Kinderrechten
in alle staten! Een handreiking over jeugdbeleid voor provinciebestuurders
2007
voor
nd e ijzo r
ht
andac a e D UG G E J R ZO
Kindersterfte Zuigelingensterfte Jeugdcriminaliteit Jeugdwerkloosheid Kinderen in tehuizen Kinderen in achterstandswijken Kinderen in uitkeringsgezinnen Kindermishandeling Kinderen met onderwijsachterstand Schoolverzuim Openbare speelruimte Tienermoeders
met b
Kinderen in Tel is de Nederlandse versie van Kids Count, een project van de Amerikaanse Annie E. Casey Foundation uit Baltimore. Kids Count heeft gelijksoortige vergelijkingen van de Amerikaanse staten gepresenteerd. Kids Count functioneert al langere tijd. Op deze manier kunnen ook veranderingen op de scoringslijst inzichtelijk worden gemaakt. In Nederland gaat het in 2007 om de tweede editie. In de eerste editie in 2006 lag de nadruk vanwege de gemeenteraadsverkiezingen op de gemeenten, in 2007 ligt de nadruk op de provincies in verband met de verkiezingen voor provinciale staten op 7 maart 2007. De indicatoren van de twaalf provincies zijn ook weergegeven op ‘de harde schijf van het provinciaal jeugdbeleid’.
KINDEREN TELLEN MEE Hoe is de situatie van jeugdigen in de twaalf Nederlandse provincies? Wat doen provincies met kinderrechten? Hoe pakt een onderlinge vergelijking van de provincies uit? In welke provincies gaat het goed met de jeugd en welke gemeenten scoren laag? Wat kunnen de provincies de komende jaren ondernemen om de situatie van jeugdigen in hun gemeenten te verbeteren? Het project Kinderen in Tel presenteert een rangorde van provincies. De scoringslijst laat de verschillen tussen de provincies zien. De scoringslijst is opgesteld aan de hand van 12 indicatoren. Het Verwey-Jonker Instituut is verantwoordelijk voor de data, deze zijn afkomstig van officiële statistieken zoals het CBS.
De provincie met de meest problematische situatie van de jeugd heeft in deze scoringslijst nr. 1 gekregen.
Afstand 10,29 m
Oproep AAN ALLE COMMISSARISSEN VAN DE KONINGIN, AAN ALLE LEDEN VAN GEDEPUTEERDE STATEN EN AAN ALLE LEDEN VAN PROVINCIALE STATEN VAN NEDERLAND! Kinderrechten en jeugdbeleid hoog op de provinciale agenda! ‘Provinciale Staten vertegenwoordigen de gehele bevolking van de provincie’, zo staat het in artikel 7 van de Provinciewet. Misschien had Thorbecke, de allereerste opsteller van de Provinciewet, nog niet de minderjarigen uit zijn tijd voor de geest, maar in de 21e eeuw zijn wij – naar de formulering van pedagoog Micha de Winter – kinderen als medeburgers gaan beschouwen. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) legt de grondslag voor een actief jeugdbeleid: met het belang van het kind voorop, met inspraak van jeugdigen, zonder discriminatie en met volop kansen voor ontwikkeling. De jeugdzorg staat volop in de maatschappelijke schijnwerpers. Er zijn een aantal incidenten, ook met dodelijke afloop, soms boze en gefrustreerde ouders, wachtlijsten (opgelost?), soms ondeskundig en onzorgvuldig handelen. De jeugdzorg is de provincie een zorg. Provincies zijn de schakel tussen het Rijk en de gemeenten. Samenwerking met beide andere beleidsniveaus is onontbeerlijk. De Wet op de Jeugdzorg en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning zijn een uitnodiging tot en een bevestiging van deze samenwerking. Kinderen in Tel brengt de situatie van de jeugd per provincie in beeld en geeft een ranglijst aan de hand van een twaalftal indicatoren. Kinderen in Tel stimuleert hiermee een vreedzame competitie tussen de provincies. Een wedstrijd zonder verliezers met vooral de kinderen en jongeren als winnaars! Zorg dat uw provincie steeds beter op deze lijst te voorschijn komt! Kinderen in Tel blijft de ontwikkeling van de situatie van de jeugd volgen en zal in de toekomst nieuwe ranglijsten uitbrengen.
Een actief jeugdbeleid op provinciaal niveau: kinderrechten in alle staten!
Nelleke Bakkeren-Voogt directeur Stichting Kinderpostzegels Nederland
Stan Meuwese directeur Defence for Children International
Karin van den Oudenalder directeur Stichting Johanna Kinderfonds
Henk Franken directeur Unicef
Rob van Gaal directeur Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind
Jan Wezendonk directeur Nationaal Fonds Kinderhulp
Henk Kasbergen directeur Jantje Beton
Afstand: d: mm Afstan 12,54 10,06 mm A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 1
26-02-2007 10:39:07
RECHTEN VAN KINDEREN Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), opgesteld door de Verenigde Naties, is in 1995 voor Nederland van kracht geworden. Bijna alle landen van de wereld hebben het Verdrag aanvaard. De regering moet iedere vijf jaar aan een speciaal VN-Comité rapporteren over de toepassing van het kinderrechtenverdrag in het land. Dit Comité is ook zeer geïnteresseerd in hoe het Verdrag op decentraal niveau doorwerkt. Het kinderrechtenverdrag legt de kinderrechten vooral vast in de vorm van zorgplichten van de overheid. Het kinderrechtenverdrag kent vier basisbeginselen: discriminatieverbod (artikel 2) het belang van het kind voorop (artikel 3) recht op ontwikkeling (artikel 6) inspraak van kinderen en jongeren in alles wat hun aangaat (artikel 12)
• • • •
Het Verdrag heeft betrekking op nagenoeg alle aspecten van het leven van kinderen. De inhoud van het Verdrag laat zich verdelen in drie categoriën, de drie P´s: bescherming van kinderen (protection) tegen mishandeling, uitbuiting, • geweld en verwaarlozing;
voor kinderen (provisions) op het terrein van onderwijs, huisvesting, • voorzieningen gezondheidszorg en speelruimte;
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 2
26-02-2007 10:39:07
van kinderen aan de samenleving (participation) in de vorm van inspraak, • meedoen hoorrecht, vrijheid van meningsuiting, informatierecht.
Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind kan op drie manieren een rol spelen: 1. als juridisch instrument Het kinderrechtenverdrag speelt een steeds grotere rol in de rechtszaal. In een procedure waarin een minderjarige (of de ouders) probeert het recht op jeugdzorg gerealiseerd te krijgen, kunnen provincies hiermee te maken krijgen. 2. als pedagogische opgave Het kinderrechtenverdrag houdt een uitdaging in voor iedereen die met en voor kinderen en jongeren werkt. Het Verdrag stelt het belang van het kind voorop. Kinderrechten behoren de leidraad te zijn voor het handelen van alle jeugdzorgers, alle onderwijsgevenden en alle andere beroepskrachten die met en voor kinderen werken. 3. als basis voor jeugdbeleid Het kinderrechtenverdrag staat vol met uitdrukkingen als: ‘de staat garandeert, de staat respecteert, de staat neemt alle passende maatregelen om…’ Deze formuleringen bevestigen de verantwoordelijkheid van de overheid om de rechten van kinderen waar te maken. Met overheid wordt de overheid op alle beleidsniveaus bedoeld, dus ook op provinciaal niveau. Kortom, de kinderrechten vormen de basis van het provinciaal jeugdbeleid. Het kinderrechtenverdrag is het fundament voor de manier waarop de samenleving met haar kinderen en jongeren om hoort te gaan. Het Verdrag ziet de jeugdigen als burgers-in-de-groei. Kinderen hebben rechten. Ouders, opvoeders en overheden hebben de plicht deze rechten waar te maken.
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 3
26-02-2007 10:39:08
JEUGDZORG De meeste kinderen groeien op zonder al te veel problemen. Iedere peuter heeft kinder ziekten, iedere puber verovert de eigen iden titeit. Dat zijn de gewone alledaagse pro blemen in opgroeien en opvoeden. Dat komt meestal allemaal min of meer vanzelf wel weer goed. Sommige kinderen en jongeren hebben extra zorg nodig. Niet alle zorg voor de jeugd is jeugdzorg (in de zin der wet). Jeugdzorg is niet alle zorg voor de jeugd. Jeugdzorg betreft de professionele hulp die kinderen en jongeren (en hun ouders) nodig hebben bij problemen. De omschrijving van jeugdzorg uit de wet luidt: ondersteuning van en hulp aan jeugdigen, hun ouders, stiefouders of anderen, die een jeugdige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden, bij opgroei- of opvoedingsproblemen of dreigende zodanige problemen. Het is een breed begrip waaronder veel vormen van zorg worden begrepen. Jeugdzorg omvat: jeugdzorg op grond van de Wet op de Jeugdzorg; geestelijke gezondheidszorg voor jeug digen (jeugd-GGZ op grond van AWBZ); zorg voor licht gehandicapte jeugdigen (LVG op grond van AWBZ); civiele plaatsingen in justitiële jeugdinrichtingen (op grond van de Begin selenwet Justitiële Jeugdinrichtingen. Er is een nieuwe wettelijke regeling in voor bereiding ter uitvoering van de beleidsbeslissing om minderjarigen geplaatst op grond van een ondertoezichtstelling niet meer samen te plaatsen met minderjari gen die geplaatst zijn op grond van jeugdstrafrecht).
