Inhoud Lessen groep 1 49 I. Lichamelijke en emotionele ontwikkeling 51 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Foto’s maken 51 Kijk eens hoe ik groei 52 Mag ik vandaag mijn blootje aan? 54 Jongen of meisje? 55 Voelen dwars door de klas 56 Wat voel ik? 58
II. Sociale ontwikkeling en relaties 61 7. Vriendschap en houden van 61 8. Ik woon bij… 62 9. Knuffel en houden van 64 10. Verliefd 66
III. Seksualiteit en gezondheid Kopieerbladen 68 Planningsformulier 81
Relaties en seksualiteit – groep 1
47
Lessen groep 1 I. Lichamelijke en emotionele ontwikkeling Doel: De kinderen • vergroten het eigen lichaamsbesef/beeld • ontdekken dat iedereen uniek is met eigen kenmerken, voorkeuren en gevoelens • weten dat het aanraken van bepaalde materialen positieve en negatieve gevoelens kan oproepen, en dat dergelijke ervaringen bij anderen soortgelijke gevoelens oproepen. • kennen de naam en functie van lichaamsdelen en kenmerken van jongens en meisjes • ontdekken dat mensen en situaties positieve en negatieve gevoelens oproepen • herkennen verschillende gevoelens bij zichzelf en anderen Lessen: les
titel
lesdoel
1
Foto´s maken
De kinderen benoemen de onderdelen van het hoofd en kunnen hun eigen karakteristieken en die van andere kinderen herkennen en benoemen. Ze ontdekken dat ieder kind unieke kenmerken heeft.
2
Kijk eens hoe ik groei
De kinderen ontdekken overeenkomsten en verschillen tussen kinderen en volwassenen van diverse leeftijden.
3
Mag ik vandaag mijn blootje aan?
De kinderen kennen het begrip ‘bloot’. Ze ontdekken dat er verschillende waarden en normen zijn over waar en wanneer je bloot bent.
4
Jongen of meisje?
De kinderen ontdekken en benoemen uiterlijke verschillen tussen jongens en meisjes. Verschillen in gedrag komen aan de orde als de kinderen deze zelf ter sprake brengen.
5
Voelen dwars door de klas
Het lichaamsbesef en de oriëntatie van de kinderen worden vergroot.
6
Wat voel ik?
De kinderen kunnen verschillende gevoelens herkennen en uitdrukken. Ze breiden hun concept van blij, boos, verdrietig en bang uit.
Relaties en seksualiteit – groep 1
49
II. Sociale ontwikkeling en relaties Doel: De kinderen • kennen verschillende samenlevingsvormen en weten dat de samenstelling kan veranderen • beseffen dat vriendschappen kunnen verschillen maar altijd respect en vertrouwen als basis hebben • beseffen dat mensen en dieren kussen, strelen, elkaar aanraken of een andere vorm van seksueel gedrag vertonen, omdat ze van iemand houden of omdat ze dat prettig vinden • beseffen dat ze het mogen aangeven als ze aanraken niet prettig vinden Lessen: les
titel
lesdoel
7
Vriendschap en houden van
De kinderen verkennen begrippen als vriendschap en houden van. Hierbij gaat het vooral om de invulling die de kinderen hieraan geven en het belang van dit soort relaties.
8
Ik woon bij …
De kinderen worden zich bewust van verschillende samenlevingsvormen.
9
Knuffelen en houden van
De kinderen wisselen ervaringen en gevoelens uit rond knuffelen en andere vormen van elkaar aanraken in relatie tot ‘houden van’.
10
Verliefd
De kinderen praten over het begrip verliefd.
III. Seksualiteit en gezondheid Niet van toepassing in groep 1, zie groep 2.
Relaties en seksualiteit – groep 1
50
I. Lichamelijke en emotionele ontwikkeling Les 1 Foto’s maken Lesdoelen De kinderen benoemen de onderdelen van het hoofd en kunnen hun eigen karakteristieken en die van andere kinderen herkennen en benoemen. Ze ontdekken dat ieder kind unieke kenmerken heeft. Voorbereiding Maak met de digitale camera van alle kinderen een portretfoto in kleur. Print de foto’s uit op A4-formaat. Benodigdheden • spiegel • scharen, lijm • dikke stift • portretfoto van iedere leerling op A4-formaat Introductie Praat met de kinderen in de kring over uiterlijke kenmerken. Stel daarbij de spiegel zo op dat kinderen er gemakkelijk in kunnen kijken. Vraag bijvoorbeeld: Wat voor kleur zijn jouw ogen? Heb je een grote of een kleine mond/neus? Heb je een puntneus, een wipneus of een platte/ronde neus? Als de kinderen het antwoord op een vraag niet weten, bekijken ze zichzelf in de spiegel. Kern Doe verschillende spellen met de gemaakte foto’s. – Spel 1: Leg de foto’s omgekeerd neer. Omschrijf het kind op de foto en vraag wie het is. Bijvoorbeeld: Wie heeft blauwe ogen, blonde haren en een platte neus? Het kind dat zichzelf herkent, gaat staan. Laat de foto zien en controleer samen of het klopt. – Spel 2: Deel de foto’s uit aan de kinderen. Zorg dat ze niet van elkaar kunnen zien welke foto ze hebben gekregen. De kinderen beschrijven om de beurt het kind van de foto. Het kind dat zichzelf herkent, gaat staan. – Spel 3: Maak puzzels van de foto’s. Teken op iedere foto lijnen en zorg dat er op ieder puzzelstuk een herkenbaar deel van het gezicht te zien is (oog, oor, neus, kin, haar). De kinderen knippen de puzzelstukken uit en reconstrueren hun eigen gezicht. – Spel 4: Verdeel de kinderen in groepjes van drie of vier. De puzzelstukjes van ieder lid van het groepje worden omgekeerd en door elkaar op tafel gelegd. De kinderen gaan samen puzzelen: om de beurt draaien de kinderen een puzzelstukje om en vertellen wat erop te zien is, bijvoorbeeld een bruin oog, zwart haar of een puntneus. Het kind van wie het oog, het haar of de neus is, krijgt het stukje en reconstrueert daarmee het eigen gezicht. Afsluiting De kinderen komen weer in de kring zitten. U geeft de kinderen opdrachten op grond van uiterlijke kenmerken en gaat op deze manier over naar de volgende activiteit, bijvoorbeeld: de kinderen met blauwe ogen pakken hun drinken, de kinderen met zwart haar pakken hun eten.
