Houten maken we samen Collegeprogramma 2014-2018
Raadsvergadering 8 juli 2014
Collegeprogramma 2014-2018
1
Collegeprogramma 2014-2018
2
Inhoudsopgave
1.
Algemeen bestuurlijk perspectief
7
2.
Beleidsambities 2014-2018
11
3.
Uitgangspunten voor het financieel beleid
23
4.
Financiële stand van zaken 2014
29
5.
Financieel meerjarenperspectief 2015-2018
29
6.
Financiële onzekerheden
34
7.
Weerstandsvermogen grondexploitatie en algemene dienst
36
Bijlage Overzicht ombuigingsvoorstellen
41
Bijlage Begrotingsrichtlijnen 2015
53
Collegeprogramma 2014-2018
3
Collegeprogramma 2014-2018
4
Bestuurlijk perspectief
Collegeprogramma 2014-2018
5
Collegeprogramma 2014-2018
6
1.
Algemeen bestuurlijk perspectief
Begin mei presenteerden de fracties van D66, VVD, CDA en PvdA het beleidsakkoord 2014 – 2018, met als titel ‘Houten maken we samen’. Dit is ook de titel geworden van het voorliggend collegeprogramma. Het vat kernachtig onze ambitie samen om de krachten van inwoners, bedrijven en partners te bundelen om de kwaliteiten van Houten te behouden en waar mogelijk te versterken. De veranderkracht zit in de samenleving zelf, en de gemeente is niet meer altijd de vanzelfsprekende partij om maatschappelijke vraagstukken uit te voeren. Dit betekent nadrukkelijk niet dat de gemeente afwezig is. Integendeel, er wachten ons grote opgaven waarin de gemeente nadrukkelijk een rol zal vervullen. Volgend jaar al worden wij verantwoordelijk voor nieuwe complexe zorgtaken die we ons snel eigen moeten maken. In het ruimtelijk domein wordt een ander ordeningsprincipe gevraagd, dat meer ruimte biedt aan initiatieven. Ook resteert er nog een bezuinigingsopgave die, na de eerdere ombuigingen die al in de vorige bestuursperiode zijn gerealiseerd, ons voor lastige (financiële) keuzes stelt. En we maken de komende periode met inwoners en partners buiten in het kader van Houten 2025, duidelijke keuzes voor de toekomst van Houten. In deze context is dit collegeprogramma geschreven. Vanuit een besef dat een gemeentebestuur niet dicteert welke kant we opgaan, maar wel met een gezonde portie ambities. Vanuit deze ambities duiden we in dit programma welke beweging we in willen zetten en laten we tegelijk ruimte voor samenwerking met en invulling door anderen. We zoeken een balans tussen het stellen van kaders en ruimte laten voor initiatief. Daar waar kaders intiatieven te zeer beperken, willen we daar flexibel en verstandig mee om kunnen gaan, zoals we eerder al hebben laten zijn bij bijvoorbeeld de uitnodigingsplanologie op het Eiland van Schalkwijk en de wijze waarop is omgegaan met ruimte voor horeca. Ambities langs vier speerpunten We werken onze ambities in dit programma uit langs de onderstaande vier speerpunten uit het beleidsakkoord: 1. Duurzame kwaliteit: ontspannen en verantwoord wonen en werken Houten is een aantrekkelijke, en daardoor geliefde, woon-, leef- en werkgemeente. De ruimtelijke kwaliteit van Houten is daarin heel bepalend; in Houten is de buitenruimte ruim opgezet en gevarieerd en zijn voorzieningen (zowel lokaal als regionaal) goed bereikbaar. We zorgen ervoor dat die bijzondere en gevarieerde ruimtelijke kwaliteit van Houten behouden blijft. Ook maken we deze toekomstbestendig door te investeren in duurzaamheid.
2. Sociale kracht: samen leven, zorgen voor elkaar en eigen verantwoordelijkheid In Houten leven we op een prettige manier samen; met respect en zorg voor elkaar. Er zijn veel vormen om deel te nemen aan de samenleving: via vrijwilligerswerk, onderwijs, cultuur, sport en recreatie. Onze rijke voorzieningenstructuur en de bereidheid van mensen om maatschappelijk actief te zijn, vervullen daarin een belangrijke rol. We willen de sociale kracht behouden en waar mogelijk versterken om met elkaar de kwaliteit van de voorzieningen en de samenleving op peil te houden. De nieuwe zorgtaken die met minder middelen naar de gemeente komen, vragen ook om sociale kracht in termen van meer zelf- en samenredzaamheid.
Collegeprogramma 2014-2018
7
3. Vernieuwend bestuur: ruimte geven aan ondernemerschap en maatschappelijk initiatief Wij bieden ruimte aan ondernemerschap en maatschappelijk initiatief, want ‘Houten maken we samen’. We willen de komende jaren ontdekken hoe we hieraan invulling kunnen geven door in een andere verhouding met inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden samen te werken. Het traject Houten 2025 biedt hier al op korte termijn een goede gelegenheid voor. Vanuit een flexibele organisatie en een luisterend bestuur anticiperen we snel op nieuwe ontwikkelingen en dragen we effectief bij aan oplossingen voor vragen uit de Houtense samenleving.
4. Gezonde financiële basis: verantwoord beheer van inkomsten en uitgaven We blijven ook de komende periode inzetten op financiële stabiliteit. Dit betekent dat in 2018 het financiële huishoudboekje structureel op orde is. Met inbegrip van een solide beklemde reservepositie en een vrije algemene reserve die voldoet aan de provinciale norm. Om deze financiële stabiliteit te realiseren zijn uiterlijk in 2018 nieuwe ombuigingen nodig. De eerste drie speerpunten zijn in hoofdstuk 2 nader uitgewerkt. Het vierde speerpunt heeft zijn vertaling gekregen in het financieel perspectief van dit collegeprogramma en de bijlage ‘Overzicht ombuigingsvoorstellen’. Relatie met bestuursakkoord en wethoudersakkoord Dit collegeprogramma is een beleidsmatige en financiële vertaling van het beleidsakkoord. Op korte termijn worden nog twee documenten opgeleverd die een sterk verband houden met het beleidsakkoord:
Het Bestuursakkoord, waarin de nieuwe bestuursstijl nader wordt omschreven. Uw raad heeft op 3 juli een bijeenkomst gepland waarin de nieuwe bestuursstijl aan de hand van een concept van dit akkoord wordt besproken. De planning is om het bestuursakkoord vervolgens in de raad van 10 juli te behandelen. Het Wethoudersakkoord, waarin de vier wethouders aangeven hoe zij binnen de eigen portefeuille inhoud geven aan de nieuwe bestuursstijl en het college beschrijft hoe het de onderlinge samenwerking ziet en het collegiaal bestuur vorm zal geven. De planning is dat het wethoudersakkoord, evenals het bestuursakkoord, op 10 juli in de raad wordt behandeld.
Ombuigingsagenda: werken aan een houdbaar evenwicht e e In de loop van 2012 werd duidelijk dat de ruim € 9 miljoen (1 en 2 fase) aan ombuigingen niet voldoende waren om de meerjarenbegroting structureel op orde te houden. Als gevolg van de e verscherping van effecten van de economische crisis zijn extra ombuigingen (3 fase) nodig. Bij de perspectiefnota 2014 heeft de raad over het eerste gedeelte (€ 2,3 miljoen) van deze ombuigingen besloten. Bij deze ombuigingen is maximaal ‘binnen’ gekeken, waarbij ‘buiten’ zoveel mogelijk is ontzien. In het beleidsakkoord 2014-2018 is de richting weergegeven waarbinnen de resterende ombuigingen moeten worden gerealiseerd. Inzet hierbij is om niet uitsluitend te bezuinigingen, maar ook te investeren in de toekomst van Houten. Om dit mogelijk te maken is een ‘toekomstfonds’ gecreëerd én wordt een gedeelte van de beklemde reserves ingezet. In dit collegeprogramma worden concrete e ombuigingsvoorstellen (zie tabel hieronder) gedaan voor het tweede gedeelte van de 3 fase ombuigingen.
Collegeprogramma 2014-2018
8
bedragen * € 1.000
e
Tabel: ombuigingsvoorstellen (3 fase) Omschrijving Maatschappelijk vastgoed Intergemeentelijke samenwerking Bibliotheek Verzelfstandiging beheer en onderhoud (sport)accommodaties Zwembad De Wetering Inbreiding / herprogrammering Wmo voorzieningen Voorzieningenniveau openbare ruimte Overige structurele effecten op basis van jaarrekeningresultaat 2013 Totaal ombuigingsvoorstellen e (3 fase)
2015 300
2016 700 200 300
2017 700 200 300
2018 700 400 300
200
200 200 100 500 200
200
100 200
50 300 200
200
200
200
200
700
1.700
2.150
2.800
Op basis van deze voorstellen is de meerjarenbegroting in 2018 structureel sluitend. Ook is er een solide financiële buffer, waardoor het niet direct nodig is om bij financiële tegenvallers aanvullende ombuigingsmaatregelen te nemen. bedragen * € 1.000
Tabel: prognose financieel meerjarenperspectief 2014 - 2017 Omschrijving Prognose financieel meerjarenperspectief 2015-2018
2015
2016
2017
2018
100
-860
-400
300
Met de voorstellen uit dit collegeprogramma komt het totale pakket aan ombuigingen in de afgelopen jaren op € 14,3 miljoen. Schematisch ziet dit er als volgt uit: Figuur: overzicht ombuigingsfasen en –volume (* € miljoen)
2,8 Fase 1
6,7
2,3
Fase 2 Fase 3 (perspectiefnota 2014)
2,5
Fase 3 (collegeprogramma 2014-2018)
Collegeprogramma 2014-2018
9
Van de 1 en 2 fase ombuigingen (€ 9,2 miljoen) is 95% gerealiseerd. Deze ombuigingen zijn nu e afgerond. De focus ligt dus nu volledig op het realiseren van de 3 fase. Van het eerste gedeelte (€ 2,3 miljoen) is ongeveer 40% gerealiseerd. Een substantieel gedeelte van de overige 60% betreft de nog te realiseren taakstelling (€ 1,2 miljoen in 2018) op de organisatie, bedrijfsvoering en huisvesting. Deze taakstelling is in de begroting verwerkt, maar moet, naast de aanvullende ombuigingen uit dit collegeprogramma, nog wel worden gerealiseerd. Hieronder wordt een beeld geven van hoe de ombuigingen vanuit de opeenvolgende ombuigingsfasen neerslaan in de deelprogramma’s uit onze begroting 2014. e
e
Figuur: verdeling ombuigingen € 14,3 miljoen per deelprogramma
Leefomgeving Sociale participatie en gezondheidszorg Sport 11,2% 13,1% 4,2%
13,0% 19,5%
Cultuur Organisatie en bedrijfsvoering
29,1%
Inkoop en aanbesteding 5,5% 4,4%
Belastingen en heffingen Overige
Collegeprogramma 2014-2018
10
2.
Beleidsambities 2014-2018
Dit hoofdstuk omvat de beleidsambities van het college voor de periode 2014-2018. Deze ambities beslaan de eerste drie speerpunten uit het beleidsakkoord 2014-2018 en komen in drie paragrafen aan de orde: Duurzame kwaliteit: ontspannen en verantwoord wonen en werken (§ 2.1) Sociale kracht: samen leven, zorgen voor elkaar en eigen verantwoordelijkheid (§ 2.2) Vernieuwend bestuur: ruimte geven aan ondernemerschap en maatschappelijk initiatief (§ 2.3) Het vierde speerpunt uit het beleidsakkoord gaat over een financieel gezonde basis. Deze is met name uitgewerkt in hoofdstuk 3 (Uitgangspunten voor financieel beleid) en de bijlage ‘Overzicht ombuigingsvoorstellen’. Per ambitie is aangegeven welke beweging we de komende jaren in willen zetten en met welke partijen.
2.1
Duurzame kwaliteit: ontspannen en verantwoord wonen en werken
Houten is een aantrekkelijke, en daardoor geliefde, woon-, leef- en werkgemeente. De ruimtelijke kwaliteit van Houten is daarin heel bepalend; in Houten is de buitenruimte ruim opgezet en gevarieerd en zijn voorzieningen (zowel lokaal als regionaal) goed bereikbaar. We zorgen ervoor dat die bijzondere en gevarieerde ruimtelijke kwaliteit van Houten behouden blijft. Ook maken we deze toekomstbestendig door flink te investeren in duurzaamheid.
Duurzaamheid Wij zetten in de komende vier jaar belangrijke stappen in de richting van de doelstellingen van het Milieubeleidsplan om in 2040 energieneutraal te zijn. Voor de komende periode geldt een doelstelling van 16% voor duurzame energieopwekking voor Houtense huishoudens. Houten biedt goede mogelijkheden voor energiebesparing, energiezuinig bouwen en het opwekken van duurzame energie. Er zal daarom breed op realisatie van deze opties worden ingezet, door initiatieven van inwoners en ondernemers aan te jagen en te faciliteren, maar vooral ook door als gemeente zelf het goede voorbeeld te geven. Bovenop het bestaande beleid en de daarin opgenomen doelstellingen (bijvoorbeeld rond afvalscheiding, de promotie van streekproducten, en de voorbeeldfunctie van de gemeente voor duurzame energie) zetten we de komende jaren in op de volgende zaken. Soms is het nodig dat we als gemeente een financiële impuls kunnen geven. Hiertoe beschikken we naast het nu al bestaande duurzaamheidsfonds en vanaf 2015 ook over een ‘toekomstfonds’. Daarnaast ontwikkelen we in samenwerking met de regio een (virtueel) energieloket én zetten we het milieubewustzijn van onze inwoners om in acties. Dit doen we door samen met netwerkorganisaties een energieplatform op te zetten. De belangrijkste speerpunten in het Milieubeleidsplan zijn: 1. duurzame energieopwekking door windenergie 2. energiebesparing bij bestaande woningen (koop en huur) 3. energieneutraal bouwen (koop en huur), daar waar mogelijk gekoppeld aan gronduitgifte. Tot slot vinden we het belangrijk om te investeren in het milieubewustzijn van onze jeugd, want zij zijn de toekomst van Houten. Dit doen we door in hun opleiding aandacht hieraan te besteden. Scholen en het bedrijfsleven zijn hierbij dan ook belangrijke partners voor ons.
Collegeprogramma 2014-2018
11
Ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en leefmilieu Houten is een zeer aantrekkelijke, geliefde woon- en leefgemeente. We koesteren deze kwaliteit en willen dat er ook in de toekomst voldoende aanbod is om verschillende groepen (jongeren, ouderen, gezinnen en speciale doelgroepen) op een prettige manier in Houten te kunnen laten wonen.
Vanuit een nieuwe bestuursstijl werken we aan een ander ordeningsprincipe; we vertalen de op het Eiland van Schalkwijk toegepaste ‘uitnodigingsplanologie’ door naar de rest van de gemeente. Om te voorzien in een ruimtelijk kader worden gebiedsvisies opgesteld voor Houten-Noord (waaronder de locaties Mozaïek – De Haag en Den Oord), Houten-Zuid, Houten buitengebied en de Centra. Deze dienen vervolgens als inhoudelijk afwegingskader voor initiatieven. Bij de opstelling van de gebiedsvisies betrekken we inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties. Voor het opstellen van deze gebiedsvisie is gedurende deze bestuursperiode 20152018 € 5.000 per jaar beschikbaar. We spelen in op demografische ontwikkelingen zodat er ook in de toekomst voldoende voorzieningen en woningen zijn voor ouderen en starters. Specifiek voor de kleine kernen kijken we goed welk programma gewenst is ten behoeve van de leefbaarheid. We voeren in 2014 samen met partners (zoals Viveste, ouderenbonden, ontwikkelaars) - een woningbehoefteonderzoek uit en gebruiken dit om de doorstroming op de Houtense woningmarkt te stimuleren. De uitkomsten van het woningbehoefteonderzoek maken onderdeel uit van het afwegingskader in de ruimtelijke agenda (gebiedsvisies). We houden oog voor de financiële toegankelijkheid van het woningaanbod via sociale koop- en huurwoningen en willen zowel lokaal als regionaal afspraken maken over de blijvende beschikbaarheid van voldoende goedkope sociale huurwoningen. We willen partijen als woningcorporaties, projectontwikkelaars en particulieren in hun kracht zetten om samen met hen te zoeken naar nieuwe, duurzame woonvormen en digitale toepassingen voor ouderen. Om mensen bewust te maken van de mogelijkheden, nemen we samen met andere partijen het initiatief van een modelwoning thuistechnologie. We benaderen initiatieven voor huisvesting voor speciale doelgroepen positief, als uit het woningbehoefteonderzoek blijkt dat hier in Houten een aanvullende behoefte is. We vinden wel dat de financiële dekking ervan goed geregeld moet zijn. Hiervoor gaan we in gesprek met de centrumgemeente. Samen met agrariërs en belangenorganisatie LTO werken we aan de agrarische structuurversterking op het Eiland van Schalkwijk. We gaan door met het faciliteren van initiatieven vanuit de samenleving die gericht zijn op versterking van de landbouw en het recreatieve aanbod in het buitengebied en het Eiland van Schalkwijk in het bijzonder. Initiatieven voor vergroting van de afzet van streekproducten hebben bijzondere aandacht. Houten heeft veel (potentiële) mogelijkheden voor recreatie van de eigen inwoners en een goede basis voor toerisme (de forten, de ligging aan de Limes en het aantrekkelijke buitengebied). We willen deze kansen de komende jaren benutten, onder meer door hier in regelgeving ruimte voor te bieden en initiatieven op dit punt te faciliteren en te verbinden. Om beweging in de gebiedsontwikkeling in het buitengebied mogelijk te maken creëren we een fonds ‘buitengebied’. De omvang hiervan is € 250.000 en wordt gefinancierd vanuit de al toegezegde cofinanciering (€ 1,0 miljoen) voor Linieland. Per 1 januari 2014 is de Gebiedscoöperatie O-gen opgericht. Deze coöperatie zet zich in om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied in de oostelijk helft van de provincie Utrecht te versterken. Door lid te worden van deze coöperatie wordt de samenwerking in de Kromme Rijnstreek geborgd en geprofessionaliseerd. De kosten van dit lidmaatschap bedragen € 20.000 per jaar.
