanwijzing als Natura 2000-gebied is in procedure. Dit Natura 2000-gebied bestaat uit een aanwijzing als een Vogelrichtlijngebied en als een Habitatrichtlijngebied. Tevens omvat het Natura 2000-gebied een (deel van) een Beschermd natuurmonument. Implicaties van de status van Vogelrichtlijngebied. Vanwege de status van Vogelrichtlijngebied is een uitgebreid kwantitatief onderzoek nodig voor de beschrijving van de effecten op vogels en de toetsing aan de beschermingsformules van de richtlijn. Bij een beoordeling van mogelijke effecten zijn de zogenaamde 'aanwijzingssoorten' en 'begrenzingssoorten' op grond waarvan het IJsselmeer als Speciale Beschermingszone onder de EG-Vogelrichtlijn valt van bijzonder belang. Voor deze soorten dient een 'passende beoordeling' te worden gemaakt van mogelijke effecten van de aanleg van geplande parken. Vanwege Flora- en Faunawet dienen echter alle soorten in een effectbeoordeling te worden betrokken; het ligt echter in de rede om aan eerstgenoemde groepen een groter gewicht toe te kennen. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, EHS, Flora- en Faunawet en het MER qua beoordelingssystematiek van elkaar verschillen. Dit impliceert echter niet dat het een en ander strijdig is met elkaar, maar dat er in het MER extra aandacht besteed moet worden aan deze richtlijnen. Er zaI dus ook aandacht worden geschonken aan de implicaties van de EHS en de Flora- en Faunawet. Daarbij kunnen in algemene zin de volgende stappen onderscheiden worden: Is er sprake van aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden? Is er sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang? Kan het met op een andere manier of elders? Moeten mitigatie en compensatie worden uitgewerkt? (Bij de beoordeling kunnen in de plannen opgenomen mitigerende maatregelen worden meegewogen). Bij een beoordeling in het kader van de EG-Vogelrichtlijn zullen de vijf afzonderlijke plannen in hun onderlinge samenhang worden bekeken. Dat neemt niet weg dat huidige waarden en te verwachten effecten ook voor de afzonderlijke locaties kunnen
69
en zullen worden beschreven. Daarbij zal tevens aandacht worden besteed aan de binnendijkse 'vogelwaarden'. Ook hier liggen belangrijke vogelwaarden, vooral door het voorkomen van grote aantallen overwinterende ganzen en zwanen. Zoals eerder gesteld zullen de mogelijke effecten op alle voorkomende soorten in het gebied in het kader van de Flora- en Faunawet worden beschreven. "Kan het niet op een andere manier of elders?" Ja, het kan elders. Een vogelrichtlijngebied moet worden ontzien voor wat betreft het plaatsen van windturbines. Dit komt ook tot uitdrukking in het rijksbeleid om voorkeurslocaties voor windenergie op land aan te wijzen. Antwoord: De wettelijke kaders zijn in het MER op de juiste wijze beschreven en er is op de juiste wijze aan getoetst. Er is recht gedaan aan de status als Wetland, speciale beschermingszone Natura 2000 onder de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, EHS, de soortbeschermde bepalingen uit de Europese richtlijnen en de implementaties daarvan in de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet en provinciaal beleid. Aan alle relevante beschermingskaders is adequaat aandacht besteed in het MER. De Flora- en faunawet kent een aantal specifieke verbodsbepalingen die bijdragen aan de bescherming van alle soorten vogels zoals vereist ingevolge de Europese Vogelrichtlijn. In de Passende beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER) is getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen uit het definitieve aanwijzingsbesluit (eind 2009) van het IJsselmeer als Natura 2000gebied. Blijkens de passende beoordeling zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten uitgesloten. 41 h
De provincie Flevoland benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging bij het plaatsen van windturbines in het Belvederegebied: Het noordwestelijk deel van Noordelijk Flevoland is door de bodemeigenschappen en de aanwezigheid van dijkskwel geschikt om de ecologische relatie tussen het IJsselmeer en het binnendijkse gebied te versterken. Door het creëren van moeras-elementen langs de Noordermeerdijk kunnen hier waardevolle broed-, foerageer- en rustplaatsen ontstaan voor moeras- en weidevogels. Natuurwaarden die hier tot ontwikkeling kunnen worden gebracht zijn de natte varianten van de bosgemeenschappen, bloemrijk grasland en zoetwatergemeenschappen. Met name de omgeving van de Rotterdamse Hoek biedt hiertoe goede mogelijkheden. Bij de Noordermeerdijk zijn mogelijkheden voor de plaatsing van windturbines. De plaatsing van windturbines kan echter spanningen opleveren met de wens om ter plekke een 'nat' natuurlijk milieu te ontwikkelen. Bij de inrichting van dit gebied dienen beide belangen zorgvuldig afgewogen te worden". Het MER laat de wetlands buiten beschouwing, laat staan dat de belangenafweging tussen de wetlands en het windpark, zoals de provincie Flevoland dat voorschrijft, in het MER gestalte krijgt. Antwoord: De weging in het MER komt volledig toe aan de belangen en de kaders die worden beschreven in het citaat van de provinciale tekst die door inspreker wordt aangevoerd. Wetlands kennen geen specifieke beschermingsformules, die zijn onderdeel van het kader voor beschermingszones onder de Vogelrichtlijn, zijnde de Habitattoets. De binnendijkse gebieden worden in de ontwerpstructuurvisie van de gemeente Noordoostpolder aangewezen als gebieden voor landbouw. Zie ook de beantwoording van 41g.
41 i
Zonder herinrichting blijft het IJsselmeer een saaie, grauwe plas. Planologen hebben tot nu toe al meer dan 200 plannen gemaakt voor herinrichting, maar omdat deze te sectoraal zijn opgezet, ontbrak steeds het draagvlak bij de vele betrokkenen. Er is een innovatief maatschappelijk proces nodig om de situatie te doorbreken, waarbij controverses kunnen ontstaan, maar waarbij vernieuwing in het waterbeheer gecombineerd lean worden met ecologische en ruimtelijke verbeteringen. Ontwikkeling van een maatschappelijk gedragen visie over herinrichting van het IJsselmeer, waarvan wetlands deel uitmaken. Herstel van de ecologische functies staat daarbij voorop. Uit het KNAW-onderzoeksplan 'Wetlands in het IJsselmeer bliikt dat de bouw van dit windpark moet worden gezien als een te vroegtijdige beslissing in een natuurgebied waarover op overzienbare termiin ingrijpende beslissingen worden genomen (Het waterbestendiger maken van Nederland en de daarmee samenhangende plannen voor veranderingen van de IJsselmeerdijk. Deltacommissie 2008)
70
Antwoord:
Het MER gaat over de realisatie van windparken langs de dijken van de Noordoostpolder. In het MER zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen welke centraal staan bij de ecologische functies van het IJsselmeer, zorgvuldig in kaart gebracht. Het KNAW-onderzoeksplan biedt hiervoor geen nieuwe inzichten.
41 j
Het MER (Noordermeerdijk buitendijks) stelt: "Om aan te sluiten op het credo van de Nota Belvedere "behoud door ontwikkeling" moet op creatieve wijze inhoud worden gegeven aan het Belvederebeleid". In het Belvederegebied Noordoostpolder en in het Nationaal Landschap Zuidwest Fryslan kan het beoogde windpark onmogelijk worden gezien als een 'creatieve' invulling van 'behoud door ontwikkeling' . Antwoord: Zie de beantwoording van 2b
41 k
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Natura 2000-gebieden vormen samen met een groot deel van de binnendijkse natuurgebieden het Flevolandse deel van de nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Doel van de EHS is de realisatie van een robuust landelijk samenhangend netwerk van natuurgebieden dat voldoende (leef-)ruimte biedt voor soorten en waarden die karakteristiek zijn voor de Nederlandse natuur. De EHS moet in 2018 gereed zijn. In het provinciale gebiedsplan voor natuur en landschap is verder uitgewerkt welke natuurkwaliteit gerealiseerd moet worden en welke gebieden, aanvullend op reeds bestaande natuurgebieden, begrensd zijn als nieuwe natuur. Antwoord: De effecten op de EHS zijn uitgebreid beschreven. De EHS komt als ‘betiteling’ van gebieden echter beperkt in het MER terug. In het Algemeen Deel van het MER, Hfdst. 4 (toetsingskader), pagina 52 en 53, en Hfdst. 5 (bestaande milieutoestand) is beschreven wat de EHS betreft en hoe hiermee is omgegaan in het MER. Dit maakt ook duidelijk waarom de betiteling van ‘EHS’ beperkt terugkomt in het MER. Het belangrijkste EHSgebied betreft namelijk het IJsselmeer. In het Provinciaal Omgevingsplan Flevoland 2006 is aangegeven dat voor de provinciale EHS onderscheid wordt gemaakt in drie typen gebieden. De belangrijkste betreffen de ‘prioritaire gebieden’. Het IJsselmeergebied is een prioritair gebied aangezien het een Natura 2000-gebied betreft. Voor de prioritaire gebieden is aangegeven dat het relevante toetsingskader leidend is. In geval van het IJsselmeer de instandhoudingsdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit. In het MER is hier uitgebreid bij stilgestaan.
41 l
Het Natuurbeheerplan Flevoland 2010 stelt ten aanzien van de Rotterdamse Hoek: "Op de plek waar de Westermeerdijk overgaat in de Noordermeerdijk ligt een bestaand natuurgebied van 4,1 ha. Het bestaat uit een bos van bijna 3 ha en een kwelplas van min 1 ha. Deze plas was aanvankelijk bedoeld als rustgebied voor watervogels, maar door de geringe oppervlakte heeft het die functie niet kunnen vervullen. Tegen het bestaande natuurgebied is 80 ha als 'nieuwe natuur' begrensd om te ontwikkelen naar natte graslanden met rust- en fourageermogelijkheden voor water- moeras- en weidevogels. Een deel hiervan is reeds verworven". Het MER (Noordermeer binnendijks) stelt: "Indien het gebied als EHS is begrensd, maar een agrarische bestemming heeft, hoeft alleen rekening te worden gehouden met de actuele natuurwaarden en nog niet met de potentiele". Dit is niet juist: Het (inmiddels uit 10 ha) bestaande natuurontwikkelingsgebied moet conform het Natuurbeheerplan Flevoland voldoen aan de potentiele natuurwaarden behorend bij de EHS. Antwoord: Met betrekking tot het EHS gebied Rotterdamse Hoek. Dit gebied kent nog geen beschrijving van de wezenlijke kenmerken en waarden, die wordt door provincie Flevoland in 2010 vastgelegd. Er is nu een elzen-iepen bosje en het overgrote deel van het reeds als EHS begrensde gebied moet nog worden omgevormd van agrarische doeleinden naar natuurdoelen. Nu Rotterdamse Hoek geïsoleerd ligt van overige EHS gebieden in Flevoland zal de ecologische inrichting en het beheer vooral gericht zijn op ondersteuning van lokale functie van nabijgelegen natuurgebieden zoals IJsselmeer. In het MER is dan ook beperkt stilgestaan bij de Rotterdamse Hoek. Mede ook omdat is gebleken uit onderzoek (Rijkswaterstaat, 2000 en Provincie Flevoland in het Natuurbeleidsplan 2010) dat de gewenste functie en waarden niet tot stand zijn gekomen. Zie onder meer §3.4.2 Locatiespecifiek Deel-Westermeerdijk Binnen.
71
41 m
Door de onderzoeken uit het MER wordt niet aangetoond dat de gunstige staat van instandhouding van het gebied niet in gevaar komt. Dit blijkt ook uit het MER zelf, dat vermeldt dat slachtoffers, uitwijk en verstoring het gevolg zullen zijn. Uit het MER blijkt niet dat deze gevolgen, al dan niet gecumuleerd, geen significant nadelige gevolgen zullen hebben Dit kan ook niet daar over de effecten van de nieuwe generatie windturbines waaronder de geplande 5MW-turbines met een tiphoogte van circa 190 meter en een rotorlengte van circa 60 meter geen onderzoek bestaat (van dit type turbines zijn er pas 2 of 3 gebouwd) en de effecten dus niet op de juiste waarde zijn in te schatten. Zeker met de effecten die uitgaan van circa 100 turbines in een windpark, in lange lijnen op de overgang van land en water. Ook over aanvaringsslachtoffers bij dit type turbine in trekgebieden is nauwelijks tot geen onderzoek gedaan. Antwoord: Zie de beantwoording van 31p
41 n
In het MER wordt met grote regelmaat een kwantitatieve inschatting gemaakt omdat de wetenschappelijke kennis ontbreekt en er dus geen kwalitatieve beoordeling kan worden gegeven. Ook de cumulatieve effecten van andere dan het windpark zelf worden niet in beeld gebracht voor soorten die niet voldoen aan de instandhoudingsdoelstelling. In deze lacune dient voorzien te worden door nader onderzoek. Antwoord: In het MER wordt op basis van de huidige stand van de techniek en kennis een uitgebreide en diepgaande beschrijving gemaakt van de milieueffecten. Nader onderzoek kan redelijkerwijs niet meer inzichten bieden. Op onderdelen waar de kennis nog beperkt is zullen in de Nbw-vergunning monitoring- en evaluatievoorschriften ingezet. In bijlage 1, Aanvulling MER zijn de cumulatieve effecten van het windpark in beeld gebracht.
41 o
Uit het MER blijkt dat de locatiekeuze voor het windpark in eerste instantie is gedaan op grond van energieopbrengst, eigendom van gronden van initiatiefnemers en bewoningsdichtheid. Het is juist dit gebied waar een aantal criteria bij elkaar komen die het gebied voor het bouwen van een grootschalig windpark in de weg staan zoals rustgebieden, foerageergebieden en trekbanen. Voornamelijk de indirecte effecten van het grootschalige windpark zullen tot gevolg hebben dat vogels de omgeving van de windturbines gaan mijden. Door dit vermijdingsgedrag kan geschikt leefgebied in de buurt van windmolens niet benut worden, waardoor het verloren gaat voor de betreffende soort. Daamaast kunnen vogels belemmerd worden in hun bewegingen, die in schaal varieren van dagelijkse pendelvluchten (bijvoorbeeld tussen foerageerplekken en de nestplaats) tot jaarlijkse migratie (tussen broed- en overwinteringgebied). Vogelbescherming Nederland gaat uit van een veilige contour van 600 tot 1100 meter rondom de richtlijngebieden. Op grond van de risicokaart van Vogelbescherming Nederland dienen windmolens uit voorzorg niet geplaatst te worden in de belangrijkste vogelgebieden en hun directe omgeving. Het betreft onder meer de Natura 2000-gebieden die zijn aangewezen voor vogels. Antwoord: Zie de beantwoording van 41g
41 p
Het MER vermeldt in het Algemene Deel het volgende: "De effecten van de windparken in de Noordoostpolder op de beschermde soorten kunnen niet los worden gezien van de effecten van andere plannen en projecten in of nabij het IJsselmeer. Indien het windpark leidt tot verstoring van soorten die niet voldoen aan de instandhoudingsdoelstelling, tot een meer dan verwaarloosbare aantal aanvaringsslachtoffers of tot een volledige barrierewerking is het noodzakelijk om de effecten van andere plannen en projecten op te tellen bij de effecten van het Windpark Noordoostpolder. In hoofdstuk 5 is aangegeven dat dit niet aan de orde is. De cumulatieve effecten met andere plannen en projecten zijn dan ook niet in beeld gebracht. Wel is de cumulatie van aIle vijf de windparken in de Noordoostpolder in beeld gebracht. In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de cumulatieve effecten op ecologie". Dit is te meer bevreemdend daar eerder in het MER wordt aangegeven dat op een aantal punten onderzoekskennis ontbreekt en geen goede inschatting kan worden gemaakt van de effecten of gevolgen. Zeker met de grote
72
dichtheid van bestaande en nog te bouwen windturbines in de aangrenzende Flevopolders zullen de cumulatieve effecten zeker nader onderzocht moeten worden om een goede inschatting te kunnen maken van de effecten op de avifauna. Antwoord: In de Passende beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER) is een cumulatieve effectbepaling uitgevoerd van het windpark in combinatie met andere relevante plannen en projecten. 41 q
Er is geen onderzoek gedaan naar de instandhouding van de Driehoeksmossel (Dreissena polymorpha). Uit diverse onderzoeken blijkt namelijk dat met name het slibgehalte (slechte doorzicht) momenteel beperkend is voor de Driehoeksmossel in het IJsselmeer. Het slibgehalte is dus een belangrijke stuurvariabele om de ecologische toestand voor de Driehoeksmossel te verbeteren en te herstellen. Bij de aanleg van het windpark zal voor lange tijd, over een groot gebied, de bodem worden verstoord en het (zwevend) slibgehalte alleen nog maar toenemen. Met name voor de Driehoeksmossel, het voedsel voor de duikeenden, zullen de leefomstandigheden dus significant verslechteren. Dit juist in een gebied waar het water op dit moment nog relatief helder is. Tijdens de aanleg van het park (scheepvaartveiligheidsvoorziening en funderingen) zal er door het opwervelen van stof/slib niet alleen ter plaatse schade optreden. Ook over een groot gebied rondom de voorziening en de funderingen zal het zwevend slib(vertroebeling), door stromings- en sedimentatiepatronen verspreid, langdurig nadelige gevolgen hebben voor het voedsel van de duikeenden. Er is geen onderzoek verricht (bijvoorbeeld in het bestaande Westermeerpark) naar het effect van windturbines op de duikeenden. De conclusie van een dergelijk onderzoek zou zijn geweest dat dit effect vernietigend zal zijn en dat de compenserende maatregel van een strekdam met wat voedsel bij de Rotterdamse Hoek volstrekt ontoereikend zal zijn. Antwoord: In §9.5.8 en bijlage E6 van het Algemeen Deel van het MER zijn de effecten op driehoeksmosselen beschreven. Dit is eveneens samengevat beschreven in bijlage 1 van de Aanvulling MER, in §4.4 van de Passende beoordeling. In het MER is zorgvuldig onderzoek gedaan naar ondermeer de effecten op driehoeksmossel, duikeenden en het effect van de luwte achter de scheepvaartveiligheidsvoorziening. Het MER bevat dan ook voldoende informatie om besluitvorming te ondersteunen.
41 r
Noorderdijk Binnen Het merendeel van het buitengebied van de Noordoostpolder wordt gekenmerkt door relatieve stilte. Het beleid met betrekking tot geluidhinder is met name gericht op het voorkomen van geluidhinder, door geluidsaspecten vroegtijdig te betrekken bij nieuwe ontwikkelingen. "Bij het instemmen met een hogere geluidsbelasting op de gevel van woningen wordt een terughoudend beleid gevoerd" (provincie Flevoland, 2000). Het MER gaat uit van een hogere geluidsbelasting en een vermindering van de geluidsbescherming van omwonenden. Antwoord: De geluidsbelasting ten gevolge van het windpark moet voldoen aan de daarvoor geldende normen. Uit het MER blijkt daarbij dat inderdaad een hogere geluidsbelasting optreedt dan in de huidige situatie. Er is echter geen verandering met betrekking tot de geluidsbescherming van omwonenden. In de huidige situatie geldt ook de bescherming op grond van door de overheid gestelde geluidsnormen.
41 s
Noorderdijk Binnen De startnotitie stelt: "De beoordeling van de geluidseffecten zal onder meer geschieden aan de hand van het aantal woningen binnen bepaalde geluidscontouren, het indirecte ruimtebeslag (akoestisch invloedsgebied), de milieukwaliteitmaat (cumulatie van verschillende geluidsbronnen) en de geluidsemmissie ten opzichte van het referentieniveau (huidige situatie en autonome ontwikkeling). Het MER bevat geen beoordeling van de geluidsemmissie ten opzichte van het referentieniveau. Antwoord: In bijlage I van het MER is een vergelijking van de huidige situatie en de toekomstige situatie gegeven. In §9.13 van het Algemeen Deel van het MER zijn de conclusies hiervan opgenomen.
73
41 t
Noorderdijk Binnen De MER-richtlijn stelt: "Beoordeel indien nodig met behulp van de WNC-methodiek de effecten PER geluidhindergevoelige bestemming". Het MER bevat geen analyse van de werkelijke belasting van de individuele omliggende woningen. Het MER verklaart niet waarom deze analyse per woning niet nodig zou zijn. Antwoord: Zie de beantwoording van 7i. In bijlage I is ook ingegaan op de WNC-methodiek. Bij het bepalen van de geluidseffecten zijn de geluidscontouren bepaald van het windpark. Daaruit blijkt op kaart welke woningen niet kunnen voldoen aan deze norm, afhankelijk van de variant, en welke woningen hier wel aan kunnen voldoen. Vervolgens geldt dat het windpark bij alle relevante woningen zal moeten voldoen aan de geluidsnorm door het treffen van geluidsreducerende maatregelen. De richtlijnen vragen niet om per individuele woning de geluidsbelasting te bepalen maar per geluidhindergevoelige bestemming. Woningen zijn een dergelijke geluidhindergevoelige bestemming.
41 u
Noorderdijk Binnen In de berekening van de cumulatieve geluidseffecten zijn niet de reeds aanwezige solitaire windturbines betrokken. Antwoord: In het MER wordt de 'Circulaire geluidhinder veroorzaakt door windturbines; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer' gevolgd, waarin wordt geadviseerd de geluidhinder veroorzaakt door windturbines in het vervolg te beoordelen op een beoordelingswijze die in deze circulaire wordt beschreven. In deze circulaire is aangegeven dat bestaande windturbines die al (ruim) voor de verzending van dit advies in werking waren, veelal buitenbeschouwing kunnen worden gelaten. Bij het bepalen van de cumulatieve effecten zijn de effecten van het gehele windpark Noordoostpolder bij elkaar betrokken. Andere geluidbronnen, zoals bestaande solitaire turbines maar ook agrarische inrichtingen, zijn hier niet bij betrokken.
41 v
Noorderdijk Binnen De opmerkingen over de afscherming van woningen door schuren zijn willekeurig en niet per woning vastgesteld. Antwoord: Bij het bepalen van de geluidseffecten zijn de geluidscontouren bepaald van het windpark. Daaruit blijkt op kaart welke woningen niet kunnen voldoen aan deze norm, afhankelijk van de variant, en welke woningen hier wel aan kunnen voldoen. Vervolgens geldt dat het windpark bij alle relevante woningen zal moeten voldoen aan de geluidsnorm door het treffen van geluidsreducerende maatregelen. De richtlijnen vragen niet om per individuele woning de geluidsbelasting te bepalen maar per geluidhindergevoelige bestemming. Woningen zijn een dergelijke geluidhindergevoelige bestemming. In het locatiespecifiek deel Noordermeerdijk Binnen, §5.8 wordt ten aanzien van geluid (en voor slagschaduw in §5.9) aangegeven dat voor een deel van de woningen geldt dat deze geheel of gedeeltelijk afgeschermd worden door omliggende gebouwen. Met deze afscherming is bij de berekeningen geen rekening gehouden. De feitelijk geluidbelasting op de gevel zal bij deze woningen door de afscherming waarschijnlijk lager zijn.
41 w
Noorderdijk Binnen Bovengenoemde woningen worden reeds veelal volledig belast of zelfs overbelast door landbouwlawaai. Dit is niet meegewogen in de berekening van de cumulatieve geluidseffecten. Antwoord: In bijlage I van het MER is een vergelijking van de huidige situatie en de toekomstige situatie gegeven. In §9.13 van het Algemeen Deel van het MER zijn de conclusies hiervan opgenomen. Hierin is het geluid van landbouwbedrijven niet betrokken waardoor de huidige situatie een onderschatting is van de daadwerkelijke hoogte van het geluidsniveau. Voor alle geluidsbronnen geldt dat deze bij woningen, behalve indien deze bij de inrichting horen, dienen te voldoen aan de voor de bron geldende geluidsnormering. Daarbij vindt een beoordeling per geluidsbron plaats en dit is ook uitgevoerd voor het windpark Noordoostpolder
41 x
Noorderdijk Binnen Er wordt geen aandacht geschonken aan de geluidsoverlast op andere plaatsen dan nabij de woningen: mensen werken in het open veld tot onder de molens, het betreft hier intensieve arbeid vanwege het kweken van gewassen die intensieve arbeid op het land vereisen.
74
Antwoord:
41 y Antwoord:
De geluidsnormering in Nederland is gericht op de geluidsbelasting ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen. De geluidsbelasting in het open veld blijkt overigens wel uit de bepaalde geluidscontouren. Binnen de Lden 47 contour zal de geluidsbelasting hoger zijn den Lden 47 dB. Noorderdijk Binnen: Het 'Van der Berg-effect ' is niet betrokken in de geluidseffecten Zie de beantwoording van 24zj
41 z
Noorderdijk Binnen De laagfrequente geluidseffecten, met name binnenshuis, worden niet beschreven. Antwoord: Bij de MER is het geluid in het frequentiegebied vanaf circa 50 Hz meegenomen en beoordeeld. Derhalve is ook aandacht besteed aan de hoorbare geluiden met relatief lage frequenties. Het geluid van windturbines bij nog lagere frequenties is niet relevant. Conform 'Impact of wind turbine noise in the Netherland' Jan Jabben, RIVM, Third International Meeting on Wind turbine Noise 2009, speelt het laagfrequent-geluid onder 50 Hz geen rol. Conform 'Do wind turbines produce significant low frequency sound levels?' G.P. van den Berg, University of Groningen, 11th Internation Meeting on Low Frequency Noise and Vibration and its Control 2004, dient infrasoon geluid van windturbines als onhoorbaar te worden beschouwd.
41 za
Noorderdijk Binnen Het MER stelt: "De milieuwinst, bepaald onder de locatiespecifieke omstandigheden, leidt tot een groter aantal vollasturen dan berekend op basis van het Protocol Monitoring Duurzame Energie". Een groter aantal vollasturen betekent MEER geluidsbelasting. Antwoord: De locatiespecifieke omstandigheden zijn ook benut om de geluidsbelasting te bepalen. Het MER geeft dan ook een correcte inschatting, alhoewel worst case zoals in het MER aangegeven, van de geluidsbelasting. Ook de Commissie m.e.r. stelt in haar advies dat de effecten op de leefomgeving, zoals geluidbelasting en slagschaduw, goed zijn beschreven.
41 zb
Noorderdijk Binnen Het MER stelt: "Voor wat betreft hinder als gevolg van geluid (en slagschaduw) .....van de 58 megawattklasse turbines kan door aanvullende maatregelen weI voldaan worden aan het geldende wettelijk kader". De voorgestelde mitigerende maatregelen zijn onvoldoende om het huidige geluidsbeschermingsniveau van omwonenden te handhaven (hetzelfde geldt voor de slagschaduw). Antwoord: Het wettelijke beschermingsniveau van omwonenden ligt vast in wet- en regelgeving. De windparken zullen hier eveneens aan moeten voldoen. Het huidige beschermingsniveau blijft derhalve gelijk. Wel ontstaat er voor direct omwonenden een hogere milieubelasting ten opzichte van de huidige situatie. De milieubelasting ten gevolge van het windpark staat centraal in het MER.
41 zc
Noorderdijk Binnen De MER richtlijn steIt: 'Onderbouw waarom wordt gekozen voor een onderlinge afstand van de turbines van 4 x de rotordiameter... ' Het MER schrijft: "Een afstand van 4 D is echter mogelijk in de NOP, blijkt uit adviezen van fabrikanten van windturbines". Deze uitspraak is niet onderbouwd en kan niet worden getoetst: Welke fabrikant? Welk advies voor welk type turbine? Op basis van welk onderzoek? Antwoord: Dit blijkt uit het advies van de fabrikant van de onderzochte referentieturbine, Enercon. Overigens is vier maal de rotordiameter een algemeen aanvaard uitgangspunt. In de praktijk moet getoetst welke specifieke tussenafstand gehanteerd kan worden op grond van de locatiespecifieke omstandigheden (met name wind en andere obstakels).
41 zd
Noorderdijk Binnen Het MER bevat geen analyse van de werkelijke effecten op de omliggende individuele woningen en in het veld. Wanneer deze analyse weI zou worden gemaakt, zal blijken dat de turbines op deze plek gedurende een groot aantallen per etmaal uit moeten en dus niet op de economisch meest rendabele plek staan.
75
Antwoord:
Het MER voor het windturbinepark ‘Noordermeerdijk binnendijks’ bevat in de bijlage een plattegrondtekening met daarop de slagschaduwduurcontour. Deze contour is gebaseerd op de bepalingen van artikel 3.12 van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Met de contour wordt duidelijk bij welke woningen slagschaduw(hinder) kan optreden en bij welke niet.
41 ze
Noorderdijk Binnen De MER-richtlijn stelt: "Besteed aandacht aan het type transporten langs de windparken en de intensiteit. Bij een niet-verwaarloosbare kans op incidenten: beschrijving van de mogelijke gevolgen van een incident, met inbegrip van de milieugevolgen". Dijklichamen: Er is geen specifiek op windturbines toegespitst beoordelingsschema opgenomen in de Leidraad toetsen op veiligheid (TAW), het Waterschap ZuiderzeeIand heeft geen specifiek beleid hiervoor. Gesteld wordt dat de windturbines voldoen aan de beleidsregels van het Waterschap, die gelden voor bouwwerken algemeen. Het niet hebben van een specifieke leidraad voor windturbines wordt gezien als een stilzwijgende goedkeuring. Conclusie: Het gaat hier om een beslissing op basis van een GEBREK aan kennis. Niet wordt beschreven of' bouwwerken algemeen 'ook offshore turbines, bedoeld voor op zee, kunnen inhouden. Antwoord: De transporten ten behoeve van het windpark zijn in de exploitatiefase verwaarloosbaar. Tijdens de bouwfase zal het transport wel toenemen. In Bijlage 7 wordt hierop - voor wat betreft de milieuaspecten - ingegaan. Aanvullende onderzoeken zullen niet leiden tot nieuwe informatie, reden waarom dit is achterwege gelaten.
41 zf
Noorderdijk Binnen Het MER zegt: " Dijklichamen die worden getroffen door afbrekende turbineonderdelen kunnen schade oplopen en indirect leiden tot slachtoffers". Afbrekende turbineonderdelen leiden tot DlRECTE slachtoffers op het wandel- en fietspad langs de Noordermeerdijk". Het Waterschap Zuiderzeeland verbiedt in de toekomst turbines langs de dijk. Argumenten voor het maken van een uitzondering hierop voor het windpark NOP worden niet expliciet genoemd. Antwoord: De kans op afbrekende turbineonderdelen is klein doordat het gecertificeerde turbines betreffen die voldoen aan ontwerp- en constructie-eisen, mede met het oog op de veiligheid. De turbines voldoen aan de internationale eisen, zoals opgenomen in IEC 61400. Bij normaal onderhoud behoort inspectie van de onderdelen en zullen gebreken aan het licht komen. Dit wordt gewaarborgd in de van toepassing zijnde regelgeving. Zie ook de beantwoording van 11b en 37a.
41 zg
Noorderdijk Binnen Binnen de relevante veiligheidscontour ligt een varkensschuur. Het MER spreekt over "1 (mogelijk beperkt kwetsbaar) object: een varkenshouderij zonder woonhuis". In deze varkensschuur leven duizenden varkens en werken mensen. Derhalve moet worden gesproken over een kwetsbaar object (mens EN dier) binnen de relevante veiligheidscontour. Antwoord: In het MER is aansluiting gezocht bij de meest recente milieuhygiënische inzichten met betrekking tot veiligheid, zoals verwoord in het besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. De windparken Noordoostpolder komen naar verwachting in 2010 te vallen onder de werking van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de daarop gebaseerde Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Het Barim definieert de begrippen 'kwetsbare objecten' en 'beperkt kwetsbare objecten'. Dergelijke objecten (waar zich personen bevinden ) krijgen meer of minder bescherming afhankelijk van de verblijfsfunctie. De varkenshouderij valt onder 'beperkt kwetsbaar'. De bescherming ziet alleen op personen en niet op dieren
76
41 zh
Noorderdijk Binnen Het MER stelt: "'De overige nabijgelegen objecten (voornamelijk boerderijen met woonhuis en blokwoningen) zijn gelegen op circa 650 meter of meer vanaf de toekomstige windturbines". Dit is niet juist. Een direct onder de turbines liggend kwetsbaar object is de weg aan de buitenzijde van de gehele Noordermeerdijk, die wordt gebruikt en toegankelijk blijft als wandel- en fietspad (onderdeel van een landelijke fietsroute). Dit kwetsbare object wordt niet vermeld in de Mer, maar ligt weI binnen de zonering, zoals berekend op basis van het Handboek Risicozonering Windturbines. De afstand tussen dit fietspad en de turbines is aanmerkelijk minder dan 4x de ashoogte. Het betreft daardoor een niet-verwaarloosbare kans op incidenten. Niet wordt omschreven wat de gevolgen zijn van incidenten, voor toeristen, maar ook voor op het land werkende landbouwers. Antwoord: Wandel- en fietspad zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het gevaar voor personen die gebruik maken van de wandel- of fietsroute is beperkt te achten, omdat het aantal aanwezige personen nabij het windturbinepark beperkt zal zijn en deze zich daar slechts voor korte duur begeven. De kans op afbrekende turbineonderdelen is klein doordat de turbines voldoen aan ontwerp- en constructie-eisen, mede met het oog op de veiligheid. De turbines moeten type-gecertificeerd zijn. Bij normaal onderhoud behoort inspectie van de onderdelen en zullen gebreken aan het licht komen
41 zi
Noorderdijk Binnen Het MER stelt: "'Aansluiten op architectonische/landschappelijke elementen in de omgeving op kleine schaal: gelet op de schaal van de te hanteren windturbines kan geen sprake meer zijn van het 'inpassen' van de windturbines in het landschap". De initiatiefnemers geven aan niet te kunnen voldoen aan de eisen van landschappelijke inpassing. Antwoord: Zie de beantwoording van 2b
41 zj
Noorderdijk Binnen De MER-richtlijn stelt: "Beschrijf de onderdelen van het voornemen....voor zover ze vanuit milieuoogpunt relevant zijn. Dit zijn in ieder geval de oprichting van windturbines en de bijkomende voorzieningen en activiteiten, zoals bijvoorbeeld de bekabeling, de aanleg van wegen, transformatorgebouwen en eventueel hekwerk. De bijkomende voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, 4 meter brede onderhoudswegen, de funderingen e.d. horen ten dele bij een andere initiatiefnemer (Telmet), maar functioneel maken ze onderdeel uit van het park. De landschappelijke effecten van de bijkomende voorzieningen en activiteiten worden niet uitgewerkt en niet gevisualiseerd. Antwoord: De voorzieningen zijn visueel ondergeschikt aan de turbines, en hebben geen invloed op de landschappelijke effecten van het initiatief (zie MER).