• • • •
EEN NIEUWE WET De Wet op de Jeugdzorg (WJZ) is op 1 januari 2005 in werking getreden en vervangt de Wet op de Jeugdhulpverlening (WJHV). De WJZ heeft de volgende kenmerken: 1. De vraag van de cliënt centraal De Wet op de jeugdzorg heeft niet het aanbod van de instellingen als vertrekpunt, maar stelt de vraag van de cliënt centraal. 2. Recht op (geïndiceerde) jeugdzorg Een jeugdige heeft een aanspraak op zorg (recht op zorg) wanneer het Bureau Jeugdzorg hiervoor een indicatie gesteld heeft. De zorg moet ‘op tijd’ en ‘op maat’ beschikbaar zijn voor de cliënt. Dit recht op jeugdzorg is mede gebaseerd op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. 3. Eén centrale, herkenbare toegang tot de jeugdzorg Er is één onafhankelijk Bureau Jeugdzorg per provincie of grootstedelijke regio. Dat is de centrale toegang tot alle jeugdzorg. Het bureau doet als enige – onafhankelijke – instelling de beoordeling van het verzoek om hulp (indicatie). 4. Integratie van een aantal voorzieningen in één Bureau Jeugdzorg Het Bureau Jeugdzorg biedt onderdak aan de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling, jeugdreclassering, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en de Kindertelefoon. Het Bureau Jeugdzorg kan ook een Kinderrechtswinkel omvatten. 5. Introductie van gezinscoaching De Wet op de Jeugdzorg regelt ook de gezinscoach. Een gezinscoach moet er-
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 4
26-02-2007 10:39:08
voor zorgen dat gezinnen met verschillende problemen (bijvoorbeeld financiële schulden, verslaving en opvoedingsproblemen) die omringd worden door veel hulpverleners, het overzicht op hun eigen situatie niet verliezen. DE ROL VAN DE PROVINCIES De jeugdzorg is in 1992 op grond van de oude Wet op de Jeugdhulpverlening gedecentraliseerd naar de twaalf provincies. De drie grootstedelijke regio’s Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden hebben in de jeugdzorg dezelfde positie als provincies. De nieuwe Wet op de Jeugdzorg maakt de provincies verantwoordelijk voor het Bu reau Jeugdzorg én voor de jeugdzorg gebaseerd op de Wet op de Jeugdzorg. Zij ontvangen hiervoor twee doeluitkeringen van het Rijk: één voor het zorgaanbod (de feitelijke hulp) en één voor het Bureau Jeugdzorg (vooral de indicatie en verwijzing). Aan deze laatste doeluitkering voegt Justitie de middelen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering toe. De zorgverzekeraars doen dat voor de indicatiestelling voor de jeugdGGZ. Kortom, de provincies zijn verantwoordelijk voor: het Bureau Jeugdzorg in de provincie het jeugdzorgaanbod in de provincie.
• •
BUREAU JEUGDZORG De nieuwe Wet op de Jeugdzorg legt de positie van de Bureaus Jeugdzorg wettelijk vast. Elke provincie heeft één Bureau Jeugdzorg met verschillende regionale vestigingen. 1. Kerntaak Bureau Jeugdzorg: indicatiestelling Het belangrijkste werk van het Bureau Jeugdzorg is het beoordelen van het verzoek om hulp en het vaststellen van de
juiste zorg. Het beoordelen van de vraag van een cliënt staat dus los van het feitelijke aanbod aan jeugdzorg. Daardoor kan de indicatiestelling onafhankelijk plaatsvinden. Het Bureau Jeugdzorg bekijkt óf de cliënt zorg nodig heeft en zo ja welke. Dit leidt in het laatste geval tot een indicatiebesluit, een formeel besluit dat er hulp nodig is. Dit besluit is een officieel besluit in de zin van het administratief recht, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Het Bureau Jeugdzorg verleent in principe zelf geen hulp op vrijwillige basis (dat wil zeggen zonder kinderbeschermingsmaatregel). Er is een uitzondering voor hulpverlening in de vorm van vijf gesprekken (binnen maximaal zes maanden). Het bureau moet over verschillende disciplines beschikken om te kunnen indiceren voor al de vormen van jeugdzorg. Is vrijwillige hulp niet mogelijk, dan kan een kinderbeschermingsmaatregel overwogen worden. Het Bureau Jeugdzorg is in een dergelijke situatie verplicht de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen. De Raad doet dan een nader onderzoek en kan de kinderrechter zo nodig vragen om een kinderbeschermingsmaatregel (met name ondertoezichtstelling). In dat geval is Bureau Jeugdzorg belast met de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen. 2. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) is onderdeel van het Bureau Jeugdzorg. Een melding van (een vermoeden van) kindermishandeling leidt in veel gevallen tot een vorm van jeugdzorg. Het AMK moet zeven dagen per week dag en nacht bereikbaar zijn via het landelijke telefoonnummer 0900 – 1231230. Het AMK moet organisatorisch een apart onderdeel van Bureau Jeugdzorg zijn.
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 5
26-02-2007 10:39:09
Het AMK kan zelf contact opnemen met een gezin om te bekijken of er sprake is van kindermishandeling, of er hulpverlening nodig is en of het nodig is de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek te vragen. 3. De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen Het Bureau Jeugdzorg voert een door de kinderrechter – op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming – opgelegde kinderbeschermingsmaatregel (meestal ondertoe zichtstelling) uit. De gezinsvoogd houdt in dat geval toezicht op de jeugdige en biedt hulp en steun bij de opvoeding. Dit kan betekenen dat de ouders en de jeugdige aanwijzingen krijgen die zij moeten opvolgen. Soms is het beter om het kind (tijdelijk) uit huis te plaatsen. De kinderrechter moet een aparte machtiging afgeven, wanneer een uithuisplaatsing noodzakelijk is. Bij een ondertoezichtstelling is de begeleiding er op gericht de ouders zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk te laten blijven voor de opvoeding. In uitzonderingsgevallen kan de kinderrechter – op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming – de ouders van het gezag ontheffen of uit het gezag ontzetten. Het Bureau Jeugdzorg krijgt dan meestal de voogdij. Het is formeel dan geheel verantwoordelijk voor de opvoeding van het betreffende kind. 4. De uitvoering van de jeugdreclassering
5. Kindertelefoon Onderdeel van ieder Bureau Jeugdzorg is een voorziening voor ‘het door vrijwilligers per telefoon laten adviseren over door hen telefonisch voorgelegde vragen en problemen’. Zo omschrijft de wet in artikel 10 lid 3 sub c de Kindertelefoon. De Kindertelefoon is sinds het Jaar voor het Kind 1979 als laagdrempelige voorziening niet meer weg te denken. Het biedt gemakkelijk en direct contact met kinderen over zaken die hen bezig houden. De Kindertelefoon interpreteert ‘telefoon’ zo ruim dat er hier ook chatcontacten met kinderen via de computer (en telefoonlijn) onder vallen. Voor kinderen lijkt het gemakkelijker moeilijke problemen via chatten aan de orde te stellen dan via een telefoongesprek. 6. Kinderrechtswinkel Het beantwoorden van ‘vragen van jeugdigen over hun juridische positie’ is de kern van de taak van de Kinderrechtswinkels, zoals die zich sinds het Internationaal Jongerenjaar 1985 hebben ontwikkeld. Bureaus Jeugdzorg kunnen op grond van artikel 4 lid 2 een Kinderrechtswinkel (hetzelfde geldt voor een Opvoedwinkel) in stand houden, voorzover Gedeputeerde Staten daarvoor toestemming geven. Helaas wordt niet in alle provincies van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt. Er is niet overal zo’n eenvoudige en goedkope Kinderrechtswinkel. Kinderrechtswinkels hebben een vanzelfsprekende rol bij het verwezenlijken van rechten van kinderen.
Het Bureau Jeugdzorg is ook verantwoordelijk voor de jeugdreclassering. De medewerkers voor jeugdreclassering moeten jeugdigen door hulpverlening (soms onder dwang, met een juridische ‘stok achter de deur’) en begeleiding weer een goede plek in de samenleving geven. De jeugdreclassering gaat over begeleiding en toezicht in het kader van het jeugdstrafrecht.
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 6
26-02-2007 10:39:09
De keten van jeugdzorg
Zorgaanbod Kinderen, jongeren en ouders
Bureau Jeugdzorg Toegang
Algemene voorziening Huisarts Jeugdgezondheidszorg Scholen Algemeen Maatschappelijk Werk
Indicering Jeugdbescherming Jeugdreclassering AMK
Jeugdzorg (WJZ) Jeugd-ggz (AWBZ) Jeugd-Ivg (AWBZ) Justitiële jeugdinrichtingen (BJI)
Kindertelefoon Kinderrechtswinkel
Raad voor de Kinderbescherming
Kinderrechter Rechtbank
Keten van jeugdzorg
JEUGDZORGVOORZIENINGEN Jeugdzorg is jeugdhulp en meer Jeugdzorg (volgens de Wet op de Jeugdzorg) omvat: jeugdhulp verblijf observatiediagnostiek.
• • •
Jeugdhulp heeft betrekking op behandeling of begeleiding van een jeugdige of een persoon uit de omgeving van de jeugdige. Jeugdhulp kan plaatsvinden in ambulante vorm of gecombineerd met verblijf in de vorm van een residentiële setting (kindertehuis), begeleide kamerbewoning of anderszins. Wanneer een jeugdige in een kindertehuis verblijft, vindt in een aantal gevallen observatie van het kind plaats. Een bijzondere en belangrijke vorm van jeugdzorg is pleegzorg: onderbrenging in een pleeg-
gezin heeft in beginsel de voorkeur boven een kindertehuis. Naarmate de jeugdigen ouder zijn, is pleegzorg minder gemakkelijk te realiseren. De jeugdzorginstelling is verantwoor delijk voor de begeleiding van de pleeg ouders. Er zijn in Nederland enkele tientallen jeugdzorgaanbieders. Dat zijn allemaal multifunc tionele organisaties, dat wil zeggen dat zij verschillende vormen van jeugdzorg in hun aanbod hebben. De meeste provincies hebben maar met enkele jeugdzorgaanbieders te maken, sommige provincies met maar één instelling. Een hulpverleningsplan De jeugdzorgaanbieder maakt op basis van de indicatie een hulpverleningsplan. Dit plan is een belangrijk instrument in de relatie met de cliënt. Bij het opstellen worden jeugdige en ouders betrokken. Zij weten dus van
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 7
26-02-2007 10:39:09
tevoren wat hun te wachten staat en wat van Cliënten (minderjarigen én ouders) kunnen hen wordt verwacht. De cliënt moet het eens daar terecht voor: zijn met het hulpverleningsplan en mag zijn/ informatie over rechtspositie en de haar dossier inzien. Is de cliënt nog geen klachtmogelijkheden in de jeugdzorg; twaalf jaar of handelingsonbekwaam, dan advies over de manier waarop cliënten moet een ouder of verzorger toestemming de instelling/hulpverlener tot oplos geven. Is de cliënt ouder dan twaalf en jonsingen kunnen komen; ger dan zestien jaar, dan moeten zowel de hulp bij het opstellen van een klachtbrief jongere als de ouder of de verzorger instemen ondersteuning bij de voorbereiding men. Er is één uitzondering: bij een kindervan en tijdens de hoorzitting van de beschermingsmaatregel uitgesproken door klachtencommissie; de kinderrechter is uiteraard instemming begeleiding bij een bemiddelings juridisch niet noodzakelijk. gesprek met de hulpverlener en eventueel zijn/haar leidinggevende; verwijzing naar een andere instantie CLIËNTENBELEID, KLACHTENREGELING bijvoorbeeld een advocaat voor juridisch EN VERTROUWENSPERSOON advies of een cliëntenorganisatie voor lotgenotencontact. Betrokkenheid van cliënten, zowel kinderen De vertrouwenspersoon werkt niet bij de en jongeren als ouders, is de hoeksteen van jeugdzorg en is dus onafhankelijk. De verde wettelijke regeling van de jeugdzorg. trouwenspersoon spreekt ook geen oordeel Cliëntenparticipatie laat zich niet eenvoudig uit over de klacht. De dienstverlening is realiseren. Per provincie komen inspraakorga- gratis. nen tot stand. In kindertehuizen worden jongerenraden ingesteld. Bestuurders en jeugd- Signalering van knelpunten zorgers moeten leren de cliënten serieus te De vertrouwenspersoon registreert de binnemen. Zowel jongeren als ouders moeten nengekomen vragen en klachten. Zo wordt ondersteund worden om zich uit te spreken duidelijk welke knelpunten cliënten ervavanuit hun ervaring en positie. ren. De vertrouwenspersoon bespreekt de knelpunten (anoniem) met de instellingen Per jeugdvoorziening en per Bureau Jeugd- van de jeugdzorg. zorg zijn klachtenregelingen voorgeschreven. ‘Een klacht is een gratis advies’, luidt een bekende uitdrukking. Cliënten komen SAMENWERKING MET GEMEENTEN er niet gemakkelijk toe hun klachten binnen de daarvoor bestemde procedures te uiten. Jeugdzorg is de primaire verantwoordelijkAlthans, de indruk bestaat dat er meer heid van de provincies, maar ook gemeengeklaagd wordt dan dat er klachten inge- ten hebben een eigen rol te vervullen. Deze diend worden. rol wordt versterkt door de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), waarin binDe wet schrijft voor dat er per provincie een nen ‘prestatieveld 2’ vijf gemeentelijke func cliëntenvertrouwenspersoon jeugdzorg (CVP- ties worden aangeduid: JZ), ondergebracht bij een onafhankelijke instelling, ter beschikking is. informatie en advies; signalering; toeleiding tot hulpaanbod; licht pedagogische hulp; coördinatie van zorg op lokaal niveau.
