Hoofdstuk 2 Paragrafen
2
Verantwoording 2005
173
174
Verantwoording 2005
2.
PARAGRAFEN
2.1 Weerstandsvermogen Incidentele weerstandcapaciteit
In deze paragraaf gaan we uit van de richtlijnen zoals die in de programmabegroting 2005 golden. In de programmabegroting 2005 hebben wij aangegeven dat de weerstandscapaciteit voldoende was om de op dat moment bekend zijnde risico’s (van materieel belang) eventueel op te kunnen vangen. In deze paragraaf wordt weergegeven welke wijzigingen zich in de loop van 2005 hierin hebben voorgedaan. Weerstandscapaciteit Er kan onderscheid gemaakt worden tussen de incidentele en structurele weerstandscapaciteit. De incidentele weerstandcapaciteit bestaat uit het beschikbaar vermogen dat kan worden ingezet om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau. Het gaat hierbij om beschikbare reserves waaraan geen bestemming hangt, dit zijn de algemene reserve en de (dienst)bedrijfsreserves. De bedragen die binnen de algemene reserve en (dienst)bedrijfsreserves opgenomen zijn met betrekking tot grondexploitaties, zijn hiervan uitgezonderd en worden apart toegelicht in de regel algemene reserves grondexploitaties. Incidentele weerstandscapaciteit
Algemene reserve
(Dienst)bedrijfsreserves
Verantwoording 2005
31-12-2004
31-12-2005
Algemene reserve
26.966
51.841
(Dienst)bedrijfsreserve(s)
-35.914
-9.328
Algemene reserves grondexploitaties
-63.958
-47.931
Totaal
-72.906
-5.419
De hoogte van de algemene reserve is ultimo 2005 24,9 miljoen euro gestegen ten opzichte van 2004. Deze toename wordt veroorzaakt doordat het voordelig resultaat van de verantwoording 2004 (5,8 miljoen euro) en de bestuursrapportage per 1 juli (8,7 miljoen euro) is toegevoegd. Deze bedragen zijn inmiddels bestemd en zullen in 2006 weer aan de algemene reserve worden onttrokken. Daarnaast heeft de geplande aanvulling in verband met de verstrekte bijdrage aan het BOR-fonds van 10,3 miljoen euro plaatsgevonden. In verband met deze verstrekte bijdrage dient nu nog 36,6 miljoen euro terug te worden gestort in de algemene reserve. Wij verwachten dat het grootste deel hiervan in 2006 zal plaatsvinden. Ook zal de noodzakelijke aanvulling van 16,8 miljoen euro in verband met de aankoop van Cereol gerealiseerd moeten worden. De minimumnorm van alle (dienst)bedrijfsreserves samen bedraagt 4,5 miljoen euro. In de verantwoording 2004 bleek het totaal van de (dienst)bedrijfsreserves echter 35,9 miljoen euro negatief te zijn. Ten opzichte van de verantwoording is het totaal van de (dienst)bedrijfsreserves met 26,6 miljoen euro toegenomen zodat het totaal nu 9,3 miljoen euro negatief is. Deze toename wordt voor 22,6 miljoen euro verklaard door de verwerking van de bestedings- en dekkingsvoorstellen bij de verantwoording 2004. Er zijn momenteel nog maar 4 diensten met een bedrijfsreserve onder het minimum. Dit betreft het Muziekcentrum Vredenburg, de Dienst Gemeentelijke Musea, de Accountantsdienst en het Ontwikkelingsbedrijf. Het MCV en de DGM hebben plannen opgesteld ter aanvulling van hun bedrijfsreserve. De eerste stappen daartoe zijn in 2005 reeds gezet. De negatieve bedrijfsreserve van het OGU bedraagt ruim 19,2 miljoen euro. Deze stand wordt voornamelijk veroorzaakt door een wijziging in regelgeving, namelijk dat ten laste van de bedrijfsreserve voorzieningen getroffen moeten worden voor huurharmonisatie en achterstallig onderhoud van gemeentegebouwen. Voor het terugverdienen van dit tekort zijn meerjarige afspraken gemaakt waardoor in een periode van circa 5 jaar de tekortpositie geheel wordt weggewerkt.
175
2 2.1
Algemene reserve met betrekking tot grondexploitaties
De algemene reserve met betrekking tot grondexploitaties bestaat uit twee onderdelen. Het eerste bestaat uit een bedrag dat binnen de algemene reserve is gereserveerd voor eventuele toekomstige nadelen op grondexploitaties. Dit bedrag is in 2005 met 26,4 miljoen euro verhoogd, doordat een voor dit doel bestemde reserve aan de algemene reserve is toegevoegd (zie onderstaande tabel). Daarnaast zijn in 2004 voorzieningen gevormd voor het opvangen van te verwachten toekomstige negatieve grondexploitaties. Deze voorzieningen zijn gevormd ten laste van de dienstbedrijfsreserves, waardoor deze negatief zijn geworden. In 2005 dienden deze voorzieningen, ten laste van de dienstbedrijfsreserves, te worden opgehoogd met 10,4 miljoen euro. De verwerking van het resultaat op grondexploitaties van 2005 zal naar verwachting een positieve invloed hebben op deze negatieve reserve (zie toelichting programma stedelijke ontwikkeling). De ontstane negatieve reserve dient tevens bezien te worden tegen de achtergrond van het voorzichtigheidsbeginsel dat wordt toegepast in de nieuwe voorschriften: voorziene verliezen moeten direct worden genomen en voorziene winsten mogen pas worden genomen als zij zijn gerealiseerd. De in dit kader te noemen verwachte positieve binnenstedelijke grondexploitaties bedragen 53,2 miljoen euro (stand MPG 1 juli 2005). Algemene reserve grondexploitaties
Structurele weerstandscapaciteit
Beschikbare weerstandscapaciteit
Risico’s materiële betekenis
31-12-2004
31-12-2005
Algemene reserve
24.958
51.358
(Dienst)bedrijfsreserves
-88.916
-99.289
Totaal bijdrage aan incidentele weerstandscapaciteit
-63.958
-47.931
De structurele weerstandscapaciteit bestaat uit de onbenutte belastingcapaciteit, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de Onroerend Zaak Belasting (OZB) enerzijds en de rioolrechten en afvalstoffenheffing anderzijds. In de begroting 2005 was reeds geconstateerd dat Utrecht voor wat betreft de onbenutte belastingcapaciteit niet beschikt over een structurele weerstandscapaciteit. In de loop van 2005 is dit niet veranderd. Weerstandscapaciteit in relatie tot de risico’s Geconstateerd kan worden dat de momenteel beschikbare weerstandscapaciteit alleen bestaat uit de aanwezige algemene reserve en (dienst)bedrijfsreserves. De stand van deze reserves laat ultimo 2005 een tekort zien van 5,4 miljoen euro. Dit tekort is echter ruim 67 miljoen euro positiever dan het tekort ultimo 2004. Het nog aanwezige tekort dient tevens te worden bekeken in samenhang met de te verwachten toekomstige positieve grondexploitaties en de in 2006 aan te vullen bijdragen in het kader van het BORfonds. Wij achten het geheel van reserves en voorzieningen vooralsnog voldoende voor de risico’s die Utrecht op dit moment loopt (zie volgende paragraaf). In het kader van de nieuwe regelgeving zoals wordt voorgesteld in de nota weerstandvermogen zal dit nader worden onderzocht. Inventarisatie risico’s Belangrijk is hier op te merken, dat het uitsluitend gaat om risico’s waarvoor geen of onvoldoende voorzieningen zijn gevormd en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot het balanstotaal of de financiële positie van de gemeente. Het uitgangspunt is dat min of meer regulier voorkomende risico’s binnen het jaarlijkse exploitatieresultaat kunnen worden opgevangen. Binnen de gemeente Utrecht kunnen de hieronder genoemde algemene risico’s zich voordoen:
Bedrijfsrisico’s
176
A. Bedrijfsrisico’s Onder bedrijfsrisico’s worden de volgende risico’s verstaan: 1. (On-)voldoende (gekwalificeerd) personeel 2. Toereikende (administratieve) organisatie, onder andere ter waarborging van de rechtmatigheid (bijvoorbeeld voorkoming van fraude) en de doelmatigheid (bijvoorbeeld voorkomen van inefficiency) 3. Uitvallen bedrijfsmiddelen (onder andere informatiseringsystemen) 4. Stakingsrisico.
Verantwoording 2005
Eigendomsrisico’s
Beleidsrisico’s
B. Eigendomsrisico’s Onder eigendomsrisico’s worden de volgende risico’s verstaan: 1. Risico van schade aan of van het verlies van eigendommen die door de dienst worden gebruikt 2. Bodemverontreiniging onder percelen die door de dienst gebruikt worden 3. Deelnemingen in derden-rechtspersonen 4. Risico dat met zaken die de dienst voor haar taakuitoefening gebruikt schade aan derden wordt toegebracht. C. Beleidsrisico’s Beleidsrisico’s zijn in te delen in de volgende risico’s: 1. Continuïteit maatschappelijk en politiek draagvlak 2. Vertraging/ onhaalbaarheid als gevolg van juridische belemmeringen of het niet gereed zijn van juridisch instrumentarium 3. Continuïteit in beleid, regelgeving en bekostiging van hogere overheden 4. Continuïteit in participatie medebekostiging en risicodeling samenwerkingspartner(s), vraaguitval van afnemers 5. Te laag niveau van taakuitoefening/ taakverwaarlozing 6. Borgstellingen en garanties 7. Aansprakelijkheid uit rechtmatige overheidsdaad (art. 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, bepalingen in bijzondere bestuursrechtelijke wetten: art. 49 WRO en soortgelijke bepalingen). 8. Oninbaarheid vorderingen 9. Ontbreken verhaalsmogelijkheid ter zake van geleden/ te lijden schade (ontbreken van titel voor verhaal, insolvabiliteit, debiteur niet bekend en dergelijke). Beleidsrisico’s zijn vooral gerelateerd aan specifieke gemeentelijke producten. Het onderstaande overzicht is het resultaat van een hierop gerichte inventarisatie. Het overzicht bevat alleen die risico’s die op gemeentelijk niveau van materiële betekenis zijn.
Verantwoording 2005
Programma
Voorkomend Risico
Nadere toelichting op en omschrijving van de aard van het risico
Diverse
C4
Vraaguitval doordat klanten voor een andere leverancier kiezen of minder afnemen (onder andere markttaken GG&GD, adviesgroep accountantsdienst en onderdelen van het OGU) en teruglopende publieke belangstelling (Programma Cultuur)
Sociale Zaken en Welzijn
C3
In 2007 treedt de WMO in werking. De WMO is een kaderwet waarin de Welzijnswet, de WVG en een deel van de AWBZ worden opgenomen. De verantwoordelijkheden gaan over van Rijk naar gemeente evenals de bijbehorende risico’s zoals kostenstijgingen binnen de zorg.
Diverse
C3
Verantwoording externe gelden nadat uitgaven zijn gedaan. Risico bestaat dat de gelden of een gedeelte daarvan moeten worden terugbetaald indien de verantwoording en / of uitvoering onvoldoende wordt geacht. Dit doet zich voor binnen diverse programma’s zoals Onderwijs en Welzijn.
Diverse
C6
Garanties geldleningen. Er werd niet altijd een recht van hypotheek gevestigd. Er is een inventarisatie gaande. De inventarisatie heeft tot nu toe geen grote risico’s opgeleverd.
177
2 2.1
Aansprakelijkheidsrisico’s
Programma
Voorkomend Risico
Nadere toelichting op en omschrijving van de aard van het risico
Diverse
C7
Risico’s uit rechtmatige overheidsdaad. De bekendste hiervan betreft planschade. Het ligt in de bedoeling in de toekomst het risico van claims zoveel mogelijk contractueel neer te leggen bij de belanghebbende, zijnde de ontwikkelaar. Een ander risico uit rechtmatige overheidsdaad is bijvoorbeeld de aanleg van het HOV, waarvoor een schadecompensatieregeling is getroffen. Vanwege het openeinde karakter hiervan bestaat er een budgettair risico. Een ander risico is de juridische aansprakelijkheid van de brandweer bij de afhandeling van incidenten (bijvoorbeeld vervuiling oppervlaktewater en / of bodem en schade ontstaan tijdens berging en bluswerkzaamheden).
Stedelijke ontwikkeling
C4
Groei in de gemeentelijke huisvestingsbehoefte heeft geleid tot extra aanhuur van panden. Dit kan leiden tot leegstandskosten.
Stedelijke ontwikkeling
C4
Risico’s op het gebied van grondexploitaties. Hiervoor verwijzen wij naar de afzonderlijke rapportages: actualisatie masterplan stationsgebied 2005, bestuursrapportage Leidsche Rijn en het MPG 2005.
Volksgezondheid
C4
Onvoldoende voorbereiding op grote uitbraken van infectieziekten of op bio-terrorisme
Diverse
C2
Vertraging van projecten als gevolg van milieu- en luchtproblematiek.
D. Aansprakelijkheidsrisico’s Aansprakelijkheidsrisico’s zijn in te delen in zeven soorten risico’s: 1. Dreigende of daadwerkelijke verbodsactie of schadeaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (6:162 BW) 2. Risico van te herroepen of vernietigde beschikkingen in verband met lopende procedures in bezwaar of beroep 3. Verbodsactie of aansprakelijkheid wegens contractbreuk door de gemeente zelf. 4. Ongewenste juridische bindingen als gevolg van onjuist optreden in precontractuele situaties, toezeggingen, te strakke contracten, onbedoeld verlengde contracten en dergelijke 5. Niet geldend kunnen maken van (vermeende) gemeentelijke aanspraken en belangen als gevolg van het niet of niet op de juiste wijze vastliggen van afspraken en verantwoordelijkheden, ofwel contracten die ontbreken of gebrekkig zijn. 6. Procesrisico’s - het risico om betrokken te worden in juridische procedures (advocaatkosten; ongewisheid afloop) 7. Open eind situaties bij financiering, subsidiering en participaties. Deze aansprakelijkheidsrisico’s kunnen ook gerelateerd zijn aan specifieke gemeentelijke producten. Het onderstaande overzicht is het resultaat van een hierop gerichte inventarisatie. Het overzicht bevat alleen die risico’s die op gemeentelijk niveau van materiële betekenis zijn.
178
Programma
Voorkomend risico
Nadere toelichting op en omschrijving van de aard van het risico
Diverse
D1
Mogelijk te verwachten schadeclaims van gebruikers / huurders van panden in eigendom van de gemeente waarin asbest is verwerkt (onderwijs) en meerwerk door verbouwing panden waarbij problemen met betrekking tot asbest, fundering en constructies naar boven komen.
Verantwoording 2005
Programma
Voorkomend risico
Nadere toelichting op en omschrijving van de aard van het risico
Beheer openbare ruimte
D4
Aansprakelijkheidsrisico’s als gevolg van achterstallig onderhoud.
Sport
D2
Het restant van de lening die de gemeente heeft verstrekt aan Memid Investments bedraagt ultimo 2005 nog 23,75 miljoen euro. Aan het eind van de looptijd zal het dan nog resterende bedrag van 17,5 miljoen euro ineens worden terugbetaald. Ten behoeve van het toezicht op de interne beheersing, financiële verslaglegging en naleving van de regelgeving is een permanente auditcommissie in het leven geroepen.
2 2.1
Verantwoording 2005
179
180
Verantwoording 2005
2.2 Onderhoud kapitaalgoederen Gemeentelijke doelen kunnen niet worden gerealiseerd zonder kapitaalgoederen. Om onderwijs te geven zijn schoolgebouwen nodig. Water, wegen en bruggen zijn onontbeerlijk voor de economische ontwikkeling van Utrecht. Straatlantaarns en de inrichting van het openbaar groen leveren een belangrijke bijdrage aan de sociale veiligheid. De riolering draagt bij aan de gemeentelijke milieudoelstellingen. Kortom: kapitaalgoederen spelen een belangrijke rol bij programmadoelen die de gemeente Utrecht wil realiseren. Kapitaalgoederen vormen het ‘gezicht’ van onze stad. Gaten in het wegdek, scheefliggende stoeptegels, kapotte lantaarnpalen, onveilige groenvoorzieningen en dergelijke zijn zaken die hoog scoren op de lijstjes met ergernissen van burgers. In de Financiële Verordening (door de gemeenteraad vastgesteld op 13 november 2003) is voorgeschreven dat het college van b. en w. eens in de vier jaar een nota onderhoud openbare ruimte aanbiedt. Daarin dient het kader benoemd te worden voor de inrichting van het beoogde onderhoudsniveau op gebied van groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. Daarnaast dient iedere vier jaar een rioleringsplan, en elk jaar een nota onderhoud gebouwen aan de gemeenteraad voorgelegd te worden. Omdat er een verschil bestaat in systematiek tussen gebouwde en ongebouwde omgeving, worden de respectievelijke kapitaalgoederen afzonderlijk besproken. Gebouwde omgeving Schoolgebouwen
Naam beleidsnota: ‘Programma 2005 huisvesting onderwijs’ Jaar van vaststelling: 2004 Doel: Voorzien in adequate huisvesting voor het primair- en speciaal onderwijs middels onderhoud aan schoolgebouwen, uitbreiding, nieuwbouw en eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair. Stand van zaken: In het jaarlijks op te stellen Programma worden voorzieningen opgenomen die door de schoolbesturen zijn aangevraagd. Alle aanvragen voor onderhoud voor kalenderjaar 2005, die voldoen aan de in de huisvestingsverordening opgenomen criteria, worden uitgevoerd. In de loop van 2006 zullen al deze voorzieningen uitgevoerd zijn op 2 grote investeringsprojecten na, welke om uiteenlopende redenen vertraging hebben opgenomen (Prinses Margrietschool en Rubenslaan 91). Verder wordt er gewerkt aan een Masterplan Primair Onderwijs (PO), waarmee de gemeente in overeenstemming met de schoolbesturen wil komen tot een meerjarenplanning. De uitgangspuntennotitie hiervoor is begin 2006 voorgelegd aan de gemeenteraad. Uitvoering 2005: Doordat extra middelen beschikbaar zijn gesteld voor achterstallig onderhoud, kunnen alle aanvragen voor onderhoud voor 2005 die als noodzakelijk beoordeeld zijn, worden uitgevoerd. Naam beleidsnota: Masterplan Voortgezet Onderwijs Utrecht’ Jaar van vaststelling: 2002 Doel: Het Masterplan Voortgezet Onderwijs beoogt een oplossing te bieden voor de slechte huisvestingssituatie van een aantal scholen en combineert dit met een sanering van het scholenbestand, zodat spreiding en levensvatbaarheid verbeterd worden. Het is een integraal plan voor de huisvesting van het voortgezet onderwijs. Stand van zaken: In 2003 is de 1e voortgangsrapportage voorgelegd aan de gemeenteraad, in 2004 de 2e en in 2005 de 3e voortgangsrapportage. Er zijn 15 projecten in het Masterplan opgenomen. Deze projecten betreffen renovatie (eventueel inclusief uitbreiding), nieuwbouw en het bieden van tijdelijke huisvesting in afwachting van een definitieve locatie. Inmiddels zijn er 4 projecten uitgevoerd (verbouwing Internationale Schakelklassen, verbouwing Vader Rijn College en tijdelijke huisvesting voor UNIC en Amadeus). Op dit moment zijn er nog onvoldoende middelen beschikbaar om het onderhoud van alle scholen voor Voortgezet Onderwijs op peil te brengen. Uitvoering 2005: In 2005 heeft het accent gelegen op planvoorbereiding van nagenoeg alle overige scholen uit het Masterplan.
