De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
Hoofdstuk
8
DE
WEG
NAAR
BEVRIJDING
Vrijwel
zonder
uitzondering
heeft
men
verondersteld,
dat
de
enige
manier
om
af
te
rekenen
met
demonische
gebondenheid
is
het
uitwerpen
van
demonen
door
een
gelovige,
die
door
God
daartoe
speciaal
is
toegerust.
Maar
de
feiten
wijzen
uit,
dat
deze
aanpak
niet
altijd
werkt,
want
de
diagnose
kan
kloppen,
maar
de
grond
kan
niet
uitgeworpen
worden.
En
als
de
grond
niet
wordt
aangepakt,
kan
er
in
de
meerderheid
van
de
gevallen
geen
volledige
bevrijding
plaatsvinden
of
verandering
zichtbaar
worden.
In
andere
gevallen
kan
het
zijn
dat
de
boze
geest
ogenschijnlijk
weg
is,
maar
men
mag
niet
de
conclusie
trekken
dat
de
persoon
in
kwestie
nu
helemaal
vrij
is,
want
mogelijk
is
er
alleen
een
bepaalde
manifestatie
verdwenen,
en
het
is
heel
goed
mogelijk
dat
er
nu
een
andere
manifestatie
optreedt;
misschien
geen
zichtbare
of
een
die
makkelijk
waargenomen
of
ontdekt
kan
worden,
maar
wel
herkenbaar
voor
iemand
die
heeft
geleerd
onderscheid
te
maken
tussen
de
werking
van
boze
geesten,
van
mensen
of
van
God.
Ook
is
het
mogelijk
een
tijd
lang
een
bepaalde
manifestatie
te
onderdrukken
en
die
niet
helemaal
kwijt
te
raken;
en
dezelfde
manifestatie
kan
zich
telkens
weer
voordoen
in
een
andere
vorm,
of
de
grond
moet
worden
aangepakt.
In
sommige
gevallen,
waar
de
bezetting
zo
duidelijk
is
dat
de
ware
persoonlijkheid
van
het
slachtoffer
vrijwel
volledig
is
aangetast,
kan
de
bevrijding
onmiddellijk
zijn:
maar
de
indringer
heeft
zich
zo
subtiel
verborgen
in
het
denken
of
het
lichaam
van
het
slachtoffer
dat
hij
nauwelijks
te
onderscheiden
is
van
de
persoon
zelf,
en
wel
verborgen
in
een
toestand
of
vorm,
ogenschijnlijk
natuurlijk
of
lichamelijk,
zodat
de
bevrijding
niet
verkregen
kan
worden
door
de
boze
geest
alleen
maar
uit
te
werpen,
maar
doordat
het
denken
waarheid
ontvangt
en
de
wil
van
de
persoon
in
kwestie
de
grond
actief
weigert
en
verstoot.
(Voor
een
uitvoerige
behandeling
van
het
begrip
'grond':
zie
de
eerste
7
hoofdstukken.)
De
allereerste
stap
naar
bevrijding
is
kennis
van
de
waarheid
over
de
bron
en
de
aard
van
de
ervaringen
die
de
gelovige
gehad
heeft
sinds
zijn
eerste
kennismaking
met
het
geestelijke
leven,
die
misschien
wel
verwarrend
waren
of
waarvan
de
gelovige
met
diepe
overtuiging
heeft
aangenomen
dat
ze
van
God
waren.
BEVRIJDING
VAN
"MISLEIDING"
IS
ALLEEN
MOGELIJK
DOOR
ERKENNING
EN
AANVAARDING
VAN
DE
WAARHEID.
En
dit
onder
ogen
zien
van
de
waarheid
als
het
gaat
om
bepaalde
geestelijke
of
'bovennatuurlijke'
ervaringen,
betekent
een
vlijmscherp
mes
voor
iemands
zelfrespect
en
trots.
DE
VERNEDERING
VAN
DE
PERIODE
WAARIN
DE
MISLEIDING
WORDT
OPGEHEVEN
Er
is
een
heel
diepe
toewijding
aan
de
waarheid
voor
nodig,
en
God
wil
dat
die
toewijding
in
het
hart
van
Zijn
kinderen
regeert,
wil
een
gelovige
even
gemakkelijk
een
waarheid
kunnen
aanvaarden
die
diep
insnijdt
en
vernedert,
als
een
waarheid
die
prettig
is
om
te
horen.
Het
openen
van
de
ogen
is
pijnlijk
voor
de
gevoelens,
en
de
ontdekking
dat
hij
misleid
is,
is
uiterst
pijnlijk
voor
iemand
die
ooit
gedacht
heeft
dat
hij
'gevorderd',
of
zo
'geestelijk',
en
zo
'onfeilbaar'
was
in
de
zekerheid
waarmee
hij
de
Geest
van
God
heeft
gehoorzaamd.
"Maar
hij
was
toch
zo
gevorderd?"
Ja,
in
zekere
mate,
meer
dan
de
'zielse
mens',
maar
hij
had
niet
het
doel
bereikt
dat
hij
gedacht
had,
want
hij
was
de
reis
op
het
geestelijke
vlak
nog
maar
net
begonnen.
Het
einde
van
niveau
1
is
pas
het
begin
van
niveau
2.
Dus
heeft
hij
slechts
een
leugen
geloofd
over
zichzelf
en
zijn
1
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
ervaring.
Hij
was
niet
zo
'gevorderd'
als
hij
dacht.
Dan
dringt
de
waarheid
tot
hem
door
en
dat
is
niet
prettig.
Het
is
niet
gemakkelijk
volledig
te
verwerpen
wat
hij
eens
met
zoveel
overtuiging
geloofde.
Maar:
"Was
hij
niet
geestelijk?"
Hij
had
misschien
geestelijke
ervaringen,
maar
dat
maakt
iemand
nog
niet
'geestelijk'.
De
geestelijke
mens
is
iemand
die
leeft
in,
en
geregeerd
wordt
door
zijn
geest,
en
die
zijn
eigen
geest
en
de
samenwerking
met
de
Geest
van
God
begrijpt.
Een
gelovige
is
nog
niet
'geestelijk'
ook
al
heeft
hij
een
geweldige
ervaring
gehad
tijdens
zijn
EERSTE
KENNISMAKING
MET
HET
VLAK
VAN
DE
GEEST.
DE
ONTDEKKING
VAN
DE
WAARHEID
OVER
MISLEIDING
Zij
die
misleid
zijn,
hebben
beslag
gelegd
op
een
positie
waar
zij
geen
recht
op
hadden,
want
wanneer
de
waarheid
haar
intrede
doet,
ontdekken
zij
dat
zij
niet
zo
gevorderd,
noch
zo
geestelijk
en
ook
niet
zo
onfeilbaar
waren
als
zij
dachten.
Zij
hebben
hun
geloof
over
hun
eigen
geestelijke
toestand
op
veronderstellingen
gebouwd,
en
geen
twijfel
toegelaten,
dat
wil
zeggen,
echte
twijfel,
zoals
een
uitspraak
in
twijfel
te
trekken
die
later
een
leugen
blijkt
te
zijn;
maar
de
dag
komt
dat
de
twijfel
aanvangt,
en
hun
huis
van
onfeilbaarheid
wordt
neergehaald.
En
dan
weten
zij
dat
wat
zij
voor
een
gevorderde
ervaring
hielden,
nog
maar
een
begin
was
en
dat
zij
nog
maar
op
de
rand
van
de
ware
kennis
stonden.
Dit
is
de
waarheid
aan
het
werk.
In
de
plaats
van
onwetendheid
komt
nu
ware
kennis;
en
in
de
plaats
van
misleiding,
waarheid.
Onwetendheid,
leugen
en
passiviteit;
op
deze
drie
pijlers
bouwt
de
vijand
zijn
bolwerken
en
hij
bewaakt
en
gebruikt
ze
onopvallend.
Maar
de
waarheid
haalt
ze
neer.
Doordat
de
waarheid
binnenkomt,
moet
de
mens
ertoe
gebracht
worden
zijn
toestand
te
erkennen,
en
wel
als
volgt:
Ik
geloof
dat
het
MOGELIJK
is,
dat
een
christen
misleid
en
bezet
kan
zijn
door
boze
geesten.
Het
is
mogelijk,
dat
IK
misleid
ben.
IK
BEN
misleid
door
boze
geesten.
HOE
KOMT
HET,
dat
ik
misleid
ben?
Dan
moet
die
christen
onder
ogen
zien
dat
1)
er
grond
in
zijn
leven
bestaat,
en
2)
hij
op
zoek
moet
gaan
naar
kennis
over
wat
die
grond
is.
Wil
die
gelovige
de
grond
ontdekken,
dan
moet
hij
eerst
een
goed
beeld
krijgen
van
wat
'grond'
is,
want
heel
licht
zal
hij
misleid
zijn
en
toeschrijven
aan
bezetting
('Bezetting'
=
possession,
gedemoniseerd
om
het
met
een
Vernederlandst
woord
te
zeggen;
in
het
Grieks
staat
er
'daimonizomai
=
gedemoniseerd',
en
niet
bezetenheid)
wat
iets
anders
is,
of
het
omgekeerde:
bezetting
aanzien
voor
iets
anders.
Hij
kan
gewone
strijd,
d.w.z.
de
eeuwige
strijd
in
de
geest
tegen
de
machten
der
duisternis,
verwarren
met
strijd
die
voortkomt
uit
bezetting.
En
als
de
misleiding
en
bezetting
al
lang
duren,
dan
kunnen
de
machten
de
gelovige
zover
krijgen
dat
deze
hun
werk
in
hem
verdedigt,
en
door
hem
heen
met
volharding
vechten
om
de
oorzaak
van
de
misleiding
te
verbergen,
waardoor
het
niet
als
hun
werk
ontmaskerd
wordt.
Zo
bewerken
zij
dat
de
gelovige
hun
zijde
kiest
en
voor
hun
vecht,
zodat
zij
hun
grip
kunnen
behouden,
ook
nadat
hij
zijn
toestand
heeft
begrepen
en
oprecht
naar
bevrijding
verlangt.
Daarbij
is
een
van
de
grootste
hindernissen
de
houding
die
de
gelovige
heeft
aangenomen
tegenover
geestelijke
ervaringen
die
hij
maar
zeer
node
wil
onderzoeken,
of
waar
hij
geen
afscheid
van
wil
nemen.
DE
GEESTELIJKE
BASIS
VOOR
VERLOSSING
DOOR
DE
OVERWINNING
VAN
GOLGOTHA
De
Bijbelse
basis
voor
het
ontvangen
van
verlossing
is
de
waarheid
van
Christus'
volle
overwinning
op
Golgotha,
waardoor
de
gelovige
VERLOST
KAN
WORDEN
VAN
DE
MACHT
VAN
ZOWEL
SATAN
ALS
DE
ZONDE,
maar
let
wel:
de
overwinning
die
daar
2
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
behaald
werd,
kan
alleen
ten
volle
toegepast
worden
naarmate
men
zich
houdt
aan
de
Goddelijke
wetten.
