Ieder voor zich? Eigen verantwoordelijkheid en solidariteit in de sociale zekerheid
Voorwoord Bij de aankondiging dat Kees Dekkers afscheid zou gaan nemen als voorzitter van Stichting de Pijler, ontstond het idee om dit in de vorm van een afscheidsconferentie te doen en daarbij tevens een brochure uit te geven. We wilden aandacht schenken aan de grote veranderingen die in de laatste 20 jaren zijn doorgevoerd in het stelsel van sociale zekerheid en vooral de effecten hiervan op de burger. Voor de brochure werd een zestal personen geïnterviewd om vanuit hun specifieke kennis en ervaringsdeskundigheid een bijdrage te leveren aan de conferentie. De geïnterviewden zijn: • Kees Dekkers, voorzitter van de Pijler en woordvoerder van de anti-armoedebeweging in Limburg; • Raf Janssen, secretaris van de Sociale Alliantie en wethouder sociale zaken gemeente Helden; • Saskia Noorman-Den Uyl, lid Tweede Kamer voor de PvdA; • Yvonne Paulussen, directeur detachering en reïntegratie Licom; • Tof Thissen, voorzitter Divosa en lid van de Eerste Kamer voor GroenLinks; • Jan Zwanepol, voorzitter van de Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten. Al jaren werkt de overheid aan een grootschalige verbouwing van het stelsel van sociale zekerheid. Inmiddels is de WAO vervangen door de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), is de WW aangepast en vooral aanzienlijk aangescherpt, is de Ziektewet vrijwel afgeschaft en is de Algemene Bijstandswet omgevormd tot Wet Werk en Bijstand (WWB). Daarnaast worden en zijn veranderingen doorgevoerd op tal van andere onderdelen van het stelsel van sociale zekerheid. Met deze ingrijpende verbouwing wil de overheid een nieuw activerend stelsel tot stand te brengen. Dat moet de burger in staat stellen om zijn bestaan in eigen beheer te nemen. Voor de burger die daartoe in staat is, is deze omslag geen probleem, wellicht zelfs een uitdaging. Maar de burger die vanwege leeftijd, fysieke, sociale of psychische beperkingen minder of niet tot zelfredzaamheid in staat is, ervaart het nieuwe stelsel als een grote bedreiging voor zijn inkomen en bestaanszekerheid. De koninklijke weg uit armoede is arbeid, de betaalde baan, beweert de overheid met grote stelligheid. Maar tegelijk blijkt in de dagelijkse werkelijkheid dat voor veel uitkeringsgerechtigden, ondanks alle reïntegratie-inzet, een duurzame arbeidsbetrekking niet bereikbaar is. Zolang werkgevers kunnen kiezen, zullen mensen met beperkingen buiten de arbeidsboot blijven vallen. Als de koninklijke weg uit armoede niet begaanbaar is, rest voor al die mensen die op deze weg vastlopen of al eerder vastgelopen zijn, een kale minimumuitkering. Voeg hierbij de afbraak van het minimabeleid en de gesubsidieerde werkgelegenheid, dan is duidelijk dat armoede en uitzichtloosheid in steeds sterkere mate het leven bepalen van vooral die mensen die langdurig afhankelijk zijn van het minimum. Veel uitkeringsgerechtigden voelen zich afgeschreven. Onder invloed van de voortdurende financiële krapte en de grote maatschappelijke druk te beantwoorden aan onhaalbare eisen, brokkelen het zelfbeeld en het geloof in eigen kunnen stelselmatig af. En dat maakt het moeilijk voor jezelf op te komen. Als individu voelen uitkeringsgerechtigden zich kwetsbaar en weerloos tegenover de overheid, de instanties, de bureaucratie. Op den duur maakt deze weerloosheid mensen ook sprakeloos. Om mensen weer stem te geven en mondig te maken, brengt de Pijler mensen bijeen, mensen die in een min of meer gelijke positie verkeren, die zich als lotgenoten in elkaars verhaal kunnen herkennen, die zich samen sterker kunnen voelen. Door bundeling van krachten wil de Pijler mensen in staat stellen zich beter te weren, op te komen voor hun eigen belangen, samen te werken aan het ontwikkelen van hun mogelijkheden met als doel een reële positieverbetering. Dat doet niet alleen recht aan hun belangen maar ook die van de samenleving. Met de conferentie van 3 november 2006 en deze brochure willen we een bijdrage leveren aan de discussie over een beter cliëntenperspectief. November 2006 Bestuur en Staf van Stichting De Pijler
Kees Dekkers Kees Dekkers is scheidend voorzitter van De Pijler, een functie die hij vanaf begin jaren negentig heeft bekleed. Daarvoor was hij al actief in de Werkgroep Armoede van PSUL. Hij is theoloog en sterk geïnteresseerd in 3e Wereld-problemen. Hij is daar als directeur van het Bureau Internationale Solidariteit binnen de Kerken van Limburg, samen met het bisdom, dan ook intensief mee bezig. Vanuit die benadering ontstond het besef dat je niet naar armoede elders kunt kijken zonder aandacht voor de situatie in Nederland. "In dat opzicht was het een eye-opener te ervaren dat iemand zei geen 'zuivere koffie' te kunnen kopen omdat dit voor zijn minimuminkomen veel te duur was. Zijn keuze was geen of minder koffie drinken of zwaar bezuinigen op iets anders", vertelt Kees. "Dat drukt je wel op de feiten dicht bij huis."
Interview Kees Dekkers U hebt de armoede en de positie van mensen met weinig inkomen in Nederland al zo'n 20 jaar gevolgd. In die 20 jaar hebben we te maken gehad met tal van reorganisaties en ingrepen in de sociale zekerheid. Wat heeft dat voor effect gehad op cliënten en met name mensen met een minimumuitkering? "Al die veranderingen hebben weinig positiefs teweeg gebracht voor arme mensen. Ze hebben geen hogere uitkering, geen betere positie én geen werk. Daar tegenover staat dat ze veel meer controle ondervinden, te maken hebben gekregen met tal van bezuinigingen – niet alleen op de uitkering maar ook op tal van voorzieningen waar ze van afhankelijk zijn - en ze worden geconfronteerd met een sociaal stelsel dat alleen maar ondoorzichtiger is geworden." "De ratio onder al die veranderingen is niet het belang van de mensen die er van afhankelijk zijn. Het idee is dat de uitkeringen te riant zijn en te lang worden verstrekt aan teveel mensen. Het gevolg is dat de uitkeringen lager, korter en minder toegankelijk zijn gemaakt. Daar staat tegenover dat de cliënt de 'eigen verantwoordelijkheid' opgelegd heeft gekregen, niet met de bedoeling om hem meer en betere handelingsmogelijkheden te geven, maar vooral om het probleem op het individu af te wentelen. Bijna als 'eigen schuld, dikke bult'. Dat gaat gepaard met financiële prikkels en dwangmogelijkheden voor de uitvoerders om cliënten te sturen in de richting van de arbeidsmarkt." Een financiële prikkel kan alleen werken voor wie mogelijkheden heeft. Voor een grote groep geldt dat niet of nauwelijks. Zoals alleenstaande ouders met weinig vooropleiding, mensen met een beperking en oudere allochtonen. Die laatste groep heeft 20 tot 30 jaar slopende arbeid verricht en heeft nu geen plek meer in de samenleving. Wat hen rest is een minimale uitkering of een gekorte AOW. Werkgevers zitten niet te wachten op deze mensen. Ze zullen dus alleen maar armer buiten de deur worden gezet en gehouden". De 'eigen verantwoordelijkheid' is momenteel een belangrijk punt. Mensen worden daar steeds meer op aangesproken in plaats van zich afhankelijk te houden van allerlei voorzieningen en uitkeringen. Zit daar niet een mate van redelijkheid in en draagt het ook niet bij aan zelfredzaamheid? "Wat je vooral ziet is dat het individu zelf verantwoordelijk wordt gesteld voor zijn eigen 'falen'. Falen in de zin dat hij niet meer voldoet aan de algemene norm van vitale werkende participant in en aan de samenleving. De politiek acht zich daaraan onschuldig en wentelt de verantwoordelijkheid dus af. Maar het individu kan een aantal factoren niet veranderen, zoals de eigen geschiedenis, zijn inkomen en werk. Tenminste niet zolang de arbeidsmarkt op slot zit voor hem. En dat is de situatie voor een grote groep in onze samenleving." "Die eigen verantwoordelijkheid kun je wel gestalte geven, maar dan moet je de mens niet aanpassen aan de baan op de arbeidsmarkt. Je zou dat moeten omdraaien: wat kan hij of zij wél? Meestal is dat ontzettend veel, maar is dat niet of niet gemakkelijk in te zetten in betaald werk. Die persoonlijke mogelijkheden – competenties – moet je onderzoeken, inventariseren en verder ontwikkelen. Dat gebeurt bijvoorbeeld via lotgenotengroepen en via de cursus 'Nieuwe Start' hier in Limburg, waar een persoonlijk actieplan wordt ontwikkeld door de deelnemers."
Een nieuwe start? Een driedaagse cursus voor arbeidsgehandicapten die geheel of gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn verklaard. Vanwege ziekte of gebrek hebben zij verminderde kansen op de arbeidsmarkt. Als (her)oriëntatie en voorbereiding op een eventueel reïntegratietraject wordt de gelegenheid geboden om onder eigen regie, ideeën voor de toekomst in een persoonlijk werkplan te zetten. Tijdens het traject komt aan de orde: • Hoe leer ik omgaan met veranderingen in mijn situatie? • Informatie over arbeidsongeschiktheid (wet- en regelgeving) en reïntegratie. • Wat zijn nu reëel mijn mogelijkheden en kansen op werk, scholing en bemiddeling? • Wat zijn mijn eigen eisen en wensen ten aanzien van nieuwe activiteiten? Meer informatie: De Pijler
Betekent dit dat je iedereen daarvoor ondersteuning en begeleiding moet aanbieden? "Nee, de meeste mensen zijn best in staat hun eigen leven in te richten. Dat geldt ook voor mensen die buiten het arbeidsproces zijn geraakt. Maar velen kunnen daar best hulp bij gebruiken. Er zijn tal van voorzieningen die daar een rol bij kunnen spelen. Denk bijvoorbeeld aan Moedercentra, waar vrouwen onderling steun kunnen vinden en bieden en waar ze een eigen ontwikkelingsplan kunnen opzetten. Maar mensen hebben daar soms tijd, soms veel tijd voor nodig. In veel gevallen komt arbeid pas achteraan in de rij van aandachtspunten. Voorop staan dan bijvoorbeeld schulden, relatieproblemen, verslaving en psychische problemen." Bieden de huidige regelingen en uitvoeringsinstanties voldoende ruimte voor zo'n benadering? "Nee, dat denk ik niet. Het veel geprezen 'maatwerk' zou dan werkelijk moeten worden waargemaakt. Mensen die niet of nog niet op de reguliere arbeidsmarkt terecht kunnen moet je andere mogelijkheden bieden om hun talenten aan te wenden en te ontplooien en om een bijdrage te leveren aan de samenleving. Ik ben daarom voorstander van een 'participatie-inkomen', dat wil zeggen een normaal inkomen voor zinvolle bijdragen aan de samenleving in welke vorm dan ook. Activiteiten die maatschappelijk zinvol zijn, kunnen passen in het kader van passende arbeid. Maar het kan ook gaan om aangepast werk, vrijwilligerswerk, kortom werk dat aansluit bij de mogelijkheden van mensen. Daar moet je dan wel werkzaamheden voor creëren, waarbij uitgespaarde uitkeringsgelden kunnen worden ingezet voor normale lonen. Er is behoefte aan heel veel diensten en producten die nu niet tot stand komen of die lang geleden zijn weggesaneerd. Bijvoorbeeld omdat ze economisch niet rendabel zijn of omdat de collectieve middelen niet toereikend worden geacht om ze te financieren." Dat roept al snel de kritiek op dat het gaat om 'kunstbanen' waarvan we al vele jaren diverse soorten hebben zien komen en gaan. Nee, ik heb het niet alleen over zinvolle benutting van individuele mogelijkheden maar ook om werkzaamheden waaraan grote behoefte bestaat. Op die manier zijn ook de conducteurs weer op de tram gekomen, zijn wijkmariniers aangesteld en kunnen mensen met een pgb mantelzorg inhuren. De vergrijzing zal niet alleen de behoefte aan professionele zorg vergroten maar ook de behoefte aan persoonlijke dienstverlening. Daar liggen enorme mogelijkheden."
"Ik heb veel mensen na jarenlange werkloosheid in ID-banen zien opbloeien, precies omdat het werk werd aangepast aan hun mogelijkheden. Veel van deze banen zijn inmiddels opgeheven. Niet omdat ze niet voldeden, maar omdat de politiek vond dat ze nu maar eens moesten doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Toen bleek dat de arbeidsmarkt voor hen gesloten bleef, zaten ze, een illusie armer, weer thuis met een uitkering. Waarom willen we mensen toch altijd dwingen een weg op te gaan die niet begaanbaar is?"
Een ander 'modern' uitgangspunt is werk boven uitkering, Work First en dergelijke. Dat gaat gepaard met een zekere mate van drang en dwang. Vindt u dat gepast en effectief?
"Iedereen heeft recht op het vangnet maar mag ook aangesproken worden op eigen verantwoordelijkheid. 'Voor wat hoort wat' vind ik vanuit dat uitgangspunt geen verkeerd principe. Dat principe wordt, naar mijn waarneming, nu niet goed en niet effectief toegepast. Het vraagt om betere condities. Zo moet je 'participatie' niet alleen maar opvatten als betaalde arbeid op de reguliere arbeidsmarkt. Als participatie in de vorm van reguliere betaalde arbeid niet of nog niet mogelijk is, moet je de andere lijn ondersteunen. Kortom, bij dat vangnet hoort ook intensieve ondersteuning om weer maatschappelijk te kunnen participeren. Daarbij mag je je baseren op 'wederkerigheid', op de inzet en verantwoordelijkheid van de cliënt. Maar daarbij hoort dan niet een dwingend perspectief van die betaalde baan, die je wellicht nooit zult krijgen." "In deze benadering is ondersteuning een onderdeel van het vangnet, niet vanuit een verzekeringsgedachte maar vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid en altijd gekoppeld aan de eigen verantwoordelijkheid. De ondersteuning moet er dan op gericht zijn die eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Bij de WWB geldt dat het sterkst maar bij verzekerde rechten als de WIA (WAO) en WW geldt ook de maatschappelijke verantwoordelijkheid jegens het individu en ook daar weer altijd gekoppeld aan de eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet alleen een kwestie van onderlinge solidariteit. Er is een individueel én een collectief belang om mensen niet achter de geraniums te laten verdwijnen. Een inkomen kun je blijven verzekeren in de vorm van een uitkering, maar de ondersteuning bij het weer maatschappelijke participeren – in welke vorm dan ook – moet je buiten een verzekeringsregime en onder publieke verantwoordelijkheid organiseren." "Van mij mag je daarom de bijstand afschaffen. Wie voor ondersteuning in aanmerking wil komen sluit een contract met de sociale dienst. Je wordt geholpen bij het vinden of organiseren van een passende vorm van maatschappelijke participatie, bijvoorbeeld als beheerder van een speeltuin, en daarvoor krijg je normaal loon of een participatie-inkomen." "Om terug te komen op de vraag, nee, ik vind de huidige praktijk niet passend en effectief. De sociale dienst heeft de opdracht mensen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en te dwingen in de richting van de reguliere arbeidsmarkt. Maar meer dan 50% van de bijstandscliënten is niet bemiddelbaar. Dan ben je dus bezig heel veel geld, tijd en moeite te steken in het laten rondrijden van mensen op een parkeerplaats zonder dat ze ooit de snelweg zullen bereiken. De sociale dienst zou van de politiek een open mandaat moeten krijgen om reïntegratie- en participatieondersteuning te bieden. De politiek moet dan alleen op doelmatigheid controleren, naar mijn mening. Dan ontstaat er ruimte voor creatieve oplossingen."
"Ik heb veel klachten gehoord van mensen die op oudere leeftijd werkloos geworden zijn. Zij werden in sollicitatietrainingen geplaatst waar ze met al hun ervaringen niets leerden en die, eenmaal afgerond, ook niets opleverden. Het punt is niet dat ze moeten leren solliciteren, maar dat de arbeidsmarkt vanwege leeftijdsdiscriminatie voor hen gesloten is."
De reorganisaties in de sociale zekerheid hebben er onder meer toe geleid dat de reïntegratiedienstverlening doelbewust aan de private markt wordt overgelaten. Moet dat weer worden teruggedraaid? "Ik vind dat reïntegratie- en participatieondersteuning primair een publieke taak is, maar een eventueel kort verblijf in trajecten via de private sector zou wel kunnen. Dat zou dan vooral kunnen gelden voor wie gemakkelijk en relatief snel bemiddelbaar is. Ik heb deze mening niet alleen vanwege de principiële benadering maar ook omdat ik een diep wantrouwen heb ontwikkeld ten aanzien van de private reïntegratiesector. Hoewel er ook goede appels in de mand zitten, zie je dat de meeste hun markt vooral afromen. Deze bedrijven zijn vooral gericht op overleven en dus op zichzelf in plaats van op mensen die ze ondersteuning moeten bieden. Die houding staat op gespannen voet met de publieke taak om mensen weer naar de samenleving te begeleiden." "We zien nu dan ook dat heel veel aanbestedingen weer worden teruggedraaid. Ik vind dat een goede ontwikkeling. De publieke taak kan vooral worden vormgegeven door het voeren van de regie – voor cliënten die dat niet zelf kunnen – en het bieden van begeleiding. Meer specifieke diensten als scholing en dergelijke, kunnen dan worden ingehuurd op basis van zeer gericht maatwerk."
