Europa 2020 Duurzame Energie
Standaardisatie
Eurozone Kantoor Brussel vno-ncw en mkb-Nederland
Adres Telefoon Fax E-mail
Archimedesstraat 5, bus 4 b-1000 Brussel 00 32 (0)2 510 08 80 00 32 (0)2 510 08 85
[email protected]
Stabiliteit
Biotechnologie
Pensioenen
Parlement
Adres Postbus 93002 2509 aa Den Haag Telefoon 070 349 03 49 Fax 070 349 03 00 E-mail
[email protected] Internet www.vno-ncw.nl
Adres Postbus 93002 2509 aa Den Haag Telefoon 015 219 12 12 Fax 015 219 14 14 E-mail
[email protected] Internet www.mkb.nl
Mededinging
Begroting
Klimaatverandering
Corporate governance
CO2-emissiehandel
Groei
Euro Commissie Transport
Corporate Social Responsibility
Innovatie/Horizon 2020
Interne Markt Europese Unie
Europese Centrale Bank
Raad
Monetaire Unie
Vrijhandelsakkoorden
Energie efficiëntie
Toezicht
Energiebelasting
Digitale Agenda
Grondstoffen
Economic Governance
Dienstenrichtlijn
publicatie van VNO-NCW en mkb-nederland
Octrooi
Flexicurity
Arbeidsomstandigheden
Vrij verkeer van werknemers
Rondje Europa Zonder bedrijfsleven geen welvarend Europa Actuele onderwerpen voor Europa in 2013
Rondje Europa Zonder bedrijfsleven geen welvarend Europa Actuele onderwerpen voor Europa in 2013
Rondje Europa
vno-ncw
vno-ncw is de grootste centrale ondernemingsorganisatie van Nederland. Zij behartigt de gemeenschappelijke belangen van 160 brancheverenigingen met hun ruim 115.000 aangesloten ondernemingen. De vijf bij vno-ncw aangesloten regionale werkgeversverenigingen en Jong Management vertegenwoordigen 10.000 persoonlijke leden. vno-ncw representeert 90 procent van de werkgelegenheid in de marktsector. Adres Postbus 93002 2509 aa Den Haag Telefoon 070 349 03 49 Fax 070 349 03 00 E-mail
[email protected] Internet www.vno-ncw.nl mkb-Nederland
Met ruim 186.000 bedrijven en instellingen uit 135 brancheorganisaties en 250 regionale en lokale ondernemersverenigingen is de Koninklijke Vereniging mkb-Nederland dé centrale werkgeversorganisatie voor het midden- en kleinbedrijf. mkbNederland bundelt de belangen van ondernemers en ondernemersorganisaties in het mkb en (publieke) instellingen die zich met ondernemerschap identificeren met als doel het ondernemerschap in al zijn facetten te versterken. Adres Postbus 93002 2509 aa Den Haag Telefoon 015 219 12 12 Fax 015 219 14 14 E-mail
[email protected] Internet www.mkb.nl Kantoor Brussel (vno-ncw en mkb-Nederland)
Adres Telefoon Fax E-mail
Archimedesstraat 5, bus 4 b-1000 Brussel 00 32 (0)2 510 08 80 00 32 (0)2 510 08 85
[email protected]
© vno-ncw, mkb-nederland januari 2013 isbn: 978-90-5771-146-6 Ontwerp en opmaak: Curve, grafische vormgeving bno 2
inhoud
Voorwoord
5
Zonder bedrijfsleven geen welvarend Europa
7
Algemene beschouwing
1.
Een effectief Europees economisch bestuur als grondvest voor de euro
9
2.
Een duurzaam ondernemingsklimaat voor de industrie
11
3. Open markten: binnen en buiten Europa
13
4.
Een goed functionerende Europese arbeidsmarkt
15
5.
Alle Europese dossiers van A t/m Z
17
Bijlage
43
EU-lobby VNO-NCW en MKB-Nederland
3
Rondje Europa
4
Voorwoord
vno-ncw en mkb-Nederland brengen jaarlijks een zogenaamd Rondje Europa uit. Hierin wordt ingegaan op voor het bedrijfsleven relevante thema’s die het komend jaar spelen in Europa met daarbij de opvatting van vno-ncw en mkbNederland. Rondje Europa wordt uitgebracht onder verantwoordelijkheid van het Brusselse kantoor, met inbreng van het gemeenschappelijke beleidsbureau van vno-ncw en mkb-Nederland in Den Haag. Actuele ontwikkelingen in de loop van het jaar worden in onze elektronische nieuwsbrief ‘Blik op Europa’ opgenomen en verwerkt in de vakdossiers op onze beide websites. De opzet van dit Rondje is ten opzichte van de vorige versies wat veranderd met het oog op de leesbaarheid. In het eerste deel wordt een algemene beschouwing gegeven en worden onze vier prioriteiten toegelicht. In het tweede deel komen de specifieke dossiers aan de orde. Kantoor Brussel vno-ncw en mkb-Nederland Joke van den Bandt-Stel Mario van Mierlo Willem de Goede Kirsten Guyaux-Stuckens Marianne van der Mersch Nicole Nederveen Jacqueline Vermaas Raymon van der Palen (stagiair)
Brussel, januari 2013 De tekst van dit Rondje Europa werd medio december 2012 afgesloten.
5
Rondje Europa
6
Zonder bedrijfsleven geen welvarend Europa Algemene beschouwing
2012 was wederom een bewogen jaar voor Europa. Meer dan ooit tevoren zagen wij vanuit Kantoor Brussel – dat uitkijkt op de zetels van de Europese Commissie en de Europese Raad – vele colonnes van geblindeerde auto’s en politieagenten te motor het Brusselse straatbeeld overnemen. Weer een Europese top. Om vervolgens in de vroege uren van de ochtend te mogen vaststellen dat deze top ondanks de vooraf opgevoerde druk toch niet zo historisch was geworden als gehoopt. Toch zijn er ook in 2012 weer grote stappen voorwaarts gezet. Zo is er een fiscaal pact gesloten (weliswaar zonder de Britten en de Tsjechen) en is het noodfonds versterkt. Ook zijn we op weg naar een bankenunie met een depositogarantiestelsel en hebben we op de valreep overeenstemming bereikt over een gemeenschapsoctrooi (weliswaar zonder de Spanjaarden en de Italianen). De aandacht voor Europa in de Nederlandse verkiezingen is wel historisch te noemen. Nooit eerder werd Europa bij verkiezingen voor de Tweede Kamer zo duidelijk als sleutelonderwerp aangemerkt door kiezers en politici. Europa dook zo ook op in het Nederlandse straatbeeld. Op de Malietoren, ons Haagse hoofdkwartier, hing een banner met de leus ‘Kies voor Europa en je baan’. Ondernemers hingen de Europese vlag uit. Sluitstuk van onze pro-Europacampagne was de uitzending waarin een aantal ondernemers – groot en klein – vertelden hoe belangrijk Europa en de Europese Unie zijn voor hun bedrijf. De rode draad was helder: We verdienen in Nederland met zijn allen 600 miljard euro. We voeren voor 500 miljard uit, 400 miljard aan goederen en 100 miljard aan diensten. Ongeveer driekwart daarvan gaat naar Europese lidstaten. Nederland leeft van Europa. En een stabiel en gezond Europa betekent dus een welvarender Nederland. Belangrijk is dat het publieke debat over Europa, zeven jaar na het referendum over de Grondwet, weer is gevoerd. Willen we van Europa een succes maken dan moeten we consequent op alle niveaus het debat en de discussie aangaan. We zullen continu campagne moeten voeren. Alleen zo kan het maatschappelijk draagvlak gecreëerd worden om de besluiten te nemen die nodig zijn voor een sterk Europa. Daarbij hoort ook dat de politici, in Brussel en in de lidstaten, hun verantwoordelijkheid durven te nemen en helder en transparant verantwoording durven af te leggen aan de burgers.
Op de lange termijn maakt dit de weg vrij voor een steeds rationeler debat over de optimale bestuursinrichting van de Europese Unie. Mogelijk is dan de conclusie dat we soms met minder Europa toekunnen, bijvoorbeeld op het gebied van pensioenregelgeving. Vaak zal ook de conclusie zijn dat we meer Europa nodig hebben, onder meer wanneer het aankomt op het economisch bestuur van de eurozone. Op sommige terreinen is een verdere deling van soevereiniteit tussen lidstaten naar onze mening namelijk onvermijdelijk. De rol van maatschappelijke organisaties bestaat er uit een constructieve bijdrage te leveren aan de verschillende discussies. vno-ncw en mkb-Nederland proberen, deels via Europese koepels als businesseurope en ueapme, alle betrokkenen zo goed mogelijk te informeren. Dit doen wij aan de hand van vier prioriteiten, die elk in één van de volgende hoofdstukken nader aan bod zullen komen. Het zal niemand verbazen dat onze eerste en belangrijkste prioriteit is het verstevigen van het Europese economische bestuur dat als grondvest dient voor de eurozone. De eurozone wordt door de eerder genoemde institutionele aanpassingen zonder meer versterkt. Bovendien gaan de ontwikkelingen in onze nog relatief jonge muntunie sneller dan zij in vele al veel langer bestaande muntunies ooit zijn gegaan. De aanpassingen leiden onomkeerbaar – wanneer door de sluier van de dagelijkse nog steeds bestaande hectiek wordt heengekeken – tot een veel beter geïntegreerde economische unie. Echter, er moet voor worden gewaakt dat de huidige hervormingsdrang afzwakt naar mate de economie weer aantrekt. Het bestuurlijk fundament waarop wij de eurozone nu stoelen moet toekomstbestendig zijn. Tegelijkertijd mag niet vergeten worden dat achter de eurocrisis ook een concurrentiecrisis schuilgaat. In hoeverre maakt huidige en toekomstige Europese regelgeving het onze bedrijven (on)mogelijk om te concurreren met bedrijven uit de opkomende economieën? De Nederlandse industrie staat onder druk, onder andere als gevolg van relatief strenge milieueisen in Europa. Onze tweede prioriteit is dan ook het scheppen van een duurzaam ondernemingsklimaat in Europa, waarbij een mondiaal gelijk speelveld in alle gevallen het uitgangspunt zou moeten zijn. Indien dat niet mogelijk is dient een oplossing te worden gevonden waarbij zowel de prikkel om te innoveren als de mogelijkheid om te kunnen concurreren moeten blijven bestaan. 7
Rondje Europa
Daarnaast is het voor het bedrijfsleven van wezenlijk belang dat zij toegang heeft tot een zo groot mogelijke markt om haar goederen en diensten af te zetten. Nederland is en blijft immers een exportland. Het openen van deze markten voor onze bedrijven is daarom onze derde prioriteit. Het betreft hier zowel toegang tot de interne markt als toegang tot de markten van landen buiten de Europese Unie. Het is allereerst zaak toe te werken naar een verdieping van de interne markt. Vooral op het gebied van de dienstverlening valt nog veel te winnen, maar ook bij het echt uitvoeren en handhaven van reeds aangenomen maatregelen. Verder is het van belang om te waken voor protectionistische neigingen in de lidstaten. Ten aanzien van de toegang tot buitenlandse markten is het belangrijk dat er toegewerkt wordt naar een alternatieve onderhandelingsagenda binnen de wto. Tegelijkertijd moet de Europese Unie de onderhandelingen over bilaterale handelsakkoorden doorzetten. Op de middellange termijn zal ook de inrichting van de Europese arbeidsmarkt een steeds belangrijkere rol verwerven in het Europese politieke debat. Het verbeteren van het functioneren van de Europese arbeidsmarkt is onze vierde en laatste prioriteit. Een succesvolle economie bestaat immers niet zonder goed werkende arbeidsmarkt. Dat geldt op nationaal, maar zeker ook op Europees niveau. En hoewel er op papier sprake is van vrij verkeer van werknemers, bestaan er in de praktijk diverse belemmeringen die dit vrije verkeer in de weg staan. Vaak hebben deze belemmeringen hun oorsprong in aanvullende wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van erkenning van beroepskwalificaties. vno-ncw en mkb-Nederland zullen zich inzetten om deze belemmeringen weg te nemen. Het laatste hoofdstuk van dit ‘Rondje Europa’ zet alle individuele dossiers op een rij. Hier vindt u per dossier wat er speelt in Brussel, wat ons standpunt is, en bij wie u moet zijn voor meer informatie over het betreffende onderwerp. Via onze nieuwsbrief ‘Blik op Europa’ bieden wij u graag een maandelijkse actualisering aan. Ook is op elk moment de meest actuele informatie per dossier terug te vinden op de websites van beide organisaties. In het komende jaar gaan vno-ncw en mkb-Nederland met deze prioriteiten en de bijbehorende beleidsdossiers aan het werk. Een niet onbelangrijk deel van dat werk zal bestaan uit het aandragen van onze ideeën bij het vormen van de nieuwe Europese Commissie, die medio 2014 zal aantreden. In datzelfde jaar wordt ook een nieuw Europees Parlement gekozen. In die verkiezingen zullen wij wederom van ons laten horen, want Europa verdient ontegenzeggelijk onze steun. En het bedrijfsleven verdient diezelfde steun van Europa. Immers zonder bedrijfsleven geen welvarend Europa. Joke van den Bandt-Stel
8
1. Een effectief Europees economisch bestuur als grondvest voor de euro Met de crisis van 2008 zijn de ontwerplacunes in de Economische en Monetaire Unie aan het licht gekomen: −− het gebrek aan afdwingbare begrotingsdiscipline en economische beleidsdiscipline; −− de wisselwerking tussen de overheidsfinanciën en de financiële sector, die ertoe leidt dat problemen met de schuldhoudbaarheid van een overheid de stabiliteit van het nationale bankwezen verzwakt en omgekeerd; −− en het ontbreken van een zogenaamde ‘lender of last resort’ waardoor bij vertrouwensverlies in een lidstaat de financiële markten vrij spel hebben wat de staatsschuld onbetaalbaar kan maken.
Noodzakelijk is een consequente uitvoering en handhaving van bestaande Europese regels in de lidstaten, zonder nationale koppen. Europese richtlijnen moeten consistent met elkaar zijn en de administratieve lasten voor bedrijven verminderd. De interne markt moet worden vervolmaakt op terreinen waar potentie voor bedrijven ligt, bijvoorbeeld vrij verkeer in de diensten- en retailsector, vrij verkeer van werknemers, een open markt op het gebied van infrastructuur en realisering van de Europese digitale agenda. De middelen voor structuurfondsen moeten in voldoende mate kunnen worden ingezet voor innovatieve sterktes.
Een keuze voor een sterke Europese Unie is absoluut geen negatieve keuze, maar ontegenzeggelijk een positieve. Voor een zeer open economie als de Nederlandse behoeft dat nauwelijks uitleg. Er is maar één weg voor Nederland en dat is het zijn en blijven van een welvarende lidstaat van een gekoesterde Europese Unie.
Om er voor te zorgen dat zwakke lidstaten geen zwakke banken meer voortbrengen en omgekeerd, moet er gekozen worden voor een systeem dat er voor zorgt dat overheidsfinanciën grotendeels worden losgekoppeld van de banken. Dat vergt één Europese toezichthouder met bevoegdheden op de financiële sector en één Europees depositogarantieen resolutiestelsel, met fondsvorming door het Europese bankwezen (met het esm als financiële achtervang). Europese systeembanken moeten in noodsituaties rechtstreeks door de Europese toezichthouder in quarantaine kunnen worden geplaatst, geherkapitaliseerd en zo nodig op onderdelen worden ontmanteld. Hiertoe moet rechtstreeks beroep op het resolutiefonds mogelijk worden, zodat dit geen directe gevolgen meer heeft voor nationale overheidsfinanciën. Een dergelijk fonds kan rechtstreeks banken in de eurozone herkapitaliseren zonder tussenkomst van lidstaten. Het is wat ons betreft dus urgent om werkelijk te kiezen voor een Europese Bankenunie en dat stap voor stap te realiseren. Voor het Nederlandse bedrijfsleven is het voordeel hiervan dat onze banken gemakkelijker aan financiering voor kredietverlening aan bedrijven kunnen komen en grensoverschrijdend kunnen opereren. Het Nederlandse bankwezen is door het zogenaamde fundinggat sterk internationaal opererend en gebaat bij uniebrede financiële stabiliteit.
Vanzelfsprekend impliceert dit niet een keuze voor een grote Europese overheid en hoge collectieve lasten. Voor Europese groei en concurrentiekracht is essentieel dat de Europese interne markt goed functioneert. Daarbij is het van groot belang dat lidstaten de politieke wil en de administratieve capaciteit hebben om te doen wat ze op Europees niveau afspreken. Bedrijven ondervinden de meeste belemmeringen bij het zaken doen als gevolg van onjuiste of onvolledige implementatie en handhaving van Europese regelgeving in de diverse lidstaten.
Met betrekking tot de financiële sector zijn aangescherpte kapitaals- en liquiditeitseisen onontkoombaar. De doorwerking van alle maatregelen op de reële economie en daarmee het realiseren van economisch herstel moet daarbij niet uit het oog worden verloren. Het voorstel van de Europese Commissie om geleend geld aan banken in noodsituaties door toezichthouder te laten omzetten in eigen vermogen (zogenaamde ‘bail in debt’) maakt financiering van banken voor kredietverschaffing aan bedrijven nog kostbaarder. Als
De analyse was overduidelijk. Het hieraan verbinden van politieke conclusies was en is geen sinecure. De afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet richting het beter afdwingen van begrotings- en economische beleidsdiscipline. Zo is onder andere het Stabiliteits- en Groeipact aangescherpt, zijn er strengere sanctieafspraken gemaakt en is de macroeconomische onevenwichtighedenprocedure in het leven geroepen. Het permanente noodfonds voor landen en banken die in de problemen komen, het ‘European Stability Mechanism’ (esm), is gerealiseerd. En ten slotte heeft de ecb feitelijk de rol van de ontbrekende ‘lender of last resort’ op zich genomen door via het omt-programma (‘outright monetary transactions’) staatsobligaties in geval van stijgende rentes te willen kopen. Maar er is nog een lange weg te gaan, zoals ook Van Rompuy heeft geschetst in zijn tussenrapport ‘Naar een echte Economische en Monetaire Unie’.
9
Rondje Europa
gevolg van het fundinggat van Nederlandse banken zijn we sterk afhankelijk van buitenlandse financiers, waardoor de gevolgen voor de Nederlandse banken zeer groot kunnen zijn. Ook de bankenbelasting en de voorstellen voor de Financial Transaction Tax (ftt) hebben tot gevolg dat kredietverlening steeds problematischer wordt. Ten slotte zou een verplichte splitsing van nuts- en zakenbanken schadelijk zijn voor Nederlandse economie. Bij een splitsing zullen Nederlandse nutsbanken niet in staat zijn voldoende financiering voor hypotheken op te halen en zakenbanken beschikken dan over onvoldoende deposito’s om bedrijfsleven van kredieten te voorzien. Overshooting van maatregelen tast onze economische groei(herstel) serieus aan. Het rapport van de voorzitter van de Europese Raad (de heer van Rompuy) verdient verdere uitwerking. Het rapport biedt uitzicht op versterking van de begrotings- en economische beleidsdiscipline in de lidstaten van de eurozone en effectieve controle daarop op Europees niveau. De verdere uitwerking moet een geloofwaardig stappenplan zijn, waar een duidelijk politiek commitment over moet worden afgesproken. We moeten als Nederland niet bevreesd zijn voor beter afdwingbare Europese regels. En dus ook niet voor de door Van Rompuy voorgestelde contracten tussen de Europese Commissie en individuele lidstaten om macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken en concurrentie en groeivermogen te versterken. Van Rompuy stelt hierbij voor om eventueel een emu-budget in te zetten om hervormingen, die er aan bijdragen om een sterke(re) economie in een lidstaat tot stand te brengen, te stimuleren. Dat is echter de omgekeerde wereld: het is vooral in het belang van een land zelf om te hervormen naar een meer concurrerende en schokbestendige economie. Beter afdwingbare regels zijn noodzakelijk om een verbeterd functioneren van de emu duurzaam te realiseren. Op termijn wanneer lidstaten en banken er goed voorstaan en de Europese economieën weer naar elkaar zijn gegroeid, ligt het voor de hand om de overheidsschuld in de eurolanden gezamenlijk te financieren via eurobonds. Op die manier kan gezamenlijke schulduitgifte de besmetting van zwakke lidstaten, die ons nu parten speelt, voorkomen.
10
2. E en duurzaam ondernemingsklimaat voor de industrie
Verduurzaming is in toenemende mate een kernonderdeel van de strategie van bedrijven. Meer en meer is verduurzaming dan ook een leidend beginsel voor het opzetten van nieuwe activiteiten en het aanpassen van de bedrijfsvoering. Bedrijven nemen steeds vaker het initiatief om producten, productiemethoden en diensten te verduurzamen. Zij doen dit vanuit het eigen verantwoordelijkheidsgevoel en de wens om maatschappelijk verantwoord te ondernemen, omdat de maatschappelijke omgeving kritisch meekijkt, omdat klanten er om vragen, of omdat er kansrijke business mee gemoeid is. Vaak zal het gaan om een combinatie van overwegingen. Bij een brede voorhoede van bedrijven is het blikveld daarbij veel ruimer geworden dan milieu en energie. Het gaat dan om integrale verduurzaming: het continue verbeteren van de dynamiek tussen de 3 P’s, People, Planet en Profit, in alle (internationale) product- en handelsketens waarin zij opereren. Deze ontwikkelingen sluiten goed aan bij de ambities van Europa om groene of duurzame economische groei te realiseren. Voor sommige bedrijven en sectoren dreigt hierbij echter een dilemma te ontstaan. Europa is terecht ambitieus op verschillende terreinen die duurzaamheid betreffen zoals co2-reductie, energiebesparing, efficiënt gebruik van grondstoffen, en veilig gebruik en transport van chemicaliën, maar veronachtzaamt nog te vaak effecten op economische groei. De beleidsmaatregelen die worden gekozen leiden steeds vaker tot kostenverhogingen, zonder dat ze substantieel bijdragen aan groei en innovatie. Van belang is dat veel bedrijven deze kosten niet kunnen doorberekenen aan hun klanten omdat bedrijven die buiten Europa opereren deze kosten niet maken. Dit kan er toe leiden dat bedrijven besluiten om hun investeringen in Europa terug te schalen of, in het ergste geval, productie te verplaatsen naar landen buiten de Europese Unie. Dit heeft negatieve gevolgen voor de economische groei in de Europese Unie en draagt ook niet bij aan de wereldwijde afname van de uitstoot van co2. In een wereld waarin goederen en kapitaal steeds minder aan landsgrenzen gebonden zijn dient Europa zich daarom te realiseren dat het met andere grootmachten concurreert in het scheppen van het beste investerings- en ondernemingsklimaat. Een ideaal ondernemingsklimaat betekent voor vno-ncw en mkb-Nederland echter allerminst een situatie met slechts minimale aandacht voor duurzaamheid waarin
bedrijven zich aan zo min mogelijk regels hoeven te houden. Integendeel, het bedrijfsleven heeft juist behoefte aan een beleidskader dat hen helpt om zowel te verduurzamen als ook internationaal te concurreren. Als Europa er in slaagt deze twee doelstellingen daadwerkelijk te versmelten heeft het goud in handen. Het (internationale) bedrijfsleven onderkent immers als geen ander de uitdagingen – bijvoorbeeld op het gebied van grondstoffenschaarste – die een wereld van 9 miljard mensen met zich meebrengt. Ten aanzien van beleid op verschillende duurzaamheidterreinen geldt daarom dat toekomstige beleid veel meer ten dienste moeten staan van duurzame economische groei door het realiseren van een duurzaam investeringsklimaat, waarin bedrijven geprikkeld en gestimuleerd worden om te innoveren en in staat zijn om internationaal te concurreren. De toegenomen aandacht voor industriebeleid en concurrentiekracht geeft vertrouwen dat de Europese Commissie zich niet alleen bewust is van de spanning tussen ambitie en uitvoerbaarheid van duurzame ambities, maar via ondersteunend beleid concreet invulling geeft aan het wegnemen van deze spanning. Het heeft oog voor het belang van de (maak) industrie voor de economie, het innovatievermogen van Europa, de werkgelegenheid en de exportkansen. Dit belooft veel voor de nabije toekomst van het investeringsklimaat in Europa, en zeker voor de mondiaal concurrerende bedrijven. In 2013 staat in Brussel op een aantal dossiers op het gebied van duurzaamheid belangrijke besluiten op stapel. Bij de besluitvorming hierover zal nu zichtbaar moeten worden dat Europa in staat is ambitieus beleid te voeren zonder dat dit de ontplooiingskansen en concurrentiepositie van het Europees bedrijfsleven schaadt. ‘The proof of the pudding is in the eating’. In al deze dossiers komt de spanning tussen duurzame ambitie en concurrentiekracht immers terug. Bij het Europese co2emissiehandelssysteem (eu-ets) is deze spanning het meest zichtbaar. Enerzijds moeten de elektriciteitsproducenten de prikkel krijgen om de reeds ingezette transitie naar een koolstofarme elektriciteitsproductie versneld voort te zetten. Anderzijds moeten bedrijven die internationaal concurreren op basis van een efficiency benchmark gratis co2-rechten 11
Rondje Europa
worden toegekend en moeten grote elektriciteitsverbruikers worden gecompenseerd voor de indirecte kosten. In alle gevallen is het belangrijk dat de winnaars – en niet de verliezers – worden beloond. Om investeringen in Europa aan te moedigen zouden nieuwkomers ongehinderd aanspraak moeten kunnen maken op dezelfde hoeveelheid co2-rechten als bestaande installaties. Ook is het belangrijk dat de Europese Unie zekerheid verschaft over haar beleidsdoelen voor de periode na 2020. De blijvende onzekerheid werkt remmend op investeringen in de Europese Unie. Volgens vno-ncw en mkb-Nederland zou de Europese Unie moeten inzetten op een sterker klimaatbeleid, zonder aparte doelen voor duurzame energie of energiebesparing. Een versterkt en structureel verbeterd systeem van co2-emissiehandel (eu-ets) kan dan de inzet van co2-arme opties zoals duurzame energie steunen. Duurzame energie wordt zo gelijkgeschakeld met andere co2-arme opties zoals energiebesparing en co2-opslag. Aandacht voor innovatie om hernieuwbare energie goedkoper te maken blijft cruciaal. Op het gebied van energiebelasting zou de voorgestelde minimum co2-belasting van 20 euro per ton voor non- eu-etsactiviteiten leiden tot een sterke stijging van de belasting op energie-efficiënte warmtekrachtkoppeling (wkk) en andere middelgrote aardgasgebruikers, een ongewenst neveneffect. Deze verhoging bestraft gebruikers (en landen) die reeds investeringen hebben gedaan in het relatief schone aardgas en de efficiëntie van wkk. Soms is ook meer Europese inzet gepast. Zo dient de Europese Unie ook te waarborgen dat de Europese interne markt dienstbaar is aan innovatie en technologische ontwikkeling. Dit is in het bijzonder relevant voor de ontwikkeling van nanotechnologie. Waar nu lidstaten nog kiezen voor een nationale oplossing dient toegewerkt te worden naar Europees risicomanagement voor nanomaterialen. vno-ncw en mkbNederland zijn van mening dat het risicomanagement van nanomaterialen het best binnen reach geregeld kan worden. Voorkomen moet worden dat handelsbarrières voor producten waarin nanomaterialen zijn verwerkt de nanotechnologische innovatie – en daarmee de economische groei van de Europese economie – afremmen. Ten slotte is ook het versterken van de Europese infrastructuur – transport, energie, digitaal – cruciaal voor het realiseren van de duurzame ambities van Europa en het aantrekken van investeringen. Hier moeten Europa en haar lidstaten meer ambitie tonen.