Wanneer
de
misleidingen
van
satan
herkend
worden
en
de
wil
van
de
persoon
in
kwestie
vastberaden
wordt
om
zich
hiertegen
te
verzetten,
kan
hij
op
basis
van
Christus'
werk
op
Golgotha
(zie
Romeinen
6:6‐13,
Kolossenzen
2:15,
1
Johannes
3:8
en
andere
Schriftgedeelten),
zijn
bevrijding
van
deze
werkingen
van
de
duivel
door
middel
van
misleiding
en
bezetting
opeisen.
Zoals
er
verschillende
gradaties
van
misleiding
en
bezetting
zijn,
zo
zijn
er
ook
gradaties
van
bevrijding,
afhankelijk
van
het
begrip
dat
de
gelovige
hiervan
heeft
en
van
zijn
BEREIDHEID
HEEL
DE
WAARHEID
OVER
ZICHZELF
en
alle
grond
die
hij
de
vijand
gegeven
heeft
onder
ogen
te
zien.
Terwijl
hij
hiermee
bezig
is,
moet
de
gelovige
een
onwankelbaar
begrip
hebben
van
zijn
status
in
Christus,
zoals
hij
vereenzelvigd
(één
geworden)
is
met
Hem
in
Zijn
dood
aan
het
Kruis,
en
van
zijn
eenheid
met
Hem
in
Zijn
plaats
op
de
Troon
(Efeziërs
1:19‐23;
2:6),
en
moet
hij
zich
met
een
vaste
greep
in
geloof
aan
het
"Hoofd"
(Kolossenzen
2:19)
houden,
als
Degene
die
hem
door
Zijn
Geest
genade
(Hebreeën
4:16)
en
kracht
geeft
om
de
grond
in
zijn
denken
en
lichaam,
die
hij
de
vijand
door
onwetendheid
verleend
heeft,
terug
te
winnen.
Want
de
mens
moet
zelf
HANDELEN
om
van
zijn
passiviteit
af
te
komen;
hij
moet
de
INSTEMMING,
die
hij
zelf
aan
machten
der
duisternis
om
binnen
te
komen
gegeven
heeft,
herroepen,
en
met
zijn
eigen
wil
eisen,
dat
zij
vertrekken
van
de
plaats
(Efeziërs
4:27)
die
zij
door
bedrog
verkregen
hebben.
Aangezien
God
niet
in
zijn
plaats
zal
handelen
bij
het
terugwinnen
van
de
normale
toestand
van
de
uiterlijke
mens,
en
ook
niet
zijn
keuzes
voor
hem
zal
maken,
moet
hij
zelf
vanaf
de
overwinningsgrond
van
Golgotha
zijn
vrijheid
opeisen.
Als
wij
er
dan
van
mogen
uitgaan,
dat
de
gelovige
heeft
ontdekt,
dat
hij
het
slachtoffer
is
van
misleidende
geesten,
wat
zijn
dan
de
persoonlijke
stappen
op
de
weg
naar
de
vrijheid?
In
het
kort
gezegd:
erkenning
van
de
misleiding;
het
weigeren
van
de
grond;
een
standvastig
gevecht
tegen
alles
dat
bezetting
inhoudt;
op
zijn
hoede
zijn
voor
uitvluchten;
de
ontdekking
van
alle
gevolgen
van
bezetting;
en
een
onderscheid
van
de
resultaten
van
deze
daden.
Want
de
gelovige
moet
leren
de
tekenen
te
lezen
van
de
vrijzetting,
evenals
de
symptomen
van
bezetting,
om
te
zorgen
dat
hij
niet
opnieuw
door
de
tegenstander
misleid
wordt.
Wij
geven
in
de
vorm
van
kolommen
een
aanvulling
van
de
kolommen
op
pagina
102
(van
het
originele
boek).
Daar
hebben
wij
behandeld
hoe
de
gelovige
is
misleid;
deze
lijst
behandelt
de
weg
naar
bevrijding.
KOLOM
1:
HET
IN
TWIJFEL
TREKKEN
VAN
DE
ERVARING
Wij
kijken
eerst
naar
de
lijst
in
kolom
1.
(1)
HET
IN
TWIJFEL
TREKKEN
VAN
DE
ERVARING,
of
de
"manifestatie",
die
mogelijk
niet
van
God
is.
Wij
kunnen
niet
genoeg
benadrukken,
dat
de
eerste
twijfel
niet
mag
worden
uitgedoofd,
en
dat
die
eerste
twijfel
ook
niet
genegeerd
mag
worden,
want
de
"twijfel"
is
in
feite
de
eerste
aanwijzing,
dat
de
waarheid
tot
het
denken
is
doorgedrongen,
en
dit
is
dus
de
eerste
stap
naar
bevrijding.
Er
zijn
er
die
onmiddellijk
de
eerste
twijfel
de
kop
indrukken,
uit
angst
dat
zij
aan
"God
twijfelen",
en
daardoor
hun
denken
afsluiten
voor
de
eerste
lichtstraal
die
hen
naar
de
vrijheid
kan
leiden.
Zij
zien
die
twijfel
aan
voor
verzoeking
en
weerstaan
die,
maar
het
onderscheid
tussen
ware
en
verkeerde,
tussen
goede
en
slechte,
"twijfel"
zien
zij
over
het
hoofd.
Dit
vindt
zijn
wortel
in
het
denken
van
de
meeste
christenen,
die
alleen
maar
kwaad
zien
in
woorden
als
"beoordelen",
"bekritiseren",
"twijfelen",
en
"vijandschap",
"haat",
"ongeloof",
enz.;
allemaal
instellingen
en
handelingen
die
zij
voor
verkeerd
houden,
terwijl
zij
goed
of
verkeerd
zijn
al
naar
gelang
de
bron
in
de
geest
of
de
ziel,
en
in
relatie
tot
hun
oogmerk;
bijvoorbeeld,
"vijandschap"
tegen
satan
is
door
God
gegeven
3
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
(Genesis
3:15),
"haat"
voor
de
zonde
is
goed,
en
"ongeloof"
tegenover
geestesmanifestaties
wordt
ons
opgedragen
tot
op
het
moment
dat
de
gelovige
zeker
weet
waar
zij
vandaan
komen
(1
Johannes
4:1).
Aan
God
twijfelen,
d.w.z.
Hem
niet
vertrouwen,
is
zonde;
maar
twijfelen
aan
bovennatuurlijke
manifestaties
is
niet
meer
dan
een
beroep
doen
op
de
vermogens,
die
door
alle
geestelijke
gelovigen
gebruikt
moeten
worden
om
te
onderscheiden
tussen
"goed"
en
"kwaad".
De
diepe
twijfel
aan
sommige
bovennatuurlijke
manifestaties
is
daarom
geen
"verzoeking",
maar
wel
de
Heilige
Geest
die
het
geestelijke
onderscheidingsvermogen
aanwakkert
volgens
1
Korintiërs
2:15,
"Maar
de
geestelijke
mens
beoordeelt‐‐d.w.z.
"onderzoekt"‐‐alle
dingen",
en
zo
worden
de
dingen
van
God
"geestelijk
onderscheiden"
(Statenvertaling).
WANNEER
DE
GEEST
VAN
GOD
WERKT,
ZIJN
ER
GEEN
"TEGENSTRIJDIGHEDEN".
Over
het
algemeen
is
het
zo
dat
"twijfel"
voor
het
eerst
tot
het
denken
van
de
mens
doordringt
als
1)
iemand
anders
ons
op
de
waarheid
wijst,
of
2)
er
doet
zich
een
onvolkomenheid
voor
in
de
ervaring,
die
de
aandacht
van
de
gelovige
trekt.
Bijvoorbeeld
als
er
een
kleine
tegenstrijdigheid
optreedt
in
een
bovennatuurlijke
manifestatie,
die
op
het
eerste
gezicht
van
Goddelijke
oorsprong
leek
te
zijn,
die
verwarring
veroorzaakt
in
de
ziel.
En
aangezien
er
onmogelijk
tegenstrijdigheden
kunnen
zitten
in
de
werkingen
van
de
Heilige
Geest,
Die
de
Geest
der
waarheid
is,
is
één
enkele
tegenstrijdigheid
voldoende
om
een
leugengeest
vast
te
stellen.
Men
mag
deze
fundamentele
waarheid
niet
uit
het
oog
verliezen.
Een
gelovige
verklaart
bijvoorbeeld
onder
invloed
van
bovennatuurlijke
"kracht"‐‐waarvan
men
veronderstelt
dat
die
van
God
komt‐‐dat
iemand
die
ziek
is
naar
Gods
voornemen
zal
herstellen,
maar
de
zieke
sterft.
Dit
is
een
tegenspraak
die
ten
volle
onderzocht
moet
worden,
en
niet
aan
kant
geschoven
mag
worden
als
iets
wat
nu
eenmaal
"onbegrijpelijk
is";
want
het
bovennatuurlijke
element
in
de
verklaring
kan
niet
van
Gods
Geest
afkomstig
zijn,
Die
in
Zijn
openbaring
van
Gods
Wil
niet
van
de
waarheid
kan
afwijken.
Kinderen
van
God
krijgen
de
duidelijke
opdracht
de
geesten
te
beproeven
(1
Johannes
4:1),
evenals
alle
dingen
te
"toetsen"
(of
"beproeven";
S.V.)
en
vast
te
houden
aan
al
het
"goede"
(1
Tessalonicenzen
5:21)
om
op
die
wijze
te
onderscheiden
tussen
"de
Geest
der
Waarheid"
en
de
"geest
der
dwaling";
"vermaan
...
in
alle
lankmoedigheid"
(2
Timoteüs
4:2;
S.V.).
De
veiligste
weg
is
vraagtekens
te
plaatsen
bij
alle
dingen
en
iets
pas
te
aanvaarden
wanneer
er
een
volledig
onderzoek
heeft
plaatsgehad,
en
dit
is
in
de
verste
verte
niet
twijfelen
aan
Gods
trouw
en
liefde,
en
ook
alleen
dat
laatste
is
zonde.
TOEGEVEN
DAT
ER
MISSCHIEN
MISLEIDING
IN
HET
SPEL
IS
(2)
TOEGEVEN
DAT
ER
MISSCHIEN
MISLEIDING
IN
HET
SPEL
IS,
is
de
tweede
stap
om
de
waarheid
tot
het
denken
te
laten
doordringen,
maar
in
sommige
gevallen
kan
deze
stap
gezet
worden
nog
voordat
er
twijfel
rijst.