Er is een groeiende tendens in de politiek om in te zetten op 'rugzakjes' en persoongebonden budgetten op alle mogelijke terreinen. Dat gebeurt ook bij reïntegratie, al moet dat in de bijstand nog op gang komen. Is dat een goede ontwikkeling? "Laat ik maar voorbij gaan aan de motieven van de politiek, die vaak de maatschappelijke verantwoordelijkheid ook nog afkoopt met rugzakjes en pgb's. In de praktijk vind ik het werken met pgb's een goede zaak onder voorwaarde dat het niet blind en uniform wordt toegepast. Ja, het principe sluit aan bij respect voor het individu en past bij het ondersteunen en ontwikkelen van eigen mogelijkheden. Het koppelen aan eigen regie betekent dat je het mogelijk maakt dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid kunnen vormgeven. Ik zei al, de meeste mensen zijn prima in staat om hun leven vorm te geven. Dat geldt misschien niet op elk moment en ten aanzien van elk aspect. Wie dat nodig heeft moet daarbij begeleiding en ondersteuning worden geboden. En dat kan dus ook betekenen regie voeren en financieel beheer van het reïntegratiebudget voor wie daartoe niet, of op dat moment niet in staat is. Dat is een belangrijk onderdeel van het te leveren 'maatwerk' in het individuele contract tussen cliënt en sociale dienst." Als je de mogelijkheid van eigen regie biedt aan cliënten, impliceert dat toch ook invloed op de 'indicatie' en de inrichting van het traject? "Ja, dat is zo. Maar een pgb bijvoorbeeld moet geen automatisch recht zijn. De indicatie en de inrichting van het traject moet ook worden onderworpen aan een professionele beoordeling. Dat is nodig vanwege de maatschappelijke verantwoordelijkheid maar ook vanuit het belang van de cliënt. De sociale dienst is daar op dit moment onvoldoende voor toegerust, zowel qua opdracht als wat betreft gekwalificeerd personeel."
"In de cursus 'Een nieuwe start' bleek maar al te vaak dat deelnemers die gemotiveerd een persoonlijk actieplan hadden opgezet, vervolgens toch weer vastliepen op de bureaucratische regels en voorschriften. Als reïntegratie lukte was het vaak eerder ondanks dan dankzij de begeleidende instanties. Steeds lijkt het alsof mensen niet serieus worden genomen als ze hun eigen wensen formuleren en proberen tot uitvoering te brengen. Het zijn dit soort ervaringen die mij hebben overtuigd van het belang van goed persoonlijk contact met de wil maatwerk te leveren vanaf het allereerste moment."
Er moet dus beter gekwalificeerd personeel worden geworven? "Ja, dat in ieder geval, maar de sociale dienst kan ook kwalitatieve hulp inhuren in de vorm van onafhankelijk advies bij de indicatiestelling en de beoordeling van reïntegratie- of participatietrajecten. Dat betekent impliciet een recht voor de cliënt op onafhankelijk advies. Eigenlijk zou je dat als onafhankelijk regulier circuit standaard kunnen toevoegen aan de uitvoering. Er moet dan altijd onafhankelijk advies worden ingewonnen. Daar kan alleen van worden afgeweken als beide partijen gezamenlijk dat niet nodig vinden omdat ze het al eens zijn geworden. Daarmee voorkom je zoveel mogelijk dat de ongelijkwaardigheid in macht tussen de sociale dienst en de cliënt leidt tot dominantie van de sociale dienst." Betekent dat terug naar het recept van de Gemeenschappelijke Medische Dienst, die in het verleden onafhankelijk van de bedrijfsvereniging de keuring verrichte en advies uitbracht over uitkeringsrechten in het kader van de WAO? "Ik ken dat uit die tijd niet zo goed, maar ik vermoed van wel. Toch ging het daar vooral om het vaststellen van verzekerde rechten. Hier wil ik vooral de nadruk leggen op het zorgen voor een goede balans tussen de maatschappelijke en de individuele verantwoordelijkheid en voor kwaliteit aan het begin van het proces. Daar valt of staat alles mee." Hoewel veel rijksbeleid, zoals dat van de bijstand, is gedecentraliseerd naar de gemeenten, zie je een groeiende tendens om beleid regionaal te ontwikkelen en zelfs regionale sociale diensten in te richten. Wat vindt u van die ontwikkeling?
"Kijk, dat je administraties vanuit overwegingen van efficiëntie regionaal organiseert, daar heb ik niet zoveel moeite mee. Maar het zwaarste gewicht in de uitvoering moet bij het 'frontoffice', de eerste lijn liggen in het directe contact met de cliënt. Dat moet beslist lokaal, dicht bij de burger worden georganiseerd. Daar moet kwaliteit worden geleverd en die valt of staat onder andere met een goed en direct contact met cliënten." Wat betekent die benadering dan voor de positie van het CWI? Het CWI is toch geïntroduceerd als het éne loket maar wel voor een hele regio op vaak wel een uur reisafstand voor cliënten. "Op zichzelf vind ik het inrichten van één loket wel een goed beginsel. Maar in de huidige situatie is het zo dat achter dat éne loket weer een loket zit waar alles wordt overgedaan. Dat levert alleen maar bureaucratische rimram op en die is niet meer te overzien voor de cliënt. Ik heb zelf vaak moeten helpen bij het invullen van de aanvraagformulieren. Om gek van te worden!" "Wat je vooral ziet is dat de inrichting is gekozen vanuit een bestuurlijke, bureaucratische benadering. De klant mag dan wel centraal staan, volgens de slogan, maar dan wel bekeken vanuit de positie van het beleid en de uitvoerder. De uitvoeringsprocessen zijn geritualiseerd en gebureaucratiseerd. Ze staan bol van protocollen om de uniformiteit, de doelmatigheid en de rechtmatigheid te waarborgen. Burgers hebben wel belang bij rechtsgelijkheid maar niet bij onpersoonlijke bureaucratie, hoe prachtig dat in de processen ook is gestroomlijnd." "Het gaat niet alleen maar om de schaalgrootte en de fysieke afstand tot de burger. Het gaat vooral om de mentale en morele afstand tot de burger. Mensen zijn veel meer dan vroeger een nummer geworden, zelfs in letterlijke zin met het sofi-nummer en straks het burgerservicenummer. Dat staat haaks op de klant centraal". Waar leidt dat toe in uw waarneming? "Nou ja, je zag het al in de jaren zeventig. Toen bestond er nog bijstand voor 16 en 17-jarigen. Jongeren, die thuis in grote problemen waren gekomen en wegliepen, konden een beroep doen op financiële ondersteuning in de kosten van een kamer en hun eigen onderhoud. Die bijstandsregeling werd afgeschaft met als gevolg dat het zicht op die jongeren verdween. Ik heb dat destijds zien gebeuren toen ik actief was bij het JAC (Jongeren Adviescentrum – red.)." "Maar neem een ander voorbeeld: de sollicitatieplicht. Onder een zwaar sanctieregime, met dreigende boetes en maatregelen, leidt dat tot een enorme hoeveelheid fakesollicitaties. Als de uitvoeringsinstantie de geleverde inspanning kan afvinken hebben ze aan hun opdracht voldaan. Als de cliënt zijn sollicitaties heeft verstuurd is zijn plicht vervuld. Volkomen geritualiseerde onzin, vind ik dat. Ik heb ze elkaar de brieven zien doorgeven. Kwestie van een andere naam invullen en versturen maar. Dat leidt alleen maar tot een enorme bureaucratische belasting voor de cliënt, de uitvoeringsinstantie en de werkgevers, die onder dat soort brieven worden bedolven. Dat heeft niets met 'eigen verantwoordelijkheid' te maken, niets met ondersteuning en bevorderen van kansen. Dat is alleen maar indekken en disciplineren in wenselijk gedrag." De rijksoverheid heeft financiële prikkels ingevoerd voor de gemeenten en voor reïntegratiebedrijven om tot resultaat te komen. Gemeenten kunnen op hun uitgaven besparen als ze er in slagen cliënten aan het werk te helpen. Reïntegratiebedrijven krijgen alleen betaald als ze resultaat behalen met de cliënt. Helpt dat niet om die 'rituele onzin', zoals u het noemt, te voorkomen? "De financiële prikkels voor gemeenten en reïntegratiebedrijven werken niet of in ieder geval niet voldoende. De arbeidsmarkt is simpelweg niet open voor veel cliënten; ook niet als de economie weer aantrekt. Maar daar kan wel iets aan gebeuren. Daarom pleit ik ook voor verruiming van het begrip arbeid. Zinvolle maatschappelijke activiteiten kunnen als 'banen' worden ingericht onder beschutte condities voor wie dat nodig is. En zoals ik al zei, het gaat niet om kunstbanen, niet om banen waarmee je alleen maar administratief kunt vastleggen dat mensen aan het werk zijn. Het gaat om werk waaraan grote behoefte is, zoals onderhoud en klussendiensten. Sociaal-culturele activiteiten voor en met ouderen. Het schoonhouden van het milieu, overblijfhulp op school, noem maar op. Daarvoor moet je normaal loon bieden en secundaire arbeidsvoorwaarden zoals pensioenopbouw. En dus ook beschermende condities voor wie daar om fysieke of psychische redenen behoefte aan heeft, kinderopvang en werkbegeleiding."
"Ik vind het een publieke verantwoordelijkheid van de overheid om dat soort banen te creëren en aan te bieden én om te bevorderen dat ze ontstaan. Die inzet moet je koppelen aan een goede, zorgvuldige indicatie en aan begeleiding van cliënten. Daar moet voldoende tijd voor worden uitgetrokken. Dat moet in de luwte kunnen gebeuren. De uitvoering deugt nu niet. Alles moet snel en bureaucratisch. De cliënt heeft wel belang bij snelheid als het om inkomen gaat. Maar het verstrekken van een voorschot kan best naast een zorgvuldige indicatie. Daar zou je bijvoorbeeld een termijn van 3 maanden voor kunnen stellen." Is er in uw ogen nog plaats voor het CWI? "Nee, niet als het gaat om de indicatie in de eerste lijn, dicht bij de cliënt. Je zou hoogstens kunnen bedenken dat je de onafhankelijke adviesfunctie met betrekking tot de indicatie, waar ik het over had, bij het CWI onderbrengt." Met de invoering van Suwi en ook bij de WWB is er bewust voor gekozen om de uitkeringsverstrekking en de reïntegratieondersteuning uit elkaar te halen en afzonderlijk onder te brengen. Ook al hebben gemeenten nu alweer meer ruimte gekregen om die ondersteuning zelf uit te voeren, het beginsel bestaat nog steeds. Hoe kijkt u daar tegenaan? "Vanuit het belang van de cliënt geredeneerd, vind ik dat de uitkeringsverstrekking en de ondersteuning best vanuit één hand kan plaatsvinden. Maar dan wel op voorwaarde dat het kwalitatief op orde is. Dat wil zeggen: niet een zware caseload voor de medewerkers waardoor ze geen tijd hebben voor de cliënt. Maar ook inspraak van de betrokken cliënt en maximale eigen regie. Verder moet je de wet Boeten en Maatregelen afschaffen. Het hoort een wezenlijk en geïntegreerd onderdeel te zijn van de professionaliteit van de ambtenaar om binnen het kader van het 'contract' met de cliënt de situatie te beoordelen en eventueel te sanctioneren. Een goede professional weet gezag af te dwingen." "Bovendien wordt frauduleus gedrag van cliënten vaak uitgelokt omdat mensen door de bomen het bos niet meer zien. Ik heb het dan niet over bewuste en langdurige fraude. Dat zul je altijd blijven houden en dat moet je scherp bestrijden. Ik heb het over gedrag dat niet overeenkomt met de regels doordat de cliënt onzeker is, in paniek raakt of simpelweg onwetend is. Maar ook gedrag dat gemakkelijk kan worden ontwikkeld, zoals iedereen wel wat verzwijgt voor de belasting. Hoe meer er sprake is van een persoonlijk contact met de cliënt, hoe hoger de drempel is voor frauduleus gedrag. Met andere woorden, als de kwaliteit van de dienstverlening goed is, zal de cliënt niet zo gauw in de knel komen tussen het uitkeringsregime en het ondersteuningsregime. Dan is er dus minder bezwaar om dat in één hand te houden." Er wordt de laatste tijd steeds meer inzet gepleegd bij de poort van de bijstand. Het wordt minder gemakkelijk om met succes een beroep te doen op een uitkering. Het aantal aanvragen en toekenningen loopt dan ook sterk terug. Vindt u dat een goede en terechte ontwikkeling? "Nee, ik vind het getuigen van een groot wantrouwen in de cliënt. Iedereen moet, naar mijn idee, zonder grote bureaucratische hobbels voorzieningen kunnen aanvragen. Zorgvuldige intake en indicatie moeten de waarborg bieden dat een onterecht beroep op publieke voorzieningen wordt ingeperkt." "Vanuit respect voor de cliënt en een goede relatie kun je ook heel ver gaan in je controlerende rol. Destijds bij het JAC vroeg ik "mag ik bij je thuis komen praten?". Ik vond het verbazend hoe gemakkelijk dat werd toegestaan en met hoeveel gemak mensen hun hele hebben en houden op tafel legden." "Wantrouwen roept wantrouwen op. Professionaliteit betekent ook discretionaire ruimte voor de sociale dienst en de ambtenaar, zowel aan de poort als later in het traject. Daarvoor hoef je de voorziening niet op slot te doen."
Raf Janssen Raf Janssen is wethouder van onder meer sociale zaken in de gemeente Helden. Tot 2005 was hij directeur van de stichting Sjakuus. Als socioloog is hij altijd sterk betrokken geweest bij het armoedeprobleem in Nederland. Bijna dertig jaar geleden is hij begonnen met het ondersteunen van uitkeringsrechtigdenorganisaties en de anti-armoedebeweging vanuit de Commissie Oriënteringsdagen. Deze organisatie is later opgegaan in de stichting Ciso en daarin in Sjakuus. Raf heeft zijn hele werkzame leven verpand aan mensen in de kwetsbare hoek van de samenleving. Raf zit nu aan de andere kant van de tafel. "Maar als wethouder kom ik nu alleen in aanraking met de praktijk als er ernstige problemen zijn. Ik wil dan graag met mijn hart beslissen, vanuit mijn compassie met de cliënt", aldus Raf.
