Hoofdstuk 2 Monitoring
Het project ‘Hoogwater? Vrije weg!’ van de innovatieprogramma’s ‘Wegen naar de Toekomst’ en ‘waterinnovatie Rijkswaterstaat’ van Rijkswaterstaat beoogt de uitdagingen die zeespiegelstijging, bodemdaling en toenemende afvoer via de rivieren de Nederlandse samenleving op legt aan te gaan. Het doel van het deelproject ‘Hoogwater? Vrije weg!’‐Lopiker‐ en Krimpenerwaard is: Onderzoek naar de mogelijkheden van het versnellen van een evacuatie doormiddel van een wel overwogen inzet van mensen en middelen aan de hand van een concreet onderzoeksgebied. Bij het project ‘Hoogwater? Vrije weg!’‐Lopiker‐ en Krimpenerwaard zijn betrokken: Deltares Korps Landelijke Politiediensten, dienst Verkeerspolitie Politie Hollands Midden, bureau CCB Politie Hollands Midden, verkeerspolitie Politie Rotterdam‐Rijnmond, Executieve Ondersteuning Politie Utrecht, bureau CCB Politie Utrecht, Verkeerspolitie Rijkswaterstaat, Corporate Dienst Rijkswaterstaat, Data ICT Dienst Rijkswaterstaat, Dienst Infrastructuur Rijkswaterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart Rijkswaterstaat, Verkeerscentrum Nederland (VCNL) Rijkswaterstaat, Verkeerscentrum regio Utrecht Rijkswaterstaat, ‘Waterinnovatie Rijkswaterstaat’ Rijkswaterstaat, ‘Wegen naar de Toekomst’ Universiteit Groningen, Verkeerspsychologie Universiteit Twente, vakgroep Verkeer, Vervoer en Ruimte Veiligheidsregio Utrecht De projectcoördinatie is uitgevoerd door: Wil René Jansen (
[email protected]), Rijkswaterstaat, ‘Wegen naar de Toekomst’ Kees van Ruiten (
[email protected]), Rijkswaterstaat, ‘Waterinnovatie Rijkswaterstaat’ Elsbeth Beeke‐van der Graaf (
[email protected]), Veiligheidsregio Utrecht Stéphan Jongmans (
[email protected]), Korps Landelijke Politiediensten Kasper van Zuilekom (
[email protected]), Universiteit Twente Karel Brookhuis (
[email protected]), Rijksuniversiteit Groningen Het project is gefinancierd door ‘Wegen naar de Toekomst’ en ‘Waterinnovatie Rijkswaterstaat’ met een bijdrage van de Taskforce Management Overstromingen. Zie de website www.wegennaardetoekomst.nl voor meer informatie.
2
2‐Monitoring
Inhoudsopgave INLEIDING....................................................................................................................................... 5 PROBLEEMBESCHRIJVING ................................................................................................................. 5 VERKENNING.................................................................................................................................. 7 AANBOD VAN INFORMATIE ............................................................................................................... 7 VRAAG OM INFORMATIE .................................................................................................................. 8 MONITORING BINNEN DE VEILIGHEIDSKOLOM...................................................................................... 8 INFORMATIEVOORZIENING ............................................................................................................... 8 VERWERKING VAN DE INFORMATIE .................................................................................................. 10 OPBOUW EN ONDERHOUDEN VAN DE INFORMATIEVOORZIENING .......................................................... 10 CASESTUDIE LOPIKER‐ EN KRIMPENERWAARD (DIJKRING 15) .................................................... 14 RESULTATEN ................................................................................................................................ 15 VRAAG‐ EN AANBODMATRIX ........................................................................................................... 17 CONCLUSIES................................................................................................................................. 20 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ............................................................................................... 21 CONCLUSIES................................................................................................................................. 21 AANBEVELINGEN .......................................................................................................................... 22
2‐Monitoring
3
[lege pagina]
4
2‐Monitoring
