44
Hoofdstuk 3. Erven als huwelijkspartner Dag zei ik tegen haar dag kom Ik je nog eens tegen, glimlachend Maar de wind blies weg Haar gezicht in het water En ik knikte en ik werd onzichtbaar In het stille leven. (Hans Lodeizen, De buigzaamheid van het verdriet, 1949)
80 Het erfrecht van de langstlevende huwelijkspartner is een wettelijk erfrecht.
Bovendien is het beschermd tegen schenkingen en testamenten van de andere huwelijkspartner voor minstens het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap en minstens het vruchtgebruik van de gezinswoning en het huisraad. In bepaalde gevallen kan de langstlevende huwelijkspartner toch nog volledig of gedeeltelijk onterfd worden (afdeling 1). Hoeveel de nalatenschap van een huwelijkspartner die overlijdt omvat, wordt bepaald door het huwelijksgoederenstelsel dat voor de meesten het wettelijk stelsel is, geldt het voor iedereen die gehuwd is zonder huwelijkscontract (afdeling 2). De huwelijkscontracten van scheiding van goederen of die afwijken van het wettelijk stelsel en hun gevolgen voor het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot worden in detail beschreven in deel II.
Afdeling 1. Het wettelijk erfrecht en het voorbehouden deel van de langstlevende echtgenoot 1. Het wettelijk erfrecht (ook genoemd ‘ab intestaat’-erfrecht) van de langstlevende echtgenoot (745 bis lid 1 BW) 81 Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot staat pas sinds 14 mei 1981 in
de wet.42 Sinds 1981 erft de langstlevende echtgenoot (zonder huwelijkscon-
H3.
ERVEN ALS HUWELIJKSPARTNER
| 47
het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap van je huwelijkspartner blijft. 87 Als je feitelijk bent gescheiden van je huwelijkspartner op het moment van zijn overlijden, dan kan hij je onterven. Jij kunt dat ook van jouw kant (zie nr. 106107).
3. De omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende huwelijkspartner naar geld of volle eigendom 1) Het recht om de omzetting te vragen 88 Tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar is er geen onverdeeldheid. Je
kunt als vruchtgebruiker of blote eigenaar de verdeling niet eisen.48 Van deze regel wijkt de wet af voor de langstlevende huwelijkspartner en de kinderen, die kunnen wel hun deel vragen of soms zelfs eisen, hetzij in geld, hetzij in volle eigendom, onder bepaalde voorwaarden. 89 Kunnen de omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende huwelijks-
partner vragen: - de langstlevende echtgenoot, van alle blote eigenaars, dat wil zeggen van: * de afstammelingen; (de kinderen uit een vorige relatie zijn door de wet beschermd, door art. 745 quinquies BW, zie nr. 137)49
* * * *
de andere bloedverwanten (ascendenten en zijverwanten die erven); een legataris; een begiftigde; al wie de blote eigendom verwierf.
Als de blote eigenaars geen afstammelingen zijn, dan kan alleen de langstlevende echtgenoot de omzetting vragen. De langstlevende echtgenoot kan in dat geval de omzetting zelfs eisen binnen vijf jaar. In principe wordt de vraag van de langstlevende echtgenoot ingewilligd,50 tenzij de blote eigenaars niet-afstammelingen kunnen aantonen dat de omzetting de belangen van een onderneming of van een beroepsactiviteit ernstig zou schaden.51 Na verloop van vijf jaar kan de rechter de omzetting enkel nog toestaan indien hij ze billijk acht wegens omstandigheden eigen aan de zaak. De rechters aanvaarden als ‘omstandigheden eigen aan de zaak’ het verkrotten van een pand, of het feit dat het geteisterd is door brand, overstroming, of storm.52
142 14 42
Hoofdstuk 6. Schenken Camille disait: ‘Pourquoi ne pas gueuler quand on souffre?’ Je gueule. (Louise Bourgeois, 1993)
394 Je kunt schenken als je nog leeft, of schenken voor na je overlijden. Het eerste
noemt men een ‘schenking onder de levenden’, het tweede gewoon ‘schenking’, onder opschortende voorwaarde van je overlijden. De schenking voor na je overlijden schrijf je in je testament (hoofdstuk 5) (dan wordt het een ‘legaat’), in je huwelijkscontract (hoofdstuk 3) of in de aankoopakte van een onroerend goed (hoofdstuk 2). In dit hoofdstuk gaat het alleen over schenking onder de levenden, dus niet over een schenking in een testament. 395 De schenker moet handelingsbekwaam zijn.
Een persoon onder voorlopig bewind kan geldig schenken. Het volstaat daartoe dat hij op voorhand de machtiging vraagt aan de vrederechter (art. 488 bis h) § 2 BW, zie voor de procedure nr. 344). 396 Een minderjarige kan een schenking niet aanvaarden. Dat moeten zijn ouders voor hem doen (art. 935 BW). Als er geen ouders meer zijn, dan kan de voogd de schenking aanvaarden na machtiging van de vrederechter (art. 419 § 1, 6° BW).
