In de stilte bidden Rina Kuijpers: winnaar 'Reflexie over bidden'
Tijdens de nachtelijke stilte hoorde ik gemurmel en dacht, glimlachend: “mijn ouders overlopen de dag”. Langzaam sijpelde tot me door dat hun stemmenkadans geen gewoon gesprek was. Mijn ouders baden samen voor ze insliepen. Na een tijdje vielen de stemmen weg. Een gevulde stilte bleef hangen. De oude dag eindigde en de nieuwe begon met God. Aanvaarden en uit handen geven mèt hem was hun geloof dat ze onbewust doorgaven.
De Aanwezige is in ons Tijdens een lezing van Simonne Pacot zinderde haar openingszin lang in me na: “Wij zijn bewoond door de Heilige Geest”. Ze legde sterk de nadruk op de “Aanwezigheid” in ons. We bidden tot iemand. Daarin opent zich een relatie met een “jij”. Bidden is in contact treden met God zoals ik op dit moment ben. We hebben honderden redenen het uit te stellen: te moe, te druk, straks. Jezus draalt niet en zegt:” Kom tot mij, jij die afgemat en belast bent.”(Mt.11,28) Ja, alles begint met stilte waar we eerst mogen thuiskomen in ons eigen lichaam. Onze aandacht gaat van de voeten naar het hoofd. En, “luister,” luidt het eerste woord uit de Regel van Benedictus. Leg je oor, met respect en aandacht, te luisteren naar binnen. Gedachten en gevoelens allerhande kunnen dit luisteren intens en herhaaldelijk verstoren. Ze zijn er en verder hoef ik me daar niet mee bezig te houden. Als ik negeer of probeer in te gaan tegen alles wat me in de stilte kan storen, draai ik rond in mijn eigen vicieuze cirkel. In plaats daarvan neem ik waar wat is en welke onderliggende gevoelens meespelen. Wat in de stilte naar boven komt wil bevrijd worden. Dit bevrijden gebeurt echter niet door ons eigen toedoen maar mèt de Aanwezige. Eerst toelaten maakt dat we beetje bij beetje ook kunnen loslaten door waar te nemen wat er ook NOG is: het luisteren naar die zachte bries in ons. Het fluisteren van Jezus’ naam op het ritme van onze adem.
Uit verlangen bidden We bidden vaak voor geschenken als gezondheid, geluk, vrede, werk, gerechtigheid enzovoort. De contemplatieve oefeningen van Franz Jalics leerden me hoe op een dieper niveau bidden alles te maken heeft met een onweerstaanbaar verlangen in samenklank te komen met de Gever. Daarom vraag ik hem uitdrukkelijk mij te leiden en neem ik me voor deze tijd aan hem te schenken. Zelf hoef ik niets te bewerkstelligen want ik ben de geschapene. Ik aanvaard mijn menselijkheid. Een grote uitdaging in deze tijd. Erbij zijn en laten gebeuren als Jezus zegt:“ Ik zal jou rust geven omdat ik zachtmoedig ben”(Mt.11). Dit is in nederigheid toestaan dat God me kneedt naar zijn evenbeeld. Hij wil ons diep raken op een weg die groei en verandering inhoudt. Niet vrijblijvend. Bang hoeven we echter niet te zijn, als we door water en vuur heen moeten, stelt Jesaja, omdat hij bij ons is. Mèt de Aanwezige komen onze levenskeuzes dichter bij Gods droom over ons.
“En als ik niet kan bidden of door een woestijn ga,” vroeg de monnik aan zijn leermeester waarop die vroeg of het verlangen er is. Het gezicht van de monnik klaarde op. “Dat is genoeg,” zei de meester.
We wenden ons toe vanuit het hart Net terug van een controle bij de dokter vroeg een begeleider aan een man met een mentale beperking hoe het was geweest. “Alles is oké met mijn hart,” antwoordde hij prompt, “God woont daar.” In ons bidden, brengen gedachten en concepten over God ons snel op het mentale niveau waar analyses, oordelen en waarderingen op de loer liggen. Ze staan een eenvoudige verbondenheid met God in de weg. Het beeld over de ander of onszelf bevindt zich dan ver van de werkelijkheid dat we geliefde kinderen zijn van God. Bidden is in contact zijn met de Aanwezige die zegt dat het goed is zoals het is, dat alles er mag zijn zonder oordeel. Het nodigt ons uit tot een positieve en actieve houding van aanvaarding zoals we op dit moment zijn en kunnen zijn. Zo mogen we ons telkens opnieuw toewenden tot de Aanwezige. Deze toewending houdt al bevrijding en verandering in. Zelfaanvaarding is misschien de hoogste vorm van bidden vanuit het hart.
God is een weg De kleine vis ging op zoek naar de grote oceaan. Hij zwom en zwom en toen hij een grote ervaren vis tegenkwam, stelde hij zijn prangende vraag: waar is de grote oceaan? “Je zwemt erin,” was het antwoord. Bidden is ons openstellen en verbinden met wat reeds is, de Aanwezigheid in ons. God is een weg met wie elk bidden een nieuw begin inluidt en ons voedt met echte vrede. Vrede die verbindt.