Inleiding In de aanloop naar en gedurende een evacuatie worden er tal van activiteiten door de veiligheidskolom uitgevoerd. De coördinatie van deze activiteiten ligt bij het Regionaal Operationeel Team (ROT). Om deze taak goed uit te kunnen voeren is het belangrijk dat er een correct en actueel beeld is van de toestand van het dijkringgebied. Dit beeld is nodig om na te kunnen gaan of de evacuatie volgens de verwachtingen verloopt of dat er bijgestuurd moet worden. Eén van de reguliere processen in de veiligheidskolom is het monitoren van activiteiten zoals een evacuatie. Hulpverleners geven de toestand van de evacuatie op afgesproken tijdstippen of op verzoek door aan de meldkamer van de veiligheidskolom. Hier worden de gegevens verzameld, geanalyseerd en vervolgens doorgegeven aan het ROT. De protocollen om het gebied te monitoren verschillen per instantie (politie, brandweer, GHOR, etc.) maar hebben voor elke instantie een vergelijkbare functie. In dit onderzoek wordt nagegaan of er mogelijkheden zijn voor het monitoren van personen en voertuigen in het dijkringgebied (en directe omgeving) door gebruik te maken van informatie buiten de veiligheidskolom. Hierbij kan gedacht worden aan informatie die onderdeel is van de reguliere processen van nutsbedrijven en wegbeheerders. Afhankelijk van de kwaliteit, actualiteit en inspanning voor het vergaren en interpreteren van de gegevens kan deze informatie een aanvulling zijn op de activiteiten van de veiligheidskolom. Naast het inventariseren van (voor de veiligheidskolom) externe bronnen is de mogelijkheid tot monitoren met een KLPD helikopterteam meegenomen. Dit team is onderdeel van de veiligheidskolom en zal ingezet worden voor activiteiten van de veiligheidskolom. In dit onderzoek is nagegaan welke mogelijkheden er zijn om met een helikopter een gebied te monitoren, omdat dit een snelle en flexibele mogelijkheid is om indicaties vanuit de (externe) bronnen te bevestigen. In dit hoofdstuk wordt na een probleembeschrijving en formulering van het doel ingegaan op een verkenning. In deze verkenning staat het aanbod van informatie door derden en de informatievraag vanuit de veiligheidskolom centraal. Er zijn diverse potentiële dataleveranciers bezocht om de mogelijkheden te inventariseren. Dit heeft geresulteerd in een veldexperiment waarbij een aantal leverancier 24 uur gegevens hebben verzameld en beschikbaar hebben gesteld voor nadere analyse. Hieruit is een monitoringsconcept in de vorm van stroomschema’s voortgekomen. In de werkgroep Monitoring hadden vertegenwoordigers uit Politie Hollands‐Midden CCB, Rijkwaterstaat Verkeerscentrale Utrecht, Rijkswaterstaat Data Informatie Dienst, Veiligheidsregio Utrecht en Universiteit Twente zitting.
Probleembeschrijving Het waarnemen van de voortgang van een evacuatie is van groot belang voor de besturing van de activiteiten van hulpverleners, maar ook voor een juiste informatieverstrekking aan de bevolking. Tijdens een evacuatie vormt monitoring een integraal onderdeel van activiteiten van
2‐Monitoring
5
de veiligheidskolom. Naast de interne mogelijkheden om een evacuatie te monitoren, kan informatie van derden een aanvulling zijn op de reguliere processen van de veiligheidskolom. Het benutten van deze externe databronnen is zinvol wanneer de kwaliteit en actualiteit van de informatie een aanvulling vormt op de bestaande methoden. Het is echter noodzakelijk om de meerwaarde af te wegen ten opzichte van de inspanning en kosten. Hieruit volgt het doel van dit onderzoek: Het inventariseren van de mogelijkheden, buiten de veiligheidskolommen, om de voortgang van de evacuatie systematisch te volgen. Tevens zijn enkele proeven uitgevoerd met waarnemingen van een KLPD helikopterteam. Binnen de veiligheidskolom wordt de helikopter ingezet om bijvoorbeeld mensen op te sporen, maar ook brandhaarden in een gebouw. Het doel van deze proef is de mogelijkheden van activiteiten, buiten de reguliere processen van een helikopterteam, in kaart te brengen. Hierbij kan gedacht worden aan het bepalen van het aantal mensen dat in een gebied aanwezig is.
6
2‐Monitoring
Verkenning Monitoring kan vanuit twee richtingen benaderd worden. Enerzijds vanuit de behoefte aan informatie (de vraagzijde) en anderzijds vanuit de beschikbaarheid van informatie (de aanbodzijde). De vraagzijde wordt bepaald door de behoefte vanuit het ROT. De aanbodzijde wordt bepaald door de beschikbaarheid van informatie vanuit de denkbare databronnen. Idealiter beantwoordt het aanbod van beschikbare informatie de vragen van het ROT. De kenmerken van de bronnen bepalen in hoeverre de vragen beantwoord kunnen worden. In dit project is het aanbod van de informatie leidend. Ofwel: in hoeverre kan de beschikbare informatie van dienst zijn voor het ROT.