Collegeprogramma 2014-2018
12
We werken aan een convenant met de fruitsector met als inzet onder meer het toepassen van drift-reducerende maatregelen, ook in bestaande situaties. Ook gaan we in gesprek met omwonenden. We willen de mogelijkheden verruimen voor een versnelde afbouw van Houten-Zuid. Castellum zien we als meest urgente locatie en krijgt daarom de eerste prioriteit.
Op het domein ‘ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en leefmilieu’ is voorstel 6 uit de bijlage ombuigingsvoorstellen van toepassing. Openbare ruimte De Houtense openbare ruimte is - ondanks de ombuigingen van de laatste jaren - van een hoge kwaliteit en wordt door onze inwoners ook bijzonder gewaardeerd. Ook in de komende jaren zetten we in op behoud van dit kwaliteitsniveau, tegen lagere lasten.
We stimuleren en ondersteunen (bewoners)initiatieven in de openbare ruimte, waarbij het beheer van de te realiseren locaties of objecten voor het belangrijkste deel bij de initiatiefnemers terecht komt. Daarnaast betrekken we inwoners ook om de kwaliteit van de openbare ruimte continu te monitoren. Met het bedrijfsleven bespreken we of zij in de vorming van Bedrijfsinvesteringszones (BIZ) een meerwaarde zien. Bedrijven investeren dan samen met de gemeente in (onderdelen van) het beheer van de openbare ruimte die zij zelf belangrijk vinden. We ontwikkelen een financieel beleid voor de betaalbaarheid van de openbare ruimte op de lange termijn en borgen daarmee de kwaliteit van de openbare ruimte. We komen hier in 2015 (bij de Perspectiefnota 2016) op terug.
Op het domein ‘openbare ruimte’ is voorstel 8 uit de bijlage ombuigingsvoorstellen van toepassing. Openbare orde en veiligheid Houten is relatief veilig; inwoners geven de veiligheid in de eigen buurt een 7,3. Na een verslechtering van de veiligheidscijfers in 2011 en 2012 hebben we in 2013 een dalende trend weten te vinden. Dit willen we de komende jaren voortzetten. Zo blijft Houten een aantrekkelijke gemeente om te wonen en te ondernemen. Mobiliteit De bereikbaarheid van, naar en binnen Houten is erg belangrijk voor het aantrekkelijk houden van Houten als een thuis voor inwoners en als vestigingsplaats voor instellingen en bedrijven.
We actualiseren het Verkeersveiligheidsplan als onderdeel van het Integraal Veiligheidsplan. Voor het verbeteren van de verkeersveiligheid pakken we actuele knelpunten (zoals verkeerssituatie Odijkseweg) aan. Vanuit de nieuwe bestuursstijl doen we dat met bewoners en ondernemers samen. De initiatieven om hinderlijk gedrag van brommer- en scooterrijders te verminderen krijgen een nieuwe impuls. Ondernemers van bezorgdiensten zijn mede verantwoordelijk voor de oplossing en worden nadrukkelijk betrokken. Houten moet optimaal gepositioneerd worden in de vervoersplannen van het Bestuur Regio Utrecht en de NS. Speerpunt hierbij is het realiseren van betere verbindingen naar de kernen; economische kerngebieden en voorzieningen (bijvoorbeeld Antoniusziekenhuis Nieuwegein).
Collegeprogramma 2014-2018
13
We onderzoeken of verschillende vormen van doelgroepenvervoer op een slimme wijze te combineren zijn in een servicenetwerk. Hierbij kunnen bestaande voorzieningen als de rolstoel- en ‘Driekabus’ worden betrokken en mogelijk geïntegreerd. Ondernemerschap (zoals het huidige vervoer met golfkarren) wordt nadrukkelijk gestimuleerd. Uitwerking van de plannen geschiedt samen met belangenorganisaties (van ouderen) en ondernemers. De koppositie van Houten met betrekking tot fietsgebruik en het bijbehorende fietsstimuleringsbeleid wordt onverminderd voortgezet. De promotie van Houten op dit vlak wordt geïntegreerd in de citymarketing en het promotiemateriaal voor fietsstad Houten wordt geprofessionaliseerd. We willen de kwaliteit van bestaande utilitaire- en recreatieve fietsverbindingen verder verbeteren en ontbrekende links realiseren. We zetten hierbij in op het verwerven van beschikbare subsidies en mogelijkheden van cofinanciering. We verbeteren de fietsbewegwijzering op hoofdfietsroutes met behulp van het, gezamenlijk met de Fietsersbond ontwikkelde, ‘metrosysteem’. Om beweging op het gebied van mobiliteit mogelijk te maken wordt in 2015 en 2016 € 10.000 voor onderzoek gereserveerd.
Collegeprogramma 2014-2018
14
2.2
Sociale kracht: samen leven, zorgen voor elkaar en eigen verantwoordelijkheid
In Houten leven we op een prettige manier samen; met respect en zorg voor elkaar. Er zijn veel vormen om deel te nemen aan de samenleving: via vrijwilligerswerk, onderwijs, cultuur, sport en recreatie. Onze rijke voorzieningenstructuur en de bereidheid van mensen om maatschappelijk actief te zijn, vervullen daarin een belangrijke rol. We willen de sociale kracht behouden en waar mogelijk versterken om met elkaar de kwaliteit van de voorzieningen en de samenleving op peil te houden. De nieuwe zorgtaken die met minder middelen naar de gemeente komen, vragen ook om sociale kracht in termen van meer zelf- en samenredzaamheid.
Samen leven Inwoners van Houten vinden betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor elkaar en de eigen buurt belangrijk. Elkaar kennen, begrijpen en helpen, staat op nummer één als het gaat om je thuis te voelen in je buurt. Het versterken van de sociale cohesie wordt als belangrijkste aandachtspunt voor de leefbaarheid genoemd (inwonersenquête ‘Samen naar Houten 2025’). Inwoners van Houten zullen ook meer en meer betrokken worden bij de oplossingen van maatschappelijke vraagstukken en het verbeteren van de eigen leefomgeving.
We betrekken álle inwoners. Daartoe ondersteunen we verschillende activiteiten, gericht op ontmoeten, meedoen en bewegen (ook voor kwetsbare groepen) en brengen deze samen op kern-, wijk- en buurtniveau, onder meer door inzet van opbouwwerk van Van Houten&Co en inzet en doorontwikkeling van ‘Ons Fonds’. We faciliteren de samenwerking en netwerkvorming tussen formele en informele organisaties in een buurt of wijk, zodat buurt- en wijkactiviteiten zo efficiënt en effectief mogelijk worden ingezet met het oog op leefbaarheid en zorg. We organiseren ontmoetingsplekken kleinschalig om taken meer bij inwoners te kunnen organiseren. En geven ruimte aan bewonersinitiatieven en vormen van zelfbeheer, zoals bij De Meerkoet. We gebruiken gebouwen zoveel mogelijk multifunctioneel, waardoor scholen, culturele centra en sportaccommodaties aantrekkelijk zijn voor alle leeftijden om elkaar te ontmoeten voor verschillende doeleinden. Samen met verenigingen en instellingen onderzoeken we hoe multifunctioneel gebruik van maatschappelijk vastgoed geïntensiveerd kan worden. We zien de bovenstaande ambities als een opgave die we delen met bestaande samenwerkingspartners, maar willen de komende jaren ook op expeditie om nieuwe, krachtige partners in de samenleving te vinden.
Transities De voorgenomen wijzigingen in Jeugdzorg, Wmo, Participatiewet en langdurige zorg (AWBZ) stellen ons als gemeente voor grote uitdagingen, omdat deze gepaard gaan met een opgelegde bezuinigingstaak. De overheveling van taken en geld van het Rijk naar de gemeente biedt ook kansen voor vernieuwing in het sociale domein. Het is daarom belangrijk dat we houvast en zekerheid bieden voor mensen die zorg nodig hebben en tegelijkertijd ons gezond verstand gebruiken om vernieuwing mogelijk te maken. Ons uitgangspunt is dat in Houten niemand tussen wal en schip valt als er zorg nodig is. Iedereen in Houten doet mee, blijft meedoen en blijft erbij horen.
We investeren in preventie, een integrale aanpak en het denken in termen van kansen, onder meer door: afspraken te maken met zorgaanbieders over de inzet van meer algemene voorzieningen; de samenwerking tussen eerstelijnszorg (EMC) en welzijnswerk uit te breiden naar meer doelgroepen; Collegeprogramma 2014-2018
15
onderzoek te doen naar inzet van burgerkrachtcentrales om initiatieven van inwoners te faciliteren. Maatwerk wordt de nieuwe standaard. Samen met de zorgaanvrager die de eigen regie heeft realiseren we maatwerkoplossingen (één gezin, één plan, één regisseur). Wij realiseren de integrale toegang (vooralsnog) dicht bij de gemeente en rondom de burger (uitgaande van de leefwereld van de burger in plaats van de systeemwereld van overheid en instellingen). De uitvoering hiervan is een co-productie samen met maatschappelijke partners zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en het sociaal loket. We vangen de korting op het budget voor huishoudelijke hulp binnen de begroting op, met maximaal behoud van de kwaliteit van de zorg. Daarnaast worden geen andere dan de al overeengekomen bezuinigingen op het sociaal domein ingeboekt. We stimuleren zorginnovatie en koppelen middelen van het sociaal domein op slimme wijze aan andere domeinen. Hierbij wordt samen met professionele partners, mantelzorgers en zorgaanvrager behouden wat goed is. Waar het kan, wordt efficiënter gewerkt en ingezet op vernieuwing. Hierbij denken we onder andere aan: het versterken van de inzet van de doelgroepen van de participatiewet bij activiteiten in het kader van de Wmo (bijvoorbeeld boodschappen doen of klussendienst); het stimuleren en faciliteren functiemenging door een combinatie van ontmoeten en zorg (woonservicegebieden); het benutten van kansen die transformatie van leegstaande kantoren biedt.
Op het domein ‘transities’ is voorstel 7 uit de bijlage ombuigingsvoorstellen van toepassing. Werk en Bijstand In Houten doet iedereen mee. Voorop staan de eigen kracht en verantwoordelijkheid van mensen. De norm is het hebben van betaald werk. Dit levert niet alleen een inkomen op maar biedt ook de meeste kans op participatie in de samenleving. Ook biedt het mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling en ontplooiing. Indien betaalde arbeid niet voorhanden of mogelijk is, zijn andere instrumenten van (onbetaalde) arbeid zoals vrijwilligerswerk beschikbaar. Doel is in de eerste plaats het verbeteren van de eigen vaardigheden om terug te kunnen keren in het arbeidsproces. Voor wie, op basis van objectieve normen, werken (tijdelijk) niet mogelijk is zijn er sociale voorzieningen.
De invoering van de Participatiewet vindt plaats binnen en afgestemd op het grotere geheel van de transities in de zorg. Niet alleen een efficiënte uitvoering van bestaande regelingen staat centraal maar juist ook de preventie. Maatschappelijke initiatieven als ‘schuldhulpmaatjes’ worden blijvend ondersteund. Het ‘bereik’ van de regelingen Bijzondere Bijstand wordt verbeterd door informatie en communicatie over de mogelijkheden van voorzieningen. Hierbij wordt samengewerkt met de Cliëntenraad. Houten blijft ruimhartig in het opvangen van vluchtelingen. De professionalisering van vrijwilligers door van Houten&Co wordt onverminderd voortgezet.
Collegeprogramma 2014-2018
16
(Passend) onderwijs Onderwijs vervult een belangrijke functie in de ontwikkeling van (jonge) mensen en vormt daarmee een belangrijke investering in de toekomst van Houten. Uitgangspunt is dat elke leerling het onderwijsaanbod krijgt voor een optimale ontwikkeling.
We zetten in op één doorgaande leerlijn van het opvang- en onderwijssysteem tot 12 jaar en betrekken hierbij het nieuwe rijksbeleid ‘Een betere basis voor peuters’ dat in het najaar van 2014 wordt gepubliceerd. We signaleren taal- en/of ontwikkelingsachterstanden zo vroeg mogelijk en pakken dit aan, onder meer door de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie te verbeteren, samenwerking tussen jeugdartsen en peuterscholen te faciliteren en opvoedingsondersteuning aan te bieden. We stimuleren dat anderen (maatschappelijke) stages organiseren en bedingen zelf leerwerkplekken en stageplaatsen bij aanbestedingen. Daarnaast spelen we een actieve rol bij een betere afstemming van vraag en aanbod tussen onderwijs en bedrijfsleven. We stimuleren dat Houtense scholen en speciaal onderwijsscholen in de regio samenwerken en onderling afspraken maken over expertise-ontwikkeling en hun ondersteuningsprofiel, opdat kinderen zoveel mogelijk een plek vinden in het regulier onderwijs.
Jongeren
We stimuleren jongerenactiviteiten, uitgaansmogelijkheden, festivals en evenementen zodat jongeren een vrijetijdsbesteding kunnen hebben. We realiseren ons dat jongeren een eigen benadering vragen. We besteden aandacht aan een goede, toegankelijke communicatie naar onze jongeren, waar het vraagstukken betreft die (ook) hen aangaan.
Ouderen
Naast zorg en welzijn voor ouderen zetten we ook in op het actief betrekken van ouderen. We schenken aandacht aan (de communicatie over) de mogelijkheden van kleinschalig vervoer voor ouderen van deur tot deur (zie ook mobilitieit). We hebben aandacht voor dementie en onderzoeken met zorgaanbieders hoe Houten een ‘dementievriendelijke gemeenschap’ kan worden. We zetten in op het zolang mogelijk zelfstandig blijven wonen van ouderen. We onderzoeken de mogelijkheden van thuistechnologie ter vergroting van de zelfredzaamheid en het tegengaan van eenzaamheid en vermindering van de belasting van mantelzorgers.
Volksgezondheid
We stimuleren seksuele voorlichting en voorlichting over de gevolgen van drugs en alcohol voor de hersenen, over roken en gezond eten. De samenwerking met Houtense scholen en Stichting Voorkom en de inzet van ervaringsdeskundigen zijn hiervoor belangrijk. We willen het aantal kinderen met overgewicht terugdringen, in samenwerking met ouders en kinderen zelf, kinderopvang, onderwijs, supermarkten en sportkantines.
Collegeprogramma 2014-2018
17
Behoud van unieke voorzieningen Unieke voorzieningen, zoals het zwembad, het theater, de jongerenvoorzieningen en de bibliotheek, zijn en blijven belangrijk als ‘sociaal cement’ voor de inwoners en als ontmoetingsplaats. We zorgen dat deze voorzieningen behouden blijven voor de Houtense samenleving. Het gaat ons primair om de (sociale) functie in plaats van de stenen.
We bezinnen ons op de wijze van inrichting van verschillende voorzieningen en doen verder onderzoek naar exploitatievormen en -mogelijkheden van de gebouwen met een maatschappelijke functie en sportfaciliteiten. We willen serieus verkennen hoe beheer en onderhoud als instrumenten kunnen worden ingezet voor meer zelfredzaamheid bij verenigingen. Bij het opnieuw aanbesteden van het beheer en exploitatie van het zwembad wordt in samenwerking gezocht naar een vorm waarbij maatschappelijke partners in vergaande vorm verantwoordelijk kunnen worden gemaakt voor beheer en exploitatie. De functie van de bibliotheek wordt kritisch geëvalueerd. Uitgangspunt is dat een vorm wordt gevonden die aansluit bij de behoefte van deze tijd en de financiële noodzaak tot ombuigen. De uitleenfunctie moet hierbij minimaal behouden blijven. De nieuwe bibliotheekfunctie moet gerealiseerd worden binnen een budget van maximaal € 0,5 miljoen per jaar. Bij de visievorming wordt nadrukkelijk een relatie met het ‘Forum’ (Huis van de Stad) gelegd.. Onderdeel van het behoud van unieke voorzieningen is het onderzoek in hoeverre kapitaallasten van gebouwen kunnen worden verminderd door af te schrijven op de boekwaarde. Hiertoe kan zonodig een beroep worden gedaan op een deel van de beklemde reserve. Op het domein ‘behoud van unieke voorzieningen’ zijn de voorstellen 1, 3, en 5 uit de bijlage ombuigingsvoorstellen van toepassing.
Sport en Cultuur
Behoud van unieke voorzieningen (zie hierboven) is zowel voor cultuur als sport uitgangspunt. Blijvend ruimte bieden aan lokale initiatieven, zoals de Houtense Helden, maar ook aan andere partners zoals van Houten&Co en de bibliotheek om in het Slingergebied nog verdere ontwikkeling mogelijk te maken. Bezien of daarbij aanpassing van het gemeentelijk vergunningenen evenementenbeleid wenselijk is. We werken actief samen met sport- en cultuurverenigingen om blijvend te komen tot een gevarieerd aanbod. De huidige sportnota 2008-2015 wordt geëvalueerd en herijkt. Samen met maatschappelijke partners actief andere exploitatievormen verkennen voor de (sport)accommodaties. Deze verkenning heeft enerzijds tot doel verenigingen meer keuzevrijheid en ondernemerschap te bieden bij de exploitatie van hun accommodatie. Anderzijds moet dit leiden tot een besparing op de beheer- en onderhoudskosten. Door middel van de inzet van Combifuncties worden doelgroepen die achter blijven in de sportdeelname (65+, jeugd en gehandicapten) gestimuleerd tot een sportieve en gezonde leefstijl. Hierbij worden voor de jeugd de uitgangspunten voor JOGG gehanteerd. De uitgangspunten worden opgenomen in het gezondheidsbeleid. De gemeente voert met het Sportpunt Houten een actieve rol voor de ondersteuning van en samenwerking tussen sportverenigingen. We laten het Sportfonds en het Cultuurfonds ongemoeid. Deze fondsen blijven onverminderd een stimulans voor ondernemerschap van instellingen en verenigingen. Op het domein ‘sport en cultuur’ is voorstel 4 uit de bijlage ombuigingsvoorstellen van toepassing.
