Hoog water op het schoolplein? Regio Waterland - Zaanstreek
Naam:
………………….
Klas:
…...……………..
Inhoud 1 1
2
3
4
5
6
7
Dagblad De Morgen .................................................................................................... 1-5 Introductie......................................................................................................................... 1-1 1.1 Opdrachten ........................................................................................................................ 1-1 1.2 Leestekst............................................................................................................................. 1-2 1.2.1 Overstromingen .......................................................................................................... 1-2 1.2.2 Wateroverlast ............................................................................................................. 1-4 1.3 Opdrachten (deel 2) ........................................................................................................... 1-5 Een overstroming in mijn omgeving, kan dat echt? ............................................................. 2-6 2.1 Leestekst............................................................................................................................. 2-6 2.1.1 Overstromingen langs de voormalige Zuiderzee ........................................................ 2-6 2.1.2 De Zuiderzee werken .................................................................................................2-10 2.2 Opdrachten .......................................................................................................................2-12 Hoe kan een dijk doorbreken? ...........................................................................................3-15 3.1 Leestekst............................................................................................................................3-15 3.2 Opdrachten .......................................................................................................................3-17 3.3 Veldwerkopdrachten .........................................................................................................3-19 Het verloop en de gevolgen van een overstroming .............................................................4-20 4.1 Leestekst............................................................................................................................4-20 4.1.1 Waterkeringen en dijkringen .....................................................................................4-20 4.1.2 Het verloop van overstromingen ...............................................................................4-20 4.1.3 Gevolgen van overstromingen ...................................................................................4-21 4.2 Opdrachten .......................................................................................................................4-23 Wat doet de overheid om de kans op overstromingen te verkleinen? .................................5-25 5.1 Leestekst............................................................................................................................5-25 5.1.1 De organisatie van waterbeheer in Nederland ..........................................................5-25 5.1.2 Meerlaagsveiligheid ...................................................................................................5-25 5.1.3 Laag 1: Preventie langs de Grote Meren ....................................................................5-26 5.1.4 Laag 2: Gevolg-beperkende maatregelen ..................................................................5-28 5.1.5 Laag 3: Rampenbestrijding en crisisbeheer ...............................................................5-28 5.1.6 Preventie en bestrijding van wateroverlast ...............................................................5-29 5.2 Opdrachten .......................................................................................................................5-31 Hoe kun je jezelf voorbereiden op een overstroming? ........................................................6-34 6.1 Leestekst............................................................................................................................6-34 6.1.1 Twee manieren van vluchten.....................................................................................6-34 6.1.2 De website “www.overstroomik.nl” ..........................................................................6-34 6.2 Opdrachten .......................................................................................................................6-35 6.3 Huiswerkopdracht .............................................................................................................6-38 Eindopdrachten .................................................................................................................. 39 7.1 Extra opdrachten .................................................................................................................. 39 7.2 Groepsopdrachten................................................................................................................ 39 Groepsopdracht 1: “Gevolg-beperkende maatregelen” ................................................................... 40 1-2
Groepsopdracht 2: “Versterken van het bewustzijn bij bewoners” ................................................. 41 Bronnenlijst ............................................................................................................................... 43 Bijlagen ...................................................................................................................................... 45 Bijlage 1: Begrippenlijst .................................................................................................................... 45 Bijlage 2: Enquête ............................................................................................................................. 47 Bijlage 3: Staafdiagram ..................................................................................................................... 48 Bijlage 4: Werkwijzer voor de groepsopdrachten ............................................................................ 49 Bijlage 5: Beoordelingsformulieren voor de presentaties ................................................................ 50 8 ................................................................................................................................................ 52
1-3
calamiteitenoefening Ella woont in Edam. In de krant leest ze een bericht over een 'calamiteitenoefening' in Noord Holland. In het berichtje leest Ella dat de oefening er voor moet zorgen dat politie, brandweer en andere hulpdiensten weten wat er moet gebeuren als een dijk doorbreekt. Eerst dringt het niet tot haar door en terwijl ze het bericht al weg geklikt heeft, zit ze toch even te denken. Immers, elke dag fietst Ella over de Zeedijk naar school. Ze heeft er nog nooit bij stilgestaan dat die dijk zou kunnen doorbreken. En als dat wel zou kunnen gebeuren, moeten de bewoners van Edam en zij zelf daar dan niets van weten? Een beetje ongerust gaat ze toch even zoeken op internet en typt in Google de woorden 'dijkdoorbraak' en 'Edam’ in. Ze komt op een website over een dijkdoorbraak bij Edam. Die dijkdoorbraak was op de weg naar school! Haar vriendin en klasgenoot Roos woont daar aan de dijk. Als ze verder leest op deze website wordt ze gerustgesteld. Er staat namelijk dat die dijkdoorbraak al zo’n 100 jaar geleden heeft plaatsgevonden. Dan zit het volgens haar wel goed!
1-4
1 Dagblad De Morgen Grote oefening met overstromingsramp in Noord Holland. 30 januari 2015 Volgende week wordt een grote oefening uitgevoerd waarbij getest wordt hoe goed Noord Holland is voorbereid op een overstromingsramp. En dergelijke oefening wordt iedere twee jaar gedaan, steeds op een andere locatie in Nederland. Dit jaar is Noord Holland aan de beurt. In de oefening wordt net gedaan alsof er een zeer zware storm op de kust en dijken rond het IJsselmeer en Markermeer beukt, en dat op sommige plaatsen de dijken en duinen doorbreken.
zou kunnen vinden een rampenplan opgesteld zou moeten worden. In dat plan zouden de bestuurders en hulpverleners vast moeten leggen hoe ze zouden communiceren met elkaar bij een overstromingsramp, en verkennen welke maatregelen ze zouden kunnen nemen. Daarnaast heeft de Taskforce Management Overstroming besloten dat er elke twee jaar ergens in Nederland geoefend zou moeten worden in het omgaan met een overstromingsramp. Twee jaar geleden werd er een dergelijke oefening in Friesland uitgevoerd. Uit deze oefening bleek dat de bestuurders en hulpverleners nog niet goed voorbereid waren op een overstromingsramp. Vooral bij de evacuaties waren de draaiboeken niet waterdicht. Er moest een bejaardentehuis geëvacueerd worden, en dat verliep te langzaam. Daarnaast ontstond er verkeerschaos op de weg, en konden mensen niet op tijd vluchten voor het water. Daarnaast was de communicatie tussen de hulpdiensten nog niet optimaal. Op basis van de oefening is het rampenplan voor dit gebied toen aangepast.
In totaal doen er meer dan 2.000 mensen vanuit verschillende gemeenten, het Waterschap, Rijkswaterstaat, de politie, de brandweer en het leger mee aan de oefening. Tijdens de oefening wordt er een rampenbestrijding hoofdkwartier opgezet. Het team moet kijken of er een noodreparatie aan de gaten in de dijken en duinen kan worden uitgevoerd, en of het water zo snel mogelijk kan worden weggepompt. Daarnaast moeten de hulpverleners op zoek naar slachtoffers, en moeten ze mensen zien te redden en te behandelen. De hulpverleners moeten op meer dan tien locaties in ingrijpen. Zij hebben vijf helikopters, twintig boten en tientallen voertuigen tot hun beschikking. Er worden twee opvangcentra ingericht in een sporthal en in een buurthuis. Voor de oefening worden 400 acteurs ingehuurd. Zij spelen voor bewoner, en zullen proberen te handelen zoals mensen dat zouden doen bij een echte overstroming. Sommigen zullen weigeren te evacueren, en anderen zullen in paniek raken.
Foto van de rampenoefening Mogelijke overstromingen hebben de volle aandacht van de Nederlandse regering sinds Orkaan Katrina in 2005 leidde tot een overstromingsramp in de Verenigde Staten met slachtoffers en grote schade. De vraag rees of Nederland wel zo goed voorbereid is op een dergelijke overstroming. Deze discussie leidde tot de oprichting van de Tastforce Management Overstromingen. De taskforce besloot dat voor alle gebieden waar een overstroming plaats
De vraag is of de jaar beter gaat tijdens de rampenoefening in Noord Holland. Simon Jaarsveld, coordinator van het rampenbestrijdingsteam: “We hebben zeker geleerd van de oefening twee jaar geleden. Maar elke situatie is weer anders. Uit de oefening moet blijken of Noord Holland waterproef is.”.
1-5
1-2
1 Introductie 1.1 Opdrachten Opdracht 1: Oefenen met een overstromingsramp, zinnig of onzinnig? Pas geleden stond er een artikel in de lokale krant over een geplande oefening met een overstromingsramp. Lees het artikel. A) Denk je dat het nuttig is dat er ook een rampenplan wordt gemaakt voor Noord Holland? Leg uit waarom je dat vindt. B) Denk je dat het nuttig is om een rampenoefening uit te voeren in Noord Holland? Leg uit waarom je dat vindt.
Opdracht 2: Schattingen van het verloop van een overstroming In de kaart hieronder zie je een aantal locaties met dijken en duinen die in de rampenplannen worden gebruikt. Stel nou dat de dijken en duinen doorbreken bij deze locaties, hoe zou de overstroming dan verlopen? A) Bij welke doorbraaklocaties verwacht je dat jouw huis getroffen kan worden? Noteer de nummers. B) Hoe hoog denk je dat het water komt te staan bij jouw huis in het geval van een dijkof duindoorbraak? C) Hoe snel denk je dat het water bij je huis is in het geval van een dijk- of duindoorbraak? Bron 1: Kaart met doorbraaklocaties die in de rampenplannen worden gebruikt.
Opdracht 3: Berekeningen van het verloop van een overstroming Om een goed rampenplan te kunnen maken is het nodig om te weten wat er gebeurt bij een eventuele dijk- of duindoorbraak. Ze willen graag weten welk gebied getroffen kan worden bij een doorbraak, hoe snel het water naar binnen zal stromen, en hoe diep het water zou komen te staan. Om deze reden is met een computerprogramma berekend hoe overstromingen zullen verlopen bij de verschillende doorbraaklocaties. We gaan nu kijken naar het verloop van overstromingen zoals dat is berekend. Start internet op, en ga naar http://www.overstromingsrisicoatlas.nl/index-ora.html. Zoom in naar jouw woonplaats. A) Bij welke doorbraaklocaties kan jouw huis volgens de berekeningen overstromen? Noteer de nummers. B) Vanuit welke kanten komt het gevaar? Komt het vanuit de Noordzee, de Waddenzee, het IJsselmeer, het Markermeer en/of het IJ en Noordzeekanaal? C) Hoe hoog komt het water te staan bij jouw huis, volgens de berekeningen? D) Hoeveel tijd duurt het voordat het water bij jouw huis is aangekomen volgens de berekeningen, in het ergste geval? E) Vergelijk je antwoorden met de schattingen die je hebt gedaan bij de vorige opdracht.