Aanbod van informatie Het aanbod van informatie omvat de voor het ROT relevante data van de dataleverancier. Data van externe bronnen kunnen in principe op twee manieren bij het ROT komen. Bepalend hierbij is wie de data verwerkt en interpreteert:
1
2
Figuur 1 Taakverdeling tussen dataleverancier en ROT
Mengvormen van deze gedachten modellen zijn mogelijk. Bijvoorbeeld: het ROT gaat uit van de interpretatie die is uitgevoerd door de dataleverancier, maar heeft daarnaast ook toegang tot de basisdata. De gegevens van de individuele bronnen kunnen waardevol zijn. Door het combineren van verschillende bronnen kan er een totaalbeeld ontstaat. Voorbeelden van te gebruiken bronnen: Mensen • • • • • • •
Waterverbruik Elektriciteitsverbruik Gasverbruik GSM signalen Vast telefoniegebruik (Particuliere) camerabeelden Videobeelden vanuit helikopter/vliegtuig (KLPD/Defensie)
Verkeersstromen • •
Tellussen onderliggend wegennet. In het bijzonder de detectielussen bij verkeerslichten. Tellussen autosnelwegen
2‐Monitoring
7
• • •
Camera’s autosnelwegen Videobeelden vanuit helikopter/vliegtuig Geautomatiseerd scannen van kentekens1
Vraag om informatie Aan de hand van interviews met leden van twee Regionaal Operationele Teams2 is vastgesteld wat voor vragen een ROT heeft tijdens een evacuatie. Aan de hand van deze interviews en inzichten in de werkgroep zijn de volgende hoofdvragen samengesteld: Evacues • • • •
Waar zijn mensen? Waar gaan ze heen? Hoeveel zijn er nog? Zijn er evacues die specifieke problemen kennen of ondersteuning nodig hebben?
Verkeersstromen • •
Waar is het verkeer? Waar zijn er knelpunten?
Monitoring binnen de veiligheidskolom Om een beeld te krijgen van de monitoring vanuit de veiligheidskolommen zijn gesprekken gevoerd met leden van twee Regionaal Operationele Teams (Rotterdam‐Rijnmond en Utrecht). Bij een crisissituatie worden een beleidsteam, coördinatieteam en een Regionaal Operationeel Team ingesteld. Het beleidsteam bestaat uit de burgemeesters van de betreffende gemeenten neemt de beslissingen en wordt geadviseerd door het Regionaal Operationeel Team. Het ROT wordt geadviseerd door een team van commandanten. Bij de politie is dit de Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) die ondersteund worden door verschillende afdelingen zoals informatie, opsporing of handhaving.
Informatievoorziening Voor wat betreft de coördinatie van de monitoring van de evacuatie zijn er twee opties: (1) er is een Chef‐informatie in de kolom van de Politie of (2) er is een informatiemanager die onderdeel is van het Regionaal Operationeel Team.
1) Chef‐informatie(CHIN) Bij de politie Utrecht is de Chef‐informatie onderdeel van de Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) (zie figuur 2). De Chef‐informatie zorgt samen met zijn team voor de monitoring van het gebied en brengt verslag uit aan het SGBO. De monitoring van het gebied gebeurt door middel van periodieke updates vanuit het veld naar het SGBO. Hier worden de gegevens verzameld, geanalyseerd en wordt het ROT op de hoogte gesteld 1
Idee is aangedragen door Eddy Lassche (politie Utrecht). Doordat het gesprek na de proef plaatsvond is het niet verder uitgewerkt in dit rapport 2 Ad Sanders en Eddy Lassche (politie Utrecht), Ton van Eijsden en John Sjamaar (politie Rotterdam‐ Rijnmond)
8
2‐Monitoring
Figuur 2 Organisatiestructuur met Chef‐informatie (uit gesprek met Ad Sanders)
2) Informatiemanager De politie Rotterdam‐Rijnmond werkt met een informatiemanager. De Informatiemanager is onderdeel is van het Regionaal Operationeel Team (zie figuur 3). Hij verzamelt en analyseert de informatie over de toestand van de evacuatie en brengt verslag uit naar de overige leden van het ROT.
Figuur 3 Organisatiestructuur met Informatiemanager (uit gesprek met John Sjamaar en Ton van Eijsden)
2‐Monitoring
9
Verwerking van de informatie De externe bronnen monitoren hun diensten in het gebied voor eigen doeleinden zoals het bewaken van de veiligheid. Het gaat hierbij om informatie die nodig is voor het besturen en administreren van de diensten (zoals elektriciteit, gas, verkeersbeheersing) over de infrastructuur (kabel, leiding, weg/kruising). Een deel van deze informatie is bruikbaar voor monitoring van een evacuatie. De voorwaarde voor het gebruik van deze data in een crisissituatie is dat deze frequent en met weinig inspanning verkregen en geanalyseerd kan worden. Een kenmerk van de data is dat aanwezigheid van mensen niet rechtstreeks, maar indirect worden gemeten, waardoor de metingen gedurende een evacuatie vooral gezien moeten worden ten opzichte van de gebruikelijke patronen. Dit betekent dat voor een juiste interpretatie van de informatie de expertise van de informatieleverancier nodig is. Tijdens een van de gesprekken met een ROT lid (Eddy Lassche, Politie Utrecht) kwam naar voren dat een overdaad aan informatie voorkomen moet worden. Het heeft de voorkeur om een beperkt aantal bronnen met goed bruikbare informatie te gebruiken. Op deze wijze kan het ROT zich bepalen tot interpretatie van een overzichtelijke hoeveelheid informatie.