12
3. Open markten: binnen en buiten Europa
Export is goed voor bijna 30 procent van het nationale inkomen in Nederland. Het spreekt voor zich dat de export en handelspositie alleen al om deze reden voortdurend onderhoud en aandacht vereisen. Maar uiteraard ook de internationale investeringen en import blijven van belang. In een wereld van mondiale waardeketens gaan export en import hand in hand. Geëxporteerde producten bestaan voor een groot deel uit geïmporteerde halfproducten en diensten. Bescherming van de eigen markt kan een land duur komen te staan. De mogelijkheden voor export en import, hangen in hoge mate af van de openheid van de internationale handel. Naar gesloten markten valt niet te exporteren. Door de crisis steken overal ter wereld protectionistische tendensen de kop op. Diverse ‘international watchdogs’ signaleren een aanzienlijke toename van concrete handelsbeperkende maatregelen. Nederland moet zich daarom blijven inzetten voor openheid. Dit kan Nederland alleen in Europees kader doen, omdat de handelspolitiek de exclusieve competentie van de Europese Unie is. Daarbij begint het streven naar een open markt bij het tegengaan van protectionistische tendensen binnen de Europese markt zelf. 75 Procent van onze export vindt plaats naar landen binnen Europa waarbij er met name voor mkb-bedrijven nog onbenut exportpotentieel is. Het cpb berekende in 2008 dat de interne markt voor goederen en diensten op lange termijn 17 procent aan het bbp in Nederland kan bijdragen en dat daarvan nog maar de helft is gerealiseerd. Wij constateren dat er nog belangrijke structurele lacunes op de interne markt bestaan, met name op het terrein van de diensten en financiële diensten. Op de dienstenmarkt lopen dienstverleners nog steeds tegen belemmeringen aan die lidstaten opwerpen. Wij pleiten voor een strikte uitvoering van de Europese dienstenrichtlijn uit 2008 waardoor de administratieve lasten en kosten voor bedrijven verminderen en ongeoorloofde vereisten van lidstaten op het terrein van vergunningen en technische kwalificaties daadwerkelijk verdwijnen. De financiële markten zijn sterk internationaal verweven, maar het ontbreekt aan een geïntegreerd Europees toezicht. Op het terrein van de financiële diensten pleiten we voor een Europese bankenunie: een Europese toezichthouder met bevoegdheden op de financiële sector, een Europees deposito garantiestelsel en een Europees Resolutiefonds om
Europese systeembanken in nood te kapitaliseren. Daarnaast zijn er talloze specifieke sectorale belemmeringen, die bedrijven in hun dagelijkse praktijk ervaren. Hierbij kan het deels gaan om een gebrek aan geharmoniseerde Europese regelgeving, deels om verschillen in de uitvoering en handhaving van bestaande Europese regels door lidstaten en deels om onnodige of ingewikkelde Europese regels. De oplossing ligt voor het grootste deel niet in het maken van nieuwe regels. Ingezet moet worden op het verbeteren van consequente uitvoering en handhaving van bestaande Europese regels in de lidstaten. Europese richtlijnen moeten consistent met elkaar zijn en de administratieve lasten voor bedrijven om hieraan te voldoen moeten worden verminderd. Meer hierover kunt u lezen in de brochure ‘Wanneer wordt het nu echt 1992? – deel 2’. Naast het realiseren van de eigen interne markt binnen Europa, dient de Europese Unie het voortouw te nemen in de liberalisering van de wereldhandel. Nu de onderhandelingen in het kader van de Doha-Ronde van de wto stilliggen, moet actief gewerkt worden aan de internationale overeenstemming over een alternatieve onderhandelingsagenda binnen de wto: bijvoorbeeld douanevereenvoudiging, dienstenliberalisering, een nieuw informatietechnologie-akkoord. De onderhandelingen die de Europese Unie voert met een serie derde landen en regio’s over de afsluiting van vrijhandelsakkoorden (fta’s) zijn voor Nederlandse bedrijven van direct belang. Deze preferentiële handelsakkoorden zijn op dit moment de enige drijvende kracht achter handelsliberalisering. Deze fta’s zijn doorslaggevend om een level playing field voor Nederlandse/Europese bedrijven op de wereldmarkt te bewerkstelligen. Verzekerd moet worden dat de specifieke belangen van Nederlandse bedrijven goed in kaart worden gebracht en mee worden genomen in de onderhandelingsrichtsnoeren van de Europese Commissie. Als de handelsakkoorden – zowel multilateraal als bilateraal – eenmaal zijn afgesloten door de Europese Unie, is het ook zaak dat onze handelspartners zich aan de afspraken houden. Bij vastgestelde oneerlijke handelspraktijken moet de Europese Unie beschermende maatregelen als antidumpingheffingen kunnen instellen. En als handelspartners hun markt
13
Rondje Europa
gesloten houden, bijvoorbeeld voor overheidsaanbestedingen, dan moet de Europese Unie deze landen eerst bilateraal en uiteindelijk via de wto-geschillenbeslechting, tot naleving kunnen dwingen. Dit vergt een actief en regelmatig overleg tussen overheid en bedrijven. Op de gebieden waar om veiligheidspolitieke redenen exportcontroleregimes bestaan (wapens, dual-use-goederen) moeten deze regimes zo worden toegepast dat zij geen onredelijke belemmeringen voor Nederlandse exporteurs opleveren. Bij de huidige stand van Europese integratie is het niet uit te leggen aan bedrijven dat bepaalde producten niet via Nederland aan een bepaald land geleverd kunnen worden, maar wel via een van onze buurlanden. Europese harmonisatie is hier een must. Ook boycotmaatregelen kunnen een aanzienlijke beperking van de export opleveren. Er moet daarom terughoudend mee worden omgegaan. Regelmatig komt het voor dat boycotmaatregelen worden bepleit die niet verder gaan dan symboolpolitiek en die geen reële bijdrage (kunnen) leveren aan de oplossing van het onderliggende probleem in het doelland. Dergelijke maatregelen moeten achterwege blijven. In de politiek wordt regelmatig geopperd om de markttoegang van producten uit derde landen tot Nederland of de Europese Unie te beperken met het oog op zogenaamde ‘non trade concerns’ (overwegingen op het gebied van bijvoorbeeld milieu, sociaal beleid of dierenwelzijn). Als dergelijke maatregelen niet gebaseerd zijn op internationaal breed gedragen afspraken vormen zij een serieuze bedreiging van de export. Niets weerhoudt dan immers derde landen om ook dergelijke maatregelen tegen Nederlandse en Europese importen op hun markt te nemen. De ‘non trade concerns’ moeten niet leiden tot een spiraal van protectionisme.
14
4. Een goed functionerende Europese arbeidsmarkt Voor de financiële, economische en concurrentiepositie van Europa en zijn lidstaten is het van het allergrootste belang dat de arbeidsmarkt goed functioneert. Het moet voor bedrijven eenvoudig zijn om nieuwe mensen in dienst te nemen en mensen zonder werk moeten zo snel mogelijk (weer) aan de slag gaan. Daarnaast is het essentieel dat werkenden goed gekwalificeerd zijn en dat het aanbod goed is afgestemd op de vraag. Voor een betere allocatie van arbeid is het verder van belang dat grensoverschrijdende mobiliteit van werkenden wordt bevorderd. Om onze sociale systemen betaalbaar te houden, mede tegen de achtergrond van demografische ontwikkelingen, zijn hervormingen noodzakelijk. Dit is in een notendop de visie van vno-ncw en mkbNederland op het sociaal en arbeidsmarktbeleid. Deze visie heeft niet alleen betrekking op de Nederlandse context, maar zeker ook op het beleid dat vanuit Brussel wordt ingezet. Hoewel arbeidsmarktbeleid in beginsel geen nationale aangelegenheid is en de Europese Unie alleen een coördinerende rol speelt, neemt – mede onder invloed van de versterkte ‘economic governance’ – de invloed van Europa op het nationale beleid immers toe. Dit gebeurt jaarlijks in de vorm van door de Raad van ministers vastgestelde aanbevelingen aan lidstaten. Naarmate hervormingen uitblijven worden deze dwingender. Voor Euro-landen die een beroep moeten doen op financiële steun kunnen bepaalde sociale en arbeidsmarkthervormingen een voorwaarde zijn voor het verkrijgen van deze steun. vno-ncw en mkb-Nederland vinden dat arbeidsmarktbeleid en stelsels van sociale zekerheid de primaire verantwoordelijkheid zijn van de lidstaten. Maar, de noodzakelijke versterking van de economic governance van de Europese Unie betekent, dat lidstaten dan ook die maatregelen moeten nemen – en daarop kunnen worden aangesproken – om hervormingen door te voeren die nodig zijn om arbeidsmarkten goed te kunnen laten functioneren. Ongeveer tien jaar geleden heeft een eu-taskforce onder leiding voormalig premier Kok aanbevelingen gedaan voor arbeidsmarkthervormingen. Belangrijkste boodschap was om te pleiten voor een flexicuritybenadering bij het doorvoeren van hervormingen. Het ging daarbij om het vinden van de juiste balans tussen meer flexibiliteit voor bedrijven om zich te kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden en het inbouwen van voldoende zekerheden voor werknemers om goed te kunnen presteren. De Europese Commissie en de Raad hebben deze flexicuritybenadering ondersteund. In de praktijk heeft het echter beperkt effect gehad in de lidstaten, mede doordat vakbonden in sommige lidstaten veel weerstand boden tegen dit concept. Naar het oordeel van
vno-ncw en mkb-Nederland blijft het van groot belang voor de concurrentiekracht van eu-lidstaten om te bevorderen dat de flexicuritybenadering gestalte krijgt in de lidstaten. In de praktijk blijft het vrije verkeer van werknemers vooralsnog de belangrijkste pijler van Europees arbeidsmarktbeleid. vno-ncw en mkb-Nederland zijn voorstanders van zo open mogelijke grenzen voor vrij verkeer van werkenden. Dit geldt zowel voor werknemers die in dienst treden bij een werkgever in een andere lidstaat (vrij verkeer van werknemers), als voor werknemers die tijdelijk een dienst in een andere lidstaat uitvoeren (vrij verkeer van diensten). Wel is het dan van belang dat men zich ook aan de regels houdt. Deze regels zijn nodig om oneerlijke concurrentie en social dumping te voorkomen. Op Europees niveau zijn daarover ook minimumafspraken gemaakt. Maar er moet op worden gelet dat de regelgeving op Europees en nationaal niveau niet leidt tot het opwerpen van onnodige belemmeringen voor grensoverschrijdende mobiliteit. De stellige indruk bestaat dat sommige lidstaten belemmeringen instellen of handhaven uit protectionistische overwegingen en dat is onaanvaardbaar. In het voorjaar van 2012 heeft de Europese Commissie een voorstel bij de Raad en het Europees Parlement ingediend voor een betere implementatie en handhaving van de Detacheringsrichtlijn. Als hiermee bereikt wordt dat zowel de mobiliteit van werkenden als de naleving van de Detacheringsrichtlijn wordt verbeterd, heeft dit onze volle steun. Op onderdelen hebben wij overigens wel kanttekeningen bij het voorstel. Door de crisis is de werkloosheid in Europa in de laatste jaren opgelopen tot bijna 12 procent. Jongeren worden nog zwaarder getroffen door werkloosheid. In deze categorie is de werkloosheid gemiddeld 23 procent, met uitlopers naar bijvoorbeeld ruim 50 procent in Spanje. Het is dus zeker gerechtvaardigd om alles uit de kast te trekken om meer jongeren aan het werk te krijgen. Daarom heeft businesseurope in maart 2012 een initiatief gestart om de overgang van school naar werk te verbeteren. Een heldere brochure geeft concrete suggesties om leerlingstelsels in te voeren of te verbeteren. Bovendien hebben de Europese sociale partners ook besloten om tot actie over te gaan. Daarom wordt er nu onderhandeld over een Actieplan Jeugdwerkloosheid. Dit moet vervolgens zo snel mogelijk op nationaal niveau worden geïmplementeerd. De Europese Commissie heeft in december 2012 een pakket voorstellen gepubliceerd dat ook gericht is op het verminderen van de jeugdwerkloosheid. Dit is een goede zaak. Wel is van belang dat de verschillende initiatieven zorgvuldig op elkaar worden afgestemd. Om de grensoverschrijdende mobiliteit van werkenden binnen de Europese Unie te bevorderen heeft de Europese Com15
Rondje Europa
missie er op aangedrongen dat de Raad het richtlijnvoorstel voor verwerving en behoud van aanvullende pensioenrechten uit de ijskast haalt. De eerste besprekingen zijn inmiddels aangevangen. Wij zullen de besluitvorming hierover kritisch volgen. Toetssteen daarbij is dat het geen negatieve (financiële) consequenties heeft voor het Nederlandse stelsel van aanvullende pensioenen. Hetzelfde geldt voor het voornemen van de Europese Commissie om in de pensioenrichtlijn verdergaande verplichtingen aan pensioenfondsen op te leggen met betrekking tot hun solvabiliteit. Voor een goed functionerende arbeidsmarkt is het ook van belang dat mensen van buiten de Europese Unie kunnen worden toegelaten om voor bedrijven in de Europese Unie te werken. Dat geldt vooral voor hoog gekwalificeerde en dus schaarse mensen die een bijdrage kunnen leveren aan de innovatiekracht van de Europese Unie en voor personen die vacatures kunnen vervullen die niet door werknemers uit de Europese Unie (kunnen) worden bezet. Helaas stellen de lidstaten zich erg terughoudend op ten aanzien van de voorstellen van de Europese Commissie op dit terrein. Dit wordt vooral ingegeven door de hoge werkloosheid van dit moment, maar dat is erg kortzichtig. Het juiste regelgevend kader moet in orde zijn om ook in de toekomst mensen uit derde landen te kunnen aantrekken als dat nodig is.
16
5. Alle Europese dossiers van A t/m Z
Arbeidstijdenrichtlijn 18 Auteursrecht 18 btw 18 ccctb 19 co2-emissiehandel (ets) 20 Collective redress (collectieve schadevergoeding) 21 Corporate governance 21 Criminaliteitsbeheersing 22 Cybersecurity 22 Detachering van werknemers 22 Diensten (vrij verkeer) 23 Digitale Agenda voor Europa 23 Dubbele belasting 24 Duurzame energie 24 Eerste en Elfde richtlijn (wijzigingsvoorstel) 24 Energiebelasting 24 Energie-infrastructuur 25 Financiële Transactie Belasting (ftt) 26 fta eu – Japan 26 Gelijke behandeling bij aanbieden goederen en diensten 26 Geschilbeslechting (adr en odr) 27 Good governance op belastinggebied 27 Grondstoffen 28 Handelspolitiek instrumentarium van de Europese Unie (herziening) 28 Herstructurering van bedrijven 28 Horizon 2020 29 Immigratie 30 Industriebeleid 30 Interne markt 31 Jaarrekeningvoorschriften voor beursfondsen – ifrs 31 Jaarrekeningvoorschriften voor niet-beursgenoteerde ondernemingen – Accounting Directives 32 Luchtkwaliteit 32 Maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) 32 Mededingingsbeleid 33 Nanotechnologie 33 Normalisatie 34 Ontwikkelingsbeleid Europese Unie 34 Overheidsaanbestedingen 34 Pensioen 35 Privacykader (herziening Richtlijn gegevensbescherming) 35 Productveiligheid (Richtlijn) 36 Regulering accountantsberoep 36 Retail Actieplan 37
Small Business Act 37 Smart Regulation 38 Staatssteunbeleid 38 Statuut voor een Europese besloten vennootschap (spe) 39 Statuut voor een Europese vennootschap (se) 39 Tabaksproductenrichtlijn 40 Toezicht (market surveillance) op non food products (ontwerpverordening) 40 Transnational Company Agreements 40 Transparantierichtlijn 41 Transportprijsbeleid (road charging) 41 Vrouwen in topposities 41
17
Rondje Europa
Arbeidstijdenrichtlijn In het voorjaar van 2009 is een herziening van de arbeidstijdenrichtlijn gestrand omdat Raad en Europees Parlement geen overeenstemming konden bereiken. Twee onderwerpen stonden daarbij centraal: −− Hoe om te gaan met aanwezigheidsdiensten. Eerder had het Europese Hof van Justitie aangegeven dat aanwezigheidsdiensten moeten worden aangemerkt als werktijd, ook als er niet hoeft te worden gewerkt. Een herziening van de richtlijn beoogde deze uitspraak te repareren. −− Het wel of niet handhaven van de zogenoemde ‘opt-out’. De opt-out maakt het mogelijk om in individuele gevallen af te wijken van het maximum van (gemiddeld) 48 uur werken per week. In maart 2010 heeft de Europese Commissie een nieuw wetgevingstraject in gang gezet via een consultatie van de Europese sociale partners. Dit heeft er toe geleid dat de sociale partners onderhandelingen over een herziening van de richtlijn zijn gestart. De onderhandelingen zouden binnen negen maanden moeten worden voltooid, maar de Europese Commissie heeft uitstel gegeven tot 1 januari 2013. Het zou toe te juichen zijn als er door sociale partners overeenstemming kan worden bereikt over een dossier wat hen zo na aan het hart ligt en waar de politiek geen overeenstemming kon bereiken. Inlichtingen: Loes van Embden Andres (070 349 02 23;
[email protected])
Auteursrecht In de in 2010 verschenen Digitale Agenda, één van de flagships van de Europese Unie, gaf de Europese Commissie als actie aan dat het noodzakelijk is de muziekdownloadindustrie te stimuleren. Dit moet gebeuren door onder andere het auteursrechtsysteem te vereenvoudigen. Als onderdeel hiervan zou de Europese Commissie eind 2010 een richtlijnvoorstel publiceren dat zich richt op het collectieve beheer van auteursrechten. Door meningsverschillen binnen de Europese Commissie zelf heeft het echter meer dan twee jaar geduurd voordat de richtlijn is gepubliceerd. Medio 2012 heeft de Europese Commissie het richtlijnvoorstel ten aanzien van ‘collectief beheer van auteurs- en naburige rechten en multiterritoriale licentiëring van muziekrechten op internet’ gepubliceerd. Het voorstel richt zich op verbetering van het functioneren van organisaties die zich bezighouden met het beheer van auteurs- en naburige rechten. De conceptrichtlijn stelt eisen aan de besturing en transparantie van alle collectieve beheersorganisaties, zowel off- als online. Ook bevat het een voorstel voor een regeling voor de uitgifte van multiterritoriale (pan-Europees) licenties voor het gebruik van muziekwerken op internet (online). De doelstellingen van het voorstel worden door vno-ncw en mkb-Nederland onderschreven. Technologische ontwikkelingen zijn zo snel gegaan dat dit ingrijpend doorwerkt op het auteursrechtsysteem. Een goed en modern toegesneden systeem met ruimte voor ontwikkeling naar nieuwe business 18
modellen voor het beheer en de vergoeding voor auteursrecht is nodig om bij deze ontwikkelingen creativiteit en innovatie te kunnen behouden. Het richtlijnvoorstel is ons inziens echter niet robuust genoeg op cruciale onderdelen om deze transitie te faciliteren. De eisen in het voorstel op het gebied van transparantie vragen een verdere en robustere uitwerking. Er moet bovendien voorzien worden in goed toezicht op financiën en besluitvorming van collectieve beheersorganisatie. Goed toezicht komt optimale marktwerking ten goede. Verder dient ook de positie van de gebruiker van auteursrechten en -licenties in het voorstel versterkt te worden. Het voorstel voor multiterritoriale licenties wordt verwelkomd. Inlichtingen: Els Prins (015 219 12 99;
[email protected]) David de Nood (070 3490 354;
[email protected])
btw
De toekomst van de btw De Europese Commissie gaat in de onlangs opgerichte ‘vat Expert Group’ (veg) het gesprek aan met onder andere het bedrijfsleven over nieuwe btw-regelgeving. Eind 2012 is de veg, waarvan ook vno-ncw en mkb-Nederland lid zijn, bijeengeweest. Eerste onderwerp is de vormgeving van het zogenoemde bestemmingslandsysteem. Dit systeem was een van de onderwerpen in het Groenboek van de Europese Commissie over de toekomst van de btw (2010) en de daarop volgende Mededeling (2011). De Europese Commissie wil het debat aangaan, omdat de markt sinds de invoering van de btw meer dan veertig jaar geleden ingrijpend is veranderd. Belangrijke aandachtspunten zijn vereenvoudiging en fraudebestrijding. In het kader van de vereenvoudiging zijn onder andere de verlaagde tarieven in beeld. Eind 2012 heeft de Europese Commissie daarover een questionnaire gepresenteerd met branchespecifieke vragen (reactie uiterlijk 4 januari 2013). In hun reactie op het Groenboek zijn vno-ncw en mkbNederland ook op het bestemmingslandsysteem ingegaan. Het huidige systeem is in 1993 als een overgangssysteem ingevoerd. Het beoogde definitieve systeem – het oorsprongs landsysteem – had in 1997 ingevoerd moeten worden, maar politieke overeenstemming bleef uit. In het Groenboek rees de vraag of het oorsprongslandsysteem, waarin ook over intra-eu-handel btw moet worden berekend, nog wenselijk is. vno-ncw en mkb-Nederland vinden dat een btw-unie voor ondernemers de beste optie is en dat het bestemmingslandsysteem de weg is waarlangs dit uiteindelijke doel moet worden bereikt. Inmiddels heeft de Europese Commissie het oorsprongslandsysteem laten varen en is in de veg overleg gestart over de vormgeving van het bestemmingslandsysteem. Een positieve ontwikkeling.