Relaties en seksualiteit – groep 1
51
Suggesties/ideeën/tips • Breid de verkenning van het eigen lichaam uit door de kinderen zichzelf te laten schilderen. Voordat ze gaan schilderen, bekijken ze zichzelf in een grote spiegel. Stel vragen, zodat ze zichzelf beschrijven, bijvoorbeeld: Wat zie je? Begin maar bij je hoofd. • Hang de gemaakte tekeningen op het bord. Stel vragen bij de tekeningen, bijvoorbeeld: Wie is dit? Waarom denk je dat het … is? Waar kun je het nog meer aan zien? Hoe kun je zien dat dit … is en niet …? • Vergelijk de gemaakte tekeningen, of de leerlingen zelf. Wat is er hetzelfde bij … en …? En wat is verschillend? Wat is er hetzelfde bij alle buiken? Heeft iedereen een navel? Zien de navels er hetzelfde uit? Wat is er hetzelfde bij alle hoofden? Wat is hetzelfde bij meisjes en jongens? • Laat de kinderen verschillen en overeenkomsten opnoemen tussen henzelf en u. • Beschrijf een tekening en laat de kinderen raden van wie de tekening is. • Praat met de kinderen over naamgebaren. Net als gezichten zijn ook naam gebaren verschillend. Vraag aan de kinderen of ze weten waar hun naam gebaar vandaan komt. Zijn er naamgebaren die op elkaar lijken? • Sluit aan bij het thema ‘Geen twee dezelfde’ van Ik & Ko. Prentenboeken • En ik, en ik en ik van Emma Damon, uitg. Sjaloom, ISBN 9062492274. • Kijk mij nou! van Dieter en Ingrid Schubert, uitg. NOT, ISBN 9034099903. Over een jongen en een meisje die ontdekken dat iedereen anders is en dat er verschillen zijn tussen jongens en meisjes. Differentiatiemogelijkheden Afhankelijk van het niveau van de kinderen laat u de portretfoto’s in drie of meer stukken knippen. Eventueel laat u de kinderen zelf een puzzel van hun portretfoto maken.
Les 2 Kijk eens hoe ik groei Lesdoelen De kinderen ontdekken overeenkomsten en verschillen tussen kinderen en volwassenen van diverse leeftijden. Voorbereiding • Nodig voor deze les een aantal kinderen uit hogere groepen uit, bijvoorbeeld uit groep 4, 6 en 8. • Vraag eventueel aan de ouders om gezinsfoto’s met de kinderen erop mee te nemen. Benodigdheden • tijdschriften • kinderen uit hogere groepen • rol behang • lijm, scharen • eventueel gezinsfoto’s van de kinderen
Relaties en seksualiteit – groep 1
52
Introductie Praat met de kinderen over groeien en ontdek samen met hen wat er allemaal groeit: je haar en je nagels, je handen en je voeten, je oren en je mond. Je hele lijf groeit zelfs! Vraag de kinderen waar ze aan kunnen merken dat ze groter worden of geef zelf een voorbeeld: Vroeger kon je niets van de tafel pakken omdat deze te hoog was. Nu kun je er gemakkelijk bij. Laat de kinderen andere voorbeelden noemen en vertel dat ze vandaag gaan praten over alles wat met groeien te maken heeft. Kern Haal de kinderen uit de hogere groepen, of laat de kinderen hen ophalen. Ga met deze kinderen en een kind uit de eigen groep voor de andere kinderen staan, zodat de kinderen kunnen vergelijken. Stel vragen als: – Wat is hetzelfde aan ons allemaal? Wat is anders? – Zijn we allemaal even lang? Wie is de langste, wie de kortste? – Is de jongste ook de kleinste? Is dat altijd zo? – Is mijn lijf hetzelfde als dat van een meisje? Wat is er anders? – Kun je een kind uit je eigen groep optillen? Kun je een kind uit groep 8 optillen? Hoe kan dat? Wie kan wie wel optillen? – Wie heeft de grootste handen? – Wie heeft de kleinste voeten? – Hoeveel tanden heeft het oudste kind? – Hoeveel tanden heb jij? – Zet ons op een rij van klein naar groot. – Hoeveel jaar is iedereen? Zet ons op een rij van jong naar oud. Is dat dezelfde rij als de vorige? Afsluiting De kinderen knippen uit tijdschriften een aantal plaatjes van kinderen en volwassenen van verschillende leeftijden. Ze plakken de plaatjes op een stuk behang, van jong (baby) naar oud (opa/oma). Hang de groeiplaten op. Bij de nabespreking kunt u nog denken aan de volgende vragen: – Wat kun je nu wat je vroeger niet kon? – Wat kunnen papa en mama wel en jij nog niet? (bijvoorbeeld auto rijden, krant lezen, eten koken) – Kun jij dat later ook? – Wat moet je doen om te groeien? – Wie is bij jou thuis de grootste? En de kleinste? (gebruik bij deze vraag zonodig de gezinsfoto’s) – Wie is bij jou thuis de jongste? En de oudste? Suggesties/ideeën/tips • Hang voor elk kind een strook papier op de muur. Teken er op af hoe lang het kind is. Herhaal dit na een paar maanden. Is er iets veranderd? Eventueel kunt u de kinderen zich laten wegen op een personenweegschaal. Op de strook schrijft u erbij hoe zwaar ze zijn. • Vertel het sprookje van het lelijke jonge eendje of bekijk de videoband: FODOK sprookjesband 2, uitg. FODOK, Postbus 754, 3500 AT Utrecht. • Sluit aan bij het thema ‘Groot en klein’ van Ik & Ko.