Bidden: waarom, hoe, voor wie…? Bartho Versteeg: tweede in categorie ‘Reflexie over bidden’
Toen ik twaalf jaar oud was stopte ik met bidden. Een moment wat in mijn geheugen gegrift staat: Voor het slapen gaan knielde ik voor mijn bed en sprak woorden uit die mijn ouders mij geleerd hadden. Maar opeens zag ik mezelf op mijn knieën liggen en deze woorden opzeggen, en het kwam me als totaal zinloos over. Tot wie zei ik deze woorden? Mijn ouders hadden me geleerd dat er een God was. In ons protestantse gezin nam het geloof een nadrukkelijke plaats in: we gingen elke zondag naar de kerk, mijn vader bad aan tafel en las uit de Bijbel. Maar op een of andere manier werd het woord ‘God’ voor mij een leeg woord. En bidden werd daardoor in mijn ogen een lege activiteit. Hoe dat kon? De puberteit die begon, het afzetten tegen wat ik van mijn ouders had ontvangen? Het secularisatieproces wat God tot een leeg begrip maakte? Het zal een optelsom geweest zijn van al die factoren. En wellicht ontbreekt de belangrijkste: ik was alleen met mijn aangeleerde gebed. Er werd wel over God en tot God gepraat, maar alleen vanuit standaardzinnen en vanuit geloofswaarheden die
vaststonden. Er werd niet echt geluisterd. Niet in het dagelijks leven en ook niet wanneer er over God gesproken werd. En tóch begon ik jaren later weer met bidden! Ik werd ziek, mijn wereld viel in duigen. Ik ging zoeken naar de zin van alles. Voor het eerst luisterde ik in de kerk naar wat er gezegd werd. Ik ging de Bijbel lezen. Ik luisterde naar christelijke radioprogramma’s. Toen iemand de uitnodiging deed om eerlijk tegen God te zeggen wat je dwarszat én ook je eigen fouten toe te geven, heb ik dat gedaan. Voor mij was dat na tien jaar mijn eerste gebed. En vanaf dat moment ben ik niet meer opgehouden met bidden. Vanaf het moment dat ik weer bad, was er de ervaring alsof er iemand naar mij luisterde. Ik kende op dat moment die ervaring nog niet echt. Het was nieuw en het raakte me heel diep. Pas later, toen ik mensen leerde kennen die naar mij luisterden, herkende ik deze ervaring. Bidden gaf mij niet alleen het gevoel dat er iemand naar mij luisterde, maar ook de ervaring dat ik zelf in een ‘luisterstand’ geplaatst werd. Zoals Abraham Joshua Heschel zegt: ‘Wij spreken niet met God; we maken ons voor Hem aanspreekbaar. In het gebed laten wij het kostbaarste dat in ons is, naar Hem toestromen, storten wij ons hart voor Hem uit. Gebed is niet een gedachtewisseling tussen twee personen, tussen twee subjecten; het is een poging het object van Zijn gedachten te worden’(*). Door te bidden leerde ik luisteren, naar Bijbelwoorden die opeens niet meer hopeloos ouderwets bleken te zijn en naar medegelovigen die al lange tijd op weg waren op hun geloofsreis. Zo ontdekte ik later het klooster en de waarde van de getijden. Daar startte het leerproces dat niet alles om mijn gedachten en gevoelens draait tijdens het bidden en mag ik leren meebidden met anderen. Nog regelmatig vraag ik mezelf af wat ik aan het doen ben als ik bid. Kan ik mijn tijd niet nuttiger besteden? Zou God er echt zijn? Heeft het zin? Verandert er wat in het leven van mensen als ik voor ze bid? Sinds ik weer begonnen ben met bidden kan ik deze vragen stellen tijdens het bidden. En kan ik die vragen stellen aan medegelovigen. Antwoorden ontvang ik vaker dan verwacht, maar soms ook niet. Na het delen van pijn en leegte ontspringt er soms een spontaan ‘Dank U Heer!` Woorden kunnen het mysterie van werkelijk contact echter niet beschrijven. Stilte wordt daarom steeds belangrijker in dat contact. Wanneer de deur opengaat in het contact heb ik niet in de hand. Van bidden snap ik nog steeds weinig. Waarom doe ik het en voor wie? Als er geen luisterend oor zou zijn, was ik er al lang mee gestopt. En wat ik vind en denk over bidden is steeds minder belangrijk. God lijkt nog steeds in ons bidden te geloven! (*) Abraham Joshua Heschel ‘In het licht van zijn aangezicht’ p. 19
Bidden, een halve eeuw rode draad doorheen mijn bestaan, mijn leven, mijn doorleefd leven. Loes Verleyen: derde in categorie ‘Reflexie over bidden’
