Hoofdstuk 7: Leergebied overschrijdende activiteiten 7.a 7.b 7.c 7.d 7.e 7.f 7.g 7.h
didactische uitstappen .................................................................................................1 de boerderijklas ............................................................................................................ 3 de sportklas ..................................................................................................................... 6 de openluchtklas te Kemmel ..................................................................................... 11 Gezondheid op school................................................................................................. 16 Verkeersopvoeding. ................................................................................................... 20 Milieuopvoeding op school (MOS)......................................................................... 23 Leren leren. .................................................................................................................. 25
Hoofdstuk 7: Leergebied overschrijdende activiteiten 7.a
didactische uitstappen
In het 3de trimester trekt zowel het kleuter als het lager op schoolreis. Na bevraging van de ouders wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met volgende twee items: oog voor de kostprijs de didactische waarde van de uitstap. (zie ook verslag schoolraad van 2 februari 2006) Tweejaarlijks trekken de kinderen van - de 1ste graad 3 dagen op boerderijklas. (zonder overnachting) - de 2de graad 5 dagen op sportklas. (zonder overnachtig) - de 3de graad 5 dagen op openluchtklas naar Kemmel (De Lork) Plaats en doel worden bepaald in samenspraak met de schoolraad. Die meerdaagse uitstap wordt grondig voorbereid binnen de klas. Niet alle didactische uitstappen hoeven een volledige dag te beslaan. Bezoek aan een museum, kinderboerderij, containerpark, IMOG, toneelvoorstelling, … kunnen ook. Een bezoek aan winkels, firma‟s binnen onze regio en passend binnen de projecten kan. De directeur wordt minstens twee dagen op voorhand van de uitstap op de hoogte gesteld door middel van bijhorende fiche. De fiches zijn steeds ter inzage in het bureau van de directeur.
Schoolwerkplan 1
hoofdstuk II
Bericht van leerwandeling. Klas: Leerkracht: Datum: Vertrekuur: Vermoedelijke duur van de wandeling: Bestemming: Doelstelling:
Gevolgde reisweg:
Andere gegevens:
Handtekening(en)
Schoolwerkplan 2
hoofdstuk II
7.b
de boerderijklas
In onze school trekken we met de 1ste graad tweejaarlijks op boerderijklas naar de kinderboerderij “ ‟t Bokkeslot” te Deerlijk. We opteren voor een programma van 2 dagen en een half. Door het feit dat de kinderboerderij niet zo ver verwijderd is van onze school, komen we elke dag terug naar huis. Met de hulp van vrijwillige ouders die ons iedere morgen brengen en iedere avond/middag komen terughalen, kunnen we de kostprijs laag houden.
Deze extra-muros-activiteit is gegroeid vanuit het jaarlijks terugkomend werothema „De lente‟- „nieuw leven‟ dat in beide klasjes aan bod kwam. Als leerkrachten wilden we dit thema nog concreter uitwerken, wilden we de leerlingen het echte leven op de boerderij laten beleven. Met dit project „de boerderijklas‟ konden we een actieve leeromgeving creeëren voor de leerlingen waarin verschillende leerdomeinen op een geïntegreerde wijze aan bod konden komen.
Ervaringsgericht en levensecht leren zijn begrippen die op de boerderij hun volle betekenis krijgen. De kinderen krijgen er een schitterende en rijke leeromgeving voor de voeten gegooid. Ze kunnen er naar hartelust kijken, voelen, luisteren, beleven, ruiken en proeven. Ze worden gegidst door de boer(in) die zich dagelijks met liefde en overtuiging inzet voor de dieren en gewassen. Zo maken de kinderen kennis met de land- en tuinbouw en met de mensen die op de hoeve wonen en werken.
Schoolwerkplan 3
hoofdstuk II
Eindtermen Wereldoriëntatie De leerlingen : 1.1. kunnen in een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden. 1.3. kunnen bij organismen kenmerken aangeven waaruit hun aangepastheid blijkt aan hun voeding, aan bescherming tegen vijanden en aan omgevingsinvloeden. 1.4. kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van planten en dieren in zijn omgeving beïnvloedt. 4.8. kunnen illustreren dat verschillende sociale en culturele groepen verschillende waarden en normen bezitten. 5.9. tonen belangstelling voor het verleden, het heden en de toekomst, hier en elders. 7. kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.
Muzische vorming De leerlingen kunnen : 1.3. een voor hen bestemde mondelinge boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen. 1.5. een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen. 2.1. een voor hen bestemde mededeling, een verhaal, zo (her)formuleren dat de inhoud ervan herkenbaar overkomt. 2.5. iemand of iets beschrijven volgens kleur, vorm, grootte of specifieke eigenschappen. 4.1. een ervaring, een verhaal weergeven door middel van visueel materiaal.
Schoolwerkplan 4
hoofdstuk II
Nederlands De leerlingen kunnen de informatie achterhalen in : 1.3. een uiteenzetting of instructie van een medeleerling, bestemd voor de leerkracht. De leerlingen kunnen op basis van hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen de informatie beoordelen die voorkomt in : 1.8. een discussie met bekende leeftijdsgenoten. De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze : 2.1. aan leeftijdsgenoten informatie over zichzelf verschaffen. 2.2. aan iemand om ontbrekende informatie vragen. 2.5. vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden. 2.6. bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdsgenoten. De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in : 3.5. voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedieën. Sociale vaardigheden De leerlingen : 1.2. kunnen in de omgang met anderen respect en waardering opbrengen. 1.3. zorg opbrengen voor iets of iemand anders. 1.4. hulp vragen en zich laten helpen. 1.6. kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren. 1.9. kunnen ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren. 2 kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.
Schoolwerkplan 5
hoofdstuk II
7.c
de sportklas
Met de tweede graad trekken we elke twee jaar op sportklassen. De laatste twee keer ging dit door in “Wielsbeke”. De kostprijs wordt vastgesteld door de betreffende sportdienst. De kostprijs wordt samen met een begeleidende brief meegedeeld aan de ouders, enkele weken op voorhand. De sportweek duurt een volledige schoolweek, maar we blijven niet overnachten. De gewone schooluren worden gerespecteerd. Dit betekent dat we elke dag om 08.30 vertrekken met de bus. De maandag, dinsdag en donderdag zijn we op school terug om 16.00 de woensdag om 11.40 en de vrijdag om 14.55. Naast de verschillende sportactiviteiten krijgen de leerlingen ook nog wiskundeen taalactiviteiten, aangepast aan de sportweek. Waarom we ervoor kiezen om op sportklassen te gaan 1. Een gezonde geest in een gezond lichaam. De nadruk in deze week ligt op het sporten. De leerlingen leren nieuwe sporten kennen, leven zich uit, spannen zich in, voelen zich goed na een inspanning, leren omgaan met elkaar in een andere situatie,… 2. De gewone klassituatie wordt doorbroken. Leerlingen leren samen te “leven” met de ganse klas. Er wordt niet alleen samen gesport en geleerd ; de leerlingen houden ook samen de maaltijd en de vrije tijd over de middag. 3. Gedurende de sportweek wordt gestreefd naar de totale ontwikkeling van het kind : van hoofd, hart en lichaam.
In bijlage zijn de verschillende eindtermen te vinden, waaraan gedurende deze week gewerkt worden.
Schoolwerkplan 6
hoofdstuk II
Eindtermen
Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2
De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.
1.3 De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders. 1.4 De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen. 1.6 De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren. 1.7
1.8 1.9
De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdgenoten en volwassenen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn. De leerlingen kunnen zich discreet opstellen. De leerlingen kunnen ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren.
Sociale vaardigheden - domein samenwerking 3
De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.
