Vversterk Horen doe je met je … Activiteitencyclus peuters Thema zintuigen
Deze activiteitencyclus is ontwikkeld door Dorien Stolwijk, Expertisecentrum Nederlands Met medewerking van Annie van der Beek, Expertisecentrum Nederlands Nelleke Brandenbarg, NJi (voorheen NIZW) Lonneke van Dijk, CED-Groep Wander van Es, Sardes Jan de Lange, Freudenthal Instituut
Maart 2007
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Inleiding
4
Voorbeeld van een planningsrooster
6
Activiteitencyclus Horen doe je met je …
8
Fase 1
Introductie
8
Fase 2 De verhaallijn
12
Fase 3 Doorgaan op het thema
15
Fase 4 Napraten
21
Eindevaluatie
23
Bijlagen
24
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Voorwoord bij de activiteitencyclus Vversterk wil de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) versterken door scholing en ondersteuning te bieden aan leidsters in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, leerkrachten in groep 1 en 2, managers van instellingen, beleidsmakers in gemeenten en opleiders van leidsters en leerkrachten. Het project, dat loopt tot 1 januari 2009, wordt mogelijk gemaakt door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De landelijke coördinatie is in handen van Sardes. Nascholing is een belangrijk onderdeel van het project Vversterk. Daarom geven we hier een kort overzicht van alle nascholingsmaterialen die ter voor leidsters en leerkrachten zijn gemaakt.
De nascholingscursus: 13 modules Voor de nascholing van VVE-personeel zijn in totaal 13 modules beschikbaar die betrekking hebben op 8 scholingsonderwerpen. Alle modules bij elkaar behandelen een aantal vraagstukken van de voor- en vroegschoolse educatie. Deels zijn dat inhoudelijke zaken (waar gaat het om bij de ontwikkeling van kinderen) en deels zijn dat samenwerkingsvragen en randvoorwaarden. In sommige modules is meer theorie opgenomen dan in andere, omdat bv. een onderwerp als sensomotoriek in de huidige VVEprogramma’s maar summier aanwezig is. De module ICT is een andere vorm van een informatiemodule, die een aantal nieuwe ontwikkelingen behandelt, waarvan het goed is, dat je daar (al) wat meer van af weet en waaruit je sommige dingen kunt toepassen in je eigen situatie. Zo heeft elke module een eigen professionaliseringsaccent.
De activiteitencyclus in vervolg op de modules
Het informatieboek ‘De Basis’ voor leidsters en leerkrachten bij de modules Om voor de leidsters en de leerkrachten alle theorie in gedachten te houden, is er voor hen ook een informatieboek gemaakt, waarin verder wordt ingegaan op de behandelde theorie en deze is geïllustreerd met voorbeelden van activiteiten voor kinderen.
Je eigen kennis, en vaardigheden en competenties beoordelen Voor leidsters en leerkrachten komen op de website testen beschikbaar, waarmee men zelf de eigen VVE kennis en vaardigheden kan beoordelen. Vanaf juli 2007 kunnen de leerkrachten en leidsters aan de hand van stellingen bij allerlei bekwaamheden bekijken wat hun bekwaamheidsscore is. Bij de testscore zit een rapportage die aangeeft wat je moet doen als er sprake is van minder bekwaam handelen. In februari 2008 komt nog een andere beoordelingstest beschikbaar. Hierin zijn allerlei voorbeelden opgenomen. Aan de hand van foto’s, beschrijvingen en filmpjes wordt gevraagd wat de leidster/leerkracht in het voorliggende geval de beste oplossing voor een situatie vindt. Je kunt een keuze maken uit verschillende antwoordalternatieven. De rapportage verloopt op een overeenkomstige manier.
Meer weten Wil je meer weten over Vversterk, kijk dan op de website www.vversterk.nl. Veel succes met alle scholingsproducten! Loes van Tilborg, Sardes
Om voor leidsters en leerkrachten in samenhang te laten zien, hoe je het geleerde met de kinderen kunt toepassen zijn er twee activiteitencycli geschreven. De activiteitencyclus is een themaprogramma van 3 weken dat je in de instelling met de kinderen kunt uitvoeren. In deze activiteitencycli zijn de praktijkoefeningen en opdrachten verwerkt binnen het themaprogramma, zodat het geleerde opnieuw geoefend wordt.
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
Inleiding De Vversterk-activiteitencyclus Horen doe je met je … biedt activiteiten voor de ontwikkelingsgebieden taal, rekenen/ wiskunde, sociaal-emotionele ontwikkeling, sensomotorische ontwikkeling, ouderbetrokkenheid en ICT en multimedia. De cyclus sluit hiermee aan op de ontwikkelingsgebieden die in de modules van het project Vversterk aan de orde zijn geweest. De activiteitencyclus is opgebouwd rondom het thema zintuigen. In de activiteitencyclus staat het prentenboek Waar zijn mijn oren? centraal. Dit prentenboek is een uitgave van Clavis (2007), en is geschreven door Annemieke Pecht en Loes Hermans; illustraties Flos Vingerhoets. De activiteitencyclus Horen doe je met je … voor peuters bestaat uit vier fasen, en duurt drie weken. De activiteiten van de cyclus gaan uit van vier dagdelen per week, waarbij er per dag 45 minuten worden besteed aan de activiteiten van de cyclus. Uiteraard kunnen leidsters de activiteiten spreiden over meer dan drie weken. Het is belangrijk dat deze activiteiten goed worden voorbereid. De voorbereiding is in bijlage 1 beschreven. Voorafgaand aan de fasen van de activiteitencyclus wordt een voorbeeld van een planningsrooster gegeven. In het planningsrooster staan alle fasen, de activiteiten voor elke fase, de dag waarop de activiteit kan worden uitgevoerd en een tijdsindicatie voor de duur van een activiteit. De leidster stelt haar eigen planningsrooster samen; dit planningsrooster dient slechts als voorbeeld. De activiteitencyclus Horen doe je met je … sluit aan bij de gelijknamige cyclus voor kleuters. Een deel van het thema kan dan ook in samenwerking met een basisschool worden uitgevoerd. In veel dagelijkse situaties, zoals tijdens routines als het eten en drinken, tijdens het werken in hoeken of tijdens het buiten spelen kunnen leidsters kansen grijpen om de ontwikkeling van kinderen op verschillende gebieden te stimuleren. Aanleidingen voor het grijpen van kansen staan in de voorbereiding bij deze activiteitencyclus beschreven. Daarnaast worden door middel van deze activiteitencyclus
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
bewust kansen gecreëerd om de ontwikkeling te stimuleren. In veel activiteiten van deze cyclus komen meerdere ontwikkelingsgebieden aan bod. Bij elke activiteit zijn alleen de ontwikkelingsgebieden aangegeven waarop de activiteit het meest betrekking heeft. Bij het uitvoeren van de activiteit zet de leidster de kennis en vaardigheden in die zij tijdens de training van het project Vversterk heeft opgedaan. De wijze van uitvoeren van de activiteiten sluit aan bij de opdrachten die tijdens deze training zijn uitgevoerd. In de activiteitencyclus worden regelmatig activiteiten uitgevoerd in de kleine kring. De kleine kring bestaat uit klein groepje van vier à vijf kinderen. De leidster stelt het groepje gematigd heterogeen samen; ze zorgt ervoor dat er in het ontwikkelingsniveau van de kinderen onderlinge verschillen zijn, maar dat de verschillen niet te groot zijn.
Taal Taal komt gedurende de hele activiteitencyclus aan bod. Dit kan bij de uitleg van activiteiten zijn, door gesprekken die de leidster met de kinderen of de kinderen met elkaar voeren, en door het gebruik van de kernwoorden in veel activiteiten. In de gesprekken die de leidster met de kinderen voert, past zij interactievaardigheden toe. In de module Taal en Rekenen/wiskunde van de training van het project Vversterk hebben leidsters hun interactievaardig heden aan de hand van een checklist kunnen inventari seren. In de activiteiten wordt soms aangegeven welke interactievaardigheden de leidster kan inzetten. Meer informatie over deze vaardigheden is te vinden in het boek Peuters Interactief met Taal. De Taallijn VVE: Taalstimulering voor jonge kinderen (Stoep & Van Elsäcker, 2005).
Rekenen/wiskunde In veel activiteiten komen kinderen in aanraking met rekenen/wiskunde. Ze ontwikkelen hun kennis over aantallen, meten en meetkunde. In de module Taal en Rekenen/wiskunde van het project Vversterk zijn deze begrippen aan de orde geweest. De leidster kan de kennis van de kinderen op dit gebied stimuleren door het denken over
reken/wiskundeverschijnselen uit te lokken. Meer informatie over rekenen/wiskunde is te vinden in Jonge Kinderen Leren Rekenen. Tussendoelen Annex Leerlijnen. Hele Getallen Onderbouw Basisschool (Treffers, Van den Heuvel-Panhuizen & Buys, 1999) en in Jonge Kinderen Leren Meten en Meetkunde. Tussendoelen Annex Leerlijnen Onderbouw Basisschool (Van den Heuvel-Panhuizen & Buys, 2004).
Sociaal-emotionele ontwikkeling. Bij vrijwel alle activiteiten kan ook aandacht besteed worden aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Bij de verschillende activiteiten kan de leidster van tevoren bedenken wat de link is met de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Zij bedenkt vooraf hoe zij tijdens de activiteit kan ingaan op de aspecten omgaan met jezelf, omgaan met andere kinderen en omgaan met volwassenen.
Sensomotorische ontwikkeling Sensomotorische activiteiten komen op diverse plaatsen in de activiteitencyclus aan de orde. In de module sensomotorische ontwikkeling van de training van het project Vversterk hebben de leidsters hun vaardigheden in observeren en het aanbieden van betekenisvolle bewegingsactiviteiten kunnen oefenen. Goede suggesties voor sensomotorische spellessen zijn te vinden de publicatie Spelen doe je met je hele lijf (Sikkema & Verdaasdonk, 2005).
Ouderbetrokkenheid De activiteitencyclus nodigt uit tot ouderbetrokkenheid. Het is belangrijk om de ouders goed te informeren en ze uit te nodigen om in de verschillende fasen een kijkje te nemen in de groep. Informele gesprekken over het thema en de ervaringen van de kinderen kunnen gevoerd worden tijdens het halen en brengen. Ouders kunnen ook zelf actief deelnemen, zowel in de groep als thuis. Aan het gezinsportfolio, een heen-en-weerboekje tussen school en thuis, kunnen ze samen met hun kind een belangrijke bijdrage leveren. In de module Ouderbetrokkenheid van de training van het project Vversterk hebben leidsters handvatten aangereikt gekregen en met elkaar besproken hoe ze ouders actief kunnen betrekken bij de activiteiten in de
groep en hoe ouders actief thuis met hun kind aan de slag kunnen. Meer informatie over ouderbetrokkenheid is te vinden op de websites www.mutant.nl en www.kpcgroep.nl.
ICT en multimedia ICT en multimedia zijn ondersteunende middelen om de verschillende ontwikkelingsgebieden van de kinderen te stimuleren. Door met digitale middelen te werken kunnen leidsters de wereld binnen en buiten de groep met elkaar verbinden. Het gebruik van ICT en multimedia gaat vaak gepaard met communicatie. In diverse activiteiten in deze cyclus wordt gebruik gemaakt van ICT en multimedia, op de manier zoals dat eerder in de modules is aangegeven.
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
Voorbeeld van een planningsrooster
Taal
Rekenen/wiskunde
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Sensomotorische ontwikkeling
Ouderbetrokkenheid
ICT en multimedia
Tijds-indicatie Vooraf
Dag 1 20 min. 10 min. 15 min. Dag 2 10 min. 15 min. 10 min. 10 min. Dag 3 15 min. 10 min. 10 min.
Fase en activiteit Voorbereiding (bijlage) Materialen verzamelen Voorbereiden van het anker Ouders inlichten over het thema Selecteren van kernwoorden Voorbereiden gezinsportfolio Voorbereiden woordenmap Planning maken voor activiteiten Stimulerende speelruimte inrichten
Ontwikkelingsgebied
Fase 1: Introductie
Taal
Rek
S/E
S/M
Ou
ICT
Taal
Rek
S/E
S/M
Ou
ICT
Anker: Wat hoor ik? Kleine kring: Appie Aardappel Digitale foto’s: kernwoorden Wat kriebelt er? Lied over het lichaam Wat heb ik aan mijn lijf zitten? ‘Zien’ in de ontdekhoek Kijk eens wat ik kan! Gezinsportfolio Dat vertel ik je Fase 2: Het verhaal
Dag 3 10 min.
Vaardigheid
Verkennen prentenboek in de kleine kring
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Tijds-indicatie Dag 4 15 min. 10 min. 10 min. 10 min. Dag 5 15 min. 10 min. 10 min. 10 min. Dag 6 10 min. 10 min. 10 min.
Fase en activiteit
Interactief voorlezen met een luistervraag Waar hoor ik dat? Het gezinsportfolio ‘Voelen’ in de ontdekhoek De verhaallijn en de boekenmuur Digitaal prentenboek Verhaal naspelen met de verteltafel Taal
Rek
S/E
S/M
Ou
ICT
Taal
Rek
S/E
S/M
Ou
ICT
Wat zie ik? Uitnodiging maken voor de tentoonstelling Wat hoor ik? Geluiden op het speelplein Ik heb ze nodig! Wat ruik ik? Boeken over het thema Wij zien er allemaal anders uit Dat ruikt lekker! Lekker of vies? Zo voel ik mij Gezinsportfolio weer terug ‘Luisteren’ in de ontdekhoek Wat voel ik? Ik zie, ik zie wat jij niet ziet Samen koekjes bakken Fase 4: Napraten
Dag 11 10 min. 10 min. 15 min. 10 min. Dag 12 45 min.