Bidden, het maakte deel uit van mijn kinderjaren: ' wat God bewaart, is wel bewaart 'als er onweer losbarstte en ik met broer en zus onder de tafel kropen, tal van wees- ge- groetjes op Allerzielen voor de ' zieltjes in het vagevuur', wee- ge- groetjes om genezing voor ons terminaal ziek nichtje of voor ons
tante die werd aangereden door een dronken bestuurde en op slag dood was, of een dagelijks wees-gegroetje als slaapmutsje. Toen ik tiener werd kreeg bidden een andere betekenis , niet langer het prevelen van wees- ge- groetjes maar mee-zingen met de liedjes van Elly en Rikkert, stil worden tijdens de week-ends van Eigentijdse jeugd of Jonge Kerk. Ik trouwde, kreeg kinderen en mijn bidden werd danken; danken voor wat ik kreeg: gezonde kinderen, een job die ik met hart en ziel vervulde ( verpleegkundige n de thuiszorg) tot... mijn derde kind overleed aan wiegendood. Bidden werd vragen: ' Waarom hij? ' werd God vervloeken omdat Hij dit toeliet, bidden werd dromen dat de dood slechts een boze droom was , ' s nachts zien hoe mijn dode zoontje opstond uit zijn grafje en hier blij om zijn om dan ' s morgens terug te keren tot de trieste werkelijkheid. 6 maanden later sterft mijn vader; hoeveel kan een mens dragen aan verdriet en gemis? Maar bidden wordt een kracht voelen die me doet opstaan van mijn mesthoop , die me doet doorgaan , los door het verdriet en de leegte en ik vind troost in gesprekken met God. Ik zie opnieuw zijn goedheid en voel zijn kracht om de zorg voor mijn kinderen en mijn patiënten opnieuw tenvolle op te nemen. Elly en Rikkert zingen het zo mooi: ' Iemand ging me voor en daarom ga ik door...' Bidden krijgt een andere diemensie wanneer de vader van mijn kinderen wegvlucht in alcohol en verandert in een agressieve psychopaat en dictator die niet terug deinst voor fysiek , verbaal en emotioneel geweld: ik bid opdat hij zou genezen van die verschrikkelijke verslaving, smeek om therapie.. tot ik besef dat God geen deus ex machina is , maar dat Hij elke mens de vrije keuze laat. Het was een verscheurende keuze om na 16 jaar een relatie op te geven ,maar tegelijkertijd een bevrijding om zelfrespect te herwinnen. Maar de chantage, de ziekelijke indocterinatie en opmakerij vanwege mijn ex naar de kinderen zetten een felle domper op mijn relatie met de kinderen: 2' kozen '( een keuze onder enorme druk)radicaal voor hun vader en ik verdween uit hun leven . ( Ondertussen vond 1 de weg terug). Ik voelde me Job op zijn mesthoop want in je moeder- zijn ontkend worden, vervreemden van je eigen vlees en bloed is een wond die nooit geneest, het is een ONRECHT. Stuurloos voel ik me als een kapitein op een zinkend schip, rusteloos en gebroken of toch niet? Ik denk aan de woorden: ' Het geknakte riet zal Hij niet breken'. Bidden wordt troost zoeken in sacraal dansen; al mijn zorgen en verdriet laten opgaan in bewegende verbondenheid. Bidden wordt ook schrijven: ik schrijf me bloot als uitlaatklep en bevrijding voor mijn verwonde ziel en ik hunker naar verhalen van mensen hoe zij niet geheel verdrinken in een oceaan van verdriet.. Ik vond de weg naar Taizé- vieringen waarbij het repetitieve zo heilzaam en zo helend is: ' o Lord, hear my prayer' of ' Behüte mich Gott, ich vertraue dir...'
Bidden wordt opnieu w zingen: een deeltje onrecht uitzingen; eigen onrecht, onrecht van zwarten, van kanslozen, gevangenen...Quetzales en ' Zing Zondag' geven me hiertoe de kans. Bidden wordt ook doen in de vorm van vrijwilligerswerk. Vandaag is bidden dankbaar zijn om mijn partner , om vele echte vrienden, om mijn ' gasten' met een mentale beperking waar ik als verpleegkundige verantwoordelijk voor ben. Bidden is een kus op het graf van mijn zoon en vader , wetend dat ik hen weerzie. Bidden is leven van dag tot dag en proberen tevreden te zijn met wat ik heb, niet wat ik mis. Bidden is de tekst lezen en herlezen van Huub Oosterhuis, honderden malen, een tekst over de steen die is weggerold zodat duisternis plaats maakt voor licht, voorgoed! Bidden is uitkijken naar mijn nog ongeboren kleinzoontje voor wie mijn overleden zoontje Servaas de beschermengel zal zijn. Bidden is vragen om innerlijke vrede voor mezelf en allen die ik liefheb, want na al die jaren weet ik , voel ik dat in de stroom van het leven liefde altijd zijn weg vindt.
