-1i j : ' ÎONDERWIJSRAAD I
's-GRAVENHAGE, No. B e r i c h t Op s c h r i j v e n
50 H»0.
1i October
19 52
Statenlaan 125 Men gelieve bij het antwoord dagtekening en nummer van dit schrijven te vermelden
van
20 October 1949, Nr. 123449, Afd.H.O.W. Betreffende: aêvies inzakt het Rapport van de Commissie--"-"Qpleidiag en T i t e l Psychologen"
Bij s c h r i j v e n , d . d . 20 October 1949, Nr. 123449, tfdeling H«0#W. werd door Uwer .Excellenties ambtsvoorganger aan de Berste Afdeling van de Onderwijsraad om advies gezonden het rapport der b i j M i n i s t e r i ë l e beschikking» d.d. 14 Maart 1946, Nr. 2598, Afdeling H.O.W. i n g e s t e l d e commissie " Opleiding en T i t e l Psychologen ". Het rapport bevat beschouwingen omtrent t e nemen maatregelen betreffende de opleiding van p r a c t i 3 e r e a d e psychologen en de bescherming van hun t i t e l ; het i s vergezeld van eea ontwerpP3ycholopenwet, houdende voorschriften betreffende bevoegdheid, hoedanigheid, r e g i s t r a t i e , beroepsgeheim enz. van de practiserencte p ^ c h o l o o g , met de daarbij behorende memorie van T o e l i c h t i n g ; Gede van het ontwerp van een Psychologenbesluit zoals d i t wordt gevorderd door a r t i k e l 2 van het ontwerp- Psychologenwet, ingevolge welk a r t i k e l b i j algemene maatregel van bestuur moeten worden ombreven de gebieden, welke i n de psychologische p r a c t i j k , bedoeld i n a r t i k e l 1 van dat ontwerp, worden onderscheiden, en door de a r t i k e l e n 4 en 8 , welke regeling b i j algemene maatregel van bestuur voorschrijven van z e t e l , samenstelling, t a a k en werkwijze van de Commissie van R e g i s t r a t i e en het College van Toezicht en B i s c i p l i n e De Afdeling ontving met betrekking t o t eerder genoemd rapport b i j brieven van 7 Februari 1951, Nr. 173962 I , H.O.v;., 25 April 1951, Nr. 189002, Afdeling H.O.W. en 12 November 1951, Nr. 219442 H.O.W, de adviezen d e r academische c u r a t o r i a en senaten, alsmede een rapport van het Nederlands I n s t i t u u t van Praktiserende Psychologen. Door bemiddeling van haar v o o r z i t t e r ontving de Afdeling nog een rapport van de Nederlandse Interacademiale Organisatie van AAN
üljne Excellentie
de Minister van
Onderwijs, kunsten en Wetenschappen te
•s-ö RA
VEHHAGB
2.
Psychologie— studenten, en door be,dedeling van de Chef der Afdeling Hoger Onderwijs en Wetenschappen van Uwer E x c e l l e n t i e s Departement een rapport van de heer Mr. R.A.V. Baron van H a e r s o l t e , welk rapport vergezeld was van een ontwerp van wet t o t r e g e l i n g van de psychologische, kinderpsychologische en psychotechnische p r a k t i j k . Het rapport der Commissie " Opleiding en T i t e l Psychologen" - i n het vervolg aangeduid a l s : het Rapport - maakt d u i d e l i j k onderscheid tussen e n e r z i j d s de opleiding van psychologen, en i n verband daarmede de v o o r o p l e i d i n g , examenregeling enz. en a n d e r z i j d s de bescherming van de hoedanigheid van psycholoog. De Afdeling heeft zich eerst beraden over de wenselijke r e g e l i n g der opleiding en zich in verband daarmede de vraag g e s t e l d of z i j onmiddellijke verwezenlijking van deze r e g e l i n g moest aanbevelen, dan wel of z i j i n overweging moest geven, dat voor d i e r e g e l i n g de totstandkoming zou worden afgewacht van het nieuwe Academisch S t a t u u t , dat b i j de Commissie- van der Pot i n voorbereiding was. Haar antwoord op deze vraag heeft de Afdeling neergelegd i n een i n t e r i m - a d v i e s , d.U. 9 Augustus 1951, Nr. 50 H.O. Zij wees er i n d i t s c h r i j v e n e n e r z i j d s op, d a t , nu de wet van 12 Augustus 1949 ( S t b . J 401 ) de studie in de psychologie heeft ondergebracht b i j de f a c u l t e i t der l e t t e r e n en w i j s b e g e e r t e , verenigd met h e t z i j de f a c u l t e i t der geneeskunde, h e t z i j de f a c u l t e i t der w i s - en natuurkunde dan wel met beide genoemde f a c u l t e i t e n ( a r t i k e l 133» tweede l i d , onder k, der Hoger- onderwijswet ),een r e g e l i n g van de examens i n de psychologie i n deze niéuwe verenigde f a c u l t e i t e n i n het Academisch Statuut diende t e worden o, ten; a n d e r z i j d s , dat de geldende r e g e l i n g van die examens zowel i n de f a c u l t e i t der l e t t e r e n en wijsbegeerte a l s i n de verenigde f a c u l t e i t e n der w i s - en natuurkunde en der l e t t e r e n en wijsbegeerte n i e t meer-aan de behoefte voldeed; t e n s l o t t e , dat a l s voorbereiding voor het d o c t o r a a l examen psychologie a l l e e n het candidaatsexamen psychologie zou dienen t e gelden. Op deze d r i e gronden oordeelde de Afdeling wijziging van de bepalingen van het huidige Academisch Statuut u r g e n t .