Relaties en seksualiteit – groep 1
53
Prentenboeken • Bijna, maar nog niet helemaal van P. Rogers en J. Prater, uitg. Van Holkema & Warendorf, ISBN 902698932. Repeteerverhaal over een jongetje dat met grote kinderen mee wil spelen, maar eigenlijk nog te klein is. Het lukt hem bijna, maar niet helemaal. • Hoe ik groei van Mandy Suhr, uitg. Ars Scribendi, ISBN 9055611123. Over wat je allemaal geleerd hebt en wat je nodig hebt om te groeien. • Kijk hoe ik groei van Angela Wilkes, uitg. Van Reemst, ISBN 904100002. • Ik ben al groter dan gisteren van Karel Eijkman, uitg. Averroes. Over een jongetje dat met alles wil helpen, maar eigenlijk nog te klein is. Uiteindelijk verschoont hij de luier van zijn babybroertje. • Als ik groot ben van Trish Cooke, uitg. Interval, ISBN 9071779475. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Les 3 Mag ik vandaag mijn blootje aan? Lesdoelen De kinderen kennen het begrip ‘bloot’. Ze ontdekken dat er verschillende waarden en normen zijn over waar en wanneer je bloot bent. Benodigdheden • Kleine Thomas / Mag ik vandaag mijn blootje aan? Van Bavo Galama, uitg. Lifetime, ISBN 9021597853 (zie bijgevoegd materiaal) • aangepaste tekst bij Mag ik vandaag mijn blootje aan? (zie bijgevoegd materiaal) Introductie Laat de prenten zien en vertel dat ze over het jongetje Thomas gaan. Wijs het jongetje aan en bedenk samen een naamgebaar voor hem. Leg uit dat Thomas een dag geen kleren aan wil. Hij wil in zijn blootje rondlopen. Kern Lees de aangepaste tekst van het prentenboek voor. Geef de kinderen de gelegenheid om de prenten te bekijken en vragen te stellen. Stel af en toe ook zelf vragen om te controleren of de kinderen het verhaal begrijpen, bijvoorbeeld: Waarom wil Thomas geen kleren aan? Mag dat van papa? Houd hierbij de lijn van het verhaal vast. Afsluiting Praat met de kinderen over bloot zijn en stel bijvoorbeeld de volgende vragen: – Thomas vindt het fijn om bloot rond te lopen. Vind jij dat ook fijn? Doe je het wel eens? – Waar en wanneer ben jij in je blootje? (bijvoorbeeld onder de douche, in bad, in zee) – Zie je wel eens andere mensen in hun blootje? – Hoe vind jij het als iemand je bloot ziet? – Vind je het wel eens erg als iemand jou bloot ziet? Wanneer? En bij wie? Stimuleer de kinderen om duidelijk te zijn over wat ze prettig vinden en wat niet.
Relaties en seksualiteit – groep 1
54
Suggesties/ideeën/tips • Houd er rekening mee dat de opvattingen over ‘bloot zijn’ verschillen tussen en binnen culturen. Als kinderen aangeven dat ze van hun ouders niet bloot rond mogen lopen, benoem dan dat er verschillende regels of afspraken over kunnen zijn bij gezinnen thuis en op school. • Laat de kinderen elkaar omtrekken op een rol behang. Ze vullen de omtrek in en kiezen of ze zichzelf bloot willen afbeelden (met bijvoorbeeld ogen, neus, tepels, navel, geslachtsorganen) of aangekleed. Ze kunnen hiervoor verf, gekleurd papier of lapjes stof gebruiken. Prentenboeken • Ik vind jou lief van Sanderijn van der Doef, uitg. Ploegsma, ISBN 9021611503. Informatief boekje over alles wat met relaties en seksualiteit te maken heeft, passend bij de kleuterleeftijd. • Blootje spelen van Nannie Kuiper, uitg. Leopold, ISBN 9025838723. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Les 4 Jongen of meisje? Lesdoelen De kinderen ontdekken en benoemen uiterlijke verschillen tussen jongens en meisjes. Verschillen in gedrag komen aan de orde als de kinderen deze zelf ter sprake brengen. Voorbereiding • Vraag eventueel aan de ouders om gezinsfoto’s van de kinderen mee te nemen (zie ook les 2). • Kopieer de bladen 1.1 en 1.2 voor ieder kind. Knip of snijd de kopieerbladen in vier stukken. • Kopieer de bladen 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 en 1.5 en vergroot ze. Benodigdheden • kopieerbladen 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 • eventueel gezinsfoto’s van de kinderen Introductie Geef ieder kind de acht stukken van kopieerblad 1.1 en 1.2. Vraag hen om van deze stukken twee tekeningen te maken: een jongen en een meisje. Hang eventueel kopieerblad 1.1 en 1.2 vergroot op voor ondersteuning. Kern Vraag aan de kinderen of ze een jongen of een meisje zijn. Is het kind op de tekening een meisje of een jongen? Hoe kun je dat zien? Praat aan de hand van de tekeningen met de kinderen in de kring over de uiterlijke verschillen tussen meisjes en jongens. Stel bijvoorbeeld de volgende vragen: – Hoe kun je zien of dit een tekening van een jongen is? – Hoe kun je zien of dit een tekening van een meisje is? – Hoe kun je zien/weten of … (voorbeeld uit de klas) een meisje is? – Hoe kun je zien/weten of … (voorbeeld uit de klas) een jongen is?
Relaties en seksualiteit – groep 1
55
De verschillen die vaak door jonge kinderen worden genoemd, zijn verschillen in haar en kleding. Ook worden wel voorbeelden van bepaald gedrag genoemd dat bij een jongen of een meisje hoort. Ga in op rolbevestigende opmerkingen van kinderen door vragen te stellen als: – Klopt dat, is iedereen het daarmee eens? – Hebben alle jongens kort haar? – Dragen alleen meisjes oorbellen? – Zijn er ook jongens die met poppen spelen? – Welke meisjes in de klas spelen ook wel eens met autootjes? Praat met de kinderen door over het verschil tussen jongens en meisjes door vragen te stellen over hun eigen gezin of familie. Vraag bijvoorbeeld, eventueel aan de hand van de gezinsfoto’s: – Is mama een meisje of een jongen? – Is opa ook een jongen? – Als je doof/slechthorend bent, ben je dan een jongen of een meisje? – Wie is een meisje bij jou thuis, en wie een jongen? Hang kopieerblad 1.3 en 1.4 vergroot op. Herhaal de vragen: Kun je zien of dit een tekening van een jongen of een meisje is? Afsluiting Benoem samen met de kinderen de lichaamsdelen aan de hand van de kopieer bladen. Vraag bijvoorbeeld: Waar zie je het hoofd? De neus? De hals, de benen, de piemel, de tepel, de billen? Laat de kinderen het aanwijzen op de plaat en benoemen. Kinderen die er moeite mee hebben om het op de plaat aan te wijzen, laat u het bij zichzelf aanwijzen en benoemen. Stel ook specifieke vragen naar de geslachtskenmerken, bijvoorbeeld: – Waar zit de piemel bij jongens? – Hebben meisjes ook een piemel? – Wat hebben zij dan? Laat de gebarentekeningen zien en spreek zonodig af welk gebaar/woord in de klas wordt gebruikt. Suggesties/ideeën/tips • Sluit aan bij het thema ‘Geen twee dezelfde’ van Ik & Ko. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Les 5 Voelen dwars door de klas Lesdoelen Het lichaamsbesef en de oriëntatie van de kinderen worden vergroot. Voorbereiding • Kopieer de bladen 1.6, 1.7 en 1.8 twee keer op stevig papier. Knip steeds van één blad de kaartjes uit. Plastificeer eventueel de kaartjes en de kopieer bladen. • Kopieer blad 1.9 drie keer op stevig papier. Knip van twee bladen de kaartjes uit. Plastificeer eventueel de kaartjes en de kopieerbladen. • Kopieer blad 1.1 en/of 1.2 en knip het in acht stukken. • Leg de materialen op verschillende plaatsen in de klas klaar; dit zijn de stations.