Lichamelijke opvoeding - Motorische competenties Zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaties - Lichaams- en bewegingsbeheersing 1.1 De leerlingen kunnen de motorische basisbewegingen op een voldoend flexibele en verfijnde wijze aanwenden in gevarieerde en complexe bewegingssituaties. - Verantwoord en veilig bewegen De leerlingen 1.2 kunnen veiligheidsafspraken naleven.
Schoolwerkplan 7
hoofdstuk II
1.3
kennen de gevaren en risico's van bewegingssituaties en kunnen deze inschatten en signaleren
- Voorkeurlichaamszijde, lichaamsopbouw, lichaamsbesef 1.6* De leerlingen tonen in het bewegen een intuïtief, maar ook een bewust kennen, aanvoelen, omgaan en rekening houden met de eigen lichaamskenmerken, -mogelijkheden en -beperkingen. - Rustervaringen De leerlingen 1.7 hebben in rust controle over ademhaling en spieren. 1.8*
zijn bereid om een sfeer van rust te creëren.
Groot-motorische vaardigheden en acties in gevarieerde situaties - Variante vormen van basisbewegingen, al dan niet gebruik makend van toestellen 1.15 kunnen hun loopstijl en -tempo aanpassen aan de afstand. 1.16
kunnen op verschillende manieren en met diverse tuigen werpen.
- Spel en sportspelen De leerlingen 1.17 beheersen fundamentele bewegingsvaardigheden die nodig zijn om een eenvoudig bewegingsspel zinvol te kunnen spelen in eenvoudige sport- en spelsituaties. 1.18
kunnen eenvoudige spelideeën uitvoeren in eenvoudige bewegingsspelen.
1.19
kunnen zich in een spel inleven en hierbij verschillende rollen waarnemen.
1.20
kennen elementaire tactische principes, kunnen ze toepassen in verwante spelen en kunnen een eenvoudig tactisch plannetje afspreken en uitvoeren.
Schoolwerkplan 8
hoofdstuk II
1.20bis passen de afgesproken spelregels toe en aanvaarden de sancties bij overtredingen. - Ritmisch en expressief bewegen De leerlingen 1.21 kunnen bewegingsvormen uitvoeren op een opgelegd ritme. 1.22
kunnen een danscombinatie (een aantal bewegingspatronen achter elkaar) onthouden en zonder aanwijzingen uitvoeren.
Lichamelijke opvoeding - Gezonde en veilige levensstijl
De leerlingen 2.1* hebben noties over eigen constitutie en ontwikkelen een correcte lichaamshouding. 2.2* ontwikkelen uithouding, kracht, lenigheid, snelheid en spierspanning om de motorische competenties te bereiken. 2.3* beleven voldoening aan fysieke inspanning en kennen ook het langetermijneffect ervan. 2.4 kennen het belang van opwarming vóór en tot rust komen na fysieke activiteiten.
Lichamelijke opvoeding - Zelfconcept en het sociaal functioneren
De leerlingen 3.1* zijn bereid een opdracht vol te houden en af te werken. 3.2* kunnen hun eigen inspanning en die van anderen inschatten en waarderen. 3.3* nemen deel aan bewegingsactiviteiten in een geest van fair play. 3.4 kennen de mogelijkheden om buiten de les lichamelijke opvoeding een voorkeursport te beoefenen. 3.5* tonen spontaneïteit, expressiviteit en echtheid op een sociaal aanvaarde wijze. 3.6* zien ongecontroleerde en ongewenste uitingen bij zichzelf in en zetten ze recht. 3.7 kunnen bewegingsmateriaal op de geëigende manier gebruiken.
Wereldoriëntatie - Mens Ik en mezelf De leerlingen 3.1* drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit. Schoolwerkplan 9
hoofdstuk II
3.2
kunnen beschrijven wat ze voelen en wat ze doen in een concrete situatie en kunnen illustreren dat zowel hun gedrag als hun gevoelens situatiegebonden zijn. 3.3* tonen in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen, gebaseerd op kennis van het eigen kunnen. Ik en de ander De leerlingen 3.3 kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. 3.5* tonen de bereidheid zich te oefenen in omgangswijzen met anderen waarin ze minder sterk zijn. 3.6* tonen in een eenvoudige conflictsituatie in de omgang met leeftijdgenoten de bereidheid om te zoeken naar een geweldloze oplossing. Ik en de anderen: in groep De leerlingen 3.7* hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden.
Wiskunde - Meten Begripsvorming-wiskundetaal-feitenkennis De leerlingen kennen de belangrijkste grootheden en maateenheden met betrekking tot lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht (massa), tijd, snelheid, temperatuur en hoekgrootte en ze kunnen daarbij de relatie leggen tussen de grootheid en de maateenheid.
Wiskunde – Meetkunde Procedures 3.7 zijn in staat: zich ruimtelijk te oriënteren op basis van plattegronden, kaarten, foto's en gegevens over afstand en richting zich in de ruimte mentaal te verplaatsen en te verwoorden wat ze dan zien.
Schoolwerkplan 10
hoofdstuk II
7.d
de openluchtklas te Kemmel
In onze school opteren we om met de derdegraad om de twee jaar op openluchtklas te gaan in Kemmel in jeugdhotel De Lork. We streven ernaar dat alle leerlingen kunnen meegaan. Hiervoor organiseren we een koekjesactie zodat we de prijs zo laag mogelijk kunnen houden. De vastgestelde prijs wordt goedgekeurd door het team en de schoolraad. ( zie verslag) De ouders worden tijdig op de hoogte gebracht van die kostprijs, zodat de ouders die het wensen op school de gelegenheid krijgen tot sparen. Leerlingen die niet mee kunnen op bosklas krijgen een aangepast takenpakket. De week van de bosklas kunnen ze terecht in de vierde klas.
De openluchtklas is een vijfdaagse projectweek. Tijdens die week werken we rond een thema . Voorbeeld : De wereld van Adam ( thema 2007) We helpen mee aan de bouw van een goede wereld ( opvoedingsproject) Tijdens de openluchtklas schenken we aandacht aan „5‟ punten. Dit wordt bij de dagopening voorgesteld door de leerkracht. Op het einde van de dag gaan we na of we die dag goed meewerken, niemand pijn deden , wat we mooi vonden, enz…
Met de derde graad organiseren we „klasdoorbrekende‟ activiteiten als voorbereiding. We vinden het heel belangrijk dat de groep gemengd wordt. Tijdens dit project spreken we van de openluchtklassers ( bosklassers )! In de voorbereidingsfase komen de volgende aspecten aan bod. 1. Ieper, de middeleeuwse stad 2. De winterslaap van de dieren / de paddentrek ( naargelang de periode van de bosklas 3. Waar ligt Heuvelland? ruimte 4. Het kompas , het bomenspoor, … 5. Muzische aspect: lied, dans, … ( zie bosmap)
Schoolwerkplan 11
hoofdstuk II
Tijdens de bosklas werken we aan veel eindtermen. ( zie bijlage ) Enkele voorbeelden TIJD: wereldoorlog I , stad Ieper RUIMTE: kompastocht, Heuvelland, reliëf NATUUR: bos, bosdieren, planten en kruiden paddentocht kruidentocht paddenstoelentocht VERKEER EN MOBILITEIT: fietstocht GEZONDHEID: voedingsgewoontes, gezonde buitenlucht opsnuiven, … HYGIËNE: mondhygiëne, slaaphygiëne, … SOCIALE VAARDIGHEDEN: zelfstandigheid, openheid, assertiviteit, zelfredzaamheid, … BEWEGINGSOPVOEDING: spelen, muurklimmen, … Veel leergebiedoverschrijdende eindtermen komen aan bod.