3. Ten vervolge op genoemd s c h r i j v e n , d.d. 9 Augustus 1951, heeft de Afdeling b i j b r i e f van 5 Maart 1952, Nr. 50 H.O., z i c h to' Uwe E x c e l l e n t i e gewend t e r zake van de r e g e l i n g van het d o c t o r a a l examen en de promotie, alsmede van de e i s e n van t o e l a t i n g t o t de studie der psychologie. D r beide genoemde brieven had de Afdeling haar standpunt bepaald t m aanzien van de gewichtigste kwesties, door het Rapport aan de orée g e s t e l d . In de volgorde der beschouwingen van het rapport w^ren d i t :
!««££ vooropleidingen ( Hoofdstuk 1, § 1 ) , ten aanzien van de Afdelieg adviseerde, z i j het dan met de g e r i n g s t mogelijke meere..: ] , geen toegang t e geven t o t de examens in de psychology aan de bc i t t e r s van het einddiploma ener hogere burgerschool A. Voor wat uangaat de i n dezelfde paragraaf aangevoerde t o e l a t i n g vaj onderwij-ors t o t de s t u d i e i n de psychologie moge de Afdeling, d i e zich verenigt met het Rapport waar het deze t o e l a t i n g a f w i j s t , de aandacht ar thans op v e s t i g e n , dat het Rapport wel de t o e l a t i n g voorziet van onderwijzers i n het b e z i t van een doctoraal examen paedagogiek tot de p r a c t i j k - examens i n de psychologie. Op pagine 9, tweede a l i n e a , van het Rapport toch meende de Commissie n Opl e i d i n g en T i t e l Psychologen " t e moeten adviseren de bevoegdheid tot het uitoefenen van de psychologische p r a c t i j k " u i t s l u i t e n d t e verlenen nan oegenen, die i n het b e z i t z i j n van een g e t u i g s c h r i f t van p r a k t i s c h e bekwaamheid in de toepassing der psychologie, welk. getui, o i f t i n de r e g e l slech s zal kunnen worden verworven door hen, die ia het doctoraal examen i n de psychologie of de opvoedkun«, de met goed gevolg t e hebben afgelegd gedu-ende ten minste twee v o l l e j a r i onder bevoegde l e i d i n g i n de psychologische p r a c t i j k z i j n opgeleid " . Dit advies van de Commissie, nadat z i j i n Hoofdstuk 1, § 1, a l s haar oordeel uitgesproken had " dat er b i j b e z i t t e r s van het onderwijzersdiploma een t e g r o t e d i s c r e p a n t i e zou bestaan tussen de gerichtheid van de vooropleiding en het u i t e i n d e l i j k a r b e i d s t e r r e i n " , acht de afdeling inconsequent. 2 . de p l a a t s van de examens i n de psychologie i n het kader van de academische examens ( Hoofdstuk 1, § 2 ) . Aan haar beschouwingen hi romtrent i n de brief van 5 Maart 1952, Nr. 50 fl.O. heeft de Afdeling een v o o r s t e l toegevoegd tot wijziging van het 4ee*eafe| S t a t u u t , waarbij een studie i n de psychologie werd voorzien i n de f a c u l t e i t der l e t t e r e n en wijsbegeerte en een i n de verenigde f a c u l t e i t e n der l e t t e r e n en wijsbegeerte en der w i s - en aatuurkund« en/ of der geneeskunde. De Afdeling heeft daarmede het oordeel d< Commissie • Opleiding en T i t e l Psychologen ", • dat i n he* h^fcM, ontwikkelingsstadium der psychologie de thans geldende * dubbele opleidingsmogelijkheid overbodig en z e l f s
4.