Verantwoording 2005
181
2 2.2
Sportaccommodaties
Naam beleidsnota: Sportaccommodaties: alles onder controle Jaar van vaststelling: 2002 Doel: (Sociale) veiligheid van sportaccommodaties verbeteren. Stand van zaken: De afgelopen jaren zijn er al veel verbeteringen aangebracht aan de diverse accommodaties. Uit de Sportpeiling (2003) blijkt ook dat de tevredenheid over de veiligheid van de sportaccommodaties toeneemt. Uitvoering 2005: Er zijn verdergaande verbeteringen aangebracht op het gebied van de fysieke veiligheid zoals verlichting, het snoeien van groen, camerabeveiliging en verwijderen van graffiti. Daarnaast is sport en spel materiaal vervangen en is het klein dagelijks onderhoud in de verschillende accommodaties geoptimaliseerd. Ook is er intensiever samengewerkt met maatschappelijke partners om de veiligheid te verbeteren. Naam beleidsnota: Beleidsplan sport 2002-2006 “Betere tijden” Jaar van vaststelling: 2002 Doel: Ontwikkelingsvisie die als basis dient voor de verdere uitwerking van de plannen voor publiek en private sportaccommodaties. Onderdeel hiervan is vernieuwing en verbetering van het basisvoorzieningenpakket. Stand van zaken: In 2005 is zwembad Den Hommel in de zomervakantie een aantal weken gesloten voor het plegen van groot onderhoud. Uitvoering 2005: In 2005 zijn wederom diverse kunstgrasvelden aangelegd. Ook zijn nieuwe accommodaties in Leidsche Rijn in beheer genomen.
Sociale infrastructuur
Naam beleidsnota: Investeringsnoodzaak DMO Jaar van vaststelling: 2005 Doel: Vaststellen van de investeringsnoodzaak voor de DMO voor vervangende nieuwbouw, jaarlijks en planmatig groot onderhoud. Stand van zaken: In 2005 is de onderbouwing van de investeringsnoden uitgewerkt, hetgeen heeft geleid tot een raadsbesluit om de komende drie jaar 22,8 miljoen euro extra te besteden aan het inlopen van het achterstallig onderhoud. De onderbouwing is vastgelegd in de nota’s “Toekomst van de stedelijke kapitaalgoederen: de accommodaties van de sociale infrastructuur nader beschouwd op de investeringsnoden; scenario’s kapitaalgoederen SI en de projectmatige onderbouwing”. Uitvoering 2005: De feitelijke uitvoering van de maatregelen zal vanaf 2006 plaatsvinden.
Onderhoud gebouwen
Naam beleidsnota: ‘programmabegroting 2005 (2005): Onderhoud gebouwen Tijdelijk’ Jaar van vaststelling: 2005 Doel: Bij tijdelijk beheer van vastgoed is de hoofddoelstelling het tijdig beschikbaar hebben van het vastgoed voor het beoogde doel. Na verwerving wordt het vastgoed tijdelijk, in afwachting van sloop, herontwikkeling of uitgifte, verhuurd als woonruimte, atelier of als bedrijfsruimte. Hiermee wordt onnodige leegstand voorkomen en kan het vastgoed nog tijdelijk voor een maatschappelijke functie worden ingezet. Het tijdelijk beheer vindt ook plaats in opdracht van het Projectbureau Leidsche Rijn, de DSO voor het vastgoed dat verworven is voor het HOV, de GG&GD voor wat betreft de tijdelijke hostels etcetera. Stand van zaken: Bij het tijdelijk beheer wordt rekening gehouden met de uitvoering van het strikt noodzakelijke en juridisch afdwingbare onderhoud dat nodig is voor de tijdelijke instandhouding van het vastgoed. Bij tijdelijke verhuur wordt een afweging gemaakt tussen de noodzakelijk te treffen voorzieningen, de tijd dat het vastgoed nog kan worden geëxploiteerd en de mogelijke huuropbrengsten. Voor deze categorie panden worden géén beheerplannen opgesteld. De onderhoudskosten voor de tijdelijk beheerpanden komen ten laste van de exploitatie van het vastgoed en daarmee ten laste van de betreffende grondexploitatie (evenals uiteraard de opbrengsten). Uitvoering 2005: In 2005 is een raamcontract afgesloten met de Stichting Studenten Huisvesting om de tijdelijke woningen te verhuren aan studenten circa en bijzondere doelgroepen. Dit ter vervanging van het contract met Woningnet die met bedoelde verhuurdiensten is gestopt. Naam beleidsnota: ‘programmabegroting 2005 (2005): Onderhoud gebouwen Permanent’ Jaar van vaststelling: 2005 Doel: De gemeente heeft vanouds een brede vastgoedportefeuille en zolang het vast-
182
Verantwoording 2005
2 2.2
goed een functie vervult voor eigen huisvesting, maatschappelijke of culturele doeleinden dan wordt het vastgoed marktconform beheerd en geëxploiteerd, waarbij de optimalisatie van het rendement één van de uitgangspunten is. Stand van zaken: Voor het onderhoud van permanent vastgoedbeheer worden beheerplannen opgesteld. De panden worden opgenomen in het planmatig onderhoudssysteem hetgeen inhoudt dat er een opname van alle bouwdelen plaatsvindt met daaraan gekoppeld een meerjarenverwachting onderhoud. Het planmatig onderhoudssysteem maakt daarbij een onderscheid tussen het kort- en langcyclisch onderhoud. Kort cyclisch onderhoud (inclusief uitgesteld) is het totaal van het begrote onderhoud van de gebouwdelen met een levensduur kleiner dan 25 jaar. Momenteel wordt hier jaarlijks circa 50% van uitgevoerd, dit heeft te maken met een tekort aan budget en capaciteit. Het huidig onderhoudsniveau voldoet aan alle wettelijke verplichtingen. Echter, voor het behoud van de waarde van de kapitaalgoederen (op niveau van sober en doelmatig) zou het totale begrote kort cyclisch onderhoud uitgevoerd moeten worden. Voor het langcyclisch onderhoud is geen structureel budget beschikbaar. Voor dit onderhoud wordt door het OGU tot op heden separaat per pand krediet aangevraagd bij de gemeenteraad. Dit betreft voor een groot deel de accommodaties als de Torens, Vleuten-De Meern en nog enkele andere accommodaties. In het verleden is er altijd vanuit gegaan dat het langcyclisch onderhoud veelal in combinatie met verbouw- en/of renovatieplannen werd uitgevoerd. Dit is echter niet altijd het geval. Uitvoering 2005: Het onderhoudsbudget voor het onderhoud van het permanent vastgoed bedroeg voor 2005 3,666 miljoen euro (voor de directe kosten 3,188 miljoen euro; voor de kosten voor voorbereiding, begeleiding, controle, etcetera 0,478 miljoen euro). De gemiddelde begrote kosten bedroegen voor 2005 3,907 miljoen euro. Het verschil tussen begrote kosten en begroot onderhoudbudget dient gedekt te worden uit de egalisatievoorziening. De stand van de voorzieningen betrekking hebbend op onderhoud kapitaalgoederen per 31 december 2005 is als volgt: • Voorziening groot onderhoud 0,145 miljoen euro • Egalisatievoorziening onderhoud 0,335 miljoen euro • Voorziening nieuwe exploitatie 3,710 miljoen euro In 2005 was in tijdelijk en permanent beheer een totaal van 1.636 eenheden, verdeeld als in onderstaande tabel weergegeven. Bestemming
Tijdelijk beheer
Perma- Leidsche nent beRijn heer Beheer
Muziekcentrum
HOV
Totaal
2.2
Woningen
37
52
33
0
4
126
Bedrijven
37
256
41
0
6
340
Cultureel
2
86
4
13
0
105
Horeca
1
3
0
0
0
4
Gecomb.
1
6
2
0
0
9
Tehuizen
0
27
1
0
0
28
Bijz.gebouw
2
26
2
0
0
30
Diverse
2
72
4
0
0
78
Gronden
95
637
181
0
3
916
177
1.165
268
13
13
1.636
Totaal
Ongebouwde omgeving Beheren is een cyclisch proces. Na de doorgaans kortdurende periode waarin de openbare ruimte wordt ingericht komt het voor een lange periode in de beheerfase (instandhoudingcyclus) terecht. In de instandhoudingcyclus wordt de openbare ruimte gebruikt, waardoor veroudering, slijtage en vervuiling optreden. Dit wordt door de beheerders gesignaleerd, waarna onderhoud (reparatie, verzorging, vervanging) plaatsvindt. Vervolgens blijkt of de openbare ruimte weer voldoet aan de eisen die het gebruik en de gebruiker er aan stellen. Op een aantal terreinen zijn de resultaten van de werkzaamheden direct
Verantwoording 2005
2
183
zichtbaar, daardoor signaleren ook de bewoners of er onderhoud moet plaats vinden. Dit geeft de mogelijkheid om op die terreinen doelstellingen voor het beheer te formuleren die meetbaar zijn in de uitgesproken waardering van bewoners. Het openbaar groen en het reinigen van de openbare ruimte zijn bij uitstek gebieden waarop dit van toepassing is. Wanneer de instandhoudingcyclus erg lang is (bij wegen, verlichting en verkeersinstallaties bedraagt deze tientallen en bij bruggen zelfs honderden jaren), is het moeilijk waarneembaar voor bewoners of er voldoende onderhoud wordt gepleegd. Het gebrek aan onderhoud leidt dan tot sluipend verval. In deze paragraaf ‘onderhoud kapitaalgoederen’ ligt het accent vooral op dit soort kapitaalgoederen, de zogenaamde civieltechnische infrastructuur. Op 13 november 2003 heeft uw gemeenteraad de zorg over het achterstallig onderhoud in de buitenruimte van 101,5 miljoen euro omgezet in een besluit door het amendement 2003/A59 (Oldenborg c.s.) aan te nemen. Daarbij is vastgesteld dat voor het Programma Beheer Openbare Ruimte 37,5 miljoen euro beschikbaar komt om de uitvoering van een deel van het achterstallig onderhoud al meteen aan te pakken, verdeeld over de periode 2004-2007. Bij de behandeling van de begroting 2005 heeft uw gemeenteraad besloten (2004/A86) dat incidentele en structurele meevallers in 2004, 2005 en 2006 in ieder geval ingezet moeten worden om het ongunstige rente-effect van amendement 2003/ A59 op te lossen. In de voorjaarsnota 2005 is invulling gegeven aan amendement A86, zodat de rentelast van de zogenaamde Oldenborggelden van 1,9 miljoen euro structureel is opgevangen. Verhardingen en verkeersaanduidingen
Naam beleidsnota: ‘Van gebaande wegen die onderhouden moeten worden’ Jaar van vaststelling: 2000 Doel: een maatschappelijk verantwoorde en aanvaardbare (beeld)kwaliteit van de openbare weg door tijdig, duurzaam en efficiënt onderhoud. Minimale eis is daarbij dat letselschade en/ of materiële schade door een gebrekkige toestand van de weg met de daarmee gepaard gaande aansprakelijkheid moet worden voorkomen. Stand van zaken: in het meerjarenbeheerplan is er vanuit gegaan dat het kwaliteitsniveau van de utrechtse wegen gemiddeld een zes bedraagt (zie pilot programma beheer openbare ruimte). Dat betekent in de praktijk dat ze op een aanvaardbaar technisch en veiligheidsniveau zijn. Er wordt geen rekening gehouden met meerkosten voor esthetische aspecten. Derhalve is geen sprake van het op peil houden van een goed verzorgd uiterlijk. De hoofdwegen in Utrecht zijn voor een groot gedeelte aangelegd in de periode 1958 tot en met 1968. Evenals de hoofdwegen zijn ook de twee grote uitbreidingswijken Kanaleneiland en Overvecht circa 30 jaar geleden aangelegd. Zowel de hoofdwegen als deze naoorlogse wijken vergen de komende jaren omvangrijk grootschalig onderhoud. Hiervoor zal een totaalinventarisatie worden opgesteld om het probleem inzichtelijk te maken. Het kwaliteitsniveau is de afgelopen jaren onder druk komen te staan. Oorzaken hiervan zijn de gestegen kosten voor onderhoud (in verband met onvoldoende prijscompensatie) en achterblijvende bijdragen van derden (investeringsimpulsen). Uitvoering 2005: uit de zogenoemde Oldenborggelden werden in 2005 een aantal wegen van groot onderhoud voorzien. Het ging daarbij om de Nedereindseweg (inmiddels is onderbouw gereed, de deklaag volgt in april 2006) en de Europalaan tussen A12 en Nieuwegein (dit is grotendeels gereed, maar door vervanging van de waterleiding wordt het project afgerond in mei 2006). Ook kleinere hoofdwegen worden opgeknapt: Wolgadreef en Donaudreef (gereed); 2e fases van Japuradreef en Tigrisdreef (gereed); Emmalaan en Grutterdijk (gereed).
Bruggen, viaducten en tunnels
Naam beleidsnota: ‘Samen naar de overkant’ Jaar van vaststelling: 1997 Doel: de objecten in een zodanige staat te onderhouden dat zij voldoen aan de eisen ten aanzien van functionaliteit en veiligheid. Stand van zaken: het oorspronkelijke gebied van Utrecht heeft een omvangrijk bestand aan bruggen, viaducten en tunnels. De bruggen en dergelijke in het gebied van de voormalige gemeente Vleuten-De Meern zijn nog niet in het beheersysteem opgenomen. Zowel voor de benodigde investeringen als voor de kosten van preventief beheer, zijn de middelen momenteel niet beschikbaar. De oplossing is deels gevonden in het delen van de middelen in de investeringsband openbare infrastructuur (groot wegonderhoud). Voor wat betreft de monumentale boogbruggen zijn alle noodzakelijke renovaties in de Investeringsplanning geregeld. In 2003 zijn de onderhoudachterstanden bij monumentale brug-
184
Verantwoording 2005
gen (3,6 miljoen euro) weggewerkt. De achterstand bij de beweegbare bruggen bestaat nog steeds. Met het beschikbare budget wordt alleen het hoogst noodzakelijke onderhoud gepleegd. In de praktijk betekent dat het Storings Afhankelijk Onderhoud (niveau 4). Eind 2003 is een nieuw beheerplan in gebruik genomen door de DSB, met als uitgangspunt onderhoudsniveau 6. Het nagestreefde niveau in 1997 bedroeg nog een 8. Uitvoering 2005: uit de gelden voor achterstallig onderhoud 2005 is de David van Mollembrug voorbereid. Uitvoering volgt na het vaarseizoen. Uit de middelen voor 2004 werden de Abel Tasmanbrug en J.P. Coenbrug gerenoveerd. Uit datzelfde jaar dateert het werk aan de Industriehaven en brug aldaar. Dat werk is nagenoeg gereed. Openbare verlichting
Naam beleidsnota: ‘Beleidsplan openbare verlichting’ Jaar van vaststelling: 1994 Doel: het tijdens de avond- en nachtelijke uren storingsvrij laten functioneren van de openbare verlichting. Stand van zaken: de openbare verlichting in Utrecht voldoet in het algemeen aan de te stellen eisen met betrekking tot sociale veiligheid en verkeersveiligheid. De verlichtingsintensiteit is - mede als gevolg vragen van particulieren - de afgelopen jaren toegenomen. Het gemeentelijk beleid is een doelmatig, maar sober verlichtingsniveau voor de gehele stad. Het planmatig onderhoud verloopt niet wijkgebonden maar volgens projecten (nieuwbouw en/ of onderhoud Wegen). Dit geldt ook voor het klachtenbudget. Uitvoering 2005: in 2005 werd alleen het reguliere onderhoudsgeld ingezet.
Verkeersregelinstallaties
Naam beleidsnota: Beheer, onderhoud en instandhouding van verkeersregelinstallaties Utrecht’ Jaar van vaststelling: 1996 Doel: het onderhouden en beheren van de centrale verkeersregelcomputer en de verkeersregelinstallaties op locatie. Het onderhouden en beheren van het Parkeer Route Informatie Systeem (PRIS), het snelheidsmonitoringsysteem en de doelgroepenstrook. Conform het in 1996 vastgestelde meerjaren beleidsplan is er voorzien in fondsvorming waardoor vervanging van de verkeersregelinstallaties op langere termijn is verzekerd. Stand van zaken: in het jaar 2002 zijn extra werkzaamheden voor het inlopen van een jarenlang bestaande onderhoudsachterstand in Vleuten-De Meern uitgevoerd. Daardoor ontstond overuitputting van het VRI-fonds. Dientengevolge diende het vervangingsprogramma in de bestaande stad met enkele jaren opgeschoven te worden. De centrale verkeerscomputer in Politiebureau Paardenveld is in 1995 vervangen en had een levensduur van circa 10 jaar. Nadat de overeenkomst was opgezegd werd een andere locatie gevonden aan de Ravellaan en zal de computer voortijdig vervangen moeten worden. Vervanging ten bedrage van circa 0,5 miljoen euro is geregeld via de investeringsplanning. De aanbestedingsprocedure voor de vervanging is in 2005 opgestart. Uitvoering 2005: door het vervangingsfonds kan, na boven vermelde verschuiving, het regulier vervangen weer worden opgepakt.
Werfmuren, beschoeiingen, kademuren, geluidsvoorzieningen en dergelijke
Naam beleidsnota: het beheerplan is beschikbaar voor beheerdoeleinden. Jaar van vaststelling: niet bestuurlijk behandeld. Doel: de objecten in een zodanige staat te onderhouden dat zij voldoen aan de eisen ten aanzien van functionaliteit en veiligheid. Stand van zaken: de bestaande onderhoudsachterstand wordt in het kader van het nieuwe beheerplan geïnventariseerd. Deze is bij de voorjaarsnota 2003 aan uw gemeenteraad voorgelegd. Uitvoering 2005: de herstelwerkzaamheden aan de lage wal en kademuren zijn besteksgereed voor uitvoering in 2006.
