Herschepping 2.0
DEEL 4. Jezus De Bijbelse gegevens uit de vier evangeliën over de geboorte, het lijden, het sterven en de opstanding van Jezus zijn samengevoegd en gedetailleerd uitgewerkt. Daarnaast ook enkele speerpunten uit zijn bediening: zijn onderwijs en zijn wonderen. Andere woorden en daden van Jezus zijn in andere delen van 'Herschepping' te vinden waar ze passen in de betreffende onderwerpen.
Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus? In de Bijbel vinden we veel benamingen van Jezus die allemaal iets zeggen over zijn karakter en wat Hij gedaan heeft. In dit hoofdstuk gaat het over enkele benamingen die iets zeggen over zijn identiteit: zijn goddelijke en menselijke natuur en de positie die Hij inneemt binnen het alles omvattende Koninkrijk van God.
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus Dit is een serie Bijbelstudies over de wonderbaarlijke gebeurtenissen rondom de geboorte van Jezus en over de betekenis van zijn komst op aarde.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus Jezus onderwees de mensen over het Koninkrijk van de hemel dat Hij introduceerde. Tegenover de massa's die naar Hem kwamen luisteren sprak Hij meestal in eenvoudige gelijkenissen en de meeste daarvan worden in dit hoofdstuk kort toegelicht.
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus Tijdens zijn leven op aarde deed Jezus meer wonderen dan iemand daarvoor of daarna ooit gedaan heeft. Daarmee bewees Hij zijn goddelijke afkomst. Door al die wonderen wilde Jezus laten zien dat God de mensen liefheeft en het goede met hen voor heeft. Tegelijk houdt elk wonder ook een geestelijke les in voor de betrokkenen, voor de toeschouwers en ook voor ons.
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus Dit is een serie gedetailleerde Bijbelstudies, samengesteld uit alles wat in de vier evangeliën verteld wordt over het lijden van Jezus gedurende zijn laatste dagen voor zijn kruisiging.
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus Dit is een serie gedetailleerde Bijbelstudies, samengesteld uit alles wat in de vier evangeliën verteld wordt over de kruisiging en het sterven van Jezus. Ook de betekenis van Jezus' kruisdood wordt toegelicht.
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus Dit is een serie gedetailleerde Bijbelstudies, samengesteld uit alles wat in de vier evangeliën verteld wordt over de opstanding van Jezus en de tijd voorafgaande aan zijn hemelvaart. Ook de grote betekenis van de opstanding binnen het christelijke geloof wordt toegelicht.
Deel 4. Jezus - 1 -
Herschepping 2.0
Deel 4. Jezus - 2 -
Herschepping 2.0
4.1. Wie is Jezus? In de Bijbel vinden we veel benamingen van Jezus die allemaal iets zeggen over zijn karakter en wat Hij gedaan heeft. In dit hoofdstuk gaat het over enkele benamingen die iets zeggen over zijn identiteit: zijn goddelijke en menselijke natuur en de positie die Hij inneemt binnen het alles omvattende Koninkrijk van God. 4.1.1. Jezus de Zoon van God 4.1.2. Jezus de Mensenzoon 4.1.3. Jezus de Messias 4.1.4. Jezus de Verlosser 4.1.5. Jezus de Koning
Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 1 -
Herschepping 2.0
4.1.1. Jezus de Zoon van God Zie ook onderwerp 'Goddelijke drie-eenheid' in hoofdstuk 'Gods wezen'.
Wanneer is Jezus ontstaan?
