Hoofdstuk 1 Stress: een nieuw model
Beste lezer, in dit hoofdstuk begeven we ons soms tot in het hart van de neurowetenschappen. Als u het even niet meer helemaal kunt volgen, kunt u misschien beter eerst de hoofdstukken 2 en 3 lezen en dan, als u er echt het fijne van wilt weten, terugkeren naar dit hoofdstuk. Hoewel mensen soms klagen over stress, is het tegelijk in sommige beroepen, neem de kunst of de sport, heel gewoon om te zeggen dat stress nodig is voor de motivatie. Het hoort zelfs om wat gespannen te zijn (‘Daaraan zie je of iemand iets echt belangrijk vindt’), bijvoorbeeld voor een mondelinge presentatie of een belangrijke vergadering, waarbij veel op het spel staat. Dat soort ‘plankenkoorts’ is alleen maar een bepaald soort stress, namelijk angst, waar een bepaalde neurofysiologische toestand onder zit, het zogenaamde ‘instinctieve vluchtreactie’ 3, die zelf voortkomt uit zeer oude hersenstructuren. Natuurlijk wordt er gewoonlijk ondanks die stress een geslaagde prestatie geleverd, maar bewijst dat dat ‘de zenuwen’ noodzakelijk zijn voor iemands motivatie of aanpassingsvermogen?
Het is een eenvoudig waarneembaar feit dat grote sprekers er zeer ontspannen bijstaan. Maar zijn ze ontspannen omdat ze grote sprekers zijn, of zijn ze grote sprekers doordat ze ontspannen zijn? En betekent afwezigheid van spanning meteen ook afwezigheid van concentratie?
3
Laborit, H. (1981). Éloge de la fuite, Paris, Gallimard.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Toch word je er in het beroepsleven of in de sport vaak van verdacht te ontspannen te zijn als je geen blijk van zenuwen geeft, wat dan zou wijzen op een zekere onverschilligheid of een klaarblijkelijk gebrek aan motivatie. Tenzij – want de meningen lopen uiteen – er echt charisma uit zou spreken natuurlijk, of een bepaald talent, een werkelijke begaafdheid, een natuurlijk gemak. Wat moeten we hier nu van denken?
13
In ieder geval, wat sommigen van ons drijft om te rekenen op stress ligt in wat ze bij bepaalde gelegenheden of onderwerpen voelen bij afwezigheid van stress: een soort van innerlijke leegte. Dat geldt met name wanneer we onvoldoende aanleg voor iets hebben, niet de natuurlijke geneigdheid ertoe bezitten die we in een eerdere publicatie de primaire persoonlijkheid of het temperament hebben genoemd 4. Stress zou ons in zo’n geval (soms) geruststellen, omdat we ons dankzij die stress levendiger zouden voelen, meer betrokken, en het gevoel zouden hebben dat er in ons iets gebeurt. En we dat aan anderen zouden kunnen laten zien, en daar erkenning voor krijgen. Dit kan als effect hebben dat we enigszins gemotiveerd worden, want de aantrekking van succes en erkenning, of de angst om af te gaan, gestraft te worden, kan een motiverend effect hebben. Maar dit effect is meestal van korte duur. Wat gebeurt er eigenlijk, biologisch, als we gestrest zijn? Het is nuttig dat beter te begrijpen als we er beter mee willen kunnen omgaan. Maar eerst ... Speel mee: Wat is stress voor u? Wat zijn uw opvattingen over stress? Wat denkt u intuïtief over stress? Hoe ervaart u stress? Neem een paar minuten de tijd voor het onderstaande vragenspel, het zal u helpen uw ideeën hierover op een rijtje te zetten – en u ook in een mentale toestand brengen waarin u de inzichten die zullen volgen beter kunt bevatten. Het is gewoon een manier om eerst te ervaren wat u daarna ook zult begrijpen. Neem de tijd om deze paar vragen te beantwoorden voor u doorgaat naar de volgende pagina. Noteer uw antwoorden in de ruimte die daarvoor is opengelaten. Wat is stress volgens u – spontaan antwoorden! Wat is de functie ervan?
Als u gestrest bent, wat voelt u dan?
En als u rustig bent?
4
14
Fradin, J. en Le Moullec, F. (2006). Manager selon les personnalités, Paris, Éditions d’Organisation.
Stel dat u in een bepaalde situatie gestrest bent en dat degene met wie u praat of bij wie u bent, en die er op dezelfde manier bij betrokken is, rustig blijft. Wat denkt u dan van hem/haar?
En als u het bent die rustig blijft en hij/zij die gestrest is, wat denkt u dan van hem/haar?
Uw besluit:
Neem de tijd om ook deze paar vragen te beantwoorden: Wat is stress?
Wat is het nut ervan?
Wanneer komt hij op?
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Wat moet u doen om uit een staat van gestrestheid weer in een staat van kalmte te komen?
15
Wat volgt is onze synthese, die gebaseerd is op meer dan tien jaar praktijkervaring. Ze geeft een overzicht van stress en kalmte zoals anderen ze zien, met name in het raam van bedrijfsopleidingen. Vergelijk uw antwoorden met de volgende ‘standaardantwoorden’: > Een spontane definitie van stress. Stress is een normale verdedigingsreactie op agressie. De stresslijder is het slachtoffer van agressie van buitenaf (overbelasting, ziekte, onveiligheid, bestaansonzekerheid, agressiviteit, zelfs perversie). De stressveroorzaker is een ‘kwelduivel’ (situatie, persoon, samenleving …). De oorzaken zijn objectief (onbegrip, uitzichtloze situatie, frustratie, onrechtvaardigheid, potentieel nadelige materiële gevolgen, enz.). Stress is dus een heilzame reactie van zelfbescherming, waarmee mensen vaak een situatie het hoofd kunnen bieden. > Stress van binnenuit gezien. Stress is onaangenaam, weinig beheersbaar (een onmiddellijke, instinctieve reactie). Wij voelen ons eerst het slachtoffer van een aanval voor we zelf agressief worden, we verwachten dat de ander naar ons luistert, ons respect of zelfs medeleven betoont, soms willen we ook excuses. > Kalmte van binnenuit gezien (in een moeilijke situatie). Kalmte in een moeilijke situatie (koelbloedigheid) is prettig, geeft je het gevoel dat je jezelf in de hand hebt, biedt de mogelijkheid om je daadkrachtig en opmerkzaam te voelen, intelligent, lucide, rijp, volwassen, iemand die op de best mogelijke manier kan omgaan met een moeilijke situatie door de ernst ervan te nuanceren, te onderscheiden wat dringend en wat belangrijk is, wat hoofdzaak is en wat bijzaak, wat nieuw is en wat stoort. > Kalmte van buitenaf gezien (in een moeilijke situatie). Als een ander rustig blijft in een moeilijke situatie waarin we zelf gestrest zijn, zullen we die persoon, naar gelang van wat er precies aan de hand is en om wie het precies gaat, ervaren als: - geruststellend, iemand die zijn hoofd erbij houdt, optimistisch, open en betrouwbaar, - onverschillig, egoïstisch, onbetrokken en koud. Doordat we zelf gestrest zijn, verkeren we in emotionele verwarring, wat het gevolg is van de twijfel die we koesteren ten aanzien van de werkelijke betrokkenheid van de ander. Hier zien we hoezeer niet gestrest zijn of lijken in een moeilijke situatie een belangrijke sociale code kan zijn om de anderen gerust te stellen, als het al niet is om onszelf gerust te stellen (‘Dit raakt me echt wel’). Maar zelfs wanneer we rustig blijven, behoedt dat ons er niet voor verkeerd beoordeeld te worden door anderen, en dat kan concrete problemen geven in een situatie waarbij verschillende mensen betrokken zijn. We moeten ons daar dus van bewust zijn, en de anderen van tevoren geruststellen over onze werkelijke betrokkenheid, met name via wat men ‘metacommunicatie’5 noemt. Aangezien rustige betrokkenheid minder in het oog springt, moet je mensen er soms expliciet op wijzen. > Stress van buitenaf gezien. Wanneer we zelf rustig zijn en ons in een moeilijke situatie bevinden samen met iemand die gestrest is, ervaren we zijn of haar stress als al te dramatisch of paniekerig, als een verlies van zelfbeheersing, van de nodige afstand of van zin voor wat belangrijk is en wat niet, als een gebrek aan rijpheid of helderheid. Tegelijk wekt hij ons medeleven op, onze empathie, onze solidariteit, meer dan een veroordeling. Maar
5
16
Metacommunicatie is communicatie over communicatie. Bv.: ‘Ik merk dat iedereen zich druk maakt over deze kwestie, en ik zou niet willen dat jij denkt dat het mij niks kan schelen. Ik doe dát en dát en hou je op de hoogte.’
in al deze gevallen zien we de ander niet helemaal voor vol aan; soms vinden we hem of haar verontrustend, of zelfs gevaarlijk: verkeerde beslissingen, brute of opdringerige gebaren, agressiviteit, zelfs geweld.
Een tegenstander dus, stress? Dat ligt eraan – er is ook een andere manier om ertegenaan te kijken. Maar een eerst een beetje geschiedenis.
1
In den beginne was de externe of verdedigende stress
Bij wilde dieren is stress een verdedigings- en overlevingsmechanisme, weliswaar primitief, maar volkomen aangepast aan de ‘oorspronkelijke’ context. Het is allereerst een alarmsignaal, dat een aantal fysiologische processen op gang brengt die het mogelijk maken om gevaar het hoofd te bieden.
1.1
Stress en de evolutie van de soort
Henri Laborit6 is de man die, zoals hiervoor al gezegd, deze inzichten in Frankrijk ontwikkeld of gepopulariseerd heeft. Hij liet bijvoorbeeld zien dat als ons hart plotseling hevig begint te kloppen en ook onze ademhaling op hol slaat, dat komt doordat ons lichaam zich erop voorbereidt weg te rennen om aan iets ergs te ontsnappen. Want in de wereld van het wilde dier, waarin deze primitieve overlevingsmechanismen volgens de wetten van de evolutie der soorten zijn geselecteerd, kun je gewoonlijk maar één fout maken en je bent dood. Als het zeer oude deel van onze hersenen dat als taak heeft ons te beschermen (meer bepaald de hypothalamus, die in het ‘reptiels’ genoemde hersengebied ligt7, net boven de hersenstam en het ruggemerg, bij de ‘wortel’ van het brein als het ware) gevaar bespeurt, of een situatie als gevaarlijk beoordeelt, brengt hij een instinctief, dat wil zeggen genetisch geprogrammeerd overlevingsproces op gang: stress.
6
Laborit, H. L’inhibition de l’action. Biologie comportementale et physiopathologie, op. cit.
7
Zie blz. 32, ‘Neurowetenschappen van oud naar nieuw’, voor een vollediger uitleg.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Deze defensieve dierlijke stress wordt geproduceerd in een hersengebied dat voornamelijk onbewust en instinctief werkt en niets hoeft te leren (ook niets kán leren, wat verklaart waarom de ervaringen en impulsen die eruit afkomstig zijn zo weinig direct beheersbaar zijn).
17
Hersenschors
Hypothalamus Hersenstam Ruggemerg Figuur 1: Centraal zenuwstelsel (mediaal of midsagittaal hersenaanzicht)
In de loop van de evolutie der soorten heeft de ontwikkeling van de hersenstructuren een beter overzicht en een betere beheersing van het graas- of jachtgebied mogelijk gemaakt, evenals de ontwikkeling van het leven in kuddes en, meer in het algemeen, van het vermogen zich op verschillende manieren aan te passen, wat de vorm en de rol van deze primitieve stressmechanismen heeft beperkt, of op zijn minst gewijzigd. Gewoon onszelf en onze medemensen dag na dag aandachtig gadeslaan leert ons nochtans dat wij, in een beschaafde context, een groot deel van onze tijd zitten te stressen, terwijl een wild dier stress in wezen alleen bij direct gevaar ervaart. Klaarblijkelijk manifesteert stress zich bij de mens op dezelfde manier als bij het dier, zodra iemand zich door wat dan ook bedreigd voelt – ook als zijn leven, objectief gesproken, niet of niet meer in gevaar is. Het lijkt wel of wij mensen niet of niet meer in staat zijn spontaan onderscheid te maken tussen dreigend levensgevaar en iets wat we eenvoudigweg niet prettig vinden, zoals een (soms volmaakt onschuldige) tegenvaller, een slecht cijfer op school, een alledaags ruzietje, een negatief oordeel dat onze omgeving over ons velt … Wat er ook de reden van zij, of die nu echt is of als zodanig wordt ervaren, reptiels of voortkomend uit in fylogenetisch opzicht jongere hersendelen8, sommigen van ons schijnen in een voortdurende biologische alarmtoestand te leven. Zo is het ook met die arme examenkandidaat tegenover een jury: door de stress wordt zijn hoofd leger en leger, in plaats van naar antwoorden te zoeken.
8
18
Dat zijn dus delen die op de tijdschaal van de evolutie van de soorten minder lang geleden tot ontwikkeling zijn gekomen.