Havens
Naam beleidsnota: het beheerplan is beschikbaar voor beheerdoeleinden. Jaar van vaststelling: niet bestuurlijk behandeld. Doel: de havens (wal- en kademuren en bodem) in een zodanige staat te onderhouden dat zij voldoen aan de eisen ten aanzien van functionaliteit en veiligheid. Stand van zaken: het betreft het beheren en onderhouden van de afmeerfaciliteiten in Lage Weide. De waterdiepte van het Amsterdam Rijnkanaal is vergroot. Het ligt voor de hand dat ook de havens op den duur van een grotere waterdiepte worden voorzien. Dit heeft gevolgen voor de benodigde hoogte en sterkte van de kademuren en beschoeiin-
Verantwoording 2005
185
2 2.2
gen. In het voorjaar van 1999 is een startnotitie voorgelegd inzake de renovatie van de kademuren en het uitbaggeren van de havens (Industriehaven en Uraniumkanaal). De kosten werden geraamd op 2,4 miljoen euro, exclusief eventueel te verkrijgen subsidie. Inmiddels werd in maart 2004 duidelijk dat de situatie in de Industriehaven kritisch was. Onderzoek, dat vanwege de daarmee gemoeide kosten niet routinematig wordt uitgevoerd, toonde aan dat onder de waterlijn de kademuren op instorten staan. Ook de aan de haveningang gelegen beweegbare brug loopt gevaar. De kosten voor herstel belopen 4,8 miljoen euro. Daarnaast spelen de kosten voor het baggeren van de havens (zie Baggerplan gemeente Utrecht) ten bedrage van 12,7 miljoen euro. Uitvoering 2005: de in 2004 aangevangen werkzaamheden aan de Industriehaven zijn in de loop van 2005 verder uitgevoerd en nagenoeg gereed. Waterbodems
Naam beleidsnota: het ‘Baggerplan gemeente Utrecht’ Jaar van vaststelling: 2001 Doel: het inlopen van achterstallige baggerwerkzaamheden binnen een termijn van 10 jaar. Het betreft hierbij de watergangen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is (tertiaire watergangen en havens) en die waarvoor het waterschap het onderhoud verzorgt (primaire watergangen). Stand van zaken: het wegwerken van achterstallig baggerwerkzaamheden wordt geraamd op circa 8,2 miljoen euro voor de tertiaire watergangen en 12,7 miljoen euro voor de havens en zal dienen te geschieden ten laste van de Investeringsplanning. De ruimte hiervoor is echter niet aanwezig. Het huidige budget is niet toereikend voor het onderhouden van de watergangen door het baggeren van bodemslib. Uitvoering 2005: de baggerwerkzaamheden werden in 2005 aanbesteed, waarna in februari 2006 de uitvoering kan starten.
Openbaar groen
Naam beleidsnota: ‘Beleidsnota Onderhoud Openbaar Groen’ Jaar van vaststelling: 1995 Doel: het technisch en functioneel instandhouden van de openbaar groen- en recreatievoorzieningen. Stand van zaken: de in 1995 geconstateerde onderhoudsachterstand bij de groencategorieën bosplantsoen en heesters en bij alle technische voorzieningen (meubilair, hekken, paden, speelvoorzieningen) bedroeg in totaal 10,4 miljoen euro. In 2000 is de uitvoering van de beleidsnota geëvalueerd. Daarbij bleek een resterende onderhoudsachterstand te bestaan van 4,6 miljoen euro, weg te werken door middel van de omvorming van groencategorieën. In de Investeringsplanning 2002-2006 is dit bedrag ten dele opgenomen voor het groenplan Overvecht (1,72 miljoen euro). Het in 2002 nog resterende bedrag aan onderhoudsachterstanden van 1,9 miljoen euro is niet opgenomen op de Investeringsplanning omdat voorrang wordt gegeven aan een aantal andere investeringsbehoeften. De programmering in de investeringsplanning vindt plaats op basis van planidentificaties die werden vastgesteld bij de behandeling van begroting 2005. Uitvoering 2005: om grasvelden en trapvelden te herstellen, was 0,15 miljoen euro beschikbaar. Ook uit deze middelen kon voor 0,094 miljoen euro populieren worden vervangen die aan het eind van hun levensduur zijn, en/of gevaar opleveren voor de omgeving. Voorbereiding vond plaats in 2005, uitvoering in voorjaar 2006. In het kader van het Groenplan Overvecht werd voor 0,205 miljoen euro achterstallig onderhoud weggewerkt. In het Zocherplantsoen werd voor 0,325 miljoen euro geïnvesteerd.
Speelplaatsen
186
Naam beleidsnota: Buiten-spel (in voorbereiding) Jaar van vaststelling: geen prioriteit Doel: in stand houden van de speelplaatsen. Stand van zaken: het vigerend beleid op het gebied van speelplaatsen is omschreven in de nota ‘Speelruimte in Utrecht’ uit 1991. De laatste jaren is bij het opheffen van speelplaatsen een groter accent gelegd bij speelplaatsen met onderhoudsintensieve elementen, zoals zandbakken en houten voorzieningen. De maatregelen brachten het benodigde (meerjaren)budget terug tot 2,1 miljoen euro. De onderhoudstoestand van de speelplaatsen is in de jaren ’90 aanzienlijk verbeterd vooral door de inzet van budgetten van wijkleefbaarheidsbudgetten van DWS en DMO en door de inzet van extra investeringsimpulsen (revitaliseringgelden). Uitvoering 2005: vervanging van speelplaatsen is voorzien voor 2006 ten laste van de ISV middelen.
Verantwoording 2005
2 2.2
Riolering
Naam beleidsnota: ‘Gemeentelijk rioleringsplan 2003-2006’ Jaar van vaststelling: 2003 Doel: • doelmatig inzamelen en transporteren van het binnen gemeentelijk gebied geproduceerde huishoudelijke en bedrijfsmatige afvalwater naar de RWZI; • doelmatig inzamelen en verwerken van het binnen het gemeentelijk gebied gevallen overtollige hemelwater; • het bevorderen van een schoon milieu (water, bodem en lucht) De belangrijkste randvoorwaarden waaraan het inzamelen, transporteren en verwerken van het afvalwater moet voldoen zijn: • overlast en veiligheidsrisico's voor de gemeenschap worden voorkomen; • de rioleringszorg moet doelmatig worden uitgevoerd Stand van zaken: het nieuwe Rioleringsplan richt zich vooral op maatregelen om een duurzaam milieu te bevorderen. Op grond van de Wet Milieubeheer moeten deze maatregelen voor 2005 gerealiseerd worden. Dit brengt met zich mee dat kosten in de komende jaren toenemen. Het GRP 2003-2006 gaat uit van het optimaal inzetten van het ‘Egalisatiefonds rioleringen’. Gevolg hiervan is dat het rioolrecht de komende jaren telkens met een vast, boveninflatoir, percentage toeneemt. Uitvoering 2005: in 2005 is ruim 5 kilometer riool vervangen. Bijna 3 ha. verhard oppervlak werd afgekoppeld, zodat schoon regenwater van dat oppervlak niet langer in het riool terecht komt. Door een combinatie van vervanging riolering en wegonderhoud wordt een synergie bereikt. Deze gecombineerde werkzaamheden benoemt het BAR (bestrating, asfaltering, riolering)programma. In 2005 is dat geheel uitgevoerd.
Begraafplaatsen
Naam beleidsnota: ‘Liggend in Utrecht ‘(in voorbereiding) Jaar van vaststelling: vooralsnog geen prioriteit Doel: een verbijzonderd onderdeel van het groen vormen de begraafplaatsen. De oude begraafplaatsen hebben inmiddels parkachtige vormen aangenomen en vormen oases van rust in de drukke stedelijke omgeving. In 2000 werd de beheerverordening begraafplaatsen aangepast. Specifiek voor begraafplaats Soestbergen werd een beheervisie opgesteld. Daarbij kwam naar voren dat, gelet op de leeftijd van de begraafplaatsen, een toekomstvisie ontwikkeld moet worden omdat vervangingsinvesteringen getroffen moeten worden. Stand van zaken: de toekomstvisie begraafplaatsen zal worden opgesteld in aanvulling op de beheervisie voor het totale groen in de stad - maar vanwege de noodzakelijkheid van investeringen - separaat worden opgesteld voorafgaand aan de totaalvisie. Uitvoering 2005: op de begraafplaatsen is sprake van achterstallig onderhoud ter hoogte van 3,5 miljoen euro, waarvoor inmiddels een planidentificatie is opgesteld. Binnen de prioritering van middelen kwam het niet tot opname van reserveringen.
Verantwoording 2005
187
2 2.2
188
Verantwoording 2005
2.3 Financiering Algemene ontwikkelingen
Voor 2005 zijn geen langlopende financieringstransacties begroot en deze zijn in 2005 ook niet uitgevoerd. De ontwikkeling van de lange rente heeft daarom geen effect gehad op het renteresultaat voor 2005. De korte rente is in 2005 op een lager niveau uitgekomen dan waarvan in de begroting (4,5%) was uitgegaan. De gemiddelde rente voor de diverse geldmarktproducten lag beneden de 3%. Bovendien was sprake van een vrii vlakke rentecurve waardoor er geringe verschillen waren tussen de diverse soorten geldmarktproducten. De overliquide positie is in 2005 overwegend gereguleerd met daggeldtransacties binnen de speciaal daarvoor overeengekomen arrangementen met de ABN AMRO en BNG. Incidenteel zijn in 2005 overtollige middelen in deposito geplaatst met een looptijd van 1 maand tegen een rentevergoeding variërend van 2,06% tot 2,36%. De kasgeldlimiet stelt een grens aan de financiering met kortlopende (looptijd maximaal 2 jaar) leningen. De limiet bedroeg voor 2005 111,5 miljoen euro. Door de huidige overliquide positie zijn in 2005 geen kortlopende financieringsmiddelen aangetrokken en is derhalve het gebruik van de kasgeldlimiet niet aan de orde geweest.
(Rente) risicobeheer
De renterisiconorm is een in de wet FIDO bepaald maximumbedrag aan nieuw aan te trekken financieringsmiddelen waarover in een jaar renterisico mag worden gelopen. Aan het einde van het jaar wordt getoetst of aan de norm is voldaan. Op basis van een renterisiconorm van 15% en een leningportefeuille van 204 miljoen euro per 1 januari 2005 zou de gemeente in 2005 over een bedrag van maximaal 31 miljoen euro renterisico hebben mogen lopen. Aangezien er voor herfinanciering van reguliere en vervroegde aflossing geen langlopende middelen zijn aangetrokken is de gemeente onder de norm gebleven. De reserve renterisico bedraagt eind 2005 6 miljoen euro. Dit bedrag is voldoende om de rentenadelen op te vangen die zich kunnen voordien indien de renteveronderstellingen in de meerjarenbegroting 2006 t/m 2009 1% ongunstiger uitkomen dan aangenomen.
Liquiditeitsbehoefte
Ultimo 2005 bedraagt de overliquide positie 139 miljoen euro. De overliquide positie eind 2005 is mede het gevolg van een in 2003 afgesloten lening van 100 miljoen euro met uitgestelde storting op 1 juli 2005. Met de betreffende transactie werd het meerjarig budgettair kader voor de Centrale Treasury veilig gesteld. De rente van de lening (4,37%) was in historisch perspectief erg laag mede in het licht van de toenmalige verwachtingen van de institutionele beleggers dat de lange rente weer tot normale hoogte zou oplopen. Bovendien werd toen voor 2005 een aanmerkelijk liquiditeitstekort voorzien. Vooral door de veel gunstiger ontwikkeling van de reserves en voorzieningen (zie ook het resultaat voor bestemming van de jaarrekening 2004 van 72,8 miljoen euro voordelig) respectievelijk van de beleggingen door derden is het voorziene liquiditeitstekort omgeslagen in een liquiditeitsoverschot. De externe rentelasten in 2005 bedragen 16,686 miljoen euro en de externe rentebaten 14,556 miljoen euro; de netto rentelasten bedragen derhalve in 2005 2,130 miljoen euro.
Gegarandeerde leningen
Ultimo 2005 bedroeg het totaal van de gegarandeerde geldleningen 1.311 miljoen euro. Het overgrote deel (1.208 miljoen euro) heeft betrekking op gegarandeerde geldleningen aan woningbouwcorporaties die geborgd zijn door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.
Verstrekte leningen
In juni 2003 is een lening van25 miljoen euro à 4% verstrekt aan Memid in het kader van de problematiek rond FC Utrecht. Het schuldrestant eind 2005 bedraagt 23,3 miljoen euro.
Organisatie
De Centrale Treasury is als een afzonderlijk onderdeel ondergebracht bij de afdeling Financiële Coördinatie van de sector Financiën. De formatie bedraagt eind 2005 2,8 fte’s.
Informatievoorziening
Alle geldstromen (zowel in- als externe) tussen de Centrale Treasury en de diensten, alsmede tussen de diensten onderling lopen vanaf 1 januari 2005 via de tot een inhouse
Verantwoording 2005
189
2 2.3
bank omgevormde rekeningstructuur met de ABN AMRO bank. In de loop van 2005 zijn de nieuwste versies van het electronic-banking pakket ABN AMRO Office-net en BNG Dataservices online geïnstalleerd. Voor de bepaling van de dagelijkse liquiditeitspositie en het opstellen van de liquiditeitenplanning wordt met ingang van 2005 de cash-management module van Civision middelen gebruikt. Risico’s
190
• Liquiditeitsrisico: door de structurele overliquiditeit behoefde in 2005 geen gebruik te worden gemaakt van de kredietfaciliteiten bij de huisbankiers. • Debiteuren- c.q. kredietrisico: in het kader van de regulering van de liquiditeitspositie zijn gedurende 2005 enkele malen deposito’s met een maximale looptijd van 1 maand afgesloten bij de BNG, ABN AMRO, ING en gemeente Almere. BNG bezit een triple A-rating, ABN AMRO en ING een double A-rating. • Koersrisico: bij (verhandelbare) financiële activa (zoals obligaties en Medium Term Notes) bestaat de mogelijkheid dat deze in waarde vermeerderen of verminderen door koersfluctuaties. Van het totaal aan beleggingen van 175 miljoen euro is een bedrag van 50 miljoen euro belegd in 4,25% obligaties van de Rabobank. De koers van deze belegging (van nominaal 50 miljoen euro) bedraagt per 31 december 2005 105,47%, waardoor deze een waarde vertegenwoordigt van 52,4 miljoen euro.
Verantwoording 2005
2.4 Bedrijfsvoering 2.4.1 Missie
Wat hebben we bereikt?
In de begroting 2005 hebben wij aangegeven hoe wij, hetgeen we in de stad wilden bereiken, vorm zouden geven. De ambtelijke organisatie is cruciaal voor de voortbrenging van onze producten en diensten en het vervullen van onze maatschappelijke rollen. De bedrijfsvoering ondersteunt de uitvoering van de programma’s. Het welslagen van de programma’s is zodoende in belangrijke mate afhankelijk van de kwaliteit van de bedrijfsvoering. In het jaar 2005 hebben wij met het opstellen van het project “Organisatie 2010” een belangrijke aanzet gegeven voor een vernieuwde en slagvaardige organisatie, die zich richt op uitvoerende taken en haar dienstverlening op een hedendaags niveau brengt. Het project zal de komende jaren nog de nodige activiteiten met zich mee brengen. We willen een organisatie zijn die gericht is op de Utrechtse samenleving, die constructief samenwerkt met (stedelijke) partners en waar interne samenwerking vanzelfsprekend is. De afgelopen jaren is meermalen bezuinigd op de ambtelijke organisatie zonder fundamenteel te kijken naar organisatie, werkwijze en bedrijfscultuur. Na afronding van de bedrijfsdiagnose door Cebeon zijn deze mogelijkheden uitgeput. Een andere aanpak is nu nodig om beter en goedkoper te gaan werken. Innovatie is daarbij het sleutelbegrip. Zowel in organisatorisch opzicht (door meer programmatisch te werken en door ondersteunende functies te bundelen) als in de bedrijfsvoering en de dienstverlening (door de mogelijkheden van ICT beter te benutten). Om als organisatie daadkrachtig, vraaggestuurd, betrouwbaar, integer, open en respectvol te kunnen opereren, moet de interne bedrijfsvoering op orde zijn. Onder bedrijfsvoering verstaan wij het geheel van uitgangspunten, kaders, regels, afspraken, procedures en activiteiten gericht op de sturing, uitvoering, beheersing en verantwoording van processen die de primaire processen ondersteunen. Het betreft de domeinen: organisatie, personeel, informatisering, financiën, doelmatigheid en doeltreffendheid, juridische zaken, communicatie, aanbestedingsbeleid en huisvesting. In de begroting hebben wij een aantal doelstellingen benoemd van waaruit de bedrijfsvoering wordt gestuurd. In de paragraaf ‘Wat hebben we daarvoor gedaan?’ gaan we vervolgens per domein in op de stand van zaken en de belangrijkste in 2005 uitgevoerde activiteiten en resultaten.
2.4.2
2.4
Wat hebben we daarvoor gedaan?