Schoolwerkplan 12
hoofdstuk II
Motivatie Op openluchtklas wordt de gewone „klassituatie‟ doorbroken. Er zijn leerwandelingen, observaties, museumbezoek, ..en enkele verwerkingslessen. Er wordt bijzondere aandacht geschonken voor openluchtleven, recreatie, natuurverkenning en bewegingsopvoeding. Inzichten en vaardigheden worden verworven door concrete ervaringen en activiteiten ( meer dan op school zelf). De klassieke schooldagen verdwijnen .Dit betekent niet dat ook de programmainhoud volledig verdwijnt ( zie programma). ‟ s Avonds wordt er geknutseld, in het dagboek geschreven, samen naar een film gekeken, of samen gezelschapsspelen gespeeld, … Deze activiteiten verlopen in een zeer rustige, gezellige sfeer, zodat we kunnen nagenieten van de boeiende dag. Door deelname aan de openluchtklas komen leerlingen in een situatie terecht waarbij ze maximaal betrokken raken. De openlucht klas is een krachtige leeromgeving. Openluchtklas biedt in ruime mate kansen tot relationele vorming. Er zijn heel wat momenten die je tijdens een gewone klasdag niet samen beleeft: het opstaan, het slapengaan , heimwee naar mama en papa, het samen eten, de recreatieve ontspanning ‟s avonds, … De leerkracht speelt in op deze momenten die niet in het gewone schoolleven voorkomen. Leerkracht en leerlingen leren mekaar op een heel andere manier kennen. Besluit Door de vele activiteiten die op openluchtklas aan bod komen , wordt gewerkt aan de totale ontwikkeling van de leerling. Het hele kind wordt in alle opvoedkundige aspecten aangesproken op openluchtklas. Niet alleen het cognitieve (hoofd, kennis, verstandelijk) maar ook het dynamisch-affectieve (hart, leren omgaan met en eerbied hebben voor, ethisch gevoel en handelen) als het psychomotorische (lichamelijke uitdagingen, handen ).
Schoolwerkplan 13
hoofdstuk II
BIJLAGE: EINDTERMEN Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.3 De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders. 1.4 De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen. 1.5 De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken. 1.7 De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdgenoten en volwassenen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn. 1.8 De leerlingen kunnen zich discreet opstellen. Sociale vaardigheden - domein samenwerking 3. De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine. Wereldoriëntatie - Natuur 1.1 kunnen in een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden. 1.2 kennen in hun omgeving een paar biotopen en kunnen erin enkele veel voorkomende dieren en planten herkennen en benoemen. 1.3 kunnen bij organismen kenmerken aangeven waaruit hun aangepastheid blijkt aan hun voeding, aan bescherming tegen vijanden en aan omgevingsinvloeden. 1.4 kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van planten en dieren in zijn omgeving beïnvloedt. 1.5 kunnen de wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van de voedselketen. 1.6 kunnen de functie van belangrijke organen die betrokken zijn bij de levensprocessen van de mens en de functie van de zintuigen, het skelet en de spieren op een eenvoudige wijze verwoorden. 1.7 kunnen lichamelijke veranderingen die ze bij zichzelf en leeftijdgenoten waarnemen, herkennen als normale aspecten in hun ontwikkeling. Algemene vaardigheden natuur 1.12 kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren.
Schoolwerkplan 14
hoofdstuk II
Gezondheidseducatie 1.14 kunnen gezonde levensgewoonten in verband brengen met wat ze weten over het functioneren van het eigen lichaam en ze weten dat bepaalde ziekteverschijnselen of handicaps niet altijd kunnen worden vermeden. 1.16 kunnen passende elementaire hulp toedienen bij lichte schaafwonden en brandwonden.
Milieueducatie 1.18* tonen zich in hun gedrag bereid om in de eigen klas en school zorgvuldig om te gaan met papier, water, afval en energie. Attitudes 2.10* tonen zich bereid nauwkeurig en veilig te werken, geen materiaal te verkwisten en zorg te dragen voor hun gereedschap. Wereldoriëntatie - Mens 3.2 kunnen beschrijven wat ze voelen en wat ze doen in een concrete situatie en kunnen illustreren dat zowel hun gedrag als hun gevoelens situatiegebonden zijn. Ik en de ander 3.4 kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. 3.5* tonen de bereidheid zich te oefenen in omgangswijzen met anderen waarin ze minder sterk zijn. 3.6* tonen in een eenvoudige conflictsituatie in de omgang met leeftijdgenoten de bereidheid om te zoeken naar een geweldloze oplossing. Ik en de anderen: in groep Sociaal-culturele verschijnselen 4.7* kunnen er in hun omgang met leeftijdgenoten op discrete wijze rekening mee houden dat niet alle kinderen in hetzelfde type gezin wonen als zijzelf. Verkeer en mobiliteit 6.13 beschikken over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie en ze kennen de verkeersregels voor fietsers en voetgangers, om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route. 6.14* tonen zich in hun gedrag bereid rekening te houden met andere weggebruikers. Schoolwerkplan 15
hoofdstuk II
7.e
Gezondheid op school.
Via een degelijk gezondheidsbeleid willen we onze kinderen gelijke kansen bieden voor hun persoonlijke ontwikkeling en hun maatschappelijk functioneren. Deze visie vind je ook in ons GOK-plan en zorgbeleid terug, net als in de analyse van de beginsituatie van ons gezondheidsbeleid. We vertrekken bewust vanuit de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen, met in het achterhoofd de gedachte dat dit minimumdoelen zijn. De basis die we hierbij aanbieden is een gezonde, actieve en veilige levensstijl. Niet enkel sensibilisering, maar het creëren van een blijvende impact is hierbij de opzet die we trachten te bereiken. We gaan niet alleen aandacht schenken aan het fysieke (denk aan extra bewegingsmomenten in de klas naast de lessen L.O., ons voorkomen t.o.v. anderen,…), onze aandacht wordt gelijk verdeeld over de psychische, emotionele en sociale aspecten van levenskwaliteit (methode sociale vaardigheden, alert zijn om signalen die de kinderen uitzenden op te vangen), dit over een 6-jarenplan. We kiezen een beleid dat steunt op 3 pijlers (educatie, facilitatie en regulatie) en 4 niveaus (leerling, klas, school en omgeving), dit binnen de mogelijkheden van het team. Tevens kiezen wij ervoor om ruimte te laten voor inbreng van internen of participatie en samenwerken met externen of netwerking. Denk hierbij bijvoorbeeld aan CLB, LOGO, VIG en ouders als partners die een meerwaarde kunnen geven. Vanuit de schoolraad wordt ook actief meegezocht naar een goede partner. Gezien de grote bevraging vanuit verschillende hoeken opteren wij ervoor om stap voor stap, procesmatig te werken. Wij kiezen dan ook voor een thematische benadering over 6 schooljaren. Dit om de leerkrachten de kans te geven te groeien. Per schooljaar en per thema stippelen we een leerlijn uit waarbij de expliciete doelen bepaald worden. Dit gebeurt tijdens één of meerdere werkvergadering(en) in samenspraak met elkaar. Schoolwerkplan 16
hoofdstuk II
De horizontale en verticale samenhang van elk thema wordt bewaakt via het jaarprogramma, een taak die de coördinator gezondheid in samenwerking met het team en de directeur voor zich neemt. Het eerstkomende schooljaar (2008-2009) gaan we het thema voeding in de kijker stellen. Ook beslisten we ons komend jaarthema aan “gezondheid” te wijden. In ieder geval is het zo dat er ruimte moet blijven om in te spelen op actuele, occasionele noden van de leerlingen.