1.2 Leestekst 1.2.1 Overstromingen Noord Holland heeft door de ligging en het klimaat veel te maken met water. Het komt uit de lucht, en zit in de zee, meren, kanalen, en sloten. En water zit ook in de grond. Dat water kan verschillende soorten problemen en bedreigingen opleveren, zoals overstromingen en wateroverlast. We spreken pas van een overstroming in Noord Holland als de duinen of de dijken langs de Noordzee, Waddenzee, IJsselmeer, Markermeer of het Noordzeekanaal doorbreken, als gevolg van stormvloed op zee of hoogwater op de grote meren. De kans daarop is klein, maar de gevolgen zullen enorm zijn. Als dat gebeurt, stroomt er water met grote snelheid het land in, en komen delen van Noord Holland metersdiep onder water te staan. De schade zal enorm zijn, en er kunnen ook vele honderden slachtoffers vallen. Het onderstaande kaartje geeft de dijkringen “Noord Holland” en “Texel” weer. De zwarte lijnen stellen de dijken voor, die het binnendijkse gebied proberen te beschermen tegen overstromingen. Dit is het gebied waar dorpen en wegen liggen. Het binnendijks gebied wordt ook beschermd door de duinen en de dijken.
1-2
Bron 2: Dijkring “Noord Holland”. De dijkring wordt omringd door de duinen langs de Noordzee, de Hondsbossche Zeewering, de Waddenzeedijk, de IJsselmeerdijk, de Markermeerdijk en de dijk langs het Noordzeekanaal.
1-3
1.2.2 Wateroverlast In tegenstelling tot overstromingen ontstaat wateroverlast niet door een doorbraak van de dijken langs de kust en grote meren, maar door een enorme regenbui. Misschien heb je dit zelf wel een keer meegemaakt, als er in korte tijd heel veel regen valt. In dorpen en vooral steden is een deel van de grond bedekt met asfalt, tegels en gebouwen. Hierdoor kan regenwater niet goed in de grond infiltreren. Het regenwater wordt dan via het rioolsysteem afgevoerd, maar bij een enorme hoosbui raken de riolen overbelast. Ze kunnen het water voor korte tijd niet wegvoeren. Hierdoor komen straten en tuinen blank te staan en lopen kelders onder water. Het verkeer heeft dan last van het water, treinen hebben vertraging en auto’s staan in de file terwijl voetgangers en fietsers natte voeten krijgen. De wateroverlast blijft totdat het overtollige water is afgevoerd door het riool of in de grond is getrokken. Dit kan uren tot enkele dagen duren. Dat was eind 2012 en begin 2013 ook het geval. Er viel een paar maanden achter elkaar aanhoudende regen in Noord Holland. In veel steden en dorpen was er sprake van wateroverlast. De brandweer was continu op pad om ondergelopen kelders leeg te pompen. Straten stonden blank en parkeergarages ook. Daarnaast gingen putdeksels drijven en werden sommige straten onbegaanbaar. In landelijke gebieden infiltreert het grootste deel van de regen normaal gesproken in de grond. Maar bij een enorme hoosbui kan het zo zijn dat de grond het water niet aan kan, waardoor er een laag water op de grond blijft staan. Hierdoor komt er een laag water op de akkers en weilanden te staan. Koeien kunnen dan niet naar buiten. De gevoeligheid van een gebied voor wateroverlast hangt af van de samenstelling van de ondergrond. Water sijpelt snel door zand heen, en juist heel langzaam door een veen of klei. Daardoor zijn veenbodems en kleibodems gevoeliger voor wateroverlast dan zandbodems. De schade die ontstaat tijdens wateroverlast noemen we materiële schade, dat is schade die we in euro’s kunnen uitdrukken. De voorraad in de kelder is bijvoorbeeld onbruikbaar of het tapijt is zo vies dat je het kunt weggooien. Voor boeren kan wateroverlast tot verminderde opbrengsten leiden. Als de wateroverlast lang duurt, kunnen de gewassen gaan rotten of kunnen de trekkers niet het land op om de oogst binnen te halen. Bij wateroverlast vallen vrijwel nooit dodelijke slachtoffers. Er komt immers maximaal enkele tientallen centimeters water op het land en op de straten te staan. Te weinig om te kunnen verdrinken.
1-4
Bron 3: Foto’s van wateroverlast ten gevolge van een enorme hoosbui.
1.3 Opdrachten (deel 2) Opdracht 4: Wateroverlast Lees de leestekst over wateroverlast. Zoek uit of de omgeving van jouw huis getroffen kan worden door wateroverlast. Houdt rekening met: - de grondsoort in de bodem (zand, klein of veen). Zie ook de grondsoortenkaart in de Bosatlas (52e druk: kaart 42; 53e druk: kaart 44; 54e druk: kaart 32) - de hoogte (relatief hoog of relatief laag) - de mate van bedekking van de bodem met asfalt, tegels, en stenen.
Opdracht 5: Conclusie Is er in jouw woonplaats kans op alleen: (a) wateroverlast; (b) alleen overstromingen; (c) zowel wateroverlast als overstromingen; of (d) geen van beide
1-5
2
Een overstroming in mijn omgeving, kan dat echt?
2.1 Leestekst 2.1.1 Overstromingen langs de voormalige Zuiderzee Tot het begin van de 20e eeuw bestond het IJsselmeer en Markermeer nog niet. In plaats daarvan was dit water onderdeel van de Zuiderzee, die via de Waddenzee in verbinding stond met de Noordzee. Als er sprake was van een krachtige noordwesterstorm, werd het water metershoog opgestuwd in de Zuiderzee. En vaak ging het dan mis. Is het je wel eens opgevallen dat de dijken langs het IJsselmeer en het Markermeer niet helemaal recht lopen maar nogal kronkelen? En heb je bij sommige van die kronkels ook wel eens een klein meertje gezien? De onderstaande foto laat het overblijfsel van de dijkdoorbraak bij Scharwoude zien. Op deze plaats is de dijk in 1675 doorgebroken en is een groot deel van West-Friesland overstroomd. Door de enorme kracht van het water is niet alleen een deel van de dijk weggeslagen maar is ook een diep gat uitgeschuurd, en dat zien we nu nog steeds. Dit gat is vaak nog steeds zichtbaar als een meertje. De nieuwe dijk is er omheen gelegd. Zo’n meertje wordt een braak, weel of waal genoemd. Na een dijkdoorbraak moest de dijk hersteld worden. Het kostte vaak te veel moeite om het kolkgat te dichten met klei, en de dijk weer op te bouwen. Daarom werd er meestal een nieuwe dijk om het wiel heen aangelegd. Dit kon op twee manieren: aan de kant van de Zuiderzee; of aan de kant van het binnendijks gebied. De dijken hebben door de aanleg om het wiel heen een sterk slingerend verloop gekregen.
Bron 4: De Weel bij Scharwoude, ontstaan in 1675.
2-6
Zee (hoog water)
Dijk Binnendijks gebied
Situatie net voor het ontstaan van een wiel
Doorbraak
Zee (hoog water)
Binnendijks gebied
Situatie tijdens voor het ontstaan van een wiel
Nieuwe dijk ?
Nieuwe dijk ?
Zee (laag water)
Wiel Binnendijks gebied
Situatie na het ontstaan van een wiel
Bron 5: Het ontstaan van een wiel.
2-7
De overstroming van 1675 was niet de enige overstroming langs de Zuiderzee. Tussen de 15e eeuw en de 20e eeuw zijn er zeker tien overstromingsrampen geweest. Het grootste deel van Noord-Holland ligt onder het zeeniveau. Daardoor leidden dijkdoorbraken vaak tot grootschalige overstromingen, waarbij het water om sommige plekken metersdiep kwam te staan.
Bron 6: Links: Getroffen gebied bij de overstromingen langs de Zuiderzeekust in 1825. Rechts: Tekening van de dijkdookbraak bij Buiksloot (nu Amsterdam Noord).
In 1916 was er een superstorm in Nederland. Aanhoudende noordwestenwind zorgde voor opstuwing van zeewater aan de kust. Er was toen nog geen Afsluitdijk, en het IJsselmeer was toen nog de Zuiderzee. De Zuiderzee fungeerde als een bekken waar het water metershoog werd opgestuwd. Dagenlange regen had er voor gezorgd dat de dijken langs de Zuiderzee helemaal doorweekt raakten, en verslapten. In de regio Waterland ging het toen fout. Op 14 februari brak de Waterlandse Zeedijk bij Katwoude en Uitdam. Hierdoor liep vrijwel het gehele gebied tussen Amsterdam Noord, Zaandam, Purmerend en Edam onder water (bron 7). Ook verschillende dijken en kades in het binnendijkse gebied braken door. In Anna Paulowna in het noorden van Noord Holland. brak de dijk ook door, en stroomde de achterliggende polder onder water. Tijdens de superstorm van 1916 is het in West-Friesland net goed gegaan. De dijk bij Andijk stond op springen, maar heeft het net gehouden. In totaal kwamen er door overstromingen 23 mensen om het leven tijdens de overstromingsramp van 1916. Met name het eiland Marken werd zwaar getroffen. Tijdens en na de overstromingsramp sloegen veel mensen op de vlucht naar steden en hoger gelegen gebieden. In de steden was vluchtelingenopvang aanwezig. Dat was hard nodig omdat grote gebieden lang onder water stonden. Het duurde in sommige gevallen wel 2 tot 5 maanden voordat vluchtelingen terug konden keren naar hun huis. Het duurde lang voordat het gat in de dijken gedicht was en het water weer weggepompt was.
2-8
Bron 7: De overstroming van de regio Waterland in 1916.
Bron 8: Overstroming van Purmerend (links) en Zaandam (rechts) in 1916.
2-9
Bron 9: Schade na de overstroming bij Marken in 1916.
2.1.2 De Zuiderzee werken Om de overstromingen rondom de Zuiderzee te stoppen werd al in de 17 e eeuw het idee geopperd om door middel van dijken tussen Noord Holland en de Waddeneilanden de hele Zuiderzee van de Noordzee af te sluiten. Hiermee zou het gevaar van overstromingen weggenomen worden en zouden mogelijkheden ontstaan om land in te polderen. Het bleek echter onuitvoerbaar: de techniek om dijken te bouwen was nog niet ver genoeg gevorderd.
Bron 10: Het plan om de Zuiderzee af te sluiten uit de 17e eeuw
2-10
Eind 19e eeuw werd het motief van landaanwinning bepalend. In het plan van Cornelis Lely werd de Zuiderzee afgedamd met een dam tussen Wieringen en Friesland. Grote delen van de Zuiderzee zouden daarna ingepolderd worden. Toen de watersnoodramp van 1916 zorgde voor veel schade in Noord Holland, besloot de regering om het plan uit te gaan voeren. De Afsluitdijk tussen Noord-Holland en Friesland werd in 1933 voltooid. De dam leidde niet alleen tot afname van de overstromingskans, maar ook tot verzoeting van de Zuiderzee, doordat er via de IJssel steeds weer zoet water instroomde. Sindsdien spreken we van het IJsselmeer. Een onderdeel van het plan was ook het aanleggen van grote polders in het IJsselmeer. In de 20e eeuw werden achtereenvolgens de Wieringermeerpolder, de Noordoostpolder, Oostelijk Flevoland en Zuidelijk Flevoland aangelegd. Deze IJsselmeerpolders liggen meters lager dan het omliggende land.
Bron 11: Het plan om de Zuiderzee af te sluiten en IJsselmeerpolders aan te leggen van Cornelis Lely uit 1891.
2-11
2.2 Opdrachten Opdracht 6: Overstromingen langs de voormalige Zuiderzee De regio Waterland werd in 1916 getroffen door een grote overstroming. Onder andere de dijk tussen Monnickendam en Uitdam brak door. Vergelijk de kaarten hieronder met elkaar. Bepaal waar de dijk in 1916 is doorgebroken. Hoe kun je dat zien?
Bron 12: Topografische kaart uit 1894.
Bron 13: Topografische kaart uit 2015.