Interview Raf Janssen U bent jarenlang actief betrokken geweest bij de anti-armoedebeweging en de cliëntenorganisaties in de sociale zekerheid. Nu zit u, als wethouder van onder meer sociale zaken, aan de andere kant van de tafel. Biedt dat een andere kijk op de vele veranderingen in de sociale zekerheid van de laatste 20 jaar? "Nou, dat is maar gedeeltelijk waar. Vanuit mijn huidige positie wordt ik ook geconfronteerd met dat getrek aan mensen om de arbeidsmarkt op te gaan, ook als ze daar geen enkele kans hebben. De mensen die nu nog in de bijstand zitten, hebben vrijwel allemaal geen kans. De kanshebbers staan allemaal al buiten. Daarom zou er weer moeten worden ingezet op Melkertachtige banen. Maar dat is een politieke keuze." "De arbeidsmarkt schreeuwt momenteel om werknemers, maar ze zitten niet te wachten op mensen die langdurig in een uitkering hebben gezeten. De 'kneuzen', in hun ogen." "Aan de andere kant, werkgevers hebben vaak ook geen idee waar ze het over hebben. Dan kijken ze alleen maar naar getallen. Ik zat laatst bij een bedrijf. Daar zeiden ze: je hebt toch tweehonderdvijftig mensen in de bijstand. Die kun je toch leveren! Ik zei: maar die zijn geen van alle geschikt voor jullie bedrijf." Moet je deze mensen laten zitten in de bijstand? Afschrijven voor de arbeidsmarkt, zoals dat wordt genoemd? "Nee, maar de benadering moet om naar scholing, scholing en begeleiding. Neem daar de tijd voor zodat ze sterker staan in het leven." "Je moet een werkplek zoeken bij de mens en niet andersom. We moeten ook kritisch kijken naar de werkplekken die worden geboden. We moeten voorkomen dat het draaideurcliënten worden." "Cliënten worden nu vaak gedwongen om op korte termijn te denken. Ze moeten zo snel mogelijk uitstromen. Ik zeg: neem de tijd en kies voor de lange termijn. We houden nu als gemeente reïntegratiemiddelen over. Die moeten we allemaal weer inleveren bij het rijk. Daar kunnen we dus veel meer mee doen." Wat vindt u het meest opvallende of het meest ingrijpende van 20 jaar reorganisaties? "Dat de verzorgingsstaat voorbij is. De staat had de rol om de economie een beetje sociaal te houden. De staat is nu de dienstknecht van de economie. Daardoor zijn uitkeringsgerechtigden in een slechtere positie terechtgekomen. Ze zijn meer afhankelijk van de werking van de arbeidsmarkt. Er is minder compassie in de samenleving met mensen die niet op een succesvolle wijze mee kunnen komen. Er zijn minder mogelijkheden om als niet-prof een potje mee te voetballen." Maar er wordt toch veel meer ingezet op reïntegratie? "Dat zie ik niet zo. We hebben als sociale beweging 20 jaar verzuimd om een eigen definitie van de situatie te maken. We hebben met anderen mee geroepen dat de WAO werd misbruikt. Ik zeg nu dat al die reorganisaties in het bedrijfsleven mede mogelijk zijn gemaakt door mensen, die economisch niet meer nodig waren in een riantere uitkering te zetten dan de WW." "Daar staat naast dat je bij andere omstandigheden mensen wel moet verplichten om kansen op de arbeidsmarkt te grijpen. Maar je moet ze niet dwingen, zeker niet na zoveel jaar buiten het arbeidspro-
ces, maar uitnodigen en begeleiden. De meeste mensen willen dan ook wel. Daar ben ik van overtuigd." "Als ik zie wat er nu gebeurt met de herbeoordeling van WAO-ers. Ik vind dat ze hun uitkering moeten behouden totdat ze een reële, passende mogelijkheid krijgen om zich te verbeteren. Nu worden ze afgeschat op een fictie in plaats van reële kansen. Ik vind dat onetisch!" De sociale beweging moet dus met nieuwe analyses en oplossingen in het offensief? "Ja, inderdaad. De arrangementen van de verzorgingsstaat passen niet meer bij deze tijd. De antiarmoedebeweging moet de politieke en morele discussie aanjagen over nieuwe verantwoordelijkheden, verhoudingen en verdeling van inkomen." Er wordt veel geklaagd dat cliënten vooral worden benaderd vanuit wantrouwen. Herkent u dat? "Ja, ja! Er wordt beleid gevoerd vanuit wantrouwen in plaats van vertrouwen en respect. Natuurlijk worden we belazerd door een minderheid. Daar moet je tegen optreden. Maar verder moet je blijven uitgaan van vertrouwen. De meeste mensen verdienen dat ook." "Veel mensen hebben niet alleen een probleem met geen werk en geen inkomen. Vaak is er sprake van meervoudige problemen. Door mensen onder druk te zetten en ze tot van alles te dwingen veroorzaak je vaak alleen maar grotere problemen." Hoe kijkt u aan tegen de scherpe controle aan de poort van de bijstand? "Je mag van mij wel kritisch kijken naar de rechtmatigheid van de aanvrage. Maar pronken met cijfers over de grote beperking van de instroom vind ik verkeerd. Je weet namelijk niet waar de mensen blijven die je afwijst. Voor een deel zijn het misschien wel studenten, die na een half jaar toch wel aan de bak zijn. Maar er zullen er ook zijn die er onderdoor schieten of in de criminaliteit belanden." "Je moet niet alleen kijken naar de uitkeringsaanvraag maar ook naar de noodzaak van hulp en ondersteuning." "Ik weet ook wel dat medewerkers door sommige cliënten worden belaagd en beledigd. Dat kun je niet accepteren. Maar voordat je een strenge sanctie oplegt moet je kijken naar de oorzaak van dat gedrag." Vergt zo'n benadering een andere kwaliteit van het personeel en van het management? "Nou, de meeste ambtenaren hier zijn wel bereid om mee te denken met de cliënt en mee te gaan met zo'n benadering. Maar, inderdaad, moet het management daar wel op sturen. Je moet ruimte bieden en goede randvoorwaarden scheppen. Ook als bestuurder moet je dat uitstralen." "Maar als wethouder kom ik alleen in aanraking met de praktijk als er ernstige problemen zijn. Ik wil dan graag met mijn hart beslissen, vanuit mijn compassie met de cliënt. Ambtenaren hebben de taak om je dan te wijzen op de wettelijke mogelijkheden en onmogelijkheden. Vaak worden dan 'beren op de weg' gezet. En vaak is dat ook terecht. Je moet uitkijken dat je niet in bestuurlijke willekeur vervalt omdat het bevredigend en gemakkelijk is om cliënten tegemoet te komen." "We zijn onvoldoende bereid om te luisteren naar de verhalen van de werkvloer, van baliemedewerkers en de mensen die de koffie rondbrengen. Die inbreng is belangrijk voor het inrichten van de werkprocessen en het beleid. En dat geldt natuurlijk ook voor de inbreng van cliënten. Wat zij aan den lijve ervaren kan je de ogen openen voor wat er mis gaat of beter kan." "Ook voor de wetenschap is dat belangrijke informatie. Bijvoorbeeld bij de vraag 'hoe formuleer je een probleem'. Denk maar aan de lopende discussie over het definiëren van armoede." Tot voor kort was u werkzaam aan de kant van cliënten, de burgers. Nu bent u verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering. Kijkt u daar nu anders naar dan voorheen? "Ik heb wel geleerd om anders te kijken naar ambtenaren en regelingen. Maar ik blijf er vanuit mijn hart naar kijken. Ik weet ook wel dat iedereen in zijn denken en handelen wordt geconditioneerd door
zijn positie. Daar zal ik ook niet aan ontkomen. Maar ik blijf mij kwaad maken op ambtenaren die beren op de weg zetten bij oplossingen die ik heb verzonnen voor de mensen of voor een specifieke cliënt. En tegelijkertijd verwacht ik van ze dat ze het doen. Anders zijn het slechte ambtenaren, die je alleen maar naar de mond praten." "Ik heb wel het voordeel dat ik nu vanuit beide werelden kan denken, die van de cliënt en die van de uitvoerende dienst. Ik zie ook dat sommige ambtenaren uit tijdgebrek niet goed kunnen reageren op een agressieve cliënt of onbewust agressie oproepen. Ik zie ook dat er cultuurverschillen kunnen bestaan tussen een consulent en de cliënt. Dat maakt het moeilijk communiceren en om begrip te krijgen van de situatie en van adequate oplossingen. Daarom vind ik het ook belangrijk dat groepen consulenten in gesprek gaan met groepen cliënten, buiten de formele relatie van uitkeringsaanvragen om." Voorstanders van huisbezoeken zegen dat het een veel beter inzicht oplevert in de situatie van de cliënt en dat het kan helpen om op verschillende terreinen hulp te bieden. Bent u daar ook voorstander van? "Nee, ik ben geen voorstander van huisbezoeken. Ik vind het alleen goed als de cliënt daar om verzoekt. Ik vind het een te grote inbreuk op de privacy en de rechten van alle burgers. Voor cliënten die om een bijstandsuitkering hebben gevraagd moet je daar geen uitzondering op maken." "Fraude moet je natuurlijk wel bestrijden. Een belastinginspecteur, bijvoorbeeld, gaat ook niet bij iedere burger op bezoek om te controleren. Je moet er voor waken dat mensen zich een tweederangs burger gaan voelen. Dat is slecht voor die mensen, maar dat krijg je vroeg of laat als samenleving toch weer op je brood!" "Ik wil toe naar een systeem zonder de 'briefjes' die cliënten altijd maar weer moeten komen inleveren. Ik zeg: doe dat alleen als er mutaties zijn. Dat is een veel volwassener benadering. Handel uit vertrouwen maar wees niet naïef. We hebben zoveel andere middelen tegenwoordig. Als het moet kunnen we allerlei gegevensbestanden vergelijken. Alleen als er een duidelijk vermoeden van fraude bestaat, vind ik huisbezoek gerechtvaardigd. Bij justitie wordt daar veel zorgvuldiger mee omgesprongen; een huiszoekingsbevel krijg je niet zomaar. Dat kunnen we toch ook in de bijstand toepassen!" Uitkeringsgerechtigden worden veel te gemakkelijk gecriminaliseerd. Het hebben van een uitkering wordt bijna een misdaad! In Amerika zijn de meeste gevangen minima. Daar moeten we niet naar toe." "Heel veel fraude is overlevingsgedrag. Een moeder die een ochtend in de week een huis poetst en dat niet opgeeft om haar kinderen mee te kunnen laten gaan met schoolreisje moet je geen politie op het dak sturen. Dat is iets anders dan iemand die een uitkering gebruikt als dekmantel voor criminele activiteiten. Zo'n moeder zou je bijna een lintje moeten geven voor haar zorgzaamheid en inzet. We hebben het tegenwoordig maar steeds over 'hoogwaardig handhaven'. Ik vind, je moet toe naar hoogwaardig vertrouwen!" Hoewel de laatste jaren steeds meer rijksbeleid naar de gemeente is overgeheveld zien we tegenwoordig weer een groeiende tendens naar regionalisering. Gemeentelijke samenvoegingen, gemeentelijke samenwerking, regionale beleidsvorming, intergemeentelijke sociale diensten en de intake via het regionale CWI. Wat vindt u van die ontwikkeling? "Het CWI hier werkt voor geen meter. We krijgen alle klanten van de bijstand binnen met onvolledige dossiers. Het CWI heeft geen tijd genoeg voor een goede dienstverlening vanwege de bezuinigingen en de nadruk op hun inspanningen om werklozen weer op de arbeidsmarkt te krijgen. We hebben destijds als gemeenten geld moet inleveren voor het CWI. Er is nu een brief naar de Kamer waarin we vragen om ons dat geld weer terug te geven." "Als het gaat om de schaal en de afstand van de burgers, ben ik ook niet voor een regionale intake van bijstandscliënten. Vooral de begeleiding moet je dichtbij bieden. Dat is veel effectiever. We hebben daarom ook zelf weer arbeidsconsulenten in dienst genomen om via directe contacten met het bedrijfsleven mensen weer toe te leiden naar de arbeidsmarkt en daar ook blijvend te plaatsen. Dat werkt ook beter dan een reïntegratiebedrijf dat de mensen, de werkgevers en de omgeving niet kent. Ook na de plaatsing bieden we nog begeleiding, en dan niet alleen aan de cliënt maar ook aan zijn collega's en de werkgever."
"De gecombineerde dienstverlening biedt de beste garantie op resultaat. Maar, ik vind, spreek werkgevers ook aan op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om ook mensen met een 'vlekje' een plaats te gunnen. Over de extra moeite en de kosten wil ik dan wel praten in termen van een vergoeding." U bent er dus voorstander van dat gemeenten zelf begeleiding bieden. Zegt dat ook iets over de gemeente als werkgever? "Ja, we kunnen als gemeente ook zelf het goede voorbeeld geven door werkplekken te creëren, zoals in de buitendienst. Daar zijn we ook mee bezig. Anders kun je werkgevers ook niet goed aanspreken. Dan mis je het morele gezag." "Er zijn ook wel werkgevers die bereid zijn om mee te denken en die wel willen kiezen voor additionele banen, werkzaamheden in de luwte. Ik vind dat daar dan wel cao-banen van moeten worden gemaakt. Dat kunnen we als gemeente ook zelf doen of in samenwerking met werkgevers. Als je op die manier werk creëert, is dat goed voor de mensen en bovendien is er behoefte aan in de samenleving. Mijn ervaring is: de meeste mensen werken graag!"
Saskia Noorman-den Uyl Saskia Norman-den Uyl is vanaf 1994 lid van de Tweede kamer voor de PvdA. Na de verkiezingen zal zij niet meer terugkeren in de Tweede Kamer. Als dochter van Joop en Liesbeth den Uyl is zij politica in hart en nieren en heeft zij een sterk ontwikkeld sociaal gevoel. In 1978 is zij actief geworden als gemeenteraadslid in Heemstede. Van 1985 tot 1990 was zij in diezelfde gemeente wethouder van onder andere sociale zaken en werkgelegenheid. Van 1990 tot 1994 was zij directeur van de sociale dienst in Leiden. In de Tweede Kamer is zij actief op het terrein van de bijstand. Zij heeft zich altijd sterk gemaakt voor bijstandscliënten en alleenstaande ouders in de bijstand in het bijzonder. "Wat je ziet is dat 1/3 van de alleenstaande ouders in de bijstand zitten. Dat was in 1987 zo, en dat is nu nog steeds zo. Ze zijn niet volledig beschikbaar voor voltijds werk omdat ze ook alleen de zorg hebben voor hun kinderen", zo stelt Saskia. "Daarom heb ik het initiatief genomen om een nieuwe regeling te maken, de wet 'voorziening arbeid en zorg alleenstaande ouders'. Mijn wetsvoorstel regelt een toeslag op hun loon uit deeltijdarbeid. Die toeslag wordt uitbetaald door de belastingdienst. Daardoor hebben ze niets meer met de bijstand en de sociale dienst te maken."
Interview Saskia Noorman-den Uyl Als u terugkijkt op 20 jaar reorganisaties in de sociale zekerheid, wat zijn daarvan naar uw idee dan de belangrijkste effecten voor burgers en cliënten? "Om te beginnen is tegenwoordig de druk op cliënten veel groter om te proberen weer aan het werk te komen. In 1987 had, bijvoorbeeld, een alleenstaande moeder pas de plicht om te solliciteren vanaf het moment dat haar jongste kind 18 jaar werd. Het kwam vaak voor dat zo'n vrouw dan al 15 jaar in de bijstand had gezeten." "Verder zie je dat met de wet Poortwachter wordt geprobeerd om mensen zo lang mogelijk aan de slag te houden en te voorkomen dat ze in de WAO verdwijnen." "Toch slagen we er nog steeds niet in om mensen met een 'vlekje' bij werkgevers aan de slag te krijgen. En dat vind ik eigenlijk wel treurig na zoveel jaar." Er wordt ook geklaagd dat ouderen niet lang genoeg doorwerken. Is het te gemakkelijk om uit het arbeidsproces te stappen? "Kijk, in het kader van de WW was het voorheen algemeen geaccepteerd dat mensen van 55 jaar versleten waren. Dat geldt dan vooral voor productiemedewerkers. Op een gegeven moment is de VUT ingevoerd om op de arbeidsmarkt plaats te maken voor jongeren, die destijds nauwelijks aan de slag kwamen. De WAO is tot 1994 voor veel oudere werknemers een humane oplossing geweest voor hun overbodigheid. Veel ouderen waren gewoon uitgerangeerd op de arbeidsmarkt. De maatschappelijke omstandigheden hebben dat voor een belangrijk deel veroorzaakt. Je kunt dat met terugwerkende kracht die mensen niet verwijten." "Nu is er een kanteling gaande, vooral onder druk van financieel-economische argumenten. Maar de maatregelen die het kabinet daarvoor heeft genomen zijn veel te rucksichtlos. De realiteit is nog steeds dat door dit kabinet mensen boven 55 jaar worden afgeschreven op de arbeidsmarkt. Je kunt ze dan financieel wel prikkelen om te blijven werken, maar werkgevers, ook de overheid als werkgever, nemen geen werkloze ouderen in dienst. Er wordt veel te weinig geïnvesteerd in scholing voor ouderen." Er is jarenlang geroepen dat er misbruik is gemaakt van de WAO. WAO-ers hadden ten onrechte een uitkering en veel WAO-ers kunnen best werken, zo is het beeld. Zijn de ingrepen in de WAO, zoals de recente herbeoordelingen en de WIA, terecht en een goede oplossing? "Er zaten mensen in de WAO die soms nog wel konden werken. Dat moest wel veranderen. Maar nee, de harde maatregelen van de huidige herkeuring en de WIA zullen we dan ook terugdraaien als de PvdA daartoe in een volgend kabinet de mogelijkheid krijgt. We zijn overigens niet tegen herkeuringen maar wel tegen de strenge normen waarmee ze worden uitgevoerd. Die zijn zo langzamerhand volkomen los van de werkelijkheid op de arbeidsmarkt." Kunnen we dan binnen enkele jaren weer de volgende herziening verwachten?
"Ik kan geen termijn voorspellen. Je kunt een aantal processen ook niet zomaar ongedaan maken. Er zijn rechten en grote financiële belangen waar je rekening mee hebt te houden zoals de privatisering van de WGA waarvan ik overigens nog nooit het nut heb gezien. Dat het anders moet, is wel duidelijk." Momenteel wordt Suwi geëvalueerd. Hoe kijkt u terug op deze reorganisatie in de uitvoering? "De uitvoering is voor een belangrijk deel gebundeld. Er wordt ook gestreefd naar een meer dienstbare rol voor de uitvoeringsorganisaties, maar ik moet constateren dat die rol nog niet is gerealiseerd. De klant staat tegenwoordig centraal, zoals dat heet. Ik heb in het voorjaar een zwartboek gepresenteerd over de uitvoeringspraktijk. Bij het UWV is sinds september vorig jaar schandalig veel misgegaan!" "De 5 voormalige uvi's zijn samengevoegd tot het huidige UWV. Dat is een gigantische reorganisatie geweest. Dat vraagt op zich al om alle hens aan dek, maar de minister vond het nodig om daar nog eens 5 of 6 nieuwe wetten overheen te gooien. Dat is dus ernstig misgelopen. We hebben daar veel van geleerd. We hebben nu die éne publieke uitvoerder en dat moet ook zo blijven. Maar in het proces daar naartoe hebben veel cliënten door toedoen van dit kabinet schade opgelopen." In de bijstand is de afgelopen jaren veel meer ingezet op reïntegratie. Met de invoering van de WWB is de gemeente meer verantwoordelijk geworden en is er een knip gemaakt in het budget voor uitkeringen en dat voor reïntegratie. Nu roepen de gemeenten dat meer dan de helft van de bijstandsgerechtigden geen kans maakt op de arbeidsmarkt. Er wordt zelfs gepleit voor een ander soort uitkering voor deze mensen. Hoe kijkt u daar tegenaan? "Wat je ziet is dat 1/3 van de alleenstaande ouders in de bijstand zitten. Dat was in 1987 zo, en dat is nu nog steeds zo. Deze mensen zijn niet allemaal arbeidsongeschikt. Ze zijn niet volledig beschikbaar voor voltijds werk omdat ze ook alleen de zorg hebben voor hun kinderen. Daarom heb ik het initiatief genomen om een nieuwe regeling te maken, de wet 'voorziening arbeid en zorg alleenstaande ouders'. Mijn wetsvoorstel regelt een toeslag op hun loon uit deeltijdarbeid. Die toeslag wordt uitbetaald door de belastingdienst. Daardoor hebben ze niets meer met de bijstand en de sociale dienst te maken. Er is wel een prikkel ingebouwd dat meer werken ook lonend wordt. Verder zijn faciliteiten als kinderopvang en scholing geregeld. Iedere alleenstaande ouder die tot 120% van het minimumloon verdient, kan er een beroep op doen. Zo voorkom je de armoedeval. Daarboven is daarvan namelijk niet meer sprake. Er is wel een ondergrens in de verdiensten, namelijk € 4300 per jaar." Maar als de arbeidsmarkt voor deze mensen op slot zit, zal deze regeling ze niet helpen. "In de eerste plaats is er wel degelijk plek voor mensen met deeltijdbanen En je ziet nu dat er weer ruimte ontstaat op de arbeidsmarkt. Vergeet niet dat een van de meest succesvolle groepen starters op de arbeidsmarkt nog altijd de herintreders zijn: in deeltijd werkende vrouwen."
"Zo sprak ik laatst een vrouw die een parttime baantje als postbode had. Dat kon ze goed combineren met de zorg voor haar kinderen. Maar het probleem was dat ze net niet genoeg verdiende om uit de bijstand te komen en dus steeds weer voor een kleine aanvulling naar de sociale dienst moest."
In de afgelopen jaren zijn steeds meer financiële prikkels ingevoerd, ook voor cliënten. De bedoeling is dat ze minder snel een beroep doen op een uitkering of dat ze proberen daar weer zo snel mogelijk uit te komen. Tegenstanders stellen dat je op deze wijze mensen financieel straft voor het feit dat ze niet of onvoldoende op de arbeidsmarkt terechtkunnen. Wat is uw visie? "De PvdA heeft tegen de afschaffing van de WW-vervolguitkering gestemd omdat juist daarmee de oudere werklozen met tientallen jaren arbeidsverleden door dit kabinet werden gepakt. We hebben wel ingestemd met de nieuwe WW. Daar zijn de financiële prikkels meer positief ingezet. Als je meer mobiliteit op de arbeidsmarkt wilt bereiken, dan kan dat een goede prikkel zijn. Maar je moet meer doen. Zoals het inzetten van jobcoaches, reïntegratiecoaches, of hoe ze maar worden genoemd. Het is belangrijk dat je mensen ook goede ondersteuning biedt. UWV doet dat nu, in het kader van de sluitende aanpak, voor nieuwe cliënten. Maar ze weigeren het tot nu toe voor het zittende bestand."