1.2
Direct lijfsbehoud: één strategie, drie mogelijkheden
In feite bedient stress zich niet van één, maar van drie programma’s, die achtereenvolgens worden beproefd naar gelang van wat er zich voordoet, en afhankelijk van het feit of het vorige er al dan niet in is geslaagd om het waargenomen gevaar te doen verdwijnen. We noemen die respectievelijk de Vlucht-, de Vecht- en de Verstarringsreactie, het ‘zich dood houden’, wat Laborit de ’Inhibitie van de handeling’ noemt (Fight, Flight, Freeze). Het zogeheten naïeve dier, dat wil zeggen een dier dat nog geen stress heeft ervaren, vertoont die reacties altijd in deze volgorde.
Deze drie uitingsvormen van eenzelfde biologisch proces, die duidelijk in elkaars verlengde liggen in een context waarin je moet rennen of vechten voor je leven, lijken ons in ons moderne mensenleven subjectief nochtans zeer verschillend, zelfs tegengesteld aan elkaar. De vechtreactie die onder gemoedstoestanden van mentale of relationele spanning, van ergernis of woede zit, maakt het soms mogelijk zich beter te doen gelden of doeltreffender op te treden bij conflicten thuis of op het werk. De diepste betekenis ervan blijft nochtans dezelfde: een instinctief waarnemen van gevaar, een onbewust
9
Fradin, J. en Fradin, F. (2004). La thérapie neurocognitive et comportementale (voorheen PsychophysioAnalyse), une nouvelle vision du psychisme issue des sciences du système nerveux et du comportement, Paris, Publibook, (vorige uitgaven: 1990, 1992).
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Wij mensen ervaren gemoedstoestanden van angst, van verdedigende agressiviteit of van verslagenheid die we met deze drie instinctieve reacties kunnen verbinden9. Deze drie stressreacties, of noodreacties van het instinct (NRI), zijn functioneel synoniem: ze worden zonder onderscheid uitgelokt door of afgewisseld vanwege dezelfde soort oorzaken. Bij gevaar kan ieder dier of mens proberen te ontsnappen of zich te verbergen (vluchtreactie), of anders zich tegen de aanvaller keren in een poging hem te intimideren door ritueel strijdvertoon, of, in het uiterste geval, tegen hem vechten (vechtreactie). Als de twee vorige strategieën hebben gefaald, zal het dier ten slotte, naar gelang van het geval, proberen zich dood te houden, of hopen dat de aanvaller het niet meer opmerkt of zijn vijandigheid laat varen … of zich laten opeten (verstarringsreactie). De volgorde kan veranderen als ons instinct oordeelt (op basis van de verhouding omvang/ gewicht of van de afstand die ons scheidt van de agressor) dat we niet kunnen vluchten of vechten. Hoewel in ons moderne leven de verstarringsreactie haar aandeel heeft in het opwekken van depressieve gemoedstoestanden, is niettemin duidelijk dat zij uiteindelijk geen ‘doodsdrift’is, maar integendeel een vorm van overlevingsinstinct: het is soms in een primitieve of wilde omgeving de laatste kaart die we kunnen uitspelen om ons leven te redden. Niets verlangen, een ogenblik lang alles volstrekt loslaten, is een zeer dierlijke maar effectieve manier om zich onbeweeglijk te houden.
19
aanvoelen van zwakheid die het stressinstinct probeert te verbergen onder agressie. Deze reactie slaat niettemin vaak snel om in een andere, wat ons hun nauwe verwantschap in herinnering brengt. Plankenkoorts kan sprekers agressief maken of hun de moed in de schoenen doen zinken, als ze bijvoorbeeld tegenover een publiek komen te staan dat zich frontaal tegen hen keert. De stress verdwijnt niet, hij verandert alleen van strategie tegenover de hindernis. En hij doet dat met zijn eigen middelen en op basis van zijn eigen beslissingscriteria, die in wezen primitief en stereotiep zijn en dus slecht (en alleen bij toeval) op de situatie toegesneden en moeilijk beheersbaar zijn, en die weinig vatbaar zijn voor directe en precieze leerervaringen. Door de modulatie die onze hogere hersengebieden mogelijk maken kunnen we soms de intensiteit van de stress beperken en/of beter kiezen hoe we reageren door ons te helpen wat meer vat te krijgen op het overschakelen tussen vluchten, vechten en verstarren, zodat we de het best of het minst slecht aan de situatie aangepaste reactie kunnen kiezen. In beide gevallen worden de oorzaak of de oorzaken echter niet weggenomen. De noodreacties van het instinct Vluchten De eerste fase van de stressraket die wordt ontstoken is dus die van de vlucht10. Zodra het gevaar is opgemerkt, beginnen de oude structuren die de stuwende kracht achter deze vluchtreactie zijn het organisme erop voor te bereiden om zich uit de voeten te maken. De hartslag en de ademhaling versnellen preventief, om de weefsels van meer zuurstof te voorzien. De haarvaten zetten uit (vasodilatatie), waardoor er meer bloed naar de perifere organen zoals de spieren kan gaan. De spierspanning in de benen neemt toe, zodat die beter kunnen rennen. De aandacht wordt op vele verschillende punten gericht en de ogen gaan snel heen en weer om gevaren en mogelijke vluchtwegen te lokaliseren. Voor de subjectieve ervaring gaat de vluchtreactie gepaard met een gevoel van angst, onveiligheid en benauwdheid, dat eveneens bedoeld is om het bewustzijn de onbestemde maar doeltreffende gewaarwording te bezorgen dat ‘men best ergens anders zou zijn en wel zo snel mogelijk’. Dit zorgt soms voor onenigheid in onze hogere hersenstructuren, want het kan onze (professionele, literaire, romantische, …) prestatie doen mislukken. Maar als de vluchtreactie ons in haar greep heeft, is het niet alleen zinloos, maar ook niet juist om onszelf te verwijten dat we ons slecht voelen waar we zijn. Wat we dan ervaren is het effect van een universeel genetisch programma. Vechten Het vluchtprogramma mislukt als we niet snel genoeg wegrennen, doordat de weg versperd is ... of doordat we ons in een moderne sociale situatie bevinden waarin weglopen absoluut not done is, of zelfs op minachting onthaald wordt. Het primitieve systeem van de hypothalamus probeert vervolgens het tweede voorgeprogrammeerde scenario uit waarover het beschikt om gevaar het hoofd te bieden: de vechtreactie. We keren ons tegen de agressor, proberen hem terug te drijven, af te schrikken. Deze instinctieve vechtreactie,
10 Laborit, H. Éloge de la Fuite (op. cit.).
20
door Gray11 beschreven, is geen offensieve instelling, zoals wel het geval is bij predatie of dominantie, die aangestuurd worden uit andere hersendelen12. De hypothalamus beoordeelt de situatie als hachelijk, maar dat betekent niet dat we ons daarvan bewust zijn: het in een staat van woede verkerende subject voelt zich veeleer gewichtig en onvervaard. Dergelijke omkering van gewaarwordingen komt vaak voor in de oudere hersenenstructuren, die ons meer aanzetten tot handelen dan dat ze ons objectief informeren over een situatie. Dit mechanisme is niet zomaar willekeurig: wie een gevoel van branie over zich heeft, kan beter vechten en laat ook minder snel de moed zakken dan wie denkt dat de situatie verloren is. Het is dus onjuist om onszelf verwijten te maken als wat we in de strijd zeggen of doen over de schreef gaat omdat we hoogmoedig en prikkelbaar zijn. Dat alles maakt deel uit van het genetisch geprogrammeerde stereotype, dat bedoeld is als compensatie voor het primitieve gevoel van zwakheid tegenover een vijand die we in eerste instantie als sterker hebben beoordeeld. Deze zelfgenoegzaamheid van de vechtreactie wordt ondersteund door een stevig staaltje van doelmatig afgeregelde biologische organisatie: een scherpgestelde blik, die de ogen fixeert om de bedoeling van de tegenstander te achterhalen, hartslag en ademhaling die, vergeleken bij de vluchtreactie, enigszins vertragen, omdat het nu minder aankomt op een zo groot mogelijke inspanning dan op doelgerichte ontspanning. De spanning verplaatst zich van de benen naar de nek en de kaken, om te bijten, en naar de armen en de handen, om te krabben of te slaan. De uitscheiding van adrenaline completeert het beeld van de woede, die even snel zakt als ze is opgekomen, naar gelang van de perceptie van het gevaar en van de afloop van het gevecht. Verstarren
11 Gray, J.A. (1971). The Psychology of Fear and Stress, New York, Weidenfeld and Nicolson. 12 Predatie wordt aangestuurd door de middelste lob van de voorhersenen, die in verband wordt gebracht met rust en genieten. Dominantie, die erin bestaat te pogen in een kudde of troep een hoge hiërarchische positie te bereiken door offensief de confrontatie aan te gaan, lijkt verbonden te zijn met het functioneren van de limbische amygdala.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Als we daarentegen de strijd verliezen, of als de aanvankelijke krachtsverhouding vluchten of vechten al te zeer lijkt af te raden, slaan we om naar de verstarringsreactie die staat voor een intens gevoel van ontmoediging, verslagenheid, minderwaardigheid. Ook hier weer is het weinig zinvol om een psychologische verklaring te zoeken, die thuishoort in de hogere gebieden van de hersenen: dit ‘gebrek aan zelfvertrouwen’ van de reptiels verstarde is genetisch geprogrammeerd. Verstarring maakt een dier dat nog niet is opgemerkt (bijna) onzichtbaar: de ademhaling wordt gesmoord om volkomen geluidloos te zijn (vandaar het gevoel geen adem te kunnen krijgen), de haarvaten trekken samen om zuinig om te gaan met lichaamswarmte en energie (vandaar het gevoel het koud te hebben), aangezien er volgehouden dient te worden, tijdens het ‘gespannen afwachten’, tot de belager weggaat. Om te besparen op energie gaat het hart trager kloppen, de uiteinden van het lichaam koelen af, de gelaatskleur wordt doodsbleek en er kunnen spasmen optreden, want de spijsvertering wordt stilgelegd. Verstarren dient ook, op een primitief sociaal niveau, om zich te onderwerpen aan een dominant iemand. Dit verstarringsritueel komt tegemoet aan de behoefte van de laatste om te overheersen of laat hem eenvoudigweg het eerst aan de beurt om te nemen wat hij wil hebben: levensmiddelen, seks, macht, enz. Deze reactie dient aldus ook om een gevaarlijke houding op te geven of om ons handelen stil te leggen als we langere tijd de situatie niet beheersen.
21
Zoals bij de vorige reacties leidt ook hier het inzicht dat verstarring niet iets vrijwilligs is noch iets waar we gemakkelijk greep op kunnen krijgen tot minder schuldgevoel voor wie deze toestand vaak of intens ervaart. Als we de primitieve functie ervan juist interpreteren, kunnen we ze beter accepteren, wat een noodzakelijke stap is om er beter mee om te gaan.
Rust Instinctieve gewaarwording van gevaar Activering van de opeenvolgende stressreacties Vluchten Vechten Verstarren Figuur 2: De noodreacties van het instinct (NRI)
2
De interne oorsprong van stress bij de mens
Toch lijkt deze stress, hoe universeel ook in zijn symptomen en in het gedrag dat hij veroorzaakt, grote verschillen te verbergen wat zijn causaliteit betreft, ontstaan in de loop van de evolutie van de soorten. Het is misschien verbazingwekkend dat de spontane antwoorden die u waarschijnlijk hebt gegeven, of althans die welke statistisch het vaakst worden gegeven op de vragen die wij eerder in dit boek hebben gesteld, de volgende zijn: stress is een defensieve en zeer gedragsmatige reactie tegen een externe agressor. In feite dragen onze reflexen nog de sporen van primitieve, instinctieve programmering: anders dan onze dagelijkse ervaring lijkt te bewijzen, dient stress om zich te verdedigen tegen gevaar of een vijand van buitenaf. Meestal dient ons denken gestuurd te worden door nauwkeurige vragen, van de soort die ons de gebaande paden doet verlaten en ons een onderwerp van alle kanten laat bekijken, opdat we empirisch, in het leven van alledag, statistisch onderbouwd ook, de echte oorzaken van onze stress als mens kunnen ontdekken: stress komt van binnenuit en is subjectief en cognitief. We stressen niet allemaal om dezelfde redenen of in dezelfde omstandigheden. We ervaren niet alles wat we meemaken op dezelfde manier, noch naar 22
betekenis noch zelfs qua ernst. Wat voor de één een belediging is, is voor een ander niets meer dan aandoenlijke onhandigheid, of gaat zelfs volkomen onopgemerkt voorbij. Wat de een ondraaglijk of zorgwekkend vindt, is een bron van rust voor een ander. Zoals u zelf hebt vastgesteld na de vragen die we u aan het begin van dit hoofdstuk hebben gesteld, heeft stress bij de mens heel vaak geen verdedigingsfunctie meer. In feite lijkt het er steeds meer op dat hij kan worden geïnterpreteerd als een aanwijzing13 dat we een oordeelsfout begaan wat onze intentie, houding of gedrag betreft, dat we op het verkeerde spoor zitten, en dat er hoogstwaarschijnlijk andere manieren zijn om de situatie, de werkelijkheid, te begrijpen en ermee om te gaan. Objectief gesproken laten heel veel studies zien dat in bijna 90 % van de gevallen van stress bij de mens geen externe oorzaken kunnen worden aangewezen, althans niet in moderne sociale situaties en in vredestijd. Het zijn in werkelijkheid onze gedachten, onze denkbeelden, en dan met name de inconsistente en tegenstrijdige, die stress uitlokken. Worden die op orde gebracht, dan verdwijnt ook de stress weer. Deze observatie en de wetenschappelijke onderbouwing ervan moeten op het conto van de cognitivistische therapeuten worden geschreven14. Terwijl de ‘dierlijke, defensieve’ stress extern en contextueel is, komt de ‘menselijke, cognitieve’ stress dus van binnenuit. Stress bij de mens blijft niettemin een reptielse manifestatie, al is die dan ook een lege huls geworden – die niet meer lijkt te zijn dan het zichtbare en ‘in het niets hangende’ symptoom van een in wezen innerlijk conflict.