2-12
Opdracht 7: De Zuiderzeewerken De onderstaande kaart geeft de Kop van Noord Holland uit 1825. Je ziet dat de kustlijn vroeger heel anders liep. A) Teken met potlood in de kaart: (1) de Afsluitdijk; (2) de Wieringermeer polder; en (3) de dijk tussen Wieringen en Den Helder. Doe dit uit je hoofd, dus zonder gebruik te maken van de atlas! B) Bekijk nu de topografische kaart in de Bosatlas om te kijken of je antwoord klopt: kaart 38 (GB53) of kaart 24 (GB54). Pas zo nodig de kaart aan met een andere kleur, rood of blauw. Wat was het moeilijkst om te tekenen? C) Wat zijn de belangrijkste redenen geweest om de Zuiderzee af te dammen? Gebruik de leestekst om je antwoord te onderbouwen.
Bron 14: Oude kaart van de Kop van Noord Holland (1825).
2-13
Opdracht 8: Conclusie Nu kunnen we samenvatten wat we hebben geleerd van de geschiedenis. A) Kun je zeggen, op basis van de geschiedenis, dat het zinvol is om rekening te houden met overstromingen? B) Verklaar je antwoord bij A
2-14
3
Hoe kan een dijk doorbreken?
3.1 Leestekst Hoewel er alles aan gedaan wordt om dijken en duinen hoog en stevig genoeg te maken, is het nooit 100% uitgesloten dat een dijk of duin kan doorbreken. Een doorbraak kan verschillende oorzaken hebben. Hieronder worden de belangrijkste faalmechanismen van dijken besproken. Overloop en golfoverslag Als het water hoger staat dan de dijk, kan het over de dijk heen stromen. Dat gebeurt ook als er veel golven zijn. Als de dijkbekleding wegslaat, kan uit de binnenkant van de dijk grond wegspoelen, waardoor de dijk verzwakt en een dijkdoorbraak kan ontstaan.
Erosie van het buitentalud Als grote golven tegen de buitenkant van het talud aan beuken, en de dijkbekleding beschadigd wordt, kan de grond aan de buitenkant van de dijk weg eroderen.
Afschuiving van het binnentalud Als het water langdurig (meer dan een week) tegen de dijk aan staat, raakt op een gegeven moment de dijk doorweekt. Het water komt dan tussen de gronddeeltjes in te zitten. Hierdoor verliest de grond van de dijk zijn sterkte en kan de dijk als een plumpudding onderuit zakken. Meestal zakt het binnentalud weg. De kans of afschuiving is afhankelijk van de ondergrond, en is vooral hoog als er slappe klei- of veenlagen in de ondergrond aanwezig zijn.
Ondertunneling (piping) Als er langdurig water tegen de dijk aan staat, kan het water tussen de zandkorrels onder de dijk door gaan stromen, en aan de andere kant naar buiten komen. Als de grondwaterstroom gronddeeltjes meeneemt, ontstaat er een tunneltjes. Door de tunneltjes kan de stabiliteit van de dijk in gevaar komen. Dit kan dus alleen gebeuren als de dijk op een zandondergrond staat.
Bron 15: Vier faalmechanismen van dijken (Bron: VNK)
3-15
Het faalmechanisme ‘ondertunneling' (piping) is een zeer berucht faalmechanisme. Bij hoogwater kan het water door de ondergrond naar het binnendijkse gebied stromen. De kans op ondertunneling is het grootst als er zand in de ondergrond aanwezig is, omdat zandkorrels makkelijker loslaten dan stukken klei. In de sloot aan de binnenkant van de dijk kun je dan opwellend bodemmateriaal zien. Door de tunneltjes kan de stabiliteit van de dijk in gevaar komen.
Bron 16: Eerst tekenen van ondertunneling: (links) opwellend water en zand in een sloot achter een dijk; en (rechts) vorming van plassen achter de dijk.
Duinen hebben een heel ander oppervlak en een heel andere samenstelling dan dijken. Duinen bestaan uit uitsluitend zand, al dan niet begroeid. Bij storm kunnen golven die tegen de duinen aan beuken met het grootste gemak delen van het duin wegslaan. Zo kan het buitentalud snel weg eroderen. Dat levert op de meeste plaatsen geen direct gevaar voor het achterland op, omdat de duinen meestal erg breed zijn. Maar op plaatsen waar de duinen smal zijn is kan duinafslag wel voor problemen zorgen.
Bron 17: Faalmechanisme “Duinafslag” (Bron: VNK)
3-16
3.2 Opdrachten Opdracht 9: Doorsnede over een dijk (1) De onderstaande bron geeft een schematische doorsnede van een dijk. Noteer de nummers van de volgende begrippen op de juiste plaats in de doorsnede: 1) laag water 2) hoog water 3) binnentalud 4) buitentalud 5) kruin van de dijk 6) binnendijks gebied 7) buitendijks gebied.
Bron 18: Doorsnede over een dijk.
3-17
Opdracht 10: Faalmechanismen Een dijk kan op verschillende manieren zijn sterkte verliezen. Maak de juist combinatie van oorzaken, gevolgen en namen van de faalmechanismen, door de vakjes met lijntjes te verbinden. Oorzaken
Gevolgen
Naam van het mechanisme
Langdurig hoog water
Water stroomt onder de dijk door
Ondertunneling (piping)
Harde wind en hoge golven
Het gras op dijk spoelt weg
Erosie binnentalud
Water stroomt over de dijk
Dijk raakt doorweekt
Erosie buitentalud
Groot hoogteverschil tussen het hoog water en het slootwaterpeil aan de andere kant van de dijk.
Het buitentalud raakt beschadigd
Macro-instabiliteit
Opdracht 11: Begroeiing Waarom is het belangrijk dat het binnentalud begroeid is met gras en geen onbegroeide plekken heeft?
Opdracht 12: Duur van de hoogwater Niet alleen de hoogte van de waterstand is van belang, maar ook de duur van het hoogwater. Waarom neemt de kans op een dijkdoorbraak toe als het hoogwater langer aanhoudt?
Opdracht 13: Dijkpatrouille In Nederland worden de dijken regelmatig gecontroleerd. Dat gebeurt ook tijdens hoog water. De dijkwachters gaan dan op pad. Om het te leren maken ze gebruik van het simulatieprogramma Dijk patrouille (in het Engels: Levee Patroller), het is eigenlijk een serious game. Deze game is te downloaden in de app store / play store.
Start het programma Dijk patrouille, lees de instructie en speel het spel, hiervoor heb je 2,5 minuut.
Probeer zoveel mogelijk punten te halen. Als je te weinig punten haalt, breekt de dijk door. Ben je een heel goede dijkwachter, dan kun je zeker 3000 punten scoren.
Speel het programma 2 of 3 keer. Wat is je hoogste score?
Je kunt dit programma ook als app downloaden op je smartphone: 'dijk patrouille app' 3-18
3.3 Veldwerkopdrachten Opdracht 14: Waarnemen Voer een klein veldwerk uit bij een dijk. Je krijgt van je docent een veldwerklocatie toegewezen op een kaart. Ga met een drietal naar een plek langs de dijk. Beantwoord de volgende waarnemingsvragen: 1) Staat het water tegen het buitentalud van de dijk aan of is er een voorland (land tussen het water en de dijk)? 2) Vergelijk het binnendijkse land met het buitendijkse gebied. Wat ligt hoger, het buitendijkse land/water, of het binnendijkse land? 3) Schat het hoogteverschil tussen het binnendijks land en de kruin van de dijk 4) Schat het hoogteverschil tussen het buitendijkse water/voorland en de kruin van de dijk 5) Staan er huizen vlakbij de dijk? 6) Zo ja, staan de huizen een dijkversterking in de weg? 7) Welk talud is steiler, het binnentalud of het buitentalud? 8) Is er sprake van een steunberm binnendijks? 9) Waarmee is het buitentalud bekleed, met gras, met steen of met beide? Teken op een wit vel een doorsnede over de dijk. Noem alles wat je hebt gezien in de doorsnede. Maak een paar foto’s van je groepje op of bij de dijk.
Opdracht 15: Verwerken Beantwoord de volgende verwerkingsvragen (gebruik zo nodig de informatie): 1) Hoeveel meter kan het water stijgen voordat de dijk overloopt? 2) Is dijk voldoende bestand tegen golfslag? 3) Zijn er op deze plaats maatregelen genomen om de dijk te versterken? 4) Is de dijk stevig genoeg? Zo ja, waaruit leid je dit af? Zo niet, met welke maatregelen zou de dijk op deze plaats nog moeten worden versterkt? 5) Is er ruimte om de dijk te verstevigen? Zo niet, hoe kan dat worden opgelost?
3-19
4
Het verloop en de gevolgen van een overstroming
4.1 Leestekst 4.1.1 Waterkeringen en dijkringen Een verzamelnaam voor dijken, duinen, dammen en kades is “waterkeringen”. Rijkswaterstaat en de waterschappen maken onderscheid tussen twee typen waterkeringen: (1) hoofdwaterkeringen; en (2) regionale keringen. De dijken en duinen langs de kust en de dijken langs de grote meren, grote rivieren en grote kanalen worden hoofdwaterkeringen genoemd. De Afsluitdijk is ook een hoofdwaterkering. Het gebied dat wordt omringd door hoofdwaterkeringen heet een dijkring. Dijkring NoordHolland is één van de grootste dijkringen van Nederland. Hij wordt omringd door de duinen langs de Noordzeekust in het westen, de Waddenzeedijk in het noorden, de IJsselmeerdijk en Markermeerdijk in het oosten, en de dijken langs het IJ en het Noordzeekanaal in het zuiden. In feite bestaat Noord-Holland uit een lappendeken van verschillende polders. De meeste polders liggen net onder zeeniveau, maar er zijn ook polders zoals de Beemster, Purmer, Schermer en Wormer die zo’n 4 meter onder zeeniveau liggen. De dijken, dammen en kades die binnen de dijkring Noord Holland liggen worden regionale keringen genoemd. Ze omringen kleinere polders of liggen langs kanalen. Verhoogde snelwegen of verhoogde spoorbanen kunnen ook als regionale kering dienen. Als er een doorbraak van een hoofdwaterkering plaatsvindt, zorgen de regionale keringen dat de overstroming enigszins beperkt blijft, en niet gehele dijkring onder water loopt. De regionale keringen zijn niet altijd goed zichtbaar in het landschap. Op sommige locaties zijn ze verscholen of opgenomen in het straatbeeld van een stad.