"Toen ik nog directeur was van de sociale dienst in Leiden, hadden we het systeem van vaste klantcontacten. Er werd persoonlijke begeleiding geboden door een vaste contactpersoon. Dat werkt veel beter dan mensen alleen maar onder druk te zetten om te solliciteren. Moet je je voorstellen, ben je 59 jaar en moet je nog jarenlang vier sollicitaties per week doen. Dat zijn sollicitaties waar mensen voortdurend 'nee' op krijgen. Dat is heel deprimerend en heel demotiverend. Dat kun je mensen toch niet aandoen!" "Ik heb nog een voorstel ingediend, namelijk om voor oudere werknemers geen WW-premie te heffen. Daardoor worden ze goedkoper. De premie wordt dan omgeslagen over de andere werknemers, die daarmee een klein beetje duurder worden. Dat is een financiële prikkel om ouderen minder snel aan de kant te zetten." "Ik vind dat je cliënten wel financieel mag prikkelen, maar dat je omstandigheden moet creëren dat ze er ook iets mee kunnen. Ik vind dus ook dat je mensen geen vis moet geven, maar een hengel. Bijvoorbeeld in de vorm van scholing en begeleiding. Je kunt individuen niet alleen maar verantwoordelijk stellen. Je moet ze ook de instrumenten geven om zichzelf te redden. Bij de sociale dienst in Leiden hadden we destijds de banenpool. Binnen een jaar hadden we 150 mensen aan de slag, terwijl de gemiddelde werkloosheidsduur destijds 8,7 jaar was! Ik maak bezwaar tegen dit kabinet dat zo vaak met de beschuldigende vinger wijst naar de oudere werklozen, die maar niet aan de bak komen. Daarmee worden ze alleen maar onder grote druk gezet. Mijn stelling is: veel niet-willers zijn nietkunners." Er zijn critici die beweren dat de overheid moet inzetten op het creëren van participatiebanen, banen in de luwte voor die mensen die nu geen kans maken op de arbeidsmarkt. Ook in de recente verkiezingsprogramma's van een aantal partijen komt dat idee weer terug. Het kabinet wil inzetten op 'terugkeerbanen'; twee jaar werken met behoud van uitkering. Wat is uw mening? "Het plan van het kabinet is volstrekt onvoldoende. De PvdA heeft een fors aantal voorstellen gedaan hoe je met subsidie mensen op een goede en structurele manier weer aan de slag krijgt. Dat is niet alleen goed voor die mensen, maar er is ook grote maatschappelijke behoefte aan dat soort werk. Om een voorbeeld te noemen: zonder de Melkertbanen waren nooit functies als klassenassistenten, en stadswachten ontstaan. Toen de Melkerbanen werden opgeheven zag je dat een aantal van die functies toch werden omgezet in reguliere banen." "Als het nodig is moet je ook investeren in risicomijdende regelingen voor werkgevers. Ook scholing en omscholing kunnen meer en beter worden ingezet. Daarbij kun je medefinanciering vanuit het O&O-fonds (een collectief scholingsfonds van werkgevers – red.) inzetten. Het kan dus allemaal veel creatiever en effectiever. Als je maar beter kijkt naar de problemen in de praktijk en daar op een creatieve manier en op maat een oplossing voor regelt." Heeft de overheid daarvoor voldoende sturingsmogelijkheid? "Ja, op zich wel en dan bedoel ik niet alleen als werkgever, maar ook in de rol van aanjager, verleider en schepper van randvoorwaarden. De overheid is en blijft ook op dit punt een belangrijke gesprekspartner voor de sociale partners. De overheid kan veel beter leren van de effecten die regelingen en wetten in de praktijk hebben. Wat je nu ziet is dat vaak regeling over regeling wordt gemaakt, zonder goed na te gaan welk probleem dat moet oplossen en of de regeling wel adequaat is. Die Melkertbanen hadden nooit afgeschaft mogen worden door deze regering." U benadrukt het belang van een persoonlijk contact met de cliënt en van goede begeleiding. U constateert dat in de praktijk de dienstbare rol van de uitvoeringsorganisaties nog niet gestalte heeft gekregen. Vergt dat andere medewerkers of een andere kwaliteit van medewerkers? "Ja, er moet inderdaad worden geïnvesteerd in de kwaliteit van medewerkers. Er wordt een andere rol van ze verwacht en dat brengt onder andere met zich mee dat ze een andere relatie aangaan met cliënten. Ik ben laatst bij een interne training geweest, die UWV geeft aan al de medewerkers. Die training heet 'de buitenwereld'. Daarbij leren de medewerkers om zich te verplaatsen in de klant, om te leren vragen naar zijn beleving en zijn ambities. Er wordt gewerkt met acteurs en medewerkers moeten ook de rol spelen van cliënt. Er wordt dus aan gewerkt."
Heeft cliëntenparticipatie in dat opzicht betekenis? "Ja, dat vind ik heel belangrijk. Er moet meer en beter worden geluisterd naar cliënten. Bij gemeenten gaat het dan ook om beleidsvormingsprocessen. De cliëntenraad moet daar vroegtijdig bij worden ingeschakeld, niet op details maar op hoofdlijnen. Ook tijdens het beleidvormingstraject moet de cliëntenraad geregeld worden geraadpleegd, vind ik." "Er moet overigens niet alleen worden geluisterd naar een cliëntenraad, maar ook naar individuele cliënten. Als uitvoeringsorganisatie en als beleidsmaker kun je veel leren van hun commentaar. Je kunt leren hoe het beter, slimmer en eenvoudiger kan." "Cliëntenraden kunnen soms een goede ombudsfunctie vervullen. Ik vind trouwens dat elke sociale dienst een ombudsfunctie moet hebben." "Wil cliëntenparticipatie tot zijn recht komen, dan moet je als uitvoeringsorganisatie ook niet benauwd zijn om cliënten een kijkje in je keuken te geven." "Een goed voorbeeld van een effectieve werking van cliëntenparticipatie is het feit dat de cliëntenraad van de Sociale Verzekerings Bank het probleem van de 'lattende AOW-ers' op de agenda heeft geplaatst. Het gaat dan om AOW-ers die tijdelijk bij elkaar wonen vanwege een urgente zorgbehoefte. Dat werd door de SVB vaak afgestraft omdat ze werden beschouwd als een partnerrelatie. De cliëntenraad kon dit op een hoog niveau bij de SVB aankaarten met als resultaat dat er via de Tweede Kamer er een speciale regeling voor is gekomen." "Uitvoeringsorganisaties hebben een dienstverlenende taak. De cliënt moet daar centraal staan. Ik vind het belangrijk dat men zich verantwoordt over de kwaliteit van de dienstverlening, de manier waarop men luistert naar klachten en kritiek en bereid is een klantvriendelijke organisatie te zijn. Cliëntenparticipatie is dan onmisbaar."
Yvonne Paulussen Yvonne Paulussen is sinds april 2006 directeur detachering en reïntegratie van Licom te Heerlen. Licom is een maatschappelijke onderneming die diensten verleent op het gebied van arbeidsmarkttoeleiding. Licom voert onder meer de sociale werkvoorziening uit. Van 1998 tot 2006 was Yvonne directeur van de sociale dienst in Heerlen. Zij heeft dus vanuit verschillende posities te maken gehad met bijstandscliënten, arbeidsgehandicapten en mensen die moeilijk toegang hebben tot de arbeidsmarkt. De overstap van de sociale dienst naar Licom was niet zo vreemd. "Er wordt veel beweerd dat je met 60% van de bijstandscliënten in fase 4 niets meer kunt. Ik geloof dat niet. Als directeur van de sociale dienst heb ik destijds gezegd: laten we een proeftermijn instellen voor cliënten via het SWbedrijf. Daar hebben ze veel ervaring met mensen die beperkingen hebben in fysieke, psychische of sociale zin", aldus Yvonne. "Ik zit nu in de positie bij Licom om dat uit te voeren."
Interview Yvonne Paulussen Als u terugkijkt op zo'n 20 jaar reorganisaties in de sociale zekerheid, wat is daarvan, in uw ogen, het effect geweest voor cliënten en burgers? "In de eerste plaats onzekerheid voor veel mensen. Ik denk dan vooral aan de herziening van de WAO en de huidige WIA en aan de eenmalige herbeoordelingen van een groot aantal WAO-ers. Veel arbeidsongeschikten worden op het ogenblik weer grotendeels of helemaal goed gekeurd. Als je dan, na lange tijd in de WAO, opeens in de richting van de arbeidsmarkt wordt gestuurd, vraagt dat een enorme omschakeling van mensen. Daarnaast heeft het ook nog eens enorme financiële consequenties. Veel van deze mensen zullen in de bijstand belanden of daar zelfs geen aanspraak op kunnen maken vanwege een partnerinkomen. Dan lever je een hoop in. En het is maar de vraag of je er wat voor terugkrijgt. Hetzelfde zien we met de verkorting van de WW. Ook daardoor zullen meer mensen in de bijstand belanden." "Eigenlijk is het een ingreep in de verzorgingsstaat. We hebben mensen altijd behoorlijk verzorgd qua inkomen. Nu pak je dat opeens af. Vanuit het beleid snap ik die herzieningen, maar er is onvoldoende nagedacht over de effecten in de samenleving. Het is erg bedacht vanuit de regelgeving. Te weinig geld? Dan maar bezuinigen. Het effect voor veel mensen is armoede en grote emotionele problemen." Bij de verdediging van dat beleid wordt vaak gewezen op de grotere inzet op reïntegratie; mensen weer kansen bieden om aan de slag te komen. "Een grotere inzet op reïntegratie is prima. Ik vind ook: wie kan moet werken. Er is ook niets zo goed voor mensen dan ze te ondersteunen om weer aan het werk te komen, voor zichzelf te zorgen, onafhankelijk te zijn. Maar wie dat niet kan moet je financieel goed ondersteunen." Er wordt veel geklaagd dat het reïntegratiebeleid niet deugt, onvoldoende resultaat behaalt. Wat vindt u daarvan? "Nou, ik vind die klachten terecht. Er zou veel meer aandacht moeten worden besteed aan het verzorgen van goede randvoorwaarden op de arbeidsmarkt om uitkeringsgerechtigden weer op te nemen. En dat geldt ook voor faciliteiten als kinderopvang, schuldhulpverlening, enzovoorts." Vindt u het tegen die achtergrond terecht dat WAO-ers eerst worden goedgekeurd en dat dan pas wordt gekeken of ze nog ergens aan de slag kunnen komen? "Nee, ik vind dat je het zittende bestand beter eerst had kunnen begeleiden naar de arbeidsmarkt. Of je dat ook zonder keuring kunt, vraag ik me af. Maar een keuring betekent niet automatisch dat je ze ook meteen de uitkering afneemt. Er zou goed naar de mogelijkheden van mensen moeten worden gekeken. Dat had veel zorgvuldiger gemoeten." U bent nu als directeur detachering en reïntegratie volop betrokken bij de reïntegratiepraktijk. In uw vorige functie was u directeur van de sociale dienst. Hoe kijkt u vanuit uw ervaring aan tegen de reïntegratie van bijstandscliënten?
"Er wordt veel beweerd dat je met 60% van de bijstandscliënten in fase 4 niets meer kunt. Ik geloof dat niet. Als directeur van de sociale dienst heb ik destijds gezegd: laten we een proeftermijn instellen voor cliënten via het SW-bedrijf. Daar hebben ze veel ervaring met mensen die beperkingen hebben in fysieke, psychische of sociale zin. Ik zit nu in de positie bij Licom om dat uit te voeren. We hebben 85 mensen uit die groep in Heerlen in dienst genomen als SW-bedrijf. Die hebben we in een arbeidspool geplaatst. We zijn in april van dit jaar gestart. Inmiddels hebben 10 mensen een vast contract bij een werkgever. Nog eens 35 hebben we weten te detacheren in bedrijven. We bieden met 4 begeleiders op deze groep van 85 intensieve begeleiding. Wat we ook hebben geleerd is dat het erg belangrijk is om allerlei voorzieningen met elkaar te verbinden, zoals schuldhulpverlening, wonen, maatschappelijk werk, jeugdzorg. De mensen die je moet begeleiden naar de arbeidsmarkt hebben niet alleen een probleem met werk en inkomen. Je zult ze dus moeten helpen nog veel meer hindernissen op te ruimen. Als je dat niet doet vallen deze mensen heel snel weer uit, als je ze al aan het werk krijgt."
"Een poosje terug kregen we hier een jong meisje binnen, dat al vier jaar werkloosheid en ellende achter de rug had met drank, drugs en schulden. Geen dak boven haar hoofd. Daar hebben we veel op ingezet. We hebben gezorgd dat ze een woning kreeg, dat ze geholpen wordt haar schulden af te betalen. En volgende week gaat ze aan het werk."
"Nu moet wel worden gezegd dat fase 4 een vergaarbak is van allerlei soorten cliënten, die administratief een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Maar dat zijn dus bijvoorbeeld ook gezonde alleenstaande moeders met jonge kinderen. Daarnaast heb je veel cliënten in fase vier met meervoudige en vaak chronische problemen. Ik wil maar zeggen, je moet bij fase 4 niet uitgaan van een granieten bestand." Er wordt wel beweerd dat werkgevers op de arbeidsmarkt niet zitten te wachten op deze moeilijke groepen werknemers. In plaats van ze kansloos die arbeidsmarkt op te sturen, zo wordt dan gezegd, kun je beter passende arbeid bieden in allerlei vormen van gesubsidieerde arbeid. Wat is uw mening? "Ik ben het daar niet mee eens. Ik denk dat er veel meer mogelijkheden zijn op de arbeidsmarkt. Wij hebben 600 mensen in detachering bij zo'n 170 werkgevers. Wij bieden die werkgevers een breed pakket van loonkostensubsidie, begeleiding op de werkplek en ziektebegeleiding. Met andere woorden, wij nemen de grootste zorgen voor de werkgever weg. En dat werkt!" "Dat wij dat als SW-bedrijf doen is misschien niet zo bijzonder. Maar gemeenten kunnen dat ook bieden via een reïntegratiebedrijf." "Er gaat nog iets anders mis bij gemeenten en dat geldt ook voor het UWV. Gemeenten kijken naar de klant met de bril van de klant en niet de werkgever. Met andere woorden, ze zeggen "hier hebben we een klant met die en die eigenschappen en nu gaan we eens kijken of we daar een arbeidsplaats bij kunnen zoeken". Wij gaan binnen de bedrijven kijken. Wij kijken naar het soort werk, de mensen, de bedrijfsleiding, de cultuur, enzovoorts. En dan gaan we matchen met een geschikte cliënt." Er is een groeiende neiging bij gemeenten om de reïntegratie weer zelf uit te voeren omdat de trajecten via reïntegratiebedrijven te weinig opleveren. Vindt u dat een goede ontwikkeling? "Ja, de RIB's presteren niks, wordt er geroepen. Ik zeg dan: hadden jullie het beter gekund? Het is maar wat je wanprestaties noemt. Als je als gemeente prestatieafspraken maakt met een RIB en die worden waargemaakt, dan wordt er goed gepresteerd. Maar ik zie vaak bij gemeenten dat er veel te ambitieuze prestatieafspraken worden gemaakt of dat er helemaal geen afspraken worden gemaakt." "Reïntegratiebegeleiding is een vak. Naast de dienstverlening van een RIB moet je als gemeente wel de regie blijven voeren en coaching van de cliënt blijven bieden. Het is niet een kwestie van over de schutting gooien bij het RIB en zoek het maar uit. Regie en coaching blijven essentieel in de aanpak. Je moet cliënten blijven ondersteunen met wonen, schulden, enzovoorts. En je moet een vertrouwensrelatie opbouwen en dat betekent dus ook vertrouwen hebben in je cliënt."
"We hadden laatst een jongen geplaatst bij een werkgever. Dat ging een hele tijd goed. Steeds op tijd op zijn werk en zo. Maar op een dag kwam hij veel te laat en doornat op zijn werk. Toen zijn we eens nagegaan hoe dat zat. Bleek hij letterlijk in een varkenstal te huizen. Daar had hij een stukje afgeschut. En elke dag 6 kilometer lopen om op zijn werk te komen. Een fiets had hij niet en ook geen regenkleding. Daar moet je toch respect voor opbrengen. Zo gemotiveerd om dat eind te lopen en altijd op tijd te komen! We hebben hem aan onderdak geholpen en aan een fiets."
Momenteel wordt Suwi geëvalueerd. De bijstand valt daar niet onder, maar een aantal regelingen zijn wel overgenomen en ook is het CWI gevormd dat de intake moet doen voor de sociale dienst. Is dat een goede greep geweest? "Ik was destijds lid van het DIT, het districts-implementatieteam voor Zuid Nederland. Ik was toen fel tegen Suwi. Want, zo vonden we toen, gemeenten konden dat toch veel beter. Maar ja, gemeenten waren ook wars van ketensamenwerking. Nu kijk ik daar anders tegenaan. Heerlen is nu een voorbeeld van ketensamenwerking." "Het is belangrijk dat de cliënt één keer, aan de kop van het proces, zijn verhaal hoeft te doen. Daarna moet hij geen last meer hebben van overdrachten en zo. Ik vind het dus belangrijk dat er goed wordt samengewerkt in de keten." "Indertijd werd het CWI onvoldoende toegerust. Bovendien wilden ze bij het CWI niet leren; ze konden het toch zo goed! En de gemeenten boden het ook niet. Het had veel te maken met emoties. De huidige praktijk is heel wisselend. Het hangt er erg van af hoe bereid mensen zijn om samen te werken en hoe ze elkaar verdragen." De voorzitter van het CWI heeft onlangs verkondigd te verwachten dat het CWI en het UWV binnen 5 jaar zullen fuseren. Wat verwacht u? "Ik ben in Australië geweest op werkbezoek. Daar hebben ze één landelijke uitvoeringsorganisatie. Ik zie daar veel in. Lokaal bijstandsbeleid vind ik ook grote onzin. Voor 90% is het allemaal hetzelfde. Ik vind, maak landelijk beleid, hou de uitvoering in één hand en voeg daar goede ict aan toe." Er is veel beleid van het rijk overgeheveld naar gemeenten: WWB, WVG, WMO. Een belangrijke reden was dat het beleid en de uitvoering daarvan dicht bij de burgers zou worden gebracht en dat daarmee beter maatwerk kan worden geleverd. Nu zien we weer een groeiende praktijk van regionale samenwerking van gemeenten, gemeentelijke samenvoegingen, intergemeentelijke sociale diensten en een regionaal CWI. Kortom, schaalvergroting en grotere afstand tot de burgers. Hoe kijkt u daar tegen aan? "Nou, als je gaat werken moet je soms ook een uur reizen. Ik vind dat regionale CWI dan ook geen probleem. En ik zou ook geen moeite hebben met regionale uitvoering van de bijstand. Dat geldt niet voor de bijzondere bijstand. Ik vind dat je dat wel dicht bij de mensen moet regelen. Desnoods met wijkkantoren en inloopposten, die gemakkelijk bereikbaar en toegankelijk zijn." "Toch kun je de bijzondere bijstand beleidsmatig best landelijk regelen. Ook daarin lijkt 90% van het lokale beleid op elkaar. Er zijn maar weinig gemeenten die iets nieuws weten te verzinnen." Ondersteunt u daarmee ook het bezwaar dat veel cliëntenorganisaties hebben tegen gemeentelijk beleid op het gebied van de bijstand, de WVG en de WMO? Zij stellen dat het leidt tot rechtsongelijkheid, willekeur. Dat je pech of geluk kunt hebben met voorzieningen als je in de ene gemeente woont of de andere. "Nou, dat van die willekeur vind ik maar heel betrekkelijk. Zoals ik al zei lijkt het gemeentelijke beleid daarvoor teveel op elkaar. Daar staat wel tegenover dat als er een wethouderswisseling plaatsvindt, het voorzieningenbeleid ineens weer erg kan verschuiven naar veel schraler of veel ruimhartiger. Bij landelijk beleid zijn die schommelingen toch veel minder." Persoonsgebonden budgetten zijn in opkomst, ook in het reïntegratiebeleid. Vooral bij de WW en in mindere mate de WAO, worden ze steeds meer toegepast. Gemeenten zijn nog aarzelend, maar ook daar neemt het toe. Vindt u dat een goede ontwikkeling?
