Groot Nieuws 6 sep 2015 – Ds. Stephen Overduin Psalm 23 ‘Mij ontbreekt niets’ 231 Een psalm van David. De HEER is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. 2 Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water, 3 hij geeft mij nieuwe kracht en leidt mij langs veilige paden tot eer van zijn naam. 4 Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij, uw stok en uw staf, zij geven mij moed.
5 U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand, u zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over. 6 Geluk en genade volgen mij alle dagen van mijn leven, ik keer terug in het huis van de HEER tot in lengte van dagen.
I.
Het ontbreekt mij aan niets?
Psalm 23 is een geliefde psalm van David. Hij is kort en krachtig. De eerste vers begint sterk: De HEER is mijn herder, 1
het ontbreekt mij aan niets. Er wordt een beeld geschetst van de Here God als onze herder, en dat hij in alles voorziet. Een beeld dat steun en troost geeft in moeilijke tijden.
Maar de uitspraak: ‘het ontbreekt mij aan niets’ roept ook vragen op:
- Ontbreekt het mij werkelijk aan niets? Want er is zoveel dat ik niet heb! - Krijg ik van God alles wat ik wil? - Of ontvang ik alles wat ik nodig heb? Er is een groot verschil tussen wat we willen en wat we nodig hebben. Een paar voorbeelden. We willen de nieuwste smartphone. Maar onze telefoonrekening laat ons weten dat onze oude domme telefoon veel slimmer was! We willen een nieuwe mooie, glimmende auto, maar misschien is onze huidige oude auto wel veel goedkoper, of de fiets veel milieuvriendelijker. We willen appeltaart, maar een appel zonder taart is wat we nodig hebben… We willen van alles nu, vandaag en snel, maar hebben we juist niet veel meer geduld nodig? Het ontbreekt mij aan niets… betekent dit dat de Heer voorziet in alles wat wij nodig hebben, maar misschien niet in alles wat we willen hebben? Ik geloof dat deze psalm zelfs nog een stap verder gaat. Maar laten we hem daarvoor goed bekijken. II. God als Herder Psalm 23 schetst twee beelden van God. Allereerst het beeld van de Herder, daarna gaat dit beeld over naar God als Gastheer. Aan het begin omschrijft David de Heer als zijn herder. Hij wist waar hij het over had, zelf was hij ook herder geweest. Hij had ervaring met het leiden van een kudde schapen op zoek naar grazige weiden en in het beschermen van de schapen van roofdieren. Beren en leeuwen heeft hij gedood, om zijn schapen te beschermen! Dat was nodig, want roofdieren komen er zeker. In het woestijnlandschap van Israël, waar David leefde, moest de herder continu op zoek zijn naar vers gras en vers water. En soms om daar te komen, moest de herder met zijn kudde door een smal, donker pad gaan, met overhangende rotsen links en rechts, waar hyena’s, leeuwen, beren en andere roofdieren gemakkelijk de schapen konden opwachten en bespringen. Letterlijk staat er ook ‘dal van de doodsschaduw.’ Want voor dat je de roofdieren zelf zag, zag je hun schaduw. 2
Een vreselijke plaats…, maar misschien bent u ook bekend met deze dal van de doodsschaduw. Die plaats in het leven, waar de dood dichter bij staat dan het levenslicht. David kende die plaats. Hij was bekend met doodsbedreigingen, en heeft verschillende malen voor zijn leven moeten vluchten. Zelfs van zijn eigen zoon. In de dal van de schaduw des doods verdwijnt dat hele zoetsappige, frisgroene herdersbeeld met zijn zacht wit-wollige schapen. Blijkbaar kan je door een donker dal gaan, zelfs wanneer de Heer je leidt. Blijkbaar zijn onze zorgen niet voorbij, en worden pijn en onzekerheid niet altijd weggenomen door onze Herder. Maar zelfs hier, wordt getuigt van de bescherming van de herder; “Ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij.” > Wat moeten wij hiervan denken? Betekent het dat je beschermt wordt van zorgen, pijn, van verdriet? Of… gaat het om iets anders hier?