Richtlijnvoorstel vouchers De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan dat ertoe moet leiden dat de verschillende soorten vouchers in alle lidstaten een uniforme btw-behandeling krijgen. Door het ontbreken van uniforme regels hebben lidstaten eigen regelingen ingevoerd, die niet op elkaar zijn afgestemd. In het voorstel zijn definities opgenomen van de verschillende
categorieën vouchers. De indeling in categorieën heeft onder andere gevolgen voor de maatstaf van heffing en het tijdstip waarop de btw is verschuldigd. Ook bevat het voorstel regels voor vouchers die verschillende schakels van een distributieketen doorlopen voordat zij bij de klant terechtkomen. Inwerkingtreding van de nieuwe regels is voorzien vóór 1 januari 2015. Het gebrek aan Europese btw-regels voor vouchers leidt tot rechtsonzekerheid, complexiteit en dubbele of geen btwheffing. Vouchers zijn een belangrijk marketinginstrument waarmee substantiële bedragen zijn gemoeid. Daarom is het positief dat de Europese Commissie een voorstel voor uniforme btw-regels heeft gepresenteerd. Essentieel is dat het gebruik van een voucher voor de koop van goederen en diensten niet mag leiden tot een hogere btw-druk dan een rechtstreekse koop en dat de nieuwe regels rechtszekerheid bieden (dus duidelijke definities, duidelijke regels voor de vouchervarianten). Het Europese Commissievoorstel gaat in belangrijke mate uit van telecomvouchers. Van de andere vouchers worden niet alle categorieën door het voorstel bestreken. Dat moet wel gebeuren. Ondernemers hebben niets aan regels die niet het gehele palet regelen. Verder moet de positie van de detailhandel, die direct contact met de consument heeft, nadrukkelijk bij de nieuwe regelgeving worden betrokken. Voor de telecomsector is het van groot belang dat de regelgeving over vouchers tijdig voor 1 januari 2015 tot stand komt. Zodra duidelijk wordt dat de invoering van nieuwe btw-regels voor vouchers op 1 januari 2015 geen realistisch scenario meer is, zou splitsing van het voorstel (telecom-/overige vouchers) overwogen moeten worden.
btw-regels voor (e-)factureren Op 1 januari 2013 treden de nieuwe btw-regels voor (elektronisch) factureren in werking, waarover de Ecofin Raad overeenstemming heeft bereikt. Belangrijk element van de nieuwe regels is dat voor papieren en elektronische facturen (e-facturen) dezelfde regels gaan gelden. Met ingang van 2013 bepalen niet langer de overheden hoe onder andere de echtheid van een elektronische factuur moet worden gegarandeerd, maar kunnen de ondernemingen zelf de methode kiezen. Dat is een belangrijke vooruitgang. Maar de richtlijntekst is zo geformuleerd dat lidstaten de tekst ook kunnen aangrijpen om de eisen aan papieren facturen op te schroeven. Dan zou geen sprake zijn van een administratieve lastenverlichting, maar van een lastenverzwaring. Het is dus niet overbodig dat de Europese landen, op aandrang van Nederland, hebben afgesproken om de werking van de nieuwe regels al op korte termijn te evalueren. De snelheid waarmee Nederland het implementatieproces heeft afgerond – Nederland behoort tot de koplopers – is door het bedrijfsleven positief beoordeeld. Aandachtspunt in de uitvoering is de verplichting Nederlandstalige aanduidingen op de factuur te vermelden (zoals ‘btw verlegd’), waar in het internationale bedrijfsleven veelal Engelstalige aanduidingen gebruikelijk zijn. Nagegaan wordt of dit in de praktijk problemen gaat opleveren.
One Stop Shop Op 1 januari 2010 zijn in het kader van het btw-pakket nieuwe regels voor de plaats van dienst voor B2B (Business to Business-)diensten in werking getreden. Het pakket bevat ook
een wijziging van de plaats van bepaalde B2C (Business to Consumers-)diensten aan een afnemer in een ander eu-land (onder andere telecomdiensten). De plaats van dienst wordt het vestigingsland van de consument. Die wijziging treedt op 1 januari 2015 in werking. Het is de bedoeling dat de betrokken dienstverleners via een ‘One Stop Shop’ (oss) de btwhandelingen met betrekking tot alle eu-landen afhandelen in één eu-land. Inmiddels is een aantal Europese verordeningen gepubliceerd. Sluitstuk is een verordening die regelt hoe de plaats van dienst moet worden bepaald. Die verordening wordt in december 2013 verwacht. vno-ncw en mkb-Nederland hebben met het Ministerie van Financiën regelmatig overleg over de oss. Doel is om een zo gunstig mogelijke opzet van deze ‘mini’-oss te bereiken, te meer daar deze model zal staan voor de toekomstige algemene oss waarvan het gehele bedrijfsleven gebruik moet kunnen maken. Inlichtingen: Janny Kamp (070 349 04 19;
[email protected])
ccctb In 2011 heeft de Europese Commissie een aantal voorstellen gedaan om de interne markt beter te doen functioneren. Eén daarvan is de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (ccctb). De ccctb is door de Europese Commissie als oplossing gepresenteerd om grote fiscale belemmeringen in de interne markt te elimineren voor bedrijven die in meerdere lidstaten actief zijn. Door het naast elkaar bestaan van verschillende belastingstelsels kan dubbele belasting ontstaan en zijn de administratieve lasten voor het bedrijfsleven hoog. Volgens de Europese Commissie remt deze situatie het investeringsniveau in de Europese Unie af en sluit het niet aan bij de Europa 2020-strategie waarin gestreefd wordt naar slimme, inclusieve en duurzame groei. De ccctb is in het voorstel van de Europese Commissie een optioneel stelsel en zal daarom naast de verschillende nationale belastingstelsels bestaan. Het Europees Parlement heeft wat betreft de optionaliteit echter een amendement aangenomen, waarin is gesteld dat voor Europese vennootschappen (se’s) de ccctb na twee jaar verplicht zou moeten zijn en voor andere vennootschappen na vijf jaar. Tegelijkertijd is een amendement aangenomen waarin is bepaald dat de wenselijkheid voor het verplichtstellen van de ccctb voor alle vennootschappen na vijf jaar zou moeten geëvalueerd. Onder het Cypriotische voorzitterschap wordt in de technische werkgroepen gewerkt om alle onderdelen van de ccctb te bespreken. Dit proces vordert snel. Er is echter nog geen zicht op dat er in de Europese Raad unanimiteit over het voorstel kan worden bereikt. In 2013 zal dan ook nader aan de ccctb worden gewerkt. Het bedrijfsleven heeft samen met businesseurope met betrekking tot een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting steeds ge19
Rondje Europa
steld dat deze ervoor moet zorgen dat de specifieke kenmerken van deze wetgeving leiden tot een grotere economische efficiëntie, economische groei en het scheppen van werkgelegenheid. De ccctb moet daarom ten minste voldoen aan de volgende belangrijke voorwaarden. De ccctb moet: −− optioneel zijn voor bedrijven, dat wil zeggen niet in de plaats van de nationale vennootschapsbelasting; −− een volledige consolidatie van winsten en verliezen toestaan; −− de nalevingskosten verminderen met een one-stop-shop; −− de beslissing over de nationale belastingtarieven aan de nationale regeringen laten. Inlichtingen: Jeroen Lammers (070 349 04 23;
[email protected])
co2-emissiehandel (ets) Begin 2009 zijn de regels voor co2-emissiehandel voor de periode na 2012 vastgesteld. De grote industrie en elektriciteitsbedrijven zullen door een gegarandeerd plafond in 2020 een co2-reductie realiseren van 21 procent ten opzichte van 2005. Het aantal beschikbare co2-rechten neemt jaarlijks met 1,74 procent af. Elektriciteitsproducenten zijn voor co2-rechten volledig aangewezen op de veiling. Voor de industrie is er één Europese toewijzingsmethode van emissierechten op basis van Europese benchmarks. Ook de industrie kan overigens op de veiling terecht om rechten bij te kopen of te verkopen. Ter voorkoming van ‘carbon leakage’1 krijgen bedrijven die bloot staan aan internationale concurrentie de rechten deels gratis toegewezen op basis van hun historische productie en de top 10 procent carbon efficiency in de Europese Unie. Voor de andere bedrijven daalt het percentage toegewezen rechten van 80 procent in 2013 naar 30 procent in 2020. Kleine bedrijven zullen buiten het systeem gaan vallen. Ook heeft de Europese Commissie regels vastgesteld voor de compensatie van de indirecte kosten door lidstaten, als gevolg van de door co2-handel verhoogde elektriciteitsprijs. Als gevolg van de economische crisis en de exploitatiesteun voor duurzame energie in veel lidstaten is de co2-prijs de laatste jaren gedaald. De Europese Commissie heeft daarom voorgesteld om het veilen van 900 miljoen co2-rechten een aantal jaar uit te stellen (‘backloading’). Daarnaast wordt nagedacht over het permanent wegnemen van emissierechten om de co2-prijs te verhogen (‘set aside’). Verder wordt eind 2014 de carbonleakagelijst geëvalueerd van de sectoren die in aanmerking komen voor de gratis toewijzing van co2-rechten. Om het uitstel van de veiling van co2-rechten mogelijk te maken is wijziging van de ets-Richtlijn nodig, alsmede een wijziging van de Veilingverordening. De Europese Commissie heeft een wijzigingsvoorstel voor de Richtlijn gepresenteerd, en vooruitlopend daarop ook al een concepttekst voor de wijziging van de Veilingverordening. Besluitvorming hierover zal naar verwachting in 2013 plaatsvinden. Daarna zal de 1 Bedrijven die blootgesteld zijn aan internationale concurrentie kunnen als gevolg van de hoge kosten van veilen hun productie verplaatsen naar het buitenland, waardoor koolstofemissie ‘weglekt’.
20
discussie en besluitvorming over structurele verbeteringen van ets plaatsvinden, in samenhang met het energie- en klimaatbeleid voor 2030. De Europese Commissie heeft in haar werkprogramma aangekondigd in de periode 2013-2014 met voorstellen te komen. Deze voorstellen zullen echter pas in de volgende zittingsperiode van de Europese Commissie en het volgende Europees Parlement (beiden vanaf 2014) behandeld worden. Recent heeft de Europese Commissie ook aangegeven de nakoming van de verplichtingen voor de luchtvaart één jaar uit te stellen. Hiermee krijgt het internationale overleg in icao de mogelijkheid om een alternatieve regeling uit te werken om de co2-uitstoot in mondiaal verband te verminderen. Het Nederlandse bedrijfsleven is voorstander van het instrument co2-emissiehandel omdat daarmee op een kostenefficiënte wijze een gegarandeerde hoeveelheid co2-reductie gerealiseerd kan worden. Internationale effecten zijn van groot belang bij de uitwerking van de co2-emissiehandel. Dit omdat alleen de Europese Unie een dergelijk handelssysteem kent voor co2-reductie in de industrie, energiesector en luchtvaart. Veel bedrijven worden blootgesteld aan internationale concurrentie van bedrijven die deze verplichte reductiedoelstellingen of hieruit voortkomende kostenstijgingen niet kennen. Voorkomen moet worden dat bedrijven hun productie verplaatsen naar buiten Europa waar geen co2-reductiesysteem bestaat (de zogenaamde ‘carbon leakage’). Door bedrijven op basis van een efficiency benchmark gratis co2-rechten toe te kennen en grote elektriciteitsverbruikers te compenseren voor de indirecte kosten kunnen deze effecten beperkt blijven. Daarnaast is het bij de uitwerking van de co2-emissiehandel van belang dat het investeringsklimaat als gevolg van co2-emissiehandel in de Europese Unie niet verslechtert. Nieuwkomers (nieuwe bedrijven en investeringen) zouden daarom ongehinderd aanspraak moeten kunnen maken op dezelfde hoeveelheid co2-rechten als bestaande installaties. Deze rechten zouden dan in mindering moeten worden gebracht van de te veilen rechten, zodat wel het beoogde reductieplafond van -21 procent co2-uitstoot (ten opzichte van 2005) ongewijzigd zal blijven. Ook is van belang dat lidstaten de opbrengsten van de veiling van co2-rechten terugsluizen naar het bedrijfsleven. Hiermee kunnen initiatieven voor de verduurzaming van de economie gestimuleerd worden, zoals energiebesparing en duurzame energie. Daarnaast zou een deel gebruikt moeten worden om de indirecte kosten van co2-handel (hogere elektriciteitsprijzen) bij carbonleakagesectoren te compenseren. Wat betreft de deelname aan de co2-emissiehandel (ets) door de luchtvaart, moet gewaakt worden voor concurrentienadelen voor Europese carriers of bestemmingen. Dit betekent dat de emissiehandel (ets) tot vluchten in Europa beperkt moet blijven. De door de Europese Commissie beoogde extraterritoriale toepassing van het systeem zet de goede relaties met andere handelsblokken op het spel. Onder meer de Verenigde Staten, Rusland, China en India hebben al tegen deze maatregel geprotesteerd. Een vergelijkbaar scenario moet voorkomen worden wanneer de Europese Commissie in 2012 haar
voorstel presenteert om de co2-uitstoot van het maritieme transport terug te brengen. Inlichtingen: Erik te Brake (070 349 03 21;
[email protected])
Collective redress (collectieve schadevergoeding) De Europese Commissie heeft vorig jaar een consultatie uitgevoerd over collective redress, ofwel de rechtsmogelijkheden om via het collectief schadevergoeding te verhalen. Voorheen waren de terreinen consumentenbescherming en mededinging gescheiden; nieuw aan deze consultatie is dat het gaat om instrumenten voor collectieve acties in brede zin. De Europese Commissie onderzoekt naar aanleiding van de consultatie wat de mogelijke toegevoegde waarde kan zijn van het introduceren van een collective-redress-systeem; aan welke uitgangspunten dit zou moeten voldoen en hoe de effectiviteit vergroot kan worden. De Europese Commissie komt naar verwachting in 2013 met een wetgevend voorstel. vno-ncw en mkb-Nederland zijn bezorgd over de voornemens van de Europese Commissie en hebben hun zorgen en bezwaren in een reactie op de consultatie bij Europese Commissie en Europees Parlement uiteen gezet. In Nederland zijn wij geconfronteerd geraakt met enkele collectieve schadeacties waarbij de belangen van gedupeerden overgedragen zijn aan claimvehikels. Op zichzelf hebben wij begrip voor de behoefte aan een effectieve wijze waarop deze schade verhaald kan worden en het voordeel dat collectieve mogelijkheden hiertoe bieden. Wij zien echter dat deze claimvehikels de claims opkopen, waarbij niet de schadevergoeding, maar veeleer het commercieel gewin van de claimvehikels centraal lijkt te staan. Veel rechtsstelsels bieden onvoldoende waarborgen om hiertegen op te treden, hetgeen negatieve gevolgen kan hebben voor ons vestigingsklimaat. Wij zouden er dan ook voor willen waken dat er op Europees niveau een systematiek wordt ontwikkeld, die deze claimcultuur extra zou bevorderen. Wij zijn van mening dat de Europese Unie dan ook niet zelf een dergelijk systeem zou moeten ontwikkelen, maar beter haar inspanningen kan richten op landen waarin het collectief recht op schadevergoeding nog niet of onvoldoende ontwikkeld is. Daarnaast zou de Europese Unie de coördinatie tussen de nationale rechtssystemen kunnen verbeteren, om tegemoet te komen aan grensoverschrijdende kwesties. Indien de Europese Unie toch een aanzet wil bieden voor een Europese systematiek voor collectief verhaal van schadevergoeding, biedt een systeem voor ‘alternative dispute resolution’ de nodige voordelen. In Nederland hebben wij goede ervaringen met de wcam (Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade), hetgeen een minder zware belasting voor de rechter inhoudt en het aantrekkelijk wordt gemaakt een oplossing door bemiddeling te bereiken. Daarnaast zal er aandacht moeten zijn voor waarborgen tegen misbruik door ‘Third Party Litigation Funding’, zoals de mogelijkheid van een representativiteittoets. Inlichtingen: Mariet Feenstra (070 349 03 30;
[email protected])
Corporate governance In april 2011 is ter consultatie het Groenboek ‘Het eu-kader inzake corporate governance’ verschenen (‘The eu corporate governance framework’). Doel van het Groenboek is de doeltreffendheid van het huidige kader inzake corporate governance, zoals neergelegd in wetgeving, codes en aanbevelingen, te beoordelen en te bezien of verbetering nodig is. De consultatie past in een langetermijn-evaluatie van het corporategovernance-kader voor ondernemingen in het algemeen. Het Groenboek heeft betrekking op de volgende onderwerpen: −− Raad van commissarissen, waarbij onder meer aan de orde komen: diversiteit qua gender, beroepsachtergronden en -vaardigheden en nationaliteit; evaluatie van prestaties; bestuurdersbeloning; risicomanagement. −− Aandeelhouders, met als voornaamste onderdelen het vergroten van de betrokkenheid van aandeelhouders bij corporategovernance-onderwerpen; vergroten van belangstelling voor lange termijn aandeelhouderschap; bescherming van minderheidsaandeelhouders; identificatie van aandeelhouders; de invloed van onder andere stemadviseurs. −− Toepassing en monitoring van bestaande nationale codes, waarbij de aandacht met name uitgaat naar de uitleg door ondernemingen bij niet-toepassing van bepalingen van corporategovernance-codes en het eventueel vaststellen van meer gedetailleerde voorschriften waaraan dergelijke uitleg moet voldoen; verbetering van de monitoring door bijvoorbeeld nationale controlelichamen een grotere rol te geven. De consultatie sloot op 22 juli 2011. De Europese Commissie heeft begin november 2011 een feedbackdocument gepubliceerd met een samenvatting van de diverse reacties op het consultatiedocument. De meerderheid van de respondenten was tegen te veel Europese regelgeving en tegen een onesize-fits-all-benadering. Ook blijft men voorstander van het handhaven van de bestaande pas-toe-of-leg-uit-benadering. De Europese Commissie zal op grond daarvan bezien of voorstellen voor regelgeving zullen worden ingediend. Dergelijk voorstellen zullen echter pas op tafel worden gelegd nadat een grondige effectbeoordeling ter zake heeft plaatsgevonden. Tot nu toe zijn geen voorstellen ingediend. vno-ncw en mkb-Nederland zijn van mening dat het groenboek te zeer gericht is op actie op Europees niveau zonder een voorafgaande grondige analyse van de noodzaak tot Europese harmonisatie op het gebied van corporate governance. Zij menen dat het risico bestaat dat onvoldoende rekening wordt gehouden met regionale en lokale dimensies en dat daarmee het zelfregulerende karakter van nationale corporategovernance-codes die zijn ingebed in het (wettelijke) stelsel van de diverse lidstaten wordt genegeerd. Regelgeving op Europees niveau zou bovendien kunnen leiden tot administratieve lastenverzwaring. Te meer omdat Europese regelgeving vaker ‘rule-based’ is, wat weinig ruimte laat voor de lidstaten om hun nationale regels aan te passen aan veranderende omstandigheden. Nationale regelgeving zou daarom dan ook niet op grote schaal geharmoniseerd dienen te worden. vno-ncw en mkb-Nederland pleiten ervoor dat op Europees niveau slechts aanbevelingen worden gedaan om landen die nog nauwelijks 21
Rondje Europa
een corporategovenrance-code of -model hebben te stimuleren om dat op te zetten en te implementeren. Inlichtingen: Suzanne Drion (070 349 04 09;
[email protected])
Criminaliteitsbeheersing Het Europees Parlement heeft in het voorjaar van 2012 een speciale commissie opgericht om de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit op te voeren. De speciale commissie gaat analyseren hoe georganiseerde criminaliteit de legale economie treft en zal maatregelen voorstellen hoe dit probleem te reduceren. De commissie is opgericht voor één jaar, met de mogelijkheid dit eenmalig één jaar te verlengen. Het Nederlandse bedrijfsleven juicht de oprichting van deze commissie toe. Diverse vormen van grensoverschrijdende criminaliteit treft een aantal sectoren in hoge mate, zoals de transportsector of de ernstige overlast van rondtrekkende bendes op Nederlandse winkeliers. Hiervoor is bij herhaling aandacht gevraagd. In december 2011 is in Brussel een grote bijeenkomst georganiseerd over de grensoverschrijdende strijd tegen helingmarkten waar onder andere Detailhandel Nederland met Eurocommerce en de International Road and transport Union (iru) bij betrokken waren. Helingmarkten faciliteren rondtrekkende bendes om gestolen goederen om te zetten in contanten. Dit dient ons inziens één van de prioriteiten te zijn van de speciale commissie. Positief is daarnaast dat het Europees Parlement ook van de Europese Commissie actie heeft gevraagd op het gebied van acquisitiefraude. Veel bedrijven hebben last van neprekeningen waarbij veelvuldig sprake is van criminele organisaties die door heel Europa heen werken. Het is dan ook onvoldoende om alleen in Nederland een meldpunt acquisitiefraude te hebben. vno-ncw en mkb-Nederland pleiten voor een fraudeaanpak in alle lidstaten, informatie-uitwisseling en samenwerking om de organisaties achter de fraude op te pakken en aan te pakken. Inlichtingen: Els Prins (015 219 12 99;
[email protected]) Anne Volkers (070 349 03 50;
[email protected])
Cybersecurity De Europese Commissie komt eind dit jaar of begin 2013 met haar Europese cybersecurity-strategie. Hoewel op dit moment nog niet tot in detail duidelijk is hoe de strategie er uit zal zien, zijn uit contacten met de Europese Commissie al wel verschillende zaken naar voren gekomen die naar alle waarschijnlijkheid in de strategie zullen terugkomen. In de strategie worden weerbaarheid van netwerken en informatiesystemen, bestrijding van cybercrime en de geopolitieke aspecten zoals vrij gebruik van internet, burgerrechten en cyberdefence samengebracht. De strategie legt de verantwoordelijkheid voor cybersecurity bij alle betrokkenen (overheid, ict-leveranciers en -gebruikers) en voorziet in een breed scala van mogelijke maatregelen, variërend van bewustwor22
dingscampagnes tot regelgeving. De strategie roept op tot intensivering van de samenwerking tussen de lidstaten om het niveau van weerbaarheid tegen de verschillende dreigingen te verhogen. Waar nodig zal deze samenwerking – die vooral tussen de verschillende nationale certs (‘computer emergency response teams’) moet plaatsvinden – door regelgeving worden afgedwongen teneinde een minimumniveau van bescherming te realiseren. vno-ncw en mkb-Nederland onderschrijven het belang van cybersecurity. Veiligheid van en vertrouwen in een open en vrije digitale samenleving zijn een voorwaarde voor economische groei en innovatie. Nederland vormt, met een klein aantal andere lidstaten, een kopgroep in Europa wat betreft de aandacht voor cybersecurity. Nederland heeft al eerder een nationale cybersecurity-strategie gepubliceerd, die voorziet in een integrale aanpak van cybersecurity in nauwe samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en wetenschap. De ondernemingsorganisaties maken zich sterk voor een zoveel mogelijk geharmoniseerd cybersecurity-regime in Europa waardoor een level playing field wordt gerealiseerd. Onnodige regelgeving en zware administratieve lasten moeten daarbij vanzelfsprekend worden voorkomen. Inlichtingen: Nicole Mallens (070 – 349 03 52;
[email protected])
Detachering van werknemers Als gevolg van de toetreding van nieuwe lidstaten en een viertal uitspraken van het Europese Hof van Justitie is er discussie ontstaan over de vraag of de bestaande Detacheringsrichtlijn voldoet. Dit heeft er toe geleid dat de Europese Commissie met twee wetgevende voorstellen is gekomen, namelijk: −− een richtlijnvoorstel gericht op een verbetering van de naleving van de Detacheringsrichtlijn (zogenaamde handhavingsrichtlijn); −− een voorstel voor een Verordening waarin uiteengezet wordt hoe het recht op collectieve actie zich verhoudt tot de vrijheid van vestiging en dienstverlening. Diverse nationale parlementen, waaronder het Nederlandse, hebben een gele kaart getrokken over het laatstgenoemde voorstel. Zowel werkgevers als werknemers hebben, om uiteenlopende redenen, hiervoor gepleit. Dit heeft er toe geleid dat de Europese Commissie dit voorstel heeft ingetrokken. In de voorgestelde handhavingsrichtlijn wordt – onder meer – voorgesteld een ketenaansprakelijkheid in te voeren voor de bouwsector. Opdrachtgevers zouden daarmee verantwoordelijk worden gemaakt voor loonbetalingen en loon- en sociale zekerheidsbijdragen van hun onderaannemers. vno-ncw en mkb-Nederland zijn er geen voorstander van om dit op Europees niveau te regelen. Handhaving van wetgeving is primair een verantwoordelijkheid van nationale overheden en moet niet, via de introductie van ketenaansprakelijkheid, worden afgewenteld op bedrijven/opdrachtgevers. Dit instrument zou alleen moeten worden ingezet als andere middelen, zoals goede inspecties, tot onvoldoende resultaat leiden (ultimum remedium). De ontwerprichtlijn bepaalt ook welke administratieve eisen door het gastland mogen worden opgelegd aan
dienstverleners uit een andere lidstaat in verband met het uitvoeren van controles. Voorkómen moet worden dat deze eisen leiden tot een verhoging van administratieve lasten voor bedrijven. Wij zijn daarom geen voorstander van het oprekken van de voorgestelde bepalingen, zoals door sommige lidstaten wordt bepleit. Inlichtingen: Loes van Embden Andres (070 349 02 23;
[email protected])
Diensten (vrij verkeer) Per 28 december 2009 moesten de eu-lidstaten de Europese dienstenrichtlijn in nationale wetgeving invoeren. De richtlijn is bedoeld om de bureaucratische belemmeringen weg te nemen die het vrije verkeer van diensten bemoeilijken. De richtlijn voorziet in maatregelen die zijn gericht op vereenvoudiging van het vestigen van een dienstverlenend bedrijf in de Europese Unie, vermindering van administratieve procedures en belemmeringen, bevordering van administratieve samenwerking tussen lidstaten bij de controle van dienstverleners en verbetering van informatievoorziening over de dienstverlening aan de consument. De Dienstenrichtlijn schrijft ook voor dat bedrijven digitaal hun zaken moeten kunnen regelen met de overheid (bijvoorbeeld aanvraag van vergunningen) en relevante overheidsinformatie digitaal beschikbaar is. In Nederland is dit geregeld via www. antwoordvoorbedrijven.nl. Ondernemende dienstverleners worden in Europa en in Nederland belemmerd door ingewikkelde regelgeving en onduidelijke procedures. Hierdoor blijft de dienstenexport beduidend achter bij de goederenexport, terwijl de dienstenmarkt een stuk groter is. Het is positief dat de dienstenrichtlijn zaken eenvoudiger zal maken, maar vno-ncw en mkbNederland zijn bezorgd over de vertraging die diverse lidstaten oplopen bij de uitvoering van de eu-dienstenrichtlijn (Nederland heeft tijdig geïmplementeerd). Bij uitstek voor dienstenexportland Nederland is een goede implementatie van groot belang. Uit een onderzoek van businesseurope naar het functioneren van de digitale contactpunten in de lidstaten blijkt dat de contactpunten redelijk functioneren, maar dat er nog verbetering nodig is om te voldoen aan de behoeften van bedrijven. Punten van verbetering zijn: maak meer procedures en formaliteiten beschikbaar voor online afhandeling; verschaf de informatie naast de moedertaal ook in Engels om buitenlandse ondernemers aan te trekken; maak informatie beschikbaar die buiten de reikwijdte van de dienstenrichtlijn valt, zoals praktische informatie over arbeidsrecht, btw, sociale zekerheid, verzekeringen; maak de Points of Single Contact gebruiksvriendelijker voor onlinegebruikers door middel van een goede zoekmachine. Bovendien zou het voor ondernemers mogelijk moeten zijn een elektronische handtekening te gebruiken.