Collegeprogramma 2014-2018
18
2.3
Vernieuwend bestuur: ruimte geven aan ondernemerschap en maatschappelijk initiatief
Wij bieden ruimte aan ondernemerschap en maatschappelijk initiatief, want zoals de titel van dit collegeprogramma aangeeft; ‘Houten maken we samen’. We willen de komende jaren ontdekken hoe we hieraan invulling kunnen geven door in een andere verhouding met inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden samen te werken. Het traject Houten 2025 biedt hier al op korte termijn een goede gelegenheid voor. Vanuit een flexibele organisatie en een luisterend bestuur anticiperen we snel op nieuwe ontwikkelingen en dragen we effectief bij aan oplossingen voor vragen uit de Houtense samenleving.
Ruimte voor de samenleving De komende jaren zal in Houten van inwoners, ondernemers en instellingen veerkracht gevraagd worden om samen met de gemeente verantwoordelijkheid te nemen voor goede voorzieningen, professionele zorg en leefbare wijken. De kloof tussen samenleving en bestuur wordt kleiner. De lokale overheid wordt transparanter, toegankelijker en proactief in termen van meedenken, meehelpen en faciliteren. In een bij dit beleidsakkoord horend bestuursakkoord lichten we toe welke bestuursstijl de komende jaren hier voor nodig is.
Toekomstvisie Houten 2025 Begin 2014 is als tussenstap in het proces naar een nieuwe toekomstvisie de Toekomstagenda vastgesteld. Begin 2015 willen we de visie Houten 2025 aan de gemeenteraad aanbieden. In het traject naar het formuleren van deze visie organiseren we een inwonerstop waarin inwoners van Houten zich kunnen uitspreken over wenselijke ontwikkelrichtingen van onze gemeente. Economische ontwikkeling en profilering Essentieel voor het behoud en de groei van de economie is een goed ondernemersklimaat, waarbij bestaande bedrijven zich kunnen ontwikkelen en Houten ook aantrekkelijk is voor bedrijven om zich hier te vestigen.
Samen met het Economisch Platform Houten stellen we een economische visie Houten op, als uitwerking van de visie Houten 2025. We zetten citymarketing in voor de promotie van Houten als aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven en inwoners. Voor citymarketing stellen wij € 25.000 structureel per jaar beschikbaar. We spelen een actieve rol bij het verbinden van onderwijs- en kennisinstellingen met het bedrijfsleven (Agro, transport, ICT en energie) en maken hierbij gebruik van de aanwezige kennis bij de Economic Board Utrecht. We leggen relaties tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsverenigingen IKH, OKK, ZZP, winkeliersverenigingen (Economisch Platform Houten) en zetten een overlegplatform onderwijs/bedrijfsleven op. Om dit zo optimaal mogelijk te doen blijft de gemeente Houten deelnemen aan de Economic Board Utrecht. De kosten hieraan bedragen vanaf 2015 € 50.000 per jaar. Op basis van bestaand onderzoek en in samenwerking met alle relevante partners, formuleren we een nieuw detailhandelsbeleid. We gaan het gesprek aan met ondernemersverenigingen over de verruiming van winkeltijden. De uitkomsten hiervan verwerken we in het nieuwe detailhandelsbeleid. Samen met horecaondernemers maken we werk van de deregulering van sluitingstijden. Collegeprogramma 2014-2018
19
We moedigen initiatieven van ondernemers aan én faciliteren deze, waarbij er nadrukkelijk ruimte is voor experimenten. Sprekende voorbeelden benoemen we en lichten we uit. We intensiveren het aantal bedrijfsbezoeken.
Regionale samenwerking Samenwerking tussen gemeenten kan de kwaliteit en doelmatigheid van dienstverlening aan inwoners en bedrijven verhogen. Als die meerwaarde aannemelijk is, staan we open voor vergaande vormen van samenwerking met andere gemeenten. Samenwerking is soms gericht op gezamenlijk werken aan regionale ambities (U10 / Bestuur Regio Utrecht), soms gericht op kwalitatief hoogwaardige en kostenefficiënte uitvoering van taken (Werk en Inkomen Lekstroom, belastingen, vastgoed), en soms gericht op beleidsontwikkeling en kennisuitwisseling in combinatie met gezamenlijk inkopen op basis van lokale uitvoering (sociaal domein Lekstroom). We hechten veel waarde aan een goede lokale toegang en lokaal maatwerk in de dienstverlening aan onze inwoners bij regionale uitvoering van taken.
We geven de regionale samenwerking blijvend aandacht, door als Houten - zowel ambtelijk als bestuurlijk - een actieve rol in regionale werkgroepen en overlegstructuren te vervullen. Dit betekent niet louter aanzitten, maar ook meewerken en projecten op ons nemen. We verkennen verdergaande vormen van samenwerking met andere gemeenten: met de buurgemeente Wijk bij Duurstede wordt op korte termijn een verkenning gestart gericht op intensievere (ambtelijke) samenwerking; in Lekstroomverband verkennen we met IJsselstein, Lopik, Nieuwegein en Vianen waarom, waarop en hoe wij vanaf 2016 in het sociaal domein willen samenwerken. Tegelijkertijd zullen we meer aandacht besteden aan de lokale regie op samenwerkingsverbanden. We komen op korte termijn met voorstellen om de sturing op en controle van gemeenschappelijke regelingen te verbeteren. Op het domein ‘regionale samenwerking’ is voorstel 2 uit de bijlage ombuigingsvoorstellen van toepassing.
Collegeprogramma 2014-2018
20
Organisatieontwikkeling en dienstverlening Voor ons staan de inwoners en ondernemers van Houten centraal. De werkwijze van het bestuur, de raad en de organisatie is transparant, klantgericht én gericht op samenwerken.De gemeente moet de kunst verstaan om in de juiste verbindingen met anderen en vanuit een integrale blik te schakelen in rollen (soms meer vanuit een regierol en soms meer faciliterend).
We stimuleren verdere ontwikkeling van ambtelijke vaardigheden en capaciteiten om snel, slagvaardig en hoogwaardig de bestuurlijke ambities te ondersteunen. De ambtelijke organisatie moet hierbij naadloos aansluiten bij de werkwijze van de nieuwe bestuursstijl. De organisatie moet in staat zijn en blijven om in veranderende omstandigheden op effectieve wijze bijdragen te leveren aan maatschappelijke vraagstukken. Daarnaast wordt onverminderd invulling gegeven aan de ombuigingstaakstelling op personeel en organisatie. Dit staat uiteraard op gespannen voet met de wens om te komen tot een andere dienstverlening. De verkenningen op het gebied van intensieve (ambtelijke) samenwerking met andere gemeenten kunnen bijdragen aan het realiseren van deze taakstelling. We beseffen dat nieuwe taken en nieuw beleid ook (kunnen) leiden tot extra werkzaamheden. Voor voorgenomen beleidsintensiveringen toetsen we in welke mate deze ook een capaciteitsvraagstuk in de eigen organisatie behelsen. We brengen deze ten behoeve van de besluitvorming tijdig in beeld. We zetten in op een verdere digitalisering van de dienstverlening, het ‘lean’ maken van administratieve processen en papierarm werken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een flink aantal digitale bouwstenen die, als gevolg van de uitwerking van Het Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-Overheid (NUP), beschikbaar komen. Gemeenten moeten die op ‘maat maken’ en zijn verantwoordelijk voor de implementatiekosten. Voor de implementatie wordt een programma opgesteld, waarin de planning, de implementatie en dekking vorm worden gegeven. We hanteren een gerichte inzet van communicatiemiddelen richting doelgroepen, passend bij de beleving van de betreffende doelgroep (bijvoorbeeld jongeren, ouderen) en rekening houdend met verschillende leefstijlen van onze inwoners. Dit betekent onder meer dat niet alles (alleen) in een digitale vorm gegoten wordt, maar dat ook andere communicatievormen ingezet worden als de doelgroep daar meer baat bij heeft. We werken voortvarend verder aan de visie op het ‘Huis van de Stad’. We verkennen daarbij of een ‘Houtens Forum’ kan worden gerealiseerd in het gebied omgrensd door gemeentehuis, bibliotheek en Slingergebied. Een gebied waar maatschappelijke en sociaal-culturele functies kunnen worden geïntegreerd; waar allerlei instellingen zijn gevestigd die werken voor de gehele gemeente. Doel is niet alleen maatschappelijke integratie maar uiteraard ook een efficiënte manier van gebruik van (maatschappelijk) vastgoed. Een eerste brede verkenning met ‘de samenleving’ is in voorbereiding. Hierbij inzoomend op het gemeentehuis en/of ander gemeentelijk vastgoed in dit gebied, kan het betekenen dat er (beperkte) bouwkundige aanpassingen gedaan moeten worden ten behoeve van nieuwe huurders of het gebruik van de openbare ruimte.
Collegeprogramma 2014-2018
21
2.4
Wat gaat dat kosten?
Om de ambities mogelijk te maken zijn er vier hoofdlijnen voor financiële dekking: 1. Vanaf 2015 structureel € 100.000 (dekking vanuit het pakket aan ombuigingsvoorstellen) 2. In 2015 en 2016 incidenteel € 10.000 (ten laste van begrotingssaldo) 3. Vanaf 2015 € 500.000 beschikbaar in het ‘Toekomstfonds’ (dekking vanuit de vrije algemene reserve) 4. Vanaf 2015 € 250.000 beschikbaar in het fonds ‘buitengebied’ (dekking vanuit de binnen de risicobuffer voor de grondexploitatie gelabelde € 1,0 miljoen reservering voor Linieland) In hoofdstuk 2 is aangegeven of er structurele en/of incidentele kosten nodig zijn om de ambitie te realiseren. In de onderstaande tabel is hiervan een samenvatting opgenomen. Tabel: beleidsintensivering / nieuw beleid
Omschrijving Lidmaatschap O-gen Deelname Economic Board Utrecht (EBU) Citymarketing Opstellen gebiedsvisies Onderzoeksbudget Mobilteit ‘Huis van de Stad’ Totaal beleidsintensivering / nieuw beleid
bedragen * € 1.000 2015 20 50 25 5 10 pm 110
2016 20 50 25 5 10 pm 110
2017 20 50 25 5
2018 20 50 25 5
pm 100
pm 100
Deze incidentele en structurele kosten zijn verwerkt in de progose van het financieel meerjarenperspectief 2015-2018 (zie hoofdstuk 5).
Collegeprogramma 2014-2018
22
3. Uitgangspunten voor het financieel beleid In de financiële verordening ex artikel 212, die door de raad op 24 mei 2011 is vastgesteld, zijn de uitgangspunten voor het financieel beleid van de gemeente Houten opgenomen. Daarnaast is er nog een aantal specifieke uitgangspunten die van invloed zijn op de financiële beleidskaders. In dit hoofdstuk worden deze op hoofdlijnen beschreven. 3.1 Algemene uitkering Evenals de vorige bestuursperiode zijn de circulaires van het Rijk ook in 2014-2018 het uitgangspunt voor het financieel meerjarenperspectief. In dit collegeprogramma is dit de meicirculaire 2014. Ontwikkelingen op macroniveau worden op de voet gevolgd, maar niet financieel in de begroting verwerkt. Eventuele financiële kansen of risico’s zijn onderdeel van de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in de begroting. 3.2 Criteria voor onttrekkingen aan / stortingen in beklemde reserve Om beweging in de ruimtelijke agenda mogelijk te maken heeft de raad in de begroting 2012 criteria vastgesteld met betrekking tot de beklemde reserve. Onttrekkingen en stortingen moeten minimaal aan één van deze criteria voldoen. Algemeen geldt dat voor zowel de onttrekking als de storting de oorzaak een éénmalig of tijdelijk karakter moet hebben. Daarnaast moet er bij voorkeur sprake zijn van een meerjarig effect. 1. Onttrekkingen aan de beklemde reserve: - op basis van keuzes door de raad vanuit de ruimtelijke agenda, waarbij het uitgangspunt is het bereiken van een meervoudig maatschappelijk of financieel effect; - op basis van keuzes door de raad vanuit de maatschappelijke investeringsagenda, waarbij sprake is van een minimaal structureel financieel rendement van 5%; - negatieve financiële effecten van de toepassing van ingezette instrumenten als de koopgarant regeling en startersleningen. 2. Stortingen in de beklemde reserve: - gecalculeerde, maar op basis van het programma van eisen niet benodigde middelen voor risico’s binnen projecten uit de ruimtelijke agenda; - positieve effecten van de toepassing van ingezette instrumenten als de koopgarant regeling en startersleningen. 3.3 Spelregels voor het realiseren van ombuigingen In de perspectiefnota 2013 heeft de raad spelregels vastgesteld voor het realiseren van het totale e e pakket van ombuigingen (1 en 2 fase). De financiële omgeving/vraagstukken zijn de afgelopen jaren veranderd. Daarom zijn deze spelregels in het beleidsakkoord ‘Houten maken we samen’ geactualiseerd. De nieuwe spelregels voor de komende ombuigingsopgave zijn: 1. indien het financieel effect van individuele ombuigingsmaatregelen groter is dan begroot, wordt het surplus ingezet ter compensatie van niet-gerealiseerde ombuigingen; 2. indien er daarna nog sprake is van een (per saldo) positief financieel effect wordt voorgesteld dit in de onderstaande volgorde in te zetten: a. ter versterking van de solide financiële buffer in 2018 indien die ≤ € 0,5 miljoen is; b. voor de versterking van de vrije algemene reserve indien die ≤ provinciale norm (ongeveer € 2,5 miljoen) is; c. voor versterking van de beklemde reserve indien die ≤ € 20 miljoen is; d. voor beleidsintensivering en/of nieuw beleid; e. voor een verlaging van de onroerendzaakbelasting. De raad is in de afgelopen bestuursperiode periodiek geïnformeerd over de realisatie van de e e ombuigingen uit de 1 en 2 fase. Deze manier van rapporteren wordt in de komende jaren voortgezet e ten aanzien van de realisatie van de 3 fase ombuigingen. In de perspectiefnota 2014 zijn door de raad besluiten genomen over ombuigingsmaatregelen van, oplopend tot in 2018, € 2,3 miljoen. Hieronder wordt de stand van zaken weergegeven.
Collegeprogramma 2014-2018
23
Figuur: stand van zaken ombuigingen 2018
39,6%
Gerealiseerd Aandacht nodig
60,4%
Niet-gerealiseerd
3.4 Taakstelling op organisatie, bedrijfsvoering en huisvesting Onderdeel van de door de raad bij de perspectiefnota 2014 vastgestelde ombuigingen is een gefaseerd oplopende taakstelling op de organisatie, bedrijfsvoering en huisvesting. Deze fasering is in de tabel hieronder weergegeven. Tabel: taakstelling organisatie, bedrijfsvoering en huisvesting
2014 200
2015 700
bedragen * € 1.000 2016 1.000
2017 1.100
2018 1.200
Deze taakstelling is in de begroting verwerkt, maar moet nog nagenoeg helemaal (ongeveer € 1,1 miljoen) worden gerealiseerd. De haalbaarheid van de fasering van deze taakstelling kan als gevolg van de permanent veranderende omgeving, de uitvoering van het beleidsakkoord en aanvullende ombuigingen uit dit collegeprogramma onder druk komen te staan. 3.5 Tot 2016 ‘hekken’ om de budgetten van het sociaal domein De raad heeft bij de perspectiefnota 2014 besloten om: ‘de beschikbare en toekomstige budgetten voor transities tijdens de voorbereidings- en implementatiefase uit te zonderen van extra ombuigingen en als een samenhangend geheel te beschouwen’. De belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn: de beschikbare en toekomstige budgetten voor de transities worden tijdens de voorbereidingsen implementatiefase (2014) uitgezonderd van extra ombuigingen; een nader vast te stellen percentage van de door het Rijk over te dragen budgetten wordt gereserveerd voor bedrijfsvoeringskosten (inclusief benodigde formatie); tijdens de uitvoeringsfase (2015) van de transities moeten de inhoudelijke keuzes passen binnen de beschikbare budgetten. De bedoeling hiervan is om in het overgangsjaar rust te houden voor zowel zorgaanvragers als professionals en mantelzorgers. Binnen het domein kunnen de budgetten wel verschuiven. Mee- en tegenvallers mogen worden gecompenseerd. In elk geval zal de gemeente de korting op het budget voor de huishoudelijke zorg moeten opvangen maar wel de kwaliteit van zorg behouden.
