Hoofdstuk 15 Specifieke wetten en regels ten aanzien van motorrijtuigen Paragraaf 15.1 1.
Algemeen a. Welke wettelijke verplichtingen brengt het in bezit hebben van een motorrijtuig met zich mee? b. Omschrijf de definitie van een motorrijtuig. c. Omschrijf de definitie van een personenauto. d. Omschrijf de definitie van een bestelauto. e. Omschrijf de definitie van een vrachtauto. f. Omschrijf de definitie van een aanhangwagen. g. Omschrijf de definitie van een kampeerauto. h. Omschrijf de definitie van een motorfiets. i. Omschrijf de definitie van een bromfiets. j. Noem ten minste vier inrichtingseisen waarop getoetst wordt bij het vaststellen van een bestelauto. k. Als u veranderingen aan uw auto aanbrengt, met welke wettelijke zaken kunt u dan te maken krijgen?
Paragraaf 15.2 2.
Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen (WAM) a. De wet aansprakelijkheid motorrijtuigen: • Wat is hierin geregeld? • Met wel doel? • Hoe is dit veiliggesteld? • En is er wat geregeld voor de veroorzaker? b. Onder welke voorwaarden is de bezitter van een motorrijtuig en degene aan wie het kenteken voor een motorrijtuig is opgegeven zich verplicht te verzekeren volgens de WAM? c. Wanneer rust de WAM-verzekeringsplicht op de houder en niet op de bezitter van het motorrijtuig. d. Onder welke voorwaarden kan de WAM-verzekeringsplicht geschort worden? e. Wat wordt er in de WAM bedoeld met: de verzekering moet dekken de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven. f. Welke uitsluitingen kent de WAM waarvoor de verzekeraar niet aansprakelijk te stellen is? g. Hoe is de controle op de naleving van de WAM geregeld en tot welke sancties kan niet-naleving leiden? h. Van welke partijen moet de verzekering de aansprakelijkheid dekken? i. Wat zijn regresbepalingen? j. Noem een ten minste drie regresbepalingen waarbij een verzekeringsmaatschappij geen schadevergoeding behoeft uit te keren. k. Welke regresbepalingen zijn toch verzekerd als de verzekerde kan aantonen dat de schade buiten zijn weten om ontstaan is en hem geen verwijt te maken valt? l. Noem ten minste twee bepalingen die geen uitsluitingsgronden kennen. m. Waarom behoren regresbepalingen in de polis opgenomen te zijn?
Uitgeverij Streutker
15 Specifieke wetten en regels t.a.v. motorrijtuigen
1
3.
Motorrijtuigenverzekering a. Waarom bestaat een motorrijtuigenverzekering uit twee delen? b. Welke soorten motorrijtuigenverzekeringen en aanvullende verzekeringen bieden de meeste verzekeringsmaatschappijen aan? Omschrijf (beknopt) wat de inhoud van deze verzekeringen is. c. De meeste verzekeringsmaatschappijen hanteren een zogenaamde nieuwwaarderegeling. Omschrijf wat dit inhoudt. d. Bij een cascoverzekering is er altijd sprake van een eigen risico. Waarom is dit zo? e. Welke soorten inzittendenverzekeringen bestaan er? Geef er een omschrijving van. f. Welke soorten rechtsbijstandverzekeringen bestaan er voor de consument? Geef er een omschrijving van. g. In de WAM wordt gesproken over dekking die de verzekeringsmaatschappijen moeten bieden. Omschrijf wat dit voor de verzekeringsmaatschappijen (en dus ook voor degene die aansprakelijk gesteld wordt) inhoudt. h. Als u door de politie aangehouden wordt, vraagt men ook wel naar de zogenaamde groene kaart. Met welk doel doet zij dat? i. Welke functie heeft de groene kaart als document? j. Waarvan is de hoogte van de premie afhankelijk? k. Op welke manier(en) kan men korting op de premie verkrijgen? l. Wat houdt het bonus-malus-systeem in? m. Bij het krijgen van een schade dient u onverwijld uw verzekeringsmaatschappij te verwittigen. Wie heeft hier belang bij?
4.