Jezus is de Zoon van God, maar geen schepsel van God. De Zoon is een verschijningsvorm van de eeuwige God en daarom kunnen we niet spreken over het 'ontstaan' of 'geboren worden' van de Zoon. Kijk eens naar de volgende bekende profetie over Jezus: "En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af." (Micha 5:1, HSV2010) Uit Bijbelteksten als deze mogen we niet concluderen dat er ooit een tijdstip van Jezus' ontstaan is geweest, lang voor zijn menswording op aarde. Tijd bestaat immers niet in de geestelijke wereld. Daarom kon Jezus ook van zichzelf zeggen: "Ik ben de eerste en de laatste, het begin en het einde." (Openbaring 1:17, NBG1951) Jezus wordt ook wel de 'eerstgeborene van de hele schepping' genoemd (Kolossenzen 1:15, HSV2010). De Jehova's Getuigen concluderen uit deze tekst dat Jezus een gewoon schepsel was, omdat Hij gewoon geboren zou zijn. Niets is minder waar. Het woord 'eerstgeborene' betekent vooral dat Jezus de eerste (=belangrijkste) uitdrukking van Gods wezen is en dat Jezus er was voor dat al het andere ontstond. De nadruk ligt vooral op 'eerst' en niet op 'geborene'. Jezus zei van zichzelf: "... Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben Ik." (Johannes 8:58, NBG1951) Dit is een heel opmerkelijke uitspraak. Jezus gebruikte voor zichzelf dus de 'Ik ben' naam, die in het Hebreeuws meerdere tijden kan omvatten: Ik was, Ik ben en Ik zal zijn. Dat is een aanduiding voor eeuwig bestaan van de totale Godheid.
Zoon van God en afbeelding van God "Hij (=Jezus), Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid... Hebreeën 1:3, HSV2010) God heeft zichzelf afgebeeld in zijn Zoon Jezus. In Hem is de onzichtbare God zichtbaar geworden (Kolossenzen 1:15). Jezus zei: "Ik en de Vader zijn één." (naar Johannes 10:38) "... Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien ..." (Johannes 14:9, NBG1951/NBV2004) Wie is God? Lees de evangeliën in de Bijbel zodat je Jezus leert kennen. En dan ken je de Vader ook. De Vader heeft hetzelfde karakter als Jezus. Door Jezus hebben we dus God heel goed leren kennen. De apostel Paulus schreef: "Hij is het beeld van de onzichtbare God..." (Kolossenzen 1:15, WV1995) "...in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk." (Kolossenzen 2:9, HSV2010) God heeft dus niet een gedeelte van zichzelf in zijn Zoon uitgedrukt, maar alles. Daarom is Jezus niet alleen goddelijk, maar God zelf, God in mensengedaante, om voor 100% te kunnen functioneren in de materiële wereld. Jezus heeft, evenals de Vader, leven in zichzelf (Johannes 5:26). Wel stelt Hij zich afhankelijk van de Vader op (Johannes 5:30) en onderwerpt Hij zich aan de wil van de Vader (Matteüs 26:39).
Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 2 -
Herschepping 2.0
De Zoon van God vertegenwoordigt God bij de mensen
In het Bijbelboek Openbaring wordt Jezus de betrouwbare getuige van God genoemd (Openbaring 1:5). Met andere woorden: Jezus is degene die de Godheid op aarde bekend heeft gemaakt en vertegenwoordigt. In Hebreeën 3:1 wordt Jezus de 'apostel van God' genoemd, dat wil zeggen: de uitgezondene, de vertegenwoordiger van de zender. Jezus wordt ook wel het mens geworden Woord genoemd ofwel de levende boodschap van God: "Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader." (Johannes 1:14, NBV2004) Jezus is Gods Rechterhand en als zodanig heeft Hij namens de Vader de uitvoerende macht binnen het Koninkrijk van de Hemel ontvangen. Momenteel beperkt deze heerschappij zich nog tot de geestelijke wereld, vandaar de benaming 'Koninkrijk van de Hemel'. Na zijn wederkomst op aarde zal Jezus namens de Vader ook regeren over de aarde. Zo zien we dat Jezus in alle fasen van de geschiedenis van het Koninkrijk de Vader vertegenwoordigt in de materiële wereld.