Digitale Agenda voor Europa Onder verantwoordelijkheid van Europees Commissaris Kroes presenteerde de Europese Commissie medio 2010 de Digitale Agenda voor Europa. Deze agenda is één van de belangrijke pijlers onder de Europa 2020-strategie die de Europese Unie uit de crisis moet helpen en de Europese economie klaarstoomt voor de ontwikkelingen in de komende tien jaar. De agenda kent in totaal 101 acties: momenteel zijn 38 acties afgerond en 49 op schema. Snel internet, toegang tot Clouddiensten, veiligheid, ondernemerschap met ict en de digitale single market zijn prioriteiten binnen de Digitale Agenda. De Europese Commissie streeft ernaar in 2013 een aantal acties toe te voegen op het gebied van Security (zie hiervoor ook het punt Cybersecurity in deze publicatie). Verder heeft Commissaris Kroes aangegeven om vertrouwen in online winkelen te stimuleren en de mogelijkheden tot een online trustmark – vergelijkbaar met het Thuiswinkel waarborg – te onderzoeken. Dit is een positieve ontwikkeling omdat dit een impuls kan geven aan het vertrouwen van consumenten in webshops in binnen- en buitenland met meer bedrijvigheid als gevolg. Eind 2012 of begin 2013 komt de mid-term review van de Digitale Agenda uit. De Digitale Agenda heeft een horizon tot 2015, maar veel van de resultaten zullen in 2011-2012 al zijn geleverd. De mid-term review brengt dit in kaart en analyseert tevens of naar aanleiding van nieuwe issues zoals de Cloud de agenda aanvulling of aanscherping behoeft. Een positieve ontwikkeling omdat het ict-landschap dusdanig snel verandert dat flexibiliteit en continue aandacht voor nieuwe uitdagingen van belang zijn. Terecht is digitalisering en het gebruik daarvan een belangrijk onderdeel van de Europese strategie gericht op ondernemerschap, groei en mogelijkheden voor burgers en bedrijven. De ondernemingskoepels zien het bevorderen van een ictinvesteringsklimaat en vergroten van het toepassingsvermogen, mede dankzij een geharmoniseerd regelgevend kader binnen de Europese Unie, als primaire onderwerpen waarbij de Europese Commissie een rol dient te spelen. Deze leggen het fundament waarop de mondiale concurrentiepositie van de Europese Unie en digitale toepassingen voor ondernemers en burgers optimaal kunnen gedijen. Ook blijft de focus op de mogelijkheden van het mkb onverminderd van belang. De grootste bijdrage aan verhoging van productiviteit, het ontdekken van nieuwe markten (grensoverschrijdende eCommerce) en innovatie met ict is realisering van de digitale interne markt. Meer geharmoniseerde regelgeving, vertrouwen en veiligheid blijven essentieel als randvoorwaarden voor het bereiken van een digitaal competitief Europa. Hierop dient de Europese Commissie haar inspanningen te versnellen en te verstevigen. De afstand naar optimale harmonisatie is nog te groot op dit moment. Inlichtingen: David de Nood (070 349 03 54;
[email protected])
Inlichtingen: Mechteld Oomen (070 349 04 29;
[email protected])
23
Rondje Europa
Dubbele belasting vno-ncw en mkb-Nederland vinden het zeer te betreuren dat voornemens uit het werkprogramma 2012 met betrekking tot het voorkomen van dubbele belasting op de achtergrond dreigen te geraken, althans niet meer terugkomen in het werkprogramma van 2013. Het initiatief om te komen tot voorstellen voor het uitschakelen van dubbele belasting die ontstaan door de heffing van bronbelasting op grensoverschrijdende dividenduitkeringen aan portefeuillebeleggers zou ook in dit kader in 2013 krachtig moeten worden opgepakt.
Grensoverschrijdende belastinggeschillen Hetzelfde geldt voor het initiatief inzake arbitrage bij grensoverschrijdende belastinggeschillen. Terecht werd in het werkprogramma 2012 opgemerkt dat ondanks de bestaande instrumenten (arbitrageverdrag en dubbelbelastingverdragen tussen eu-lidstaten) te veel lang aanslepende geschillen inzake dubbele belasting onopgelost blijven in de Europese Unie. Het is daarom zaak dat hier verder vervolg aan wordt gegeven. Inlichtingen: Jeroen Lammers (070 349 04 23;
[email protected])
Duurzame energie Onderdeel van de klimaatdoelstellingen uit 2008 vormt de 20 procent hernieuwbare energiegebruik van hernieuwbare energiebronnen. In 2009 is in de Richtlijn voor hernieuwbare energie per land een aparte bindende doelstelling vastgelegd om dit doel te kunnen realiseren. Volgens de afspraken in Brussel moet Nederland 14 procent duurzame energie realiseren in 2020, het huidige kabinet streeft naar 16 procent. In Europa gaat het debat over de doelen na 2020, in samenhang met het klimaatbeleid. Daarnaast speelt steeds meer de discussie over de verstorende effecten van verschillende stimuleringsinstrumenten voor duurzame energie in de lidstaten op de interne markt. In 2012 heeft de Europese Commissie een communicatie gepresenteerd die voortbouwt op de Energie Routekaart 2050: ‘Hernieuwbare energie: een belangrijke speler op de Europese energiemarkt’. Hierin worden drie verschillende opties gepresenteerd voor de periode na 2020. De eerste optie gaat uit van het stimuleren van een koolstofarme economie, zonder aparte streefcijfers voor duurzame energie. De tweede optie gaat uit van het huidige model, namelijk aparte bindende doelen voor duurzame energie en co2-uitstootvermindering en energiebesparing per lidstaat. De derde optie gaat uit van een geharmoniseerde Europese doelstelling voor duurzame energie. Voor de verdeling van de doelstelling voor hernieuwbare energie geldt dat er tussen de lidstaten enorme verschillen zijn in de ‘natuurlijke’ mogelijkheden voor het produceren van duurzame of hernieuwbare energie. Zonneenergie is bijvoorbeeld goedkoper in Zuid-Europa dan in Nederland. De Europese Commissie wil daarom ook dat er meer mogelijkheden benut worden voor samenwerking tussen lidstaten zodat kostenefficiency toeneemt. De verwachting is dat de komende jaren besluitvorming zal plaatsvinden over een energie- en klimaatpakket 2030. 24
vno-ncw en mkb-Nederland steunen het signaal van de Europese Commissie dat er meer mogelijkheden geboden moeten worden voor het verhandelen van hernieuwbare energie in de Europese Unie. Op deze wijze kunnen de totale kosten voor het realiseren van 20 procent hernieuwbare energie in de Europese Unie sterk gereduceerd worden. Het is van belang dat hier snel concrete stappen gezet worden. Voor de periode na 2020 zou de Europese Unie moeten inzetten op een sterker klimaatbeleid, zonder aparte doelen voor duurzame energie of energiebesparing. Een versterkt en structureel verbeterd systeem van co2-emissiehandel (eu-ets) kan dan de inzet van co2-arme opties zoals duurzame energie steunen. Duurzame energie wordt zo gelijkgeschakeld met andere co2-arme opties zoals energiebesparing en co2-opslag. Aandacht voor innovatie om hernieuwbare energie goedkoper te maken blijf cruciaal. Tenslotte zijn de duurzaamheidcriteria voor biomassa van belang. Eerste generatie biomassa blijkt niet altijd duurzaam te zijn. De totale impact op het milieu is soms zelfs groter dan fossiele energie en er speelt specifiek het bedreigen van de voedselsituatie in ontwikkelingslanden. Er kan beter ingezet worden op de ontwikkeling van werkelijk duurzame energie, dan op het overhaast realiseren van doelen voor hernieuwbare energie op een wijze die op termijn niet vol te houden is. Inlichtingen: Erik te Brake (070 349 03 21;
[email protected])
Eerste en Elfde richtlijn (wijzigingsvoorstel) Het voorstel uit 2008 heeft tot doel de administratieve lasten voor ondernemingen terug te dringen. Wijzigingen in handelsregisterinschrijvingen en deponering van de jaarrekeningen hoeven niet langer in het nationale publicatieblad van een lidstaat te worden gepubliceerd; publicatie op een toegankelijk elektronisch platform volstaat (wijziging Eerste richtlijn). De kosten van vertaling van documenten bij het openen van bijkantoren in andere lidstaten worden verminderd, doordat het mogelijk wordt vertalingen die reeds in een lidstaat zijn beëdigd opnieuw te gebruiken wanneer in een andere lidstaat een bijkantoor wordt geopend (wijziging Elfde richtlijn). De goedkeuring van het voorstel is geblokkeerd door een minderheid in de Raad. De onderhandelingen worden voortgezet. Het is onduidelijk wanneer dit weer aan de orde komt. vno-ncw en mkb-Nederland onderschrijven het doel van dit voorstel en kunnen zich met de inhoud verenigen. Inlichtingen: Martin Noordzij (070 349 04 24;
[email protected])
Energiebelasting In 2011 heeft Europese Commissie voorgesteld om de Energy Taxation Directive (uit 2003) te herzien. De Europese Commissie wil de ongelijke behandeling van verschillende brand-
stoffen opheffen en het gebruik van energiebronnen die minder co2-uitstoten stimuleren. De Europese Commissie stelt daarom voor om lidstaten te verplichten om de bestaande minimumbelasting op energieproducten voor de energieinhoud aan te vullen met een aparte minimum co2-belasting. Deze co2-belasting van tenminste 20 euro per ton co2 is gebaseerd op de co2-emissie van het energieproduct, en geldt alleen voor activiteiten die niet onder co2-emissiehandel vallen (eu-ets). De minimumtarieven voor de belasting op de energie-inhoud worden verder verhoogd tot op 9.6 euro per gj in 2018 voor motorbrandstoffen en 0,15 euro per gj voor verwarmingsbrandstoffen vanaf 2013. Wanneer lidstaten een hogere belasting willen heffen dan het minimumtarief, moeten ze evenveel belasting per gj energie of per ton co2 heffen op producten die voor hetzelfde doel gebruikt worden. Biobrandstoffen die relatief weinig energie per liter brandstof hebben, en een lagere co2-uitstoot hebben zullen met dit voorstel relatief goedkoper worden. Het voorstel zal ook betekenen dat de belasting op aardgas in Nederland voor veel bedrijven fors omhoog gaat. Dit wordt deels ondervangen door de mogelijkheid van belastingkorting voor carbon leakage bedrijven. Ook zal de belasting op diesel sterk stijgen. De goedkeuringen voor de gedeeltelijke vrijstelling van energiebelasting voor bedrijven die deelnemen aan meerjarenafspraken energie-efficiency lopen eind 2012 af. De Europese Commissie beoordeelt het verzoek voor verlenging op basis van het milieusteunkader. Dat geldt ook voor de kortingen voor de tuinbouw. Lidstaten kunnen alleen in unanimiteit de gewijzigde Richtlijn voor energiebelastingen vaststellen. De besluitvorming kan daarom lang duren. In de Ecofin Raad van juni 2012 is door de lidstaten bevestigd dat de Richtlijn minimumtarieven moet bevatten, gebaseerd op energie-inhoud en co2emissies. Tegelijk werd geconcludeerd dat lidstaten maximale flexibiliteit moeten behouden bij de structuur van hun eigen energiebelastingen. Wat betreft de goedkeuring voor het verlengen van bestaande vrijstellingen op de energiebelasting ten behoeve van bedrijven die aan energie-efficiëntieprogramma’s deelnemen, lopen nog gesprekken tussen de Europese Commissie en Nederland. Besluitvorming wordt op korte termijn verwacht. vno-ncw en mkb-Nederland onderschrijven het belang van een Europees geharmoniseerde regelgeving voor energiebelastingen. De Nederlandse energiebelastingen behoren in Europa vaak tot de hoogste, zodat aanpassingen in de Europese regelgeving die bijdragen aan een gelijk speelveld wenselijk zijn. Het voorstel lijkt echter geen toegevoegde waarde te hebben op het bestaande beleid voor energiebesparing en co2reductie. Daarvoor bestaat reeds een breed scala aan Europese en nationale maatregelen en instrumenten. Uit de impact assessment van de Europese Commissie zelf blijkt dat het voorstel niet of nauwelijks bijdraagt aan de energie- en klimaatdoelstellingen. De voorgestelde Europese inmenging in de verhouding tussen nationale tarieven draagt ook niet bij aan de harmonisatie van de energiebelasting in de Europese Unie. De voorgestelde vaste verhouding zou in Nederland leiden tot een hogere prijs voor diesel en aardgas. Bij gelijke
inkomsten voor de overheid leidt deze regel tot een forse verhoging van het accijnstarief op diesel in Nederland (een stijging van ongeveer 15 cent per liter), terwijl het accijnstarief op benzine kan dalen. Dit is een onnodige verstoring van de markt terwijl het geen verdere harmonisatie in de hand werkt. Bovendien heeft een groot deel van de transportsector geen goed alternatief voor diesel als brandstof. De minimum co2belasting van 20 euro per ton voor non-eu-ets-activiteiten zal leiden tot een sterke stijging van de belasting op energie-efficiënte warmtekrachtkoppeling (wkk) en andere middelgrote aardgasgebruikers. Deze verhoging bestraft gebruikers (en landen) die reeds investeringen hebben gedaan in het relatief schone aardgas en de efficiëntie van wkk. De bestaande richtlijn bevat verschillende vrijstellingen die van belang zijn voor de internationale concurrentiepositie van ondernemingen. Deze vrijstellingen moeten behouden blijven en in Nederland toegepast worden. Dat geldt ook voor de verlenging van de bestaande gedeeltelijke vrijstellingen voor deelnemers aan de meerjarenafspraken energieefficiency. Inlichtingen: Erik te Brake (070 349 03 21;
[email protected])
Energie-infrastructuur In 2011 onthulde de Europese Commissie haar voorstel voor een verordening betreffende de ‘Richtsnoeren voor transEuropese energie-infrastructuur’. Dit voorstel heeft tot doel ervoor te zorgen dat de strategische energienetwerken en opslagfaciliteiten zijn voltooid in 2020. Vanuit dat oogpunt heeft de Europese Commissie twaalf prioritaire corridors en gebieden van elektriciteit-, gas-, olie- en co2-vervoersnetwerken aangewezen. Via de tegelijkertijd geïntroduceerde Connecting Europe Facility wordt 9,1 miljard euro voor investeringen in deze corridors vrijgemaakt. Ook heeft de Europese Commissie maatregelen voorgesteld om de inzet van de projecten van gemeenschappelijk belang te versnellen door vergunningsprocedures efficiënter, korter en transparanter te maken. De verordening wordt behandeld in het Europees Parlement en de Raad in eerste lezing. Voor de fondsen voortkomend uit de ‘Connecting Europe Facility’ is ook de discussie die op dit moment gevoerd wordt over de eu-begroting van belang. Daar zal worden bepaald of er inderdaad 9,1 miljard vrijgemaakt zal kunnen worden voor investeringen in energieinfrastructuur. vno-ncw en mkb-Nederland zijn voorstander van het creëren van één Europese energiemarkt. Om dit te bereiken zal ook geïnvesteerd moeten worden in infrastructuur. Een groot probleem bij het aanleggen van infrastructuur is de vergunningverlening. Het is nodig dit aan te pakken om projecten te versnellen, de Europese Commissie besteedt hier dan ook terecht aandacht aan.