4.1.2 Het verloop van overstromingen Om een goed rampenplan te kunnen maken is het nodig om te weten wat er gebeurt bij een eventuele dijk of duindoorbraak. Het gaat er om te bepalen welk gebied getroffen kan worden bij een doorbraak, hoe snel het water naar binnen zal stromen, en hoe diep het water zou komen te staan. Om deze reden hebben de waterschappen met een computerprogramma berekend hoe overstromingen zullen verlopen bij de verschillende doorbraaklocaties. Zo’n doorbraaklocatie wordt een bres genoemd. Om het verloop van de overstroming voor een bepaalde bres te kunnen berekenen heeft het computer programma gebruik gemaakt van de volgende gegevens: 1. Gegevens van de breedte en diepte van de bres in de dijk. 2. Gegevens van de hoogteverschillen in het binnendijkse gebied 3. Gegevens van obstakels dat het water tegen kan komen in het binnendijkse gebied (zoals regionale keringen). 4. Gegevens van de hoogte van het water dat tegen de dijk staat, en de duur van de hoogwaterstand. De hoogte en duur van de hoogwaterstand hangt weer af van het type dreiging: komt de dreiging vanuit de Noordzee of vanuit de meren (IJsselmeer en Markermeer)? Bij de Noordzeekust is de kans op een doorbraak van de duinen of dijken het hoogst als bij stormvloed, als er een sterke noordwesterstorm is in combinatie met springtij. Stormvloed duurt echter maar kort. Een storm is meestal na een dag wel weer voorbij, en springtij duurt niet meer dan een paar uur. Daarom zal er bij een doorbraak van de duinen of dijken langs 4-20
de Noordzee alleen niet constant grote hoeveelheden water naar binnen stromen. Zodra het zeewaterniveau zakt omdat het eb wordt en de storm gaat liggen, neemt de instroom sterk af. Sinds de Zuiderzee is afgedamd met de Afsluitdijk en het IJsselmeer is ontstaan, wordt de waterstand van het IJsselmeer gereguleerd door de waterbeheerders. In de winter proberen ze het waterpeil iets lager te houden dan in de zomer. De variatie tussen winter en zomer is echter meestal minder dan een halve meter. Hierbij moet je je realiseren dat er aan de ene kant via rivieren als de IJssel een grote hoeveelheid water het IJsselmeer instroomt. Om het waterpeil constant te houden moet er ook water uitgelaten worden. Dit water zal uiteindelijk op de Waddenzee moeten worden geloosd. Dit gebeurt met behulp van twee spuisluizen in de Afsluitdijk. Zo'n spuisluis laat het water uit het IJsselmeer stromen als het eb is in de Waddenzee. Toch kan de waterstand in het IJsselmeer nog steeds variëren. Door storm kan het water worden opgestuwd tegen de dijken. Maar ook extra afvoer van de IJssel kan leiden tot hogere waterstanden in het IJsselmeer. Er zal dan meer water geloosd moeten worden op de Waddenzee. Als er op zo'n moment ook nog sprake is van een noordwesterstorm, wordt het water van de Waddenzee opgestuwd tegen de Afsluitdijk, en kunnen de spuisluizen in de Afsluitdijk niet geopend kunnen worden. Alles bij elkaar is de kans op een overstroming wel sterk afgenomen door aanleg van de Afsluitdijk, maar het gevaar is niet volledig weg.
4.1.3 Gevolgen van overstromingen Een overstroming kan leiden tot enorme materiële schade. Vlakbij de doorbraak stroomt het water hard, waardoor gebouwen het kunnen begeven. Maar ook verder van de doorbraak kunnen huizen onder water komen te staan. De schade die de overstroming heeft veroorzaakt is afhankelijk van hoe hoog het water is gekomen (tot welke verdieping van huizen) en hoelang een gebied overstroomd is. Daarnaast kunnen overstromingen ook leiden tot vele dodelijke slachtoffers. Uit bronnen van overstromingen in het verleden blijkt dat gemiddeld ongeveer 1% van de mensen overleed in gebieden die door een overstroming werden getroffen. Hiervan kwam meer dan de helft om door verdrinking en onderkoeling. Een klein deel van de mensen kwam om tijdens de ramp door stress (hartstilstand), verwondingen, elektrocutie, ondervoeding, of doordat ze geen medicijnen konden nemen. Daarnaast kwamen er ook na afloop van de ramp nog mensen om, o.a. door ziekte. Waarschijnlijk ligt de overlijdenskans bij een overstroming nu iets lager, doordat er betere communicatiemiddelen zijn, en betere evacuatiemiddelen. Toch kunnen er tegenwoordig ook tientallen tot vele honderden doden vallen bij een overstroming. Naast materiële schade en slachtoffers zal een overstroming ook leiden tot ontwrichting van het dagelijks leven. Sommige wegen en tunnels zijn niet meer begaanbaar waardoor mensen vast zitten in hun gebied. Vooral in stedelijke gebieden is dat een probleem, daar wonen veel mensen bij elkaar. Zonder begaanbare wegen kunnen mensen de stad niet uit, en kunnen er geen hulpmiddelen, eten en medicijnen de stad in. In landelijke gebieden kunnen mensen compleet geïsoleerd worden door een overstroming. Overstromingen zullen indirecte gevolgen hebben in naastgelegen gebieden, ook al lopen die niet onder water. Denk aan grote hoeveelheden mensen die gevlucht zijn voor het water, en moeten worden opgevangen. De elektriciteit kan uitvallen en het telefoonnetwerk en internet raakt overbelast. Daarnaast kan een gebied afgesloten raken, of moeilijker bereikbaar worden, als wegen en spoorlijnen van en naar het gebied door de overstroming uitgeschakeld worden. Mensen kunnen dan niet gemakkelijk weg, en de toevoer van voedingsmiddelen en andere goederen kan belemmerd worden. 4-21
De waterschappen hebben met computermodellen een berekening uitgevoerd aan de gevolgen van overstromingen voor verschillende doorbraaklocaties. Op basis van de kenmerken van de overstroming (snelheid waarmee het water zich verplaatst en stijgt en de maximale waterdiepte), en kenmerken van de bewoning en bebouwing in het gebied hebben ze een schatting gemaakt van de hoeveelheid schade en het aantal slachtoffers. Bij elke berekening wordt natuurlijk van bepaalde zaken uitgegaan die in werkelijkheid net iets anders kunnen uitpakken. Een overstroming in de winter zal bijvoorbeeld leiden tot meer slachtoffers dan een overstroming in de zomer, omdat dan het water warmer is en er minder kans op onderkoeling is. Vandaar dat ook deze berekeningen altijd een bepaalde onzekerheid hebben. De voornaamste bron van onzekerheid zit echter in de samenstelling van de dijk. Voor veel locaties is het niet goed bekend uit welke materialen de dijk is opgebouwd. De samenstelling van de dijk bepaald de vorm van de bres, en hoe snel de bres kan groeien.
4-22
4.2 Opdrachten Opdracht 16: Het verloop van een overstroming We gaan nu naar deze overstromingen kijken. Start internet op, en ga naar www.overstromingsrisicoatlas.nl/index-ora.html . Zoom in naar het gebied waar jij woont. A. Bij welke dijkdoorbraaklocaties kan jouw huis volgens de berekeningen overstromen? Noem de nummers. B. Waarom kan jouw huis niet overstromen bij de andere dijkdoorbraken? Bedenk een verklaring. Gebruik hierbij de kaart met de waterkeringen. C. Bij welke dijkdoorbraaklocaties kan jouw school volgens de berekeningen overstromen? Noem de nummers. D. Waarom kan jouw school niet overstromen bij de andere dijkdoorbraken? Bedenk een verklaring. Gebruik hierbij de kaart met de waterkeringen en de kaart met de hoogteligging. E. Is er een verschil in waterdiepte bij overstroming van jouw huis, en bij overstroming van jouw school? Verklaar waarom er wel of geen verschil is. Gebruik hierbij de hoogtekaart.
Opdracht 17: Overstromingsvrije gebieden A. Zijn er gebieden in Waterland – Zaanstreek die niet overstroomd raken bij een doorbraak? Welke gebieden vallen op? B. Waarom denk je dat deze gebieden niet overstromen? Gebruik de kaart met regionale keringen en de hoogtekaart. C. Bij sommige stukken van de Noordzeekust, zoals bij Bergen aan Zee, zijn geen doorbraaklocaties ingetekend. Zouden hier wel of geen doorbraken kunnen plaatsvinden? D. Bedenk nog even bij welke doorbraak locaties jouw huis bedreigd wordt (zie opdracht 3). Welke regionale keringen beschermen het gebied waar jij woont tegen overstromingen vanuit andere doorbraaklocaties?
Opdracht 18: Verschillen tussen verschillende waterkeringen Vergelijk de overstromingen langs de Noordzeekust met de overstromingen langs het IJsselmeer en Markermeer. A. Bij welk gebied is het overstroomde gebied groter bij een dijk- of duindoorbraak? B. Geef twee verklaringen voor dit verschil. Gebruik weer de kaart met regionale keringen en de hoogtekaart. C. Welke waterkeringen zijn hoger en steviger denk je? De dijken langs de Noordzeekust en het IJsselmeer en Markermeer (de hoofdwaterkeringen), of de dijken en kades langs de kanalen en polders midden in de Kop van Noord Holland (de regionale keringen)?
4-23
Opdracht 19: Onzekerheden in de berekeningen A. De sterkte van de regionale keringen (de dijken en kades langs de kanalen en polders midden in Noord Holland) is niet bekend. Zouden de overstromingen in werkelijkheid erger of minder erg kunnen zijn? B. In alle berekeningen wordt ervan uitgegaan dat het water 10 dagen lang door een gat (bres) in de dijk of het duin naar binnen kan stromen. Waarom zou dit in werkelijkheid wel eens anders kunnen verlopen? C. Wanneer denk je dat er meer slachtoffers zullen vallen, als de overstroming zich in de winter voordoet, of als de overstroming zich in de zomer voordoet? Leg je antwoord uit.
Opdracht 20: Gevolgen van overstromingen. We gaan nu kijken naar de gevolgen van de overstromingen volgens de berekeningen van de waterschappen. Als je op de knop “gevolgen” klikt, kun je per doorbraaklocatie een schatting van het aantal slachtoffers en de grootte van de schade zien. A. Bij welke doorbraaklocatie zullen er volgens de berekeningen de meeste slachtoffers vallen? B. Bij welke doorbraaklocatie zal de schade het grootst zijn? C. Welke factoren bepalen het aantal slachtoffers? Noem twee factoren. D. Welke factoren bepalen de grootte van de schade? Noem twee factoren.
Opdracht 21: Gevolgen van overstromingen in een stad bij jou in de buurt Zoom nu in op een stad in jouw dijkring. Bekijk de kaarten van de waterdiepte, aantal slachtoffers, en schade. A. In welk deel van de stad vallen de meeste slachtoffers? Hoe denk je dat dit komt? B. In welk deel van de stad vallen weinig of geen slachtoffers? Hoe denk je dat dit komt?
Opdracht 22: Indirecte gevolgen van overstromingen Lees de tekst over de gevolgen van overstromingen. Welke plaatsen in de buurt zullen indirect gevolgen kunnen ondervinden van de overstroming bij de vorige opdracht?
4-24
5 Wat doet de overheid overstromingen te verkleinen?
om
de
kans
op
5.1 Leestekst 5.1.1 De organisatie van waterbeheer in Nederland Het waterbeheer in Nederland wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat en de waterschappen. Rijkswaterstaat beheert de kustzone, van de zee tot en met de voet van de duinen. Ook beheren ze de speciale waterkeringen, zoals de Afsluitdijk, en grote kanalen zoals het Noordzeekanaal. Daarnaast bepaalt Rijkswaterstaat de eisen waar de dijken en duinen aan moeten voldoen wat betreft hoogte, breedte en stevigheid. Ook al stelt Rijkswaterstaat de eisen op waaraan de dijken en duinen moeten voldoen, het onderhoud van de dijken en duinen in Noord Holland wordt door een waterschap met de naam “Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)” gedaan. Zij moeten er voor zorgen dat de dijken en duinen hoog, breed en stevig genoeg zijn. Daarnaast beheert het Hoogheemraadschap ook het water binnen de dijkring. Het gaat hier om de kleinere kanalen, sloten en meren. In Nederland valt er op jaarbasis meer neerslag dan dat er water verdampt. In een laag gelegen gebied zoals Noord-Holland stroomt het overtollige regenwater niet vanzelf weg. Het hoogheemraadschap probeert ervoor te zorgen dat na een enorme hoosbui het water snel weg wordt weggepompt en iedereen droge voeten houdt, en dat boeren hun grond kunnen gebruiken voor landbouw. In die zin heeft het waterschap een belangrijke rol bij het verminderen van de kans op overstromingen, en bij het verminderen van de kans op wateroverlast.