13 Ochsner, K. en Gross, J. (2005). ‘The Cognitive Control of Emotion’, Trends in Cognitive Sciences, vol. 9, n° 5, blz. 242-249; Davidson, R., Jackson D. en Kalin, N. (2000) ‘Emotion, Plasticity, Context, and Regulation: Perspectives from Affective Neuroscience’, Psychological Bulletin, 126 (n° 6), blz. 890-909. 14 Beck, A.T. (1989). Cognitive Therapy and the Emotional Disorders, London, Penguin Books. 15 Fradin, J. en Fradin, F. La thérapie neurocognitive et comportementale …, op. cit.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
De neurowetenschappelijke benadering is tegenwoordig bezig het hoe en waarom van dat innerlijke conflict duidelijk te maken. Ze verbreedt het waarnemingsveld evenals het spectrum aan praktische toepassingen. Uit ons eigen werk is gebleken dat achter stress niet alleen cognitieve inconsistentie schuilt, maar obstructie van de werking van het intelligentste deel van de hersenen, namelijk van de prefrontale neocortex15. We hebben zes parameters van het functioneren daarvan beschreven: nieuwsgierigheid, aanpassingsvermogen, zin voor nuance, relativeringsvermogen, rationaliteit en persoonlijke mening. We komen hier nog uitgebreid op terug, want ze vatten alles samen wat vandaag de dag bekend is over de werking van dit zo kostbare deel van onze hersenen.
23
De rationaliteit, het belangrijkste instrument van de cognitieve therapie, is er daar dus slechts één van. Dit obstructiemodel verheldert de al meermaals aangehaalde observatie van de cognitivisten, namelijk dat, tegelijk: > cognitieve stress, de kern van de menselijke stress, wordt veroorzaakt door een logisch tekort, waarvan wij geloven dat het een symptoom is van verdringing van prefrontale informatie; > de ontwikkeling van logische antwoorden een einde maakt aan die stress, want logisch nadenken is één manier (uit zes, volgens ons model) om de verdringing van prefrontale productie ongedaan te maken. Vreemd toch wel, want Freud beweerde het tegenovergestelde. En daarmee leek hij het gelijk aan zijn kant te hebben, aangezien stress uit de reptielse structuren voortkomt, die zeker geen tempel van de rede en van de hoogste intelligentie zijn! Freud zag stress als het gevolg van de frustratie van onze primitieve behoeften door de rede en de cultuur. Het cognitieve en gedragsmatige model is veel eenvoudiger (simpeler, zeggen zijn tegenstanders) in zijn voorstelling: denken, gedrag en gevoel zijn direct met elkaar verbonden en vormen de drie facetten van eenzelfde proces. Men hoeft dus maar op één van die polen in te werken om ook de andere twee te veranderen. Dit model is ook beter in staat om uit te leggen waarom de psychopaat zo zwaar gestrest is, hoewel zijn opwellingen zich vrijwel ongeremd baan breken, terwijl de Tibetaanse wijze, die die laatste nu juist massief verdringt en een ascetisch leven leidt, de rust zelve is. Het model van de cognitieve therapie verklaart echter niet wat onze hersenen doen om tot dat rationele ‘veto’ te komen, vooral wanneer het subject niet bewust weet dat het zich vergist, wanneer het zich niet bewust is van de risico’s die het neemt, de flaters die het begaat. Welke structuur in onze hersenen bezit nu zowel: > het vermogen om te voorspellen en om, via stress, te zeggen: ‘mijn bewustzijn vergist zich, het is inconsistent, er dreigt gevaar’, als > het vermogen om dat veto weer op te heffen als de consistentie terugkeert?
24
3
Stress: noodsignaal van een onbewuste prefrontale intelligentie
Sinds 1992 hebben wij de hypothese16 geopperd dat alleen de prefrontale neocortex in staat lijkt om die hierboven beschreven inconsistentie op te merken. We hebben die hypothese ook in verband gebracht met het door de neurologie geleverde bewijs van de in wezen onbewuste aard van de quartaire, en dan met name van de prefrontale hersengebieden (aangezien vernietiging ervan het bewustzijnsproces niet in het minst aantast). In ons model zou de prefrontale cortex een onbewust alarmsignaal uitzenden. Dat wordt bevestigd in een recente hersenbeeldvormingsstudie die laat zien dat een deel van de prefrontale cortex geactiveerd wordt bij inconsistentie en zo stress zou uitlokken17.
Prefrontale hersenlob of cortex
Figuur 3: Buitenaanzicht van de hersenen (linkerhersenhelft)
In dat tweede geval speelt het reptielengebied zonder het te weten de rol van woordvoerder van het prefrontale gebied. Niet door de inhoud van het bericht, want deze oude structuren kunnen begrijpen noch leren waar het om gaat, ze kunnen alleen ‘hun liedje afdraaien’: vluchten/vechten of verstarren. Wel door het feit van het bericht zelf, want
16
Fradin, J. en Fradin, F. La thérapie neurocognitive et comportementale …, op. cit.
17 Davidson, J.R., Putnam K. en Larson, C. (2000). ‘Dysfunction in the Neural Circuitry of Emotion Regulation. A Possible Prelude to Violence’, Science, vol. 289, blz. 591-594.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
In de praktijk zit het zo. Ofwel ‘begrijpt en aanvaardt’ ons bewustzijn die boodschap van de prefrontale cortex, en wij begrijpen dan min of meer waarom we gestrest zijn, wat soms al genoeg is om de stress te doen verdwijnen. Ofwel, en zo gaat het meestal, slaagt ons bewustzijn er niet of onvoldoende in de boodschap en het belang ervan te ontcijferen, of verdringt het die zelfs omdat het die storend vindt (we zullen verderop zien dat het bewustzijn en de prefrontale cortex totaal van elkaar verschillen in de aard van hun manier van denken, van hun wijze van zijn).
25
stress is bijna altijd een vertaling van een interne storing, die meer bepaald bestaat in het verdringen van berichten van onze hoogste intelligentie door bewuste structuren. Het archaïsche reptielengebied merkt evenmin iets van de subtiele vergissingen begaan door veel verder ontwikkelde hersenenstructuren: logische fouten, fouten in de beoordeling van risico’s en van het standpunt van anderen, van lange-termijnverwachtingen, enz. Het is niet meer dan de versterker van een alarmsignaal uitgezonden door de prefrontale cortex zelf. Het is het prefrontale gebied dat zijn boodschap in ‘reptielentaal’ vertaalt, niet andersom! Vandaar dit merkwaardige fenomeen: stress wijst ons op onze geringste vergissingen, gesteld dat we er de taak, de verborgen functie van begrijpen. De gedragsmatige reacties van stress blijven zich helaas manifesteren door middel van primitieve, starre en in een menselijke sociale context ‘onaangepaste’ reacties. Het is namelijk reptiels voorgeprogrammeerd om buiten onszelf naar agressoren te zoeken en dat leidt tot fouten. In ons model is ‘alles in orde’, om zo te zeggen, het reptielse brein is en blijft primitief, in al zijn functies. Het maakt alleen een door de cortex uitgezonden innerlijk noodsignaal waarneembaar en versterkt dat. En het doet dat snel en summier.
Het prefrontale gebied ‘Prefrontaliteit’ vloeit voort uit het samenkomen van informatie die van de neocortex afkomstig is en die in de dorsolaterale neocortex terechtkomt, met informatie afkomstig van het reptielse en limbische gebied, die in de ventraal-mediale hersenen terechtkomt. De samenkomst vindt plaats in de frontaal-orbitale neocortex. In feite komen daar de informatie van externe en van interne oorsprong samen: > De eerste (externe informatie) informeert ons over de omgeving en haar mogelijkheden;
Dorsolaterale prefrontale cortex
Figuur 4: Buitenaanzicht van de hersenen
26
> De tweede (interne informatie) over onze biologische toestand en onze onmiddellijke behoeften. Gyrus cingularis
Ventraal-mediale prefrontale cortex
Thalamus
Frontaal-orbitale cortex
Figuur 5: Mediaal aanzicht (midsagittaal) van de hersenen
Er zijn andere belangrijke interferentieniveaus tussen deze twee lijnen in het centrale zenuwstelsel, met name in de thalamus en de gyrus cingularis. Antonio Damasio18 is uitgebreid ingegaan op die observaties in zijn boek Ik voel dus ik ben: hoe gevoel en lichaam ons bewustzijn vormen, en hij schrijft deze convergentie een essentiële rol toe in het ontstaan van het bewustzijn. Nochtans geloofde bijna iedereen tot nu toe, of gelooft dat nog steeds, dat het bewustzijn zetelt in de prefrontale neocortex, het intelligentste deel van onze hersenen, omdat het menselijk bewustzijn helemaal bovenaan in ons mentale functioneren zou komen. Damasio19 daarentegen heeft er de nadruk op gelegd dat de prefrontale neocortex het enige hersengebied is dat meer dan enig ander deze twee kenmerken vertoont: hij bevindt zich op de samenloop van interne en externe informatie,; > hij is weinig of niet bewust. Hij heeft het bij neurologen welbekende feit ruimere verspreiding gegeven dat de intelligentste neocorticale gebieden, en dan vooral de prefrontale, weinig of niet betrokken zijn bij de bewustzijnsprocessen, en dat hun ‘productie’ vrij moeizaam doorsijpelt naar ons bewustzijn. Dat verklaart grotendeels de onvoorspelbare en tegelijk culturele aard van de creativiteit en de rede, die verbonden zijn in wat hij ‘de ontmoeting van hart en rede’ heeft genoemd, de prefrontale intelligentie.
Dankzij de neurowetenschap komen we zachtjesaan meer te weten over de prefrontale intelligentie. Zo wordt ze ruimer toegankelijk, individueel en collectief, met de ontwikkeling van nieuwe meta-culturele en pedagogische praktijken.
18 Damasio, A. (2001). Ik voel dus ik ben: hoe gevoel en lichaam ons bewustzijn vormen, Amsterdam, Wereldbibliotheek. 19 Idem.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Alle creativiteit komt voort uit de prefrontale neocortex – het bewijs is dat iedere creativiteit volledig verdwijnt bij een lobotomie, waarbij haar vernietiging onomkeerbaar is. Dat toont de buitengewone kracht en het grote bereik van de prefrontale vermogens aan, in samenspel met de menselijke cultuur.
27
3.1
Een paar toepassingen
Voor ons, mensen die onszelf beter willen leren kennen om grotere harmonie in ons persoonlijke leven en in onze relaties te bereiken, zijn hier drie dingen te onthouden: > Onze stress kan een stimulans zijn om, allereerst, onze fout van het ogenblik te zoeken, en wel zodra hij opduikt: met welke gedachte, beslissing, houding, actie hangt de stress samen? We zullen later zien dat de fout niet zozeer in een specifieke irrationele gedachte of overtuiging zit, zoals in de cognitieve therapieën20 werd gedacht, maar ook en vooral in een manier van denken, een onaangepaste mentale modus. > Vervolgens moeten we de fout corrigeren door de juiste modus te activeren, wat ons tot rust zou moeten brengen. Die herwonnen rust is het enige geloofwaardige teken van de juistheid van de correctie. > Ten derde lijkt het ons, hoewel het heel nuttig is om de oorzaken van stress op te sporen, een vergissing om ‘naar stress te luisteren’, in de zin van ‘naar de symptomen ervan’, bijvoorbeeld door zich te willen ontdoen van zijn emoties of impulsen. Emotionele intelligentie is niet toegeven aan onze boosheid of angst, is niet straffen wat ons irriteert bijvoorbeeld. Er bestaat geen (of zo weinig) rechtvaardige woede of lucide angst, met alle respect voor Corneille en Camus! Het gaat er evenmin om, te proberen de uitingen van deze emoties te beheersen of zelfs te verdringen. Deze wijzen er alleen maar op dat we van modus zouden moeten veranderen. Is het intelligent om de boodschapper van slecht nieuws te doden? Een en ander kan worden toegepast in de psychologie van alledag: ‘Wat hij zegt is onaanvaardbaar’ wordt dan: ‘Hé, ik ben geërgerd, dus wat denk ik of ben ik geneigd daar op dit moment aan te doen dat mijn eigen intelligentie censureert?’ En/of: ‘Ik ben intolerant, ik zit dus niet in de juiste mentale modus ... Ben ik bereid dit anders te bekijken om van modus te veranderen?’ We komen in detail terug op die tweede vraag, met name in hoofdstuk 2 van dit boek. In feite is het begin van de oplossing eenvoudiger dan het misschien lijkt: iedereen is in de eerste plaats eigenaar (of huurder!) van zijn eigen stress.