Jezus is God en mens
Jezus wordt in de Bijbel nadrukkelijk God genoemd: "... de verschijning van de heerlijkheid van onze grote God en redder, Christus Jezus." (Titus 2:13, GNB1996) In Matteüs 1 wordt een profetie uit het Oude Testament geciteerd en op Jezus toegepast in verband met de maagdelijke geboorte bij zijn moeder Maria: "De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuel geven,’ wat in onze taal betekent ‘God met ons." (Matteüs 1:23, NBV2004) In Jezus is de Godheid bij de mensen komen wonen. Het is een ontzagwekkend feit! Toen Tomas oog in oog kwam te staan met Jezus na zijn opstanding riep hij uit: "... Mijn Heer, mijn God!’ (Johannes 20:28, NBV2004) Jezus is tegelijk volledig God en volledig mens. Jezus noemde zichzelf zowel Zoon van God als Mensenzoon. Als mensen hebben we moeite om daarbij de juiste balans in acht te nemen. Bij het lezen van de evangeliën zien sommige Bijbellezers alleen maar de Zoon van God, die alles kon omdat Hij God was. Ze gaan dan gauw voorbij aan zijn menselijkheid. Andere Bijbellezers zien Hem in de eerste plaats als mens, die een goed voorbeeld gaf, en gaan voorbij aan zijn goddelijkheid. Maar Jezus heeft een volledig goddelijke natuur en Hij is ruim tweeduizend jaar geleden op aarde geboren en heeft daar een volledige menselijke natuur aangenomen.
4.1.2. Jezus de Mensenzoon Jezus was mens onder de mensen
Jezus noemde zichzelf het liefst de Mensenzoon. Hij liep er niet mee te koop dat Hij evenzeer de Zoon van God was en de beloofde Messias. Mogelijk liet Jezus het erop aankomen dat de mensen dat zelf zouden ontdekken op grond van zijn daden. Jezus was mens onder de mensen (Johannes 1:4). Hij was openhartig en toegankelijk, Hij gedroeg zich niet als een verheven leraar die zich ver boven zijn discipelen plaatste, maar ging met hen om als met vrienden. Zo heel gewoon, en dat was juist het bijzondere van Hem, want Hij was niet minder dan God Zelf. Jezus liet vooral zijn LEVEN spreken. Zijn levensstijl en zijn daden spraken namelijk voor zich. Hij had belangstelling voor alle mensen, voor armen en rijken, voor jong en oud, voor mannen en vrouwen, voor aanzienlijken en verachten. Overal waar Hij kwam liet Hij het ware karakter van God zien en liet Hij een spoor van zegen achter. Met het oog daarop zei Jezus: "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien." (Johannes 14:9, NBG1951) Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 3 -
Herschepping 2.0
Jezus stond open voor alle mensen die Hem nodig hadden. Hij genas talloze zieken. Zelfs de meest verachte mensen uit de samenleving, zoals prostituees en corrupte belastinginners, hielp Hij om een nieuw leven van God te ontvangen. Velen van hen ontvingen Gods vergeving en werden zijn trouwste volgelingen. Zelfs een van de twee criminelen, die tegelijk met Hem gekruisigd werden, hielp Hij om de weg tot God te vinden. Daarnaast had Jezus weinig respect voor mensen die zichzelf beschouwden als onberispelijke joden, die door hun nauwkeurige naleving van de levenswet zichzelf tot de hoogste geestelijke elite hadden bevorderd.
De Mensenzoon is de komende Koning
Toch heeft de titel 'Mensenzoon' ook nog een andere betekenis. Elke Jood wist in Jezus' tijd dat daarmee nadrukkelijk de Messias werd bedoeld, die door de Profeet Daniël ook zo werd genoemd: "Ik bleef toekijken in de nachtgezichten en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot de Oude van dagen (=God), en men leidde hem voor deze; en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is." (Daniël 7:13-14, NBG1951) Dus de titel 'Mensenzoon' kan in direct verband worden gebracht met 'Messias', de toekomstige Koning van Israël en de hele wereld, terwijl tegelijk zijn mens-zijn wordt benadrukt.