5.1.2 Meerlaagsveiligheid Na elke overstromingsramp wordt vaak geroepen "Dit mag nooit meer gebeuren". Iedereen is op zo'n moment doordrongen van de noodzaak om maatregelen te nemen. Zo werd na de overstromingen rond het IJsselmeer in 1916 besloten tot de aanleg van de Zuiderzeewerken. Door alle maatregelen is Noord-Holland goed beveiligd. Toch is er altijd kans op een extreme storm op zee met zeer veel opstuwing en hoge golven tot gevolg, of een extreme storm op het IJsselmeer en Markermeer in combinatie met extreem hoge afvoeren van de IJssel. De kans dat het fout gaat is klein, maar niet uit te sluiten. 100% veiligheid bestaat niet. En de gevolgen van een overstroming zijn enorm. Waterbeheerders hebben besloten dat het verstandig is om niet alleen er voor te zorgen dat de kans op een overstroming zo klein mogelijk is, maar dat er ook onderzocht moet worden hoe de gevolgen van een overstroming zo klein mogelijk kunnen worden gehouden. Dit doen ze door te onderzoeken hoe het gebied zo ingericht kan worden dat als het misgaat, er niet te veel schade en slachtoffers zijn. Daarnaast stellen ze plannen op voor als het misgaat, en proberen ze bewoners voor te lichten over wat ze het beste kunnen doen op het moment van een overstroming. Er wordt dus op drie verschillende manieren nagedacht over veiligheid. Dit wordt meerlaagsveiligheid genoemd. In de volgende paragraaf worden de drie lagen van het meerlaagsveiligheid verder toegelicht.
5-25
Laag 3: Rampenbestrijding en crisisbeheersing a) organisa e preven eve evacua e b) organisa e opvang van ge-evacueerden c) organisa e van noodhulp aan slachtoffers d) maatregelen om doorbraak te dichten e) maatregelen om water uit polders te krijgen f) s muleren zelfredzaamheid bij bevolking (informa e over ver caal en horizontaal vluchten)
Laag 2: Gevolg-beperkende maatregelen a) Verhoogd bouwen (gebouwen en infrastructuur) b) Waterbestendig bouwen (gebouwen en infrastructuur) c) Compar mentering: aanleg nieuwe regionale keringen om belangrijke plaatsen te beschermen d) Bouwen op kwetsbare plekken verbieden of ontmoedigen e) Bouwen op hoge gebieden s muleren.
Laag 1: Preven e a Versterking van dijkbekleding b Verbreden van dijken c Verhogen van dijken d Opspuiten van zand op het strand en de duinvoet
Bron 19: Meerlaagsveiligheid
5.1.3 Laag 1: Preventie langs de Grote Meren Preventie gaat dus om het verkleinen van de kans op een overstroming. De dijken langs het IJsselmeer en het Markermeer hoeven minder hoog te zijn dan de dijken en duinen langs de Noordzeekust. Metershoge opstuwing van water en enorme golven zullen namelijk minder vaak voorkomen dan op open zee. Wel moeten de dijken die stedelijke gebieden beschermen sterker zijn omdat daar de mogelijke gevolgen ook het grootst zullen zijn. Elke vijf jaar worden de waterkeringen gecontroleerd. Tijdens de laatste controle bleken enkele delen van de dijk langs het IJsselmeer en Markermeer niet voldoende sterk te zijn. Deze zwakkere delen worden opgenomen in een versterkingsplan.
5-26
Bron 20: Afgekeurde (rood) en goedgekeurde (groen) hoofdkeringen tijdens de laatste controle (2013).
5-27
In Hoofdstuk 3 hebben we gezien dat er verschillende manieren zijn waarop een dijk kan doorbreken. Dijk moeten hoog en stevig genoeg zijn om te zorgen dat de kans op een dijkdoorbraak zo klein mogelijk is. Er kunnen verschillende maatregelen genomen worden om de dijken te versterken. De tabel hieronder noemt de belangrijkste dijkversterkingsmaatregelen, en legt uit wat de effecten van die maatregelen zijn. Maatregel
effect
Dijkverhoging
De hoogte neemt toe: Er is een kleinere kans dat de dijk overloopt
Minder steil maken van het buitentalud
Golven verliezen aan kracht wanneer ze uit lopen over een brede flauwe helling
Aanleg van een steunberm tegen binnentalud
De stabiliteit neemt toe: De dijk kan het water beter tegenhouden
Aanbrengen van een damwand bovenop de dijk
De hoogte neemt toe: Er is een kleinere kans dat de dijk overloopt.
Aanleg kleibedekking op het buitentalud
Water trekt minder makkelijk de dijk in
Stevige grasbegroeiing aanleggen op het buitentalud
Water dat over de dijk heen stroomt kan de dijk minder eroderen.
Aanleg stenen op het buitentalud
Breekt de kracht van de golven
Bron 21: Maatregelen die genomen kunnen worden om dijken te versterken
5.1.4 Laag 2: Gevolg-beperkende maatregelen De dijken en duinen zijn nog nooit zo hoog en sterk geweest als nu. Toch is een overstroming niet helemaal uitgesloten. De overheid heeft daarom plannen gemaakt om de gevolgen van een overstroming te beperken, door het gebied slim in te richten. Dit kan onder andere door het binnendijkse gebied op te delen in compartimenten, door aanleg van regionale keringen. Zo zal bij een overstroming niet het gehele gebied onder water komen te staan. Het is ook handig het bouwen van woningen, kantoren of andere gebouwen in gebieden met een hoog overstromingsrisico af te remmen of te verbieden, en in plaats daarvan het bouwen in hogere gebieden te stimuleren. Er zou met name bij de planning van nieuwe locaties voor kwetsbare objecten zoals bejaardentehuizen, ziekenhuizen en kinderdagverblijven rekening gehouden moeten worden met overstromingsrisico’s. Als er geen andere opties zijn, zou het bouwen van gebouwen op kunstmatige heuvels of woningen op palen een goede oplossing kunnen zijn. Er wordt soms al gedacht aan drijvende woningen. Tot slot zou een gebied zo ingericht moeten worden dat er gemakkelijk geëvacueerd kan worden, en dat er vluchtplaatsen komen waar mensen naar toe kunnen gaan als er een doorbraak is of dreigt.
5.1.5 Laag 3: Rampenbestrijding en crisisbeheer Laag 3 van meerlaagsveiligheid gaat over wat er moet gebeuren als er daadwerkelijk een dijk doorbreekt. De overheden hebben een rampenbestrijdingsplan opgesteld. Het calamiteitenbestrijdingsplan omvat verschillende fases. Vandaag de dag kunnen we vaak goed voorspellen als er storm op komst is. Als er een stormvloed of hoog water op de meren wordt verwacht, informeert Rijkswaterstaat de provincies, waterschappen, gemeenten en hulpdiensten zoals de brandweer. Dit is fase 0. In fase 1 worden dijkpatrouilles ingezet om de staat van de duinen en dijken te controleren. Als de storm verder toeneemt en lang 5-28
aanhoudt wordt de situatie kritiek. Fase 2 gaat dan in. De patrouilles zijn dan dag en nacht in touw om de dijken te bewaken en zo nodig te verstevigen, bijvoorbeeld met zandzakken. Het rampenbestrijdingsteam komt bij elkaar. Dit team bestaat uit de burgemeester en hulpdiensten zoals het leger, de politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening en het leger. De burgemeesters bepalen of bewoners moeten evacueren. Dit is een lastige afweging, omdat storm zorgt voor gevaar voor het autoverkeer. Denk aan omvallende bomen of windstoten waardoor auto’s van de weg worden geblazen. De grootste nachtmerrie van het rampenbestrijdingsteam is dat iedereen tegelijk in de auto springt en vast komt te staan in de file, net op het moment dat de dijken doorbreken. Mensen worden daarom bij dreiging van een overstroming op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en van advies voorzien via internet en de radio. Als er daadwerkelijk een overstroming plaatsvindt, zal het rampenbestrijdingsteam proberen te zorgen voor noodhulp en opvang van de slachtoffers. Tegelijkertijd moeten ze proberen het gat in de dijk te dichten en het overstroomde gebied weer droog leggen. Het wegpompen van het water kan zeer lang duren. Zo duurde het tijdens de overstroming van 1916 wel vier maanden voordat de laatste vluchtelingen naar huis konden. Vandaag de dag zal het waarschijnlijk iets sneller gaan, omdat er naast de normale gemalen ook noodpompen ingezet kunnen worden die 5 miljoen water liter per uur wegpompen. Dit is wel 4 zwembaden per uur. Zo nu en dan worden deze plannen getest om te kijken of ze goed werken. Dan oefent het rampenbestrijdingsteam met een overstromingssituatie. Hierdoor blijven alle betrokken partijen goed voorbereid.
5.1.6 Preventie en bestrijding van wateroverlast Naast het verkleinen van de kans op overstromingen en de gevolgen daarvan houden waterbeheerders zich ook bezig met het verkleinen van de kans op wateroverlast. Zoals in Hoofdstuk 1 is besproken is er een verschil tussen overstromingen en wateroverlast. Wateroverlast heeft een andere oorzaak dan overstromingen: een enorme regenbui in plaats van een dijk- of duindoorbraak. Wateroverlast komt vaker voor maar heeft minder grote gevolgen. Aangezien het grootste deel van Noord Holland onder zeeniveau ligt, kan het overtollig water na een regenbui niet zomaar naar zee stromen. Noord-Holland bestaat uit een lappendeken van vele verschillende polders die allemaal onder NAP liggen en waar overal door middel van sloten en gemalen het overtollige water wordt weggepompt om er voor te zorgen dat iedereen droge voeten heeft, en om de boeren de grond te laten gebruiken voor landbouw. Elke polder wordt gekenmerkt door een bepaalde hoogteligging t.o.v. NAP en een bepaalde grondsoort (veen, klei of zand). Het hoogheemraadschap probeert de kans op wateroverlast te verkleinen, onder andere door het overtollige water zo snel mogelijk af te voeren. Het water wordt eerst uit de poldersloten gepompt met een poldergemaal naar een opslagwater. Dit opslagwater wordt de boezem genoemd. Vervolgens wordt het water met een boezemgemaal weggepompt naar de zee, het IJsselmeer, Markermeer, het IJ of het Noordzeekanaal. Alle sloten, boezems en kanalen hebben hun eigen waterpeil, en het waterschap probeert dit constant te houden. Na een enorme hoosbui zit er meer water in de sloten. Het waterschap probeert dan het water zo snel mogelijk weg te pompen. Maar de capaciteit van de boezems en gemalen is niet altijd voldoende om het water direct weg te krijgen.