Relaties en seksualiteit – groep 1
56
Bij station 1: losse kaartjes en grote kaart van kopieerblad 1.6 en 1.7. Bij station 2: losse kaartjes en grote kaart van kopieerblad 1.8, een stoel. Bij station 3: de puzzelstukken van kopieerblad 1.1 en/of 1.2. Bij station 4: losse kaartjes en grote kaart van kopieerblad 1.9. Bij station 5: losse kaartjes van kopieerblad 1.8, tekenpapier en kleurpotloden. Bij station 6 en 7 hoeft geen materiaal te worden neergelegd. Benodigdheden • kopieerbladen 1.1 en/of 1.2, 1.6, 1.7, 1.8 en 1.9 • een stoel • tekenpapier, kleurpotloden Introductie Vertel de kinderen dat ze deze les lichaamsspelletjes gaan doen. Loop met de kinderen langs de verschillende stations en leg uit wat ze bij ieder station moeten doen. Zorg dat er van ieder station twee ‘stops’ zijn, zodat de kinderen niet op elkaar hoeven wachten. – Station 1: Wijs op de stapel kaartjes met lichaamsdelen en laat samen met een kind zien wat de bedoeling is. U pakt één kaartje, terwijl het kind de ogen dicht doet. Dan raakt u het lichaamsdeel van het kind aan dat op het kaartje staat. Als er een muis op het kaartje staat, drukt u zacht tegen het lichaams deel, als er een olifant staat, drukt u hard. Het kind doet de ogen open en wijst op de juiste kaart (kopieerblad 1.6 en/of 1.7) aan waar het is aangeraakt. Leg aan de hand van het kaartje uit wat u gedaan heeft. Daarna wisselt u van rol. – Station 2: Trek een kaartje en zet één van de kinderen in de houding die op het kaartje staat. Bespreek met de kinderen aan de hand van de grote kaart welke houding het kind heeft en of het zo goed staat (of zit). – Station 3: Laat de puzzelstukken zien en vertel dat de opdracht bij dit station is om samen de puzzel te maken. – Station 4: Pak een kaartje en teken het figuur dat erop staat op de rug van een kind. Kan het kind voelen en op de grote kaart aanwijzen welk figuur het is? Wissel daarna van rol. – Station 5: Geef een kind een vel tekenpapier en een kleurpotlood. Ga achter het kind zitten, pak een kaartje en teken het figuur dat erop staat op de rug van het kind. Het kind tekent het figuur dat het op zijn rug voelt op het papier. – Station 6: Leer de kinderen het versje met bewegingen aan: De maan is rond (een cirkel (volle maan) tekenen op de rug van een kind) de maan is rond (een cirkel (volle maan) tekenen op de rug van een kind) twee ogen, (twee stipjes tekenen op de rug) een neus, (een verticale streep tekenen op de rug) en een mond. (een halve boog tekenen op de rug) Gebaar het versje eerst in de neutrale gebarenruimte, zodat de kinderen kunnen zien wat u doet en de betekenis van het versje begrijpen. Doe daarna het versje op de rug van een kind. Vertel dat de kinderen dit spel om de beurt bij elkaar kunnen doen. – Station 7: Laat twee kinderen met de ruggen tegen elkaar aan zitten op de grond en in een rustig ritme van links naar rechts wiebelen. Kern De kinderen gaan in tweetallen de verschillende stations in de klas langs. Ze mogen zelf de volgorde bepalen.
Relaties en seksualiteit – groep 1
57
Afsluiting Bespreek de spelletjes na. Welk spel vonden de kinderen het leukst? Wat vonden ze moeilijk of makkelijk? Suggesties/ideeën/tips • Zorg dat u meer stations klaarzet dan er tweetallen zijn. Laat na afloop van de les de spelletjes in de klas liggen en stimuleer de kinderen ermee te spelen. • U kunt de kinderen een stationskaart geven, waarop u de stations waar ze geweest zijn aftekent. Differentiatiemogelijkheden • Maak, afhankelijk van het niveau van de leerlingen, de keuze om de les klassikaal of in groepjes aan te bieden. • Als het te moeilijk is voor de kinderen om zelfstandig de stations af te lopen, kunt u verschillende spelletjes uitkiezen en deze klassikaal behandelen en (laten) spelen. • Kies hoeveel stations worden aangeboden. • Vraag naast de klassenassistente eventueel moeders om te assisteren bij de verschillende stations. • Bij station 1: Kinderen die het moeilijk vinden om het lichaamsdeel aan te wijzen op de kaart, kunnen het bij zichzelf aanwijzen. Naar: Gehörlos – sprachlos – missbraucht?! van Anja Dietzel, uitg. Dr. Kovac.