Toegeven
dat
de
mogelijkheid
bestaat
dat
men
misleid
is‐‐of
zich
vergist‐‐bij
elk
aspect
van
een
nieuwe
ervaring
of
daad,
of
zelfs
maar
kijk
op
de
waarheid,
is
echt
een
mogelijkheid
die
door
elke
gelovige
erkend
moet
worden;
en
dan
is
de
misleiding
van
de
vijand
zo
subtiel,
dat
dan
de
houding
van
vrijwel
iedereen
er
een
is
van:
'anderen'
staan
misschien
bloot
aan
misleiding,
maar
ikzelf
zeker
niet.
Deze
zekerheid
dat
men
zelf
een
uitzondering
vormt,
is
zo
diep
geworteld
bij
degenen
die
nog
het
duidelijkst
misleid
zijn,
dat
de
grootste
strijd
bestaat
in
het
aanvaarden
van
die
ene
gedachte
dat
men
zelf
op
enig
punt
mogelijk
misleid
is.
De
gelovige
lijkt
gewapend
met
een
onwankelbare
zekerheid
dat,
ook
al
zijn
anderen
4
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
misleid,
hij
zelf
dat
zeker
niet
is:
hij
"ziet
de
splinter
in
het
oog"
van
zijn
broeder,
en
is
blind‐‐blind
voor
de
"balk"
in
zijn
eigen
oog.
Maar
een
open
oog
voor
de
waarheid
zegt:"Waarom
ikzelf
niet
net
zo
als
anderen?
Is
het
niet
mogelijk
dat
mijn
zekerheid
dat
ik
veilig
ben,
een
misleiding
van
de
vijand
is,
net
zo
goed
als
de
misleiding
die
ik
in
anderen
zie?"
Wij
kunnen
hier
misschien
ingaan
op
de
reden
waarom
alle
gelovigen
moeten
toegeven
dat
het
mogelijk
is,
dat
zij
door
bedrieglijke
geesten
misleid
kunnen
zijn.
HET
FUNDAMENTELE
FEIT
VAN
DE
ZONDEVAL
Het
belangrijkste
feit
dat
elk
mens
moet
erkennen
is
de
volledige
en
totale
vernietiging
van
de
eerste
schepping
bij
de
Zondeval,
toen
de
Eerste
Adam
het
vergif
van
de
slang
toeliet,
dat
zijn
hele
wezen
onherstelbaar
verdierf.
Het
feit
van
het
totale
verderf
van
het
menselijk
ras
als
gevolg
hiervan
wordt
onmiskenbaar
in
het
Nieuwe
Testament
geleerd:
"
...
den
ouden
mens,
die
verdorven
wordt
door
de
begeerlijkheden
der
verleiding
..."
(Efeziërs
4:22;
S.V.)
"
...
verduisterd
in
het
verstand,
vervreemd
zijnde
van
het
leven
Gods,
...
"
(Efeziërs
4:18;
S.V.)
"
...
Onder
dewelke
ook
wij
allen
eertijds
verkeerd
hebben
in
de
begeerlijkheden
onzes
vleses,
doende
den
wil
des
vleses
en
der
gedachten;
en
wij
waren
van
nature
kinderen
des
toorns,
gelijk
ook
de
anderen
...
"
(Efeziërs
2:3;
S.V.)
Dit
is
de
beschrijving
die
de
apostel
Paulus
geeft
van
het
gehele
menselijke
ras,
heiden
en
Jood,
farizeeër
en
tollenaar;
in
allen,
zei
hij,
bewerkte
"
...
de
overste
van
de
macht
der
lucht
de
geest
die
nu
werkt
in
de
kinderen
der
ongehoorzaamheid
...
"
Deze
feiten
uit
Gods
Woord,
en
de
realiteit
van
de
verblinding
in
het
denken
(2
Korintiërs
4:4),
en
de
verdorven
staat
van
elk
menselijk
wezen,
zijn
de
ENIGE
BASIS
WAAROP
DE
WAARHEDEN
DIE
WIJ
IN
DIT
BOEK
OVERWEGEN,
BEGREPEN
KUNNEN
WORDEN,
EN
DE
WAARHEID
ERVAN
BEWEZEN
KAN
WORDEN,
IN
ERVARING
EN
PRAKTIJK.
HET
TOEGEVEN
VAN
DE
MOGELIJKHEID
VAN
MISLEIDING
IS
LOGISCH
EN
REDELIJK
Het
tweede
fundamentele
feit,
dat
logisch
voortvloeit
uit
het
eerste,
is
dat
er
maar
twee
mogelijkheden
zijn:
ofwel
de
wedergeboorte
betekent
dat
de
gelovige
zonder
zonde
is
en
op
dit
moment
een
opstandingslichaam
heeft,
ofwel
elk
onderdeel
van
een
gelovige
dat
nog
niet
vernieuwd
is
door
de
verlossing
op
Golgotha
en
bevrijd
is
van
de
gevolgen
van
de
Zondeval,
BETEKENT
GROND
VOOR
DE
MOGELIJKE
INGANG
EN
BEZETTING
DOOR
MISLEIDENDE
GEESTEN.
Aangezien
de
Schrift
niet
duidelijk
leert
dat
een
gelovige
op
dit
moment
al
absoluut
zonder
zonde
is
en
een
opstandinglichaam
bezit,
of
dat
dit
bereikbaar
is
hier
op
aarde,
daarom
is
het
open
laten
van
de
mogelijkheid
van
misleiding
en
ingang
van
boze
geesten
in
de
uiterlijke
mens
of
het
lichaam,
logisch
en
redelijkerwijs
mogelijk
voor
allen;
zelfs
al
is
de
geest
en
het
hart
van
de
mens
vernieuwd
door
de
Heilige
Geest.
En
als
we
dan
letten
op
wat
de
feiten
ons
leren,
dan
zijn
de
bewijzen
zo
talrijk
dat
wij
die
in
het
korte
bestek
van
dit
boek
niet
allemaal
kunnen
behandelen,
en
dat
niet
alleen
in
de
wereld
van
de
niet‐wedergeborenen,
maar
ook
in
degenen
die
zonder
twijfel
kinderen
van
God
en
geestelijke
gelovigen
zijn.
Als
wij
onszelf
zouden
kennen,
en
onze
feitelijke
toestand
als
zondaren
zoals
Gods
Woord
dat
leert,
zouden
wij
veiliger
zijn
voor
de
vijand.
Doordat
wij
niet
weten
wat
onze
werkelijke
toestand
is,
afgezien
van
het
leven
dat
God
in
ons
geplant
heeft,
en
door
ons
blinde
vertrouwen
dat
wij
ons
veilig
kunnen
voelen,
zonder
een
intelligente
basis
voor
onze
overtuiging,
stellen
wij
ons
bloot
aan
misleiding
door
satan,
juist
door
onze
'zekerheid'
dat
wij
vrij
zijn
van
5
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
misleiding.
Nadat
wij
hebben
toegegeven
dat
het
mogelijk
is
dat
wij
misleid
zijn
over
bovennatuurlijke
zaken,
en
er
twijfel
in
ons
denken
is
ontstaan
of
bepaalde
"ervaringen",
persoonlijk
of
anderszins,
van
God
zijn
of
niet,
is
het
volgende
stadium:
(3)
DE
ONTDEKKING
VAN
DE
MISLEIDING.
Alleen
licht
en
waarheid
kunnen
ons
vrijmaken,
en
als
er
eenmaal
twijfel
is
ontstaan
en
de
mens
in
zijn
denken
de
mogelijkheid
toelaat
voor
de
waarheid
dat
hij
net
zo
gemakkelijk
als
ieder
ander
misleid
kan
worden,
dan
ontvangt
het
geopende
denken
en
de
ontvankelijke
houding
licht
(Johannes
3:21).
Soms
wordt
de
misleiding
die
er
is,
meteen
onderkend,
maar
vaker
is
het
zo
dat
de
ontdekking
langzaam
tot
stand
komt
en
is
er
geduld
nodig
terwijl
het
licht
langzaam
doorbreekt.
Bepaalde
feiten
in
verband
met
verschillende
ervaringen
uit
het
verleden,
die
de
gelovige
indertijd
niet
zijn
opgevallen,
treden
nu
voor
het
voetlicht,
en
de
halve
waarheden
die
de
vijand
gebruikt
had
om
de
gelovige
te
misleiden,
worden
duidelijk
onderkend‐‐het
verdraaien
van
woorden,
het
uit
hun
verband
rukken
van
Bijbelteksten,
alles
komt
nu
aan
het
licht.
Dan
komt:
(4)
DE
ERKENNING
VAN
DE
MISLEIDING.
Dit
is
nu
zeer
noodzakelijk.
De
waarheid
moet
niet
alleen
onder
ogen
gezien
worden,
maar
toegegeven
om
de
dingen
bij
hun
naam
te
kunnen
noemen
en
de
vader
van
de
leugen
te
verslaan
met
het
wapen
van
het
licht.
KOLOM
2:
HET
WEIGEREN
VAN
GROND
Dit
brengt
ons
op
de
beslissende
aangelegenheid
van
Kolom
2,
betreffende
de
manier
waarop
afgerekend
moet
worden
met
de
grond
die
door
de
boze
geest
ingenomen
is.
Gedachten
die
in
het
denken
zijn
toegelaten,
passiviteit
in
het
denken
of
in
het
lichaam,
vermogens
die
ongebruikt
zijn
blijven
liggen,
een
gebrek
aan
beheersing
van
het
denkproces,
een
gebrek
aan
het
gebruiken
van
de
eigen
wil
of
beslissings‐
of
het
eigen
beoordelingsvermogen,
enz.
Nu
moet
de
gelovige
bewust
en
voortdurend
de
vijand
al
deze
grond
weigeren,
vooral
en
in
het
bijzonder
de
grond
op
de
punten
waarop
hij
misleid
is;
want
het
is
van
het
allergrootste
belang
dat
de
misleide
persoon
de
grond
kent
en
opgeeft.
Aangezien
er
sprake
is
van
BEZETTING
ALS
GEVOLG
VAN
GROND
DIE
VERSTREKT
IS,
moet
er
ONT‐ ZETTING
tegenover
de
vijand
plaatsvinden
GEBASEERD
OP
DE
WEIGERING
VAN
DIE
GROND.
De
misleide
persoon
moet
om
licht
bidden,
net
zo
lang
totdat
de
oorzaak
of
oorzaken
geopenbaard
zijn,
en
hij
moet
op
elk
punt
oprecht
verlangen
naar
het
licht
en
dat
licht
gewillig
ontvangen
(Johannes
3:21).
Hij
moet
licht
van
God
krijgen
om
symptomen
en
hun
oorzaken
te
ontdekken,
en
terwijl
hij
deze
(h)erkent,
moet
hij
zich
wachten
voor
introspectie,
d.w.z.
naar
binnen
kijken,
want
dat
is
het
tegenovergestelde
van
het
eenvoudig
weigeren
van
de
grond,
naarmate
die
aan
het
licht
gebracht
wordt.