De doelstellingen die we per domein benoemd hebben, waren in de begroting (nog) niet altijd in kwantitatieve termen uitgedrukt. Wel waren de doelen altijd in concrete activiteiten uitgewerkt. Voor een aantal doelstellingen geldt dat die door de dienstdirecteuren in een jaarplan nader gedefinieerd dienden te worden in een aantal vastgestelde kengetallen. Deze kengetallen werden voorzien van een beknopte toelichting waarin verwoord werd welke activiteiten de dienst zou gaan ondernemen om de weergegeven streefwaarden te bereiken. De onderstaande tekst is, indien dat relevant is, gebaseerd op de informatie die de diensten over bedrijfsvoeringsaspecten hebben gerapporteerd. Organisatie
In het najaar van 2005 hebben wij, als strategisch voornemen, met een aantal uitgangspunten uit het document: “Organisatie 2010; Visie op Sturing, organisatie en ondersteuning” ingestemd. Zo hebben wij programmasturing gekenschetst als primair sturingsprincipe binnen de gemeentelijke organisatie. Als dominante inrichtingskenmerken voor de toekomstige organisatie (2010) gaan wij hanteren: • de bundeling en concentratie van verwante activiteiten (dezelfde professie, hetzelfde werkproces en/ of een vergelijkbare relatie met de “klant” );
Verantwoording 2005
2
191
• het één-loket-principe; • het (op natuurlijke momenten) op afstand zetten van organisatieonderdelen die diensten aan burgers verlenen waarbij bestuurlijke aansturing slechts incidenteel gewenst is. Wij hebben ons voorgenomen om ICT-mogelijkheden maximaal in te zetten om de dienstverlening aan burgers, bedrijven en instellingen te verbeteren en de efficiency van de werkprocessen te verhogen. Op basis van deze voornemens is een groot aantal projecten gedefinieerd dat uitwerking geeft aan deze voornemens. Deze projecten bevinden zich nog in het beginstadium; hebben nog niet tot resultaten geleid. Zonder uitputtend te zijn, vermelden wij hierna aantal belangrijke projecten: • We hebben de eerste stappen gezet in voorbereiding op een samenvoeging van taken van OGU en DSO. • De dienst Stadswerken gaat in 2006 van start, waardoor de implementatie van een integrale zorg voor de buitenruimte gestalte krijgt. Vooral het werkgebied straatreiniging wordt hiermee ontdaan van dubbels. • Het Kader Wijkgerichtwerken is vastgesteld en de diensten integreren nu het wijkgerichte werken in hun werkprocessen. De dienst Wijken is verantwoordelijk voor de wijkanalyses en begrotingsactualisaties. • De ontwikkelde kaders voor Publieksdienstverlening hebben reeds geleid tot de oprichting van een Callcentre. Dit wordt in 2006 uitgebreid door betere taakverdeling en afstemming tussen dit centrum en de diensten, vooral door versterking van de elektronische dienstverlening. • Het programma “Stedelijke Vernieuwing” is in voorbereiding. • Bekeken wordt hoe het “Toezicht in de gebouwde omgeving” inhoudelijk en organisatorisch vorm kan krijgen. • We denken na over de wijze waarop diensten als MCV, SSB, DGM en GBU meer “op afstand” kunnen worden geplaatst. In februari 2006 heeft het college van b. en w. ingestemd met het voornemen van een pilot managementcontracten voor de Stadsschouwburg, de dienst Gemeentelijke Musea en de Gemeentebibliotheek . Voor de Brandweer zal het instellen van een “Veiligheidsregio” gevolgen hebben. • Via ICT wordt nagestreefd de dienstverlening naar de burgers te verbeteren door onder andere “Webintake” van diverse vragen en producten. • Via het project “minder beleid en regelgeving” bekijken we hoe we overdadig beleid kunnen schrappen, het beleid beter kunnen richten op de uitvoering, en beter gebruik kunnen maken van voorbeelden van derden (Rijk, Provincie). • We onderzoeken hoe ons voornemen tot Bundeling en Concentratie gestalte kan krijgen door een aantal ondersteunende functies op het gebied van de bedrijfsvoering (personeels- en salarisadministratie, Financiële administratie, DIV en Facilitaire aangelegenheden) te bundelen in Shared Service Centra. Dit in navolging van eerdere bundelingen als die van de communicatiefunctie en de in 2005 vrijwel afgeronde bundeling op het gebied van de automatisering. • Om deze ondersteunende functies op een goede wijze organisatorisch te positioneren is het instellen van een “Dienst ondersteuning” in voorbereiding, die zich vooral gaat richten op het leveren van gevraagde kwaliteit en op een efficiënte bedrijfsvoering. • Last but not least besteden we ook aandacht aan de bedrijfscultuur. In 2005 hebben we besloten tot de ontwikkeling van de Secretarie tot een Bestuurs- en Concerndienst. Duidelijk is dat de Secretarie de laatste jaren naast de directe ondersteuning van het bestuur meer en meer het functioneren van het concern als geheel heeft ondersteund. Als doelen van de Bestuurs- en Concerndienst hebben we vastgesteld, dat deze dienst zijn werk goed doet, wanneer de gemeentelijke organisatie zich laat leiden door het openbaar belang, werkt aan de realisatie van de doelstellingen van het stadsbestuur en de Collegeleden op een open, heldere, verantwoorde wijze over het gevoerde en te voeren beleid kunnen communiceren met de gemeenteraad, de burgers, representanten van ande-
192
Verantwoording 2005
re overheden en maatschappelijke organisaties, personeelsleden en hun vertegenwoordigers. Versterking van de interne samenwerking De directeur van elke dienst wordt aangestuurd door het college van b. en w. In veel gemeenten worden de directeuren aangestuurd door de gemeentesecretaris, in Utrecht is dat dus anders geregeld. Om nu de besluiten van de directeuren goed op elkaar af te stemmen is een concerndirectie ingesteld. In deze concerndirectie zijn alle grote diensten met hun directeur vertegenwoordigd. De voorzitter van de concerndirectie is de gemeentesecretaris. In 2005 is de positie van de concerndirectie geformaliseerd. De concerndirectie is samen met het college van b. en w. verantwoordelijk voor de resultaten van het gemeentelijk beleid. Daarnaast vervult de concerndirectie een adviserende rol richting college van b. en w., vooral op het gebied van bedrijfsvoering en personeelszaken. Er zijn afspraken gemaakt over de manier van werken en over de relatie met de diensten waarvan de directeur geen deel uitmaakt van de concerndirectie. De leden en de agendaleden van de concerndirectie hebben elk onderwerpen waarop zij namens de concerndirectie interne samenwerking organiseren. Door deze werkwijze waren ontwikkelingen als ICT-bundeling en de ontwikkeling van het gemeentelijk Callcentre mogelijk. Centrale Ondernemingsraad Om de medezeggenschap ook op het niveau van de concerndirectie te regelen, is een centrale ondernemingsraad ingesteld. De concerndirectie neemt immers beslissingen die meestal een groot deel van de werknemers en soms álle werknemers aangaan. Op 11 januari 2005 heeft het college van b. en w. besloten tot de instelling van de Centrale Ondernemingsraad. De DSO en DMO zijn in beroep gegaan tegen het besluit, onder andere omdat alle diensten in de COR vertegenwoordigd zouden worden door middel van het oneman-one-vote-principe. Na een bemiddelingstraject heeft eind 2005 de eerste vergadering van de Centrale ondernemingsraad plaatsgevonden. Op grond van een evaluatie zal een jaar na de start worden bezien of de Centrale Ondernemingsraad zal worden omgezet in een gemeentebrede ondernemingsraad. Personeel
In het afgelopen jaar is er veel aandacht geweest voor de omvang van de organisatie. Wij hebben een daling met honderd fte’s beloofd en als hulpmiddel de selectieve externe vacaturestop gehanteerd. Wij kunnen constateren dat de krimpdoelstelling gerealiseerd is. Het aantal fte’s daalde van 4120 (eind 2004) naar 3898 (eind 2005). Bij de selectieve externe vacaturestop werden en worden verzoeken om hogere functionarissen extern te werven extra kritisch bekeken. Het ziekteverzuim binnen onze organisatie is in 2005 gestabiliseerd op 6,9%. Dit getal is inclusief langdurig verzuim (> 1 jaar), wat 1% bedraagt. Het adviesbureau Falke&Verbaan heeft berekend dat een verzuimpercentage van 4,5 (is exclusief langdurig verzuim) als streefcijfer voor Utrecht zou moeten worden gehanteerd. Met een verzuimpercentage van 5,9 eind 2005, kan worden gesteld dat we op de goede weg zijn en binnen enkele jaren het streefpercentage gerealiseerd zou kunnen worden. In 2005 is bij een tweetal diensten begonnen met de Arbo-dienstverlening in eigen beheer te houden. Dit houdt in dat er alleen voor een bepaald aantal uren een bedrijfsarts wordt ingehuurd, die alleen op verzoek van de leidinggevende of medewerker adviseert. De ervaringen bij deze diensten zijn dusdanig dat vanaf 2006 meerdere diensten op deze werkwijze overstappen. Integratie van mensen met een niet-Nederlandse achtergrond en/of cultuur is een tweezijdig proces en vraagt om permanente aandacht, zodat steeds meer personeelsleden het belang van integratie gaan inzien. Daarom is in 2005 “de Integratiewijzer” geïntroduceerd. Deze biedt een leidraad om binnen werkeenheden met elkaar te bespreken hoe om te gaan met het gegeven dat we werken voor een stad met een divers samengestelde achtergrond. Ondanks de beperkte instroom (dankzij de selectieve externe vacaturestop) is het aandeel van allochtone medewerkers vrijwel gelijk gebleven. Eind 2004 was 13,5% van de personeelsleden die hun afkomst hadden laten registreren, van allochtone afkomst tegen 13,6% per eind 2005. In 2005 heeft Utrecht bij de VNG/G4-steden de behoefte verkend aan een landelijke commissie voor gemeentelijke overheid op het gebied van klachten over ongewenst ge-
Verantwoording 2005
193
2
2.4
drag als pesten, agressie, intimidatie. Klachten kunnen via de landelijke commissie met meer ervaring en expertise efficiënter en effectiever worden behandeld. In 2005 is het accent gelegd op aanpassing van de regeling en een folder voor medewerkers. In 2005 is de tweede RGW effectmeting uitgevoerd. Ten opzichte van de eerste meting in 2004 blijkt dat RGW-gesprekken veel meer plaatsvinden. Belangrijke constatering is dat de beoordelingsratio fors is toegenomen. Tevens is in 2005 verdere invulling gegeven aan de versterking van de competentie ‘ontwikkelingsgericht leidinggeven’. De Utrechtse Management School (UMS) heeft wederom een aantal nieuwe leergangen verzorgd, voor zowel nieuwe als zittende managers. De Commissie Ambtelijke Subtop (CAS) heeft een 20-tal nieuwe en herhalingskandidaten het traject laten doorlopen. Voor zowel de UMS als de CAS is een evaluatie in gang gezet die in 2006 zal worden afgerond. Alle diensten van de gemeente hebben bij het Registratiepunt Integriteit van de sector POI opgave gedaan van de (vermeende) misstanden op het gebied van integriteit binnen de ambtelijke organisatie. In totaal hebben de diensten vier (vermeende) misstanden gemeld. Het ging over corruptie, persoonlijk gebruik van goederen en diensten, aannemen van geschenken, geld, vergoedingen en uitnodigingen, misbruik van positie en misbruik van informatie. In totaal waren er vier diensten betrokken. Drie zaken zijn aangetoond en hier zijn rechtspositionele maatregelen getroffen. Eén zaak bleek geen zaak te zijn. Informatisering
In 2005 zijn alle lopende initiatieven op het gebied van ICT onder gebracht in het deelprogramma ICT innovatie. Dit deelprogramma maakt deel uit van het project Utrecht 2010 en heeft tot doel ICT-basisvoorzieningen in te richten ten behoeve van de publieksdienstverlening, fraudebestrijding, handhaving en interne bedrijfsvoering. Door de gemeenteraad is hiervoor 10 miljoen euro beschikbaar gesteld. Voor het verbeteren van de documentaire informatievoorziening (DIV) is door het college van b. en w. in 2005 eenmalig 1 miljoen euro beschikbaar gesteld. Er wordt op twee sporen aan de verbetering van DIV gewerkt: een reparatiespoor en een innovatiespoor. Een Documentair Structuurplan (DSP) is opgesteld voor de hele gemeente en een risicoscan is uitgevoerd waardoor inzicht is verkregen in knelpunten en mogelijke oplossingen. Een Masterplan DIV is goedgekeurd en een start is gemaakt met de uitvoering. Voor de telefonische bereikbaarheid en dienstverlening is het gemeentelijk Callcentre opgericht. Dit is gevestigd in het wijkbureau Vleuten-De Meern. Wanneer een burger contact opneemt met het Callcentre wordt de vraag beantwoord of er wordt doorverbonden naar een betrokken ambtenaar. Ambitie van het Callcentre is op termijn 80% van alle binnenkomende vragen direct te beantwoorden. De wettelijke invoering van het digitaal beschikbaar maken van publiekrechtelijke beperkingen op alle vastgoed in de gemeente Utrecht (WKPB) is uitgesteld tot 1 januari 2007. De bundeling van de ICT-functies in het op te richten Automatiserings Bedrijf Utrecht (ABU) is in 2005 voorbereid. De verwachting is dat de Ondernemingsraad in 2006 akkoord gaat zodat het ABU in april 2006 feitelijk van start gaat. De oprichting van het ABU betekent ook een meer zakelijke relatie met de diensten. Hiertoe is binnen de diensten veel aandacht besteed aan de inrichting van het opdrachtgeverschap en het informatiemanagement. De vervanging van CatharijneNet is in 2005 afgerond. Hiermee is een degelijke technische basisinfrastructuur gerealiseerd die een voorspelbare en betrouwbare basis vormt voor toekomstige wensen van gebruikers. In 2005 is bij de Secretarie de standaardwerkplek in gebruik genomen. De uitrol bij de andere gemeentediensten zal in 2006 plaatsvinden. Voor telefonie zijn gemeentebreed nieuwe telefooncentrales aangeschaft en geïnstalleerd. De telefoonkosten zijn gereduceerd doordat gebruik gemaakt wordt van de nieuwe techniek Voice over Internet Protocol (VOIP). Dit is een systeem waarbij telefonie over een
194
Verantwoording 2005
datanetwerk geleid wordt. De functie van de klassieke telefooncentrale wordt hier overgenomen door een softwareprogramma. Het telefoontoestel wordt aangesloten op het datanetwerk en de pc wordt gekoppeld aan het telefoontoestel. Financiën
De bestuurlijke informatievoorziening op financieel-economisch gebied vindt plaats via de planning en control cyclus. Op financieel-economisch gebied bieden wij ondersteuning gericht op aansturing van de gemeentelijke organisatie, waarmee wij bijdragen aan de doelstellingen van concernsturing. Er is in 2005 gewerkt aan verbetering van de planning en control cyclus op diverse gebieden. Handboek Financiën In 2005 heeft het handboek Financiën op Intranet bijzondere aandacht gehad. De financiële spelregels die wij hanteren in het kader van de planning en control cyclus zijn toegankelijker gemaakt voor de organisatie door het verbeteren van dit handboek en de daarin opgenomen informatie. Daarnaast is in diverse voorlichtingen rondom cyclusproducten uitleg gegeven over het gebruik van het handboek Financiën. Ter dynamisering van de richtlijnen is ervoor gekozen de richtlijnen niet meer twee maal per jaar op papier uit te brengen, maar enkel nog beschikbaar te stellen op het intranet van de gemeente Utrecht. Een belangrijk aandachtspunt voor 2005 voor dit handboek was de invoering van het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten 2004 (BBV). Dit zijn de gewijzigde comptabiliteitsvoorschriften. Deze voorschriften zijn vertaald naar regels op maat voor de Utrechtse situatie. In 2005 is een begin gemaakt met het verbreden van het handboek Financiën naar een handboek bedrijfsvoering. Deze ontwikkeling zal in 2006 doorgezet worden. Beknopter cyclusproducten Op verzoek van het bestuur is in 2005 onder andere gewerkt aan het beknopter maken van de cyclusproducten. De informatie is meer gericht op hoofdlijnen en minder op details. Verder is de informatie bij de tussentijdse rapportage en de verantwoording meer gericht op afwijkingen en minder op going concern. GFIS In 2005 zijn de laatste twee diensten aangesloten op het Gemeenschappelijk Financieel InformatieSysteem (GFIS). Er is nu een werkend uniform systeem ingericht voor alle diensten met veel mogelijkheden die men voorheen niet had. Met het opleveren van de jaarrekening 2004 hebben we de positieve effecten van een gemeenschappelijk financieel systeem ervaren. Door de ontwikkeling van rapportages in GFIS, is het verzamelen van gegevens minder arbeidsintensief geworden. Het accent van de financiële functie verschuift daardoor naar analyse en informatievoorziening. Deze ontwikkeling zal in 2006 doorgezet worden. Administratieve Organisatie (AO) Een ander belangrijk project in 2005 betreft de AO. Naar aanleiding van vragen vanuit de organisatie is gekozen voor een nieuw gemeentebreed AO-pakket; Protos. In 2005 is gestart met de implementatie van dit software-pakket bij de diensten. Deze implementatie zal in 2006 worden afgerond.
Doelmatigheid en doeltreffendheid
In 2005 is het eerste programma voor onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid uitgevoerd, conform artikel 213a van de gemeentewet. Het jaar daarvoor stond het onderzoeksprogramma volledig in het teken van de gemeentebrede bedrijfsdiagnose. Het programma bestond uit 3 onderzoeken: • Effectiviteit van subsidies. • Monitoring maatregelen bedrijfsdiagnose 2003/2004. • Effectiviteit van de bundeling van de communicatiefunctie. Het onderzoeksprogramma 2005 is nog niet geheel afgerond; het type onderzoek (op basis van artikel 213 a uit de gemeentewet) is nieuw. De nadruk ligt op de lerende organisatie. Dit impliceert dat we alle betrokken partijen moeten ‘meenemen’ in het proces; bijvoorbeeld bij het formuleren van de definitieve onderzoekvragen. Ook met de ingebouwde ‘hoor en wederhoor’ procedure is meer tijd gemoeid.