41 zk Antwoord:
Noorderdijk Binnen Het transformatorstation is gepland bij de Rotterdamse Hoek, onderdeel van de EHS en van "'grote betekenis voor het polderconcept". Zie de beantwoording van 41l
41 zl
Noorderdijk Binnen Het MER zegt: "Participatie voor anderen dan de grondeigenaren is echter niet mogelijk op dit moment". Dit is onjuist. Buiten de polder wonende familieleden van deze grondeigenaren participeren in dit windparkplan. Antwoord: Zie de beantwoording van 20b
77
41 zm
Noorderdijk Binnen Het MER stelt: "Wel zijn de initiatiefnemers van plan om de energiekosten van direct omwonenden grotendeels te vergoeden. Omdat bij veel huishoudens deze kostenpost een substantieel deel uitmaakt van de vaste lasten zal het voornemen een positief effect hebben op de koopkracht van de betreffende huishoudens". De initiefnemers doen geen toezegging, maar beperken zich tot een voornemen, een plan. De veronderstelling dat de energiekosten een substantieel deeI (hoeveel %? ) van de inkomsten van omwonenden uitmaakt is een gedachte bekend van herenboeren. Met het "grotendeels" (hoeveel %?) vergoeden van de energiekosten wordt geenszins de schade door de waardevermindering van het eigen huis gecompenseerd. Het MER zegt niets over de planschadevergoeding voor omwonenden. Overigens leert de praktijk dat deze schadevergoeding de schade door waardevermindering geenszins compenseert en in geen verhouding staat tot de winsten voor de initiatiefnemers en de buitensporige subsidie, die deze winsten mogelijk maakt. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
41 zn
Noordermeerdijk Buiten In het streekplan Windstreek 2000 sluit de provincie Friesland plaatsing van windturbines in het Friese deel van het IJsselmeer uit. Het MER stelt: "Een historische locatie als Lemmer dient gevrijwaard te worden voor de opstelling van windturbines om te voorkomen dat het beeld van een dergelijke locatie door turbines bepaald gaat worden. Dit is voorkomen door de opstelling buiten de omgeving van Lemmer te houden en te plaatsen ten zuiden van de Friese Hoek. Hierbij is een aanzienlijke afstand gehouden tot de Friese Hoek". Niettemin is een deel van het windpark gesitueerd in het IJsselmeer op het grondgebied van de gemeente Lemmer, dus in het Friese deel van het IJsselmeer, in strijd dus met het streekplan Windstreek 2000. Antwoord: Het MER gaat in op het beleid van de provincie Friesland en de gemeente Lemsterland.
41 zo
Noordermeerdijk Buiten Het MER beschrijft met een gelijksoortige 'vrijwaring voor de opstelling van windturbines' voor het dorp Urk, in 2007 door Minister Plasterk aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Antwoord: Zie de beantwoording van 2b
41 zp
Noordermeerdijk Buiten Het MER spreekt over een afstand van 20 - 25 km. Voor wat betreft de zichtbaarheid van de windturbines. Deze afstand is krap geschat: de circa 200 meter hoge turbines zijn zichtbaar vanaf verdere afstand, waarschijnlijk tot in Friesland en Noord Holland. Nader onderzoek hiernaar is nodig. Antwoord: Zie de beantwoording van 24za
41 zq
Noordermeerdijk Buiten De zichtbaarheid van de windturbines vanaf grote afstand wordt versterkt door de noodzakelijke verlichting van deze turbines: waarschuwingslichten. Deze verlichting maakt een einde aan de duisternis op en rond het IJsselmeer. Antwoord: Zie de beantwoording van 30f
41 zr
Noordermeerdijk Buiten De Steile Bank is een Beschermd Natuurmonument onder de NBwet. Natuurschoon/ landschapschoon is een van de elementen daarvan. Het weidse, open karakter van dit beschermde gebied valt onder de instandhoudingsdoelstellingen van beschermde natuurgebieden. Dit betekent behoud, herstel en ontwikkeling van dit natuurschoon. De windturbines tasten het weidse en open karakter van de Steile Bank aan. Antwoord: In §4.7 van de Aanvulling MER zijn de effecten op het natuurschoon van de Steile Bank (onderdeel van het beschermde natuurmonument Friese IJsselmeerkust) bepaald.
41
voor het onderwerp 'Landschap en ruimtelijke kwaliteit, bezien vanaf IJsselmeer' zie brief 11
78
42 a
Noordermeerdijk Binnen Er is geen specifiek op windturbines toegespitst beoordelingsschema opgenomen in de Leidraad toetsen op veiligheid (TAW), het Waterschap Zuiderzeeland heeft geen specifiek beleid hiervoor. Gesteld wordt dat de windturbines voldoen aan de beleidsregels van het Waterschap die gelden voor bouwwerken algemeen. Het niet hebben van een specifieke leidraad wordt blijkbaar gezien als een een stilzwijgende goedkeuring. Conclusie: Onderzoek naar de invloed van tientallen offshore turbines op de veiligheid van de dijk ontbreekt. Het MER stelt niet duidelijk welk veiligheidsrisico maatschappeliik aanvaardbaar wordt geacht en op welke wijze calamiteiten kunnen worden opgelost. Antwoord: Het Beleid primaire waterkeringen voor windmolens, kabels en leidingen en beplantingen van Waterschap Zuiderzeeland is op 21 december 2009 vastgesteld en bepaalt -kortgezegd - dat windtubines niet in de kernzone en binnenbeschermingszone van de dijken mogen worden gerealiseerd. De windmolens zijn niet in voornoemde zones voorzien.
42 b
Noordermeerdijk Buiten De overeenkomst betreft een kale financieringsconstructie, geen werkelijke financiele participatie. De participatie is niet geregeld. Antwoord: Zie de beantwoording van 20b
42
zie brief 41, onderwerpen 'geluidshinder', 'alternatieve locaties', 'landschap, etc.' en 'vogels' en de onderwerpen m.b.t. de specifieke locaties
42
zie brief 13, onderwerp 'planschaderegeling'
43 a
Het plaatsen van zonneschermen om hinder binnenshuis te verminderen vinden wij geen optie, want wij willen niet beperkt worden door verduistering overdag en ten tweede, wie betaalt de kosten hiervoor? Worden we echter ook niet beperkt in ons buitenleven omdat er hinder zou zijn van slagschaduw? Er is nog niet onderzocht wat de effecten van slagschaduw zijn, op onze gezondheid. Antwoord: Zie de beantwoording van 7l en 30i. Het plaatsen van zonneschermen is slechts genoemd als mogelijkheid om slagschaduw(hinder) zoveel mogelijk terug te dringen. Maatregelen als een automatische stilstandvoorziening op de windturbine voorkomt slagschaduw(hinder) op woningen. Met deze stilstandvoorziening kan aan de norm voor slagschaduw worden voldaan (zie ook bijlage K van het MER)
43 b
Het MER beschrijft een paar variaties in molens (ook offshore modellen die eigenlijk bedoeld zijn voor 20 km buiten de kust). Hiermee is niet de vraag beantwoord of er betere alternatieven zijn met minder ingrijpende milieu effecten en minder negatieve effecten voor omwonenden. Antwoord: Zie de beantwoording van 24zi
43 c
Het stilzetten van de molens vanwege slagschaduw betekent een zware aanslag op het energie-rendement, terwijl participanten weI hun subsidie moeten blijven ontvangen. Antwoord: Stilzetten voor slagschaduw heeft inderdaad mindere energieopbrengst tot gevolg. Omdat het echter afhankelijk is van de stand van de zon, het weer en niet voor alle molens in gelijke mate speelt, is het effect beperkt. Bovendien worden in het MER ook andere mitigerende maatregelen aangegeven zoals het afschermen van gevoelige objecten met zonnescherm of beplanting.
43 d
De opbrengst die het windmolenpark levert is maar 0,1% van wat Nederland totaal verbruikt.
79
Antwoord:
Het verbruik van duurzame energie in Nederland is in 2008 gegroeid van 2,9 naar 3,4 procent van het totale energieverbruik. Windenergie is nu goed voor ongeveer een derde van alle verbruik van duurzame energie in Nederland. Het windpark langs de dijken van de Noordoostpolder zal het grootste windpark in Nederland worden. Het belang van windenergie is uiteengezet in §2.1 van het MER en de energieopbrengst en milieuwinst in §9.2.
43 e
Het MER geeft niet aan hoe de "omheining" van de IJsselmeerkust is te voorkomen. Het beeld van openheid wordt door het windpark volledig teniet gedaan. (Nota Ruimte en Belvedere) Antwoord: Zie de beantwoording van 7a
43 f
Het kabinet heeft toegezegd (2007) natuurgebieden te sparen bij het aanwijzen van voorkeurslocaties voor windparken. Dit gaat met samen met het bouwen van een groot windpark in en nabij het IJsselmeer, dit is immers het grootste natuurgebied in Nederland.(Natura 2000 gebied) Dit alles vraagt om een diepgaander onderzoek naar alternatieve locaties. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
43 g
Het MER geeft geen inzicht in de gecombineerde effecten van landbouwgeluid en het geluid dat de turbines produceren. Isolatie van ons huis is geen optie, want hierdoor wordt het probleem alleen binnenshuis vermindert ons buitenleven wordt echter ook zwaar aangetast en ten tweede wie betaalt de kosten hiervoor? Door verruiming van de norm zijn we in de toekomst minder beschermd tegen geluidsoverlast, terwijl we hier juist voor de rust en ruimte zijn gaan wonen. Wat ons tenslotte zeer verontrust is het feit dat de Lden-norm geen vastgestelde meetbare geluidslimiet is, waardoor controle en handhaving van de regels praktisch onmogelijk is. Antwoord: In het MER is voor de beschrijving van de geluidsbelasting aangesloten bij de zogenaamde Lden-norm, neergelegd in de 'Circulaire geluidhinder veroorzaakt door windturbines; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer' d.d. 2 april 2010. Landbouwgeluid vanuit inrichtingen wordt gereguleerd door de daarvoor verleende milieuvergunning of het van toepassing zijnde Besluit landbouw milieubeheer. Cumulatieve effecten vanuit inrichtingen wordt volgens voornoemde Circulaire alleen toegepast bij 'nieuwe' inrichtingen. Voorts is het juist dat de bescherming zich richt op het het binnenmilieu. Het feit dat buiten geluid zal worden ervaren, eventueel in aanvulling op landbouwgeluiden maakt niet dat een alternatieve methodiek gebruikt had dienen te worden of dat geconcludeerd dient te worden dat er sprake is van onaanvaardbare geluidbelasting. Met betrekking tot de stelling dat de Ldennorm geen vastgestelde meetbare geluidslimiet is, geldt dat het bronvermogen wel absoluut kenbaar is en als basis zal dienen voor akoestische berekeningen op basis waarvan handhavend kan worden opgetreden.
43 h
Gezondheid Het MER besteed geen aandacht aan de aangetoonde lichamelijke en mentale gezondheidseffecten van het laagfrequente geluid van de turbines (ook binnen). 's Nachts zal er ook sprake zijn van geluidsoverlast. Verder wordt er niet gesproken over de benodigde verlichting voor scheep- en luchtvaart en de effecten daarvan. Het zal onze nachtrust en de duisternis van het IJsselmeergebied zeker verstoren, terwijl dit een kernwaarde is die in de nota Ruimte wordt beschreven. Het MER geeft niet aan hoe dit verlies aan duisternis wordt voorkomen. Onze dag en NACHTrust zal verdwijnen, wat onder andere weer kan leiden tot concentratieproblemen met alle gevolgen van dien. Antwoord: Zie de beantwoording van 24zk en 30f
43
voor onderwerpen 'veiligheid van de dijken', kwaliteit landbouwgrond', 'slagschaduw' en 'geluidsoverlast' zie brief 11
80
44
zie brief 24, onderwerp 'geluidsoverlast'
45 a
Gezien de zeer geringe bijdrage van windenergie in het algemeen en dit windpark in het bijzonder (nog geen 1,5% en dit is waarschijnlijk nog te hoog geschat) op de nationale energiebehoefte zijn de kosten en andere nadelen onevenredig groot. Graag verneem ik uw visie op de Duitse en Deense rapporten gemaakt door resp. het RheinischWestfällisches Institut für Wirtschaftsforschung in Essen en het CEPOS in Kopenhagen. De milieu- en energiepolitiek in deze landen is ontzettend duur terwijl er vrijwel geen economische- en milieuvoordelen tegenover blijken te staan. In beide landen moet de bevolking flink aan koopkracht inleveren uitsluitend om de windenergiesector in stand te houden. Deze landen worden ons ten onrechte ten voorbeeld gesteld. Gezien de subsidie van bijna een miljard euro voor de windmolens bij Urk slaat Nederland dezelfde heilloze weg in. Antwoord: Windenergie is één van de meest kosteneffectieve wijzen om duurzame energie op te wekken. In Nederland zijn de (subsidie)kosten van duurzame energie op basis van de SDE inzichtelijk. Volgens het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' moet het aandeel hernieuwbare energiebronnen oplopen tot 20% in het jaar 2020. Het verbruik van duurzame energie in Nederland is in 2008 gegroeid van 2,9 naar 3,4 procent van het totale energieverbruik. De afweging voor welke vorm voor duurzame energie wordt gekozen en de wijze waarop dit wordt nagestreefd, maakt geen onderdeel uit van de te beschrijven milieueffecten in het MER. Dit is een politiek/bestuurlijke afweging die in §2.2 voor Rijksbeleid is weergegeven en in §2.3 voor provinciaal beleid. In de Aanvulling MER wordt nader ingegaan op andere vormen van duurzame energie, waaronder wind op zee.
45 b
Als men dan toch een politieke stellingname met windmolens nodig heeft doe het dan met respect voor natuur, landschapsschoon en welzijn voor de betrokkenen. Dit betekent een hogere investering voor windmolenparken ver op zee en geen dictaat van economisch belanghebbenden in een gebied met de kernwaarden zoals die voor het IJsselmeer zijn geformuleerd. De westelijke Noordoostpolder en aangrenzend IJsselmeer wordt - als wij minister van der Hoeve goed begrijpen - zonder slag of stoot tot industriegebied verklaard. Naar onze mening is dat onfatsoenlijk beleid. Planologisch en in de zin van betrouwbaarheid van bestuur is dit mismanagement van overheidswege. Antwoord: Gezien het grote aantal zienswijzen met als basis de vraag (tweeledig): waarom windenergie en waarom op de gekozen locatie, is een aanvulling op de locatieonderbouwing gedaan. Daarbij is tevens aandacht geschonken aan de andere bronnen van duurzame energie. Ook de Commissie m.e.r. kan zich vinden in deze aanpak voor de locatieafweging. Het kabinet heeft in het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' uitgesproken dat de groei van hernieuwbare energie de eerstkomende jaren vooral zal komen van windenergie. De groeicijfers van 2000 MW wind op land en 450 MW (inmiddels opgehoogd tot 950 MW) wind op zee, zijn een indicatie van wat nodig is om de doelen in zicht te houden. Dit windpark draagt in belangrijke mate bij aan de doelstelling voor windenergie op land.
45 c
Een MER hoort zich te baseren op de bestaande geluidsnormen. Deze MER echter gaat uit van nog niet door parlement en Raad van State goedgekeurde - verruimde - Europese normen. Antwoord: Zie de beantwoording van 7i
45 d
Bovendien wordt hierbij uitgegaan van een jaargemiddelde, terwijl - zoals we weten windmolens effectief maar zo'n 25% van het opgestelde vermogen leveren. Dit betekent dat tegenover de dagen dat de windmolens stilstaan (geen of te harde wind) ze langdurig dag en nacht hard mogen draaien en de geluidsnormen mogen overschrijven. En hoe zit dat met de gereduceerde nachtnorm? Tot waar kun je molens benedenwinds horen bij diverse windsnelheden? Welke gevolgen heeft langdurige blootstelling aan geluid voor de gezondheid?
81
Antwoord:
Zie de beantwoording van 7k
45 e
Hoe verhoudt het voorgenomen windpark zich met de in de Nota Ruimte geformuleerde kernwaarden van het IJsselmeergebied? Hoe worden termen als openheid, duisternis, rust en ruimte met 300 luidruchtige rondmaaiende wieken gecombineerd? Wat blijft er 's nachts over van de toch al verdwijnende duisternis op een van de weinige plekken in Nederland waar je de sterren nog kunt zien? Wat blijft er over van het beschermde zicht op Urk? Antwoord: Zie de beantwoording van 7a. In §2.3 en §2.5.1. van het MER wordt inzichtelijk gemaakt hoe het windpark zich verhoudt tot de Nota Ruimte. In de Nota Ruimte wordt overwogen dat windparken mogelijk zijn langs strakke nieuwe dijken. Plaatsing op de Houtribdijk wordt (als enige) onwenselijk geacht. Uit ecologische oogpunten zijn de turbines op enige afstand van de dijk in open water voorzien.
45 f
Welke invloed heeft het windpark op de waarde van huizen en bedrijven in een groot gebied rondom? Hoeveel dalen huizen in waarde? En in welke straat rondom het windpark? Worden bedrijven belemmerd in hun mogelijkheden? Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
46 a Antwoord:
46 b Antwoord:
De windmolens zijn te groot voor het IJsselmeergebied; ze horen meer op zee thuis. Zie de beantwoording van 45b. Het type windmolens van dit windpark is niet geschikt voor plaatsing op zee Het uitzicht vanuit Urk wordt verpest en dit is voor de toeristen niet leuk Zie de beantwoording van 9a
46 c
De Provincie Friesland heeft gezegd dat de windmolens niet voldoen aan de richtlijnen zoals die zijn afgesproken. Antwoord: De provincie Friesland heeft aangegeven dat de turbines gepland op grondgebied van Lemsterland niet passen binnen het huidige omgevingsplan van Friesland. Het MER (Algemene Deel, §3.4) gaat hier nader op in. Ook is in het MER gemotiveerd dat op een aantal punten de vastgestelde richtlijnen uit 2004 verouderd zijn, en dat daarom van de richtlijnen wordt afgeweken.
47 a
Aanvullende wijzen wij u er op dat er bij onze vissers ook zorgen zijn over het verstorende effect van een operationeel windmolenpark op de aanwezige populatie vissen en watervogels in het gebied. Het gaat vooral om de mogelijk cumulatieve effecten van deze nieuwe activiteit naast de bestaande als de beroepsvisserij. Graag vernemen wij van u op welke wijze hier onderzoek naar wordt gedaan. Antwoord: Zie de beantwoording van 9b
47
voor het onderwerp 'visserij' zie brief 2
48
zie brief 11
49 a
De huidige milieueffectrapportage bevat teveel onzekerheden en omissies om in dit stadium een gefundeerde uitspraak te kunnen doen over de effecten op vogelsoorten waar het Natura 2000 gebied IJsselmeer voor is aangewezen Antwoord: beantwoording volgt bij de argumenten 49b en verder
49 b
In de milieueffectrapportage wordt een summiere beschrijving gegeven over hoe verschillende alternatieve locaties voor windmolenparken in de Noordoostpolder tegen elkaar zijn afgezet. Deze afweging is terug te vinden in het Algemene deel van
82
Milieueffectrapport Windpark Noordoostpolder (blz 32 - 34). Het Windpark Noordoostpolder wordt hier vergeleken met locaties in de Noordoostpolder zelf en met een aantal meren grenzend aan de Noordoostpolder. Deze meren kwalificeren als Natura 2000-gebied, net als het IJsselmeer. De gehanteerde criteria om tot de alternatievenafweging te komen ontbreken grotendeels. Wat opvalt is dat, ten aanzien van het aspect ecologie, alle alternatieve locaties positief scoren ten opzichte van het Windpark Noordoostpolder. De reden hiervoor is het feit dat het IJsselmeer is aangewezen als Natura 2000-gebied, en de alternatieven op het vasteland van de Noordoostpolder zijn dat niet (met uitzondering van de betreffende meren). Toch wordt ervoor gekozen om juist het Windpark Noordoostpolder als voorkeursalternatief te beschouwen en in de milieueffectrapportage verder uit te werken. Bij de onderbouwing van deze keuze is géén rekening gehouden met het ecologische aspect. Objectieve criteria ontbreken. Dit is tegenstrijdig met datgene wat in dezelfde paragraaf wordt geconstateerd, en dat is dat nagenoeg alle alternatieven op ecologie beter scoren dan het Windpark Noordoostpolder. Daarmee gaat de conclusie van de alternatievenstudie voorbij aan het feit dat het IJsselmeer een Natura 2000-gebied is. Antwoord: Het is juist dat de alternatieve locaties (met uitzondering overigens van Andere meren) op het aspect ecologie beter scoren ten opzichte van de locatie Noordoostpolder. Dit valt overigens onder andere te verklaren doordat de omvang van de locatie Noordoostpolder groter is dan de alternatieven, waardoor de ecologische impact logischerwijs hoger is. Hieruit valt echter niet de conclusie te trekken dat de Noordoostpolder niet redelijkerwijs als voorkeursalternatief uitgewerkt had kunnen worden. Zoals in paragraaf 2.5 (laatste alinea) wordt overwogen valt –kort gezegd - uit de overige milieuaspecten (milieuwinst, landschappelijke impact, hinder en archeologie) af te leiden dat de locatie Noordoostpolder de voorkeur verdient. De Commissie m.e.r. kan zich blijkens paragraaf 2.1 vinden in deze conclusie. 49 c
De aanwijzing als Natura 2000-gebied is wettelijk verankerd in de Natuurbeschermingswet, en vormt daarmee een relevant kader dat niet over het hoofd gezien mag worden. Nu lijkt de alternatievenafweging voornamelijk gestuurd door de aspecten "potentiële milieuwinst" en "landschap". Dit is ons inziens onjuist. "Potentiële milieuwinst" is geen toetsbaar kader in de zin van dat er een wetgeving. Ten eerste is potentiële milieuwinst niet vormgegeven binnen wettelijk kader, waardoor het niet toetsbaar is. Ten tweede betreft het hier letterlijk een potentiële winst, wat wil zeggen dat het niet zeker is of deze winst ook geboekt gaat worden. Antwoord: Op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt er een vergunningplicht indien handelingen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied worden verricht die - in het kort- de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Blijkens de Passende Beoordeling (die als bijlage 1 aan de aanvulling op het MER is aangehecht) zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten uitgesloten. Hieruit volgt dat geen vergunning is vereist.
49 d
Daarnaast is het aspect landschap op een onjuiste manier beoordeeld. Gesteld wordt dat een windpark in het binnenland van de Noordoostpolder de openheid hiervan aantast, en daarmee negatief scoort ten opzichte van het Windpark Noordoostpolder. Openheid zou in het IJsselmeer geen kernwaarde zijn, en dus scoort het Windpark Noordoostpolder zelfs een plus in Tabel 2.3 . Openheid is echter wél een kernwaarde van het IJsselmeergebied, zoals in de Nota Ruimte (2006) wordt aangegeven. Begin jaren 2000 hebben ambtenaren van vier ministeries, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, de "Integrale Visie IJsselmeergebied, de Koers verlegd" gepubliceerd. In deze nota, die in de Nota Ruimte is opgenomen, worden de kernwaarden van het IJsselmeergebied kort en krachtig beschreven. Openheid is een van de kernwaarden:"Het begrip openheid/ruimte bestaat bij de gratie van de aanwezigheid van fysieke ruimtelijke begrenzingen. Het IJsselmeergebied bevat volledig aaneengesloten open ruimten van circa 1000 km2 (IJsselmeer) en circa 600 km2 (Markermeer). Vergelijkbare vergezichten zijn alleen aan de Noordzeekust en in het
83
Waddengebied te ervaren.". De conclusie dat het IJsselmeer positief voor 'openheid' scoort wanneer daar een windpark wordt gerealiseerd is strijdig met de Nota Ruimte. Antwoord: Zie de beantwoording van 7a. In paragraaf 2.3 en 2.5.1. van het MER wordt inzichtelijk gemaakt hoe het windpark zich verhoudt tot de Nota Ruimte. In de Nota Ruimte wordt overwogen dat windparken mogelijk zijn langs strakke nieuwe dijken. Plaatsing op de Houtribdijk wordt (als enige) onwenselijk geacht. Uit ecologische oogpunten zijn de turbines op enige afstand van de dijk in open water voorzien. 49 e
We constateren dat binnen de alternatievenafweging niet is gekeken naar locaties elders in Nederland. Op dit moment wordt door het ministerie van VROM, het IPO en de VNG studie verricht naar locaties op het vasteland van Nederland (inclusief de binnenwateren) om in totaal 6.000 megawatt aan windenergie te realiseren, waarbij het bundelen van windmolens in grote windmolenparken een van de opties betreft. Tot nu toe is het Windpark Noordoostpolder buiten deze studie gehouden. Een betere oplossing is om het beoogde Windpark Noordoostpolder als een van de mogelijke locaties binnen deze studie op te nemen, zodat (de relevantie van) dit windpark kan worden getoetst ten aanzien van alternatieve locaties op het vasteland in Nederland. Samenvattend wordt het volgende gesteld. Een goed onderbouwde alternatievenafweging van de initiatiefnemer is noodzakelijk om duidelijk te krijgen welke criteria zijn toegepast, en hoe de diverse criteria zijn gewogen. We constateren dat:- niet is meegewogen dat het IJsselmeer is aangewezen als Natura 2000-gebied en derhalve bescherming geniet conform de Natuurbeschermingswet. - de weging niet overeenstemt met Landelijke beleidskaders zoals verwoord in de Nota Ruimte. - er bij de weging niet is gekeken naar alternatieve locaties elders in Nederland. Daarom komen wij tot de conclusie dat het op basis van de gepresenteerde alternatievenafweging niet mogelijk is om een goed onderbouwd oordeel te kunnen vellen over de meest geschikte locatie voor een windpark in of nabij de Noordoostpolder of elders in Nederland. Antwoord: Zie de beantwoording van 7a. Het kabinet heeft in het 'werkprogramma Schoon en Zuinig' aangegeven dat de komende vier jaar committering voor 2000 MW voor wind op land nodig is. Voor het realiseren van deze doelstelling zijn meerdere windmolenparken in Nederland nodig. Het windpark in de Noordoostpolder is er daar één van. Het windmolenpark past in het beleid van de gemeente Noordoostpolder en provincie Flevoland. Bovendien zijn de initiatiefnemers gebonden aan de Noordoostpolder. In §2.5 van het MER wordt een alternatievenonderzoek naar locaties gedaan, aangevuld in de Aanvulling MER. Ook de Commissie m.e.r. kan zich vinden in deze aanpak voor de locatieafweging. Het kabinet werkt ook aan de realisatie van windenergie op zee.