Collegeprogramma 2014-2018
24
3.6 De jaarrekeningresultaten 2013-2015 in samenhang beschouwen Bij de vaststelling van de jaarstukken 2013 heeft de raad besloten om de jaren 2013-2015 in samenhang te beschouwen. Om dit mogelijk te maken is het jaarrekeningresultaat 2013 gestort in de bestemmingsreserve economische crisis. Hierdoor kan de focus bij het begin van deze nieuwe bestuursperiode volledig gericht zijn op het samenstellen van een evenwichtig pakket aan nieuwe ombuigingsmaatregelen. 3.7 Programma-indeling 2015-2018 In de verordening ex artikel 212 Gemeentewet is in artikel 2 opgenomen dat ‘de raad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vaststelt’. In de afgelopen twee bestuursperioden is gewerkt met een programmastructuur waarbij Vitaal, Duurzaam, Bereikbaarheid, Veilig en Betrokken centraal hebben gestaan. De veranderende omgeving, vooral binnen het sociaal domein, vraagt om een aanpassing van deze programmastructuur. Gemeenten gaan per 1 januari 2015 nieuwe taken uitvoeren op het gebied van jeugdzorg, begeleiding en werk. Voor de raad is het van belang om vanuit haar kaderstellende taak een structuur (programma’s) vast te stellen waarbij inhoud (effect- en prestatie-indicatoren) en financiën (budgetten), van deze grootschalige decentralisatieopgave, met elkaar in verband worden gebracht. Alleen dan kan de raad ook haar controlerende taak goed uitvoeren. Op basis van het bovenstaande wordt in dit collegeprogramma voorgesteld de programma-indeling als volgt aan te passen. a. Een nieuw programma Sociaal domein, met de deelprogramma’s: sociale agenda jeugd en passend onderwijs Wmo begeleiding naar werk Op dit moment is het niet reëel te veronderstellen dat al volledig duidelijk is op welke inhoud (effecten en prestaties) de raad de komende jaren wil/moet sturen. Om toch een begin te maken, worden in de begroting 2015 alle relevante budgetten (huidige en toekomstige) begroot binnen het programma Sociaal domein. Per deelprogramma worden doelstellingen geformuleerd én een beperkte set aan effect- en prestatie-indicatoren opgenomen. Deze indicatoren kunnen zich de komende jaren verder ontwikkelen. Hierdoor kan de raad haar kaderstellende en controlerende taak goed uitvoeren. b. Aanpassing programma Vitaal Het Wmo beleidskader verschuift van het programma Vitaal naar het programma Sociaal domein. Als gevolg daarvan vervallen de deelprogramma’s Sociale participatie (Wmo prestatievelden 1 t/m 4) en Gezondheidszorg (Wmo prestatievelden 5 t/m 9). Samengevat wordt de begroting 2015 dus uitgewerkt in de programma’s Vitaal, Duurzaam, Bereikbaar, Veilig, Betrokken en Sociaal domein. Hierbij is het van belang te onderkennen dat vanuit het programma Sociaal domein verbinding met bijvoorbeeld inkomen, onderwijs en sport nodig is om ambities en ombuigingen te realiseren.
Collegeprogramma 2014-2018
25
Collegeprogramma 2014-2018
26
Financieel perspectief
Collegeprogramma 2014-2018
27
Collegeprogramma 2014-2018
28
4. Financiële stand van zaken 2014 De jaarstukken 2013 en de eerste bestuursrapportage 2014 zijn de basis voor de financiële stand van zaken 2014. Beide documenten zijn op 3 juni 2014 door de raad vastgesteld. Het jaarrekeningresultaat is € 2,7 miljoen positief. De prognose van het begrotingssaldo 2014 is € 0,6 miljoen negatief. Om te sturen op de ontwikkeling van het begrotingssaldo 2014 wordt blijvend het accent gelegd op: a. flexibele inzet van personeel in relatie tot werkaanbod (vacature- en aannamebeleid) b. uitstellen en/of anders faseren van investeringen c. scherp sturen op nut en noodzaak van nog te maken kosten d. budgetdiscipline De gevolgen van bovenstaande financiële ontwikkelingen voor de omvang van de vrije algemene reserve worden beschreven in hoofdstuk 7 (weerstandsvermogen grondexploitatie en algemene dienst).
5. Financieel meerjarenperspectief 2015-2018 (op basis van het collegeprogramma 2014-2018, inclusief ombuigingsvoorstellen)
De prognose van het financieel meerjarenperspectief 2015-2018 is als volgt opgebouwd: raadsbesluiten t/m 3 juni 2014 financiële effecten collegeprogramma 2014-2018 e 3 fase ombuigingsvoorstellen (op basis van het beleidsakkoord 2014-2018) Bij de financiële effecten van het collegeprogramma 2014 - 2018 is ook rekening gehouden met de actuele (financiële) ontwikkelingen rondom de regionale uitvoeringsorganisatie voor Werk en Inkomen Lekstroom (WIL) en een indicatie van de uitwerking van de meicirculaire 2014 op de algemene uitkering. In de tabel op de volgende pagina is de prognose van het financieel meerjarenperspectief 2015-2018 weergegeven. Daarna volgt een toelichting op dit perspectief.
Collegeprogramma 2014-2018
29
Tabel:
§
prognose financieel meerjarenperspectief 2015-2018 (op basis van het collegeprogramma 2014-2018)
Omschrijving
5.1
Stand meerjarenbegroting op basis van 1 besluitvorming t/m 3 juni 2014
5.2
Financiële effecten collegeprogramma 2014-2018 Algemene uitkering (meicirculaire 2014) Werk en Inkomen Lekstroom (WIL) Invoering betaald parkeren voor auto’s Beleidsintensivering / nieuwe beleid Totaal financiële effecten collegeprogramma 2014-2018
5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4
5.3 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
2015
2016
2017
2018
-1.450
-2.250
-2.350
-2.400
200 -500 -110
600 -500 -300 -110
600 -400 -300 -100
600 -300 -300 -100
-410
-310
-200
-100
300
700 200 300
700 200 300
700 400 300
200
200 200 100 500 200
e
Ombuigingsvoorstellen 3 fase (op basis van het beleidsakkoord 2014-2018) Maatschappelijk vastgoed Intergemeentelijke samenwerking Bibliotheek Verzelfstandiging beheer en onderhoud (sport) accommodaties Zwembad De Wetering Inbreiding / herprogrammering Wmo voorzieningen Voorzieningenniveau openbare ruimte Overige structurele effecten op basis van jaarrekeningresultaat 2013 e Totaal 3 fase ombuigingsvoorstellen
Prognose financieel meerjarenperspectief 2015-2018 (voor mutaties reserves) 5.4
bedragen * € 1.000
Onttrekking aan de bestemmingsreserve economische crisis
200
100 200
50 300 200
200
200
200
200
700
1.700
2.150
2.800
-1.160
-860
-400
300
-860
-400
300
1.260
Prognose financieel meerjarenperspectief 2015-2018 (op basis van het collegeprogramma 20142018)
100
Opmerkingen De bovenstaande prognose van het financieel meerjarenperspectief 2015-2018 is gebaseerd op de inzichten die bij het opstellen van het collegeprogramma 2014-2018 (juni 2014) beschikbaar zijn.
1
Bedragen naar beneden afgerond op € 50.000 Collegeprogramma 2014-2018
30
Toelichting op de prognose financieel meerjarenperspectief 2015-2018 (op basis van collegeprogramma 2014-2018, inclusief ombuigingsvoorstellen) Een van de speerpunten uit het beleidsakkoord is : ‘gezonde financiële basis, verantwoord beheer van inkomsten en uitgaven’. Dit betekent dat het financiële huishoudboekje tot en met 2018 structureel op orde is. Ook een solide beklemde reservepositie en een vrije algemene reserve die voldoet aan de provinciale norm zijn belangrijke pijlers voor financiële stabiliteit. Om dit te realiseren zijn uiterlijk in 2018 nieuwe ombuigingen noodzakelijk. Het uiteindelijke bedrag aan ombuigingen is afhankelijk van datgene dat nodig is om de meerjarenbegroting structureel in evenwicht te houden én te voorzien van een solide financiële buffer. Hierdoor is het niet nodig om bij financiële tegenvallers direct aanvullende ombuigingsmaatregelen te nemen. Op basis van deze uitgangspunten is het financieel beleidskader in dit collegeprogramma voor de meerjarenbegroting 2015-2018 opgesteld. Voordat wordt ingegaan op een toelichting van de prognose enkele algemene noties vooraf: de jaarrekeningresultaten worden in de periode 2013-2015 in samenhang beschouwd (positieve en negatieve resultaten worden verrekend via de bestemmingsreserve economische crisis); bij de jaarstukken 2015 wordt een eventueel saldo van de bestemmingsreserve economische crisis gestort in de vrije algemene reserve; de vrije algemene reserve is per 31 december 2013 > provinciale norm; de in maart 2014 geactualiseerde grondexploitatie is positief; de beschikbare risicobuffer voor de grondexploitatie is > risicoprofiel; van bij de perspectiefnota 2014 vastgestelde ombuigingen (€ 2,3 miljoen) moet nog 60,4% (= € 1,4 miljoen) worden gerealiseerd; extra structurele ombuigingen binnen een bandbreedte van € 2,5 - € 3,0 miljoen zijn nodig voor een meerjarig structureel sluitende begroting (voorstellen hiervoor in dit collegeprogramma); om voor repressief toezicht, door de provincie Utrecht, in aanmerking te komen moet ‘de begroting 2015 structureel en reëel in evenwicht zijn. Indien dit niet het geval is dient de meerjarenbegroting 2016-2018 aannemelijk te maken dat dit evenwicht uiterlijk in 2018 tot stand zal worden gebracht’. Hieronder worden de financiële effecten uit de tabel op de vorige pagina nader toegelicht. 5.1 Stand meerjarenbegroting 2015-2018 (op basis van besluitvorming t/m 3 juni 2014) Op 12 november 2013 heeft de raad de begroting 2014 vastgesteld. Daarna zijn er door de raad nog verschillende besluiten genomen die van invloed zijn geweest op de prognose van de meerjarenbegroting 2015-2018. In de tabel hieronder is het verloop van de prognose van de meerjarenbegroting weergegeven. Tabel: stand meerjarenbegroting 2015-2018 (op basis van besluitvorming t/m 3 juni 2014)
Omschrijving Begroting 2014 Gemeenschappelijk regeling RUD 2.0 Maandelijkse begrotingswijziging november-december 2013 Eerste bestuursrapportage 2014 Stand meerjarenbegroting 2015-2018 op 2 basis van besluitvorming t/m 3 juni 2014
2
bedragen * € 1.000 2015 -1.903 26
2016 -2.459 26
2017 -2.616 26
2018 -2.652 26
-49
-33
-5
-5
483
263
267
271
-1.450
-2.250
-2.350
-2.400
Bedragen naar beneden afgerond op € 50.000 Collegeprogramma 2014-2018
31
5.2 Financiële effecten collegeprogramma 2014-2018 De uitwerking van het beleidsakkoord, maar ook externe ontwikkelingen (de WIL en het Rijk) hebben structurele gevolgen voor de meerjarenbegroting. Deze gevolgen worden hieronder toegelicht. 5.2.1 Algemene uitkering (meicirculaire 2014) De begroting 2015 moet op basis van de toetsingscriteria van de provincie Utrecht op de meicirculaire zijn gebaseerd. Deze circulaire is op 28 mei 2014 door het Rijk gepubliseerd. Tijdig genoeg om op hoofdlijnen te analyseren en het effect te verwerken in dit collegeprogramma. Het indicatieve effect van de meicirculaire is structureel positief € 600.000. In de begroting 2015 vindt de definitieve uitwerking op basis van de kerngegevens van Houten plaats. 5.2.2 Werk en Inkomen Lekstroom (WIL) De gevolgen van de economische crisis zijn nog steeds merkbaar. De werkloosheid stijgt nog steeds en als gevolg daarvan het aantal uitkeringsgerechtigden en lage inkomens. Ook de komende periode zal de onzekerheid met betrekking tot het verloop van de verstrekkingen en de uitkeringen van het Rijk groot blijven. Deze onzekerheid werkt door in de prognoses van de meerjarenbegroting van de WIL. Dit geldt niet alleen voor de uitkeringslasten. Ook de uitvoeringskosten zijn hoger dan geraamd. Grotere personeelsinzet is nodig om de toestroom van cliënten adequaat te kunnen afhandelen. Gedeeltelijke compensatie van deze kosten vindt plaats via de algemene uitkering. Zoals gezegd is de onzekerheid over het toekomstig volume van de cliënten van de WIL groot. Daarom wordt voor de inrichting van de uitvoeringsorganisatie nu kritisch gekeken naar het plaatsen van medewerkers in een zogenaamde vaste of flexibele schil. De omvang van de flexibele schil beweegt gemakkelijker mee met de conjuncturele ontwikkelingen. Er wordt samen met de gemeenten Nieuwegein, Lopik, IJsselstein en Vianen kritisch gekeken naar de uitvoeringskosten. Het is de verwachting dat op termijn deze extra kosten kunnen worden afgebouwd. Het structurele nadelige effect voor de gemeente Houten wordt (vanaf 2018) geraamd op € 0,3 miljoen negatief. 5.2.3 Invoering betaald parkeren voor auto’s Bij de perspectiefnota 2014 is door de raad besloten: ‘vooralsnog niet in te stemmen met de invoering van betaald parkeren in voorzieningengebieden. Eerst is een breder en dieper onderzoek nodig voor de mogelijkheden voor betaald parkeren. De resultaten hiervan kunnen betrokken worden bij de strategische visie. De financiële taakstelling € 0,3 miljoen vanaf 2016 blijft staan’. Op basis van het beleidsakkoord vindt vooralsnog geen invoering plaats van betaald parkeren. Gezien de financiële taakstelling van € 0,3 miljoen is alternatieve dekking nodig. Het structurele effect is budgetneutraal omdat alternatieve dekking onderdeel is van het totale pakket aan ombuigingsvoorstellen binnen een bandbreedte van € 2,5 - € 3 miljoen. 5.2.4 Beleidsintensivering / nieuw beleid Om ‘beweging’ mogelijk te maken wordt er financiële ruimte gecreëerd voor beleidsintensivering / nieuw beleid. Incidenteel door de vorming van twee fondsen. Een ‘Toekomstfonds’ (€ 0,5 miljoen) dat zich richt op bijvoorbeeld herontwikkeling en initiatieven voor energietransitie. Het ‘Toekomstfonds’ wordt gevormd vanuit de eerder door de raad bij de begroting 2012 vrijgemaakte middelen (€ 2,5 miljoen) vanuit de beklemde reserve. Daarnaast is een fonds ‘Buitengebied’ (€ 250.000). Dit fonds is nodig voor het verder ontwikkelen, in een goede balans tussen wonen en natuur, van de recreatie en landbouw in het buitengebied. Dit fonds wordt gefinancierd vanuit de al toegezegde cofinanciering (€ 1,0 miljoen) voor Linieland. Ook is er beperkt structurele financiële ruimte (€ 0,1 miljoen) gecreëerd. De inzet van deze middelen is in onderstaande tabel weergegeven. De beleidsmatige toelichting is onderdeel van hoofdstuk 2 Beleidsambities.
Collegeprogramma 2014-2018
32
Tabel: beleidsintensivering / nieuw beleid
Omschrijving Lidmaatschap O-gen Deelname Economic Board Utrecht (EBU) Citymarketing Opstellen gebiedsvisies Onderzoeksbudget Mobilteit ‘Huis van de Stad’ Totaal beleidsintensivering / nieuw beleid
bedragen * € 1.000 2015 20 50 25 5 10 pm 110
2016 20 50 25 5 10 pm 110
2017 20 50 25 5
2018 20 50 25 5
pm 100
pm 100
e
5.3 3 Fase ombuigingsvoorstellen (op basis van het beleidsakkoord 2014-2018) De omvang van de extra benodigde ombuigingen ligt op basis van beleidsakkoord binnen een bandbreedte van € 2,5 - € 3,0 miljoen. Bij deze nieuwe ombuigingen worden (unieke) voorzieningen ontzien. Een verhoging van de Ozb is nu niet aan de orde. Dit komt pas aan de orde als alle andere mogelijkheden zijn verkend en niet tot gewenste (financiële) effecten leiden. De tabel met ombuigingsvoorstellen is aan het begin van hoofdstuk 5 opgenomen. In de bijlage ‘overzicht ombuigingsvoorstellen’ bij dit collegeprogramma worden de 9 voorstellen nader toegelicht. Het uiteindelijke bedrag aan ombuigingen is afhankelijk van datgene dat nodig is om de meerjarenbegroting structureel in evenwicht te houden én te voorzien van een solide financiële buffer. Hierdoor is het niet nodig om bij nieuwe financiële tegenvallers direct extra ombuigingsmaatregelen te nemen. Vooralsnog blijven wij streven naar een solide buffer van ongeveer € 0,5 miljoen in 2018. 5.4 Onttrekking aan de bestemmingsreserve economische crisis Op 3 juni 2014 heeft de raad besloten om het jaarrekeningresultaat 2013 te storten in de bestemmingsreserve economische crisis én de jaarrekeningresultaten 2013-2015 in samenhang te beschouwen. Als gevolg van dit besluit wordt bij de begroting 2015 het begrote tekort aangevuld met een onttrekking vanuit de bestemmingsreserve economische crisis. Op basis van het collegeprogramma is dit ruim € 1,2 miljoen.