Verantwoording 2005
195
2
2.4
Bij één van de onderzoeken (subsidiebeleid) is het noodzakelijk gebleken het onderzoek te verbreden, wat leidt tot uitstel van oplevering van het onderzoeksrapport. De drie onderzoeksrapporten zullen in het voorjaar 2006 uitgebracht worden. Het onderzoeksprogramma 2006 zal gericht zijn op een brede nulmeting in het kader van de bundeling van taken op bedrijfsvoeringsterrein. Binnen het project 2010 wordt immers toegewerkt naar een gemeentebrede personeelsadministratie, één financieel administratiekantoor, gezamenlijke facilitaire dienstverlening voor een groot aantal gebouwen, één afdeling voor gemeentebrede documentaire informatievoorziening en wellicht nog andere functies. Om, na de implementatie van deze ontwikkelingen, te kunnen bepalen of de besparings- en kwaliteitsdoelstellingen van deze bundelingen gerealiseerd zijn, is het noodzakelijk de nulsituatie expliciet vast te stellen. Die nulsituatie is van belang om het traject van de huidige naar de gewenste situatie goed te kunnen vormgeven. Op dit moment wordt nog nagedacht of de nulmetingen als apart onderzoeksresultaat worden gepresenteerd of dat ze deel uitmaken van de afzonderlijke Plannen van aanpak van de zogenaamde “Shared Service Centra”. Juridische zaken
Juridische kwaliteitszorg en control is erop gericht dat het gemeentebestuur en de organisatie voldoet aan een vijftal kwaliteitskenmerken, zoals hieronder kort omschreven. In dit overzicht is voor de gehele organisatie de stand van zaken aangegeven - begin 2005 ten opzichte van eind 2002. In 2005 is inzet gepleegd om de bereikte verbeteringen vast te houden en de in de organisatie nog bestaande verschillen ten opzichte van het te bereiken kwaliteitsniveau verder te (doen) verkleinen. eind 2002
begin 2005
• Juridische kwaliteit wordt belangrijk gevonden en heeft de aandacht.
in beperkte mate realiteit
in substantiële mate realiteit
• De basiscondities voor het goed juridisch functioneren (de juridische infrastructuur) zijn aanwezig.
niet de realiteit
nagenoeg geheel realiteit
• Er is een systeem van risicobeheersing en pro-actieve kwaliteitsbewaking.
in beperkte mate realiteit
in substantiële mate realiteit
• Juridisering wordt zoveel mogelijk beperkt.
in substantiële mate realiteit
nagenoeg geheel realiteit
• De juridische kwaliteit maakt integraal onderdeel uit van het managementsysteem.
niet de realiteit
nagenoeg geheel realiteit
Het programma was in 2005 voornamelijk gericht op: • het op peil brengen en houden van het juridisch instrumentarium; • het borgen van de juridische functie in de organisatie; • het in beeld brengen en beheersbaar maken van juridische risico's. Daartoe is in 2005 een pakket activiteiten uitgevoerd onder meer bestaande uit: • Kaderstellende activiteiten In 2005 zijn kaders en handreikingen tot stand gebracht voor Procesbesluiten en inschakelen advocaat, Klachtenbehandeling, Beheersingsmaatregelen in verband met de Wet keten- en inlenersaansprakelijkheid, Openbaarheid van bestuur. De Referendumverordening en Verordening op de ombudsman zijn geactualiseerd. Verder is de juridische control ingepast in de visie op gemeentelijke control. • Ondersteunende activiteiten Er hebben juridische expertiseplatforms en samenwerkingsverbanden gefunctioneerd - concernbreed voor deskundigheidsbevordering, afstemming en overleg, en daarnaast voor specifieke onderwerpen bijvoorbeeld ten behoeve van de contractvorming project Stationsgebied. Er is voor dat project ook een inventarisatie gemaakt van te doorlopen publiekrechtelijke procedures met daarbij een verkenning van eventueel optredende risico’s en daarbij behorende beheersingsmaatregelen. Verder zijn allerlei nieuwe ontwikkelingen op juridisch gebied geïmplementeerd zoals toepassing van de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer, wet BIBOB, openbare voorberei-
196
Verantwoording 2005
dingsprocedures, identificatieplicht, vereenvoudiging vergunningenprocedures. Het gemeentelijk regelingenbestand is doorgelicht en er zijn concrete voorstellen gedaan tot afschaffing en/of vereenvoudiging van verordeningen. Om onnodige bezwaar- en beroepschriften te voorkomen zijn leerpunten uit procedures teruggeploegd naar het primaire proces. Voortgang is geboekt met de invoering van geautomatiseerde contractregistratie. • Toezichthoudende activiteiten In het kader van intervisie hebben de gemeentelijke diensten elkaar inzicht gegeven in de aanpak van juridische kwaliteitszorg en control binnen de eigen dienst. Er heeft juridische kwaliteitscontrole plaats gevonden op concrete dossiers. Separaat (in het burgerjaarverslag) wordt gerapporteerd over de resultaten van bezwaaren beroepsprocedures. Communicatie
In 2005 hebben wij besluiten genomen over de meeste onderdelen van de Utrechtse Standaard, het gemeenschappelijke kader voor communicatie. De meest omvangrijke operatie betreft de nieuwe huisstijl. Door de vaststelling van de nieuwe, versoberde huisstijl voor de gemeente Utrecht is een grote stap gezet in de richting van uniformering en stroomlijning van de communicatie. De huisstijl zal gemeentebreed worden ingevoerd. Alle uitingen van de gemeente zullen in deze huisstijl worden uitgevoerd, of het nu gaat om bedrijfsauto’s, om bebording of om drukwerk. Het is wel zo, dat daar waar de gemeente slechts één van de partijen is ook sprake kan zijn van afwijking van de gemeentestijl. We noemen dit gedeelde toepassingen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij samenwerkingsverbanden vanuit de projectorganisaties Stationsgebied en Leidsche Rijn Utrecht. Door de invoering van deze huisstijl snijdt het mes aan twee kanten. Naast een meer eenduidige kwaliteit levert deze nieuwe huisstijl ook besparingen op ter grootte van € 500.000, per jaar. Dit wordt onder andere bereikt door meer uit te gaan van meer standaardformaten, door slimme materiaalkeuzes en door te werken met basisontwerpen voor standaardproducten. Begin 2006 zullen de eerste uitingen in de nieuwe huisstijl gaan verschijnen. In het tweede kwartaal van 2006 zal de huisstijl officieel worden ingevoerd. Dit is tevens het signaal om de totale Utrechtse Standaard bekend te gaan maken onder de medewerkers. Omdat we de kosten voor het omschakelen beperkt willen houden zullen uitingen in de oude huisstijl nog enige tijd zichtbaar blijven. Wij maken voorraden op, schrijven investeringen af. In 2005 zijn onderdelen als de standaard voor projecten en beleidsvoornemens, de standaard voor perswoordvoering en de standaard bij overvaljournalistiek al ingevoerd bij de meest betrokkenen. Het Communicatiebureau werd in 2004 gebundeld met als inzet professionalisering en versterking van de samenhang in de communicatie. Onder andere door een intensief scholingsprogramma en de invoering van standaard werkprocessen is hier systematisch aan gewerkt. Dit begint resultaat op te leveren. Het bureau werkt op basis van dienstverleningsovereenkomsten nu voor alle gemeentelijke diensten, met uitzondering van de “Ediensten” (Stadsschouwburg, Muziekcentrum Vredenburg, gemeentelijke Musea en de Gemeentebibliotheek). Vanaf maart 2005 werkt het Communicatiebureau ook voor de RHD. De eerste dienstverleningsovereenkomsten zijn geëvalueerd en leveren een positief beeld op. Wij hebben het gevoel dat we met deze aanpak goed op weg zijn om de eerder geconstateerde knelpunten in de communicatiefunctie te verhelpen. Het Communicatiebureau heeft in 2005 kostendekkend gewerkt. Eind 2005 is door POI en Bestuursinformatie gestart met een evaluatie van het Communicatiebureau onder medewerkers en (bestuurlijke) opdrachtgevers. Gezien het relatief korte bestaan van het Communicatiebureau (sinds maart 2004) betreft dit een tussenevaluatie, die vooral bedoeld is om van te leren en te beoordelen op welke aspecten koerswijzigingen noodzakelijk zijn. De rapportage van het onderzoek verschijnt in maart 2006.
Aanbestedingsbeleid
Verantwoording 2005
In 2005 is nieuwe nationale wetgeving gekomen op het gebied van aanbesteden. Het Besluit Aanbesteding Overheidsopdrachten (BAO) en het AanbestedingsReglement Werken (ARW2005) zijn de Nederlandse implementatie van de Europese richtlijn uit 2004. Bureau aanbestedingen van de gemeente Utrecht heeft deze ontwikkeling nauwlettend gevolgd en geparticipeerd in adviesorganen voor het ministerie van VROM. Er is een advies aan de Concerndirectie gedaan over de implementatie van deze nieuwe wet- en regelgeving in Utrecht (besluit wordt begin 2006 verwacht) en daarop vooruitlopend zijn de noodzake-
197
2
2.4
lijke veranderingen doorgevoerd in de standaarden voor aanbesteden en is er voorlichting binnen de gemeente gegeven, deze loopt in 2006 nog door. Een nieuwe impuls is gegeven aan het delen van kennis over aanbesteden en professionalisering van de inkoop door het opstarten van het Inkoopnetwerk. Alle diensten nemen deel in het netwerk dat door Bureau Aanbestedingen wordt voorgezeten. In het netwerk wordt kennis verzameld over inkoopgedrag van de diensten en worden methoden en technieken op het gebied van inkopen en contractbeheer besproken. Het aantal meldingen van opdrachten is in 2005 van 494 (totaal 2004) gestegen naar 548, een stijging van 11%. Het aantal mantelcontracten is van 23 (2004) naar 26 gestegen in 2005, een stijging van 13%. In 2005 zijn voor het eerst aflopende mantelcontracten opnieuw aanbesteed. Naast de uitbreiding van het aantal contracten worden dus ook aflopende contracten vervangen.
2.4.3
Wat heeft dat gekost?
Bedrijfsvoering bestaat uit de onderdelen personeel, informatisering, automatisering, communicatie, organisatie, financieel beheer en facilitaire dienstverlening. De begroting en verantwoording zijn ingericht naar programma’s. Op dit moment wordt geen specifieke sortering gemaakt binnen de programma’s van de kosten die wel of niet tot de bedrijfsvoering worden gerekend. In interviews met enkele leden van de gemeenteraad is duidelijk geworden dat er geen specifieke behoefte bij de raadsleden bestaat om inzicht te krijgen in de kosten van de bedrijfsvoering per onderscheiden domein per programma. In de begroting is in het kader van bedrijfsvoering echter wel geschetst hoe we een aantal knelpunten in de bedrijfsvoering zouden oplossen (5 miljoen euro beschikbaar) en welke activiteiten we zouden ontplooien ten laste van het rijksbudget voor dualisering (0,5 miljoen euro ter beschikking gesteld). In onderstaande tabellen is toegelicht wat er is gebeurd in 2005 ter oplossing van de bedrijfsvoeringsknelpunten en welke activiteiten zijn ontplooid t.b.v. de invoering van de dualisering. 5 miljoen euro bedrijfsvoering
198
2
Bedrijfsvoeringsproblematiek 5 miljoen euro incidenteel Knelpunt in begroting 2005
Budget 2005 (x € 1.000,-)
Verantwoording
1. Personele frictiekosten Brandweer
500 Personele frictiekosten in verband met reorganisatie gedekt.
2. Digitaliseren bestemmingsplannen
100 Er is een applicatie ontwikkeld voor het ontsluiten van bestemmingsplannen op Internet. Deze applicatie zal naar verwachting eind eerste kwartaal 2006 opgeleverd gaan worden.
3. Top 10 dienstverlening exclusief DIV
450 De projecten binnen Top 10 zijn later in 2005 gestart vanwege langere voorbereidingstijd en landelijke ontwikkelingen. Top 10 wordt op grotere schaal uitgewerkt en gaat onderdeel uitmaken van het meerjarenprogramma ICT 2010.
4. Gemeentebreed gebruik GBA-gegevens (DDS)
180 Uitwisseling van persoonsgegevens m.b.v. digitale datadistributie (DDS) tussen (basis)registraties personen bij drie diensten gerealiseerd t.b.v. hergebruik van gegevens in de dienstverlening
Verantwoording 2005
2.4
Knelpunt in begroting 2005 5.
Invoering wet PUBERR
6.
DIV
Budget 2005 (x € 1.000,-)
150 Budget is niet besteed. De wet Puberr is uitgesteld. De uitgaven worden in 2006 verwacht. Wet Puberr maakt onderdeel uit van het meerjarenprogramma ICT 2010. 1.000 Budget is slechts gedeeltelijk besteed, omdat een aantal deelprojecten later is gestart. Via een bestedingsvoorstel is het restant aangevraagd ten bate van het masterplan DIV in 2006 te mogen besteden. 240 Problematiek met betrekking tot routineinvesteringen en seniorenproblematiek incidenteel opgelost. DGM, SSB, MCV en subsidiebudget culturele zaken DMO ieder 60.000 euro.
7. Problematiek kleine cultuurdiensten
1.500 Conform plan uitgevoerd.
8. Tekorten voorzieningen voormalige diensten (interimdienst en dienst woonruimtezaken)
150 In 2005 is het eerste programma voor onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid uitgevoerd, conform artikel 213a van de gemeentewet. Het programma bestond uit 3 onderzoeken: Effectiviteit van subsidies, Monitoring maatregelen bedrijfsdiagnose 2003/2004, Effectiviteit van de bundeling van de communicatiefunctie.
9. Gevolgen dualisering: onderzoek doelmatigheid / doeltreffendheid
10. Deregulering regels’
40 Twee voortgangsrapportages aangeboden aan de raadscommissie: 1) Gemeentelijke regelgeving voor de taakvelden van de Dienst Stadsontwikkeling en 2) Overige regelgeving. De in het kader van deze deelprojecten uitgevoerde onderzoeken hebben een eerste pakket opgeleverd van in te trekken en te vereenvoudigen regelingen.
‘Minder
100 Dekking exploitatietekort 2005.
11. Structureel exploitatietekort Bureau Aanbestedingen 12. Leeftijdsbewust personeelsbeleid: maatregelen om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen
Verantwoording 2005
Verantwoording
40 Budget is niet uitgeput en de beoogde plannen zijn niet uitgevoerd, vanwege uitgestelde activiteiten door vertraagde externe CAO-onderhandelingen. De uitgaven worden verwacht in 2006
13. Frictiekosten standaar- 450 disatie en bundeling ICT
Conform plan uitgevoerd.
14. Knelpunten logopedie
100
Opvang inkomstendaling door achterblijvend aantal vangnetbehandelingen.
Totaal
5.000
199
2
2.4
0,5 miljoen euro dualisering
Dualisering € 488.000,- structureel Knelpunt in begroting 2005 1. Verbouwing raadzaal 2. Onderhoud en beheer van ROL/CoRa 3. Vervolg CoRa
ontwikkeling
4. Knelpunt Griffie
huisvesting
5. Burgerjaarverslag
Verantwoording
75 Uitgevoerd. 100 Conform plan uitgevoerd. Systeem draait. 75 Conform plan uitgevoerd. Systeem draait. 86 Knelpunt opgelost. 40 Dit budget is gebruikt voor het produceren van het burgerjaarverslag.
6. Doelmatigheidsonderzoek
100 Zie toelichting bedrijfsvoerings-problematiek knelpunt 9.
7. Knelpunt rekenkamer
19 Dualiseringsgeld is toegevoegd aan salarisbudget Rekenkamer ten behoeve van de vergoedingen van de leden.
8. Verevening over de jaren
-7
Totaal
200
Budget 2005 (x € 1.000,-)
488
Verantwoording 2005
2.5 Verbonden Partijen Verbonden partijen zijn rechtspersonen waarmee de gemeente een bestuurlijke en financiële band heeft. Dit zijn onder andere gemeenschappelijke regelingen en vennootschappen die een publiek belang behartigen en waarvan de aandelen geheel of gedeeltelijk in het bezit van de gemeente zijn. Onder bestuurlijk belang wordt verstaan: een of meer zetels in het bestuur van de participatie en/of het hebben van stemrecht. Financieel belang is er wanneer de gemeente middelen ter beschikking heeft gesteld en die kwijt is in geval van faillissement van de verbonden partij en/of als financiële problemen bij de verbonden partij verhaald kunnen worden op de gemeente. De belangrijkste verbonden partijen van de gemeente in 2005 komen hierna aan de orde. Afvalverwijdering Utrecht (AVU)
Doel: Deze gemeenschappelijke regeling heeft tot doel een doelmatige en uit een oogpunt van milieuhygiëne verantwoorde wijze van overslag, transport en verwerking van huishoudelijke en andere categorieën van afvalstoffen. Betrokkenen: Alle gemeenten binnen de provincie Utrecht. Bestuurlijk belang: De bestuursorganen van het openbaar lichaam zijn het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. Het algemeen bestuur bestaat uit twee leden door en uit de provinciale staten, twee leden door en uit de gemeenteraad van Utrecht (daaronder begrepen de voorzitter van de gemeenteraad), één vertegenwoordiger per deelnemende gemeente (met uitzondering van de stad Utrecht) door en uit de gemeenteraden, de voorzitter van de gemeenteraad daaronder begrepen. Financieel belang: De AVU sluit contracten af met verwerkers voor het transport en de verwerking van diverse afvalstromen. De kosten worden op basis van de werkelijke aangeboden gewichten bij de deelnemende gemeenten in rekening gebracht samen met een opslag voor de apparaatskosten. Voor 2005 is op basis van de begroting € 15.609.000,bij de gemeente Utrecht in rekening gebracht. Doordat de AVU geen weerstandsvermogen heeft is de aansprakelijkheid van de gemeente Utrecht echter in theorie niet gelimiteerd. Ontwikkeling: De AVU ontwikkelt voortdurend initiatieven om aan haar doelstellingen te voldoen. Daarnaast worden steeds meer kleine deelstromen door de AVU in raamcontracten ondergebracht.
NV Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
Doel: De BNG is de bank van en voor overheden en instellingen voor het maatschappelijk belang. Met gespecialiseerde financiële dienstverlening draagt de BNG bij aan zo laag mogelijke kosten van maatschappelijke voorzieningen voor de burger. De strategie van de bank is gericht op het behouden van substantiële marktaandelen in het Nederlands maatschappelijk domein en het handhaven van een excellente kredietwaardigheid (Triple A). Betrokkenen: Overheden en instellingen op het gebied van volkshuisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, cultuur en openbaar nut (publieke sector). Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht heeft geen zetel in het bestuur en de raad van commissarissen van de BNG. De gemeente heeft als aandeelhouder wel stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders. Financieel belang: De bank is een structuurvennootschap. De Staat is houder van de helft van de aandelen, de andere helft is in handen van gemeenten, provincies en een waterschap. De gemeente Utrecht bezit 763.074 aandelen van € 2,50 per aandeel (1,38% van het totaal). Ieder jaar wordt door de bank een dividend uitgekeerd dat gefixeerd is op 43% van de netto winst. Gegevens over het vermogen en winst van de bank (x 1 miljoen euro): Eigen vermogen
Vreemd vermogen
Netto winst
1 januari 2004
2.565
81.065
304 (2003)
31 december 2004
2.592
85.719
301 (2004)
Ontwikkeling: Het werkelijke resultaat voor 2005 is pas in mei 2006 bekend. Er wordt rekening gehouden met een lager resultaat ten opzichte van voorgaand jaar als gevolg van de invoering van IFRS (International Financial Reporting Standards) en de eerste fiscale waardering van de bank voortvloeiend uit de vennootschapsbelastingplicht. Vooralsnog
Verantwoording 2005
201
2
2.5
gaan wij er vanuit er van uit dat dit voor de dividenduitkering aan de gemeente Utrecht een nadeel oplevert van 0,3 miljoen euro. Bestuur Regio Utrecht (BRU)
Doel: Het BRU vervult een sleutelrol bij de niet-vrijblijvende aanpak van de grootstedelijke problematiek. De taakuitoefening in het fysieke verstedelijkingsproces heeft vooral plaats op het gebied van wonen, werken, mobiliteit, milieu en de ruimtelijke integratie daarvan. Betrokkenen: Bunnik, De Bilt, Driebergen-Rijsenburg (tot 1 januari 2006), Houten, Maarssen, Nieuwegein, Utrecht, Vianen, IJsselstein en Zeist. Bestuurlijk belang: Alle BRU-gemeenten zijn vertegenwoordigd in het dagelijks en algemeen bestuur. Het algemeen bestuur telt totaal 35 zetels. De gemeente Utrecht bezet hiervan tien zetels. Het dagelijks bestuur telt elf zetels, waarvan twee voor Utrecht. Daarnaast vervult de burgemeester van Utrecht de rol van voorzitter van het DB en AB. Financieel belang: De Utrechtse bijdrage per inwoner over 2005 bedroeg € 2,60. Daarnaast werd per wooneenheid € 1,83 betaald. Voorts beschikte het stadsgewest over rijksbudgetten voor de uitoefening van bepaalde zogenaamde Kaderwettaken. Het BRU bracht voor de doorsluizing ervan de leden een procentuele bijdrage voor technische assistentie in rekening. De BRU begroting 2005 telde een “totaal generaal” van 922 miljoen euro. Ontwikkeling: De Eerste Kamer heeft in 2005 besloten dat de niet-vrijblijvende regionale samenwerking op basis van een nieuwe wettelijke regeling, de Wgr-plus, zal worden voortgezet. De nieuwe wettelijke regeling treedt per 1 januari 2006 in werking. In 2005 is onder andere het Regionaal Structuurplan 2005-2015 vastgesteld.