Als Mensenzoon is Jezus geloofwaardig
Er kan geen enkele twijfel zijn over het feit dat Jezus op aarde geleefd heeft. Ook in bronnen buiten de Bijbel is dit bevestigd, zoals door enkele geschiedschrijvers uit de Oudheid: Tacitus, een Romeins historicus Suetonius, een Romeins historicus Flavius Jozefus, een joods historicus Jezus was bovenal echt, geen fanaticus, geen geestelijke leider die zijn volgelingen opzweepte tot extreme daden. Hij had een volkomen rein, zuiver leven zonder zonde (Hebreeën 4:15), zoals nooit iemand voor Hem of na Hem ooit heeft laten zien. Bij alle andere geestelijke leiders, profeten, goeroes, stichters van religies of geestelijke stromingen kunnen we schaduwkanten in hun levens waarnemen, maar bij Jezus niet. Jezus isoleerde zich niet van de mensen en Hij verhief zich niet boven hen. Ja, Jezus was volkomen uniek en tegelijk transparant als mens onder de mensen, Hij kwam om te dienen en zijn leven te geven en was daarmee de meest geloofwaardige persoon die ooit op aarde geleefd heeft. Door zijn levensstijl raakte Hij de harten aan van alle mensen die Hem ontmoetten. Je kon niet onverschillig blijven als je Hem gezien had. Als je hart openstond voor het goede, voelde je je thuis bij Hem, maar als je wat te verbergen had, voelde je dat je geweten zich aangesproken voelde en dan bleef je maar liever bij Hem vandaan. Vooral de meeste geestelijke leiders uit de tijd van Jezus hebben zich tegen Hem verzet, waarmee ze hun ware aard lieten zien... Het is ondenkbaar dat Jezus zich vrijwillig overgaf aan een onmenselijke lijdensweg met als enige doel de mensheid op te zadelen met een verzameling leugens. Talloze gelovigen hebben hun geloof in Hem met de dood moeten bekopen, en bijna dagelijks gebeurt dit nog steeds. Dat is geen blind fanatisme, maar een bewuste keuze van mensen omdat zij weten dat Jezus de waarheid sprak en dat zijn sterven de bron opende naar een eeuwig leven dat geen utopie of droom is, maar een werkelijkheid die minstens even reëel is als de wereld waarin we leven.
Jezus sprak de waarheid
Altijd en overal heeft Jezus de waarheid gesproken, de volle waarheid en niets anders dan de waarheid. Enkele voorbeelden: Jezus had van tevoren gezegd dat Hij verworpen zou worden door de joodse leiders en gedood zou worden (Matteüs 16:21). Dat is ook zo gebeurd. Jezus had van tevoren gezegd dat Hij uit de dood zou opstaan (Matteüs 16:21). Het is gebeurd. Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 4 -
Herschepping 2.0
Jezus had zijn discipelen beloofd de Heilige Geest te zenden (Johannes 14:16). Het is gebeurd (Handelingen 2). Jezus heeft gezegd dat Hij naar de hemel zou gaan om naar de Vader te gaan (Johannes 14:1-4). Het is gebeurd. Stefanus heeft Hem gezien in zijn hemelse glorie (Handelingen 7:55). Jezus heeft gezegd dat er geloofsvervolgingen zouden komen voor zijn volgelingen door de eeuwen heen (Matteüs 24:9-13). Het is gebeurd en het gebeurt nog steeds. Jezus heeft gezegd dat Hij eenmaal zal terugkomen (Matteüs 26:30-31). Het zal gebeuren. Honderd procent zeker.