"Een pgb is goed voor mensen die de regie kunnen waarmaken. Maar wat moet je beginnen met een budget op de reïntegratiemarkt? Er zijn 700 reïntegratiebedrijven. Hoe kies je daar de goede uit?" "In Australië zijn ze bewust gaan aanbesteden, maar dan op basis van heldere kwaliteitsnormen én met een keurmerk én een openbare 'ranking', een waarderingsoverzicht. Daar worden de klanten bij betrokken. Ik denk dat zo'n systeem voor de meeste cliënten meer te bieden heeft dan een pgb." U noemde al de herbeoordeling van WAO-ers, de WIA en de verkorting van de WW. Bij de werknemersverzekeringen zijn wettelijke drempels opgeworpen om aanspraken te kunnen maken op een uitkering. In de bijstand zien we steeds strengere controles aan de poort en een werkverplichting. Momenteel is er veel verzet tegen de onaangekondigde huisbezoeken. Wat vindt u van deze ontwikkeling? "Dat er in de bijstand strenger wordt gecontroleerd aan de poort, vind ik een goede ontwikkeling. In Heerlen zijn we destijds op huisbezoek gegaan. Ik schrok van wat we op die manier tegen hielden. Er werd veel geknoeid met gegevens, woonomstandigheden, enzovoorts. Mensen zijn heel creatief in die dingen. Ik vind dat je als sociale dienst scherp moet controleren op de rechtmatigheid van de claim, maar dat je daarnaast, aan wie dat nodig heeft, goede zorg en begeleiding moet bieden." "Ik vind wel dat je huisbezoeken niet alleen maar moet gebruiken voor controle en sancties. Ze kunnen je ook een veel beter zicht bieden op de omstandigheden van de cliënt. Ik herinner me dat we bij een man op huisbezoek kwamen, die helemaal de weg kwijt was. Daar hebben we toen alle mogelijke hulp op ingezet. Dat soort omstandigheden kom je niet te weten als je achter je bureau een aanvraag beoordeelt." "Ik ben er voor om met multidisciplinaire teams op huisbezoek te gaan, of anders met mensen die met een brede focus naar de omstandigheden kunnen kijken. Bij een bijstandsaanvraag speelt vaak veel meer dan alleen een gebrek aan inkomen." Uit onderzoeken naar de ketensamenwerking is gebleken dat vooral cliënten, die met verschillende regimes te maken hebben, bij reïntegratie tussen de wal en het schip vallen. Bijvoorbeeld mensen met een kleine WAO-uitkering en aanvullende bijstand of iemand die naast WW een bijstandsuitkering heeft. Wat moet er gebeuren om daar verbetering in te brengen? "Ik merk in mijn huidige functie al vaak dat het verschil in positie tussen UWV en het SW-bedrijf tot verwarring leidt bij werkgevers. Dan blijkt bijvoorbeeld dat het UWV in een geval geen loonkostensubsidie kan aanbieden en wij wel. Het UWV biedt ook geen ondersteuning als de werknemer nog in dienst is bij een werkgever. Ik vind dat daar minder bureaucratisch mee omgegaan zou moeten worden; dat meer de situatie als vertrekpunt moet worden gekozen. Ik zeg soms tegen zo'n werkgever: laat je werknemer maar een poosje bij ons komen, even weg uit de spanning. Misschien kan hij hier wat aan de slag, maar in ieder geval gaan we met die werknemer kijken wat zijn beste perspectief is. Weer terug naar zijn werkgever, of toch iets anders? Dan is het belangrijk dat je het bedrijf goed kent. Anders gaat zo'n werknemer misschien weer terug terwijl hij daar toch weer vastloopt." Ik vind dat gemeenten en het UWV ook slecht luisteren naar wat de werkgever wil. Als je in een reïntegratietraject aansluiting zoekt op de arbeidsmarkt, dan moet je ook andersom kijken, vanuit de werkgever naar de werknemer. Uitvoeringsorganisaties kijken te weinig naar buiten. Ze zijn teveel gericht op de interne opdracht. Als SW-bedrijf werken we veel meer van buiten naar binnen. Maar ja, dat zit niet tussen de oren van ambtenaren…." Betekent het dat je ander personeel zou moeten inzetten als gemeente of als UWV? "Nou, in ieder geval moet je investeren in de kwaliteit van je personeel. Verder moet er iets gebeuren aan de cultuur van risicovermijding. De hele uitvoering is overgestructureerd. Daar moeten we ook van af." Is het ook te wijten aan de 'afrekencultuur', waar veel over wordt geklaagd? "Werden ze maar afgerekend! Dan ging het wel beter. Als de inspanningen administratief maar op orde zijn, is het wel goed."
Er zijn toch bewust financiële prikkels ingebouwd voor gemeenten, de reïntegratiebedrijven en voor cliënten. Werkt dat niet? "Wij hebben hier als SW-bedrijf ook financiële prikkels. Het levert ons €15.000 op bij een uitplaatsing. Bedrijfsmatig is dat interessant, maar je moet goed werk leveren om dat te verdienen. Financiële prikkels werken ook bij cliënten, maar het moet wel passend zijn binnen de maatwerkaanpak van elke cliënt."
Tof Thissen Tof Thissen is van huis uit theoloog. Hij was wethouder van sociale zaken van 1994 tot 2002 in Roermond. Daarvoor was hij onder meer docent maatschappijleer en coördinator van het werk-leerproject 'Opmaat' te Roermond. Vanaf 2004 is hij lid van de Eerste Kamer voor GroenLinks. Vanaf 2002 is hij voorzitter van Divosa, de vereniging van directeuren van sociale diensten. Als voorzitter van Divosa behartigt hij de belangen van sociale diensten, is hij betrokken bij het ontwikkelen van ketensamenwerking tussen de verschillende uitvoeringsinstanties en geeft hij advies over het sociale zekerheidsbeleid. Hij heeft daarbij echter een scherp oog voor de positie van de cliënt. "De uitvoerders zijn nog steeds niet bij machte om de burger als uitgangspunt te nemen. Mensen verdwalen nog steeds in het labyrint van organisaties, informatie, wetten en regels", zo verzucht Tof. "Het duurt vooral ook veel te lang om cliënten nieuw perspectief te bieden. En er zijn te vaak structuurdiscussies gevoerd die erg gericht waren op de interne processen van de uitvoering. Dat heeft geen beter resultaat en geen helderheid voor de cliënt opgeleverd."
Interview Tof Thissen We hebben in Nederland zo'n 20 jaar reorganisaties achter de rug in de sociale zekerheid. Wat zijn daarvan, naar uw waarneming de effecten geweest voor cliënten en burgers? "Een aantal dingen. Om te beginnen zijn de uitvoerders nog steeds niet bij machte om de burger als uitgangspunt te nemen. Mensen verdwalen nog steeds in het labyrint van organisaties, informatie, wetten en regels. Het duurt vooral ook veel te lang om cliënten nieuw perspectief te bieden. En er zijn te vaak structuurdiscussies gevoerd die erg gericht waren op de interne processen van de uitvoering. Dat heeft geen beter resultaat en geen helderheid voor de cliënt opgeleverd."
"Zo sprak ik laatst een mevrouw, die net een brief had ontvangen met de mededeling dat ze weer volledig arbeidsgeschikt is. In dezelfde brief stond echter ook dat ze, op grond van haar handicap, geen arbeidsperspectief heeft en dat ze daarom geen reïntegratietraject krijgt aangeboden. Daar zal voor de uitvoerder wellicht nog wel een zekere logica achter zitten, maar voor deze mevrouw is dat natuurlijk volstrekt onbegrijpelijk."
Het uitgangspunt 'de klant centraal' wordt in de praktijk dus niet waargemaakt? "Nee, als je de klant echt als uitgangspunt wilt nemen moet je daarvoor voldoende kwaliteit inzetten en moet je daar ook voldoende tijd voor nemen." Wat betekent dat voor het intaketraject via het CWI. Is dat teveel gekoppeld aan protocollen en bureaucratische gegevensverzameling? Er zijn mensen die vinden dat het weer terug moet naar de sociale dienst. "Het interesseert niet of het bij het CWI of ergens anders gebeurt. De essentie moet zijn dat de professional de vraag van de cliënt als uitgangspunt neemt." "Als je terugkijkt, kun je constateren dat het wel beter gaat dan 10 of 15 jaar geleden. Ook wordt er beter samengewerkt. Maar de opbrengst van al die inzet is niet beter!" Daar wordt vaak tegenin gebracht dat de arbeidsmarkt niet toegankelijk is voor veel cliënten van de sociale dienst, arbeidsgehandicapten, allochtone jongeren en oudere werklozen. "De arbeidsmarkt is alleen in de afgelopen 4 jaar op slot geweest. Daarvoor was er sprake van hoogconjunctuur en toen lukte het ook niet." "Kijk, arbeid is teveel topsport geworden. En om in dat beeld te spreken, het is noodzakelijk om ook breedtesport te ontwikkelen. Dat kan binnen wat we de reguliere arbeidsmarkt noemen, maar de arbeidsmarkt moet worden verbreed naar sociale productiviteit. Daar is nu veel te weinig aandacht voor. Alles is gericht op economische productiviteit." "Er vindt al veel sociale productiviteit plaats, maar dat wordt niet zo gewaardeerd. En toch is er een groeiende behoefte aan. Veel gesubsidieerde arbeid voorziet daarin maar we hebben dat tot nu toe te
weinig gebruikt om meer mensen toe te leiden naar arbeid. De 80.000 bleven dezelfde 80.000. Het is nodig dat we inzetten op dit soort trajecten voor zo'n 250.000 tot 300.000 mensen." Is dat mogelijk met de benadering van Work First? "Work First is vooral een diagnostische methodiek vanuit het principe "Het is niet goed voor jou om in een uitkering te blijven zitten". Work First is kortdurend. Daarna begint het pas. Vanaf dat eindpunt moeten mensen door naar de arbeidsmarkt of naar vrijwilligerswerk. Of ze worden, vanwege persoonlijke belemmeringen, beschouwd als 'arbeidsongeschikt'. Dan laten we ze met rust. Dat wil zeggen dat we ze wel elk jaar een keer benaderen voor overleg over hun situatie en of er toch enig perspectief is ontwikkeld." "Het gaat dus niet om Work First maar om de inzet van professionaliteit. Dat houdt in dat je de zekerheid van het systeem achter je laat als professional en dat je je richt op de positie van de vrager, zijn talenten en ambities, zijn zelfredzaamheid en zijn onafhankelijkheid." Kan die professionaliteit nu worden geboden of vraagt dat om een ander soort medewerkers? "Nee, dat vraagt om een andere professionaliteit, namelijk gestuurd door de vraag. Daar moet in worden geïnvesteerd. Dat betekent dat je af moet van de professional die al tikkend achter zijn beeldscherm vooral controleert of de gegevens kloppen. Ik wil professionals die zich steeds weer realiseren dat ze op enig moment ook aan de andere kant van de tafel kunnen zitten. Bovendien moet worden onderkend dat burgers zeer uiteenlopend zijn wat eigenschappen en omstandigheden betreft. Als professional moet je daar dus goed tussen kunnen schakelen." U vindt professionaliteit aan de kop van het proces en een goede relatie met de cliënt belangrijk. Betekent dat ook dat gemeenten ook zelf de reïntegratiedienstverlening zouden moeten verzorgen? "Nee, het gros van de reïntegratietrajecten moet je uitbesteden. Gemeenten moeten niet alles zelf doen. Je moet een goede intake verzorgen en dat geldt ook voor de uitkeringsverstrekking. Verder moet je de regie bij de vragende burger leggen. Je kunt als gemeente wel een coach, een begeleider en een vast aanspreekpunt bieden ter ondersteuning." Verdraagt die intensieve relatie tussen de medewerker van de sociale dienst en de cliënt zich wel met de controlerende functie en het strenge sanctieregime? "Ja, dat kan best samengaan. Toetsing is wel nodig maar dat hoeft niet conflicterend te zijn. Belangrijke voorwaarde is dat je goede voorlichting biedt, zodat de cliënt weet waar hij aan toe is, wat hij kan verwachten en welke verplichtingen dat voor hem met zich meebrengt. Je mag wel een hard regime voeren op dat punt als je maar duidelijk bent." "Bovendien leidt een goede relatie ook tot minder fraude. Maar dat betekent ook wederkerigheid van de kant van de gemeente en dus het nakomen van je afspraken." Met betrekking tot werkloosheid en arbeidsongeschiktheid worden wettelijke drempels opgeworpen waardoor het moeilijker wordt om aan een uitkering te komen. Bij de WWB zie je dat er veel strenger wordt opgetreden aan de poort met als gevolg dat het aantal aanvragen terugloopt en veel aanvragen weer worden ingetrokken. Is dat een goede ontwikkeling? "Met het op die manier beperken van de instroom moet je oppassen. Het moet niet tot gevolg hebben dat mensen buiten beeld raken en uit de samenleving worden gedrukt."
"Zo is er onlangs een onderzoek uitgevoerd bij een sociale dienst naar mensen die een uitkering werd geweigerd of die hun aanvragen weer hadden ingetrokken. Het bleek dat 40% van die mensen na een aantal maanden alsnog rechtmatig een uitkering konden aanvragen. 55% was volstrekt onzichtbaar geworden. We weten dus niet wat er van ze is geworden. Hebben ze een bemiddelde partner gevonden; zijn ze het criminele circuit in gedoken? Bij 5% moest worden vastgesteld dat ze zo weinig zelfredzaam waren dat ze uit zichzelf geen nieuwe aanvrage konden indienen of op een andere manier aan de kost konden komen."
"Als je streng bent aan de poort, moet dat er niet toe leiden dat er elders in de samenleving schade ontstaat. Als je daardoor weer meer criminaliteit moet bestrijden, heb je mensen niet geholpen maar ben je waarschijnlijk ook nog duurder uit. Als mensen daardoor op straat belanden of diep in de schulden, moet je daar als samenleving weer kosten en moeite op inzetten. En dan heb ik het nog niet over de schade die deze mensen daardoor kunnen oplopen." U zei dat de regie bij de vragende burger moet worden neergelegd. Betekent dit dat u een voorstander bent van persoonsgebonden budgetten? "De eigen regie kan worden ondersteund met een persoonsgebonden budget, maar het hoeft niet in die vorm. Een variant is dat je de cliënt de beschikking geeft over een vast budget maar onder beheer van de uitvoerende instantie. De cliënt heeft dan het recht om uit dat budget te putten zonder de last van het beheer ervan." Bij eigen regie vind ik het ook belangrijk dat het middel niet altijd direct gekoppeld hoeft te zijn aan het doel. Het kan heel goed dat iemand kiest voor bepaalde activiteiten en trajecten zonder daarbij te mikken op een bepaald beroep of functie. Toch kan zo'n traject voor de cliënt zoveel opleveren dat hij daarna wel weer aan de bak komt op de arbeidsmarkt." Dat vraagt wel vertrouwen van de kant van de overheid en de uitvoeringsinstantie. "Vertrouwen is in de sociale zekerheid al decennia niet het uitgangspunt geweest. Dat begint bij de bijstand al met de plicht om 260 vragen te beantwoorden. Daarna vindt in het beoordelingsproces controle na controle na controle plaats. Je kunt ook zeggen: iedereen die een beroep doet op de bijstand krijgt een uitkering en ondersteuning. Je moet dan alleen de tenzij's omschrijven. Vervolgens kun je via steekproeven en klantprofielen controle op rechtmatigheid uitvoeren. En natuurlijk ook als gebleken feiten daar aanleiding toe geven. Je moet dus iedereen vertrouwen, tenzij…" "Als je vertrouwen geeft, krijg je vertrouwen terug. Een goede relatie opbouwen met de cliënt hoort daarbij. Dat helpt misbruik te voorkomen, want het is natuurlijk niet zo dat de bijstand een collectieve bankrekening is waar iedereen uit kan graaien." U benadrukt voortdurende een goede relatie met de cliënt. Er zijn mensen die om die reden vinden dat je de dienstverlening dicht bij de cliënt moet organiseren. Dus op het niveau van de gemeente of zelfs de wijk. Het CWI is te ver weg; soms op een uur reisafstand. Hoe kijkt u daar tegenaan? "Dichtbij organiseren is belangrijk maar dat hoeft niet te betekenen fysiek dichtbij. Ik hou ook niet van het romantiseren van de kleine schaal. Je moet de dienstverlening nabij de cliënt organiseren. Dat vind ik veel belangrijker. Je moet mentaal dicht bij de cliënt komen." "Kijk, kleine basisscholen in kleine dorpen betekenen vaak ook verlies van kwaliteit en faciliteiten. Het gaat erom dat je kwaliteit levert en burgers niet onnodig belast met zaken waar ze zelf niets aan hebben. Burgers willen best investeren in moeite en tijd als die kwaliteit maar wordt geleverd. Ict kan daarbij helpen. Als je als burger via internet van huis uit en op elk gewenst moment de aanvrage kunt indienen en de gegevens kunt aanleveren, dan wil je voor een goed begeleidingsgesprek best wel de moeite nemen om naar een regionale vestiging te gaan." Er is de laatste jaren bewust ingezet op financiële prikkels voor gemeenten, reïntegratiebedrijven, werkgevers, werknemers en cliënten. Is dat effectief? "Bij gemeenten heeft dat in ieder geval opgeleverd dat de inzet is verhoogd. Maar bij cliënten kun je dat niet doen. Die zijn van zoveel factoren afhankelijk dat je ze er niet op af kunt rekenen." In het debat over de toekomst van de sociale zekerheid en de verzorgingsstaat wordt ook steeds meer gesproken over individuele rugzakjes, waarmee burgers gedurende hun leven tot een bepaald bedrag over inkomen bij werkloosheid kunnen beschikken, scholing kunnen inkopen, enzovoorts. Vindt u dat om dezelfde reden ook een verkeerde benadering? "Nee, met rugzakjes voor het leven ligt dat anders. Dat zou een onderdeel kunnen zijn van een systeem van rechtmatige claims die burgers kunnen leggen. Je weet dan van tevoren waar je aan toe bent. Het is een vorm van verzekeringsrecht."