HET
GEVAAR
OPNIEUW
GROND
TE
VERSTREKKEN
Over
het
algemeen
kan
men
stellen
dat,
als
er
iets
is
waar
iemand
liever
niet
over
hoort
spreken
of
over
verontrust
raakt
als
iemand
erover
begint,
na
onderzoek
kan
blijken
dat
er
op
dat
gebied
grond
is
verleend.
Als
de
gelovige
bang
is
iets
te
onderzoeken
waar
hij
voor
terugdeinst
om
het
aan
te
pakken,
dan
mag
men
gerust
daar
een
onderzoek
naar
instellen,
want
de
vijand
heeft
allerwaarschijnlijkst
op
dat
punt
vaste
voet
gekregen.
Wat
de
gelovige
niet
kan
verdragen
als
men
er
met
hem
over
spreekt,
is
waarschijnlijk
juist
datgene
waar
hij
zich
aan
schuldig
maakt,
of
hij
gaat
er
op
de
een
of
andere
manier
verkeerd
mee
om.
Dan
is
het
zo
dat
de
grond‐‐en
de
oorzaak
of
oorzaken‐‐wanneer
deze
geopenbaard
is,
teruggenomen
moet
worden
van
de
misleidende
geesten,
door
die
grond
te
weigeren
of
te
verwerpen,
daar
waar
toegang
is
verleend,
totdat
de
grond
is
6
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
opgeheven;
want
grond
die
de
boze
geest
toelaat,
is
de
grond
waardoor
die
geest
hem
kan
blijven
bezetten.
Er
bestaat
ook
grond,
waardoor
de
gelovige,
zonder
het
te
beseffen,
boze
geesten
kan
vasthouden,
net
zoals
er
grond
en
dingen
bestaan,
waardoor
de
boze
geesten
op
hun
beurt
de
gelovige
en
zijn
vermogens
kunnen
vasthouden.
Ook
bestaat
er
de
mogelijkheid
dat
er
nieuwe
grond
verstrekt
wordt
door
de
uitleg
van
leugengeesten
over
hun
manifestaties
te
geloven,
wat
vanuit
de
gelovige
gezien
betekent,
dat
hij
in
het
heden
leugens
accepteert,
evenzeer
als
hij
in
het
verleden
gedaan
heeft,
toen
er
grond
werd
verleend
om
ze
toe
te
laten.
DE
PERIODE
WAARIN
MET
DE
DEMONEN
WORDT
AFGEREKEND
Wat
wij
bedoelen
met
'afrekenen'
kan
met
een
specifiek
geval
worden
toegelicht.
De
gelovige
ontdekt
bijvoorbeeld
dat
hij
heeft
toegegeven
aan
passiviteit,
en
dat
een
boze
geest
zich
heeft
vastgehecht
aan
de
passieve
vermogens,
en
hij
heeft,
terwijl
deze
in
die
passieve
toestand
verkeerden,
voor
die
boze
geesten
gewerkt
of
met
ze
meegewerkt;
wanneer
hij
de
grond
opgeeft,
merkt
hij
dat
het
heel
moeilijk
is
weer
uit
zichzelf
te
gaan
handelen
en
het
gebruik
van
zijn
vermogens
weer
ter
hand
te
nemen.
Als
hij
passief
geworden
was
op
het
gebied
van
beslissingen
nemen,
besluit
hij,
na
weigering
van
de
grond
aan
de
vijand,
weer
zelf
te
"beslissen"
en
niet
meer
onder
hun
overheersing
te
handelen,
en
dan
ontdekt
hij
in
het
begin
dat
(1)
Hij
zelf
niet
kan
handelen
en
besluiten,
en
(2)
de
boze
geesten
hem
niet
toestaan
te
handelen,
d.w.z.
wanneer
hun
slachtoffer
hun
de
toestemming
weigert
hem
te
overheersen,
laten
ze
hun
gevangene
niet
toe
zonder
hun
toestemming
te
handelen.
Deze
gelovige
moet
daarom
een
keuze
maken
tussen
helemaal
'niet
handelen',
of
de
boze
geesten
blijven
toestaan
in
zijn
plaats
te
handelen.
Dat
laatste
wil
hij
niet,
en
daardoor
is
hij
een
tijd
lang
niet
in
staat
zijn
eigen
besluitvaardigheid
te
gebruiken,
terwijl
hij
weigert
deze
door
de
vijand
te
laten
gebruiken.
Nu
ontstaat
er
een
gevecht
om
het
gebruik
van
zijn
"vrije
wil"
en
om
bevrijding
van
de
passiviteit
van
de
eigen
wil,
waardoor
zijn
besluitkracht
was
vernietigd
en
hij
de
boze
geesten
de
controle
over
hem
in
handen
gaf.
Waarom
houden
de
bezetting
en
de
gevolgen
ervan
niet
onmiddellijk
op
te
bestaan
op
het
moment
dat
de
gelovige
alle
grond
in
zijn
totaliteit
tegenover
de
boze
geesten
weigert?
Dit
is
omdat
elk
detail
van
de
grond
opgespoord
moet
worden:
de
misleiding
moet
op
elk
punt
opgeheven
worden,
en
de
boze
geesten
moeten
op
elk
punt
verdreven
worden.
Ongeacht
wat
de
bezetting
veroorzaakt
heeft,
het
tegenovergestelde
moet
verkregen
worden
om
de
demonen
te
ontzetten:
Gods
waarheid
in
de
plaats
van
de
leugens
van
satan,
activiteit
in
plaats
van
passiviteit,
kennis
in
plaats
van
onwetendheid,
verzet
in
plaats
van
overgave
aan
de
vijand,
en
weigering
in
plaats
van
acceptatie.
Daden
komen
voort
uit
gedachten
en
overtuiging.
De
grond
kan
altijd
teruggevoerd
worden
op
de
wortel:
een
GEDACHTE
of
OVERTUIGING.
Verkeerde
gedachten
en
overtuiging,
wat
aan
boze
geesten
grond
heeft
verschaft
voor
bezetting,
moeten
worden
opgespoord
en
opgegeven.
De
basis
voor
aanvaarding
of
weigering
moet
zijn
kennis,
en
niet
een
voorbijgaande
gedachte
of
indruk.
Daarom
ook
is
begrip
zo'n
belangrijke
factor
bij
bevrijding
en
de
daaruit
voortvloeiende
oorlogvoering.
Wanneer
gelovigen
trachten
de
grond
op
te
zoeken
van
enige
moeilijkheid
in
het
geestelijke
leven,
gaan
zij
meestal
niet
verder
terug
dan
de
eerste
manifestatie
van
een
verkeerde
handeling
die
zij
zich
herinneren,
in
plaats
van
de
wortel
van
de
manifestaties
op
te
zoeken.
Wanneer
arbeiders
de
wortel
van
een
boom
willen
uitgraven,
zijn
zij
niet
tevreden
bij
het
zien
van
het
gedeelte
van
de
wortel,
dat
boven
de
grond
uitsteekt.
Zij
weten
dat
de
oorzaak
van
de
groei
die
zij
waarnemen,
veel
dieper
ligt.
Het
is
UITERST
BELANGRIJK
dat
gelovigen
7
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
de
oorzaak
van
hun
problemen
verder
zoeken
dan
de
eerste
waarneming
van
een
manifestatie,
d.w.z.
een
of
andere
gedachte
of
overtuiging
waardoor
de
vijand
kans
heeft
gezien
zijn
misleidend
werk
te
doen.
Een
voorbeeld
van
"zich
niet
bewust
zijn
van
zichzelf"
1
De
ontdekking
van
het
symptoom
van
"zich
niet
bewust
zijn"
(mogelijk
omdat
iemand
anders
hem
erop
wijst),
2
De
daad
van
weigering
en
keuze
(weiger
boze
onbewustheid),
3
Het
zoeken
naar
licht
over
grond
uit
het
verleden,
4
De
ontdekking
van
de
oorzaak;
een
"gedachte
en
overtuiging"
dat
"het
zich
niet
bewust
zijn
van
zichzelf"
de
ware
betekenis
was
van
dood
aan
het
eigen
ik,
en
een
voorwaarde
om
"zich
alleen
bewust
te
zijn
van
God".
RESULTAAT:
vanaf
het
moment
dat
de
gelovige
deze
"gedachte"
en
"overtuiging"
toeliet,
werd
hij
onderhevig
aan
de
gevolgen
ervan
en
aan
alles
wat
boze
geesten
erdoor
konden
winnen;
want
zij
kwamen
toegelopen
en
maakten
alles
waar
wat
deze
begeerde,
d.w.z.
"onbewustheid",
wat
de
grond
vormde
voor
passiviteit
met
satans
manifestaties
tot
gevolg.
Als
de
gelovige
enige
specifieke
grond
voor
bezetting
weerstaat
en
weigert,
en
er
niet
vanaf
kan
komen,
moet
hij
licht
zoeken
over
de
oorzaak
hiervan,
d.w.z.
de
grond
uit
het
verleden
in
gedachte
en
overtuiging;
wanneer
deze
ontdekt
en
geweigerd
wordt,
moet
de
"bezetting"
noodzakelijkerwijs
ophouden.
HET
WEIGEREN
VAN
ALLE
GROND
De
reden
waarom
het
noodzakelijk
is
te
zeggen
dat
elk
punt
geduldig
"uitgevochten"
moet
worden,
is
dat
de
weigering
van
alle
grond
tegenover
boze
geesten
volgehouden
moet
worden,
omdat
het
weigeren
van
alle
grond
iets
anders
is
als
het
kwijtraken
of
opheffen
van
alle
grond.
Niet
alle
grond
wordt
per
se
opgeheven
op
het
moment
dat
die
geweigerd
wordt.
De
weigering
moet
daarom
herhaald
worden
en
de
gelovige
moet
met
volharding
blijven
weigeren,
totdat
elk
punt
opgespoord
en
geweigerd
is,
en
de
vermogens
geleidelijk
aan
losgelaten
worden
om
vrij
onder
de
eigen
wil
van
de
mens
te
functioneren.
De
vermogens
die
in
passiviteit
waren
overgegeven
moeten
hun
normale
werking
herkrijgen,
zoals
bijvoorbeeld
de
werking
van
het
denken
in
een
eigen
en
zuiver
denkproces,
opdat
men
elk
onderwerp
dat
men
overdenkt,
onder
de
knie
krijgt,
en
dit
niet
buiten
de
macht
van
individu
om
overheerst.
Evenzo
met
het
geheugen,
de
wil,
de
verbeelding,
en
het
handelen
van
het
lichaam,
zoals
bij
zingen,
bidden,
spreken,
lezen,
enz.
Al
deze
moeten
teruggebracht
worden
tot
een
normaal
functioneren,
weg
uit
de
passieve,
zware
staat,
waarin
zij
vervallen
waren
onder
de
subtiele
werking
van
de
vijand.
HET
WEIGEREN
VAN
DE
WERKINGEN
VAN
BOZE
GEESTEN
Het
weigeren
van
alle
werkingen
van
misleidende
geesten
die
grond
bezet
hebben,
is
even
noodzakelijk
als
het
weigeren
van
de
grond
waardoor
zij
bezit
hebben
kunnen
nemen
van
...