Collegeprogramma 2014-2018
33
6. Financiële onzekerheden De omgeving waarin wordt gewerkt is permanent aan veranderingen onderhevig. Bestuurlijke, maatschappelijke en economische invloeden (landelijk, regionaal en lokaal) hebben een grote impact. De financiële onzekerheden zijn hierdoor de laatste jaren toegenomen. In dit collegeprogramma wordt een aantal onzekerheden beschreven. In de begroting 2015 worden deze onzekerheden, indien nodig, vertaald naar risico’s en opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing. Stichting Station op Wielen De Stichting Philadelphia Zorg is de afgelopen jaren onvoldoende in staat geweest om op een verantwoorde wijze het Station op Wielen te exploiteren. Daarnaast is gebleken dat de vaste lasten voor de Stichting een (te) zware last vormen. De vaste lasten bestaan vooral uit rente en aflossing op een door de gemeente Houten verstrekte hypothecaire geldlening van € 1,2 miljoen. Indien geen maatregelen worden getroffen is een faillissement wellicht onafwendbaar, waarbij de gemeente Houten de grootste schuldeiser is. Woningcorporatie Viveste is namelijk teruggetreden uit het stichtingsbestuur. Op grond van de projectovereenkomst heeft Viveste wel € 350.000 extra gestort, waardoor de stichting op korte termijn geen liquiditeitsproblemen heeft. In de huidige situatie is het risico dus nagenoeg geheel voor de gemeente Houten. Hierdoor zal de gemeente bij een faillissement van de stichting als nagenoeg enige schuldeiser een incourant pand in bezit krijgen. In 2014 moeten dan ook besluiten worden genomen over het stichtingsbestuur in de nieuwe situatie. Ook moeten er maatregelen worden genomen waardoor het risico tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht en/of de stichting weer levensvatbaar wordt. Kasteel Heemstede In 1999 heeft de gemeente een lening gegarandeerd voor de restauratie van kasteel Heemstede. Oorspronkelijk betrof dit leningen tot een totaal bedrag van fl. 12.000.000 (€ 5.445.363) verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds (NRF). Formeel garandeerde de gemeente hiervan een bedrag van fl. 9.000.000 (€ 4.084.022) en is het restant verstrekt onder eigen risico. Naast de leningen op het hoofdgebouw, zijn door een andere geldverstrekker leningen verstrekt voor de bijgebouwen. De gemeente staat hiervoor niet garant. De leningen zijn verstrekt aan Kasteel Heemstede BV, een onderdeel van de Phanos-groep. Deze projectontwikkelaar verkeert sinds 2012 in staat van faillissement. De rente en aflossing van de e leningen worden niet meer voldaan. Omdat er een recht van 1 hypotheek is gevestigd, heeft de geldgever het recht van uitwinning. Dat houdt in dat het pand verkocht kan worden om de schuld van de lening af te lossen. Dit risico lijkt echter te overzien. Het risico voor de betalingsachterstand van de rente en aflossing is echter groter en loopt per maand met ongeveer € 25.000 op. De omvang daarvan wordt geschat op ongeveer € 800.000. De kans dat het risico zich voor gaat doen, wordt ook hoog ingeschat (zie ook eerste bestuursrapportage 2014). In overleg met de geldgever en de bewindvoerder/curator wordt geprobeerd om tot een zo gewenst mogelijk scenario te komen. Algemene uitkering Groot onderhoud gemeentefonds (tweede gedeelte) De herverdeling van de clusters Werk en Inkomen, Openbare Orde en Veiligheid en Gebiedsontwikkeling moeten nog plaatsvinden. Naar verwachting worden de effecten (vanaf 2016) hiervan in 2015 bekend gemaakt. Decentralisaties De budgetten voor de decentralisaties Jeugdzorg en Wmo zijn bijgesteld in de meicirculaire 2014. Voor de decentralisatie Jeugd is ongeveer € 10,7 miljoen beschikbaar. Voor de decentralsiatie Awbz naar Wmo € 3,8 miljoen. Daarnaast is de door het Rijk doorgevoerde korting op huishoudelijk hulp ongeveer € 0,6 miljoen per jaar. Of deze (resterende) budgetten voldoende zijn om de kwaliteit van de zorgverlening in stand te houden moet nog blijken. Collegeprogramma 2014-2018
34
Voor de participatiebudgetten heeft het Rijk een model ontwikkeld voor een nieuwe verdeling van de bijstand- en re-integratiebudgetten. De effecten hiervan zijn nu nog onduidelijk. Om ook hier de herverdeeleffecten in de overgangssituatie te beperken komt er wel een overgangsregime. Vermindering aantal sociaal culturele centra De Raad heeft bij de tweede fase ombuigingen besloten om in totaal voor € 450.000 per jaar (vanaf 2015) structureel te besparen op sociaal-culturele centra. Een belangrijk gedeele hiervan is ondertussen door verschillende maatregelen gerealiseerd. Op dit moment resteert er nog een taakstellende bezuiniging van € 106.000 waar nog geen concrete invulling aan is gegeven. De uitvoering van deze laatste fase is niet eenvoudig en vraagt veel personele inzet. Er is een groslijst met mogelijke maatregelen. Niettemin wordt het zoekgebied verruimt naar het beheer en onderhoud van alle accommodaties om de taakstelling te realiseren. Beheer openbare ruimte De gemeente Houten heeft zich de afgelopen decennia gekenmerkt door een forse groei van de bevolking. De bebouwing en openbare ruimten, zoals wegen en groenvoorziening zijn navenant meegegroeid. Gemeenten die sterk groeien lopen het risico zoveel tijd en aandacht te stoppen in het hier-en-nu van de groei-opgave, dat zij minder of geen oog hebben voor de toekomst. Hierdoor bestaat het risico dat er te weinig financiële reserveringen plaatsvinden voor groot onderhoud op lange termijn en kan het groot onderhoud onverwacht een fors gat in de begroting slaan. Uit een recent onderzoek van de rekenkamercommissie is gebleken dat de gemeente Houten de zaken grosso-modo goed op orde heeft. De begroting is goed op orde en risico’s zijn afgedekt via reserves. De begroting geheel overziend is de komende vijf jaren noch te ruim noch te krap. Voor de (middel)lange termijn is er echter wel sprake van een risico. Op dit moment wordt namelijk onvoldoende gespaard voor grotere uitgaven die op termijn op ons afkomen. Dit inzicht is eerder met de raad gedeeld. De Houtense openbare ruimte is - ondanks de ombuigingen van de laatste jaren – nog steeds van een hoge kwaliteit. Dit kwaliteitsniveau moet in deze bestuursperiode worden behouden. Om ook in de toekomst de kwaliteit te waarborgen moet financieel beleid worden ontwikkeld voor de betaalbaarheid van de openbare ruimte op de lange termijn. Op dit moment vindt - aan de hand van het BOR programma - onderzoek plaats naar de keuzes die aan de raad kunnen worden voorgelegd.
Collegeprogramma 2014-2018
35
7. Weerstandsvermogen grondexploitatie en algemene dienst In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkelingen van het weerstandsvermogen van de grondexploitatie en de algemene dienst. Grondexploitatie Geactualiseerde grondexploitatie 2014 Op 3 juni 2014 heeft de raad de jaarstukken 2013 vastgesteld. Onderdeel hiervan is de herziening van de grondexploitatie 2014 en het risicoprofiel. Het saldo van de grondexploitatie is geprognosticeerd op € 0,3 miljoen positief (2013: € 0,5 miljoen positief). De integrale grondexploitatie van Houten bestaat uit een aantal actieve deelexploitaties met een gezamenlijk saldo. In het Reglement Grondzaken is vastgelegd, dat er pas een nieuwe grondexploitatie mag worden geopend, als deze naar verwachting minimaal neutraal is, waarbij instemming van de gemeenteraad vereist is. Voor wat betreft eventueel nog in exploitatie te nemen veranderlocaties geldt dat de verwachting van een sluitende grondexploitatie na herontwikkeling realistisch is. Bij het opmaken van de jaarrekening 2013 is een aantal exploitaties afgesloten. Dit zijn in het centrum: openbare ruimte; spoorzone; fietstransferium; busstation en de woningbouwlocaties Rabobank en De Fuik. Daarnaast veranderlocaties (algemeen); visie Oude Dorp; parklandgoed Wulven en de gebiedsvişie Schonauwenseweg. De nog actieve deelexploitaties maken allen deel uit van de Exploitatie Stedelijk. In de exploitaties Landelijk en Eiland van Schalkwijk bevinden zich geen deelexploitaties meer. Risicoprofiel Het risicoprofiel is door een aantal project specifieke interventies en generieke maatregelen als volgt gewijzigd: - door het vervallen van de deelexploitatie centrum woningbouwlocaties Rabobank en De Fuik vervalt het risico dat bij het behalen van de geprognosticeerde opbrengsten hoort; - een resultaatverlaging in Loerik VI zorgt voor een verbetering van het risicoprofiel. Door deze maatregelen is het financieel risicoprofiel gewijzigd naar € 4,7 miljoen in maart 2014 (maart 2013: € 6,8 miljoen). Risicobuffer Tegenover dit risicoprofiel staat een risicobuffer. De risicobuffer voor de grondexploitatie bestaat de post onvoorzien binnen de grondexploitatie, het Volkshuisvestingsfonds, de 3 bestemmingsreserve Linieland en het voor de grondexploitatie geoormerkte deel (€ 7,5 miljoen) van de beklemde reserve. Door de project specifieke interventies en generieke maatregelen is de risicobuffer gewijzigd naar € 10,0 miljoen in maart 2014 (maart 2013: € 9,8 miljoen). Samenvatting De tabel op de volgende pagina geeft de cijfermatige ontwikkeling in de verschillende instrumenten aan, op basis van inhoudelijke keuzes, maatregelen en ingrepen.
3
In dit collegeprogramma wordt voorgesteld om ten laste van de bestemmingsreserve Linieland een fonds ‘Buitengebied’ te vormen. Hierdoor wordt de risicobuffer € 250.000 lager. Collegeprogramma 2014-2018
36
Tabel:
ontwikkeling financiële instrumenten grondexploitatie
Omschrijving
bedragen * € 1.000
saldo grex
risico profiel
risico buffer
0,5
-6,8
9,8
0,3
-4,7
10,0
Stand per maart 2013 (jaarrekening) Inhoudelijke wijzigingen per juli 2013 e niet realiseren 2 lift station afsluiten bestekken/projecten fasering Castellum/Hofstad III NB: het saldo van de grondexploitatie mag niet meer in de buffer worden meegenomen, wel de post onvoorzien in de grondexploitatie
Inhoudelijke wijzigingen per november 2013 rentevoordeel afgesloten geldleningen geluidsmaatregelen fasering De Meerpaal/SWL Meerpaal en Loerik VI reservering Castellum diverse mutaties op basis van actualisatie
Inhoudelijke wijzigingen per maart 2014 rentevoordeel op basis van jaarrekening extra vrije kavels (Blauwgras en Kademuur) plankosten schrappen centrum locaties Rabobank en De Fuik resultaatverlaging Loerik VI De Slinger West diverse mutaties op basis van actualisatie
Stand per maart 2014 (jaarrekening)
Er zijn op het moment van het opstellen van het collegeprogramma geen nieuwe ontwikkelingen die substantieel van invloed zijn op de herziening grondexploitatie 2014, het risicoprofiel en/of de risicobuffer. Algemene dienst Bij de vaststelling van de jaarstukken 2013 heeft de raad op 3 juni 2014 besloten om de jaarrekeningresultaten 2013-2015 in samenhang te beschouwen. Door dit besluit is bij de jaarstukken 2013 € 2.688.641 gestort in de bestemmingsreserve economische crisis. De prognose van de begrotingssaldi 2014 en 2015 zijn negatief (2014: - € 627.000 en 2015: - € 1.160.000). Op basis van de voorziene onttrekkingen in 2014 (€ 700.000) en 2015 (€ 1.260.000) aan deze bestemmingsreserve resteert er in 2015 € 700.000 (afgerond) in de bestemmingsreserve economische crisis. Het werkelijke saldo van deze bestemmingsreserve wordt bij de jaarrekening 2015 gestort in de vrije algemene reserve. In de door de raad op 12 november 2013 vastgestelde begroting 2014 is de laatste meerjarige prognose van de omvang van de vrije algemene reserve opgenomen. Deze prognose is in onderstaande tabel geactualiseerd. De basis hiervoor zijn de jaarstukken 2013, de eerste bestuursrapportage 2014 en het financieel meerjarenperspectief 2015-2018 op basis van het e collegeprogramma 2014-2018 (inclusief voorstellen 3 fase ombuigingen).
Collegeprogramma 2014-2018
37
Tabel: ontwikkeling vrije algemene reserve op basis van financieel meerjarenperspectief 2015-2018 bedragen * € 1.000 Omschrijving
Bedrag
Stand per 1 januari 2014
2,650
Mutaties: Storting ten behoeve van overlopende budgetten van 2013 naar 2014 (op basis van jaarrekeningresultaat 2013) Onttrekking ten behoeve van overlopende budgetten 2013 naar 2014
0,055
Prognose stand per 1 januari 2015
-0,055 2,650
Mutaties: Het begrote negatieve saldo voor 2014 (op basis van de eerste bestuursrapportage) wordt onttrokken uit de de bestemmingsreserve economische crisis Prognose stand per 1 januari 2016
pm 2,650
Mutaties: Het begrote negatieve saldo voor 2015 (op basis van het collegeprogramma 2014-2018) wordt onttrokken uit de bestemmingsreserve economische crisis Prognose stand per 1 januari 2017
2,650
Mutaties: Indicatie begrotingssaldo 2016 (op basis van collegeprogramma 2014-2018) Storting vanuit bestemmingsreserve economische crisis (restant saldo jaren 2013-2015) Prognose stand per 1 januari 2018
-0,860 0,700 2,490
Mutaties: Indicatie begrotingssaldo 2017 (op basis van collegeprogramma 2014-2018)
-0,400
pm
Prognose stand per 1 januari 2019
2,090
Mutaties: Indicatie begrotingssaldo 2018 (op basis van collegeprogramma 2014-2018)
0,300
Prognose stand per 1 januari 2020
2,390
Op basis van deze indicatie blijft de omvang van de vrije algemene reserve gedurende de komende bestuursperiode schommelen rond de provinciale norm. In de bovenstaande ontwikkeling van de vrije algemene reserve is geen rekening gehouden met de € 2,5 miljoen die bij de begroting 2012 door de raad, uit de beklemde reserve, is vrijgemaakt voor een eventuele versterking van de vrije algemene reserve. Deze middelen worden op basis van het beleidsakkoord 2014-2018 ingezet voor de vorming (€ 0,5 miljoen) van een ‘Toekomstfonds’. Het resterende gedeelte van € 2,0 miljoen wordt zo optimaal mogelijk aangewend om beweging in het gemeentelijk maatschappelijk vastgoed mogelijk te maken. Bijvoorbeeld door het afboeken van boekwaarde van gebouwen tot een reëlere commerciële of maatschappelijke waarde. Hierdoor ontstaan betere mogelijkheden voor verkoop en/of verhuur. Ook kunnen panden beter worden geëxploiteerd en nemen risico’s af. Ook het afboeken van investeringen met een maatschappelijk nut maakt hier onderdeel van uit. In het collegeprogramma zijn hiervoor opties/mogelijkheden uitgewerkt. Bij de uitwerking is gebleken dat de beschikbare € 2,0 miljoen niet voldoende is om deze beweging maximaal te faciliteren. Zeker in relatie tot de beoogde structurele ombuigingstaakstelling op het maatschappelijk vastgoed van € 0,7 miljoen. Om deze taakstelling te realiseren is, binnen de in het beleidsakkoord geschetste kaders, een beroep op de beklemde reserve noodzakelijk. In de bijlage ‘overzicht ombuigingsvoorstellen’ is dit in het voorstel 1 ‘maatschappelijk vastgoed’ verder uitgewerkt. In de tabel hieronder is de actuele stand van de beklemde reserve weergegeven. De basis hiervoor zijn de jaarstukken 2013 en het financieel meerjarenperspectief 2015-2018 van het e collegeprogramma 2014-2018 (inclusief voorstellen 3 fase ombuigingen).
Collegeprogramma 2014-2018
38
Tabel: ontwikkeling beklemde reserve op basis van financieel meerjarenperspectief 2015-2018 bedragen * € 1.000 Omschrijving
Bedrag
Stand per 1 januari 2014
30,275
Mutaties: Onttrekking ten behoeve van realisatie taakstelling maatschappelijk vastgoed (op basis van collegeprogramma 2014-2018) Prognose stand per 1 januari 2015
-0,900 29,375
De bovenstaande ontwikkeling past binnen de eerder door de raad gestelde kaders én binnen de ingezette lijn bij het beleidsakkoord 2014-2018, te weten ‘beweging mogelijk maken door het inzetten van een deel van de beklemde reserve’. In feite wordt zogenaamd ‘liggend’ geld ingezet om naast ombuigingen ook investeringen in de toekomst van Houten te doen.