49 f
Een relevant aspect voor het bepalen van de mate van verstoring van vogelsoorten waarvoor het IJsselmeer als Natura 2000-gebied is aangewezen zijn de gehanteerde verstoringafstanden per vogelsoort. Deze afstanden betreffen aannamen gebaseerd op Nederlands en buitenlands onderzoek, en worden door Bureau Waardenburg in de passende beoordeling gebruikt als vaste waarde. De gehanteerde verstoringsafstanden zijn echter geen vaste maten, maar betreffen indicaties ten aanzien van de reactie van specifieke vogelsoorten op windmolens. Het is derhalve onjuist om verstoringsafstanden, die onder bepaalde locatiespecifieke omstandigheden met bijbehorende variabelen tot stand zijn gekomen, één op één te extrapoleren naar de situatie in Windpark Noordoostpolder zoals in de milieueffectrapportage is gebeurd. Een vergelijking met de rapportage "Verstoringsgevoeligheid van vogels" is op zijn plaats. Dit rapport is eveneens opgesteld door Bureau Waardenburg, 2009, in opdracht van Vogelbescherming Nederland). Het rapport "Verstoringsgevoeligheid van Vogels" behandelt verstoringafstanden van vogels als gevolg van diverse recreatievormen, en bevat de volgende passage over het gebruik van de verzamelde verstoringafstanden: "De verzamelde kennis in deze uitgave is bedoeld als hulpmiddel om mogelijke effecten in te kunnen schatten van bestaande gebruiksvormen, van inrichting en beheer alsmede van nieuwe plannen en/of projecten met name op het gebied van recreatie. De verstoringsafstanden die in het rapport zijn beschreven zijn gebaseerd op bestaand onderzoek in bestaande unieke situaties. Deze verstoringsafstanden kunnen niet geïnterpreteerd worden als universele, absolute
84
waarden. Afhankelijk van omgeving, groepsgrootte, seizoen, etc, treden verschillen in verstoringsafstanden per soort op. Het rapport is uitdrukkelijk niet bedoeld ter vervanging van het onderzoek naar mogelijke effecten van een bepaalde ingreep op bepaalde soorten." De genoemde verstoringafstanden in het millieueffectrapport moeten op dezelfde manier gehanteerd te worden. Het is ons niet duidelijk waarom Bureau Waardenburg verschillende uitgangspunten hanteert betreffende het principe van het gebruik van locatiegebonden informatie in generiek opzicht. Het onderzoek naar verstoring van de relevante vogelsoorten is dus onvoldoende zorgvuldig gebeurd en gebaseerd op onjuiste aannames. Op basis van dit onderzoek zijn significant negatieve effecten ten opzichte van de instandhoudingsdoelen voor deze soorten dan ook niet uit te sluiten. Antwoord: Bij het opstellen van het MER is gebruik gemaakt van het rapport “Verstoringsgevoeligheid van vogels”, opgesteld door Bureau Waardenburg in 2009 in opdracht van de Vogelbescherming. Dit rapport is gebruikt omdat het de meest recente kennis op het gebied van verstoringsafstanden bevat. Het is op zich juist dat de afstanden in het rapport niet zonder meer in elke situatie kunnen worden toegepast. Daarom is daarnaast gebruik gemaakt van onderzoeken op het gebied van verstoring van vogels door windmolens. De gehanteerde verstoringsafstanden in het MER zijn gebaseerd op een groot aantal wetenschappelijke studies naar de invloed van windturbines op vogels, zowel nationaal als internationaal. Aangezien uit deze studies vergelijkbare conclusies komen kunnen generieke uitspraken worden gedaan over de afstand waarop (een deel van de) vogels worden verstoord. De aannames en bronnen zijn opgenomen in de passende beoordeling. De publicatie waar in de zienswijze wordt verwezen heeft betrekking op een verstoringsbron (recreatie) waarvoor een dergelijke onderzoeksbasis ontbreekt.... ...Reden ook om in de betreffende publicatie aan te geven dat geen generieke verstoringsafstanden voor deze verstoringsbron kunnen worden afgeleid uit die publicatie. Niet alleen vanuit beschikbare wetenschappelijke kennis zijn windturbines met recreatie onvergelijkbaar waar het verstoring betreft, ook vanuit de aard van de activiteit. Waar windturbines stationaire/statische objecten zijn met een voorspelbare rustige beweging is recreatie dynamisch. De conclusie van de Vogelbescherming, dat onderzoek onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd en gebaseerd is op onjuiste aannames, en dat significante negatieve effecten niet zijn uitgesloten, wordt niet door het bevoegd gezag gedeeld. 49 g
Voorkomen van verstoring De Working Group of German State Bird Conservancies (Lander-Arbeitsgemeinschaft der Vogelschutzwarten, LAG-VSW) heeft in 2007 aanbevelingen gedaan voor afstanden tot windturbines tot belangrijke vogelgebieden (zoals Natura 2000-gebieden) en broedplaatsen van een select aantal vogelsoorten, die gevoelig zijn gebleken voor windmolens. Deze afstanden zijn gepubliceerd in Vogelschutz 44 (2007). Vogelbescherming Nederland hanteert, als Nederlandse partner van Birdlife International, dezelfde afstanden. Kortweg komt dit op het volgende neer: • Natura 2000gebieden: houd een afstand aan van 10 maal de hoogte van de molen tot aan de grens van het Natura 2000-gebied, met als minimale afstand 1.200 meter. Windmolens in Natura 2000-gebieden dienen te worden voorkomen. • Belangrijke vliegroutes tussen slaapplaatsen en foerageergebieden moeten worden vrijgehouden van windturbines. • Belangrijke trekroutes dienen te worden vrijgehouden van windturbines. • Minimaal 1.000 meter afstand tussen windturbines en specifieke broedvogelsoorten. De LAG-VSWnormering verschilt van de verstoringgetallen zoals deze in de passende beoordeling zijn gehanteerd, en richting zich volledig op het voorkomen van verstoring en slachtoffers als gevolg van windturbines. Achterliggende motivatie voor deze afstanden is het voorzorgbeginsel dat ook als uitgangspunt geldt in de Habitat- en Vogelrichtlijn. Over de nieuwe generatie windmolens (> 5 MW) en de omvang van de opstellingen zijn nog geen praktijkeffecten bekend. Door een ruime marge aan te houden wordt invulling gegeven aan het voorzorg beginsel. In de milieueffectrapportage zijn twee varianten onderzocht: opstellingen met een onderlinge afstand van 4 maal de rotordiameter en met 5 maal de rotordiameter. De onderlinge afstand varieert, afhankelijk van de locatie, van ongeveer 300 tot 650 meter. Dit betekent dat de ruimte tussen de molens binnen de LAG-VSWnormen valt, wat betekent dat verstoring van vogels niet kan worden uitgesloten. In het
85
milieueffectrapport wordt echter, op basis van de gehanteerde verstoringafstanden, een verstoringvrije ruimte bepaald van ongeveer 600 meter. Wij verzoeken op basis van de LAG-VSW-normen een nieuwe effectbepaling uit te voeren, om zo inzichtelijk te maken welke consequenties het beoogde voornemen heeft op de vogelsoorten waarvoor het Natura 2000-gebied IJsselmeer is aangewezen. Antwoord: Het verzoek van de Vogelbescherming om volgens de LAG-VSW-normen een nieuwe effectbepaling uit te voeren lijkt terug te voeren op het standpunt van de Vogelbescherming dat windmolenparken niet in Natura2000 gebieden thuishoren. Er worden geen wetenschappelijke onderzoeken aangereikt op basis waarvan moet worden geoordeeld dat de door Bureau Waardenburg gehanteerde uitgangspunten onjuist zijn. In het MER is uitvoerig studie verricht naar de effecten van het plan op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura2000 gebied het IJsselmeer. Uit het MER blijkt dat significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen kunnen worden uitgesloten. Er ontbreekt noodzaak tot het uitvoeren van een nieuwe effectbepaling. 49 h
Een van de aspecten waar de milieueffectrapportage negatief op scoort is het mogelijke effect op ganzen en kleine zwanen, wanneer deze van de slaapplaatsen van de Steile Bank en de rest van de Friese IJsselmeerkust heen en weer vliegen naar de foerageergebieden in de Noordoostpolder. Dit betekent dat een negatief effect op de instandhoudingsdoelen voor deze soorten niet uit te sluiten is. Deze vluchten vinden met name in de schemering in de ochtend en avond plaats. Het milieueffectrapport schrijft hierover het volgende: "Het merendeel van de vogels zal willen uitwijken voor de turbineopstellingen bij de Noordermeerdijk. Indien ook de turbines bij de Westermeerdijk volgens plan worden ontwikkeld, is ruimte voor uitwijken beschikbaar bij de open ruimte (circa 1.400 m) tussen de opstellingen aan de Noorder- en Westermeerdijk." Hierbij wordt geconstateerd dat ganzen hooguit een kilometer om moeten vliegen (door de kunstmatig geconstrueerde open ruimte), wat leidt tot een minimale extra energiebelasting. Los van de vraag of het inderdaad mogelijk is om ganzen door een dergelijke ruimte te sturen, kunnen vraagtekens worden gezet bij deze redenering. Immers, de meeste vliegbewegingen vinden plaats in de vroege ochtend en avond, wanneer het zicht niet optimaal is en de kans op verstoring en aanvaringen dus groter. De milieueffectrapportage houdt hier geen rekening mee. Daarnaast wordt voorbijgegaan aan het feit dat in de Noordoostpolder een aangewezen en begrensd ganzenfoerageergebied aanwezig is, langs de Noordermeerweg en de Gemaalweg in het noordelijk deel van de Noordoostpolder. Dit gebied is ruimtelijk gesitueerd op ongeveer 2 km afstand van de dichtstbijzijnde geplande windturbine langs de Noordermeerdijk. Hoewel een ganzenfoerageergebied formeel geen wettelijke bescherming kent, is het wél een indicatie dat hier een voor ganzen belangrijk onderdeel van het leefgebied aanwezig is. De provincie Flevoland heeft het belang van dit gebied erkend door juist hier een ganzenfoerageergebied aan te wijzen en te begrenzen. In een dergelijk gebied kunnen boeren subsidie op grond van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN-regeling) ontvangen voor de opvang van ganzen in de wintermaanden. Wij verzoeken u om geen vergunning te verstrekken ten aanzien van de windmolenopstelling langs de Noordermeerdijk, gezien de situering van de opstelling tussen een belangrijke slaapplaats van ganzen bij de Steile Bank enerzijds en ganzenfoerageergebied anderzijds. Dit is conform de LAG-VSW-normen zoals aangehaald in ons tweede punt in deze zienswijze, waarbij belangrijke vliegroutes tussen slaapplaatsen en foerageergebieden uit voorzorg dienen te worden vrijgehouden van windturbines. Antwoord: In het MER is rekening gehouden met het moment van de dag waarop vliegbewegingen van ganzen en kleine zwanen plaatsvinden. In hoofdstuk 2 van het onderzoek van Bureau Waardenburg dat onderdeel is van het MER zijn deze aannames opgenomen en onderbouwd. Hieruit blijkt onder meer dat een aanname is gedaan ten aanzien van het percentage ganzen dat ’s nachts vliegt. Deze aannames zijn gedaan onder meer op basis van tellingen van deze soorten in en nabij het plangebied en op basis van wetenschappelijke publicaties. Dat sprake is van een formeel ganzenfoerageergebied is niet relevant voor de effectbepaling in de passende beoordeling/het MER. In het MER worden de effecten van het initiatief in beeld gebracht op vogels, hierbij is uitgegaan van tellingen van daadwerkelijk getelde vogels op verschillende locaties. Deze informatie
86
is meegenomen in het bepalen en beoordelen van de effecten... ...De ganzen volgen de kortste route over land naar hetzij Steile bank hetzij Ketelmeer en worden daarbij nauwelijks gehinderd door de windmolens. 49 i
De spiering is een van de belangrijkste, zo niet de meest belangrijke voedselbron voor een aantal visetende vogelsoorten waarvoor het IJsselmeer als Natura 2000-gebied is aangewezen. Op dit moment bevindt de spiering zich in een neerwaartse spiraal, waarmee het belang van voldoende paaigronden voor deze soort alleen maar groter is geworden. In de milieueffectrapportage wordt aangegeven dat het risico voor de spiering in het plangebied van Windpark Noordoostpolder "mogelijk hoog" is (blz 197), waarbij als kanttekening wordt geplaatst dat de werkelijke analyse van het effect van onderwatergeluid op vis pas kan worden gemaakt als de geluidssterkten bekend zijn (Bijlage E4, blz. 17). Het uiteindelijke effect op de spieringpopulatie is relevant, omdat soorten als het nonnetje en grote zaagbek spiering als belangrijkste voedselbron hebben. De analyse behandelt enkel de aanlegfase, en niet de gebruiksfase, waarmee de analyse dus onvolledig is. Nonnetje en grote zaagbek komen de laatste jaren in lagere aantallen voor dan de voor deze soorten geformuleerde instandhoudingsdoelen. Daarvoor zijn diverse redenen aanwezig. Een van de mogelijke redenen voor de lagere aantallen is de afname van de spiering. Een verdergaande afname van de vitaliteit en de reproductie van de spiering zal leiden tot het minder geschikt worden van het IJsselmeer als foerageergebied voor nonnetjes en grote zaagbek, en kan daarmee een direct effect hebben op het al dan niet halen van de instandhoudingsdoelen voor beide soorten. Deze koppeling wordt in de milieueffectrapportage echter niet gemaakt, waardoor de conclusie dat er geen (significant) negatief effect optreedt voor beide vogelsoorten niet gerechtvaardigd is. Hetzelfde geldt voor de visdief en zwarte stern, beide kwalificerende vogelsoorten voor het Natura 2000-gebied IJsselmeer en beide eveneens in hoge mate afhankelijk van spiering. De visdief kwalificeert als broedvogel en heeft in 2009 in het IJsselmeer zelfs een desastreus broedseizoen achter de rug als gevolg van een ernstig tekort aan grote spiering (Laag broedsucces visdieven op de Kreupel in 2009. Bureau Waardenburg, in opdracht van Vogelbescherming Nederland; te downloaden via www.vogelbescherming.nl). De te verwachten afname van spiering moet worden gekwantificeerd, waarna de consequenties van deze afname voor de visetende vogelsoorten, waarvoor het IJsselmeer is aangemeld als Natura 2000-gebied, inzichtelijk moeten worden gemaakt. Hierbij dienen zowel de effecten tijdens de aanlegfase als tijdens de gebruiksfase te worden bepaald, en moet met name worden gefocust op de consequenties voor de vogelsoorten die de spiering als belangrijkste voedselbron hebben, zoals onder andere visdief, zwarte stern, grote zaagbek en nonnetje, in relatie tot de instandhoudingsdoelen voor deze soorten. Het huidige onderzoek is onvolledig waardoor onzeker is of sprake zal zijn van significant negatief effect op de voor bedoelde vogelsoorten geformuleerde instandhoudingsdoelen. Gelet daarop kan de gevraagde vergunning niet worden verleend. Antwoord: Uit onderzoek blijkt dat het bestand aan spiering met name afhankelijk is van voldoende geschikte paaiplekken, temperatuur van het water en visserij. De ingebruikname van het windmolenpark zal hoegenaamd geen effect hebben op het spieringbestand dan wel een licht positief effect doordat spiering kan paaien op de extra aangebrachte verhardingen in het water. Daarnaast ontstaan paaimogelijkheden achter de scheepvaartveiligheidsvoorziening. Het betoog van de Vogelbescherming is ongefundeerd. In het MER heeft in bijlage E7 een uitgebreide beoordeling van de effecten van onderwatergeluid op vissen plaatsgevonden van zowel de aanlegfase, de gebruiksfase als de verwijderingfase. Onderdeel van deze bijlage is een notitie van TNO waarin de optredende onderwatergeluidsniveau’s in de aanlegfase zijn gekwantificeerd. Daarbij zijn conclusies getrokken over de effecten op vissen en de effecten op vogelsoorten die vervolgens kunnen optreden. Geconcludeerd is (ondermeer) dat negatieve populatie-effecten op vissen niet optreden en dat het derhalve uitgesloten is dat visetende vogels een negatief effect ondervinden.
87
Onderzoek topper De topper is aangewezen als een van de soorten voor het Natura 2000gebied IJsselmeer. Voor toppers is aangenomen dat de huidige aantallen bij de Noordoostpolder beduidend lager liggen dan de getelde aantallen in het verleden op grond van de resultaten van het veldonderzoek in de winter van 2007/2008 (Milieueffectrapportage, blz 176). In het recente verleden zijn, in vergelijking met de resultaten uit de winter van 2007/2008, grote aantallen topper in het plangebied waargenomen. Dit wordt ook door de onderzoekers geconstateerd in Bijlage E2 van het milieueffectrapport: “Uit de gegevens van maandelijkse tellingen vanuit een vliegtuig van toppers in het IJsselmeergebied uit de seizoenen '00/01 t/m '04/'05, blijkt dat langs de dijk van de Noordoostpolder in deze periode 's winters regelmatig belangrijke aantallen toppers op het IJsselmeer verbleven. De aantallen toppers varieerden hier tussen enkele duizenden tot circa 10.000 vogels. Het gemiddelde seizoensmaximum voor deze periode langs de IJsselmeerdijk van de Noordoostpolder bedroeg circa 5.900 toppers. De belangrijkste concentraties werden vastgesteld in de omgeving van de Rotterdamse Hoek en langs de Noordermeerdijk”. Uit de berekeningen voor het aantal verstoorde vogels blijkt, in Bijlage E2 (blz 99), dat honderden toppers zullen worden verstoord als gevolg van realisatie van het windpark Noordoostpolder. Dit aantal is naar verwachting een onderschatting (zie punt 2 uit deze zienswijze: Verstoringsafstanden). Vervolgens wordt beredeneerd dat de uiteindelijke effecten van het windpark op toppers nul is. De reden hiertoe is de volgende: "Voor het Windpark Noordoostpolder in zijn geheel is op basis van het deskundigenoordeel bepaald dat verstoorde toppers kunnen uitwijken naar alternatieve rustgebieden in de directe omgeving. Er is derhalve geen verstoringseffect voor deze soort”.Het deskundigenoordeel wordt ondersteund door de lagere aantallen toppers dan normaal tijdens de afgelopen winter in het plangebied (wat feitelijk een momentopname is waar verder geen conclusies aan mogen worden verbonden), maar gaat voorbij aan het feit dat geschikt leefgebied voor de toppereend verloren gaat. Het bijlagenrapport merkt op dat het duurzaam ongeschikt maken van traditionele rust- en/of foerageerplaatsen zoveel mogelijk moet worden voorkomen, maar er worden geen verdere consequenties aan deze opmerking gekoppeld. Dit is tegenstrijdig met de voorgaande redenatie, dat een verlies aan rustgebied in de omgeving kan worden opgevangen. In het ontwerp-aanwijzingsbesluit behorende bij de aanwijzing van het Natura 2000-gebied IJsselmeer, wordt voor de topper een instandhoudingsdoel geformuleerd en daarnaast wordt beschreven dat de soort een landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding kent: "Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 15.800 vogels (seizoensgemiddelde)". In de toelichting hierop wordt vermeld dat "het behoud van de huidige situatie voldoende is, ondanks de landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding, omdat de recente afname in het IJsselmeer niet heeft geleid tot lagere aantallen dan voor de toename". Het feit dat door het Rijk wordt geconstateerd dat de topper zich in een landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding bevindt is reden genoeg om geen enkele achteruitgang van leefgebied voor de toppereend te accepteren. Antwoord: Het klopt dat er een stukje geschikt leefgebied voor de topper in het IJsselmeer verdwijnt, dit is echter op het gehele IJsselmeer als verwaarloosbaar te beschouwen. De locatie betreft een rustgebied voor toppers. Derhalve kunnen, mede op basis van hetgeen uit het veldonderzoek blijkt, conclusies worden getrokken over alternatieve rustgebieden in de nabijheid van het initiatief. Toppers zijn verder eenden van het open water die nauwelijks afhankelijk zijn van rustplekken die uit de wind liggen. Er blijft dan ook ruim voldoende leefgebied voor de topper aanwezig in het IJsselmeer. Voor foerageergebieden zijn minder alternatieven beschikbaar omdat dit gerelateerd is aan de beschikbaarheid van voedsel op een locatie. Er wordt echter geen foerageergebied verstoord. Uit bijlage E1 van het MER blijkt dat veel van de beschikbare voedselbronnen (met name driehoeksmosselen) te diep liggen. De topper kent een negatieve staat van instandhouding in het IJsselmeer, er is en blijft echter voldoende voedsel en ruimte in het gebied om de instandhoudingsdoelen te realiseren. De voorgenomen plannen zullen dan ook geen invloed hebben op de staat van instandhouding van de topper in het gebied.
49 j
88
Aanvaringen tussen vogels en windturbines Volgens de milieueffectrapportage worden jaarlijks tussen de 3.500 en 4.191 vogels gedood als gevolg van een aanvaring met een windmolen in het Windpark Noordoostpolder. Dit betekent concreet dat in een periode van 20 jaar naar schatting tussen de 70.000 en 83.820 vogels zullen sterven wanneer het windpark wordt gerealiseerd. Het is van belang te beseffen dat de gehele dijk een belangrijke trekroute is voor vogels, waarbij als gevolg van stuwing jaarlijks honderdduizenden vogels langs trekken. De Nationale Windmolenrisicokaart voor Vogels (Vogelbescherming Nederland, 2009 - deelkaart vogeltrek) geeft de relevantie van het plangebied voor trekvogels duidelijk weer. De conclusie in de milieueffectrapportage is, met betrekking tot kwalificerende vogelsoorten uit het Natura 2000-gebied IJsselmeer, dat dit beneden de zogenaamde 1% norm blijft en dus geen significant effect op de vogelsoorten tot gevolg heeft. Aantal slachtoffers Naar onze mening is het aantal aanvaringsslachtoffers veel te laag ingeschat. De gebruikte rekenmethodiek is afkomstig van Winkelman et al, en is afgeleid uit onderzoek nabij Oostbierum. In de methodiek worden voor verschillende soortgroepen verschillende "gemiddelde aanvaringskansen" gegeven, die zijn gebaseerd op het onderzoek bij Oostbierum. Deze getallen worden gebruikt bij het bepalen van de aantallen aanvaringsslachtoffers in het Windpark Noordoostpolder, conform de formule zoals omschreven in Bijlage E1 (blz 95). Er is echter een belangrijk verschil tussen de situatie bij Oostbierum en Windpark Noordoostpolder: het Windpark Noordoostpolder is gesitueerd midden in een belangrijke trekvogelroute, en het park bij Oostbierum is dat niet. Daarnaast is het aantal molens en bijbehorend oppervlak bij Oostbierum kleiner dan het geplande aantal molens en oppervlak bij het Windpark Noordoostpolder, is de landschappelijke situatie anders en betreft het bij het Windpark Noordoostpolder een groter aantal vogelsoorten. Nabij het einde van de Zuidermeerdijk, bij de Ketelbrug is een vogeltrektelpost gesitueerd, waarvan zeer veel waarnemingen van trekvogelsoorten en aantallen bekend zijn (www.trektellen.nl). Het gaat hier op topdagen soms om honderdduizenden zangvogels en duizenden ganzen en eenden per dag. Deze aantallen worden overdag waargenomen, Belangrijk daarbij is te beseffen dat een zeer groot deel van de trekvogels 's nachts vliegt, en dus niet door de waarnemers worden opgemerkt. Kleine vogels die boven de 100 meter vliegen worden eveneens niet opgemerkt. Conclusie: De werkelijke aantallen trekvogels langs de kust van de Noordoostpolder zullen derhalve nog vele malen hoger zijn, waarmee het belang van het projectgebied voor trekvogels te laag is ingeschat. Een herziene methodiek is noodzakelijk, zodat een nieuwe berekening kan worden opgesteld voor de aantallen aanvaringsslachtoffers met inachtneming van bovenstaande aspecten, waarbij niet alleen de consequenties voor trekvogels inzichtelijk moeten worden gemaakt, maar ook de consequenties voor de vogelsoorten waarvoor het IJsselmeer zich kwalificeert als Natura 2000-gebied. Antwoord: Naast het windmolenpark bij Oostbierum en de Westermeerdijk is door de provincie gelet op de situatie langs de Jaap Rodenburgdijk en de Eemmeerdijk. Noch uit onderzoek bij deze windmolenparken noch uit de praktijk blijkt dat hier grote aantallen vogelslachtoffers vallen. Dat er zeer veel waarnemingen worden gedaan bij de trektelpost bij de Ketelmeerbrug klopt maar dit heeft ook te maken met het aantal waarnemers wat veel hoger ligt dan bij andere telposten. Hierdoor ontstaat een vertekend beeld. De waarnemingen van trektelposten hoeven in de passende beoordeling voor de Natuurbeschermingswet (wel in de beoordeling voor de Flora- en faunawet) niet te worden meegenomen daar het hier om trekvogels gaat die voorbij komen terwijl het gebied is aangewezen voor hier overwinterende soorten. De Vogelbescherming wijst op een verkeerd gebruik van onderzoeken maar draagt geen onderzoeken aan die volgens hun beter geschikt zouden zijn. In tegenstelling tot hetgeen wordt gesuggereerd is echter op deugdelijke wijze het aantal aanvaringsslachtoffers bepaald en is geen aanleiding om te veronderstellen dat het aantal ‘veel te laag is ingeschat’.Naast de bestaande onderzoeken welke zijn benut is namelijk meer recenter onderzoek benut naar grotere turbines (onder meer recente publicatie in Ardea van Krijgsveld et al). Tevens is, zoals in de rapportage van Bureau Waardenburg is aangegeven, in de aannames rekening gehouden met de specifieke karakteristieken van het windpark Noordoostpolder. Onder meer een correctie voor turbinegrootte is toegepast en correcties op de resultaten van andere windparken als gevolg van andere locatiespecifieke omstandigheden. Zie hiervoor
49 k
89
ook bijlage 1 van de rapportage van bureau Waardenburg. Een herziene methodiek is daarom niet noodzakelijk. Aandacht voor langlevende soorten met lage reproductie. Een belangrijk aspect waar de milieueffectrapportage niet op ingaat is de gevolgen voor vogels met een lage reproductie. Het gaat hierbij om soorten met een lange levensduur die relatief weinig nakomelingen voortbrengen, zoals roofvogels en zwanen. Dergelijke vogelsoorten zijn extra gevoelig voor onnatuurlijke sterfte door windmolens, omdat extra sterfte van een betrekkelijk klein aantal exemplaren van deze soorten al kan leiden tot achteruitgang van de populatie. Via www.trektellen.nl is zeer veel informatie te achterhalen over de soortsamenstelling van trekvogels die zich langs de kust van de Noordoostpolder bewegen. In de milieueffectrapportage dient inzichtelijk worden gemaakt welke soorten met een lage reproductiefactor slachtoffer kunnen worden van voorgenomen Windpark Noordoostpolder, teneinde afdoende te kunnen bepalen of er effecten op populatieniveau van deze soorten te verwachten zijn en of deze effecten consequenties hebben voor instandhoudingsdoelen van deze soorten... Antwoord: Voor de beoordeling van de effecten op langlevende soorten, in het licht van de geldende instandhoudingsdoelstellingen, is een grens van 1% van de jaarlijks optredende natuurlijke sterfte gehanteerd. Door een grens van 1% te hanteren is rekening gehouden met het gegeven dat een soort een lage reproductie heeft. Soorten met een lage reproductie hebben namelijk ook een lagere jaarlijks optredende natuurlijke sterfte (ze worden ouder) in vergelijking met soorten met een hoge reproductie. Bij het bepalen van de aanvaringsslachtoffers onder soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn gesteld, ongeachte de snelheid van de reproductie, is daarmee met zekerheid vastgesteld dat effecten op populatieniveau welke tot het niet behalen of behouden van instandhoudingsdoelstellingen uitgesloten zijn. Overigens komen soorten met een lage reproductie waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn gesteld niet in belangrijke aantallen voor in het plangebied. Er zijn geen aanwijzingen dat specifiek op deze locatie risico’s voor soorten met een lage reproductie bestaan, deze geeft indiener ook niet aan. Risico’s op populatieniveau voor soorten met een lage reproductie zijn derhalve nihil.
49 l
49 m
Gebruik 1%-norm In de zaak Hof van Justitie EG, 9 december 2004, C-79/03 is geoordeeld dat het 1 % criterium geformuleerd door het ORNIS comité gebruikt kan worden als norm om te bepalen of er sprake is van kleine hoeveelheden in de zin van artikel 9 Vogelrichtlijn voor wat betreft het vangen van vogels met lijmstokken. Dit 1 % criterium houdt in dat iedere impact van minder dan 1 % van de totale jaarlijkse sterfte van de populatie (gemiddeld) voor niet bejaagbare soorten en 1 % voor soorten die wel bejaagbaar zijn, gezien wordt als zijnde een kleine hoeveelheid. Dit onder art. 9 Vogelrichtlijn maakt een onderbouwde uitzondering op het verbod om vogels te doden (soortenbescherming). De Afdeling Bestuursrechtspraak oordeelde op 1 april van dit jaar dat bij afwezigheid van andere wetenschappelijke criteria, deze norm gebruikt kan worden als basis om te beslissen of het verwachte aantal aanvaringsslachtoffers de natuurlijke kenmerken van het gebied zal aantasten of een verstorend effect zal hebben op de soorten waarvoor het gebied is Aangewezen. Overigens wordt in deze zaak wel geconcludeerd dat er een verplichting bestaat tot monitoring en het zonodig nemen van passende maatregelen. • Onjuiste toepassing Het gebruik van de 1% norm kan significante effecten als gevolg van het Windmolenpark Noordoostpolder niet uitsluiten. Deze norm is ontwikkeld in het kader van de soortenbeschemiing op grond van de Vogelrichtlijn. Het is niet duidelijk of het Hof van Justitie deze norm ook acceptabel vindt als invulling van artikel 6 lid 3 Habitatrichtlijn. Deze norm is geformuleerd binnen een kader waarin exacte slachtoffer aantallen benoemd konden worden. Zo is in Nederland deze norm toegepast op het rapen van kievitseieren. Hierbij kan exact vastgesteld worden hoeveel eieren geraapt gaan worden. Dat is bij een aanvaringsrisico voor windmolens niet het geval. Niet uitgesloten kan worden dat er uiteindelijk meer slachtoffers vallen dan voorspeld. Terwijl uit een aantal zaken duidelijk als eis naar voren kwam dat er pas sprake kan zijn van acceptabele kleine hoeveelheden wanneer er geen mogelijkheid bestaat dat er meer slachtoffers zullen zijn dan 1% van de jaarlijkse sterfte (HvJ EG Commissie vs. Spanje, 9
90
Antwoord:
december 2004, C-79/03 en HvJ EG Commissie vs. Finland, 15 december 2005, C-344/03). De verwachte aantallen aanvaringsslachtoffers van vogels met windmolens zijn erg laag. Vogels vliegen op trek in principe op grote hoogte over de windmolens heen. Er kan niet exact voorspeld worden hoeveel aanvaringsslachtoffers er zullen vallen, wel dat dit in vergelijking tot de natuurlijke sterfte om zeer lage aantallen gaat. Hierop zal ook gemonitord worden, mocht uit monitoring blijken dat de uitgevoerde berekeningen onjuist zijn en tot een andere conclusie leiden, dan zal de situatie opnieuw moeten worden beoordeeld. Indien significante effecten optreden of dreigen op te treden dan zijn ingrepen noodzakelijk. Het criterium van minder dan 1% van de natuurlijke sterfte wordt gangbaar toegepast in Nederland; hier is ook jurisprudentie over.
• Staat van instandhouding Daarnaast houdt de 1% norm, en dus het bepalen van de impact van het aantal aanvaringsslachtoffers, geen rekening met de staat van instandhouding van de betrokken vogelsoort. Wanneer de soort in een zeer ongunstige staat van instandhouding verkeert, dan kan 1% reeds een significant effect opleveren. Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juli 2009 in de voorlopige voorziening over de verruiming van de vaargeul in de Westerschelde. Het gebruik van de 1% norm kan überhaupt niet worden toegepast in een situatie waarin geen sprake is van een gunstige staat van instandhouding. In dat geval is het namelijk zo dat hoe slechter het met de populatie gaat - en hoe hoger het sterftecijfer dus is - hoe meer slachtoffers mogen vallen voordat de 1% norm wordt bereikt. Dus hoe slechter het met de soort gaat, hoe groter de impact is die als niet significant wordt bestempeld Antwoord: Het is niet juist te stellen dat wanneer ‘geen sprake is van een gunstige staat van instandhouding’, het sterftecijfer hoger is en op grond van de norm van 1% meer aanvaringsslachtoffers mogen vallen. Ten eerste is de gunstige staat van instandhouding gebaseerd op het aantal vogels in het gebied. Als geen sprake is van een gunstige staat van instandhouding kan dit ook zijn oorzaak hebben in bijvoorbeeld het gegeven dat soorten niet naar het IJsselmeer trekken als gevolg van klimaatomstandigheden, voedselaanbod e.d. Hieruit kan niet worden geconcludeerd dat het sterftecijfer hoger is. Daarbij is de natuurlijke sterfte gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar een soort algemeen, bijvoorbeeld de toppers in Europa. De natuurlijke sterfte wordt niet voor een specifieke soort, specifiek in een bepaald gebied, bepaald. Geen ongunstige staat van instandhouding in een Natura 2000-gebied zegt dan ook niks over de natuurlijke sterfte. Wanneer de 1% norm aan natuurlijke sterfte zou worden toegepast dan zou getoetst moeten worden aan de populatie die dan aanwezig is. Bij lage aantallen onder het instandhoudingsdoel wordt dan juist eerder een significant effect bereikt. De uitspraak van de Raad van State van 28 juli 2009 inzake de verruiming van de Westerschelde wordt onjuist aangehaald. De 1% norm is niet gebruikt voor het beoordelen van het effect van barrièrewerking, Broedvogels waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd komen niet in dit deel van het Natura 2000-gebied voor, derhalve zijn effecten op broedsucces door aanvaringsslachtoffers niet relevant en niet beschreven.
49 n
Effecten zijn groter dan het aantal slachtoffers Een zeer belangrijke reden waarom de 1 % norm niet als norm kan worden gehanteerd bij het bepalen van de significantie is omdat het een te beperkte bepaling is van de omvang van het effect op de natuurlijke kenmerken. Een voorbeeld is de barrièrewerking van een dergelijk windmolenpark en het moeten omvliegen als gevolg hiervan. Bovendien zijn het bij broedvogels niet alleen de aanvaringsslachtoffers die sterven: ook nestjongen moeten als slachtoffer worden beschouwd wanneer het nest verloren gaat als gevolg van sterfte van (een van de ) oudervogels. Al deze zaken moeten worden meegewogen om een onderbouwd uitblijven van significante effecten te kunnen constateren. Het gepresenteerde onderzoek is ontoereikend om met voldoende zekerheid vast te kunnen stellen dat er geen significante negatieve effecten zullen optreden. Antwoord: In het MER is rekening gehouden met barrièrewerking van de windmolens voor vogels. Dit blijkt nauwelijks een probleem te zijn omdat vogels om de windmolens heen kunnen vliegen. De effecten van barrièrewerking zijn wel meegenomen in het MER maar blijken
49 o
91
mee te vallen. Mitigerende maatregelen. Het is vooralsnog niet zeker of de in de MER geschetste voorgestelde mitigerende maatregelen in de Rotterdamse Hoek voldoende zijn om de effecten van de afname van geschikt leefgebied te neutraliseren. Het is onduidelijk of de mitigirende maatregelen bij de Rotterdamse Hoek überhaupt wel zullen gaan werken. De ruimte tussen de twee meest dichtstbijzijnde windmolens langs de Westermeerdijk en de Noordermeerdijk bedraagt ongeveer 1400 meter. Uitgaande van de LAG-VSW-normen, zoals gesteld in punt 2 van deze zienswijze, betekent dit dat het gehele gebied naar verwachting binnen de invloedssfeer van het windpark gesitueerd zal zijn, waarmee een permanente verstoring van dit gebied plaats zal vinden. Dit betekent dat de mitigerende maatregelen niet voldoende zullen zijn. Eerst moet, zoals eerder betoogd in deze zienswijze, beter worden onderzocht wat de precieze omvang van de afname van het leefgebied is voor de verschillende soorten waarvoor het IJsselmeer is aangewezen. Daarna moet worden vastgesteld of dit een significant negatief effect oplevert zonder de natuurvriendelijke maatregelen hierbij te betrekken. Pas dan kan worden bekeken of mitigerende maatregelen voldoende effectief zijn om het negatieve effect op te kunnen heffen, met inachtneming van de verschillende eisen die de betreffende soorten aan hun leefomgeving stellen. Antwoord: Het MER is een natuurinclusief ontwerp waarbij mitigerende maatregelen bij de Rotterdamse hoek ervoor moeten zorgen dat er geen negatieve effecten optreden voor vogels. De reactie van de Vogelbescherming dat dit hele gebied permanent verstoord zou worden volgt uit de door hun aangehouden LAG-VSW-normen uit Duitsland. Deze Duitse normen gaan uit van afstanden waarbij geen enkele verstoring meer optreedt. In onderhavige vergunningprocedure voor de Nbwet wordt getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen. Uit het MER blijkt dat er als gevolg van het natuurinclusief ontwerp er geen negatief effect is van het windmolenpark op de instandhoudingsdoelstellingen.