25
Rondje Europa
vno-ncw en mkb-Nederland dringen er echter wel op aan dat Europese prioriteiten zouden moeten bijdragen aan het vervolmaken van de Europese energie markt: het verbinden van verschillende nationale energie markten. Op dit moment is er nog sprake van nationale energiemarkten. Investeringen in het vergroten van de interconnectiecapaciteit zouden zichzelf terugverdienen via het prijsverschil en zouden daarom prioriteit moeten krijgen in het Europese energieinfrastructuur pakket. Europese samenwerking voor een netwerk op zee ten behoeve van windenergie ligt op termijn voor de hand. Wel moet hierbij in aanmerking worden genomen dat een dergelijk netwerk zeer kostbaar is, terwijl het maar de vraag is of het terugverdiend kan worden met de resulterende transportdiensten. Inlichtingen: Erik te Brake (070 349 03 21;
[email protected])
Financiële Transactie Belasting (ftt) De Europese Commissie heeft op 28 september 2011 een voorstel voor een Financial Transaction Tax (ftt) gepubliceerd. De ftt beoogt nagenoeg alle soorten financiële transacties te belasten. Inmiddels is duidelijk geworden dat er in de Europese Raad geen overeenstemming over het voorstel te bereiken valt. Daarom heeft de Europese Commissie gewerkt aan een voorstel voor versterkte samenwerking. Er zijn voldoende lidstaten die aan de kopgroep meedoen, zodat in de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid kan worden besloten met dit voorstel aan de slag te gaan. Het Europees Parlement heeft inmiddels ingestemd met deze versterkte samenwerking. In 2013 zal dan verder worden gesproken over de precieze inhoud van de ftt voor de kopgroep. Een gezonde financiële sector is van cruciaal belang is voor het bedrijfsleven. Het is daarom goed dat gewerkt wordt aan structurele hervormingen met als doel de financiële sector te versterken. Het gevolg van zulke hervormingen is echter dat de mogelijkheid van banken om de economische groei te financieren wordt beperkt. Duidelijk is dat de voorstellen voor een ftt niet bijdragen aan het gezonder maken van deze sector, maar het negatieve effect op de capaciteit van banken om de economische groei te financieren juist versterkt. Bovendien leidt de ftt – zo blijkt uit de impact assessment – tot een significante krimp van de economie en is er een reëel gevaar dat financiële diensten voortaan op grote schaal worden verplaatst naar buiten het bereik van de ftt. Deze effecten zijn inmiddels meermalen onderkend door onder meer het vorige kabinet, het cpb, dnb en afm. De ftt heeft dus zeer negatieve gevolgen voor de Europese en de Nederlandse economie en werkgelegenheid. Dit geldt ook als de ftt zou worden ingevoerd in de kopgroep, en Nederland geen deel zou uitmaken van deze kopgroep. De reikwijdte van het ftt-voorstel zorgt er namelijk voor dat Nederlandse financiële instellingen, ondernemingen en pensioenfondsen toch nog getroffen kunnen worden door deze heffing. vno26
ncw en mkb-Nederland zijn daarom tegenstander van de ftt, ongeacht of deze wel of niet in Nederland wordt ingevoerd. De Europese Commissie zou geheel moeten afzien van het voornemen om ftt in te voeren. Inlichtingen: Jeroen Lammers (070 349 04 23;
[email protected])
fta eu – Japan De Europese Commissie heeft het voornemen om onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord (fta) met Japan te openen. Daarmee zou Japan het tweede hooggeïndustrialiseerde oeso-land worden waarmee de Europese Unie fta-onderhandelingen zou openen (eerder gebeurde dat met Canada). Onder de lidstaten van de Europese Unie bestaat nog steeds onenigheid over de vraag of onderhandelingen geopend moeten worden. Nederland is voorstander. De Europese Commissie heeft de ‘scoping exercise’ afgerond. Dat is een soort preonderhandelingsfase waarbij in kaart is gebracht op welke terreinen men verwacht tot afspraken te kunnen komen in de fta-onderhandelingen. Nederland (el&i) is positief over het ‘scoping document’. Nederlandse prioriteiten (zoals kalfsvlees, medische apparatuur) zijn duidelijk opgenomen. De Europese Commissie heeft op basis van de ‘scoping exercise’ een conceptonderhandelingsmandaat opgesteld. Waarschijnlijk wordt in december door de Europese Raad besloten om onderhandelingen te openen. vno-ncw en mkb-Nederland, en ook businesseurope willen dat de fta met Japan minstens zo veel liberalisering oplevert als die met Korea van een paar jaar geleden. Dat betekent dat vooral de niet-tarifaire belemmeringen in Japan via een helder tijdpad moeten worden afgeschaft, want de Japanse tarieven zijn al laag. Het belangrijkste bezwaar is dat er nog geen vertrouwen bestaat dat de Japanners daadwerkelijk meer markttoegang zullen geven en non-tarifaire belemmeringen effectief zullen wegnemen. De protectionistische lobby’s in Japan zijn heel sterk, vooral de landbouw, en de markt is in allerlei sectoren feitelijk potdicht door non-tarifaire belemmeringen en het distributiesysteem. Om druk op de onderhandelingen te houden wil businesseurope daarom dat de voortgang in de onderhandelingen jaarlijks geëvalueerd zal worden, en dat ze bij gebrek aan voortgang ook kunnen worden stopgezet. Inlichtingen: Winand Quaedvlieg (070 349 04 40;
[email protected])
Gelijke behandeling bij aanbieden goederen en diensten Het Commissievoorstel uit 2008 voor een eu-richtlijn teneinde het principe van gelijke behandeling onder andere van mensen met een beperking op het terrein van het aanbieden van goederen en diensten te regelen, wordt nog immer in de Raad besproken. Dit voorstel is gebaseerd op artikel 13(1) van het Verdrag hetgeen unanimiteit in de Raad en een adviesbevoegdheid van het Europees Parlement betekent. De voortgang is moeizaam doordat het oorspronkelijke voorstel
(en zeker ook het advies van het Europees Parlement) naar ons oordeel (en dat van de Nederlandse regering) afgewogen normstelling ontbeert. Ook roept het voorstel vanuit een oogpunt van subsidiariteit en proportionaliteit veel vraagtekens op. De Europese Commissie heeft aangekondigd met een nieuw voorstel te komen voor een ‘European Accessibility Act’ die hetzelfde wil bereiken. Dit is een interne-markt-richtlijn teneinde handelsbelemmeringen uit de weg te ruimen. Hiervoor is geen unanimiteit nodig en heeft het Europees Parlement codecisie. Over dit voorstel wordt momenteel informeel overleg gevoerd. Mocht dit voorstel worden ingediend, dan zullen wij dat beoordelen op punten van subsidiariteit, proportionaliteit en het wegnemen van handelsbarrières. Op de achtergrond speelt, voor alle eu-lidstaten, de implementatie van het vn-gehandicaptenverdrag. Enige synchroniteit lijkt gewenst. Inlichtingen: Hubert van Breemen (070 349 03 58;
[email protected])
Geschilbeslechting (adr en odr) De voorstellen van de Europese Commissie voor Europese wetgeving op het terrein van Alternative Dispute Resolution (adr) en Online Dispute Resolution (odr) bevinden zich in een afrondende fase in het overleg tussen Raad, Europees Parlement, en Europese Commissie. Daarmee zou een stap worden gezet in een betere afhandeling van, vooral de grensoverschrijdende, klachten van consumenten over bij adr aangesloten ondernemers. vno-ncw en mkb-Nederland zijn positief over de adr- en odr-voorstellen, omdat dit aansluit op de bestaande situatie in Nederland. In Nederland bestaan voor veel sectoren – in overwegende mate op basis van vrijwilligheid en zelfregulering – geschillencommissies. Hier kunnen consumenten laagdrempelig met hun geschillen terecht. Wij zetten ons er voor in om het goed functionerende systeem in Nederland te behouden. De Europese voorstellen mogen dus niet leiden tot onnodige regelingen en extra kosten bovenop dit systeem. Het eu-voorstel voor een zogenaamde vangnet-(‘residual’)adr-geschillencommissie voor ondernemers in sectoren waar geen geschillencommissie is, achten vno-ncw en mkbNederland redelijk. Evenmin zijn er bezwaren tegen het feit dat bij adr (zoals geschillencommissies) aangesloten ondernemers dit op een passende manier kenbaar moeten of willen maken aan consumenten. Echter, een verplichting voor niet bij adr aangesloten ondernemers om kenbaar te maken dat ze niet zijn aangesloten verdraagt zich ons inziens niet met het vrijwillige karakter van adr. Inlichtingen: Hubert van Breemen (070 349 03 58;
[email protected])
Good governance op belastinggebied
agenda gekomen. Dit komt omdat belastingfraude een bedreiging vormt voor de overheidsinkomsten in alle lidstaten. Daarbij komt dat belastingfraude leidt tot oneerlijke concurrentie en ten koste gaat van de overgrote meerderheid van burgers en bedrijven die zich wel aan de regels houden. In het werkprogramma voor 2012 was daarom al aangekondigd dat de Europese Commissie voornemens is maatregelen te nemen tegen belastingfraude en belastingontduiking om lidstaten te helpen zich te beschermen tegen de uitdagingen van weinig coöperatieve jurisdicties buiten de Europese Unie. Dit is de eu-bijdrage om de potentiële verliezen voor de schatkist te helpen stelpen. De Europese Commissie heeft op 6 december 2012 een aanbeveling gepubliceerd hoe de lidstaten met deze materie zouden kunnen omgaan. Om die reden is dit voornemen in het werkprogramma voor 2013 herhaald. De oecd zal waarschijnlijk in januari 2013 met een publicatie komen die zich grotendeels met dezelfde materie bezighoudt, te weten ‘Base erosion and profit shifting’ (beps). De Europese Commissie wil zich met dit initiatief met name richten op de schadelijke effecten van belastingconcurrentie en maatregelen voorstellen vanuit de principes van good governance in the tax area, te weten: transparantie, informatieuitwisseling en eerlijke belastingconcurrentie. De Europese Commissie wil dit doen op een zo breed mogelijke geografische basis en in samenhang met andere beleidsgebieden, zoals ontwikkelingssamenwerking en bestrijding van criminaliteit en terrorisme. Samenwerking met de oecd en eventueel de Verenigde Naties ligt daarom voor de hand. Het is duidelijk dat belastingfraude en belastingontwijking moeten worden aangepakt. De aanbeveling van de Europese Commissie lijkt echter verder te gaan. Zo worden belastingplanning en belastingfraude op dezelfde manier beschouwd. Daarmee wordt de soevereiniteit van lidstaten om hun eigen belastingbeleid te voeren ingeperkt. vno-ncw en mkb-Nederland hebben als uitgangspunt dat gezonde beleidsconcurrentie, waaronder belastingconcurrentie, een proces is dat leidt tot de steeds verdere versterking en innovatie van dat beleid. Daarbij komt dat zeker op het terrein van de fiscaliteit een grote mate van soevereiniteit nodig is om invulling te kunnen geven aan het nationaal te voeren financieel en sociaaleconomisch beleid. Het bedrijfsleven acht de rol van de zogenaamde ‘Code of Conduct Group’ op het gebied van schadelijke belastingconcurrentie erg vreemd. De reden hiervoor is dat geen sprake is van een verdragsrechtelijk proces dat met rechterlijke toetsing is gewaarborgd maar van een soms opportunistische politiek en intransparant proces dat noodzakelijke fiscale vernieuwing kan tegengaan. Aangezien de Europese Commissie nu een aanbeveling heeft gepubliceerd op dit vlak, zou de Code of Conduct Group veel transparanter moeten worden en voortaan onder democratische ‘checks en balances’ moeten vallen. Inlichtingen: Jeroen Lammers (070 349 04 23;
[email protected])
In de Europese Commissie en de oecd zijn de onderwerpen belastingfraude en belastingontwijking steeds hoger op de 27
Rondje Europa
Grondstoffen Efficiënt gebruik van hulpbronnen is belangrijk voor de vermindering van de ecologische voetafdruk van onze samenleving. Tegelijkertijd levert een efficiëntere omgang met grondstoffen Europa een verbetering van de internationale concurrentiepositie, nieuwe technologieën en groene banen op. De meeste bedrijven en organisaties zijn al bezig strategieën en oplossingen te ontwikkelen om minder afhankelijk worden van het gebruik van grondstoffen. De Europese Commissie onderzoekt op dit moment hoe zij een bijdrage kan leveren aan deze transitie. Het bedrijfsleven heeft bij het realiseren van een circulaire economie – dat wil zeggen een economie waarbij alle gebruikte materialen in een product nuttig ingezet worden in hetzelfde of een ander product zonder kwaliteitsverlies – vooral behoefte aan een faciliterende aanpak van de lidstaten en de Europese Commissie, waarbij nieuwe initiatieven gestimuleerd en bestaande ondersteund worden. Om investeringen in duurzame bedrijfsmodellen mogelijk te maken, moet het Europese bedrijfsleven met overheden afspraken maken voor de lange termijn. vno-ncw en mkb-Nederland doen zes suggesties om de afhankelijkheid van grondstoffen terug te brengen: −− Onderzoek, ontwikkeling en innovatie moeten centraal worden gesteld in het Europese hulpbronnenbeleid. −− De internationale sfeer waarin Europese bedrijven vandaag de dag opereren moet niet vergeten worden. Beleidsmakers moeten zich realiseren dat er momenteel een gebrek aan internationale samenwerking op het gebied van duurzaamheid is. −− De interne markt voor afval moet worden gerealiseerd. In de circulaire economie wordt afval als grondstof gezien. Momenteel is het voor bedrijven echter moeilijk, tot onmogelijk, om afval tussen lidstaten binnen de Europese Unie te transporteren, voornamelijk vanwege de grote administratieve rompslomp. −− Minimumeisen voor hergebruik van producten kunnen effectief zijn, maar vno-ncw en mkb-Nederland zien betere alternatieven, zoals een toprunnersysteem. Dit systeem houdt in dat de minst efficiënte en meest vervuilende producten van de markt verdwijnen wanneer er producten op de markt verschijnen die een betere milieuperformance hebben. −− Overheden moeten zich richten op een duurzaam inkoopbeleid en een goede voorlichting voor bedrijven hierover. Een duurzaam inkoopbeleid zal innovatie en de ontwikkeling van duurzame producten en diensten stimuleren. −− Ten slotte onderzoeken vno-ncw en mkb-Nederland de mogelijkheden voor een verschuiving van de belastingsgrondslagen van belasting op arbeid naar belasting op vervuiling en verbruik van materialen. De verschuiving naar milieu- of materialenbelasting is op zichzelf niet strijdig met de uitgangspunten van ons fiscale stelsel. Wel dient aan de introductie van een nieuwe belasting, in casu een belasting op milieu- en materialengebruik, een aantal voorwaarden te worden gesteld: effectiviteit van het instrument; continuïteit van de belastingopbrengsten; eco-efficiënt; administratieve hanteerbaarheid; aan
28
vaardbaarheid van optredende herverdelingseffecten; Europese en internationale afstemming. Inlichtingen: Willem Henk Streekstra (070 349 03 59;
[email protected])
Handelspolitiek instrumentarium van de Europese Unie (herziening) De Europese Commissie werkt aan een herziening (‘modernisering’) van het handelspolitiek instrumentarium (tdi) van de Europese Unie. Dit is al meer dan vijftien jaar niet gewijzigd. Met het tdi kunnen ondernemingen reageren op oneerlijke internationale handelspraktijken. De toepassing daarvan kan evenwel ook gevolgen hebben voor importeurs, gebruikers en consumenten. Gezien het moeilijke economische klimaat waarin ondernemingen zich momenteel bevinden, wil de Europese Commissie nu de regels herzien. De Europese Commissie is voornemens om niet een ingrijpende herziening door te voeren (dat leidde in 2006 namelijk tot een volkomen patstelling), maar om tot een beperkte herziening te komen. In hoofdlijnen wil de Europese Commissie het volgende voorstellen: publicatie vooraf van een beknopte samenvatting van geplande maatregelen; invoering van een ‘shipping clause’ van drie weken, zodat goederen die reeds verscheept worden als de heffing ingaat, hier nog niet door geraakt worden; publicatie van (niet verbindende) Richtlijnen over schadeberekening, keuze van analoge landen, ‘community interest en expiry review’; invoering van de mogelijkheid om ook ambtshalve (in plaats van op verzoek van bedrijven) antidumping- en antisubsidie-onderzoeken te gaan starten; afschaffing van de ‘lesser-duty-rule’ in geval van fraude, omzeiling en subsidie; meer tijd voor ‘gebruikers’ om informatie aan te leveren; het opzetten van een mkb-helpdesk. De Europese Commissie wil begin 2013 met een voorstel voor een verordening komen. Medio dit jaar heeft een publieke consultatie plaatsgevonden via internet. vno-ncw en businesseurope hebben aan deze consultatie deelgenomen. vno-ncw zet zich in om tot een evenwichtig eindresultaat te komen bij de herziening. Het gaat hier veelal om technische materie. vno-ncw werkt waar mogelijk samen binnen businesseurope-verband. businesseurope zet in op: het bereiken van een evenwicht tussen belangen van producenten en importeurs; geen verzwakking van het instrumentarium; een ‘shipping clause’ van maximaal drie weken, geen automatische combinatie van interim herziening en evaluatie aan het eind van de heffingsperiode; afschaffing van de ‘lesserduty-rule’ bij fraude, omzeiling en subsidie; en handhaving van maatregelen als blijkt dat belemmeringen in de grondstofmarkten tot prijseffecten leiden. Inlichtingen: Winand Quaedvlieg (070 349 04 40;
[email protected])
Herstructurering van bedrijven In het Europees Parlement heeft het lid Cercas (S&D) het ini-
tiatief genomen voor het aannemen van een resolutie waarin de Europese Commissie gevraagd wordt om met een wetgevend voorstel te komen dat sociaal verantwoorde herstructureringen bevordert. De resolutie bevat een bijlage waarin een conceptrichtlijnvoorstel is opgenomen. De tekst komt overeen met een tekst die in 2010 binnen dg Employment circuleerde, maar – gelukkig – nooit het leven zag. Het voorstel van rapporteur Cercas beoogt allerhande verplichtingen aan ondernemingen (> 500 werknemers) op te leggen voor zij tot herstructurering mogen overgaan. Daarnaast wordt een recht op scholing in het voorstel opgenomen en mogen bedrijven werknemers alleen ontslaan als er geen andere, met name genoemde, alternatieven bestaan, zoals arbeidstijdverkorting. De overheid moet voorts vanaf het eerste moment geïnformeerd worden over een ophanden zijn herstructurering en bij de voorbereiding worden betrokken. Als dit voorstel tot uitvoering zou worden gebracht legt dit dermate veel (financiële en bureaucratische) verplichtingen op bedrijven dat zij niet meer in staat zijn snel te reageren op ontwikkelingen in de markt. En dat is alleen maar contraproductief. vno-ncw en mkb-Nederland hopen dat de andere fracties in het Europees Parlement dit voorstel niet zullen steunen. Inlichtingen: Loes van Embden Andres (070 349 02 23;
[email protected])
Horizon 2020 Horizon 2020 is het nieuwe onderzoek- en innovatieprogramma van de Europese Commissie dat in 2014 van start moet gaan. Het programma is gebouwd op drie pijlers: excellente wetenschap, industrieel leiderschap en maatschappelijke uitdagingen. Voorstel van de Europese Commissie is om 80 miljard voor dit programma te reserveren. Er is in Horizon 2020 de nodige aandacht voor grotere toegankelijkheid en minder bureaucratie, bijvoorbeeld door een eenvoudiger vormgeving van het programma, één enkele set van regels, minder administratieve lasten door een gemakkelijk model voor de vergoedingen van kosten, één toegangspunt voor deelnemers, minder papierwerk, minder controles en audits en door gemiddeld de termijn voor subsidietoekenning te korten met 100 dagen. Verder zal Horizon 2020 een integrale benadering kennen voor het mkb. Doelstelling is dat ongeveer 20 procent van het totale budget van de onderdelen ‘maatschappelijke uitdagingen’ en ‘leiderschap in sleutel- en industriële technologieën’ naar het mkb zal gaan. Hier wordt onder meer een specifiek mkb-instrument ontwikkeld dat lijkt op het sbir-instrument in Nederland. De belangrijkste discussie die op dit dossier speelt is die van de budgetomvang. Dit hangt nauw samen met de discussies over het meerjarig financieel kader van de Europese Commissie. De 80 miljard is daarbij allerminst zeker. Over het programma zelf wordt op dit moment besloten over de regels voor deelname, de inhoud, de samenhang met andere programma’s (zoals de structuurfondsen) en het betrekken van het mkb.
Horizon 2020 is vormgegeven in zes onderdelen die door zowel Europese Raad als Europees Parlement heen zullen moeten. Het Europees Parlement behandelt dit als één pakket waardoor er in feite sprake is van codecisie, ook op delen waar het Europees Parlement geen medezeggenschap heeft. Eind van dit jaar worden hierin belangrijke stappen gezet, maar de verwachting is dat de besluitvorming rondom Horizon 2020 nog wel tot ver in 2013 zal duren. vno-ncw en mkb-Nederland zijn op hoofdlijnen positief over de plannen rondom Horizon 2020. Het programma presenteert een integrale agenda gericht op de gehele keten van de waardecreatie van onderzoek tot marktintroductie. Ook de integratie in Horizon 2020 van verschillende lopende programma’s van de Europese Commissie (kp, eit, cip) draagt bij aan de stroomlijning en eenvoud van het eu-instrumentarium. vno-ncw en mkb-Nederland vinden het dan ook van groot belang dat minstens 80 miljard wordt gereserveerd voor dit programma. De kern van de lobby van vno-ncw en mkb-Nederland is gericht op het verstevigen van de deelname van het bedrijfsleven aan het programma; deze deelname is immers de afgelopen periode alleen maar verder gedaald. De volgende elementen spelen daarbij een rol: −− De regels voor vergoeding van subsidiabele kosten: hier is het zaak dat er sprake is van een adequaat vergoedingspercentage voor zowel mkb als grote bedrijven waarbij de vergoedingspercentages niet onder het niveau van kp7 mogen komen. Dat vraagt in het door de Europese Commissie voorgestelde systeem van flat-rate vergoeding om een hoger percentage voor indirecte kosten dan nu wordt voorgesteld. Verder is het van belang dat alle deelnemers de keuze houden voor een systeem gebaseerd op de feitelijke kosten, zoals nu het geval is. In dit laatste systeem is het wel zaak dat de gangbare administratieve praktijk bij het bedrijfsleven wordt gehanteerd en geen verplichte certificering wordt opgelegd. Ook is het van belang dat demonstratieprojecten niet worden gezien als ‘close to market activities’, maar als onderzoek. −− Open acces: de regels voor deelname en de amendementen van het Europees Parlement bevatten enkele zorgwekkende passages die de deelname van het bedrijfsleven en de benutting van de onderzoeksresultaten fors kunnen belemmeren. vno-ncw en mkb-Nederland vragen met name aandacht voor de passages rondom open access tot onderzoeksdata; dit streven moet niet ten koste gaan van publiek-private samenwerking. −− Mkb-deelname: In de plannen wordt gesproken dat 20 procent van het budget van pijlers twee en drie naar het mkb zal gaan, onder meer via een specifiek mkb-instrument. vno-ncw en mkb-Nederland zijn positief over de contouren van dit instrument zoals nu staat beschreven (dat lijkt op het huidige sbir in Nederland). Het is zaak dit instrument laagdrempelig te houden. We wijzen er wel op dat we het geen goede ontwikkeling zouden vinden om het mkb via één apart instrument te isoleren van samenwerking met kennisinstellingen en grote bedrijven; dat is nu nog onduidelijk. We pleiten voor een geïntegreerde aanpak voor het mkb in Horizon 2020. −− Duidelijk target/meetpunt bedrijfsdeelname: Hoewel Horizon 2020 goede elementen bevat die de deelname van het bedrijfsleven zou kunnen vergroten, is dat natuurlijk nog allerminst zeker. vno-ncw en mkb-Nederland 29
Rondje Europa
pleiten ervoor om deze bedrijfsdeelname nu ook echt te monitoren. Ambitie zou moeten zijn dat 35 procent van de middelen van Horizon 2020 naar het bedrijfsleven zou moeten gaan (waarvan 20 procent naar het mkb). Daarmee maakt de Europese Commissie het streven om onderzoek en innovatie in balans met elkaar te brengen ook concreet. Op nationaal niveau vragen vno-ncw en mkb-Nederland van het kabinet om zich in te zetten voor het gevraagde budget van 80 miljard euro en om de thema’s van de topsectoren optimaal te laten terug komen in Horizon 2020. Ook is van belang dat een groot deel van de middelen voor industrieel leiderschap en de maatschappelijke uitdagingen via publiekprivate samenwerking worden ingezet. De aanpak van de topsectoren met privaat-publieke onderzoekroadmaps biedt daarbij een goed startpunt om de kansen van Nederland op deze terreinen te verzilveren. Ook hebben vno-ncw en mkbNederland aandacht gevraagd voor de nadruk die de Europese Commissie in Horizon 2020 legt op cofinanciering vanuit de lidstaten voor verschillende initiatieven, waaronder gezamenlijke technologie-initiatieven op basis van artikel 187 (Joint Technology Initiatives, jti’s). De middelen die in het huidige regeerakkoord zijn gereserveerd voor matching van Horizon 2020 moeten primair gebruikt worden voor dit soort instrumenten. Inlichtingen: Thomas Grosfeld (070 349 04 15;
[email protected])
Immigratie Een belangrijk voorstel dat momenteel in een vergevorderd stadium van behandeling is in de Raad en het Europees Parlement betreft een Europese regeling voor de toelating van werknemers die binnen een concern tijdelijk worden overgeplaatst naar een vestiging binnen de Europese Unie. vno-ncw en mkb-Nederland zijn voorstander van de totstandkoming van een dergelijke regeling, maar voorkomen moet worden dat deze al te veel wordt ingeperkt tot heel specifieke groepen en dat verplichtingen op ondernemingen onwerkbaar hoog worden. Dit zou een contraproductief effect hebben. Weinig vordering wordt gemaakt met de behandeling van de ontwerprichtlijn seizoensarbeid. Deze ontwerprichtlijn beoogt duidelijkheid te geven over de spelregels rond de inzet van seizoenswerkers uit derde landen. Dit is tegen de achtergrond van een structureel krapper wordende arbeidsmarkt en de behoefte aan seizoensarbeiders van groot belang. Gezien de hedendaagse hoge werkloosheid en de angst van lidstaten voor een grote toename van arbeidsmigranten wordt er weinig vordering gemaakt met de behandeling van dit voorstel. vno-ncw en mkb-Nederland betreuren dit en vinden dat dit getuigt van een weinig vooruitziende blik. De regelgeving moet in orde zijn zodra zich tekorten voordoen. Inlichtingen: Loes van Embden Andres (070 349 02 23;
[email protected]) Ton Schoenmaeckers (015 219 12 43;
[email protected])
30
Industriebeleid Recent heeft Commissaris Tajani een mededeling uitgebracht, ‘Een sterkere Europese Industrie om bij te dragen aan groei en economisch herstel’. In deze mededeling worden een vijftal actielijnen uitgewerkt. De eerste betreft het faciliteren van investeringen in nieuwe technologieën en innovatie op een aantal prioritaire terreinen: schone technologieën, ‘key enabling technologies’, ‘biobased’ producten, duurzame bouw- en grondstoffen, schone voertuigen en ‘smart grids’. Voor het eind van 2012 zullen taskforces worden ingesteld die per onderwerp een ‘roadmap’ zullen moeten ontwikkelen. Een tweede actielijn betreft begeleidende maatregelen met betrekking tot vereenvoudiging, voorspelbaarheid van het regelgevende kader voor nieuwe producten en diensten, inclusief standaarden en certificering. Een derde actielijn betreft toegang tot markten. Het gaat dan onder andere om versimpeling en verbetering van de governance van de interne markt, versterking van het ondernemerschap onder andere door het stimuleren van ict en e-commerce, octrooien en toegang tot grondstoffen. Een vierde actielijn betreft de toegang tot financiering, met name voor het mkb en de beschikbaarheid van financiering voor lange termijn investeringen. De vijfde actielijn betreft stimuleren van de juiste opleiding en scholing. Deze actielijnen worden uitgewerkt in concrete voorstellen die elk vervolgens per voorstel in Raad en Europees Parlement behandeld zullen worden. vno-ncw en mkb-Nederland zijn blij met de aandacht van de Europese Commissie voor een sterke industrie (inclusief daaraan gerelateerde zakelijke dienstverlening). Het bedrijfsleven is immers cruciaal voor het weer op gang brengen van groei en daarmee van banen en daarbinnen bij uitstek de industrie als groeimotor voor productiviteitsverbetering en oplossing van de grote maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan (op het gebied van energie en milieu, gezondheidszorg en dergelijke). Prioriteit bij het uitwerken van de voorstellen dienen dan ook die horizontale thema’s te zijn die van Europa een aantrekkelijke vestigingsplaats maken, waar bedrijven graag blijven of komen en waarin zij bereid zijn te investeren. Het gaat dan vooral om een excellente Europese kennis- en onderzoeksinfrastructuur voor innovatie, een sterke en goed functionerende interne markt die met name op het gebied van de zakelijke dienstverlening waar Europa achterloopt in productiviteitsgroei versterking behoeft, en heldere en consistente regelgeving, waarbij ook de onderlinge samenhang van de diverse maatregelen in de gaten wordt gehouden. Zo leiden de huidige maatregelen op het gebied van milieu en klimaat tot onduidelijkheid en concurrentiehandicaps voor met name de internationaal opererende industrie. Hierdoor worden kapitaalintensieve investeringen niet gestimuleerd, terwijl die juist nodig zijn om de industrie te moderniseren. Daarnaast zijn goed opgeleide mensen, voldoende mobiliteit van die mensen binnen Europa en de mogelijkheid om tevens kenniswerkers van buiten Europa aan te trekken eveneens belangrijk voor een goed functionerend bedrijfsleven en sterke industrie. Tenslotte is een goede infrastructuur op het gebied van transport, ict en energie en een level playing field met de rest van de wereld van groot belang. Inlichtingen: Joke van den Bandt (+32 (0)2 510 08 80;
[email protected])
Interne markt In oktober 2012 heeft de Europese Commissie de ‘Single Market Act ii’ gepubliceerd. Het wetgevingspakket van de Single Market Act ii stelt maatregelen voor op terreinen die groei en werkgelegenheid creëren: vervoers- en energienetwerken (spoor, zeevervoer, luchtruim en toepassing bestaande energiewetgeving); mobiliteit van ondernemingen en burgers (regeling inzake fondsen voor langetermijninvesteringen, modernisering insolventieprocedures); digitale economie (vlottere elektronische handel, elektronische facturatie bij aanbestedingen, verbeteren investeringen supersnelle breedbandverbindingen); sociale cohesie en consumentenvertrouwen (betere regels en handhaving productveiligheid, maatregelen om bankrekeningen ruim toegankelijk te maken, alsmede transparante en vergelijkbare banktarieven en vlottere overstap tussen bankrekeningen). Dit pakket is een tweede pakket in navolging op een eerste wetgevingspakket voor de interne markt uit 2010. vno-ncw en mkb-Nederland verwelkomen de plannen om de interne markt te verbeteren. Sinds de komst van de interne markt is de uitvoer van Nederlandse producten naar de rest Europa toegenomen. Nederland exporteert voor 365 miljard euro aan goederen en diensten naar eu-landen (2011), wat resulteert in 1,5 miljoen banen. Ondanks de vele voordelen van de interne markt, is de interne markt op veel punten nog gefragmenteerd. vno-ncw en mkb-Nederland roepen de eu-instellingen op ook de voorgestelde maatregelen uit het eerste pakket concreet uit te voeren, zoals op het terrein van het eu-patent, e-commerce, btw en openbare aanbestedingen. De werkgeversorganisaties zetten zich continu in om problemen met betrekking tot de interne markt op te lossen en om de markt verder te integreren, zodat het Nederlandse bedrijfsleven gemakkelijker toegang kan krijgen tot de rest van de Europese Unie om hun goederen en diensten af te zetten en hun personeel in de gehele Europese Unie in te zetten. Aangezien het merendeel van de problemen te maken heeft met onvoldoende eenduidige uitvoering van de bestaande internemarktregels door lidstaten, pleiten de werkgeversorganisaties niet zozeer voor nieuwe eu-regels, maar voor een correcte implementatie en handhaving van de bestaande Europese regels door de lidstaten en de eu-instellingen.