Ook nu spreekt Jezus nog de waarheid vanuit de Bijbel. Geloof elk woord van wat Hij daarin tot je zegt. Niemands woorden zijn zo geloofwaardig en betrouwbaar als die van Jezus, die terecht heeft gezegd: "... Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij." (Johannes 14:6, NBV2004)
4.1.3. Jezus de Messias De Messias is de beloofde Koning van Israël
De titel 'Messias' betekent letterlijk de gezalfde die God beloofd had te zenden om vanuit Israël over de aarde te regeren. De joden wisten dat de Messias een nakomeling van koning David zou zijn: "De dag zal komen – spreekt de H E E R – dat ik aan Davids stam een rechtmatige telg laat ontspruiten, die als koning een wijs beleid zal voeren en die in het land recht en gerechtigheid zal handhaven. Dan wordt Juda verlost en zal Israël in vrede leven. Zijn naam zal zijn “De H E E R is onze gerechtigheid”. (Jeremia 23:5-6, NBV2004) Ook wisten ze dat Hij in Betlehem, de geboorteplaats van David, geboren zou worden: "U, Betlehem in Efrata, al bent u klein onder Juda’s stammen, toch zal er, zeg Ik, iemand uit u voortkomen die over Israël gaat heersen. In het verre verleden ligt zijn oorsprong, in lang vervlogen dagen." (Micha 5:1, WV1995) In het geslachtsregister van Matteüs 1:1-16 zien we Jezus' afstamming van David beschreven. Natuurlijk houdt de titel 'Zoon van David' direct verband met zijn roeping tot het Messiaanse koningschap. Ook dit heeft de engel Gabriël voor zijn geboorte tegen zijn moeder Maria gezegd: "Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven." (Lucas 1:32, NBV2004)
Jezus en David
Er is geen koning in het Oude Testament, die zo vaak genoemd wordt als koning David. Als geen ander was hij een voorafschaduwing van Koning Jezus. Er zijn veel overeenkomsten tussen David en Jezus, zoals: Ze werden beiden geboren in Betlehem (1 Samuël 16:4-13; Lucas 2:1-20). Ze werden beiden uit jaloezie vervolgd door een koning: David door koning Saul (1 Samuël 1826), Jezus door Herodes (Matteüs 2:13-18). Ze hadden beiden een opvallend diepe relatie met God. God hield van David en stelde hem als voorbeeld voor alle andere koningen; God noemde Jezus 'zijn geliefde Zoon' (Matteüs 3:17). Trouwens: de naam 'David' betekent: geliefde. David ZONG over Godverlatenheid in Psalm 22, Jezus heeft die uiterste Godverlatenheid MEEGEMAAKT toen Hij stierf als vervloekte en gekruisigde. Deze Psalm bevat verschillende profetieen met details die in de lijdensgeschiedenis van Jezus zijn vervuld. David ZONG over de Goede Herder (Psalm 23), Jezus WAS de Goede Herder (Johannes 10:1-18).
Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 5 -
Herschepping 2.0
Jezus is de Zoon van David
In het Nieuwe Testament wordt Jezus op enkele opvallende plaatsen niet Gods Zoon of Mensenzoon genoemd, maar Zoon van David. Kijk maar naar de volgende voorbeelden: In de allereerste Bijbeltekst van het Nieuwe Testament wordt Jezus al Zoon van David genoemd en daarna volgt zijn geslachtsregister als afstammeling van David (Matteüs 1). Bij de aankondiging van Jezus' geboorte vertelde de engel Gabriël aan Maria dat Jezus de troon van 'zijn vader David' zou ontvangen (Lucas 1:32). God regelde het zo dat Jezus geboren werd in Betlehem, de stad van David (Micha 5:1; Lucas 2:4), hoewel zijn aardse ouders in Nazaret woonden. Enkele blinden 'zagen' Jezus als de beloofde Zoon van David (Matteüs 9:27; Lucas 18:38). Bij de intocht in Jeruzalem, kort voor zijn kruisiging, werd Jezus toegezongen: "Hosanna de Zoon van David, gezegend Hij, die komt in de naam van de Heer" (Matteüs 21:9). Ook later in de tempel riepen mensen dezelfde woorden (Matteüs 21:15) en Jezus accepteerde deze benaming.