Kentekenbewijsverzekering a. Waarom maakt men in de motorvoertuigbranche veel gebruik van kentekenbewijsverzekering? b. Wanneer is het voertuig alleen verzekerd? c. Welke voorwaarden zijn verbonden aan het gebruik van deze kentekennummers (fabrieks- of handelsnummers)?
5.
Waarborgfonds motorverkeer a. Wat is het doel van het Waarborgfonds Motorverkeer? b. Noem ten minste twee voorbeelden van niet aansprakelijk kunnen stellen? c. Welke partijen voeden het Waarborgfonds Motorverkeer? d. Waarom duurt het zo lang voordat het waarborgfonds een geleden schade afhandelt?
Paragraaf 15.3 6.
Wet op de motorrijtuigenbelasting a. Op welk moment gaat de motorrijtuigenbelasting (MRB) in? b. Noem ten minste vier factoren waarvan de hoogte van de MRB afhankelijk is. c. Hoe komt het Rijkswegenfonds aan zijn geldmiddelen? d. Noem ten minste vier vrijstellingen van betaling van de MRB. e. Noem ten minste twee voorbeelden waarbij de verandering aan het motorrijtuig de MRB beïnvloedt. f. Als u een ‘ingrijpende’ aanpassing aan uw motorrijtuig doorvoert, dan mag u niet meer met dit voertuig op de openbare weg komen. Geef aan wat er nog meer geregeld moet worden. g. Als u uw motorvoertuig wilt schorsen, hoe moet u dit dan doen en welke regels zijn dan van toepassing? h. Als u de schorsing van uw motorvoertuig wilt opheffen, hoe moet u dit dan doen en welke regels zijn dan van toepassing?
Uitgeverij Streutker
15 Specifieke wetten en regels t.a.v. motorrijtuigen
2
i. j. k.
Als een auto op uw naam gezet wordt of u gaat elders wonen, krijgt u automatisch de rekening van de MRB thuis gestuurd. Hoe is dit zo geregeld? De Belastingdienst kan u een naheffingsaanslag opleggen. Wat houdt dit in en welke procedure kunt u volgen als u het hiermee niet eens bent? Noem ten minste twee omstandigheden waarvoor teruggave van de vooruitbetaalde MRB mogelijk is.
7.
Belasting personenauto’s en motorrijwielen (BPM) a. Wat voor een soort belasting is de Belasting personenauto’s en motorrijwielen (BPM)? b. Welke BPM-regels zijn op bestelauto’s van toepassing? c. Op welk moment moet de BPM afgedragen worden en door welke partij gebeurt dat dan? d. Welke drie belastbare feiten kent de BPM? Geef er een beknopte uitleg bij. e. Welke stappen moet u ondernemen bij aangifte van BPM? f. Op welke moment moet de BPM aan de fiscus afgedragen worden en wie is daar verantwoordelijk voor? g. Welke invloed hebben het moment van toekenning van het kenteken deel I en deel II op de BPM?
8.
BPM-berekening a. Wat wordt er verstaan onder de netto catalogusprijs, catalogusprijs en consumentenprijs? b. Geldt de BPM ook voor accessoires? c. In hoeverre geldt de BPM voor bestelwagens? d. Wat is het verschil tussen het bruto BPM-bedrag en het netto BPM-bedrag? Licht dit toe op zowel nieuwe als gebruikte motorvoertuigen. e. Op welke wijze is het BPM-tarief opgebouwd. f. Stel de BPM-berekeningsformule op voor: • een personenauto (geen dieselmotor) die in energieklasse E valt; • een personenauto met dieselmotor en roetfilter die in energieklasse A valt; • een personenauto in hybride-uitvoering benzine/elektrisch (huidige datum) die in energieklasse A valt; • een motorrijwiel met een netto catalogusprijs van meer dan € 2.133. g. Bij de invoer van gebruikte auto’s moet BPM betaald worden. Op welke wijze wordt dit bij gebruikte auto’s bepaald? h. Als de koper/handelaar het niet eens is met de door de douane vastgestelde restBPM, welke mogelijk is er dan om dit aan te vechten? i. Van de in te voeren auto is de netto-BPM vastgesteld op € 10.000. De auto is 9 maanden oud. Bereken de rest-BPM.