• • • • •
• • • • •
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 8
26-02-2007 10:39:09
Het opzetten van een Centrum voor Jeugd en Gezin voor elke buurt past in deze trend. In een Centrum voor Jeugd en Gezin, waarvan het Consultatiebureau de kern vormt, wordt een aantal sociaal-pedagogische func ties op het terrein van opvoedingsondersteuning beschikbaar gesteld. Het is als het ware een ‘pedagogische huisartsenpost’ als gemeentelijke voorziening, terwijl de pro vinciaal georganiseerde jeugdzorg meer de specialistische zorg vertegenwoordigt. KRITIEK EN DISCUSSIE Met de invoering van de Wet op de Jeugdzorg is de zorg om jeugdzorg niet voorbij. De Wet op de Jeugdzorg levert allerlei pro blemen op, dit ondanks het feit dat er meer dan tien jaar aan de wetgeving voor de jeugdzorg gesleuteld is. Er is ook niet op alle fronten een eensluidende opvatting over wat precies de problemen van de jeugdzorg zijn. Veel genoemde kritiekpunten zijn:
Er zijn allerlei pilots, experimenten en projecten. Provincies hebben binnen de wettelijke regeling ruimte om hun eigen jeugdzorgbeleid te maken. Per provincie worden vierjarenplannen gemaakt met een uitwerking per kalenderjaar. In deze planprocedure ligt ook de mogelijkheid van Provinciale Staten om invloed uit te oefenen. Naar de mate waarin provincies eigen financiële middelen kunnen toevoegen aan de rijksbijdragen zijn er mogelijkheden een eigen invulling te geven aan het jeugdzorgbeleid. De jeugdzorg is niet af. De Wet op de Jeugdzorg sluit niet zo zeer honderd jaar kinderwetten af, maar vormt de start voor een nieuwe ontwikkeling gericht op meer samenhang, meer kwaliteit, meer professionaliteit, meer participatie. De provincies hebben de opgave daar een substantiële bijdrage aan te leveren.
jeugdzorg is te bureaucratisch; • de jeugdzorg heeft te weinig capaciteit; • de de • jeugdzorg kent te weinig professionaliteit; • de jeugdzorg is nog steeds te veel versnipperd; • de jeugdzorg werkt niet goed samen met andere voorzieningen; • de jeugdzorg krijgt veel onoplosbare opvoedproblemen op haar bordje; jeugdzorg geeft te weinig ruimte aan • de landelijke specialistische voorzieningen. Jeugdzorg is een complexe materie, met een meer dan honderdjarige geschiedenis, vol vakjargon, met een reeks voorzieningen en met veel spelers: de rijksoverheid (VWS én Justitie), de provincies, de gemeenten en ´het veld´, verenigd in de MOgroep. Er zijn stapels rapporten en onderzoeken: van Operatie Jong, de Jeugdzorgbrigade, de Inspectie Jeugdzorg en consultancybureaus (onder meer over de evaluatie van de wet).
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 9
26-02-2007 10:39:10
Vertrouwenspersoon
◆
Tevredenheidsonderzoek
■
Kindertelefoon
●
Kinderrechtswinkel
❖
Klachtencommissie
✤
Cliëntenraad
ACTIE
▲
STIMULEER JEUGDPARTICIPATIE! CREËER RANDVOORWAARDEN OM JONGERENCLIËNTENRADEN MOGELIJK TE MAKEN. GEEF EEN KINDERRECHTSWINKEL EEN EIGEN PLAATS BIJ BUREAU JEUGDZORG.
10
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 10
26-02-2007 10:39:10
CLIËNTENBELEID JEUGDZORG Elke hoofdlocatie van de Bureaus Jeugdzorg (15) gaf via telefonische interviews informatie over het cliëntenbeleid op de volgende punten: cliëntenraad, vertrouwenspersoon, klachtencommissie, cliënttevredenheidsonderzoek, Kindertelefoon, Kinderen- en Jongerenrechtswinkel. Bijna ieder bureau heeft – volgens het wettelijke vereiste – een cliëntenraad. Stadsregio Rotterdam en de provincies Zeeland en Noord-Brabant hebben dit in 2006 (nog) niet. Maar jongereninspraak kan van alles betekenen. Soms zitten er vooral ouders in de cliëntenraad, soms is de cliëntenraad ‘slapende’. De ene keer telt de cliëntenraad maximaal twee leden, de andere keer maximaal vijf; de een komt twee keer per jaar bij elkaar en de andere negen keer. Alle provincies voldoen aan het wettelijke vereiste van een (externe) vertrouwenspersoon. Ook beschikken alle lokale Bureaus Jeugdzorg over een klachtencommissie. Verder is cliënttevredenheidsonderzoek weliswaar geen wettelijke verplichting, maar wel belangrijk voor kwaliteitsbeleid. Bijna iedereen voert periodiek zo’n onderzoek uit: de C-toets. De een doet dit eens in de drie jaar, de ander drie keer per jaar. Zeeland doet ook onderzoek door en onder jongeren: peer groep raadpleging. Alleen Drenthe en Flevoland deden nog geen C-toets; dit is een plan voor 2007. In alle provincies en de drie stadsregio’s bestaat er een Kindertelefoon. In Drenthe is deze ondergebracht bij Bureau Jeugdzorg Groningen. In Zeeland is de voorziening uitbesteed aan de telefonische hulpdienst. Het chatten raakt overal steeds meer in opmars. Een kinderrechtswinkel kan onderdeel uitmaken van een Bureau Jeugdzorg. De wet geeft daarvoor de ruimte. Een kinderrechtswinkel is formeel geen wettelijke verplichting. Van een redelijke spreiding van eenvoudig toegankelijke rechtshulp voor minderjarigen is op dit moment geen sprake. Van het netwerk van ruim 15 kinderrechtswinkels zijn er nog maar enkele over. De provincie heeft de bevoegdheid het Bureau Jeugdzorg (financieel) de ruimte te geven om een Kinderrechtswinkel als voorziening in stand te houden. Bij een jeugdzorg, gebaseerd op kinderrechten, past een voorziening waar kinderen en jongeren op een voor hen begrijpelijke wijze advies en informatie kunnen krijgen over hun rechtspositie.
11
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 11
26-02-2007 10:39:11
percentage INSTROOM INDICATIES JEUGDZORG 1,7 tot 2 [1] 1,4 tot 1,7 [4] 1,1 tot 1,4 [2] 0,8 tot 1,1 [4] 0,5 tot 0,8 [1] PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 1,31 Zeeland oord-Brabant N Drenthe Limburg Zuid-Holland Flevoland Gelderland Utrecht Overijssel Friesland Groningen Agglomeratie Amsterdam
1,76 1,67 1,62 1,60 1,51 1,36 1,20 1,05 0,99 0,98 0,96 0,62
De bijgaande kaart laat de verschillen zien in percentuele instroom in de jeugdzorg per provincie. De laagste instroom vinden we in de agglomeratie Amsterdam, waar de instroom 0,62% van alle 0- tot en met 17-jarigen bedraagt. Opmerkelijk genoeg zien we de hoogste instroom in de provincies die in de algemene ranglijst op de laatste plaatsen staan (Zeeland, Noord-Brabant en Drenthe). Zeeland staat hier bovenaan met een instroom van 1,76%.
12
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 12
26-02-2007 10:39:11
BUREAU JEUGDZORG
Het percentage 0- tot 17-jarigen dat in 2005 een indicatie tot hulp heeft ontvangen van het Bureau Jeugdzorg.
landelijk cijfer 1,31 % Voor Kinderen in Tel is het belangrijk om te weten hoeveel jongeren met dusdanig ernstige problemen kampen, dat hulp van buitenaf nodig is. Hoeveel kinderen en jongeren maken daadwerkelijk gebruik van de jeugdzorg? Het Bureau Jeugdzorg is de toegang tot alle jeugdzorg in de provincie of de stedelijke agglomeratie (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag). Het blijkt dat in 2005 1,31% van alle jongeren van 0 tot en met 17 jaar was aangemeld bij het Bureau Jeugdzorg en een advies kreeg tot geïndiceerde hulp (geheel Nederland met uitzondering van de regio Noord-Holland, waarvan geen gegevens zijn binnengekomen). Dit betekent dat er jaarlijks bijna 50.000 kinderen zijn die dusdanige problemen hebben, dat hiervoor geïndiceerde hulp nodig is. Het gaat dan om verschillende soorten hulpverlening, zoals intensieve thuishulp, crisisopvang, pleegzorg, daghulp, ambulante hulp en residentiële zorg en hulp vanuit het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Ook zijn er instellingen waar jongeren kunnen wonen als dat nodig is.