Les 6 Wat voel ik? Lesdoelen De kinderen kunnen verschillende gevoelens herkennen en uitdrukken. Ze breiden hun concept van blij, boos, verdrietig en bang uit. Voorbereiding • Maak vier gevoelshoeken in de klas: - blij-hoek: vrolijke kleuren, zonnige plaats in de klas - verdrietig-hoek: grote kussens, donkere plaats in de klas - bang-hoek: een plek om jezelf te kunnen verstoppen, bijvoorbeeld een grote tafel met een kleed eroverheen - boos-hoek: oude kranten • Kopieer blad 1.10 en vergroot het. Knip de smileys uit en plastificeer ze. • Kopieer de gebaren voor blij, verdrietig, boos en bang en plastificeer ze. (Uit het gebarenwoordenboek voor kinderen 1, ISBN 90-806312-6-4) Benodigdheden • vier ‘gevoelshoeken’ • kopieerblad 1.10 • de gebarentekeningen van blij, verdrietig, boos en bang • speelgoed, zakdoeken, knuffel, boksbal • prentenboeken (zie voor suggesties bij Prentenboeken) • tijdschriften • scharen, lijm
Relaties en seksualiteit – groep 1
58
Introductie Bezoek met de kinderen de verschillende hoeken. Vertel dat de oude kranten in de hoek verscheurd mogen worden. Laat de gebarentekeningen en de smileys aan de kinderen zien. Benoem de verschillende gevoelens. Welke hoek past bij welk gevoel? Hang samen met de kinderen de gebarentekeningen en de smileys bij de juiste hoeken. Laat de kinderen het speelgoed, de zakdoeken, de knuffel en de boksbal zien. In welke hoek passen die het beste? De kinderen vertellen ook waarom ze dat vinden. Kern Geef de kinderen de opdracht om in de prentenboeken verdrietige verhalen te zoeken. Welke hoek past bij die verhalen? Ga samen met de kinderen in die hoek zitten en lees het prentenboek voor. Laat de kinderen reageren en over hun eigen ervaringen vertellen. Stel vragen als: Ben jij ook wel eens verdrietig? Hoe voel je je dan? Wat doe je als je verdrietig bent? Naar wie ga je dan toe? U kunt deze werkvorm in volgende lessen herhalen met de andere gevoelens, zodat iedere hoek een keer aan bod komt. Afsluiting Leg in iedere hoek een vel papier, met boven in de hoek een smiley. Laat de kinderen in tijdschriften foto´s en plaatjes zoeken die bij een van de gevoelens passen. Ze knippen de foto´s of plaatjes uit en plakken ze op het juiste vel papier. Loop rond en vraag regelmatig waarom kinderen een plaatje op een bepaald vel papier plakken. Een plaatje van een kind in een ziekenhuisbed kan in de verdrietig-hoek, maar ook in de bang-hoek. Zelfs in de blij-hoek, als het kind in het bed lacht. Het kind bepaalt waar het past. Als de collages klaar zijn, hangt u ze in de hoeken op. Suggesties/ideeën/tips • Laat de kinderen thuis nog meer voorwerpen of boeken zoeken die in één van de hoeken passen. Bespreek de meegebrachte spullen. • Leg in iedere hoek tekenmaterialen en stimuleer de kinderen om tekeningen te maken van het gevoel van de hoek. Hang deze tekeningen op. • Hoekenspel: Vertel een kort verhaal, waarin u een situatie aangeeft, bijvoorbeeld een jongen die aan het voetballen is en over de bal struikelt. Op een signaal van u rennen de kinderen naar de hoek waarvan zij vinden dat die bij deze situatie past, bijvoorbeeld de verdrietig- of de boos-hoek. De kinderen kiezen zelf, er kunnen dus geen fouten gemaakt worden. Laat de kinderen uitleggen waarom ze naar een bepaalde hoek zijn gegaan. Als kinderen voor een andere hoek kiezen, benadruk dan dat dit mogelijk is. Niet iedereen reageert op dezelfde manier op een bepaalde situatie. Andere verhaaltjes zijn: - Een meisje is haar poes kwijt. De poes is al twee dagen niet meer thuis gekomen. - Je bent met mama in het winkelcentrum. Opeens zie je haar nergens meer. - Je oma is erg ziek. - Morgen ga je naar een verjaardagsfeestje van een vriendje of vriendinnetje. - Je vriendje pakt je fiets af. - Je ziet een jongen op een heel hoog klimrek klimmen. - Een meisje gooit zand in je gezicht. - Je zusje heeft je knuffel kapot gemaakt. - Je gaat naar school. Bij het begin van het schoolplein staat een jongen die je een keer geplaagd heeft.
Relaties en seksualiteit – groep 1
59
• Maak elkaar blij! Een kind loopt naar een hoek en trekt het gezicht dat bij de hoek past: boos, bang of verdrietig. Loop naar het kind toe en vraag: Zal ik je blij maken? Als het kind knikt, pakt u zijn of haar gezicht in beide handen. Streel zachtjes de wangen en zeg/gebaar: Eerst de wangen zacht maken. Teken dan met de wijsvinger op de wenkbrauwen een boogje en duw het boogje wat omhoog. Ga met de wijsvinger langs de neus naar beneden, teken de mond rond de lippen en duw met twee wijsvingers één voor één de mondhoeken omhoog. Is het kind nu weer blij? • Vraag de kinderen of zij zo ook iemand blij kunnen maken. Laat de kinderen dezelfde oefening bij elkaar doen. Wat vinden ze ervan? Als kinderen aangeven dat ze dit niet willen, maak dan duidelijk dat het niet hoeft. Kinderen mogen hun eigen grenzen aangeven! Prentenboeken • Ik ben bang van Núria Roca, uit de serie ´Mijn leefwereld´, uitg. Averbode, ISBN 9031717754. • Mijn gevoelens van Núria Roca, uit de serie ´Mijn leefwereld´, uitg. Averbode, ISBN 9031717754. • Helemaal blij! van Karin Bryant Mole, uitg. De Fontein, ISBN 905788044X. • Als je bedroefd bent van Brian Moses, uit de serie ´Je gevoelens´, uitg. Dijkstra, ISBN 9026254008. • Als je bang bent van Brian Moses, uit de serie ´Je gevoelens´, uitg. Dijkstra, ISBN 9026253990. • Hoe zit je in je vel? van Mick Manning, uitg. Ploegsma, ISBN 9021612402. • En blij,en boos, en anders van Emma Brownjohn, uitg. Sjaloom, ISBN 9021612402. • Droevige Dora van Tony Ross, uitg. Sjaloom, ISBN 9062494552. • Boze bui van Mireille D´Allance, uitg. Van Goor, ISBN 9000033829. Naar: Gehörlos – sprachlos – missbraucht?! van Anja Dietzel, uitg. Dr. Kovac.