Mijn geliefde, Verhelst Marcel: winnaar categorie 'Brief aan iemand op zoek naar God'
Zopas vernam ik dat je mij zoekt. Dat maakt me blij en dus kom ik je zeker tegemoet. Al eeuwen help ik mensen om mij te vinden. Dat is heel eenvoudig, hoor: ik kom gewoon in hun leven. Vaak ben ik wel teleurgesteld als ze mij niet herkennen. Dat komt omdat ze al een voorstelling van mij gemaakt hebben en menen te weten hoe ik er moet uitzien. Daar zitten ze dan tevergeefs naar uit te kijken, terwijl ze er blind voor blijven dat ik heel dichtbij ben. Ik moet dikwijls lachen om de gekke beelden die ze van mij maken. Zoals een danser met vier armen of een guitige olifant. Bij de Simpsons ben ik een grote reus in zijn hemd. Met zijn lompe voeten dreigt hij Homer wel eens te verpletteren. Best leuk, maar dat maakt mij toch triestig. Want zo ben ik helemaal niet en ik zit echt niet ergens boven de wolken almachtig te zijn. Toch krijgen mensen dat maar niet uit hun hoofd. Ik moet per se de grote baas zijn, die de wetten stelt voor alles en iedereen. Maar iemand die baas over je speelt, daar heb je toch alleen maar schrik van? Neen, zo iemand ben ik niet. Ik wil liefhebben, niet heersen. Wat ik noodzakelijke vormen van liefde vind, moet je niet mijn geboden noemen. Want ik weet waarom je mij zoekt. Daarom ben ik al dicht bij jou vanaf je geboorte. Toen je als baby voor het eerst je oogjes opende, zag je niet een hoop genetisch materiaal waaruit je door de evolutie voortgekomen was, maar iemand die zich glimlachend over je boog en liefde uitstraalde. Dat maakte je rustig, want onbewust kreeg je het vertrouwen dat het die liefde was die je leven mogelijk zou maken. Dit heeft zich wellicht al duizend keer herhaald in je leven. Als je dat echt wil zien, dan zie je dat ook: hoe er overal iets op de mensen afkomt dat getuigt van mijn grote liefde. Het doet je leven. Het doet je geloven in jezelf. Het wordt je voortdurend geschonken door andere mensen. Maar soms ook door gelukkige omstandigheden, door de natuurlijke gang van zaken, kortom door alles waardoor je kansen krijgt om je leven uit te bouwen. Het doet je groeien, het maakt je vrij en zelfstandig. Dat ‘het’ ben ik dus. Mijn aanwezigheid kan je ook weerbaarder maken als lijden en
verdriet op je afkomen. Daar sta ik even hulpeloos tegenover als jij. Maar ik bèn er. Ik kèn je noden en wil je er doorheen helpen. Het verhaal gaat dat ik lang geleden al aan Mozes verteld heb wie of liever hoe ik ben: ‘Ik ben Jahweh’, zei ik, ‘dat is ‘Ik-zal-er-altijd-zijn’ en ‘Ik heb de noodkreten van mijn volk gehoord’. Als jij je daar op een dag allemaal bewust van wordt, kom je mij wel op het spoor. Dan ontdek je dat de bron van al die liefde zonder grenzen is en dat ze alles overstijgt, ook het kwaad en het lijden en zelfs de dood. Sommigen noemen het Liefde, met een hoofdletter. Dat heb ik graag. Want dat is wel het mooiste beeld dat ze van mij kunnen maken. Ja, fluister ik dan: dat bèn ik. Een Liefde die blijft en die je doet leven. Ook als je doodgaat. Of als er niemand anders meer voor je is. Maak dus alstublieft maar geen gekke voorstellingen meer van mij, want dan loop je mij mis. Doe liever zoals Jezus van Nazareth. Die wist dat ik in hem aanwezig was en toonde dat in het openbaar: hij bejegende alle mensen, zonder onderscheid, liefdevol. Hij schonk ze leven, hoop en toekomst en gaf daar zelfs zijn eigen leven voor. Daarom noemden ze hem mijn Zoon. Dat heb ik altijd fijn gevonden. Ook al is het weer een beeld uit de mensenwereld, zoals Jezus en zijn vrienden mij ook Vader noemen. Dat heb ik veel liever dan Heer of Koning of Almachtige. Al die bazen, weet je nog? Als een goede vader heb ik Jezus dan ook niet in de steek gelaten toen hij gekruisigd werd. Ik ben nog altijd bij hem en hij is nog altijd bij mij. Zo gaat dat tussen een goede vader en een goede zoon of dochter. Zo zal het ook gaan tussen jou en mij. Zoek dus maar niet langer. Ik kom zelf wel naar je toe. Met een warme groet, Ik-zal-er-altijd-zijn Marcel
Mijn vriend, Radino Jaklien: tweede in categorie ‘brief aan iemand die op zoek is naar God’
je vraagt me hoe je God kunt zoeken. Ach, kan men een liefdesavontuur uitstippelen? Er zijn wel heel wat mooie en wijze boeken over geschreven die ik je graag aanbeveel. Toch is de weg naar God - uiteindelijk - een heel persoonlijke weg. Voor de ene is het zwoegen en zweten. De ander ervaart het als een dans..... Mijn zoektocht is er vooral een van komen tot mijn eigen waarheid en die - diep verscholen kwetsbaarheid "openen". Die beslissing om te openen ligt niet voor de hand. Het doet me denken aan wat ik ooit zag gebeuren aan een klein Indisch jongetje in Calcutta (India). Ik neem je even mee in dat verhaal :
Als ik de kale zaal binnenkom kijken een twintigtal baby-kinderen vanuit hun armtierige ijzeren ledikantjes op. Sommigen lachen of beginnen te roepen. Enkelen springen op. Maar híj niet. Hij zit daar. Bewegingloos. Verstijfd. Te grote ogen onder angstig gefronste wenkbrauwen. De mondhoeken omlaag