1.
de vertrekbasis:
schooljaar 2006-2007
2.
verzamelen info (ambulant + preventiecoördinator: Christine Delos) deel uitmaken van schoolverantwoordelijken regio Zuid-WestVlaanderen, invullen vragenlijsten gezondheidsbevordering op school: deel 1; tabakspreventie / deel 2; gezonde voeding en lichaamsbeweging verwerken gegevens bijscholing (wegen naar een gezondheidsbeleid in de basisschool) tot powerpoint voor leerkrachten (ambulant)
de start van het proces
schooljaar 2007-2008 eerste trimester
pedagogische studiedag sept ‟07 (ambulant) inventariseren van wat we al doen (team) schematiseren van de gegevens per thema, niveau (ind., klas, school en omgeving) en pijler (educatie, structureel, regulerend) bijscholing een dagje gezond (ambulant)
tweede trimester Schoolwerkplan 17
hoofdstuk II
overleg met scholen van de scholengemeenschap (zie verslag) (ambulant + directeur) analyse van de schoolsituatie = eigen situatie in kaart brengen (ambulant) betrekken CLB-contactpersoon = samenwerken met externe partners (ambulant + directeur) prioriteiten bepalen. Wat zijn de noden ? powerpoint 2; ontwikkelingsdoelen en eindtermen aanbieden, inventaris maken, Wat doen we al? Wat komt nog niet aan bod? (personeelsvergadering team) wat is onze visie? Starten vanuit algemeen kader om te komen tot schooleigen visie. Vermelde opmerkingen verwerken in schoolvisie, deze voorleggen aan team, schoolraad, ouderraad Specifieke eindtermen, ontwikkelingsdoelen selecteren, materiaal rond voeding verzamelen
derde trimester
3.
prioriteiten selecteren (personeelsvergadering team) streefdoelen bepalen (Vlaamse doelstellingen voor lichamelijke en geestelijke gezondheid), duidelijk formuleren!! (team) schoolvisie a.d.h.v. bekomen doelen en vastgestelde prioriteiten. (ambulant en directeur) Verwerken op- en aanmerkingen (ambulant) Actieplan opstellen Binnen welk luik (E,S,R) werken we vooral? Wie wordt in welke mate betrokken? Hoe betrekken we deelcategorieën bij het beleid? Wie coördineert? Welke doelstellingen worden nagestreefd? (SMART!) Welke methodieken lenen zich het best? Op welk niveau is men actief? Hoe, door wie en met wie wordt gecommuniceerd? Hoe verzekeren we de continuïteit?
het verloop Schoolwerkplan 18
hoofdstuk II
schooljaar 2008-2009
Activiteiten plannen op korte, middellange en lange termijn, per luik en per niveau en deze uitvoeren De acties opvolgen Procesevaluatie: wat gebeurt? Wat gebeurt niet? Hoe? Waarom? De acties zonodig bijsturen De acties evalueren op effectiviteit Impactevaluatie, korte termijn (kennisverhoging) Outcomevaluatie, langere termijn (gedragsverandering)
Schoolwerkplan 19
hoofdstuk II
7.f
Verkeersopvoeding.
Eerste graad 1 2 3 4 5 6 7 8
9
10
11
gedrag aanpassen aan het weer en dragen van beschermende en opvallende kledij plaatsen herkennen waar veilig / niet veilig kan gespeeld worden verkeersgeluiden identificeren, onderscheiden en lokaliseren (aandacht voor achteruitrijdende auto‟s, vrachtauto‟s) voertuigen en personen hebben een eigen plaats in het verkeer weten wat te doen als men mee rijdt met de fiets, auto pictogrammen kennen ( pijl, ingang, uitgang, toilet….) en enkele verkeersborden ( stopteken, voorrangsteken, fietspad….) gebruik van de voetgangerslichten en verkeerslichten gebruik maken van voorzieningen op de openbare weg om zich als voetganger te gedragen aandacht voor de lichten van de auto‟s : wit licht komt naar je toe, rood licht rijdt van je weg. als voetganger veilig de straat oversteken op het zebrapad zonder begeleiding weten om te gaan met een hindernis op het voetpad de veiligste plaats weten op het voetpad stappen met een kleuter aan de hand bij een bepaald teken / op een bepaalde plaats kunnen stoppen de begrippen links / rechts kennen als fietser de delen van een fiets kennen weten wat elementair is aan een veilige fiets op een bepaalde plaats / teken kunnen stoppen op- en afstappen langs de veilige kant met de fiets aan de hand veilig stappen ( weg van het verkeer)tijdens het fietsen L / R arm uitsteken een hindernis kunnen ontwijken door een smalle doorgang fietsen de elementaire verkeersregels toepassen
Schoolwerkplan 20
hoofdstuk II
tweede graad 1 inspelen op het verschillend gedrag van weggebruikers 2 plaatsen herkennen waar het veilig/ niet veilig is in het verkeer 3 gevaarlijke verkeerssituaties in de ruimere schoolomgeving lokaliseren en zich veilig verplaatsen 4 aanwijzingen van bevoegde ordediensten begrijpen en correct naleven 5 weten wat te doen als men meerijdt met de fiets, auto, bus 6 de verschillende soorten verkeersborden kennen ( naar vorm, kleur, voorrangsborden) de specifieke verkeersborden voor voetgangers en fietsers kennen 7 gebruik maken van voetgangers- en verkeerslichten 8 gebruik maken van voorzieningen op de openbare weg om zich als voetganger / fietser te gedragen 9 als voetganger veilig de straat, een kruispunt oversteken zonder begeleiding weten om te gaan met een hindernis op het voetpad de veiligste plaats weten op het voetpad de veiligste plaats weten op een weg zonder voetpad 10 als fietser de delen van een fiets kennen weten wat elementair is aan een veilige fiets de veilige plaats weten op het fietspad de veilige plaats weten op een weg zonder fietspadop een bepaalde plaats / teken kunnen stoppen op- en afstappen langs de veilige kantvaardig links en rechts kunnen afslaan tijdens het fietsen achterom kijken zonder af te wijken van de fietslijn aandacht voor veilige fietskledij een hindernis kunnen ontwijken 11 de elementaire verkeersregels toepassen derde graad 1 inspelen op het verschillend gedrag van weggebruikers 2 plaatsen herkennen waar het veilig / niet veilig is in het verkeer 3 gevaarlijke verkeerssituaties op de weg thuis-school lokaliseren en zich veilig verplaatsen 4 aanwijzingen van bevoegde ordediensten begrijpen en correct naleven Schoolwerkplan 21
hoofdstuk II
voor- en nadelen van verschillende vervoermiddelen kennen 5 zelf kunnen aangeven welk vervoermiddel het meest geschikt is voor een bepaalde verplaatsing 6 mededelingen op dienstregelings- en andere borden in functie van de reisweg correct interpreteren 7 verkeersborden en regels voor voetgangers en fietsers kennen 8 als fietser de delen van een veilige fiets kennen vaardig links en rechts kunnen afslaan veilig kunnen voorbijrijden en inhalen achterom kijken zonder af te wijken van de fietslijn afstand houden bij het in groep fietsen beschikken over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie omgaan met hindernissen op de weg 9 problematiek rond de dode hoek 10 de elementaire verkeersregels toepassen
Schoolwerkplan 22
hoofdstuk II
7.g
Milieuopvoeding op school (MOS). Met MOS is onze school in een educatief project gestapt. De meest voor de hand liggende reden is natuurlijk de bekommernis voor het milieu. Ook scholen belasten het milieu en moeten hun verantwoordelijkheid opnemen en initiatieven ontwikkelen om de milieuschade te beperken.