5-29
Bron 22: Slootwaterpeil in de polder
5-30
5.2 Opdrachten Opdracht 23: Meerlaagsveiligheid Volgens het idee van meerlaagsveiligheid kan er op verschillende manieren gewerkt worden aan waterveiligheid. Bekijk de tabel hieronder en maak de juiste combinaties door de vakjes met lijnen te verbinden. Laag
Naam
Maatregelen
Laag 3
Rampenbestrijding
Terpen bouwen
Laag 2
Preventie
Evacuatie routes plannen
Laag 1
Gevolg-beperkende maatregelen
Dijken versterken
Opdracht 24: Laag 1 – preventie (beheer waterstanden in de meren) We gaan nu kijken naar het IJsselmeer. Gebruik hiervoor weer de topografische kaart in de Bosatlas. A) Waarom is het voor het voorkomen van overstromingen belangrijk dat de waterstand van het IJsselmeer nauwkeurig geregeld wordt? B) Op welke twee manieren komt er water het IJsselmeer in? C) Op welke twee manieren raakt het IJsselmeer water kwijt? D) In welk jaargetijde zullen boeren rond het IJsselmeer water uit het IJsselmeer willen gebruiken om de akkers te sproeien? E) In welk jaargetijde zal de IJssel het meeste water naar het IJsselmeer voeren? Waarom denk je dat? F) Waarom wordt er voor gekozen om het waterpeil van het IJsselmeer in de winter lager dan in de zomer te houden?
Opdracht 25: Laag 1 – preventie (dijkversterking) Een andere manier om de kans op overstromingen te verminderen is het versterken van dijken. In Hoofdstuk 4 heb je gezien dat er verschillende faalmechanismen zijn. Welke maatregel is geschikt om de verschillende faalmechanismen tegen te gaan? Maak de juiste combinaties van maatregelen en de faalmechanisme door pijlen te trekken. Faalmechanisme
Geschikte versterkingsmaatregel
Golfoverslag en overloop
Aanleg steunberm
Ondertunneling (piping)
Minder steil maken van het buitentalud
Erosie buitentalud
Aanleg van een damwand 5-31
Afschuiving
Aanleg van kleibedekking op het buitentalud
Opdracht 26: Laag 2 – Gevolg-beperkende maatregelen Volgens de laag 2 van meerlaagsveiligheid is het verstandig om zowel gebieden waterbestendig in te richten, en gebouwen waterbestendig te ontwerpen. A) Op welke wijze kun je een gebied waterbestendig inrichten? B) Op welke wijze kun je een gebouw waterbestendig ontwerpen?
Opdracht 27: Laag 3 – Rampenbestrijding en crisisbeheersing Volgens laag 3 heeft de overheid plannen gemaakt voor evacuatie A) Klopt de volgende uitspraak: “Evacuatie zorgt voor afname van de kans op slachtoffers, maar leidt nauwelijks tot afname van de kans op schade”. B) Het rampenbestrijdingsteam kan niet in alle situaties een evacuatie organiseren. In wat voor situaties denk je dat het niet mogelijk is om een evacuatie te organiseren?
Opdracht 28: Preventie van wateroverlast (A) Bekijk de onderstaande bron. A) Op welke twee manieren komt er water in de polders? Teken dit met pijlen in het figuur. B) Op welke twee manieren gaat het water uit de polders? Teken dit met pijlen in het figuur. C) Omcirkel het poldergemaal en het boezemgemaal in het figuur. D) Welke van deze twee gemalen is groter? E) Dijkring Noord Holland heeft een oppervlakte van 2.000 km2. Er valt per jaar gemiddeld 0,8m regen, en verdampt er gemiddeld 0,5m water. Hoeveel water moet er per jaar door de gemalen uit dijkring Noord-Holland gepompt worden? a) ±6 miljoen m³ b) ±10 miljoen m³ c) ±100 miljoen m³ d) ±600 miljoen m³
5-32
Bron 23: Schematische weergave van een poldersysteem
Opdracht 29: Preventie van wateroverlast (B) Je leraar geeft je een topografische kaart. Bekijk de topografische kaart van de schoolomgeving. A. Markeer in de kaart de primaire keringen (indien aanwezig) met rood. B. Welke van de polders liggen laag, en welke liggen relatief hoog? Geef dit aan op de kaart C. Geef op de kaart aan waar de gemalen liggen, met een grote stip. Kijk hiervoor op de digitale gemalen kaart: http://arcg.is/1J5phzQ D. Geef aan welke gemalen poldergemalen zijn (met een P), en welke gemalen boezemgemalen zijn (met een G). E. Teken in de kaart hieronder pijlen die aangeven hoe overtollige regen die in de omgeving van jouw school valt uiteindelijk naar zee wordt afgevoerd. Op welke punten moet dat overtollige water omhoog gepompt worden? F. Teken in de topografische kaart pijlen die aangeven hoe overtollige regen die in de omgeving van jouw school valt uiteindelijk naar zee wordt afgevoerd.
Bron 24: Kaart van het watersysteem in Noord Holland. Deze kaart is nog in de maak, excuses voor het ongemak
5-33
6 Hoe kun overstroming?
je
jezelf
voorbereiden
op
een
6.1 Leestekst 6.1.1 Twee manieren van vluchten Volgens de derde laag van het ‘meerlaagsveiligheid’ kan de overheid besluiten bij dreiging van een dijkdoorbraak om mensen via een georganiseerde evacuatie naar een ander gebied te brengen. Maar een door de overheid georganiseerde evacuatie is niet altijd mogelijk. Er is altijd een kans dat bewoners verrast worden door een overstroming. In dat geval is ieder op zichzelf aangewezen en moet je vluchten. Er zijn twee manieren om te vluchten: verticaal vluchten en horizontaal vluchten. Verticaal vluchten betekent dat je blijft, en een hoge plek opzoekt. Je kunt bijvoorbeeld naar de bovenverdieping van je huis gaan. Kamperen op zolder dus. Ondanks dat de overheid plannen heeft voor rampenbestrijding, moeten bewoners wel goed voorbereid zijn. Het kan vele dagen duren voordat mensen opgepikt worden uit hun ondergelopen huis. Naast verticaal vluchten kun je er ook voor kiezen om snel je spullen te pakken en weg te gaan. Dit laatste heet horizontaal vluchten.
6.1.2 De website “www.overstroomik.nl” In 2014 is de website www.overstroomik.nl gelanceerd door de overheid om bewoners bewust te maken van het risico op een overstroming. Deze website moet de bewoners ook duidelijk maken wat ze moeten doen als er een overstroming plaatsvindt. Je vindt er informatie over de gevolgen van een overstroming bij jouw in de buurt, bijvoorbeeld de precieze waterhoogte. Daarnaast kun je er advies vinden over wat je moet doen bij een overstroming. De website geeft tips over hoe je verticaal en horizontaal vluchten het beste kunt aanpakken.
Bron 25: Screenshot van de website “overstroomik.nl”.
6-34
6.2 Opdrachten Opdracht 30: Mijn huis in www.overstroomik.nl Ga naar de website www.overstroomik.nl. A. Vul je postcode in. Hoe hoog komt het water precies te staan in jouw buurt als er een overstroming plaats vindt? B. Kijk in het plaatje van je huis. Tot waar komt het water te staan?
Extra opdracht Met de app “Overstroom ik?” kun je op je smartphone zien hoe jouw straat eruit ziet als er een overstroming is. Stap 1: Installeer op je smartphone of tablet de gratis app “Overstroom ik?”. Stap 2: Toets de postcode van je school in. Stap 3: Ga naar het menuutje linksboven, en kies voor “overstroming in beeld”.
Opdracht 31: Verticaal vluchten Verken de website verder. We gaan kijken wat het meest geschikt is in jouw situatie: horizontaal vluchten of verticaal vluchten. Allereerst gaan we kijken naar verticaal vluchten A) Hoeveel tijd heb je om alles in orde te maken? Zie de opdracht waarin je hebt gekeken na hoeveel uur het water bij jouw huis is aangekomen. B) Wat is de dichtstbijzijnde droge plek bij jouw in de buurt, waar de straten niet onder water lopen (Tip: Zoek het kaartje “Waterhoogte in uw omgeving”) C) Hoeveel procent van de huizen in jouw omgeving heeft nog een droge bovenverdieping? (Tip: Zoek het kaartje “Droge plekken in uw buurt”). Heb je zelf nog een droge bovenverdieping? Is er een kans dat je mensen uit de buurt moet opvangen die geen droge bovenverdieping hebben? D) Wat zijn risico’s van verticaal vluchten (Tip: Zoek het menuutje: “Wat betekent blijven?” op). Vink het risico niveau aan in de onderstaande tabel. Houdt er rekening mee dat de overstroming een week duurt, of dat het een week duurt voordat je hulp krijgt.
6-35
Geen risico
Klein risico
Groot risico
Je kunt dagenlang geen boodschappen meer doen. Je hebt geen verwarming meer. Je hebt geen elektriciteit meer. Je hebt geen internet en telefoonbereik meer. Je kunt je huis niet meer uit. Je huis stort in. Je verhongert. Je raakt onderkoeld.
E) Maak een checklist van spullen die je van te voren moet kopen en op zolder leggen om voorbereid te zijn op kamperen op zolder. Noem minstens 5 belangrijke spullen. (Tip: Gebruik het menuutje “Tips voor als je blijft”) F) Maak een checklist van dingen die je moet doen als het water komt, en je verhuist naar zolder. Noem minstens 3 belangrijke acties.
Opdracht 32: Horizontaal vluchten We gaan nu kijken naar horizontaal vluchten A) Kun je met de auto vluchten? In welke richtingen zijn de snelwegen wel of niet watervrij? (Tip: Zoek het kaartje “Water op de weg”) B) Kun je met de trein vluchten? In welke richtingen zijn de spoorwegen wel of niet watervrij? (Tip: Zoek het kaartje “Water op de weg”) C) Wat zijn risico’s van horizontaal vluchten (Tip: Zoek het menuutje: “Wat betekent weggaan?” op). Vink het risico niveau aan in de onderstaande tabel. Geen risico
Klein risico
Groot risico
Je komt met de auto vast te staan in de file Je auto komt zonder benzine te zitten Je hebt geen internet en telefoonbereik meer. Je verhongert. Je raakt onderkoelt.
D) Maak een checklist van dingen die je meeneemt als het water komt, en je gaat vluchten met de auto. Noem minstens 5 belangrijke dingen. (Tip: Gebruik het menuutje “Tips voor als je weggaat”). E) Maak een checklist van dingen die je moet doen als het water komt, en je gaat vluchten met de auto. Noem minstens 3 belangrijke acties. 6-36
Opdracht 33: Wat doe jij? A) Denk je dat de hulpdiensten direct aan iedereen hulp kunnen bieden in geval van een overstroming? B) Waar zou jij voor kiezen, verticaal of horizontaal vluchten? Verklaar je keuze. C) Leg uit waarom het belangrijk is om een radio te hebben, in het geval er een overstromingsramp is.