GHOR/CPA
Doel: De Gemeenschappelijke regeling Hulpverlening Ongevallen en Rampen heeft ten doel op basis van intergemeentelijke samenwerking een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde geneeskundige hulpverlening te bewerkstelligen. Dit wil zeggen het afstemmen van de activiteiten die op grond van de wet geneeskundige hulpverlening bij rampen worden ondernomen. Bij de Centrale Post Ambulancevervoer ligt de verantwoordelijkheid om de ambulancezorg binnen het grondgebied van de gemeenten zo goed mogelijk te behartigen op grond van de wet op het ambulancevervoer. Betrokkenen: Naast Utrecht 32 omliggende gemeenten. Bestuurlijk belang: Op 1 januari 2005 is het bestuur van de GHOR/CPA samengegaan met het bestuur van de BRUL in het Bestuur van de Veiligheidsregio i.o. Het bestuur van de Veiligheidsregio i.o. bestaat uit een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. In het algemeen bestuur zijn alle 33 gemeenten vertegenwoordigd. Het dagelijks bestuur bestaat uit negen leden. Ook de gemeente Utrecht is vertegenwoordigd in het dagelijks bestuur. Financieel belang: De GHOR wordt gedeeltelijk door het Rijk gefinancierd en gedeeltelijk door de inwonerbijdrage van de gemeenten. Voor 2005 is de bijdrage € 0,335 per inwoner (inclusief BTW). Voor de gemeente Utrecht is de bijdrage in 2005 totaal € 88.826,-. Het Rijk draagt dit jaar € 1.135.003,- bij. De CPA wordt gefinancierd door de zorgverzekeraars. Voor een deel wordt er ook een bijdrage geleverd per inwoner. Voor 2005 is dit € 0,55 per inwoner. Voor de gemeente Utrecht is dit in totaal € 145.833,-. Ontwikkeling: In 2006 zal de Brandweer Regio Utrechts Land mét de Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen/Centrale Post Ambulancevervoer opgaan in een nieuwe gemeenschappelijke regeling voor een Veiligheidsregio Utrecht, waarin samengewerkt wordt met de Politie Regio Utrecht.
Het Utrechts Archief (HUA)
202
Doel: Het beheer van de in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Utrecht en de archiefbewaarplaats van de gemeente Utrecht berustende archiefbescheiden. Betrokkenen: De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en het gemeentebestuur van Utrecht. Bestuurlijk belang: Het bestuur van HUA bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. De gemeente wijst drie leden van het algemeen bestuur aan, waaronder in ieder geval het lid van het college van b. en w. belast met de portefeuille archiefzaken. Dit is in het huidige college van b. en w. de burgemeester. Drie leden van het algemeen bestuur worden aangewezen door de minister van OC&W, waaronder in ieder geval de algemene rijksarchivaris. De voorzitter van het algemeen bestuur is het lid van het college van b. en w. dat belast is met de portefeuille archiefzaken, thans de burgemeester. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en drie andere leden uit en door het algemeen bestuur aan te wijzen, en wel zodanig dat het Rijk en de gemeente in het dagelijks bestuur gelijkelijk zijn vertegenwoordigd. In ieder geval
Verantwoording 2005
2
2.5
behoort van rijkszijde de algemene rijksarchivaris tot de aan te wijzen leden. Financieel belang: Alle uit deze gemeenschappelijke regeling voortvloeiende kosten worden onder aftrek van inkomsten paritair door het bestuur van de gemeente en de minister gedragen. De gemeentelijke bijdrage 2005 bedroeg € 1.987.339,-. Ontwikkeling: In het loop van het jaar zijn verdere stappen genomen die nodig zijn om HUA gedeeltelijk naar de Hamburgerstraat te brengen. Instituut Ziektekostenvoorziening Ambtenaren (IZA)
Recreatieschap Stichtse Groenlanden
Verantwoording 2005
Doel: IZA staat voor Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland. Al meer dan 50 jaar voert IZA de publiekrechtelijke ziektekostenregeling uit voor hoofdzakelijk gemeenteambtenaren. Vrijwel alle Nederlandse gemeenten zijn bij IZA aangesloten. Maar ook de provincie Limburg en andere toegelaten instellingen zoals gelieerde stichtingen, nutsbedrijven en waterschappen (voorheen aangeduid als B3-instellingen) maken gebruik van de IZA Ziektekostenregeling. De grondslag voor deze regeling ligt in de ambtenarenwet. Het is een gemeenschappelijke regeling op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Provinciewet. Betrokkenen: Op drie na alle gemeenten en de Provincie Limburg. Bestuurlijk belang: Het bestuur is, op voet van gelijkheid, samengesteld uit werkgevers (vijf leden namens gemeenten en één namens de provincie Limburg) en werknemers (zes leden namens de centrales van overheidspersoneel). Daarnaast kent IZA een onafhankelijke voorzitter van het bestuur en een vertegenwoordiger van de Unie van Waterschappen. Deze laatste neemt als toehoorder deel aan de vergaderingen van het Algemeen Bestuur van IZA. Tot 1 januari 1999 was de wethouder Personeel van Utrecht werkgeverslid van het bestuur. Financieel belang: Ingeval de jaarrekening sluit met een tekort, wordt door elk deelnemend lichaam tot dekking daarvan, voor zover het reservekapitaal daartoe niet toereikend is, in de kas van het instituut een evenredig bedrag gestort, dat bepaald wordt in verhouding van de bijdrage van dat deelnemend lichaam tot het totaal van de bijdragen der deelnemende lichamen over dat jaar. Ontwikkeling: Nederland heeft vanaf 1 januari 2006 een nieuw ziektekostenstelsel. Als gevolg daarvan is de IZA regeling met ingang van genoemde datum opgeheven. In de periode t/m 2008 worden de lopende rechten en plichten afgehandeld. In deze periode wil het algemeen bestuur van IZA Nederland als ‘goed fondsbeheerder’ er voor zorgen dat de reserves van IZA Nederland risicoloos worden ingezet voor het doel waarvoor deze zijn opgebracht, namelijk de ziektekostenvoorziening van de betrokken ambtenaren. In dat kader wil IZA deze middelen via VGZ-IZA aan IZA Zorgverzekeraar NV ter beschikking stellen, waardoor deze laatste net als andere zorgverzekeraars kan voldoen aan de solvabiliteitseisen van De Nederlandsche Bank. Doel: Een recreatieschap is een samenwerkingsorgaan op grond van de Wet op de Gemeenschappelijke Regelingen, dat zich richt op de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het terrein van recreatie, natuur en landschap. De taken van een recreatieschap hebben vooral betrekking op de ontwikkeling van een samenhangend beleid op het gebied van de openluchtrecreatie alsmede de natuuren landschapsbescherming voor het werkgebied, dat voornamelijk is gelegen buiten de bebouwde kom van de deelnemende gemeenten het in dat kader realiseren van recreatievoorzieningen en de instandhouding en verbetering daarvan. Betrokkenen: De gemeentebesturen van Utrecht, Nieuwegein, Maarssen, Woerden, Houten, IJsselstein, Lopik, De Bilt en het bestuur van de Provincie van Utrecht. Bestuurlijk belang: De gemeenten wijzen elk twee leden van het algemeen bestuur aan. Tenminste een van deze leden dient lid te zijn van het college van b. en w. Ook de provincie wijst twee leden van het algemeen bestuur aan, waarvan er een lid dient te zijn van het college van gedeputeerde staten. Elk lid heeft een stem. Het algemeen bestuur benoemt uit haar midden de leden van het dagelijks bestuur. Financieel belang: De bijdrage van de gemeente Utrecht voor het jaar 2005 kwam uit op ruim € 690.000,-, zijnde een vast percentage van bijna 32% van het totale nadelige saldo van het schap. Ontwikkeling: De gemeente Utrecht heeft in 2004 besloten de deelname aan twee van de drie recreatieschappen te stoppen. Per 1 januari 2004 wordt niet meer deelgenomen aan Plassenschap Loosdrecht en omstreken, Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei- en Kromme Rijngebied.
203
2
2.5
In 2005 heeft de gemeente de procedure voor het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug c.a. afgerond met betaling van de overeen gekomen afkoopsom. De afkoopsom voor uittreding uit het Plassenschap Loosdrecht en Omstreken zal de Provincie Noord-Holland (gem. Loosdrecht ligt in Noord Holland) in 2006 vaststellen. De gemeente richt vanaf 1 januari 2004 de bestuurlijke aandacht dus alleen op het Recreatieschap Stichtse Groenlanden en zijn werkgebied. Hierbinnen ligt het grootste en directe recreatieve belang voor de inwoners van de stad. Ook vindt de groei van de stad (Leidsche Rijn) voornamelijk plaats grenzend aan en deels in het werkgebied van dit schap. Met de groei van dit nieuwe stadsdeel hangt een toenemende behoefte aan recreatieve voorzieningen samen. In het provinciale onderzoeksrapport Koersvast van september 2005 worden voorstellen gedaan voor onder meer verbetering van de efficiency van de organisatie en “vermarkting” van voorzieningen. Het bestuur van het schap zal ter uitwerking met concrete voorstellen komen. De gemeente Utrecht zal die voorstellen kritisch en tegen de achtergrond van de eigen visie beoordelen en al dan niet haar medewerking verlenen. Brandweer Regio Utrechts Land (BRUL)
Samenwerkingsverband Randstad
204
Doel: De regeling is getroffen ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de gemeenten op het terrein van de uitvoering van de regionale brandweertaken als bedoeld in artikel 3 van de Brandweerwet 1985. De BRUL zorgt voor: een regionale brandweeralarmcentrale, gemeenschappelijk materieel, de coördinatie bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen, de voorbereiding voor het optreden in buitengewone omstandigheden, de operationele leiding bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen, gegevens ten behoeve van de waarschuwing en alarmering van de bevolking, het waarschuwen van de bevolking door middel van het sirenenet, het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting, het adviseren van de gemeentebesturen op het gebied van brandpreventie, het adviseren van de gemeentebesturen ter zake van voorbereidende maatregelen op het gebied van de brandbestrijding en -beperking in bepaalde objecten, het adviseren van de gemeentebesturen over het aanschaffen van materieel, het verzorgen van oefeningen en opleidingen. Betrokkenen: Naast Utrecht 32 omliggende gemeenten. Bestuurlijk belang: De gemeenteraad van elke gemeente mandateert het benoemen van een bestuurlijk vertegenwoordiger in het algemeen bestuur aan het college van b. en w.. Gelet op de taken in de brandweerwet vaardigt het college van b. en w. de burgemeester af. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur; in dit geval is dat de burgemeester van Utrecht. Financieel belang: Het bedrag per inwoner bedraagt volgens de begroting van de BRUL over 2005 € 4,48 inclusief BTW, dat is in totaal rond € 1.200.000,-. Ontwikkeling: in het jaar 2005 is de BRUL in een overgangsjaar samen met de gemeenschappelijke regeling GHOR (Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen) / Centrale Post Ambulancevervoer op weg naar de Veiligheidsregio Utrecht. De Algemeen Besturen van de twee gemeenschappelijke regelingen hebben gedurende 2005 gezamenlijk vergaderd; per 1 januari 2006 worden de twee gemeenschappelijke regelingen vervangen door één gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht. Doel: Komen tot een evenwichtige en gezamenlijke ontwikkeling van de Randstad tot een concurrerende metropool in Europa, waar de leefomgeving voldoende kwaliteit biedt voor de inwoners en bedrijven. Uitgangspunt hierbij is de realisatie van één samenhangend stedelijk netwerk met een blauw/groen hart. Het bestuur, ondersteund door een bureau, behartigt de gezamenlijke belangen van de randstadoverheden en de Randstad als geheel, coördineert de afstemming van toekomstplannen en is gesprekspartner van het Kabinet. Betrokkenen: De G4-steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, de randstadprovincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland en de Kaderwetregio’s rond de G4-steden. Bestuurlijk Belang: Het dagelijks bestuur telt vijf leden, waarvan één uit Utrecht (tevens vice-voorzitter). Het Algemeen bestuur tel 24 leden waarvan er twee uit Utrecht komen. Financieel belang: De Utrechtse bijdrage in 2005 bedroeg € 58.118,- en is gerelateerd aan de uitkering uit het Gemeentefonds. De begroting 2005 telde een “totaal generaal” van € 2.023.741,-. Ontwikkeling: Op basis van de resultaten van het in 2005 doorlopen evaluatietraject heeft het samenwerkingsverband besloten dat voor de jaren 2006 en 2007 gekozen zal worden voor een informelere werkwijze. In samenwerking met de zogenaamde Holland
Verantwoording 2005
2
2.5
Acht is, mede op basis van de verslechterende economische positie van de Randstad, bij Regering en Parlement aangedrongen om terugdringing van de bestuurlijke drukte, c.q. opschaling binnen de Randstad. Vooruitlopend op deze discussie zijn in overleg met de ministers Remkes en Dekker Randstadthema’s benoemd: Vestigingslocaties, Infrastructuur/Verkeersnetwerken en -autoriteit, Woon- en Leefklimaat/Stad en Land, Kennis en toelveranciers/Kennisinfra, Imago en Marketing Randstad. In 2005 is onder andere de ‘Randstadmonitor’ tot stand gebracht die een beeld geeft van de economische positie van de Randstad ten opzichte van andere Europese regio’s. NV GVU
Doel: Het zorgdragen voor het aanbod van openbaar vervoer van hoge kwaliteit in onder andere de gemeente Utrecht, op een maatschappelijk verantwoorde wijze. Betrokkenen: Bestuur Regio Utrecht (BRU) en de gemeente Utrecht. Financieel belang: Het BRU verleent de concessie en verstrekt exploitatiebijdragen. De gemeente is met een gestort kapitaal van ruim 5 miljoen euro enig aandeelhouder. Tevens heeft de gemeente voor een bedrag van circa 6,5 miljoen euro aan geldleningen verstrekt. Bestuurlijk belang: Vanuit de gemeente Utrecht wordt het aandeelhouderschap beheerd door de wethouder financiën. De Raad van Commissarissen wordt benoemd door de gemeente. Verder moet de gemeente vooraf goedkeuring geven aan een aantal belangrijke beslissingen, zoals grote investeringen, fusies en strategisch beleidsplan. Ontwikkelingen: Op 1 januari 2001 is de Wet Personenvervoer in werking getreden. Daarmee is een systematiek van concessies en openbare aanbesteding in het openbaar vervoer ingevoerd. Het BRU heeft de concessie verleend tot 2009. Daarna zou openbare aanbesteding moeten plaatsvinden. Als het GVU vóór 1 januari 2007 is geprivatiseerd kan verdere verlenging van de concessie tot 1 januari 2012 plaatsvinden. Het uitgangspunt, dat GVU vanaf 2007 marktconform moet opereren blijft gehandhaafd.
Hydron NV
Doel: Het maken en verkopen van drinkwater. Betrokkenen: Alle Utrechtse gemeenten, alsmede de provincie Utrecht. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is aandeelhouder en heeft als zodanig stemrecht. Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor circa 18% een belang in de vennootschap, waarvan de netto balanswaarde op circa 100 miljoen euro wordt geschat. Er is sprake van een bescheiden jaarlijks dividend van circa € 20.000,-. Ontwikkeling: In 2005 zijn aanzetten gemaakt om te komen tot opschaling met een ander waterbedrijf door middel van een aandelenfusie.
Muziekcentrum Vredenburg B.V.
NV PEGUS
Verantwoording 2005
Doel: Het beheer en de exploitatie van onroerende goederen, in de meest uitgebreide zin des woords, omvattende het complex muziekcentrum, gelegen aan het Vredenburg te Utrecht (Statutenwijziging Muziekcentrum Vredenburg B.V. de dato 23 augustus 1978). Betrokkenen: Gemeente Utrecht is enig eigenaar van de B.V. Bestuurlijk belang: De gemeenteraad is houder van alle aandelen (100%). De gemeenteraad laat zich in de aandeelhoudersvergadering vertegenwoordigen door de wethouder Financiën. Het college van b. en w. is fungerend directie van de B.V.. Wethouder Grondzaken is door de directie aangewezen als eerstverantwoordelijk directeur van de B.V. Financieel belang: Volledig eigenaar van Muziekcentrum Vredenburg B.V. Dit omvat een 87% belang in de Vereniging van eigenaren Muziekcentrum Vredenburg met medeparticipant - voor 13% - ABP thans Cório Nederland N.V. Muziekcentrum Vredenburg B.V. beschikt over een bedrijfsreserve. Ontwikkeling: Het complex Muziekcentrum zal ter versterking van de culturele functie ingrijpend worden verbouwd en vergroot tot een stedelijk Muziekpaleis, op ongeveer de huidige locatie aan het Vredenburg (onderdeel referendumkeuze 2002). De Projectorganisatie Stationsgebied werkt het plan uit in een masterplan. Momenteel wordt het definitief ontwerp voor het nieuwe Muziekpaleis vastgesteld en de informatie aan het bestuur voorbereid. Naar verwachting zal begin 2007 met de bouw van het nieuwe Muziekpaleis begonnen kunnen worden.De toekomstige rol van Muziekcentrum Vredenburg B.V. hierin is momenteel nog niet duidelijk. Doel: De vennootschap heeft met de verkoop van de aandelen in UNA NV geen bestaansrecht meer. De destijds afgegeven garantieverplichtingen ter grootte van 330 miljoen euro zijn inmiddels geliquideerd en met de aandeelhouders afgerekend. Na liquida-
205
2
2.5
tie van de vennootschap kan de gemeente in de toekomst nog een liquidatie uitkering van circa € 750.000,- ontvangen. Betrokkenen: de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is aandeelhouder en heeft als zodanig stemrecht. Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor circa 50% een belang in de vennootschap. Ontwikkeling: De vennootschap is in 2005 geliquideerd en dient te worden vereffend. NV REMU-houdster
Doel: Het houden van aandelen in REMU NV (inmiddels verkocht aan Eneco). Betrokkenen: De gemeenten Utrecht en Amersfoort, alsmede de provincie Utrecht. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is aandeelhouder en heeft als zodanig stemrecht. Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor 47,5% een belang in de vennootschap. Ontwikkeling: De vennootschap heeft met de verkoop van de aandelen in REMU NV geen bestaansrecht meer en zal naar verwachting worden geliquideerd. Een aantal garanties moet evenwel nog worden afgewikkeld. Afhankelijk van de ontwikkelingen rondom deze garanties kan de gemeente in de toekomst nog een liquidatie-uitkering ontvangen van maximaal circa 80 miljoen euro. Tenslotte kan aan de gemeente Utrecht nog een nabetaling plaatsvinden van naar verwachting circa 60 miljoen euro, als Eneco zich vóór 1 januari 2010 verder privatiseert.