49 p
49 q
Cumulatie Een volledige passende beoordeling bevat het aspect cumulatie, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt welke effecten het project waarvoor vergunning wordt gevraagd samen met alle andere voorgestelde en uitgevoerde plannen en projecten in en rondom de betrokken Natura 20000-gebieden hebben op de natuurwaarden van die gebieden. De richtlijnen voor het MER zijn in dit geval duidelijk: "Indien er, ten gevolge van het voornemen afzonderiijk of in samenhang met andere plannen of projecten, sprake kan zijn van significante gevolgen voor de soorten op grond waarvan het IJsselmeer zich als Natura 2000-gebied heeft gekwalificeerd, dan dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd. Vanwege de status van het IJsselmeer als Vogelrichtlijngebied dient in de MER niet alleen aandacht besteed te worden aan de gevolgen van elk park afzonderlijk en aan de gevolgen van de combinatie van meerdere of alle windparken, maar ook aan de cumulatieve effecten van alle windparken en andere initiatieven langs en in het Vogelrichtlijngebied IJsselmeer". In de MER wordt geconcludeerd dat voor de fuut, topper, kuifeend, nonnetje en grote zaagbek mogelijk "belangrijke" aantallen vogels door een of meerdere plannen of projecten worden verstoord. De bijdrage hieraan door realisatie van het Windpark Noordoostpolder wordt in de MER als nul beschouwd. Dit terwijl zoals uit al het bovenstaande blijkt het effect op de kwalificerende vogelsoorten onvoldoende is onderzocht. Voor cumulatie is overigens niet alleen het aspect verstoring van belang maar het totaal van de effecten op de vogelsoorten. Het onderzoek naar cumulatieve effecten is dan ook onzorgvuldig en onvolledig geweest. De conclusie dat significante effecten van het project in combinatie met andere projecten en plannen zijn uitgesloten, is daarom niet gerechtvaardigd. Wij verzoeken u om geen vergunning van de Natuurbeschermingswet te verlenen, wanneer op basis van de herziene passende beoordeling blijkt dat er wél een negatief effect op één of meerdere kwalificerende soorten voor het Natura 2000-gebied IJsselmeer optreedt. Het onderzoek naar cumulatie dient dan opnieuw te worden uitgevoerd. Hierbij moet niet alleen worden gekeken naar fuut, topper, kuifeend, nonnetje en grote zaagbek, maar naar alle vogelsoorten waarvoor het IJsselmeer als Natura 2000-gebied is aangewezen.
92
Antwoord:
Verstoring treedt op maar er zijn binnen het Natura2000-gebied voldoende alternatieven beschikbaar. Het uitwijken naar andere Natura 2000-gebieden is niet als alternatief beschouwd (dat is effectieve verstoring). Alternatieve rustgebieden zijn in de omgeving van het plangebied aanwezig. Er is niet uitgegaan van alternatieve rustgebieden in heel andere delen van het Natura 2000-gebied zoals de Afsluitdijk. Er is volstaan met een beperkte cumulatieve toets omdat uit het MER blijkt dat er geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen zijn. Als er geen negatieve effecten zijn kan er ook geen cumulatie optreden.
50 a
In de richtlijnen voor het MER, hierna: de richtlijnen, wordt voorgeschreven dat uitvoerig onderzoek moet worden gedaan naar diverse opstellingsalternatieven. Met name wordt in de richtlijnen (par. 4.2.1) gewezen op de mogelijkheid van een dichtste bolopstelling, gebaseerd op gelijkzijdige driehoeken. Daarbij wordt erop gewezen dat een dichtste bolopstelling compacter is dan een lijnopstelling volgens de schaakbordopstelling, en daardoor minder ruimte vergt. Als voordeel wordt bovendien genoemd dat de barrierewerking voor vogeIs vermindert en dat de 'visuele ruimte vermindert. Zowel voor de locaties Noordermeerdijk binnendijks en buitendijks als Westermeerdijk binnendijks en buitendijks wordt voorgeschreven om de aldaar aangeduide opstellingsalternatieven concreet uit te werken. Dat is in het MER niet gebeurd. In ieder geval is geen visualisatie van dergelijke alternatieven weergegeven en zijn dergelijke alternatieven niet getoetst op barrierewerking voor vogels. Daarnaast zijn de geluidhinder en schaduwhinder (slagschaduw) niet uitgewerkt voor de alternatieven die in par. 4.2.1. van de richtlijnen worden genoemd. Een goede vergelijking tussen in de richtlijnen genoemde opstellingsalternatieven en de in de startnotitie genoemde opstellingen op de punten visualisatie, barrierewerking, geluidhinder, slagschaduw en ruimtebeslag ontbreekt. Antwoord: In afwijking van de richtlijnen voor het MER is de dichtstebolstapeling niet als variant opgenomen. Deze variant is voor de volledigheid wel in bijlage D uitgewerkt en vergeleken met de schaakbordopstellingen. Uit deze vergelijking blijkt dat de schaakbordopstelling minder negatieve milieueffecten veroorzaakt dan de dichtstebolstapeling. De reden om de dichtstebolstapeling niet nader uit te werken is er in gelegen dat er vanuit ecologisch en dijkveiligheidsoogpunt voor is gekozen om de onderlinge afstand tussen de parallel geplaatste lijnopstellingen te vergroten. Hierdoor is de toegevoegde waarde van de dichtstebolstapeling, te weten ruimtewinst, verdwenen. Paragraaf §7.1(Algemeen Deel) van het MER gaat nadere op deze onderbouwing in. In haar advies geeft de Commissie m.e.r. aan dit een plausibele redenatie te vinden. Geluidhinder en slagschadeuw zijn voor de in het MER beschreven alternatieven uitgebreid behandeld. Daarnaast beschrijft bijlage D deze effecten voor de dichtstebolstapeling en de schaakbordopstelling.
50 b
In de richtlijnen wordt erop gewezen dat in het kader van een benodigde passende beoordeling een ruim alternatievenonderzoek dient plaats te vinden (zie voetnoot 14 bij de richtlijnen waar wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak d.d. 16 juli 2003, Westerschelde containerterminal). Het MER bevat ten onrechte geen passende beoordeling (nu de voorgestelde mitigerende maatregelen reeds bij het onderzoek naar de vraag of er significante gevolgen te verwachten zijn, zijn betrokken. Wij verwijzen naar de opmerkingen hierna onder III. (Ecologie en natuurwaarden). Omdat significante gevolgen niet op voorhand kunnen worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden gemaakt. Daarin moeten de voorgestelde opstellingalternatieven die in de richtlijnen worden genoemde blijkens de richtlijnen worden betrokken. Antwoord: De passende beoordeling was inhoudelijk opgenomen in het MER, verspreid over de diverse hoofdstukken, paragrafen en bijlagen. Vanwege de onduidelijkheid, die hierdoor is ontstaan bij insprekers en commissie m.e.r., is besloten een aanvulling op het MER te maken, waarin de passende beoordeling als een apart herkenbaar deel is opgenomen. Uit de passende beoordeling blijkt dat significant negatieve effecten zijn uitgesloten
93
50 c
In par. 4.4 van de richtlijnen wordt vermeld: "De combinatie van de meest milieuvriendelijke alternatieven van alle parken hoeft niet noodzakelijkerwijs de meest milieuvriendelijke combinatie voor windenergie in de Noordoostpolder op te leveren. Ga daarom in het MER na welke combinatie van alternatieven en varianten van alle parken te beschouwen is als de meest milieuvriendelijke combinatie. Ga ook hier na of er nog mogelijkheden voor optimalisatie zijn." Een dergelijke beoordeling van combinaties van alternatieven en varianten van aIle parken ontbreekt in het MER. Antwoord: In §11.2 van het Algemeen Deel beschrijft het MER het meest milieuvriendelijke alternatief (mma) voor zowel de individuele parken als voor alle parken samen. Daarbij is er geen onderscheid tussen de meest milieuvriendelijke alternatieven voor de individuele parken of voor alle parken samen. Indien voor één van de parken voor een andere variant wordt gekozen, leidt dat niet tot een combinatie met betere milieueffecten. In haar advies onderschrijft de Commissie m.e.r. het mma uit het MER.
50 d
Omdat het MER (mede) de status heeft van plan-MER dient het MER een beschrijving te bevatten van de alternatieven die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen en een motivering van de keuze voor het in beschouwing nemen van die alternatieven (art. 7.10 lid 1 sub bWm). Artikel 5 lid 1 van Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen (SMB-richtlijn) bepaalt daaromtrent, dat het moet gaan om alternatieven die rekening houden met het doel en de geografische werkingssfeer van het plan. In bijlage 1 bij de richtlijn wordt nader uitgewerkt welke informatie in dat verband in het MER moet worden verschaft. Het MER voldoet niet aan deze eis. Enerzijds wordt in het MER opgemerkt, dat het plan een landelijke schaal heeft. Dat is terecht. Mede om die reden wordt het plan planologisch ingepast met behulp van een Rijksinpassingsplan. Anderzijds wordt in het MER (par. 2.5) aangegeven, dat de locatie-afweging wordt toegespitst op relevante locaties in en rond het IJsselmeergebied en specifiek in het gebied in en om de Noordoostpolder. Dat is onjuist. Er is geen reden om het alternatievenonderzoek tot die locaties te beperken. Een (houdbare en deugdelijke) motivering voor die beperking van het zoekgebied voor alternatieven wordt in het MER niet gegeven. Art. 2.5 van het MER vermeldt daaromtrent slechts: "Voor de onderbouwing van de locatiekeuze en de te onderzoeken alternatieven, is dit een bijzondere situatie. lmmers, de doelstellingen van het Rijk met betrekking tot windenergie op land hebben betrekking op heel Nederland, terwijl het Rijksinpassingsplan het gedetailleerde ruimtelijke kader vormt voor een specifiek initiatief, namelijk het Windpark Noordoostpolder. " Antwoord: In §2.5 van het Algemeen Deel, en in §2.3 van de Aanvulling op het MER is een uitgebreide toelichting opgenomen op welke wijze de locatieafweging heeft plaatsgevonden. De Commissie m.e.r. kan zich voor dit specifieke project vinden in de gekozen aanpak. In haar advies verwoordt zij het als volgt: Als uitgangspunt is de doelstelling van het voornemen genomen: een grootschalig windpark (450 MW) langs de dijken van de Noordoostpolder. Op basis van de gewenste omvang zijn mogelijke locaties in en om het IJsselmeer, dus ook buiten de Noordoostpolder, onderzocht op hun milieueffecten. Uit de vergelijking wordt duidelijk dat alle onderzochte locaties milieueffecten kennen. Ook blijkt dat geen van de locaties per saldo evidente milieuvoordelen biedt. Deze milieubeoordeling en de wettelijke- en beleidskaders hebben geleid tot de locatie langs de dijken van de Noordoostpolder. Deze locatie is verder in het MER op inrichtingsniveau uitgewerkt. De Commissie m.e.r. kan zich voor dit specifieke project vinden in deze aanpak, om de volgende redenen: 1) De gekozen locatie is reeds vastgelegd in een aantal beleidsstukken. Eind 1998 is in opdracht van de gemeente Noordoostpolder het Landschapsplan windturbines Noordoostpolder opgesteld. In 1999 zijn de locaties vastgelegd in gemeentelijk beleidd en in 2000 in provinciaal beleid. Dit provinciale beleid is in 2006 in het provinciale omgevingsplan bevestigd. In 2006 zijn in de Nota Ruimte, kaart F, de Noordermeerdijk en Westermeerdijk aangeduid als ‘Buitendijkse zoeklocatie (uitbreiding) windmolens’. In 2009 zijn alle drie de dijken in het door het kabinet vastgestelde Nationale Waterplan, kaart 20, aangeduid als “Buitendijkse (zoek)locatie windmolens”. 2) De nationale doelstellingen betreffende windenergie zijn in 2007 dermate verhoogd dat verschillende geschikte windlocaties gebruikt moeten worden voor energieopwekking. Een zoektocht naar de enige beste
94
Nederlandse locatie is daarmee voor het inpassingsplan niet aan de orde en ook niet zinvol. 3) Voor de uitvoerbaarheid van dit specifieke project is van belang dat de initiatiefnemers gebonden zijn aan de Noordoostpolder. 50 e
De omstandigheid dat het Rijksinpassingsplan zich toespitst op Windpark Noordoostpolder vormt vanzelfsprekend geen reden om het zoekgebied te beperken tot de Noordoostpolder. Immers, een locatiekeuze-alternatievenonderzoek is nu juist bedoeld om te beoordelen of de locatie waarvoor het plan wordt gemaakt (in dit geval het Rijksinpassingsplan) juist is danwel of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt betere alternatieven zijn. De mededeling dat in het ruimtelijk plan voor een bepaalde locatie is gekozen is dan uiteraard geen reden om het alternatievenonderzoek tot die Iocatie te beperken. Een windmolenpark (of: verzameling van windmolenparken) van de schaal zoals dit initiatief beoogt heeft een landelijk karakter en betreft een landelijk belang. Juist om deze reden wordt, mede op grond van de Elektriciteitswet 1998, voor een plan van deze omvang het ruimtelijk instrument van Rijksinpassingsplan toegepast. In het MER moet het onderzoek naar alternatieve locaties daarom worden uitgebreid tot geheel Nederland en de bijbehorende kustzones. Antwoord: Zie de beantwoording van 50d
50 f
In par. 2.5 van het MER wordt vervolgens een aantal alternatieve locaties in en rand het IJsselmeer onderzocht: Windpark Noordoostpolder, Afsluitdijk, Houtribdijk, Friese IJsselmeerkust en Boven-Lelystad. Het onderzoek dat naar die alternatieven wordt uitgevoerd voldoet echter niet aan de eisen die de SMB-richtlijn daaraan stelt. Immers art. 5 lid I en bijlage I bij de richtlijn vereisen dat omtrent de onderzochte alternatieven moet worden aangegeven: (verwijzing naar opsomming in zienswijze). In de toelichting van de Europese Commissie op de SMB-richtlijn (Uitvoering van richtlijn 2001/42 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's D-G Milieu) wordt uitdrukkelijk aangegeven dat het alternatievenonderzoek zeer uitgebreid moet zijn, zie par. 5.6 van die toelichting: "Doel van het rapport is, de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van het plan of programma en van de redelijke alternatieven ervan te bepalen, te beschrijven en te beoordelen. Bijlage 1 geeft verdere voorschriften inzake de informatie die over deze effecten moet worden verstrekt. Het onderzoeken van alternatieven is een belangrijk element van de beoordeling en de richtlijn verlangt een uitgebreidere beoordeling van die alternatieven dan de m.e.r. richtlijn. De betekenis van "alternatieven" wordt verder besproken in de onderstaande paragrafen 5.11- 5.14. Art. 5.12 van de toelichting van de Europese Commissie bepaalt dan voorts: "Wanneer de richtlijn voorschrijft dat de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van redelijke alternatieven moeten worden bepaald, beschreven en beoordeeld, gelden terzake dezelfde vereisten als voor het plan of programma." De toelichting schrijft dus uitdrukkelijk voor, dat het onderzoek van alternatieven aan dezelfde eisen moet voldoen als welke gelden voor het onderzoek van het plan zelf. Dat is in het MER niet gebeurd en dient alsnog te gebeuren. Antwoord: De SMB-richtlijn is sinds september 2006 geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. In art. 7.10 Wm zijn de vereisten opgenomen waaraan het zowel een plan- als een besluit-m.e.r. moeten voldoen. Bij het opstellen van het MER zijn deze vereisten samen met de richtlijnen leidend geweest. In §2.5 van het MER wordt een alternatievenonderzoek naar locaties gedaan, aangevuld in de Aanvulling MER Windpark Noordoostpolder. De gekozen locatie is reeds vastgelegd in het beleid van de gemeente Noordoostpolder en de provincie Flevoland. Tevens is deze locatie opgenomen in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan. Het kabinet heeft in het ‘werkprogramma Schoon en Zuinig’ aangegeven dat de komende vier jaar committering voor 2000 MW voor wind op land nodig is. Voor het realiseren van deze doelstelling zijn meerdere windmolenparken in Nederland nodig. Het windpark in de Noordoostpolder is daar één van. Dit MER voor het inpassingsplan is niet op zoek naar de enige beste Nederlandse locatie. Ook de Commissie m.e.r. kan zich vinden in deze aanpak voor de locatieafweging.
95
50 g
In de richtlijnen is, in aanvulling op de vijf startnotities, opgenomen welke (essentiële) informatie in het MER moet worden opgenomen, om als voldoende basis te kunnen dienen voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvorming. Zo is (onder meer) bepaald dat de effecten van de individuele parken maar ook de cumulatie van de effecten van de windparken voldoende duidelijk moet worden, en dat het MER visualisaties dient te bevatten van de visueel-ruimtelijke beleving van de windturbines in hun omgeving (hoofdstuk 2). Onder 4.2.2. van de richtlijnen is bepaald dat het MER aandacht moet besteden aan de argumenten voor de beoogde situering, en wel onder verwijzing naar de provinciale beleidsregel van de provincie Flevoland dat de windturbines niet te dicht bij cultuurhistorische waardevolle elementen geplaatst mogen worden. Onder 5.4 staat dat nagegaan dient te worden waar en hoever de windturbines zichtbaar zijn, waarbij moet worden uitgegaan van zichtbaarheid van turbines tot een afstand van 20-25 km. Expliciet wordt bij de bespreking van de te kiezen punten voor de visuele simulaties verwezen naar het zicht op Urk vanaf het water (noot 26). Het dorp Urk is bij besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) van 30 juni 2007 aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988. Volgens de bij het besluit behorende begrenzingkaart MSP 15/01/1valt de westgrens van het 'beschermd gezicht valt samen met de kustlijn. In het aanwijzingsbesluit van 30 juni 2007 wordt overwogen: "dat het dorp Urk van algemeen belang is vanwege zijn historisch-ruimtelijke karakter; Dat het historisch ruimtelijke karakter van dit gebied nog voldoende gaaf en herkenbaar is:(...)" Eén van de pijlers van het moderne monumentenbeleid is dat cultuurhistorische waarden worden meegewogen in de m.e.r.-gebieden. In de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) van het Ministerie van OCW d.d. 28 september 2009 (kamerstuk 32 156, nr. 1) wordt gesteld dat meewegen alleen niet genoeg is, en dat een goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. In de Beleidsbrief MoMo wordt ervoor gewaarschuwd dat de cultuurhistorie nog lang niet in de haarvaten van ons ruimtelijk ordeningsstelsel is doorgedrongen, en dat ervoor gezorgd moet worden dat het belang van de cultuurhistorie meeweegt in de ruimtelijke ordening. Op pagina 35 van de Beleidsbrief wordt erop gewezen dat buiten de huidige beschermde gezichten en in het buitengebied het belang van de cultuurhistorie bij ruimtelijke besluiten nog wel eens wordt vergeten, of dat er nog te vaak vrijblijvend mee wordt omgegaan. Dit geldt voor de gebieden direct buiten de grenzen van de beschermde gezichten, maar ook voor het buitengebied. 23. In de Beleidsbrief (pag. 38) wordt het MER genoemd als een instrument om de cultuurhistorie mee te wegen, waarbij wordt aangetekend dat er wel nog winst valt te behalen als het gaat om het in beeld brengen en meewegen van cultuurhistorische waarden, kortom in de toepassing van het instrument. Op pagina 42 wordt de MER gezien als een instrument voor een verdere versterking van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Uit het voorgaande blijkt dat de MER Windpark NOP een belangrijke functie heeft, te weten de integrale afweging van het cultuurhistorische belang van het (beschermd) dorpsgezicht van Urk. Hoewel de richtlijnen en de Startnotities niet expliciet verwijzen naar de aanwijzing van Urk als beschermd dorpsgezicht, kan uit de Richtlijnen weI worden afgeleid dat de effecten van de parken op het beschermd dorpsgezicht en het aanzicht van/op Urk behoren tot de essentiële informatie in het MER. Informatie over de effecten van de individuele windparken en over de cumulatie van de effecten op het beschermd dorpsgezicht van Urk, respectievelijk op de cultuurhistorische waarde van het aanblik op de kustlijn met vuurtoren en bebouwing ontbreekt echter in het MER. Wat lezen wij in het MER over Urk in relatie tot het landschap en de cultuurhistorie? Op pag. 10 van de Uitgebreide Samenvatting (US) worden als kenmerken van het landschap in de Noordoostpolder onder andere genoemd de grootschalige openheid en de lange zichtlijnen. Er wordt op gewezen dat de landschappelijke structuur van het plangebied van waarde is, waarbij vooral het voormalige eiland Urk van belang is. Opmerkelijk genoeg wordt het dorp Urk in par. 9.10, Landschap, in het geheel niet genoemd: "Vanaf het IJsselmeer zijn nu slechts de dijken, bosschages (bijvoorbeeld bij de Rotterdamse Hoeken bij Urk) en de bestaande turbines zichtbaar." Het dorp Urk is bij uitstek vanaf het IJsselmeer zichtbaar als onderdeel van het landschap. In deze paragraaf wordt overigens
96
wel gewezen op "de dominante aanwezigheid" van de windturbines voor bewoners (van Urk?) en recreanten. De bebouwing van Urk komt op pag. 204 ter sprake als onderbreking van de eenheid tussen de lijnopstellingen bij de Zuidermeerdijk en de Westermeerdijk, maar niet als onderdeel van het landschap dat zelf gevolgen van de aanwezigheid van de windturbines ondervindt. Ook bij de Conclusie op pag. 209 worden de gevolgen van het aanzicht op Urk niet genoemd als onderdeel van de positieve en negatieve effecten. Daarmee is de beschrijving van de verandering van en effecten op het landschap onvolledig. Over de milieueffecten wordt vervolgens in par. 6.1 voorop gesteld dat een modem windpark vanwege de omvang goed zichtbaar is, en aanwezig is in het landschap. Nadat wordt gesteld dat het effect op het landschap een subjectief begrip is, worden in het kader van een objectieve benadering verschillende varianten in beeld gebracht. Daarbij wordt al snel geconcludeerd dat de verschillen tussen de varianten "landschappelijk" niet "heel groot" zijn (pag. 20 US). Gesteld wordt dat de effecten van het windpark voor alle varianten nagenoeg gelijk zijn, en dat deze beperkt zouden zijn. Daarbij is van belang dat de visualisaties bij het MER alleen de varianten van windmolenopstellingen (hoogte, schaakbord of dichtstebolstapeling) in beeld brengen (zie overigens de opmerkingen hierover onder 1, sub 2 e.v., en hierna onder 36, en dus niet (een vergelijking met) de huidige situatie zonder windpark. Daarmee ontstaat de indruk dat alleen de effecten van de verschillende varianten met elkaar zijn vergeleken en in beeld zijn gebracht, en niet de effecten van plaatsing van een windpark als zodanig in de nabijheid van het beschermd dorpsgezicht van Urk. Feitelijk zijn de effecten van de windparken op het open landschap in de US in het geheel niet beschreven, anders dan dat de windparken "aanwezig zijn in het landschap". In het Algemeen Deel (AD) van het MER wordt over de effecten van de windmolen op het landschap opgemerkt (pag. 61) dat de windturbines vanaf het open IJsselmeer vanaf grote afstand zichtbaar kunnen zijn, zelfs de ronding van de aardbol wordt genoemd (pag. 62). In hoofdstuk 5 van het Algemeen Deel wordt de bestaande milieutoestand beschreven. Op pag. 115 vinden wij een verwijzing naar de aanwijzing van Urk als beschermd dorpsgezicht, waarbij wordt opgemerkt dat de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht aan de westzijde samenvalt met de kustlijn. Deze beschrijving van de bestaande toestand eindigt met de opmerking dat de status van beschermd dorpsgezicht geen gevolgen heeft voor ontwikkelingen buiten het begrensde gebied. In zijn algemeenheid kan worden betwijfeld of deze aanname juist is; uit de op meerdere plaatsen in het MER genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak over de Emmapolder en in het bijzonder over het niet voor de hand liggen van de plaatsing van windmolens in of nabij beschermde natuurmonumenten vanwege de aantasting van het landschap kan heel weI worden afgeleid dat het evenmin voor de hand ligt om windmolens nabij een beschermd dorpsgezicht te situeren. Deze aanname ten aanzien van het belang van de bestaande milieutoestand doet echter vrezen dat de gevolgen van de plaatsing van windmolens op (het zicht op) het begrensde gebied niet zijn beschreven en niet zijn afgewogen (dat "hoeft" immers nietl). In hoofdstuk 9 worden de effecten van het windpark beschreven. Hiervoor is er al op gewezen dat de beschrijving van landschap en daarmee van de effecten van het windpark op het landschap onvolledig is, omdat het dorp Urk niet als onderdeel van het landschap wordt genoemd. Voor Urk is verder vooral par. 9.11 van belang, en wel de bespreking van de Zichtbaarheid op en vanuit Urk (pag. 212). Ook hier vinden wij de opmerking dat het windpark ''juridisch gezien" geen effect heeft op het Beschermd dorpsgezicht van Urk, omdat de status geen betrekking heeft op bebouwing of landschap buiten het gebied. Ook hier weer merkt de gemeente op dat mag worden aangenomen dat zeer omvangrijke ingrepen in de nabije omgeving van een beschermd dorpsgezicht tot een onaanvaardbare aantasting kunnen leiden, ook als die ingreep strikt genomen plaatsvindt buiten het aangewezen dorpsgezicht. Ondanks dit "juridische wegschrijven" van het grote cultuurhistorische belang van Urk aIs beschermd dorpsgezicht, vindt ook het MER het (geIukkig) nog weI "wenselijk de invloed op het uiterlijk ten aanzien van Urk in beeld te brengen",N.B. Dat is niet alleen wenselijk, maar ook essentiële informatie in het MER die niet mag ontbreken, zie de richtlijnen onder 2! Het visuaIiseren van de visueeI-ruimtelijke beleving van de windturbines in hun omgeving is immers een hoofdpunt en essentiële informatie volgens de richtlijnen. In plaats van enkele foto's/afbeeldingen met zicht op Urk zonder en met windmolens, en afbeeldingen met zicht vanaf Urk op het IJsselmeer
97
zonder en met windmolens op te nemen in het Algemeen Deel, is er in het AD voor gekozen om de zichtbaarheid van de windturbines in Urk en vanaf locaties buiten Urk op Urk te beoordelen door middel van "viewsheds". In deze viewsheds is, aldus het MER op pagina 212, aangegeven "vanaf welke locaties de vuurtoren van Urk niet meer zichtbaar is". In de daarop volgende beschrijving wordt gesteld dat de windturbines aan de Westermeerdijk "het beeld op de vuurtoren van Urk beïnvloeden" en "deels het zicht op de vuurtoren wegnemen" Deze viewsheds zijn in ieder geval geen visualisaties zoals geadviseerd in de Richtlijnen onder 5.4: "Geadviseerd wordt schetsen of montagefoto 's te maken voor relevante waarnemingspunten vanuit de omgeving. ". Deze viewsheds zijn bovendien onduidelijk en feitelijk nietszeggend. Ook de toelichting op de viewsheds is nauwelijks een zorgvuldige beschrijving van de effecten van de windmolens op het aanzien van Urk te noemen. Sterker nog, op de cultuurhistorische waarde van dat beschermde aanzicht wordt in het geheel niet nader ingegaan. 36. De foto-visualisaties zijn vervolgens opgenomen als een dvd-rom bij bijlage H. De gemeente Urk plaatst vraagtekens bij het opnemen van deze visualisaties in een dvd-rom. Figuur H1 van Bijlage H. geeft de locaties weer van de visualisatiefotos. Het valt direct op dat een visualisatie ontbreekt van het zicht op Urk vanaf het open IJsselmeer op een zodanige afstand dat het effect van de molens op het aanzien van Urk kan worden beoordeeld. De foto's C, C2, 17 en 18 brengen Urk in het geheel niet in beeld, dus ook niet het aanzicht op Urk met en zonder windmolens! De enige foto vanaf Urk waarop de windmolens wel zijn ingetekend is zonder meer vaag te noemen. De gemeente stelt dan ook vast dat, in strijd met de richtlijnen, een visualisatie ontbreekt van de ruimtelijk-visuele beleving en effecten van de windturbines op het aanzicht op Urk als cultuurhistorisch waardevol en op grond van de Monumentenwet aangewezen dorpsgezicht. De analyse van de visualisaties in het TU Delft Toetsingsrapport (Bijlage H2) bevestigt dat de visualisatie van Urk kennelijk niet alleen juridisch niet van belang is geacht: aan de TU Delft is gevraagd om de visualisaties te onderzoeken of deze een correct beeld geven van "de Noordoostpolder" na de realisatie van het windpark. Ook uit deze analyse blijkt niet van (een toets van) de visualisatie van het aanzicht op Urk met en zonder windmolens. Naar het oordeel van de gemeente biedt de MER op de relevante onderdelen Landschap, ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie en archeologie dan ook onvoldoende basis om het milieubelang, in het bijzonder de cultuurhistorische belangen van (het aanzicht op en vanaf) Urk mee te wegen in de besluitvorming. Essentiële informatie, te weten concrete informatie over de gevolgen van het plaatsen van windmolens in de nabijheid van Urk als aangewezen dorpsgezicht maar ook los daarvan als cultuurhistorisch waardevol dorpsaanzicht ontbreekt. Ook visualisaties van juist de gevolgen van de aanwezigheid van (hoge) windmolens voor het aanzicht vanaf het open IJsselmeer op Urk ontbreken. Antwoord: De geplande windparken liggen buiten de begrenzing van het beschermde dorpsgezicht Urk. Op basis van het MER en de aanvulling is duidelijk dat het rechtstreekse zicht op Urk vanaf het IJsselmeer en de Ketelbrug weliswaar geflankeerd zal worden door windturbines, maar dat Urk wel ongehinderd zichtbaar blijft. Door de maat, schaal en uitstraling van de turbines in de nabijheid van het dorp zal de beleving van de omgeving van Urk, en daarmee het markante beeld van dorp en dorpsbos in de lage kustlijn, wel wijzigen. Het MER brengt dit duidelijk in beeld. Met name in de aanvulling is expliciet aandacht besteed aan de visuele effecten op Urk. Daarbij is zowel gekeken naar de zichtbaarheid van de windturbines vanuit Urk, als het zicht op Urk en dan met name de herkenbaarheid van het dorpsgezicht van Urk. In de eerste situatie blijken de visuele effecten relatief beperkt te zijn. De invloed van buitenaf is afhankelijk van welke kant Urk benadert wordt. Vanaf de oostzijde, het binnenland van Noordoostpolder, is het dorpsgezicht van Urk sowieso niet zichtbaar. De visuele effecten zijn relatief het grootst vanaf locaties op open water, met name ten noordwesten van Urk. Om een goed vergelijk mogelijk te maken, laten de visualisaties zowel de huidige situatie zien, als de situatie met de geplande windturbines. Het MER en bijbehorende aanvulling brengen naar onze mening volledig en op juiste wijze de visuele invloed van het initiatief op Urk in beeld. In haar reactie op het MER constateert de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed eveneens dat het MER voldoende informatie over de mogelijke effecten van de voorgenomen activiteit op de aanwezige cultuurhistorische waarde bevat voor het bevoegd gezag om een besluit op te kunnen baseren. Een (integrale) afweging van het cultuurhistorische
98
belang van Urk tegen andere belangen, zoals het economisch belang of het belang van opwekkking van duurzame energie, vindt niet plaats in het MER. Deze afweging vindt immers plaats in het kader van de ruimtelijke planvorming in casu het inpassingsplan. 50 h
In de richtlijnen wordt voorgeschreven dat het MER de gevolgen van de windparken voor de vogelsoorten op grond waarvan het IJsselmeer als gebied als speciale beschermingszone voor de Vogelrichtlijn in beeld dient te brengen en vast te stellenen of deze gevolgen significant kunnen zijn. Daarbij dient ook aandacht gegeven te worden aan de effecten van de ingreep in samenhang met de effecten van verschiIlende andere alternatieven in of nabij dit VogeIrichtlijngebied. Uit het MER dient te blijken of er sprake kan zijn van significante gevolgen. Wanneer dit het geval is dient het MER de voor de passende beoordeling relevante milieu-informatie te bevatten. Verder geven de richtlijnen aan dat de onderdelen van het voornemen en de alternatieven beschreven moeten worden voor zover ze vanuit milieuoogpunt relevant zijn. Volgens de richtlijnen betreft dit in elk geval de oprichting van de windturbines en de bijkomende voorzieningen en activiteiten zoals bijvoorbeeld de bekabeling, de aanleg van wegen, transformatorgebouwen en eventueel hekwerk. Daarbij dient bovendien volgens de richtlijnen onderscheid gemaakt te worden tussen de realisatiefase, de gebruiksfase en de fase tijdens of na beeindiging. Het MER schiet op dit punt tekort, ten eerste omdat de gevolgen van alternatieven niet in beeld zijn gebracht en ten tweede omdat in het MER zelf de te treffen mitigerende maatregel in de vorm van de in ecologische zin geoptimaliseerde scheepvaartveiligheidsvoorziening (mede) betrokken is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van significante gevolgen. Dat is onjuist. Ingevolge de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag niet reeds bij de vraag of er sprake kan zijn van significante gevolgen met de uitvoering van mitigerende maatregelen rekening worden gehouden (zie bijvoorbeeld ABRS 7 mei 2008, zaaknummer 2007604924/1). Eerst moet in beeld gebracht worden of sprake is van significante gevolgen en als dat het geval is, dient een passende boordeling gemaakt te worden. Pas dan komen mitigerende maartregelen in beeld. Antwoord: In hoofdstuk 10 van het MER, en in de passende beoordeling (bijlage 1 van de Aanvulling) wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op cumulatie met andere plannen en projecten. In de passende beoordeling worden specifiek de cumulatieve effecten op vogelsterfte beoordeeld. Uit de uitspraak van de Raad van State inzake Kustzone Polderwijk blijkt dat mitigerende maatregelen mogen worden opgenomen om effecten teniet te doen of te beperken.