Vaardigheid
Introductie prentenboek Wat vind je daar nou van? Samen eten en drinken Aandacht voor de kernwoorden
Fase 3: Doorgaan op het thema Dag 6 15 min. Dag 7 10 min. 15 min. 10 min. 10 min. Dag 8 15 min. 10 min. 10 min. 10 min. Dag 9 15 min. 10 min. 10 min. 10 min. Dag 10 15 min. 10 min. 20 min.
Ontwikkelingsgebied
Gesprek bij de boekenmuur Herhaling van het lied of versje Gesprekken gezinsportfolio Boek en voorwerpen in een koffer mee naar huis De tentoonstelling Eindevaluatie
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
Activiteitencyclus: Horen doe je met je ... Voordat de leidster de activiteitencyclus Horen doe je met je … kan uitvoeren, dient ze een aantal voorbereidingen te treffen. In het schema hieronder staat een overzicht van de voorbereidingen. De voorbereidingen zijn uitgewerkt in bijlage 1 bij deze activiteitencyclus.
Voorbereiding
• • • • • • •
Materialen verzamelen Voorbereiden van het anker Wat hoor ik? Ouders inlichten over het thema Selecteren van kernwoorden Voorbereiden gezinsportfolio Voorbereiden woordenmap Planning maken voor activiteiten en eigen professionalisering • Stimulerende speelruimte inrichten • ICT en multimedia
Fase 1 Introductie In deze fase maken de kinderen kennis met het thema zintuigen. Tijdens de introductiefase staan de kernwoorden centraal die horen bij het eigen lichaam. Door middel van een aansprekend anker worden de kinderen enthousiast gemaakt voor het thema. Het anker is een zoektocht naar de lichaamsdelen van Appie Aardappel. In de verwerkingsactiviteiten is aandacht voor de ontwikkelingsgebieden taal, rekenen/wiskunde, sociaal-emotionele ontwikkeling, sensomotorische ontwikkeling, ouderbetrokkenheid en ICT en multimedia.
Anker
Wat hoor ik? Voorafgaand aan het anker heeft de leidster de armen, de neus, de oren, de mond en de ogen van Appie Aard appel samen met een wekker op verschillende plaatsen in de ruimte verstopt. Er staan vijf verschillende wekkers bij de vijf verschillende lichaamsdelen ieder ingesteld op een alarmtijd waarop zij af gaan. De leidster heeft het versje op een flap geschreven met een foto van Appie Aardappel erbij.
Ik ben Appie Aardappel Heb je mij gezien? Ik ben bruin en rond en heb altijd een lach op mijn mond Vandaag ben ik mijn oren kwijt, mijn handen en mijn hoed, zonder mijn ogen zie ik niet zo goed Kun jij mij helpen zoeken in alle gaten en hoeken? Zoek mijn ogen
om te kijken
en mijn handen
om te voelen
Wat hoor ik?
Verwerkingsactiviteiten
Anker
1. Kleine kring: Appie Aardappel 2. Digitale foto’s: kernwoorden 3. Wat kriebelt er? 4. Lied over het lichaam 5. Wat heb ik aan mijn lijf zitten? 6. ‘Zien’ in de ontdekhoek 7. Kijk eens wat ik kan! 8. Gezinsportfolio 9. Dat vertel ik je
Zoek ook mijn oren
om te horen,
want ik ben ze ergens verloren Zoek mijn mond en mijn neus
om te proeven, om te ruiken,
zodat ik alles weer kan gebruiken! (Dorien Stolwijk, Expertisecentrum Nederlands)
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
De leidster bespreekt met de kinderen de foto van Appie Aardappel. Ze laat de kinderen vertellen wat zij zien. De leidster vertelt dat het mannetje op de foto Appie Aardappel heet en dat zij een versje over hem kent. De leidster zegt het versje op. Samen met de kinderen praat zij na over het versje. Wat is er aan de hand in het versje? Wat moeten we zoeken voor Appie Aardappel? De leidster vertelt de kinderen dat Appie een wekkertje heeft verstopt om zijn handen, ogen, oren, mond en neus te kunnen vinden. Wanneer het eerste wekkertje afgaat moeten de kinderen goed luisteren om het eerste lichaamsdeel van Appie te kunnen vinden. Wanneer het lichaamsdeel is gevonden, bespreekt de leidster met de kinderen wat zij hebben gevonden. Wat heb je gevonden? Wat kan Appie hiermee doen? De kinderen geven het lichaamsdeel aan Appie Aardappel en zeggen het versje nogmaals op. Wanneer de volgende wekker gaat, gaan de kinderen op zoek naar het volgende lichaamsdeel. Hierdoor ontdekken de kinderen welke lichaamsdelen zij zelf ook aan hun lichaam hebben. Doordat er wordt gepraat over de functie van het lichaamsdeel: wat kun je doen met je …? maken de kinderen kennis met de functie van de handen, de neus, de mond, de oren en de ogen. Spelenderwijs komen de zintuigen aan de orde, zoals voelen, ruiken, proeven, horen en ruiken. Tijdens de activiteiten maakt de leidster digitale foto’s van de zoekende kinderen en de lichaamsdelen die zij hebben gevonden. De leidster zorgt ervoor dat alle kinderen op de foto staan en dat alle lichaamsdelen van Appie Aardappel een keer gefotografeerd zijn. De digitale foto’s worden later bij andere activiteiten uit de cyclus gebruikt.
1. Kleine kring: Appie Aardappel Met kleine groepjes kinderen voert de leidster een interactief gesprek over Appie Aardappel. Zij laat de kinderen vertellen over Appie Aardappel. Zij past haar interactievaardigheden toe, en stelt slechts enkele open vragen om het gesprek op gang te brengen: Wat heeft Appie Aardappel aan zijn lichaam? Wat kan Appie Aardappel hiermee doen? Wat kun jij hiermee doen? De leidster laat de kinderen Appie Aardappel zelf vasthouden en experimenteren met de losse lichaamsdelen. Ze bespreekt met de
kinderen kort na hoe zij de lichaamsdelen van Appie weer hebben gevonden. Samen met de kinderen zegt ze het versje op en maakt er bewegingen bij; zie bijlage 5. De kernwoorden: de hand, het lijf, de mond, de neus, het oog, het oor, de tong, horen, kijken, luisteren, proeven, ruiken, voelen en zien komen aan bod.
2. Digitale foto’s: kernwoorden De leidster laat de digitale foto’s zien die tijdens het anker gemaakt zijn. Ze praat met kleine groepjes peuters na over het anker: Wat hebben we gedaan? Wat heb je gevonden? Wat kon Appie doen met zijn …? De leidster gebruikt hierbij het versje op de flap. De leidster hangt samen met de kinderen de foto’s aan de fotomuur. Zij laat de kinderen vertellen wat ze bij de foto’s mag schrijven. De leidster stelt voor om van de kinderen alle monden, ogen, neuzen, oren en handen te fotograferen en deze aan de muur te hangen. Bij alle foto’s schrijft zij de naam van het kind en de naam van het lichaamsdeel. Bijvoorbeeld
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
met de vingertjes of dit zijn mijn wangetjes en klappen. De leidster laat de kinderen bewegingen maken bij de liedjes, waardoor de tekst wordt ondersteund.
5. Wat heb ik aan mijn lijf zitten?
de neus van Samira. De leidster praat met de kinderen over wat ze kunnen doen met dit lichaamsdeel. De zintuigen krijgen nu ook, op een strook, een plaats bij de foto’s. De woorden de mond, proeven, de hand, voelen, de neus, ruiken, het oog, kijken, het oor en horen komen aan bod. De foto’s worden op ooghoogte opgehangen. Aan het einde van de activiteitencyclus kunnen de foto’s een plaats krijgen in het gezinsportfolio.
3. Wat kriebelt er? Met kleine groepjes kinderen speelt de leidster een spel. In het midden van de kring zit een kind met een blinddoek om. Een ander kind kriebelt hem of haar met bijvoorbeeld een klein, schoon, veertje. Het kind met de blinddoek vertelt waar het het veertje voelt kriebelen. Spelenderwijs laat de leidster de kernwoorden van het eigen lichaam herhaaldelijk aan bod komen, zoals de arm, het been, de bil, de buik, de duim, het haar, de hand, het hoofd, het lijf, de lip, de mond, de neus, het oog, het oor, de rug, de teen, de tong en de vinger.
4. Lied over het lichaam De leidster leert de kinderen een lied waarin de eigen lichaamsdelen voor komen. Enkele voorbeelden van liedjes zijn: zwaai de beentjes, zwaai de teentjes of twee handjes op de tafel of je hebt twee armen of met de vingertjes,
10
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Met een klein groepje kinderen voert de leidster een interactief gesprek over wat er allemaal aan je lijf zit. De kinderen wijzen bij zichzelf en anderen een lichaamsdeel aan en vertellen wat het is. Vervolgens vraagt de leidster of er delen van het lichaam hetzelfde zijn. Wat zit er aan je lijf dat hetzelfde is? Hoeveel heb je deze? Ze laat de kinderen de lichaamsdelen aanwijzen en vertellen waar ze er twee of meer van hebben, bijvoorbeeld twee ogen en twee oren. De leidster laat de kinderen ervaren waarom ze twee ogen hebben door de kinderen één oog af te laten dekken met hun hand en te vragen of ze nu goed kunnen zien. Wat zie je? Waarom heb je twee ogen, denk je? De leidster laat de kinderen ervaren waarom ze twee oren hebben door één oor te verstoppen onder een muts en ze dan op zoek te laten gaan naar een geluid in de ruimte (bijvoorbeeld een verstopte kleine radio). Kun je nu goed horen? Hoe komt dat? De kinderen vertellen tot slot van welke lichaamsdelen ze maar één hebben.
6. ‘Zien’ in de ontdekhoek Tijdens het spelen in hoeken kunnen de kinderen in de ontdekhoek ontdekkingen rondom ‘zien’ opdoen. Suggesties voor ontdekactiviteiten en voor de overige inrichting van de speelruimte staan beschreven in de voorbereiding bij deze activiteitencyclus (bijlage 1). Het is belangrijk dat de leidster de nieuwe activiteit bij de kinderen introduceert. De leidster laat aan de kinderen zien wat zij in de ontdekhoek kunnen doen. Zij begeleidt de kinderen wanneer zij voor de eerste keer met deze activiteit aan de slag gaan.
7. Kijk eens wat ik kan! De kinderen liggen op de rug op de grond. De leidster loopt rond en tikt een lichaamsdeel aan. De kinderen bewegen dit lichaamsdeel. Vervolgens benoemt de leidster alleen het lichaamsdeel dat de kinderen bewegen of optillen. Als de kinderen het niet meteen weten, kan de leidster het lichaamsdeel nogmaals aantikken. Het spel kan moeilijker gemaakt worden door de peuters twee lichaams-
delen te laten bewegen, zoals twee armen of twee vingers. Een andere manier om het spel moeilijker te maken is de overgang van een groot lichaamsdeel (een arm) naar een klein lichaamsdeel (vinger). Hiervoor is meer coördinatie nodig. Spelenderwijs komen de kernwoorden van de activiteitencyclus aan bod, zoals de arm, het been, de bil, de buik, de duim, de hand, het hoofd, het lijf, de lip, de mond, de neus, het oog, het oor, de rug, de teen, de tong en de vinger. Kinderen die moeilijkheden hebben met het bewegen van bepaalde lichaamsdelen of die de kernwoorden nog niet beheersen, neemt de leidster op een ander moment apart in een klein groepje om dit nogmaals te oefenen.
8. Gezinsportfolio (of heen-en-weer boekje) Met een klein groepje kinderen bekijkt de leidster de digitale foto’s die gemaakt zijn tijdens het anker. In een interactief gesprek bespreekt zij met de kinderen wat zij gedaan en gevonden hebben. Zij laat zo veel mogelijk de kinderen vertellen bij de foto’s. De leidster laat tot slot ieder kind een foto kiezen die gemaakt is tijdens het anker. De leidster laat het kind vertellen waarom het deze foto kiest. Zij stelt stimulerende vragen om het kind te helpen bij het verwoorden van de keuze. Waarom kies je deze
foto? Wat doe jij op deze foto? Hoe vond je dat? Vervolgens krijgt de foto een plaats in het gezinsportfolio met de bijbehorende tekst van het kind. Een voorbeeld is opgenomen in bijlage 4.
9. Dat vertel ik je Met gezichtsuitdrukkingen en gebaren kunnen op non-verbale wijze gevoelens en bedoelingen uitgedrukt worden. Tijdens de activiteit maken de kinderen kennis met non-verbale tekens. De leidster speelt met twee poppen verschillende situaties uit waarin de poppen blij, boos of verdrietig zijn. De leidster laat de kinderen de gevoelens/emoties uitdrukken zoals het blij, boos en verdrietig kijken naar aanleiding van het poppenspel. Deze gevoelens/emoties bespreekt de leidster met de kinderen. Wat zie je? Wat doe je? Wat vind je ervan? Daarna laat de leidster de kinderen bedoelingen uitdrukken met behulp van gebaren, zwaaien, vinger of duim opsteken en dergelijke. Deze gebaren bespreekt de leidster met de kinderen. Wat zie je? Wat doe je? Wat vind je ervan? De leidster maakt tussendoor digitale foto’s van de gezichtsuitdrukkingen en gebaren van de kinderen en geeft deze samen met de kinderen een plaats aan de fotomuur.