Opdracht 34: Samenvattende opdracht Wat zijn de verschillen tussen overstromingen en wateroverlast? Neem de onderstaande tabel over in je schrift. Verdeel de begrippen over de cellen (elk begrip wordt maar één keer gebruikt). Begrippen: 1. Enorme regenbui 2. Dijkdoorbraak 3. Maximaal 20cm 4. Enkele meters 5. Uren tot dagen 6. Weken tot maanden 7. Laaggelegen gebieden met veen en kleibodem, en stedelijke gebieden 8. Alle gebieden behalve hooggelegen gebieden en gebieden die beschermd worden door regionale keringen 9. Verminderde inkomsten van boeren, en schade aan kelders en vloeren in huizen 10. Enorme materiele schade aan gebouwen, auto’s, infrastructuur, landbouw, etc. 11. Weinig gewonden, geen doden 12. Veel gewonden en doden 13. Files op de weg, treinen en bussen vallen uit 14. Totale ontwrichting van het dagelijks leven 15. Inzet van gemalen en retentiegebieden 16. Dijk versterking en de rivier meer ruimte geven 17. Verticaal of horizontaal vluchten 18. Zandzakken voor de deur leggen
Wateroverlast Oorzaak Waterdiepte Duur Voorkomen (welke gebieden) Gevolgen: schade Gevolgen: slachtoffers Gevolgen: maatschappelijke ontwrichting Preventiemaatregelen door de overheid Maatregelen die je zelf kunt nemen als het gebeurt
6-37
Overstroming
6.3 Huiswerkopdracht In de afgelopen hoofdstukken heb je geleerd over de kans en gevolgen van overstromingen, en hoe je je kunt voorbereiden op overstromingen. Inmiddels weet jij dat er in Noord Holland een mogelijkheid is dat er een overstroming plaats vindt, en dat zo’n overstroming enorme gevolgen kan hebben. Ook weet jij hoe je je kunt voorbereiden op een overstroming, en wat je moet doen als zo’n overstroming plaats vindt. Maar weet je omgeving ook alles van overstromingen? En is je omgeving goed voorbereid? In deze huiswerkopdracht moet je een onderzoekje doen naar het overstromingsrisico bewustzijn van mensen in jouw omgeving. Stap 1: Print de enquête in bijlage 2 uit (6x). Stap 2: Vraag aan zes mensen die bij jou in de buurt wonen (ouders, familie en vrienden; geen docenten en geen medeleerlingen) om de enquête in te vullen. Stap 3: Lever de enquêtes de volgende les weer in. Stap 4: Start internet op (op je computer, smartphone of tablet), en voer de gegevens op de in het volgende online invulformuliertje: http://goo.gl/forms/yM1VPMm4kd. Doe dit voor alle zes enquêtes die je hebt afgenomen. In de volgende les gaan we de resultaten bestuderen.
6-38
7 Eindopdrachten 7.1 Extra opdrachten Opdracht 35: Verwerken van enquêtegegevens In de laatste huiswerkopdracht heb je onderzocht hoe mensen denken overstromingsgevaar. We gaan nu de gegevens verwerken tot staafdiagrammen.
over
Je krijgt van de docent de resultaten van de enquêtes die zijn afgenomen door alle leerlingen. Per enquêtevraag is berekend hoe vaak elk antwoord is gekozen. Kies een enquêtevraag, en maak een staafdiagram die laat zien hoe vaak elk antwoord is gekozen. Gebruik hiervoor bijlage 3. Presenteer je staafdiagram aan de rest van de klas. Wat kun je concluderen over het overstromingsrisico-bewustzijn van mensen in je omgeving?
7.2 Groepsopdrachten Je krijgt nu twee lessen de tijd om een groepsopdracht uit te voeren rondom de tweede of derde laag van meerlaagsveiligheid. Formeer een groepje, en kies één van de onderstaande groepsopdrachten.
Groepsopdracht 1: “Gevolg-beperkende maatregelen” De hoofdvraag van deze groepsopdracht is als volgt: “Hoe kan de ruimtelijke inrichting van het gebied zo worden aangepast dat de gevolgen van een overstroming worden beperkt?” Opdracht
Kies met je groepje een gemeente in de buurt van de school. Maak een inrichtingsplan zodat de gevolgen van een overstroming worden beperkt. Houdt rekening met bestaande bebouwing en nieuwe bebouwing. Maak een inrichtingsplan zodat de evacuatie door de overheid (preventief en tijdens overstroming) zo goed mogelijk kan verlopen. Maak een presentatie van A en B in de vorm van een PowerPoint of een poster. Lever de antwoorden op de voorbereidingsopdrachten op papier in. Geef aan waar je je ideeën en antwoorden vandaan hebt gehaald.
Voorbereidingsopdrachten
Zoek uit hoe de bewoners zijn verspreid over het gebied. Zitten zij tijdens een overstroming als ‘ratten in de val’ of valt dat wel mee? ►Gebruik www.edugis.nl, kaart bevolkingsdichtheid per buurt Zoek uit welke objecten het kwetsbaarst zijn ►Gebruik www.edugis.nl, kaart veiligheid, kwetsbare objecten. Zoek uit hoe hoog het water komt te staan op de verschillende plaatsen ►Gebruik de http://www.overstromingsrisicoatlas.nl/index-ora.html Zoek uit hoe ver de kwetsbare plaatsen liggen van de veilige plaatsen die niet overstromen. Zoek uit welke schade kan ontstaan als gevolg van een overstroming. Beantwoord deze vraag apart voor gebieden binnen en buiten de bebouwde kom. Zoek uit wat voor verschillen er zijn wat betreft de overstromingsdreiging en de mogelijke schade en slachtoffers binnen het gebied. Zo ja, hoe komt dat en wat betekent dat voor de inrichtingsmaatregelen? Zoek uit met welke inrichtingsmaatregelen kunnen de kwetsbare plaatsen het best worden beschermd? Zijn er nog maatregelen die niet in de achtergrondinfo staan maar die jullie zelf hebben bedacht?
Gebruik achtergrondinformatie met mogelijk maatregelen die je van je docent krijgt. Kies drie of vier maatregelen die volgens jullie het best werken Bronnen en hulpmiddelen:…
http://scouting-weredi.nl/algemeen/kaarten (genereer een kaart en print deze uit) www.risicokaart.nl www.onswater.n www.edugis.nl o bevolking>bevolkingsdichtheid per buurt o veiligheid>kwetsbare objecten Zoektermen Google, Google/afbeeldingen: deltadijk, superdijk, meerlaagsveiligheid
40
Groepsopdracht 2: “Versterken van het bewustzijn bij bewoners” De hoofdvraag van deze groepsopdracht is als volgt: “Hoe kunnen we ervoor zorgen dat bewoners van mijn gemeente goed voorbereid zijn op een overstroming?” Opdracht Maak een PowerPoint of poster om de bevolking voor te lichten over wat ze moeten weten en hoe ze zich voor kunnen bereiden op een overstroming. Maak zo nodig hierbij een onderscheid tussen gebieden. Voorbereidingsopdrachten Hieronder staan een paar voorbereidingsopdrachten. Lever de antwoorden op de voorbereidingsopdrachten apart in! Stap 1: Verken de mogelijkheden voor preventieve evacuatie 1. Waarheen kan geëvacueerd worden? 2. Waar en hoe kunnen mensen opgevangen worden? 3. Hoe lang van te voren moet geëvacueerd worden? 4. Maakt het uit waar de mensen worden voor je preventieve evacuatieplan? Verklaar je antwoord. Stap 2: Verken de mogelijkheden van noodevacuatie (georganiseerd door het rampenbestrijdingsteam) tijdens overstroming A. Is georganiseerde noodevacuatie tijdens een overstroming noodevacuatie nog mogelijk? B. Zo ja, waar kan de bevolking het beste heen geëvacueerd worden? C. Maakt het uit waar de mensen worden voor je noodevacuatieplan? Verklaar je antwoord. Stap 3: Verken hoe de bevolking voorbereid kan worden op horizontale of verticale zelfevacuatie A. B. C. D. E. F.
Heeft verticale zelfevacuatie zin? Is er een opvangmogelijk in de buurt? Hoe kunnen mensen zich het beste voorbereiden op verticale zelfevacuatie? Heeft horizontale zelfevacuatie zin? Hoe kunnen mensen zich het beste voorbereiden op horizontale zelfevacuatie? Welke afspraken zouden mensen onderling moeten maken? Maakt het uit waar de mensen worden als je ze wilt voorbereiden op zelfevacuatie?
Stap 4: Bedenk hoe je bewoners het beste kan overtuigen dat het nuttig is om zich voor te bereiden op een overstromingsramp. Bedenk dat de reactie van individuen afhangt van de leeftijd: of ze wel of niet goed ter been zijn; of ze wel of geen auto hebben, etc. Stap 5: Bedenk voorbeelden uit Nederland of het buitenland die je kunt gebruiken om bewoners te overtuigen om zich voor te bereiden.
41
Voorbereidingsopdrachten
website van je eigen gemeente www.overstromingsicoatlas.nl www.risicokaart.nl o locaties van kwetsbare objecten zoals bejaardentehuizen en kinderopvang Zoektermen in Google en Google/afbeeldingen: o 'are you prepared?' o zelfredzaamheid o noodpakket o denk vooruit
42
Bronnenlijst
Beekman, A. (1917), De afsluiting en droogmaking der Zuiderzee Weerlegging van bezwaren: Plan van afsluiting en droogmaking der zuiderzee. Leiden: E.J. Brill.
Berendsen, H. (2007), Practical applications of river and delta studies. http://www.geo.uu.nl/fg/palaeogeography/results/applications. geraadpleegd: 18-052015.
Geheugen van Nederland (2015a), Watersnood - Overstroming te Purmerend in 1916. http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/SFA03:SFA001004441 . geraadpleegd: 18-05-2015.
Geheugen van Nederland (2015b), Watersnood 1916. Overstromingen te Zaandam. http://www.geheugenvannederland.nl/?/en/items/ZZM01xxCOLONxxF018233. geraadpleegd: 18-05-2015.
Gemeentearchief Putten (2012), Einde maalschappen: overstromingen Zuiderzeekust.
Google (2015a), Google maps. https://www.google.nl/maps/. geraadpleegd: 18-052015.
Groot Waterland (2015), Kaart van den Watersnood 1916. http://www.grootwaterland.nl/2015/04/22/weg-onderlangs-dijk-verzwaren-of-dijk-verzwaren-wegonderlangs/. geraadpleegd: 18-05-2015.
Hoogenboom, H. (2014), Aquatische ecologie: Polder-boezemsysteem. Zeist: KNNV Uitgeverij. p. 123
http://www.putten.nl/gemeentearchief/Geschiedenis_van_Putten/Historisch_Canon_v an_Putten/1800_1900_Burgers_en_Stoommachines/Einde_maalschappen. geraadpleegd: 18-05-2015.
Jonkman,B. (2012), Meerlaagse Veiligheid. http://www.tudelft.nl/fileadmin/UD/MenC/Support/Internet/TU%20Website/TU%20Delf t/Images/Onderzoek/DRI_DIMI/Deltakennisconferentie/Meerlaagse_Veiligheid.pdf. geraadpleegd: 18-05-2015.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Unie van Waterschappen, KNAG [Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap] (2015), de overstromingsrisicoatlas. http://www.overstromingsrisicoatlas.nl/index-ora.html . geraadpleegd: 18-05-2015.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (2004), Afleiden of opruimen : de strijd om de beste aanpak tegen het rivierbederf : een beschouwing van 300 jaar rivierverbetering in het kader van de spankrachtstudie. http://publicaties.minienm.nl/download-bijlage/14624/spankracht-uitvoering.pdf. geraadpleegd: 18-05-2015. 43
Oneindig Noord-Holland (2010), Verhaal Waterland: watersnood. http://onh.nl/nlNL/verhaal/4/waterland-watersnood. geraadpleegd: 18-05-2015.
Ons water (2015), Overstroomik? http://www.overstroomik.nl/. geraadpleegd: 18-052015.