Maar er zijn nog andere argumenten. De kinderen van vandaag zijn de verantwoordelijken van morgen. Milieuzorg heeft een breed maatschappelijk draagvlak nodig. Daarom moet die zorg een volwaardig onderdeel van het onderwijsaanbod vormen. Scholen dragen een sterke maatschappelijke verantwoordelijkheid die zich uit via voorbeeldgedrag. Het is daarom dat de Vlaamse Gemeenschap, de vijf provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie met MOS startten. Ook scholen moeten aan de steeds complexere milieuwetgeving voldoen. MOS besteedt daarom, onder andere via de gebruiksvriendelijke brochure „VLAREMPEL‟, aandacht aan de milieuwetgeving voor scholen. Zo weet ook onze school hoe ze aan de Vlaamse milieuregelwetgeving kan voldoen en hoe ze een veilige werkomgeving voor leerlingen en personeel kan creëren. Onze school neemt al wel langer haar verantwoordelijkheid op wat milieueducatie betreft. Dit uit zich in het Composteren Sorteren het gebruik van zilverpapier vermijden en brooddozen stimuleren het gebruik van hervulbare drinkbussen aanraden verschillende educatieve bezoeken rond „afval‟ afleggen het eten van fruit aanmoedigen grote verpakkingen koeken aankopen en verdelen, enz… Nieuw is echter dat wij onlangs de milieubeleidsverklaring hebben ondertekend. Dat is een schriftelijke bevestiging waarin de school zich bereid verklaart zich actief te willen inzetten voor milieuzorg. Het is een signaal aan de leden van de MOS-werkgroep dat zij worden gesteund Schoolwerkplan 23
hoofdstuk II
en dat hun resultaten de school blijvend kunnen beïnvloeden. Deze verklaring werd ondertekend door de kinderen, de leerkrachten, de directie, het overige personeel… Reden genoeg dus om hier als school wat bij stil te staan en rond te werken. Er worden aanpassingen beoogd in de organisatie van de school en een gedragsverandering van de schoolbevolking. Concrete milieuinitiatieven die van de leefwereld van de kinderen vertrekken, leggen de basis voor een milieuvriendelijk gedrag in hun verdere leven.
Wanneer je in de school niet enkel over afvalpreventie praat, maar er ook samen voor zorgt dat er ook minder afval ontstaat, bewijs je niet alleen het milieu een dienst. Je ontwikkelt er ook het milieubewustzijn van de leerlingen mee. Thema dat reeds aan bod kwam Energie Wat nu op het programma staat Afvalpreventie
Schoolwerkplan 24
hoofdstuk II
Schoolwerkplan
25
7.h
Leren leren.
In onze school opteren we om geen methode “ LEREN LEREN “ te gebruiken maar om de verschillende tips te integreren in zoveel mogelijk activiteiten.
Schoolwerkplan
26
1ste leerjaar
2de leerjaar
3de leerjaar
4de leerjaar
5de leerjaar
6de leerjaar
1. De leerlingen kunnen losse gegevens verwerven en gebruiken door ze: 1.1 betekenis te geven - door te situeren in een context - door te omschrijven Wat moet ik doen als de bel rinkelt? Waar sta ik in de rij? Waar hang ik mijn jas en waar plaats ik mijn boekentas? De splitsing leggen met de blokjes.
Prenten ordenen en bespreken. Korte verhaaltjes: woorden verklaren a.h.v. het verhaal. Met gegeven woorden zinnen vormen. Rekenoefeningen omzetten in rekenverhaaltjes.
Woord kunnen verklarenmet eigen woorden. Zin maken met een woord. Gebruiken van synoniemen.
Opzoeken in het woordenboek. Spreekwoorden en zegswijzen opzoeken in woordenboek Zin en beeld associëren. Woord kunnen uitleggen met eigen woorden.
Spreekwoorden en zegswijzen opzoeken in woordenboek. Oorzaak/gevolg zoeken Spreekbeurt (samenvatting). Uitbeelden.
Een woordenboek , een jeugdencyclopedie, Google, … gebruiken als ze iets niet begrijpen. In alle lessen wordt hieraan gewerkt. Woorden ( Nederlands, Frans ) worden steeds in zinsverband aangebracht.
Tafels. Spellingregels. Liedjes/versjes.
Tafels. Liedjes. Onthoudzinnen en spellingsregels. Alfabet. Tafelbollen.
Onthoudwoorden leren schrijven. Liedjes. Spellingsregels
Uit het hoofd Franse woorden kennen.
Nooit memoriseren zonder te begrijpen! Vanuit Frans spreekboekje vragen memoriseren ‟s Morgens oefenen ze die vragen met het respectievelijk antwoord. (bevorderen van spreekvaardigheid)
1.2 te memoriseren Tot aan 20 optellen en aftrekken. Dagen van de week. Woordbeelden. Getalbeelden. Letters. Splitsingen. Versjes/liedjes.
Schoolwerkplan
27
1ste leerjaar
2de leerjaar
3de leerjaar
4de leerjaar
5de leerjaar
6de leerjaar
2. De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken. De leerlingen kunnen: 2.1
in eenvoudige naslagwerken informatie opzoeken via alfabetische inhoudsopgave, register, eigen materiaal Woorden alfabetisch rangschikken. Alfabet kennen. Woorden opzoeken in woordenboek. Woordenregister raadplegen.
2.2
Woorden alfabetisch rangschikken. Woordenboekgebruik. W.O.-onderwerpen. Computer en internet hanteren. Atlas.
Gebruik atlas. Woordenboek, groen boekje. Telefoongids. Encyclopedie. Stratenplan. Studeermap.
Digitale klasbib. Woordenboek, groen boekje. Encyclopedie. Internet. Kranten in de klas.
Sleutelwoorden in een tekst onderstrepen (W.O. Nederlands). Begrijpend lezen.
Signaalwoorden Spreekbeurten Actualiteit Naslagwerken raadplegen Sleutelwoorden
Schema en synthese Spreekbeurt Powerpoint maken bij spreekbeurt
bij een ontwerp trefwoorden kunnen aanduiden in een reeks
Reeks woorden: wat hoort er bij.
Woorden koppelen aan specifiek thema. Rubriceeroefeningen toepassen op elk thema W.O.
Opsporen en aanduiden van sleutelwoorden.
2.3 onder begeleiding een documentatiecentrum consulteren bij een concrete opdracht, waarbij catalogi gebruikt wordt, materiaal doeltreffend wordt opgespoord, informatie wordt geselecteerd en bondig genoteerd computerprogramma over muziek opzoeken
Bibliotheek . computer gebruiken
bibliotheekbezoek. (computer)
Weten wanneer welke informatiebron best
Schoolwerkplan
28
info over componisten info over muziekinstrumenten verwerking in w.o.
internet (zoekmachine). Leren opzoeken in een woordenboek met gebruik van de trefwoorden.
computer – internet
geraadpleegd wordt. Krant, tv, radio, beelden, boeken, internet…
Actualiteitenbord
Krantenproject.
leerkrachten, ouders, familieleden directie bosklassen bib-bezoek
leerkrachten, ouders, familieleden directie bosklassen leeruitstappen
2.4 gevraagde gegevens noteren uit radio- en tv-programma’s, kranten en tijdschriften Tv- programma‟s leren lezen (i.v.m. tijd), uurtabel van de trein en de bus leren lezen en gebruiken.
2.5
naar aanleiding van een opdracht bij de juiste persoon informatie vragen
School: boodschapper van dienst, info kunnen vragen bij directeur, juf. Thuis: vragen kunnen stellen aan ouders en grootouders
Op bezoek bij Vb.: de tandarts
Alledaagse opdrachten op school (de boodschapper) en in klasverband.
Info opvragen bij grootouders naar aanleiding van familie, wereldoorlog…. praktische zaken in de school
Schoolwerkplan
29
1ste leerjaar
2de leerjaar
3de leerjaar
4de leerjaar
5de leerjaar
6de leerjaar
3. De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten- bij teksten: eenvoudige, goed gestructureerde) verwerven en gebruiken. De leerlingen kunnen: 3.1 zich oriënteren d.m.v. een beeld te vormen van de inhoud a.h.v. titel, illustraties, tekeningen en tabellen Bij een gekozen boek de titel kunnen aanduiden. De link kunnen verwoorden tussen de titel en de prent op de kaft. Een prent bekijken en verwoorden waarover de tekst waarschijnlijk zal handelen.
Leeslesjes en verhaaltjes.
Activiteit bij tekst-en boeksnuffelen.