50 i
De in de richtlijnen bedoelde samenhang met andere ontwikkelingen in of nabij het IJsselmeer is te summier belicht, nu deze zich de facto beperkt tot de constatering dat het windmolenpark geen effecten heeft. Waar ten aanzien van vissen en vogels wordt geconcludeerd dat negatieve effecten zullen uitblijven omdat deze dieren zich naar elders zullen kunnen verplaatsen, had in beeld gebracht moeten worden of deze verplaatsing een realistische optie is, gelet op de fasering van de verschillende onderdelen van het windmolenpark NOP en gelet op de fasering van de uitvoering van andere ingrepen in en om het IJsselmeer. De bijkomende voorzieningen zoals de aanleg van wegen en transformatorgebouwen komen in het MER niet aan de orde. Evenmin geeft het MER het door de richtlijnen voorgeschreven onderscheid tussen realisatiefase, gebruiksfase en fase na beëindiging. Ten aanzien van de opbouwfase wordt erkend dat de verstorende invloed van de opbouwactiviteiten minstens zo groot is als die van het windpark in operationele staat, maar vervolgens wordt zonder nadere onderbouwing gesteld dat het slechts een tijdelijke verstoring betreft en dat de mogelijkheid blijft bestaan dat verstoorde vogels elders een tijdelijk onderkomen zoeken indien de activiteiten gefaseerd worden uitgevoerd.
99
Antwoord:
Bijkomende voorzieningen als transformatorgebouwen en toegangswegen tot deze gebouwen hebben geen invloed op de instandhoudingsdoelen van het IJsselmeer. Het IJsselmeer is een behoorlijk groot Natura-2000 gebied waar de huidige natuurwaarden voorkomen ondanks en/of dankzij menselijke invloeden. In het MER wordt aangegeven dat er verstoring ontstaat door de opbouw van het windmolenpark. Hiervoor worden mitigerende maatregelen voorgesteld zoals o.a. een luchtbellenscherm om verstoring/beschadiging van vissen tegen te gaan en een fasering van de werkzaamheden waardoor het grootste deel van het plangebied te allen tijde gebruikt kan worden door vogels. Er zal als gevolg van de werkzaamheden nog wel een aantal vogels verstoord worden maar dit aantal zal zeer beperkt zijn. Voor dit beperkte aantal verstoorde vogels zijn binnen het IJsselmeer ruim voldoende alternatieve rust- en/of foerageerplekken voorhanden. Hoewel niet gevraagd in de richtlijnen zijn door intiatiefnemers de elektrische en civiele voorzieningen wel meegenomen in het MER (zie bijlage 1 van de aanvulling, de passende beoordeling). Ook komen hier de benodigde vervoersbewegingen aan bod voor bouw, aanleg, onderhoud, inspectie en reparatie. Bijkomende voorzieningen als transformatorgebouwen en toegangswegen tot deze gebouwen hebben geen invloed op de instandhoudingsdoelen van het IJsselmeer. Het MER, en met name de passende beoordeling, maakt een onderscheid in een aanlegfase en een exploitatiefase.
50 j
In de richtlijnen wordt voorgeschreven dat het MER de gevolgen van de windparken voor de vogelsoorten op grond waarvan het IJsselmeer als gebied als speciale beschermingszone voor de Vogelrichtlijn in beeld dient te brengen en vast te stellen of deze gevolgen significant kunnen zijn. Blijkens Bijlage E1 zijn als gevolg van de buitendijkse windmolenopstellingen langs de Noordermeerdijk significante verstoringen mogelijk van fuut, nonnetje en grote zaagbek. Van deze vogelsoorten is de populatie al kleiner dan de instandhoudingsdoelstelling en deze populatie zal nog verder afnemen ten gevolge van het buitendijkse windpark. Mitigatie zou geboden moeten worden door de in ecologisch opzicht geoptimaliseerde scheepvaartveiligheidsvoorziening. Uit het MER is af te leiden dat deze voorziening een positief effect kan hebben ten gunste van fuut en grote zaagbek; niet blijkt van een positief effect ten gunste van het nonnetje Voor deze vogelsoort wordt dus kennelijk niet voorzien in mitigerende maatregelen. De scheepvaartveiligheids-voorziening is geprojecteerd op een locatie die blijkens figuur 5.7 van bijlage E1 nu al een van de belangrijkere locaties is waar vogels op driehoeksmosselen kunnen foerageren. Daarom is de vraag of van de scheepvaartveiligheidsvoorziening in dit opzicht wel een toegevoegd positief effect zal uitgaan in de veronderstelde mate. Dezelfde vraagt rijst, nu uit bijlage E6 blijkt dat areaalverlies van foerageergebied zal optreden door de aanleg van de dam. Als daardoor areaal verloren gaat, dan is de betreffende locatie dus ook nu al in gebruik als foerageergebied en dan is de vraag wat de scheepvaartveiligheidsvoorziening daar nog aan bijdraagt. Antwoord: Uit het ontwerp van de scheepvaartveiligheidsvoorziening blijkt dat hierachter een luwe ondiepe zone wordt aangelegd waar honderden vogels kunnen rusten en/of foerageren. De locatie bij de Rotterdamse Hoek is inderdaad nu ook al een locatie waar vogels komen rusten en/of foerageren. Er gaat bij de aanleg van de scheepvaartveiligheidsvoorziening inderdaad een klein deel bodem met driehoeksmosselen verloren. Vraag is dan wat de scheepvaartveiligheidsvoorziening extra bijdraagt. De extra bijdrage bestaat uit een ondiepe luwe zone van 16-22 ha die nu niet aanwezig is. In deze zone kunnen zich waterplanten ontwikkelen en kunnen vissen paaien. Vogels kunnen hiervan weer profiteren. Daarnaast wordt ook bij de aanleg van de windmolens rekening gehouden met de Rotterdamse Hoek, de windmolens staan hier een flink stuk uit elkaar zodat vogels ook kunnen migreren van Noordoostpolder naar IJsselmeer en vice versa. De aanleg van de scheepvaartveiligheidsvoorziening en de ondiepe zone erachter schept mogelijkheden voor de natuur in brede zin maar ook voor de visetende watervogels grote zaagbek, fuut en nonnetje.
50 k
Het MER dient volgens de richtlijnen weer te geven of de gunstige staat van instandhouding van de vleermuizensoorten die beschermd worden onder de Habitatrichtlijn worden aangetast. Het MER schiet op dit punt tekort. Ten aanzien van
100
vleermuizen is onvoldoende informatie beschikbaar op basis waarvan significante gevolgen met voldoende zekerheid kunnen worden uitgesloten. Uit het MER blijkt dat de tellingen van de meervleermuis verricht zijn in het najaar, terwijl grotere aantallen hadden kunnen worden aangetroffen als in de zomer was geteld. Verder geeft het MER aan dat er weinig kennis bestaat over de natuurlijke sterfte van vleermuizen en het aantal windturbineslachtoffers, zodat niet vastgesteld kan worden wat het sterftepercentage ten gevolge van windturbines is. Evenzo is er blijkens het MER weinig bekend over de invloed van een klein of groot aantal turbines en over de invloed van een klein of groot rotoroppervlak. De vraag is daarom of de verwachting dat geen noemswaardige effecten zullen optreden, weI gerechtvaardigd is. Bovendien geeft het MER aan dat de effecten op de gunstige staat van instandhouding niet kunnen worden beoordeeld. Dat betekent dat het MER op dit onderdeel niet overeenstemt met de richtlijnen. Bovendien impliceert dit dat significante effecten niet op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten. Gevolg daarvan is dat een passende beoordeling gemaakt dient te worden om te kunnen beoordelen of zekerheid kan worden verkregen dat het project geen schadelijke gevolgen heeft. Antwoord: Uit het rapport van Altenburg & Wymenga en de Zoogdierenvereniging (VZZ) blijkt dat er door de experts geen significant negatieve effecten op de Meervleermuis worden verwacht. Deze verwachting is deels gebaseerd op veldonderzoek en deels op expert judgement omdat er nog weinig onderzoek naar het effect van windmolens op vleermuizen is gedaan. De uitspraak is gedaan op basis van de best beschikbare wetenschappelijke kennis op dit moment. Bekend is dat de Meervleermuis laag over het water vliegt, ruim onder de rotor. Uit de genoemde rapportage wordt derhalve ook geconcludeerd dat geen aanvaringsslachtoffers worden verwacht. De provincie constateert dat significante effecten kunnen worden uitgesloten. Daarnaast geven de experts van de VZZ aan dat er nader onderzoek in de vorm van monitoring uitgevoerd zou moeten worden. Op deze wijze kunnen eventueel in later stadium nadere maatregelen worden genomen om het optreden van kleine negatieve effecten te voorkomen. In de vergunning zal monitoring naar slachtoffers van windmolens worden opgenomen. 50 l
De richtlijnen schrijven voor dat in het MER beschreven wordt wat de autonome ontwikkeling is van Driehoeksmossel en Spiering en in hoeverre de windparken positief of negatief uitwerken of kunnen uitwerken op Driehoeksmossel en Spiering. Hetzelfde geldt voor andere vissoorten die als stapelvoedsel kunnen dienen voor kwalificerende watervogels. Het MER dient ook het effect van de ontwikkeling van Driehoeksmossel en Spiering en andere vissoorten op de prioritaire vogelsoorten in het IJsselmeergebied te geven. Deze informatie wordt in het MER niet gegeven. In dit opzicht stemt het MER dus niet overeen met de Richtlijnen. Uit de inventarisatie van relevante vissoorten blijkt dat onvoldoende informatie beschikbaar is om de effecten op baars, blankvoorn en pos te kunnen bepalen. Deze vissoorten zijn van belang als voedselbron voor vogels. Significante effecten kunnen dus niet op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten. Ook ten aanzien van de spiering, die al in slechte staat van instandhouding verkeert, de rivierdonderpad, de houting en de rivierprik kunnen negatieve effecten niet worden uitgesloten, zo blijkt uit genoemde inventarisatie. Gevolg daarvan is dat een passende beoordeling gemaakt dient te worden om te kunnen beoordelen of zekerheid kan worden verkregen dat het project geen schadelijke gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het gebied. Verder wordt ook bij de beoordeling van de effecten van onderwater geluid op de visstand - en als gevolg daarvan ook op de vogelstand- met de te treffen mitigerende maatregel (een bellenscherm) al rekening gehouden bij de beantwoording van de vraag, of sprake kan zijn van significante gevolgen, wat als gezegd niet in overeenstemming is met de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Antwoord: Afgezien van de Rivierdonderpad zijn er geen vissoorten aangewezen als instandhoudingsdoel voor het Natura 2000-gebied IJsselmeer. Wel zijn er instandhoudingsdoelstellingen opgenomen voor een aantal visetende watervogels. Voor deze soorten is het van belang dat er voldoende (vangbare, kleine) vis in het gebied aanwezig is. Uit onderzoek blijkt dat door het wegvangen van grote vis door de visserij er in het gebied relatief veel kleine vangbare vis aanwezig is. Wel is het zo dat een aantal
101
vissoorten waaronder de Spiering sterk zijn afgenomen. Vanuit het windmolenpark zijn echter hoegenaamd geen effecten te verwachten op vissen en/of driehoeksmosselen buiten dan een waarschijnlijk licht positief effect vanwege toegenomen verharding en meer schuilmogelijkheden. Daarnaast wordt bij de scheepvaartveiligheidsvoorziening een ondiepe zone aangelegd die ideaal is voor waterplanten, driehoeksmosselen en paaiende vissen. Dit is in de passende beoordeling afdoende in beeld gebracht; een studie naar de autonome ontwikkeling van spiering en driehoeksmosselen is geen verplichting en was ook niet noodzakelijk. Bij de aanleg van de windmolens kunnen tijdelijke effecten optreden waarbij enige vissen wellicht gedood of gewond zullen raken (dit aantal is in vergelijking met de natuurlijke sterfte verwaarloosbaar). Er zal in de waterbodem moeten worden geheid, hierbij komen geluidsgolven vrij die dodelijk kunnen zijn voor vissen met een zwemblaas. Om zoveel mogelijk effecten op vissen te voorkomen wordt een luchtbellenscherm om de heiplaats gesitueerd waardoor geluideffecten beperkt blijven. Inzake de informatie over vissen is in de passende beoordeling niet alleen een inventarisatie opgenomen van relevante vissoorten maar is eveneens een effectbepaling en –beoordeling uitgevoerd vanwege onder meer het heien in de aanlegfase. Onder meer in bijlage E7 is dit opgenomen. Uit de beoordeling blijkt dat significante negatieve effecten voor de rivierdonderpad, waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt, zijn uitgesloten. 50 m
De richtlijnen schrijven voor dat de beoordeling van de effecten van geluid door de windturbines dient te geschieden aan de hand van de vigerende regelgeving. Verder voIgt uit de richtlijnen dat een adequate beoordeling van alternatieven, varianten en locaties mogelijk gemaakt moet worden. Het MER wijkt af van de richtlijnen door niet te toetsen aan de hand van de thans vigerende regelgeving, maar aan nog niet in werking getreden nieuwe regelgeving. Verder geeft het MER geen beoordeling van de effecten van geluid afkomstig van alternatieven, en wordt alleen een minimum- en een maximumvariant in beeld gebracht, waarbij voor de minimumvariant geldt dat die uitgaat van windturbines op vijf locaties. Varianten waarbij op minder locaties windturbines worden gerealiseerd zijn dus, net als de alternatieven, buiten beschouwing gelaten. Ook in dat opzicht komt het MER niet overeen met de richtlijnen. Antwoord: In het MER wordt de 'Circulaire geluidhinder veroorzaakt door windturbines; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer' gevolgd, waarin wordt geadviseerd de geluidhinder veroorzaakt door windturbines in het vervolg te beoordelen op een beoordelingswijze die in deze circulaire wordt beschreven. In §4.8 van het Algemeen Deel van het MER is het toetsingskader voor geluid beschreven. In aanvulling op de beoordeling conform de Lden 47 dB norm is in bijlage 7 van bijlage I van het MER de geluidsbelasting bepaald conform de huidige beoordelingsnormen. Voor wat betreft varianten geldt dat voor alle varianten de geluidseffecten in beeld zijn gebracht, zie hiervoor de locatiespecifieke delen van het MER (§5.8) en bijlage I van het MER. Naast een separate effectbepaling is voor de maximale variant een cumulatieve effectbepaling uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in §9.13. In het MER zijn zowel de milieueffecten, waaronder geluid, objectief beschreven in het kader van normen, als relatief gerelateerd aan de energieopbrengst. De effecten zijn relatief beschreven omdat dit in de richtlijnen voor de MER is voorgeschreven.
50 n
In het MER wordt de oppervlakte van de cumulatieve Lden 47 dB contour afgezet tegen de verwachte milieuwinst. Dit is voor de beoordeling van geluidseffecten een irrelevante benadering, omdat (verwachte) positieve effecten van een geluidsbron niet van invloed zijn op de normstelling waaraan voldaan zal moeten worden. Verder wordt in het MER het aantal woningen binnen de cumulatieve Lden 47 dB contour berekend per MWh. Ook dat is voor de beoordeling van geluidseffecten een irrelevante benadering. Antwoord: In de richtlijnen is gevraagd om de verwachte milieuwinst ten opzichte van de hinder inzichtelijk te maken. Het is een maat om aan te geven hoeveel hinder optreedt per MWh. De geluidsbelasting die optreedt dient te voldoen aan de daarvoor geldende normen, dit is onderzocht in het MER. Zie locatiespecifieke delen van het MER (§5.8) en bijlage I van het MER.
102
50 o
Pal langs de buitendijkse opstellingen bevindt zich de nieuwe vaargeul ten behoeve van de belangrijkste scheepvaartverbinding voor de beroepsvaart in het IJsselmeer, de hoofdvaarweg Amsterdam-Lemmer. Het IJsselmeer is zone 2 vaarwater, wat betekent dat hier de een na zwaarste maritieme omstandigheden kunnen voorkomen. Zie de Rapportage van Grontmij over de Scheepvaartveiligheidsvoorziening, Bijlage J bij het MER. In de richtlijnen is als essentiele informatie /hoofdpunten van het advies opgenomen dat het MER voldoende inzicht moet bieden in de gevolgen van de buitendijkse parken voor de scheepvaartveiligheid. ln par. 5.6, Gebruiksfuncties, is bepaald dat in ieder geval aandacht moet worden besteed aan de volgende onderwerpen: Het type transporten langs de windparken en de intensiteit; De kans op incidenten in de referentie en bij realisatie van de windparken; Bij een niet-verwaarloosbare kans op incidenten door realisatie van de windparken: een beschrijving van de mogelijke gevolgen van een incident, met inbegrip van de milieugevolgen (met name levende natuur) van uitstroom van bunker- of ladingolie, chemicalien of andere lading. In noot 35 staat ook dat indien van toepassing de getroffen veiligheidsmaatregelen (mitigatie) moeten worden betrokken. In hoofdstuk 5 van het AD, Bestaande milieutoestand, par. 5.8, Nautische veiligheid, wordt vermeld dat de Rotterdamse Hoek een punt is waar periodiek incidenten plaatsvinden. Het MER verwijst naar een onderzoek naar de oorzaken van een tiental ongevallen, en meldt als belangrijkste oorzaken van de incidenten onvoldoende voorbereiding en kennis van de schippers. Volgens het MER kan bij de Rotterdamse Hoek een "relatief hoge golfhoogte" optreden door opstuwende wind waardoor toch water kan binnendringen bij openingen van schepen. Deze beschrijving van de bestaande milieutoestand bevat naar het oordeel van de gemeente geen adequate weergave van de bevindingen van bureau Grontmij in het rapport Veiligheid scheepvaart op de hoofdvaarroute Amsterdam-Lemmer d.d. 18 september 2009, Bijlage J bij het MER. In par. 2.1 van dat rapport, "Aandacht zone 1Rotterdamse Hoek" wordt deze locatie qua vaarbeweging als "zeer onrustig" getypeerd, terwijl in Bijlage 3 bij dat rapport, Golfklimaat Rotterdamse Hoek, gesproken wordt over "een golfbeeld, dat dus kennelijk in de praktijk als 'onvaarbaar' wordt beschouwd. " De omschrijving in het MER van de bestaande vaarcondities ter hoogte van de Rotterdamse Hoek sluit niet bij deze typeringen aan. Ten aanzien van de kans op incidenten vermeldt par. 5.8 van het AD onder "Ongevalsfrequentie" een initiele kans op zware schade conform tabel 15 van de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland. Vervolgens stelt het MER dat voor de kans op aanvaring ook aansluiting kan worden gezocht bij het jaarlijkse aantal ongevallen in de binnenvaart afgezet tegen het aantal vaarbewegingen in het lJsselmeer (beroepsvaart). Deze laatste is volgens het MER benut om de aanvaringskans te bepalen. Het MER vermeldt echter niet wat die aldus berekende aanvaringskans dan is (terwijl deze laatste volgens het MER weI is gebruikt om de aanvaringskans te bepalen). Ook de gevraagde beschrijving van de intensiteit van de transporten lijkt in het MER te ontbreken. Aldus biedt het MER, in strijd met de Richtlijnen, geen althans onvoldoende informatie over en inzicht in de intensiteit van de scheepvaart en de kans op incidenten in de bestaande situatie. Op basis van de beschrijvingen in genoemd rapport van Grontmij houdt de gemeente het ervoor dat de kans op incidenten in ieder geval zeker niet verwaarloosbaar is, en zelfs niet "klein", zoals het MER in par. 9.15 vermeldt. Daar komt bij dat bij de berekening van de kans op een aanvaring met een turbine de kans op een scheepsongeval tot uitgangspunt is genomen, waarbij blijkens noot 30 is uitgegaan van een landelijk gemiddelde met alle ongelukken in Nederland. Door uit te gaan van het landelijk gemiddelde voor de berekening van de kans op een aanvaring wordt ten onrechte voorbij gegaan aan de onvoorspelbare en extreme vaarcondities bij de Rotterdamse Hoek. (Het MER suggereert overigens dat deze benadering een 'worst case scenario' zou inhouden, maar dat komt gelet op de vaarcondities bij de Rotterdamse Hoek -zone 2 vaarwater, 'onvaarbaar'- niet realistisch voor.) Feitelijk bevat het MER dan ook geen informatie over de kans op incidenten bij realisatie van de windparken. Uitgaande van een meer dan verwaarloosbare kans op incidenten -die zijn er nu immers al zonder windparken- dient het MER volgens de richtlijnen een beschrijving te bevatten van de mogelijke gevolgen van een incident, met inbegrip van de milieugevolgen (met name levende natuur) van uitstroom van bunker- of ladingolie, chemicalien of andere lading.
103
Die beschrijving is niet in het MER terug te vinden. Wellicht is de reden daarvoor dat het MER op grond van de inschatting van het plaatsgebonden- en het groepsrisico concludeert dat het transport van gevaarlijke stoffen over de vaarweg geen risico's voor de omgeving met zich meebrengt boven de beleidsnormen die gelden voor het genoemde PR en GR. Het PR en het GR heeft echter betrekking op menselijke slachtoffers als gevolg van een scheepsongeval met gevaarlijke stoffen (zie par. 1.3 van de Risicoatlas, pag. 8). De inschatting van het PR en GR zegt dan ook niets over de milieugevolgen (met name levende natuur) van uitstroom van vloeistoffen of andere lading. Ook par. 9.15 van het AD vermeldt onder "Gevolgen van aanvaring" niets over milieugevolgen en rept alleen over letsel door vallende of overboord slaande bemanning. De gemeente concludeert dat ook dat het MER, in strijd met de richtlijnen, geen essentiele informatie bevat over de milieugevolgen van een incident. Zoals hierboven opgemerkt vermeldt noot 35 bij de richtlijnen dat indien van toepassing ook de getroffen veiligheidsmaatregelen (mitigatie) moeten worden betrokken. Par. 9.15 van het AD vermeldt met betrekking tot de aanvaringskansen dat de kans op aanvaring met een windturbine door het opnemen van de scheepvaartveiligheidsvoorziening sterk zou zijn afgenomen; de voorziening werkt als een geleidedam en zo een vluchthaven bieden in de luwte achter de dam. Tevens zou de voorziening bijdragen aan een beter golfklimaat omdat de reflecterende componenten van de golven ten gevolge van de IJsselmeerdijk zouden worden gedempt. Deze in par. 9.15 van het AD aan de voorgenomen scheepsveiligheidsvoorziening toegedichte mitigerende effecten zijn naar het oordeel van de gemeente niet te herleiden uit het hiervoor al genoemde rapport van Grontmij (Bijlage J). In Bijlage 3, Hydraulische onderbouwing locatie keuze maatregel, bij het rapport van Grontmij wordt immers opgemerkt dat de mogelijkheden om het golfklimaat ter plaatse van de Rotterdamse Hoek te verbeteren met constructies tussen de vaargeul en de dijk beperkt zijn, omdat deze alleen de reflectie-component van de golf kunnen reflecteren. Een gedetailleerde analyse, gecombineerd met specifieke ervaringen van schippers wat betreft het ronden van de Rotterdamse Hoek bij NW8, moet volgens dit rapport uitwijzen of door een speciaal geometrisch ontwerp van (steen) constructies de meest hinderlijke interacties van inkomende en reflecterende golven kunnen worden gereduceerd. De effecten van de hoek in de omgeving van Stavoren op het golfklimaat in de Rotterdamse Hoek tijdens een noordwester storm maken de omstandigheden bij de Rotterdamse Hoek 'onvoorspelbaar', en een oploopvoorziening in de omgeving van de Rotterdamse Hoek zal dan ook nauwelijks effect hebben op het inkomende golfklimaat dat veroorzaakt is aan de IJsselmeerzijde van de dam (zie pag. 9 en 10 van Bijlage 3, onderstreping uit rapport). Ten aanzien van de geleidefunctie van de damconstructie vraagt de gemeente zich overigens af of een hoogte van 0.6 NAP+ toereikend is, uitgaande van de afwijkende golfhoogtes juist nabij de Rotterdamse Hoek. Uit Bijlage 3 blijkt dat om de mitigerende effecten van constructies op de golfcondities te kunnen bepalen, gedetailleerd nader onderzoek nodig is. Dit onderzoek is niet in het MER of in de bijlagen terug te vinden. Niettemin vermeldt par. 12.2.6 van het AD dat er qua nautische veiligheid geen leemten in kennis bestaan die een verantwoorde besluitvorming in de weg staan. De gemeente concludeert dan ook dat het MER geen adequate en in ieder geval onvoldoende informatie bevat over de effecten van mitigerende scheepvaartveiligheidsmaatregelen. Antwoord: Met betrekking tot huidige en type transporten zie §3.7 en §4.7 van de locatiespecifieke delen voor de buitendijkse windparken. De beschrijving is niet alleen een weergave van de bevindingen van bureau Grontmij maar tevens van de rapportage van de Raad voor de Transportveiligheid, reddingsrapporten van de KNMR en gesprekken met onder meer Schuttevaer. In §2.1 (Bijlage J, MER) wordt voor de beschrijving van de typering van 'zeer onrustig' verwezen naar Bijlage 3 van dat rapport (Bijlage J, MER). In Bijlage 3 is onder meer aangegeven dat de Rotterdamse Hoek vanaf alle maatgevende windrichtingen onderhevig is aan grotere (hoogte en lengte) golven. De beschrijving in het MER dat 'relatief hoge golfhoogte kan optreden door opstuwende wind' sluit hier bij aan. De constatering 'dat dus kennelijk in de praktijk als 'onaanvaardbaar' wordt beschouwd' geeft niet aan dat dit gebied daadwerkelijk onvaarbaar is maar sluit aan bij de typering als 'zeer onrustig'. Dit heeft betrekking op specifieke weersomstandigheden, zoals ook uit de bijlage J bij het MER blijkt. Met betrekking tot de berekende aanvaringskans wordt verwezen naar §5.7 van de locatiespecifieke delen van de
104
buitendijkse windparken waarin deze kans is opgenomen. In bijlage 2 van de Aanvulling MER heeft het bureau HMC de aanvaringskans nader bepaald. Hiermee wordt inzicht geboden in de relevante milieugevolgen. De intensiteit van vervoer van gevaarlijke stoffen is opgenomen in §5.8 van het Algemeen Deel van het MER. Er worden mitigerende maatregelen voorgesteld die in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer als voorschrift kunnen worden opgenomen. In § 5.7 van de locatiespecifieke delen voor de buitendijkse windparken is de kans op incidenten opgenomen. Deze berekening is uitgevoerd op basis van bijlage L. De initiële kans op een incident met zware schade (lekraken, zie Risicoatlas hoofdvaarwegen Nederland. AVIV, 2003) behoort tot de laagste van de in de risicoatlas beschreven verkeersvakken (3,5E8/voertuigkilometer). Met windturbines verandert het risico niet aanmerkelijk. Derhalve is een korte beschrijving van de gevolgen gegeven.De effecten van de scheepvaartveiligheidsvoorziening komen naar voren uit de rapport van Grontmij (bijlage J), onder meer in bijlage 3. Bij 'verbetering nautische veiligheid' zijn diverse maatregelen aangegeven welke de nautische veiligheid verbeteren. Het betreffen maatregelen die niet kwantitatief zijn verwerkt in de aanvaringskansen maar kwalitatief zijn behandeld. In bijlage 2 van de aanvulling heeft bureau HMC aangegeven dat een aantal mitigerende maatregelen zullen worden uitgevoerd welke tot een verdere reductie van de ongevalskans leiden. Het betreft de toepassing van sectorlichten, radarreflectoren en nautische markeringen. Met betrekking tot de hoogte van de geleidefunctie wordt de veiligheidsvoorziening ook gemarkeerd door een sectorlicht, dit is onderdeel van de aanvraag voor de WBR-vergunning, om de zichtbaarheid van de voorziening ook bij extreme weersomstandigheden te borgen. In bijlage 3 is na de aangehaalde opmerkingen aangegeven dat de mogelijkheden om het lokale golfklimaat te verbeteren met constructies tussen de vaargeul en de dijk hierdoor positief kunnen bijdragen aan de nautische veiligheid. Dit omdat, nabij de Rotterdamse hoek, de invloeden van waterbouwkundige constructies op de golfreflectie maximaal zijn nabij de knik van de waterkering (waar de scheepvaartveiligheidsvoorziening is geprojecteerd), aangezien daar de ruimtelijke variatie van golven juist tijdens de koerswijziging zeer ongunstig is. In bijlage J van het MER en in bijlage 2 van de aanvulling zijn de gevolgen voor de scheepvaartveiligheid in beeld gebracht. In het MER is in §5.8 en §9.15 van het Algemeen Deel ingegaan op scheepvaartveiligheid. In de locatiespecifieke delen voor de buitendijkse windparken is eveneens ingegaan op de scheepvaartveiligheid. Daarbij is uitgegaan van de omstandigheden bij het windpark.Tijdens een noordwester storm zullen de mitigerende maatregelen (radarreflectoren en sectorlichten) de situatie ter plaatse van de Rotterdamse Hoek extra goed waarneembaar maken zodat schippers alert zijn op het gebied. In het MER is daarmee voldoende informatie opgenomen waaruit blijkt dat geleiding optreedt. 50 p
In par. 5.2 van de richtIijnen wordt verIangd dat in het MER wordt ingegaan op de sociaaIeconomische effecten van het windpark, waarbij naast de gevolgen voor IokaIe inkomens en de gevolgen voor de werkgelegenheid ook de kostprijs als criterium worden opgenomen. Op het IJsselmeer zijn ca. 15 Urker vissersschepen (IJsselmeerkotters) actief, terwijl de Urker Noordzeevloot uit ongeveer 70 schepen bestaat. Ongeveer 60 % van de werkgelegenheid in de gemeente Urk is direct of indirect gerelateerd aan de visserij en zeevaart. Urk heeft veruit de grootste vissersvloot van Nederland, zie Economische Tussenbalans 2006-2010 Urk, december 2008, Kamer van Koophandel. In par. 6.1 van de US worden de Milieueffecten per thema besproken. Onder "Economie" wordt gesteld dat de realisatie van een windpark goed is voor de economie. In par. 4.3 van het AD wordt gesteld dat de lokale economie op verschillende manieren wordt beinvloed door de bouw en exploitatie van de windparken in de NOP. Omdat de mate van beinvloeding beperkt zou zijn aan te geven, wordt in het MER een voornamelijk kwalitatieve indicatie gegeven van de mogelijke effecten. De Urker visserij wordt in deze paragraaf niet genoemd. In hoofdstuk 5, Bestaande milieutoestand, par. 5.4, Economie, wordt uitsluitend de "economie van de windenergie" besproken. De Urker visserij wordt in het geheel niet genoemd. WeI komt de visserij ter sprake bij de bespreking van de Gebruiksfuncties onder 5.11. Vermeld wordt dat vijf verschillende vangsttechnieken verspreid over het jaar langs
105
de dijken van de NOP en elders in het IJsselmeergebied worden toegepast. De vaste fuiken staan langs de dijken opgesteld, en zijn meestal rond de 100 meter lang. Hoewel de visserij voor Urk van oudsher de motor is van de lokale economie, wordt niets vermeld over (bijv.) de betekenis van de visserij voor de lokale inkomens van Urk .In par. 6.13 worden saneringsmaatregelen en als gevolg daarvan afnemende visactiviteiten op het IJsselmeer als autonome ontwikkelingen binnen de visserij genoemd. In par. 9.3 worden de Economische effecten van de windparken beschreven. De visserij wordt in deze paragraaf in het geheel niet genoemd. In par. 9.17 worden de effecten op de visserij besproken. Gesteld wordt dat het gebied tussen de windparken en de dijken van de NOP onverstoord en vrij toegankelijk zijn voor de visserij. "Bij de windturbines zullen de mogelijkheden voor vissers afnemen." WeI wordt voorzien dat de fundaties van de windturbines potentieel paaigelegenheid voor vissen bieden, wat een (kleine) bijdrage aan de hoeveelheid vis in het IJsselmeer zou leveren. In welke mate de mogelijkheden voor vissers afnemen, en welke gevolgen dat heeft voor de lokale inkomens, wordt in het geheel niet besproken. Dit terwijl het gaat om vangsttechnieken langs de dijken van de NOP, zie par. 5.11. In par. 12.2.8 wordt ten aanzien van de "Leemten in kennis en evaluatieprogramma" gesteld dat "geen cijfers beschikbaar zouden zijn van de jaarlijkse visvangst langs de Noorder-, Wester- en Zuidermeerdijk. Het komt de gemeente voor dat inkomensgegevens van Urkse vissers bij navraag beschikbaar zouden zijn geweest. Naar het oordeel van de gemeente bevat het MER ten onrechte geen beschrijving van de inkomenseffecten en de effecten voor de werkgelegenheid binnen de visserijsector. Antwoord: In §9.17 zijn de effecten op de visserij beschreven. Het gebied tussen de windparken en de dijken van de Noordoostpolder blijven vrij toegankelijk voor de visserij, zoals aangegeven in §9.17 van het Algemeen Deel van het MER. In §9.3 (Algemeen Deel, MER) worden de directe effecten op de werkgelegenheid en de effecten op het toerisme beschreven. 51 a
Bij de keuze van locatie voor een windmolenpark zijn 2 mogelijkheden om onbegrijpelijk redenen afgevoerd. Het betreft de Houtribdijk en/of Afsluitdijk. Reden: in het grote dikke pakket MER windmolenpark NOP in het algemeen gedeelte staat op blz. 27 waarom. Het betreft een grensgebied van twee natura 2000 gebieden. Vergeleken met de NOP dijken zijn ze nagenoeg aan elkaar gewaagd. Effecten op milieu, vogels, natuur nagenoeg gelijk, voor de scheepvaart zelfs iets gunstiger het belangrijkste wordt niet genoemd: er wonen daar geen mensen!!! Het ligt toch voor de hand dat de bewoners zo min mogelijk gehinderd worden, dat geldt ook voor de Noordoostpolder en Urk. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
52 a
Allereerst brengt de Milieu Effect Rapportage (verder: MER) onvoldoende duidelijk in beeld waarom het windmolenpark gepland is langs de gehele oostkust van het IJsselmeer, het grootste natuurgebied van Nederland en waarom er niet gezocht is, landelijk, naar alternatieve locaties. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
52 b
Wel beschrijft de MER een paar variaties in type molens, maar geeft geen antwoord op de vraag of er betere lokatie-alternatieven zijn, met minder ingrijpende gevolgen voor mens en milieu. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
52 c
Daar komt nog bij dat de Europese Lden norm een speciale geluidsnorm voor de nacht hanteert, maar in deze MER wordt deze nachtnorm weggelaten. Het is evident dat het a) toepassen van een nog niet geratificeerde norm en b) het vervolgens verkeerd toepassen van die norm feitelijke betekent dat er een heel eigen norm wordt bedacht, die op generlei wijze noch door het parlement en wetenschap gedragen wordt. Dit soort gelegenheidsgebruik van normering zou in een fatsoenlijke MER niet voor mogen komen, sterker nog: gelegenheidsgebruik van normering is zagen aan de fundamenten van een democratische rechtsstaat
106
Antwoord:
52
De toevoeging "den" in Lden staat voor "day and night". De norm bevat aldus ook de geluidsbelasting voor de nacht. Slechts voor activiteiten waarvan uitgesproken gevolgen voor de nacht zijn te verwachten is een extra norm Lnight ontwikkelt. Windturbines gelden niet als een zodanige activiteit. De Circulaire beoordeling windturbines is op 2 april 2010 vastgesteld en is derhalve geldend beleid. Het beleid is vastgesteld na uitgebreide maatschappelijke consultatie. voor de onderwerpen 'landschap', geluidshinder', 'slagschaduw' en 'veiligheid dijken' zie brief 7 en 11
53 a
De effecten van de voorspelde geluidsproductie op mensen zijn niet beschreven. Alleen een voorspelling over de jaargemiddelde belasting van woningen (Lden) zegt niets. De werkelijk te verwachten gevelbelasting op woningen, bij verschillende weersomstandigheden (met name windrichting en windsterkte) zouden beschreven moeten worden. De effecten die deze belasting heeft op mensen zou beschreven moeten worden, zowel binnenshuis als buitenshuis. Een vergelijking met de belasting ten gevolge van het reeds aanwezige windmolenpark ontbreekt, alsmede een onderzoek naar de effecten van die geluidsbelasting. De effecten van de te verwachten gevelbelasting in de specifieke situatie ter plaatse, waarbij woningen gegroepeerd zijn rond agrarische bedrijven en vanuit diezelfde agrarische bedrijven gedurende bepaalde periodes van het jaar reeds een aanzienlijke geluidsbelasting ondervinden, ontbreekt. Er worden in het MER wat opmerkingen gemaakt over afscherming van woningen (tegen geluid) door schuren. Maar een onderzoek naar die afschermende werking bij deze specifieke geluidsbronnen, namelijk generatoren ter grootte van een complete landbouwschuur die op een holle pijp van meer dan honderd meter hoog worden gemonteerd, ontbreekt. En als die afscherming een significante factor is, dan ontbreekt een analyse van de situatie bij woningen die niet van een dergelijke afscherming kunnen profiteren. Dit soort losse opmerkingen is volstrekt onder de maat voor een MER van zo'n groot project met potentieel zulke ingrijpende effecten. De effecten van de geluidsbelasting van mensen die in het veld werken op veel kortere afstanden tot de molens dan de woningen, ontbreekt. Daarbij zou in ogenschouw genomen moeten worden dat het hier een agrarisch gebied betreft met de teelt van diverse gewassen die veeI handwerk in het veld met zich meebrengen (bloembollen, pootaardappelen). Het meest voor de hand liggende alternatief, dat aantoonbaar minder geluidsrisico's met zich meebrengt en dat economisch niet slechter is, namelijk plaatsing op grotere afstand, is niet onderzocht. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a. Om burgers tegen geluidsoverlast te beschermen zijn normen opgesteld. Hiervoor is onderzoek verricht naar een dosis-effect relatie voor de hinder van windturbines. Een normwaarde van 47 dB Lden voor windturbines is goed vergelijkbaar met hetgeen bij de normering voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai als maximaal toelaatbaar wordt beschouwd in nieuwe situaties. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt de maat Lden het beste de hinder – en andere gezondheidseffecten - te kunnen voorspellen. Gezien de normen is er geen reden om in het MER nader inzicht te verschaffen in de effecten voor concrete gevallen. Een vergelijking met het aanwezige windpark nabij de Westermeerdijk is in het locatiespecifieke deel voor Westermeerdijk-Binnen opgenomen in §5.8. In het locatiespecifiek deel (§5.8) wordt ten aanzien van geluid (en voor slagschaduw in §5.9) aangegeven dat voor een deel van de woningen geldt, dat deze geheel of gedeeltelijk afgeschermd worden door omliggende gebouwen. Met deze afscherming is bij de berekeningen geen rekening gehouden. De feitelijk geluidbelasting op de gevel zal bij deze woningen door de afscherming waarschijnlijk lager zijn. Ook de Commissie m.e.r. stelt in haar advies dat de effecten op de leefomgeving, zoals geluidbelasting en slagschaduw, goed zijn beschreven.