getrokken. Klaar om te wenen...Fysiek lijkt hij slechts een jaar oud -maar meegerekend dat ondervoeding jonger laat uitschijnen – vermoed ik dat hij toch een jaar of 2 is. Ik glimlach. Het doet hem nog méér verstarren. De mondhoeken zakken nóg lager dan ik voor mogelijk had gehouden. Ik zet een stapje in zijn richting. Hij deinst naar achter. En het wenen begint. Geluidloos stromen de tranen. Alsof hij zich machteloos overgeleverd voelt. Ik wil hem niet bruskeren maar moet wel dichterbij komen om hem te voeden. Hij laat zich gelaten de papfles aan de mond leggen terwijl hij mij angstvallig tranend blijft aanstaren. Ik heb mijn handen al snel vol aan de andere rakkers. Wie rechtop kan zitten til ik uit zijn bedje . Dan begin ik met het voeden zoals ze dat daar doen. Per zes kinderen in een kleine kring op de schrale mat. Een lepel in die mond, dan een lepel in de volgende mond. Nadien doe ik hen een verse doek om. En dan begin ik met ze te ravotten terwijl de werksters me verbaasd glimlachend gadeslaan. Voor de kleintjes is het een plezier van jewelste! Ik merk dat ook de kleine bange jongen toekijkt vanuit zijn bedje. Nog altijd verstijfd. Pijnlijk fronsend. Angstig.... Dag na dag kom ik nader. Zoek oogcontact vanop afstand. Glimlach. Gebaar naar hem . Sta een poosje rustig bij zijn bedje om hem aan mij te laten wennen. Praat zachtjes. Zing zachtjes. Streel het vingertje waarmee hij een tralie omklemt. Hij weent nu niet meer, maar zijn gezichtje blijft angstig verwrongen en zijn lijfje haast bewegingloos. Nog altijd bang. Acht weken vliegen voorbij. De andere kinderen zijn nu zeer vertrouwd . Het is alles haast een ritueel geworden. Ik til ieder joelend kind weer uit zijn bedje en begin met de voeding. Dat is het moment waarop het rustig wordt in de zaal. Haast stil.... Tot ik plots achter mij een iel stemmetje hoor: “Hé! ” Ik draai mij om. De kleine jongen kijkt mij recht aan met zijn veel te grote ogen. Hij herhaalt nauwelijks hoorbaar : ”Hé!” Dan spreidt hij langzaam zijn armpjes , als een bede om opgetild te worden. De wereld staat stil. Ik ben ten diepste ontroerd. Ik sluit hem voorzichtig in mijn armen. Een zoet moment!...Toch, het verrast. Hij voelt zo breekbaar. Houterig en onnatuurlijk. Hij laat zich niet echt koesteren. Nog niet. Nog een lange weg te gaan... Maar hij zei al :'já!'
Zo is ook mijn weg naar God, mijn vriend: mij openen. Beschouwen en mij leren toevertrouwen aan het Mysterie. De armen uitsteken en mij laten optillen! ...Openen - zoals een bloem haar blaadjes opent en haar blote hart kwetsbaar naar de zon keert! Zegt het jou iets?
Ik groet je alvast vanuit een zonovergoten plekje langs de weg , Een vriend. Radino Jaklien
Dierbare D., Bep Van Mullekom: derde in categorie ‘Brief aan iemand die op zoek is naar God’
‘Waar is Hij dan, die God van jullie?’, riep je uit. Giftig was je. Een bedreigde wesp, bereid om wie zich in je buurt waagde te steken. Iedereen aan de tafel rondom je zweeg. In eerste instantie verdedigden we ons, verschansten ons tegen je onverhoedse aanval op ons gevoel van saamhorigheid. We dachten: is dat nou nodig, zo’n emotionele uitbarsting? Waarom moet ze de serene sfeer van deze bezinningsdagen verpesten? We voelden ons misschien zelfs gegriefd in onze religieuze gevoelens, en we schudden je venijn van ons af als enkel een jaloerse schreeuw om aandacht. Maar in de stilte die volgde, bleef je vraag intens rondzoemen. We beseften denk ik allemaal, lieve D., dat je een wezenlijke vraag had gesteld. Een noodkreet, die als een angel in ons vlees bleef steken. ‘Heer, red mij, ik verga!’ De eeuwige smeekbede die uit alle uithoeken van de aarde opklinkt, zodra we de krant opslaan, het tv-journaal bekijken. Een dagelijks terugkerend bombardement van beelden en woorden dat ons verdooft en blind maakt. Een scherm tussen ons en de wereld. Jouw vraag wordt weerspiegeld in de lege blik van medepassagiers ’s avonds laat in de metro van de grote stad, schuilplaats voor de schimmen. In de afgestompte gezichten van patiënten in de overvolle wachtkamer van de huisarts in een achterstandswijk. Waar zijn ze eigenlijk gebleven, de bedelende zwervers en junkies in het straatbeeld? Rond het station, hun vroegere pleisterplaats, is geen spoor meer van ze te bekennen. Het is gloednieuw en betoverend mooi, omgeven door hoge gebouwen die de zon weerkaatsen. Het centrum biedt geen plek meer voor aanstootgevende types. Het hart van de stad is leeg. Wij schermen ons af voor die vraag van jou, D. Wij geloven. Wij hebben Hem niet nodig, die God van ons naar wie jij zo wanhopig op zoek bent. Hij is verworden tot een gezapige vanzelfsprekendheid in ons bestaan. We denken Hem gevonden te hebben. Tot het lot toeslaat en onze eigen nood jouw vraag als een echo naar onze lippen doet stijgen. Wanneer de stormen opsteken in ons leven, een woeste wind aan onze stutten rukt. Wanneer we moeten toegeven dat de grond waarop we staan misschien toch niet op een rots gebouwd is, maar voelt als drijfzand. Wanneer de moed ons ontzinkt, de hoop uitdooft, onze levenslust langzaam uit ons wegsijpelt, de dood ons wil verleiden tot een dans. Wanneer we jouw wanhoop in ons eigen hart toe durven te laten, en jouw vraag de onze wordt. Op dit punt van mijn brief aan jou aangekomen lieve D., voel ik de verleiding opkomen om te doen of ik een antwoord