20 Beck, A.T. op. cit.
28
3.2
Freud en de neurowetenschappen
Uit theoretisch oogpunt beschouwd en gelet op de volstrekte starheid van de reptielse programmering, is cognitieve stress een soort stress als een andere, doordat namelijk het optreden ervan wijst op gevaar. Maar het is een gevaar dat van binnen komt. Onze eigen hogere intelligentie waarschuwt ons dat we in gevaar zijn en we begrijpen het niet. Of soms doen we alsof we het niet begrijpen en willen we er ons niet mee bezighouden. Ter illustratie: vaak zeggen we, niet zonder zelfbehagen, dat onze hersenen lijken op een agora en zich gedragen als een hele bevolking van neuronen, veel meer dan als een echt homogeen brein zoals de prefrontale neocortex er een lijkt te zijn. Dat wordt verklaard door de opeenstapeling van hersenstructuren die zijn voortgekomen uit evolutionair zeer verschillende perioden en contexten, met daardoor zeer heterogene vermogens. Bovendien moeten deze diverse functionele niveaus ook omgaan met zeer verschillende, zelfs tegenstrijdige eisen. Eten of slapen is in de wilde natuur bijvoorbeeld niet altijd verenigbaar met een verzekerde veiligheid. Het resultaat daarvan zijn spanningen en andere conflicten. Stress is een belangrijke aanwijzing voor interne conflicten. In meer dan negen van de tien gevallen is, zoals we gezien hebben, bij de mens het conflict veeleer intern dan extern. En de aanstoker ervan is de prefrontale intelligentie. Freud voorzag generatieconflicten tussen de hersenstructuren (tussen het id, het superego en het ego). Maar deze confrontatie nam een vrij evenwichtige vorm aan en speelde zich conform de algemene intuïtie, af tussen: > primitieve impulsen, die onze biologische behoeften vertalen naar het dagelijkse leven; en > onze intelligentie, die het ‘werkelijkheidsprincipe’ mee moet verdisconteren en die compromissen ‘min of meer op maat’ helpt te sluiten (gaande van de Freudiaanse sublimatie tot de veerkracht die Boris Cyrulnik bepleit21). Je zou dit model kunnen beschouwen als een soort van biologische transcriptie van culturele tegenstellingen tussen oud en modern, traditie en vernieuwing, veiligheid en risico.
> Enerzijds is er, als we het een beetje zwaar aanzetten, een prefrontaal-reptielse ‘overbegaafdheidsas’ (oud en modern in één coalitie) die de interne biologische behoeften en de externe aanpassing aan de omgeving direct met elkaar verbindt, 21 Cyrulnik, B. (1993). Les nourritures affectives, Paris, Odile Jacob.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Zoals wij het zien, is het debat minder evenwichtig:
29
hoofdzakelijk via de intelligentie in haar compleetste vorm, rationeel, synthetisch, creatief, open en veranderlijk in real time. Deze as staat open naar het heden en de toekomst, komt in real time tegemoet aan onze biologische behoeften en contextualiseert die in een dynamisch perspectief dat het verleden met de toekomst verbindt. > Anderzijds is er een ‘as van de kortzichtigheid en de angst’, die het innerlijke noch het uiterlijke duidelijk doorgrondt. Die is de uitdrukking van de ‘wereld van de omgeving’, die van de tastende sensomotorische neocortex, die net als Thomas moet kunnen zien, aanraken en dingen doen, en die van de limbische cortex, die de dingen vaak vertekent door het prisma van de emoties en toevallige projecties die uit het verleden stammen en niet op hun plaats zijn in een veranderende wereld ... Deze as werkt ‘op het niveau van de schijn’, eenduidig en op korte termijn. In de loop van de jaren en van de tegenspoed die ieder mensenleven kent, neigt hij ertoe zich op te sluiten in zijn verleden, zijn vooroordelen, zijn angsten, en geestelijk star te worden en vermijdingsgedrag te ontwikkelen. Je zou zeggen dat de keuze dan snel gemaakt zou zijn – als het niet een keuze ‘tegen ons eigen belang’ was, als we niet de tweede as waren! Want, nogmaals, de eerste as is in wezen onbewust, de tweede daarentegen vormt de kern van ons bewustzijn. We zitten gewoon in de verkeerde wagen. De beau monde zit in de andere. Maar het is niet die ‘andere’ die de macht, dat wil zeggen, het bewustzijn, het werkelijke beslissingsorgaan, heeft. Er is dus, enerzijds, een gevolmachtigde ‘robot’, dat wil zeggen wijzelf, ons ‘kern’bewustzijn; anderzijds de schat van de evolutionaire en biologische technologie, die kanttekeningen maakt ‘in de gevangenis’ zonder directe manier om te communiceren, behalve dan door creatieve intuïtie – in het beste geval – en door stress – in het ergste! Dit verborgen, virtuele ‘wij’ wacht sinds de nacht der tijden op zijn moment van glorie dat nog altijd niet echt is aangebroken ... tenzij de dingen wat sneller zouden gaan. Dat wordt stilaan tijd. Het concept ‘intuïtie’ Het concept ‘intuïtie’ kan op zeer verschillende werkelijkheden slaan. De prefrontale intelligentie kan bijvoorbeeld gebruik maken van de vorm van de inval of het plotselinge inzicht, geïllustreerd door het beroemde eureka. Deze vorm beantwoordt vanzelfsprekend aan de criteria van de prefrontale intelligentie, zoals we die verderop nog zullen definiëren. Omgekeerd kan de intuïtie ook haar oorsprong vinden in de emotie, het associëren van ideeën of gevoelens, zelfs in emoties die op instincten teruggaan, zoals de beoordeling van het gevaar van een bepaald iemand of een bepaalde situatie (waarbij, bijvoorbeeld, de limbische amygdala betrokken is).
30
3.3
Twee levensstijlen
We begrijpen nu beter waarom de prefrontale neocortex soms aan de alarmbel lijkt te blijven hangen. De ‘grootste’, dat wil zeggen de onbewuste prefrontale intelligentie, is de zowel passieve als lucide getuige van alle stommiteiten en andere kortetermijnprobeersels van de ‘kleine’. Stel je voor dat je, vastgebonden en met een prop in de mond, op de voorste passagiersstoel van een krachtige auto zit waarvan de bestuurder bijziend is, extreem, zelfs een beetje achterlijk en aan licht geheugenverlies lijdt. Al wat je kunt doen is proberen met de bestuurder te praten, door de prop heen. Hij begrijpt niet, of verkeerd, wat je wilt, en vooral ook: weigert het te doen, want al wat je bent, denkt, verlangt, bevalt hem niet. In tweede instantie heb je dan nog de mogelijkheid aan de alarmbel te trekken. Voor zover je malaise dat alarm trouwens al niet automatisch heeft doen afgaan. Deze vergelijking maakt het misschien gemakkelijker te begrijpen waarom het niet zo eenvoudig is om ‘groot’ te zijn, als dat neerkomt op ‘laten begaan’ zonder iets te zeggen. In feite staan hier twee levensstijlen tegenover elkaar. Afgezien van de vakanties, waar er geen grote belangen op het spel staan (hoewel!), zijn deze twee grote blokken het vaak oneens over alles, of bijna alles. Maar kan er dan niet een zijn die ‘groter dan de ander’ is, zodat het gekibbel kan ophouden en we weer rust in ons hoofd krijgen? Helaas! De dingen worden nog ingewikkelder omdat, zoals we zullen zien, dit conflict om te beginnen structureel is22. Het zit in zekere zin diep in ons verankerd, het staat gegraveerd in het marmer van onze constitutie (DNA). De functionele kenmerken van deze twee ‘mentale modi’, die we in detail in hoofdstuk 3 en 4 zullen beschrijven als ‘Automatische Mentale Modus23’ en ‘Prefrontale Mentale Modus’ staan lijnrecht tegenover elkaar.
22 Zie blz. 48 en volgende, ‘Voor wie er meer over wil weten’. 23 De automatische modus is de ‘economische’ modus voor het beheer van het basale, het bekende en het alledaagse: hij legt het geleerde vast. De basis ervan wordt gevormd door de sensomotorische neocortex en de limbische hersenen (zie de afbeeldingen op blz. 33 en 34).
STRESS: EEN NIEUW MODEL
De steeds grotere complexiteit en de algemene verbetering van de prestaties van onze hersenen, in de loop van miljoenen jaren en duizenden soorten, hebben dus hun prijs in de vorm van innerlijke storingen. Het knutselwerk van de evolutie is beslist geniaal. Soms is het evenwel niet meer dan geknutsel. Het is aan ons om de nodige correcties aan te brengen. En hier beginnen we van de neurowetenschappen heel concrete antwoorden te krijgen, die je moeilijk kon voorspellen zonder ‘onder de motorkap te kijken’.
31
4
Neurowetenschappen van oud naar nieuw
4.1
Reptiels, limbisch en neocorticaal: de drie-eenheid van de hersenen
Het basismodel van de hersenen als drie-eenheid dateert uit de jaren 1970 en werd opgesteld door de neurochirurg Paul D. MacLean24. Wat hij toen zei, geldt in wezen nog steeds: in het menselijk brein zijn de structuren terug te vinden die het van de evolutie van de soorten heeft geërfd, en dat die naast elkaar bestaan lijkt, hoewel ze verregaand zijn geïntegreerd en gereorganiseerd, te leiden tot een aantal storingen, zoals we er hiervoor al één beschreven hebben. Volgens MacLean is het met de hersenen niet alleen een kwestie van linker- en rechterhelft. Zijn belangrijkste stelling is dat de hersenen tijdens hun ontwikkeling het proces van de evolutie van de soorten (fylogenese) herhalen, en dat dat van hun anatomie en fysiologie af te lezen is (ontogenese). Zo gezien zijn wij als mens, net zoals onze dierlijke voorouders, een ‘geologisch’ of liever ‘geo-biologisch’ wezen. MacLean beschreef drie grote fasen van de evolutionaire geschiedenis van de soorten, en parallel daaraan drie hoofdlagen van de anatomische en functionele ontwikkeling van onze hersenen: > De reptielse laag (verwijst naar het ‘brein’ van reptielen), de onderste en binnenste: een onbewust brein, dat het puur individuele leven en overleven bestiert: eten, drinken, slapen, zich voortplanten en, meer in het algemeen, het bewaken van de lichamelijke integriteit. Deze laag is ook, logischerwijze, het beginpunt van de verticale stresskanalen. > De limbische laag (verwijst naar het ontwikkelingsniveau van het ‘brein’ van primitieve zoogdieren), die bij ons een tussenpositie bekleedt, midden in onze schedel: zetel van het directe zelfbewustzijn (‘kernbewustzijn’, volgens Antonio Damasio), van emoties en drijfveren, van de persoonlijkheid. Gezien vanuit het individu is dit het hart van de automatische mentale modus waarmee leerindrukken worden ingeprent. De limbische laag gaat over het bekende, de dingen die we al eerder hebben gezien. Gezien vanuit het collectief is het ook de hersenlaag die de fundamenten legt van een sociaal leven, van het kudde-instinct. Ze ontstond samen met het verschijnen van de eerste kudden. > De neocorticale laag (‘brein’ van de hogere zoogdieren), en dan vooral het prefrontale deel ervan (waarvan de spectaculair snelle ontwikkeling kenmerkend is voor de menselijke hersenen), de bovenste en meest aan de oppervlakte gelegen laag, net 24 MacLean, P.D., Guillot, R. (1990). Les trois cerveaux de l’homme, Paris, Robert Laffont.
32
achter het voorhoofd. Dit is het hersengedeelte waarmee we kunnen omgaan met het nieuwe, het onbekende, en rekening kunnen houden met de complexiteit van onze omgeving en nieuwe dingen kunnen leren. Hierin is de neocortex adaptief. MacLean, net als bijna alle clinici, psychologen en neurowetenschappers van Freud tot op heden, zag hem als het toppunt van het menselijk bewustzijn, dat zelf aan de top van de evolutie staat. Volgens de neurologen echter zou hij zowel in wezen onbewust zijn als misschien ook de (zeer relatieve) zetel van een zeker ‘uitgebreid bewustzijn’ dat we kunnen ontwikkelen door logisch redeneren of door een soort omvattend denken (Damasio25, Houdé26, Fradin27). Neocorticale laag Limbische laag
Reptielse laag
Figuur 6: De drie-eenheid van de hersenen volgens Paul D. MacLean
4.2
Een nieuw model: vier hersengebieden als beslissingscentrale
4.2.1
De prefrontale neocortex en het reptielengebied
25 Damasio, A. Ik voel dus ik ben: hoe gevoel en lichaam ons bewustzijn vormen, op. cit. 26 Houdé, O., Zago, L., Mellet, E., Moutier, S., Pineau, A, Mazoyer, B. en Tzourio-Mazoyer, N. (2000). ‘Shifting from The Perceptual Brain to The Logical Brain: The Neural Impact of Cognitive Inhibition Training’, Journal of Cognitive Neurosciences, 12, blz. 721-728. 27 Fradin, J. (2003). ‘Gestion du stress et suivi nutritionnel’, Médicine et Nutrition, 39, 1, blz. 29-33.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
De prefrontale neocortex (1) en het reptielengebied (4) hebben elk hun eigen functie, die we zojuist hebben beschreven. We hebben gezien dat ze ook een merkwaardig duo kunnen vormen (het primitiefste niveau dat wordt ‘ingeschakeld’ door het intelligentste) om via stress te laten aanvoelen dat de onbewuste prefrontale neocortex niet akkoord gaat met onaangepaste ideeën of handelingen die worden gegenereerd door de automatische hersendelen.