Collegeprogramma 2014-2018
39
Collegeprogramma 2014-2018
40
Bijlage
Overzicht ombuigingsvoorstellen
Collegeprogramma 2014-2018
41
Collegeprogramma 2014-2018
42
Thema
Maatschappelijk vastgoed
Voorstel
1
Gevraagd (raads)besluit
In te stemmen met: (1.1) Het afboeken van investeringen met een maatschappelijk nut (1.2) Het vrij laten vallen van middelen die zijn gereserveerd als ondersteunende middelen voor de invulling van de extra ombuigingen (1.3) Onderzoek naar afboeken van boekwaarde op gebouwen tot reëlere commerciële of maatschappelijke waarde
1. Inhoud voorstel Om beweging mogelijk te maken wordt een deel van de beklemde reserve ingezet. In feite wordt zogenaamd ‘liggend’ geld ingezet om naast ombuigingen ook investeringen in de toekomst van Houten te doen. Enerzijds wordt dit gedaan door een ‘Toekomstfonds’ op te richten. Dit fonds richt zich onder andere op herontwikkeling en initiatieven voor energietransitie. Daarnaast wordt (in samenspraak met de accountant) bekeken of boekwaarde op gebouwen kunnen worden verlaagd tot reëlere commerciële of maatschappelijke waarde. Hierdoor kunnen exploitatielasten worden verlaagd, waardoor nieuwe maatschappelijke initiatieven mogelijk worden gemaakt. Ook maakt dit verkoop en/of verhuur van leegstaand vastgoed kansrijker. 2. Motivering (1.1) Op basis van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) hoeven investeringen met een maatschappelijk nut niet te worden geactiveerd. In dit geval betreft het de aanleg van straatverlichting. Deze éénmalige afboeking van € 2,9 miljoen kan voor het grootste (€ 2,0 miljoen) uit het eerder door de raad vrijgemaakt gedeelte vanuit de beklemde reserve voor de algemene dienst worden gefinancierd. Voor het resterende gedeelte van € 0,9 miljoen wordt een beroep gedaan op de beklemde reserve. De rentekosten hiervan zijn in de onderstaande tabel financiële effecten verwerkt (netto-effect). (1.2) In 2013 heeft er een conversie op de leningenportefeuille plaatsgevonden. Dit heeft een structureel rentevoordeel opgeleverd. Deze middelen zijn gereserveerd als ondersteunende middelen voor de invulling van de extra ombuigingen van € 2,5 - € 3,0 miljoen (zie overdrachtsdocument 2014 pagina 40). Nu er meer gekozen wordt om de beklemde reserve in te zetten om naast ombuigingen ook investeringen in de toekomst in Houten te doen kunnen deze middelen vrijvallen. (1.3) In samenspraak met de accountant en taxateurs de boekwaarde op gebouwen actualiseren. Op basis hiervan kijken welke mogelijkheden er zijn in relatie tot de resterende taakstelling van ongeveer € 150.000. 3. Financiële effecten . Omschrijving (deel)voorstel (1.1) Afboeken van investeringen (al geactiveerd) met een maatschappelijk nut (netto-effect) (1.2) Vrij laten vallen van middelen die zijn gereserveerd als ondersteunende middelen voor de invulling van de extra ombuigingen (1.3) Taakstelling op afboeken boekwaarde gebouwen tot reëlere commerciële of maatschappelijke waarde (inclusief afboeken investeringen (onderhanden in 2014) met een maatschappelijk nut (netto-effect) Totaal
2015
2016
2017
2018
200.000
200.000
200.000
200.000
350.000
350.000
350.000
100.000
150.000
150.000
150.000
300.000
700.000
700.000
700.000
4. Externe betrokkenheid (1.3) De accountant. Samen met gebruikers van de gebouwen zoeken naar optimale oplossingen (maatwerk). 5. Maatschappelijke effecten Niet van toepassing. 6. Randvoorwaarden voor invoering voorstel Niet van toepassing.
Collegeprogramma 2014-2018
43
Thema
Intergemeentelijke samenwerking
Voorstel
2
Gevraagd (raads)besluit
In te stemmen met: Een taakstellende bezuiniging op de intergemeentelijke samenwerking
1. Inhoud voorstel Samenwerking tussen gemeenten kan de kwaliteit en doelmatigheid van dienstverlening aan inwoners en bedrijven verhogen. Als die meerwaarde aannemelijk is, staan we open voor vergaande samenwerking met andere gemeenten. Enerzijds vanuit motieven van kwaliteitsverbetering, kwetsbaarheidsvermindering en kostenverlaging. Anderzijds vanuit een vergelijkbare bestuurlijke visie op de rol van de lokale overheid in een veranderende samenleving. Met buurgemeente Wijk bij Duurstede zijn hiervoor verkennende gesprekken gestart. Deze ontwikkeling geeft kansen/mogelijkheden om in de (nabije) toekomst ombuigingen te realiseren. 2. Motivering Binnen het Kromme Rijngebied zijn naar verwachting door gezamenlijke aanbesteding in het ruimtelijk domein én ambtelijke samenwerking - in de meest brede zin- schaalvoordelen te realiseren. 3. Financiële effecten . Omschrijving (deel)voorstel Gezamenlijk aanbesteden en ambtelijke samenwerking Totaal
2015
2016 200.000 200.000
2017 200.000 200.000
2018 400.000 400.000
4. Externe betrokkenheid Colleges van B&W van de Kromme Rijn gemeenten. 5. Maatschappelijke effecten Niet van toepassing. 6. Randvoorwaarden voor invoering voorstel Politiek en bestuurlijk draagvlak.
Collegeprogramma 2014-2018
44
Thema
Bibliotheek
Voorstel
3
Gevraagd (raads)besluit
In te stemmen met: Verlaging subsidiebijdrage bibliotheek
1. Inhoud voorstel In Houten een bibliotheekfunctie, in een innovatief concept, realiseren met een budget van maximaal € 0,5 miljoen per jaar. Er wordt in 2014 naast de regionale bibliotheek ook met andere aanbieders en maatschappelijke partners geïnventariseerd hoe dit gerealiseerd kan worden met ingang van 2016. Daarbij wordt ingezet op een minimale uitleenfunctie met de nadruk op jeugd en jongeren. 2. Motivering De functie van de bibliotheek kan herijkt worden op de maatschappelijke ontwikkelingen: digitalisering, transities, Bibliotheekwet en participatie. Het past binnen het provinciale beleid. Dit biedt namelijk meer ruimte voor verschillen tussen stad en provincie. Het nieuwe concept biedt de mogelijkheid om de vraag van de burger en aanbod van andere organisaties beter op elkaar af te stemmen in een duurzaam bibliotheek concept. 3. Financiële effecten . Omschrijving (deel)voorstel 4 Verlaging subsidiebudget bibliotheek Totaal
2015
2016 300.000 300.000
2017 300.000 300.000
2018 300.000 300.000
4. Externe betrokkenheid Op korte termijn met bestuur van de bibliotheek in gesprek gaan over de formele aankondiging herziening aanpak en budget per 1 januari 2016. Daarnaast is overleg nodig met: huidige partners regiogemeenten (krijgen hogere overheadskosten doorberekend); provincie over inzet nieuw concept; bibliotheek Service centrum (Bisc); onderwijs (basisscholen en voortgezet onderwijs); theater aan de Slinger en Van Houten&Co; mogelijk andere regionale bibliotheken; mogelijk andere aanbieders van bibliotheekfuncties. 5. Maatschappelijke effecten Bibliotheek biedt slechts basisdienstverlening aan, in samenhang met andere cultuur- en welzijnsorganisaties. Heroverweging functionele invulling afhaalpunt Schalkwijk en locatie Schoneveld. Mogelijke verplaatsing van bezoekers en leden naar andere (stad/ regio) bibliotheken. Door een innovatief concept met het accent op jeugd, jongeren en onderwijs in relatie met het cultuurplein te realiseren wordt het mogelijk om in het fysieke bibliotheekgebouw meer functies onder te brengen. Versterking cultuurplein. 6. Randvoorwaarden voor invoering voorstel In 2014: onderzoek juridische randvoorwaarden afscheid bibliotheek, termijn opzegging, hoogte bezuiniging in verband met behoorlijk bestuur; onderzoek naar noodzaak aanbesteding / subsidiëring; collegevoorstel met de aankondiging om de subsidierelatie te beëindigen per 1-1-2016. Er is een risico dat de bibliotheek bezwaar aantekent tegen de korte periode van afbouw. De verdere planning kan er als volgt uit zien: augustus: basisconcept bibliotheek van de toekomst en oriëntatie op mogelijke nieuwe aanbieders oktober: programma van eisen voor nieuw bibliotheek concept én gebruik van fysieke ruimte oktober: gesprekken met provincie, Bisc, Regionale bibliotheek et cetera november/december: start gesprekken met andere maatschappelijke partners (basis- en voortgezet onderwijs, Stichting aan de Slinger, Van Houten&Co, Houtense Helden et cetera In 2015: januari/februari vervolggesprekken andere maatschappelijke partners maart: uitvraag nieuwe concepten aanbieders juni-oktober: invulling nieuw concept en fysieke ruimte bibliotheek -
4
Realisatie van de taakstelling moet op inhoud plaatsvinden en mag geen lagere huuropbrengsten in de grondexploitatie tot gevolg hebben. Collegeprogramma 2014-2018
45
Thema
Verzelfstandiging beheer en onderhoud (sport)accommodaties
Voorstel
4
Gevraagd (raads)besluit
In te stemmen met: (4.1) Een taakstelling op de exploitatiekosten van (sport)accommodaties (4.2) Het laten instellen van een onderzoek naar andere exploitatievormen (van) sportaccommodaties (4.3) Het realiseren van de taakstelling binnen het breder vastgoed domein
1. Inhoud voorstel In de afgelopen periode is er een tweetal onderzoeken gedaan. a. Onderzoek naar de gevolgen van verenigingen meer keuzevrijheid en ondernemerschap te bieden. De uit dit onderzoek naar voren gekomen opties zijn, daar waar mogelijk, al toegepast. Voorbeelden zijn verruiming reclame mogelijkheden en verruiming openingstijden kantines. Enkele ideeën konden geen doorgang vinden door gemeentelijke regelgeving. Bijvoorbeeld op grond van bestemmingsplannen en dergelijke. Meer ruimte bieden aan verenigingen is nauwelijks mogelijk. Verder onderzoek nú levert daarom niet substantieel meer inkomsten op voor de verenigingen b. Onderzoek naar een besparing op de beheer- en onderhoudskosten. Ten aanzien van de gewenste besparing op beheer- en onderhoudskosten in relatie tot het uitbesteden van werkzaamheden aan verenigingen is in 2012 in opdracht van de gemeente Houten een onderzoek gedaan door Asset Facility Management. Het onderzoeksresultaat, destijds gepresenteerd aan de raad, heeft uitgewezen dat de (bescheiden) besparingen niet opwegen tegen een toenemend veiligheidsrisico. In het kader van de noodzakelijk extra ombuigingen is het van belang om actief andere exploitatievormen te verkennen. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de resulaten van de pilot met betrekking tot de Kruisbooghal. Binnen deze pilot zijn Taurus (hoofdgebruiker) en gemeente samen in overleg om te komen tot een andere exploitatievorm. Daarnaast wordt onderzocht wat het effect is van het langdurig onderbrengen van alle beheer in een overkoepelende stichting. In deze stichting zijn alle sportclubs en de gemeente vertegenwoordigd. De verkenning naar andere exploitatievormen moet uiteindelijk leiden tot een besparing op de exploitatiekosten. Het bovenstaande geeft aan dat de speelruimte beperkt is om de besparing alleen bij sportaccommodaties te realiseren. Daarom wordt dan ook voorgesteld om de besparing op exploitatiekosten te realiseren in een breder domein. Hierbij wordt aangehaakt bij het reeds lopende onderzoek naar gemeentelijke samenwerking op het gebied van vastgoedmanagement. Deze ontwikkeling biedt op termijn uitzicht op het realiseren van een structurele besparing op de beheer- en onderhoudskosten van de totale gemeentelijke vastgoedportefeuille (inclusief sportaccommodaties). 2. Motivering (4.2) Actief samen met sportplatform en sportverenigingen ruimte zoeken om de keuzevrijheid en ondernemerschap bij de exploitatie van accommodaties te vergroten. (4.3) Het is efficiënt om aan te sluiten bij lopende regionale ontwikkelingen. 3. Financiële effecten . Omschrijving (deel)voorstel (4.1)Taakstelling op de exploitatiekosten van (sport)accommodaties Totaal
2015
2016
2017
2018
200.000
200.000
200.000
200.000
4. Externe betrokkenheid (4.2) Platform sport c.q de sportverenigingen (4.3) De samenwerkingspartners in de nieuw te vormen vastgoedorganisatie 5. Maatschappelijke effecten Niet van toepassing. 6. Randvoorwaarden voor invoering voorstel De besturen van de verenigingen moeten in staat en bereid zijn structureel de verantwoordelijkheid te nemen voor het beheer en onderhoud van de sportaccommodaties. Voldoen aan de veiligheidseisen en de controle hier op. Gemeente als eigenaar van de accommodaties blijft altijd eindverantwoordelijk. Verenigingen moeten financieel, organisatorisch en vakinhoudelijk voldoende kennis en capaciteit hebben om uitvoering te kunnen geven aan het beheer en onderhoud. Minimaal onderhoudsniveau vastleggen. Collegeprogramma 2014-2018
46
Thema
Zwembad De Wetering
Voorstel
5
Gevraagd (raads)besluit
In te stemmen met: Een taakstelling op de aanbesteding van het beheer van het zwembad De Wetering
1. Inhoud voorstel Op 1 januari 2007 is de gemeente een langjarige huur- en exploitatieovereenkomst aangegaan met Optisport inzake het zwembad en sporthal De Wetering. Deze overeenkomst loopt af op 31 december 2017. De huidige exploitatiebijdrage bedraagt ongeveer € 850.000 en de huur ongeveer € 500.000. Dit contract kan worden omgezet in een contract met een maatschappelijke component: inzet van vrijwilligers bij de exploitatie en het toezicht waarbij deze vrijwilligers gelieerd zijn aan de zwem- en duikverenigingen. Er moet breed onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden van exploitatie voor het zwembad De Wetering. Welke opties zijn er binnen Houten en kunnen direct betrokkenen (zwemverenigingen) onderdeel worden van de exploitatie wel of niet als onderdeel van een, via een aanbesteding te selecteren, commerciële partij. Om tijdig te kunnen beschikken over de juiste ingrediënten voor de wijze van exploitatie en de verwerking hiervan in een plan van eisen/bestek alsmede de hierop volgende aanbestedingsprocedure zal het verkennend onderzoek in 2016 plaats moeten vinden. Hierdoor kan het plan van eisen/bestek en de bijbehorende aanbesteding in 2017 plaatsvinden. 2. Motivering De huidige methode van exploitatie (via een commerciële partij) is te duur en achterhaald. Deze sportfaciliteiten moeten meer gedragen worden door de direct betrokkenen: de Houtense bevolking. 3. Financiële effecten . Omschrijving (deel)voorstel Verlagen exploitatiebijdrage zwembad De Wetering Totaal
2015
2016
2017
2018 200.000 200.000
4. Externe betrokkenheid Huidige verenigingen die van de faciliteiten gebruik maken . KNZB: verricht op dit moment veel onderzoek naar alternatieve exploitatiemodellen voor zwembaden. Partijen in het kader van sponsoring/relatie met projecten als JOGG, Buurtsportcoaches, combi-functionarissen et cetera. 5. Maatschappelijke effecten Het beschikbaar blijven van de faciliteiten waarbij een mogelijke versobering van het aanbod niet op voorhand wordt uitgesloten. Een mogelijk hogere bijdrage door de maatschappij aan het instandhouden van deze accommodaties. 6. Randvoorwaarden voor invoering voorstel Er moet draagvlak zijn onder de gebruikers om een taak te vervullen in de exploitatie van het zwembad en de sporthal. Dit wel of niet in samenwerking met een commerciële partij.
Collegeprogramma 2014-2018
47
Thema
Inbreiding / herprogrammering
Voorstel
6
Gevraagd (raads)besluit
In te stemmen met: (6.1) Onderzoek naar inbreidingslocatie Mozaïek / De Haag (6.2) Onderzoek naar inbreidingslocatie Wegwijzer / Den Oord (6.3) Onderzoek naar mogelijkheden om leegstaande kantoorruimte om te bouwen tot jongeren- / starterswoningen
1. Inhoud voorstel Er zijn twee kansrijke inbreidingslocaties die nader moeten worden onderzocht op programmering. Het betreft Mozaïek / De Haag en Wegwijzer / Den Oord. Deze beide locaties maken nog geen onderdeel uit van de grondexploitatie. Daarnaast onderzoek naar stimuleringsmaatregelen die het mogelijk maken om leegstaande kantoorruimte om te bouwen tot jongeren- / starterswoningen. 2. Motivering (6.1 t/m 6.2) Vinex is naar verwachting afgebouwd in 2018. Vooruitlopend hierop moeten kansrijke mogelijkheden voor nieuwe woningbouwlocaties tijdig worden onderzocht op haalbaarheid. De eventuele extra inkomsten uit de algemene uitkering en OZB worden, zoals afgesproken, gereserveerd voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte. (6.3) Enerzijds zijn er te weinig (betaalbare) jongeren- / starterswoningen, anderzijds te veel leegstaande kantoorruimte. Door stimuleringsmaatregelen is het mogelijk leegstaande kantoorruimte te transformeren tot jongeren- / starterswoningen. 3. Financiële effecten . Omschrijving (deel)voorstel (6.1) Ontwikkelen inbreidingslocatie Mozaïek / De Haag (6.2) Ontwikkelen inbreidingslocatie Wegwijzer / Den Oord (6.3) Ombouwen van leegstaande kantoorruimte tot 100-150 jongeren- / starterswoningen Totaal
2015
2016
2017
2018 0
0 0
50.000
100.000
50.000
100.000
4. Externe betrokkenheid (6.1 t/m 6.2) Overleg bij planontwikkeling met omwonenden. 5. Maatschappelijke effecten (6.1 t/m 6.2) Mogelijk weerstand van omwonenden. 6. Randvoorwaarden voor invoering voorstel Niet van toepassing.