Opbouw en onderhouden van de informatievoorziening Het proces van het opbouwen en beheren van informatie van derden is door de werkgroep samengevat in een tweetal stroomschema’s. De ervaringen die opgedaan zijn in het project ‘Hoogwater? Vrije weg!’, de gesprekken met de informatieleveranciers en de uitgevoerde proefmeting zijn hierin leidend geweest. Het opbouwen van de contacten en het inventariseren van de mogelijkheden zijn onderwerp van het eerste stroomschema. De noodzaak voor uitvoering van een grootschalige monitoring komt relatief zelden voor. Dat maakt dat op het moment waarop een en ander actueel is bij zowel de vragende partij (het ROT) als de aanbiedende partij veel veranderd kan zijn ten aanzien van organisatie, contactpersonen en technologieën. Het periodiek onderhouden van het contact is daarom zinvol. Het tweede stroomschema belicht het onderhouden van het contact tussen de veiligheidskolom en de informatiebronnen.
10
2‐Monitoring
Figuur 4 Stroomschema inventarisatie van de bronnen
Onderhoudsplan Afspraken voor een periodieke actualisatie is zinvol. Ontwikkelingen kunnen dan doorgesproken worden. Evenals de stand van zaken met betrekking tot de vraag‐ en aanbodmatrices. Overdracht van een test dataset kan daarbij een controlemiddel zijn voor het functioneren van de technische infrastructuur (internet, dataformaten en programmatuur). Voorkomen moet worden dat de partijen voor verrassingen komen te staan bij een crisissituatie.
2‐Monitoring
11
Figuur 5 Stroomschema onderhoud
Het gebruik van informatie en expertise van externe bronnen zal op incidentele basis plaatsvinden. Uit de gesprekken met de informatie leveranciers blijkt dat het aanleveren van de data met weinig inspanning te leveren is. Bij de uitvoering van de 24‐uurs meting is dit ook gebleken. Wel adviseren de contactpersonen om procedures voor het uitvoeren van de monitoring in een crisissituatie uit te werken en periodiek te actualiseren. Deze procedures hebben als doel het contact tussen de leverancier en het ROT snel en efficiënt op te bouwen tijdens een crisissituatie. In de situatie van een overstroming zijn ook bij de informatieleveranciers in meerdere of mindere mate verhoogde activiteiten gaande met betrekking tot de veiligheid, bescherming van infrastructuur en het beperken van de gevolgschade. Tevens is het belangrijk dat de contacten tussen dataleverancier en ROT onderhouden worden, zodat beide partijen het juiste beeld van elkaar hebben wat betreft de mogelijkheden en omstandigheden.
Inventarisatie Bij het opbouwen van het contact en de inventarisatie staan de mogelijkheden (de aanbodzijde) en behoeften vanuit het ROT (de vraagzijde) centraal. Om de vraag naar informatie goed te kunnen formuleren is het wenselijk dat het ROT vaststelt wat de behoeften zijn. De werkgroep stelt voor om deze vraag systematisch uit te werken in de vorm van een vraagmatrix. Er wordt afgestemd welke informatie geleverd wordt die betekenis heeft voor het ROT en past binnen de praktische, technische, bedrijfseconomische en wettelijke randvoorwaarden van de informatieleverancier. Tevens wordt er bepaald wat er nodig is om de data te vertalen naar bruikbare informatie voor het ROT. Het is niet uit te sluiten dat de expertise van de dataleverancier nodig is voor een zinvolle interpretatie. De kenmerken van de data wordt samengevat in een aanbodmatrix. Uit de aanbodmatrix worden de leemten –witte vlekken– in de informatievoorziening bepaald. Deze leemten kunnen gevuld worden door een
12
2‐Monitoring
aanvullend pakket van maatregelen. Ook is het mogelijk dat technische ontwikkelingen op termijn in deze leemten kunnen voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het op termijn centraal aflezen van meterstanden van huishoudens, maar ook aan de introductie van een grootschalige meting van het onderliggende wegennet op een vergelijkbaar wijze als het autosnelwegennet. Bij de inventarisatie is het tevens noodzakelijk om vast te leggen hoe de procedures en de personele invullingen zullen zijn bij een evacuatie.