voor je heb. Zo zou ik je vraag naar de vindplaats van God kunnen vergelijken met die naar de liefde. Waar is de liefde? Overal, dus nergens. In het meedogen van de barmhartige Samaritaan en in het zwijgen van de vrienden van Job. In de glimlach van een kind en in de doodse verlatenheid op het kruis. Splintertjes liefde, goddelijke vonken. Zoek en je zult vinden, want Hij zoekt jou. Hoor maar naar de woorden uit het Hooglied, D.: Mijn duif, verscholen in de spleten van de rots, in de holten van de bergwand laat mij je gezicht zien, laat mij je stem horen. ‘Oude woorden, gemakkelijke beelden’, schamper je, en ik, ik sta met lege handen. Je vraagt me meer dan ik je kan bieden. Je vraag is groter dan elk antwoord dat ik kan verzinnen. Je vraag daagt me uit. Heb ik de moed, heb ik genoeg geloof, om met jouw vraag te leven, om te leven zonder de zekerheid van een antwoord? Om mijn ware gezicht te laten zien, mijn stem, mijn noodkreet te laten horen, om me niet te
verbergen voor de liefde? Om niet te vinden, niet te zoeken, maar om me te laten vinden in de helse verlatenheid van mijn verlangend hart? Ik weet het niet. Hartegroet van Bep
“ÉL TE ESCUCHA! HIJ LUISTERT NAAR JOU!” Jan Wuyts: winnaar in categorie ‘Actualisering Bijbelverhaal’ ‘De Rijke jongeling’
“Moeder sprak ooit over haar oom Frans, een jongere broer van mijn grootmoeder. Hij is om politieke redenen naar Spanje getrokken en sindsdien is er nooit nog iets van hem gehoord. Leefde hij nog?. Was die man doodarm of steenrijk?” Nu ontvangt Maggy een overlijdensbericht uit Spanje en dat zij de enige erfgename is van zijn landgoed, waarop een drievoudig woonhuis staat met annex, en van een bedrag van vierhonderdduizend Euro. “Mag ik U verzoeken U in België in verbinding te stellen met de Spaanse ambassade.” Bij dezelfde post is er ook een prentkaart van broeder Willem. Rudy was met mij in de leiding bij de scouts, en is broeder Willem geworden in een Franse abdij. Wij houden contact met elkaar. Goede kerel!. Op de kaart staat de foto van een granieten blok met een uitgehouwen tekst: ‘Ecoutez-le! Il vous écoute.’ Op de ambassade raadt men ons aan ons zo vlug mogelijk ter plekke op de hoogte te stellen van de juiste stand van zaken. “De advocaat van de gemeente zal jullie ontvangen.” In Almamira brengt hij ons naar het ‘domein’. We maken kennis met de huurders. Wij verblijven in de kleinere aanbouw waar oom Frans woonde tot hij overleden is. We lopen even door de kamers. Op een kastje ligt een Spaanse versie van de Navolging van Christus. Op de allereerste, onbedrukte bladzijde, leest Maggy: “Escúchalo! Él te escucha”. Zij komt mij te hulp: ‘Luister naar hem! Hij luistert naar jou’, de tekst op de kaart van broeder Willem. Op onze thuisreis passeren we graag even langs Lourdes. Op weg naar de grot kruisen we een groep Italiaanse bedevaarders Zij dragen een spandoek mee. Maggy vestigt mijn aandacht op de tekst: “Ascoltatelo, egli ti ascolta ”! “Die woorden achtervolgen ons! Ze maken mij onrustig.” We rijden ook langs bij broeder Willem. Wij vertellen ons bijzondere verhaal. De stille en aandachtige blik van Willem leidt ons naar een diepgaand gesprek. Willem haalt van onder zijn pij een beduimeld bijbeltje te voorschijn. Hij leest voor: ‘Als u onverdeeld goed wilt zijn, ga dan uw bezit verkopen en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen.”. “Het gaat hier over roeping,” zegt Willem. “En roeping is een uitnodiging, geen bevel. Wat doen jullie met de uitnodiging?” Ik ben niet helemaal mee. Ik vraag om uitleg. Willem antwoordt niet meteen.. Maggy’s aandacht gaat naar een tekst in kaligrafie aan de muur van de spreekplaats. Beeldt zij zich dit in of is het echt? ‘ In vier talen: ‘Ecoutez-le! Il vous écoute’; ‘Escúchalo! Él te escucha.’; ‘Ascoltatelo! Egli ti ascolta.’;‘Ipsum audite! Audit vos’. De blikken van de twee mannen gaan dezelfde richting uit. “Staat daar de uitleg waarom je vroeg, Dirk?” Ik kijk hulpbehoevend naar Maggy. Ik weet met dit soort
toestanden geen raad. Haar woorden afwegend, zegt Maggy, traag en toch niet aarzelend: ‘Pas nu zie ik de boodschap, een duidelijk programma. ‘Luister naar Hem’, met een hoofdletter. Ik zal het immense bedrag van de erfenis schenken aan Broederlijk Delen en aan Vredeseilanden, omdat zij plaatselijke ontwikkelingsinitiatieven ondersteunen, waar ik volkomen achtersta. Op de laatste gezinsgroep hebben we gesproken over de nieuwe trend tot samen bouwen, samen wonen vanuit ecologisch, economisch en sociaal standpunt. We zagen nog niet dar daar ook een evangelische kant aan zit. Wij kunnen in alle vrijheid uitzoeken hoe wij, gastvrij en dienstbaar, gebruik maken van de ruime woongelegenheden in Almamira. Dat vinden we zelf wel uit. Onze weg mag vandaag elders lopen dan die van Jezus toen, maar we lopen wel dezelfde richting uit. ‘Hij luistert immers naar ons’”. Het wordt weer stil. We kijken samen naar de kaligrafische tekst. Ik ken mijn vrouw. Ik houd van haar. Maar zo heb ik haar nog niet meegemaakt. Er flitsen door mijn hoofd een paar vaag bekende namen uit de Schrift: Judith, Debora, ook Maria. “Maggy, ik ben fier op je.” Onze handen en onze monden zoeken en vinden elkaar.
