Hoofdstuk 1
-
Jezus’ eerste teken.
Johannes 2 vers 1-11 1 Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. De moeder van Jezus was 2 En ook Jezus en zijn leerlingen waren op de bruiloft uitgenodigd. 3 Toen de wijn
er,
bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen Hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ 4 Jezus zei: ‘Mevrouw, waarom haalt u mij hierbij? Mijn tijd is nog niet gekomen.’ 5 Toen zei Jezus’ moeder tegen de bedienden: ‘Maakt niet uit wat Jezus tegen jullie zegt, jullie moeten het doen.’ 6 Daar stonden zes stenen watervaten, voor de Joodse reinigingsvoorschriften. Elk vat met een inhoud van tachtig tot honderdtwintig liter. 7 Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul de vaten met water. De bedienden vulden de vaten tot de rand. 8 Toen zei Jezus: ‘Schep er nu wat water uit en breng dat naar de ceremoniemeester.’ De bedienden deden dit. 9 De ceremoniemeester proefde het water dat wijn geworden was. (De ceremoniemeester wist niet waar deze wijn vandaan kwam. De bedienden die het water geschept hadden, wisten het wel.) En de ceremoniemeester riep de bruidegom er bij en 10 en zei tegen de bruidegom: ‘Iedereen zet zijn gasten eerst de goede wijn voor. Pas als ze dronken zijn de minder goede. Maar u hebt de beste wijn bewaard tot nu!’ 11 Dit heeft Jezus gedaan als eerste teken. In Kana, in Galilea. Zo toonde Jezus zijn grootheid. En zijn leerlingen geloofden in Hem.
(A)
Bekijken: Verhaal Water en wijn
(B)
Bespreken: 1. Zoek (via Internet) op de kaart van Israël op waar Kana ligt. 2. Welke leerling van Jezus kwam uit Kana?(Vergelijk Johannes 21 v 2) 3. De wijn op de bruiloft is bijna op. Jezus’ moeder Maria roept Jezus er bij. Waarom doet Maria dit? Kun jij iets leren van Maria (als God niet doet wat jij graag wilt)? Wat? 4. Jezus zegt niet meer ‘moeder’ tegen Maria, maar ‘mevrouw’. Waarom zegt Jezus dit zo? 5. Jezus zegt: ‘Mijn tijd is nog niet gekomen’. Wat bedoelt Jezus hiermee? Vergelijk Johannes 7 v 30 en Johannes 17 v 1. 6. Jezus wijst zijn moeder haar plaats. Maar daarna zorgt Jezus er wel voor dat de wijn niet op raakt. Voor wie doet Jezus dit vooral? Kies uit de volgende antwoorden. En leg uit waarom je zo kiest. Jezus doet zijn wonder vooral voor: (a) zijn moeder (b) het bruidspaar (c) de ceremoniemeester (d) alle mensen op de bruiloft (e) zijn leerlingen
7. De zes stenen watervaten zijn bedoeld voor reinigingsvoorschriften: het wassen van handen en voeten van de gasten, en het schoonmaken van borden en bekers en bestek enz. Dit moest volgens oude voorschriften. (Vergelijk Markus 7 v 3-4.) Jezus geeft deze vaten een nieuwe bestemming: het zijn nu wijnvaten. Wat wil Jezus hier mee duidelijk maken? 8. Lees Lukas 1 v 13-15 en Lukas 7 vers 33. Wat staat hier over het optreden van Johannes de Doper? Wat is het verschil met het optreden van Jezus? 9. Jezus ging vaak eten met tollenaars en zondaars. De Farizeeën en Schriftgeleerden noemen Jezus later: een drinkebroer, een dronkenlap. (Vergelijk Lukas 7 v 35). Wat vind je hiervan? Klopt dat? 10. Sommige christenen zeggen: ‘Jezus veranderde water in wijn. Maar misschien is het beter andersom: Jezus moet water veranderen in wijn’. Ze bedoelen: Wijn (en alcohol) is slecht. Je kunt beter geen alcohol drinken. Maar water (of druivensap of frisdrank). Wat vind je hiervan? Lees ook: Genesis 9 v 20, Deuteronomium 14 v 22-27, Psalm 104 v 13-15 en Openbaring 19 v 6-10. En vergelijk dit met Genesis 9 v 21, Romeinen 13 v 13, 1 Korintiërs 6 v 10-11 en Efeze 5 v 18. 11. Jezus verandert water in wijn. In vers 11 staat: dit was Jezus’ eerste teken (=sein). Wat is het verschil tussen een wonder en een teken? 12. Jezus deed zijn eerste teken op een bruiloft. Zegt dit iets over het huwelijk? 