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
11
Startactiviteiten 1. Verkennen prentenboek in de kleine kring
Fase 2: De verhaallijn In deze fase wordt het prentenboek Waar zijn mijn oren? meerdere malen voorgelezen, zodat woordenschat, zinsconstructies en verhaalbegrip de kans krijgen zich langzaamaan te ontwikkelen. Ook leent het praten rondom prentenboeken zich uitstekend voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, voor activiteiten rond rekenen/wiskunde en kunnen er aansluitend op het verhaal uit het prentenboek activiteiten voor sensomotorische ontwikkeling worden uitgevoerd. Er is een digitale versie van het prentenboek beschikbaar, zodat kinderen het prentenboek in tweetallen op de computer kunnen bekijken. Ook de ouders kunnen met hun kind het prentenboek voorlezen en praten over (de platen van) het prentenboek.
Startactiviteiten
1. Verkennen prentenboek in de kleine kring 2. Introductie prentenboek
Verwerkingsactiviteiten
12
1. Wat vind je daar nou van? 2. Samen eten en drinken 3. Aandacht voor de kernwoorden 4. Interactief voorlezen met een luistervraag 5. Waar hoor ik dat? 6. Het gezinsportfolio 7. ‘Voelen’ in de ontdekhoek 8. De verhaallijn en de boekenmuur 9. Digitaal prentenboek 10. Verhaal naspelen bij de verteltafel
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
De leidster introduceert het prentenboek Waar zijn mijn oren? in kleine groepjes van maximaal vijf kinderen. Voor de introductie kan de leidster gebruik maken van concrete materialen, foto’s en plaatjes die ze heeft verzameld om de betekenis van de kernwoorden uit het prentenboek te verduidelijken. De leidster laat de kaft van het boek Waar zijn mijn oren? zien. Ze bespreekt met de peuters wat er op de voorkant van het boek te zien is. Vervolgens bladert ze samen met de kinderen door het boek en laat de kinderen reageren op de afbeeldingen. Met name de taalzwakke kinderen krijgen bij deze activiteit extra aandacht. Het is belangrijk dat zij kennis maken met de kernwoorden uit het prentenboek om later het verhaal goed te kunnen volgen. Als aanvulling kan het prentenboek in de moedertaal van het kind aangeboden worden. Dit kan een leidster, assistent of ouder doen die de moedertaal van het kind spreekt. Deze persoon gaat daarbij in op moeilijke woorden en begrippen en controleert of de kinderen het verhaal in de moedertaal begrijpen. De leidster kan tot slot het boek gekopieerd meegeven aan de ouders, zodat zij het thuis nogmaals kunnen voorlezen of in hun eigen taal kunnen vertellen.
2. Introductie prentenboek: interactief voorlezen Met behulp van een vertelkoffer kan de interesse voor het prentenboek worden gewekt. In deze koffer zitten concrete materialen en plaatjes van de kernwoorden die in het boek voorkomen. De leidster zet de vertelkoffer in de kring en vraagt de kinderen wat er in de koffer zou kunnen zitten. Nadat één van de kinderen een voorwerp, bijvoorbeeld een peer, uit de koffer heeft gehaald stimuleert de leidster de kinderen te vertellen wat het is en welke ervaringen zij hebben met het voorwerp. De leidster kan de voorwerpen na het voorlezen een plaats geven op de verteltafel. Doordat de minder taalvaardige kinderen eerder kennis hebben gemaakt met deze voorwerpen, kunnen zij actief deelnemen aan deze activiteit. De leidster laat de voorkant van het prentenboek Waar zijn mijn oren? zien. Ze stelt enkele vragen: Waar zou het boek over gaan? Waarom denk je dat? Ze leest de titel van het boek voor en vraagt aan de kinderen waar ze nu denken
dat het boek over zal gaan. De leidster wijst aan waar je kunt lezen hoe het boek heet. Vervolgens leest de leidster het prentenboek interactief voor. Tijdens het voorlezen mogen de kinderen reageren op het verhaal en op de tekeningen.
Verwerkingsactiviteiten 1. Wat vind je daar nou van? De leidster praat met de kinderen in kleine groepjes over het prentenboek. Bijvoorbeeld over hetgeen Opa Muis in het verhaal heeft gedaan. Opa Muis wilde ook graag goed horen en nam daarom de oren van Sappie Peer mee. Wat vind je daar nou van? Zou jij boos zijn op Opa Muis als je Sappie was? De leidster gaat daarbij in op het omgaan met jezelf (zou je boos zijn) en het omgaan met anderen. Wat vind jij ervan dat opa Muis de oren van Sappie Peer meenam omdat hij goed wilde horen?
laat de kinderen ook zelf meedenken over de betekenis. Door middel van voor- en nadoen of door uitleg te geven met eenvoudige woorden worden betekenissen verduidelijkt. Tijdens het uitleggen van de woorden gebruikt de leidster het prentenboek Waar zijn mijn oren? Aan de hand van het boek en de materialen worden de woorden toegelicht. Sappie doet zijn oren uit. Waar zie je de oren van Sappie? Waar zitten jouw oren? Sappie is een peer. Zie jij hier ook een peer liggen?
4. Interactief voorlezen met een luistervraag Voordat de leidster het verhaal nogmaals voorleest, stelt ze een luistervraag. Deze vraag stimuleert de kinderen om na te denken over bepaalde gebeurtenissen in het verhaal. De leidster stelt bijvoorbeeld de vraag: Waarom heeft Opa Muis de oren van Sappie meegenomen? Vervolgens leest de leidster het prentenboek interactief voor. Aan het einde vraagt zij of de kinderen weten waarom Opa Muis de oren van Sappie Peer heeft meegenomen.
2. Samen eten en drinken Voordat de kinderen beginnen met het eten en drinken wordt aandacht besteed aan hetgeen de kinderen bij zich hebben of wat de kinderen op hun brood hebben. De kinderen mogen vertellen wat ze bij zich hebben. De leidster stelt enkele open vragen om de kinderen te laten vertellen over hoe de etenswaar voelt en smaakt. Hoe voelt dat? Vind je het fijn aanvoelen? Hoe smaakt dat? De leidster vraagt aan de andere kinderen of ze de etenswaar herkennen en of zij dat ook lekker vinden. Ze laat de kinderen veel zelf vertellen. Wanneer de leidster drinken inschenkt voor de kinderen vraagt zij aan de kinderen of er voldoende bekertjes zijn. Tijdens het inschenken verwoordt zij wat ze ziet, en gebruikt begrippen als: dit glas is bijna vol, in dit glas zit nog niet voldoende in, Samira heeft nog geen drinken gehad ik heb één beker te weinig ingeschonken. De leidster besteedt tijdens het gesprek bewust aandacht aan de kernwoorden van het thema, zoals fijn en niet fijn, lekker en niet lekker, vol en leeg, ruw en zacht, koud en warm.
5. Waar hoor ik dat? De leidster praat met de kinderen na over de gebeurtenissen van Sappie Peer. Wat was Sappie Peer kwijt? Hoe kwam dat? Waarom heeft Sappie zijn oren nodig? Wat kun je horen met je oren? De leidster speelt vervolgens een spel met de kinderen waarbij zij heel goed moeten luisteren. Een kind is geblinddoekt en zit in het midden van de kring.
3. Aandacht voor de kernwoorden De peuters hebben tijdens het voorlezen van het prentenboek Waar zijn mijn oren? kennis gemaakt met een aantal nieuwe woorden. De leidster verduidelijkt de moeilijke woorden aan de hand van de materialen op de verteltafel. De leidster geeft niet direct de uitleg van een woord, maar
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
13
Ergens in de ruimte staat een ander kind dat een bepaald geluid maakt, bijvoorbeeld met een handtrom. Het geblinddoekte kind wijst in de richting waar het geluid vandaan komt. De blinddoek gaat af om te controleren of het juist was. De kernwoorden stil, het oor, luisteren en horen komen aan bod.
volgorde. Als de kinderen het nog niet alleen kunnen, stelt de leidster open vragen om de kinderen te helpen bij het maken van de keuze. Wat gebeurde er eerst? Wat gebeurde er toen? Wie kwam Sappie daarna helpen? De peuters kunnen de platen aan het einde inkleuren. De leidster hangt samen met de kinderen de platen in de juiste volgorde op aan de boekenmuur.
6. Het gezinsportfolio (of heen-en-weer boekje) In het portfolio kan een kopie van een pagina uit het centrale prentenboek, het versje van Appie Aardappel of het lied dat de kinderen hebben geleerd in fase 1, ingeplakt worden. De peuters nemen het gezinsportfolio mee naar huis. De kinderen kunnen het verhaal van Sappie Peer aan hun ouders vertellen, samen het versje opzeggen of het lied zingen. De leidster vraagt aan de ouders of zij zelf thuis ook iets in het portfolio willen plakken, tekenen of schrijven, bijvoorbeeld over wat het kind thuis graag eet of het blad over mijn liefste knuffel of het samen lezen van een prentenboek. Deze bladen zijn opgenomen in het gezinsportfolio in bijlage 4. De leidster laat de ouders ook weten wanneer het gezinsportfolio weer terug moet zijn.
7. ‘Voelen’ in de ontdekhoek Tijdens het spelen in hoeken kunnen de kinderen in de ontdekhoek ontdekkingen rondom ‘voelen’ opdoen. Suggesties voor ontdekactiviteiten en voor de inrichting van de speelruimte staan beschreven in de voorbereiding bij deze activiteitencyclus (bijlage 1). Het is belangrijk dat de leidster de nieuwe activiteit bij de kinderen introduceert. De leidster laat aan de kinderen zien wat zij in de ontdekhoek kunnen doen. Zij begeleidt de kinderen wanneer zij voor de eerste keer met deze activiteit aan de slag gaan.
8. De verhaallijn en de boekenmuur De leidster leest het prentenboek Waar zijn mijn oren? nogmaals voor. Tijdens het voorlezen stelt de leidster vragen over bijvoorbeeld de hoofdpersoon (Sappie Peer) en de belangrijkste gebeurtenissen in het verhaal. Zij stelt vragen waardoor de verhaallijn duidelijker wordt voor de kinderen. Door vragen te stellen over gebeurtenissen in het verhaal bevordert de leidster het verhaalbegrip van de peuters. Waarom heeft Opa Muis de oren van Sappie meegenomen? Tot slot kopieert de leidster de belangrijkste platen uit het prentenboek. In kleine groepjes leggen de kinderen met hulp van de leidster de platen in de juiste
14
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
9. Digitaal prentenboek Met kleine groepjes kinderen bekijkt de leidster het digitale prentenboek Waar zijn mijn oren? Vervolgens kunnen de kinderen in tweetallen het digitale prentenboek zelfstandig bekijken en beluisteren op de computer.
10. Verhaal naspelen bij de verteltafel De leidster maakt van alle personen die in het verhaal voorkomen een kartonnen afbeelding (kopie op karton). Aan de achterkant bevestigt zij een satéprikker of ijslollystokje. In de kleine kring speelt de leidster met enkele peuters het verhaal bij de verteltafel na. Hierbij verandert de rol van de leidster geleidelijk. Eerst doet zij voor op welke manier je het verhaal kunt naspelen. De leidster begeleidt het samenspel door structuur te bieden, instructie te geven en de kinderen emotionele ondersteuning te bieden. Langzaamaan trekt de leidster zich terug en laat ze de kinderen verder samenspelen. Door het naspelen van het verhaal, komen de themawoorden van het prentenboek aan bod. Wanneer de kinderen meer bekend zijn met de verhaallijn van het prentenboek Waar zijn mijn oren? kan de leidster het verhaal met de kinderen naspelen in een speelzaal. De leidster neemt hiervoor twee verschillende soorten muziek, rustige muziek en vrolijke, opgewekte muziek. Op de muziek spelen de kinderen het verhaal na. De leidster ondersteunt de muziek door te vertellen wat er met Sappie Peer gebeurt of wat hij aan het doen is. Eerst laat de leidster vrolijke muziek horen, als Sappie gaat wandelen, dan treurige muziek, als hij zijn oren kwijt is, en daarna vrolijke muziek, wanneer hij zijn oren weer gevonden heeft. De leidster bespreekt met de kinderen hoe je je op muziek beweegt wanneer je verdrietig bent en hoe je je op muziek beweegt wanneer je heel vrolijk bent. De leidster doet de bewegingen voor om de kinderen op weg te helpen. De leidster stimuleert de kinderen door de bewegingen die ze maken te benoemen: ik kan nu heel goed zien dat jij aan het zoeken bent! Oh, wat ben jij verdrietig!
Fase 3: Doorgaan op het thema In deze fase gaan de kinderen dieper in op het thema zintuigen. Spelenderwijs komen zij in aanraking met de functie van de eigen zintuigen en worden de kernwoorden herhaald en verdiept. Door kleine onderzoeken wordt het thema uitgebreid en verdiept. Samen met de leidster bereiden de kinderen een afsluitende tentoonstelling voor.
Activiteiten
1. Wat zie ik? 2. Uitnodiging maken voor de tentoonstelling 3. Wat hoor ik? 4. Geluiden op het speelplein 5. Ik heb ze nodig! 6. Wat ruik ik? 7. Boeken over het thema 8. Wij zien er allemaal anders uit 9. Dat ruikt lekker! 10. Lekker of vies? 11. Zo voel ik mij 12. Het gezinsportfolio weer terug 13. ‘Luisteren’ in de ontdekhoek 14. Wat voel ik? 15. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet! 16. Samen koekjes bakken
1. Wat zie ik? De leidster gebruikt Appie Aardappel voor de introductie van het zintuigen ‘zien’. De leidster voert met een klein groepje kinderen een interactief gesprek over de ogen van Appie Aardappel. Wat kan Appie Aardappel met zijn ogen? Wat kun jij met je ogen? Waar kijk je graag naar? De leidster laat de kinderen naar de eerder gemaakte foto’s van de ogen kijken, op de fotomuur, en praat hierover met de kinderen. De kinderen kijken naar een voorwerp op een tafel, bijvoorbeeld een peer. Vervolgens krijgen zij een stuk doorzichtig, gekleurd papier. Ze kijken door het papier naar het voorwerp. Wat zie je? De leidster laat de kinderen door verschillende kleuren papier kijken. De leidster praat met de kinderen over wat ze zien als ze door het papier heen kijken. De leidster laat de kinderen zo veel mogelijk zelf vertellen wat ze zien. De kinderen kiezen wat zij het mooist
vinden, zonder door papier te kijken, of door een gekleurd stuk papier. In bijlage 3 is een voorbeeld van een verwerkingsblad voor ‘zien’ opgenomen. De leidster helpt de kinderen met het kiezen van de kleur die ze het mooist vinden. Het kind kleurt het rondje met potlood, wasco of bijvoorbeeld verf. Het verwerkingsblad kan een plaats krijgen in het gezinsportfolio. Tijdens deze activiteit komen de kernwoorden het oog, mooi, niet mooi, kijken en zien aan bod.