107
53 b
De effecten op de natuur zijn gebrekkig onderzocht. Omdat het hier een Natura-2000 gebied betreft, aangewezen in verband met de bescherming van een in Europa zeldzame habitat voor aangewezen vogels soorten, zou een grondig onderzoek naar de effecten voor de desbetreffende vogels en hun habitat aangewezen zijn. Een belangrijke omissie is, dat een analyse van de effecten van het bestaande windmolenpark op dezelfde locatie ontbreekt. Dat had gekund door ofwel de situatie voor en na de komst van het park te vergelijken, of door de situatie bij de Noordermeerdijk (geen molens) en de Westermeerdijk (weI molens) met elkaar te vergelijken. Uit eigen waarneming is duidelijk dat de effecten op enkele vogelsoorten, waaronder eenden, desastreus zijn. Deze persoonlijke waameming berust weliswaar niet op een wetenschappelijk onderzoek, maar de opstellers van het MER hadden ditzelfde eenvoudig kunnen vaststellen en er een belangrijke aanwijzing voor significant negatieve gevolgen in moeten zien, die zou nopen tot een grondig onderzoek.De veronderstelling dat een kleine opening in het park bij de Rotterdamse Hoek voor behoud van de desbetreffende habitat zal zorgen is nergens op gebaseerd. Op grond van dit MER is zelfs niet uit te sluiten dat de eenden volledig uit dit gebied zullen verdwijnen. Het meest voor de hand liggende alternatief, plaatsing van de molens verder uit de dijk, is niet onderzocht. Antwoord: Op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt er een vergunningplicht indien handelingen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied worden verricht die – kort gezegd - de kwaliteit van de natuurlijke habitats en habitats van soorten in een gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Blijkens de passende beoordeling (bijlage 1 van de aanvulling op het MER) zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante effecten uitgesloten.
53 c
Een analyse van de economische gevolgen voor omwonenden (waardedaling van onroerend goed) en voor andere sectoren van bedrijvigheid (landbouw, visserij, recreatie, jachthavens in de wijde omgeving) ontbreekt, evenals een analyse van varianten die tot minder economische schade zouden kunnen leiden. Antwoord: Zie de beantwoording van 2h
53
voor het onderwerp 'slagschaduw' zie brief 11
54 a
Dit plan is o.i. buiten proportioneel en zal een grote impact hebben voor de bewoners in dit gebied. De afmetingen staan in schril contrast met de agrarische kleinschaligheid van de Noordoostpolder. Antwoord: Juist vanwege de grootschaligheid is het windpark niet gebouwd in het middengebied van Noordoostpolder, maar aan de rand van het gebied, langs de dijk, het grootschalige landschappelijke element dat de scheiding vormt tussen land en water. Zie ook de beantwoording van 40q.
54 b
Ook de geluidsnormen die dreigen te worden aangepast, zullen veel te hoog zijn voor de woningen die voor het merendeels in de jaren vijftig gebouwd zijn. Daar wordt helemaal geen rekening mee gehouden! Hoe kunnen we ons hier tegen wapenen? Isoleren? Dit kan nooit optimaal en wie gaat dat betalen? Maar dit lost ook de geluidsoverlast buiten niet op. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h en 7i. Om burgers tegen geluidsoverlast te beschermen zijn normen opgesteld. Hiervoor is onderzoek verricht naar een dosis-effect relatie voor de hinder van windturbines. Een normwaarde van 47 dB Lden voor windturbines is goed vergelijkbaar met hetgeen bij de normering voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai als maximaal toelaatbaar wordt beschouwd in nieuwe situaties. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt de maat Lden het beste de hinder – en andere gezondheidseffecten - te kunnen voorspellen. In §4.8 van het Algemeen Deel van het MER wordt het toetsingskader voor geluid toegelicht.
108
54 c
Een plan van deze omvang zal toch veel beter passen langs de Afsluitdijk en/of Houtribdijk, waar mensen niet permanent geconfronteerd worden met deze onmenselijk grote afmetingen en geluidsoverlast. Antwoord: Zie de beantwoording van 51a
55 a
Waarom in Flevoland? De enigste provincie die boordevol staat met windturbines. Waarom Urk? Waarom niet gewoon de dijk van Lelystad naar Enkhuizen? Daar woont niemand, daar heeft niemand er last van. Waarom niet in Zeeland? Waarom van die grote windmolens die normaal op zee thuis horen op de dijk in een polder? Waarom het dorp met de meest cultuurhistorische waarde voor Flevoland vernielen? Een dorp waar jaarlijks grote hoeveelheden (buitenlandse) toeristen komen? Waarom? Jaloezie? Kritiek? Waarom? Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
55
voor de onderwerpen 'locatie', 'cultuurhistorie en landschap', 'aardkundige waarden' en 'veiligheid dijken', 'veiligheid scheepvaart' en 'economie' zie brief 2
56 a
De MER dient zes weken ter inzage te Iiggen voor belanghebbenden. Dit gebeurde in het gemeentehuis NOP te Emmeloord en provinciehuis te Lelystad. Dit is 12 en 33 kilometer van Urk verwijderd. Dit terwijl het park op 1,5 kilometer van de dorpskern is gepland. Het is dan ook verwonderend dat de MER niet ter inzage heeft gelegen bij de gemeente Urk. Overigens had de gemeente Urk wel een exemplaar voor eigen administratie. Stichting Erfgoed Urk heeft vervolgens diverse malen verzocht om een exemplaar te verkrijgen voor de bevolking van Urk. Dit verzoek is persoonlijk door de projectleider geweigerd. De bevolking van Urk kon dus alleen in Emmeloord of Lelystad tijdens kantooruren de ruim 2000 pagina's inzien. Antwoord: Aan de gemeente Urk is op 11 november 2009 een papieren exemplaar van het MER toegezonden, met daarbij het verzoek deze ter inzage te leggen. Extra papieren exemplaar zijn niet verstrekt; het was mogelijk een digitale versie te raadplegen en desgewenst te downloaden.
56 b
Tijdens de zogenaamde informatiekaravaan is eveneens gewezen op de digitale beschikbaarheid. De eerste week stond echter nog de oude concept MER op de website en pas later kwam de huidige MER online. Deze was vervolgens niet alle dagen toegankelijk door technisch onderhoud en problemen. Bovendien was het digitaal doornemen van de ruim 2000 pagina's zeer moeilijk doordat de MER in stukjes verspreid over de website werd gepubliceerd. Uitprinten maakte het geheel onoverzichtelijk. Het valt te bezien of alle belanghebbenden wel zes weken in de gelegenheid zijn geweest om de MER in te zien, de ruim 2000 pagina's door te nemen en te reageren. Antwoord: Hoewel het niet wettelijk verplicht is, is het MER als service op de website van de Provincie Flevoland geplaatst. Het MER heeft gedurende de hele terinzagetermijn op deze website gestaan. Op 16 november is de nieuwe site van de provincie online gegaan, om ca. 17.00 uur. Onder het blokje "terinzageleggingen" waren de ter inzage gelegde stukken niet direct vinden, omdat er een link ontbrak. De stukken stonden wel op de site. Op 18 november rond 09.00 uur was deze link weer hersteld en waren de stukken direct en makkelijk te vinden. Omdat de websites van de gemeente Noordoostpolder en Bureau Energie Projecten doorverwezen naar de site van de provincie, is het MER op hun site een paar uur langer niet in te zien geweest. Naast de digitale versie heeft echter de papieren versie op diverse locaties ter inzage gelegen, zodat het MER gedurende 6 weken was in te zien.
109
56 c
De voet van de windmolens komen bijvoorbeeld in het dijklichaam. Hiernaast zorgt het heien van een windmolen voor een hevige belasting van het dijklichaam. Het heien van meerdere windmolens kunnen voor permanente beschadiging zorgen. De dijken worden dus verzwakt tijdens de bouw. De dijken lopen een hoog risico op beschadiging door ongelukken. Momenteel is er al sprake van een toename van kwelwater. Dit zal flink toenemen door de bouw van de windmolens, maar eveneens door de gestuurde boringen onder de dijk door, voor de kabels en de leidingen van de waterwindmolens naar het land. De MER heeft helaas niet gekeken naar deze risicofactoren. Noch heeft de MER stilgestaan bij gevaarlijke weersomstandigheden. Bij storm en hoog water dragen al deze risicofactoren bij voor een zekere dijkdoorbraak. De gestuurde boring leidt bij hoog water tot meer kwelwater en verzadiging van het hart van de dijk. Met flinke wind worden de windmolens zwaar belast wat kan leiden tot verlies van wieken. Deze kunnen vallen op dijk die al eerder verzwakt is geraakt door het heien. Wanneer de dijk nog niet is gezwicht door het heien, gestuurde boring, verzadiging van het hart, dan zullen de wieken anders wel voor de genadeslag zorgen. Antwoord: De voet van de windmolens komt niet in het dijklichaam, de kernzone of de keurzone van de dijk. De windturbines op land worden op een afstand van 55 meter (hart van de turbine) van de rand van de dijk (de buitenzijde van de kwelsloot) geplaatst en niet in het dijklichaam. In bijlage F van het MER zijn de effecten van het heien zorgvuldig in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat de stabiliteit van de dijk niet in gevaar komt. Zie ook de beantwoording van 2d en 7d.
56 d
De MER heeft een hoofdstuk toegewijd aan de vogels. Het is zeer verontrustend dat de MER nu al een groot aantal jaarlijkse slachtoffers verwacht. Het is ons echter niet duidelijk onder welke soorten deze slachtoffers worden verwacht. Een percentage per soort geeft een duidelijker overzicht dan losse aantallen die tegen geen andere cijfers kunnen worden geplaatst. Een verlies van 1000 mussen per jaar is bijvoorbeeld van een totaal andere orde dan 1000 zeearends per jaar. Antwoord: In bijlage E1 van het MER zijn per soort waarvoor instandhoudingsdoelstellingen gelden, de aantallen aanvaringsslachtoffers per jaar bepaald. Uit de tekst van het MER is duidelijk dat voor alle soorten de percentages slachtoffers steeds zo laag zijn, dat de instandhouding van populaties niet in gevaar komen. Hoge aantallen slachtoffers onder zeldzame soorten zoals Zeearend is dus uitgesloten.
56 e
Hiernaast is het opmerkelijk hoe de MER vluchtig voorbij gaat aan belangrijke punten zoals de migratieroute van ganzen van Gaasterland naar de Noordoostpolder. Er wordt gesteld dat deze ganzen vanzelf de route aanpassen om via de "Rotterdamse Hoek" voorbij de dodelijke windmolens te komen. Ganzen zijn echter zeer trouw aan hun routes. De vliegroutes en verblijfplaatsen blijven vele generaties hetzelfde waar een plotselinge plaatsing van windmolens geen verandering in maakt. Er zijn vele foto's bekend van ganzen die vlak langs windmolens vliegen die plotseling op de vliegroute zijn geplaatst. Het dodental zal dus vele malen hoger liggen dan het nu al hoge getal. Antwoord: Zie de beantwoording van 35m. Voorts is juist bekend uit recent onderzoek aan windmolens in het water dat ganzen uitstekend tussen de molens doorvliegen en juist in het schemer nog voorzichtiger zijn dan overdag. Voorts is in bijlage E1 door de deskundige ingegaan op het uitwijkgedrag van de ganzen. Vastgesteld wordt dat geen aangepaste route noodzakelijk is, maar dat er voldoende ruimte is om uit te wijken.
56 f
Lichtvervuiling is een belangrijk item voor de inpassing van het park met het oog op flora en fauna. Alleen al vanuit de zijde van de beleving van de mens en vliegroutes van de vleermuis zal de lichtvervuiling een hevige impact hebben. Desalniettemin noemt de MER geen gegevens over de mate van lichtvervuiling die het windpark zal opleveren. Antwoord: Effect van verlichting is meegenomen in het ecologisch onderzoek. De inschatting is dat geen extra aanvaringsrisico zal optreden. Zie ook de beantwoording van 24z.
56 g
Deze combinatie van visserij en toerisme moet de Urker economie draaiend houden. Een
110
windmolenpark dreigt hier echter een eind aan te maken. Het is maar de vraag of de Urkers nog zo veerkrachtig zijn om hier bovenop te komen. Antwoord: Zie de beantwoording van 9b en 53c 56 h
De beoogde buitendijkse haven is vervolgens ook uitgesloten. Dit komt doordat alle vogels vogelvrij zijn verklaard door het windmolenpark. Het stukje water voor Urk moet daarom beschikbaar blijven als enig vogelgebied in de omgeving. Jaren geleden is Urk al beroofd van haar visgronden door de inpoldering en met de komst van het windmolenpark zullen ze het kleine stukje grond wat ze hebben ook niet meer mogen bebouwen. Het behoeft geen verder uitleg dat dit de Urker economie wederom zal aantasten. Antwoord: Niet alle mogelijke toekomstige ontwikkelingen behoeven te worden omschreven in het MER. Nu er nog geen concrete aanvraag voor het realiseren van de buitendijkse haven is gedaan, is de haven terecht buiten beschouwing gelaten. Voorstaande laat onverlet dat uit het MER niet valt af te leiden dat een zodanige haven na realisering van het windmolenpark is uitgesloten.
56 i
Tot slot wordt gewezen op het verkoopsysteem op Urk. De normale woningmarkt word beheerst door vraagprijs en onderhandeling. Op Urk hanteren ze echter het "briefjessysteem. Hierbij word een woning een bepaalde periode te koop gesteld en kunnen gegadigden briefjes met een koopprijs inleveren bij een notaris. De notaris opent na de periode alle briefjes en het hoogste bod krijgt de woning. De verkoopwijze bevat veel emoties en sterk beïnvloedbaar door externe factoren. Een grotesk windmolenpark naast het oude dorp in combinatie met de lichtvervuiling, vrees voor lagere prijs, geluidsoverlast en ontneming van uitzicht zullen dit verkoopsysteem sterk beïnvloeden. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h. Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming wordt betrokken. Het verkoopsysteem van onroerend goed in Urk maakt hier geen onderdeel van uit.
56 j
De MER bevat enkele visualisaties van het windmolenpark. De MER is op bepaalde punten zelfs gebaseerd op deze visualisaties. Het projectteam heeft de visualisatie techniek en enkele visualisaties voorgelegd bij de TU Delft. TU delft heeft vervolgens de techniek en de paar visualisaties goedgekeurd. Het is echter onbekend op basis van welke verstrekte gegevens TU delft goedkeuring heeft gegeven. Zo is onbekend of TU Delft visualisatie voor windmolens met een masthoogte van 50 of 135 meter heeft goedgekeurd. Eveneens is onbekend of deze masthoogte gemeten is van maaiveld, waterbodem, dijklichaam, zomerpeil of winterpeil. Bovendien zijn er maar enkele visualisaties goedgekeurd welke allen niet de windmolens ten opzichte van Urk visualiseren. De visualisatie is kortom niet juist en mag geen basis of onderdeel vormen van de MER. TU Delft heeft een goedkeuring afgegeven voor onbekende gegevens. Antwoord: Het rapport van de TU Delft is als bijlage H2 bij het MER gevoegd. Uit deze rapportage blijkt welke foto's vanaf welke posities zijn beoordeeld. De in de rapportage van de TU-Delft opgenomen foto's betreffen de binnendijkse turbines uit de 2-3 MW klasse, die als referentieturbine is opgenomen in paragraaf 7.2 van het Algemeen deel van het MER.
56 k
Het IJsselmeer is een Natura 2000 gebied. Dit gebied geniet speciale bescherming tegen de invloeden en expansiedrift van de mens. Zo mogen er bijvoorbeeld geen windmolens in en nabij een Natura 2000 gebied staan. Onlangs heeft de rechter zich hier nog over uitgelaten. U als MER commissie heeft zelfs de uitspraak inzake Emmapolder nog uitgebreid overwogen op uw website, U beschikt derhalve over voldoende informatie en kennis om de initiatiefnemers te wijzen op deze beperkingen. Duurzame energieopwekking is dus geen dwingende reden van groot openbaar belang om dergelijke projecten ten koste van alles te rechtvaardigen.
111
Antwoord:
De kaders voor weging van projecten in of nabij Natura 2000 gebieden zijn bekend. Deze verbieden niet op voorhand iedere ingreep maar vereisen zorgvuldige toetsing en weging van belangen. Blijkens de Passende Beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER) zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten uitgesloten. Daarom is weging aan dwingende redenen van groot openbaar belang en alternatieven overbodig.
56 l
Hiernaast wil ik de MER wijzen op de bufferzone rondom de Natura 2000. Internationaal is een bufferzone van 1200 meter geaccepteerd waarbinnen geen windmolens worden getolereerd gelet op de impact op de flora en fauna van het Natura 2000 gebied. In dit plan worden de windmolens niet alleen in de bufferzone maar ook in het Natura 2000 gebied geplaatst. Antwoord: De bufferzone is een voorstel van natuurbeschermingsorganisaties zodat op voorhand zekerheid wordt verkregen. Dit heeft in Nederland geen wettelijke status. In dit geval is een gericht onderzoek uitgevoerd waaruit is gebleken dat er ook geen schade ontstaat.
56
voor de onderwerpen 'vleermuizen', 'lichtvervuiling' en 'huizenprijzen vermindering ' zie brief 24
56
voor de onderwerpen 'visserij', 'toerisme', 'uitbreiding', 'werkgelegenheid', 'beleving en draagvlak' zie brief 40
57 a
Ik wil dan ook graag mijn reactie geven op dit rapport. Ik woon in het oude dorp. Vanaf mijn huis kijk ik over het ver gestrekte water. Met mooi weer kan ik Enkhuizen zien liggen en vroeger zelfs de lichten van Lemmer. Helaas lukt dat niet meer met de Iichtvervuiling. Dit uitzicht zal nu volledig worden weggenomen. Nachtwandelingen langs de stille donkere kust zullen tot verleden horen. De MER zegt nu al dat er een lamp op de top zal zijn. Elke keer als een wiek er langs gaat wordt deze verlicht. Zo zullen de windmolens niet alleen overdag maar ook nachts te zien zijn. Antwoord: Zie de beantwoording van 30f
57 b
De windmolens zorgen namelijk voor storing bij het gehoorapparaat. Als ik al bij het "watervalletje" stond, kon mijn gehoorapparaat storen. Ik kon dan gewoon weglopen en tegenwoordig die plek vermijden. Wanneer het windmolenpark komt, kan ik niet meer weglopen naar de rust van thuis. De windmolens komen namelijk naar mij toe. Antwoord: Om burgers tegen geluidsoverlast te beschermen zijn normen opgesteld. Hiervoor is onderzoek verricht naar een dosis-effect relatie voor de hinder van windturbines. Een normwaarde van 47 dB Lden voor windturbines is goed vergelijkbaar met hetgeen bij de normering voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai als maximaal toelaatbaar wordt beschouwd in nieuwe situaties. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt de maat Lden het beste de hinder – en andere gezondheidseffecten - te kunnen voorspellen. Gezien de normen is er geen reden om in het MER nader inzicht te verschaffen in de effecten voor concrete gevallen.
57 c
De MER laat een zogenaamde cirkel met 47Lden zien. Maar dit is het maximaal toegestane jaarlijks gemiddelde. Het kan dus zijn dat op bepaalde dagen de windmolens zo hard draaien dat ik rustig thuis kan zitten. Nog veel erger is, dat met de nieuwe voorgenomen Lden norm dit niet alleen overdag kan voorkomen maar ook nachts. De mensen van de Windkoepel zeggen wel dat het zal meevallen maar zij zijn niet degene die er last van zullen hebben Antwoord: Zie de beantwoording van 7k. Ondanks dat sprake is van een gemiddelde waarde, is er een grens aan het maximale vermogen dat een windturbine kan veroorzaken. Het bronvermogen van een turbine is een gegeven en dat bepaalt de maximale geluidsbelasting.
112
57 d
Stel je voor dat de windmolens de 47 Lden grens overschrijden. Wie en hoe kan je ze daarop controleren. Dat betekend dat wij als Urkers na een jaar klagen, nog een jaar moeten controleren om aan het einde van het jaar te zeggen: "Foei, je hebt het afgelopen jaar teveel geluid gemaakt en daarmee de gezondheid van duizenden mensen aangetast maar wel veel geld verdient". Dat is gewoon absurd. Antwoord: Het MER geeft inzicht in de geluidsbelasting door het windpark. In de milieuvergunningaanvragen voor de verschillende opstellingen is meer gedetailleerde informatie opgenomen. In de afweging bij deze milieuaanvraag wordt ook de handhaving betrokken. De handhaving vindt plaats op basis van gegevens over het geproduceerd bronvermogen van de windturbines, waarmee berekend wordt of er sprake is van overschrijding van de normen
57 e
En als je al binnen de 47 Lden grens blijven, kan ik niet eens meer bij de voetbalwedstrijden van mijn kleinkinderen zijn. Want de hobbyvelden vallen binnen de 47 Lden grens. Antwoord: Voetbalvelden zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen. Overigens is het niet te verwachten dat het geluid van de windturbines de mogelijkheid om voetbalwedstrijden buiten te volgen zal belemmeren. Dat een activiteit binnen de grens van de Lden 47 norm ligt, wil niet zeggen dat alle activiteiten worden overstemd. Het geluidsniveau van de activiteiten op het voetbalveld overschrijdt naar alle waarschijnlijkheid het geluidsniveau van de windturbines.
57 f
Ik verbaas me daarnaast ook over het lakse gedrag ten opzicht van dieren. Achter mijn huis staat nog de oude koeienschuur van ruim 100 jaar oud. Er leven vleermuizen in het achtergedeelte van de schuur. In de zomer zie je ze in en uit vliegen. Als je een muntje omhoog gooit, vliegen ze eromheen. Aan het einde van de zomer, zie je ze minder. Ik kom dan ook veel minder in het achtergedeelte want dan slapen ze. Ik hoef geen afgestudeerd bioloog te zijn om dat te weten. Het is dan ook stom dat zogenaamde experts een rapport durven op te stellen met alleen een paar metingen in september. Ze hebben in ieder geval de vleermuizen bij mij in de schuur niet geteld. Antwoord: Blijkens §6.2 van bijlage E3 van het MER is rekening gehouden met het feit dat alleen in het najaar veldonderzoek heeft plaatsgevonden. Zo wordt er overwogen voor bv. de meervleermuis dat deze soort in de zomer in grotere aantallen kunnen worden aangetroffen op het IJsselmeer, langs de Friese kust.
57 g
Vleermuizen zijn misschien wel bijzonder maar vogels zijn het mooist. Die kan je tenminste nog overdag zien. Door onze mooie ligging aan het water aan ene zijde en land aan de andere zijde, komen er veel trekvogels. In het rapport hebben ze ook iets vermeld over de trekroutes. Maar datzelfde rapport zegt ook dat er heel veel vogels dood zullen gaan door de windmolens. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat onze energiedrift zoveel levens moet kosten. En dan praat ik al niet eens over de rugstreeppadden, vissen, bijen of alle dieren in het Urkerbos. Het Urkerbos Iigt name!ijk direct tegen het windmolenpark aan. Zij zullen het geluid horen, de luchttrillingen, bouwverkeer, toenemende verkeersdrukte. Antwoord: In het MER is een effectbeschrijving voor rugstreeppad en vissen (§9.7.2, Algemeen Deel) opgenomen. Op bijen en andere dieren in het Urkerbos zijn geen effecten. Voor een uitgebreid onderzoek naar vogels zie de Passende Beoordeling (Bijlage 1, Aanvulling MER). In de Passende beoordeling is getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen uit het definitieve aanwijzingsbesluit (eind 2009) van het IJsselmeer als Natura 2000-gebied. Blijkens de Passende Beoordeling zijn ten aanzien van alle instandhoudingsdoelstellingen significante negatieve effecten uitgesloten.
113
57 h
Er zijn heel veel stukken in en buiten Nederland die vee! beter geschikt zijn voor een windmolenpark. Deze plek belast het milieu onredig veel. Het is dan ook geen geheim meer dat ze alleen maar voor deze plek kiezen omdat de Noordoostpolder toch niets beter kan doen met deze lokatie. Het zijn immers de Urkers die elke zondag wandelingen maken over de dijk, uitbreiden richting Lemmer, vissen langs de dijk. Het zijn dan ook de Urkers die monddood worden gemaakt. Als ze geen tunnelvisie zouden hebben, zou dit rapport ze al duidelijk moeten maken dat ze de afgelopen jaren zich bezig hebben gehouden met de verkeerde lokatie. Maar met al het geld (subsidies) die erin omgaan, houden ze vast aan de tunnelvisie. Ik mag alleen maar hopen dat deze zienswijze en uw advies ze wakker kan schudden. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a. In de Aanvulling MER is een nadere beoordeling voor het effect op het beschermde dorpsgezicht van Urk opgesteld. Hieruit blijkt dat het rechtstreekse zicht op Urk vanaf het IJsselmeer en de Ketelbrug weliswaar geflankeerd wordt door windturbines, maar dat Urk wel ongehinderd zichtbaar blijft. Ook de Commissie m.e.r. heeft dit geconstateerd.
57 i
Tot slot wil ik u vertellen dat ik niet het hele rapport heb kunnen lezen. Hij lag alleen in Lelystad en Emmeloord en dat is voor mij te ver. Met hulp heb ik een stukje kunnen lezen van internet. Ik heb geprobeerd te bellen met het aangegeven nummer om mijn zienswijze mondeling door te geven maar dat kon niet. Ze waren niet bereikbaar. Daarom krijgt U op het nippertje in een brief mijn zienswijze. Antwoord: Het aangegeven telefoonnummer is van Bureau Energieprojecten. Dit Bureau heeft op 22 december 2009 een klacht ontvangen dat ze niet bereikbaar waren. De beller is doorgeschakeld naar de receptie en is teruggebeld. Indien het Bureau niet bemensd is wordt doorgeschakeld naar een mobiel nummer of komen bellers bij de receptie terecht. Zie ook de beantwoording van 56a en 56b.
58 a
Met de komst van een windmolenpark in de buurt van Urk in welke vorm dan ook, vrees ik voor mijn gezondheid en die van mijn kinderen, mijn ouders, schoonouders, nichtjes en die van de buren. Dit omdat de windmolens geluidsgolven produceren die direct hoorbaar zijn, maar ook geluidsgolven die voor het menseIijk gehoor niet direct hoorbaar zijn maar die weI aanslaan op omwonende in de vorm van directe en of indirecte klachten. Het betreft verder ook nog de straling die daarbij ontstaat. Klachten die voortkomen uit bijvoorbeeld een slechte nachtrust, slaapstoornissen en psychische problemen. Deze problemen komen voort uit het draaien van de windmolens en de daarbij geproduceerde geluidsgolven. Antwoord: Om burgers tegen geluidsoverlast te beschermen zijn normen opgesteld. Hiervoor is onderzoek verricht naar een dosis-effect relatie voor de hinder van windturbines. Een normwaarde van 47 dB Lden voor windturbines is goed vergelijkbaar met hetgeen bij de normering voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai als maximaal toelaatbaar wordt beschouwd in nieuwe situaties. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt de maat Lden het beste de hinder – en andere gezondheidseffecten - te kunnen voorspellen.