ACTIE
Het is belangrijk om de hulp voor jongeren en de gezinnen zo dicht mogelijk in de eigen leefomgeving aan te bieden. Het blijft daarom noodzakelijk om te investeren in preventie, en om de prioriteit te leggen op de ‘voorkant’ van de jeugdketen: de directe hulp en begeleiding. Bureaus Jeugdzorg moeten hun taken zoveel mogelijk lokaal uitvoeren, in de omgeving van de jongere, en zoveel mogelijk gebruikmaken van de sociale netwerken van jeugdigen en gezinnen zelf. Daarbij is het vanzelfsprekend dat de bureaus de voorliggende voorzieningen inschakelen en daarmee samenwerken. Vanuit het oogpunt van preventie is het ook belangrijk dat het Bureau Jeugdzorg de lokale voorzieningen ondersteunt in de vorm van deskundigheidsbevordering en het deelnemen aan lokale netwerken.
HULP MOET AANSLUITEN BIJ DE LEEFSITUATIE VAN JONGEREN ZELF. BUREAU JEUGDZORG MOET INVESTEREN AAN DE ‘VOORKANT’ VAN DE JEUGDZORGKETEN DOOR DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING VAN LOKALE VOORZIENINGEN EN DEELNAME AAN LOKALE NETWERKEN. 13
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 13
26-02-2007 10:39:12
percentage KINDERBESCHERMINGSMAATREGELEN 0,26 tot 0,3 [2] 0,22 tot 0,26 [2] 0,18 tot 0,22 [3] 0,14 tot 0,18 [4] 0,1 tot 0,14 [2] PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 0,19 Limburg Flevoland Groningen Overijssel Noord-Brabant Zuid-Holland Utrecht Drenthe Zeeland Gelderland Agglomeratie Amsterdam Friesland
0,28 0,28 0,24 0,22 0,22 0,20 0,18 0,17 0,16 0,15 0,14 0,12
In de bijgaande kaart staan de provinciale cijfers voor het percentage kinderen waarover een kinderbeschermingsmaatregel is uitgesproken. Hier is minder variatie tussen provincies dan bij het percentage indicatie besluiten. Het hoogste percentage vinden we in Limburg en Flevoland, waar 0,28% van de kinderen te maken krijgt met een kinder beschermingsmaatregel. Friesland heeft met 0,12% het laagste percentage kinderen waarover een kinderbeschermingsmaatregel wordt uitgesproken. Agglomeratie Amsterdam scoort op beide indicatoren laag. Limburg scoort op beide hoog.
14
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 14
26-02-2007 10:39:12
BUREAU JEUGDZORG
Percentage 0- tot 17-jarigen die een kinderbeschermingsmaatregel hebben gekregen in 2005.
landelijk cijfer 0,19 % Naast de toegang tot de jeugdzorg kent het Bureau Jeugdzorg de afdelingen jeugdbescherming en jeugdreclassering. Zij geven door de rechter opgelegde hulp en begeleiding. De kinderbescherming heeft als taak kinderen te beschermen, die in hun ontwikkeling of veiligheid worden bedreigd. Op basis van het advies van de Raad voor de Kinder bescherming beslist de kinderrechter of een kind een (gezins)voogd van het Bureau Jeugdzorg krijgt toegewezen. Het blijkt dat in 2005 6512 kinderen een kinderbeschermingsmaatregel opgelegd kregen (geheel Nederland met uitzondering van Noord-Holland). De laatste jaren worden we steeds vaker opgeschrikt door dramatische gebeurtenissen in gezinnen. Meestal blijkt dat zij al een kinderbeschermingsmaatregel hadden. Onderzoek naar deze gezinnen wijst uit dat het doorgaans mis gaat in de coördinatie en afstemming van de betrokken hulpverleningstellingen. Daarom is het belangrijk dat organisaties en instellingen, die zich binnen hun eigen specialisatie inspannen voor kinderen en jongeren, daadwerkelijk gaan samenwerken. In plaats van los van elkaar of naast elkaar samen te werken, is het belangrijk dat zij met elkaar ervoor zorgen vroegtijdig de problemen te signaleren en adequate hulp te bieden.
ACTIE
Het heeft de voorkeur om de hulpverlening zoveel mogelijk op vrijwillige basis te laten plaatsvinden. Het is tenslotte in het belang van het kind dat de begeleiding en zorg aan de voorkant van de jeugdzorgketen plaatsvindt, ofwel: proactief en preventief, en gericht op probleemoplossing. Vroegtijdig problemen signaleren, maar dan ook adequaat ingrijpen, kan ernstiger situaties voorkomen. De moeilijkheden van deze gezinnen met een beschermingsmaatregel spelen zich vaak af op meerdere levensterreinen. Het is daarom van essentieel belang dat de betrokken hulpver leners samenwerken en een gezamenlijk plan van aanpak opstellen, waarin ze afspreken dat de verschillende disciplines tegelijkertijd met elkaar aan de slag gaan.
VOORKOM DAT INSTELLINGEN IN DE JEUGDZORG LOS VAN ELKAAR WERKEN. EEN GESTRUCTUREERDE SAMENWERKING LEIDT TOT BETERE ZORG AAN JONGEREN EN OUDERS. 15
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 15
26-02-2007 10:39:12
kindersterfte per 100.000 kinderen 2005 20,7 tot 23,4 [1] 17,9 tot 20,7 [5] 15,1 tot 17,9 [3] 12,3 tot 15,1 [2] 9,5
tot 12,3 [1]
CIJFERS per provincie Landelijk cijfer 17,55 Overijssel 23,31 Friesland 20,17 Zeeland 19,90 Noord-Holland 19,56 Flevoland 19,07 Gelderland 18,53 Groningen 17,74 Zuid-Holland 17,70 Utrecht 15,80 Noord-Brabant 14,91 Limburg 12,38 Drenthe 9,52
‘Verschillende artikelen in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind verzekeren alle kinderen van het recht op goede gezondheidszorg en een veilige leefomgeving. Vandaar dat ik de gemeenten aanspreek op hun verantwoordelijkheid en hen oproep om gerichte actie te ondernemen voor een goede gezondheid van alle baby’s en kinderen in Nederland.’ Henk Franken, directeur van Unicef Nederland
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
16
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 16
26-02-2007 10:39:13
GEZONDHEID
Aantal 1- t/m 14-jarigen dat sterft per 100.000 kinderen.
landelijk cijfer 17,55 Artikel 24 IVRK: Ieder kind heeft recht op de best mogelijke gezondheid en gezondheidszorg. De zorg voor peuters en kleuters kan altijd beter. De consultatiebureaus bereiken meer dan 90% van alle pasgeboren kinderen. Dus niet allemaal. Het kan een reden tot zorg zijn wanneer ouders geen gebruik maken van deze voorziening, zoals bij vormen van verwaarlozing of mishandeling. Zorgvermijding kan een veelbetekenend signaal zijn.
ACTIE
Opvoedingsvoorlichting is – met alle opvoedingsonzekerheid van aanstaande ouders – een belangrijke voorziening. Consultatiebureaus zouden een plaats moeten krijgen in de Ouder-Kind-Centra die de afgelopen jaren in verschillende buurten en wijken zijn opgericht.
HOUD ONTWIKKELINGEN ROND KINDERSTERFTE GOED IN DE GATEN EN HOUD HET BUDGET EN DE ORGANISATIE VAN DE JEUGDGEZONDHEIDSZORG OP PEIL. BEVORDER REGIONALE SAMENWERKING.
17
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 17
26-02-2007 10:39:13
promillage zuigelingensterfte 2005 5,2 tot 7,4 [1] 4,6 tot 5,2 [4] 4,3 tot 4,6 [3] 4
tot 4,3 [2]
3,7 tot 4
[2]
PROMILLAGES per provincie Landelijk cijfer 4,44 Flevoland 7,37 Gelderland 5,00 Utrecht 4,74 Groningen 4,71 Overijssel 4,66 Drenthe 4,51 Zuid-Holland 4,35 Friesland 4,34 Noord-Holland 4,10 Zeeland 4,09 Limburg 3,88 Noord-Brabant 3,84
‘Uit onderzoek naar zuigelingensterfte blijkt dat vooral het geven van goede en gerichte voorlichting aan zwangere vrouwen over risicofactoren voor sterfte rond de geboorte belangrijk is. En ook dat verbetering van zorg aan allochtonen noodzakelijk is.’ Stan Meuwese, Defence for Children International
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
18
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 18
26-02-2007 10:39:15
GEZONDHEID
Promillage zuigelingen van 0 tot 1 jaar dat sterft in hetzelfde jaar als waarin het geboren is.
landelijk cijfer 4,44 ‰ Artikel 24 IVRK: Ieder kind heeft recht op de best mogelijke gezondheid en gezondheidszorg. Volgens het Kinderrechtenverdrag ligt de nadruk op vermindering van baby- en kindersterfte, op eerstelijnsgezondheidszorg, op voldoende voedsel en zuiver drinkwater, op pre- en postnatale zorg voor moeders, op voorlichting over gezondheid, over voeding, over de voordelen van borstvoeding en over hygiëne. Traditionele gebruiken die schadelijk zijn voor de gezondheid moeten afgeschaft worden.
ACTIE
De tijd dat zuigelingensterfte aan de orde van de dag was, ligt – wat Nederland betreft – ver achter ons. Nederland staat hoog op de Under 5 Mortality Rate-lijst, die Unicef jaarlijks presenteert. Nederland staat met vijf kinderen op de duizend kinderen die overlijden voor hun vijfde levensjaar op plaats 168 van de 190 landen. Toch doen twaalf landen (waaronder Finland, Frankrijk, Zweden, Singapore en IJsland) het beter dan Nederland. Zorg voor baby’s, peuters en kleuters kan altijd beter.
STIMULEER GEMEENTEN DE CONSULTATIEBUREAUS EEN KERNFUNCTIE TE LATEN VERVULLEN IN EEN OUDER-KINDCENTRUM VOOR IEDERE WIJK.