2. Uitnodiging maken voor de tentoonstelling Samen met de leidster maken de kinderen een uitnodiging voor de afsluitende tentoonstelling, die in fase 4 plaatsvindt. De leidster schrijft op de uitnodiging aan wie deze is gericht, de datum, plaats en aanvangstijd. Zij maakt bekend dat er werk van de kinderen wordt tentoongesteld en dat er
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
15
dezelfde afbeeldingen staan. Van beide is een voorbeeld opgenomen in bijlage 3. De leidster laat het geluid aan de kinderen horen. Gezamenlijk bepalen zij welk plaatje bij het geluid hoort. Vervolgens wijzen de kinderen op het verwerkingsblad hetzelfde plaatje aan. De leidster helpt de kinderen het juiste plaatje te kleuren of er een streep onder te trekken. Het verwerkingsblad kan een plaats krijgen in het gezinsportfolio. Tijdens deze activiteit komen de kernwoorden horen, luisteren, stil en het oor aan bod.
4. Geluiden op het speelplein
etenswaren uit verschillende families kunnen worden geproefd (ouderhulp werd gevraagd in de informatiebrief uit bijlage 2). De uitnodiging wordt persoonlijk gemaakt doordat de peuter een kleine tekening maakt op de uitnodiging. De leidster kan ook een foto op de uitnodiging plakken waarop het kind staat afgebeeld terwijl het aan het spelen is tijdens een van de activiteiten bij het thema.
3. Wat hoor ik? De leidster gebruikt Appie Aardappel voor de introductie van het zintuigen ‘horen’. De leidster voert met een klein groepje kinderen een interactief gesprek over de oren van Appie Aardappel. Wat zie je bij Appie Aardappel? Wat kan hij met zijn oren? Wie kan dat ook (Sappie)? Wat kun jij met je oren? Wat kun je allemaal horen met je oren? De leidster laat de kinderen naar de eerder gemaakte foto’s van de oren kijken, op de fotomuur, en praat hierover met de kinderen. De leidster heeft verschillende geluiden opgenomen. Dit kan bijvoorbeeld met een cassetterecorder, cd-speler of via de computer. Op het internet zijn veel geluiden te vinden. De leidster heeft bijvoorbeeld de geluiden opgenomen van een blaffende hond of een fluitende vogel , een klok of een miauwende poes , een startende auto of een radio . De leidster legt in het midden van de kring kaartjes neer waarop afbeeldingen staan van de diverse geluiden. Zij geeft de kinderen een verwerkingsblad waarop
16
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Met kleine groepjes kinderen (maximaal vier) gaat de leidster op het speelplein luisteren naar geluiden die zij horen. De leidster heeft een aantal lege kaartjes bij zich. De leidster vraagt de kinderen stil te zijn, en heel goed te luisteren. Wanneer de kinderen een geluid horen, vertellen zij dit aan de leidster. De leidster schrijft het woord op (bijvoorbeeld auto of vogel) en maakt er een kleine tekening bij. De kinderen die al zelf iets kunnen tekenen mogen de tekening bij het geschreven woord maken. Voor elk geluid dat ze horen, wordt een kaartje gemaakt, ook als er bijvoorbeeld meerdere keren een auto wordt gehoord. Wanneer alle kinderen naar buiten zijn geweest, worden alle kaartjes bekeken. Wat hebben we samen gehoord? De kaartjes worden gesorteerd. Zo worden bijvoorbeeld alle kaartjes met het geluid van een auto boven elkaar gelegd. Wat hebben we het meest gehoord? Hoe kun je dat zien? De leidster telt samen met de kinderen de kaartjes. Zij plakt deze op een vel papier en schrijft er onder welk geluid zij het meest en het minst hebben gehoord. Een voorbeeld van de grafiek:
Hond
Auto
Brommer
5. Ik heb ze nodig! De leidster stimuleert met kleine groepjes kinderen de zintuiglijke waarneming door lichaamsdelen van het kind in te pakken. De leidster trekt de kinderen een keukenhandschoen aan en laat hen een groot en een klein voorwerp van een tafel pakken. Vervolgens laat ze de kinderen het voorwerp ook pakken met de ogen dicht. Wat merk je? Waarom heb je je handen nodig? De leidster geeft de kinderen nu een muts op die over de oren wordt geschoven. De leidster geeft de kinderen een opdracht als: loop naar de knutselkast. De leidster praat er met de kinderen over of ze voldoende hebben gehoord van de opdracht. Wat merk je? Waarom heb je je oren nodig? De leidster pakt een arm van de kinderen in met toiletpapier. Hoe voelt je arm als er papier omheen is gewikkeld? Is er verschil tussen strak en los? Kun je je arm nog bewegen? Hoe voelt dat?
In dichte potjes heeft de leidster verschillende geurende materialen, zoals Provençaalse kruiden, knoflook, shampoo, citroen, tandpasta en azijn gestopt. Van ieder materiaal zijn twee potjes gemaakt. De potjes staan door elkaar. De leidster laat de kinderen in alle potjes kijken en eraan ruiken. Zij bespreekt met de kinderen wat zij van de verschillende geuren vinden. Daarna wordt een spel gespeeld. Eén kind kiest een gesloten potje. De begeleider doet een blinddoek bij het kind om of het kind doet de ogen dicht. De begeleider maakt het potje open en het kind ruikt eraan. Vervolgens laat de begeleider het kind ook aan de andere geopende potjes ruiken. Wanneer het kind dezelfde geur ontdekt, mag de blinddoek af en kan het kind zelf kijken of er in het potje hetzelfde zit. Tijdens deze activiteit komen de kernwoorden lekker, niet lekker, de neus en ruiken aan bod.
6. Wat ruik ik?
7. Boeken over het thema
De leidster gebruikt Appie Aardappel voor de introductie van het zintuig ‘ruiken’. De leidster voert met een klein groepje kinderen een interactief gesprek over Appie Aardappel en ruiken. Wat kan Appie Aardappel met zijn neus? Wat kun jij met je neus? Wat kun je allemaal ruiken met je neus? Wat vind je lekker ruiken? Wat vind je niet lekker ruiken? De leidster laat de kinderen naar de eerder gemaakte foto’s van de neuzen kijken, op de fotomuur, en praat hierover met de kinderen.
De leidster heeft een aantal (prenten)boeken verzameld, verhalend of informatief, die over het thema zintuigen gaan. Ze heeft een boekenrekje ingericht met deze boeken. Met kleine groepjes kinderen bekijkt de leidster de illustraties in deze boeken. De leidster gaat samen met de kinderen in de boeken op zoek naar foto’s of illustraties over ruiken, voelen, kijken, proeven of horen. De leidster laat de kinderen vertellen wat ze in de boeken zien. Zo komen de kernwoorden ook in andere contexten aan bod en wordt het thema verder verdiept. Daarna kiezen ze samen een (prenten)boek dat de leidster op interactieve wijze voorleest. Ze besteedt met name aandacht aan de kernwoorden die ook centraal staan in het prentenboek Waar zijn mijn oren? en het thema van deze cyclus.
8. Wij zien er allemaal anders uit
Met een klein groepje kinderen voert de leidster een interactief gesprek. Zij laat de kinderen eerst in een spiegel naar zichzelf kijken. Hoe zie jij er uit? Welke kleur haren heb je? Heb je een bril op? Welke kleur trui heb je aan? Vervolgens laat de leidster de kinderen naar elkaar kijken. Wat heeft iemand anders aan? Wat is er anders? Wat is hetzelfde? De leidster praat er met de kinderen over dat iedereen er anders uitziet. Zij speelt vragen van kinderen door. Zij maakt prikkelende opmerkingen om de kinderen aan het denken te brengen. De leidster laat de kinderen groepjes maken, door bijvoorbeeld de kinderen die dezelfde kleur haren
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
17
hebben of dezelfde kleur in de trui hebben bij elkaar in een hoepel te plaatsen die op de grond ligt. De leidster laat de kinderen die bij elkaar in een hoepel staan herhalen wat zij hetzelfde hebben.
9. Dat ruikt lekker! De leidster heeft verschillende geurende materialen in de kring liggen, zoals shampoo, een ui, een flesje parfum, een geurkaars en een geopende banaan. De leidster heeft vooraf aan de activiteit een foto gemaakt van de geurende materialen. Deze heeft zij naast elkaar op een vel papier geplakt. De leidster geeft de kinderen een afbeelding van een lachend gezichtje (ik vind dit lekker ruiken) en een huilend gezichtje (ik vind dit niet lekker ruiken). Met de kinderen praat de leidster over de geurende materialen. Hoe vind je het ruiken? De leidster laat de kinderen voor zichzelf bepalen of zij een lachend of huilend gezicht bij het geurende materiaal vinden passen. Het kaartje met een lachend of huilend gezicht wordt boven de foto geplakt, alle lachende gezichtjes bijvoorbeeld in een rij links boven de foto en alle huilende gezichtjes in een rij rechts boven de foto. Aan het einde bespreekt de leidster met de kinderen wat iedereen van het geurende materiaal vindt. Vinden we het allemaal lekker ruiken? Wat vinden de meeste kinderen van ons? Een voorbeeld: ☺ ☺ ☹ ☺ ☹
18
☺
☺
☺
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
10. Lekker of vies? De leidster gebruikt Appie Aardappel voor de introductie van het zintuig ‘proeven’. De leidster voert met een klein groepje kinderen een interactief gesprek over Appie Aardappel en proeven. Wat kan Appie Aardappel met zijn mond? Wat kun jij met je mond? Wat vind je lekker smaken? Wat vind je niet lekker smaken? De leidster laat de kinderen naar de eerder gemaakte foto’s van de monden kijken, op de fotomuur, en laat de kinderen hier zelf bij vertellen. De leidster legt verschillende etenswaren op een schaaltje, bijvoorbeeld een stukje appel, wat chocoladehagel of een lepeltje jam. De leidster geeft de kinderen enkele lachende gezichtjes (dit vind ik lekker) en verdrietige gezichtjes (dit vind ik vies). Hierop staat ook hun naam geschreven. De kinderen mogen eerst ruiken, voordat ze proeven. Wanneer kinderen het niet lekker vinden hoeven zij het niet door te slikken. Vind je het lekker? Wat is het, denk je? Gebruik jij je neus? Gebruik jij je tong of stop je het meteen in je mond? De leidster laat zo veel mogelijk de kinderen aan het
woord. De leidster laat de kinderen een lachend of huilend gezichtje bij het schaaltje leggen. Aan het einde bekijkt zij samen met de kinderen wat iedereen lekker of vies vindt. Wat vinden we allemaal lekker? Wat vindt niet iedereen lekker? De leidster laat de kinderen op een verwerkingsblad een lachend of huilend gezichtje inkleuren of helpt hen door er een streep onder te trekken. In bijlage 3 is een voorbeeld voor een verwerkingsblad proeven opgenomen. Het verwerkingsblad kan een plaats krijgen in het gezinsportfolio. Tijdens deze activiteit komen de kernwoorden lekker, niet lekker, de mond, de tong, de lip, de neus, vies, lekker, ruiken en proeven aan bod.
11. Zo voel ik mij De leidster praat met de kinderen over gevoelens en emoties. De leidster legt drie hoepels in het midden van de kring. In één hoepel ligt een kaartje van een lachend gezicht, in een andere een kaartje met een verdrietig gezicht en in de laatste een kaartje met een boos gezicht er op. De leidster heeft plaatjes van situaties, zoals een kind dat een taart proeft, een kind dat een boor hoort en een plaatje van een kind dat zich heeft gestoten. Zij vraagt aan de kinderen wat zij zien op het plaatje. De leidster stelt stimulerende vragen om de kinderen op weg te helpen. Vervolgens gaan de peuters in één van de hoepels, blij, verdrietig of boos staan. Wat vind je van dit plaatje? Word je hier blij/boos/verdrietig van? Nadat de kinderen een plaatje hebben gezien en besproken mogen ze in één van de hoepels blij, boos of verdrietig gaan staan. De leidster vraagt aan de kinderen waarom ze blij, boos of verdrietig van het plaatje worden.
12. Het gezinsportfolio (of heen-en-weer boekje) weer terug De portfolio’s zijn teruggebracht door de ouders en de kinderen. Sommigen zullen er iets ingeplakt of iets in geschreven hebben. De leidster probeert ouders aan te spreken over de activiteiten die ze hebben gedaan met het gezinsportfolio. In de grote kring mogen de kinderen hun portfolio laten zien en erover vertellen. De kinderen kiezen zelf een pagina waarover zij iets willen vertellen of waarvan zij iets willen laten zien. De leidster stelt open vragen om een gesprek op gang te brengen. Wat heb je gedaan? Met wie heb je dat gedaan? Vertel er eens wat over. Kinderen
waarvan de ouders niets met het portfolio hebben gedaan kunnen over een activiteit in de klas of uit het portfolio vertellen of er iets van laten zien. Bij deze activiteit komen de themawoorden weer aan bod.