Relaties en seksualiteit – groep 1
60
II. Sociale ontwikkeling en relaties Les 7 Vriendschap en houden van Lesdoelen De kinderen verkennen begrippen als vriendschap en houden van. Hierbij gaat het vooral om de invulling die de kinderen hieraan geven en het belang van dit soort relaties. Benodigdheden • Kikker en Eend van Max Velthuijs, uitg. Leopold, ISBN 9025848621 (zie bijgevoegd materiaal) • Ik vind jou lief van Sanderijn van der Doef, uitg. Ploegsma, ISBN 9021611503 (zie bijgevoegd materiaal) Introductie Lees het prentenboek Kikker en Eend voor. Kikker en Eend zijn vrienden. Wat doen ze allemaal samen? Praat met de kinderen over vrienden. Hebben ze zelf ook vrienden? Kern Laat bladzijde 4 t/m 7 uit Ik vind jou lief zien. Wat doe je als je iemand lief vindt? Vertel over uzelf. Vertel over iemand die u lief/aardig vindt en waarom. Nodig daarna de kinderen uit om hetzelfde te doen. Praat met de kinderen aan de hand van de volgende vragen: – Wie vind je lief/aardig? – Waarom vind je iemand lief/aardig? – Waarom is iemand je vriend? – Vertel eens wat meer over je vriend. – Wat doen jullie samen? Wat doen jullie het liefst samen? – Wanneer is je vriend niet aardig? – Hebben jullie wel eens ruzie? – Zijn jullie dan nog wel vrienden? Afsluiting Laat de kinderen in tweetallen Kikker en Eend spelen. Wat doen ze samen? Wandelen, zwemmen, varen en paardjerijden? Of doen ze samen wat anders? Leer de kinderen het versje over vrienden in NGT of NmG. Het gedichtje: Ik ben een vriend van jou Jij bent een vriend van mij Samen spelen Wij zijn blij! Suggesties/ideeën/tips • Sluit aan bij het thema ‘Speel je mee?’ van Ik & Ko. • Leer het gebarenversje Wie doet er mee? aan van de dvd Ik & Ko, rijmen doe je zo.
Relaties en seksualiteit – groep 1
61
Prentenboeken • Wil je met me spelen? Van Marianne Busser en Ron Schröder, uitg. Van Holkema & Warendorf, ISBN 9026994869. Over een muis die haar been breekt. Ze verveelt zich en stuurt briefjes weg met de vraag wie er met haar wil spelen. Alle vriendjes komen langs met leuke spelletjes. Ze zorgen goed voor haar. Als haar been weer beter is, geeft ze een feest. Hoe weten de kinderen dat de andere dieren vrienden zijn van de muis? • Raad eens hoeveel ik van je hou? van Sam McBratney en Anita Jeram, uitg. Lemniscaat, ISBN 9060699386. Kleine haas probeert uit te leggen hoeveel hij houdt van grote haas. Enigszins abstract taalgebruik. • Van mij! van Hiawyn Oram, uitg. Clavis, ISBN 9068222023. Met je vrienden doe je dingen samen. Dat wil de kinderen in dit boek niet echt lukken. Zijn het vrienden of niet? Wat denken de kinderen ervan? • Alle verhalen van Kikker en Pad van Arnold Lobel, uitg. Ploegsma, ISBN 9021611309. Verschillende aspecten van vriendschap komen aan de orde, zoals samen lekkere dingen eten, samen leuke dingen doen en voor je vriend opkomen. • Jip en Janneke spelen samen van Annie M.G. Schmidt, uitg. Querido, ISBN 9045100363. Differentiatiemogelijkheden • Voor jonge kleuters kunt u het verhaal van Kikker en Eend vertellen aan de verteltafel. Beplak de tafel met groen en blauw papier en zet een aantal zelfgemaakte bomen neer. Speel het verhaal na met een stoffen kikker en eend en een poppenbedje.
Les 8 Ik woon bij… Lesdoelen De kinderen worden zich bewust van verschillende samenlevingsvormen. Voorbereiding • Zorg voorafgaand aan de les dat u op de hoogte bent van de woonsituatie van de kinderen. • Kopieer blad 1.11b vergroot gekopieerd. Knip de personen uit. • Kopieer blad 1.11a en 1.11b voor alle leerlingen (afhankelijk van de woon situaties van de kinderen kunt u de bladen vaker kopiëren). Benodigdheden • kopieerblad 1.11a en 1.11b • bord, krijt • buddies (plakgum) • lijm, scharen • kleurpotloden Introductie Teken een huis op het bord en laat de uitgeknipte personen aan de kinderen zien. Weten ze wie het zijn? Benoem de personen samen met de kinderen, bijvoorbeeld: papa, mama, baby. Geef uw eigen woonsituatie aan door de personen met buddies op het huis te plakken.
Relaties en seksualiteit – groep 1
62
Kern Vraag aan de kinderen met wie ze wonen. Bespreek een paar woonsituaties. Benadruk dat er veel verschillen kunnen zijn. Leg uit dat mensen op veel verschillende manieren samen kunnen wonen. Soms wonen opa en oma erbij, soms wonen twee mannen of twee vrouwen samen. Soms wonen kinderen alleen met mama of papa. Waarom gaan mensen samen wonen? Speel het uit met de vader- en moeder figuur. Laat ze elkaar tegenkomen en samen in een huis gaan wonen. Overleg met de kinderen waarom ze dat doen: omdat ze van elkaar houden/elkaar lief vinden, omdat ze graag samen dingen willen doen, omdat ze graag kinderen willen. Je kunt ook samen wonen omdat je familie bent, omdat je niet alleen kunt wonen of omdat je alleen wonen niet leuk vindt. Deel de kopieerbladen en de vellen papier uit. De kinderen brengen hun eigen thuissituatie in kaart. Ze knippen de personen met wie ze wonen uit kopieerblad 1.11b en plakken ze op het huis. Geef hen de gelegenheid om er zelf iemand bij te tekenen als die niet op het kopieerblad staat. Bespreek de samenlevingsvormen kort na en benadruk de overeenkomsten. Laat de kinderen eventuele huisdieren erbij plakken of tekenen. Stel vragen over de relatie die de kinderen hebben met de mensen thuis, bijvoorbeeld: • Wie houdt veel van jou? Van wie houd jij? • Wie knuffelen jou? • Met wie eet je altijd samen? • Wie speelt er vaak met je? • Waarom vind je je papa, mama, zus of broer aardig? • Heb je soms ook ruzie thuis? Met wie? • Wat vind je leuk om samen met papa/mama te doen? • Help je papa/mama wel eens? Wat doe je dan? • Wie zorgt er voor jou? • Voor wie zorg jij? • Slaap je alleen op een kamer of met papa/mama/broertjes/zusjes? Afsluiting Met wie zouden de kinderen later willen wonen als ze groot zijn? Laat ze die mensen op de achterkant van het huis tekenen. Willen ze hetzelfde wonen als nu? Of anders en met wie dan? Geef hen ook de gelegenheid om te kiezen voor man-man of vrouw-vrouw. Stel zonodig vragen om hen op weg te helpen, bijvoorbeeld: Wil je alleen wonen of met andere mensen? Wil je met een man of een vrouw wonen? Wil je ook kinderen? En huisdieren? Laat de kinderen zo hun eigen huishouden van de toekomst samenstellen. Bespreek de tekeningen kort. Suggesties/ideeën/tips • Sluit aan bij het thema ‘Bij mij thuis’ van Ik & Ko. • Bied ook minder traditionele samenlevingsvormen aan, bijvoorbeeld een vader of moeder die alleen voor de kinderen zorgt, of twee vrouwen of twee mannen die voor kinderen zorgen.