Bij een tekening kunnen vertellen waarover de tekst zal handelen.
Alinea in 1 zin samenvatten.
3.2 structuurelementen van een tekst herkennen (titel, hoofdstuk, paragraaf, alinea…) Bij een leestekst de titel en de leestekst onderscheiden.
Leeslesjes en verhaaltjes.
leesteksten
Bij een tekening kunnen vertellen waarover de tekst zal handelen.
Bespreken van teksten, luister- en schrijfopdrachten aan de hand van lees-, schrijf- en luisterkaart.
3.3 informatie analyseren a.h.v. vragen (wie - wat - waar- wanneer - hoe - waarom) Na het lezen van korte leestekstjes wie, wat, wanneer, waar en hoevragen beantwoorden.
Leeslesjes en verhaaltjes. Spreekoefeningen. Aan de hand van w-vragen ontdekken wat: iemand
Vraagstelling over beluisterde opgaven, teksten,… (in godsdienstonderricht,
Bij opdrachten de juiste alinea kunnen terugvinden waarin het antwoord te vinden is.
Aan de hand van vragen inhoud leren voor W.O. zelf vragen laten maken
Schoolwerkplan
30
heeft, iets voorstelt….
taal, socio-emotionele vaardigheden, taakdrachten voor thuis)
De leeskaart aanwenden om de tekst te synthetiseren. (wie, wat, hoe,….)
3.4 informatie in eigen woorden te vertellen of verkort weer te geven De hoofdgedachte van een eenvoudige tekst kunnen weergeven . In de vertelhoek eigen ervaringen kunnen vertellen
3.5
Leeslesjes en verhaaltjes kunnen navertellen en/of samenvatten.
Rekenverhalen met eigen woorden navertellen.
Zelf een tekst met eigen woorden navertellen. Aan de andere klasgenootjes een verslagje kunnen geven over groepswerk of individueel werk.
Franse teksten W.O. teksten begrijpend lezen
Mindmapping leren gebruiken. Een werkstuk maken rekening houdend met tips om de info te structureren ( titel, hoofdstuk, paragraaf, alinea, …)
verbanden leggen tussen nieuwe informatie en informatie waarover ze reeds beschikken verbanden leggen tussen afbeeldingen en de bijbehorende tekst
Vertellen bij prenten zinnen maken bij gegeven prenten.
sorteren boerderijbezoek rangschikken van woorden klascontract tanden (tandarts bezoeken)
Bij boek- en tekstsnuffelen: tekening vooraf bespreken Vertellen wat de inhoud kan zijn.
Informatie opzoeken.
Allerhande informatie laten zoeken.
Sleutelwoorden kennen Opzoeken van zegswijzen in het woordenboek door gebruik van sleutelwoorden
3.6 informatie structeren door in tekst belangrijke zaken aan te duiden Een vraag kunnen beantwoorden door het juiste keuze-antwoord
Kort het belangrijkste an een lesje vertellen Een markeerstift leren
Rekenverhalen begrijpen en oplossen (werken met kleuren)
trefwoorden aanduiden in leeslessen en w.o.-thema‟s
Markeren van sleutelwoorden in teksten, lessen…
Structuur brengen in „ eigen „documentatie vb. Kaderles Tijd: alles is
Schoolwerkplan
31
aan te duiden. Het antwoord staat letterlijk in de tekst. Een denkvraag kunnen beantwoorden door de juiste keuze aan te duiden. Bij het oplossen van rekenzinnen wordt het belangrijkste woord onderlijnd, de betekenis ervan genoteerd door een teken en de cijfers omkringd. Vb. 3 meer dan 5 is …
gebruiken
Reclame boodschappen bedenken
Werken met studeerbladen wiskunde, taalonthoudertje, spreekbundeltje Frans.
geordend volgens de tijdsindeling van de Europese Geschiedenis. Elke periode heeft zijn eigen kleur. Zelf zoeken naar ordeningssystemen: geheugensteun Presentatie (PowerPoint ) maken over een onderwerp. Structuur is heel belangrijk: titeldia, opsommingsdia, info dia‟s Elke dia bevat alleen sleutelwoorden. Zie bijlage 1
3.7 informatie verwerken (opdracht en vraag verwoorden, eenvoudige schriftelijke instructie uitvoeren, verslag uitbrengen over het eigen werk) Opdrachten uitvoeren. Contractwerk.
opdrachten uitvoeren contractwerk
info opzoeken (met hulp van ouders) Deze info vertellen voor de klas
contractwerk Inoefenen van de woordpakketten. Inoefenen van W.O. na elk thema.
contractwerk
contractwerk Kaderles: sleutelwoorden ontdekken en die dan in een schema zetten, de leerstof leren samenvatten, met dit schema wordt de les herhaald.
3.8 informatie in functie van gestelde eisen, inprenten om ze te gebruiken (memoriseren, repeteren, controleren). spreekwoorden
groepswerk W.O. dialoogjes Frans
dialoogjes Frans
Schoolwerkplan
32
1ste leerjaar
2de leerjaar
3de leerjaar
4de leerjaar
5de leerjaar
6de leerjaar
4. De leerlingen kunnen eenvoudige problemen oplossen door: 4.1 Eenvoudige problemen te onderkennen als problemen die in één aspect verschillen van de standaardopgave Bewerkingen. Puntoefeningen.
Bewerkingen met getallen. Puntoefeningen
puntoefeningen
kompas, legende, kaart, schaal gebruiken
oriëntatietocht, kompas, legende, schaal, kaart toepassingen.
De leerlingen hebben een wiskundemap met studeerbladen. Bij een wiskundig probleem grijpen de leerlingen naar deze map en zoeken zelf de les op. Alle lessen zijn gerangschikt volgens het onderwerp: getallen, meten, meetkunde en toepassingen. Op die manier leren de leerlingen heel zelfstandig omgaan met problemen. Voor taal hebben de leerlingen een onthoudboekje. Alle onderwerpen zijn heel eenvoudig beschreven. Met behulp van de inhoudstafel vinden ze heel vlug het onderwerp.
4.2 De problemen te analyseren = aangeven wat gekend is, wat te zoeken is, wat te herformuleren is, wat op te splitsen is in deelproblemen Wiskunde: getekende rekenverhalen verwoorden.
Alle lessen bewerking met getallen. W.O.: plattegrond
Rekenverhalen: - analyseren - kleuren wat gekend is
hoe, wat, wie, wanneer, waar, waarom?
problemen oplossen: gegeven, gevraagd, oplossingsmethode,
De leerlingen hebben een kaart waarop de wiskundige formules van omtrek en
Schoolwerkplan
33
school. In vraagstukjes de vraag onderstrepen om zo het passend antwoord te kunnen formuleren.
- kleuren wat we moeten zoeken - formule(s) bedenken en uitvoeren - controleren - antwoord formuleren
antwoord zelf problemen en toepassingen creëren
oppervlakte staan. Die kaart gebruiken ze om rekenproblemen op te lossen.
kaart plan plattegrond folders
alle mogelijke oplossingsmethoden aanbrengen en bespreken
Het Frans boek heeft een hoofdstuk “Petite Grammaire” Dit gebruiken de leerlingen bij problemen. Door het gebruik van de “Petite Grammaire” ( zeer overzichtelijk en zeer gestructureerd) nemen de leerlingen deze attitude over.
gevonden weg afleggen
stappenplannen
navelwerking in klas m.b.v. alle gebruikte materialen sterke ll. legt uit aan ll. die niet begrepen heeft
oplossingswijze van toepassing in stappen verwoorden aan de hand van gevonden schema
4.3 mogelijke oplossingswijzen zoeken Begrijpend lezen: oplossing bij verhaaltje via meerkeuzevragen. De lln. kiezen zelfstandig welke oplossingswijze voor hen het eenvoudigst is.
verkeersopvoeding: weg van en naar … vraagstukken
hoofdrekenoefeningen (lange rijen uitvoeren die leiden tot een juiste uitkomst)
4.4 gekozen oplossingswijzen uitvoeren Rekenoefeningen met blokken leggen.