13. ‘Luisteren’ in de ontdekhoek Tijdens het spelen in hoeken kunnen de kinderen in de ontdekhoek ontdekkingen rondom ‘luisteren’ opdoen. Suggesties voor ontdekactiviteiten en voor de overige inrichting van de speelruimte staan beschreven in de voorbereiding bij deze activiteitencyclus. Het is belangrijk dat de leidster de nieuwe activiteit bij de kinderen introduceert. De leidster laat aan de kinderen zien wat zij in de ontdekhoek kunnen doen. Zij begeleidt de kinderen wanneer zij voor de eerste keer met deze activiteit aan de slag gaan.
14. Wat voel ik? De leidster gebruikt Appie Aardappel voor de introductie van het zintuig voelen. De leidster voert met een klein groepje kinderen een interactief gesprek over Appie Aardappel en voelen. Ze brengt het gesprek op gang met enkele vragen: Wat kan Appie Aardappel met zijn handen? Wat kun jij met je handen? Wat vind je niet fijn om te voelen met je handen? Ze laat de kinderen zelf vertellen over voelen. De leidster laat de kinderen naar de eerder gemaakte foto’s van de handen kijken, op de fotomuur, en praat hierover met de kinderen. De leidster heeft op bordjes verschillende materialen neergelegd, bijvoorbeeld rijst, ijsklontjes of bloem. De leidster laat de kinderen aan de materialen voelen en bespreekt met de kinderen of zij het materiaal fijn vinden of niet fijn vinden om te voelen. De leidster geeft de kinderen enkele lachende gezichtjes (dit materiaal voelt fijn) en verdrietige gezichtjes (dit materiaal voelt niet fijn). Hierop staat ook hun naam geschreven. De kinderen leggen een lachend of huilend gezichtje bij het materiaal op het schaaltje. Aan het einde bekijkt zij samen met de kinderen wat iedereen fijn of niet fijn vindt voelen. Wat vinden we allemaal fijn? Wat vindt niet iedereen fijn? De leidster laat de kinderen op een werkblad een lachend of huilend gezichtje inkleuren of helpt hen door er een streep onder te trekken. In bijlage 3 is een voorbeeld voor een verwerkingsblad voelen opgenomen. Wanneer het kind nog iets over
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
19
de doos zit te voelen. Om de activiteit uit te breiden kan de leidster voorwerpen in de voeldoos stoppen die de kinderen vooraf nog niet hebben gezien. Wat voel je? Wat denk je dat het is? De leidster laat zo veel mogelijk de kinderen aan het woord. De kernwoorden dik, dun, droog, nat, fijn, niet fijn, ruw, zacht, warm, koud, voelen en de hand komen aan bod.
16. Samen koekjes bakken
het materiaal vertelt kan de leidster dit erbij schrijven, bijvoorbeeld dat is koud of het is lekker zacht. Het verwerkingsblad kan een plaats krijgen in het gezinsportfolio. Tijdens deze activiteit komen de kernwoorden droog, nat, zacht, ruw, fijn, niet fijn, warm, koud, voelen en de hand aan bod.
15. Ik zie ik zie wat jij niet ziet De leidster legt in de kring verschillende bekende voorwerpen neer zoals een potlood, een lepel, een tandenborstel en een trui. De kinderen kijken naar de voorwerpen. De leidster laat hen vertellen welke voorwerpen er liggen en wat je ermee kunt doen. Eén kind krijgt een blinddoek om. Een ander kind mag een voorwerp pakken en het aan het geblinddoekte kind geven. Wat voel je? Welk voorwerp heb je vast? Als het kind iets heeft geraden mag de blinddoek af. Had je het goed geraden? Het niveau kan aangepast worden door meer of minder voorwerpen aan te bieden. De leidster kan de voorwerpen eventueel ook in een voeldoos stoppen. Aan de voorkant zit een gat, waar de kinderen met hun handen doorheen kunnen om aan het voorwerp wat in
20
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
De leidster laat de afbeelding uit het prentenboek zien van bakker Bram, die een heerlijk vers broodje aan Sappie Peer geeft. De leidster gaat samen met de kinderen geen broodjes, maar koekjes bakken. Ze zorgt ervoor dat alle kinderen de handen hebben gewassen en dat de tafels schoon zijn. Tijdens het proces van koekjes bakken, komen alle zintuigen aan bod. De leidster heeft vooraf alle ingrediënten op tafel gezet. Ze heeft het recept op een flap geschreven. Bij de woorden als suiker, bloem, boter en dergelijke kan zij een kleine tekening maken of een foto van het ingrediënt plakken. Een voorbeeld is opgenomen in bijlage 6. De leidster vraagt aan de kinderen wat zij op de tafel zien staan. Wat zie je? Wat denk je dat dat is? De kinderen mogen vervolgens aan de ingrediënten ruiken. Hoe ruikt het? Daarna mogen de kinderen aan de ingrediënten voelen. Hoe voelt het? Vervolgens mogen zij een klein beetje van de suiker proeven. Hoe smaakt het? De leidster volgt samen met de kinderen het recept dat op de flap staat geschreven. Alle kinderen mogen het deeg kneden. De leidster praat met de kinderen over wat zij voelen als zij het deeg kneden. Zij maakt een prikkelende opmerking, zoals ik vind dat deeg zo plakken aan mijn handen of ik vind het deeg zo lekker ruiken. De leidster laat de kinderen zelf een koekje maken van het deeg. Wanneer de koekjes in de oven gaan zet de leidster een wekker neer en legt aan de kinderen uit dat wanneer de wekker afgaat, de koekjes uit de oven mogen. Een voorbeeldrecept met illustraties voor de kinderen is opgenomen in bijlage 6.
Fase 4: Napraten
met de leidster extra werkjes voor in het gezinsportfolio. Van de werkjes die niet in het portfolio passen, kan eventueel een foto gemaakt worden en op deze manier een plaats krijgen in het portfolio. Aan de hand van het portfolio praat de leidster met de peuter over alles wat ze hebben geleerd. Wat heb je hier gedaan? Met wie heb je dat gedaan? Wat vond je ervan? Vertel er eens iets over … Tot slot evalueert de leidster het gezinsportfolio met het kind. Wat vind je van de werkjes in je boekje? De leidster kiest samen met het kind het bijbehorende gezichtje en laat de peuter dit gezichtje kleuren of er een streep onder zetten. Een voorbeeld voor evaluatie van het gezinsport folio is opgenomen in bijlage 4. De leidster maakt aan tekeningen van het gesprek en geeft dit een plaats in bijvoorbeeld de woordenmap.
In deze fase wordt de activiteitencyclus afgerond. De verhaallijn van het prentenboek wordt herhaald en het gezinsportfolio wordt geëvalueerd. Door samen met de kinderen te evalueren worden zij actief betrokken bij hun eigen leerproces. De leidster richt met de kinderen een tentoonstelling in, waarvoor alle ouders zijn uitgenodigd.
Activiteiten
1. Gesprek bij de boekenmuur 2. Herhaling van het lied of versje 3. Gesprekken gezinsportfolio 4. Boek en voorwerpen in een koffer mee naar huis 5. Afsluiting: de tentoonstelling
1. Gesprek bij de boekenmuur
4. Boek en voorwerpen in een koffer mee naar huis
De leidster bespreekt met de peuters bij de boekenmuur wat ze nu weten van het prentenboek en het thema. De leidster besteedt aandacht aan de verhaallijn van het prentenboek Waar zijn mijn oren? Zij laat de kinderen zelf vertellen wat er in het prentenboek gebeurt, en stelt alleen een vraag als de kinderen het niet meer weten. Bij deze activiteit worden de kernwoorden herhaald en wordt de verhaallijn nogmaals met de kinderen doorgesproken. Met kleine groepjes kinderen bekijkt de leidster de werkjes die de kinderen hebben gemaakt bij het centrale prentenboek. Zij stelt open vragen om het gesprek op gang te brengen. Vertel eens wat je hebt gemaakt. Hoe heb je dat gedaan? De leidster praat er met de kinderen over wat ze leuk vonden van het boek en het thema. De leidster laat in beide gesprekken de kernwoorden van het prentenboek en het thema naar voren komen en bekijkt of de kinderen de woorden passief en actief beheersen. De leidster noteert dit in de woordenmap.
De leidster doet het prentenboek samen met de voorwerpen die bij het boek horen in een koffer. Om de beurt mogen de peuters de koffer een aantal dagen mee naar huis nemen. De kinderen kunnen het prentenboek Waar zijn mijn oren? aan hun ouders ‘voorlezen’ en alle voorwerpen die bij het verhaal horen laten zien en erover praten. Bij het koffertje kan een vertelboekje gebruikt worden. Ouders vullen samen met het kind enkele korte vragen in. Een voorbeeld is opgenomen in bijlage 7.
2. Herhaling van het lied of versje
Het lied dat de kinderen in fase één hebben geleerd wordt herhaald. De leidster kan er ook voor kiezen om het versje van Appie Aardappel dat in fase één is aangeboden nogmaals met de kinderen op te zeggen en er de bewegingen bij te maken.
3. Gesprekken gezinsportfolio (of heen-en-weer boekje) Aan het einde van het thema selecteren de peuters samen
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
21
5. Afsluiting: de tentoonstelling Het thema wordt afgerond met een tentoonstelling van de werkjes van de kinderen en het proeven van etenswaren. De etenswaren zijn specialiteiten van een familie bij bijzondere, feestelijke, gelegenheden. De leidster vraagt ouders om een specialiteit van de familie te maken. De ouders bereiden de etenswaar thuis voor en nemen dit mee op de dag van de afsluiting. Tevens organiseert de leidster een tentoonstelling van de werkjes van de kinderen en de foto’s die tijdens het thema gemaakt zijn. Ook het centrale prentenboek Waar zijn mijn oren?, de platen die de verhaallijn weergeven en de overige activiteiten die met het prentenboek zijn ondernomen, krijgen een plaats op de tentoonstelling. Tijdens de tentoonstelling kunnen ouders en kinderen het zintuig ‘proeven’ inzetten en de verschillende etenswaren proberen. Eventueel kunnen de peuters samen met de leidster een liedje over zintuigen zingen of een versje opzeggen dat ze hebben geleerd.
22
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Eindevaluatie Na afloop van de cyclus reflecteert de leidster voor zichzelf of met haar collega’s op de activiteitencyclus. Ze evalueert wat in het verloop van de cyclus goed ging en welke onderdelen verbeterd kunnen worden. Zij bedenkt welke nieuwe activiteiten zij wil ondernemen voor de eigen professionalisering bij een nieuw thema. Tenslotte verzamelt ze alle materialen en ideeën voor een volgend jaar.
Ontwikkeling van de peuters bijhouden met gezinsportfolio en woordenmap Het gezinsportfolio is een belangrijk hulpmiddel bij de evaluatie van de ontwikkeling van de peuter. Maar de leidster kan het portfolio ook gebruiken voor evaluatie met de peuter. Door de verschillende werkjes van de peuter van een datum te voorzien en na een aantal maanden te vergelijken, krijgt de leidster een beter zicht op de ontwikkeling van het kind. Zij kan aan de hand van het gezinsportfolio met de peuters praten over hun werk. Ook de ouders kunnen dit thuis doen. Zo zien de peuters welke vorderingen ze hebben gemaakt en wat ze al kunnen. Door hierover vervolgens met de ouders te praten, betrekt de leidster de ouders bij de ontwikkeling van hun kind. De leidster heeft in een woordenmap bijgehouden welke nieuwe woorden de kinderen hebben geleerd. De leidster kan de woordkennis nogmaals evalueren door plaatjes of tekeningen bij de kernwoorden in het gezinsportfolio te plakken en na een aantal weken of maanden met de kinderen na te gaan of ze de woorden nog kennen. Ook hiervan maakt de leidster aantekeningen.
geoefend worden en welke vaardigheden krijgen dan specifiek de aandacht? Wat kan een nieuw persoonlijk ontwikkelpunt zijn?
Verzamelen materialen en ideeën voor volgend jaar De leidster verzamelt alle materialen die bij het thema gebruikt zijn in een kist of doos. Hierin komen ook alle aanvullingen, opmerkingen van de leidster en het planningsformulier. Een volgende keer kan de leidster het thema dan zo weer gebruiken.