59 a
De grote hoeveelheid bedrukt papier ten spijt, kwalificeer ik deze MER als ontoereikend en van onvoldoende kwaliteit om als basis te dienen voor de bestuurlijke afweging die hierna moet volgen en die uitgangspunt vormt voor de opstelling van het MER... ...Met betrekking tot het bovengenoemde punt van de bestuurlijke afweging merk ik op, dat het mij heeft gestoord en in verwarring gebracht dat de Minister van EZ al direct de zorgvuldigheid en geloofwaardigheid van dit bestuurlijke afwegingsproces op losse schroeven heeft gezet. Vooruitlopend namelijk op de inspraak op het MER bracht zij in de publiciteit bijna een miljard subsidie voor het windpark beschikbaar te stellen. Dat roept onmiddellijk twijfel op, nu de Minister er immers blijk van geeft zo vooringenomen te zijn en haar mening kennelijk onwrikbaar vaststaat, of inspraak op het MER (en ook het Rijks inpassingsplan en de aangevraagde vergunningen) nog zin heeft. Noodgedwongen ga ik er hier in mijn zienswijzen nu maar vanuit, een andere keuze is er immers niet, dat daadwerkelijk het voornemen bestaat op basis van het MER een proces van verantwoorde en zorgvuldige bestuurlijke besluitvorming in te gaan. Als dat inderdaad het geval is, dient
114
naar mijn mening de huidige staat van verschillende onderdelen van het MER weI te worden uitgediept en uitgebreid. Antwoord: Het windpark is van groot belang voor realisatie van de doelstellingen van het Rijk om het aandeel duurzame energie te verhogen. Dit laat echter onverlet dat de belangenafweging en te volgen procedures zorgvuldig en conform de geldende wet- en regelgeving worden uitgevoerd. Daarnaast vindt op meerdere momenten in de procedure een onafhankelijke toets plaats. Zie ook de beantwoording van 22a. Een antwoord in algemene zin geeft de beantwoording van 24c. 59 b
Ten aanzien van die belangenafweging merk ik op, dat in de eerste plaats de voorspelling van de stroomopbrengst alsook de vermeden CO2 uitstoot te gunstig wordt voorgesteld en in de tweede plaats dat ten aanzien van de winst en verlies voor het milieu van het beoogde windpark een vertekend en dus onjuist beeld wordt gecreeerd. Dit laatste is het directe gevolg van de wijze waarop de opstellers de verschillende aspecten behandelen. Terwijl de winst voor het milieu - in feite aanzienlijk minder dan 0,1% van ons energieverbruik dat met een beslag op 1% (40 km2) van het nationale grondoppervlak moet worden bereikt - in absolute en kwantitatieve termen weergegeven wordt, wordt de kwetsbaarheid van en het verlies aan milieu en menselijke beleving van ruimte en zijn omgeving daarentegen meestentijds slechts kwalitatief en oppervlakkig beschreven. Het MER levert daardoor een onevenwichtig beeld en is daarmee een onjuist vertrekpunt voor de fase van de bestuurlijke afweging. Op dit punt behoeft het MER dringend verbetering. Antwoord: In het MER is de elektriciteitsopbrengst bepaald op basis van de door de fabrikant verstrekte prestatie van de windturbine en de verwachte windsituatie ter plaatse. Zie ook §4.2 van het Algemeen Deel van het MER. De door de windturbines geproduceerde elektriciteit is omgerekend naar vermeden CO2-uitstoot. In het MER is uitgebreid en kwantitatief ingegaan op de negatieve milieueffecten zoals effecten op vogels, geluid en slagschaduw.
59 c
Aan de aanwijzing in de richtlijnen om alternatieven aan te geven voor de plannen wordt in de MER niet voldaan. Er zijn geen alternatieven onderzocht anders dan dat een keuze wordt geboden tussen kleinere en grotere turbines en variatie in de onderlinge afstand. Dit betreft dus uitsluitend interne variabelen van het windpark op de betreffend locatie. Ook hier is het MER derhalve ontoereikend. Dit geldt temeer daar het hier geen besluitMER maar een plan MER betreft waarbij vanuit een nationale optiek naar het project moet worden gekeken en alternatieven in ogenschouw moeten worden genomen. Dat dit hier niet is gebeurd valt te begrijpen vanuit de voorgeschiedenis en totstandkoming van het MER, waarbij namelijk voor een aantal locaties de besluit-MER-en werden samengevoegd en via een Algemeen Deel tot plan-MER gepromoveerd. Maar ook hier geldt a fortiori het gezegde 'het geheel is meer dan de som der delen'. Dat wordt pijnlijk duidelijk door het ontbreken van onderzochte alternatieven. Dat gegeven sterkt het vermoeden dat het windpark Noordoostpolder en de locatie een min of meer willekeurige greep van de Rijksoverheid is en ingegeven door het feit dat daar toch al wat gaande was. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a. Het MER is een gecombineerd plan/besluitmilieueffectrapportage en voldoet aan deze vereisten: het MER kan als onderbouwing dienen voor het inpassingsplan en de Wm-vergunningen.
59 d
Nu het NOP-project naar nationaal niveau is getild, is er echter des te meer reden verschillende alternatieven van duurzame energie en locaties in het voorliggende MER op te nemen. Nu dat niet is gedaan is het MER wat dat betreft in strijd met de Wet milieubeheer. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a en 3a
115
59 e
De voorspelling van de stroomopbrengst is niet conform de richtlijnen berekend; o.a. ten gevolge daarvan wordt de stroomopbrengst alsook de vermelde CO2-uitstoot te gunstig voorgesteld. De richtlijnen wezen het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie van Senternovem (verder te noemen het protocol) als rekenmethode aan, maar het MER wijkt van deze methode af. Voor de berekening van de bruto opbrengst hanteert dit protocol namelijk het geinstalleerde vermogen maal een normalisatie factor die bepaald wordt uit het gemiddelde van de laatste 5 jaar opgewekte elektriciteit. Het voorbeeld dat het protocol voor 2004-2008 geeft komt uit op een productiefactor van 29%, of 2500 vollast uren. Het MER voIgt het protocol niet, maar gaat met 34-40%, of 3000-4100 vollast uren, van een onrealistische opbrengst uit. Omdat met de grote types die hier aan de orde zijn nog nauwelijks ervaring is opgedaan, voorts de gegevens van de jongste parken in de Noordzee nog steeds niet beschikbaar zijn, valt dit zondermeer onder te brengen in de categorie fantasie. Een lagere voorspelde opbrengst gebaseerd op 2500 vollast uren zou aanzienlijk realistischer zijn zowel wat betreft de bruto stroom als wat betreft de vermeden CO2. Antwoord: Op aangeven van de Commissie m.e.r. dient het protocol (pmde) gebruikt te worden. Dit is gebeurd. Echter, daarmee ontstaat een onderschatting van de daadwerkelijke energieproductie aangezien het initiatief zich op een zeer windrijke locatie bevindt. Om die reden (zie Algemeen Deel, §4.2) is aanvullend gebruik gemaakt van de resultaten van de windmeetmast bij de Rotterdamse Hoek. Zowel op basis van deze meetgegevens als het genoemde protocol zijn de energieopbrengsten bepaald. In het MER is aangegeven waarom dit protocol geen rekening houdt met locatiespecifieke omstandigheden en daardoor bij zeer gunstige locaties als de Noordoostpolder aanmerkelijk lagere energieopbrengsten en emissiereducties berekent dan bij locatiespecifieke berekeningen. Er zijn daarom berekeningen uitgevoerd waarbij rekening is gehouden met de specifieke windsituatie ter plaatse die het mogelijk maakt om rond de 3.000 vollasturen of meer te realiseren. Daarbij is rekening gehouden met de zogenaamde powercurves van de referentieturbines. Er wordt zo rekening gehouden met het hogere rendement van de turbines die tegenwoordig worden geproduceerd. Door deze berekeningen wordt een meer realistisch beeld van de milieuwinst verkregen. Zowel in Duitsland (Emden) als in België zijn turbines van de klasse 5 tot 8 MW gerealiseerd.
59 f
De voorspelling van de vermeden C02 uitstoot is onvoldoende onderzocht en wordt te gunstig voorgesteld. Zo is ten onrechte geen rekening gehouden met de extra inzet van fossiele brandstof, nodig om het piekgedrag van de aan het net geleverde windstroom op te vangen. In de huidige constellatie van het elektrisch productiesysteem maakt het wisselende aanbod van windstroom de inzet van zogenaamde piekscheerders nodig. Deze installaties hebben een laag elektrisch rendement en halen daarmee het 'overall rendement' van het gehele systeem naar beneden. Bij een windpark van 400 MW zoals de Noordoostpolder zal dit verschijnsel zich vaak voordoen met als gevolg dat er meer fossiele brandstof wordt verstookt en het windpark geheel tegen de bedoeling in CO2 gaat genereren. Antwoord: Inpassing van windvermogen zal leiden tot een verlaging van het energetische rendement van de fossiele centrales. Uit het rapport van de TU-Delft “De regelbaarheid van elektriciteitscentrales” kan worden berekend dat als de Nederlandse centrales terugregelen om ruimte te maken voor een aandeel van 33% windenergie (nu 4,5%), de CO2-emissie van de centrales niet terugloopt met 33%, maar met 31,6%. Er is dus geen sprake van een netto-toename van CO2. Met de huidige omvang van windenergie is het effect verwaarloosbaar en daarom nu niet meegenomen.
116
59 g
Ook ten aanzien van het aspect geluidoverlast- en hinder wordt in het MER aan de richtlijnen voorbij gegaan en een verkeerde voorstelling van zaken gegeven bovendien. Volgens de richtlijnen dienen de effecten van het geluid van de turbines zoveel mogelijk te geschieden aan de hand van de vigerende regels en voorschriften zoals onder meer vastgelegd zijn in het betreffende Activiteitenbesluit en voorts de Handreiking meten en rekenen industrielawaai. Daarbij wordt aan de hand van het achtergrondgeluid bepaald welke WNC-X curve als norm zal worden gehanteerd. Vervolgens moet voor alle geluidgevoelige objecten beoordeeld worden of aan deze norm is voldaan. Maar het MER doet dat niet, het verzuimt de verschillende varianten aan de hand van de bestaande toets te beoordelen. (Wij merken overigens op dat het een norm betreft die ook is opgelegd aan het reeds bestaande windpark in de Noordoostpolder). Welnu in plaats daarvan wijkt het MER af van de richtlijnen, negeert aldus de huidige norm en loopt vooruit op de zogenoemde 47 Lden norm die nog in procedure is. Het negeren van de huidige norm kan vanzelfsprekend niet door de beugel, maar geeft ook reden tot twijfel aan de goede trouw van de opdrachtgever, de Koepel Windenergie Noordoostpolder. Niet alleen dat de voorstelling van zaken strijdig is met hetgeen de richtlijnen voorschrijven, maar erger zij houdt kennis die zonder meer essentieel is voor het afwegingsproces buiten het zicht van de bestuurders.. Antwoord: Zie de beantwoording van 7i
59 h
Het windpark vormt voor de vogels een reusachtige barriere van 200 m hoog op de scheiding van land en water ten noorden, ter hoogte en ten zuiden van Urk. Het recente filmpje op 'YouTube' dat toont hoe in Spanje een gier door een windturbine wordt gegrepen en vermorzeld indachtig vraag ik mij af of dat niet tevens een risico betekent voor de zeearend die in de nabije Oostvaardersplassen nestelt. Het bevreemdt mij daar niets over in het MER te hebben gevonden. Hier dient het MER tenminste een gedegen risico-analyse aan te wijden. Antwoord: Uit Bijlage 1 bij de Passende beoordeling (blz. 79) volgt voorts dat er geen instandhoudingsdoelstelling geldt voor de zeearend. Dit laat onverlet, zoals in bijlage E1 (paragraaf 6.5) wordt overwogen dat er uitwijkmogelijkheden zijn die benut zullen worden, waardoor het aantal aanvaringsslachtoffers gering is.
59 i
Van de economische gevolgen maakt het MER zich erg makkelijk af en beperkt zich zeer ten onrechte uitsluitend tot de positieve gevolgen voor de locale economie. Aan de negatieve effecten voor de locale economie, zoals de aanzienlijke waardedaling van het onroerend goed in Urk en omgeving, wordt echter voorbij gegaan. Echter aangezien het hier immers een windpark van nationale betekenis en een plan-MER betreft, zullen ook de economische gevolgen op nationale schaal onder de loep moeten worden genomen. Dat kan het beste aan de hand van een kosten-baten analyse geschieden, zodat daarmee tevens een economische vergelijking mogelijk wordt met alternatieven en alternatieve locaties (bij voorbeeld op zee) die in het kader van een plan-MER dienen te worden onderzocht. Antwoord: Op grond van hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening wordt er planschadevergoeding toegekend voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van degene die schade lijdt behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Er is dus wettelijk gegarandeerd dat voor vergoeding in aanmerking komende schade ook daadwerkelijk zal worden vergoed. Gezien het grote aantal zienswijzen met als basis de vraag (tweeledig): waarom windenergie en waarom op de gekozen locatie, is een aanvulling op de locatieonderbouwing gedaan. Daarbij is tevens aandacht geschonken aan windenergie op zee. Ook de Commissie voor de m.e.r. kan zich vinden in deze aanpak voor de locatieafweging. Het kabinet werkt ook aan de realisatie van windenergie op zee.
117
59 j
In een plan-MER hoort een grondige beschouwing van (locatie-) alternatieven thuis. Zo'n grondige onderbouwing ontbreekt in het voorliggende MER. Dat is des te meer verbazingwekkend nu niet de gemeente, maar de Minister van EZ de bevoegdheid heeft gekregen een Rijks inpassingsplan ten behoeve van het NOP-project te maken. Het project is dus naar nationaal niveau getild en dit betekent ook dat vanuit nationale optiek naar het project moet worden gekeken en alternatieven in ogenschouw rnoeten worden genomen. Aan alternatieven van duurzame energie als zonne-energie, warmtekoudeopslag, blauwe energie, geothermie, ja, zelfs aan kernenergie wordt geen woord gewijd. Ook over windenergie op zee. Wat dit laatste betreft heeft het rijk het er behoorlijk bij laten zitten: de Minister van VROM heeft enkele jaren geleden al een ruimtelijk plan voor windturbines op land beloofd. Dit plan is er nog steeds niet. Zonder een planmatige benadering komen (en zijn er al) te pas en te onpas windturbines en is er sprake van willekeur. Het niet (gemotiveerd) aangeven van (locatie-) alternatieven in het voorliggende MER is in strijd met de Wet milieubeheer. Het staat ook een goede, meer principiele keuze in de weg. In het huidige MER is alleen gefocust op het NOP-project zelf (met enkele variaties op hetzelfde thema), waardoor de activiteit en de locatie al duidelijk tevoren vaststonden. Er is daardoor geen vergelijking mogelijk van de gevolgen voor het milieu van dit project ten opzichte van een aantal alternatieven. Het is van belang te onderkennen dat het doel of belang van duurzame energie of windenergie niet al direct mag gaan samenvallen met het voorgenomen NOP-project, teneinde reële alternatieven met de voor- en nadelen goed in beeld te kunnen brengen en daarmee beter rekening te houden met de belangen van het milieu. Van een keuzemogelijkheid uit enkele alternatieven, hetgeen in een MER nogal eens voorkomt, is hier al helemaal geen sprake. Conclusie: Nu het NOP-project naar nationaal niveau is getild is er des te meer reden verschillende alternatieven van duurzame energie en locaties in het voorliggende MER op te nemen. Nu dat niet is gedaan is het MER wat dat betreft in strijd met de Wet milieubeheer. Antwoord: Zie de beantwoording van 2a. De minister van VROM is ondertekenaar van het inpassingsplan en heeft het ruimtelijk plan windenergie op land nog in ontwikkeling.
59 k
Meten we nu de opbrengst van de windparken Noordoostpolder aan aldus geformuleerde noodzaak af, dan zouden ze met de geclaimde bruto opbrengst uit het MER hoogstens 1,5 promille van het Nederlandse energieverbruik gaan opbrengen. Met een realistischer geschatte productie komt de opbrengst niet boven de een promille uit. Dit geringe resultaat verdient niet het predikaat nationaal belang dat er aan gehecht wordt. Antwoord: De afweging voor welke vorm voor duurzame energie wordt gekozen en de wijze waarop dit wordt nagestreefd, maakt geen onderdeel uit van de te beschrijven milieueffecten in het MER. Dit is een politiek/bestuurlijke afweging die in §2.2 voor rijksbeleid is weergegeven en §2.3 voor provinciaal beleid. Het windpark is ruim vier maal groter dan de grens van 100 MW waarvoor inpassingsplannen worden opgesteld. In de Aanvulling MER wordt nader ingegaan op andere vormen van duurzame energie, waaronder wind op zee.
59 l
Volgens het MER zijn beperkende maatregelen nodig om te voorkomen dat de turbines de geluidsnorm overschrijden. Hierdoor wordt de opbrengst lager. Het MER verzuimt dit effect in de voorspelde opbrengst door te rekenen. Antwoord: In het MER is een worstcase benadering gehanteerd om de geluidseffecten in beeld te brengen en het gebied binnen de Lden 47 dB(A) contour. Het aantal woningen waarbij zonder maatregelen een overschrijding optreedt zal in werkelijkheid kleiner zijn. Het toepassen van geluidsreducerende maatregelen heeft een negatief effect op de energieopbrengst zoals ook is aangegeven in bijlage I van het MER.
59 m
Tenslotte wordt de bruto stroomopbrengst blootgesteld aan het onder 3.2. tweede gedachtebolletje beschreven effect. Ook dit leidt tot een reductie van de uiteindelijke stroomopbrengst. De vraag of zo'n groot windpark binnen de huidige constellatie van onze elektriciteitsproductie nog weI in een redelijke netto opbrengst kan voorzien, is niet gesteld in het MER laat staan beantwoord.
118
Antwoord:
Zie de beantwoording van 59f
59 n
Uit de elektriciteitsproductie kan worden berekend hoeveel CO2 uitstoot wordt vermeden dank zij de productie van hernieuwbare energie. Hiermee gaan we over van een energiebalans naar een CO2-balans. Omdat de elektriciteitscentrales gemiddeld met een rendement van ca. 45% werken, schrijft het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie een omrekeningsfactor groot 2.29 voor (1 /0,437, pag. 75, onder A: Substitutiemethode). Hiermee is de debetzijde van de balans ingevuld. De creditzijde van de balans kent echter een grote post die in het MER verwaarloosd is: het brandstofverlies doordat het rendement van de achterliggende fossiele energieproductie terugloopt doordat het piekgedrag van de windenergie moeten worden opgevangen. Dank zij de pieken kan een deel van de productie niet meer geleverd worden door de moderne basislast eenheden, de SToom En Gascentrales (STEG), die een brandstofrendement halen van 58%, maar als nadeel hebben dat ze maar langzaam bij te regelen zijn. De pieken worden opgevangen door zogenaamde piekscheerders. Dit zijn generatoren, die snel een verandering in de vraag kunnen opvangen, maar een laag brandstofrendement hebben van 40% of minder. Het gevolg is dat de CO2 balans van de turbines al gauw negatiefkan uitpakken. Wanneer het windenergievermogen een paar procent uitstijgt boven de pieklast, gaat het totale productiesysteem van windturbines plus fossiele centrales meer CO2uitstoten in plaats van minder. Bij het windpark Noordoostpolder van rond 400 MW vermogen is te verwachten dat deze situatie zich geregeld voor zal doen. Met andere woorden, in deze situatie kosten de windmolens fossiele energie en genereren daarmee, geheel in strijd met de beste bedoelingen van iedereen, CO2.Vanwege dit verschijnsel concludeert J. Soens in zijn proefschrift dat het niet verstandig is om in Belgie meer dan 500 tot 700 MW aan windenergievermogen te installeren. Antwoord: Zie de beantwoording van 59f
59 o
Een andere belangrijke creditpost van de CO2 balans worden gevormd door de energie met bijbehorende C02 uitstoot die gemoeid zijn met de bouw en het in bedrijf hebben van de backup-centrale die de energievoorziening moet veiligstellen. Antwoord: De realisatie maakt het niet nodig een aparte backup-centrale te bouwen en in bedrijf te hebben.
59 p
De vermeden hoeveelheid fossiele brandstof en CO2 uitstoot, het allerbelangrijkste motief voor het windpark Noordoostpolder, is onvoldoende in kaart gebracht. Het ontbreekt in het MER aan een deugdelijke C02 balans. Het betreffende onderdeel van het MER dient te worden herschreven. Antwoord: De milieuwinst ten gevolge van het initiatief is in §9.2 beschreven. Aangezien de CO2emissie productie verwaarloosbaar zal zijn, is volstaan met de beschrijving van de CO2emissie reductie. Zie ook de beantwoording van 59f
59 q
In de MER-paragraaf die het geluid van de turbines beschrijft ontbreken de gegevens waarop de gepresenteerde resultaten gebaseerd zijn. De paragraaf komt niet verder dan wat algemene beschouwingen, waardoor het onmogelijk is om de geluidsbelasting te beoordelen. Antwoord: In §4.8 van het Algemeen Deel van het MER wordt het toetsingskader voor geluid toegelicht. De geluidseffecten op de omliggende woningen en het gecombineerde effect zijn in §9.13 van het Algemeen Deel van het Mer en bijlage I bescheven. Hierin zijn eveneens de uitgangspunten voor de geluidsberekeningen opgenomen, zoals het gehanteerde bronvermogen. Ook de Commissie m.e.r. stelt in haar advies dat de effecten op de leefomgeving, zoals geluidbelasting en slagschaduw, goed zijn beschreven.
119
59 r
Volgens de Richtlijnen voor het MER van 11 maart 2009 dienen de effecten van het geluid van de turbines zoveel mogelijk te geschieden aan de hand van de vigerende regels en voorschriften zoals onder meer vastgelegd zijn in het Activiteitenbesluit en de Handreiking meten en rekenen industrielawaai. Daarbij wordt aan de hand van het achtergrondgeluid bepaald welke WNC-X curve als norm zal worden gehanteerd. Vervolgens moet voor aIle geluidgevoelige objecten beoordeeld worden of aan deze norm is voldaan. Het MER verzuimt de varianten aan de hand van de bestaande toets te beoordelen. In plaats daarvan wordt vooruitgelopen op de door VROM voorgestelde 47 Lden norm. Dit betreft echter een conceptnorm die nog in procedure is en waarvan het zeer de vraag is of die in dezelfde vorm uiteindelijk van kracht zal worden. Het MER hanteert de Lden norm met gebruikmaking tevens van rekenregels die de minister van VROM nog niet openbaarde, maar die kennelijk de initiatiefnemers weI bekend zijn. Antwoord: Zie de beantwoording van 7i
59 s
Uit de berekening van Lden in de verschillende geluidsrapporten voor het windpark Noordoostpolder blijkt dat de stilstandperiodes zijn meegerekend. Hierdoor wordt impliciet iedere geluidsbelasting, hoe zwaar ook, mogelijk. Omdat gezien de windsnelheidsverdeling in Nederland een windmolen de helft van de tijd niet draait, een kenmerkende eigenschap van windmolens, zal een actuele belasting van 45 dB(A) regel zijn. Bij stilstand om andere redenen, mankementen bijvoorbeeld, kan zij voor grote delen van het jaar zelfs gemakkelijk tot 55 dB(A) oplopen, zo leert een eenvoudige berekening. Dit is in conflict met de bedoeling van de minister, die bij herhaling heeft verklaard dat de nieuwe regels geen verruiming van de nu gebruikte norm met zich meebrengen. Antwoord: Het beschermingsniveau van de voorgestelde normstelling van 47 dB Lden en 41 dB Lnight komt volledig overeen met de al bestaande normen van het activiteitenbesluit en spoort ook met de uitvoeringspraktijk bij de vergunningverlening. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt deze maat het beste de hinder – en andere gezondheidseffecten - te kunnen voorspellen. De beleving van geluidbelasting in de nacht wordt in de Lden meegewogen door bij de werkelijke niveaus 10 dB op te tellen en specifiek voor het beoordelen van nachtelijk lawaai is Lnight. Geluidbelasting in de nacht telt daardoor bij de toetsing aan de normstelling veel zwaarder mee dan dezelfde belasting overdag. Ondanks dat sprake is van een gemiddelde waarde, is er een grens aan het maximale vermogen dat een windturbine kan veroorzaken. Het bronvermogen van een turbine is een gegeven en dat bepaald de maximale geluidsbelasting.
59 t
In het geluidrapport van Lichtveld, Buis & Partners omvat de 47 Lden contour een aanzienlijk kleiner gebied dan de WNC35 contour die de norm beschrijft die voor de bestaande turbines geldt. Ook dit is in conflict met de toezegging van de minister dat ze geen verruiming van de huidige norm zal veroorzaken. Antwoord: Het beschermingsniveau van de voorgestelde normstelling van 47 dB Lden en 41 dB Lnight komt volledig overeen met de al bestaande normen van het activiteitenbesluit en spoort ook met de uitvoeringspraktijk bij de vergunningverlening. De windparken zullen hier eveneens aan moeten voldoen. Het huidige beschermingsniveau blijft derhalve gelijk. Wel ontstaat er voor direct omwonenden een hogere milieubelasting ten opzichte van de huidige situatie.
59 u
De turbines mogen de geluidsnorm niet overschrijden. De hoeveelheid geluid is maatgevend, niet het aantal woningen waar de norm wordt overschreden. Wel laten de tellingen van het geluidsrapport zien dat met 47 Lden als norm het aantal overbelaste woningen aanzienlijk wordt gereduceerd ten opzichte van de nu geldende WNC35 norm. Antwoord: Zie de beantwoording van 59t
59 v Antwoord:
Het MER verzuimt om een aparte norm voor de nacht op te nemen. Zie de beantwoording van 7k
120
59 w
lk vraag mij af of, en zo ja op welke wijze rekening is gehouden met het zgn. Van den Berg-effect van hoge windmolens. Het MER vermeldt hier niets over. Antwoord: Zie de beantwoording van 24zj
59 x
Niet alle turbines zijn al gecertificeerd. Om deze reden baseert het MER zich op de door de leverancier verstrekte geluidsgegevens. Er ontbreekt echter een veiligheidsmarge voor het geval de uiteindelijke bronwaardes anders zullen blijken uit te vallen. Nu volgens het rapport de belasting precies op de 47 Lden norm uitkomt, zou zo'n veiligheidsmarge weI aangewezen zijn. Antwoord: Het is gebruikelijk om het bronvermogen te hanteren dat door de leverancier is verstrekt. Handhaving vindt plaats op basis van de geluidsruimte in milieuvergunning. Indien het bronvermogen hoger uitpakt dan voorzien zal de vergunninghouder aanvullende maatregelen moeten treffen. Alle turbines dienen gecertificeerd te zijn voordat ze gebouwd worden conform IEC 61400-1.
59 y
Conclusie: De geluidsparagraaf van het MER schiet ernstig tekort, het MER geeft slechts een summier inzicht in de geluidbelasting van de turbines in termen van Laeq. De belasting is aan een andere norm getoetst (namelijk Lden) dan de richtlijnen voorschrijven. Met dit scheve beeld dat het MER oproept, introduceert het tevens een aanzienlijke verruiming ten opzichte van de norm die voor de al bestaande turbines in de Noordoostpolder gelden. (Overigens is die verruiming in conflict met hetgeen de minister van VROM in de Tweede Kamer heeft verklaard.) Niet alleen dat beeldvorming en voorstelling van zaken in het MER strijdig is met het geen de richtlijnen voorschrijven maar erger, het houdt kennis die zonder meer essentieel is voor het afwegingsproces buiten het zicht van de bestuurders en zet hen op het verkeerde been. Het MER is hier dus zeer onvoldoende. Ten slotte is de berekening van Lden onvoldoende doorzichtig, en voorts gebaseerd op rekenregels die alleen aan de initiatiefnemers bekend zijn. Dit onderdeel van het MER dient te worden vervangen door een nieuwe analyse. Antwoord: Zie beantwoording van 7i en 59q
59 z
Het MER gaat voorbij aan wat dit aan belevingswaarde voor de locale en niet-Iocale gebuikers van het gebied betekent. Evenmin wordt de mate van beleving en de aantasting daarvan in kaart gebracht ten aanzien van de kemwaarden van het IJsselmeer - open ruimte, horizon, rust en de dominantie van natuurlijke geluiden en duisternis-. Het MER geeft niet aan hoe het verlies van duistemis ten gevolge van de verlichting van de turbines en van openheid doorwerkt en te voorkomen valt. Antwoord: Zie de beantwoording van 7a en 30f
59 za
Alhoewel de visualisaties op zich niet deugen, ze lijken alle onder heiige weersomstandigheden te zijn gemaakt, geven ze aan dat het windpark een omheining vormt die op grote afstand, vermoedelijk tot in Friesland en Noord-Holland aan toe, te zien zal zijn. Het MER geeft niet duidelijk aan wat de impact van deze omheining van het IJsselmeer tot op grote afstand is. Antwoord: Zie de beantwoording van 7a
59 zb
Het windpark doet de bovengenoemde kernwaarden van het gebied teniet. Ook om die kernwaarden van het IJsselmeergebied te behouden, is het nodig om in het MER meer alternatieven zowel als alternatieve locaties voor het windpark, bezien op landelijke schaal, te betrekken Antwoord: Zie de beantwoording van 2a
121
59 zc
Volgens een weinig grondige analyse acht het MER het plan gunstig voor de locale economie, dit vanwege het onderhoud dat het park vereist en de mogelijke participatie van de bevolking (waar overigens niemand van weet hoe dat dan precies in elkaar zou moeten steken en of dat een verdeling van welvaart dan weI een toe- of afname van kapitaal zal inhouden?). Echter, de negatieve economische effecten worden niet genoemd, zoals daar o.a. zijn gevolgen voor toerisme in het algemeen en het watertoerisme in het bijzonder, de visserij, het welzijn en welbevinden van de bevolking en tenslotte vooral de aanzienlijke waardedaling van het onroerend goed in Urk en omgeving die een omvangrijke kapitaalvernietiging voor de gemeenschap tot gevolg zal hebben. Het MER zal de gevolgen voor de 'lokale economie derhalve beter' moeten onderzoeken. Antwoord: In het MER wordt in §9.3 ingegaan op de economische effecten en op de gebruiksfuncties recreatie en toerisme in §9.12 en visserij in §9.17. Middels het doorlopen van de m.e.r.-procedure wordt verzekerd dat het milieubelang in de besluitvorming niet ondergeschikt raakt aan andere belangen zoals economische of stedenbouwkundige belangen. Economische belangen maken derhalve slechts deel uit van het MER voor zover deze relevant zijn voor het mileu. De situatieschets in §4.3 en §9.3 zijn in dit licht bezien voldoende. Er wordt niet beoogd een uitputtende schets van de economische impact te geven. De gemeente Noordoostpolder informeert de ondernemers over de kansen middels de brochure 'Windmolenbouw in de Noordoostpolder'.
59 zd
Het MER zal derhalve ook de economische gevolgen op nationale schaal moeten onderzoeken. Dat kan het beste aan de hand van een kosten-baten analyse geschieden, zodat ook een economische vergelijking mogelijk wordt met alternatieven en alternatieve locaties (bij voorbeeld op zee) die in het kader van een plan-MER dienen te worden onderzocht. Antwoord: Gezien het grote aantal zienswijzen met als basis de vraag (tweeledig): waarom windenergie en waarom op de gekozen locatie, is een aanvulling op de locatieonderbouwing gedaan. Daarbij is tevens aandacht geschonken aan de andere bronnen van duurzame energie. Ook de Commissie m.e.r. kan zich vinden in deze aanpak voor de locatieafweging. Het kabinet werkt ook aan de realisatie van windenergie op zee. Op nationaal niveau worden geen bepaalbare economische gevolgen verwacht. Daar waar economische gevolgen worden verwacht (op provinciaal en lokaal niveau) wordt deze in het MER beschreven (onder meer in §9.3, §9.12 en §9.17). Een (M)KBA is geen verplicht onderdeel van het MER.
59
voor het onderwerp 'vogels' zie brief 41
60 a
In april van dit jaar toen de plannen voor een grootschalig windmolenpark in de omgeving van Urk bekend werd, is in de Tweede Kamer een onder brede politieke steun, een motie aangenomen, de motie Zijlstra c.s. (Kamerstuknummer 28982, nr. 75) . In deze motie wordt gesteld dat de windmolens 'onmiskenbaar een visueel ruimtelijke impact op het dorp Urk zullen hebben'. Daarnaast wordt de regering verzocht de horizon van het beschermde dorpsgezicht van Urk niet onnodig te vervuilen en in de besluitvorming rond het geplande windmolenpark rekening te houden met de maatschappelijke en cultuurhistorische waarden. Deze motie is aangenomen ruim voordat de concept-MER is vastgesteld. Echter in de MER zoals die thans ter inzage Iigt is op geen enkele wijze rekening gehouden met de politieke wens om het dorpsgezicht van Urk niet onnodig te vervuilen, dit terwijl deze politieke realiteit ruim voor de indiening van de Milieu Effect Rapportage was uitgesproken. Dit vind ik een omissie in het Milieu Effect Rapport. Antwoord: in het MER worden de milieueffecten beschreven van het initiatief. In het MER worden geen politieke afwegingen gemaakt. Dit vindt plaats in het kader van de besluitvorming waarbij de MER informatie biedt ten behoeve van de besluitvorming. Deze informatie heeft onder andere betrekking op de effecten op landschap en het aanzien van Urk (onder meer §9.10 van het Algemeen Deel van het MER en de Aanvulling MER).