19
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 19
26-02-2007 10:39:15
percentage jeugdcriminaliteit 2005 3,76 tot 4
[1]
3,52 tot 3,76 [2] 3,28 tot 3,52 [3] 3,04 tot 3,28 [1] 2,8 tot 3,04 [5] PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 3,32 Zuid-Holland Flevoland Noord-Holland Groningen Utrecht Friesland Noord-Brabant Gelderland Limburg Overijssel Zeeland Drenthe
3,83 3,74 3,54 3,35 3,31 3,28 3,09 3,00 2,96 2,94 2,86 2,82
‘Hoewel er relatief veel taakstraffen worden opgelegd, is het meest opvallend dat te veel jongeren in gesloten inrichtingen worden geplaatst. Er ontbreken in deze inrichtingen goede behandelprogramma’s. De straffunctie van detentie kan ook op andere wijze tot gelding komen. Ik pleit dan ook voor toepassing van veel meer (effectieve) ambulante sancties.’ Josine Junger-Tas, hoogleraar criminologie
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
20
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 20
26-02-2007 10:39:16
JEUGDCRIMINALITEIT
Percentage van 12- t/m 21-jarigen die een delict hebben gepleegd waardoor ze voor de rechter zijn verschenen.
landelijk cijfer 3,32% Artikel 40 IVRK: Kinderen die de strafwet hebben overtreden of daarvan verdacht worden hebben recht op een eerlijk proces en juridische bijstand. Er wordt naar gestreefd om kinderen zo mogelijk buiten de strafrechtelijke procedures te houden en met respect voor de mensenrechten van het kind naar mogelijkheden te zoeken. Veiligheid is een thema dat veel burgers bezighoudt. Men is verontrust over criminaliteit, terrorisme en veiligheid. De overheid is de hoeder van de openbare orde en veiligheid. Burgers spreken de overheid aan op de veiligheid. Veel criminaliteit is jeugdcriminaliteit. Jeugdcriminaliteit geeft overlast, irritatie en ergernis. Veel jeugdcriminaliteit bestaat uit vandalisme, geweldsdelicten en (winkel)diefstal. Bijna alle criminaliteit gepleegd door minderjarigen kan gekwalificeerd worden als opgroei criminaliteit: op zoek naar de grenzen van het acceptabele. Dat gaat over, maar niet per se vanzelf. En uiteindelijk ontwikkelt zich vanuit de jeugd criminaliteit een kleine groep die als harde kern doorgaat met delicten plegen. Veel jongeren komen niet verder dan first offender.
ACTIE
Bij onaanvaardbaar, asociaal of crimineel gedrag hebben jongeren recht op een reactie van de samenleving. Jongeren met (dreigend) crimineel gedrag zijn oververtegenwoordigd in de jeugdzorg. Het Bureau Jeugdzorg, een provinciale verantwoordelijkheid, heeft ook de taak de jeugdreclassering te organiseren.
VRAAG HET BUREAU JEUGZORG – EEN PROVINCIALE VERANTWOORDELIJKHEID – DE EFFECTIEVE BETROKKENHEID BIJ DE AANPAK VAN JEUGDCRIMINALITEIT TE EXPLICITEREN EN IN AFREKENBARE DOELSTELLINGEN TE FORMULEREN.
21
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 21
26-02-2007 10:39:17
percentage werkloze jongeren 2005 4,6% tot 5,3% [3] 3,9% tot 4,6% [2] 3,2% tot 3,9% [1] 2,5% tot 3,2% [4] 1,8% tot 2,5% [2] PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 3,23 Drenthe 5,12 Friesland 5,04 Groningen 4,74 Limburg 4,24 Flevoland 4,18 Zuid-Holland 3,61 Overijssel 3,09 Noord-Brabant 2,84 Zeeland 2,74 Gelderland 2,65 Noord-Holland 2,49 Utrecht 1,88
‘Maatwerk in het onderwijs en voldoende persoonlijke aandacht en begeleiding, zowel binnen als buiten de school, moeten voorkomen dat een jongere uitvalt. Zorgen dat elke jongeren zich thuisvoelt in de school en in de samenleving: dáár gaat het om!’ Achmed Dadat, voorzitter JOB
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
22
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 22
26-02-2007 10:39:17
JEUGDWERKLOOSHEID
Percentage werkzoekende werkloze jongeren van 16- t/m 24 jaar.
landelijk cijfer 3,23 % Artikel 32 IVRK: Kinderen mogen niet werken, onder meer omdat het hen belemmert om naar school te gaan. Jeugdigen zitten op school of zijn aan het werk. Werkloze jongeren doen geen van beide. Dat is niet goed voor deze jongeren en niet goed voor de samenleving. Terug naar school of naar een werkplek zijn de twee wegen die gevolgd moeten worden. Of soms een combinatie in de vorm van stages op leerwerkplekken. Aanpak van jeugdwerkloosheid is een kwestie van een ketenbenadering. De partners in deze keten zijn: de onderwijsinstellingen, zoals de Regionale Opleidingencentra (ROC´s) die de zorg voor het beroepsonderwijs hebben, de afdeling leerplicht van de gemeente, de Regionale Meld- en Coördinatiepunten (RMC´s) die schoolverlaters zonder werk registeren, de Centra voor Werk en Inkomen (CWI´s), die een overzicht van de vacatures hebben, de Sociale Dienst van de gemeenten, en het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) die vooral van belang zijn wanneer jeugdigen al een baan (gehad) hebben. Jongeren van allochtone afkomst hebben speciale zorg nodig, omdat zij geconfronteerd kunnen worden met discriminatie. En ook omdat allochtone jongeren vaker geen of een laag schooldiploma halen. Jongeren aan werk helpen is tegelijk doel en middel van het jeugdbeleid. Wie een baan heeft, zorgt voor zichzelf en is niet afhankelijk van ouders of (zorg)instanties.
ACTIE
Een werkplek vinden is een belangrijk sluitstuk in het socialisatieproces: letterlijk je plaats vinden in de samenleving. Voldoende banen, leerwerkplekken en stages, daar gaat het om!
STEL de AANPAK VAN JEUGDWERKLOOSHEID ALS EEN PRIORITEIT IN HET PROVINCIAAL SOCIAAL-ECONOMISCH BELEID. LET OP DE AANSLUITING SCHOOL-ARBEIDSMARKT IN DE PROVINCIALE ADVIESTAAK VOOR HET VOORTGEZET ONDERWIJS.
23
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 23
26-02-2007 10:39:18
percentage kinderen in institutEN 2005 0,425 tot 0,5
[2]
0,35 tot 0,425 [1] 0,275 tot 0,35 [2] 0,2
tot 0,275 [5]
0,125 tot 0,2
[2]
PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 0,30 Gelderland Utrecht Limburg Overijssel Zuid-Holland Noord-Brabant Friesland Groningen Drenthe Zeeland Noord-Holland Flevoland
0,50 0,43 0,36 0,30 0,28 0,27 0,27 0,23 0,22 0,21 0,17 0,13
‘In de provincies Gelderland, Utrecht en Limburg zijn de meeste kindertehuizen gevestigd. In Noord-Holland en Flevoland zijn er verhoudingsgewijs het minst. Dat betekent dat kinderen uit Noord-Holland en Flevoland, maar ook kinderen uit dunbevolkte provincies als Zeeland en Drenthe, vaak ver van de vertrouwde omgeving een nieuw tehuis vinden. Dat is vervelend. Het is toch verreweg het prettigst om zo dicht mogelijk bij je eigen huis te blijven wonen.’ Peter Lankhorst, Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
24
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 24
26-02-2007 10:39:18
KINDEREN DIE NIET IN EEN GEZIN OPGROEIEN
Percentage 0- tot en met 17-jarigen dat in instituten leeft.
landelijk cijfer 0,30 % Artikel 20 IVRK: Een kind dat tijdelijk of blijvend niet in het eigen gezin kan leven heeft recht op bijzondere bescherming, in de vorm van plaatsing in een pleeggezin, kafalah (volgens islamitisch recht), adoptie of plaatsing in een kindertehuis. Met de overgrote meerderheid van de kinderen en jongeren in Nederland gaat het goed. Zo´n vijftien procent van de jeugdigen komt problemen tegen bij het opgroeien. De verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg ligt bij de provincies en bij de grote stadsregio´s. Gemeenten hebben en houden de primaire taak van preventie en – in overleg met de provincie – licht-ambulante hulpverlening. Preventie heeft vooral de vorm van opvoedingsvoorlichting aan ouders. Op dat terrein is nog een wereld te winnen. Gezinnen zijn kleiner dan enkele decennia geleden. Gezinnen met kinderen verkeren vaak in een geïsoleerde positie. De druk op tweeverdieners met kleine kinderen is groot en de overdracht van opvoedingservaring is minder vanzelfsprekend. Voor kinderen is het belangrijk dat zij opgroeien in een gezinssituatie, daarom moeten ouders een beroep kunnen doen op ondersteuning tijdens de opvoeding. Consultatiebureaus voor zuigelingen en kleuters, kinderopvangvoorzieningen en andere opvoedingsondersteuningsactiviteiten kunnen samen opgaan in een Ouder-Kind-Centrum.
ACTIE
Provincies hebben een bepaalde verantwoordelijkheid in het voorkomen dat jongeren uithuisgeplaatst worden en moeten hierin samenwerken met de gemeenten.
ZORG DAT DE JEUGDZORG IN UW PROVINCIE OP ORDE IS: ORGANISATORISCH, INHOUDELIJK, FINANCIEEL. ORGANISEER INSPRAAK VAN JONGEREN EN OUDERS. STIMULEER EEN PROVINCIALE CLIËNTENRAAD.
25
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 25
26-02-2007 10:39:19
percentage kinderen in achterstandswijk 2005 27,7 tot 33,1 [56] 22,5 tot 27,7 [92] 17,3 tot 22,5 [141] 12,1 tot 17,3 [147] 6,9 tot 12,1 [22] PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 16,54 Groningen Friesland Noord-Holland Zuid-Holland Drenthe Limburg Overijssel Zeeland Utrecht Noord-Brabant Flevoland Gelderland
33,01 30,64 22,94 21,88 20,15 17,03 15,29 11,67 9,09 8,71 7,61 6,90
‘Onder het motto Think Global, Act Local zouden bewoners, woningcorporaties, ondernemers, ambtenaren, leraren en jongerenwerkers de handen ineen moeten slaan om te komen tot nieuwe oplossingen. De kracht van jongeren is daarbij onmisbaar.’ Ineke van Winden, Stichting Kinderpostzegels Nederland
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
26
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 26
26-02-2007 10:39:19
KINDEREN IN ACHTERSTANDSWIJKEN
Percentage 0- t/m 17-jarigen dat in een achterstandswijk woont.
landelijk cijfer 16,54 % Artikel 6 IVRK: De staat erkent het recht op leven en ontwikkeling. Kinderen kiezen niet in welke wijk zij geboren worden. Kinderen kiezen niet welke welstand hun ten deel valt. De directe omgeving is cruciaal voor de opvoeding van kinderen. De spreiding van voorzieningen over de wijken en buurten in een gemeente is zeer ongelijk. De grote steden kennen buurten die praktisch no go areas zijn geworden, maar plattelandsgemeenten kennen verwaarloosde straten. Het gevoel van onmacht om dit soort buurten stevig aan te pakken is, zo lijkt het op dit moment, aan het omslaan. Zo’n aanpak kan niet anders dan op een samenhangende manier. Het blijkt niet eenvoudig woonhuizen, schoolgebouwen en groenvoorzieningen in één beweging aan te pakken.
ACTIE
Van klachtwijken naar prachtwijken, van klaagbuurten tot straalbuurten.
STIMULEER VANUIT DE PROVINCIE DE GEMEENTEN TOT EEN ACTIEF INNOVATIEF BELEID OM ´ACHTERSTAND WIJKEN´ TOT ´PRACHTWIJKEN` TE MAKEN.