De meest passende mogelijkheid kiezen.
4.5 gekozen oplossingswijze verwoorden Rekenoefening en vraagstukjes uitleggen. Rekenverhaaltje verzinnen bij gegeven oefeningen.
Sterke leerling legt uit aan leerling die het niet begrepen heeft. Verhalen verteld bij socio-emotionele vaardigheden analyseren, probleem stellen en komen tot een oplossing.
sterke lln. legt uit aan lln. die het nog niet begrepen heeft
Schoolwerkplan
34
4.6 oplossing te controleren door na te gaan of ze realistisch is en de oplossingsweg te controleren door na te gaan of die passende is Hardop lezen van rekenoefening.
Geschreven tekst luidop herlezen.
zelfcorrectie
werken met zelfcorrectie
werken met zelfcorrectie
werken met zelfcorrectie belang hechten aan checken of oplossing wel kan.
Schoolwerkplan
35
1ste leerjaar
2de leerjaar
3de leerjaar
4de leerjaar
5de leerjaar
6de leerjaar
5. De leerlingen kunnen, eventueel onder begeleiding: 5.1 hun lessen, taken en opdrachten plannen en organiseren door: 5.1.1 hun schoolagenda functioneel te gebruiken Agenda invullen.
In de schoolagenda worden de taken in het blauw geschreven bijkomende zaken in het groen. Aan de hand van de schoolagenda het nodige gerief klaar leggen om de schooltas te maken.
Schoolagenda taken nummeren (blauw schrijven) andere dingen bij (groen schrijven) Werken met een vast huistakenprogramma: Ma: hardop lezen + oefenen van het nieuwe woordpakket (tegen woensdag) Di: wiskunde Do: spelling differentiatie na het dictee Vrij: noteren van klaswerkpunten (dit aan de ouders laten zien en laten tekenen; controle op maandag)
-begin schooljaar: afspraken i.v.m. invullen van schoolagenda agenda wordt elke dag ingevuld na het invullen en nakijken moeten ze al de nodige spullen in hun schooltas stoppen in schoolagenda wordt door ll. aangeduid als een taak in orde is contracthuiswerk
huiswerk – contractwerk + week plannen
De agenda juist leren gebruiken. Taken, lessen en geplande proeven juist kunnen inboeken. De pictogrammen juist gebruiken. Taken leren plannen (en juist inschrijven). Verzorgd werken (+ juist) in de agenda (dit wordt geëvalueerd op de klaswerkkaart). De agenda wordt „geregeld „ gecontroleerd
5.1.2 hun lessen zeggen wat gevraagd wordt en hoe ze te werk zullen gaan Herhalen van de gegeven opdracht.
herhalen van de gegeven opdracht
Te leren w.o-thema in kleine stukjes lezen,
Vertellen hoe de leerlingen het
herhalen van opdrachten en werkwijzen
Schoolwerkplan
36
sleutelwoorden noteren, herhalen.
weekwerk aanpakken.
5.1.3 op basis van eigen ervaringen uitleggen dat planning belangrijk is agenda gebruiken
Per w.o.-thema aanduiden wat zeker moet gekend zijn en wat minder belangrijk is.
werkwijze en planning veranderen bij tegenvallers huiswerk, weekwerk
herhalingstaken geven die niet op een dag kunnen geleerd worden Frans elke dag herhalen
De leerlingen krijgen vooraf een planning van de proeven. In de agenda worden de proeven op de juiste datum ingeboekt. De ouders zijn op de hoogte van die planning.
herhalingsweek/zelfstandig vragen opschrijven
Studiemoment van 16.15 tot 17.10 uur
Franse woorden, werkwoorden ijzeren maten formules wiskunde
Aandacht schenken aan regelmatig herhalen. Franse woorden, werkwoorden, grammaire ijzeren maten formules wiskunde
5.2 hun eigen leerproces controleren en bijsturen door: 5.2.1 met voorbeelden aangeven hoe ze zelfstandig kunnen werken Contractwerk tegen een bepaalde dag kunnen afwerken.
contractwerk
Verbetering rekenboekoefeningen. Woordpakket: inoefenen van de moeilijke woorden.
begrijpend lezen: hoofdpunten van het overbodige onderscheiden fouten ontdekken en kunnen verwoorden hoe ze men de juiste oplossing zoekt
5.2.2 uitleggen dat sommige dingen regelmatig herhaald moeten worden Letters herhalen.
tafels dagen van de week spelling
Tafelbollen.
dictee, onthoudwoorden weten dat moeilijkheden meer geoefend moeten worden
Schoolwerkplan
37
degelijke controle ijzeren maten
spelling
5.2.3 uitleggen dat gewoon lezen of kopiëren meestal niet efficiënt is wiskundeoefeningen (oplossingen)niet kopiëren van het bord
jezelf vragen stellen over een onderdeel: diverse oplossingsmethoden bij klassikale verbetering
jezelf vragen stellen over een onderdeel: diverse oplossingsmethoden bij klassikale verbetering bespreken als ze een les moeten leren, zullen ze zelf moeten ondervinden dat het onvoldoende is als je de tekst alleen maar eens overleest (bij toetsen).
jezelf vragen stellen over een onderdeel: diverse oplossingsmethoden bij klassikale verbetering bespreken
Aan de hand van de klaswerkkaart toetsresultaten bespreken en vergelijken. Op die manier kunnen ze leerattitudes bijspijkeren. Spelling inoefenen, Franse woorden leren schrijven, is niet hetzelfde als een les „tijd „instuderen.
wiskunde: toepassingen rekenvoordelen
belangrijke woorden onderstrepen, markeren, overschrijven tijdens les wiskunde: per 2/3/4 oplossingswijzen bespreken, vergelijken, kiezen
5.2.4 diverse oplossingsmethodes vergelijken en de meest geschikte kiezen Diverse oplossingsmethodes bij klassikale verbetering bespreken. Eveneens bij het aanbrengen van de lange rijen bij hoofdrekenen.
Diverse oplossingsmethodes bij klassikale verbetering bespreken
5.2.5 in het oog houden of ze uitvoeren wat gevraagd wordt en middeltjes gebruiken om informatie in het geheugen op te roepen
Schoolwerkplan
38
Wandplaten, blokjes,… leren gebruiken.
verwijzen naar klaswand
gebruik maken van de klaswand
individuele controle + gebruik maken van de klaswand
Plossingswijzen oproepen klaswand
Wijze van leren vergelijken en toetsen aan behaalde resultaten
5.2.6 nagaan of fouten gecorrigeerd worden in functie van het vermijden er van Klassikale verbetering met bespreking.
Klassikale verbetering.
Correctiesleutel gebruiken. Klassikale verbetering.
Klassikale verbetering en de lln laten vertellen hoe ze tot de oplossing kwamen. Fouten bespreken. Zelf verbeteren van fouten met correctiesleutel.
controle door verbetering wiskunde: schatten naar oplossing
Schoolwerkplan
39
1ste leerjaar
2de leerjaar
3de leerjaar
4de leerjaar
5de leerjaar
6de leerjaar
6 Een passende leerhouding aanleren 6.1
met nauwkeurigheid, door hun werkruimte, boekentas ordelijk te schikken en hun taken volgens afspraak te maken
Een nette bank. Orde in de huiswerkmap. Orde in boekentas.
Het gerief wordt gestructureerd in de lessenaar gelegd.
Bordagenda verwoorden: wat steekt er vandaag in mijn schooltas? Klaarleggen van het nodige gerief.
Banken ordenen. Aan de hand van de agenda de nodige dingen klaarleggen om mee te nemen naar huis.