13. Jezus maakte meer dan 600 liter wijn. Dat is veel te veel voor een bruiloft. Snap jij waarom? Vergelijk Jesaja 25 v 6 en Johannes 10 v 10-b. 14. Wat vind jij van de volgende uitspraak: Jezus bewijst met dit teken: Hij is God. Leg uit. 15. Wat vind jij van de volgende uitspraak: Jezus’ aardse moeder bepaalt niet wat Jezus moet doen, maar Jezus’ hemelse Vader. Leg uit. 16. Wat vind jij van de volgende uitspraak: Johannes 2 v 1-11 is een mooie Bijbeltekst om over te preken in een huwelijkskerkdienst. Leg uit. 17. Wat vind jij van de volgende uitspraak: Jezus bewaart het beste voor het laatst. Leg uit. (C)
Bidden: 1. Heb jij een vriend(in) of man/vrouw? Bedank God daar samen voor. En vraag samen aan God of Hij jullie wil helpen te leven in dienst van Hem. Vraag samen ook vergeving voor de fouten die je in je relatie/huwelijk hebt gemaakt. Bid ook voor mensen die niet iemand hebben om hun leven mee te delen.
2. Heb jij geen vriend(in) of man/vrouw? Vertel aan God wat je daarvan vindt. Vraag Hem om hulp. Vraag ook om toch te blijven leven in dienst van God. Bid ook voor mensen die wel iemand hebben om hun leven mee te delen. 3. Moet jij wel eens wachten op God? Of ben je wel eens teleurgesteld in Jezus? Bid dan of God jou geduld en vertrouwen wil geven. En vraag ook of God jou wil helpen Jezus toch te blijven volgen in je leven. 4. Heb jij zin in de terugkeer van Jezus (in de ‘bruiloft van het Lam’)? Bid dan tot God of Hij Jezus snel wil terugsturen om zijn verlossingswerk af te maken, helemaal en wereldwijd en voor altijd. 5. Bedank God omdat Hij zijn Zoon naar deze aarde stuurde. En omdat Jezus duidelijk liet zien: het leven wordt weer een feest dankzij Hem.
Hoofdstuk 4
-
Jezus: sterker dan de dood!
Lukas 8 vers 40-56 Jezus kwam weer terug. En de menigte mensen stond Hem op te wachten. Iedereen keek uit naar Hem. 41 Er was ook een man onder hen die Jaïrus heette. Jaïrus was een leider van een synagoge. Jaïrus kwam op Jezus af, viel aan zijn voeten neer en smeekte Jezus mee te gaan naar zijn huis. 42 Want Jaïrus had een dochter van ongeveer twaalf jaar oud. Zij was zijn enige kind. En zij lag op sterven. En Jezus ging op weg. Maar de mensen drongen van alle kanten tegen Hem aan. (43 Er was een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. Ze had al haar geld uitgegeven aan dokters. Maar niemand had haar beter gemaakt. 44 En zij kwam van achteren steeds dichterbij Jezus, raakte de zoom van zijn bovenkleed aan en meteen stopte haar bloedverlies! 45 Jezus vroeg: ‘Wie heeft mij aangeraakt?’ Iedereen ontkende de aanraking. En Petrus zei: ‘Meester, de mensen om u heen staan te duwen en dringen!’ 46 Maar Jezus zei: ‘Een vrouw heeft me aangeraakt, want ik heb kracht uit me voelen wegstromen.’47 Toen begreep de vrouw dat Jezus het gemerkt had en ze kwam trillend naar voren, viel voor Jezus neer en legde uit waarom ze hem had aangeraakt en hoe ze meteen was genezen. Iedereen kon het horen. 48 Jezus zei tegen de vrouw: ‘Dochter, uw geloof heeft u gered. Ga in vrede terug.’) 49 Nog voordat Jezus uitgesproken was, kwam er iemand aan uit het huis van Jaïrus. Die zei tegen de leider van de synagoge: ‘Uw dochter is gestorven. Val de meester niet langer lastig.’ 50 Maar Jezus hoorde het en zei: ‘Wees niet bang, maar geloof, dan zal je dochter worden gered.’ 51 Jezus kwam bij het huis van Jaïrus. En Jezus liet niemand mee naar binnen gaan met Hem. Alleen Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader en moeder van het meisje. 52 Alle mensen in het huis waren aan het weeklagen. Ze sloegen zich van verdriet op de borst. Maar Jezus zei: ‘Houd op met klagen, want het meisje is niet gestorven, ze slaapt.’ 53 De mensen lachten Jezus uit. Want ze wisten dat het meisje echt gestorven was. 54 Maar Jezus nam de hand van het meisje en zei met luide stem: ‘Meisje, opstaan!’ 55 De levensadem van het meisje keerde terug en ze stond meteen op. Jezus gaf opdracht het meisje iets te eten te geven. 56 De ouders van het meisje waren stomverbaasd. Jezus zei dat ze tegen niemand mochten zeggen wat er gebeurd was… 40