NV GCN-houdster
Doel: Het houden van aandelen in REMU NV (inmiddels verkocht aan Eneco). Betrokkenen: Een 25-tal Utrechtse gemeenten. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is aandeelhouder en heeft als zodanig stemrecht. Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor circa 3% een belang in de vennootschap. Ontwikkeling: De vennootschap heeft met de verkoop van de aandelen in REMU NV geen bestaansrecht meer en zal naar verwachting worden geliquideerd. Een aantal garanties moet evenwel nog worden afgewikkeld. Afhankelijk van de ontwikkelingen rondom deze garanties kan de gemeente in de toekomst nog een liquidatie-uitkering ontvangen van maximaal circa 2,3 miljoen euro. Tenslotte kan aan de gemeente Utrecht nog een nabetaling plaatsvinden van naar verwachting circa 1,8 miljoen euro, als Eneco zich vóór 1 januari 2010 verder privatiseert.
NV Stadsschouwburg (in liquidatie)
De NV is in 2005 geliquideerd en vereffend.
UW-Holding BV
Doel: De uitvoering van taken op het gebied van gesubsidieerde arbeid (voorheen de sociale werkvoorziening). Betrokkenen: de gemeente Utrecht. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is voor 100% aandeelhouder van de vennootschap en benoemt een lid van de Raad van Commissarissen. Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor een bedrag van in totaal circa 20 miljoen euro diverse geldleningen en/of garanties verstrekt. Voorts staat de gemeente garant voor alle kosten van in dienst genomen personeel uit de betreffende doelgroep. Ontwikkeling: Geen bijzondere ontwikkelingen.
GEM Vleuterweide Beheer B.V.
Doel: Het ontwikkelen van de VINEX-locatie Vleuterweide ten behoeve van de realisatie van 6000 woningen, voorzieningen, kantoren en bedrijfsbestemmingen als Beherend Vennoot van de GEM Vleuterweide C.V. Betrokkenen: De gemeente Utrecht, AMVEST Woningen A-B.V., Fortis Investments Vastgoed Ontwikkeling NV, Amstelland Ontwikkeling Wonen B.V. en Ballast Ontwikkelingsmaatschappij B.V. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is voor 50% aandeelhouder van de GEM Vleuterweide Beheer B.V. Financieel belang: Het financiële belang in de GEM Vleuterweide Beheer B.V. is bijna € 10.000.Ontwikkeling: Eind 2002 is gestart met de bouw van de eerste woningen. In de periode
206
Verantwoording 2005
tussen 2003 en 2010 zullen 6000 woningen worden opgeleverd, 35.000 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo) kantoren, een winkelcentrum van 13.500 m² bvo, een bedrijventerrein van 58.300 m² en circa 67.000 m² bvo niet-commerciële voorzieningen (scholen, zorgvoorzieningen, kinderdagverblijven). GEM Vleuterweide C.V.
Doel: Het verkrijgen van de voor de ontwikkeling van de VINEX-locatie Vleuterweide benodigde gronden, het bouw- en woonrijpmaken van de gronden en het vervreemden van de bouwrijp gemaakte kavels ten behoeve van de realisatie van 6000 woningen en voorzieningen. Betrokkenen: De Vleuten-De Meern Zelfstandig B.V. als Commandiet Gemeente, Terra Landelijke Eigendommen B.V. als Commandiet Amvest, Woodpecker Investments B.V. als Commandiet Fortis/Amev, Amstelland deelnemingen Grondbedrijf B.V. als Commandiet Amstelland, Ballast Nedam Vleuterweide B.V. als Commandiet Ballast Nedam, GEM Vleuterweide Beheer B.V. Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is voor 48% eigenaar van het kapitaal in de GEM Vleuterweide C.V. Financieel belang: Het financieel belang van de gemeente in de GEM Vleuterweide C.V. is € 1.743.000,-. Ontwikkeling: Eind 2002 is gestart met de bouw van de eerste woningen. In de periode tussen 2003 en 2010 zullen 6000 woningen worden opgeleverd, 35.000 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo) kantoren, een winkelcentrum van 13.500 m² bvo, een bedrijventerrein van 58.300 m² en circa 67.000 m² bvo niet-commerciële voorzieningen (scholen, zorgvoorzieningen, kinderdagverblijven).
2
2.5
Verantwoording 2005
207
208
Verantwoording 2005
2.6 Grondbeleid Doel
Doel van het grondbeleid Grond is een essentiële productiefactor in het vastgoedproces. Grond is bovendien schaars. Vandaar dat het van belang is dat bij de verdeling van grond alle maatschappelijke sectoren aan bod komen; ook de minder draagkrachtige, zodat voorzieningen gerealiseerd kunnen worden die niet door de markt worden opgepakt. Veranderingen in het grondgebruik hebben bovendien vaak een langdurige werking. Bij de verdeling van grond tussen, maar ook binnen marktsegmenten, is een belangrijke ordenende en sturende taak voor de overheid weggelegd. Dat geschiedt in eerste plaats via het sectorale beleid waarin visies en ambities worden geformuleerd: welke ontwikkelingen - bijvoorbeeld ten aanzien van natuur, wonen, werken, recreatie, zorg en onderwijs - willen we nastreven? Dat vertaalt zich in een ruimtevraag. In het kader van het ruimtelijk beleid wordt afgewogen welke functies waar zijn toegestaan. Daarmee is de legitimatie van het grondbeleid afgeleid van het ruimtelijke en sectorale beleid. Anders gezegd, het grondbeleid is een middel om ruimtelijk en sectoraal beleid te verwezenlijken. Het grondbeleid richt zich op de grondmarkt, waar de grond, die nodig is om de inhoudelijke doelstellingen te realiseren en die ruimtelijk is bestemd, wordt gekocht, geëxploiteerd, ontwikkeld en verkocht. Samengevat zijn de doelstellingen van het grondbeleid: • het bevorderen van maatschappelijk gewenst ruimtegebruik (realisatie van bestemmingen en van (politiek) beleidsinhoudelijke doelstellingen); • het verhogen van de kwaliteit van het ruimtegebruik; • het bevorderen van een evenwichtige verdeling van kosten en opbrengsten over gebruikers, grondeigenaren, ontwikkelaars en overheid. In aanvulling op de laatste doelstelling streeft de gemeente Utrecht naar winstgevende grondexploitaties. Het aantal onrendabele (verliesgevende) grondexploitaties moet tot een minimum beperkt blijven.
Aanpak
De gemeente Utrecht voert als uitgangspunt een actief grondbeleid. Dit betekent dat de gemeente zelf grond aankoopt, ontwikkelt en verkoopt of in erfpacht uitgeeft.
2
Het voeren van een actief grondbeleid moet dienstbaar zijn aan de realisatie van belangrijke ruimtelijk functionele doelstellingen. Dit betreft: • het voeren van de regie14 (vooral van belang bij grootschalige complexe gebiedsontwikkelingen zoals Leidsche Rijn en Stationsgebied); • het ter beschikking stellen van grond voor particulier opdrachtgeverschap; • het doorberekenen van kosten van publieke voorzieningen in uitgifteprijzen; • het verevenen tussen verschillende segmenten op een locatie of tussen locaties. Utrecht heeft te maken met vier grootschalige gebiedsontwikkelingen, zijnde: • de bouw van het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn (circa 30.000 woningen, 720.000 m2 kantoor, 133 hectare bedrijventerrein, compleet pakket voorzieningen en infrastructuur); • de reconstructie, uitbreiding en vernieuwing van het Stationsgebied; • de herstructurering van naoorlogse wijken (sloop/nieuwbouw van circa 9.500 woningen, verdichting en functiewijziging van circa 5.000 woningen, voorzieningen zoals forumscholen, welzijn- en sportaccommodaties, opknappen winkelcentra etcetera); • het optimaliseren van de ruimtelijke mogelijkheden van het bestaand stedelijk gebied vanuit het oogpunt van optimaal ruimtegebruik (functiewijzigingslocaties zoals Cereol, Parkhaven etcetera). Nauw aan deze gebiedsontwikkelingen gerelateerd is de aanpassing van de hoofdinfrastructuur.
14 Onder regie wordt verstaan de mate waarin de gemeente beschikt over mogelijkheden ervoor
zorg te dragen dat haar grondbeleid wordt ingericht in de vorm waartoe op democratische wijze is besloten.
Verantwoording 2005
209
2.6
Dit alles moet uiteindelijk leiden tot een sterke(re) stad. Het betreft hier een tijdshorizon van circa 15 jaar. Leidsche Rijn
De ontwikkelingen binnen Leidsche Rijn, Stationsgebied en het optimaliseren van bestaand stedelijk gebied worden hieronder separaat toegelicht. Het Projectbureau stuurt op de leveringen van bouwrijpe kavels. Het aantal opgeleverde en nieuw in aanbouw genomen woningen bedroeg in 2005: 2.231 woningen. Het aantal woningen past binnen de meerjarige productie van 2.000 a 2.500 per jaar. In de programmabegroting 2005 zijn produktiekengetallen benoemd op het gebied van woningbouw, kantoren en bedrijventerreinen. Prestatiegebied Woningbouw Kantoren (in
m2
BVO)
Bedrijventerreinen (in netto hectares)
Begroting 2005
Werkelijk 2005
Verschil
2.341
1.587
-/- 754
0
0
0
7,9
4,1
-/- 3,8
Voorname redenen voor het achterblijven van de oplevering van woningen zijn gelegen in het feit dat enkele deelprojecten verschoven zijn van eind 2005 naar begin 2006, er herontwikkeling heeft plaatsgevonden van delen van enkele projecten en een deel van de opleveringen net over het boekjaar heen is geschoven als gevolg van problemen bij huisaansluitingen en logistieke vertragingen op de bouwplaats. Ook voor de bedrijventerreinen geldt dat er een kleine verschuiving heeft plaatsgevonden tussen opleveringen van bedrijven gepland eind 2005 naar nu verwacht begin 2006. Financiële resultaten Leidsche Rijn 2005 De totale investeringen 2005 vanuit de grondexploitatie Leidsche Rijn bedroegen werkelijk 97,52 miljoen euro. ten opzichte van 160,96 mijoen euro. begroot. De opbrengsten over 2005 bedroegen werkelijk 132,31 miljoen euro. ten opzichte van 151,57 miljoen euro begroot. Het saldo van de grondexploitatie bedraagt per 31 december 2005 53,7 miljoen euro negatief tegenover 49,7 miljoen euro per 31 december 2004. Belangrijke oorzaken in de verslechtering van het saldo zijn het Leidsche Rijn Park (door binnen het lint geen te woningen bouwen), verslechtering binnen de woningbouwgebieden als gevolg van nadelige faseringseffecten, herprogrammering en extra plankosten. Positieve financiële ontwikkelingen zijn te melden op de onderdelen kantoren, bedrijventerreinen en infrastructuur. Voornaamste risico´s binnen het plangebied bevinden zich op het gebied van markteffecten binnen het commercieel programma en het woningbouwprogramma, invloed van rente en inflatieontwikkelingen en afspraken met derden. Voor een gedetailleerde toelichting wordt verwezen naar de Bestuursrapportage Leidsche Rijn per 1 juli 2005. Stationsgebied
Voor het Stationsgebied is een aparte grondexploitatie opgesteld. Het onderdeel OV-Terminal is niet in de grondexploitatie opgenomen. Hiervoor is een (onrendabele) reservering op de investeringsplanning aanwezig. Het grondgebied is grotendeels in handen van de drie belangrijkste private partners, Corio (erfpacht), Jaarbeurs (erfpacht en eigendom) en NS-Vastgoed (eigendom). Daarnaast is de Gemeente Utrecht eigenaar van het openbaar gebied. De in het Masterplan opgenomen veranderingen zullen voor een groot deel plaatsvinden op eigendommen van genoemde partijen. Een relatief gering deel van het nieuwe vastgoedprogramma is gepland op gemeentegrond (onder andere Jaarbeursplein). Met Corio, Jaarbeurs en NSV zijn het afgelopen jaar Bilaterale Ontwikkelcontracten gesloten. Een en ander geheel in overeenstemming met het afgesproken contractmodel. De bedoeling is dat partijen de hen toegewezen delen van het programma, tegen overeengekomen (o.a financiële en kwalitatieve ) voorwaarden en met in achtneming van de indicatieve uitvoeringsfasering, gaan realiseren. De afspraken worden komend jaar en volgende
210
Verantwoording 2005
2
2.6
jaren verder gedetailleerd in projectovereenkomsten en erfpachtcontracten. Wijze van uitvoering grondbeleid De complexe opgave voor het Stationsgebied kan niet worden gerealiseerd zonder medewerking van de private partners en het Rijk. Dit geldt ook andersom. Partijen zijn tot elkaar veroordeeld. Afgesproken is dat de gemeente de regie heeft. De gemeente heeft dus een actieve(eigen ontwikkelingen), een faciliterende en een regisserende rol. De gemeente stuurt door middel van zogenaamde Bilaterale Overeenkomsten (BOO’s) en publiekrechtelijke instrumenten, zoals structuurplan, artikel 19 procedures, bouwplanvergunningen en andere vergunningen. In het afgelopen jaar zijn BOO’s afgesloten met de Jaarbeurs, Corio en NSV. In 2006 zullen projectovereenkomsten en erfpachtcontracten volgen. In de ontwikkelovereenkomsten worden afdwingbare afspraken gemaakt over risicoverdeling, rollen, programma, geldafdrachten, fasering etcetera. Er zijn afspraken gemaakt over het herzien van ruim tien erfpachtcontracten. Deze herziening op onderdelen is noodzakelijk om de herontwikkeling mogelijk te maken en om de complexiteit te reduceren. Er is inmiddels met alle betrokken erfpachters overeenstemming bereikt. In 2006 moeten deze herzieningen notarieel worden geëffectueerd. Actuele grondexploitatie Bij behandeling van de BOO’s in de gemeenteraad van 15 december is de geactualiseerde grondexploitatie van het Stationsgebied vastgesteld. In de grondexploitatie is een onderscheid gemaakt in fase 1 en fase 2. Voor fase 1 worden met marktpartijen contracten gesloten over de uitvoering en worden de gemeentelijke investeringen gedekt door “harde” financieringsbronnen. De uitvoering van fase 2 ligt verder in de tijd, om die reden zijn er onvoldoende gegevens voorhanden om een betrouwbare en nauwkeurige financiële analyse te maken. Het actuele beeld voor fase 1 ziet er als volgt uit: Totale kosten
310,9
Totale opbrengsten
240,9
Saldo te dekken
70,0
Bijdrage gemeente
70,0
Saldo grex (nominaal)
2
0 (bedragen x 1 miljoen euro)
In het bovenstaand saldo zijn geen rente- en inflatie-invloeden meegenomen. Een doorrekening van het plan in de tijd laat een marginaal effect zien. Door met de cashflow te sturen op de nullijn worden de effecten geminimaliseerd. In september 2005 heeft een globale herijking plaatsgevonden van de kosten. Bij het opstellen van Schets Ontwerpen (SO), Voorlopig Ontwerpen (VO) en Definitieve Ontwerpen (DO) van de de nieuwbouw en het aan sluitend openbaar gebied wordt in principe gewerkt op basis van gelijktijdig “rekenen en tekenen”. De vastgestelde grondexploitatie geldt daarbij als toetskader. De complexiteit van het gebied en de veranderopgave is groot. Dit geldt voor ‘boven de grond’ met sterke verwevenheid van (particuliere) eigendommen en infrastructuur. Ook het realiseren van de infrastructuur ‘onder de grond’(kabels en leidingen, archeologie, ondertunneling etcetera) is een zeer complexe opgave. Voor de opbrengsten is gebruik gemaakt van de actuele onderhandelingsinzichten met de BOO’s. De financiële onderhandelingen gaan uit van de residuele methode voor het bepalen van de grondafdrachten. Daar waar nog geen onderhandelingen zijn gevoerd wordt voor de gebruikte parameters een beroep gedaan op binnen de gemeente aanwezige marktkennis aangevuld met second opinions van bijvoorbeeld makelaars. In de opbrengsten is de Nationaal Structuur Plan subsidie van het Rijk verwerkt op basis van eerdere besluitvorming met betrekking tot de uitvoeringsovereenkomst met het Rijk.
Verantwoording 2005
211
2.6
Risico’s Het project Stationsgebied is vanwege de complexiteit en de omvang vanuit vele invalshoeken risicovol. Om die reden wordt op systematische wijze aan risicomanagement gedaan waarbij het uitgangspunt is het voorkomen van de ongewenste topgebeurtenis: ‘het Stationsgebied krijgt niet de kwaliteit die in het Masterplan is voorzien binnen de daarvoor beschikbare middelen en de tijd’. Het uitvoeren van de risicoanalyse betekent dat de belangrijkste risico’s worden geïdentificeerd. De risico’s worden opgenomen in het zogenaamde kans- en risicoregister, waarbij actiehouders worden aangewezen en beheersmaatregelen worden geformuleerd. Door periodieke controle op de voortgang worden risico’s hanteerbaar gemaakt. Deze aanvullende eisen hebben het gezamenlijk financieel kader onder druk gezet. In de onderhandelingen met de private partners zijn de kwaliteitseisen ingebracht. Hoewel de onderhandelingen voorspoedig zijn verlopen, moet wel geconstateerd worden dat als gevolg van de kwaliteitseisen de (financiële) optimalisatiemogelijkheden niet meer aanwezig zijn. De structuur van de grondexploitatie alsmede de fasering van de uitvoering in twee fasen is zodanig opgesteld, dat kan worden besloten over de afzonderlijke delen. De gemeenteraad heeft besloten dat alvorens substantiële verplichtingen worden aangegaan, de financiële bijdrage van de partners zeker moet zijn gesteld door middel van een ondertekende ontwikkelovereenkomst (BOO). Dit geldt ook voor het geven van medewerking bij de publiekrechtelijke procedures. In de Bestuursrapportage 2006 van het Stationsgebied zal worden gerapporteerd op basis van voortschrijdend inzicht.