2‐Monitoring
13
Casestudie Lopiker‐ en Krimpenerwaard (dijkring 15) Met de Lopiker‐ en Krimpenerwaard (zie Figuur 6) als uitgangspunt is onderzocht wat de mogelijkheden zijn van monitoring van activiteiten op basis van informatie van elektriciteitsbedrijven, waterbedrijven, wegbeheerders en de KLPD helikopter. Centrale vragen voor de casestudie zijn: • Is de bron bereid mee te werken aan het ondersteunen van een ROT bij een grootschalige evacuatie? • Welke informatie is leverbaar? • Kan deze informatie een antwoord geven op de vragen van het ROT? • Wat zijn de condities waaronder informatie geleverd kan worden (privacy, frequentie, mankracht)?
Figuur 6 De Lopiker‐ en Krimpenerwaard (dijkring 15)
De werkgroep heeft een vraag‐ en aanbodmatrix ontwikkeld waarin de kenmerken van de data staan en in hoeverre de data de vragen van het ROT kan beantwoorden. Deze matrices dienen als samenvatting van de resultaten. Met de mogelijke informatieleveranciers zijn oriënterende gesprekken gevoerd waarin afspraken zijn gemaakt voor een 24‐uurs meting. Met de KLPD is de afspraak gemaakt dat de helikopter twee proeven zal uitvoeren tijdens de meetdag. Drie potentiële informatie bronnen zijn na oriëntatie uitgevallen, het gasnet, mobiele telefonie en Defensie. De monitoring van het gasverbruik gebeurt op een te grote schaal waardoor deze gegevens niet bruikbaar zijn. Verder bleek het niet mogelijk om het lopende onderzoek van RWS‐DID en KPN op korte termijn om te buigen waardoor monitoring van het telefoonverkeer niet is uitgevoerd. Als laatste bleek dat de mogelijkheden van Defensie niet aansluiten bij de vragen van een ROT tijdens een evacuatie3. Op 22 april 2008 zijn van 0:00 tot 23:59 uur metingen van elektriciteitsverbruik, waterverbruik en verkeersbewegingen op het hoofd‐ en onderliggend wegennet uitgevoerd. Aanvullend zijn in de middag en avond metingen uitgevoerd door een KLPD helikopterteam. 3
Blijkt uit nader onderzoek door dhr. Nico Roobol
14
2‐Monitoring
Deze rapportage bepaalt zich tot de hoofdlijnen. Voor detail met betrekking tot de metingen wordt verwezen naar het deelrapport Monitoring.
Resultaten
Figuur 7 Benutte bronnen in de Lopiker‐ en Krimpenerwaard
2‐Monitoring
15
Waterverbruik De Krimpenerwaard wordt beheerd door OASEN en de Lopikerwaard door Vitens. In totaal is dijkring 15 verdeeld over vijf verzorgingsgebieden, twee van OASEN en drie van Vitens. Van deze gebieden kunnen er vier kunnen gebruikt worden om de dijkring te monitoren. Het laatste gebied verzorgt voor een groot gedeelte kernen buiten de dijkring waardoor er geen uitspraak kan worden gedaan over activiteiten binnen de dijkring. De gegevens hebben een verwaarloosbare vertraging, waardoor deze als real‐time kunnen worden beschouwd. In de grafiek van het waterverbruik zijn twee pieken zichtbaar, een ‘s ochtends en een ’s avonds. De eerste is ’s ochtends wanneer mensen opstaan en vervolgens naar het werk of school gaan. ’s Avonds ontstaat er een nieuwe piek wanneer mensen thuiskomen en koken. Gedurende de nacht (rond 3‐4 uur) is het waterverbruik minimaal. Het minimum verbruik kan gebruikt worden als referentiepunt om te bepalen hoeveel huishoudens er nog in het gebied aanwezig zijn bij een evacuatie. Het interpreteren van de gegevens moet door de dataleverancier zelf worden gedaan. Dit betekent dat tijdens een crisissituatie iemand van de waterleveranciers beschikbaar gemaakt moet worden om de data te vertalen naar indicaties. Er zijn niet veel apparaten in een huishouden die zelfstandig, zonder tussenkomst van mensen, water verbruiken. Waterverbruik is daarmee vrij direct gerelateerd aan de aanwezigheid van mensen.