27
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 27
26-02-2007 10:39:20
percentage kinderen in uitkeringsgezin 2005 8 tot 10 [1] 7 tot 8 [2] 6 tot 7 [2] 5 tot 6 [3] 4 tot 5 [4] PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 6,63 Zuid-Holland Noord-Holland Groningen Flevoland Limburg Utrecht Friesland Overijssel Gelderland Noord-Brabant Drenthe Zeeland
9,87 7,49 7,46 6,93 6,07 5,57 5,30 5,04 4,96 4,90 4,55 4,51
‘Het wordt tijd de kinderbijslag naar een kostendekkend niveau op te trekken. Meer investeren in kinderen is ook in het belang van de hele samenleving: op termijn minder sociale kosten en meer fiscale opbrengsten. ´Wij zijn geen kostenpost, maar een investering´ zei in mei 2002 de vertegenwoordiger van de kinderen op de VN-kindertop.’ Stan Meuwese, Defence for Children International
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
28
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 28
26-02-2007 10:39:20
KINDEREN IN ARMOEDE
Percentage 0- t/m 17-jarigen dat in een uitkeringsgezin leeft.
landelijk cijfer 6,63 % Artikel 27 IVRK: Kinderen hebben recht op een passende levensstandaard, ouders moeten daarvoor zorgen binnen hun mogelijkheden en de staat ondersteunt hen daarbij. Armoede is een relatief begrip: het is gekoppeld aan het algemene welvaartsniveau van een samenleving en het daarmee samenhangende voorzieningenniveau. Wie in de huidige westerse samenleving om financiële redenen zich geen koelkast, geen televisie, geen telefoon of geen vakantie kan veroorloven, kan als arm worden gekwalificeerd. De Armoedemonitor concludeert dat steeds meer kinderen opgroeien in arme gezinnen, op of onder de armoedegrens. Vertoonde het percentage een aantal jaren geleden een licht dalende trend, de laatste paar jaar stijgt het weer. Armoede treft families soms generaties lang. Armoede is niet alleen een kwestie van geld, maar gaat gepaard met allerlei vormen van sociale uitsluiting. Uitsluiten is een werkwoord: wie sluit wie uit? Arme kinderen zijn oververtegenwoordigd in de kinderbescherming. Arme kinderen zijn ondervertegenwoordigd in de georganiseerde sport. Arme kinderen plegen naar verhouding meer strafbare feiten en verlaten naar verhouding vaker het onderwijs zonder diploma. Armoede is derhalve een complex verschijnsel.
ACTIE
De effecten van armoede op kinderen zijn schrijnend: 70% van de ouders kan niet voldoende kleren kopen, 50% heeft geen geld voor verjaardagsfeestjes, 25% van de kinderen eet niet iedere dag een warme maaltijd. De vraag is wat de overheid gaat doen om de kinderrechten voor alle kinderen waar te maken.
FORMULEER – BINNEN DE WETTELIJKE MOGELIJKHEDEN – EEN EIGEN REGIOVISIE OP HET ARMOEDEVRAAGSTUK IN UW PROVINCIE.
N.B. Op de bij deze brochure behorende schijf staat bij de indicator Kinderen in armoede het getal 3,63 vermeld; dit moet zijn: 6,63. 29
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 29
26-02-2007 10:39:21
percentage gemelde kindermishandeling 2005 0,6 tot 0,8 [2] 0,4 tot 0,6 [4] 0,2 tot 0,4 [5] 0 tot 0,2 [1]
PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 0,44 Zuid-Holland Flevoland Friesland Groningen Overijssel Gelderland Noord-Brabant Noord-Holland Drenthe Zeeland Utrecht Limburg
0,67 0,62 0,46 0,46 0,41 0,41 0,38 0,38 0,38 0,35 0,33 0,19
‘Aan kindermishandeling is iets te doen. Leerkrachten, jeugdartsen, leiders in peuterspeelzalen en kinderopvang kunnen leren om mishandeling en verwaarlozing beter te onderkennen. Of beter gezegd: kinderen hebben er recht op dat ze dat leren.’ Jo Hermanns, hoogleraar pedagogie en consultant jeugdbeleid
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
30
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 30
26-02-2007 10:39:21
KINDERMISHANDELING
Percentage gemelde mishandelde 0- t/m 17-jarigen.
landelijk cijfer 0,44 % Artikel 19 IVRK: Kinderen moeten beschermd worden tegen alle vormen van mishandeling – lichamelijk, psychisch, seksueel – en verwaarlozing binnen en buiten gezinsverband. De staat draagt zorg voor preventie en behandeling. Kindermishandeling kent vele vormen en achtergronden. Veel ouders mishandelen, omdat zij zelf mishandeld zijn en niet ervaren of geleerd hebben hoe met kinderen om te gaan als kinderen lastig en vervelend zijn. Maar niet alle ouders die zelf mishandeld zijn, mishandelen. Geweld tegen kinderen in de privé-sfeer is een vorm van wat met een misleidend woord ‘huiselijk geweld’ heet. Geen provincie is vrij van kindermishandeling. De overheid kan niet alle vormen van mishandeling of geweld voorkomen, maar kan met projecten en activiteiten kindermishandeling bespreekbaar maken, organisaties en instellingen alert maken, daders helpen hun gedrag te veranderen en slachtoffers opvangen. Hoe kindermishandeling op regionaal niveau effectief kan worden voorkomen en bestreden, is de afgelopen jaren met succes uitgeprobeerd in een aantal regio’s. In deze regio’s wordt onder meer de samenwerking op lokaal en regionaal niveau van alle betrokken instanties verbeterd. Dit gebeurt op initiatief van de Reflectieen Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK), opgericht door prof. dr. Andries van Dantzig.
ACTIE
Een nieuwe regel in het Burgerlijk Wetboek, die onlangs door het parlement is aanvaard, maakt duidelijk dat kinderen recht hebben op een respectvolle en geweldloze opvoeding. Voorlichting over deze duidelijke maatschappelijke norm kan ook door de gemeente opgepakt worden.
MAAK VAN AANPAK VAN KINDERMISHANDELING EEN PRIORITEIT VAN HET PROVINCIALE BUREAU JEUGDZORG. ZIE TOE DAT ER PER REGIO SLUITENDE AFSPRAKEN zijn MET ANDERE KETENPARTNERS. BETREK OOK DE GEZONDHEIDSZORG EN HET ONDERWIJS HIERBIJ.
31
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 31
26-02-2007 10:39:22
percentage achterstandsleerlingen 2005 27 tot 30 [1] 24 tot 27 [1] 21 tot 24 [2] 18 tot 21 [7] 15 tot 18 [1] PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 22,58 Zuid-Holland Noord-Holland Flevoland Limburg Noord-Brabant Groningen Overijssel Zeeland Friesland Gelderland Utrecht Drenthe
29,29 24,28 22,34 21,18 20,82 20,30 20,12 20,03 19,86 19,23 18,60 17,08
‘Achterstanden kunnen beter worden voorkomen dan genezen. Risicoleerlingen moeten in een vroeg stadium worden opgevangen in een passend traject zodat het vervolgonderwijs daar adequaat op kan inspelen.’ Mark Brakel, voorzitter LAKS
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
32
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 32
26-02-2007 10:39:23
ONDERWIJS
Percentage 4- t/m 12-jarige leerlingen in het primair onderwijs met een leerlinggewicht hoger dan 0.
landelijk cijfer 22,58 % Artikel 28 IVRK: Een kind heeft recht op verplicht en gratis basisonderwijs. De staat bevordert dat voortgezet onderwijs beschikbaar en toegankelijk is voor ieder kind, dat hoger onderwijs toegankelijk is voor die kinderen die daar de capaciteiten voor hebben, dat school- en beroepskeuzevoorlichting beschikbaar is en dat schooluitval aangepakt wordt. De handhaving van de schooldiscipline moet in overeenstemming zijn met de menselijke waardigheid en met dit Verdrag. Internationale samenwerking op onderwijsgebied is van groot belang. Zorgen voor een goed onderwijsaanbod ter plaatse is de eerste verantwoordelijkheid van de gemeenten. Voor het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs zijn de formele bevoegdheden van de gemeenten verschillend geregeld. Door lokaal onderwijsoverleg kan de gemeente een initiërende en stimulerende rol spelen. Uiteraard heeft de gemeente daarnaast de bijzondere verantwoordelijkheid voor het aanbod van openbaar onderwijs. Provincies staan op afstand, maar daarmee niet buiten spel. Het stimuleren en ondersteunen van krachtig gemeentebeleid blijft een provinciale taak, zeker voor middelgrote en kleinere gemeenten. Provincies hebben bij de planning van het voortgezet onderwijs een adviserende rol. Sinds 1 augustus 2006 hebben gemeenten de verantwoordelijkheid voor de vooren vroegschoolse educatie (VVE). Daarnaast zullen gemeenten verantwoordelijk worden voor schakelklassen. Schakelklassen zijn bedoeld als tijdelijke voorziening voor basisschoolleerlingen met extra grote (taal)achterstanden.
ACTIE
Gemeenten blijven ook verantwoordelijk voor het voeren van lokaal overleg met schoolbesturen over het bevorderen van integratie, over het tegengaan van segregatie en over het onderwijsachterstandenbeleid, waaronder de doorlopende leerlijn van voorschoolse educatie naar basisonderwijs.
GEEF DE PROVINCIALE ADVISERENDE TAAK VOOR HET ONDERWIJS EEN KRITISCHE ROL. ZORG SAMEN MET ALLE SCHOLEN VOOR EEN BREED ONDERWIJSAANBOD TER PLAATSE, OOK VOOR KINDEREN DIE HET MINDER GOED DOEN OP SCHOOL. 33
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 33
26-02-2007 10:39:23
percentage relatief schoolverzuim 2005 2,99 tot 3,54 [1] 1,89 tot 2,44 [2] 1,34 tot 1,89 [4] 0,79 tot 1,34 [5]
PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 1,55 Drenthe Zeeland Zuid-Holland Limburg Noord-Holland Flevoland Noord-Brabant Groningen Gelderland Friesland Utrecht Overijssel
3,53 2,40 1,93 1,82 1,64 1,44 1,42 1,28 1,26 1,21 1,20 0,79
‘Scholen moeten leerlingen motiveren door goed onderwijs en een goed rooster. Als ze dat niet doen moeten gemeenten, ouders en leerlingen scholen daarop aanspreken.’ Mark Brakel, voorzitter LAKS
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
34
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 34
26-02-2007 10:39:24
ONDERWIJS
Aantal leerlingen dat jaarlijks relatief verzuimt als percentage van het totale aantal 4- t/m 17-jarige leerplichtige scholieren. landelijk cijfer 1,55 %
Artikel 28 IVRK: Een kind heeft recht op verplicht en gratis basisonderwijs. De staat bevordert dat voortgezet onderwijs beschikbaar en toegankelijk is voor ieder kind, dat hoger onderwijs toegankelijk is voor die kinderen die daar de capaciteiten voor hebben, dat school- en beroepskeuzevoorlichting beschikbaar is en dat schooluitval aangepakt wordt. De handhaving van de schooldiscipline moet in overeenstemming zijn met de menselijke waardigheid en met dit Verdrag. Internationale samenwerking op onderwijsgebied is van groot belang. Kinderen gaan naar school. Dat is hun gewone alledaagse bezigheid. De leerplicht moet ervoor zorgen dat kinderen naar school gaan en ook naar school blijven gaan. Toezicht op de leerplicht is een primaire wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeenten. Niet (meer) naar school gaan is een indicatie voor iets bijzonders, iets afwijkends, iets zorgelijks. Daarom is schoolverzuim algemeen erkend als een signaal van (beginnende) problemen. Hoe intensief, nauwkeurig en betrokken de leerplicht wordt gecontroleerd is afhankelijk van hoeveel daarin geïnvesteerd wordt.