.
Om
aan
te
geven
dat
zijn
besluit
vast
staat,
kan
de
gelovige
zeggen:
ik
weiger
de
"invloed"
van
boze
geesten
ik
weiger
de
"kracht"
en
de
"macht"
van
b.g.
ik
weiger
"geleid"
te
worden
door
b.g.
ik
weiger
"bij
de
hand
genomen"
te
worden
door
b.g.
ik
weiger
b.g.
te
"gehoorzamen"
ik
weiger
tot
b.g.
te
"bidden"
ik
weiger
iets
te
"vragen"
aan
of
van
b.g.
8
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
ik
weiger
mij
"over
te
geven"
aan
b.g.
ik
weiger
alle
"kennis"
van
b.g.
ik
weiger
naar
b.g.
te
luisteren
ik
weiger
"visioenen"
van
b.g.
ik
weiger
de
aanraking
van
b.g.
ik
weiger
"boodschappen"
van
b.g.
ik
weiger
alle
"hulp"
van
b.g.
De
gelovige
moet
de
toestemming
die
hij
zonder
het
te
weten
aan
de
werkingen
van
de
misleiders
gegeven
heeft,
herroepen
en
verwerpen.
Zij
hebben
getracht
door
hem
heen
te
werken,
en
daarom
verklaart
hij
nu:
"Ikzelf
WIL
mijn
eigen
werk
doen.
In
het
verleden
heb
ik
niet
mijn
eigen
werk
willen
doen.
Dit
HERROEP
ik
NU
voor
altijd."
De
periode
waarin
men
zich
er
doorheen
moet
vechten,
is
een
erg
pijnlijke
tijd.
Er
zijn
slechte
momenten
waarin
men
erg
lijdt
en
intens
moet
worstelen,
wat
voortkomt
uit
het
besef
van
het
verzet
dat
de
machten
der
duisternis
bieden
in
hun
strijd
om
vast
te
houden
wat
de
gelovige
tracht
terug
te
winnen.
Het
moment
waarop
hij
vooruitgang
boekt
vanuit
zwakheid
naar
kracht,
wordt
hij
zich
bewust
van
de
kracht
van
de
boze
geesten
die
hem
weerstaan;
daardoor
voelt
hij
zich
slechter
tijdens
dit
gevecht.
Dit
is
een
teken
dat
de
boze
geesten
verdreven
worden,
ook
al
denkt
de
gelovige
er
anders
over
of
voelt
het
zo
niet
aan.
De
volgorde
waarin
de
bezetting
plaatsvond
is
niet
dezelfde
als
de
volgorde
waarin
de
machten
verdreven
worden.
Over
het
algemeen
is
het
laatste
dat
zij
in
bezit
hebben
gekregen,
het
eerste
dat
zij
moeten
prijsgeven,
want
strijd
wordt
geleverd
op
basis
van
de
ervaring
van
het
moment,
en
verlossing
van
de
gebondenheid
van
het
moment
is
de
grootste
nood.
Soms
is
het
pas
het
vergevorderd
stadium
van
bezetting
met
zijn
verschrikkelijke
slavernij,
waardoor
de
mens
zelf
in
de
gaten
krijgt
in
welke
toestand
hij
verkeert,
en
het
is
pas
wanneer
hij
er
een
begin
mee
maakt
punt
voor
punt
zijn
weg
terug
te
vechten
naar
zijn
normale
toestand,
dat
hij
ontdekt
hoe
diep
de
put
is
waarin
hij
gevallen
was
en
het
langzame
werk
een
aanvang
ziet
nemen
om
de
bevrijding
van
zijn
gehele
wezen
terug
te
winnen
van
de
macht
van
de
misleidende
vijand.
DE
ONMIDDELLIJKE
GEVOLGEN
VAN
ONTZETTING
Laat
de
gelovige
die
zich
verweert
om
zijn
vrijheid
terug
te
krijgen,
zich
niet
laten
misleiden
over
de
directe
gevolgen
van
ontzetting,
want
het
kan
hem
voorkomen
alsof
hij
nu
terugvalt
nadat
hij
eerst
vorderingen
leek
te
maken.
Als
de
mens
zich
onder
de
slavernij
van
de
vijand
bijvoorbeeld
in
een
passieve
toestand
bevindt,
dan
kan
het
zijn
dat
hij
zich
totaal
niet
bewust
is
van
zijn
toestand,
zijn
gevoelens
en
hoe
hij
overkomt:
daardoor
kan
hij
niets
voelen
en
op
deze
punten
niet
geraakt
worden;
maar
terwijl
hij
zich
een
weg
terug
baant
naar
de
normale
toestand,
worden
deze
dingen
weer
reëel
voor
hem,
en
hij
denkt
dat
hij
vorderingen
gemaakt
heeft,
en
het
feit
dat
hij
deze
dingen
weer
voelt,
toont
aan
dat
hij
een
mate
van
ontzetting
heeft
doorgemaakt,
want
zijn
gevoelens,
die
verdoofd
waren,
herkrijgen
hun
normale
toestand.
De
gelovige
moet
op
zijn
hoede
blijven
als
hij
veel
weet
over
ontzetting,
want
er
bestaan
nieuwe
gebieden
van
misleiding,
en
hij
moet
ervoor
oppassen
de
gewone
worsteling
in
de
geest
met
de
machten
der
duisternis
niet
te
verwarren
met
hun
werkingen
die
het
gevolg
zijn
van
bezetting.
9
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
DE
TAKTIEK
VAN
DE
VIJAND
TIJDENS
DE
PERIODE
DAT
MEN
ZICH
EEN
WEG
TERUGBAANT
NAAR
DE
VRIJHEID
Wanneer
de
boze
geesten
zien
dat
zij
hun
greep
aan
het
verliezen
zijn,
laten
zij
pas
los
als
de
oorzaak
volledig
is
opgeheven,
en
zij
gaan
ermee
door
aan
te
vallen
als
hetgeen
zij
aangevallen
hebben
nog
steeds
in
enige
mate
bestaat.
Tijdens
de
periode
dat
er
teruggevochten
wordt,
heeft
de
vijand
diverse
tactieken
om
de
bevrijding
van
de
gelovige
te
verhinderen;
en
hij
zal
de
mens
iets
voorhouden
dat
niet
de
ware
oorzaak
van
de
bezetting
is,
om
zo
te
bereiken
dat
de
gelovige
zich
hiermee
gaat
bezig
houden,
terwijl
hij
zelf
winst
boekt
en
de
gelovige
beschuldigingen
naar
het
hoofd
slingert,
totdat
deze
verward
en
verbijsterd
raakt.
Aantijgingen,
beschuldigingen,
verwijten,
schuldgevoelens,
direct
afkomstig
van
de
vijand
of
indirect
door
andere
mensen
heen.
Beschuldigende
geesten
kunnen
zeggen:"Je
hebt
ongelijk"
terwijl
je
dat
niet
hebt,
en
omgekeerd;
en
zij
kunnen
ook
zeggen
dat
je
ongelijk
hebt
terwijl
dat
ook
zo
is,
en
dat
je
gelijk
hebt
als
je
inderdaad
gelijk
hebt,
maar
het
is
essentieel
dat
de
gelovige
pas
schuld
accepteert,
als
hij
er
absoluut
zeker
van
is
dat
dit
ook
zo
is,
en
niet
van
satans
leugengeesten,
die
niet
door
God
aangesteld
zijn
om
het
overtuigingswerk
van
de
Heilige
Geest
te
doen.
Als
de
waarheid
eenmaal
tot
het
slachtoffer
van
de
machten
der
duisternis
is
doorgedrongen,
en
zij
niet
meer
in
staat
zijn
te
winnen
door
middel
van
misleiding,
dan
is
hun
enige
manier
van
aanvallen
tijdens
de
gehele
periode
van
bevrijding,
vanaf
het
moment
dat
de
misleiding
voor
het
eerst
opgeheven
wordt
tot
op
het
moment
van
de
totale
bevrijding,
de
voortdurende
aanklacht
"Je
zit
ernaast"
te
gebruiken,
om
de
mens
zo
in
een
onophoudelijke
toestand
van
beschuldiging
vast
te
houden.
De
arme
vervolgde
gelovige
gaat
dan
naar
God,
en
probeert
overwinning
te
krijgen
over
"zonde",
maar
dat
lukt
niet.
Hoe
meer
hij
bidt,
hoe
meer
hij
lijkt
te
verzinken
in
een
hopeloos
moeras.
Hij
komt
zichzelf
voor
als
één
grote
hoop
zonde,
zonder
hoop
op
vrijheid.
Maar
het
is
overwinning
over
de
machten
der
duisternis
wat
hij
nodig
heeft,
en
hij
zal
dit
snel
ondervinden
als
hij
de
ware
oorzaak
herkent
en
beslag
legt
op
de
Overwinning
op
Golgotha
die
daar
op
satan
is
behaald.
HET
WAPEN
VAN
DE
SCHRIFT
Tijdens
de
periode
waarin
de
gelovige
zich
een
weg
terug
naar
de
vrijheid
baant,
moet
hij
de
Schrift
als
wapen
hanteren
als
het
door
God
verschafte
middel
om
overwinning
te
krijgen
over
de
boze
geesten.
De
verzen
die
hij
gebruikt
en
die
onmiddellijk
resultaat
opleveren,
geven
een
aanwijzing
over
de
aard
van
de
aanval;
omdat
de
doeltreffendheid
van
het
wapen
dat
gebruikt
wordt,
toont
wat
het
punt
van
strijd
was,
en
de
gelovige
terugredeneert
vanuit
de
trefzekerheid
van
het
wapen
naar
de
oorzaak
van
de
strijd.
Als
bijvoorbeeld
de
tekst
die
gebruikt
wordt
is,
dat
satan
de
"vader
der
leugen
is",
en
de
gelovige
verklaart
dat
hij
alle
leugens
weigert,
en
dit
heeft
bevrijding
tot
gevolg
van
de
onderdrukking
van
de
vijand,
dan
geeft
dat
aan
dat
de
vijand
aanvalt
met
zijn
misleidende
werkingen.
Dan
moet
de
gelovige
niet
alleen
al
diens
leugens
weigeren,
maar
bidden
"Heer,
vernietig
al
de
leugens
die
duivel
mij
verteld
heeft".
Dit
alles
betekent
eenvoudig,
dat
de
gelovige
op
weg
naar
de
vrijheid
intelligent
moet
handelen.
Hij
moet
de
waarheid
kennen
en
hij
wordt
bevrijd
door
de
waarheid
te
ontvangen
en
daarnaar
te
handelen.