Collegeprogramma 2014-2018
48
Thema
Wmo voorzieningen
Voorstel
7
Gevraagd (raads)besluit
In te stemmen met: (7.1) Een taakstelling op de uitgaven van de Wmo voorzieningen (7.2) Het uitwerken van een voorstel over de inhoudelijke concretisering en fasering van de taakstelling
1. Inhoud voorstel In de afgelopen periode (2009-2013) is met succes een daling van de uitgaven op de individuele voorzieningen Wmo gerealiseerd door toepassing van een set aan maatregelen. Ook de gekantelde werkwijze heeft ertoe geleid dat het beroep op individuele voorzieningen is afgenomen. Dit heeft ertoe geleid dat met behoud van de kwaliteit van de voorzieningen toch structurele ombuigingen zijn gerealiseerd. Vanaf 2015 wordt vanuit het Rijk een ombuiging van 40% op het budget Hulp bij het huishouden ingeboekt. Hierdoor moeten extra maatregelen worden getroffen om deze ombuiging binnen de bestaande begroting op te kunnen vangen. De 40% budgetkorting zal leiden tot een andere kwaliteit van zorg, waarbij nog meer dan voorheen gekeken zal worden naar wat mensen nog zelf kunnen. Inwoners die in staat zijn de hulp bij het huishouden zelf te organiseren en/of zelf kunnen betalen worden geacht dat zelf te doen. Op die manier blijft de voorziening hulp bij het huishouden weliswaar beschikbaar voor de groep inwoners die niet zelf in deze hulp kunnen voorzien, maar ook deze groep zal rekening moeten houden met vermindering van het aantal uren zorg. Daarnaast wordt door het Rijk ook het budget voor hulpmiddelen gekort. Deze voorliggende maatregelen hebben tot gevolg dat aanvullende maatregelen vanaf 2016 een andere kwaliteit van de ondersteuning met zich meebrengen. Dit vraagt ook innovatie van voorzieningen van individueel naar collectief, waarin tijdig geïnvesteerd moet worden om het beoogde resultaat te behalen. Toch is het van belang om in het kader van benodigde extra ombuigingen, op basis van het jaarrekeningresultaat 2013, ook een taakstelling op de Wmo voorzieningen met ingang van 2016 op te nemen. Voor een goede invulling hiervan is het nodig om in 2015 in samenhang met de evaluatie van de tijdelijke financiële uitgangspunten voor de transities (de ‘hekken’) ook een nader voorstel uit te werken voor de concretisering en fasering van deze taakstelling. 2. Motivering (7.1) Bij de jaarrekening 2013 is er budgetoverschot van ongeveer € 400.000 op de huidige budgetten voor Wmovoorzieningen. Zoals gezegd worden er door het Rijk nog substantiële ombuigingen op het Wmo-domein ingeboekt. Ook is het gevolg van de transformatieopgave nog onzeker. Toch moet het mogelijk zijn om op termijn op de Wmo-budgetten een gefaseerd oplopende taakstelling te realiseren. Gefaseerd omdat 2016 het jaar wordt waarin gemeenten volledige verantwoordelijkheid hebben over bestaande en nieuwe klanten in de Wmo. Het rendement van de innovatie van het beleid ten opzichte van de benodigde investering is dan nog ongewis. (7.2) In 2015 wordt inzichtelijk wat de financiële en maatschappelijke effecten zijn van de transities en de daarmee gepaard gaande budgetkortingen. Daarom is dan ook een evaluatie van de financiële constructie van de “hekken” voorzien. Dat is het juiste moment waarop de taakstelling nader kan worden ingevuld. 3. Financiële effecten . Omschrijving (deel)voorstel (7.1) Taakstelling op de uitgaven van de Wmo voorzieningen Totaal
2015
2016 100.000 100.000
2017 300.000 300.000
2018 500.000 500.000
4. Externe betrokkenheid Wmo-raad/nieuwe participatieraad Cliënten Wmo-voorzieningen en hun mantelzorgers netwerk Aanbieders Wmo-voorzieningen Maatschappelijke organisaties 5. Maatschappelijke effecten Groter beroep op zelfredzaamheid, mantelzorg en onderlinge hulp. Inwoners die in staat zijn de hulp bij het huishouden zelf te organiseren en/of zelf kunnen betalen worden geacht dat zelf te doen. Versobering van aanbod en maatschappelijke infrastructuur. Afname van mobiliteit . 6. Randvoorwaarden voor invoering voorstel Het betreft open einde regelingen. Incidenteel kunnen ‘dure’ voorzieningen (woonaanpassingen, ingewikkelde vervoersvoorzieningen) leiden tot overschrijding van budgetten. De maatregelen moeten passen binnen de wettelijke vereisten van de Wmo 2015.
Collegeprogramma 2014-2018
49
Thema
Voorzieningenniveau openbare ruimte
Voorstel
8
Gevraagd (raads)besluit
In te stemmen met: (8.1) Het omvormen van gazons naar bermgras intensief (8.2) Het zoveel mogelijk verwijderen van vrijstaande hagen (8.3) De rondwegwal taludzijde 1 keer per jaar maaien (8.4) Het verlagen van het budget voor incidentele infrastucturele verkeersmaatregelen (8.5) Het verlagen van budgetten op basis van analyse jaarrekeningresultaat 2013
1. Inhoud voorstel e e Door maatregelen uit de 1 en 2 fase ombuigingen is er nu nagenoeg overal in Houten sprake van toepassing van beeldkwaliteit niveau C. De zichtbare daadwerkelijk effecten hiervan laten nog enige tijd op zich wachten. Dit blijkt ook uit de leefbaarheidsmonitor 2012. In 2015 volgt een nieuwe leefbaarheidsmonitor. De waardering van de burgers voor de openbare ruimte is nog steeds onverminderd hoog. Verdere maatregelen hebben gevolgen voor het beeldkwaliteitsniveau (
2015 60.000
2016 60.000
2017 60.000
2018 60.000
30.000 pm
30.000 pm
30.000 pm
30.000 pm
20.000
20.000
20.000
20.000
10.000
10.000
10.000
10.000
80.000
80.000
80.000
80.000
200.000
200.000
200.000
200.000
Collegeprogramma 2014-2018
50
4. Externe betrokkenheid (8.1) Bewoners zelf de mogelijkheid bieden om het gazon voor de deur extra te maaien. (8.2) Overleg met bewoners daar waar grenshagen grenzen aan particulieren tuinen. 5. Maatschappelijke effecten (8.1) De openbare ruimte zal een minder strakke groene uitstraling hebben. (8.2) De uitstraling van de openbare ruimte zal landschappelijk saaier worden. In het geval dat er sprake is van een verkeersgeleidingsfunctie heeft het verwijderen mogelijk gevolgen voor de verkeersveiligheid. (8.3) Minder strakke groene uitstraling van de openbare ruimte. Mogelijk in strijd met de distelverordening. (8.4) Verkeersonveilige situaties kunnen niet meer acuut door een fysieke aanpassing worden aangepakt. 6. Randvoorwaarden voor invoering voorstel Niet van toepassing.
Collegeprogramma 2014-2018
51
Thema
Overige structurele effecten op basis van jaarrekeningresultaat 2013
Voorstel
9
Gevraagd (raads)besluit
In te stemmen met: (9.1) Het corrigeren van alle prijsgevoelige budgetten met 0,75% (9.2) Het aanpassen van budgetten op basis van analyse jaarrekeningresultaat 2013
1. Inhoud voorstel Het inflatiepercentage dat in de begroting 2015 wordt gehanteerd voor de mutatie van de prijsgevoelige budgetten is de prijs bruto binnenlands product voor 2015 volgens de korte-termijnraming van het CPB van maart 2014. Voor 2014 is dit 0,75%. In de begroting 2014 is (op basis van de korte-termijnraming van het CPB van maart 2013) vanaf het jaar 2014 rekening gehouden met een prijsstijging van 1,5%. In het kader van de noodzakelijke extra ombuigingen wordt, in tegenstelling tot wat gebruikelijk is, voorgesteld alle prijsgevoelige budgetten te corrigeren met 0,75%. Daarnaast is het jaarrekeningresultaat 2013 onderzocht op structurele effecten. Bij dit onderzoek is gekeken naar de historische (2010-2014) ontwikkeling van het budget in relatie tot de realisatie. Hieruit blijkt dat het voor een relatief klein bedrag (€ 50.000) mogelijk is om budgetten structureel af te ramen. 2. Motivering (9.1) De indexatie van de prijsgevoelige budgetten is, op basis van de bijgestelde ramingen van het CPB, vanaf 2014 te hoog. (9.2) Bij gelijkblijvende omstandigheden is aanpassing van enkele budgetten mogelijk. Het betreft budgetten voor: a. Rekenkamercommissie (€ 5.000) b. Communicatie en voorlichting (€ 20.000) c. Pachtgelden (€ 5.000) d. Dividend Vitens (€ 10.000) e. Jeugd- en jongerenbeleidsadviezen (€ 5.000) f. Adviezen woonruimteverdeling (€ 5.000) 3. Financiële effecten . Omschrijving (deel)voorstel (9.1) Corrigeren van alle prijsgevoelige budgetten met 0,75% (9.2) Aanpassen budgetten op basis van analyse jaarrekeningresultaat 2013 Totaal
2015 150.000
2016 150.000
2017 150.000
2018 150.000
50.000
50.000
50.000
50.000
200.000
200.000
200.000
200.000
4. Externe betrokkenheid Niet van toepassing. 5. Maatschappelijke effecten Niet van toepassing. 6. Randvoorwaarden voor invoering voorstel Niet van toepassing.
Collegeprogramma 2014-2018
52
Bijlage
Begrotingsrichtlijnen 2015
Collegeprogramma 2014-2018
53
Collegeprogramma 2014-2018
54
1.
Inleiding
Ter voorbereiding op de opstelling van de begroting 2015 worden in het voorjaar van 2014 de begrotingsrichtlijnen opgesteld. Deze richtlijnen zijn onderdeel van het collegeprogramma 2014-2018 en vormen de kaders waarbinnen de begroting 2015 wordt uitgewerkt. Het betreffen voornamelijk technische uitgangspunten die bij het opstellen van de begroting worden gehanteerd voor verschillende onderwerpen.
2.
Ontwikkelingen
Modernisering toezicht In februari 2014 heeft de provincie Utrecht de begrotingscirculaire 2015-2018 toegestuurd waarin de begrotingsrichtlijnen en toetsingsaspecten voor de begroting 2015 en de meerjarenraming 2016-2018 zijn opgenomen. Bij wet is geregeld dat Gedeputeerde Staten (GS) in elke provincie toezicht houden op de ontwikkeling van de financiële positie van gemeenten. Op 8 april 2014 is het nieuw gemeenschappelijk financieel toezichtkader vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Dit gemeenschappelijk toezichtkader is te downloaden vanaf internet (www.provincie-utrecht.nl). De vorige versie van het gezamenlijke toezichtkader dateert van februari 2008. Sinds die tijd is de financiële wereld flink in beweging gekomen. Vanuit de verslechterde economische situatie hebben zich ondertussen allerlei vormen van crisis voorgedaan. De doorwerking daarvan op lokaal niveau wordt steeds nadrukkelijker merkbaar. Dit maakt dat belangrijke keuzes gemaakt moeten worden om de financiële positie gezond te houden of weer te krijgen. Daarnaast zijn er – naast wijzigingen in de Gemeentewet en de Provinciewet - in de afgelopen periode diverse andere ontwikkelingen geweest die ook de nodige veranderingen teweeg hebben gebracht voor de lokale financiën en het toezicht daarop. De belangrijkste wijzigingen worden hier onder toegelicht. Aanpassing van het besluit begroting en verantwoording (BBV) De wetswijzigingen hebben daarmee ook geleid tot een aanpassing van het BBV (Stb. 2013, 267). Deze aanpassingen zijn deels nodig als nadere uitwerking van de wetswijzigingen, zodat raad c.q. GS in staat zijn om vast te stellen of sprake is van een structureel en reëel evenwicht in de begroting c.q. meerjarenraming. Andere aanpassingen van het BBV zijn mede gebaseerd op een evaluatie van de financiële functie in gemeenten en provincies. Alle wijzigingen zijn gericht op een versterking van de deugdelijkheid en transparantie van de begroting en de meerjarenraming. De belangrijkste wijzigingen zijn: 1. Het overzicht van de incidentele baten en lasten zal voortaan (meerjarig) per programma moeten worden gegeven, waarbij per programma ten minste de belangrijkste posten afzonderlijk worden gespecificeerd en de overige posten als een totaalbedrag kunnen worden opgenomen. 2. Een overzicht van de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves moet (meerjarig) worden opgenomen in beide toelichtingen. 3. In de toelichting op het overzicht van baten en lasten in de begroting en op de meerjarenraming, zal naast de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd voortaan ook de motivering daarvan gegeven moeten worden. Dit ter invulling van ‘reëel evenwicht’. 4. De lijst van verbonden partijen, en de informatie die ten minste over een verbonden partij opgenomen dient te worden, moet voortaan in de paragraaf verbonden partijen worden opgenomen. Dit was tot nu toe informatie die in de toelichting op de productenrealisatie moest worden opgenomen, maar die verplichting komt nu te vervallen. Daarbij dient gebruik te worden gemaakt van de meest actuele beschikbare (concept-) jaarrekeningcijfers van de verbonden partij. 5. De paragraaf ‘weerstandsvermogen’ is gewijzigd in ‘weerstandsvermogen en risicobeheersing’ ten einde bij onderwerpen waar risico’s kunnen spelen inzicht te geven in mogelijke ontwikkelingen (scenario’s), en welke (beleidsmatige) opties er zijn om mogelijke niet geraamde financiële consequenties zo goed mogelijk te beheersen mocht dat scenario zich gaan voordoen. 6. Nieuwe bepalingen in verband met investeringen die worden bekostigd uit de rioolheffing en de afvalstoffenheffing. De aanleiding daarvoor is dat gebleken is dat de huidige regelgeving over de Collegeprogramma 2014-2018
55
verslaggeving van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing en de daaraan gerelateerde lasten tot onduidelijkheden in fiscale procedures leidde.
3.
Toetsingscriteria provincie Utrecht
Materieel evenwicht Om voor het begrotingsjaar 2015 voor het repressieve (terughoudende) toezicht in aanmerking te komen geldt dat de begroting 2015 in evenwicht moet zijn. Als dat niet het geval is moet de meerjarenraming 2016-2018 aannemelijk maken dat dit evenwicht uiterlijk in 2018 of in een eerder jaar alsnog wordt bereikt. De begroting is sluitend (of materieel in evenwicht) als de structurele lasten ten minste worden gedekt door structurele baten en de incidentele lasten worden gedekt door incidentele baten. Door de jaren 2013-2015 in samenhang te beschouwen is de begroting 2015, op basis van de begrotingsrichtlijnen van de provincie Utrecht, niet structureel en reëel sluitend. Dit betekent dat in de begroting 2015 over richtinggevende structurele ombuigingsmaatregelen moet worden besloten, die het aannemelijk maken dat de begroting uiterlijk in 2018 weer structureel in evenwicht is. Indien bij de besluitvorming over de begroting 2015 niet aan bovenstaande uitgangspunten wordt voldaan bestaat het risico dat de beoordeling van de begroting 2015 door de provincie Utrecht tot preventief toezicht leidt. Bezuinigingsmaatregelen, taakstellingen en stelposten Ten behoeve van de bepaling van de financiële positie worden door de provincie alle in de begroting opgenomen bezuinigingsmaatregelen, taakstellingen en stelposten op hardheid en haalbaarheid beoordeeld. Hiermee wordt de realiteit van de ramingen bepaald en daarmee ook de realiteit van de gepresenteerde begrotingssaldi. Algemene uitkering Bij de beoordeling van de meerjarenbegroting 2015-2018 wordt voor wat betreft de algemene uitkering uit het gemeentefonds uitgegaan van de meicirculaire 2014 en de daarin opgenomen uitkeringsfactoren (op basis van constante prijzen).
4.
Uitgangspunten opstellen meerjarenbegroting 2015-2018
4.1
Inleiding
Deze begrotingsrichtlijnen bevatten de uitgangspunten die worden gehanteerd bij de opstelling van de begroting 2015. De actuele meerjarenbegroting 2015-2018 (op basis van besluitvorming door de raad t/m 13 mei april 2014) wordt aangevuld met de besluitvorming over het collegeprogramma 2014-2018. Dit leidt tezamen tot de uiteindelijke meerjarenbegroting 2015-2018.
4.2
Peildatum
De basis voor het opstellen van de begroting 2015 is de actuele meerjarenbegroting 2015-2018 per 13 mei 2014. Voor de volledigheid zijn, vooruitlopend op de besluitvorming door de raad op 3 juni 2014, de financiële effecten van de eerste bestuursrapportage 2014 hierin verwerkt. Indien de raad in de periode 13 mei-3 juni 2014 besluiten neemt met financiële effecten worden deze ook in de begroting 2015 verwerkt. De basis voor de begroting 2015 is het totaal van: de actuele meerjarenbegroting 2015-2018 per 13 mei 2014; de eerste bestuursrapportage 2014; de financiële effecten van raadsbesluiten in de periode 13 mei - 3 juni 2014.
Collegeprogramma 2014-2018
56
4.3
Kerngegevens
Voor het opstellen van de begroting 2015 en de meerjarenbegroting 2016-2018 is een aantal gegevens van belang. Het gaat hierbij om de kerngegevens die van invloed zijn op de berekening van de groeigerelateerde budgetten en een aantal andere specifieke posten zoals de algemene uitkering. In onderstaande tabel zijn de van toepassing zijnde kerngegevens per 1 januari van het betreffende jaar opgenomen. De aantallen voor 2016 en verder zijn afgerond. Voor leerlingen geldt als peildatum 1 oktober van het voorgaande jaar (dus voor het jaar 2015 geldt het aantal leerlingen per 1 oktober 2014).