33
4.2.2
De automatische cortex
De automatische cortex (2) verenigt de oude neolimbische cortex, gelegen in de spleet tussen beide hersenhelften (boven het corpus callosum), en de sensomotorische neocortex, die de middelste en achterste delen van de convexe cortex vormt. Hij heeft de beste toegang tot het bewustzijn. Zijn functie is het omgaan met de basics, het bekende en het alledaagse. Het is deze automatische cortex die besluit om de dingen in handen te geven van de prefrontale neocortex in nieuwe en/of complexe situaties. Wat hij overigens al te zelden doet, tenzij een ‘prefrontaliserende metacultuur’ hem daartoe aanzet. Want de prefrontale waarden gaan tegen de zijne in. Dit conflict en het beheersen ervan zijn de belangrijkste thema’s van de rest van dit boek.
4.2.3
Het paleolimbische hersengebied
De paleolimbische hersendelen (3) vormen het oudste gedeelte van de ‘limbische hersenen’, die zich net onder het corpus callosum bevinden. Dit gedeelte omvat met name de limbische amandelen, diep in de hersenen gelegen (niet te verwarren met de amandelen in de keel), en regelt de machtsverhoudingen, wat we de groepspositionering noemen. 2a Sensomotorische neocortex
1 Prefrontale neocortex
3 Paleolimbisch gebied
2b Neolimbisch gebied
4 Reptielengebied
Figuur 7: Schematische weergave van de vier hersengebieden/beslissingscentra (Fradin)
Samengevat Sommige van onze emoties, of althans hun intensiteit en de reactie die zij uitlokken, zijn niet meer helemaal aangepast aan ons dagelijkse leven. Ze komen voort uit heel oude behoeften en we zullen dus moeten leren ermee om te gaan en in te zien dat zij onze reacties bepalen!
34
De prefrontale intelligentie is het toppunt van de menselijke intelligentie. Ze bevindt zich achter ons voorhoofd. De vernietiging ervan heet lobotomie, en brengt een permanent verlies van adaptieve, creatieve en algemene intelligentie met zich mee, anders gezegd van alle kenmerken die iemand tot mens maken. Dit verlies strekt zich ook uit tot de sociale intelligentie en tot het vermogen om een relationele context gedetailleerd te doorgronden, de bedoeling van een gesprekspartner te raden en blijk te geven van tact of mildheid. Ze wordt min of meer onderdrukt door de zogeheten automatische hersengedeelten, die meer bepaald omvatten de limbische gebieden van de gyrus cingularis, in het hart van ons bewustzijn, het ‘kernbewustzijn’, zoals Antonio Damasio het noemt. Wanneer de prefrontale intelligentie het niet eens is met een gedachte of handeling die uit de automatische gebieden afkomstig is, lijkt dit interne conflict door het reptielengebied opgemerkt en als een signaal dat er gevaar dreigt behandeld te worden. Aangezien het reptielengebied niet kan worden verdrongen, omdat het geen geheugen heeft, vormt het volgens ons het waarneembare deel van dit verborgen conflict. Het ziet er dus naar uit dat de complexiteit van de menselijke hersenen, met name vanwege de buitengewone maar ‘recente’ ontwikkeling van hun prefrontale kwabben, tot een conflict leidt tussen twee hogere beslissingscentra waartussen de evolutie van de soorten nog bezig is partij te kiezen. Beide beschikken over machtige instrumenten, maar geen van beide heeft de overhand over het andere. De automatische modus heeft het bewustzijn in handen28, terwijl de prefrontale neocortex het hart van alle netwerken vormt, en in direct contact staat met alle hersenstructuren, waaronder ook het reptielengebied.
28 Ook hier, weinig verrassend, wordt in de cognitieve wetenschap vaak gezegd dat de automatische modus onbewust is en dat de beheerste modus bewust en intelligent is. Dat komt in feite doordat er twee grote onbewusten zijn: een lager onbewuste, dat de micro-automatismen regelt, en een hoger, prefrontaal, onbewuste, dat intelligenter is dan het bewustzijn. 29 De vatbaarheid voor stress, het vermogen om in een, werkelijke of slechts verbeelde, negatieve situatie gestrest te raken over een bepaald onderwerp. Bijvoorbeeld, ik ben vatbaar voor stress over ontrouw in relaties, zelfs als in mijn eigen relatie alles goed gaat, in het opzicht dat het louter ter sprake komen van dit onderwerp me al stress bezorgt. 30 Fradin, J., Lefrançois C. en El Massiou, F.. (2006). ‘Des neurosciences à la gestion du stress devant l’assiette!’, Médicine et Nutrition, vol. 42, nr. 2.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Ons team heeft aangetoond dat stressgevoeligheid29 nauw samenhangt met een niet aan de omstandigheden aangepast beroep op de automatische mentale modus bij moeilijkheden, verlies van houvast en greep op de dingen, falen30. Met andere woorden, stress lijkt op te komen wanneer (vanwege een verschijnsel dat perseveratie heet, het ingeschakeld blijven van deze functie?) de automatische modus in een nieuwe en/of complexe situatie
35
zijn plaats niet afstaat aan de prefrontale adaptieve modus, terwijl die laatste structureel beter in staat is om daarmee om te gaan. Stress onthult juist die functionele misgreep31. Stressgevoeligheid, dat wil zeggen de neiging om ergens gestrest over te raken in een, werkelijke of verbeelde, negatieve situatie, is dus gekoppeld aan een cognitieve verstoring in ons vermogen om bewust het ‘juiste hersencircuit’ in te schakelen, dat wil zeggen dat circuit dat ervoor gemaakt is om met het complexe en het onbekende om te gaan. Een geval uit de praktijk Peter is een jonge kracht uit de verkoopafdeling die van aanpakken weet en niet van verliezen houdt. Zijn manager maakt een opmerking over zijn laatste commerciële actie, die naar diens mening onvoldoende gericht en niet goed genoeg voorbereid was. Hoe reageert Peter op deze opmerking? Peter heeft altijd al een hekel gehad aan situaties waarin hij de zwakke is of onderligt. De opmerking van zijn superieur valt dus slecht bij hem. Diep vanbinnen weet hij wel dat het allemaal niet zo erg is, dat hij zijn voordeel kan doen met de opmerking van zijn manager, het is immers door fouten te maken dat je vooruitgaat, en dat hij inderdaad ook onvoldoende tijd heeft gehad voor de operatie (dit zijn gedachten uit zijn prefrontale hersenen die vluchtig tot zijn bewustzijn doordringen) ... Toch neemt zijn onbehagen nog toe, want hij houdt er écht niet van dat er iets op hem aan te merken valt, ook niet als die aanmerkingen terecht zijn, hij is toch ‘het bijtertje dat een hekel heeft aan verliezen’? De negatieve emotie (ergernis, boosheid, vernedering?) die hij zo-even voelde wordt nu omgezet in iets sterkers, hij voelt plots agressie, woede tegen zijn manager opwellen, die hij natuurlijk niet kan uiten. En zijn prikkelbaarheid gaat met hem op de loop. Tegelijkertijd slaagt hij erin zichzelf opnieuw voor te houden dat hij naar alle waarschijnlijkheid veel zou kunnen leren uit de opmerking van zijn manager. Maar het is sterker dan hijzelf. Hij wil niet verliezen! En hij is echt boos omdat, uiteraard, als hij meer tijd had gehad, en als hij niet ook nog van alle andere dingen had moeten doen, en als en indien ... De indruk bekruipt hem dat de hele wereld tegen hem is en dat hij het slachtoffer is van onrecht, dat hij niet de erkenning krijgt die hem toekomt. Hij hoort zelfs niet meer wat zijn manager zegt, die hem rustig om uitleg blijft vragen en wil weten hoe hij ertegen aankijkt ... Maar hoe rustiger zijn manager blijft, hoe meer dat Peter op de zenuwen lijkt te werken. Diagnose Peter is gestrest (vechtstress), hij wordt heen en weer getrokken tussen twee tegengestelde krachten: die van zijn prefrontale hersenen (‘Van fouten maken leer je en zo ga je vooruit ... Eens kijken, mijn manager lijkt open te staan voor een openhartig gesprek. En al heeft hij niet helemaal gelijk, of zelfs ongelijk, is dat zo erg?’) en die van zijn irrationele afwijzing van zwakheid en inferioriteit (‘Wie denkt hij wel dat ik ben, ik ben niet zomaar iemand, voelt hij zich beter dan ik, misschien?’). Momenteel is het de irrationele afwijzing die wint. Zolang hij daarbij blijft, zal Peter gestrest zijn. Dat is het begin van een tweede conflict, want zijn vechtreactie is onacceptabel, of op zijn minst gevaarlijk: hij moet ze verbergen voor zijn manager. In deze spiraal ‘wordt zijn manager
31 Dit thema hebben we de laatste tien jaar dieper uitgewerkt in verschillende teksten of artikelen, waaronder: Fradin, J. en Fustec, A., (2001). L’entreprise neuronale, Paris, Editions d’Organisation, 2001, en, recentelijker, Fradin, F. en Le Moullec, J. (2004). Paradoxes de la violence contemporaine, Paris, IME, of, wetenschappelijker: ‘Gestion du stress et suivi nutritionnel’, op. cit.
36
steeds gevaarlijker’: Peter heeft af en toe de indruk, een gevolg van zijn stress, dat hij wordt bedreigd in zijn persoonlijke integriteit. Hij zal dus wellicht vinden dat zijn manager agressief was. Hij zal niets horen van wat zijn manager hem vertelt en zal de volgende keer waarschijnlijk in dezelfde fouten vervallen. Hij zal dus vermoedelijk niets of heel weinig leren uit deze situatie. Tenzij zijn prefrontale intelligentie zich, als hij zijn kalmte heeft hervonden, een weg naar zijn bewustzijn weet te banen. Toepassing Naar ons gevoel zou de beste manier om te kalmeren en de situatie om te buigen voor Peter zijn dat hij het volgende inziet: > het is onmogelijk nooit te mislukken; > zijn stress geeft aan dat het tijd is om ‘de fakkel door te geven’ aan zijn adaptieve prefrontale intelligentie; > als het nemen van die afstand niet genoeg is, zou hij andere middelen kunnen inzetten om die omslag makkelijker te maken. Hij zou bijvoorbeeld om een kleine pauze kunnen vragen, die hij zou kunnen gebruiken voor een prefrontaliserende zelfevaluatie (zie hoofdstuk 2, blz. 52 e.v.), een kleine prefrontale meditatie (zie hoofdstuk 4, blz. 117 e.v.), een zintuiglijke oefening (zie ‘een op creativiteit gerichte SMM’, blz. 169 e.v.). Of door zichzelf op het juiste ogenblik een gerichtere behandeling te gunnen: bijvoorbeeld via de oefening van het ‘Waarden/antiwaardenpak’, die we in het volgende hoofdstuk beschrijven (blz. 83 e.v.). Die waarden zijn in Peters geval ‘blijven vechten, blijven winnen’, zijn antiwaarden ‘zwak worden, verliezen’. Op die manier zou Peter een constructiever contact met zijn manager kunnen hebben, de volgende keer althans, en tot een nieuwe aanpak kunnen komen, waarvan hijzelf als eerste de vruchten zou plukken. Als zijn prefrontale verstand en zijn bewuste gedachten en handelingen, bevrijd van hun aanvankelijke starheid, zouden gaan samenwerken, zou dat heel goed tot een nieuw leerproces kunnen leiden. En tot het einde van deze stress.
4.3
Het prefrontale proefkonijn!
4.3.1
Meditatie, de linker prefrontale cortex en het onderdrukken van de schrikreflex
Uit recente studies bij Tibetaanse lama’s blijkt dat bepaalde vormen van meditatie heel in het bijzonder de prefrontale cortex activeren, en dan meer bepaald de linkerkant
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Van stress worden we, zoals het bovenstaande voorbeeld illustreert, een beetje paranoide. Daardoor neemt de basishelderheid van geest van onze automatische modus nog af. Stress maakt onze verblinding groter, of, preciezer gezegd, voegt zijn eigen blindheid toe aan die van de automatische modus, die alleen ‘wil zien’ wat hij al kent. Tenzij ... we de knowhow en de soepelheid hebben om de stress te decoderen en de deur te openen voor onze prefrontale intelligentie.