ACTIE
Het concept ‘brede school’ vindt steeds meer ingang. In ‘brede scholen’ werken basisscholen, kinderopvang en peuterspeelzalen als kernpartners samen met bibliotheken, (jeugd)welzijnswerk, consultatiebureaus, schoolartsen en maatschappelijk werk. De samenwerking is gericht op betere afstemming tussen voorzieningen voor kinderen en hun ouders. Het gaat om een gevarieerd aanbod, soms vanuit één gebouw.
STIMULEER ‘BREDE SCHOLEN’ EN ZORG SAMEN MET ALLE SCHOLEN EN MET DE GEMEENTEN VOOR EEN BREED ONDERWIJSAANBOD TER PLAATSE, OOK VOOR KINDEREN DIE HET MINDER GOED DOEN OP SCHOOL.
35
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 35
26-02-2007 10:39:25
aantal kinderen per ha speelruimte 2005 59 tot 66 [3] 52 tot 59 [3] 45 tot 52 [2] 38 tot 45 [2] 31 tot 38 [2] AANTALLEN per provincie Landelijk cijfer 52 Utrecht 66 Zuid-Holland 59 Overijssel 59 Gelderland 54 Noord-Brabant 52 Noord-Holland 52 Friesland 47 Limburg 47 Zeeland 42 Drenthe 39 Groningen 37 Flevoland 31
‘Alle kinderen willen buiten kunnen spelen. In de buurt waar zij wonen willen kinderen kunnen deelnemen aan aansprekende activiteiten vanuit jeugdwerk en verenig ingen. Kinderen ontmoeten elkaar daar, los van schoolverband. Want als kinderen samen spelen, leren zij samen leven!’ Pauline van der Loo, NUSO Speelruimte Nederland, Fedde Boersma, Scouting Nederland en Froukje Hajer, Jantje Beton
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
36
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 36
26-02-2007 10:39:25
SPEELRUIMTE
Aantal 0- t/m-17-jarigen per hectare speelruimte.
landelijk cijfer 52 Artikel 31 IVRK: Een kind heeft recht op vrije tijd, spel, kunst en cultuur. Spelen hoort als vanzelfsprekend bij kinderen. Spelende kinderen; het is bijna een tautologie. Spelen is het kinderrecht bij uitstek. In de grote steden is er veel meer parkeerruimte per auto beschikbaar dan speel ruimte per kind. Gemeenten spelen een belangrijke rol in de verwezen lijking van dit recht: in de ruimtelijke ordening, in het sportaanbod, in het aanbod aan speelvoorzieningen in de openbare ruimte. Maar ook – als we het woord spelen wat breder opvatten – in het aanbod van kunst en cultuur voor kinderen en jongeren. Routes van school naar huis – ook op het platteland – moeten verkeerstechnisch en sociaal veilig ingericht zijn. Het bieden van voldoende buitenspeel- en sportgelegenheid in de eigen woonwijk en het stimuleren van lopen en fietsen zijn sterke wapens in de strijd tegen overgewicht.
ACTIE
Een speelruimtebeleidsplan is een goede eerste stap om dit te realiseren. Daarin wordt de visie vastgelegd op de openbare speel-, sport- en ontmoetingsruimte van kinderen en jongeren en daarin worden vierkante meters voor speelruimte voor kinderen én jongeren gereserveerd. Bij de inrichting van buurtgroen, parken en nabij gelegen bossen komen mogelijkheden voor ‘groen avontuur’. In dichtbebouwde wijken kan extra ruimte worden gecreëerd door intensief en meervoudig gebruik van de buitenruimte (speelstraten, schoolpleinen openstellen, spelbegeleiding). De invulling daarvan kan met kinderen, jongeren en bewoners samen worden gedaan.
DRAAG IN HET KADER VAN HET BELEID VOOR RUIMTELIJKE ORDENING BIJ AAN EEN RUIMHARTIG EN INNOVATIEF SPEELRUIMTEBELEID. ZORG DAT SPEELRUIMTE AAN DE ORDE KOMT IN REGIOPLANNEN.
37
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 37
26-02-2007 10:39:26
percentage tienermoeders 2005 1,03 tot 1,16 [3] 0,91 tot 1,03 [1] 0,79 tot 0,91 [4] 0,67 tot 0,79 [2] 0,55 tot 0,67 [2] PERCENTAGES per provincie Landelijk cijfer 0,86 Zuid-Holland Groningen Flevoland Zeeland Limburg Noord-Holland Overijssel Friesland Drenthe Gelderland Noord-Brabant Utrecht
1,16 1,09 1,06 0,93 0,87 0,86 0,86 0,85 0,76 0,70 0,64 0,55
‘Een deel van de jonge moeders heeft nare ervaringen gehad in het verleden. Zij hebben bijvoorbeeld in internaten gewoond, zijn mishandeld, slachtoffer van incest of eerwraak, of ze zijn gevlucht uit hun land van herkomst. Deze moeders hebben onze steun hard nodig en hebben recht op extra bescherming, net als hun kinderen.’ Fietje Schelling, Project Jonge Moeders JSO, en Marjon Borghuis, Stichting Ambulante FIOM
overall Rangorde van de provINCIEs 1 Zuid-Holland 2 Flevoland 3 Groningen 4 Friesland 5 Noord-Holland 6 Overijssel 7 Gelderland 8 Limburg 9 Utrecht 10 Drenthe 11 Zeeland 12 Noord-Brabant
38
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 38
26-02-2007 10:39:26
TIENERMOEDERS
Percentage tienermoeders 15 tot en met 19 jaar.
landelijk cijfer 0,86 % Artikel 24 IVRK: Recht op voorlichting over gezondheidszorg en gezinsplanning, preventieve gezondheidszorg. Tienermoeders: met het kinderrechtenverdrag in de hand zijn er twee minderjarigen die extra zorg en aandacht nodig hebben. De jonge moeder van soms dertien, veertien jaar en haar baby. Jong moeder zijn is op zich geen probleem, maar doordat de maatschappij niet is ingericht op tienermoeders zijn er vaak nogal wat dingen te overwinnen. Zo is het vinden van geschikte huisvesting vaak een probleem en hebben jonge moeders beneden de achttien jaar geen recht op een uitkering. In ieder geval blijft het voor de toekomst en zelfstandigheid van de tienermoeders belangrijk dat zij niet alleen kunnen zorgen voor de baby maar ook naar school kunnen gaan en hun diploma’s kunnen halen. Het sociale netwerk rondom deze meisjes zou ervoor moeten zorgen dat zij dat allemaal kunnen doen: naar school gaan, hun diploma halen en voor hun kind zorgen. Het komt voor dat jonge moeders worden verstoten door het gezin waarin zij zijn opgegroeid vanwege schaamte en eergevoel die groter kunnen zijn dan begrip en hulp.
ACTIE
Waar nodig zouden er speciale opvangvoorzieningen moeten zijn om deze meisjes de weg in het leven te wijzen. Dat is een vorm van maatschappelijke ondersteuning waaraan provincies gezamenlijk met gemeenten (of in een samenwerkingsvorm van een aantal gemeenten in de regio) hun bijdrage aan zouden kunnen leveren.
LET IN HET BIJZONDER OP DE TIENERMOEDERS. VRAAG HET PROVINCIALE BUREAU JEUGDZORG WAT ER CONCREET GEBEURT OM DE ZWANGERE MEISJES EN DE JONGE MOEDERS BIJ TE STAAN.