122
60 b
De minister van Economische Zaken heeft aangegeven dat ze bij het Rijksinpassingsplan zal uiteenzetten op welke manier met de bezwaren van Urk rekening wordt gehouden. Echter, het Milieu Effect Rapport ligt nu ter inzage en hier wordt ook al een locatie van de molens aangegeven. Als burger moet ik nu reageren op het Milieu Effect Rapport terwijl de plannen nog dienen te worden aangepast en dientengevolge het milieueffect zal veranderen. Dit lijkt mij een omgekeerde volgorde van stappen en geen zorgvuldig besluitvormingsproces. Antwoord: Voorafgaand aan de besluitvorming over het inpassingsplan is het van belang de milieueffecten in kaart te brengen en alternatieven tegen elkaar af te wegen. Het MER is een beslissingsondersteunend onderzoek; het helpt keuzes te maken. Bij de vaststelling van het inpassingsplan zal de minister aangeven op welke wijze wordt omgegaan met alle zienswijzen en adviezen, waaronder de bezwaren van Urk, die zijn ingebracht op het MER en het ontwerpinpassingsplan.
61 a
De opstellers van de MER maken gebruik van oneigenlijke gegevens als zij schrijven in paragraph 5.9.2: 'Omdat het IJsselmeer net als de Waddenzee erg ondiep is, worden hier de gemeten niveaus in de Waddenzee vermeld. ' Even verderop schrijven zij: 'Als we aannemen dat deze geluidsdrukniveaus ook gelden voor het IJsselmeer dan mag worden verondersteld dat de fauna in het IJsselmeer gewend is de genoemde geluidsdrukniveaus.' De opstellers maken aannames die niet wetenschappelijk onderbouwd kunnen worden. Onderwatergeluiden op de Waddenzee willen zeker verschillen van die op het IJsselmeer, waar geen sprake is van getijden en stromingen. Degelijke aannames kunnen zeer nadelig zijn voor de vissen en zeezoogdieren in het IJsselmeer, zowel tijdens als na de bouw van Windpark Noordoostpolder. Antwoord: Inspreker heeft twijfels bij de wetenschappelijk onderbouwing en meent dat de abiotische condities tussen Waddenzee en IJsselmeer zo veel verschillen dat een inschatting van effecten van geluid door extrapolatie van data over de Waddenzee niet als basis kan dienen voor het IJsselmeer. Door onderzoekers is met die verschillen rekening gehouden en zij zijn gemotiveerd tot een ander oordeel gekomen waartegen door inspreker geen nadere inhoudelijke argumenten zijn aangedragen. In bijlage E7.2 zijn specifiek voor de locatie van het windpark de geluidsniveaus bepaald welke optreden ten gevolge van de aanleg van het windpark.
61 b
Allereerst kan er schade optreden bij het heien. Bioloog dr. Hans Slabbekoorn van de Universiteit van Leiden verklaarde op het symposium 'Onderwatergeluid en Biologie' in Den Haag, dat sommige vissen op een afstand van een kilometer door het heien schade kunnen oplopen aan hun gehoorsysteem, waardoor ze uiteindelijk niet meer goed kunnen functioneren en doodgaan. Tot op 50 kilometer afstand kan het geluid van heien het gedrag van vissen be'invloeden, zo gaf de ecologe Floor Heinis van Heinis Waterbeheer en Ecologie aan op het symposium 'Ecologie en Windenergie op Zee' in juni in Rotterdam. Voor zeezoogdieren worden wel verjaagtechnieken als pingers gebruikt, maar over verjaagtechnieken voor vissen is weinig tot niets bekend. Het is onbekend of vissen inderdaad door alle rumoer rond het opbouwen van een hei-installatie voldoende ver weg zwemmen om niet beschadigd te raken door het heigeluid. Over vislarven zijn deze onderzoekers duidelijker: de aanname is dat binnen 1 km van het heien alle vislarven sterven. Antwoord: In bijlage E7 zijn de effecten van het onderwatergeluid op vissen en vislarven zorgvuldig beschreven. In de effectbeoordeling is niet uitgegaan van wegzwemmen van vissen. De schade aan de meeste soorten vissen en hun larven is geen direct vraagstuk in het licht van de bescherming van die soorten. Zij zijn niet beschermd onder Flora- en faunawet, noch van hun rol als voedsel voor visetende watervogels waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgelegd.
123
61 c
Verder kunnen vissen verjaagd worden door het onderwatergeluid veroorzaakt door het draaien van de windturbines. Omdat het zicht vaak beperkt is, gebruiken zeedieren geluid om te jagen, zich te orienteren of een partner te zoeken. Windmolens kunnen de geluiden die de vissen produceren, overstemmen. Volgens Slabbekoorn gebruiken veel vissen laagfrequente geluiden, oftewel precies de tonen die de windmolens voortbrengen. Volgens een Deense studie uit 2008 resulteert de acoustische invloed van windparken in het maskeren van communicatie en orientatiesignalen onder vissen. Bij een proef bij een Zweeds windmolenpark is gebleken dat vissen windmolens inderdaad mijden als ze in bedrijf zijn. Over echte Iichamelijke schade is nog weinig bekend - er is alleen onderzoek gedaan naar alleenstaande windmolens. Vandaar dat aanvullend onderzoek, ook dat naar superturbines zoals die gepland in Windpark Noordoostpolder, essentieel is. Dit is niet enkel belangrijk vanuit milieu oogpunt maar ook voor de IJsselmeervisserij die afhankelijk is van de visbestanden, met name die nabij de oevers. Antwoord: In bijlage E7 zijn de effecten van het onderwatergeluid t.g.v. het draaien van de windturbines beschreven. Zeezoogdieren leven niet in het IJsselmeer. Vissen planten zich voort in andere delen van het watersysteem.
62
Zie brief 40, onderwerp 'Beleving en draagvlak'
63 a
Wilt u een bevolking meekrijgen in plannen voor verantwoord energiegebruik dan bereikt u dit niet door het ondemocratisch opleggen van een plan. Er is ernstig gefaald in de voorlichting, want toen alles in kannen en kruiken was kwam men pas naar de bevolking. Ik ben voor duurzame en groene energie en daarom niet tegen windmolens, maar de wijze waarop dit wordt doorgedrukt blijft een kwalijke zaak. De arrogante houding bij de voordracht op Urk roept weerstanden op en doet onze samenleving en het vertrouwen in de politiek geen goed. Als de politiek zonder meer akkoord gaat met dit plan gaat veel verloren. Natuurlijk is er voldoende informatie op papier te krijgen, zoveel dat men monddood wordt gemaakt. Het is allemaal informatie achteraf en wat heeft bezwaar voor zin als er aanpassingen van de geluidsnormen plaatsvinden. Ook onze buurgemeente Noordoostpolder blijkt een buurman te zijn die niet aan het belang van de regio denkt. Zie a.u.b. af van dit megaplan en kom terug bij de bevolking met een alternatief. Antwoord: Zie de beantwoording van 10a en 22a.
63 b
Minder hoge windmolens en meer op afstand van bewoond gebied. Luister naar de voorstellen van "Urk Briest" Als dit plan in de huidige vorm doorgaat dan wordt Flevoland nog meer een doorrijprovincie en een voormalig eiland met een historische skyline wordt blijvend beschadigd. Antwoord: Er is een keuze gemaakt om in Nederland duurzame energie te stimuleren. Het ministerie zet daarbij in op 2000 MW extra op land. Dit betekent een enorme inzet. Het aantal goede locaties, dat op land voor handen is, is gelimiteerd. Een aantal daarvan is in het MER en in de Aanvulling MER onderzocht. Om aan de doelstelling te voldoen zullen deze locaties maximaal moeten worden benut. Dit impliceert dat er gebruik zal worden gemaakt van grote turbines. Een windpark van deze omvang past al in het beleid van de Gemeente Noordoostpolder en Provincie Flevoland. Zie ook de beantwoording van 24zd. In de Aanvulling MER is een nadere beoordeling voor het effect op het beschermde dorpsgezicht van Urk opgesteld. Hieruit blijkt dat het rechtstreekse zicht op Urk vanaf het IJsselmeer en de Ketelbrug weliswaar geflankeerd wordt door windturbines, maar dat Urk wel ongehinderd zichtbaar blijft. Ook de Commissie m.e.r. heeft dit geconstateerd.
64 a
Echter de plannen die nu voorliggen zijn abnormaal in hoogte, aantal en plaats. In het voorstel wordt op de dijk 1,5 km. vanaf Urk tot bezuiden Lemmer op een afstand van 17 kilometer enorme windmolens geplaatst terwijl in het water ook hoge windmolens komen 2 tot 3 dik. Een park dat thuis zou kunnen horen bij een off shore park, maar zeker niet bij een landlocatie. Een gevaar voor mens en dier, maar dit gevaar wordt gebagatelliseerd in het MER rapport. Antwoord: Zie de beantwoording van 45b
124
64 b
Als monteur ben ik jaren werkzaam geweest bij gemaal de Vissering te Urk. Mijn ervaring daar was dat door het plaatsen van zware bouwwerken en trillingen waaronder windmolens veel lekwater onder de dijk kwam, waardoor het gemaal veel moest pompen. Door de enorme windmolens die nu gepland zijn, met een gewicht van meer dan 200.000 kg waar 45 ton fundering gebruikt wordt, zal door het kwelwater de veiligheid van de dijken in gevaar komen. De MER geeft hieraan onvoldoende gewicht, en dit zou nader onderzocht moeten worden. Dit geldt voor de voorbereidingsfase, bouwfase en gebruiksfase. Voorkomen in deze is beter dan genezen. Antwoord: In het Fugro rapport "Trillingsrisico analyse windpark Noord Oost Polder" in bijlage F van het MER wordt ingegaan op het kwelrisico. Fugro schat in dat als gebruik gemaakt wordt van grondverdringende palen het risico op de toename van kwel gering is. Bij grondverwijderende palen en een groot stijghoogteverschil wordt er wel een kans op kwel gezien. Het effect op toename van de kwel binnendijks is bij buitendijks geplaatste molens gering.
64 c
Voor wat betreft de watersport kan ik als watersporter U melden dat gebruikers van het IJsselmeer de openheid , weidsheid en stilte waarderen en ervan genieten. Voor mij geldt het dat ik als deze plannen doorgaan dit gebied zou mijden. Voor Urk en Lemmer zal het betekenen minder watersporters. Antwoord: Zie de beantwoording van 9b en 21e
64 d
Tenslotte als bewoner van een prachtig stukje cultuurgebied heb ik vernomen dat de waardevermindering van mijn pand zonder meer omlaag gaat, soms tot 40%. Hoe worden schadeclaims in de toekomst gewogen, en wie regelt dit af met de inwoners die schade ondervinden van het windmolenpark, zowel financieel als ook woongenot. Antwoord: Zie de beantwoording van 7h
65 a
U laat in Uw MER rapportage de Vormt buiten beschouwing. Niet aIleen is de Vormt een buitendijkse voortzetting van het geologisch reservaat v.d. Lijn, maar de enorme keien zijn een gevaar voor de scheepvaart, zowel recreatief als beroepsvaart. Vele ongelukken gebeuren hier. Hoe is de afbakening van de vaargeul rond de Vormt. Waarom is dit in Uw MER niet meegenomen, zowel de aardkundige waarden alswel de risico's voor de scheepvaart? Antwoord: Het windpark bevindt zich buiten het gebied dat is aangeduid als de Vormt. Het windpark heeft derhalve geen effect op de aardkundige waarden en er is geen relatie tussen de scheepvaartveiligheid in het gebied en de windturbines die op afstand van dit gebied worden gerealiseerd.
65 b
De Rotterdamse Hoek is een bij uitstek gevaarlijke plaats voor de scheepvaart, bij bepaalde wind staat daar veel stroming. In Uw plannen laat U een gat rond de Rotterdam hoek open van ongeveer 1,3 km. Bij het formaat turbines waarvan sprake van is, wordt dit volkomen zinloos, vooral als een tweede rij (en langs de Westermeerdijk zelfs een derde rij) uit de kust worden neergezet. Het door U voorgestelde gat waar U een dam voor plant zal zeker een stroming er door heen veroorzaken. U voorziet bovendien natuurontwikkeling voor de Rotterdamse Hoek, maar U verkwanselt op voorhand de doorgang voor ecologisch vliegverkeer. Antwoord: Als scheepvaartveiligheidsvoorziening wordt ter hoogte van de Rotterdamse Hoek een geleidedam voorzien waarachter een ondiepte wordt gecreëerd. Deze voorziening zal de stroming ter plaatse niet nadelig beïnvloeden. Wel tekent de Commissie m.e.r. een aantal bezwaren aan in het toetsingsadvies (§6.3) die in de besluitvorming zullen worden meegenomen. Voorts stelt de Commissie m.e.r. (in § 6.2) dat de gehanteerde berekeningsmethodiek voor de scheepvaartveiligheid niet bruikbaar is, maar onderschrijft de aanvaringskans dat een schip eens in de circa tien jaar in aanvaring komt met een windturbine.
125
65 c
In Uw MER rapport heeft U geen enkele rekening gehouden met kruiend ijs. Regelmatig hebben te maken gehad dat bij bepaalde wind het ijs over de dijk kruide. Onmeetbaar sterk, en onberekenbaar. Is daar onderzoek naar gedaan? Antwoord: In het MER zijn de milieugevolgen in kaart gebracht. Kruiend ijs is geen onderdeel dat op grond van de richtlijnen in het MER inzichtelijk moet worden gemaakt. Voor kruiend ijs zijn er geen onderzoeken waarbij kan worden aangesloten. In een voorkomend geval zal er in de praktijk zorgvuldig mee omgegaan dienen te worden.
65 d
Over de effecten van het park op de visserijactiviteiten doet het rapport geen melding. Naar mijn verwachting zal het park terdege invloed hebben op de visserij en watertoerisme. Beide zijn economische pijlers voor Urk en dienen onderzocht te worden. Antwoord: Zie de beantwoording van 9a en 9b
65 e
Tenslotte merk ik op dat de door U voorgestelde plannen niet passend zijn voor deze locatie en de dijk en buitendijks Urk-Lemmer vol zet met windmolens. Is een plan van dergelijke omvang al eerder op een land locatie gezet? Zo ja, met welke gevolgen voor natuur, vogels en omwoners? Antwoord: Ter ondersteuning van de besluitvorming over het windpark is een MER opgesteld. Dit MER geeft inzicht in de milieueffecten en de gevolgen voor natuur, vogels en omwoners.
66 a
Fryske Gea onderschrijft via de Stichting Verantwoord Beheer IJsselmeer de reactie van Vogelbescherming Nederland Antwoord: Zie de beantwoording van brief 49
66 b
De Friese IJsselmeerkust, en in dit geval specifiek de Steile Bank, kende al een aanwijzing als natuurmonument. In deze bescherming was ook de landschappelijke waarde opgenomen. Alle bescherming vanuit de toenmalige aanwijzing zijn in de vigerende natuurbeschermingswet overgenomen. De realisatie van dit windmolenpark tast de Iandschappelijke waarde van de Steile Bank ontegenzeggelijk aan. Antwoord: In §4.7 van de Aanvulling MER zijn de effecten op het natuurschoon van de Steile Bank (onderdeel van het beschermde natuurmonument Friese IJsselmeerkust) bepaald.
126
provinsj e fryslàn provincie fryslàn •
postbus 20120 8900 hm leeuwarden snekertrekweg I telefoon: (058) 292 59 25 telefax: (058) 292 5 1 25 wwwJryslan.nl e-mail:
[email protected]
College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Flevoland Postbus 55 8200 AB LELYSTAD
• • ,..-t
>oJ-4
Leeuwarden , 16 februari 2010 Verzonden, 8 FEB. 2010
1
Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : :
00875914 Ruimte J.J . Dicke I (058) 292 59 05 of j
[email protected] 948052
Onderwerp
: reactie op het MER Windpark Noordoostpolder
Geacht college, In uw brief van 29 januari 2010 stelt u ons op grond van artikel 7.20 van de Wm in de gelegenheid om een advies uit te brengen over het MER Windpark Noordoostpolder. Hierbij maken wij van die gelegenheid gebruik. Wij merken hierbij op dat Provinciale Staten van Fryslan bij brief van 17 december 2009 het ministerie van Economische Zaken een reactie gestuurd hebben op het voornemen voor het windpark Noordoostpolder een rijksinpassingsplan vast te stellen. De inhoud van die reactie is mede gebaseerd op de onderstaande bevinden ten aanzien van het MER Windpark Noordoostpolder. Het toetsingskader, dat in hoofdstuk 4.5 van het hoofdrapport van het MER wordt gegeven voor o.a. landschap en ruimtelijke kwaliteit, geeft weliswaar een redelijk gedegen en volledig beeld van te beoordelen aspecten. Wij constateren echter dat deze volledigheid bij effectbeschrijvingen ontbreekt en dat het toetsingskader maar beperkt wordt uitgewerkt. Als gevolg hiervan zijn de effectbeschrijvingen erg summier. De mate waarin een effect optreedt of de grens waarbij het effect zo groot is dat geen sprake is van het betreffende aspect (wanneer is er nog sprake van verstoring van rust en wanneer is er geen rust meer), wordt onvoldoende helder gemaakt. Daarnaast ontbreekt een gedegen beschrijving van de effecten van de schaal van de geplande turbines op de schaal van het landschap. Meer specifiek leidt het bovenstaande tot de volgende opmerkingen. In het MER ontbreekt een beschrijving van het karakter van het landschap van het IJsselmeer en de effecten van de windturbineopstellingen daarop. Het gaat hierbij o.a. om het compromisloze open waterpanorama van het Ijsselmeer, de doorgaande horizon en de uitgestrekte luchten. Niet alleen de grens van land naar water, maar ook de grens van water
-1I3-
Ons kenmerk: 008759 14
provinsj e frysIan provincie fryslän • naar land wordt door de turbineopstellingen geaccentueerd. Het open waterpanorama wordt hierdoor beïnvloed . Bij de effectbeschrijving wordt aangegeven dat de structuur van het landschap (van de Noordoostpolder) door de turbineoptellingen versterkt wordt. Hierbij wordt echter voorbij gegaan aan de karakteristieken van dit landschap (grootschaligheid, rechtlijnigheid, puntverdichtingen door erven, dijken , openheid en dan voornamelijk de schaal hiervan). Deze karakteristieken worden sterk beïnvloed door de schaal van de turbineopstellingen . In de effectbeschrijving wordt geen aandacht besteed aan onderdelen van turbineopstellingen zoals verdeelstations. Dit soort bijproducten kan echter wel leiden tot onrust in het landschap (verrommeling). Bij de visualisaties ontbreekt een toelichting waarbij concreet ingegaan wordt op de invloed van de turbineopstellingen op het landschap. De visualisaties van de gecombineerde opstellingen maken bijvoorbeeld duidelijk dat er sprake is van omheining van de polder en afbakening van het Ijsselmeer. In de effectbeschrijving komt dit overigens nauwelijks naar voren . De visualisaties ondersteunen de beeldvorming redelijk goed, echter door de gekozen hoek laten ze soms maar een deel van de menselijke waarneming zien. Hierdoor is soms een deel van een opstelling zichtbaar terwijl in werkelijkheid meer van de opstelling waargenomen wordt. Wij adviseren u de initiatiefnemer het MER op bovenstaande punten aan te laten vullen . Op basis van o.a. het MER zijn wij overigens van mening dat het project in de Noordoostpolder zowel een zeer grote impact zal hebben op het visueel-ruimtelijk beeld van het landschap van de polder als van het landschap van het Ijsselmeer. Individuele opstellingen, zoals de Noordermeerdijk Buitendijks, kunnen een nieuwe identiteit en kwaliteit toevoegen aan het landschap. Echter, de verschillende opstellingen samen zorgen zowel voor omheining van de Noordoostpolder als voor afbakening van het Ijsselmeer.
- 2 /3 -
Ons kenmerk: 00875914
provinsje fryslan provincie fryslan • De horizon wordt over een zeer grote ruimte verstoord. De verschillende lijnen, bewegende rotoren en mogelijk ook kleuren zorgen voor een zeer onrustig en overgedimensioneerd beeld, zowel vanaf het Ijsselmeer als vanuit de polder. Hoogachtend,
J.A. Jorritsma, voorzitter
I.a.a.: Commissie voor de m.e.r. Postbus 2345 3500 GH Utrecht
- 3/3 -
Ons kenmerk : 00875914
provinsje fryslän provincie fryslän •
TNT Post Port betaald Port Payé Pays-Bas
postbus 20120 8900 hm leeuwarden
...
..::.:::.- ::-:: ri ••
_.~'"
•• ••• _ ,
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Minisrerie van Onderwijs, Cultuur en Werenschap > Retouradres Postbus 1600 3800 BP Amersfoort
Ministerie van Economische Zaken Directie Energie en Duurzaamheid T.a.v . dhr. ir. B.A. Wilbrink Postbus 20101 2500 EC DEN HAAG
Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Ame rsfoort www.cultureelerfgoed .nl
Contactpersoon Mw . drs. E. Romeijn T 033421 72 26 F 03342177 99 e. rome ijn@cultureelerfgoed .n I
Onze referentie AWT-2009 -441
Datum Betreft
\9
_0 I -
:20 I 0
Uw referentie ET/ED/ 9200734
Rijksinpassingsplan "Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder" en MER Windpark Noordoostpolde r
Geachte heer Wilbrink, Hartelijk dank voor het toezenden van de documenten m .b.t . Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder. Hierbij stuur ik u onze reactie hierop .
Rijksi npassingsplan "Windenergie langs de dijken van de Noordoostpol der" Toelichting Bij §6.7 Archeologie en Cultuurhistorie heb ik een aantal opmerkingen . • Archeologie In de 1e alinea expliciet de kans op aanwezigheid van scheepswrakken (zowel binnen - als buitendijks) noemen . In de 2e alinea adviseer ik tussen "200"en "archeologische monumenten" het woord "bekende" in te voegen. • Beschermd dorpsgezicht Urk 1e alinea, laatste zin : tussen "liggen buiten" en "dit beschermde gebied" invoegen "de contour" .
----
• Werelderfgoed ir. D.F. Woudagemaal Niet alleen gebouw (rijksmonument) is werelderfgoed. De begrenzing van het werelderfgoed is aanzienlijk ruimer, daarnaast geldt er een bufferzone (zie bijgevoegde kaart) . Van de voorgenomen ingreep dient de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht melding te maken bij UNESCO. Regels Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 6.1 : herstel van archeologische waarden is niet mogelijk, ik adviseer daarom het woord "herstel" te schrappen .
Mil ieueffectrapport W indpark Noordoostpolder MER Algemeen In het MER is voldoende informatie over de mogelijke effecten van de voorgenomen ingreep op de aanwezige cultuurhistorische waarde verzameld voor
Pagina 1 va n 2
het bevoegd gezag om een besluit op te kunnen baseren . Ik heb nog wel een paar detailopmerkingen .
Onze referentie AWT-2009-441
• § 5.6.2. Aan het lijstje Cultuurhistorische kernkwaliteiten in of nabij het plangebied moet het Ir. D.F. Woudagemaal te Lemmer worden toegevoegd , Werelderfgoedlijst UNESCO . • §9 .1l Er wordt verwezen naar een begrenzing van het beschermd gezicht in figuur 9.13. Deze contour (blauwe lijn) ontbreekt helaas . • Tabel 9 .18 en 9.19 bevatten geen informatie over cultuurhistorie (bv afstand hemelsbreed van de dichtstbijzijnde windturbine tot het beschermd gezicht UrkjWouda -gemaal als onderdeel van visuele kenmerken) . • Daarnaast is de aantasting van archeologische waarden niet in deze tabel opgenomen, hoewel dat omwille van de overzichtelijkheid wel te begrijpen is. MER Noordermeerdijk Buitendijks Specifiek in dit deelproject wordt aandacht gevraagd voor de UNESCO status van het Ir. D.F. Woudagemaal en omgeving in de gemeente Lemsterland . Bij de volgende paragrafen moet informatie over dit UNESCO-gebied worden meegewogen : .Bestaande milieutoestand (§ 3.5.2 Cultuurhistorie) .Gevolgen voor het milieu (§ 5.5.2 Cultuurhistorie) Het We relderfgoed is groter dan het beschermde rijksmonument Woudagemaal. Ook is het Werelderfgoed omgeven door een bufferzone (zie bijgevoegde kaart) . Dit feit is niet opgenomen als afwegingscriterium. In de visualisaties in de bijlagen geeft locatie nr. 10 een bewerking van de effecten op de ruimtelijke beleving van het windmolenpark op het gemaal. Die is vanuit de gekozen invalshoek uitermate minimaal. Het is te adviseren ook andere invalshoeken rond het ir. D.F. Woudagemaal (o .a. de IJsselmeerzijde) hierbij te betrekken . Op die manier kan een completer beeld geschetst worden van mogelijke effecten op de ruimtelijke beleving . Hoogachtend, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Mw. drs . E. Romeijn Consulent, Planvorming en Ruimtelijke Ordening
Bijlage : kaart begrenzingen Werelderfgoed Ir. D.F. Wou dage maal
CC: Provincie Flevoland, t .a.v . Gedeputeerde Staten Gemeente Noordoostpolder, t .a.v . Burgemeester en Wethouders Gemeente Lemsterland, , t.a.v . Burgemeester en Wethouders Commissie voor de milieuffectrapportage
Pag ina 2 van 2
/
/
i
."
.
I
r. D.F. Woudagemaal (Wouda pumping station)
.•. ...•
... . :
•
Ji
•
, •
•
-
' t ,"
,;.
• _ .... --
f
I
----'"
, , • 1
...-
•
4
-
•
• •
e· ....
. . . . . . . . . .. -
'
Lemmer l eaend
.
...".., ......
emsterland Brief van : Brief Van Uw brief/fax d.d. Uw kenmerk: 948064 Ons Kenmerk: u10.00218 Behandeld door: A. Hooymans Sector: Grondgebied Doorkiesnummer:
Provincie Flevoland E. Wagenaar Postbus 55 8200 AB LELYSTAD
Onderwerp: advies MER windparken Nooordoostpolder
LEMMER, 10 februarL~~1 0 Verzonden d.d.: ~t ~Kl.
1<8
Geachte heer, In uw brief van 28 januari 2010 geeft u aan dat u de gemeente Lemsterland alsnog in de gelegenheid stelt om advies uit te brengen over het MER Windparken Noordoostpolder. U verzoekt de gemeente om op korte termijn, voor 18 februari 2010, te reageren . De gemeente Lemsterland heeft de volgende opmerkingen/adviezen over het MER Windparken Noordoostpolder:
Recreatie In de MER Windparken Noordoostpolder wordt zeer summier op de mogelijke gevolgen voor de recreatie, en dan m.n. de recreatie voor de gemeente Lemsterland in gegaan. De samenstellers van de MER verwijzen naar onderzoeken die in Duitsland en Denemarken zijn gedaan en trekken daaruit de conclusie dat een windmolen park meestal een positief effect heeft op de ontwikkeling van het toerisme. Er wordt echter op geen enkele manier duidelijk gemaakt over welke vorm van recreatie deze onderzoeken specifiek gaan. Ook wordt niet duidelijk wat (de bouw van het) windmolenpark voor de recreatieve ontwikkeling die Lemmer voorstaat voor consequenties zal hebben. De aanvoerroute over het IJsselmeer wordt druk bevaren door recreanten. De IJsselmeerzeilers zijn een groep recreanten die geregeld van de voorzieningen van de gemeente Lemsterland gebruik maken. Het is realistisch om te verwachten dat deze groep recreanten (gedeeltelijk) juist afgestoten wordt door het enorme windmolenpark op de dijk van de Noordoostpolder. De gemeente Lemsterland vindt verdere onderbouwing of onderzoek noodzakelijk. Visserij Lemmer is van oudsher een vissersplaats. Ook nu nog zijn er een aantal Lemster vissers die op het IJsselmeer vissen. De strook water langs de noordoostpolderdijk is voor de IJsselmeervissers belangrijke visgrond. In het MER komt deze economische activiteit er maar bekaaid af. De gemeente Lemsterland adviseert om de IJsselmeervisserij beter in beeld te brengen en aanvullend onderzoek te doen naar de gevolgen van de bouw van het windmolenpark. Geluid. In het MER wordt ervan uitgegaan dat een nieuwe norm (Lden waarde van 47 dB) voor de beoordeling van geluid van windturbines in werking treedt op 1 januari 2010. De norm zou worden geïmplementeerd in het Activiteitenbesluit. Deze norm is niet overgenomen in het Burg. Krijgerplein 7, Postbus 2, 8530 AA LEMMER. Tel. (0514) 567575 Fax : (0514) 564635 Bankrekeningnummer B.N.G.: 28.50.04.948 RABO-bank: 33.70.04.994 Gironummer: 844522 E-mail :
[email protected] lnternet: www.lemsterland .nl
emsterland Activiteitenbesluit per 1-1-2010. Het is ook onduidelijk of en wanneer deze nieuwe norm in werking treedt. Het windturbinepark valt niet onder de regelgeving van het Activiteitenbesluit, maar is Wm vergunningplichtig . Naar onze mening moet worden getoetst aan de geldende normen, en niet aan niet bestaande normen uit een amvb die niet geldig is voor het windpark. Alternatieve locaties In het rapport worden alternatieve locaties wel aangegeven maar er wordt onvoldoende onderzocht welke locatie welke mogelijkheden biedt. Opvallend is bijvoorbeeld dat de locatie 'Boven Lelystad' verder niet besproken wordt. Waar de 'min' voor milieuwinst vandaan komt staat niet beschreven (ook niet voor de andere locaties). Evenmin zijn de 'plussen' voor landschap verklaard voor het windpark Noordoostpolder en voor de locatie 'Boven Lelystad'. Net zo min als de minnen voor de andere locaties. Kortom, de afweging wordt onvoldoende gemaakt. Landschap, open ruimte Zoals hierboven al gezegd wordt de plus voor landschap in de locatie keuze niet verklaard . Verder wordt gesteld dat landschap een subjectieve beleving is. Het lijkt de gemeente Lemsterland dat er meer te zeggen moet zijn over de invloed van de windmolens op de open ruimte die kenmerkend is voor het Ijsselmeer. De gemeente Lemsterland heeft altijd aangegeven dat de windmolens niet hoger mogen zijn dan 60 meter en dat de molens vanaf kilometerpaal 7 geplaatst mogen worden. In het MER moet aan deze variant aandacht worden besteed. In de visualisaties staan slechts twee foto's van windmolens met een hoogte van 60 meter. Deze zijn genomen vanaf de locaties Tacozijl en Strand Lemmer. Dit zijn te weinig visualisaties van deze variant om een duidelijk beeld te krijgen. Ons inziens is er sprake van inconsistent beleid. Op de Noordzee worden de windparken zodanig ver weg geplaatst dat er geen sprake is van visuele hinder. Op deze locatie is juist sprake van grote visuele hinder. Vleermuizen De effecten op vleermuizen worden met verschillende methoden in kaart gebracht. De onderzoeken zijn in 2006 en 2007 uitgevoerd. In 2009 is een nieuwe standaard voor vleermuisinventarisaties vastgesteld door de Gegevensautoriteit Natuur. Het protocol beschrijft het onderzoek dat nodig is om de aanwezigheid van vleermuizen vast te stellen en waarmee kan worden beoordeeld of er een ontheffingsaanvraag moet worden gedaan. Tot zover het advies van de gemeente Lemsterland . De tijd voor advies was inderdaad erg kort. Het MER is dan ook niet uitputtend doorgenomen. Er zijn echter door anderen zeer veel zienswijzen naar voren gebracht waar de gemeente Lemsterland zich ook in kan vinden.
Hoogachtend , Burgeme ster en wethouders van Lemsterland, de se~ S/algemeen directeur, de ~ rgemeester,
7
-=»(.2
B.G.W. Siebers.
=--
~
D.J. Stellingwerf.
Burg. Krijgerplein 7, Postbus 2, 8530 AA LEMMER. Tel. (0514) 567575 Fax: (05 14) 564635 Bankrekeningnummer B.N.G.: 28.50.04.948 RABO-bank: 33.70.04.994 Gironummer: 844522 E-mail :
[email protected] lnternet: www.lemsterland .nl
~
TPG Post Port betaald Port payé Pays-Bas
Lemsterland pH' th.l .. 2 H~
J "-\
I. 'm 11 .,.
1 9 tEB. 2010