Elektriciteitsverbruik Het elektriciteitsnet in dijkring 15 is opgedeeld in tien verzorgingsgebieden en deze worden alle beheerd door Eneco. Hiervan liggen er zes deelgebieden volledig binnen dijkring 15. De grafiek van het elektriciteitsverbruik in de Krimpener‐ en Lopikerwaard laat ’s ochtends een stijging zien, gedurende de dag is het verbruik vrij constant en dit loopt weer af ‘s avonds. Het minimum van het verbruik ligt, zoals bij het waterverbruik, rond 3‐4 uur. Er is een verschil tussen woongebieden en werkgebieden. In de werkgebieden stijgt het verbruik ‘s ochtends iets later en daalt het eerder dan in de woongebieden. Zoals bij de waterleveranciers, moet de door Eneco aangeleverde data geïnterpreteerd worden. Bovendien kan Eneco de data niet op de hoogste resolutie leveren vanwege de privacyrechten van de klanten. Elk verzorgingsgebied van Eneco heeft twee of meer meetstations, waarvan sommige het verbruik van één klant meten. Hierdoor is het niet mogelijk om deze gegevens te gebruiken om het gebied te monitoren. Per deelgebied wordt het verbruik van de meetstations opgeteld en deze zijn wel beschikbaar voor de monitoring. Deze gegevens hebben een verwaarloosbare vertraging, waardoor deze als real‐time kunnen worden beschouwd. In een huishouden zijn er verschillende apparaten die zelfstandig, zonder tussenkomst van mensen, stroom verbruiken. Denk hierbij aan koelkasten, vrieskasten, CV‐installatie, ventilatiesystemen e.d. Om deze reden is er geen rechtstreekse relatie tussen stroomverbruik en aanwezigheid van mensen.
Tellussen onderliggend wegennet In de Lopikerwaard liggen er tellussen in het onderliggend wegennet bij verkeerslichten. Deze kunnen op afstand worden uitgelezen door de verkeerscentrale van de provincie Utrecht. Deze
16
2‐Monitoring
gegevens worden per kwartier opgeslagen. Het is mogelijk om deze gegevens met een kwartier vertraging te verkrijgen, maar vanwege de kosten om in te bellen bij de meetapparatuur worden de gegevens per halve dag verzameld. Hierdoor kunnen de gegevens tot 12 uur vertraging oplopen. Tijdens een crisissituatie kan de informatie vaker geactualiseerd worden. In de toekomst worden de nieuwe meetsystemen aangesloten op de Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW), waardoor het niet meer nodig is om in te bellen en de gegevens met een minimale vertraging beschikbaar zijn. In de grafiek met de intensiteiten zijn er op de hoofdstromen twee pieken te zien, de ochtend‐ en avondspits duidelijk te herkennen. De overige rijrichtingen zijn op dit kruispunt constant, maar dit hoeft niet voor elke kruising te gelden. Door de intensiteiten tijdens een evacuatie te vergelijken met de normale intensiteiten kan er een schatting gemaakt worden van het aantal voertuigen op deze kruising.
Meetlussen hoofdwegennet Het verkeer vanuit de dijkring 15, de Krimpener‐ en Lopikerwaard, zal gebruik maken van omliggende autosnelwegen om naar een veilig gebied te gaan. De belangrijkste wegen rond dijkring 15 zijn de A12, A27 en A2. Deze wegen worden vanuit de verkeerscentrales van Rijkswaterstaat in Utrecht en Rhoon bewaakt. Door tellussen in het wegennet en camera’s op bepaalde trajecten is het mogelijk om het verkeer te monitoren. Deze gegevens zijn online met een minuut vertraging beschikbaar. Opgemerkt moet worden dat het meetsysteem niet geschikt is om te gebruiken in combinatie met tegenverkeer. Het systeem onder de tegenverkeerroute zal uitgeschakeld moeten worden om volledig uitvallen van het systeem te voorkomen. De grafiek van autosnelwegen geeft de intensiteit op een traject op de A2 weer. Er zijn weer twee pieken zichtbaar, een voor de ochtendspits en een voor de avondspits. Het monitoren van de autosnelwegen is voornamelijk gericht op de doorstroming op het hoofdwegennet en niet specifiek op het aantal voertuigen dat uit dijkring 15 komt. Er is een mogelijkheid om de intensiteit op de toerit te meten, zodat een indicatie kan worden gegeven van het aantal voertuigen uit het gebied.
Vraag‐ en aanbodmatrix De resultaten van het onderzoek zijn samengevat in een aanbodmatrix. Doel van de aanbodmatrix om de eigenschappen van de bronnen op hoofdlijnen te kwalificeren. Aan de hand van de ervaringen zijn stroomschema’s opgesteld met te volgen werkwijze voor het opbouwen en onderhouden van contacten met externe informatieleveranciers.