De
intelligentie
van
de
gelovige
heeft
ongebruikt
in
de
kast
gelegen
terwijl
hij
onderging
door
misleiding,
maar
bij
het
terugwinnen
van
zijn
vrijheid
moet
hij
handelen
met
bewuste
kennis,
d.w.z.
hij
gaat
"passief"
onderuit,
maar
hij
moet
actief
opstaan
voor
de
vrijheid,
dat
wil
zeggen
door
met
zijn
hele
wezen
te
10
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
handelen.
Kracht
moet
worden
aangewend
tegenover
kracht.
Het
gebruik
van
kracht
heeft
twee
aspecten
in
de
strijd
tegen
de
machten
der
duisternis;
de
een
houdt
in
dat
er
geestkracht
gebruikt
wordt
tegenover
geestkracht
wanneer
de
gelovige
vrij
is
van
bezetting,
en
de
ander
is
fysieke
kracht
die
aangewend
wordt
tegen
hun
kracht
in
of
greep
op
het
lichaam.
De
Misleider
kan
suggereren
dat
elk
van
deze
"eigen
inspanning"
is,
en
de
mens
ertoe
misleiden
een
passieve
houding
aan
te
nemen,
en
zo
zijn
tegenstand
te
doen
opgeven.
Wanneer
de
gelovige
vecht
voor
bevrijding
van
bezetting,
moet
hij
alle
krachten
van
zijn
drievoudig
wezen
in
de
strijd
betrekken,
en
moet
hij
de
juiste
plaats
van
zowel
geest,
ziel
als
lichaam
in
het
conflict
kennen;
als
boze
geesten
bijvoorbeeld
grip
hebben
gekregen
op
de
spieren
in
zijn
lichaam,
dan
moet
er
een
inspanning
gedaan
worden
en
de
spieren
moeten
gebruikt
worden
om
ze
te
ontzetten,
en
evenzo
in
elk
ander
deel
van
het
wezen
van
de
gelovige.
De
gelovige
mag
daarom
niet
bang
zijn
kracht
te
gebruiken‐‐zuivere
kracht,
wat
eenvoudig
betekent
EEN
ACTIEF
GEBRUIK
VAN
GEEST,
ZIEL
EN
LICHAAM
in
hun
diverse
handelingen.
Door
middel
van
bezetting
hebben
boze
geesten
ervoor
gezorgd
dat
de
mens,
die
uit
drie
delen
bestaat,
inactief
en
passief
is
geworden,
en
nu
moeten
die
drie
delen
alledrie
opgewekt
worden
tot
actie
tegen
de
macht
die
ze
gevangen
houdt.
Er
moet
een
bevrijding
plaatsvinden
van
het
lichaam
van
passiviteit,
evenals
van
het
denken
en
de
geest.
HET
GEVAAR
VAN
EEN
VERKEERDE
SOORT
"GEVECHT"
Maar
weerstand,
d.w.z.
een
handeling
van
geest,
ziel
en
lichaam,
mag
niet
de
plaats
innemen
van
de
weigering
door
middel
van
de
eigen
wil.
Een
mens
kan
"vechten"
zonder
enig
resultaat,
als
hij
niet
eerst
"weigert".
Er
bestaat
een
verkeerde
strijd,
d.w.z.
een
weerstand
in
het
lichaam
of
de
hersenen,
wat
voortkomt
uit
bezetting.
Als
die
er
is,
moet
die
geweigerd
worden.
Om
zeker
te
zijn
dat
deze
boze
macht
niet
aan
het
werk
is,
kan
de
gelovige
zeggen
"Ik
weiger
elke
verkeerde
strijd
in
geest,
ziel
en
lichaam".
De
gelovige
kan
iets
weerstaan
in
zichzelf,
wat
de
vrucht
is
van
een
eigen
keuze
die
hij
in
het
verleden
gemaakt
heeft,
en
wat
in
het
heden
alleen
aangepakt
kan
worden
met
zijn
"weigering"
of
verwerping
van
zijn
keuze
uit
het
verleden.
Wanneer
men
strijdt
of
zich
verzet
met
zijn
kracht,
dan
moet
dit
altijd
gebaseerd
zijn
op
de
eigen
houding
van
de
wil
of
op
de
weigering.
Bijvoorbeeld,
(1)
in
het
stadium
waarin
hij
door
middel
van
weigering
het
gebruik
van
zijn
geheugen
wil
terugwinnen,
zegt
de
mens
"Ik
wil
mij
herinneren,"
en
door
middel
van
de
actie
van
zijn
wil
legt
hij
zogezegd
beslag
op
zijn
vrijheid;
dan
volgt
(2)
het
eigenlijke
stadium
waarin
er
gevochten
wordt,
waarin
de
gelovige
de
feitelijke
vrijheid
die
hij
teruggewonnen
heeft,
vasthoudt
door
middel
van
weigering,
en
hij
er
actief
op
staat
dat
de
vijand
loslaat,
totdat
het
geheugen
werkelijk
vrij
komt
van
bezetting.
Een
paar
beknopte
suggesties
voor
welke
houding
en
daden
men
aan
de
dag
moet
leggen,
als
leidraad
voor
iedereen
die
bevrijding
zoekt
van
de
macht
van
de
vijand:
Blijf
de
macht
van
het
bloed
opeisen
(Openbaring
12:11),
Bid
om
licht
en
zie
het
verleden
onder
ogen,
Weersta
de
duivel
met
volharding
in
je
geest,
Geef
nooit
de
hoop
op
dat
je
eens
vrij
zult
zijn,
Kijk
nooit
naar
binnen,
Leef
en
bid
voor
anderen,
en
je
geest
zal
vol
blijven
van
agressieve
en
weerstand
biedende
kracht.
Anders
gezegd:
Sta
dagelijks
op
Romeinen
6:11,
als
het
gaat
om
je
houding
tegenover
zonde,
Biedt
dagelijks
weerstand
aan
de
vijand
(Jakobus
4:7)
op
grond
van
het
bloed
van
Christus
(Openbaring
12:11),
Leef
dagelijks
voor
anderen,
d.w.z.
uiterlijk
en
niet
innerlijk.
11
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
HET
STAAN
OP
ROMEINEN
6:11
IS
EEN
WAPEN
TOT
OVERWINNING
Wanneer
een
gelovige
staat
op
Romeinen
6:11
betekent
dat,
dat
hij
zichzelf
"in
Christus
...
dood
acht
voor
de
zonde."
Het
is
een
verklaren
van
een
sterven‐‐een
stroom
aan
dood‐ ‐voor
zowel
de
boze
geesten
als
de
zonde;
voor
de
boze
geesten
die
in,
door,
voor,
in
plaats
van
of
in
samenwerking
met
de
mens
werken.
De
vijand
weerstaan
op
grond
van
het
bloed
van
Christus,
betekent
dat
het
wapen
van
het
volbrachte
werk
van
Christus
wordt
gehanteerd
in
het
geloof;
d.w.z.
Zijn
dood
voor
de
zonde,
waarbij
de
vertrouwende
gelovige
bevrijd
wordt
van
de
schuld
van
de
zonde;
Zijn
dood
voor
de
zonde
aan
het
Kruis
en
de
dood
van
de
gelovige
met
Hem,
waardoor
de
mens
bevrijd
wordt
van
de
macht
der
zonde,
en
Zijn
dood
als
overwinning
op
Golgotha
waarbij
de
gelovige
bevrijd
wordt
van
de
macht
van
satan.
Een
beknopte
opsomming
van
de
principes
en
voorwaarden
voor
bevrijding
van
de
misleiding
en
bezetting
door
boze
geesten,
in
welke
mate
dan
ook,
volgt
hier:
Kennis
van
de
mogelijkheid
van
misleiding
en
bezetting;
Het
toegeven
van
feitelijke
misleiding
en
bezetting;
Een
houding
van
neutraliteit
tegenover
(geestelijke)
ervaringen
uit
het
verleden
tot
de
waarheid
hierover
nagegaan
is;
Het
weigeren
van
alle
grond
aan
boze
geesten;
(In
sommige
gevallen)
worden
de
boze
geesten
uitgeworpen
door
de
autoriteit
van
de
Naam
van
Christus;
De
gelovige
neemt
een
positie
in
van
'dood
zijn
voor
de
zonde';
Een
begrip
van
het
criterium
van
de
normale
toestand
om
zo
de
tekenen
van
ontzetting
te
kunnen
lezen;
Een
actief
gebruik
van
de
vermogens
opdat
men
de
normale
toestand
bereikt.
Op
een
andere
manier
gezegd,
kunnen
de
stappen
tot
bevrijding
op
de
volgende
manier
worden
samengevat:
Herken
met
volharding
de
ware
oorzaak
van
de
gebondenheid;
d.w.z.
het
werk
van
een
boze
geest
of
geesten.
Kies
ervoor
absoluut
niets
te
maken
te
willen
hebben
met
de
machten
der
duisternis.
Herhaal
dit
dikwijls.
Praat
niet
over
en
maak
je
geen
zorgen
over
hun
manifestaties.
Herken,
weiger
en
negeer
ze
dan.
Weiger
en
verwerp
al
hun
leugens
en
uitvluchten,
wanneer
ze
worden
herkend.
Geef
acht
op
je
gedachten
en
de
manier
waarop
en
wanneer
ze
komen,
en
spreek
onmiddellijk
de
houding
van
Romeinen
6:11
uit
tegen
alle
bemoeienissen
van
de
vijand.
Hier
volgt
een
beknopte
opsomming
van
de
hindernissen
voor
bevrijding
van
misleiding
en
bezetting:
Niet
weten
dat
het
mogelijk
is
misleid
te
zijn;
Denken
dat
God
niet
zal
toestaan
dat
een
gelovige
misleid
wordt;
Zeggen:
"Ik
ben
veilig
onder
het
bloed";
zonder
intelligente
kennis
van
de
voorwaarden;
Zeggen:
"Ik
heb
geen
zonde,"
wat
de
deur
opent
voor
een
"boze
geest";
Zeggen:
"Ik
doe
alles
wat
God
wil,
dus
zit
ik
goed",
zonder
ernaar
te
zoeken
en
te
verstaan
wat
de
wil
van
God
is.
Een
paar
aanwijzingen
om
passiviteit
van
het
denken
te
overwinnen
zijn:
Handel
voor
zover
u
kunt,
en
doe
alles
wat
u
kunt.
Neem
het
initiatief,
in
plaats
van
passief
op
anderen
te
rekenen.
Beslis
zelf
over
alle
zaken
waar
u
dat
kunt.
Steun
niet
op
anderen.
Leef
voor
het
moment,
waak
en
bid
stap
voor
stap.
Gebruik
uw
verstand
en
DENK
NA‐‐overdenk
alles
wat
u
doet
en
zegt
en
bent.
HET
LANGZAME
VERZWAKKEN
VAN
DE
BEZETTING
TERWIJL
DE
GELOVIGE
ZIJN
WEERSTAND
VOLHOUDT
Kolom
3:
De
bezetting
door
de
vijand
verzwakt
langzaam
naarmate
de
grond
die
hij
vastgehouden
heeft,
voortdurend
geweigerd
en
opgegeven
wordt.