37
ervan32. Lama’s staan niet alleen zintuiglijke nieuwsgierigheid en aanvaarding voor, maar ook het oefenen van wat zij ‘het discursieve denken’ noemen, wat een poging is om de rede te trainen alsook het vermogen om rekening te houden met gevolgen op lange termijn, om ook conceptueel gebruik te maken van analyseprocessen, en niet alleen zintuiglijk. Het blijkt dat dit soort oefening vooral afhankelijk is van de werking van de prefrontale cortex33. Zo hebben de onderzoeker Ekman en zijn ploeg34 opgemerkt dat een lama die deze vorm van meditatie beoefent vrijwel volledig kan ontstijgen aan de schrikreactie die normaal aan elke beheersing door de wil ontsnapt en niet onderdrukt kan worden. De schrikreflex komt voort uit de activiteit van de hersenstam, het primitiefste, reptielse gedeelte van de hersenen. De prikkel die Ekman tijdens zijn experimenten gebruikte was een geluid even sterk als een dicht bij het oor afgevuurd geweerschot. De daardoor veroorzaakte schrikreactie komt zo snel dat ze niet kan worden gesimuleerd en ook niet kan worden onderdrukt, zelfs niet bij beproefde scherpschutters. Deze studies suggereren dus dat mediteren zou bijdragen aan de ontwikkeling en de facilitering van de activiteit van de prefrontale cortex en van zijn vermogen om primitieve structuren direct te beheersen, en zo dus mechanismen tegen te werken die dieper in onze hersenen verankerd zitten. Andere experimenten suggereren dat de prefrontale cortex ook de paleolimbische hersenen, en dus primitieve machtsverhoudingen kan reguleren35.
4.3.2
Prefrontaliteit en IQ
In zijn onderzoek naar de inschakeling van de prefrontale intelligentie heeft Olivier Houdé36 onlangs het effect van een storing in de hersenstructuren en -circuits beschreven, bij een IQ-test waarin logische problemen moesten worden opgelost. Daarin zien we op de hersenbeeldvorming (fMRI of beeldvorming via functionele magnetische 32 Lutz, A., Greischar, L., Rawlings, N., Richard en Davidson, R.J. (2004). ‘Long-Term Meditators Self-Induce High-Amplitude Gamma Synchrony During Mental Practice’, The Proceedings of the National Academy of Sciences USA, 101 (46), blz. 16369-16373. 33 Richard, J.-F. (2005). ‘L’intelligence comme plasticité à l’environnement’, in Jacques Lautrey et JeanFrançois Richard, L’intelligence, Hermes-Lavoisier, blz. 75-89; Duncan, J., Seitz, R.J., Kolodny, J., Bor, D., Herzog, H. Ahmed, A., Newell, F.N., Emslie, H. (2000). ‘A Neural Basis of General Intelligence’, Science, vol. 289, blz. 457-460; Van der Linden, M., Seron, X., Le Gall, D. Andrès, P. (1999) Neuropsychologie des lobes frontaux, Marseille, Solal; Damasio, A. Ik voel dus ik ben: hoe gevoel en lichaam ons bewustzijn vormen, op. cit. 34 Ekman, P., Friesen, W.V. en Simons, R.C. (1997). ‘Is The Startle Reaction an Emotion?’, in Paul Ekman & Erika L. Rosenberg (Eds), What Face Reveals, Oxford, Oxford University Press, blz. 21-35; Ekman, P., Davidson, R.J., Richard, M., Wallace, B.A. (2005). ‘Buddhist and Psychological Perspectives on Emotions and Well-Being. Current Directions’, in Psychological Science, 14 (n°2), blz. 59-63. 35 Zie blz. 48 en volgende, ‘Voor wie er meer over wil weten’. 36 Houdé, O., Zago, L., Mellet, E., Moutier, S., Pineau, A., Mazoyer, B. en Tzourio-Mazoyer, N. op. cit.
38
resonantie) dat 90 % van de deelnemers die er niet in slagen de gekozen tests op te lossen hun prefrontale hersengebieden niet effectief inschakelen. Daar staat tegenover dat 90 % van diegenen wie het eerst niet was gelukt wél slaagt in andere oefeningen met dezelfde moeilijkheidsgraad (hoewel verschillend) na een korte sessie waar ze zelf niet de fout in hun uitkomst, maar die in hun redenering moesten zien te vinden. Ze hadden namelijk een classificatie op basis van overeenkomst opgesteld, terwijl de juiste manier om te redeneren hier was na te denken, te zoeken naar oorzaken en gevolgen, zich af te vragen wat de vraag werkelijk betekent en te proberen erop te antwoorden zonder reconstructie/omzetting van eerder opgedane kennis of ervaringen. Als ze dan die nieuwe problemen oplossen, schakelen ze voor 90 % (!) hun prefrontale hersenen in. Deze studie laat goed zien dat het IQ niet in de eerste plaats van de individuele genen afhangt, maar in wezen bestaat in het vermogen om logisch te redeneren, wat aangeleerd kan worden37. En ... dat je je prefrontale intelligentie kunt inschakelen, bijvoorbeeld door het bekende te verlaten en logisch te beginnen nadenken. We zullen verderop zien dat in ons model logisch nadenken een van de ‘deuren’ naar de prefrontale intelligentie is, die onze automatische modus liever gesloten houdt. Maar we kunnen leren ze te openen, zoals de eerder vermelde studies laten zien en zoals de resultaten van ons werk suggereren. En welke betere manier is er om met stress om te gaan en hem te voorkomen dan die deuren te openen, wanneer de prefrontale intelligentie ‘aanklopt’ via de vlucht-, vechtof verstarringsreactie?
4.4
Stress: ziekmakend maar waardevol
37 Uit de gestage stijging van het IQ (en, algemener, de toename van blijken van intelligentie in de loop van de hele menselijke geschiedenis) blijkt ook dat het aandeel van de cultuur in het IQ en in de algemene intelligentie duidelijk opweegt tegen welke individuele genetische component ook. We hebben allemaal min of meer dezelfde hersenen, al honderdduizenden jaren. Het is de cultuur die de doorslag geeft. Prefrontalisering is geen natuurlijk fenomeen, maar is aangeleerd.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Stress is een waardevolle indicator van verdringing van het prefrontale, die wel ernstig moet worden opgenomen, maar niet tragisch, aangezien hij niet te vermijden valt. Hij is waardevol – op dezelfde manier als pijn het eerste verklikkerlichtje van ziekte is. Pijn is een zeer belangrijk hulpmiddel voor de arts: 80 % van alle medische consulten vindt min of meer zijn oorsprong in pijn. Daarom moet men liever niet te veel aan zelfmedicatie doen, die kan immers symptomen verbergen die relevant zijn om te interpreteren. Niettemin betekent waardevol daarom natuurlijk nog niet wenselijk. Niemand wil meer
39
lijden dan nodig om te vinden wat hij dient te vinden en om te doen wat er gedaan moet worden. Net zo gaat het met stress. Het reptielengebied blijft nu eenmaal een primitief systeem. Zijn stereotiepe verdedigingsreactie blijkt niet in staat te zijn zich aan te passen aan verandering van wat gegeven is: bij de mens (of, in mindere mate, bij andere hogere zoogdieren, zoals de aap en de hond), zit de vijand veel meer in hem dan buiten hem. Laten we dit even met andere woorden herhalen om de gevolgen ervan beter te verduidelijken: zijn defensieve modus is eveneens achterhaald door de aard zelf van zijn reacties. Vluchten, vechten of de moed verliezen is heel vaak geen goede reactie in een moderne menselijke situatie. Het is een beetje ‘een hamer pakken – en de verkeerde vlieg platslaan’. De mens maakt zich wel boos om de juiste redenen, maar niet op de juiste manier. En tenzij we een Sherlock Holmes van de neurocognitieve diagnose worden (wat we hopen van u te maken voor u dit boek uit hebt!), die begrijpt dat stress zoals pijn is, een blind symptoom van een intelligente, prefrontale impuls, moeten we goed beseffen dat de eerste interpretatie van stress meer is dan een bananenschil. Ze draagt bij tot oorlogen, conflicten, depressie, een laag gevoel van eigenwaarde of van de waarde van anderen, verlies van vertrouwen in zichzelf of in anderen. Het is daardoor beter te begrijpen waarom zo weinig mensen, culturen, methoden helder de functie ervan hebben doorgrond voor de neurowetenschap deze knoop van misinterpretaties is begonnen te ontwarren. Stress kan onze relaties ontregelen door ons te laten ‘schieten op al wat beweegt’, maar hij maakt ons ook biologisch en medisch ziek en veroorzaakt daarbij ernstige schade. En dat laatste mag dan langzamerhand beter bekend raken, die schade wordt nog steeds ernstig onderschat, vooral op de werkplek, waar je nog te vaak op regelrechte ontkenning stuit. Stress, deze instantnoodreactie van het instinct, kan onze gezondheid bedreigen wanneer hij te vaak en te intens optreedt. Dierlijke stress is namelijk kort van duur, en komt uiteindelijk vrij zelden voor. Cognitieve stress daarentegen is al licht chronisch – aangezien het probleem in ons zit. Jezelf ontvluchten, dat valt niet mee! Daarom is stress voor het menselijk lichaam een uitgavenpost, die verre van klein is, en zelfs tot uitputting kan leiden– en geen energetische, fysieke en mentale investeringspost! Zoals bijvoorbeeld bij burn-out. Stress maakt het volstrekt onmogelijk onze levens- en persoonlijke huishouding op lange termijn te bestieren.
40
Voor het individu zijn de pathologische verschijnselen die door stress zelf worden veroorzaakt (en niet door de oorzaken van de stress, die verband houden met het onderliggende conflict) talrijk en soms zwaar om te dragen: > verlies van vermogens: verwarring, black-out, concentratieverlies, geheugenverlies, gebrek aan afstand, aan initiatief, aan plezier38; > bron van conflicten en misverstanden: verlies van vertrouwen in zichzelf en/of in anderen, slachtofferdenken (de ander is op zijn best een raadsel, zo al niet een vijand); > verlies van levenslust: angst, rusteloosheid, permanente ontevredenheid, ongeduld, prikkelbaarheid, agressie, ontmoediging, depressie; > bron van ziekte: lichamelijke gespannenheid, krampen, astma, allergieën, infecties, hypertensie en hart-en vaatziekten, kanker, verslaving, boulimie, slaapstoornissen, ongevallen ... ; > bron van disfuncties in de hersenen39. Voor ondernemingen en zelfs voor de samenleving als geheel zijn de gevolgen niet minder rampzalig. Wanneer een bedrijf, net zoals de samenleving als geheel, gestrest raakt, wordt het al snel anorectisch, zoals heel wat studies al hebben aangetoond: > > > > >
beperkte intellectuele en innoverende mogelijkheden; verminderde winstgevendheid en productiviteit; algemene vermindering van de motivatie, tot demotivatie toe; verhoogd ziekteverzuim; algemene toename van conflicten, angst, agressiviteit, depressie en verschillende pathologische aandoeningen; > algemene daling van de tevredenheid van de klanten; > daling van de aandelenkoers ...
Waarom dus vasthouden aan management via stress? Stress is geen motiveringsinstrument noch een instrument voor verstandig management. De kosten ervan voor zowel afzonderlijke mensen als de maatschappij en de economie zijn aanzienlijk. De helft van de gevallen van arbeidsongeschiktheid zijn een gevolg van stress! De directe
38 Zie blz. 48 en volgende, ‘Voor wie er meer over wil weten’, 3. 39 Zie blz. 49 en volgende, ‘Voor wie er meer over wil weten’, 4 en 5.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Is daarmee niet, voor een groot deel, een beeld geschetst van onze huidige maatschappelijke context?