III. U bent bij mij ‘Het ontbreekt mij aan niets’ benoemd een geestelijke toestand. Een toestand, waarin we volledig beseffen dat wat we echt nodig hebben, ons gegeven is. Of beter gezegd, dat wie we nodig hebben, ons gegeven is. Ook al gaan we door een donker dal. Hij is met ons! De kernboodschap van deze psalm is: ‘Want U bent bij mij!’ De psalm is in het Hebreeuws geschreven. Er staan exact 26 woorden voor, en 26 woorden na deze kernzin: “Want u bent bij mij.” Het effect wordt versterkt door de eerste en laatste regel van de psalm. Deze vormen een inclusio. In beide versdelen wordt de verbondsnaam HERE gebruikt, terwijl die verder niet voorkomt in de psalm. Dit is een vertaling van het Hebreeuwse YHWH, wat zoveel betekent als ‘Hij die is, die was en die zal zijn.’ ‘Hij die erbij is, de Aanwezige.’ Davids lied wordt ‘omringd’ door de aanwezigheid van de HERE. David wilde dat het niemand zou ontgaan: het ontbreekt mij aan niets: want de Heer is bij mij!
3
Frederick Buechner, een Amerikaanse theoloog en schrijver zegt: “Wanneer de psalmist zegt ‘het ontbreekt mij aan niets’, dan betekent dit misschien dat als we onze ogen open houden, als we onze harten en levens openen, het ons in ieder geval nooit zal ontbreken aan dat ene wat we meer willen dan al dat andere. Misschien betekent het dat wanneer het juist ons ontbreekt aan al het andere, de Herder zichzelf nooit onthoudt aan ons, en Hij is wat we nodig hebben meer dan al dat andere.”
Misschien kunnen wij zeggen, Het ontbreekt mij aan niets, wanneer wij een diep besef hebben van hoe geweldig Goed, Groot en Genadig God is in zijn trouw en liefde. Ons lijden, onze zorgen zijn niet weg, maar zijn ze ingebed in God. Het is goed, Hij is er. Het ontbreekt mij aan niets!
IV. God als gastheer Dan volgt een prachtig beeld van God als onze gastheer. Wij zijn uitgenodigd aan een geweldig feestmaal, hij zalft ons hoofd met olie en onze beker vloeit over! Geluk en genade volgen mij! En wij blijven voor altijd in het huis van de Heer! Sommige mensen zien in dit deel van de psalm een schets van de Hemel. Een beloning voor de pelgrimage van ons op aarde. Eindelijk thuis! Anderen zeggen weer, dat dit een moment in ons leven op aarde omschrijft, waarop al onze zorgen voorbij zijn en alle tegenslag is overwonnen. Een hemels moment op aarde van volledig herstel! In het nieuwe testament, in 2 Korintiërs 12, lezen we ook hoe Paulus naar deze volmaakte toestand verlangde. Hij schrijft over een doorn in het vlees, dat hij gekweld wordt door Satan. Hij bidt, hij smeekt God om verlossing, en Gods antwoord is: ‘Je hebt niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid.’ (2 Korintiërs 12:9) Het is juist in het midden van onrust, onvermogen, onzekerheid en tekort, te midden van het leven zoals het nu is, dat wij op God gericht kunnen zeggen: het ontbreekt mij aan niets. HIJ is mij genoeg. Wij zijn in het huis van de Heer, wanneer wij God zien te midden van het leven. Wanneer we Hem zien in kleine, alledaagse gebeurtenissen; in een regenboog of in een kind dat huilt. Wanneer we Hem zien in het kwetsbare, in het hoopvolle. We zijn in het huis van de Heer, wanneer we Zijn Aanwezigheid vieren met andere gelovigen, wanneer we anderen ontmoeten. 4
We zijn in het huis van de Heer, wanneer we in Zijn naam zorgen, goed doen, voor anderen. Want juist in de kwetsbaarheid van die ander laat Hij zich zien. Hij is bij ons! AMEN
5