Pictura Historia (2013), Storm surge of 1916 in The Netherlands. http://picturahistoria.com/2013/12/storm-surge-of-1916-in-the-netherlands/. geraadpleegd: 18-05-2015.
Reformatorisch Dagblad (2014), Landbouwgrond bedreigd door zout grondwater. 2901-2014, http://www.refdag.nl/nieuws/binnenland/landbouwgrond_bedreigd_door_zout_grondw ater_1_801941. geraadpleegd: 18-05-2015.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2013), Een toekomst voor dijken. http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/publications/rce_2013_een_toekomst _voor_dijken.pdf. geraadpleegd: 18-05-2015.
Rijksoverheid (2015), Eindrapportage VNK De veiligheid van Nederland in kaart. http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/rapporten/2015/01/16/eindrapportage-vnk-de-veiligheid-van-nederland-inkaart/eindrapportage-vnk-de-veiligheid-van-nederland-in-kaart.pdf. geraadpleegd: 1805-2015.
Schwandt Infographics (2015), Zandsuppletie. http://www.infographics.nl/portfolio/zandsuppletie/ geraadpleegd: 18-05-2015.
Senus, W. van (2015), Het doorbreken van de dijk van de Wijde Wormer in de morgen van 6 februari 1825 van Purmerland gezien. http://www.zaans-industrieelerfgoed.nl/index.html?pages_4/rep_big_stuf_gemalen_01.html&main_frame. geraadpleegd: 18-05-2015.
Waterschap Rivierenland (2005), 10 jaar na het hoogwater. http://www.heemkundeverenigingleeuwen.nl/pdf_watersn/10jaarnaHoogWater1995.p df. geraadpleegd: 18-05-2015.
WatWasWaar (2015), topografische militaire kaart zuiderwoude 1894. http://watwaswaar.nl/
WestDuinStrand (2015), Zandsuppletie Westduin. http://westduinstrand.nl/html/zandsuppletie.html. geraadpleegd: 18-05-2015.
Zandmotor (2015), De Zandmotor Introductie. http://www.dezandmotor.nl/nl-NL/dezandmotor/introductie/. geraadpleegd: 18-05-2015.
44
Bijlagen Bijlage 1: Begrippenlijst Binnendijks gebied – Het gebied dat binnen de dijken ligt en daardoor beschermd is van de zee of rivier Boezem – dit is het kanaal waar het water uit de polder naar toe wordt gepompt Boezemgemaal – met dit gemaal wordt het water uit de boezem gepompt Bres – een doorbraaklocatie van een dijk of duin Compartimenten – Binnendijks gebied wordt opgedeeld in verschillende stukjes (compartimenten) om grotere schade bij een mogelijke dijkdoorbraak te voorkomen Crisisbeheersing – maatregelen die worden genomen op het moment van een overstromingsramp Deltawerken – de dammen, dijken en stormvloedkeringen die na 1953 aangelegd zijn om een overstromingen te voorkomen Dijkdoorbraak – het doorbreken van de dijk als gevolg van het overstromingswater Dijken – een door mensen aangelegde waterkering Dijkring – een ring van hoofdwaterkeringen die het land beschermt tegen water uit de zee, de rivier of het meer Dijkversterkingsmaatregelen – de maatregelen die genomen worden om de dijken te versterken Dodelijke slachtoffers – Mensen die omkomen bij een ramp Duinen – de natuurlijk kustverdediging die bestaat uit zand Evacuatie – mensen verlaten van het gebied vanwege gevaarlijke omstandigheden Georganiseerde evacuatie – een door de overheid georganiseerde evacuatie wanneer watersnood dreigt Gereguleerde waterstand – Waterbeheerders bepalen de waterstand in een gebied door middel van sluizen en gemalen Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) – het waterschap dat verantwoordelijk is voor de polders in Noord-Holland ten noorden van het IJ horizontaal vluchten – Je spullen pakken en weggaan van je huis Indirecte gevolgen – Gevolgen door een overstroming voor gebieden die niet overstroomt zijn. Denk aan noodopvang van vluchtelingen, uitvallen van elektriciteit, uitvallen van internet- en telefoonverkeer, het gebied wordt moeilijker bereikbaar Kusterosie – Wanneer de zee zand wegspoelt van het stand en de duinen waardoor de kust afbreekt Kwetsbare objecten – Gebouwen als bejaardentehuizen, ziekenhuizen en kinderdagverblijven Materiële schade – Schade die in euro’s kan worden uitgedrukt Meerlaagsveiligheid – Naast het voorkomen van een dijkdoorbraak moet er ook voor gezorgd worden dat de gevolgen van een dijkdoorbraak zo klein mogelijk zijn NAP – Normaal Amsterdams Peil (het nulniveau) Noordwester storm – storm waarbij de wind uit het noordwesten komt en die leidt toch hogere waterstanden langs de Noordzeekust Ontwrichting van het dagelijks leven – Het normale leven kan niet doorgaan omdat een gebied geïsoleerd raakt doordat wegen en tunnels onbegaanbaar zijn geworden. Hierdoor zitten mensen vast en kunnen er geen medicijnen of voedsel worden aangevoerd Overstroming – water stroomt met hoge snelheid het land binnen door de doorbraak van een duin of dijk Overstromingsdiepte – de hoogte van het overstromingswater tijdens een overstroming Overstromingsgebied – het gebied dat tijdens een bepaalde doorbraak overstroomt raakt Overstromingsmodel – computerprogramma waarmee voor een bepaalde dijkdoorbraak berekend kan worden hoe groot het overstromingsgebied en de overstromingsdiepte zijn en hoeveel slachtoffers vallen en hoeveel schade er ontstaat
45
Poldergemaal – het gemaal (de pomp) waarmee het water uit de poldersloten wordt gepompt naar de boezem Polders – gebied onder NAP waar door middel van sloten en gemalen het overtollige water wordt weggepompt Poldersloten – sloten in een polder Preventie – maatregelen om een overstroming te voorkomen Rampjaren – jaren in het verleden waarin er een overstroming heeft plaatsgevonden waarbij veel slachtoffers vielen Rampenbestrijdingsplan – de maatregelen die genomen worden om de gevolgen van een ramp te verminderen Regionale keringen – De dijken, dammen en kades die binnen de dijkring liggen. Ze omringen kleinere polders of liggen langs kanalen. Verhoogde snelwegen of verhoogde spoorbanen kunnen ook als regionale kering dienen. Deze keringen beperken enigszins de schade wanneer er een overstroming plaats vindt Rijkswaterstaat – de nationale organisatie die verantwoordelijk is voor de waterveiligheid Ruimtelijke inrichting – de manier waarop een gebied is ingericht Slaperdijk – een tweede dijk die verder landinwaarts ligt als extra bescherming Springtij – twee keer per maand staan de zon, aarde en maan in dezelfde baan, dan is er sprake van extra hoog water Spuisluis – een sluis die gebruikt wordt om het overtollige water weg te laten stromen tijdens lage waterstanden, zoals eb Stormvloed – een situatie waarbij springtij samenvalt met een krachtige noordwester storm Verticaal vluchten – je blijft in je huis tijdens een overstroming, je zoekt een hoge plek op. Je kunt bijvoorbeeld naar de bovenverdieping van je huis gaan Waal of weel – dijkdoorbraak gat Waterkering – dijken of dammen waarmee die een gebied moeten beveiligen tegen overstromingen Wateroverlast – als er een enorme hoosbui valt en de riolen kunnen het water voor korte tijd niet wegvoeren. Hierdoor komen straten en tuinen blank te staan en lopen kelders onder water. Het verkeer heeft dan ook last van het water Waterpeil – de waterstand in een sloot, kanaal, meer of zee t.o.v. NAP Waterschap – de organisatie die de waterstanden in de polders regelt en die verantwoordelijk is voor de veiligheid tegen overstromingen Zandmotor – een groot door mensen gemaakt schiereiland van zand dat ervoor zorgt dat het zand op een natuurlijke manier over de kust wordt verdeeld Zandsuppletie – versterken van de kust door het opspuiten van zand Zeespiegelstijging – het langzaam stijgen van de zeespiegel met centimeters per jaar Zuiderzee werken – de aanleg van dammen en dijken waarmee de Zuiderzee werd afgesloten
46
Bijlage 2: Enquête Ben je het eens of oneens met de volgende uitspraken? Kruis telkens één antwoord aan.
Helemaal Een Neutraal Een Helemaal mee beetje beetje mee oneens mee mee eens oneens eens
1A Ik denk dat mijn woonplaats ooit getroffen zou kunnen worden door een overstroming. 1B k denk dat mijn woonplaats, in het komende jaar getroffen zou kunnen worden door een overstroming. 2. De gedachte aan een overstroming in mijn omgeving maakt me bezorgd. 3A Als er een overstroming plaatsvindt in mijn woonplaats, dan denk ik dat het dagelijks leven langdurig verstoord zal zijn. 3B Als er een overstroming plaatsvindt in mijn woonplaats, dan denk ik dat er veel dodelijke slachtoffers zullen vallen. 4A Ik denk dat de overheid ervoor heeft gezorgd dat mijn woonplaats goed beschermd is tegen overstromingen. 4B Als er een overstroming plaatsvindt in mijn woonplaats, dan denk ik dat de hulpverleners mij wel komen redden. 5A. Ik weet wat ik in het geval van een overstroming moet doen om mezelf in veiligheid te brengen. 5B. Ik heb zelf al voorbereidingsmaatregelen genomen voor het geval er een overstroming is.
47
Bijlage 3: Staafdiagram Enquêtevraag:
48
Bijlage 4: Werkwijzer voor de groepsopdrachten Hoe ga je aan het werk?
1 Lees gezamenlijk de hoofd- en deelvragen door en de voorbereidingsopdrachten. 2 Maak vervolgens de voorbereidingsopdrachten 3 Verdeel de vragen waar je niet direct uitkomt en zoek die op met de atlas of internet 4 Verzamel ondertussen plaatjes (kaarten en foto's) 5 Beantwoord na de voorbereidingsopdrachten de hoofd- en deelvragen 6 Lever de antwoorden op de hoofdvoorbereidingsopdrachten op papier in.
en
deelvragen
evenals
die
van
de
7. Maak voor het huiswerk en taakverdeling, wie zoekt wat thuis op.
Hoe maak je een presentatie?
Tijdens de laatste les laten jullie in 4 minuten in een PowerPoint presentatie zien wat het antwoord is op de hoofd- en deelvragen. Je hoeft dus niet alle informatie te tonen die jullie gevonden hebben! -gebruik zoveel mogelijk kaarten en foto's -gebruik zo min mogelijk tekst, immers dan heb je zelf nog iets te vertellen -zet er alleen begrippen of vragen in
Hoe wordt je beoordeeld? Je krijgt een cijfer/punten voor: 1 de voorbereidingsopdrachten 2 de antwoorden op de hoofd- en deelvragen 3 de presentatie, let hierbij op de aanwijzingen
49
Bijlage 5: Beoordelingsformulieren voor de presentaties De laatste les: presentaties Bekijk de presentaties. Beoordeel elke presentatie door en cijfer te geven voor de onderdelen A,B,C en D. Noteer tevens van elke presentatie de belangrijkste conclusie. Presentatie 1
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer
Presentatie 2
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer
Presentatie 3
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer
50
Presentatie 4
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer
Presentatie 5
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer
Presentatie 6
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer
51
Presentatie 7
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer
Presentatie 8
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer
Presentatie 9
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer
8
52