ongewenst i s geworden " , verworpen. 3. exameneisen voor het candidaate— en het d o c t o r a a l examen psychologie. Het onder 2) bedoelde v o o r s t e l t:ot wijziging van het Academisch S t a t u u t gaf tevens de inhoud aan welke, naar het oordeel der Afdeling, gegeven moest worden aan de c a n d i d a a t s - en d o c t o r a l e examens i n de psychologie voor beide door haar gewenste opleidingen. In haar v o o r s t e l heeft de Afdeling zich n i e t verenigd met het Rapport, dat ( b l z . 5 - 7 ) een d o c t o r a a l examen v o o r z i e t met twee hoofdvakken. Voor haar motivering moge de Afdeling verwijzen n^ar de b r i e f van 5 Maart 1952. In hetzeir.de schrijven heeft de Afdeling z i c h aangesloten b i j de o p v a t t i n , d e r Commissie " Opleiding en T i t e l Psychologen *', dat een i e d e r , d i e aan een Nederlandse u n i v e r s i t e i t of hogeschool met goed gevolg.een doctoraal examen heefs afgelegd en d i e redurende ten minste v i j f j a r e n i n de p r a c t i j k van z i j n werk psychologische ervaring heeft opgedaan, kan worden t o e g e l a t e n tot het doctoraal examen psychologie ( Rapport, Hoofdstuk I , § 4 ) . De hierboven v e r . e l d e beschouwingen en voo Hen d e r Afdeling z i j n door Uwer E x c e l l e n t i e s ambtsvoorganger i n overweging genomen, doch s l e c h t s tendele aanvaard. Bij Koninklijk Besluit van 28 Mei 1952, S t b . 293, i s een nieuwe ling van de examens i n de psychologie i n de voornoemde nieuwe verenigde f a c u l t e i t e n tot stand gekomen, t e r w i j l de regeling van d i e examens in de f a c u l t e i t é e r l e t t e r e n en wijsbegeerte i s v e r v a l l e n De taak der Afdeling bestaat dan t h a n s nog i n het beoordelen der v o o r s t e l l e n , welke het Rapport doet omtrent de p r a c t i j «opleid ing en de bevoegdheid van psychologen om p r a c t i j k u i t t e oefenen. Naar het eenstemmig oordeel der Afdeling behoort het psychologLschepractijkexamen e e r s t na het doctoraal examen t e kunnen worden afgelegd. De vraag r i j s t , of d i t een één-vormig, dan wel een g e d i f f e r e n t i e e r d examen behoort t e z i j n . Het Rapport voorziet een d i f f e r e n t i a t i e naar de b e d r i j f s p s y c h o l o g i e , de kinderpsychologie en de Ê o n f l i c t u o l o g i e . Hiertegenover zou het standpunt kunnen worden ingenomen, dat het b i j de huidige stand der psychologische wetenschap i n Nederland nog n i e t r a a d zaam i s reeds d i f f e r e n t i a t i e s w e t t e l i j k vast t e leggen.
5. De Afdeling, zeer wensende, dat de wetenschap zich v r i j zal kunnen ontwikkelen, erkent evenwel, dat één algemeen p r a c t i j k examen toch n i e t mogelijk i s . Zij meent echter ook, dat de différer; Le n i e t t e r s t o n d na het doctoraal examen behoeft t e v a l l e n en b e p l e i t een i n r i c h t i n g , waarbij het examen een algemeen en een bijzonder d e e l omvat, beide van een t i j d s d u u r van één j a a r . In het algemeen gedeelte zal het doel z i j n p r a c t i j k bekwaamhei i n algemene zin a l s b a s i s voor de s p e c i a l i s t i s c h e terreinen? deze b a s i e z a l de psycholoog i n s t a a t moeten s t e l l e ^ i n één j a e r op het s p e c i a l i s t i s c h t e r r e i n van z i j n keuze p r a c t i s e * bekwaam t e z i j n . Aan de t o e l a t i n g t o t het tweede b e d e e l t e van het practijkexamen zullen zekere door de verenigde f a c u l t e i t e n t e s t e l l e n eisen moeten warden verbonden van voorafgaande g e s p e c i a l i s e e r d e kennis met betrekking t o t het gekozen bijzonder vakgebied.