"Waar ik hier vooral op doel is dat je in het kader van de bijstand de burger het recht moet geven op een uitkering en op ondersteuning. Vanuit de wederkerigheid betekent dat wel de plicht voor de burger om zich in te spannen voor een zelfstandig inkomen en om te investeren in zichzelf. De cliënt moet je niet afrekenen op de kosten van de ondersteuning en de uitkering zolang hij aan dat wederkerigheidsbeginsel voldoet." "Dat betekent ook dat de overheid zijn eigen rol moet definiëren ten opzichte van de zelfredzaamheid van de burger. De overheid moet op een nieuwe wijze vorm geven aan die relatie." Als u vooruitkijkt, wat betekenen uw uitgangspunten dan voor het stelsel en de inrichting daarvan? "Om te beginnen niet weer een 'grand design', de zoveelste grote stelselwijziging. Laten we het doen met wat we nu hebben. In het Algemeen Ketenoverleg van UWV, CWI en sociale diensten, hebben we ook gezegd: er moet niet een nieuwe structuur komen, maar de huidige moet beter worden ingezet. Dat betekent dat twee vragen centraal moeten staan: Wat hebben burgers nodig? en Wat hebben werkgevers nodig? Pas dan is de vraag aan de orde: Hoe organiseer je dat? Niet andersom en zeker geen structuurdiscussies waarbij institutionele belangen de boventoon voeren."
Jan Zwanepol Jan Zwanepol is in 1976 als beroepschauffeur in de WAO terecht gekomen. Vanaf 1985 is Jan actief in belangenorganisaties. Eerst bij de CNV Anders Actieven en vanaf 1992 bij het Overijssels WAO Beraad en daarna Arcon. Daar was hij tot voor kort voorzitter. Ook op landelijk niveau is Jan al jaren actief in de belangenbehartiging voor arbeidsongeschikten. Jan is voorzitter van de Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten, is lid van het bestuur van WAO Café en penningmeester van de Landelijke Cliëntenraad. Zijn beroepsachtergrond verloochent zich niet, want hij is altijd op sjouw in alle delen van het land. Tegelijkertijd is hij actief als hulpverlener voor uitkeringsgerechtigden en begeleidt hij veel mensen naar de uitkeringsinstanties. Zijn hart ligt dan ook bij deze mensen. "De WAObelangenorganisaties hebben ontzettend veel gedaan voor de emancipatie van mensen met een uitkering, om mensen wegwijs te maken in het doolhof van de sociale zekerheid en om mensen te adviseren en te begeleiden", zo stelt Jan. "Ik krijg dagelijks de schrijnende verhalen op mijn bordje. Ik begeleid heel veel cliënten naar het UWV, de sociale dienst en naar werkgevers. Ik was op weg naar de keuring met een man. Hij zei in de auto tegen mij: "Ik ben bang dat ik op straat beland". Hij bedoelde dat letterlijk; zijn huis kwijt en alles."
Interview Jan Zwanepol We kunnen terugkijken op zo'n 20 jaar reorganisaties in de sociale zekerheid. Wat vindt u daarvan de grootste effecten op cliënten en burgers? "Als ik het cynisch zeg: er is heel zorgvuldig met de mensen omgesprongen…En er is goed naar ze omgekeken toen ze in een uitkering zaten." "Nee, de overheid heeft zitten slabakken. Eenmaal in een uitkering zijn de meeste mensen alleen maar aan hun lot overgelaten. De WAO heeft altijd een reïntegratiedoelstelling gehad maar daar is, afgezien van de WSW, nooit werk van gemaakt. We waren als arbeidsongeschikten kennelijk overbodig." "Uitkeringsgerechtigden zijn wel jaar in jaar uit overspoeld met tal van maatregelen. En het meest schrijnende is dat we zijn uitgemaakt voor profiteurs en criminelen!" "De WAO-belangenorganisaties hebben ontzettend veel gedaan voor de emancipatie van mensen met een uitkering, om mensen wegwijs te maken in het doolhof van de sociale zekerheid en om mensen te adviseren en te begeleiden. Er zijn nog steeds honderden vrijwilligers actief in lokale spreekuren en in voorlichtingsactiviteiten. Dit kabinet vindt dat allemaal niet nodig en heeft de subsidiekraan dichtgedraaid. Nee, ze weten het veel beter: schop ze de uitkering uit en jaag ze de arbeidsmarkt op. Dat ze daar geen kans maken, is hun probleem. Ze hebben veel te lang op hun luie kont gezeten!" "Ik krijg dagelijks de schrijnende verhalen op mijn bordje. Ik begeleid heel veel cliënten naar het UWV, de sociale dienst en naar werkgevers. Wat ik zie is dat er vroeger niet naar ze werd omgekeken maar dat ze in ieder geval nog een fatsoenlijke uitkering hadden. Al heel veel jaren wordt de uitkering verlaagd of afgepakt, maar op de arbeidsmarkt mogen ze het nog steeds zelf uitzoeken. De eenmalige herbeoordeling van WAO-ers is niet de eerste grootscheepse actie om mensen uit de uitkering te gooien. Dat kunstje hebben ze in 1993 ook al geflikt. Het beloofde maatwerk ontbreekt en men zit niet op ze te wachten op de arbeidsmarkt. Wie beweert dat er tegenwoordig maatwerk wordt geleverd, heeft daar kennelijk een andere definitie van. Voor mij hoort dat op de cliënt te zijn toegesneden."
"Ik had laatst een cliënt met de ziekte van Bechterev. Dat is een verstijving van de wervelkolom. Zijn specialist schreef dat hij, als gevolg van de ziekte, veel last heeft van ochtendstijfheid en dat hij pas in de loop van de dag fysiek in staat is om werkzaamheden te verrichten. De verzekeringsarts wilde ondanks dat oordeel toch geen urenbeperking toekennen. Hij schreef zwart op wit: "Ik twijfel niet aan het oordeel van de specialist, maar alleen bij mij is de kennis aanwezig om een oordeel te hebben over de mogelijkheid om te werken." De verzekeringsarts vond dat mijn cliënt gewoon 8 uur op een dag kon werken. Hij is er zelfs niet op in gegaan in zijn medische rapportage!"
"Ik zie ook steeds dat professionals niet samenwerken. Ik bedoel dan de professionals in de verzekeringssector en de behandelende sector. Het gevolg is dat er geen kwaliteit wordt geleverd, dat de cliënt vaak onrecht wordt aangedaan en dat het zeker geen maatwerk is."
"Een ander voorbeeld is een mevrouw, die ik op mijn spreekuur kreeg. Zij was opgeroepen voor een medische keuring bij het UWV. Maar ze zat nog volop in allerlei onderzoeken bij specialisten. Ze heeft daarom een verzoek ingediend bij het UWV om de keuring uit te stellen tot die onderzoeken waren afgerond en er een duidelijker medisch beeld zou zijn. Dat is toch een redelijk en onderbouwd verzoek, zou je zeggen. Maar nee, het UWV was van oordeel dat het geldende cohort van de eenmalige herbeoordelingen leidend is, en mevrouw moest toch verschijnen. Omgekeerd zie je soms weer dat het UWV niet ingaat op een verzoek van een cliënt om een herkeuring uit te voeren vanwege veranderde medische omstandigheden, als er nog een bezwaar- of beroepszaak loopt. Dan hebben ze ineens geen haast en willen ze eerst de uitspraak afwachten."
Is het gebrek aan kwaliteit, dat u constateert, een gevolg van te weinig kwaliteit bij de professionals? "Voor een deel is er een gebrek aan kwaliteit bij professionals, maar ik zie toch vooral ook dat ze teveel onder werkdruk staan en te weinig tijd hebben voor een zorgvuldige behandeling van cliënten en een zorgvuldig oordeel. Toch zie ik ook wel een starre houding bij medewerkers van het UWV, het CWI of de sociale dienst. Maar, volgens mij is dat vooral het gevolg van de starre houding van de overheid." Wat vaak gebeurt is dat ze zich verschuilen achter de regels en de politiek. Je ziet dat vooral bij de WAO-keuringen. "De politiek heeft het zo gewild." "Ik voer alleen maar mijn opdracht uit." Dat zijn bijna standaardzinnen bij het begin van zo'n keuring. Ik snap ook wel dat veel verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zichzelf proberen in te dekken bij cliënten omdat ze zich ongemakkelijk voelen, zich generen of omdat ze het ronduit niet eens zijn met die herbeoordelingen. Ik denk ook wel dat veel van die medewerkers bang zijn om afgerekend te worden op een te ruimhartige houding. Ook als de managers daar niet mee dreigen, is het wel duidelijk dat de politiek de opdracht heeft gegeven om zoveel mogelijk arbeidsongeschikten te lozen….Als ik dan kijk naar hoe vaak de beschuldigende vinger naar verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen wordt uitgestoken, dan kan ik me daar ook nog wel iets bij voorstellen." Daar doet u toch ook aan mee? "Ja, dat is waar, zeker als ik verontwaardigd ben. En daar is nogal eens aanleiding voor. Maar ik wil deze professionals niet de zwarte Piet toespelen. Maar we hadden het over de kwaliteit van beoordelingen en ik heb al eerder gezegd dat het beleid de oorzaak is van het gebrek aan kwaliteit. Daar kan je een verzekeringsarts niet op afrekenen. Maar dat betekent niet dat ze geen kwaliteit moeten leveren. Daar moet je ze op blijven aanspreken. Die verantwoordelijkheid hebben ze wel." Doet het management daar voldoende aan? "Nee, dat denk ik niet. De managers zouden betere voorwaarden moeten scheppen, hun medewerkers in bescherming moeten nemen en moeten investeren in kwaliteit. Ze moeten inzien dat veel medewerkers onder zware werkdruk staan en ook onder mentale druk. Maar ja, dan zie je dat die managers op hun beurt ook weer onder druk worden gezet door de politiek om te presteren, de ene na de andere maatregel door te voeren, te reorganiseren, te automatiseren en van wetswijziging naar wetswijziging te strompelen. Politici willen scoren en daar hebben die managers maar voor te zorgen met hun organisatie." Wat voor gevolgen heeft dat voor cliënten? "Veel cliënten kunnen best wat en vaak willen ze ook wel. Maar heel vaak komt dat niet overeen met wat de verzekeringsarts vaststelt. Het regent klachten over die beoordelingen. Cliënten vinden dat er veel te weinig rekening wordt gehouden met hun medische beperkingen. Nou heeft bij deze aanpak de medische keuring en dus het oordeel van de verzekeringsarts ook een centrale rol. Het is logisch dat de cliënt zich daar op richt. Dat vind ik dus ook precies verkeerd in de hele benadering. De mensen krijgen niet de gelegenheid om, bij wijze van spreken, een aanloop te nemen naar een andere fase in hun leven en naar een nieuwe poging om aan het werk te komen. Als je iemand eerst 15 jaar in de uitkering laat zitten en zo iemand is 47 jaar, dan kan je zo iemand niet zomaar uit de uitkering
gooien en verwachten dat hij 8 uur per dag aan de slag gaat of komt. Zo iemand moet de tijd krijgen voor een traject, om te wennen en uit te vissen wat hij kan en welke ambities hij nog heeft. Dat is in de eerste plaats beter voor de cliënt, maar ook beter voor de werkgever. Op de manier, zoals ze het nu doen, brand je mensen af!" Het UWV zegt toch duidelijk meer en intensiever in te zetten op reïntegratie. Is daar dan geen omslag gemaakt in de benadering? "Ja, dat wordt wel beweerd. In 1993 was dat ook de smoes om de grote ingreep in de WAO door het parlement te jagen. Ik zie ook wel dat er meer werk van wordt gemaakt, maar niet op een effectieve manier. Je kunt dat ook wel afmeten aan de geringe resultaten. Maar 5% van de herbeoordeelden is aan het werk gekomen en dan nog vaak op tijdelijke contracten. Die mogen straks hun handje weer ophouden bij een andere uitkeringspoort…" "Ik zou willen dat er meer gekeken wordt naar de kansen en de mogelijkheden van cliënten. En dat cliënten meer zelf te zeggen krijgen over een traject en de richting die ze op willen." Het gebruik van pgb's en IRO-regelingen neemt toch erg toe? "Ja, dat is ook een goede zaak. Maar bij die benadering kom je te weinig Hoensbroek en Werkenrode tegen. Ik bedoel maar, daar zitten mensen die jarenlange ervaring hebben met het begeleiden van gehandicapten en arbeidsongeschikten. Daar wordt kwaliteit geleverd en succes geboekt, soms met de meest onmogelijke situaties. Op de reïntegratiemarkt wordt veel te weinig kwaliteit geleverd. En daar sta je dan met je IRO. Zoek het maar uit. Wie heeft er nou zicht op al die reïntegratiebedrijven? Het zijn er meer dan 700! Er moet meer kwaliteit worden geboden en we moeten zorgen dat de goede bedrijven herkenbaar zijn aan een keurmerk dat past bij de eisen die cliënten stellen. Bovendien moet zo'n overzicht gemakkelijk beschikbaar zijn via internet en via hulpverleners en begeleidende instanties. Daar werken we als belangenorganisaties nu hard aan." "Ik zat vanmorgen nog in overleg bij een gemeente. Daar kwamen we gezamenlijk tot de conclusie dat er niet één goede reïntegratiemethode bestaat. Bij maatwerk moet je kunnen putten uit diverse methoden, trajecten en reïntegratiebedrijven. Bovendien moet je vaak verschillende instrumenten tegelijkertijd en naast elkaar inzetten. Cliënten moeten daar zelf regie in kunnen voeren, maar daar moeten ze wel bij worden geholpen." Hoe kom je dan tot maatwerk? "Door goed naar de persoon te kijken en dan te matchen. Wil hij een pgb en kan hij dat zelf beheren?" "Wat ik ook vaak zie is dat het korte trajecten zijn omdat ze worden bepaald door het beschikbare budget. Die budgetten worden niet op maat gesneden. Er moet soms ruimte zijn om meer te investeren en meer tijd te nemen."
"Ik heb een dame begeleid tijdens een traject dat € 100.000 heeft gekost. Er werd berekend dat dit uiteindelijk € 60.000 besparing opleverde aan uitkering. De instantie vond dat niet veel. Ze waren duur uit, vonden ze. Ik denk dan: waar gaat het nou om? Om jullie financiële positie of om de toekomst van die dame? Laat dat dan per saldo € 40.000 hebben gekost. Als daarmee iemand weer een perspectief is geboden in het leven en weer op een goed spoor is gekomen, zichzelf weer kan redden en niet meer afhankelijk is van een uitkering en instanties, dan mag dat toch wat kosten! Ze hadden trouwens wel fijn berekend wat ze hadden bespaard aan uitkering. Maar wat dacht je dat zo'n uitkeringsinstantie per dag kost?"
Er is in de afgelopen jaren stevig geprivatiseerd in de sociale zekerheid. Een private reïntegratiemarkt, de Ziektewet geprivatiseerd en ook het eerste WAO-jaar. Werkgevers mogen de WGA privaat verzekeren. Er wordt zelfs al gesproken over een geprivatiseerde WW. Hoe beoordeelt u die ontwikkeling? "Ik ben bang dat private verzekeringen tot een verdere beknotting van uitkeringsrechten zal leiden. Die verzekeraars zullen immers kijken naar hun kosten en vooral hun winst. Bovendien zijn ze gericht op de arbeidsmarkt. Iemand die uitstroomt naar een betaalde baan is geen kostenpost meer. Maar ik vind dat de samenleving moet investeren in mensen en dan moet je ook kunnen zeggen dat er geen reële
weg is naar betaald werk en dat vrijwilligerswerk ook een goede mogelijkheid is. Goed voor de betrokkene en goed voor de samenleving." "Zolang die privatisering bestaat en zelfs wordt uitgebreid, moet je goed zorgen dat een aantal functies in publieke handen blijft. Daar hangt namelijk teveel van af voor de mensen. Ik denk dan aan keuringen en indicaties, maar ook aan de zorg voor mensen die het niet zullen redden op de arbeidsmarkt. Kijk, de goede kansen kun je best privaat verzekeren, maar je moet als samenleving zorgen voor solidariteit met wie het niet redt. En je moet zorgen voor onafhankelijke bescherming van rechten, onafhankelijke controle en toetsing." Toen Suwi werd ingevoerd, is een fusieproces gestart van de vroegere uvi's. Er moest één uitvoeringsinstantie komen, het UWV. Welke effecten heeft dat gehad voor cliënten? "Nou, dat had grote effecten in de uitvoering. Er ontstond bijvoorbeeld grote verwarring bij cliënten. Er was dan wel in naam één UWV, maar veel mensen kregen te horen dat bepaalde informatie of een dossier nog bij een van die oude uvi's lag. Ook zijn er complete dossiers zoekgeraakt. Mensen moesten ook opeens naar een andere vestiging." "Die hele reorganisatie is gericht op de uitvoering en niet op de cliënten. De hele papierwinkel is nog nauwelijks veranderd. Ik moet in feite ook nog steeds met cliënten naar de oude uvi-kantoren." Een belangrijk onderdeel van Suwi was de vorming van het CWI. Was dat een goede keuze, bekeken vanuit de cliënten? "Nou, niet voor niets hebben UWV en CWI hetzelfde logo. Alleen de kleur verschilt. Ik ben er van overtuigd dat binnen 5 tot 10 jaar UWV en CWI tot één tent zijn gefuseerd. Dat zegt de voorzitter van het CWI trouwens ook en ook de directeur van de UWV-vestiging in Zwolle. En dan kunnen ze wel roepen dat er voorlopig niet meer gesleuteld gaat worden aan de structuur; ik geloof er niets van." Zou zo'n fusie een goede zaak zijn? "Ik vind die organisaties nu al zo log. Het wordt dan alleen maar groter. En hoe dan de intake voor de bijstand wordt geregeld? Ik weet het niet. Toch kan het betekenen dat er schakels uit de keten verdwijnen. Dat maakt de boel wel overzichtelijker voor cliënten en de uitvoering wordt ook simpeler. Nu moeten ze al heel veel kunstgrepen toepassen om de knip tussen WAO en WW te overbruggen omdat normaal het CWI daar weer tussen zit. Maar ja, dan mogen ze ook het schot tussen de verschillende afdelingen van UWV wel eens opruimen. Als je met de WAO en de WW te maken hebt bij UWV lijken het soms wel twee instanties!" "Het grootste bezwaar van zo'n moloch is dat er geen korte lijnen meer zijn. Ik moet nu al zaken regelen met UWV-medewerkers via hun mobiele telefoon. Er zijn geen open lijnen meer met die organisatie en met medewerkers daarbinnen. Zo'n callcentre helpt wel, maar alleen voor de makkelijke vragen. Je kunt bijna geen zaken meer in redelijk overleg regelen."