Johannes 11 vers 1-19 en 34-44
Er was iemand ziek. Het was een zekere Lazarus. Hij kwam uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zuster Marta woonden. 2 (Dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd. De zieke Lazarus was Maria’s broer.) 3 De zussen stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Heer, uw vriend is ziek.’ 4 Jezus hoorde dit en zei: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God. Hierdoor zal de Zoon van God geëerd worden.’ 5 Jezus hield veel van Marta en van haar zus en van Lazarus. 6 Maar toen Jezus hoorde dat Lazarus ziek was, bleef Jezus toch nog twee dagen waar Hij was. 7 Pas daarna zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Laten we teruggaan naar Judea.’ (…) 11 Jezus zei: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, Ik ga hem wakker maken.’ 12 De leerlingen zeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ 13 Zij dachten: Jezus zegt dit over gewoon slapen. Maar Jezus bedoelde: Lazarus was gestorven. 14 Toen zei Jezus ronduit tegen zijn leerlingen: ‘Lazarus is gestorven. 15 En Ik ben blij om jullie, dat Ik er niet bij was. Want nu kan jullie geloof sterker worden. Laten we daarom nu naar Lazarus toe gaan.’ (…) 17 Toen Jezus aankwam in Betanië, hoorde Jezus: Lazarus ligt al vier dagen in het graf. 18 Betanië lag dichtbij Jeruzalem. Ongeveer vijftien stadie daarvandaan. 19 En er waren veel Joden naar Maria en Marta gekomen om hen te troosten nu hun broer was gestorven. (…) 34 Jezus vroeg diep bewogen: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ 35 Jezus begon ook te huilen. 36 De Joden zeiden: ‘Wat heeft hij veel gehouden van Lazarus!’ 37 Maar er werd ook gezegd: ‘Jezus heeft de ogen van een blinde geopend. Jezus had nu ook wel kunnen zorgen dat Lazarus niet gestorven was?’ 38 Dit ergerde Jezus. Hij liep naar het graf. (Dit was een spelonk met een steen voor de opening.) 39 Jezus zei: ‘Haal de steen weg.’ Marta, de zus van de overleden, zei: ‘Maar Heer, de stank! Lazarus ligt er al vier dagen!’ 40 Jezus zei tegen Marta: ‘Ik heb je toch gezegd: jij zult Gods grootheid zien als je gelooft!’ 41 Toen haalden ze de steen weg. En Jezus keek omhoog en zei: ‘Vader, Ik dank U dat U Mij hebt verhoord. 42 U verhoort mij altijd, dat weet Ik. Maar Ik zeg dit vanwege al die mensen hier. Dan kunnen zij geloven dat U Mij gestuurd hebt.’ 43 Daarna riep Jezus: ‘Lazarus, er uit komen!’ 44 De dode kwam tevoorschijn: zijn handen en voeten in linnen gewikkeld en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los en laat hem gaan.’ 1
Lukas 24 vers 1-8 1 Maar op de eerste dag van de week -toen de zon net opkwam- gingen de vrouwen naar het graf. Ze namen geurige olie mee, die ze thuis hadden bereid. 2 Maar bij het graf zagen ze: de steen was voor het graf weg gerold. 3 En toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. 4 Ze raakten helemaal in de war. Plotseling stonden er twee mannen in stralende kleren bij hen. 5 De vrouwen schrokken enorm en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Waarom zoeken jullie de levende bij de doden? 6 Jezus is niet hier, Hij is gewekt uit de dood. Weet je niet meer wat Jezus tegen jullie gezegd heeft toen Hij nog in Galilea was? 7 “De zoon van de mens moet worden uitgeleverd aan zondaars. En Hij moet gekruisigd worden. En op de derde dag opstaan.’ 8 Toen herinnerden de vrouwen zich die woorden van Jezus...