2‐Monitoring
17
18
2‐Monitoring Absoluut
Absoluut
+ Intensiteiten per richting + Intensiteiten per 500 m
Provincie Utrecht
VC Midden‐ Nederland
Tellussen OWN
Meetlussen ASW
Absoluut/relatief ++ (afhankelijk Inzoomen op persoonsniveau van de vraag)
KLPD
Absoluut
Absoluut
Absoluut
Fotovliegen
> 5000 Huishoudens
> 5000 Huishoudens
> 5000 Huishoudens
Resolutie Nauwkeurigheid (detailniveau)
ENECO netbeheer
Vitens
OASEN
Energieverbruik
Waterverbruik
Aanbodmatrix
+ 1 min
+ Automatisch
+ Automatisch
++ Live beelden
++ Live beelden ‐‐ Op 1 plek tegelijk + 15 min
+ Automatisch
+ Automatisch
+ Automatisch
Verwerkingstijd
+ 5 min
+ 5 min
+ 5 min
Tijdsperiode
kenmerken
‐ Tussenpersoon nodig om info door te sturen
‐ Tussenpersoon nodig om info door te sturen
‐‐ Heli met bemanning
‐ Tussenpersoon nodig om info door te sturen
‐ Tussenpersoon nodig om info door te sturen
‐ Tussenpersoon nodig om info door te sturen
Benodigde mensen/middelen
Aanbodmatrix
Voertuigen
VC Midden‐ Nederland
Meetlussen ASW
2‐Monitoring
‐ Relatief
‐ Relatief
‐ Relatief
Hoeveel?
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Knelpunten?
+ Absoluut
+ Absoluut
++
++
++ + Absoluut en relatief (afhankelijk van de Op 1 plaats tegelijk vraag)
++ + Verkeersstromen Statisch per richting
+ Statisch per richting ++ Verkeersstromen
Voertuigen
Provincie Utrecht
++ Dynamisch
‐ Mensen buitenhuis ++ Verkeersstromen
Mensen
Tellussen OWN
‐ Statisch
+ Aanwezige huishoudens in een gebied
Mensen
Mensen/ voertuigen
‐ Statisch
+ Aanwezige huishoudens in een gebied
Mensen
KLPD
‐ Statisch
+ Aanwezige huishoudens in een gebied
Fotovliegen
Waarheen?
Waar?
Wie of wat?
ENECO netbeheer
Vitens
OASEN
Energieverbruik
Waterverbruik
Vraagmatrix
Vraag vanuit het ROT
Vraagmatrix
19
Conclusies De bronnen hebben hun gegevens van 22 april 2008 (24 uur) beschikbaar gesteld voor analyse. Tevens zijn gedurende deze dag twee proeven gedaan, een ‘s middags en een ‘s avonds met het helikopterteam van de KLPD. Bronnen • •
• •
De databronnen bleken snel nauwkeurige data te kunnen leveren. Het opbouwen van een meting van het mobiletelefoonverkeer bleek echter niet op korte termijn te realiseren. Voor informatie met betrekking tot stroom en waterverbruik is interpretatie door de dataleverancier aan te bevelen. Voor interpretatie is ervaring en toegang tot historische informatie noodzakelijk. Afspraken tussen de nutsbedrijven en het ROT hierover zijn noodzakelijk. De informatie van de wegbeheerders is direct gerelateerd aan de richting en intensiteit van de verkeersbewegingen. Voor de vertaling naar personen zal gedurende de evacuatie onderzoek gedaan moeten worden naar het aantal personen per voertuig. Er moet rekening gehouden worden met de aanwezige kans op een storing bij de bron. De dataleveranciers verwachten niet dat deze kans groter is bij een evacuatie dan in de normale situatie
Proef met helikopter De inzet van de helikopter is een bruikbaar, maar niet perfect hulpmiddel gebleken in de proef. Het grondstation waar alle beelden worden verzameld heeft real‐time de beschikking over de videowaarnemingen. Het helikopterteam kan snel positie, focus en route aanpassen aan de hand van de waarnemingen. Het tellen van geparkeerde voertuigen ging snel met een hoge betrouwbaarheid. Het waarnemen van personen in huizen en bedrijven bleek niet goed mogelijk. Dit komt omdat huizen te goed zijn geïsoleerd waardoor de warmte vanuit de huizen niet zichtbaar werd met de warmtebeelden. De warmtebeelden kunnen wel gebruikt worden om personen te lokaliseren die buiten zijn. Voordelen van het gebruik van een helikopter: • Er kan gericht een opdracht gegeven worden, waardoor het mogelijk is om specifieke gebieden te monitoren of bevestiging te krijgen van vermoedens; • knelpunten kunnen snel opgespoord worden en in beeld worden gebracht. Nadelen van het gebruik van een helikopter: • De helikopter kan onder bepaalde weersomstandigheden niet vliegen. Zo wordt er bij een windkracht hoger dan negen niet gevlogen; • weersomstandigheden en licht kunnen kwaliteit van de beelden negatief beïnvloeden; • de heli kan maar op één plaats tegelijk zijn waardoor een totaaloverzicht ontbreekt.
20
2‐Monitoring
Conclusies en aanbevelingen De werkgroep Monitoring van het project ‘Hoogwater? Vrije weg!’ heeft zich als doel gesteld te inventariseren welke mogelijkheden er zijn om een evacuatie te monitoren zonder gebruik te maken van de mogelijkheden die er binnen de veiligheidskolom zijn. Ondanks dat de KLPD onderdeel is van de veiligheidskolom zijn de mogelijkheden voor het monitoren met een helikopter tevens meegenomen, omdat dit een snel en niet‐grondgebonden middel is.