41
economische kosten ervan zouden ongeveer 3 % van het bbp belopen, maar de totale kosten ervan lopen waarschijnlijk op tot 10 % of meer. Men leze bijsvoorbeeld in dit verband het uitstekende werk van Philippe Askenazy40. Hij laat zien dat zijn preventieve management minder duur is dan wat het bespaart, een en ander onderbouwd met veel cijfers uit macro-economische studies. Maar over wat voor soort ‘stressmanagement’ hebben we het: > een dat vooral de symptomen aanpakt, zoals fysieke spanningen (of gebrek aan spiertonus, in het geval van verstarring), emotionele conflicten, enz.; symptomen die ten oorsprong liggen aan een aantal andere aandoeningen, die we in het bovenstaande hebben beschreven; > een aanpak die in de eerste plaats naar de oorzaken zoekt? Het zal u niet verrassen dat wij de tweede benadering verkiezen. Al heeft de eerste ook haar verdiensten: ze kan in elk geval een stap zijn die leidt tot wat wij beschouwen als de werkelijke behandeling, die u in dit boek vindt. Samengevat De prefrontale neocortex, die ons mooie rechte voorhoofd verklaart, is zowel: > het intelligentste deel van onze hersenen, het centrum van een netwerk van ‘directe hogesnelheidsbedrading’ (grote gemyeliniseerde vezels) die hem rechtstreeks verbindt, dus zonder dat er filtering mogelijk is, met alle delen van de hersenen; beter dan enig ander deel van de hersenen weet hij wat er gaande is in alle punten van het brein; als > gehandicapt door een grote structurele moeilijkheid om toegang te krijgen tot ons bewustzijn. Deze onbewustheid verklaart: > dat de cultuur onontbeerlijk is om onze rijke intelligentie aan het licht te brengen, terwijl we allemaal makkelijk leren wat concreet (d.w.z. sensomotorisch) is; > dat de prefrontale neocortex zich, in het beste geval, moeilijk en willekeurig kan uiten, zoals kunstenaars, filosofen, denkers en wetenschappers in koor verklaren: het inzicht, het Eureka, de muze zijn allemaal synoniemen van deze mentale discontinuïteit tussen onze creativiteit en de uitdrukking daarvan. Het is alsof de gedachte onmiddellijk rijp
40 Askenazy, P. (2004). Les désordres du travail. Enquête sur le nouveau productivisme, Paris, Le Seuil.
42
in ons bewustzijn ontstaat, alsof het gevoel iets ‘gevonden’ te hebben voorafgaat aan het (nog onbewuste) denken zelf waardoor het wordt verwekt. Op die basis kunnen we stress begrijpen als de resultante van zowel een gebrek aan inzicht als van het uitvoeren van een provisorisch ‘plan B’: het noodsignaal, de waarschuwing. Om ‘de doofheid van ons bewustzijn’ en/of het limbische verbod te omzeilen, beschikt de prefrontale neocortex namelijk over een anatomisch netwerk van directe en snelle verbindingen met de hersenen in hun geheel, waardoor hij ervoor kan zorgen dat hij gehoord wordt ‘in de marge van ons bewustzijn’, in alle omstandigheden en zonder vertraging. Zijn eerste ‘aandachtige’ toehoorder is in feite vaak het reptielse niveau, dat beslist niet intelligent is, maar ook geen geheugen heeft. Het kan niet worden gecensureerd, geïntimideerd noch ‘gemanipuleerd’. En dat is ook wat de praktijk bevestigt: stress komt, heel precies en meteen, op wanneer de irrationaliteit van ons bewustzijn ons ontgaat – behalve dan aan de waakzaamheid van onze prefrontale intelligentie! We zijn uitgerust met een geweldige ‘spion’ die onze tekortkomingen dag en nacht naspeurt (of toch bijna, want de prefrontale cortex is een van de delen van de hersenen die het meest slapen tijdens de nachtrust – zoals Goya zei: ‘De slaap van de rede brengt monsters voort’).
5
Stress: gebrekkig aanpassingsvermogen
5.1
Het is dus niet verandering die ons stress bezorgt ...
Zowel observatie als statistieken geven aan dat verandering een belangrijke oorzaak van stress en demotivatie is. Een banale constatering, maar toch de moeite van het overdenken waard. Verandering is immers onontbeerlijk in iedere samenleving, ieder bedrijf, en voor ieder mens, alleen al maar om te overleven, want de wereld beweegt, groeit, wordt complexer, de levensstandaard stijgt en zet ons allemaal ertoe aan meer eisen te stellen, wat ons indirect tot ... onze eigen beulen maakt! Markten veranderen, de technologie schrijdt voort, de verwachtingen van medewerkers, en van de consumenten die
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Dit kan ons leven snel veranderen, als we tenminste alle conclusies van deze interne doorlichting accepteren, die zowel in wezen vriendschappelijk is als streng naar de vorm: als we deze feedback letterlijk ontcijferen, dan houdt die geen rekening met onze eigenliefde noch met onze afwijzing van verandering. Maar we zullen althans niet kunnen zeggen dat we het niet wisten.
43
ze tegelijk ook zijn, fluctueren en dan hebben we het nog niet over de mondialisering, die we afwijzen als het om onze banen, maar niet als het om onze consumptie gaat! Dat schijnt ons allemaal volkomen normaal toe en deze scherpe inconsistenties verontrusten ons niet of nauwelijks. De facto instigeren wij verandering door onze verlangens en onze eisen, en door onze demografische ontwikkeling. De verandering van menselijke samenlevingen wordt veroorzaakt door de mens. Ze is inherent aan het leven van ontwikkelde menselijke samenlevingen. Waar zouden wij staan als onze voorouders niet waren geëvolueerd door de eeuwen heen, als ze het bereik van hun handelen en hun gewoonten niet, ten goede of ten kwade, hadden ontwikkeld en vergroot? Samenvattend zouden we kunnen zeggen dat verandering geen vijand is van gewoonte. Want om de (goede) gewoonten uit een mensenleven, een groep of een succesvol bedrijf, in hun streven om te blijven bestaan en culturele of economische rijkdom te scheppen, zodat het goed leven en/of werken is, te behouden, moet er verandering komen. De omringende samenleving blijft immers niet stil staan en alles gaat er steeds sneller. Dat is de prijs van de vooruitgang. En daar hoeft ook niet over gepalaverd te worden, want het is een onstuitbaar proces. Verandering kan waarschijnlijk wel ten dele gestuurd worden, maar niet tegengehouden. Zijn we er klaar voor om ze als iets doodgewoons te benaderen? Bovendien leeft de gewoonte zelf van verandering: alles wat we kennen en wat vandaag onze wereld uitmaakt, is ooit uitgevonden, is dus eerst nieuw geweest. En omgekeerd leeft verandering van de gewoonte: ze gaat sneller in samenlevingen die rijk zijn ... aan cultuur en kennis, dus aan gewoonten, dingen die eerder gevormd zijn, traditie. Veranderen is tegelijk rekening houden met wat men verworven heeft en met de eigen sterke en zwakke punten, en begrijpen wat voor nieuws er te veroveren valt. Het is dezelfde blijven die men was en tegelijk evolueren. En dat geldt zowel collectief als individueel. Als ik in mijn loopbaan mijn belangstelling voor mijn werk niet wil verliezen, dan zal ik nieuwe dingen moeten leren, nieuwe ervaringen moeten opdoen, nieuwe vaardigheden moeten verwerven, anders gezegd iets veranderen in mijn manier van functioneren, zonder te verloochenen wat ik ben of wat ik altijd al gedaan heb. Integendeel, het is precies om beter te worden wat ik al ben, beter te doen wat ik al jaren doe, er plezier in te scheppen en het verder te ontwikkelen. Anderzijds confronteert verandering, ook positieve en nuttige, ons met het onbekende en gaat daarmee in tegen onze zekerheden, overtuigingen en gewoonten. We weten dat het onze limbische/automatische mentale modus is die omgaat met wat we kennen, wat
44
we al eerder hebben gezien. Er zijn veel op ervaring gebaseerde verworvenheden waar we, gelukkig, niet elke ochtend op terug hoeven te komen. De limbische modus heeft die omgezet in automatische, ‘goedkope’, gedachten, attitudes en gedragingen, die zijn opgenomen in een repetitieve en basale manier van functioneren, die er om zo te zeggen mee belast is de lopende zaken af te handelen die niet of niet nader onderzocht hoeven te worden. Maar doordat hij sterk vasthoudt aan zijn standpunten, stelt de automatische modus ons totaal bloot aan het risico onaangepast te reageren, terwijl hij nochtans het omgekeerde beoogt, namelijk veiligheid ... Het is deels een kwestie van mentaliteit, want als we werkelijk ‘ervan overtuigd zijn dat we moeten veranderen’, dan geven we de dingen in handen van onze prefrontale neocortex, zoals te zien is op functionele hersenbeeldvorming (zie Posner en Raichle41). Gelukkig kan deze geesteshouding gecultiveerd worden en kunnen we niet alleen leren wanneer – als we gestrest zijn – maar ook hoe we onze intelligentie moeten aanspreken en doelbewust kunnen overschakelen van de automatische modus naar de prefrontale of adaptieve modus. En wanneer die laatste gemobiliseerd wordt, kan hij onze negatieve emoties reguleren, zoals Fernandez-Duque en Posner42, Pacquette43 en steeds meer andere auteurs laten zien.
5.2
... en competitie al evenmin!
Een andere factor die algemeen beschouwd wordt als stressbevorderend is competitie. Toch is die, door de confrontatie met de ander, onmiskenbaar ook een bron van vooruitgang. Accepteren ons met de ander te meten, twijfel of een mislukking onder ogen zien, zet ons er vaak toe aan om objectief nieuwsgieriger en opener te zijn, aandacht te hebben voor details, ons bewust te zijn van de veelheid van wegen die voor ons openliggen als we ons verstand gebruiken, en wel degelijk ons eigen verstand, als we dus intelligenter te werk gaan – anders gezegd: prefrontaal.
41 Posner en Raichle hebben aangetoond dat het bewustzijn dat men heeft van de aard van een situatie, bekend en eenvoudig dan wel onbekend en complex, aan de basis ligt van de schommelingen tussen de Automatische Mentale Modi en de Prefrontale Modus: Posner, M.L. en Raichle, M.E. (1998). L’eprit en images, Brussel, de Boeck Université. Zie ook blz. 50, ‘Voor wie er meer over wil weten’, 6. 42 Zie blz. 50, ‘Voor wie er meer over wil weten’, 7. 43 Zie blz. 50, ‘Voor wie er meer over wil weten’, 8.
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Dat komt doordat concurrerende individuen, culturen of bedrijven innoveren en nieuwe dingen creëren die andere individuen, culturen of bedrijven er weer toe zullen aanzet-
45
ten op hun beurt iets nieuws te bedenken of te maken. Hoeveel vooruitgang, op alle gebieden, hebben we niet te danken aan de concurrentie tussen bedrijven, culturen, generaties, landen, steden, buren, broers en zussen? Is dit niet eenvoudigweg het verhaal van de mensheid? Maar, net als verandering, doet concurrentie ons in het onbekende belanden, op een plek waar we geen greep op de dingen hebben. De ander behoort per definitie, en a fortiori wanneer hij ons gemaskeerd tegemoet treedt, zoals gebruikelijk is in iedere concurrentiesituatie, tot het rijk van het onbekende, voor zover al niet van de vijandigheid. Concurrentie, zoals verandering, bergt echte risico’s in zich, relationele, sociale, economische. Maar dat bezorgt ons alleen stress om externe redenen, zoals u nu wel kunt vermoeden: 10 %, dat is niet veel. De hoofdoorzaak ligt in onszelf. Om te beginnen grijpen we onze kansen niet op tijd, creëren we niet snel genoeg, laten we ons niet meeslepen door de nieuwsgierigheid van onze geest en verkiezen we, zonder het te weten of zonder er de volledige reikwijdte van te beseffen, pas op de plaats te maken, om te wachten tot de problemen komen. Concurrentie, zoals haar tweelingzus verandering, bezorgt ons een graad van stress evenredig met onze moeilijkheden om op natuurlijke wijze, in de ‘goede mentale modus’, situaties van verandering te begrijpen. Het gevaar van verandering is veel meer gelegen in onze onvoorbereidheid om ermee aan de slag te gaan, of zelfs om ze zelf in te zetten, dan in het echte gevaar dat ze inhoudt. Bovendien verrijken bedrijven die veranderingen inzetten of erin meegaan zich, in iedere betekenis van het woord. Concurrentie brengt echter niet alleen onbekendheden en verrijking met zich mee. Ze stimuleert ook specifieke kenmerken die onze stressgevoeligheid dreigen te verhogen, en die de motivatie die ze zou moeten opwekken op den duur vaak verzwakken, om op zijn minst drie redenen: > Eén: de concurrentiefactor verwijst onveranderlijk, bijna per definitie, althans in ons huidige culturele referentiekader, naar het begrip resultaat. Nu zitten onze hersenen zo in elkaar dat ze het negatieve beter onthouden dan het positieve, wat in een overlevingslogica van vitaal belang was. Het gevaar, het negatieve eerder opmerken dan iets anders, betekent in de wildernis zich beschermen, overleven, en dus leven; we moeten wel bedenken dat in de natuur één keer genoeg is om te sterven, ons leven staat dus elke dag opnieuw op het spel! Zo confronteert concurrentie ons op natuurlijker wijze met de notie mislukking dan met de notie succes. Hierdoor neigen we ertoe in stress te schieten, spontaan – en soms ook systematisch, aangezien alles wat we doen het risico van mislukking in zich draagt.
46
Natuurlijk zit niet iedereen in hetzelfde schuitje. In Manager selon les personnalités hebben we gezien dat er een persoonlijkheidstype bestaat dat spontaan gemotiveerd wordt door concurrentie. Het is trouwens interessant om te zien hoe dit persoonlijkheidstype concurrentie terecht als een uitdaging op zich begrijpt, en zich dus niet enkel op het resultaat focust. Meer in het algemeen hebben alle zogenoemde primaire persoonlijkheden (of temperamenten) een zeker vermogen om mislukkingen met weinig of geen stress achter zich te laten. En wel juist omdat ze niet zozeer resultaten willen halen als wel willen opgaan in het doen, de handeling of het evenement willen beleven. Het resultaat is een nevenproduct. Weer anderen hebben uit hun ervaringen geleerd om concurrentie in een positiever licht te zien. Ze hebben hun ervaringen weten te prefrontaliseren om ze beter achter zich te kunnen laten en ze te hergebruiken in een nieuw leerproces. > Twee: de concepten confrontatie en rivaliteit, waar concurrentie onvermijdelijk toe leidt, stellen ons bloot aan het oordeel van, of zelfs de overheersing door anderen, en wijzen ons ook op de noties sociaal imago en machtsverhouding. Deze twee aspecten zijn de twee componenten van wat wij de kuddelijkheid (grégarité) of het limbische sociale imago hebben genoemd, die ons bepaald tegenwerken in ons vermogen om te individualiseren en ons een persoonlijke mening te vormen (prefrontale hersenen).