Relaties en seksualiteit – groep 1
63
Prentenboeken • Krokodil en Giraf van Daniela Kulot, uitgeverij De Vries-Brouwers, ISBN 9053414959. Krokodil en Giraf gaan samenwonen, maar dat is nog niet zo makkelijk met dat lengteverschil. • Morgen trouwt juf Mieke van Jennine Staring, deel 10 uit de serie ‘Kijk en beleef’, uitg. Kwintessens, ISBN 9057880660. In een kleuterklas wordt een bruiloft nagespeeld, omdat de juf gaat trouwen. Differentiatiemogelijkheden Voor kinderen die moeite hebben met abstraheren, kunt u een kopie maken van de gezinsfoto’s (zie les 2). De kinderen knippen de personen uit en plakken ze op het huis. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Les 9 Knuffelen en houden van Lesdoelen De kinderen wisselen ervaringen en gevoelens uit rond knuffelen en andere vormen van elkaar aanraken in relatie tot ‘houden van’. Voorbereiding • Vraag voorafgaand aan de les of de kinderen een eigen knuffel van thuis mee willen nemen. • Kopieer blad 1.12 en vergroot het. Knip de tekeningen uit en kleur ze. Eventueel kunt u de tekeningen plastificeren. Benodigdheden • eigen knuffels van de kinderen • kopieerblad 1.12 Introductie De kinderen zetten hun meegebrachte knuffels naast elkaar voor de klas. Bespreek kort van wie welke knuffel is. Waarom is de knuffel zo lief? Kern Vertel dat Marlies ook een knuffel heeft. Hij heet Beer. Vertel het verhaal van Marlies en Beer of speel het uit en laat tijdens het verhaal de tekeningen zien: Marlies ligt in bed. Beer ligt naast haar. Marlies kan niet slapen. Morgen is ze jarig. Daar moet ze steeds aan denken. ‘Wat krijg ik voor mijn verjaardag?’ vraagt ze aan Beer. ‘Krijg ik een fiets? Of een pop?’ Beer zegt niets. Hij kijkt haar vriendelijk aan. ‘Ik mag morgen op de stoel van de juf’, vertelt Marlies. ‘Iedereen gaat voor mij zingen. En ik trakteer.
Relaties en seksualiteit – groep 1
64
Op zakjes chips. Lust jij ook chips, Beer?’ Ineens ligt Marlies heel stil. Ze houdt haar adem in. Wat is dat? Ziet ze daar iets? Marlies pakt Beer. Ze drukt hem stijf tegen zich aan. Gelukkig. Ze is niet helemaal alleen. Dan ziet ze het weer. Er beweegt iets. Op de muur. Beer is ook bang. Hij durft niet te kijken. Hij kruipt weg. Onder de dekens. Dat vindt Marlies een goed idee. Ze gaat ook onder de dekens. En knuffelt Beer. De deur gaat open. Daar is mama. Ze slaat de deken terug. ‘Kun je niet slapen?’ vraagt mama. ‘Er is iets op de muur’, zegt Marlies. ‘Het beweegt.’ Mama kijkt. ‘Het is de schaduw’, zegt ze. ‘De schaduw van het gordijn. Kijk maar.’ Marlies moet opeens een beetje huilen. Van de schrik. ‘Was je bang?’ vraagt mama. Marlies knikt. Mama trekt haar naar zich toe. En knuffelt haar. Mama stopt Marlies in. Marlies houdt Beer stijf vast. Niet omdat ze bang is. Maar omdat Beer de liefste knuffel is. En de sterkste beer. Van de hele wereld! Praat met de kinderen over knuffels, naar aanleiding van het verhaal en de meegebrachte knuffels. Stel vragen als: – Wie neemt er ook zijn knuffel mee naar bed? – Wat vertel je aan je knuffel? – Met wie knuffel je nog meer? – Hoe doe je dat dan, knuffelen? – Wie wil dat laten zien? (Laat op deze manier verschillende manieren van knuffelen zien) – Vind je knuffelen altijd fijn? (Doe met een knuffel voor hoe je te hard kunt knuffelen) Is dit fijn of niet?
Relaties en seksualiteit – groep 1
65
– – – – – – –
Ben je wel eens geknuffeld toen je dat niet fijn vond? Waarom wilde je niet geknuffeld worden? Wat deed je toen? Wat kan je zeggen als je niet geknuffeld wil worden? Heb je huisdieren? Knuffel je ook met je huisdieren? Hoe knuffelen je huisdieren met jou?