9.
Fabricage, fabrikant… a. Op de fabricage van personenauto’s en motorrijtuigen heft de Nederlandse overheid BPM. • Wat verstaat men in dit kader onder fabricage? • Noem enkele voorbeelden van fabricage. b. BPM heft de Nederlandse overheid van de fabrikant. • Wat verstaat men in dit kader onder fabrikant? • Waarom kan een ondernemer van een autobedrijf ook als fabrikant aangemerkt worden?
Uitgeverij Streutker
15 Specifieke wetten en regels t.a.v. motorrijtuigen
3
c.
d. e. f. g. h.
Motiveer wie aansprakelijk gesteld kan worden voor het betalen van (extra) BPM bij het ombouwen van een bestelauto met een ‘grijs’ kenteken naar een bestelauto met een ‘geel’ kenteken: • een monteur die dat bij hem thuis in de schuur doet; • een monteur die dat in de avonduren bij zijn werkgever doet; • een particulier die dat in opdracht bij een niet-erkende ‘ondernemer’ doet? Een personenauto kan ook omgebouwd worden tot bestelauto. Geef het moment aan waarop geen restitutie van BPM zal plaatsvinden. Waarom legt het ombouwen van een nog niet geregistreerde personenauto een zware last op de ombouwer in het kader van de BPM? Noem ten minste twee momenten waarop BPM geheven wordt. Op welke wijze is de afdracht van de BPM geregeld? Noem ten minste twee gevallen waarin teruggaaf van BPM mogelijk is.
Paragraaf 15.4 10. Wegenverkeerswet a. Wat is het doel van de Wegenverkeerswet? b. Welke bepalingen zijn in deze wet opgenomen? c. Wat staat er in het Wegenverkeersreglement? 11. Kentekenbewijs a. Waartoe dient een kenteken en waaruit is dit opgebouwd? b. Wat is het doel van de kentekenplicht? c. Noem ten minste twee soorten motorrijtuigen die buiten de kentekenplicht vallen. d. Noem de voorwaarden waaronder een kenteken wordt afgegeven. e. Uit welke delen is het kentekenbewijs (sinds 1 juni 2004) opgebouwd? Geef van alle delen een inhoudelijke beschrijving. f. Op welke wijze was het kentekenbewijs voor 1 juni 2004 opgebouwd en welke combinaties zijn er mogelijk tussen het ‘oude’ en ‘nieuwe’ kentekenbewijs? 12. Andere kentekenbewijzen a. Naast het reguliere kentekenbewijs geeft de RDW ook andere kentekenbewijzen uit. Welke zijn dit? Geef er een beknopte beschrijving van. b. Welke bedrijven komen in aanmerking voor een handelaarskenteken? c. Welke beperkingen zijn aan het gebruik van een handelaarskenteken verbonden? d. Wie is aansprakelijk voor de wettelijke voertuigverplichtingen en om welke zaken gaat het hier? e. Welke functie heeft de Rijksdienst voor het Wegverkeer ten aanzien van het kenteken? f. Hoe is de overschrijving van het kentekenbewijs voor bedrijven met een wagenpark van meer dan 50 auto’s geregeld? 13. Kentekenplaat a. Nederland kent nogal wat soorten kentekenplaten. Noem er vier en geef er een beknopte toelichting over. b. Om welke reden is de GAIK-kentekenplaat ingevoerd en aan welke regels zijn de bedrijven gebonden betreffende deze kentekenplaat? c. Aan de GAIK-kentekenplaat is een aantal normen verbonden, zoals: • het EU-symbool; • de unieke code; • de duplicaatcode;
Uitgeverij Streutker
15 Specifieke wetten en regels t.a.v. motorrijtuigen
4
d. e. f. g. h. i.