"Laatst moest ik als begeleider van een cliënt het UWV bellen om een afspraak te verzetten. Ik moest namelijk plotseling naar het ziekenhuis. Nu was het een cliënt, die gemakkelijk agressief wordt. Mijn rol als begeleider was onder andere om hem daarvoor te behoeden. Een gesprek bij UWV roept die agressie gemakkelijk op. Dus had ook het UWV er belang bij dat ik meekwam. Ik belde het callcentre en daar zeiden ze dat de afspraak niet verzet kon worden want het niet beschikbaar zijn van een begeleider is geen geldige reden. Ze hielden zich alleen maar aan een voorgeschreven regel en protocol. Mijn redelijke uitleg hielp niet. Ik heb het toen via het hoofdkantoor van UWV geprobeerd. Dat wil nog wel eens helpen, maar daar kwam ik er ook niet door. Ik ben toen maar in de auto gestapt en naar het UWV gereden. Daar heb ik in een persoonlijk gesprek de afspraak uiteindelijk kunnen verzetten. Zo moet je met veel moeite je eigen lijntjes organiseren. Als ik daar als doorgewinterde begeleider al zoveel moeite mee heb, wat denk je dan dat er met cliënten gebeurt?"
"Soms kunnen cliënten het via een directe lijn met bijvoorbeeld een arbeidsdeskundige, wel regelen. Maar over het algemeen worden medewerkers teveel afgeschermd. En dat betekent ook dat je de kans op een goede relatie tussen een medewerker en de cliënt verkleint. Dat geldt voor het claimtra-
ject. Over het reïntegratietraject kan ik niet oordelen. Ik ben nog geen reïntegratiecoach tegengekomen. Ik heb wel de indruk dat cliënten het in reïntegratietrajecten ook vooral zelf moeten uitzoeken. Het is ook niet voor niets dat we als Landelijke Cliëntenraad het initiatief hebben genomen om onafhankelijke reïntegratieadviseurs aan te stellen." U gaf al aan dat de eenmalige herbeoordelingen nauwelijks tot reïntegratie hebben geleid. Wordt dat veroorzaakt door de uitvoering of door de situatie op de arbeidsmarkt? "Ja, de arbeidsmarkt speelt wel een rol. Maar ook de complexe regelingen. Werkgevers hebben daar geen zicht op. Ze klagen over de bureaucratie. De no-claimregeling, waarbij werkgevers geen risico lopen bij uitval wegens ziekte van de werknemer, is eigenlijk de enige duidelijke regeling voor werkgevers. Werkgevers vinden het veel belangrijker dat hun grootste risico's worden weggenomen dan gebruik te kunnen maken van allerlei ingewikkelde subsidieregelingen."
"Ik zat laatst met een cliënt, die een progressieve ziekte heeft, bij een werkgever. Vraagt die werkgever: "Wat gebeurt er als hij na vijf jaar, dus na afloop van die regeling, toch ziek wordt of door het verloop van zijn ziekte vaak uitvalt? Dan ben ik toch alsnog het haasje?" Ik heb toen gezegd dat hij dan een verlenging van de regeling kan aanvragen. Ik kon hem natuurlijk niet garanderen dat die verlenging zal worden toegewezen. Meestal is de redenering namelijk dat de werknemer dan tot het normale bedrijfsrisico behoort. In dit geval ging het om iemand met een progressief verlopende ziekte en is het risico tevoren bekend. Ik vind dat de overheid daar niet krampachtig mee om moet gaan. De bereidheid van werkgevers zou trouwens ook toenemen als er eenvoudige verantwoordingsregels zouden zijn."
Met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en werkloosheid zijn de criteria aangescherpt om in aanmerking te komen voor een uitkering. In de bijstand wordt strenger toezicht gehouden bij de poort. Vindt u dat een terechte ontwikkeling? "Ik kan mij indenken dat sommige mensen streng aangepakt worden in de bijstand. Maar je moet daarbij wel altijd kijken naar de personen en naar de persoonlijke omstandigheden. Je moet daar geen uniforme regels op loslaten, zoals kleerhangers vouwen voor iedereen die een bijstandsuitkering aanvraagt. En ik ben ook tegen twee jaar verplicht werken met behoud van uitkering. Iedereen wordt daar beter van behalve de betrokkene. Dat vind ik geen stijl!" "Maatschappelijk zinvolle arbeid vind ik een ander verhaal, maar daar moet je dan wel loon tegenover stellen. Noem dat desnoods participatieloon. Het moet ook zoveel mogelijk leiden tot een reëel perspectief. Met draaideurcliënten schiet niemand iets op." "Ik heb ook geen probleem met gesubsidieerde banen, zolang het maar geen verdringing op de arbeidsmarkt oplevert. In plaats van een conciërge van zijn plek te verdringen kun je hem ook twee assistenten geven." Een veel gehoord bezwaar tegen de huidige reïntegratieaanpak is dat mensen eindeloos op het parkeerterrein moeten rondrijden maar nooit de snelweg bereiken. Met andere woorden, het leidt nauwelijks tot blijvende betaalde arbeid voor grote groepen cliënten. Wat is uw oordeel? "Als je naar de resultaten kijkt, krijg ik wel die indruk en deel ik dat bezwaar. Eigenlijk is het meer een groot werkgelegenheidsproject voor mensen in de reïntegratiebranche. Er wordt veel inzet verwacht van cliënten en aan het eind krijgen ze nul op het rekest. Dat is slecht voor cliënten. Waar zijn al die cliënten gebleven die er niet in geslaagd zijn om aan de slag te komen? Waarschijnlijk in de bijstand. Waar ze eenzelfde traject moeten aflopen en waar het ook niet lukt? Dat levert ze alleen maar teleurstelling op teleurstelling op."
"Ik was op weg naar de keuring met een man. Hij zei in de auto tegen mij: "Ik ben bang dat ik op straat beland". Hij bedoelde dat letterlijk; zijn huis kwijt en alles."
"Daarom vind ik ook Poortwachter zo'n goede regeling. Je kunt beter zorgen dat mensen uit de WAO blijven zolang dat nog kan en proberen ze aan de slag te houden. Je ziet dat Poortwachter veel onnodige WAO heeft voorkomen." "Destijds waren we als Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten tegen deze privatisering van de Ziektewet. We vonden dat je werkgevers niet financieel moet aanslaan voor het doorbetalen van loon. In veel gevallen kunnen ze als werkgevers niets doen aan het ziekteverzuim. Dat is bij veel werkgevers dan ook een belangrijke klacht. Zeker voor kleine werkgevers is dat een loden last. En dan worden ze ook nog eens gestraft met een hogere premie als ze er niet in slagen om een zieke werknemer herplaatst te krijgen. Wij vonden dat je werkgevers moet aanslaan op goed werkgeverschap en goede werkomstandigheden en ook op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om mensen met een 'vlekje' in dienst te nemen. We waren het wel eens met het verder op afstand zetten van de WAO. In de discussie over de toekomst van de WAO hebben we destijds voorgesteld om de WAO pas na 5 jaar in beeld te laten komen, tenzij het een 'onomkeerbaar' geval betreft." "De LVA heeft enkele jaren terug het voorstel ontwikkeld om de sociale zekerheid veel meer in te richten naar reïntegratie en een uitkering daarbij ondersteunend te laten zijn. Werknemers die, om welke reden dan ook, of dat nou ziekte is of ontslag, hun werk verliezen zou je dan een 'reïntegratieuitkering' moeten geven. Dat zou een publieke uitkering moeten zijn om ze tijdens hun reïntegratietraject van een fatsoenlijk inkomen te voorzien. Inkomensproblemen zijn namelijk een grote hindernis om weer te gaan reïntegreren. Die uitkering zou dus ook de huidige WW kunnen vervangen. Daarnaast moet je iedereen recht geven op reïntegratieondersteuning. Dat moet dus ook een publieke voorziening zijn vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid die we met elkaar hebben. De reïntegratieuitkering is dan een uitkering die de periode tussen twee banen moet helpen overbruggen. Het is minder stigmatiserend dan de WAO. Als na 5 jaar blijkt dat iemand wegens medische oorzaken niet meer aan het werk kan komen, dan kun je een arbeidsongeschiktheidsuitkering toekennen. Maar dan is er ook alles aan gedaan om dat te voorkomen. Die mensen moet je dan verder met rust laten en voorzien van een goede uitkering."
Over maatschappelijke en eigen verantwoordelijkheid; de grote lijnen uit de interviews Welk beeld levert de serie interviews ons op? Terugblikkend op 20 jaar reorganisaties in de sociale zekerheid worden enkele kritische noten gekraakt. Er worden echter ook interessante visies gegeven op de inrichting van de sociale zekerheid en de uitvoering daarvan, waarmee cliënten en hun organisaties verder kunnen. Ook leveren de interviews bijdragen in het debat over de toekomst van de verzorgingsstaat, over andere verhoudingen tussen staat en burger, instantie en cliënt, over wederkerigheid en over de maatschappelijke verantwoordelijkheid jegens het individu. De interviews vertonen zowel overeenkomsten als verschillen in opvatting. Hieronder zullen we enkele grote lijnen per thema samenvatten. 1. Gevolgen van de reorganisaties Als belangrijkste gevolgen voor cliënten en burgers worden genoemd: • Het stelsel is er niet doorzichtiger op geworden voor cliënten en burgers. Velen verdwalen in het labyrint van organisaties, informatie, wetten en regels. Het gevolg is een grotere onzekerheid voor cliënten. • De reorganisaties zijn vanuit de regels, het systeem doorgevoerd en niet vanuit de burger, de client. 'De klant centraal' is dan ook tot op heden niet waargemaakt. • De positie van cliënten is er niet beter op geworden. Veel cliënten hebben na de ingrepen een lagere uitkering of helemaal geen uitkering meer. Tegelijkertijd zijn we als samenleving en uitvoeringsinstanties niet beter in staat om cliënten te laten reïntegreren. Yvonne Paulussen en Raf Janssen wijzen op het feit dat het hier vooral gaat om ingrepen in de verzorgingsstaat, die wordt omgevormd tot een participatiesamenleving. "Er is minder compassie in de samenleving met mensen die niet op een succesvolle wijze mee kunnen komen. Er zijn minder mogelijkheden om als niet-prof een potje mee te voetballen", aldus Janssen. Burgers, cliënten hoeven dit niet lijdzaam over zich heen te laten komen. Raf Janssen en Jan Zwanepol wijzen op de rol van belangenorganisaties en sociale bewegingen om de positie van uitkeringsgerechtigden te beschermen en het debat over de toekomst van de verzorgingsstaat te voeren. "De anti-armoedebeweging moet de politieke en morele discussie aanjagen over nieuwe verantwoordelijkheden, verhoudingen en verdeling van inkomen", stelt Janssen. 2. De verhouding overheid – burger, instantie - cliënt De wijze waarop de sociale zekerheid is ingericht en wordt uitgevoerd zegt veel over de manier waarop naar cliënten, hun rechten en hun gedrag wordt gekeken. De overheid neemt daarbij een bepaalde houding in en dat leidt weer tot een bepaalde bejegening van cliënten en burgers. In de afgelopen jaren is daarin veel verandering te zien geweest. Verscherpte controle, eigen verantwoordelijkheid, beperkte toegang tot de uitkering, en voor wat hoort wat, zijn daarvan belangrijke ingrediënten. Hoe wordt door de geïnterviewden tegen de bejegening en het begrip wederkerigheid aangekeken? 2.1. Handhaving en bejegening van cliënten Over controle wordt verschillend, of in ieder geval genuanceerd gedacht. Alle geïnterviewden erkennen dat er gefraudeerd wordt of op zijn minst de hand gelicht met het weergeven van de persoonlijke omstandigheden. Daar moet streng tegen worden opgetreden. In meerderheid vindt men echter dat deze vorm van handhaving niet dominant moet zijn in de relatie tussen de uitvoerder en de cliënt. Respect voor en vertrouwen in de cliënt worden als belangrijke voorwaarden genoemd voor een goede uitvoering en tegelijk voor het terugdringen van 'frauduleus gedrag'. Raf Janssen: " Heel veel fraude is overlevingsgedrag. Een moeder die een ochtend in de week een huis poetst en dat niet opgeeft om haar kinderen mee te kunnen laten gaan met schoolreisje, moet je geen politie op het dak sturen." Over huisbezoeken lopen de meningen uiteen. Kees Dekkers vindt dat het moet kunnen als de cliënt daar zelf toestemming voor geeft. Op basis van vertrouwen zijn cliënten best bereid letterlijk en figuurlijk in de keuken te laten kijken. Yvonne Paulussen is er voorstander van omdat het veel zicht geeft op de omstandigheden van de cliënt. Ze vindt wel dat het middel niet alleen voor controle en sancties moet worden ingezet. "Ik ben er voor om met multidisciplinaire teams op huisbezoek te gaan, of anders met mensen die met een brede focus naar de omstandigheden kunnen kijken. Bij een bijstandsaanvraag speelt vaak veel meer dan alleen een gebrek aan inkomen", aldus Paulussen. Raf Janssen is een tegenstander van huisbezoeken. Hij vindt: "Alleen als er een duidelijk vermoeden van fraude bestaat, vind ik huisbezoek gerechtvaardigd. Bij justitie wordt daar veel zorgvuldiger mee
omgesprongen; een huiszoekingsbevel krijg je niet zomaar. Dat kunnen we toch ook in de bijstand toepassen!" Alle geïnterviewden zijn het eens over het belang van een goede relatie met de cliënt. Vertrouwen is daarbij essentieel en daar zit wel een probleem. Tof Thissen: "Vertrouwen is in de sociale zekerheid al decennia niet het uitgangspunt geweest." Raf Janssen voegt daar aan toe: " We hebben het tegenwoordig maar steeds over 'hoogwaardig handhaven'. Ik vind, je moet toe naar hoogwaardig vertrouwen!" 2.2. Wederkerigheid De geïnterviewden zijn van mening dat je de burger, de cliënt, ook mag of zelfs moet aanspreken op eigen verantwoordelijkheid. Voor wat hoort wat, wordt als beginsel niet afgewezen, maar niet ongeconditioneerd. De 'wederkerigheid' betreft niet alleen de cliënt maar ook de overheid en die bestaat er onder meer uit dat het de cliënt mogelijk moet worden gemaakt om de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Een genoemde conditie is ook dat dit vanuit respect voor de cliënt moet gebeuren en niet gekoppeld moet worden aan een eenzijdig opgelegd perspectief van de betaalde arbeidsmarkt. De wederkerigheid brengt met zich mee dat de overheid op een nieuwe wijze vorm moet geven aan de relatie met de burger en de cliënt. Op dat vlak moet nog veel gebeuren. Kees Dekkers: "Bij dat vangnet hoort ook intensieve ondersteuning om weer maatschappelijk te kunnen participeren. Daarbij mag je je baseren op 'wederkerigheid', op de inzet en verantwoordelijkheid van de cliënt. Daar staat tegenover dat de cliënt de 'eigen verantwoordelijkheid' opgelegd heeft gekregen, niet met de bedoeling om hem meer en betere handelingsmogelijkheden te geven, maar vooral om het probleem op het individu af te wentelen." 3. Arbeidsmarkt en reïntegratie Reïntegratie en het aan de gang houden van (zieke) werknemers heeft in de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen. De 'verborgen werkloosheid in de WAO' werd eind jaren tachtig een belangrijk onderwerp en aanleiding tot grote ingrepen in de verzekeringsrechten van arbeidsongeschikten en werknemers. Dat was gerechtvaardigd, zo vond de politiek, omdat men ook weer aan het werk geholpen zou worden. Heeft dat gewerkt of is de arbeidsmarkt te weerbarstig? 3.1. Op de arbeidsmarkt zetten van uitkeringsgerechtigden Door alle geïnterviewden wordt veel kritiek geleverd op het 'dumpen' van uitkeringsgerechtigden op de arbeidsmarkt. De financiële prikkel van het verlagen of stopzetten van de uitkering zou uitkeringsgerechtigden moeten aanzetten tot actief gedrag op de arbeidsmarkt. Op die manier wordt een beroep gedaan op hun 'eigen verantwoordelijkheid' en niet langer 'in een zetel achterover te leunen', zoals het wel wordt geformuleerd. De geïnterviewden zijn niet te spreken over die 'kort-door-de-bocht-aanpak'. Het zijn bureaucratische ingrepen, die weinig relatie hebben met de werkelijkheid op de arbeidsmarkt en de positie van de betrokkenen, zo is het algemene oordeel. 3.2. Zit de arbeidsmarkt op slot voor bepaalde groepen? Hier wordt heel verschillend, of in ieder geval genuanceerd over gedacht. Raf Janssen en Kees Dekkers zijn van mening dat een groot deel van de mensen in de bijstand niet bemiddelbaar is. Zij vinden de inzet om deze mensen naar de arbeidsmarkt te brengen, verspilde moeite en geld. Het is bovendien slecht voor de betrokkenen. Yvonne Paulussen en Saskia Noorman-den Uyl zijn van mening dat er niet gesproken kan worden van een 'granieten bestand'. Zij pleiten voor betere randvoorwaarden op de arbeidsmarkt en voor aangepaste regelingen, zoals het wetsvoorstel van Noorman-den Uyl 'voorziening arbeid en zorg alleenstaande ouders'. "Vergeet niet dat een van de meest succesvolle groepen starters op de arbeidsmarkt nog altijd de herintreders zijn: in deeltijd werkende vrouwen", aldus Noorman-den Uyl. 3.3. Ouderen op de arbeidsmarkt Momenteel is er in de samenleving veel aandacht voor de 'vergrijzing' en de noodzaak voor ouderen om langer door te werken. Maar wat is hun positie op de arbeidsmarkt? Bij de invoering van de VUT moesten zij nog het veld ruimen voor jongeren. Hebben de nieuwe maatregelen zin? Kees Dekkers en Saskia Noorman-den Uyl vinden duidelijk van niet. Dekkers: "Ik heb veel klachten gehoord van mensen die op oudere leeftijd werkloos geworden zijn. Zij werden in sollicitatietrainingen geplaatst waar ze met al hun ervaringen niets leerden en die, eenmaal afgerond, ook niets opleverden. Het punt is niet dat ze moeten leren solliciteren, maar dat de arbeidsmarkt vanwege leeftijdsdiscriminatie voor hen gesloten is." Noorman-den Uyl is het daarmee eens. Zij vindt: " Er wordt veel te weinig geïnvesteerd in