Afsluiting Laat de kinderen met hun eigen knuffels spelen, bijvoorbeeld in de bouwhoek of de poppenhoek. Prentenboeken • Raad eens hoeveel ik van je hou? van Sam McBratney en Anita Jeram, uitg. Lemniscaat, ISBN 9060699386. Kleine haas probeert uit te leggen hoeveel hij houdt van grote haas. Enigszins abstract taalgebruik. • Kusje van Nanda Roep, uitg. Lemniscaat, ISBN 9056374354. Over een papa die zijn kind naar bed brengt en verschillende soorten kusjes geeft, bijvoorbeeld een deftige dameskus, een vlinder- en monsterkus. • Tom en Pippo en de wasmachine van Helen Oxenbury, uitg. Gottmer, ISBN 9025721001. Pippo, de knuffelaap van Tom, wordt gewassen in de wasmachine. • Ik vind jou lief van Sanderijn van der Doef, uitg. Ploegsma, ISBN 9021611503, bladzijde 16 en 17. Informatief prentenboek over relaties en seksualiteit, passend bij de kleuterleeftijd. • Mag ik een kusje van Christophe Loupy, uitg. De vier windstreken, ISBN 9055795887. Repeteerverhaal over een hondje dat bij andere dieren een kusje gaat halen. Iedereen zoent anders. • Knuffels, uit de serie ‘De Kijkdoos’, uitg. De Ruiter, ISBN 9005003227. Informatief boekje over knuffels. • Het grote knuffelboek van Guido Genechten, uitg. Clavis, ISBN 9044800817. Over hoe dieren met elkaar knuffelen.
Les 10 Verliefd Lesdoelen De kinderen praten over het begrip verliefd. Benodigdheden • prentenboek Kikker is verliefd van Max Velthuijs, uitg. Leopold, ISBN 9025847390 (zie bijgevoegd materiaal) en/of de dvd Rups/Kikker/Vogel/Kat van Het handtheater, verkrijgbaar via www.handtheater.nl • kaartjes van stevig papier, rode hartjes, rode glitter, lijm
Introductie Introduceer het verhaal en stel de hoofdpersonen voor. Herinner de kinderen aan het andere boekje over Kikker, Kikker en Eend (zie les 7). Weten de kinderen nog hoe het verhaal gaat? Kikker en Eend zijn vrienden. In dit verhaal is er iets met Kikker aan de hand. Maar wat?
Relaties en seksualiteit – groep 1
66
Kern Bekijk samen met de kinderen het verhaal Kikker is verliefd op dvd of lees het boekje voor. Stel vragen naar aanleiding van het verhaal. Hieronder staat een aantal voorbeelden. Kies vragen die bij het niveau van uw groep passen. – Wie is er wel eens verliefd? – Hoe weet je dat? Hoe voel je je dan? – Is dat een leuk gevoel? – Op wie kun je verliefd worden? – Is dat anders dan vriendschap? – Wat doe je met iemand op wie je verliefd bent? – Wat doe je niet met iemand op wie je verliefd bent? Informatie voor de kinderen: Als je verliefd bent op iemand, wil je vaak bij die ander zijn. Als je verliefd bent, ben je heel speciale vrienden, je bent dol op elkaar. Als grote mensen al een tijdje verliefd zijn op elkaar gaan ze vaak samenwonen of trouwen. Daarna krijgen ze soms ook kinderen. Informatie voor de leerkracht: Kleuters kunnen verliefd zijn op alles en iedereen: hun ouders, de juf, een vriend of vriendin, oma, de hond… dat maakt niet uit. Verliefd zijn, betekent voor kleuters gewoon heel erg veel houden van! In deze les gaat het om het aanbieden van het begrip ‘verliefd’, niet om de precieze inhoud. Afsluiting Laat de kinderen een mooi kaartje maken met rode hartjes en rode glitter voor iemand van wie ze veel houden. U kunt er eventueel een naam of een zinnetje (ik vind jou lief) bij zetten of de kinderen stimuleren dat zelf te doen. Stimuleer hen om de kaartjes ook aan degene op wie ze verliefd zijn te geven. Prentenboeken • Mag ik van jou een kusje? en Omdat ik je zo lief vind van Marianne Busser en Ron Schröder, uitg. Van Holkema en Warendorf, ISBN 9026993412 en 9026996845. In het eerste boek ontdekt Muis dat Egel lekkere kusjes kan geven. In het tweede boek vraagt Egel aan Muis of ze met hem wil trouwen. • Ik vind jou lief van Sanderijn van der Doef, uitg. Ploegsma, ISBN 9021611503. Informatief prentenboekje over relaties en seksualiteit, passend bij de kleuterleeftijd. • Krokodil is verliefd van Daniela Kulot, uitgeverij De Vries-Brouwers, ISBN 9053413561. Krokodil is verliefd, maar Giraf ziet hem niet eens staan. • Hopeloos verliefd van Angelika Glitz, uitg. Lemniscaat, ISBN 9056373412. Over een schaap dat verliefd wordt op een ander schaap. Twee andere schapen zijn heel jaloers. Geen gemakkelijk verhaal, maar wel leuk.
Relaties en seksualiteit – groep 1
67
Kopieerblad 1.1 - Relaties en seksualiteit
Jongen of meisje?
Kopieerblad 1.2 - Relaties en seksualiteit
Meisje of jongen?
Kopieerblad 1.3 - Relaties en seksualiteit
Kopieerblad 1.4 - Relaties en seksualiteit
piemel
bil
billen
borst
borsten
navel
tepels
Kopieerblad 1.5 - Relaties en seksualiteit
spleetje
Kopieerblad 1.6 - Relaties en seksualiteit
Kopieerblad 1.7 - Relaties en seksualiteit
Kopieerblad 1.8 - Relaties en seksualiteit
Kopieerblad 1.9 - Relaties en seksualiteit
Kopieerblad 1.10 - Relaties en seksualiteit
Kopieerblad 1.11a - Relaties en seksualiteit
Kopieerblad 1.11b - Relaties en seksualiteit
Kopieerblad 1.12 - Relaties en seksualiteit
6. Wat voel ik?
81
10. Verliefd
9. Knuffelen en houden van
8. Ik woon bij…
7. Vriendschap en houden van
4. Jongen of meisje?
3. Mag ik vandaag mijn blootje aan?
2. Kijk eens hoe ik groei
5. Voelen dwars door de klas
1. Foto’s maken
Lesactiviteiten
Planningsformulier groep 1
Relaties en seksualiteit – groep 1
Datum activiteit
Opmerkingen
Relaties en seksualiteit – groep 1
82
10.
9.
8.
7.
6.
5.
4.
3.
2.
1.
Lesactiviteiten
Extra planningsformulier groep 1
Datum activiteit
Opmerkingen