• de cijfers en letters; • het keurmerk van de kentekenplaatfabrikant met bedrijfsnummer; • de omkadering; • de fabricagedatum. Omschrijf de betekenis van deze coderingen. Bij welke bedrijven kunt een kentekenplaat bestellen en hoe is hiervan de afgifte en registratie geregeld? Als een kenteken onleesbaar is geworden, moet het vervangen worden. Wat is de handelswijze hiervoor? Bij vermissing of diefstal van een of beide kentekenplaten, moet u een vervangend kentekenbewijs aanvragen. Wat is de handelswijze hiervoor? Als u een voertuig wenst uit te voeren, wat moet u dan regelen wat betreft het kenteken? Welke rol speelt het kenteken bij inruil of demontage/sloop? Welke montagevoorschriften gelden er ten aanzien van de montage van kentekenplaten?
14. Een voertuig kopen a. Waaraan moet u voldoen om een voertuig op uw naam te zetten? b. Welke papieren heeft u hiervoor nodig? c. Om eventuele aansprakelijkheid te voorkomen, moet u voor de koop van de auto het kenteken controleren. Waar let u dan op? En als er iets niet klopt, welk recht heeft u dan? d. Welke mogelijkheden bestaan er ter legitimatie? e. Ter legitimatie mogen ook wel minder gebruikelijke documenten gehanteerd worden. Noem er ten minste twee van. f. Noem de machtigingsmogelijkheden. g. Welke zaken moet u regelen bij het invoeren van een motorvoertuig? 15. Een voertuig verkopen a. Wat is het belang van het ontvangen van het juiste vrijwaringsbewijs? b. Wanneer u uw voertuig aan een handelaar verkoopt, hoe verloopt dan de overschrijving? c. Wanneer u uw voertuig aan een particulier verkoopt, hoe verloopt dan de overschrijving? d. Omschrijf de procedure van de verkoop van uw voertuig en de koper uw voertuig direct uitvoert. 16. Een voertuig tijdelijk niet gebruiken: schorsen a. Het schorsen van het kentekenbewijs: • Welke procedure dient u te volgen voor het schorsen van uw voertuig? • Voor welke tijdsduur geldt de schorsingsperiode maximaal? • Hoe dient u te handelen met betrekking tot de APK? • Hoe dient u te handelen met betrekking tot de verzekering van het voertuig? • Hoe verloopt de procedure met het kenteken bij schorsen en bij aanmelden? • In hoeverre kunt u iemand een machtiging geven om uw voertuig te laten schorsen? 17. Een voertuig (laten) demonteren/slopen a. Hoe dient u te handelen bij de sloop van uw voertuig? b. Hoe dient u te handelen wanneer bij sloop het kenteken niet compleet is?
Uitgeverij Streutker
15 Specifieke wetten en regels t.a.v. motorrijtuigen
5
c.
In principe mogen alleen de door de RDW erkende demontagebedrijven voertuigen demonteren/slopen. Noem ten minste twee gevallen waarin u dat zelf mag doen en wwelke procedure u daarvoor moet volgen.
18. Een voertuig wijzigen a. Als u uw voertuig dermate wijzigt (laat wijzigen), dan moet u dit ter keuring aanbieden aan de RDW. Hoe verloopt deze procedure en hoe als er een gasinstallatie is ingebouwd? b. Welke procedure moet u volgen als u een voertuig heeft samengesteld? 19. Bepalingen omtrent de periodieke keuring van motorrijtuigen (APK) a. Wat is de reden dat de overheid de Wet Periodieke Keuring van Motorrijtuigen ingesteld heeft? b. Voor welke categorie motorvoertuigen geldt de APK-2? c. Op welk moment gaat de verplichting tot APK in en met welk interval? d. Wie voert de keuringen uit? e. Wat wordt bij een goedgekeurd voertuig afgegeven? f. Welke functies hebben de afgegeven documenten? g. Waarom moet elk gekeurd voertuig afgemeld worden bij de RDW? h. Als de RDW wil keuren, wat is dan de te volgen procedure? i. Welke eisen stelt de Wegenverkeerswet om als keuringsstation te mogen fungeren? j. Wat is hier te vertellen over de gebouwen en de uitrusting? k. Welke apparatuur moet volgens de WVW aanwezig zijn? l. Hoeveel erkende keurmeesters behoren er per keuringsstation aanwezig te zijn? m. Wie bepaalt aan welke technische eisen een voertuig moet voldoen?
Uitgeverij Streutker
15 Specifieke wetten en regels t.a.v. motorrijtuigen
6