Leidsters evalueren Na afloop van de cyclus gaat de leidster bij zichzelf na of de planning die zij van tevoren heeft gemaakt ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Wat ging hierbij goed en wat liep minder voorspoedig? Zijn alle ontwikkelingsgebieden aan de orde gekomen? Als een onderwerp niet voldoende aan de orde is gekomen, stelt zij vast wat de oorzaak was en bedenkt zij een oplossing voor de volgende keer. De leidster evalueert de activiteiten die zij had geselecteerd voor de persoonlijke ontwikkeling. Is de activiteit goed verlopen? Zijn de persoonlijke vaardigheden goed ingezet? Wat kon beter? Moet de activiteit nogmaals bewust
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
23
Bijlage 1: Informatie over de voorbereiding bij de activiteitencyclus Voorbereiding Materialen verzamelen Bij deze activiteitencyclus heeft de leidster enkele materialen nodig. • Tijdens de activiteitencyclus wordt er gewerkt met een Mister Potato Head ofwel aardappelhoofd waarvan de oren, ogen, mond, handen en voeten in een aardappel kunnen worden gedrukt. Deze Mister Potato Head is in veel speelgoedwinkels te verkrijgen. De Mister Potato Head wordt gebruikt om de verschillende zintuigen bij de kinderen te introduceren. • Tijdens de activiteitencyclus staat het prentenboek Waar zijn mijn oren? (Pecht, Hermans & Vingerhoets, 2007) centraal. Dit is verkrijgbaar in de boekhandel. • Er wordt gewerkt met een digitale fotocamera. De leidster zorgt ervoor dat deze klaar is voor gebruik. • De leidster informeert bij de bibliotheek naar de mogelijkheid voor het lenen van een leskist. In deze leskist kunnen aan het thema verwante boeken zitten, maar ook speelleer- en ontdekmaterialen. De leidster verzamelt zelf ook boeken over het thema (voor boeksuggesties zie bijlage 8). • De leidster verzamelt verschillende foto’s, afbeeldingen, concrete voorwerpen en materialen die bij het thema en het centrale prentenboek Waar zijn mijn oren? horen. De materialen kunnen gebruikt worden voor de thematafel of bij de verteltafel (zie hiervoor stimulerende speelruimte in de voorbereiding). Ook vraagt de leidster de peuters en hun ouders om boeken of andere materialen bij het thema zintuigen mee te brengen. De leidster bekijkt welke materialen zij nodig heeft voor de proefjes bij de zintuigen in fase 3. • Bij de activiteitencyclus komen enkele teksten op een flap te staan. Een flap is een groot vel wit papier. De leidster kan dit alvast voorbereiden. In fase 1 wordt het versje van Appie Aardappel gebruikt (voorbeeld bijlage 5). In fase 3 wordt een recept voor koekjes gebruikt (voorbeeld bijlage 6). • Bij fase 1 wordt een lied aangeboden. De leidster zoekt dit lied alvast op. • Het gezinsportfolio wordt in verschillende fasen gebruikt. Dit kan de leidster alvast kopiëren voor de
24
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
kinderen (voorbeeld bijlage 4). Bij het koffertje dat in fase 4 wordt gebruikt, kan een doorgeefboekje gemaakt worden (voorbeeld bijlage 7). Dit kan de leidster alvast kopiëren.
Voorbereiding van het anker: Wat hoor ik? Voor het anker zorgt de leidster voor de onderstaande materialen: • Een aardappelhoofd (verkrijgbaar bij de grotere speelgoedwinkels) • Vijf wekkers • Een flap met daarop het versje en een foto van Appie Aardappel (voorbeeld bijlage 5). • Een digitaal fototoestel Vooraf aan het anker verstopt de leidster de armen, de neus, de oren, de mond en de ogen van Appie aardappel samen met één wekker op verschillende plaatsen in de ruimte. De vijf verschillende wekkers bij de vijf lichaams delen staan ieder ingesteld op een alarmtijd waarop zij af gaan. Vooraf aan het anker bespreekt de leidster de flap met de foto van Appie Aardappel en zegt zij het versje op. Tijdens het anker gaan de kinderen op zoek naar de lichaamsdelen van het aardappelhoofd, genaamd Appie Aardappel, wanneer zij een wekker horen afgaan. Door goed te luisteren vinden zij het lichaamsdeel van Appie Aardappel. De leidster bespreekt met de kinderen wat zij gevonden hebben. Ze geven het lichaamsdeel aan Appie Aardappel en zeggen het versje nogmaals op. Wanneer de volgende wekker gaat gaan de kinderen op zoek naar het volgende lichaamsdeel. Hierdoor ontdekken de kinderen, met elkaar, welke lichaamsdelen zij aan hun lichaam hebben. Doordat er wordt gepraat over de functie van het lichaamsdeel wat kun je doen met je …? Maken de kinderen kennis met de functie van de handen, de neus, de mond, de oren en de ogen. Spelenderwijs komen de zintuigen aan de orde, zoals voelen, ruiken, proeven, horen en ruiken. Belangrijk is dat de leidster het sociale proces tijdens de zoektocht in de gaten houdt. Zij besteedt aandacht aan het omgaan met elkaar tijdens het zoeken. Tijdens het anker maakt de leidster digitale foto’s van de zoekende kinderen en de lichaamsdelen die zij gevonden hebben. De leidster zorgt ervoor dat alle kinderen op de foto staan en dat alle lichaamsdelen van Appie Aardappel een keer gefotografeerd zijn. De digitale foto’s worden later bij andere activiteiten uit de cyclus gebruikt.
ren. Ze kan hierbij gebruik maken van toetsgegevens of eerdere observaties. Natuurlijk kan er overlap tussen de woorden voor beide groepen zijn. Aan het begin van de cyclus is het doel dat de kinderen de geselecteerde kernwoorden receptief (passief ) beheersen. Aan het einde van de cyclus moeten ze de meeste kernwoorden ook productief (actief ) beheersen.
Selectie van kernwoorden bij het prentenboek Bij het thema Horen doe je met je ... wordt het prentenboek Waar zijn mijn oren? gebruikt. In onderstaande lijst wordt een aantal kernwoorden uit het prentenboek gegeven. Ook uit deze lijst selecteert de leidster de woorden die zij wil behandelen en houdt daarbij rekening met het taalniveau van de kinderen. Evenals bij de themawoorden maakt ze zowel voor de minder taalvaardige als voor de meer taalvaardige kinderen een lijst met ongeveer vijftien kernwoorden. Er kan weer overlap tussen beide lijsten zijn.
Ouders inlichten over het thema: Horen doe je met je ... De leidster geeft een informatiebrief voor de ouders mee naar huis over het thema Horen doe je met je ... Een voorbeeld van een informatiebrief is opgenomen in bijlage 2. De kinderen ‘schrijven’ mee aan deze brief, door er iets op te tekenen of te kleuren. In de brief worden de ouders uitgenodigd om mee te helpen met het verzamelen van materialen bij het thema en te assisteren bij diverse activiteiten, zoals bij de afsluitende presentatie. Deze ouderhulp kan de leidster extra onder de aandacht brengen door een poster te maken waarop ouders kunnen intekenen.
Kernwoorden bij het thema: de arm, het been, de bil, de buik, de duim, het haar, de hand, het hoofd, het lijf, de lip, de mond, de neus, het oog, het oor, de rug, de teen, de tong, de vinger, dik, droog, dun, fijn, hard, koud, lekker, mooi, nat, niet lekker, niet fijn, niet mooi, ruw, stil, vies, warm, zacht, horen, kijken, luisteren, proeven, ruiken, voelen, zien
Kernwoorden bij het thema Tijdens dit thema komen peuters in aanraking met nieuwe woorden. Een aantal kernwoorden bij het thema wordt bewust aangeleerd en geoefend. Hieronder staat een woordenlijst van kernwoorden die belangrijk zijn bij het thema Horen doe je met je ... Bij de selectie van woorden is gebruik gemaakt van de thematische woordenlijst van Kienstra (2003). De leidster maakt een keuze uit de kernwoorden. Zij maakt een lijst van vijftien eenvoudige kernwoorden, die geschikt zijn voor de minder taalvaardige kinderen en vijftien moeilijke kernwoorden voor de meer taalvaardige kinde-
Kernwoorden bij het prentenboek: de bakker, de dierenarts, de eekhoorn, de geur, de hond, het lawaai, de muis, de oplossing, het park, de peer, de (roof )vogel, de zon, bewegen, blaffen, botsen, fluiten, horen, kijken, kriebelen, neerleggen, proeven, rond kijken, schreeuwen, smaken, snuffelen, snurken, uitkijken, verdwijnen, vinden, zoeken, pluizig, rustig
ICT en Multimedia De leidster maakt tijdens het thema digitale foto’s van de kinderen. De foto’s worden gebruikt bij diverse activiteiten zoals bij gesprekken in de kleine kring. Bij het centrale prentenboek Waar zijn mijn oren? is een digitale versie van het prentenboek beschikbaar. De leidster kan de kinderen laten kijken naar een filmpje over zien, horen, voelen, ruiken of proeven. Op het internet zijn veel filmpjes te vinden.
Gezinsportfolio Voor alle kinderen komt er een eigen gezinsportfolio of heen-en-weer-boekje. Dit is een boek dat heen-en-weer gaat tussen het kind en de ouders, en de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf. De leidster kan hiervoor het voorbeeld van het gezinsportfolio uit bijlage 4 gebruiken of een eigen versie maken. De kinderen verzamelen een aantal werkjes voor in het gezinsportfolio. In het gezinsportfolio is op enkele bladzijdes al voorgedrukt wat de bedoeling is en er zitten lege bladzijdes in waar de kinderen zelf hun werk kunnen inplakken. Zowel ouders als leidsters kunnen met een portfolio de ontwikkeling van het kind volgen. In bijlage 4 bevindt zich een meer uitgebreide toelichting van het gezinsportfolio.
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
25
Woordenmap De leidster kan in het gezinsportfolio of in een woordenmap bijhouden welke nieuwe woorden de kinderen hebben geleerd. Ze gebruikt de kernwoorden als uitgangspunt. Op het moment dat meerdere leidsters of groepshulpen aanwezig zijn, kan één van hen noteren welke woorden de peuters begrijpen of gebruiken. De peuters worden niet op een schoolse manier overhoord; de leidster maakt notities van de woorden tijdens betekenisvolle activiteiten, zoals een taal- of rekenspelletje of tijdens een bewegingsactiviteit in de speelzaal. Ook kan de leidster de woordkennis evalueren door plaatjes of tekeningen bij de kernwoorden in het gezinsportfolio of de woordenmap te plakken en na een aantal weken of maanden met de kinderen na te gaan of ze de woorden nog kennen.
Planning maken voor activiteiten en eigen professionalisering De leidster maakt een planning voor de activiteiten. Aan het begin van deze activiteitencyclus staat een voorbeeld van een planningsrooster dat hierbij een hulpmiddel kan zijn. De peuterspeelzaal en het kinderdagverblijf kunnen in samenwerking met de basisschool de activiteiten plannen en voorbereiden. In het voorbeeld van een planningsrooster op pagina 6 is een kolom opgenomen waarin kan worden aangegeven aan welke speerpunten of activiteiten de leidster zelf extra aandacht wil besteden in het kader van de eigen professionalisering. Zo kan bijvoorbeeld bij het verkennen van het prentenboek in de kleine kring bij fase 1 een aantekening worden gemaakt om bijvoorbeeld extra aandacht te besteden aan de leidstervaardigheid emotionele ondersteuning bieden door middel van luisterresponsen geven, om de kinderen meer zelf aan het woord te laten. Dit is een vaardigheid die tijdens de scholing van Vversterk aan bod is gekomen. De aantekening in het planningsrooster kan ondersteuning bieden bij intervisie en collegiale uitwisseling. De leidster gaat achteraf met zichzelf of anderen na of zij het gestelde doel behaald heeft, wat goed ging en wat beter kan.
•
•
•
Kansen grijpen In de peuterspeelzaal en het kinderdagverblijf zijn veel mogelijkheden om kansen te grijpen om kinderen ontdekkingen te laten doen met betrekking tot het eigen lichaam en de zintuigen. Hierbij kan de leidster verschillende ontwikkelingsgebieden van het kind centraal stellen, zoals de motorische ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Tijdens deze activiteiten gebruikt de leidster bewust de kernwoorden die centraal staan bij het thema en het prentenboek. Een aanleiding is bijvoorbeeld: • Wanneer ouders hun kind komen halen, laten kinderen vaak werk aan de ouders zien. De leidster kan hier de aanleiding aangrijpen om de sociaal-emotionele
26
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
•
•
ontwikkeling van het kind te stimuleren. De leidster stimuleert het kind ook te vertellen aan de ouder met wie het dit gemaakt heeft en hoe dat is gegaan. Wanneer kinderen spelen met materialen of materialen vasthouden bij de verteltafel, de ontdekhoek, bij het kiezen van ontwikkelingsmateriaal, kan de leidster kansen grijpen voor zowel de reken/wiskunde als de sociaal-emotionele ontwikkeling door aan de kinderen te vragen hoe het materiaal voelt en wat zij daarvan vinden. Voelt het hard of zacht aan, warm of koud, prettig of niet prettig? Wanneer kinderen in de muziekhoek aan het spelen zijn kan de leidster kansen grijpen voor de emotionele ontwikkeling door kinderen te vragen welk muziekinstrument zij het leukst vinden en waarom. De leidster vraagt aan de kinderen of zij ook voor elkaar muziek kunnen maken. Zij stimuleert de kinderen om met elkaar af te spreken welk instrument ze laten horen. Tijdens het eten en drinken kunnen kinderen vertellen wat zij lekker vinden smaken of niet. Kinderen vertellen wat zij van thuis hebben meegebracht. | De leidster grijpt kansen om rekenbegrippen aan de orde te laten komen: zijn er voldoende bekertjes voor alle kinderen, hoeveel bekertjes hebben we nodig; dit glas is bijna vol, hier zit nog niet voldoende in. Tijdens het omkleden van kinderen of het aantrekken van de jassen grijpt de leidster kansen aan om de kinderen te laten vertellen hoe de kleding voelt. Voelt deze zacht of hard, fijn of niet fijn? Zij maakt bijvoorbeeld een prikkelende bewering: ik vind jouw jas erg zacht, het lijkt mij een fijne jas. De leidster maakt een ouder- en kind-informatiebord waarop ze per dag in een aantal korte, concrete anekdotes omschrijft wat de kinderen hebben meegemaakt. Ze gebruikt daarbij de kernwoorden van het thema en
illustreert de tekst met digitale foto’s en tekeningen van de kinderen. Met de kinderen bespreekt de leidster vooraf welke activiteiten op het bord komen en hoe ze dit aan gaan pakken. De leidster betrekt zo veel mogelijk de kinderen bij deze activiteit. Het bord is ook een middel om gesprekken tussen de ouders en hun kind te stimuleren. Abdullah, vertel eens aan je moeder wat je hier deed? Hoe ging dat?
hetzelfde. Deze geluidenpotten bevatten dus hetzelfde voorwerp en klinken daardoor hetzelfde als je ermee schudt. Onder deze potten zet de leidster eenzelfde gekleurde stip. Wanneer een kind met een pot rammelt, horen zij een bepaald geluid. De kinderen moeten de geluidenpotten die hetzelfde klinken naast elkaar zetten. Aan het einde kijken zij aan de onderkant van de potten of deze dezelfde kleur stip hebben.