Unie besluit de Europese Commissie na raadpleging van de ‘Accounting Regulatory Committee’ – die onder voorzitterschap van de Europese Commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese lidstaten – over verplichte toepassing van ifrs. Ook het Europees Parlement is betrokken bij de goedkeuring van de standaarden. De ‘European Financial Reporting Advisory Group’ (efrag) adviseert de Europese Commissie over de toepasbaarheid van de ifrs in Europa. efrag heeft inmiddels vele adviezen aan de Europese Commissie gegeven en voert op verzoek van de Europese Commissie bedrijfseffectentoetsen voor de invoering van ifrs uit. efrag wordt voor een deel door de Europese Commissie gefinancierd. Met het doel om als ‘de stem van Europa’ meer invloed bij iasb te krijgen, stelt efrag ook discussiedocumenten op over actuele accounting issues, bijvoorbeeld over de aanpak van (vermindering van) vereisten voor de toelichting bij de ifrs-jaarrekening, waarop de laatste jaren veel kritiek is. Bij de verdere harmonisatie van regelgeving op het gebied van financiële verslaggeving is het uitgangspunt van vnoncw en mkb-Nederland dat de voordelen daarvan voor beursgenoteerde ondernemingen, door de toenemende internationalisering, met name op mondiaal niveau moeten worden verkregen. Alhoewel het positief is dat de Amerikaanse beurstoezichthouder sec toelaat dat niet-Amerikaanse ifrs toepassende ondernemingen met een beursnotering in de Verenigde Staten geen aanpassing naar de Amerikaanse regels voor financiële verslaggeving (us-gaap) behoeven te maken, is het geen goed signaal dat de sec heeft aangegeven dat toepassing van ifrs door Amerikaanse ondernemingen vooralsnog niet aan de orde is. Daarmee is de positie van iasb als mondiale accounting standard setter in het geding.
Inlichtingen: Mechteld Oomen (070 349 04 29;
[email protected])
efrag is het belangrijkste orgaan dat een proactieve rol speelt bij de voorbereiding van nieuwe ifrs. vno-ncw en mkb-Nederland ondersteunen het werk van efrag. Een sterke Europese stem in de voorbereidende fase is belangrijk om te voorkomen dat niet-goedkeuring van ifrs als ultieme sanctie gebruikt moet worden om standaarden tegen te houden die de belangen van de Europese economie kunnen schaden. efrag vormt een tegenwicht voor verregaande en niet wenselijke rules-based-regulering van iasb en ook de Amerikaanse standard setter fasb (de Amerikaanse tegenhanger van iasb). Met de Europese Commissie vinden vno-ncw en mkb-Nederland het noodzakelijk dat iasb zijn governance hervormt, waardoor bij de ontwikkeling van standaarden voor de verslaggeving beter dan nu naar het Europese bedrijfsleven wordt geluisterd. Verder moet businesseurope voldoende invloed hebben in de groep van technische experts van efrag, zodat onder meer kan worden gewaarborgd dat efrag zich niet ontwikkelt tot een Europese standard setting body.
Jaarrekeningvoorschriften voor beursfondsen –
Inlichtingen: Martin Noordzij (070 349 04 24;
[email protected])
In oktober publiceerden vno-ncw en mkb-Nederland de brochure ‘Wanneer wordt het echt 1992?, deel 2’, waarin wordt aangegeven met welke problemen het bedrijfsleven te maken heeft, en hoe deze opgelost kunnen worden.
ifrs Vanaf 2005 stellen Europese beursgenoteerde ondernemingen hun geconsolideerde jaarrekening op volgens ‘International Financial Reporting Standards’ (ifrs) van de ‘International Accounting Standards Board’ (iasb). In de Europese
31
Rondje Europa
Jaarrekeningvoorschriften voor niet-beursgenoteerde ondernemingen – Accounting Directives
van de financiële gegevens zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van ondernemingen die ifrs toepassen.
De Europese Commissie heeft eind 2011 voorstellen gedaan voor aanpassing van de Europese regels voor de jaarrekening van ondernemingen. Naast voorstellen die met name betrekking hebben op niet-beursgenoteerde ondernemingen (Vierde en Zevende eu-Richtlijn) wordt voorgesteld dat multinationals (beursgenoteerde en grote niet-beursgenoteerde) die actief zijn in de mijn- en bosbouw betalingen aan overheden (waarin deze ondernemingen actief zijn) openbaar maken (‘country-by-country reporting’). Verder wordt lidstaten de mogelijkheid gegeven om voor zeer kleine bedrijven, die via hun rechtsvorm beperkt aansprakelijk zijn (zogenoemde micro-entiteiten met een balanstotaal van maximaal 350.000 euro en/of netto-omzet van 700.000 euro en/of een gemiddeld aantal werknemers van 10), de publicatie van jaarstukken vergaand te beperken. Europese Commissie noch Europees Parlement vinden dat de ‘ifrs for sme’, de lichte variant van de boekhoudstandaard ifrs, in Europa kan worden voorgeschreven. Het onderwerp komt binnenkort aan de orde in het overleg tussen Europese Raad, Europese Commissie en Europees Parlement.
Inlichtingen: Martin Noordzij (070 349 04 24;
[email protected])
De voorstellen voor aanpassing van de Accounting Directives hebben twee doelen: verdere ontwikkeling van de interne Europese markt en lastenverlichting voor het mkb. vnoncw, mkb-Nederland, businesseurope en ueapme zijn daar voorstander van. Het is echter zeer de vraag of die doelen wel zullen worden bereikt. Het meest recente voorstel van de Europese Commissie van juni 2012 – gevoegd bij de vele bij het Europees Parlement ingediende amendementen – telt ruim vijftig verschillende door de 27 lidstaten toe te passen opties: de doelstelling van vergelijkbaarheid op de interne markt is dan wel erg ver weg. Ook is het de vraag of de uiteindelijke aanpassing van de Accounting Directives voor het Nederlandse mkb wel tot een lastenreductie zullen leiden. Immers, de grootte criteria (waarvoor geldt: hoe kleiner, des te minder verplichtingen), worden in het voorstel op een Europees maximum vastgesteld dat vrijwel overeenkomt met het nu in Nederland gehanteerde niveau. Dit betekent voor het Nederlandse mkb dat de grenzen, met inachtneming van een inflatiepercentage, gehandhaafd zouden blijven en uit dien hoofde niet tot lastenreductie leiden. Daarentegen wordt echter bijvoorbeeld ook voorgesteld om te verbieden gekochte goodwill van het eigen vermogen af te boeken en extra-informatie in de toelichting op de jaarrekening te verschaffen. Dat zou een niet gewenste lastenverzwaring betekenen die niet alleen het mkb treft, maar ook grote nietbeursgenoteerde ondernemingen raakt. Voor wat betreft de toepassing van ifrs en ifrs for sme is het uitgangspunt van mkb-Nederland en vno-ncw dat nietbeursgenoteerde ondernemingen, waaronder vele familiebedrijven, niet aan ifrs of aan de ifrs for sme behoeven te voldoen; voor hen gelden de desbetreffende bepalingen uit de Nederlandse wet (Burgerlijk Wetboek) en in aanvulling daarop de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (rj). De Nederlandse wet laat overigens (vrijwillige) toepassing van ifrs toe. Toepassing van ifrs for sme zou mogelijk moeten zijn voor niet-beursgenoteerde internationaal opererende ondernemingen en voor dochtermaatschappijen waar32
Luchtkwaliteit De Europese Commissie evalueert op dit moment het Europese luchtkwaliteitsbeleid. vno-ncw en mkb-Nederland vinden het belangrijk dat de Richtlijn Industriële Emissies (ied) het leidend instrument blijft voor de industrie. De ied heeft zich ontwikkeld tot een in zichzelf goed regulerend instrument met een integrale benadering van de verschillende stoffen, om luchtverontreiniging tegen te gaan. De ied leidt bij een goede uitvoering tot een gelijk speelveld in Europa. Voor de Europese industrie zou de ied daarom leidend moeten zijn boven Nationale Emissieplafonds (nec’s) en aanvullende natuurwetgeving, indirect voortkomend uit de Habitatrichtlijn. Dergelijke additionele maatregelen kunnen het Europese gelijke speelveld schaden. vno-ncw en mkb-Nederland roepen de Europese Commissie op bij de herziening van het luchtkwaliteitsbeleid de centrale rol van de ied te formaliseren. In het geval dat de luchtkwaliteit in een bepaald gebied niet gehaald wordt, kan naar rato van bijdrage ook een inspanning van de industrie worden verwacht. Andere aandachtspunten bij de herziening van het luchtkwaliteitsbeleid zijn: −− Nieuwe en aangescherpte luchtkwaliteitdoelen dienen een gezondheidskundige onderbouwing te krijgen. Nieuw beleid kan daarom pas aan de orde zijn als het huidige beleid is geëvalueerd. −− Alle sectoren moeten evenwichtig bijdragen aan verbetering van de luchtkwaliteit. Deze bijdrage moet gebaseerd zijn op het veroorzakingsprincipe (huishoudens, verkeer, industrie, binnenscheepvaart, zeevaart en landbouw) en binnen een sector op basis van kosteneffectieve maatregelen. −− Er dient rekening gehouden te worden met de effecten van het klimaatbeleid op het luchtkwaliteitsbeleid, en vice versa. −− Goede uitvoering en implementatie van het huidige beleid is noodzakelijk voor een Europees gelijk speelveld. Hierbij kan gedacht worden aan vergelijkbare kwaliteit sectorale bref’s en het uniform opstellen en handhaven van de vergunning door lidstaten. Inlichtingen: Willem Henk Streekstra (070 349 03 59;
[email protected])
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) Maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) of ‘Corporate Social Responsibility’ (csr), betekent dat een bedrijf rekening houdt met markt, milieu, mens en maatschappij in haar opereren, zowel met het oog op continuïteit van het bedrijf als om marktkansen te benutten. In oktober 2011 heeft de Europese Commissie een nieuwe visie op mvo gepresenteerd. Daarin stelt de Europese Commissie dat mvo in eerste
instantie een zaak is van het bedrijfsleven. Overheden moeten volgens de Europese Commissie een ondersteunende rol spelen via vrijwillige beleidsmaatregelen en – zo nodig – via aanvullende regelgeving om bijvoorbeeld de transparantie te bevorderen, marktprikkels voor mvo te creëren en de verantwoordingsplicht van bedrijven te waarborgen. De Europese Commissie heeft ook een wetgevingsvoorstel aangekondigd om bedrijven te verplichten sociale en milieu-informatie te overleggen om zo de transparantie te vergroten en een ongelijk speelveld te voorkomen. Naar verwachting wordt dit voorstel nog in december 2012 gepresenteerd aan de Raad en het Europees Parlement. vno-ncw en mkb-Nederland ondersteunen op hoofdlijnen de mededeling van de Europese Commissie. mvo is primair een aangelegenheid van bedrijven zelf en leent zich daarom niet voor overheidsregulering of ingrijpen anders dan via bewustmaking, uitwisseling van goede voorbeelden, bevorderen van de dialoog en onderwijs. Tegelijkertijd wordt erkend dat mvo een belangrijke bijdrage kan leveren aan de vitaliteit en concurrentiekracht van bedrijven. Het is positief dat ook de Europese Commissie erkent dat mvo in eerste instantie een kwestie van vrijwilligheid en maatwerk is. Daar staat tegenover dat zeer kritisch gekeken moet worden naar de voorstellen van de Europese Commissie om extra rapportageverplichtingen aan bedrijven op te leggen. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft geen behoefte aan aanvullende regels vanuit de Europese Unie voor maatschappelijke verslaglegging. Dit leidt tot onnodige administratieve lastenverzwaring en er bestaan hiervoor inmiddels voldoende handreikingen voor ondernemingen. Evenmin zijn vno-ncw en mkb-Nederland voorstander van Nederlandse of Europese regels voor duurzaam inkopen en ketenbeheer. businesseurope en ueapme delen deze zorgen. Inlichtingen: Huib Klamer (070 349 04 68;
[email protected] Loes van Embden Andres (070 349 02 23;
[email protected])
Mededingingsbeleid In 2010 zijn de mededingingsregels voor horizontale en verticale samenwerking tussen concurrenten herzien. Beoogd werd meer duidelijkheid te verschaffen over de vormen van samenwerking die zijn toegestaan of verboden. Ook werd hierin specifieke toelichting op informatie-uitwisseling gegeven evenals het vaststellen van productnormen. Eind 2011 heeft de Europese Commissie een pakket maatregelen gepresenteerd ten aanzien van de hervorming van mededingingsprocedures en het verruimen van de rol van de raadadviseur-auditeur. Het doel hiervan was een eerlijker en transparanter proces. Er wordt onder andere voorzien in meer mogelijkheden voor dialoog met de diensten van de Europese Commissie. De raadadviseur-auditeur krijgt een grotere rol, wat behulpzaam dient te zijn in discussies over procedurele rechten. Ook wordt de informatieverschaffing verbeterd. Het pakket bestaat concreet uit drie documenten: −− mededeling good practices inzake mededingingsprocedures;
−− herziening van het mandaat van de raadadviseur-auditeur; −− goede praktijken voor het indienen van economisch bewijsmateriaal. Het Europese bedrijfsleven probeert daarnaast de waardering voor complianceprogramma’s op de agenda te zetten. Een Europese werkgroep van internationaal opererende bedrijven heef een aanpak hiertoe opgesteld. Dit volgt de aanpak in de Verenigde Staten en Australië om – in geval van deelname aan mededinging beperkende gedragingen resulterend in een boetebeschikking – de mogelijkheid van een boetekorting te introduceren, indien de onderneming kan aantonen dat het een robuust complianceprogramma heeft. vno-ncw en mkb-Nederland vinden het belangrijk dat de regels voldoende duidelijkheid verschaffen over de mate waarin samenwerking mededingingsrechtelijk is toegestaan, om zodoende innovatie niet onnodig te belemmeren. Het is positief dat de Europese Commissie heeft gewerkt aan een verbetering van de procedures ten behoeve van een eerlijk en transparant proces. Inlichtingen: Mariet Feenstra (070 349 03 30;
[email protected])
Nanotechnologie Nanomaterialen – zeer kleine partikels – bieden grote innovatieve mogelijkheden en vinden hun weg in steeds meer toepassingen. Daarom is het belangrijk dat de risico’s die verbonden zouden kunnen zijn aan het gebruik van nanomaterialen goed worden gemanaged. Om onnodige handelsbarrières binnen Europa te voorkomen is het belangrijk dat er toegewerkt wordt naar een Europees risicomanagement voor nanomaterialen. Op dit moment ontwikkelen verschillende lidstaten hun eigen initiatieven op dit gebied. vno-ncw en mkb-Nederland zien deze initiatieven als een bedreiging voor het regelgevend raamwerk van de interne markt en van het reach-systeem. Uiteindelijk zal het opwerpen van handelsbarrières voor producten waarin nanomaterialen zijn verwerkt de nanotechnologische innovatie – en daarmee de economische groei van de Europese economie – afremmen. vno-ncw en mkb-Nederland zijn van mening dat het risicomanagement van nanomaterialen het best binnen reach geregeld kan worden. Richtwijzers van reach zijn inmiddels al vernieuwd zodat ook nanomaterialen er in opgenomen kunnen worden. Verdere verbeteringen van de reach systematiek worden op dit moment besproken. Tegelijkertijd constateert het Nederlandse bedrijfsleven dat er slechts betrekkelijk langzaam vooruitgang wordt geboekt. De Europese Commissie wordt daarom opgeroepen dit proces te versnellen. Als het noodzakelijk zou worden geacht om informatie te verstrekken over de marktpenetratie van producten die nanomaterialen bevatten, kan dit volgens vno-ncw en mkbNederland ook via reach en andere sectorale wetgeving 33
Rondje Europa
gebeuren. Het is niet noodzakelijk met nieuwe en specifieke wetgeving te komen. Ongeacht of en hoe reach wordt aangepast voor nanomaterialen, het is en blijft de verantwoordelijkheid van de industrie dat nanomaterialen op een veilige manier worden vervaardigd en gebruikt. Samen met de vakbonden, heeft de Nederlandse industrie praktische instrumenten ontwikkeld, zoals de richtsnoeren voor een veilig gebruik van nanomaterialen en de ontwikkeling van tijdelijke nanoreferentiewaarden. Inlichtingen: Willem-Henk Streekstra (070 349 03 59;
[email protected])
Normalisatie Zeer recent is de Verordening op het terrein van normalisatie, het zogenaamde Standardisation Package, door de Raad en het Europees Parlement vastgesteld. vno-ncw en mkb-Nederland zijn per saldo tevreden met het bereikte resultaat. Thans is helder vastgelegd dat particuliere normalisatienormen (van onder andere Cen en Cenelec) in de kern vrijwillige documenten zijn en blijven. Ook zijn passende bepalingen opgenomen die beogen diverse stakeholders, zoals het mkb, beter en evenwichtig bij normalisatie te betrekken. Dat komt het draagvlak onder normen ten goede. Samen met nen en de rijksoverheid spannen vno-ncw en mkb-Nederland zich in om de omzetting nationaal in goede banen te leiden.
vno-ncw en mkb-Nederland ondersteunen het beleid van de Europese Commissie om zoveel mogelijk bronnen van ontwikkelingsfinanciering te mobiliseren voor het bereiken van de ontwikkelingsdoelstellingen. De commissie geeft in de Mededeling verschillende facetten van de ontwikkelingsfinanciering aan, waarbij volgens vno-ncw en mkb-Nederland met name de elementen van een betere mobilisering van binnenlandse ontvangsten, de houdbaarheid van de schuldenlast en versterking van de internationale private geldstromen voor ontwikkeling het meeste bijdragen aan het streven naar economische verzelfstandiging van ontwikkelingslanden. Daar moet het zwaartepunt van het eu-beleid dan ook op liggen. Ook zou de Europese Commissie een sterkere coördinerende rol ten opzichte van de financiële geldstromen van de verschillende lidstaten naar ontwikkelingslanden op zich moeten nemen, voor een betere allocatie van de middelen.
Inlichtingen: Hubert van Breemen (070 349 03 58;
[email protected])
Tot slot is er een punt van aandacht ten aanzien van het toegenomen belang van de Zuid-Zuid relaties in economische en financiële zin. Vooral de vraag in hoeverre deze laatste relatie een risico vormt voor bijvoorbeeld de houdbaarheid van de schuldenlast van arme landen verdient aandacht, omdat te vaak door ongunstige contracten met vooral niet-oeso-landen de financiële positie van ontwikkelingslanden op de lange termijn geen significante verbetering laat zien. De Europese Commissie moet daarom in haar beleid rekening houden met concurrerende financiële middelen die ontwikkelingslanden tot hun beschikking hebben, maar het risico van nadelige effecten met zich mee brengen, waardoor een effectief beleid van de Europese Commissie kan worden belemmerd.
Ontwikkelingsbeleid Europese Unie
Inlichtingen: Sam Stevens (070 349 04 38;
[email protected])
In juli 2012 heeft de Europese Commissie haar Mededeling over ‘verbetering van de eu-hulp aan ontwikkelingslanden bij het mobiliseren van ontwikkelingsfinanciering’ uitgebracht. Hierin zet de Europese Commissie haar beleid uit om ontwikkelingslanden te helpen bij het mobiliseren van alle bronnen van ontwikkelingsfinanciering om hun ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken. Het gaat hierbij ook om het verwezenlijken van financiering voor de millenniumdoelstellingen, internationale klimaatregelen, duurzame ontwikkeling en internationale handelsonderhandelingen. De belangrijkste bron van ontwikkelingsfinanciering voor een regering zijn haar binnenlandse ontvangsten, waarmee ook de primaire verantwoordelijkheid voor ontwikkeling bij deze landen zelf ligt. Daarnaast zijn internationale handel, investeringen en remittances belangrijke stimulansen voor de reële economie, mits de juiste voorwaarden zijn vervuld. Ook de rol van donoren blijft belangrijk in ontwikkeling en officiële hulp. Door het nemen van maatregelen ter versterking van ontwikkelingsfinanciering en het belang van de officiële ontwikkelingshulp blijven landen voldoende financieringsmogelijkheden houden. Het bovenstaande vormt de kern van de eu-agenda voor verandering, waarbij alle bron34
nen van ontwikkelingsfinanciering tegen het licht worden gehouden om te bepalen welke combinatie van beschikbare middelen het beste ontwikkelingsbeleid genereert.
Overheidsaanbestedingen Het Europees regelgevend kader voor aanbestedingen betreft twee Europese aanbestedingsrichtlijnen, richtlijn 2004/17/eg en richtlijn 2004/18/eg. De richtlijnen zelf worden momenteel herzien. De Europese Commissie heeft hiertoe wijzigingsvoorstellen ingediend die nu in eerste lezing voorliggen in het Europees Parlement en de Europese Raad. De inzet van de Europese Commissie bij de wijziging is ervoor te zorgen dat: – overheidsopdrachten sneller, eenvoudiger en flexibeler worden toegewezen; – het ondernemingsklimaat wordt verbeterd, met name voor het mkb; – overheidscontracten meer worden gebruikt om ander beleid, zoals duurzaamheid, te ondersteunen. De Europese Commissie werkt eveneens aan een initiatief op concessies. Er leven namelijk veel vragen over de toepassing van het Europese aanbestedingsrecht op de gunning van concessies. Het bedrijfsleven ondervindt momenteel veel problemen bij aanbesteden. De procedures leveren veel administratieve lasten op en de regels worden op een zodanige wijze toegepast dat de toegang voor het bedrijfsleven beperkt wordt.