scholing voor ouderen. Ik heb een voorstel ingediend om voor oudere werknemers geen WW-premie te heffen. Daardoor worden ze goedkoper. De premie wordt dan omgeslagen over de andere werknemers, die daarmee een klein beetje duurder worden. Dat is een financiële prikkel om ouderen minder snel aan de kant te zetten." 4. Reïntegratiebeleid Met de verhoogde aandacht voor reïntegratie werden tal van regelingen ingevoerd om reïntegratie te bevorderen en werden reïntegratietrajecten ontwikkeld. Een algemene klacht is dat dit beleid weinig resultaat heeft gehad en dat het aantal werklozen vooral schommelt met de stand van de conjunctuur. 4.1 Ondersteuning richten op cliënten én op werkgevers De geïnterviewden zijn kritisch over de huidige praktijk, maar vooral Yvonne Paulussen en Saskia Noorman-den Uyl zien betere mogelijkheden als de reïntegratiedienstverlening zich niet alleen maar op de cliënt richt maar ook op werkgevers. Paulussen: "Wij bieden die werkgevers een breed pakket van loonkostensubsidie, begeleiding op de werkplek en ziektebegeleiding. Zo nemen wij voor de werkgever de grootste zorgen weg. En dat werkt!" Jan Zwanepol wijst op de complexe regelingen en de bureaucratie. Werkgevers klagen daar over. Zwanepol: "De no-claimregeling, waarbij werkgevers geen risico lopen bij uitval wegens ziekte van de werknemer, is eigenlijk de enige duidelijke regeling voor werkgevers. Werkgevers vinden het veel belangrijker dat hun grootste risico's worden weggenomen dan gebruik te kunnen maken van allerlei ingewikkelde subsidieregelingen." Doen UWV en gemeenten het niet goed? Nee, zeggen Yvonne Paulussen en Jan Zwanepol. Paulussen: "Ik merk in mijn huidige functie al vaak dat het verschil in positie tussen UWV en het SW-bedrijf tot verwarring leidt bij werkgevers. Dan blijkt bijvoorbeeld dat het UWV in een geval geen loonkostensubsidie kan aanbieden en wij wel. Het UWV biedt ook geen ondersteuning als de werknemer nog in dienst is bij een werkgever. Ik vind dat daar minder bureaucratisch mee omgegaan zou moeten worden; dat meer de situatie als vertrekpunt moet worden gekozen. Als je in een reïntegratietraject aansluiting zoekt op de arbeidsmarkt, dan moet je ook andersom kijken, vanuit de werkgever naar de werknemer. Uitvoeringsorganisaties kijken te weinig naar buiten. Ze zijn teveel gericht op de interne opdracht." Raf Janssen is van mening dat gemeenten het wel goed doen of in ieder geval wel kunnen. Janssen: "Ook na de plaatsing bieden we nog begeleiding, en dan niet alleen aan de cliënt maar ook aan zijn collega's en de werkgever." 4.2 Intensieve begeleiding en samenhangende voorzieningen Alle geïnterviewden zijn van mening dat een intensieve begeleiding van cliënten en een samenhangende inzet van voorzieningen noodzakelijk is. Veel cliënten, die al langdurig in de uitkering zitten, hebben niet alleen een probleem met werkloosheid en inkomen, maar vaak ook andere problemen. Dat zijn allemaal belemmeringen om weer aan de slag te komen of te blijven. Bovendien moet je ze 'zelfredzaam' maken. Paulussen: "Wat we ook hebben geleerd is dat het erg belangrijk is om allerlei voorzieningen met elkaar te verbinden, zoals schuldhulpverlening, wonen, maatschappelijk werk, jeugdzorg." Noorman-den Uyl: "Ik vind dat je mensen geen vis moet geven, maar een hengel. Bijvoorbeeld in de vorm van scholing en begeleiding. Je kunt individuen niet alleen maar verantwoordelijk stellen. Je moet ze ook de instrumenten geven om zichzelf te redden." Vrij algemeen vindt men dat er niet alleen zorgvuldiger gewerkt moet worden maar dat er ook meer tijd voor genomen moet worden als dat nodig is. Raf Janssen: "Cliënten worden nu vaak gedwongen om op korte termijn te denken. Ze moeten zo snel mogelijk uitstromen. Ik zeg: neem de tijd en kies voor de lange termijn. We houden nu als gemeente reïntegratiemiddelen over. Die moeten we allemaal weer inleveren bij het rijk. Daar kunnen we dus veel meer mee doen." 4.3 Persoonsgebonden budget en eigen regie Een groeiende praktijk is het toekennen van persoonsgebonden reïntegratiebudgetten. Een belangrijke overweging daarbij is de mogelijkheid voor de cliënt om zelf regie te voeren. Hoewel zij daarvan de voordelen zien, plaatsen veel geïnterviewden daar toch de nodige kanttekeningen bij. Zo stelt Yvonne Paulussen: "Een pgb is goed voor mensen die de regie kunnen waarmaken. Maar wat moet je beginnen met een budget op de reïntegratiemarkt? Er zijn 700 reïntegratiebedrijven. Hoe kies je daar de goede uit?" Jan Zwanepol: "Bij maatwerk moet je kunnen putten uit diverse methoden, trajecten en reïntegratiebedrijven. Bovendien moet je vaak verschillende instrumenten tegelijkertijd en naast elkaar inzetten. Cliënten moeten daar zelf regie in kunnen voeren, maar daar moeten ze wel bij worden ge-
holpen." Zowel Paulussen als Zwanepol pleiten voor een keurmerk, een helder overzicht en een waarderingssysteem waarbij de beoordeling door cliënten een grote rol speelt. Aan zo'n keurmerk wordt momenteel gewerkt door 'Blik op Werk' (zie www.blikopwerk.nl ). Tof Thissen wijst er op dat eigen regie ook de ruimte moet bieden voor eigen keuzes. Thissen: "Bij eigen regie vind ik het ook belangrijk dat het middel niet altijd direct gekoppeld hoeft te zijn aan het doel. Het kan heel goed dat iemand kiest voor bepaalde activiteiten en trajecten zonder daarbij te mikken op een bepaald beroep of functie. Toch kan zo'n traject voor de cliënt zoveel opleveren dat hij daarna wel weer aan de bak komt op de arbeidsmarkt." 5. Maatschappelijke verantwoordelijkheid en participatie De meeste geïnterviewden zijn van mening dat de maatschappelijke verantwoordelijkheid met zich meebrengt dat je niet alleen reïntegratieondersteuning aanbiedt. Je zult ook zorg moeten dragen voor participatie in bredere zin voor wie niet of nog niet op de reguliere arbeidsmarkt terecht kan. Deels leidt dat tot keuzes voor het, onder publiek beheer, creëren van 'participatie-banen' in beschermde en gesubsidieerde sfeer, deels tot het verbreden van de arbeidsmarkt naar banen in het kader van 'sociale productiviteit'. Ook wordt gepleit voor het scheppen van voldoende randvoorwaarden om maatschappelijk zinvolle arbeid binnen de reguliere arbeidsmarkt te bevorderen. In de volle breedte wordt daarmee gepleit voor een aanpak die verder gaat dan begeleiding en bemiddeling. Het gaat daarbij om een visie op arbeid, participatie en 'sociale productiviteit', zoals Tof Thissen dat noemt. Kortom, het gaat daarbij om nieuwe sociale en samenlevingsarrangementen. Daar worden nog wel veel voetangels en klemmen bij gezien, maar met de nodige creativiteit zien allen daarin wel een beter perspectief. Kees Dekkers pleit voor een 'participatie-inkomen', dat wil zeggen een normaal inkomen voor zinvolle bijdragen aan de samenleving in welke vorm dan ook. Activiteiten die maatschappelijk zinvol zijn, kunnen passen in het kader van passende arbeid. Maar het kan ook gaan om aangepast werk, vrijwilligerswerk, kortom werk dat aansluit bij de mogelijkheden van mensen. Dekkers: "Daar moet je dan wel werkzaamheden voor creëren, waarbij uitgespaarde uitkeringsgelden kunnen worden ingezet voor normale lonen. Er is behoefte aan heel veel diensten en producten die nu niet tot stand komen of die lang geleden zijn weg gesaneerd. Bijvoorbeeld omdat ze economisch niet rendabel zijn of omdat de collectieve middelen niet toereikend worden gevonden om ze te financieren." Thissen: "Het is nodig dat we inzetten op dit soort trajecten voor zo'n 250.000 tot 300.000 mensen." Jan Zwanepol waarschuwt dat moet worden voorkomen dat gesubsidieerde banen verdringing op de arbeidsmarkt opleveren. Zwanepol: "In plaats van een conciërge van zijn plek te verdringen kun je hem ook twee assistenten geven." 6. De uitvoering: publiek of privaat Een belangrijke wijziging in het stelsel van sociale zekerheid is de privatisering. Dat betreft niet alleen het privaat onderbrengen van risico's, maar ook privatisering in de uitvoering. Met name de private reïntegratiemarkt is daarvan een voorbeeld. Is dat, vanuit het perspectief van cliënten, een goede greep geweest? De meningen hierover lopen minder ver uiteen dan het lijkt. Er worden zeer kritische kanttekeningen geplaatst waar anderen die keuze verdedigen. Maar als er naar onderscheid in diensten worden gekeken blijkt men het al veel meer eens te zijn. Vooral regie en coaching worden, vanuit een intensieve relatie tussen de dienst en de cliënt, als publiek domein gezien. Andere diensten kunnen worden uitbesteed of ingekocht. Kees Dekkers vindt: "Een eventueel kort verblijf in trajecten via de private sector zou wel kunnen. Dat zou dan vooral kunnen gelden voor wie gemakkelijk en relatief snel bemiddelbaar is." Tof Thissen vindt daarentegen: "Het gros van de reïntegratietrajecten moet je uitbesteden. Gemeenten moeten niet alles zelf doen. Je moet een goede intake verzorgen en dat geldt ook voor de uitkeringsverstrekking. Verder moet je de regie bij de vragende burger leggen. Je kunt als gemeente wel een coach, een begeleider en een vast aanspreekpunt bieden ter ondersteuning." Jan Zwanepol wijst op de noodzaak van een scherp onderscheid in publiek en privaat. Zwanepol: "Zolang die privatisering bestaat en zelfs wordt uitgebreid, moet je goed zorgen dat een aantal functies in publieke handen blijft. Daar hangt namelijk teveel van af voor de mensen. Ik denk dan aan keuringen en indicaties, maar ook aan de zorg voor mensen die het niet zullen redden op de arbeidsmarkt. Kijk, de goede kansen kun je best privaat verzekeren, maar je moet als samenleving zorgen voor solidariteit met wie het niet redt. En je moet zorgen voor onafhankelijke bescherming van rechten, onafhankelijke controle en toetsing."
7. Suwi De privatisering van de reïntegratiemarkt was een kenmerkend onderdeel van de laatste grote herinrichting van de uitvoeringsstructuur, Suwi. Deze grote ingreep wordt momenteel geëvalueerd. Hoe wordt, terugblikkend, door de geïnterviewden tegen Suwi aangekeken? Met name Yvonne Paulussen en Tof Thissen hebben daar een uitgesproken mening over. Zij hebben middenin dat vormingsproces gestaan. Kritische punten zijn het gebrek aan ketensamenwerking en het gebrekkige resultaat van al die hervormingen. Toch moet de structuur niet weer op de schop, zegt Tof Thissen. Het moet beter met wat we nu hebben. Niemand zit te wachten op een nieuwe structuurdiscussie. 7.1 De uitvoeringsorganisatie Decentralisatie was een sleutelbegrip op veel beleidsterreinen in de afgelopen periode. Gemeenten zijn nu financieel en beleidsmatig verantwoordelijk voor de bijstand. Tegelijkertijd kan een opschaling worden waargenomen. Gemeenten fuseren, bepalen gezamenlijk beleid in regionaal verband en voeren regionaal taken uit in regionale sociale diensten. Ook de intake voor de bijstand wordt regionaal uitgevoerd door het CWI. Decentralisatie werd gekozen om het beleid en de uitvoering dichter bij de burgers te brengen. Dat zou meer maatwerk opleveren. Hoe verhoudt zich dat met de neiging naar regionalisering? Yvonne Paulussen is van mening dat, met uitzondering van de bijzondere bijstand, alle beleid en uitvoering naar één landelijke organisatie getild kan worden. Tof Thissen vindt de afstand tot het regionale niveau geen probleem. Niet de fysieke maar de mentale afstand tot de cliënt is belangrijk. Bovendien kan een te kleine schaal kwaliteitsverlies betekenen, zo is zijn mening. Kees Dekkers onderschrijft dat. Cliënten zijn nummers geworden en dat staat haaks op de klant centraal, zo stelt hij. Jan Zwanepol vreest dat het fuseren van CWI en UWV, waar over wordt gesproken, alleen maar leidt tot een nog grotere moloch dan het UWV nu al is. Hij vreest dat de lijnen naar de cliënt dan alleen nog maar langer worden. 7.2 Kwaliteit van dienstverlening Waar het accent in het verleden vooral lag op het vaststellen van het recht op een uitkering en het op tijd en correct uitbetalen daarvan, is de dienstverlening tegenwoordig veel complexer. Door de verscherpte controle en door de inzet op reïntegratie komt het veel meer aan op directe contacten met cliënten. Dat vraagt een heel andere kwaliteit van uitvoering. Hoe is het daarmee gesteld naar de mening van de geïnterviewden? Wat vindt men van de kwaliteit van het personeel, de werkprocessen en de communicatie? Hebben medewerkers voldoende professionele ruimte? Kees Dekkers en Jan Zwanepol zien veel kwaliteit verloren gaan als gevolg van 'bureaucratische rimram', starheid van beleidsmakers en de werkdruk. Kees Dekkers: "Neem de sollicitatieplicht. Onder een zwaar sanctieregime, met dreigende boetes en maatregelen, leidt dat tot een enorme hoeveelheid fakesollicitaties. Als de uitvoeringsinstantie de geleverde inspanning kan afvinken hebben ze aan hun opdracht voldaan. Als de cliënt zijn sollicitaties heeft verstuurd is zijn plicht vervuld. Volkomen geritualiseerde onzin, vind ik dat. Ik heb ze elkaar de brieven zien doorgeven. Kwestie van een andere naam invullen en versturen maar. Dat leidt alleen maar tot een enorme bureaucratische belasting voor de cliënt, de uitvoeringsinstantie en de werkgevers, die onder dat soort brieven worden bedolven. Dat heeft niets met 'eigen verantwoordelijkheid' te maken, niets met ondersteuning en bevorderen van kansen. Dat is alleen maar indekken en disciplineren in wenselijk gedrag." Ook over de kwaliteit en de expertise van het personeel valt het een en ander te zeggen. Kees Dekkers pleit voor meer 'discretionaire ruimte' voor de professional, meer eigen beoordelings- en beslissingsruimte. Dat moet ook gelden voor het kunnen opleggen van sancties. Jan Zwanepol wijst vooral op de 'onveilige werkomgeving'. De medewerkers zijn bang om afgerekend te worden en verschuilen zich. Toch is hij van mening dat je professionals op kwaliteit moet blijven aanspreken. Tof Thissen pleit voor een andere soort kwaliteit bij professionals; een professionele houding die veel meer uitgaat van de positie van de vrager. De professional moet daarom ook goed kunnen schakelen tussen de zeer verschillende cliënten. Kees Dekkers wijst nog op de mogelijkheid om externe deskundigheid in te schakelen bij de indicatiestelling. Vanwege de ongelijkwaardigheid in macht tussen de consulent en de cliënt zou dat zelfs een verplichting moeten zijn. Jan Zwanepol, Yvonne Paulussen en Raf Janssen zijn van mening dat een belangrijke rol is weggelegd voor het management om te sturen op kwaliteit van het personeel. "Maar ja", verzucht Jan Zwanepol, "je ziet dat ook de managers weer moeten scoren bij de politiek." Ook Yvonne Paulussen wijst op de cultuur van risicovermijding waarbinnen managers opereren. Raf Janssen wijst nog op de cul-
tuurverschillen die bestaan tussen de consulent en veel cliënten. Hij pleit ervoor dat meer inzicht en begrip wordt gekweekt door groepen consulenten met groepen cliënten te laten praten. 8. Cliëntenparticipatie, inbreng van cliënten Vraagsturing is al genoemd, evenals persoongebonden budgetten en vraaggerichtheid van consulenten. Er moet meer en beter worden gecommuniceerd met cliënten, zo is de algemene opvatting. De formele cliëntenparticipatie via cliëntenraden en panels hoort daar ook een belangrijke plaats bij in te nemen. Vooral Saskia Noorman-den Uyl en Raf Janssen zijn daarvan een pleitbezorger. Noorman-den Uyl: "Cliëntenparticipatie vind ik heel belangrijk. Er moet meer en beter worden geluisterd naar cliënten. Bij gemeenten gaat het dan ook om beleidsvormingsprocessen. De cliëntenraad moet daar vroegtijdig bij worden ingeschakeld, niet op details maar op hoofdlijnen. Ook tijdens het beleidvormingstraject moet de cliëntenraad geregeld worden geraadpleegd, vind ik. Wil cliëntenparticipatie tot zijn recht komen, dan moet je als uitvoeringsorganisatie ook niet benauwd zijn om cliënten een kijkje in je keuken te geven. Er moet overigens niet alleen worden geluisterd naar een cliëntenraad, maar ook naar individuele cliënten. Als uitvoeringsorganisatie en als beleidsmaker kun je veel leren van hun commentaar. Je kunt leren hoe het beter, slimmer en eenvoudiger kan." Janssen: "We zijn onvoldoende bereid om te luisteren naar de verhalen van de werkvloer, van baliemedewerkers en de mensen die de koffie rondbrengen. Die inbreng is belangrijk voor het inrichten van de werkprocessen en het beleid. En dat geldt natuurlijk ook voor de inbreng van cliënten. Wat zij aan den lijve ervaren kan je de ogen openen voor wat er mis gaat of beter kan."
Colofon Uitgave:
Stichting De Pijler Postbus 1121 6201 BC Maastricht www.stichtingdepijler.nl
Tekst en interviews:
Catrinus Egas, bureau AanZ, www.aanz.org