Stimulerende speelruimte creëren
De muziekhoek
De leidster denkt tijdens het thema samen met de kinderen na over hoe de speelruimte kan worden ingericht in de sfeer van het thema Horen doe je met je ... Het inrichten van de ruimte hoeft niet meteen klaar te zijn. Wanneer peuters kunnen meedenken en meehelpen bij de inrichting gaat een thema nog meer leven in de groep. De leidster kan de ouders betrekken bij het inrichten van de speelruimte. Suggesties voor de inrichting van de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf staan beschreven in het boek Peuters interactief met taal (Stoep & Van Elsäcker, 2005). In dit boek staan onder andere de boekenhoek en het boekenrekje, de thematafel en de vertelkoffer, de boekenmuur en de computerhoek beschreven. Hierna volgen aanvullende tips voor het inrichten van de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf bij de activiteitencyclus Horen doe je met je ...
In een hoek legt de leidster verschillende muziekinstrumenten neer. De kinderen kunnen hier zelf muziek maken en geluiden uitproberen als hard en zacht, snel en langzaam. In de hoek is ook een luistergedeelte gemaakt waar kinderen naar muziek kunnen luisteren van bijvoorbeeld een cassette of cd. De leidster houdt er rekening mee dat andere kinderen in de speelzaal of het kinderdagverblijf geen overlast hebben van de muziekhoek.
Ontdekhoek In de ontdekhoek kan iedere week een andere ontdek activiteit centraal staan. Suggesties voor ontdekactiviteiten zijn:
Zintuigen; themawoorden centraal stellen De leidster maakt digitale foto’s van alle neuzen, monden, oren, ogen en handen van de kinderen. De foto’s komen op een rij aan de muur te hangen. Wanneer de kinderen een nieuw themawoord hebben geleerd, zoals neus of ruiken, schrijft de leidster het woord op de juiste plaats bij de foto’s. Het doel van de woorden is niet dat de kinderen deze leren lezen, maar dat zij kennis maken met geschreven taal. Aan het einde van de activiteitencyclus hebben alle kernwoorden die met het lichaam en de zintuigen te maken hebben, een plaats gekregen aan de muur.
Week 1: In de eerste week kunnen de kinderen ontdekkingen doen met zien, door naar een gekleurde poster te kijken door verschillende voorwerpen heen, zoals door een verrekijker, een koker, een bril met één afgedekt glas zonder sterkte, een zonnebril, een fototoestel en verschillende kleuren doorzichtig papier. Week 2: In de tweede week kunnen kinderen ontdekkingen doen met voelen. In de hoek liggen verschillende materialen, zoals een stuk plastic, een stuk zachte stof, een stuk schuurpapier, een stuk aluminiumfolie en dergelijke. Van alle voorwerpen liggen er twee. Eén kind doet een blinddoek om. Een ander kind geeft een voorwerp aan het geblinddoekte kind en laat het aan het voorwerp voelen. Vervolgens krijgt het kind nog een voorwerp. Het geblinddoekte kind moet raden of het hetzelfde voorwerp heeft gevoeld of dat het een ander voorwerp was. Week 3: In dichte potjes zitten verschillende voorwerpen, zodat een geluidenpot ontstaat. Voorbeelden van voorwerpen voor in de pot zijn bijvoorbeeld een belletje, suiker, rijst en een bouillonblokje. Van iedere geluidenpot zijn er twee exact
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
27
Fotomuur: Horen doe je met je ...
Boekenhoek, luisterhoek en computerhoek
Op de fotomuur komen foto’s te hangen die bij het anker zijn gemaakt. De leidster spreekt met kleine groepjes kinderen over de foto’s en laat hen bedenken wat zij er bij moet schrijven. Deze woordstroken worden bij de foto’s opgehangen. Gedurende de activiteitencyclus maakt de leidster meer digitale foto’s van de werkende en spelende kinderen bij het thema. De leidster bekijkt met de kinderen de foto’s die zijn gemaakt en laat de kinderen beslissen welke foto’s een plaats aan de fotomuur krijgen. De leidster geeft samen met de kinderen de foto’s een plaats aan de fotomuur. Een voorbeeld hiervan is het maken van foto’s van gezichtsuitdrukkingen van de kinderen in fase 1.
In de boekenhoek krijgen verschillende boeken en tijdschriften over het lichaam en zintuigen een plaats. Een lijst met suggesties voor boeken is opgenomen in bijlage 8. In deze boekenhoek kan ook een luistergedeelte gemaakt worden of er kan een speciale luisterhoek ingericht worden. De kinderen kunnen hier met behulp van een cassetterecorder of een cd-speler luisteren naar verhalen, versjes en liedjes over zintuigen of het lichaam. De leidster kan het centrale prentenboek Waar zijn mijn oren? zelf op cassette of cd inspreken.
Verteltafel bij het prentenboek Tijdens de introductie van het centrale prentenboek Horen doe je met je ... wordt een verteltafel ingericht met materialen die in het verhaal voorkomen, zoals een plastic peer, een knuffel van de dieren die in het verhaal voor komen zoals Rinus Roofvogel, Ekkie Eekhoorn en Snuffel de hond of een geknutselde boom. In de loop van de voorleescyclus wordt deze tafel aangevuld met voorwerpen, afbeeldingen, tekeningen en knutselwerkjes die met het prentenboek en het thema te maken hebben. De verteltafel dient ter ondersteuning tijdens het voorlezen of vertellen van het prentenboek. Bij de verteltafel kunnen de peuters het verhaal navertellen en naspelen. De leidster begeleidt de peuters bij het samenspel en het navertellen en naspelen. Zij trekt zich langzaamaan steeds meer terug.
Thematafel Tijdens het thema Horen doe je met je ... kan de leidster samen met de kinderen een thematafel inrichten. Hierop komen informatieve afbeeldingen, materialen en boeken die te maken hebben met het thema.
28
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
In de computerhoek kunnen de kinderen een digitale versie van het prentenboek Waar zijn mijn oren? bekijken, de digitale fotoshow van de foto’s van de ontdekactiviteiten bekijken, spelletjes over zintuigen of het lichaam spelen of luisteren naar verhalen en liedjes over zintuigen of het lichaam.
Boekenmuur Op de boekenmuur kan de leidster de verhaallijn van het centrale prentenboek Waar zijn mijn oren? zichtbaar maken. Ze kopieert de belangrijke prenten uit het prentenboek. De gekopieerde bladzijdes legt zij samen met de kinderen in de goede volgorde. Daarna worden de platen in de juiste volgorde op de boekenmuur gehangen. De verhaallijn wordt voor de peuters op deze manier zichtbaar. Ook ouders kunnen samen met hun kind praten over het boek en in één oogopslag zien waar de kinderen mee bezig zijn.
Bijlage 2: Beste ouder(s) of verzorger(s), We gaan de komende weken met een (nieuw) thema werken. Ons nieuwe thema heet: Horen doe je met je … Wat gaan we allemaal doen? 1. De kinderen gaan ontdekken wat ze met hun lichaam en hun zintuigen kunnen doen. Wat zie je als je heel goed kijkt, wat kun je voelen, wat hoor je als je heel goed luistert, wat kun je allemaal ruiken met je neus en wat vind ik lekker of niet lekker smaken? 2. We lezen voor uit het boek Waar zijn mijn oren? U kunt dit boek bij ons bekijken. Vraag ons ernaar als u uw kind komt brengen of halen. 3. De kinderen leren veel nieuwe woorden over het thema. Samen met ons gaan ze zingen, spelen, knutselen en een versje leren. 4. Wij maken een gezinsportfolio, een heen-en-weer boekje. Daar plakken wij zelfgemaakte werkjes en foto’s in van uw kind die passen bij het thema. Dit boekje gaat een aantal keren mee naar huis. We vinden het fijn als u er thuis samen met uw kind in kijkt, erover praat en er ook foto’s, tekeningen en teksten inplakt. Als het boek terugkomt bekijken wij het weer samen met uw kind. Zo wordt het echt een heen-en-weer boekje. 5. Graag willen we spullen gebruiken die de kinderen van thuis meenemen. We willen dat de kinderen zo veel mogelijk leren van hun lichaam en hun zintuigen. Daarom is het fijn als u thuis iets heeft om mee te geven, bijvoorbeeld: • Een foto van uw kind als het bijvoorbeeld iets lekkers aan het eten is of als het kijkt naar een favoriet tv-programma; • Muziek op een cd of cassettebandje waar uw kind graag naar luistert; • Een knuffel die uw kind graag bij zich heeft (en die we dezelfde dag mee teruggeven naar huis); • Een prentenboek, voorleesboek of informatief boek over het lichaam. Een prentenboek of voorleesboek over zien, horen, voelen, ruiken of proeven. 6. Aan het einde sluiten we het thema af met kinderen en ouders samen. Hierbij zijn alle ouders op ………….… uitgenodigd. We hopen dat u daarbij wilt zijn! Een echte uitnodiging krijgt u nog van uw kind. Voor deze afsluitende presentatie willen wij u vragen om iets lekkers klaar te maken, dat in uw gezin hoort bij feest vieren. Wij willen graag met alle kinderen samen proeven hoe lekker dat smaakt. Wilt u zich opgeven voor deze activiteit? Laat het dan weten aan de leidster van uw kind. U bent natuurlijk altijd van harte welkom om tussendoor te komen kijken als u uw kind brengt of ophaalt. Dan kunt u zien hoe we bezig zijn met het thema Horen doe je met je … Met vriendelijke groet, De peuterleidsters
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
29
Bijlage 3: Verwerkingsbladen bij fase 3 Horen Ik hoor een geluid. Ik zet een streep onder het geluid dat ik hoor of kleur een stukje van het plaatje.
of een blaffende hond
een fluitende vogel
of
een klok
een miauwende poes
of een startende auto
30
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
een radio
Plaatjes om kaartjes van te maken bij activiteit horen, fase 3
Plaatjes om kaartjes van te maken bij diverse verwerkingsactiviteiten
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
31
Voelen Ik voel verschillende materialen. Ik vertel of ik dit materiaal fijn of niet fijn vind om te voelen.
Wat ik nog wil vertellen:
rijst
ijsblokjes
bloem
32
A K A K A K
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Wat ik nog wil vertellen:
Wat ik nog wil vertellen:
Proeven Ik proef verschillende etenswaren. Ik vertel of ik dit lekker of niet lekker vind smaken.
Hagelslag
Jam
Appel
A A A
K K K
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
33
Kijken Ik kijk door verschillende kleuren papier naar een voorwerp. De kleur die ik het mooiste vind om doorheen te kijken kleur ik hieronder in de cirkel:
34
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Bijlage 4: Gezinsportfolio Beste ouder(s) of verzorger(s) van ………………
Dit is het gezinsportfolio (of heen-en-weer-boekje) van uw kind. Het is een boek dat heen en weer gaat tussen de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf en thuis. Hierin bewaart uw kind tekeningen en werkjes in die het zelf heeft gemaakt en uitgekozen. Een gezinsportfolio is erg leuk voor de kinderen en ook prettig voor de ouders: 1. U kunt zien wat uw kind geleerd en ervaren heeft 2. D e kinderen zijn trots op hun werk. De meeste kinderen willen hun werk graag thuis laten zien. Het is belangrijk dat u het boek samen met uw kind bekijkt en er met uw kind over praat. Dingen die u kunt vragen: • Wat zit er allemaal in het portfolio? Laat eens zien! • Wat heb je dat knap gedaan! Hoe heb je dat gemaakt? • Met wie speelde je op deze foto? Wat deden jullie daar? Hoe vond je dat? • Wat vond je nou het allerleukste om te doen? Zullen we de tekening of foto daarvan opzoeken? 3. D e kinderen krijgen het gezinsportfolio mee naar huis. In het boek ziet u een paar bladzijden die speciaal voor thuis zijn. Op die bladzijdes kunt u samen met uw kind iets schrijven of inplakken, zoals: • een foto van uw kind, dit ben ik! • een foto van uw kind terwijl het iets lekkers aan het eten is • het blad invullen over wat uw kind lekker vindt smaken of over de knuffel van uw kind • liedjes of versjes die u met uw kind hebt gezongen of geleerd Natuurlijk kunt u met uw kind ook extra bladzijden maken met tekeningen, foto’s en verhalen over wat u samen thuis beleefd hebt. Daarna geeft u het boek weer mee naar de peuterspeelzaal. U zult zien dat het erg leuk en ook leerzaam is, om samen met uw kind met het heen-en-weer boekje bezig te zijn. Wij wensen u en uw kind veel plezier met het gezinsportfolio!