'Dat ons bidden tot de hemel door mag dringen' Esther Nys: tweede in categorie ‘Actualisering Bijbelverhaal’ Jakobs droom in Betel Gen. 28,10-22
Rudi , een welvarend landman met een bloeiend veebedrijf. Sam, doctor in de rechten. Van afkomst inwijkelingen. Tweelingbroers, die het hun mama niet gemakkelijk hebben gemaakt tijdens zwangerschap en bevalling. Vooral de kleine Sam was lastig geweest. En nog altijd. Het gaat niet goed tussen de twee. Sam wordt altijd de 'kleine' genoemd en dat zint hem niet. De Rudi is dan nog getrouwd met een rijke jonge dochter uit dit vreemde land. Vader kon er tegen. Moeder minder. En Sam moet het voorlopig doen met zijn studiebeurs. Maar koste wat het kost: hij zou zijn man staan! Gesteund door slimme mama Dana, vervalst hij zijn identiteitspapieren, verduistert een paar aandelen van rijke opa en ontfutselt af en toe de bankkaart van pa. Hij staat daarmee wat hoger op de ladder van aanzien en macht. Vader Juri kijkt toe maar ziet niet. Vaak weet hij niet eens wie voor hem staat. Tweelingen doen twijfelen. Hij merkt evenmin het bedrog. Rudi wel. Die is er op uitgekomen. Het maakt hem woest. Hij zoekt zich te wreken op die onderkruiper! En Sam is bang. Maar banger nog maakt hem het aanhoudend knagen in zijn hart. Vals spelen blijft vreten . Elke dag als hij van de Unief thuiskomt, ziet hij de broer met wie hij in onmin leeft en wordt hij met zijn beschamend bedrog geconfronteerd. En al wordt hij door zijn moeder beschermd: zo verder kan het niet. Hij begint laat thuis te komen, zich te verschansen in zijn studeerkamer, bij vrienden te logeren... en uiteindelijk beslist hij alleen te gaan wonen. Het is geen leven meer thuis. Met een traan maakt Mama Dana de koffers klaar, steekt er stiekem haar spaarcenten bij, kust hem een goede reis toe, een ontspannend verblijf bij oom Dany en een trouw met één van de dochters. Hij gaat!... Naar het land van zijn roots, een nest van leugen en ontgoochelingen, van ruzie en jaloezie om vrouwen en rijkdom.
Goed op dreef, weigert zijn aftandse wagen opeens dienst. Onherstelbaar. Op eigen krachten moet hij verder door onbekend gebied, een zwervende pelgrim, een dakloze met een te zware last van vete en bedrog. Hij besefte het niet: vluchten is helemaal alleen de ballast meesleuren die gaandeweg zwaarder wordt. En elke ambitie op nul laten zakken. Eindelijk een herkenningspunt: hier is papa gered van de dood toen hij met opa op zoek was naar brandhout voor de haard. Een vreemde heeft hem uit de handen van een roversbende gered. Goddank! anders was ik er niet... En Rudi ook niet. Daar is ze weer, die ongedachte aan die broer. Het wordt avond. En duister. "Ik ben het moe! Laat mij hier maar in die barak op de stenen neervallen en slapen en vergeten en dromen. Wat zalig!!!" ... En het wordt morgen. Wat heeft het deugd gedaan! 'Opstaan', zegt de zon in het oosten! In één ruk gaat hij staan. "Heb ik gedroomd? Ik zag daarnet nog lieve mensen om mij heen. Ze noemden zich van God gezonden. Was dat een antwoord op mijn avondgebed? Ik had gebeden dat de glimlach en de kus van mijn vader ook die van God zouden zijn. En geroepen heb ik, zonder enig antwoord tenzij een glimp van een gedaante in een lichtschijnsel ver boven mij. Ik riep toen naar opa, naar familie en vrienden die nader bij God wonen. 'Willen jullie die ondragelijke koffers overnemen? Ik wil ze kwijt. Mijn armen zijn kapot en mijn leden en mijn hart te moe om hoger te klimmen. Ik kan niet meer'... En de droomengelen kwamen elke dag met een stukje troost: een gewichtloos doosje hoop, een verrekijkend uitzicht, een mistig teken van vergeving, een beloftevolle bouwsteen van de grond waar ik lag en het visioen van een huwelijk en veel kinderen: met de vriendelijke groeten van God, die ik meende te zien wuiven.. of was het een zegen? Naar boven droegen die vriendelijke mensen mijn zwarte, zware koffer wrok mee, brokstukken angst, een dikke knoop wroeging en kilometers heimwee. Ze kwamen heen en terug, op en af... en nog eens,en nog... telkens met groeiend inzicht, een glimlach en een warme knuffel die mij opkikkerde. Tot ik nergens nog last van had. Ik ben hier wat blijven hangen, heb enkele ha. grond gekocht met het mooie bedrag van ons ma, en heb die vrienden die mij geholpen hadden aangesproken. Samen hebben we stenen gekapt en een gedenkteken opgericht. In een nabije amandelboom werd een plaat opgehangen: 'gereserveerd voor een pelgrimsoord en een huis waar zwervers kunnen rusten en bezwaarden verlichting vinden'. Een vroom souvenir en een belofte voor als ik terugkom. Dat ga ik blijven sponsoren" Vóór hij vertrok gaf hij nog een uitgebreide dankudrink met muziek en dans. Dagdromend en zingend in zijn nieuwe wagen, schuurde de jongeman weg. Blij en bevrijd van kommer en zorg, want hij had God ontmoet in al die vrienden. De toekomst lag voor hem...nog vele jaren te gaan. En terug. Met vrouw en een resem kinderen... Van hogerhand beloofd! en met Rudi? ...Ik stuur een smsje... Ze wuifden hem nog lang na, de engelen.