Het psychologische - practijkexamen zal voeren t o t de h o e danigheid van p r a c t i s e r e n d psycholoog. Het Rapport, dat het bedoelde examen wenst t e zien afgenomen door een buiten - u n i v e r s i t a i r e commissie, t e benoemen door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten pen, wil deze hoedanigheid doen v e r k r i j g e n door r e g i s t r a t i e . De Afdeling daarentegen geeft er de voorkeur aan, conform het voorgestelde i n a r t i k e l 87, vierde l i d , van het aanhangig wetsontwerp op het Hoger onderwijs, het psychologischep r a c t i j k e : rien evenals het artsexamen en d e r g e l i j k e examens t o t een zuiver u n i v e r s i t a i r examen t e maken, af t e nemen door de verenigde BeulteiteiL, en het na de haars i n z i e n s noodzakelijke w e t t e l i j k e machtiging ( aanvulling van a r t i k e l 131, v i e r d e l i d , der besta de Hog er-onderwijswet ) i n het Academisch S t a t u u t op t e nemen, oost de hoedanigheid van p r a c t i s e r e n d psycholoog door het met evolg afleggen van d i t examen zonder meer wordt verkregen. De in de opzet van het Rapport noodzakelijke regelingen betreffen o de r e g i s t r a t i e ( a r t i k e l 5 van het ontwerp- Psychologenwet ) kannen dan v e r v a l l e n en daarmede ook de paragrafen 1 t o t en met 4 van het ontwerp- Psychologenbesluit. Voor de inhoud van het psychologische - p r a c t i j kexamen v e r e n i g t üz Afdeling zich, voor wat b e t r e f t de onderscheiding i n s p e c i a l i s t i s c h e gebieden i n het bijzonder g e d e e l t e van het examen, met het r t . Zij i s d a a r b i j van oordeel, dat deze onderscheidingsm nie b a 0 e t worden gemaakt i n een a f z o n d e r l i j k e algemene maatregel van b e s t u u r , g e l i j k voorzien i n a r t i k e l 2 van
6.
het ontwerp - Psychologenwet, doch i n het Academisch S t a t u u t , waartoe i n rubriek VII A na het bepaalde i n § 81 quinquies een § 81 s e x i e s ware op t e nemen, d i e de gehele r e g e l i n g van het psychologische- practijkexamen kan b e v a t t e n . De Afdeling heeft a l s b i j l a g e 1 een ontwerp- t e k s t hiervan bijgevoegd. A r t i k e l 2 van het ontwerp- Psychologenwet zou ISA dienen t e luiden: " In de psychologische p r a c t i j k , bedoeld i n a r t i k e l 1, worden onderscheiden de gebieden, welke nader i n het Academisch Statuut worden omschreven". De paragraaf betreffende het College van Toezicht en c i p l i n e alsmede de overgangs- en slotbepalingen van het ontwerp- Psychologenbesluit kunnen, naar het oordeel d e r Afdeling, naar het ontwerp- 1 u... chologenwet worden overgebracht. Als bijlagen 2 en 3 voegt de Afdeling h i e r b i j een ontwerp- t e k s t van de Psychologenwet en van de Memorie van e l i c h t i n g , waarin zulks i s geschied, met aanbrenging van a l die veranderingen, welke d a a r b i j wenselijk voorkwamen. Het isychologenbesluit komt dus i n het v o o r s t e l der Afdeling geheel te vervallen. Voor geval het aanhangig ontwerp van wet op hel Hoger derwij s nog n i e t t o t wet zou z i j n verheven vóór de t o t s t a n d koming van de Psychologenwet, i s ^ h e t daartoe strekkend ontwerp voorzien i n de aanvulling van a r t i k e l 131, vierde l i d , der huidige Hoger- onderwijswet, waardoor het mogelijk z a l worden, het psychologische- practijkexamen i n het Academisch Statuut op t e nemen. me os de Afdeling voornoemd, i|
• Voorzitter
, Secretaris