Met vriendelijke groet, De peuterleidsters
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
35
Toelichting voor de leidster: het gezinsportfolio Voor alle kinderen komt er een eigen gezinsportfolio. Een gezinsportfolio is een verzamelboek waarin werk, foto’s en informatie van en over het kind zijn opgenomen. De inhoud van het gezinsportfolio wordt zowel thuis als op de peuterspeelzaal samengesteld. Het portfolio is eigendom van het kind. Het is een persoonlijk bezit. Daarom is het belangrijk dat: • het op ieder gewenst moment toegankelijk is voor het kind zelf, dus letterlijk een toegankelijke plaats krijgt in de peuterspeelzaal; • het kind tijd en ruimte krijgt om het portfolio aan te vullen en erin te ‘lezen’, al dan niet samen met een leidster of een ander kind; • het kind bepaalt (uiteraard met ondersteuning van leidsters en ouders) wat er wel en niet in het portfolio wordt opgenomen; • leidsters en ouders niet zonder het kind maar altijd samen met het kind het portfolio bekijken en bespreken. Door zelf te bepalen wat de inhoud van het portfolio wordt en door er met ouders, leidsters en andere kinderen aan te werken en over te praten, ontdekt het kind: • waarmee het de meeste of minste affiniteit heeft; • wat de eigen sterke kanten zijn; • wat de eigen gevoelens zijn bij verschillende activiteiten en in verschillende situaties; • met welke andere kinderen het graag samenwerkt. Als de leidster of de peuterspeelzaal al werkt met een gezinsportfolio is het aan te raden de vertrouwde versie te gebruiken. Leidsters die nog geen ervaring hebben opgedaan met een gezinsportfolio, kunnen (delen uit) het voorgedrukte gezinsportfolio gebruiken, aangevuld met tekeningen, schilderijen, knipsels, plakwerk, aan de leidster gedicteerde teksten en foto’s van activiteiten of van werk dat niet in het portfolio past. Gedurende de activiteitencyclus helpt de leidster de kinderen bij het selecteren van materiaal voor het gezinsportfolio. De leidster houdt in de gaten dat er voldoende werk in het portfolio komt. Zij praat regelmatig met de kinderen over de inhoud van hun gezinsportfolio. Individueel of in de kleine kring bekijkt ze een aantal keren samen met de kinderen het gezinsportfolio. Ze zorgt ervoor dat er tijdens het gesprek aandacht is voor zowel het product als het proces. Als het gesprek in een klein groepje plaatsvindt, bespreken de kinderen ook het werk van elkaar. Als kinderen niet uit zichzelf vertellen, brengt de leidster het gesprek op gang door bijvoorbeeld te vragen:
36
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
• • • •
Vertel eens, wat heb je vandaag gemaakt? Hoe heb je het gedaan/gemaakt? Wat vond je moeilijk, of makkelijk? Kijk eens naar deze foto. Weet je nog wat we hier deden? Wat heb jij toen allemaal geroken (geproefd, gezien, gehoord, gevoeld)? • Wil jij ons voorlezen wat papa of mama hier geschreven heeft? Het gezinsportfolio wordt gedurende de activiteitencyclus twee keer mee naar huis gegeven. De leidster spreekt met de ouders af wanneer het portfolio weer terug op de peuterspeelzaal moet zijn. Zij stimuleert de ouders om het gezinsportfolio thuis met hun kind te bekijken, erover te praten en er ook zelf, samen met hun kind, iets in te plakken of te schrijven. De leerkracht grijpt gedurende de activiteitencyclus regelmatig de kans om met ouders te praten over het gezinsportfolio van hun kind. Hun kind is bij deze gesprekken aanwezig. Aan de hand van het gezinsportfolio kunnen zowel de leerkracht als de ouders de ontwikkeling van het kind volgen.
D
n:
k is va e o b it
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
37
Hierboven plak ik een foto. De foto is gemaakt toen ik
Dit wil ik graag vertellen over de foto:
38
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Het onderstaande lied hebben we geleerd Zing je met mij mee?
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
39
Hieronder vertel ik wat ik lekker vind smaken Ik eet thuis heel graag Ik vind dit zo lekker omdat Ik eet dit vaak / niet vaak
Hieronder maak ik er samen met een van mijn ouders een tekening van
Ik heb de tekening gemaakt samen met
40
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Hieronder vertel ik iets over mijn knuffel
Mijn liefste knuffel is
Mijn knuffel is zo lief, omdat Mijn knuffel voelt
Hieronder maak ik een tekening of plak ik een foto van mijn knuffel
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
41
Voorleesbladzijde Beste ouder of verzorger, Wij vragen u om een prentenboek aan uw kind voor te lezen. Kies samen met uw kind een leuk prentenboek, bijvoorbeeld een prentenboek uit de bibliotheek. Misschien vindt u een prentenboek over zien, horen, voelen, ruiken of proeven. Dit past goed bij ons thema! Kies in ieder geval een boek met veel mooie platen. Praat eerst samen met uw kind over de plaatjes in het boek. Dit kan in het Nederlands, maar ook in een andere taal zijn. Vraag uw kind: Waar zou het boek over gaan? Waarom denk je dat? Vertel het verhaal in uw eigen woorden (in uw eigen taal) of lees het verhaal voor. Stop af en toe even om samen naar de plaatjes te kijken. Geef uw kind de ruimte om ook wat te zeggen. Het is belangrijk dat uw kind voorlezen en lezen leuk vindt. Zorg daarom dat het voorlezen gezellig is. Na
het voorlezen stelt u nog een vraag over het verhaal. Bijvoorbeeld: • Vond je het een leuk verhaal? • Welke bladzijde vond je het leukst? • Wil jij het verhaal nu aan mij vertellen? (met de plaatjes erbij) • Wil je een tekening maken van het verhaal?
Wilt u na het voorlezen de vragen hieronder beantwoorden? Titel van het prentenboek dat is voorgelezen: Schrijver van het prentenboek: Wat vond uw kind van het voorlezen? Wat vond u van het voorlezen? Hoe ging het?
42
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Met mijn neus ruik ik Dit is een foto van mijn neus
Met mijn neus ruik ik graag aan:
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
43
Met mijn oor hoor ik Dit is een foto van mijn oor
Met mijn oor luister ik graag naar:
44
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Met mijn mond proef ik Dit is een foto van mijn mond
Met mijn mond eet ik graag: Dat vind ik lekker smaken!
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
45
Met mijn hand voel ik Dit is een foto van mijn hand
Met mijn hand voel ik graag aan:
46
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Met mijn oog kijk ik Dit is een foto van mijn oog
Met mijn ogen kijk ik graag naar:
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
47
Dit vind ik van mijn boek
Mijn juf vertelt over mijn boek:
48
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Bijlage 5: Appie Aardappel
Ik ben Appie Aardappel Heb je mij gezien? Ik ben bruin en rond en heb altijd een lach op mijn mond Vandaag ben ik mijn oren kwijt, mijn handen en mijn hoed, zonder mijn ogen zie ik niet zo goed Kun jij mij helpen zoeken in alle gaten en hoeken? Zoek mijn ogen en mijn handen Zoek ook mijn oren
om te kijken om te voelen om te horen,
want ik ben ze ergens verloren Zoek mijn mond en mijn neus
om te proeven, om te ruiken,
zodat ik alles weer kan gebruiken!
(Dorien Stolwijk, Expertisecentrum Nederlands)
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
49
Bewegingen bij het versje Appie Aardappel Samen met de kinderen kan de leidster de volgende bewegingen bij het versje maken:
Ik ben Appie Aardappel Wijs naar jezelf Heb je mij gezien? Houd de handen vragend omhoog Ik ben bruin en rond Maak een dikke buik met je armen en heb altijd een lach op mijn mond Maak een glimlach en wijs naar je mond Vandaag ben ik mijn oren kwijt, Wijs naar je oren mijn handen en mijn hoed, Beweeg je handen en wijs naar je hoofd zonder mijn ogen zie ik niet zo goed Wijs naar je ogen en schudt nee Kun jij mij helpen zoeken Houd de handen vragend omhoog in alle gaten en hoeken? Zoek mijn ogen om te kijken Wijs naar je ogen, maak een bril met je vingers en mijn handen om te voelen Beweeg met je handen alsof je voelt Zoek ook mijn oren om te horen, Wijs naar je oren, plaats je handen achter je oren zodat je doet alsof je luistert want ik ben ze ergens verloren Houd de handen vragend omhoog Zoek mijn mond om te proeven, Wijs naar je mond en doe alsof je iets lekkers proeft en mijn neus om te ruiken, Wijs naar je neus en steek deze in de lucht alsof je ruikt zodat ik alles weer kan gebruiken!
De leidster kan het versje uitspelen door als Appie Aardappel zoekend door de ruimte te lopen. Ze kijkt op verschillende plaatsen alsof ze zoekt naar alle lichaamsdelen. Alle kinderen kunnen op deze manier zoekend rondlopen terwijl zij het versje opzeggen.
50
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Bijlage 6: Recept zandkoekjes Voor de leidster: recept zandkoekjes voor ongeveer 25 koekjes
Ingrediënten: 150 gram bloem 75 gram witte basterdsuiker 100 gram boter 1 zakje vanillesuiker Snufje zout
Oventemperatuur en baktijd: Elektrische oven: 170 graden Celsius Heteluchtoven: 150-160 graden Celsius Gasoven: stand 3-4 Baktijd: 15 minuten Zeef de bloem boven een kom. Roer het zout erdoor en voeg de basterdsuiker, de vanille suiker en de harde boter toe. Snijd de boter met twee messen in kleine stukjes en kneed de ingrediënten tot een samenhangend deeg. Laat het deeg vijftien minuten in de koelkast opstijven. Verwarm de oven voor. Beboter intussen de bakplaten. Rol het deeg met een deegroller tussen plasticfolie uit. Steek met vormpjes de koekjes uit. Bak de koekjes gedurende vijftien minuten.
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
51
Beeldrecept zandkoekjes voor ongeveer 25 koekjes.
zeef de bloem
voeg het zout toe en goed roeren
voeg de basterdsuiker en de vanillesuiker toe
voeg de boter toe en snijd deze in kleine stukken
goed kneden
plaats het deeg in de koelkast
gebruik je handen en bestaande vormpjes om de koekjes te maken
plaats de koekjes in de oven
52
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Bijlage 7: Vertelkoffer Dit is een vertelboekje bij het prentenboek: Waar zijn mijn oren? In het vertelboekje kunnen ouders en kinderen duidelijk maken wat zij van het vertelkoffertje vonden. Ouders vullen met hun kind een korte vragenlijst in en kinderen kunnen iets tekenen of opplakken over het verhaal. Aan het einde zijn alle ervaringen bij het koffertje gebundeld in dit boekje.
Dit vertelboekje is van: Naam peuterspeelzaal of kinderdagverblijf Adres Naam leidsters
Wie zijn al aan de beurt geweest? ____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
____________________
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
53
Beste ouder(s) of verzorger(s), We willen in dit vertelboekje graag uw ervaringen en de ervaringen van uw kind bij het koffertje bundelen. Wilt u samen met uw kind iets vertellen naar aanleiding van de onderstaande vragen?
Naam __________________________________________________________ Wat vonden jullie van het prentenboek: Waar zijn mijn oren? ________________________________________________________________ ________________________________________________________________
Wat hebben jullie gedaan met alle spulletjes die in het koffertje zitten? ________________________________________________________________ ________________________________________________________________
Overige opmerkingen ________________________________________________________________ ________________________________________________________________
Teken, kleur, verf, plak of knip hieronder wat je van het prentenboek vindt
54
Vversterk - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Maart 2007
Bijlage 8: Boekenlijst Prentenboeken bij het thema zintuigen
Titel: De vijf zintuigen Auteur: Tullet, H. Uitgever: Lannoo Jaar: 2004
Titel: Rambamboelie Auteur: Bouwman, M. en Hopman, P. Uitgever: Ploegsma Jaar: 2002
Titel: In het pikkedonker Auteur: Crowter, K. Uitgever: Querido Jaar: 2005
Titel: Knuffelkonijn Auteur: Jadoul, E. Uitgever: De Eenhoorn Jaar: 2006
Titel: Wie wijst Neus waar? Auteur: Schwartz, V. Uitgever: Zirkoon Jaar: 2002
Titel: Zoeperman Auteur: Mortier, T. en Pottie, M. Uitgever: De Eenhoorn Jaar: 2005
Titel: Voelen en aaien en tellen met muis Auteur: Cousins, L. Uitgever: Leopold Jaar: 2004
Titel: Goedemorgen, Meneer Stukjes! Auteur: Rossum, H. van, en Snoodijk, T. Uitgever: Zirkoon Jaar: 2002
Titel: Lawaaimakers! Auteur: Heine, H. Uitgever: Clavis Jaar: 2006
Titel: Wat hoor ik daar? Auteur: Tallec, O. Uitgever: Lannoo Jaar: 2004
Titel: Wie zingt daar zo vals? Auteur: Petz, M. en Jackowski, A. Uitgever: De Vier Windstreken Jaar: 2006
Titel: Igor de vogel die niet zingen kon Auteur: Kitamura, S. vertaling: Duin, L. van Uitgever: Mercis Publishing-Alasso Jaar: 2005
Titel: Het grote eet-boek Auteur: Genechten, G. van Uitgever: Clavis Jaar: 2007
Titel: Hé, jij daar, spiegelbeeld! Auteur: Rood, L. en Meirink, T. Uitgever: Bekadidact Jaar: 2004
Titel: Een bril voor Bert Auteur: Boonen, S. Uitgever: Clavis Jaar: 2006
Titel: Zien, voelen, ruiken en proeven en horen met Nijntje Auteur: Bruna, D. Uitgever: Mercis Publishing Jaar: 2006
Titel: Een kuiken met waterpokken Auteur: Roddie, S. en Cony, F. Uitgever: Sjaloom Jaar: 2002
Titel: Gekke Bekken Auteur: Spee, G. Uitgever: Ploegsma Jaar: 2000
Titel: Wat hoor ik toch? Auteur: Hendry, D. en Chapman, J. Uitgever: Lemniscaat Jaar: 1999 Titel: Ssst, luister Auteur: Ross, T. en Willis, J. Uitgever: Sjaloom Jaar: 2004
Maart 2007 - Activiteitencyclus peuters: Horen doe je met je … - Vversterk
55