> Drie: een vrij courante fout bij concurrentie is om de aandacht meer te richten op het doel en de resultaten dan op de middelen. In het bedrijfsleven is dat het beroemde ‘target management’, dat meer en meer overslaat naar alle niveaus van de samenleving. Er scherpe doelstellingen op nahouden zonder een brede middelenbasis te hebben is niet erg consistent, en is dus een bron van stress die ons concurrentievermogen schaadt. En de stress verergert nog wanneer die doelstellingen eisen worden ...
STRESS: EEN NIEUW MODEL
Maar als er nu één situatie is waarin individualisering nodig is, dan is het concurrentie. Hoe kan ik omgaan met tegenspoed als ik niet besef wat ik waard ben en wat anderen waard zijn? Hoe zou ik mijn standpunt kunnen verdedigen, mijn stempel op de gebeurtenissen kunnen drukken en op een creatieve, omvattende manier partij kunnen trekken van deze confrontatie als ik geen gebruik kan maken van mijn prefrontale intelligentie? Een delicaat probleem, een wankel evenwicht, en voor je het weet, glijd je af naar de pathologie die individuen, culturen en bedrijven tegenwoordig proberen in hun greep te krijgen ...
47
Als men echter de middelen die men kan mobiliseren bepaalt en uitbreidt, en tevens de subjectieve, louter bezwerende of dramaturgische dimensie van de eisen weet te onderscheiden en los te laten, kan men veel rustiger, en echt concurrerend worden. Met minder opwinding, maar meer beleid en gecoördineerde actie. In het volgende hoofdstuk zullen we ‘prefrontaliserende instrumenten’ aanreiken om een beter antwoord te bieden op de hierboven genoemde problemen: praktijken om eisen en middelen beter op elkaar af te stemmen, en de angst voor mislukking te verkleinen. Voor wie er meer over wil weten 1 Tassin (1998) geeft aan dat de dopamineneuronen onder meer inwerken op de bewustzijnsstaat. Hij geeft aan dat deze neuronen ‘een functionele hiërarchie tussen de corticale en de subcorticale structuren die ze innerveren’ scheppen. ‘Afhankelijk van de aard van de zintuiglijke input kunnen zij de voorkeur geven aan de prefrontale cortex – en dus de geactiveerde binnenkomende informatie lang genoeg vasthouden om haar toegang tot het bewustzijn te verlenen – of aan de subcorticale structuren en een snelle verwerking van de informatie.’ Tassin heeft het dus over een machtsverhouding tussen de subcorticale structuren (die de automatische modus genereren) en de corticale (met name de prefrontale): hun manier van functioneren en de toegang tot het bewustzijn van de informatie die zij produceren ‘concurreren’ met elkaar. 2 De prefrontale cortex is duidelijk gevoelig voor de oefeningen waarmee Tibetaanse lama’s erin slagen een reflex te onderdrukken die verband houdt met de activering van het primitieve reptielse gebied. Ook lijkt het erop dat hij eveneens onaangepast gedrag dat verband lijkt te houden met het paleolimbische gebied in onze hersenen aan banden kan leggen, dat wil zeggen gedrag dat aan de basis ligt van machtsverhoudingen en gratuit geweld. Zo heeft het Canadese gerecht in de jaren 1990 bij delinquenten in de gevangenis geëxperimenteerd met een programma ter ontwikkeling van de cognitieve vaardigheden, gekoppeld aan strikte regelhandhaving. Het programma was meer in het bijzonder gericht op de ontwikkeling van probleemoplossend vermogen, kritisch, abstract en logisch redeneren, anticiperend vermogen en creatief denken. Bij al dit soort opdrachten wordt veelal de prefrontale cortex aangesproken en gestimuleerd. De resultaten van deze opleiding werden vergeleken met die van een groep delinquenten die de opleiding niet had gevolgd: de opgeleide groep bleek buiten de gevangenis significant minder vaak te recidiveren, een groter respect voor de maatschappelijke regels aan de dag te leggen en zich beter te herintegreren. De leden van de controlegroep daarentegen hadden grote moeite zich weer in de samenleving te integreren, en wanneer ze daar toch in slaagden, recidiveerden de meesten helaas. De ontwikkeling van de prefrontale cortex door middel van eenvoudige logische redeneeroefeningen lijkt dus het vermogen te ontwikkelen om zich aan te passen aan zijn sociale omgeving, in de ruime zin van het woord. 3 Een aantal auteurs bouwen een model op het feit dat het stressniveau een sterke covariantie vertoont met de achteruitgang van de cognitieve prestaties: uit een aantal studies blijkt dat proefpersonen onder invloed van stress voorbarige en ‘gesloten’ reacties 48
vertonen op hun omgeving, een beperkt gebruik maken van relevante aanwijzingen, met ‘ruwere’ categorieën werken (zonder nuance of detail), een toenemend aantal fouten maken in cognitieve opdrachten, opvallend vaker tot stereotype en schematische oordelen komen (Eysenck, 1982; Jamieson & Zanna, 1989; Svenson & Maule, 1993). Kruglanski en Freund (1983) stellen vast dat bij stress of bij gebrek aan belangstelling voor de voorliggende opdracht, de proefpersonen informatie vertekend verwerken (wat resulteert in een neiging te ‘bezwijken’ voor eerste indrukken en stereotype en op eerste inschattingen gebaseerde uitspraken te doen).
5 Sommige onderzoekers hebben het belang van de dopaminergische circuits in het ontstaan van stress aangetoond. Tassin wees in 1998 met name op het plotseling vrijkomen van noradrenaline in de prefrontale neocortex in een angst veroorzakende situatie. Het vrijkomen van dit hormoon in stressveroorzakende omstandigheden bevordert de activering van de subcorticale dopaminergische circuits (onderste regionen van de hersenen, dus die hersendelen die verantwoordelijk zijn voor de werking van de automatische modus), terwijl het paradoxaal genoeg de activering van de corticale dopaminergische circuits (met name in de prefrontale neocortex) blokkeert, waardoor het ‘een nieuw functioneel evenwicht’ genereert ‘in het voordeel van de subcorticale structuren’. De auteur is van mening dat zulke hormonale veranderingen het werkgeheugen blokkeren en de wijze van informatieverwerking doet overschakelen van langzaam, analytisch en adaptief van aard naar snel, analoog en betrekkelijk automatisch. We kunnen dus opnieuw constateren dat bij stress een automatische manier van functioneren voorrang krijgt boven een adaptieve. Die voorrang zou berusten op het stimuleren van de werking van de subcorticale regionen ten koste van de corticale, waaronder met name de prefrontale. In hetzelfde jaar meldden Arnsten & Goldman-Rakic dat stress via een hyperdopaminergisch mechanisme de functies van de prefrontale cortex verandert: volgens hen verstoort stress het vermogen van de prefrontale cortex om aangewende en automatisch geworden responsen te reguleren die worden gegenereerd door meer naar achteren gelegen hersengebieden. Dit betekent twee
STRESS: EEN NIEUW MODEL
4 Radley et al. (2004, 2005) suggereren dat de hippocampus en de mediale prefrontale cortex een rol spelen in de negatieve feedback van de regulatie van het hypothalamischadrenergische systeem tijdens een aanval van fysiologische en gedragsmatige stress. De auteurs stelden ratten gedurende lange tijd bloot aan intense stressoren. Ze stelden vast dat herhaalde stress op significante wijze atrofie van de dendrieten en een afname van de prikkelgevoeligheid van de synapsen in de hippocampus en de mediale prefrontale cortex (vermindering met 20 % van de totale lengte en met 17 % van het aantal vertakkingen van de apicale dendrieten) uitlokte. Aan de andere kant merkten ze een significante toename van dendrieten in de amygdala op. De auteurs concluderen dat als stress voldoende intensief en langdurig is, er zich abnormale veranderingen in de plasticiteit van de hersenen voordoen: dit verschijnsel verandert het vermogen van de hersenen om de stressrespons te reguleren en op aangepaste wijze op de stressor te reageren. De auteurs suggereren met name dat deze cellulaire veranderingen het vermogen van de mediale prefrontale cortex verstoren om de respons van het hypothalamisch-adrenergische systeem op stress te onderdrukken. Deze resultaten dragen een interpretatie aan van het geatrofieerde, disfunctionele, maar nog actieve karakter van het prefrontale gebied onder het corpus callosum dat door Raichle et al. is opgemerkt (1994) bij depressieve patiënten. Arnsten et al. (1998) hebben eveneens het idee geopperd dat stress de functies van de prefrontale cortex verandert via een hyperdopaminergisch mechanisme. Deze auteurs menen dat stress het vermogen van de prefrontale cortex verstoort om aangewende en automatisch geworden responsen te reguleren die worden gegenereerd door meer naar achteren gelegen hersengebieden.
49
dingen: enerzijds dat er niet naar de prefrontale cortex ‘geluisterd’ wordt en dat hij ons handelen in stresssituaties niet in de hand heeft, in tegenstelling tot de veeleer automatische gebieden van de hersenen, anderzijds dat chronische stress leidt tot afname van het vermogen van de hersenen om adaptieve strategieën die de prefrontale neocortex genereert te ‘ontvangen’. 6 Het werk van Raichle en zijn medewerkers in 1994 onthulde het bestaan van twee functioneringsmodi via een eenvoudige oefening waarin woorden werden gegenereerd. Zij konden aan de hand van fMRI vaststellen dat het genereren van een nieuwe toepassing voor onbekende woorden leidt tot activering van de frontale gebieden (met inbegrip van de prefrontale) en de activering beperkt van meer automatische (en meer naar achteren gelegen) gebieden die worden aangesproken bij het eenvoudig lezen van woorden. Naarmate de lijst met woorden wordt herhaald en geleerd, neemt de activering van de frontale gebieden af en produceren de hersenen een reactie die lijkt op die welke verkregen wordt wanneer de proefpersonen de zeer automatische opdracht uitvoeren die bestaat in het hardop lezen van de woorden. De auteurs hebben dan ook geponeerd dat er twee manieren van woordgeneratie of van informatieverwerking bestaan, een automatische, die aangeleerde responsen genereert, en een andere, die niet-aangeleerde, nieuwe en op de verwerking van onbekende informatie toegesneden responsen genereert. 7 Fernandez-Duque en Posner (2001) onderzoeken twee manieren van emotieregulering: ‘voor’ en ‘achter’ gelegen aandachtssystemen (de kwalificatie ‘voor’ en ‘achter’ verwijzen naar de door deze systemen geactiveerde hersengebieden). Het achterin gelegen systeem zou meer bepaald de subjectief als dreigend aangevoelde stimuli automatisch en gericht (met vernauwing van de aandachtsfocus) en reactief verwerken (niet aangepast aan de feitelijke onmiddellijke situatie). Het voorin gelegen systeem zou daarentegen emoties en handelingen doeltreffender kunnen reguleren en controleren. Bovendien zou het voorste aandachtssysteem op zijn beurt het achterste aandachtssysteem kunnen reguleren, en op die manier ook de onaangepaste reactieve aard van de emotionele respons. Het voorste systeem zou dus de vertekening van de op dreigende informatie gefocuste aandacht reguleren. 8 Paquette et al. (2003) bestudeerden het effect van cognitieve therapieën en gedragstherapieën op fobieën, vanuit een gedragsinvalshoek, maar ook met behulp van PET-beeldvorming. De auteurs merkten dat patiënten op een fobische stimulus reageerden met een activering van de dorsolaterale prefrontale rechtercortex, de parahippocampale gyrus en de associatieve visuele (bilaterale) gebieden, voor ze cognitieve en gedragstherapie hadden gekregen. Ter vergelijking: gezonde proefpersonen vertonen na dezelfde soort prikkel een activering van de mediale occipitale linkergyrus en de onderste temporale rechtergyrus. Na met succes afgeronde cognitieve en gedragstherapie, vertonen de patiënten geen fobische aanvallen meer ten opzichte van de doelstimulus, noch significante activering van de dorsolaterale prefrontale rechtercortex of van de parahippocampale gyrus. De auteurs concludeerden daarop dat activering van de dorsolaterale prefrontale rechtercortex bij fobische mensen overeenkomt met het toepassen van metacognitieve strategieën ter beteugeling van hun angst. De parahippocampale regio daarentegen zou verbonden zijn met de automatische reactivering van een contextuele herinnering aan angst die zou hebben geleid tot de ontwikkeling van vermijdingsgedrag en het onderhouden van de fobie. De auteurs merken voorts ook op dat cognitieve en gedragsmatige therapieën het potentieel hebben om een disfunctioneel neuraal circuit te wijzigen.
50