Een ouder en zelfs elke ascendant (groot- of overgrootouders) van een kind kan zonder toestemming van de vrederechter een schenking voor een kind aanvaarden. De aanvaarding door één enkele ascendant volstaat, zelfs al leven de ouders nog (art. 935 lid 3 BW).
Afdeling 1. Voorwaarde voor een geldige schenking 397 Een schenking is geldig als de bedoeling van de schenker om te schenken vast-
staat en als ze onherroepelijk is.
312 |
DEEL IV . ERVEN , SCHENKEN EN DE BELASTINGEN
Om deze verschillen te vermijden bepaalt art. 66 ter W. Succ. dat de nettowaarde van de goederen die geërfd worden aan een voordeliger tarief van de successierechten bij de belastbare waarde van de andere geërfde goederen gevoegd worden, voor de toepassing van het progressief tarief op die overige goederen.96
Afdeling 5. De betaling van de successierechten 1. Wie betaalt de successierechten? 964 Elke erfgenaam, legataris en begiftigde moet successierechten betalen voor wat hij ontving (art. 75 W. Succ.).
De erfgenaam, legataris en begiftigde die ten laste van een andere rechthebbende de successierechten heeft voorgeschoten, heeft een vordering tegen die rechthebbende (W. Succ. art. 76). De erfgenaam, algemeen legataris en begiftigden zijn samen aansprakelijk (elk in verhouding tot hun erfdeel) voor de gezamenlijke successierechten verschuldigd door de legatarissen en begiftigden onder algemene titel of onder bijzondere titel (art. 70 lid 2 W. Succ.). 965 Ook de erfgenaam die aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving moet de successierechten betalen, zelfs bij een deficitaire nalatenschap (art. 73 W. Succ.).
Dat gebeurt op basis van ‘het wettelijk vermoeden’. Wanneer een ouder de nalatenschap van zijn ouders verwerpt, moet het kind dat opkomt bij plaatsvervulling de successierechten betalen van de ouder die verwierp (art. 68 lid 2 W. Succ.). 966 Als er buitenlandse erfgenamen zijn, dan moet er voor de successierechten eerst een borg gesteld worden (art. 94-95 W. Succ.), anders mogen de activa niet
vrijgegeven worden. Dat heeft tot gevolg dat de erfgenamen niet over geld of beleggingen van de nalatenschap kunnen beschikken.97 De borgstelling kan de vorm krijgen van een hypotheek op een onroerend goed dat in België is gelegen, of van baar geld of waardepapieren bij de Deposito- en Consignatiekas, of van een persoonlijke borgstelling door een mede-erfgenaam of een derde. De ontvanger van de successierechten beslist hoe hoog de borg is. Als je niet tot een akkoord komt, dan beslist de vrederechter. De ontvanger van de successierechten geeft je een attest dat je de nodige waarborg hebt gesteld. De borgstelling is niet nodig voor het vrijgeven van de som van maximum € 5.000 ten voordele van de langstlevende partner (zie nr.1106).98
385
Hoofdstuk 2. Zelf je levenseinde en uitvaart voorbereiden 1210 Je stelt jezelf vragen over je levenseinde. Je wilt niet zover gaan als een ‘euthanasieverklaring’ (zie afdeling 1.2), maar je wilt toch beslissen over hoever men
je behandelt wanneer je zwaar ziek bent en je leven in gevaar is. In dat geval maak je een ‘levenstestament’ of ‘negatieve wilsverklaring’ (zie afdeling 1.1). 1211 Sinds 2002 zijn er in België drie wetten die een zo waardig mogelijk levenseinde kunnen ondersteunen (zie afdeling 1):
1. de wet over de patiëntenrechten, de wettelijke basis voor een afdwingbaar levenstestament; 2. de wet over de palliatieve zorg, die maakt dat je dierbaren je kunnen omringen bij je levenseinde met enige financiële steun van de overheid; 3. de wet over de euthanasie. Voor de keuze van je levenseinde als je medische toestand uitzichtloos is en je psychisch of fysisch ondraaglijk moet lijden. 1212 Wil je nog verder gaan en bepalen wat er met je lichaam gebeurt na je overlijden, dan kun je dat op drie vlakken (zie afdeling 2):
1. je eventueel verzetten tegen orgaandonatie; 2. een wilsbeschikking opmaken over hoe en waar je ter aarde wilt besteld worden; 3. je lichaam wegschenken aan de wetenschap.
Afdeling 1. Levenstestament of wilsbeschikking, euthanasieverklaring en palliatieve zorg/verlof 1213 Je kunt tijdens je leven beslissen over de behandeling in je laatste dagen, en
eventueel over euthanasie. Over de behandeling die je al dan niet wenst op het einde van je leven kun je beslissen in een ‘levenstestament’ of ‘negatieve wilsbeschikking’ op basis van de wet patiëntenrechten. Als je euthanasie wilt, dan moet je daarvoor een andere, zeer strikte procedure doorlopen.