Messias
Gedurende de jaren van Jezus' bediening op aarde hield de volgende kernvraag alle mensen bezig: Is Jezus de beloofde Messias, die God aan het volk Israël beloofd had om hen te redden van de vijanden en die een heilsstaat zal oprichten? Zijn discipelen geloofden dit al vanaf het begin. Toen Andreas Petrus aanspoorde om voor het eerst Jezus te ontmoeten zei hij: "'We hebben de Messias gevonden,’ zei hij tegen hem. Messias betekent Christus, Gezalfde." (Johannes 1:42, GNB1996) Toen Natanaël, die ook een van de twaalf discipelen zou worden, Jezus ontmoette zei hij: "Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israël!" (Johannes 1:49, NBV2004) Toen Jezus aan zijn discipelen vroeg wie Hij volgens hen was, zei Petrus: "... U bent de messias, de Zoon van de levende God." (Matteüs 16:16, NBV2004) Bij de intocht in Jeruzalem, kort voor de veroordeling van Jezus, riepen de mensen: "Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer, de koning van Israël." (Johannes 12:13, NBV2004) Maar zelfs de demonische geesten, die door Jezus werden uitgedreven maakten overal bekend dat Jezus de Messias was. Niet dat dit het soort reclame was waar Jezus op zat te wachten, maar hun getuigenis was wel hoorbaar voor de omstanders. Dit was een van de weinige keren dat demonen de waarheid hebben gesproken... "Hij (=Jezus) dreef ook veel demonen uit, die schreeuwden: 'Jij bent de Zoon van God!' Hij sprak hen bestraffend toe en verbood hun iets te zeggen; ze wisten immers dat hij de messias was." (Lucas 4:41, NBV2004) De joodse leiders en de farizeeën hebben steeds geweigerd Jezus te erkennen als de door God gezonden Messias. Hierover is in de vier evangeliën veel geschreven. Na de opstanding van Jezus probeerden de apostelen hen ervan te overtuigen dat Jezus toch wel degelijk de beloofde Messias was. De genezing van een verlamde man in de naam van Jezus de Messias had dat immers bevestigd: "Dus moet heel het huis Israël zeker weten dat God Hem tot Heer en Messias heeft aangesteld, deze Jezus, die u hebt gekruisigd." (Handelingen 2:36, WV1995)
De Zoon van David is de Messias
Dat de Messias een nakomeling van David zou zijn, daarover bestond in de dagen van Jezus geen twijfel. In zijn laatste discussie met de farizeeën gaf Jezus op een indirecte manier een duidelijk visitekaartje van zichzelf af:
Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 6 -
Herschepping 2.0
"Nu de Farizeeën om hem heen stonden, stelde Jezus hun deze vraag: 'Wat denkt u over de messias? Van wie is hij een zoon?' 'Van David,' antwoordden ze. Jezus vroeg: 'Hoe kan David hem dan, geïnspireerd door de Geest, Heer noemen? Want hij zegt: 'De Heer sprak tot mijn Heer: 'Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.'' Als David hem dus Heer noemt, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?' En niemand was in staat hem een antwoord te geven, noch durfde iemand hem vanaf die dag nog een vraag te stellen." (Matteüs 22:41, NBV2004) Deze argumentatie is belangrijk, want hier bewijst Jezus vanuit de Schriften (Psalm 110:1) dat de Messias iemand zou zijn met extreem hoge goddelijke autoriteit. Jezus claimde de Messias te zijn, de Zoon van God. De Farizeeën hadden geen weerwoord tegen deze overtuigende woorden. Het was de laatste discussie die Jezus ooit met hen gevoerd heeft. In de vroegchristelijke kerk gold dit als het meest duidelijke bewijs tegenover joden dat Jezus de Messias was. Ook de schrijver van de Hebreeënbrief haalde dit citaat uit de Psalmen aan om de goddelijkheid van Jezus aan te tonen (Hebreeën 1:13).