Gegeven 1,4,5 en 6 Totaal aantal woningen 5 en 6 Prognose woningbouwproductie 2 Gemiddelde woningbezetting 1 en 2 Aantal inwoners 1 en 2 Aantal jongeren (< 20 jaar) 1 en 2 Aantal ouderen (> 64 jaar) 1 en 2 Aantal ouderen (75-85 jaar) 3 Aantal uitkeringsgerechtigden WWB 4 Aantal éénpersoonshuishoudens 4 Aantal meerpersoonshuishoudens Aantal leerlingen SO / VSO Aantal leerlingen VO
2015 19.460 150 2,5 48.800 13.330 5.790 1.680 454 4.653 14.360 421 2.204
Begrotingsrichtlijnen 2015 2016 2017 2018 19.610 19.760 19.995 150 235 240 2,5 2,5 2,5 49.170 49.750 50.340 13.320 13.330 13.330 6.110 6.450 6.790 1.740 1.770 1.800 475 450 430 4.690 4.720 4.780 14.470 14.580 14.750 420 410 410 2.260 2.320 2.370
2019 20.235 150 2,5 50.710 13.260 7.190 1.850 415 4.840 14.930 400 2.400
1
Het aantal woningen en inwoners (en de daarvan afgeleide aantallen jongeren en ouderen) is gebaseerd op de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) per 1 januari 2014 van de gemeente Houten; 2 Bron: bevolkingsprognose Gemeente Houten Pronexus mei 2014; 3 Bron: meerjarenbegroting Werk en inkomen Lekstroom (WIL) 2014-2018; 4 Het verschil tussen het aantal woningen en de som van de één- en meerpersoonshuishoudens betreft met name de incidentele leegstand van woningen; 5 Vanuit voorzichtigheidsprincipe wordt in de meerjarenbegroting uitgegaan van een woningbouwproductie van 150 woningen per jaar met daarbij corresponderende inwonersaantallen. Deze norm is vastgesteld bij de perspectiefnota 2013. Met ingang van 2014 worden de extra inkomsten uit de algemene uitkering en OZB als gevolg van het ontwikkelen van inbreidingslocaties (niet-Vinex) gereserveerd voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte in deze wijken (cf. perspectiefnota 2014); 6 Als onderdeel van de ombuigingsagenda wordt in 2017 en 2018 ingezet op een intensivering van de woningbouwprognose. Deze intensivering is concreet gericht op de inbreidingslocaties Mozaïek / De Haag (in 2017) en Wegwijzer / Den Oord (2018). Daarnaast wordt ingezet op het stimuleren om leegstaande kantoorruimte om te bouwen in 100 jongeren- starterswoningen (2017/2018). (cf. collegeprogramma 2014-2018).
4.4
Prijsontwikkelingen
4.4.1 Algemeen uitgangspunt prijsgevoelige budgetten Het percentage dat gehanteerd wordt voor de mutatie van de prijsgevoelige budgetten is de prijs bruto binnenlands product voor 2015 volgens de korte-termijnraming van het CPB van maart 2014 (http://www.cpb.nl/kortetermijnramingen). Daarop vindt eventueel een correctie plaats indien de prijsmutatie voor het lopende jaar (in dit geval 2014) volgens de CPB raming van maart 2014 meer dan 0,5% afwijkt van het percentage waarmee bij de opstelling van de lopende begroting rekening is gehouden. In de begroting 2014 is vanaf het jaar 2014 rekening gehouden met een prijsstijging van 1,5%. De korte-termijnraming van het CPB van maart 2014 laat nu het volgende zien: - prijs bruto binnenlands product 2014 +0,75% - prijs bruto binnenlands product 2015 +1,25% Hieruit kan worden geconcludeerd dat de prijsgevoelige budgetten als gevolg van de CPB bijstelling in de meerjarenbegroting met 0,75% te veel zijn geïndexeerd. In het kader van de noodzakelijke extra ombuigingen wordt, in tegenstelling tot wat gebruikelijk is, voorgesteld alle prijsgevoelige budgetten naar beneden bij te stellen met 0,75%.
Collegeprogramma 2014-2018
57
Hierdoor worden de prijsgevoelige budgetten in de begroting 2015 per saldo met een 0,5% verhoogd (in overeenstemming met de beleidslijn dat de CPB- korte termijnraming als uitgangspunt dient voor indexering van prijsgevoelige budgetten). Uitzondering hierop zijn de lasten die worden gedekt uit specifieke doeluitkeringen van de overheid (rijk en provincie) en de budgetten voor salarissen en sociale lasten (zie 4.5). 4.4.2 Specifieke aanpassingen budgetten In afwijking van het algemene uitgangspunt voor aanpassing van prijsgevoelige budgetten zoals hiervoor is genoemd, is voor een aantal budgetten specifieke aanpassing noodzakelijk. a. Budgetten afhankelijk van kerngegevens Voor een aantal budgetten geldt dat er een directe relatie is tussen de hoogte van het budget en de kerngegevens. Dit noemen we autonome groei. Wanneer een budget afhankelijk is van autonome groei dan moet er een duidelijke onderbouwing van de voorgestelde budgetaanpassing worden geleverd. Deze onderbouwing moet gebaseerd zijn op de formule: P (prijs) x Q (hoeveelheid), waarbij de P met 0,5% mag stijgen en Q moet aansluiten op de kerngegevens. b. Verhuur accommodaties De tarieven van de sport- en welzijnsaccommodaties worden met ingang van het kalenderjaar 2012 per seizoen geïndexeerd. Door de jaarlijkse indexering van de tarieven per 1 augustus door te voeren, sluit de systematiek aan bij de periode van de huurovereenkomsten. Dit betekent dat de tarieven van sport- en welzijnsaccommodaties met ingang van 1 augustus 2015 met 0,5% worden geïndexeerd. c.
Begroting derden Een aantal budgetten is gerelateerd aan de begrotingen van derden op basis van een gemeenschappelijke regeling. Bij het opstellen van de begroting 2015 worden de meest actuele gegevens van de gemeenschappelijke regeling als uitgangspunt gehanteerd. Autonome stijgingen, bijvoorbeeld vanwege uitbreiding van takenpakketten, vallen buiten dit uitgangspunt en worden afzonderlijk beoordeeld. Specifieke aandacht moet uitgaan naar de bezuinigingen of taakstellingen van de verbonden partijen. Hiermee mag alleen rekening worden gehouden als de betreffende partij dit concreet in de eigen begroting heeft verwerkt (zie ook H3 Toetsingscriteria provincie Utrecht).
d. Subsidies e In het kader van de realisatie van de ombuigingstaakstelling uit de 2 fase worden te verstrekken subsidies in 2014, 2015 en 2016 niet geïndexeerd, tenzij er sprake is van andere verplichtingen op grond van wettelijke regelingen. Voor te ontvangen subsidies en rijksbijdragen wordt uitgegaan van de (voorlopige) beschikking voor het betreffende begrotingsjaar (indien deze reeds aanwezig is). De begrote lasten die door deze inkomsten worden gedekt worden uitgezonderd van indexering. Als de beschikking (nog) niet beschikbaar is wordt uitgegaan van de meest recente inzichten waarbij lasten en baten verhoogd worden met het algemene indexeringspercentage van 0,5%. e. Personeelgerelateerde kosten Een aantal budgetten is gerelateerd aan de loonsom en wordt concernbreed in een percentage van de loonsom als volgt begroot: vorming, opleiding en overige kosten (werving en selectie) jubilea, gratificaties en overige vergoedingen (arbo) reis-, verblijf- en representatiekosten bovenformatief personeel persoonlijke toelagen overige toelagen (forensenvergoeding)
Collegeprogramma 2014-2018
2% 1% 0,5% 1% 1% 1%
58
Het centrale budget voor decentrale middelen wordt begroot op basis van de prognose van het aantal personeelsleden x het vastgestelde bedrag. f.
Verzekeringen Voor lopende verzekeringen in Houten geldt de grondslag voor de premieberekening. Bij verzekeringen waarbij de premie wordt berekend op basis van het aantal inwoners, wordt rekening gehouden met de vastgestelde inwoneraantallen uit de kerngegevens (Q= hoeveelheid). Voor het totale budget mag de prijs per inwoner (P=prijs) stijgen met de voorgestelde indexering van 0,5%. Bij verzekeringen waarvan de premie wordt berekend aan de hand van een percentage van de verzekerde waarde wordt de verzekerde waarde geïndexeerd met de voorgestelde stijging van 0,5%.
g. Onvoorzien, onuitstelbaar én onontkoombaar In een beperkt aantal gevallen kan sprake zijn van onvermijdbare budgetaanpassingen. Dit zijn aanpassingen die onvoorzien én onuitstelbaar én onontkoombaar (3xO) zijn. In uitzonderlijke gevallen kan een budgetaanpassing via de begrotingsopstelling lopen. Deze aanpassingen moeten separaat en onderbouwd worden aangevraagd en worden beoordeeld door de concerncontroller. Vervolgens legt de concerncontroller deze voorstellen, voorzien van een advies, voor aan de directie ter besluitvorming.
4.5
Alle prijsgevoelige budgetten worden met 0,5% verhoogd, m.u.v. te verstrekken subsidies (op basis van de korte termijn raming van het CPB voor 2014 en 2015). Afwijkingen hiervan in een aantal specifieke gevallen.
Salarissen en sociale lasten
Als uitgangspunt voor het ramen van de salarissen en de sociale lasten geldt de toegestane formatie conform besluitvorming naar de gegevens per 13 mei 2014. De salarislasten worden berekend op basis van de lasten per die datum en zijn gebaseerd op het maximum van de functieschaal min 1 periodiek. De sociale lasten worden berekend op basis van de gegevens die per 13 mei 2014 beschikbaar zijn. De premieontwikkelingen worden nauwlettend gevolgd en substantiële afwijkingen ten opzichte van deze begrotingsrichtlijnen worden gemeld in de bestuursrapportages. Het bestuur van het ABP stelt elk jaar rond 1 december de hoogte van de verschillende premies voor het volgend jaar vast. In december 2013 is het werkgeversdeel van de premie voor 2014 met 1,17% verlaagd. De verlenging van de tijdelijke herstelopslag in 2014 zorgt weer voor een tijdelijke verhoging van het werkgeversdeel van de premie in 2014 met 2,17%. Dit betekent dat de premie voor 2014 per saldo met 1% is verhoogd bestaande uit een structurele en een incidentele component. Deze bijstelling is bij de eerste bestuursrapportage 2014 verwerkt. De premie voor 2015 is daarmee nog niet bekend en wordt gehandhaafd op het niveau zoals deze in de huidige meerjarenbegroting is verwerkt. Bijstelling vindt plaats per 1 januari 2015 op basis van de vastgestelde premies door het ABP in december 2014. De huidige Cao voor gemeenteambtenaren geldt tot 1 januari 2013. Bij de begrotingsrichtlijnen voor 2013 zijn de salarissen voor 2013 op de nullijn vastgesteld. Voor 2014 hebben wij bij de begrotingsrichtlijnen 2013 structureel een 0,5% van de loonsom opgenomen in afwachting van de Cao ontwikkelingen. Er is begin mei 2014 nog geen zicht op een onderhandelaarsakkoord over de nieuwe CAO Gemeenten. Met betrekking tot de stijging van de lonen kan nu alleen worden aangesloten bij de verwachte ontwikkelingen van het Centraal Planbureau (CPB). De korte termijnraming van het CPB
Collegeprogramma 2014-2018
59
van maart 2014 voor de overheidsconsumptie met betrekking tot de beloning van werknemers in de collectieve sector laat de volgende ontwikkeling zien: 2013 + 1,1% 2014 + 0,75% 2015 + 2,25% In totaal komt de verwachte loonontwikkeling door het CPB in 2015 hiermee cumulatief uit op ruim 4%. De bonden hebben aangegeven in ieder geval uit te willen gaan van een compensatie voor de koopkrachtontwikkeling. Het College voor Arbeidszaken heeft vervolgens gereageerd dat hierin ook de verlaging van de (pensioen)premies met gemiddeld 2,5% voor de werknemer moeten worden betrokken. Hiervan uitgaande is een verhoging van de loonkosten met 1,5% een reële inschatting. In de meerjarenbegroting hebben wij al rekening gehouden met een structurele verhoging van een 0,5% Voor 2015 wordt uitgegaan van een structurele verhoging van loonkosten met 1%. Voor de berekening van de loonkosten worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: formatie conform besluitvorming per 13 mei 2014; berekening op basis van het maximum van de functieschalen min 1 periodiek; structurele verhoging van de salarislasten voor 2015 met 1,0% (aanvullend op een 0,5% die al verwerkt is in de meerjarenbegroting); pensioenpremie handhaven op basis van de huidige meerjarenbegroting.
4.6
Algemene uitkering
4.6.1
Ontwikkelingen
Het huidige verdeelstelsel voor de algemene uitkering uit het gemeentefonds dateert van 1997. Groot onderhoud van dit verdeelstelsel was nodig omdat: er lange tijd geen onderhoud meer gepleegd is; scheefgroei moet worden tegen gegaan. Groepen van gemeenten zijn in de loop der jaren meer uit gaan geven dan de ijkpunten in de clusters, en andersom; het stelsel toekomstbestendig moet worden gemaakt voor de decentralisatie van jeugdzorg door invoer van een gelijknamig cluster; verwerken van de wet BAG (basis administratie gebouwen); tegemoet gekomen moet worden aan de groeiende onvrede over de hoge vaste bedragen van de vier grote steden (G4). Het nieuwe verdeelstelsel blijft kosten georiënteerd en gaat in per 2015. Deze operatie heeft een vermindering van het aantal clusters tot gevolg door een meer overzichtelijke indeling. Het aantal maatstaven is helaas niet verminderd maar er zijn er zelfs 4 bijgekomen. Een is toepasselijk voor alle gemeenten (namelijk huishoudens) en drie voor grote gemeenten of beter gezegd de G4 (in relatie tot het verminderen van het vaste bedrag). In de meicirculaire 2014 zijn de herverdeeleffecten per gemeente verwerkt. Voor de gemeente Houten bedraagt het herverdeeleffect € 9 per inwoner. Om nadeel gemeenten deels te compenseren is een overgangsregeling afgesproken. Als gevolg van deze overgangsregeling groeien gemeenten in 2 jaar naar het uiteindelijk positieve of negatieve effect toe. Voor de gemeente Houten betekent dit in 2015 een voordeel van € 220.000 en vanaf 2016 structureel € 440.000. Dit effect is, als onderdeel van de meicirculaire 2014, verwerkt in het meerjarenperspectief 2015-2018 van het collegeprogramma. De herverdeeleffecten betreffen de eerste tranche van het groot onderhoud. Binnenkort wordt gestart met de herijking van nog drie clusters, namelijk Werk en Inkomen, Openbare orden en veiligheid (onder andere brandweer) en Gebiedsontwikkeling. De uitkomsten daarvan gaan in per 2016. Ook dan komen er weer herverdeeleffecten met een overgangsregeling. De budgetten voor d decentralisaties Jeugdzorg en Wmo zijn in de meicirculaire 2014 bijgesteld. Voor de decentralisatie Jeugd is ongeveer € 10,7 miljoen beschikbaar. Voor de decentralisatie Awbz naar Collegeprogramma 2014-2018
60
Wmo is dit € 3,8 miljoen. Voor de participatiebudgetten heeft het Rijk een model ontwikkeld voor een nieuwe verdeling van bijstand- en re-integratiebudgetten. De effecten hiervan zijn nu nog onduidelijk. Om de herverdeeleffecten ook hier in de overgangssituatie te beperken komt ook hier een overgangsregime. De meicirculaire zal als basis voor de begroting van de algemene uitkering en de rijksuitkering van de drie decentralisaties dienen. Meer informatie is beschikbaar via de volgende link :
http://www.vng.nl/onderwerpenindex/decentralisaties-sociaal-domein/nieuws/handreikingfinancien-en-de-drie-decentralisaties .
4.7
De hoogte van de algemene uitkering in de begroting wordt bepaald aan de hand van de meicirculaire 2014. Voor de jaren 2015 tot en met 2018 wordt de uitkeringsfactor voor constante prijzen uit de rijkscirculaire gehanteerd.
Gemeentelijke belastingen en heffingen
Er is een aantal gemeentelijke belastingen en heffingen. Uitgangspunt voor de Onroerendezaakbelasting (OZB) en de toeristenbelasting is een trendmatige aanpassing van het tarief, dat wil zeggen een mutatie als gevolg van de algemene prijsontwikkeling conform de korte termijnraming van het CPB. Voor 2015 leidt de trendmatige aanpassing van het tarief tot een verhoging van 1,25%. Bij de tariefsbepaling van de OZB wordt ook rekening gehouden met de korting op de algemene uitkering als gevolg van mutaties in de gemiddelde WOZ-waarde. Uitgangspunt hiervoor is het vastgestelde rekentarief dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de meicirculaire 2014 presenteert. De ozb-opbrengsten worden voor de begroting 2015 berekend aan de hand van gegevens met betrekking tot: - OZB-waarden van het lopende jaar voor woningen en niet-woningen (voor herwaardering); - correcties op de OZB-waarde als gevolg van leegstand van niet-woningen en objecten in aanbouw; - prognose toename aantal nieuwbouwwoningen vanuit de meest recente woningbouwplanning; - actuele berekening van de gemiddelde woningwaarde; - OZB-tarieven van het lopende jaar voor eigenaren van woningen en niet-woningen en gebruikers van niet-woningen; - correcties op de opbrengst als gevolg van wettelijke vrijstellingen. Tezamen met de trendmatige aanpassing van de tarieven (aan de hand van het voorgestelde indexeringspercentage van 1,25%) worden de OZB-opbrengsten voor de eigenaren en gebruikers van woningen en niet-woningen berekend en verwerkt in de begroting 2015. Voor de overige belastingen en heffingen geldt als uitgangspunt dat deze kostendekkend in de begroting worden verwerkt.
Uitgangspunt voor bepaling van het OZB-tarief en het tarief voor toeristenbelasting is een trendmatige verhoging van 1,25%. (Op basis van de korte termijnraming van het CPB, die ook door het Rijk in de rijkscirculaires wordt toegepast) De tarieven voor de overige belastingen en heffingen worden op basis van kostendekkendheid vastgesteld.
Collegeprogramma 2014-2018
61