De
Misleider
heeft
lang
gevochten
om
de
grond
te
pakken
te
krijgen,
en
de
gelovige
moet
misschien
lang
strijden
voor
hij
volledig
vrij
is.
Het
verzwakken
van
de
bezetting
is
ook
afhankelijk
van
de
mate
waarin
de
grond
verwijderd
wordt,
en
dit
op
voorwaarde
dat
de
mens
12
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
ondertussen
geen
nieuwe
grond
aan
de
vijand
geeft.
Hierdoor
is
de
bevrijding
weliswaar
een
geleidelijke
zaak,
maar
in
de
meeste
gevallen
is
de
strik
ook
jarenlang
geleidelijk
aan
rondom
hem
geweven.
Laagje
voor
laagje
is
door
de
jaren
heen
in
het
denken
van
de
gelovige
gelegd,
als
voorbereiding
van
de
misleiding
van
de
latere
jaren.
Kolom
4:
Nadat
er
consequent
grond
geweigerd
is,
begint
het
licht
door
te
breken
met
de
ontdekking
van
de
"uitvluchten"
die
de
vijand
gebruikt
om
zijn
ware
schuilplaats
te
verbergen.
Want
hij
poogt
volhardend
de
mens
te
doen
geloven,
dat
de
manifestaties
een
andere
oorzaak
hebben.
De
meest
gebruikte
uitvluchten
op
het
gebied
van
bezetting
zijn:
'het
is
van
goddelijke
~',
of
'natuurlijke
~',
of
'lichamelijke
oorsprong',
of
anders
komt
het
door
het
temperament,
of
de
omstandigheden,
of
fouten
of
zonden
van
anderen,
enz.,
om
zo
de
grond
die
bezet
gehouden
wordt,
te
bedekken
of
te
verbergen.
Maar
naarmate
de
uitvluchten
worden
herkend,
weerstaat
de
gelovige
deze,
en
noemt
hij
de
uitvluchten
bij
hun
juiste
naam,
nl.
leugens
van
satan.
Nadat
men
de
vervalsingen
van
de
Goddelijke
werkingen
is
kwijtgeraakt,
begint
het
moeilijke
stadium
van
het
herkennen
en
bevrijden
van
de
vervalsingen
van
de
mens
zelf.
Naarmate
de
"uitvluchten"
of
leugens
worden
herkend,
wordt
de
gelovige
scherper
in
zijn
waarneming,
en
minder
snel
bereid
het
"natuurlijke"
of
het
"lichamelijke"
als
de
ware
oorzaak
te
aanvaarden,
zonder
dat
er
onderzoek
gepleegd
is
en
zekerheid
verkregen
is;
als
hij
het
bijvoorbeeld
niet
kan
uitstaan
over
iemand
te
horen
of
dat
er
over
iemand
gesproken
wordt,
vraagt
hij
'Waarom
is
dat
zo?'
Als
een
bepaalde
aanval
maar
niet
ophoudt,
gaat
hij
zich
afvragen
'Waarom?'.
De
waarheid
is
dat
een
gelovige
dingen
niet
kan
uitstaan
als
gevolg
van
een
aanval
door
bezetting,
en
hij
kan
bepaalde
dingen
niet
door
bezetting.
HET
BENOEMEN
VAN
DE
AANVAL
IS
EEN
FACTOR
IN
DE
OVERWINNING
De
"aanval"
benoemen
is
een
belangrijke
factor
om
overwinning
te
behalen.
Er
wordt
bijvoorbeeld
een
aanval
uitgevoerd
om
te
verhinderen;
dan
moet
de
gelovige
op
zijn
hoede
zijn
tegen
alle
verhinderingen,
zichtbaar
of
onzichtbaar,
die
de
Verhinderaar
op
zijn
weg
plaatst;
het
doel
kan
bijvoorbeeld
ook
zijn
hem
ongeduldig
te
maken,
dan
moet
de
gelovige
op
zijn
hoede
zijn
voor
alle
dingen
die
zijn
geduld
beproeven.
Hoe
eerder
de
aanval
herkend
en
benoemd
wordt,
hoe
sneller
het
wapen
ingeroepen
kan
worden
om
die
aanval
te
vernietigen.
Misschien
komt
er
aanval
met
een
stroom
van
beschuldigingen
over
verkeerde
daden,
die
herkend
moet
worden,
of
die
op
hun
waarheid
beproefd
moeten
worden.
Wanneer
de
aanklager
de
gelovige
beschuldigt
van
een
of
ander
specifieke
verkeerde
daad,
en
deze
geeft
dat
over
aan
God
en
de
beschuldigingen
houden
niet
op,
dan
toont
dat
aan
dat
dat
niet
de
juiste
grond
voor
de
beschuldiging
was,
maar
dan
is
er
een
andere
onzichtbare
oorzaak.
De
gelovige
moet
dan
licht
van
God
zoeken
over
de
verborgen
oorzaak
volgens
Johannes
3:21;
en
vervolgens
de
oorzaak
van
de
beschuldiging
weigeren
zonder
dat
hij
weet
wat
die
is,
met
de
woorden,
"Ik
weiger
de
oorzaak
van
deze
aanval,
wat
die
ook
is,
en
ik
vertrouw
op
de
Heer
dat
Hij
die
zal
vernietigen."
Maar
vaak
is
het
zo
dat,
wanneer
de
gelovige
beschuldigd
wordt
van
zonde
over
iets,
en
het
moet
telkens
weer
op
deze
manier
bestreden
worden,
die
beschuldigingen
niet
ophouden.
Dan
is
de
ware
oorzaak
van
deze
aanval
bezetting,
en
helemaal
niet
iets
specifieks.
Dan
is
het
doel
van
de
strijd
bezetting.
De
ware
locatie
van
de
misleidende
geest
wordt
vaak
gevonden
in
de
tegenovergestelde
richting
als
de
ogenschijnlijke
locatie,
want
zij
weten
dat
ze
ontdekt
zijn
en
ontzet
worden,
en
dus
voeren
zij
een
krachtige
aanval
uit
op
een
andere
plaats
om
de
aandacht
af
te
leiden.
DE
SYMPTOMEN
VERDWIJNEN
LANGZAAM
13
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
Kolom
5:
NU
KUNNEN
DE
GEVOLGEN
VAN
DE
VOORAFGAANDE
STAPPEN
WAARGENOMEN
WORDEN.
De
symptomen
verdwijnen
langzaam
en
de
gelovige
die
langzaam
zijn
normale
toestand
herkrijgt,
merkt
dat
hij
zijn
vermogens
weer
kan
gebruiken
en
dat
zijn
gedachten
weer
onder
controle
van
zijn
eigen
wil
staan.
Dit
is
een
geestelijke
opstanding
uit
een
satanische
begrafenis.
Nu
moet
degene
die
bevrijd
wordt
ervoor
oppassen
te
denken,
dat
dit
de
eindoverwinning
is,
of
dat
de
misleidende
geest
geheel
ontzet
is,
alleen
maar
omdat
de
manifestaties
zijn
opgehouden;
ook
mag
hij
niet
denken
dat,
omdat
de
indringer
uitgeworpen
is
in
die
gevallen
waarin
uitwerping
mogelijk
en
succesvol
was,
dat
hij
nu
helemaal
bevrijd
is,
omdat
er
geen
manifestaties
meer
zijn.
Nu
is
het
nodig
te
waken
en
te
bidden
als
nooit
tevoren.
De
boze
geest
is
ontmaskerd,
en
de
misleiding
van
de
ziel
is
opgeheven;
maar
hoe
dieper
de
misleiding
was,
hoe
langer
het
duurt
eer
de
laag
van
satan
over
het
denken
verwijderd
is,
en
de
passiviteit
van
de
verschillende
vermogens
van
geest,
ziel
en
lichaam
vernietigd
is.
Ook
al
is
de
misleiding
geheel
opgeheven,
dan
wil
dat
nog
niet
zeggen
dat
men
volledig
bevrijd
is.
De
gelovige
moet
daarom
oppassen
voor
de
strik
van
de
strijd
te
staken,
alleen
maar
omdat
er
verlichting
van
de
strijd
is
opgetreden.
Nu
komt
het
belang
van
zichzelf
te
kennen
om
de
hoek
kijken,
om
daarmee
te
kunnen
oordelen
over
de
mate
van
de
bevrijding;
en
dit
kan
hij
omdat
hij
een
betrouwbaar
criterium
heeft
over
zijn
ware
normale
toestand,
om
zo
te
ontdekken
of
hij
erboven
staat
en
te
zeer
gespannen
is
boven
zijn
ware
normale
toestand,
of
eronder
en
minder
bekwaam
is
in
alle
onderdelen
van
zijn
wezen.
HET
IS
HEEL
BELANGRIJK
JE
NORMALE
ZELF
TE
KENNEN
Om
deze
redenen
is
het
voor
volledige
bevrijding
van
de
machten
der
duisternis
van
het
allergrootste
belang
en
onontbeerlijk,
dat
een
gelovige
de
maatstaf
van
zijn
normale
toestand
kent,
en
met
die
leidraad
voor
ogen
de
mate
van
zijn
bevrijding
kan
beoordelen,
op
lichamelijk,
intellectueel,
en
geestelijk
gebied,
om
met
een
niet
aflatende
wil
en
geloof
door
te
vechten,
totdat
elk
vermogen
vrij
is,
en
hij
als
bevrijde
mens
kan
staan
in
de
vrijheid
waarmee
Christus
hem
heeft
vrijgemaakt.
Wanneer
hij
zichzelf
beoordeelt
aan
de
hand
van
dit
criterium,
kan
hij
zeggen
"Het
is
niet
meer
zoals
voorheen,"
en
dan
vecht
hij
in
het
gebed
door
tot
hij
zijn
normale
toestand
bereikt.
De
misleidende
geesten
zullen
allerlei
uitvluchten
suggereren
om
die
mens
zijn
mars
naar
de
vrijheid
te
stuiten;
als
hij
bijvoorbeeld
veertig
jaar
is,
dan
zullen
ze
opperen
dat
iemands
"denken
op
die
leeftijd
niet
zo
krachtig
kan
zijn
als
op
twintigjarige
leeftijd";
of
dat
"overwerkt"
zijn
de
oorzaak
is
dat
hij
zwakker
is
dan
verwacht,
maar
hij
mag
geen
redenen
accepteren
die
"natuurlijk'
lijken,
ALS
HIJ
TENMINSTE
ONDERHEVIG
IS
GEWEEST
AAN
BEZETTING.
Laat
de
gelovige
de
hoogste
mate
van
genade
kennen
die
hij
voor
geest,
ziel
en
lichaam
bereikt
heeft,
en
alle
pogingen
van
de
machten
der
duisternis
weerstaan
om
hem,
op
welk
moment
dan
ook,
daar
niet
aan
te
laten
voldoen.