Opdrachten worden bijvoorbeeld vaak onnodig geclusterd tot een megaorder, geschiktheideisen worden onnodig zwaar gemaakt en er worden strikte referenties vereist. vno-ncw en mkb-Nederland zijn niet voor een drastische wijziging, in de zin dat beleidsdoelstellingen worden toegevoegd die via andere beleidstrajecten onvoldoende succesvol zijn geweest, zoals bijvoorbeeld sociale doelstellingen. Het verdient aanbeveling om eerst te kijken naar de wijze waarop die richtlijnen überhaupt worden toegepast en de verbeteringen die daar mogelijk zijn. Ook zijn vno-ncw en mkb-Nederland geen voorstander van het incorporeren van wetgeving met betrekking tot duurzaam inkopen in de aanbestedingswet. Hooguit via stimulerende en faciliterende instrumentaria kan de Europese Unie duurzaam inkopen bevorderen. De beginselen van het aanbestedingsrecht, zoals proportionaliteit, dienen immers bewaakt te worden. Daar waar de Europese richtlijnen wel gewijzigd worden, zou de inzet met name gericht moeten zijn op vereenvoudiging en een reductie van de administratieve lasten. De werkgeversorganisaties willen dat er gewerkt wordt aan eenvoudigere procedures, die ook meer mogelijkheden tot innovatie toestaan. Ook zou de Europese Unie beter moeten kijken naar best practices op het vlak van toegang voor het mkb en tegengaan van onnodig zware eisen. vno-ncw en mkb-Nederland brengen deze punten zowel zelfstandig als via businesseurope en ueapme onder de aandacht van de Europese Commissie en het Europees Parlement. Inlichtingen: Mariet Feenstra (070 349 03 30;
[email protected])
Pensioen In februari 2012 heeft de Europese Commissie als vervolg op het eerder uitgegeven Groenboek, een Witboek gepubliceerd, met daarin de beleidsvoornemens die men de komende jaren gaat uitvoeren. Zowel door het voormalige Nederlandse Kabinet (24 april 2012), als door de Stichting van de Arbeid (6 september 2012) is daar in zijn algemeenheid positief op gereageerd. Wel zijn door beide (zeer) kritische kanttekeningen geplaatst bij de in het Witboek aangekondigde herziening van de Pensioenfondsenrichtlijn (iorp-richtlijn) en de totstandkoming van de zogenoemde Richtlijn Portabiliteit (gericht op het verwerven en behouden van rechten op aanvullend pensioen).
iorp-richtlijn Ten aanzien van de herziening van de iorp-richtlijn (waarvan het nog steeds de intentie van Commissaris Barnier is om vóór de zomervakantie van 2013 met een richtlijnvoorstel te komen), spitst de discussie zich toe op de vraag in hoeverre het Europese toezichtstelsel voor verzekeraars, Solvency ii, richtinggevend wordt voor het toezicht op Europese pensioenregelingen. De vrees in Nederland is dat vanuit het principe van ‘level playing field’ ten onrechte dezelfde strenge (buffer-)eisen voor pensioenfondsen gaan gelden als voor verzekerde pensioenregelingen, terwijl er sprake is van een aanmerkelijk minder hoge mate van zekerheid (97,5 procent zekerheid voor pensioenfondsen tegenover 99,5 procent zekerheid voor verzekerde regelingen). Dit zal er toe leiden dat de kostprijs van pensioenregelingen met ongeveer 30 procent
zal gaan stijgen. Opvalt dat er steeds meer landen zich tegen deze plannen keren (Groot Brittannië, Duitsland, Ierland en dus Nederland), maar dat er nog steeds geen sprake is van een blokkerende minderheid. Op dit moment wordt er een ‘Quantitative Impact Study’ (qis) naar de gevolgen van invoering uitgevoerd, waarbij wordt gewerkt met een zogenaamde ‘Holistic Balancesheet’. Hierbij wordt een poging gedaan om alle aspecten in de berekening mee te nemen (ook de moeilijk kwantificeerbare elementen, zoals bijvoorbeeld het effect van de mogelijkheid tot afstempelen in het Nederlandse pensioensysteem). Algemeen wordt er van uitgegaan dat indiening van een concreet voorstel door Barnier in juli 2013 zijn laatste kans is om nog tijdens zijn zittingsperiode beweging in dit dossier te krijgen.
Ontwerprichtlijn Portabiliteit Tijdens de behandeling van het vorige voorstel heeft Nederland zich tegen de ontwerprichtlijn verklaard, omdat de waardeoverdracht voor Nederland nadelige financiële gevolgen zou kunnen hebben. Dit vanwege zeer grote kwaliteitsverschillen in pensioenregelingen tussen Nederland en andere landen, met name vanwege verschillen in toegankelijkheid van de regelingen (zoals langdurige ‘vesting periods’ in Duitsland). In oktober 2012 heeft de Europese Commissie aangegeven dat het dossier weer zal worden geactiveerd. Inmiddels heeft de Europese Commissie een herzien voorstel ingediend waaruit de regels over internationale waardeoverdracht verdwenen waren. De discussie zal zich nu meer richten op de vesting periods. De Nederlandse regering heeft aangegeven de ontwikkelingen op dit gebied ‘met belangstelling’ te volgen. Inlichtingen: Ap Fraterman (070 349 02 24;
[email protected])
Privacykader (herziening Richtlijn gegevens bescherming) De Europese Commissie heeft in 2012 een conceptverordening Dataprotectie gepubliceerd, ter herziening van de Algemene Privacy Richtlijn (95/46/eg). Op dit moment buigen de Europese Raad en het Europees Parlement zich over de conceptverordening, waarbij het doel is in 2013 een akkoord te bereiken over de definitieve Verordening. vno-ncw en mkb-Nederland staan in beginsel positief tegenover een herziening, want een goed kader voor zorgvuldige omgang met persoonsgegevens is van belang. Maar de gevolgen van de voorstellen van de Europese Commissie dreigen disproportioneel uit te pakken voor zowel consumenten, werknemers als het bedrijfsleven. De wetgever dient een goede balans te vinden tussen bescherming van persoonsgegevens en het eenvoudig gegevens uitwisselen voor alle denkbare diensten waarbij persoonsgegevens worden verwerkt zoals personeelsadministratie, klantenkaarten, pakketbezorging, online verkopen, verzekeringen, uitzendwerk, banktransacties, cameratoezicht, vervoer, clouddiensten, etc. Daarbij is het van belang dat de administratieve en uitvoeringslasten zo risicogericht mogelijk worden gemaakt, hetgeen in het concept van de Europese Commissie ontbreekt.
35
Rondje Europa
Hoewel een verordening doorgaans positief kan uitwerken doordat deze wetgeving eu-breed harmoniseert en daarmee lasten verlaagt, schept deze conceptverordening zoveel nieuwe verplichtingen dat per saldo de uitwerking voor bedrijven zeer negatief is. Groot punt van zorg is vooral dat weinig onderscheid wordt gemaakt tussen gewone bedrijfsprocessen en risicovolle bedrijfsprocessen. De nieuwe verplichtingen en de kosten daarvan komen niet alleen terecht bij risicovolle processen maar ook op minder risicovolle plaatsen. Een volgend punt van discussie is de introductie van een ‘recht om vergeten te worden’. Dat klinkt aantrekkelijk, maar de verordening legt dit generiek voor elke toepassing en elke sector op, zowel offline als online. Verder moeten bedrijven vanaf een zekere omvang een data protection officer aanstellen en wil men het boetesysteem fors verhogen tot 2 procent van de omzet. Ook bij deze voorstellen ontbreekt de risicobenadering. De verordening behoeft aanpassing wil deze in de praktijk werkbaar zijn voor bedrijven, zowel voor multinationals als voor het mkb. Inlichtingen: David de Nood (070 349 03 54;
[email protected])
Productveiligheid (Richtlijn) De Europese Commissie komt naar verwachting in 2013 met een voorstel om de Europese regelgeving ten aanzien van productveiligheid te herzien. Doel is een coherent en effectief juridisch kader voor productveiligheid en markttoezicht te ontwikkelen. Twee redenen vormen aanleiding voor wijziging van de richtlijn. De eerste reden is dat enige jaren geleden een New Legislative Framework voor eu-richtlijnen op het terrein van de veiligheid van producten tot stand is gekomen. De tweede reden is dat er een aparte Verordening gaat komen voor toezicht op nonfood-producten. De Europese Commissie is de eerste consultaties begonnen ten behoeve van de wijziging. vno-ncw en mkb-Nederland hebben altijd onderschreven dat er een eu-vangnet is dat de veiligheid regelt voor producten waarvoor geen specifieke eu-richtlijnen zijn. Hieruit vloeien voor ondernemers bepaalde generieke verplichtingen voort, en voor toezichthouders mogelijkheden om zo nodig op te treden. Wij pleiten er wel voor om bij de herziening de nu onduidelijke overlap tussen het generieke eu-vangnet via deze richtlijn en de specifieke eu-richtlijnen weg te nemen. Daarnaast is het van belang dat in de richtlijn heldere risicodefinities gehanteerd worden. Waar het gaat om nieuwe verplichtingen voor ondernemers (bijvoorbeeld rondom bepaalde documentatie of de traceerbaarheid van producten) is het van belang dat de proportionaliteit van de maatregel voor iedere partij in de keten goed in acht wordt gehouden. Daarom moet juist ook in dit soort wetgeving op elk der ketenpartners passende en proportionele juridische verantwoordelijkheden voor de veiligheid worden gelegd en moet voorkomen worden dat verantwoordelijkheid exclusief bij één partij wordt neergelegd, zoals bijvoorbeeld bij de winkelier. Inlichtingen: Hubert van Breemen (070 349 03 58;
[email protected])
36
Regulering accountantsberoep Eind 2011 heeft de Europese Commissie voorstellen gedaan voor verdere regulering van de wettelijke controle van (enkelvoudige en geconsolideerde) jaarrekeningen. Daartoe wordt voorgesteld de (Achtste) Europese Richtlijn over accountantscontrole aan te passen en een Europese verordening te maken, die specifieke eisen stelt aan accountantsorganisaties die belast zijn met de wettelijke controle van zogenaamde organisaties van openbaar belang (oob, dit zijn beursfondsen, banken en verzekeraars). Het Europees Parlement heeft inmiddels zo’n 700 amendementen voorgesteld waarover eind 2012/begin 2013 zal worden gestemd. Daarna zal een overleg tussen Europese Commissie, Raad en Parlement starten om het accountantsberoep verder te reguleren. vno-ncw en mkb-Nederland kunnen er zich in vinden dat onafhankelijk Europees gecoördineerd publiek extern toezicht op accountantskantoren wordt ingesteld en dat er één Europees accountantspaspoort komt. Dit neemt toetredingsbelemmeringen weg uit hoofde van nationale, aan accountants te stellen eisen en vergroot de concurrentie op de accountantsmarkt. Alhoewel een verplichte rotatie van accountantskantoor en verplichte aanbestedingsprocedure na zes jaar (waarbij hetzelfde kantoor vier jaar de controle niet meer mag uitvoeren) niet voor het mkb en voor het niet-beursgenoteerde grootbedrijf gelden, vinden vno-ncw en mkb-Nederland dit geen goed voorstel. Met name bij oob’s geldt dat er al een stelsel van intern (onderneming-)toezicht en extern (afm-)toezicht is op het functioneren van controlerend accountants. Daarbij hebben binnen het bestaande regelgevende kader (onder andere Corporate Governance Codes) raden van commissarissen al de verantwoordelijkheid voor een bepaalde – minimale en maximale – duur voor de aanstelling van een verantwoordelijk accountant bij dezelfde onderneming. Het Europese voorstel leidt tot hogere kosten, lagere kwaliteit en – met name wanneer het gaat om ondernemingen die vanwege internationale vertakking en complexe structuur zijn aangewezen op de big 4 accountants – tot verminderde concurrentie. Mocht een verplichte aanbesteding worden doorgevoerd, dan zou in ieder geval het zittende accountantskantoor de mogelijkheid moeten hebben om mee te dingen. Verder voorzien de voorstellen erin dat bepaalde grote accountantsorganisaties (lees: de big-4-accountants) die een oob controleren daar geen enkele adviesdienst meer mogen verrichten. Behalve dat dit voorstel leidt tot ongelijke behandeling van big-4-accountants en andere (kleinere) accountantsorganisaties is een bezwaar dat een gepercipieerd falen van concurrentie op de accountantsmarkt wordt bestreden met een maatregel voor versterking van onafhankelijkheid. Grote/multinationale ondernemingen hebben door hun wereldwijde en complexe structuur behoefte aan een veelheid van vaardigheden en disciplines binnen accountantsorganisaties die leiden tot een verhoogde kwaliteit en efficiency van de controle. Een verbod op controle en advies bij dezelfde (oob) onderneming doet hieraan afbreuk. vno-ncw en mkbNederland vinden dit dan ook ongewenst en vinden dat voor verbeterde onafhankelijkheidsregels beter aansluiting gezocht kan worden bij bestaande internationale regels, zoals
de Code of Ethics van de International Federation of Accountants. Inlichtingen: Martin Noordzij (070 349 04 24;
[email protected])
Retail Actieplan In het licht van het aanjagen van de interne-markt-agenda, besteedt de Europese Commissie in toenemende mate aandacht aan het grote belang van de retailsector. In 2010 bracht de Europese Commissie een Retail Market Monitoring Report uit. Deze monitor legde een aantal knelpunten bloot waar de sector tegenaan loopt. Na verschijnen van dit rapport, is de Europese Commissie gevraagd speciale (beleids-)aandacht te gaan besteden aan de groeimogelijkheden van deze sector. Het Europees Parlement heeft deze oproep onderstreept met een eigen rapport over een meer efficiënte en eerlijke retailmarkt en gevraagd om een Actieplan dat in overleg met de sector opgesteld moet worden. Over het Actieplan en de aanbevelingen wil het Europees Parlement vervolgens aan de slag in de nieuwe Retail Market Roundtable. De verwachting is dat het Actieplan aan het einde van 2012 verschijnt. Naar verwachting zullen in ieder geval de volgende onderwerpen in het Actieplan aan de orde komen: −− knelpunten rondom het vrije verkeer van goederen en de handhaving; −− verschillen in implementatie of handhaving op lidstatenniveau waardoor oneerlijke concurrentie ontstaat en prijsverschillen; −− ruimtelijke ordeningsvraagstukken (hoewel de Europese Commissie hier weinig bevoegdheid heeft tegenover de lidstaten); −− achterblijven van e-commerce ontwikkelingen; −− hindernissen op het vlak van consumentenbeleid; −− arbeidsmarkt en arbeidsomstandigheden; −− verduurzaming. Het valt toe te juichen dat de Europese Commissie met een Actieplan komt voor deze sector. De detailhandel is de grootste werkgever in de interne markt, bestaat grotendeels uit mkb-bedrijven en enkele grote ondernemingen en raakt de consument/burger direct. Er is in het Europees beleid altijd veel aandacht geweest voor de consument waardoor er sprake is van een grote regeldichtheid, maar omgekeerd niet voor de detaillist en het groeipotentieel van deze sector. Voor wat betreft het Actieplan is het van groot belang dat dit een integrale benadering vastlegt voor de sector, zodat het niet uiteenvalt in talloze individuele beleids- of regelgevende initiatieven. Elke actie moet ook voorzien worden van een doel en deadline. Speerpunten daarbij dienen ons inziens te zijn: – In de digitale agenda de positie van retailvraagstukken goed borgen inclusief regels inzake consumentenbescherming, en fiscale regels (zoals btw) en gelijke behandeling ongeacht het winkelkanaal. – Het aanpakken van goldplating, oftewel de uiteenlopende nationale koppen in de lidstaten.
– Voortvarend aanpakken van nog bestaande barrières voor vrij verkeer van goederen, wat anno 2013 nog steeds een onnodige achterstand oplevert. – Acties gericht op de juiste skills en ondernemerschap in de sector.
Verduurzaming Een specifiek thema – ook in relatie tot bovengenoemd Actieplan – is de verduurzaming van de retailketen. Vanuit Europa wordt immers veel regulering ter zake, zoals etiketteringseisen, systematiek ‘milieuvoetafdruk’-producten en organisaties en inzameling van afgedankte producten in gang gezet. vno-ncw en mkb-Nederland zijn van mening dat het positief is dat de sector actief bezig is verduurzaming door te voeren, maar benadrukken dat duurzame productie en consumptie een gedeelde verantwoordelijkheid van alle relevante stakeholders, inclusief de consument. Het bedrijfsleven kan haar aandeel leveren – zoals nu gaande is – om te komen tot een duurzaam aanbod ter zake voor consumenten. Maar de consument – zo blijkt ook uit onderzoek – betrekt meerdere aspecten bij zijn inkopen. Slechts een kleine minderheid van de consumenten is bereid tegen bij wijze van spreken elke prijs milieuvriendelijke producten te kopen. Door gerichte reclame en stimuleringsbeleid vanuit producenten en winkeliers is er een grotere groep consumenten te bewegen om een bescheiden meerprijs te betalen voor een groen product, maar voor een belangrijk deel van de consumentenpopulatie is de prijs leidend. Het is van groot belang dat Europees beleid rekening houdt met deze gedeelde verantwoordelijkheid. Voorstellen van de Europese Commissie om in geselecteerde prioritaire categorieën van producten voor te gaan schrijven dat een bepaald percentage van dergelijke producten in het winkelschap verplicht moet voldoen aan bepaalde milieuprestaties houden hier geen rekening mee en kunnen niet door ons ondersteund worden. De voorstellen leiden tot meerkosten, die met name bij mkb-bedrijven relatief hoog zullen drukken. Beleid en wet- en regelgeving van de Europese Unie moeten zich richten op het stellen van uitdagende doelstellingen, maar ruimte laten voor diversificatie en innovatie van de hele keten zoals bijvoorbeeld plaatsvindt via het ‘Retailers Environmental Action Programme’. Inlichtingen: Sigrid Verweij (070 3490 439;
[email protected])
Small Business Act De Europese Commissie heeft op 23 februari 2011 een herziening van de Small Business Act (SBA) gepubliceerd. De Europese Commissie constateert dat de meeste initiatieven uit de SBA van de grond zijn gekomen, maar dat een slag extra nodig is om de SBA volledig te kunnen uitvoeren. In de herziening heeft de Europese Commissie gekozen voor pijlers in lijn met de EU-2020-strategie. Deze pijlers zijn slimmere regelgeving voor het mkb, verbeterde toegang tot financiering, optimale benutting van de interne markt door het mkb en het bevorderen van ondernemerschap.
37
Rondje Europa
Inmiddels heeft de Europese Commissie concrete initiatieven genomen. Zo is er een mededeling gekomen over internationalisering van het Europese mkb. In die mededeling zet de Europese Commissie meer in op stimulering van export op markten buiten de Europese Unie. In het kader van ‘Think small first’ wil de Europese Commissie micro-ondernemingen waar mogelijk uitsluiten van EU-regelgeving. Waar dat niet lukt, wordt een speciaal regime geïntroduceerd, dat de regeldruk minimaliseert voor die kleine bedrijven. Deze maatregel mag echter geen beleidsdoelen ondermijnen, zoals die op het terrein van arbeidsomstandigheden, bescherming van het milieu en voedselverligheid. VNO-NCW en MKB-Nederland beoordelen de stappen die de Europese Commissie heeft gezet positief. Maar, de Europese Commissie moet daarbij wel meer inzetten op handelspolitiek dan op handelsbevordering buiten de Europese Unie om het doorkruisen van nationale initiatieven te voorkomen. Niet vergeten moet worden dat de belangrijkste afzetmarkt van het mkb de interne markt is. De hoogste prioriteit hebben dan ook het wegnemen van knelpunten, verdere harmonisering en administratieve lastenreductie.
Smart Regulation Het Smart Regulation programma, gericht op vermindering en verbetering van de Europese regeldruk, loopt eind dit jaar af. De tweede helft van 2012 vond een evaluatie plaats van dit programma, die zich concentreerde op stakeholdersconsulaties en Impact Assessments. Eind 2012 loopt een consultatie die tot een top 10 van mkb-knelpunten moet leiden. Daarnaast zullen eind 2012 of begin 2013 de eerste resultaten van de fitness checks beschikbaar komen. Op vier grote beleidsterreinen wordt via veelomvattende evaluaties gekeken of de regelgeving nog ‘fit for purpose’ is. Op 7 juni 2012 overhandigde vno-ncw en mkb-Nederland een brochure met 23 knelpunten inclusief oplossingen aan de Europese Commissie. Een meerderheid van deze punten is nog onder behandeling. De Europese Commissie noemt deze brochure tijdens diverse regeldruk bijeenkomsten een best practice. Naar verwachting presenteert de Europese Commissie medio december (2012) het nieuwe vervolgprogramma op Smart regulation. Het stevig verminderen van eu-regeldruk zou een prioriteit binnen het werkprogramma 2013 zijn. Barroso bevestigde immers zelf dat ‘smart regulation’ hoog op de Europese politieke agenda prijkt in een brief aan de Raad van 28 februari 2012 (‘Time to deliver on growth’). Ook vanuit de Raad, het Europees Parlement en meerder regeringsleiders is afgelopen jaar de druk opgevoerd om met een nieuw programma met harde doelstellingen te komen. Desalniettemin geeft de Europese Commissie signalen af zich niet te willen binden aan kwantitatieve doelstellingen, maar zich te richten op het verbeteren van Impact Assessments, stakeholdersconsultaties en het aanpakken van gesignaleerde knelpunten. vno-ncw en mkb-Nederland hebben zelfstandig en via businesseurope duidelijke prioriteiten voor een nieuw regeldrukprogramma bij de Europese Commissie neergelegd.
38
Kort samengevat zijn de prioriteiten: −− een netto reductie van de administratieve lasten van 25 procent in vijf jaar; −− een doelstelling voor reductie nalevingskosten in bedragen; −− rekening houden met irritaties van het bedrijfsleven en deze oplossen; −− een nullijn: kostenstijgingen nieuwe regelgeving compenseren met kostenbesparingen in bestaande regelgeving; −− impact assessments voor alle wetsvoorstellen waarbij ook de onderlinge samenhang tussen diverse voorstellen wordt meegenomen; −− beter betrekken van het bedrijfsleven bij nieuwe regelgeving; −− geïmplementeerde regelgeving systematisch evalueren op verhouding kosten en resultaten. Inlichtingen: Ramona van den Bosch (015 219 1272;
[email protected])
Staatssteunbeleid Het staatssteunbeleid heeft door de financiële crisis in 2008 een extra dimensie gekregen. Aan de ene kant hebben lidstaten interventies gepleegd in de financiële sector die om een aangepast staatssteunbeleid vroegen. De Europese Commissie heeft hiertoe richtsnoeren gepubliceerd hoe deze situaties beoordeeld moeten worden die in principe tot 31 december 2010 hun werking hadden. Deze waren verlengd tot 9 oktober 2012, met de harde voorwaarde dat de betreffende bank een herstructureringsplan indient. Aan de andere kant werden bedrijven geconfronteerd met kredietproblemen. In december 2008 heeft de Europese Commissie daarom een tijdelijke kaderregeling aangenomen die de lidstaten extra mogelijkheden bood om de gevolgen van de kredietschaarste voor de reële economie tegen te gaan. Deze zijn ook verlengd, maar om deze steunregeling uit te faseren is directe steun aan bedrijven in moeilijkheden niet meer toegestaan. Wat nog wel is toegestaan zijn kredietverzekeringen voor het mkb en exportkredietverzekeringen voor de korte termijn. In oktober 2011 heeft de Europese Commissie een working paper gepresenteerd waarin de effecten van de tijdelijke staatssteunregels op de financiële en economische crisis zijn beschreven. Geconcludeerd werd dat de crisismaatregelen effect hadden, maar dat dit wel gekoppeld dient te worden aan een plan betreffende het terugbetalen van de hulp en een uitfasering. De Europese Commissie wil een nieuwe lijn uitzetten waarbij zij zich meer concentreren op de zaken die de grootste impact op de interne markt hebben. Tegelijkertijd wil de Europese Commissie de samenwerking tussen de lidstaten waar het gaat om handhaving verbeteren en de regels meer stroomlijnen. Men wil het krijgen van overheidssteun op het gebied van innovatie juist vereenvoudigen. Hierbij wordt gewerkt aan een mogelijke herziening van de de-minimisverordening, een mogelijke aanpassing aan de machtigingsverordening van de Raad, waardoor bepaalde categorieën steun verenigbaar kunnen worden verklaard met de interne markt, zodat deze zijn
vrijgesteld van de verplichting tot voorafgaande aanmelding en een herziening en mogelijk verruiming van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Om regels te stroomlijnen en sneller tot besluitvorming te komen werkt de Europese Commissie aan een verduidelijking van het begrip staatssteun en een modernisering van de procedureverordening op het gebied van staatssteun. vno-ncw en mkb-Nederland moedigen verduidelijking van de bestaande regels omwille van een betere toepasbaarheid aan. Wij zijn van mening dat de toegang tot exportkredietverzekeringen nog steeds een aandachtspunt is, maar dat hierbij wel een gelijk speelveld binnen en buiten Europa dient te worden gewaarborgd. De Europese Unie heeft een consultatie paper gepubliceerd betreffende R&D-steunkader. Er is zowel een reactie vanuit vno-ncw en mkb-Nederland als vanuit businesseurope verstuurd. Kern daarvan is: het bestaand onderscheid tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek is achterhaald. Doordat een generiek criterium voor het vaststellen van staatssteun geformuleerd is als ‘economisch voordeel dat men anders niet had gehad’, betekent dit in de praktijk dat R&D voortkomend uit samenwerking tussen bedrijfsleven en publiek gefinancierde onderzoeksinstellingen hier ook onder valt. Dat werkt contraproductief voor het opzetten van deze vormen van samenwerking die vanuit innovatieoogpunt juist gewenst zijn. Inlichtingen: Mariet Feenstra (070 349 03 30;
[email protected])
Statuut voor een Europese besloten vennootschap (spe) Het voorstel voor een statuut voor een Europese besloten vennootschap, Societas Privata Europaea (spe) is onderdeel van de Small Business Act. Het is uitvloeisel van een consultatie door de Europese Commissie over de belemmeringen die kleine en middelgrote ondernemingen ondervinden wanneer ze grensoverschrijdend opereren, alsmede naar de behoefte aan een Europese besloten vennootschap. Met het voorstel voor een Europese bv wordt beoogd grensoverschrijdende activiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen door vestiging en bedrijfsvoering op de interne markt te vergemakkelijken. Het statuut betekent dat besloten vennootschappen in alle lidstaten volgens dezelfde principes kunnen worden opgericht en geëxploiteerd. Op dit moment zijn kleine ondernemingen verplicht om in alle lidstaten waar zij actief willen zijn, dochterondernemingen op te richten met diverse bedrijfsvormen. Het gaat om een optionele regeling, waarbij er sprake is van contractuele vrijheid. Belangrijkste discussiepunten betreffen de hoogte van het minimumkapitaal, het vereiste van grensoverschrijdendheid en de medezeggenschap van werknemers. Tijdens de laatste onderhandelingen op 30 mei 2011 is geen overeenstemming bereikt ten gevolge van bezwaren van Duitsland en Zweden. Het is nog steeds onduidelijk wanneer de onderhandelingen worden voortgezet.