Werken met gestructureerde agenda met vaste afspraken. Plannen van eigen taken en toetsen.
Nodige aandacht voor boekentas en bank. Notities zorgvuldig bijhouden in de juiste map ! De leerlingen hebben verschillende mappen die ze zelfstandig beheren. Vb.
wiskundemap: rood; taalmap: groen… Voor leerlingen is dit een houvast. Zie bijlage 2
6.2 met efficiëntie door hun materiaal op voorhand klaar te leggen en het efficiënt te gebruiken Blokjes gebruiken in de rekenles.
Gerief ‟s morgens klaarleggen.
Mondelinge opdrachten eerst inwendig herhalen en dan pas van start gaan.
Bij contractwerk zelfstandig materiaal nemen en wegbergen.
contractwerk zelfstandig materiaal nemen en wegbergen nodige materiaal voor een huistaak
Zie bijlage 2
6.3 met een wil tot zelfstandigheid door er rekening mee te houden dat de leerkracht niet onmiddellijk komt als er hulp gevraagd wordt
Schoolwerkplan
40
Geduld leren hebben. Je beurt afwachten .
Hulp vragen aan klasgenootjes. Zelf oplossingen zoeken voor problemen.
Sterke lln. werken zelfstandig, verbeteren alleen. Zwakkere lln. worden door de lkr. Begeleid
Zelfstandig oefeningen maken zonder hulp in te roepen van de leerkracht.
elkaar hulp vragen i.p.v. leerkracht om hulp te vragen spontaan iets opzoeken in woordenboek, leerboek wiskunde
leren omgaan met problemen Zelf initiatief nemen en op zoek gaan naar een oplossing (ofwel bij een medeleerling, ofwel bij de leerkracht ). Niet bij de pakken blijven zitten
6.4 met voldoende vertrouwen door een nieuwe opdracht op een persoonlijke wijze aan te pakken, door niet onmiddellijk ontmoedigd te zijn, door geduld te tonen bij oplossen van problemen, door enige faalangst aan te kunnen Leren dat iets nieuws in het begin altijd moeilijk is, geleidelijk aan na veel oefenen is het makkelijker.Wanneer iets niet lukt, blijven proberen. Eventueel de hulp van de juf vragen maar zeker niet de moed opgeven. Een positieve houding leren aannemen
De lln worden er regelmatig opgewezen dat ze eerst zelf een oplossing moeten zoeken voor ze hulp vragen.
Opdrachten analyseren, stap voor stap herhalen en uitvoeren.
Bij de leerkracht een vraag mogen stellen als iets niet begrepen is.
Bij een toets eerst wat je kan oplossen Problemen even laten rusten
Leren omgaan met faalangst, met eigen problemen, … „Spiekbriefje‟ gebruiken tijdens de proeven. Zie bijlage 3 durven uitkomen voor je probleem en werken aan vertrouwen
6.5 met voldoende weerbaarheid door voor hun eigen mening op te komen bij de aanpak van problemen en door vragen te stellen voor wat ze niet begrijpen Opbouwen: door samenspelen, door persoonlijke contacten met leerkracht en leerlingen
Begrijp ik de opdracht? Weet ik wat ik moet doen?
Groepswerk
Vraagteken plaatsen in agenda bij problemen en „s anderendaags uitleg vragen
Klasparlement
6.6 met een houding van openheid door van elkaar te leren bij de aanpak van nieuwe problemen, bruikbare oplossingen van anderen te
Schoolwerkplan
41
aanvaarden, andere oplossingen met de eigen oplossing te vergelijken Opbouwen door: partnerwerk persoonlijke contacten met lkr. en lln.
hoofdrekenen: elkaars methode uitleggen
In een klassengesprek een stelling verdedigen, ook open staan voor de mening van een ander. groepswerk
groepswerk partnerwerk
groepswerk partnerwerk
6.7 met kritische zin door zich vragen te stellen bij de aangeboden informatie en hun eigen leren te bevragen zelfcorrectie
taken: toetsen zelf evalueren a.h.v. korte vraagjes 7 meegebrachte documentatie en info kritisch bekijken en weten of zij bruikbaar is en begrepen wordt.
zelfevaluatie bij sommige toetsen/taken Documentatie + Informatie i.v.m. W.O.lessen kritisch beoordelen. Zelfstandig opzoeken.
Zelfevaluatie: toetsen bespreken.
zelfevaluatie (had je dit resultaat verwacht? Hoe zou ik het kunnen verbeteren? wat ga je bij de volgende test anders aanpakken? wat wil je de volgende keer opnieuw doen?)
Schoolwerkplan
42
BIJLAGE 1
Beestig bezig: Een werkstuk maken over een dier ! Stappenplan : 1. dier bepalen 2. info zoeken over het dier 3. info ordenen ( zie blad : Mag ik je papieren eens, a.u.b.?) 4. info verdelen over de 6 dia‟s a) titeldia b) opsommingsdia ( Wat vertel je over je dier?) Een opsomming geven ! vb. voedsel voortplanting … c) in de volgende dia’s ( 3 tot 5) werk je dit uit. Werk met staakwoorden en afbeeldingen ! Gebruik toffe animaties. Overdrijf niet met geluiden! Tip : niet automatisch instellen ( liefst met muisklik)
5. presentatie voorstellen. Bij elke dia vertel je over je dier ( in zinnen ) ! Oefen eens met je buur !
BIJLAGE 2 Studeertips 1. Ik schenk aandacht aan stiptheid, zorg en netheid. 1. De spullen in mijn bank en in mijn boekentas hebben een vaste plaats. 2. Ik laat niets rondslingeren. 3. Ik schrijf mijn schoolagenda zorgvuldig in. 4. Ik controleer of ik mijn boeken en schriften heb om mijn huiswerk te maken. 5. Ik neem alles mee wat ik nodig heb om mijn lessen te leren. 6. Berichten moet ik thuis afgeven. 7. Materiaal moet ik tijdig verzamelen en meebrengen.
2. Ik gebruik een vierstappenplan. VOOR IK IETS DOE.
TERWIJL IK IETS DOE. OF TERWIJL IK LEES.
OF VOOR IK LEES.
NADAT IK IETS HEB GEDAAN. OF NADAT IK GELEZEN HEB.
Wat moet ik doen?
Hoe ga ik het doen?
Ik doe mijn werk.
Ik kijk mijn werk na.
IK DENK.
IK PLAN.
IK VOER MIJN PLAN UIT. OF IK LEES EN IK BEGRIJP.
IK BEOORDEEL EN VERWERK.
schoolwerkplan
44
3. Ik hou afleiders uit de buurt. 1. Ik studeer in een rustige omgeving. 2. Mijn werktafel is sober ingericht.
4. Ik zorg ervoor dat ik voldoende lichaamsbeweging en nachtrust heb.
5. Ik bereid mijn toetsen degelijk voor. 1. Ik leer mijn les. 2. Ik bevraag me: * Heb ik alles geleerd? * Ben ik niets vergeten? * Begrijp ik alles? Zo niet: opzoeken en uitleg vragen 3. Tijdens de herhalingsbeurten stip ik aan wat ik niet kan. 4. Ik hou rekening met volgende aandachtspunten: * de vaste activiteiten van de weekplanning * op hetzelfde tijdstip beginnen * de studietijd splitsen * afwisseling brengen * mezelf belonen * bedtijd?
schoolwerkplan
45
BIJLAGE 3 Mijn spiekbriefje 1. 2. 3. 4. 5.
Ik heb gisteren mijn les geleerd. Als ik rustig ben, kan ik beter antwoorden. Als ik diep ademhaal, kan ik me meer herinneren. Iedereen maakt fouten, ook mijn ouders en mijn leraar. Als ik een fout maak, kan ik ze later wel verbeteren. Ik leer eruit.
schoolwerkplan
46