Bestaand stedelijk gebied
Optimaliseren van bestaand stedelijk gebied Onder het optimaliseren van bestaand stedelijk gebied vallen alle grondexploitatieprojecten van de gemeente Utrecht, exclusief Leidsche Rijn en Stationsgebied. In de onderstaande tabel zijn per wijk (indien van toepassing) de productiecijfers 2005 bestaand stedelijk gebied opgenomen. Kengetal Werkelijk 2005*
Noord-west
Overvecht
Noord-oost
Zuid-west
Totaal
woningen
284
3
67
216
570
kantoren
0
0
0
0
0
bedr. terr.
0
11.378
0
2.024
13.402
wink./bedr.
0
0
2.454
0
2.454
voorzien.
0
0
1.245
8.748
9.993
horeca
0
0
0
0
0
* exclusief leidsche rijn en stationsgebied Ten opzichte van de verwachte productie in 2005 zoals opgenomen in het MPG (Meerjaren Perspectief Grondexploitaties) 2005 zijn de belangrijkste wijzigingen op totaal niveau: • De gronduitgifte van 28 extra eengezinswoningen door een voorspoedige ontwikkeling van het project Hart van Noord. • Het uitblijven van de start bouw van de kantoorontwikkeling (19.528m2) aan de Vliegend Hertlaan. • Het uitgeven van 1.000 m2 extra bedrijventerrein binnen de wijk Overvecht. Voor een nadere toelichting op de grondexploitaties per wijk wordt verwezen naar het MPG 2005. Financiële resultaten MPG-projecten 2005 In 2005 zijn 28 grondexploitaties administratief afgesloten; 10 daarvan hebben een negatief financieel resultaat van in totaal 9,75 miljoen euro en 18 een positief financieel resultaat van in totaal 24,93 miljoen euro.
212
Verantwoording 2005
Als gevolg van de invoering van het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten) is in 2004 een voorziening voor af te rekenen negatieve grondexploitaties gevormd van 34,26 miljoen euro. Dit bedrag is gedekt uit de bedrijfsreserve OGU. Het saldo van 9,75 miljoen euro. van de in 2005 afgesloten negatieve grondexploitaties is afgerekend met deze voorziening. Resultaten van afgesloten positieve grondexploitaties zullen aan de bedrijfsreserve van het OGU worden toegevoegd, totdat de onttrekking ten behoeve van de vorming van de voorziening grondexploitaties weer is goedgemaakt. Hierna worden de positieve resultaten weer te gunste van de reserve grondexploitatie geboekt. Het saldo van 24,93 miljoen euro van de in 2005 afgesloten positieve grondexploitaties zal zodoende worden afgerekend met de bedrijfsreserve Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Utrecht (OGU). Uit het MeerjarenPerspectief Grondexploitaties 2005 (MPG 2005) blijkt dat de nog te verwachten af te rekenen negatieve grondexploitaties lager zullen uitvallen dan oorspronkelijk berekend, waardoor de omvang van deze voorziening grondexploitaties met 4 miljoen euro kan dalen tot 20,51 miljoen euro (=34,26-9,75-4). De voorziening is dan ook met dit bedrag verlaagd; het verschil zal worden teruggestort in de bedrijfsreserve OGU. Per saldo betekent dit dat de bedrijfsreserve van het OGU nog voor 5,33 miljoen euro (= 4,26 -/24,93 -/- 4) gecompenseerd dient te worden uit vanaf 2006 af te sluiten positieve grondexploitaties. Instrumenten grondbeleid
Instrumenten van dit actief grondbeleid zijn, naast vrijwillige verwerving, onder meer voorkeursrecht, onteigening, kostenverhaal en erfpacht.
Verwerven (strategisch)
Een onderdeel van het actief grondbeleid is het strategisch aankopen van vastgoed. De gemeente gaat dan in een vroegtijdig stadium en anticiperend op nog formeel vast te stellen doelen, vastgoed aankopen. Hiermee wordt het mogelijk vastgoed in eigendom te krijgen op basis van de huidige bestemming en zonder waardestijging als gevolg van het bekend zijn van gemeentelijke ontwikkelingsplannen voor een bepaald gebied. Het doel van strategisch aankopen is om de uitvoering van gemeentelijke plannen op ruimtelijk gebied tijdig en financieel verantwoord mogelijk te maken. De strategische aankopen mogen plaatsvinden onder de volgende randvoorwaarden: • iedere aankoop moet aantoonbaar bedrijfseconomisch verantwoord zijn; • het vastgoed moet nodig zijn voor de uitvoering van nog door de gemeenteraad vast te stellen beleid of er moet sprake zijn van een unieke aankoopkans.
2
Indien blijkt dat een strategisch verworven onroerend goed toch niet ingezet kan worden, wordt het teruggeplaatst in de markt. Eventuele negatieve saldi worden afgedekt door een binnen de reserve grondexploitatie opgenomen reservering voor strategische verwervingen van 3 miljoen euro. In 2005 zijn geen locaties met dit doel aangekocht. De boekwaarde van de strategische verwervingen bedraagt per 31 december 2005 23,63 mljoen euro. Wet voorkeursrechten gemeenten
De Wet voorkeursrechten gemeenten verplicht grondeigenaren in stadsvernieuwingsgebied en op uitbreidingslocaties die hun grond willen verkopen om deze eerst aan de gemeente te koop aan te bieden. Dit is van toepassing in de gebieden waar de gemeente een voorkeursrecht heeft gevestigd. De gemeente Utrecht heeft dit instrument in 2005 ingezet in Leidsche Rijn en in de Hardebollenstraat.
Onteigeningswet
Deze wet biedt de gemeente de mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden eigenaren van grond (met opstal) te onteigenen, onder betaling van een schadeloosstelling. Voordat tot onteigening kan worden overgegaan moet eerst langs minnelijke weg getracht worden de grond (met opstal) te verwerven. De onteigeningsprocedure kent een administratieve fase, leidend tot een Koninklijk Besluit op de onteigening, en een gerechtelijke fase. Pas in de gerechtelijke fase wordt na
Verantwoording 2005
213
2.6
het vonnis van de rechtbank (en met overige stappen) door inschrijving in het Kadaster de eigendom van de grond door de gemeente verkregen. Onteigeningsprocedures worden door de gemeente Utrecht gestart op basis van een bestemmingsplan of een bouwplan ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling en de volkshuisvesting. Tevens vindt onteigening ook plaats uitsluitend voor de aanleg van wegen en bruggen etcetera. Als voorwaarden voor een onteigening geldt dat er steeds aantoonbaar sprake zijn moet zijn van een publiek belang, en van een noodzaak en urgentie tot onteigening. In 2005 is onteigening ingezet voor aanleg van het HOV-trace in De Meern. Kostenverhaal
De gemeente Utrecht sluit in voorkomende gevallen overeenkomsten tot verhaal van kosten op basis van de Exploitatieverordening 1997 af. Als de gemeente in een aangewezen gebied voorzieningen van openbaar nut aanlegt, zoals wegen, bruggen, tunnels, stations, riolering, verlichting en plantsoenen, kunnen de kosten daarvan op de grondeigenaren verhaald worden. De kosten worden dan per m2 uitgeefbare grond doorberekend. Met de grondeigenaar wordt hiertoe een kostenverhaal overeenkomst afgesloten.
Erfpacht
De gemeente geeft in principe haar gronden uit in erfpacht, dat wil zeggen dat het volledig gebruik (vol genot) van een onroerend goed, tegen een vergoeding aan de erfpachter ten goede komt. Dit kan betreffen een jaarlijks te betalen vergoeding (de canon), of een eenmalige vergoeding (de afkoopsom). De gemeente Utrecht geeft als vast beleid grond in erfpacht uit, zowel voor sociale woningbouw als voor andere bestemmingen. Dit gebeurt al decennia door middel van Algemene Voorwaarden. In 1989 zijn de Algemene Voorwaarden voor het laatst gewijzigd. De belangrijkste wijziging die toen is doorgevoerd, is dat de vergoeding voor het gebruik van de grond niet meer in de vorm van jaarlijkse betalingen geschiedt, maar in de vorm van een eenmalige afkoopsom, die gelijk is aan de marktwaarde van de grond met de daarbij behorende bestemming. Door een wijziging van het gebruik of de bestemming van de grond, bijvoorbeeld door sloop, of uitbreiding van gebouwen en nieuwbouw, kan een waardestijging van de grond ontstaan. Deze waardestijging, de zogenaamde meerwaarde, dient op basis van de erfpachtovereenkomst aan de gemeente (de erfverpachter) afgedragen te worden. Deze wijze van benadering van het erfpacht, namelijk het in rekening brengen van de meerwaarde bij herontwikkeling c.q. bestemmingswijziging, maakt dat het erfpacht onderdeel is van het actieve grondbeleid van de gemeente.
Grondprijzenbrief
Reserve grondexploitaties
De Grondprijzenbrief wordt jaarlijks opgesteld. Deze grondprijzenbrief moet worden gezien als interne richtlijn voor vooral het Ontwikkelingsbedrijf maar ook voor andere diensten die zich bezig houden met de ontwikkeling van vastgoed. In de grondprijzenbrief zijn de te hanteren (bandbreedtes) in grondprijzen voor de te onderscheiden marktsegmenten voor het jaar 2005 vastgesteld. De grondprijzen en normen zijn gebaseerd op trends, ervaringen en ontwikkelingen in de betreffende vastgoedmarkten. Ten behoeve van de grondexploitaties binnen de gemeente Utrecht is een reserve gevormd. De totale omvang van de reserve grondexploitatie per 31 december 2005 bedraagt 84,33 miljoen euro.. Deze is voor 32,96 miljoen euro opgenomen bij het OGU. Dit deel van de reserve is voor een substantieel deel bestemd voor de ontwikkeling van de kern Vleuten-De Meern, het mobiliteitsscenario, strategische verwervingen en diverse overige claims. Een gedetailleerde opstelling is opgenomen in het MPG 2005. Op concernniveau is er een algemene reserve grondexploitatie van 51,37 miljoen euro beschikbaar. Binnen deze reserve zijn de volgende claims voor het opvangen van risico’s opgenomen: • ontwikkeling Leidsche Rijn, 42,26 miljoen euro, gereserveerd voor risico’s binnen de grondexploitatie Leidsche Rijn; • ontwikkeling Stationsgebied, 9,1 miljoen euro, gereserveerd voor risico’s binnen de grondexploitatie Stationsgebied. Naast de bovengenoemde reserve grondexploitatie is door het Concern een bestemmingsreserve van 70,0 miljoen euro. voor grondexploitatie Stationsgebied opgenomen.
214
Verantwoording 2005
2
2.6
Voor de risico’s verbonden aan de uitvoering van de Investeringsprogramma’s alsmede voor de particuliere ontwikkelingen zijn geen risicovoorzieningen beschikbaar. Voorziening grondexploitaties
Als gevolg van de invoering van de BBV is er bij de totstandkoming van het jaarverslag 2004 een voorziening grondexploitaties gevormd voor alle complexen met een negatieve verwachtingswaarde van het grondexploitatiesaldo. Binnen de Bestaande Stad is er per 31 december 2005 voor 20,51 miljoen euro voorzien. Deze voorziening is gebaseerd op een negatieve verwachtingswaarde voor 17 grondexploitatieprojecten binnen het MPG per 31 december 2005. Voor het complex Leidsche Rijn is een voorziening ten bedrage van het negatieve grondexploitatiesaldo per 31 december 2005 ter hoogte van 53,7 miljoen euro opgenomen. Beide voorzieningen zijn ten laste van de algemene (dienst) reserves gevormd. Voor het Stationsgebied is in het jaar 2005 een risicovoorziening van 51,3 miljoen euro ingesteld. Het instellen van deze voorziening in 2005 is financieel technisch noodzakelijk, volgens strikte interpretatie van de BBV-regelgeving, omdat de gemeentelijke bijdrage van 70 miljoen euro conform raadsbesluit formeel beschikbaar komt in het begrotingsjaar 2006. Het verschil tussen de 70 miljoen euro en de 51,3 miljoen euro betreft de gemaakte plankosten tot en met 2004 van 18,7 miljoen euro. Deze zijn al bij de jaarrekening 2004 in het resultaat meegenomen en ten laste van de bedrijfsreserve Projectorganisatie Stationsgebied gebracht
Actualisatie grondbeleid
Het Ontwikkelingsbedrijf is gestart met de actualisatie van het grondbeleid van de gemeente Utrecht. Voor de zomer 2006 zal er een Nota Grondbeleid aan het bestuur van de gemeente Utrecht ter vaststelling worden aangeboden.
2
2.6
Verantwoording 2005
215
216
Verantwoording 2005
2.7 Belastingen en tarieven Lokale Heffingen In deze paragraaf wordt ingegaan op inkomsten en beleidsrealisatie rond de ongebondenen de retributieve heffingen. Ongebonden inkomsten
Retributieve inkomsten
Onroerendezaakbelasting
Afvalstoffenheffing
Hondenbelasting
Rioolrechten
Toeristenbelasting
Leges
Precariobelasting
Overige heffingen:
Parkeerbelasting
•
marktgelden
•
begraafplaatsrechten
•
brug-, schut- en havengelden
De voorgenomen tariefwijzigingen zijn in 2005 doorgevoerd. In deze verantwoording wordt waar nodig teruggekomen op de bijzonderheden. Omdat in de programmabegroting 2005 geen bijzondere ontwikkelingen met betrekking tot de precariobelasting, de parkeerbelasting, de rioolrechten en de leges zijn opgenomen komen deze onderdelen in deze verantwoording ook niet terug. Ongebonden inkomsten en tarievenbeleid Onroerendezaakbelastingen (OZB)
De in de tariefstelling van de begroting 2005 verwerkte raming van de waardestijgingspercentages van woningen en niet woningen van respectievelijk 38% en 18% is ook werkelijkheid geworden. Op 28 februari 2005 is een groot deel van de waardebeschikkingen voor het derde Wet Waardering onroerende zaken (WOZ)-tijdvak met een waardepeildatum 1 januari 2003 verzonden. Er zijn tot op heden ongeveer 10.300 bezwaarschriften gericht tegen de waardebeschikking in behandeling genomen. Het gaat daarbij om bijna 17.000 objecten. Op 31 december 2005 was ongeveer 60% van de ingekomen bezwaarschriften afgehandeld. Voor 1 april 2006 zullen alle waardebezwaarschriften 2005 afgehandeld zijn.
Hondenbelasting
Door een extern bureau zijn in opdracht van de afdeling Gemeentebelastingen in 2005 huis aan huis bepaalde delen van Utrecht gecontroleerd. Deze controle heeft tevens plaatsgevonden bij alle woonwagens op de woonwagenlocaties in Utrecht. Het bestand hondenbelasting is in 2005 door de controleactiviteiten nagenoeg stabiel gebleven.
Toeristenbelasting
Eind 2005 is begonnen met de voorbereidingen voor een controle op de ingediende aangiften 2004/2005 bij alle hotels en andere gelegenheden waar men kan overnachten. Hierover is vooroverleg geweest met HOST en Horeca Nederland (afdeling Utrecht). De branche heeft aangegeven dat de voorgenomen aanpak van deze controle de instemming van de hotels etcetera heeft. Het eindresultaat zal medio 2006 bekend zijn. De Accountantsdienst van de gemeente Utrecht verricht deze controle. In 2005 was er ook sprake van verzet tegen de toeristenbelasting. Vooral RECRON en Horeca Nederland hebben hun leden opgeroepen om zich te verzetten tegen de heffing van de toeristenbelasting en om de regering en ook plaatselijke partijen op te roepen om deze belasting af te schaffen. Overigens bestaan er op dit moment nog geen concrete aanwijzingen dat het inderdaad op korte termijn tot een afschaffing van de toeristenbelasting als heffingsmiddel voor gemeenten zal komen.
Verantwoording 2005
217
2
2.7
Retributieve inkomsten en tarievenbeleid Afvalstoffenheffing
Voor 2005 is er uitgegaan dat van de ruim 110.000 aansluitingen er voor 12.000 aansluitingen kwijtschelding zou worden verleend. Het werkelijke aantal verleende kwijtscheldingen in 2005 is 11.600. Beleidsvoornemens ten aanzien van lokale heffingen
Afvalstoffenheffing
De voorgenomen afschaffing van de onroerendezaakbelasting gebruik van woningen per 1 januari 2006 gaat door. Ook de voorgenomen maximering van de tarieven voor de onroerendezaakbelstingen treedt in werking op 1 januari 2006. Gemeenten worden hiervoor gedeeltelijk gecompenseerd.
Wet Waardering onroerende zaken (WOZ)
In 2005 hebben de voorbereidingen plaatsgevonden om vanaf 2006 de verplichte samenvoeging van waardebeschikking en aanslagen onroerendezaakbelastingen realiseren. Op 28 februari 2006 zullen hierdoor de bevestigingsbeschikkingen ex artikel 29A Wet waardering onroerende zaken verzonden worden. De besluitvorming voor wat betreft het jaarlijks waarderen heeft in 2005 plaatsgevonden. Dit naar aanleiding van een pilot welke onder leiding van de Waarderingskamer was opgestart op basis van de Verbeteringsvoorstellen Wet waardering onroerende zaken. Met ingang van het jaar 2007 moet voor wat betreft de WOZ rekening worden gehouden met een éénjarig tijdvak. Dit heeft gevolgen voor de bedrijfsvoering van de afdeling Gemeentebelastingen en de afdeling Taxaties.
Lastenverlichting (Zalmsnip)
De afschaffing van de woonlastenvermindering, beter bekend als de Zalmsnip, per 1 januari 2005, is vrijwel geruisloos verlopen. Slechts een enkele burger heeft nog een (tevergeefse) poging gedaan om alsnog een woonlastenvermindering te ontvangen voor 2005.
Lokale belastingdruk
Het belastingoverzicht grote gemeenten van de COELO vermeldt de rangorde van 34 grote gemeenten in Nederland wat betreft de lokale belastingdruk. In het gepubliceerde overzicht over 2005 komt Utrecht met een bedrag van € 705,- aan woonlasten op de 22e plaats. Nummer 1 op de lijst is de duurste gemeente (Ede met € 843,-), nummer 34 is de goedkoopste (Alkmaar € 607,-).
Kwijtscheldingsbeleid
Vrijwel alle burgers die een aanslag gemeentelijke belastingen hebben ontvangen en rond moeten komen van een bijstands- of alleen een AOW-uitkering en geen vermogen hebben, zijn op basis van de kwijtscheldingsnorm voor kwijtschelding in aanmerking gekomen. Voor 2005 kan worden vastgesteld dat het aantal aanvragen in Utrecht ten opzichte van 2004 nagenoeg stabiel bleef. Dit beeld is anders dan het landelijke beeld. Vooral in de drie andere grote gemeenten was er in 2005 een duidelijke toename van het aantal kwijtscheldingsaanvragen ten opzichte van 2004 te constateren.
218
Verantwoording 2005