39
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 39
26-02-2007 10:39:27
Naast de kernpartners Stichting Kinderpostzegels Nederland, Unicef, Jantje Beton, Defence for Children International, Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind, Johanna Kinderfonds, Nationaal Fonds Kinderhulp en het Verwey-Jonker Instituut werken aan Kinderen in Tel mee: JeugdWelzijnsBeraad Het JeugdWelzijnsBeraad is een adviesorgaan voor provinciale en landelijke politiek. In het JeugdWelzijnsBeraad zitten jongeren die uit eigen ervaring mee kunnen praten over de jeugdzorg. In het JeugdWelzijnsBeraad brengen zij deze ervaringen bij elkaar. Het JeugdWelzijnsBeraad heeft daarom een belangrijke signaalfunctie voor de politiek. Ook zijn de jongeren door middel van het JeugdWelzijnsBeraad getraind om voor hun eigen mening uit te komen, naar oplossingen voor problemen te zoeken en adviezen te geven. Op dit moment zijn er 26 jongerenraden die meedoen met het JeugdWelzijnsBeraad. Het JeugdWelzijnsBeraad wordt vormgegeven vanuit Collegio, kennispraktijk voor de Jeugdzorg. www.collegio.nl Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs De Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) is de vakbond voor alle mbo’ers in Nederland, waarvan mbo’ers ook het bestuur uitmaken. Naast het informeren en adviseren van mbo-studenten via het eigen klachten- en informatiecentrum, zet JOB zich samen met mbo’ers uit heel
Colofon tekst Stan Meuwese vormgeving Charlotte Boersma, Artwize Amsterdam druk Stenco, Amsterdam oplage:1500 exemplaren Gratis exemplaren zijn te bestellen via
[email protected] Het Databoek Kinderen in Tel 2007 met alle gegevens over provincies en gemeenten is een uitgave van het Verwey-Jonker Instituut. Het onderzoek is uitgevoerd door Majone Steketee, Jodi Mak en Bas Tierolf. Maart 2007
Nederland in voor beter onderwijs. De visie van de studenten staat daarbij centraal. Voor Kinderen in Tel richt JOB zich op de indicator jeugdwerkloosheid. JOB vindt dat het bestrijden van jeugdwerkloosheid al op school moet beginnen en niet pas op het moment dat jongeren zijn uitgevallen. De expertise van JOB ligt dan ook vooral bij het meedenken over het inrichten van onderwijs dat werkelijk aansluit bij de wensen en behoeften van studenten. Luisteren naar de mening van studenten en les en begeleiding op maat staan daarbij centraal. www.job-site.nl /
[email protected] Landelijk Aktie Komitee Scholieren Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) vertegenwoordigt al meer dan twintig jaar scholieren uit het voorgezet onderwijs en is de enige landelijke organisatie van, voor en door scholieren. Het LAKS organiseert activiteiten, informeert en vertegenwoordigt scholieren. www.laks.nl Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg Het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg behartigt op landelijk niveau de belangen van de cliënten in de jeugdzorg. Dat gebeurt door de signalen van cliënten, cliëntenraden en jongerenraden, van provinciale en landelijke kinderorganisaties en van cliëntenplatforms op te pakken en te bundelen. Het forum is er voor jongeren en hun ouders. Het doel is om de kwaliteit van de jeugdzorg te verbeteren. www.lcfj.nl NUSO Speelruimte Nederland NUSO Speelruimte Nederland zet zich door het uitdragen van kennis en advies al meer dan 75 jaar in voor meer en betere buitenspeelmogelijkheden voor kinderen en jongeren. De NUSO maakt zich sterk voor speelruimtebeleid dat zowel wettelijk gegarandeerd is (normen) als inhoudelijk kwaliteit heeft. Dat verbetert de fysieke en mentale gezondheid van kinderen en jongeren én bevordert de leefbaarheid in de wijken. Speeltuinen hebben daarin een belangrijke functie. Bij de NUSO zijn 800 speeltuinverenigingen en kindervakantiewerkorganisaties aangesloten. Zo’n 40.000 vrijwilligers zijn actief en zetten zich jaarlijks in om ruim 2 miljoen kinderen een veilige en uitdagende speelplek te geven. NUSO ondersteunt deze organisaties en geeft daarnaast advies aan onder andere gemeenten op het gebied van speelruimte. www.nuso.nl
Platform Ruimte voor de Jeugd/ Speelraad Het Platform Ruimte voor de Jeugd/ Speelraad is een netwerk dat zich inzet voor de verbetering van de zelfstandige bewegingsvrijheid van de jeugd in de openbare ruimte. Het Platform biedt deskundigen op het gebied van jeugd, spelen, gezondheid, welzijn, sport, verkeer en stedenbouw de gelegenheid om informatie uit te wisselen en ideeën uit te werken. Deelnemers aan het Platform zijn onder meer Jantje Beton, Verkeersveiligheid Nederland, NISB, NUSO, GGD Rotterdam, Nationale Jeugdraad, Nederlands Jeugdinstituut, CMOnet, Netwerk Springzaad en diverse speelruimte-architecten en deskundigen op het terrein van spelen en speelgelegenheid. www.ruimtevoordejeugd.nl Scouting Nederland Scouting Nederland is de grootste jeugden jongerenorganisatie van het land met 90.000 jeugdleden en 30.000 kaderleden. Er zijn in Nederland 1300 lokale Scoutinggroepen. Scouting biedt kinderen en jongeren een plezierige vrijetijdsbesteding. Samenwerken, avontuur, respect voor elkaar en de leefomgeving, zelfredzaamheid en ontplooiing zijn hierbij centrale thema’s. www.scouting.nl Stichting Alexander Stichting Alexander is een niet-commer cieel landelijk bureau voor jongerenparticipatie en voert projecten uit om jongerenparticipatie te stimuleren. Sinds 1993 verricht Stichting Alexander participatief jongerenonderzoek en verzorgt trainingen en coachingstrajecten voor jongeren, professionals, ambtenaren en bestuurders. Hierbij worden diverse participatieve methoden ingezet. De stich ting werkt voor uiteenlopende opdrachtgevers binnen de sectoren zorg, welzijn, gezondheid, onderwijs, arbeid, kunst en cultuur. Jongeren staan in het werk centraal. Ze doen mee aan alle onderdelen van deze projecten, als medeonderzoeker, als co-trainer, als adviseur en als presentator van de resultaten. Zij gaan zelf de dialoog aan over hun aanbevelingen en voeren verbetertrajecten uit in samenspraak met volwassenen. Met de projecten realiseert de stichting een blijvend resultaat. www.st-alexander.nl
40
A5 KiT 2007 binnenwerk.indd 40
26-02-2007 10:39:27
Defence for Children International Door onderzoek, voorlichting, belangenbehartiging, actie en rechtshulp verdedigt Defence for Children International de rechten van kinderen en stelt schendingen daarvan aan de kaak. Leidraad voor het werk van Defence for Children International Nederland is het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Defence for Children International houdt zich in het bijzonder bezig met de volgende kernthema’s: voorlichting over kinderrechten in het algemeen, vreemdelingenbeleid en kinderrechten, mishandeling en uitbuiting van kinderen en kinderen in conflict met de wet (kinderstrafrecht, kinderen in gevangenissen, herstelrecht, rechtshulp). www.defenceforchildren.nl Jantje Beton komt op voor de speelkansen van alle kinderen in Nederland. Als kinderen spelen hebben ze niet alleen plezier, ze doen ook allerlei ervaringen op die goed zijn voor hun ontwikkeling. Met name voor kinderen die door omstandigheden in de verdrukking dreigen te komen, is dat extra belangrijk. Daarom bedenkt, financiert en organiseert Jantje Beton projecten om kinderen spelenderwijs voor te bereiden op een actieve deelname aan onze samenleving. Jantje Beton maakt zicht hard voor een speelruimtewet. Want als kinderen samen spelen, leren ze samenleven! www.jantjebeton.nl Het Johanna Kinderfonds zet zich in om de kwaliteit van leven van kinderen en jongeren tot 30 jaar met (lichamelijke) beperkingen te verbeteren door het financieel ondersteunen van onderzoek en projecten. Het is de wens van veel kinderen en jongeren met beperkingen om ‘gewoon mee te kunnen doen’ en eigen keuzes te kunnen maken. In de praktijk blijkt dat zij dat niet in alle gevallen kunnen. Bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs, doorstroom naar betaalde arbeid, sportbeoefening, culturele activiteiten, vakanties en andere vormen van vrijetijdsbesteding. Daarnaast ondersteunt het Johanna Kinderfonds ook wetenschappelijke onderzoeksprojecten. www.johannakinderfonds.nl Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind (NSGK) helpt kinderen en jongeren met een handicap om, met hun beperking, gewoon kind te kunnen zijn. De NSGK ontwikkelt en ondersteunt jaarlijks honderden initiatieven op het gebied van wonen, werken, opleiding en vrije tijd, al die dingen die belangrijk zijn voor een volwaardige ontwikkeling. www.nsgk.nl Voor Nationaal Fonds Kinderhulp is ‘kinderen in tehuizen’ het belangrijkste thema. Het Nationaal Fonds Kinderhulp zorgt al bijna vijftig jaar voor een beetje gewoon geluk voor kinderen in Nederland die met jeugdzorg te maken krijgen. Het gaat om kinderen die professionele hulp nodig hebben, meestal als gevolg van een verstoorde thuissituatie. Kinderhulp zorgt ervoor dat deze kinderen ook gewoon kind kunnen zijn, door ervoor te zorgen dat er geld is voor bijvoorbeeld een weekje kamperen, een dagje uit, speel- en spelmateriaal, het lidmaatschap van een voetbalclub of een cadeautje met Sinterklaas. www.kinderhulp.nl Stichting Kinderpostzegels Nederland is een kinderhulporganisatie met als motto: ‘voor kinderen door kinderen’. De jaarlijkse Kinderpostzegelactie is hiervan het sprekende voorbeeld en vormt het visitekaartje van de organisatie. Kinderen helpen met de actie andere kinderen. Met het ingezamelde geld steunt Kinderpostzegels ieder jaar honderden projecten in binnen- en buitenland waarin kinderen voorop staan. Het gaat om kinderen die slachtoffer zijn van geweld, discriminatie of armoede en kinderen die ernstig ziek of gehandicapt zijn. www.kinderpostzegels.nl. Unicef, de kinderrechtenorganisatie van de Verenigde Naties, geeft hulp aan kinderen in ontwikkelingslanden en komt op voor de rechten van kinderen wereldwijd. Maar ook via lobbyen bij de politiek probeert Unicef regeringen te wijzen op hun verantwoordelijkheden voor de rechten van het kind. Dus ook in Nederland. www.unicef.nl Het Verwey-Jonker Instituut is een onafhankelijke, landelijk werkende instelling voor sociaalwetenschappelijk onderzoek te Utrecht. Het onderzoek geeft bruikbare en wetenschappelijk onderbouwde antwoorden op sociaal-maatschappelijke vragen. Het instituut wil zo bijdragen aan het vinden van duurzame oplossingen voor actuele maatschappelijke kwesties. Doel is dat de uitkomsten van onderzoek bijdragen aan de sociale participatie van burgers en de aanpak van sociale problemen. www.verwey-jonker.nl
Hoe staat het ervoor met de kinderen en jongeren in de twaalf Nederlandse provincies? Zijn er verschillen tussen het westen, het oosten, het noorden en het zuiden van ons land? Hoe pakt een vergelijking tussen de provincies uit? Wat kan het dozijn provinciebesturen doen om de situatie van de jeugd te verbeteren? Het provinciaal jeugdbeleid verdient een extra stimulans aan het begin van de nieuwe zittingsperiode van vier jaar van de 564 leden van Provinciale Staten. Bij een programma-akkoord van Gedeputeerde Staten moet jeugdbeleid hoog op de agenda komen te staan. Basis voor jeugdbeleid is het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het kinderrechtenverdrag legt een grote verantwoordelijkheid bij de overheid om de kinderrechten waar te maken, ook op provinciaal niveau. Een bijzondere zorg van de provincies is de jeugdzorg. De Wet op de Jeugdzorg geeft de provincies de belangrijke taak de jeugdzorg te organiseren. De provincies hebben de wettelijke taak het recht op jeugdzorg van kinderen en hun ouders te garanderen. Stichting Kinderpostzegels Nederland, Johanna Kinderfonds, Defence for Children International, Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind, Unicef, Jantje Beton, Nationaal Fonds Kinderhulp en het Verwey-Jonker Instituut geven met deze brochure een handreiking aan de nieuw gekozen provinciebestuurders. Het is een uitnodiging om - samen met de jeugdigen in de twaalf provincies - een jeugdbeleid tot stand te brengen, waarin het belang van het kind voorop staat en de rechten van kinderen en jongeren leidraad zijn.
www.kinderenintel.nl