Conclusies De werkgroep stelt vast dat het benutten van informatie van nutsbedrijf en wegbeheerders een belangrijke bijdrage kan geven aan de staat van de voortgang van de evacuatie. Met een bescheiden inspanning is informatie beschikbaar die weliswaar niet exact is toegesneden op rampenbestrijding, maar bestaande informatie kan aanvullen of bevestigen. Aan de hand van de data analyse kunnen de volgende conclusies getrokken worden: • De uitgevoerde metingen zijn een onderdeel van de dagelijkse routine van de nutsbedrijven en wegbeheerders. Er zijn geen doorslaggevende belemmeringen ondervonden ten aanzien van privacy of concurrentie overwegingen bij het beschikbaar stellen van de informatie. • De relatie tussen het elektriciteitsverbruik en de aanwezigheid van personen in het gebied is indirect. Binnen een huishouden zijn er verschillende apparaten die zelfstandig opereren (koelkasten e.d.) waardoor elektriciteitverbruik niet hoeft te betekenen dat er mensen aanwezig zijn. • Het waterverbruik geeft een directer beeld van de aanwezigheid van mensen. Indien er water wordt verbruikt kan er aangenomen worden dat er mensen aanwezig zijn. • De tellussen in het onderliggende wegennet kunnen gebruikt worden om de doorstroming te meten op de evacuatieroutes binnen het gebied. In de toekomst zullen deze aangesloten worden op de Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW). • Er wordt verwacht dat de ontwikkeling van de NDW van grote betekenis zal worden voor beheersing van evacuatie, omdat hier de gegevens van zowel hoofd‐ als onderliggend wegennet worden verzameld. • Oude verkeersregelinstallaties hebben geen rol in het monitoren tijdens een evacuatie, omdat deze niet op afstand uitgelezen kunnen worden. Nieuwe verkeersregelinstallaties zijn in het algemeen toegankelijk vanuit de verkeerscentrales en daarmee zeer geschikt. • De meetlussen op het hoofdwegennet kunnen gebruikt worden om de doorstroming op de autosnelwegen te meten, maar kunnen niet specifiek de evacuatiestroom uit een gebied bepalen. • De meetlussen op het hoofdwegennet kunnen niet ingezet worden om de doorstroming in een tegenverkeer situatie te meten, omdat de lussen de tegenrichting niet kunnen meten. Dit kan leiden tot totale uitval van de meetlussen op het hoofdwegennet. • Om de tellingen van de meetlussen te vertalen naar aantal personen is het nodig dat steekproefsgewijs het aantal personen per voertuig bepaald wordt tijdens de evacuatie. Technische en organisatorische aspecten hebben de volgende twee informatiebronnen doen afvallen. • Het gasnet. Het meetgebied van het gasbedrijf was zo groot dat het voor dit onderzoek niet relevant was. Er waren geen andere inhoudelijke of procedurele belemmeringen om de meting uit te voeren.
2‐Monitoring
21
•
KPN. In het lopende onderzoeksproject van Rijkswaterstaat en KPN bleek het niet mogelijk om op korte termijn een meting uit te voeren van het mobiele telefoonverkeer in het onderzoeksgebied. Het potentieel van meting van de aanwezigheid van mobiele telefoons is groot. Op dit moment blijkt het echter niet eenvoudig om op een korte termijn een meting voor een gebied op te zetten.
Aanbevelingen De werkgroep heeft de volgende aanbevelingen wat betreft het gebruik van data voor het monitoren van een evacuatie. • Maak monitoring onderdeel van de reguliere processen. Dit houdt in dat de informatiemanager van de politie en de dataleverancier elkaar op de hoogte houden van nieuwe ontwikkelingen of veranderingen binnen een van de organisaties. • Er moeten afspraken gemaakt worden met dataleveranciers. Aandachtspunten hierbij zijn de procedures, de taakverdeling (in het bijzonder wie de interpretatie uit voert), het periodiek onderhouden van de relatie (technische‐ en personeelswijzigingen) en het oefenen. • Het is noodzakelijk om ontwikkelingen van infrastructurele projecten bij te houden met het oog op monitoring. Verkeerslichten kunnen vervangen worden door rotondes. Zonder aanvullende maatregelen gaat daarmee een mogelijkheid voor monitoring verloren. Tevens is het mogelijk om bij nieuwe projecten meetlussen aan te leggen in de weg, zodat deze gebruikt kunnen worden bij het meten van de doorstroming. • Technische ontwikkelingen moeten in de gaten worden gehouden. Hierbij kan gedacht worden aan benutting van mobiele telefonie en het operationeel maken van de NDW.
22
2‐Monitoring