‘Jakobs droom in Betel’- Gen.28,10-20 Magda Vingerhoets: derde in ‘Actualisering Bijbelverhaal’
‘Jullie denken nu toch niet dat ik dat oud stuk meubel van opa op mijn kot wil?’ Het gezicht van Eline loopt rood aan en haar stem slaat over van verontwaardiging. Haar ouders hebben haar net meegedeeld dat er een plaats vrijkomt in het woon-en zorgcentrum in de buurt van opa en dat hij daar binnenkort naartoe zal gaan. Het oude herenhuis zal dus leeggemaakt moeten worden en dat bureau is te groot voor de kamer van opa. ‘Eline, we kunnen toch moeilijk voor jou een nieuw bureau kopen terwijl we een stijlvol meubel zouden wegdoen. Ik weet zeker dat het gerieflijk zal zijn op je kot’, probeert ma te sussen. ‘Gerieflijk? Zeker niet! Dat donker gevaarte past helemaal niet bij dat lichte bed en de kleerkast! Ik zal verlegen zijn als mijn vrienden op bezoek komen’, sakkert ze verder. ’Kindje, je weet dat we het niet zo breed hebben en we doen ons best om je te laten verder studeren’, komt pa er nu tussen. ‘Jaja, als oudste ben ik weer de klos. Wedden dat ons Benthe over twee jaar wel een volledig nieuw ingerichte studio krijgt als ze naar Leuven gaat. En jullie krijgen toch een studietoelage voor mij. Waarvoor dient die dan?’ Met een klap slaat Eline de keukendeur dicht en trekt naar haar kamer. Haar ouders kijken eens veelbetekenend naar mekaar en zuchten. ‘Ze zal wel bijdraaien als het zover is’, sust ma. Alleen op haar kamer beseft Eline ook wel dat ze onredelijk gereageerd heeft maar ze voelt zich te slecht in haar vel om dat toe te geven. Haar vriendje heeft haar onlangs de bons gegeven en haar beste vriendin is nog met vakantie. Nijdig opent ze haar laptop en begint te surfen. Een week later is het zover. Haar beddengoed - waaronder een splinternieuw dekbedovertrek - , een deel van haar kleren, toiletgerief en schrijfgerei heeft ze zelf mee verhuisd maar naar dat bureau heeft ze niet eens willen kijken. Pa heeft ervoor gezorgd dat een vriend dat meubel kon ophalen en naar haar kot bracht. En dat juist in dezelfde week dat opa verhuisd moest worden. Wanneer ze noodgedwongen op opa’s stoel aan het bureau zit, merkt ze dat het toch goed staat bij die warmrode muur erachter en nu vindt ze het toch wel handig om zoveel plaats te hebben om haar cursussen en andere spullen op te leggen. Ze opent de schuiven aan de zijkant en vindt in elk ervan een verrassingspakje. Die opa toch! Ze kent hem eigenlijk alleen als de wat stuurse notaris die altijd netjes in het pak zat en veel uren op zijn bureel doorbracht. Nu haalt ze een dure balpen, een bordeauxleren pennenbakje en een bijhorende map tevoorschijn. Uit een kleurrijk papiertje haalt ze een zakje tevoorschijn met haar lievelingssnoepjes. In het sleutelkastje ontdekt ze een bruin zeeroverskistje, een heel oud stuk speelgoed met goudkleurige opdruk en een hangslotje. Nieuwsgierig draait ze het open en vindt zijn naamstempel, het bijhorend inktkussendoosje en een briefje. Door zijn parkinsonisme kan opa niet meer duidelijk schrijven en Eline beseft nu dat hij daaronder lijdt. Ze herinnert zich zijn amusante, netjes geschreven briefjes die ze van hem ontving toen ze op kamp was met de Chiro. Die las ze liever dan de vermanende epistels van haar ouders. Ze laat zich achterover vallen in de zachtleren bureaustoel en leest.
Lieve Eline, We staan allebei voor een nieuwe toekomst. Jij als beloftevolle studente in een bruisende stad. Geniet volop van je vrijgevochten leven maar vergeet daarbij je boeken niet. Ik zit nu in mijn laatste station en probeer er het beste van te maken. Aan mijn oudste kleindochter geef ik hierbij mijn stempel, mijn zegel, mijn naam. Jij hoeft zeker geen notaris te worden, maar draag je familienaam met ere. Het ga je goed meisje! Met veel liefde, je opa Verbouwereerd zit Eline met het kistje in haar handen. Tranen prikken in haar ogen. Opa, lieve opa toch… en ik was altijd zo kortaf tegen jou. Ik zal dit kistje en de inhoud zeker bewaren en als ik ooit kleinkinderen krijg, zal ik het ook aan de oudste doorgeven. En volgend weekend kom ik je zeker bezoeken, dat is beloofd.