Als
hij
waakzaam
is,
zal
hij
weten
dat
de
leugengeesten
zullen
trachten
hem
hierover
te
misleiden,
en
hij
moet
hun
leugens
weerstaan.
DE
NORMALE
TOESTAND
TERUGWINNEN
Hier
volgen
beknopt
een
paar
praktische
wenken
om
het
denken
in
zijn
normale
toestand
te
houden:
14
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
(a)
DE
HOUDING
TEGENOVER
HET
VERLEDEN.
Laat
niet
toe
dat
er
gedachten
van
"spijt"
zijn,
of
gepieker
over
dingen
die
geweest
zijn
of
hadden
kunnen
zijn.
Dit
is
een
normale
werking
van
het
denken
wanneer
men
het
verleden
overdenkt,
maar
dat
verwikkeld
is
in
een
verkeerd
denken
dat
meestal
beschreven
wordt
als
"tobben".
De
gelovige
moet
leren
voor
zichzelf
onderscheid
te
maken
tussen
gewoon
"nadenken",
of
afgetrokken
worden
naar
een
toestand
van
"spijt
hebben"
of
piekeren.
Wil
er
overwinning
zijn
in
het
leven,
dan
moet
er
overwinning
zijn
over
het
verleden,
ondanks
alle
mislukkingen.
Het
goede
dat
men
beleefd
heeft,
veroorzaakt
geen
problemen
voor
het
denken,
maar
alleen
het
echte
of
veronderstelde
kwaad.
Dit
moet
aangepakt
worden
door
het
met
God
af
te
handelen
op
grond
van
1
Johannes
1:7,
en
dan
wordt
de
gelovige
ervan
bevrijd.
Wanneer
de
normale
werking
van
het
denken
wordt
herwonnen,
moet
het
eerst
in
werking
gesteld
worden,
en
vervolgens
uitgebalanceerd
worden.
Dit
is
heel
moeilijk
en
soms
onmogelijk,
zo
lang
er
nog
bezetting
door
boze
geesten
aanwezig
is.
De
bezetting
moet
eerst
opgeheven
worden
voordat
het
denken
uitgebalanceerd
kan
worden.
Dit
principe
is
van
toepassing
op
elk
vermogen.
(b)
DE
HOUDING
TEGENOVER
DE
TOEKOMST.
Dezelfde
dingen
kunnen
worden
opgemerkt
over
de
werking
van
het
denken
als
het
gaat
om
de
toekomst.
Het
is
toegestaan
over
het
verleden
na
te
denken
of
over
de
toekomst
na
te
denken,
als
er
maar
geen
boze
toestand
van
"tobben"
in
het
spel
is,
wat
wordt
veroorzaakt
door
zonde
of
door
satan,
of
hieraan
wordt
toegegeven.
(c)
DE
HOUDING
TEGENOVER
BOZE
GEESTEN.
Sta
ze
niet
toe
zich
ergens
mee
te
bemoeien,
en
de
gelovige
moet
hiertoe
erop
toezien
dat
er
geen
nieuwe
grond
wordt
verleend,
hetzij
door
bezetting
hetzij
door
hun
bemoeizucht.
(d)
DE
HOUDING
TEN
AANZIEN
VAN
DIT
MOMENT.
Er
moet
een
voortdurende
concentratie
in
het
denken
zijn
op
de
taken
van
dit
moment,
en
het
moet
actief
zijn
en
klaar
staan
om
gebruikt
te
worden
in
de
situaties
die
zich
voordoen.
Dit
wil
niet
zeggen
dat
er
onophoudelijke
bedrijvigheid
moet
zijn,
want
een
zodanige
bedrijvigheid
in
het
denken
waardoor
het
nooit
tot
rust
komt
kan
een
symptoom
zijn
van
bezetting.
HET
WAPEN
VAN
HET
WOORD
VAN
GOD
De
gelovige
moet
begrijpen
dat
het
herwinnen
van
het
gemakkelijke
gebruik
van
zijn
vermogens,
en
het
gezond
houden
van
het
denken,
nadat
het
zich
passief
heeft
overgegeven
aan
boze
geesten,
een
voortdurend
gevecht
met
de
machten
der
duisternis
betekent,
waarvoor
de
doorgewinterde
en
beproefde
oorlogswapens
die
in
het
Woord
van
God
gegeven
worden,
gebruikt
moeten
worden.
Wapens,
bijvoorbeeld,
zoals
de
waarheid
in
de
tekst
"Iedere
dag
heeft
genoeg
aan
zijn
eigen
kwaad",
om
het
tobben
over
het
verleden,
of
kwellende
toekomstbeelden
te
weerstaan;
"Bied
weerstand
aan
de
duivel
en
hij
zal
van
u
vlieden",
wanneer
de
druk
van
de
vijand
toeneemt;
en
andere
teksten
om
mee
te
vechten,
die
dan
werkelijk
het
Zwaard
van
de
Geest
blijken
te
zijn
om
de
vijand
mee
op
een
afstand
te
houden,
in
de
boze
dag
van
zijn
aanval
tegen
de
ontsnappende
gelovige.
(e)
DE
VOORTDURENDE
HOUDING
OF
ACTIE
VAN
DE
WIL.
Om
het
denken
in
een
normale
werkingstoestand
en
vrij
te
houden
van
bemoeienis
van
de
vijand,
moet
de
gelovige
de
houding
van
zijn
wil
volhouden;
d.w.z.
"Ik
wil
dat
mijn
denken
niet
passief
15
De
oorlog
tegen
de
heiligen
–
hoofdstuk
8
–
De
weg
naar
bevrijding
is";
"Ik
wil
volledige
controle
houden
en
mijn
vermogens
gebruiken";
"Ik
wil
alles
herkennen
dat
voorkomt
uit
demonische
bezetting",
uitspraken
die
allemaal
de
KEUZE
van
de
mens
tot
uiting
brengen,
en
niet
zijn
vastberadenheid
om
deze
dingen
te
doen.
De
machten
der
duisternis
zijn
niet
onder
de
indruk
van
vastberadenheid
alleen‐‐d.w.z.
een
vast
besluit‐‐maar
zij
worden
krachteloos
gemaakt
door
de
daad
van
de
wil,
die
zeer
bepaald
kiest
in
de
kracht
die
God
geeft
om
hen
tegen
te
staan.
DE
RESULTATEN
IN
DE
BELEVING
ALS
MEN
BEVRIJD
WORDT
Kolom
6:
De
gelovige
bereikt
nu
de
volgende
resultaten
in
zijn
beleving.
Hij
heeft
in
Gods
licht
een
duidelijk
zicht
op
de
werkingen
van
de
vijand,
zonder
angst;
een
helder
denken
dat
in
al
zijn
acties
intelligent
bezig
is;
een
kalm
besluit
van
de
wil,
met
een
sterke
zuivere
geest
wanneer
die
zonder
aarzeling
weerstand
biedt
aan
alles
wat
hij
herkent
als
van
de
vijand.
In
plaats
van
een
aanvaarden
van
de
werkingen
van
de
vijand,
is
er
nu
een
vaste
houding
van
weigering;
in
plaats
van
een
leugen
in
het
denken
is
er
nu
waarheid;
in
plaats
van
onwetendheid
is
er
nu
kennis.
De
verloste
gelovige
heeft
nu
een
diep
verlangen
dat
anderen
ook
bevrijd
worden,
van
wie
hij
nu
inziet,
dat
ook
zij,
net
als
hij
vroeger,
in
de
strik
van
de
vogelvanger
vast
zitten;
een
scherp
inzicht
in
de
ware
aard
van
de
duivel
in
diens
bittere
vijandschap
jegens
Christus
en
Zijn
verlosten;
dingen
die
vroeger
in
geestelijke
ervaringen
onbegrijpelijk
waren,
zijn
nu
volkomen
helder,
en
de
tegenstander
is
ontdekt
op
onvermoede
plekken;
de
gelovige
die
nu
niet
meer
misleid
is,
ziet
nu
met
verbazing
hoe
"natuurlijk"
zijn
bovennatuurlijke
inzet
is.
Deze
mens
is
voortaan
altijd
op
zijn
hoede,
altijd
alert,
bedacht
op
de
machten
der
duisternis,
terwijl
hij
steunt
op
Gods
kracht,
en
er
is
een
duidelijke
ontwikkeling
van
de
kracht
waarmee
hij
weerstand
biedt
tegen
de
boze
machten
die
hem
in
de
hemelen
aanvallen,
in
plaats
van
de
zwakke
en
passieve
houding
die
hem
vroeger
kenmerkte,
waardoor
deze
hem
konden
hinderen
en
misleiden.
De
stappen
naar
bevrijding
die
hier
beschreven
zijn,
betreffen
het
PRAKTISCHE
ASPECT
VAN
DE
ACTIES
VAN
DE
GELOVIGE.
Aan
de
Goddelijke
kant
is
de
overwinning
behaald,
en
satan
en
zijn
misleidende
geesten
zijn
verslagen,
maar
wil
de
gelovige
daadwerkelijk
bevrijd
worden,
dan
moet
hij
ACTIEF
MET
DE
HEILIGE
GEEST
SAMENWERKEN
en
voortdurend
zijn
wil
gebruiken,
en
vrijheid
kiezen
in
plaats
van
slavernij,
en
elk
vermogen,
dat
bevrijd
is
van
gebondenheid
aan
de
vijand,
op
een
normale
manier
gebruiken.
"Wie
de
waarheid
doet,
gaat
tot
het
licht"
(Johannes
3:21),
heeft
de
Heer
gezegd.
Boze
geesten
hebben
een
hekel
aan
onderzoek,
en
werken
dus
onder
een
bedekking
met
misleiding
en
leugens.
De
gelovige
moet
tot
Gods
licht
komen
om
Zijn
licht
op
alle
geestelijke
ervaringen
te
ontvangen,
evenals
alle
onderdelen
van
het
leven,
wil
hij
"de
werken
der
duisternis
afleggen"
(Romeinen
13:12)
en
Gods
wapenrusting
aandoen‐‐de
wapenen
des
lichts.
HET
BIJBELSE
ASPECT
VAN
BEVRIJDING
Het
bloed
van
Jezus
Christus,
Gods
Zoon,
reinigt
ons
van
alle
zonde,
indien
wij
in
het
licht
wandelen,
maar
dat
licht
moet
wel
in
de
ziel
binnenschijnen,
wil
de
ziel
erin
kunnen
wandelen.
De
boze
geesten
kunnen
in
Jezus'
Naam
worden
uitgeworpen,
maar
de
GROND
DIE
ZIJ
VEROVERD
HEBBEN
KAN
ALLEEN
VERWIJDERD
WORDEN
DOOR
DE
INTELLIGENTE
KEUZE
VAN
DE
WIL
DIE
de
grond
die
hun
gegeven
is,
WEIGERT,
en
zich
de
verlossing
door
de
dood
met
Christus
op
Golgotha
toeëigent.
16