(A)
Bekijken: Verhalen Het dochtertje van Jaïrus en Jezus huilt en Een open graf
(B)
Bespreken: 1. Zoek (via Internet) op de kaart van Israël op waar Kafarnaüm ligt. (Ook wel genoemd: Kapernaüm.)
2. Zoek (via Internet) op de kaart van Israël op waar Betanië ligt. (Er zijn meer dorpen met die naam. Bedoeld wordt: Betanië in Judea. Vergelijk Johannes 11 v 18.) 3. Lukas vertelt over Jaïrus: hij is leider van synagoge. Waarom wordt dit er speciaal bij gezet? 4. Jaïrus valt neer aan Jezus’ voeten. Waarom doet hij dat? 5. Als Jaïrus’ dochtertje nog leeft, blijft Jezus stilstaan. Als Jaïrus’ dochtertje is overleden, gaat Jezus opeens snel mee. Waarom doet Jezus dit zo? 6. Jezus noemt de bloedvloeiende vrouw: dochter. Waarom zegt Jezus dit? 7. De mensen in het huis weten heel goed: het dochtertje van Jaïrus is echt dood. Toch zegt Jezus: ‘Het meisje slaapt’. En ook Lazarus was echt dood. Lazarus was al een paar dagen begraven. Toch zegt Jezus weer: ‘Lazarus slaapt’. Waarom zegt Jezus dit? 8. Jezus maakt de zieke Lazarus niet beter. Jezus laat Lazarus bewust eerst sterven. Dan pas gaat Jezus er heen. Waarom doet Jezus dit zo? Vergelijk Johannes 11 v 4 en v 15. 9. Jezus raakt het meisje aan en zegt: ‘Meisje (of: lieverd), opstaan!’ En Jezus gaat voor Lazarus’ grafkamer staan en roept: ‘Lazarus, eruit komen!’ Waar doet dit je aan denken? 10. Ook als Jezus het dochtertje van Jaïrus en Lazarus weer levend heeft gemaakt, doet Jezus alsof ze hebben liggen slapen. Wijs dat aan in deze beide geschiedenissen. 11. Wat is het grote verschil tussen het dode dochtertje van Jaïrus en Jezus’ dode vriend Lazarus? 12. Ken je nog een dode die door Jezus weer levend is gemaakt? Vergelijk Lukas 7 v 11-17. Wat is het grote verschil tussen deze dode persoon en het dochtertje van Jaïrus en Jezus’ vriend Lazarus? 13. Jezus heeft drie dode mensen weer levend gemaakt. Jezus is Zelf na zijn dood ook weer levend geworden. Wat is het grote verschil tussen het opstaan van die drie mensen en het opstaan van Jezus Zelf? 14. Waarom zeggen we: Jezus is gewekt uit de dood (bijv. in Lukas 24 v 5)? 15. Wat vind jij van de volgende uitspraak: Voor de mensen buiten maakt het niet uit of de drie leerlingen en de ouders van het meisje niks vertellen over wat er in Jaïrus’ huis is gebeurd. Leg uit. 16. Wat vind je van de uitspraak: In de geschiedenis van het dochtertje van Jaïrus zie je: Jezus is speciaal gekomen om te lijden. Leg uit.
17. Wat vind je van de uitspraak: In de geschiedenis van het wekken van Lazarus zie je duidelijk: Jezus is een echt mens. Leg uit. (C)
Bidden: 1. Ken jij iemand die ernstig ziek is? Vraag God of die persoon beter wil maken. En vraag ook: als Gods plan anders is, dan vast vertrouwen in God te geven. 2. Ken jij iemand die is overleden? Vraag dan aan God om troost bij het gemis. En vraag om houvast door Gods belofte van eeuwig leven en van weerzien op de nieuwe aarde. 3. Bedank God omdat Hij zijn Zoon naar deze aarde stuurde. En omdat Jezus duidelijk liet zien: Hij is sterker dan de dood. Hij geeft echt nieuw, blijvend leven.