De spe is van belang omdat dit statuut bedrijven kan helpen om hun potentieel volledig te benutten door een vermindering van administratieve en financiële lasten. mkb-Nederland en vno-ncw vinden dat het minimumkapitaal vastgesteld moet worden op een bedrag van één euro. Hiermee blijft de spe toegankelijk voor starters en voor het mkb. Daarnaast menen beide organisaties dat grensoverschrijdende activiteiten geen vereiste mogen zijn voor het kunnen oprichten van een spe, zodat ondernemingen de mogelijkheid hebben om van aanvang af voor de spe als rechtsvorm te kiezen en pas na een periode van groei over te gaan tot internationale activiteiten. Met betrekking tot de medezeggenschap van werknemers, zijn vno-ncw en mkb-Nederland van mening dat de medezeggenschap, informatievoorziening en raadpleging geregeld moet worden conform de wet in het land van vestiging van de onderneming. Sinds 2002 is er een algemene kaderrichtlijn betreffende de informatie en consultatie van werknemers van toepassing, waardoor minimumstandaarden betreffende de werknemersparticipatie worden gegarandeerd. Een eigen, specifiek spe-regime, naast de al bestaande regimes, is overbodig. Essentieel is dat het doel van het voorstel gehaald wordt en dat de spe een aantrekkelijke rechtsvorm zal zijn voor ondernemingen. Zoals het politiek akkoord in de Raad er nu uitziet, biedt de spe weinig meerwaarde. Inlichtingen: Suzanne Drion (070 349 04 09;
[email protected])
Statuut voor een Europese vennootschap (se) Het Statuut van de Europese Vennootschap (se) beoogt ondernemingen die in meer dan één lidstaat werkzaam zijn, de mogelijkheid te geven hun grensoverschrijdende activiteiten onder één Europese noemer samen te brengen. Dit stelt het in staat om binnen een stabiel wettelijk kader te werken, de interne onkosten die voortvloeien uit het in meerdere landen actief zijn, te verminderen en zo beter te concurreren op de interne markt. Het statuut kan sinds oktober 2004 worden gebruikt. Eind 2009 waren er circa 430 se’s geregistreerd. De se is in sommige lidstaten erg populair, maar in andere lidstaten niet van de grond gekomen. Om uit te maken of er wijzigingen moeten worden aangebracht om het se-statuut beter te laten functioneren, heeft de Europese Commissie in maart 2010 een publieke consultatie uitgezet. In november 2010 is het rapport van de Europese Commissie met de resultaten van de consultatie verschenen. Geconcludeerd wordt dat in de praktijk een aantal problemen bestaat. Zo is geen sprake van een uniforme se-vorm binnen de Europese Unie, maar van 27 verschillende soorten se’s en er is veel verwijzing naar nationaal recht. De Europese Commissie beraadt zich over mogelijke aanvullingen van het statuut en heeft aangekondigd zo nodig in 2012 met voorstellen daartoe te komen. Tot nu toe is nog niets verschenen. Evenals voor de spe geldt dat se van belang is omdat het statuut bedrijven zal helpen om hun potentieel volledig te benutten door een sterke vermindering van administratieve en financiële lasten. vno-ncw en mkb-Nederland menen dat
39
Rondje Europa
de oprichtingsvereisten kritisch moeten worden bekeken. Zij menen onder andere dat het oprichtingskapitaal van 120.000 euro te hoog is en dat het mogelijk moet zijn om bestaande vennootschappen om te zetten in een se, dan wel een se te creëren door fusie met besloten vennootschappen. Ook zou de mogelijkheid moeten worden geopend dat de statutaire zetel en de hoofdvestiging niet in dezelfde lidstaat liggen. Voorts ontbreken geschikte fiscale voorzieningen en is de medezeggenschapsregeling erg complex. Inlichtingen: Suzanne Drion (070 349 04 09;
[email protected])
Tabaksproductenrichtlijn De Europese Commissie is aan de hand van de vele reacties op een eerdere consultatie ter zake – waarop ook vno-ncw en mkb-Nederland hebben gereageerd – bezig een voorstel voor te bereiden voor wijziging van de bestaande eu-richtlijn voor tabaksproducten. Naar verwachting zal dit voorstel in 2013 verschijnen. Er bestaat geen twijfel dat indien tabaksproducten langdurig en intensief worden gebruikt, dit schadelijk is voor de gezondheid. Dat neemt niet weg dat het om legale genotsmiddelen gaat. Tegen die achtergrond past bijvoorbeeld geen beleid dat roken geheel aan banden legt. Enkele van de destijds in de consultatie voorgelegde opties grijpen te diep in de vrijheid van ondernemers om dit product op de markt te brengen. vno-ncw en mkb-Nederland bezien dit dossier niet alleen vanuit het belang van de tabakssector, maar mede vanuit de mogelijke precedentwerking. Er zijn immers ook andere producten dan tabak, die zij het vooral door het gedrag van de consument (lifestyle), de gezondheid van consumenten beïnvloeden. Vanwege de – soms per product categorie verschillende omstandigheden – moet beleid en regelgeving (nationaal en in de Europese Unie) een afgewogen karakter hebben. Algemene ingrepen op ingrediënten om andere redenen dan gezondheid staat daar haaks op. Wij achten het voorts van groot belang dat het (eigendoms)recht van ondernemingen om zich naar de markt te afficheren, bijvoorbeeld als het gaat om merk en verpakking, wordt gerespecteerd. Dat geldt ook de verkoop van tabakswaren. Invoering van eisen als uniformeren van verpakkingen (het zogenaamde ‘plain packaging’) of andere disproportionele ingrepen in de detailhandel – zoals verkoop als het ware van onder de toonbank – wijzen wij daarom af. Inlichtingen: Hubert van Breemen (070 349 03 58;
[email protected])
Toezicht (market surveillance) op non food products (ontwerpverordening) Diverse stakeholders, waaronder businesseurope, signaleerden de afgelopen jaren dat lidstaten, en dan meer specifiek de handhavende instanties zoals in Nederland de nvwa (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit), binnen het domein van eu-wetgeving rond de veiligheid van producten verschillend handelen. Zowel voor de Europese consument als de Europese 40
ondernemer is dat een onwenselijke situatie. Lange tijd werden deze verschillen onder het mom van subsidiariteit getolereerd, maar de Europese Commissie is inmiddels begonnen met het consulteren van een ontwerp-eu-verordening op het terrein van ‘market surveillance of non food products’. vno-ncw en mkb-Nederland juichen het toe dat de Europese Commissie hiermee op dit terrein een eerste stap heeft gezet. Wel lijkt het gewenst dat de verordening zich niet gaat beperken tot Europese regelgeving ten aanzien van de veiligheid van producten, doch een breder domein van eu-regelgeving gaat omvatten. In het bijzonder ten aanzien van voorziene bepalingen die gaan over veiligheid van producten, zal er voor moeten worden gezorgd dat er hanteerbare risicodefinities komen, dat er op een passende manier wordt omgegaan met het zogenaamde voorzorgsbeginsel, en dat proportionaliteit een stevige plaats krijgt bij bepalingen inzake handhaving en sancties. Inlichtingen: Hubert van Breemen (070 349 03 58;
[email protected])
Transnational Company Agreements De Europese Commissie heeft een werkdocument gepubliceerd over transnationale ondernemingsovereenkomsten. Het gaat hierbij om overeenkomsten tussen de onderneming en vakbonden en/of ondernemingsraad. Eerder stelde de Europese Commissie een expert group in om zich te buigen over de voor- en nadelen en de ervaringen met het gebruik van deze overeenkomsten. Centraal staat dan de vraag of er Europese regelgeving nodig is om praktijkproblemen bij de totstandkoming en uitvoering van deze richtlijnen op te lossen. Het werkdocument stelt vast dat de Europese Commissie door moet gaan met het erkennen van de rol van transnationale ondernemingsovereenkomsten en bij moet dragen aan hun verdere ontwikkeling. Zij doet daarvoor een aantal suggesties, zoals het bieden van ondersteuning aan partijen en het verbeteren van de juridische zekerheid als gevolg van het afsluiten van een dergelijke overeenkomst. De Europese Commissie vraagt om een reactie op haar voorstellen tot uiterlijk 31 december 2012. De overgrote meerderheid van de bedrijven geeft aan geen behoefte te hebben aan deze overeenkomsten. Voor zover bedrijven bijvoorbeeld met hun ondernemingsraad een overeenkomst hebben afgesloten, is meestal niet beoogd een overeenkomst af te sluiten in de juridische zin van het woord. Het gaat dan om afspraken die moeten worden nageleefd, maar soms in verschillende lidstaten anders moeten worden geïmplementeerd vanwege verschillen in (arbeids-)wetgeving. Er bestaat dan ook geen enkele behoefte aan regelgeving uit Brussel die sturing wil geven aan de aard van de afspraken die worden gemaakt tussen werkgevers en werknemers. Inlichtingen: Loes van Embden Andres (070 349 02 23;
[email protected]) Ton Schoenmaeckers (015 219 12 43;
[email protected])
Transparantierichtlijn De doelstelling van de Transparantierichtlijn is het garanderen van een hoge mate van beleggersvertrouwen door middel van gelijke transparantie voor uitgevers van effecten en beleggers in de hele Europese Unie. Daartoe vereist de richtlijn onder meer van uitgevende instellingen dat zij periodieke financiële informatie publiceren over de prestaties van de uitgevende instelling gedurende het boekjaar en doorlopende informatie over belangrijke deelnemingen waaraan stemrechten zijn verbonden. De richtlijn introduceert ook minimumnormen voor toegang tot en opslag van gereglementeerde informatie. De Europese Commissie heeft in 2011 een voorstel tot wijziging van de richtlijn gepubliceerd. Doelstelling is onder meer om de verplichtingen van bepaalde uitgevende instellingen te vereenvoudigen om de gereglementeerde markten aantrekkelijker te maken voor kleine en middelgrote uitgevende instellingen die kapitaal inzamelen in Europa en tegelijkertijd eenzelfde niveau van beleggersbescherming te bieden. Het onderwerp komt binnenkort aan de orde in het overleg tussen Europese Raad, Commissie en Parlement. Het voorstel schaft de verplichting af om elk kwartaal financiële verslagen uit te brengen voor alle beursgenoteerde vennootschappen. Dit verlaagt de nalevingskosten voor alle beursgenoteerde vennootschappen in een gereglementeerde markt, maar is vooral gunstig zijn voor de kleinere vennootschappen, doordat de administratieve last van de publicatie en voorbereiding van kwartaalcijfers aanzienlijk wordt gereduceerd. Het zou tevens de druk op de uitgevende instellingen op de korte termijn moeten verminderen en beleggers moeten stimuleren een visie voor de langere termijn aan te nemen. Voorts wordt voorgesteld een lacune weg te nemen en de openbaarmakingsregeling uit te breiden naar alle instrumenten waarvan het economisch effect vergelijkbaar is met dat van het bezit van aandelen en het recht op het verwerven van aandelen (derivaten en vergelijkbare financiële instrumenten). Dit heeft een sterk positief effect op de beleggersbescherming en het marktvertrouwen, doordat de geheime opbouw van belangen in beursgenoteerde vennootschappen ontmoedigd wordt. Om de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde informatie te vergemakkelijken, wordt voorgesteld het huidige netwerk van officieel aangewezen opslagmechanismen te verbeteren. Het voorstel bevat ook een regeling dat uitgevende instellingen per land de betalingen bekend maken die ze aan regeringen doen in de landen waar ze actief zijn. Dit systeem zou van toepassing zijn op grote bedrijven in de Europese Unie die in privéhanden zijn of beursgenoteerde bedrijven die actief zijn in de olie- of gassector, de mijnbouw of de houtkapindustrie. Het voorstel is vergelijkbaar met de Amerikaanse Dodd-Frank Act die in 2010 werd aangenomen.
vno-ncw en mkb-Nederland onderschrijven het doel van het voorstel en kunnen zich er mee verenigen. Bezwaren bestaan tegen de regeling dat per land betalingen bekend zouden moeten worden gemaakt. In de praktijk blijkt dat dit soort informatie door beleggers in beursgenoteerde ondernemingen c.q. aandeelhouders in niet beursgenoteerde ondernemingen
niet wordt gevraagd. Daarbij speelt een rol dat ondernemingen al verplicht zijn om informatie over geografische segmenten te verschaffen in hun jaarverslag/jaarrekening. Het opnemen van een verslag of toevoegen van een verslag van betalingen aan overheden aan de financiële verslaggeving leidt tot direct toenemende kosten voor het verslaggevende bedrijfsleven Bovendien wordt de complexe financiële verslaggeving toenemende verwarrend voor beleggers. Een regeling op dit gebied dient qua reikwijdte niet verder te gaan dan de bestaande Amerikaanse wetgeving. Dat is wel het geval en daartegen zal bezwaar worden gemaakt. Inlichtingen: Martin Noordzij (070 349 04 24;
[email protected])
Transportprijsbeleid (road charging) De Europese Commissie werkt aan voorstellen om ‘road charging’ in de Europese Unie te harmoniseren. Motieven zijn de wildgroei aan systemen, zorgen over eerlijke concurrentie als lidstaten misbruik maken van hun geografische positie en zorgen om onvoldoende beschikbaarheid van financiële middelen voor infrastructuur uit de algemene middelen. vno-ncw en businesseurope hebben als visie dat betalen voor en naar gebruik van infrastructuur in principe verdedigbaar is mits de tarieven in redelijke verhouding staan tot de kosten en mits prijsbeleid niet wordt ingezet om te discrimineren tussen sectoren. Omdat transport een faciliterende dienst is voor de Europese economie is het van belang dat de som van heffingen op transport de maatschappelijke kosten niet overstijgt. Heffingen op het gebruik van infrastructuur zijn dus acceptabel als middel om de kosten te dekken. Differentiatie naar tijd en plaats is daarbij acceptabel als economisch mechanisme om vraag en aanbod optimaal af te stemmen; dat betekent niet extra maar gedifferentieerd heffen en het is alleen zinvol en acceptabel voor het wegvervoer als het ook van toepassing is op personenauto’s. Inlichtingen: August Mesker (070 349 03 33;
[email protected])
Vrouwen in topposities De Europese Commissie heeft een richtlijnvoorstel bij de Raad en het Europees Parlement ingediend dat beoogt een beter evenwicht tot stand te brengen tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur van beursgenoteerde ondernemingen. De zwaarste verplichtingen gelden voor de (Raad van) commissarissen. Is minder dan 40 procent vrouw (of man) dan moet bij gelijke geschiktheid iemand uit de ondervertegenwoordigde groep voorrang krijgen. Daarbij worden eisen gesteld aan de objectiviteit en de transparantie van het selectieproces. Ondernemingen moeten desgevraagd aan een niet geselecteerde kandidaat bepaalde informatie verschaffen waaruit blijkt waarom toch de keuze op een ander is gevallen. Ten aanzien van de uitvoerende functies in het bestuur van de onderneming moeten de bedrijven zichzelf een doel stellen over de verdeling naar geslacht, te bereiken op 1 januari 2020. Over de samenstelling van 41
Rondje Europa
het bestuur moeten deze bedrijven jaarlijks rapporteren. Lidstaten moeten effectieve sancties instellen en toepassen als de bepalingen van de richtlijn worden overtreden. vno-ncw en mkb-Nederland onderschrijven het streven naar meer vrouwen in topposities van bedrijven, maar wijzen quota’s af. Weliswaar gaat dit voorstel uit van minimaal ‘gelijke geschiktheid’, het leidt tot een geweldige bureaucratie als het gaat om het selecteren van kandidaten. Daarnaast is de participatiegraad van vrouwen in de landen waar zelfregulering wordt toegepast gestegen. Bovendien vragen wij ons af of dit nu een zaak is die op Europees niveau moet worden geregeld. Inlichtingen: Loes van Embden Andres (070 349 02 23;
[email protected])
42
Bijlage
43
Rondje Europa
44
EU-lobby VNO-NCW en MKB-Nederland
Het gezamenlijk kantoor van vno-ncw en mkb-Nederland vertegenwoordigt de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven in de Europese Unie. Het kantoor, waar zeven personen werkzaam zijn, is de verbindingsschakel tussen de Europese politiek en het hoofdkwartier in de Malietoren in Den Haag. De belangrijkste taken van het kantoor in Brussel zijn: – volgen en analyseren van de ontwikkelingen in de Brusselse politiek en het verschaffen van relevante informatie daarover aan de leden van vno-ncw en mkb-Nederland; – openen van deuren voor de leden in de Brusselse lobby; – voeren van lobbyactiviteiten, in samenspraak leden en specialisten van vno-ncw en mkb-Nederland; – ondersteunen van de lobby van businesseurope, ueapme en EuroCommerce omtrent onderwerpen met een belang voor het gehele Europese bedrijfsleven.
Europees Economisch en Sociaal Comité Het Europees Economisch en Sociaal Comité (eesc) is een raadgevend orgaan dat het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigt. Het eesc bestuit uit drie groepen: een werkgeversgroep, een werknemersgroep en een groep die met name ngo’s en consumenten vertegenwoordigt. Het eesc geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de Europese instellingen over wetsvoorstellen die zij behandelen. vno-ncw heeft drie vertegenwoordigers in het eesc, mkb-Nederland heeft er één en LTO Nederland heeft ook één vertegenwoordiger.
Informatie voor ondernemers over ondernemen in de interne markt Website Your Europe – Business
businesseurope businesseurope is de Europese koepelorganisatie van 41 werkgeversorganisaties, waaronder vno-ncw. Deze organisatie heeft als doel het bevorderen van bedrijvigheid in Europa. De koers en de standpunten van businesseurope worden vastgesteld in hoofdcommissies en werkgroepen waar de werknemers van vno-ncw aan deelnemen.
ueapme mkb-Nederland is lid van de Union Européenne de l’Artisanat et des Petites et Moyennes Entreprises (ueapme), de organisatie bestaande uit nationale mkb-koepels, Europese brancheorganisaties en leden die het mkb ondersteunen. De leden sturen het lobbywerk van ueapme via verschillende commissies, werkgroepen en task forces.
EuroCommerce Naast ueapme is mkb-Nederland lid van EuroCommerce. Deze organisatie vertegenwoordigt de Europese handel in de volle breedte: detail- en groothandel, import en export. Het inhoudelijke werk wordt verricht in verschillende commissies.
Deze website van de Europese Commissie is opgezet voor bedrijven die meer willen weten over ondernemen in een specifieke lidstaat van de eu. De site biedt per land uitgebreide informatie over alle fasen van ondernemen: van de oprichting van een bedrijf naar uitbreiding en innovatie tot het opheffen van een bedrijf. De site is te vinden op http:// europa.eu/youreurope/business/.
Mkb-portal Voor het midden- en kleinbedrijf is er een online portal die eenvoudig toegang geeft tot relevante informatie van de Europese Unie voor het mkb, van praktisch advies tot beleidskwesties en van lokale contactpunten tot netwerklinks. Het portal is te vinden op http://ec.europa.eu/small-business/ index_nl.htm.
Enterprise Europe Network Dit Europees netwerk van bedrijfsondersteunende agentschappen uit meer dan 50 landen is een aanspreekpunt voor kleine en middelgrote ondernemingen op hun weg door Europa. Het netwerk helpt bij het vinden van een Europese zakenpartner, het ontwikkelen van nieuwe producten en het aanboren van nieuwe markten. Daarnaast adviseert het kleine bedrijven over technische kwesties, Europese wet- en regelgeving en eu-fondsen. De netwerkdiensten van Enterprise Europe network worden in Nederland verleend door Agentschap nl en Syntens. Meer informatie kunt u vinden op http://portal.enterprise-europe-network.ec.europa.eu/.
45
Rondje Europa
Klachtenprocedures bij uitvoering eu-regels Ondernemers die tijdens het zakendoen in Europa problemen ondervinden op het gebied van oneerlijke concurrentie, interne marktregels of Europese instellingen kunnen terecht bij de Europese Ombudsman, sovlit of het Crash Team Oneerlijke Concurrentie.
Europese Ombudsman De Europese ombudsman kan door middel van een nietjuridische procedure burgers en bedrijven helpen om een oplossing te vinden voor klachten over het functioneren van Europese instellingen en organen. Op het moment dat de Europese Ombudsman een klacht aanneemt, meldt hij de klacht bij de desbetreffende instellingen, een stap die in sommige gevallen al doorslaggevend kan zijn in een slepend conflict. Vervolgens kan hij de partijen tot een schikking laten komen en een aanbeveling doen. Indien deze aanbeveling niet wordt overgenomen, kan de Ombudsman verslag uitbrengen aan het Europees Parlement, zodat Europarlementariërs vragen kunnen stellen aan de Europese Commissie. Meer informatie is te vinden op http://www.ombudsman.europa.eu/nl/home. faces.
solvit Als bedrijven problemen ondervinden op het gebied van de regelgeving voor de interne markt, dan kan men bij solvit terecht. solvit zoekt kosteloos en binnen een termijn van circa tien weken naar een oplossing voor klachten die voortvloeien uit de verkeerde toepassing van Europese regels door nationale overheidsinstanties van lidstaten. Voorwaarde is wel dat de zaak nog niet bij de rechter is aangebracht. Hiermee vormt solvit een alternatief voor langdurige juridische procedures. Klachten die solvit behandelt hebben onder andere betrekking op een beperkte markttoegang voor producten en diensten, problemen met de vestiging van een bedrijf en het betalen van belastingen. De Nederlandse afdeling van solvit is ondergebracht bij het Ministerie van Economische Zaken. In een door de Europese Commissie beheerde online databank wordt de voortgang van de klachtenbehandeling bijgehouden. solvit Nederland kan bereikt worden via telefoonnummer 070 379 77 48 of via
[email protected]. Het indienen van een klacht kan men het beste online doen, op http://ec.europa.eu/solvit/site/ submission/index_nl.htm.
Meldpunt Handelsbelemmeringen Bedrijven die worden geconfronteerd met oneerlijke concurrentie in het buitenland, zoals illegale staatssteun of discriminatie bij een aanbesteding, kunnen terecht bij het Meldpunt Handelsbelemmeringen. Dit meldpunt maakt onderdeel uit van het ministerie van Economische Zaken. Het meldpunt behandelt problemen als het gaat om een Nederlands bedrijf dat internationaal onderneemt, in een ongelijke concurrentiepositie is beland als gevolg van veronderstelde niet-naleving van wetten en overeenkomsten door een buitenlandse overheid. Klachten die zijn ingediend bij het meldpunt geven geregeld aanleiding om met andere lidstaten bepaalde gevallen aanhangig te maken bij de Europese Commissie. Meer informatie en het online klachtenformulier kunt u vinden op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationaalondernemen/vraag-en-antwoord/waar-kan-ik-oneerlijkeconcurrentie-in-het-buitenland-melden.html. 46
47
48
Europa 2020 Duurzame Energie
Standaardisatie
Eurozone Kantoor Brussel vno-ncw en mkb-Nederland
Adres Telefoon Fax E-mail
Archimedesstraat 5, bus 4 b-1000 Brussel 00 32 (0)2 510 08 80 00 32 (0)2 510 08 85
[email protected]
Stabiliteit
Biotechnologie
Pensioenen
Parlement
Adres Postbus 93002 2509 aa Den Haag Telefoon 070 349 03 49 Fax 070 349 03 00 E-mail
[email protected] Internet www.vno-ncw.nl
Adres Postbus 93002 2509 aa Den Haag Telefoon 015 219 12 12 Fax 015 219 14 14 E-mail
[email protected] Internet www.mkb.nl
Mededinging
Begroting
Klimaatverandering
Corporate governance
CO2-emissiehandel
Groei
Euro Commissie Transport
Corporate Social Responsibility
Innovatie/Horizon 2020
Interne Markt Europese Unie
Europese Centrale Bank
Raad
Monetaire Unie
Vrijhandelsakkoorden
Energie efficiëntie
Toezicht
Energiebelasting
Digitale Agenda
Grondstoffen
Economic Governance
Dienstenrichtlijn
publicatie van VNO-NCW en mkb-nederland
Octrooi
Flexicurity
Arbeidsomstandigheden
Vrij verkeer van werknemers
Rondje Europa Zonder bedrijfsleven geen welvarend Europa Actuele onderwerpen voor Europa in 2013