Christus = Messias
'Christus' is een Griekse benaming voor Jezus met dezelfde betekenis als Messias (Gezalfde). Deze titel van Jezus komt in het Nieuwe Testament vaak voor, in de brieven zelfs vaker dan 'Jezus' en 'Heer'. Alle schrijvers van de boeken in het Nieuwe Testament waren zich natuurlijk duidelijk bewust van het feit dat deze naam betekende dat Jezus een joodse afkomst had, uit het nageslacht van koning David kwam en de door Gods aangestelde en gezalfde Messias was. Maar na verloop van tijd kwamen joden en christenen steeds verder uit elkaar te staan en beschouwden de christenen Jezus steeds meer als 'hun' Heer en die door de meeste joden niet aanvaard werd. Zo werd Jezus in hun beleving steeds meer verchristelijkt en steeds meer ontjoodst. En tegenwoordig is de naam 'Christus' voor de meeste christenen eigenlijk zoiets als de achternaam of een tweede naam van Jezus, waarbij wordt voorbijgegaan aan zijn functie als Messias, de komende Koning van Israël. Gelukkig heeft de NBV2004 vertaling op sommige plaatsen het Griekse woord 'christos' weergegeven als 'messias' , namelijk overal waar Jezus' rol als de beloofde Messias duidelijk aan de orde was. "Toen vroeg hij (=Jezus) hun (=discipelen): ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Petrus antwoordde: ‘U bent de messias." (Marcus 8:29, NBV2004) Dat is heel correct, maar toch zou het nog correcter zijn om overal in het Nieuwe Testament de benaming Messias te gebruiken, maar dat zou bij veel christenen wellicht een gevoel van vervreemding tot gevolg hebben. Waarmee extra duidelijk zou worden bevestigd dat we Jezus inderdaad teveel verchristelijkt hebben. Het is moeilijk de Bijbel te lezen zonder vooroordelen! Deze kwestie maakt naar mijn mening pijnlijk duidelijk dat christenen nog te weinig beseffen dat zij gered zijn door de Messias van het joodse volk, en dat de vermaning van de apostel Paulus in Romeinen 11:17-24 nog veel te weinig is doorgedrongen tot christelijke harten...
4.1.4. Jezus de Verlosser Jezus
Dit is de naam die Jezus bij zijn geboorte op aarde ontving van zijn ouders, zijn eigennaam dus. Alle overige namen voor Jezus zijn dus geen eigennamen maar titels die een bepaalde hoedanigheid, verantwoordelijkheid of positie aanduiden. In 'Herschepping' wordt de naam 'Jezus' dan ook verreweg het meest gebruikt. In het Hebreeuws was de naam: Yeshua, uitgesproken als 'Jesjoea' (God redt). Voorafgaande aan zijn geboorte had de engel tegen Jozef gezegd: "Zij zal een zoon baren en u zult hem de naam Jezus geven, want hij is het die zijn volk zal bevrijden van hun zonden." (Matteüs 1:21, GNB1996)
Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 7 -
Herschepping 2.0
Bij deze naam denken we dus vooral aan Jezus' menswording en aan het feit dat Hij, in gehoorzaamheid aan de Vader, vrijwillig is gestorven aan een kruis om de wereld te redding van de overheersing van de zonde en de macht van de satan. Als zodanig heeft Jezus de betekenis van zijn naam meer dan waar gemaakt.
Verlosser, Heiland, Redder, Bevrijder
In het Oude en Nieuwe Testament wordt God de redder genoemd (zie bijvoorbeeld Jesaja 45:21-23; Lucas 1:47; 1 Timoteüs 2:3). Zo werd de geboorte van Jezus als volgt aan de herders verteld door een engel: "Vandaag is in de stad van David uw redder geboren: Christus, de Heer." (Lucas 2:11, GNB1996) Jezus is degene die aan het kruis is gestorven om de mensheid te redden (=verlossen, bevrijden) uit de macht van de satan. Deze verlossing hangt samen met de vergeving van de zondeschuld maar is niet hetzelfde. De verlossing wordt individueel toegepast bij de wedergeboorte. Als Jezus terugkomt zal Hij de wereld definitief redden van de overheersing van de satan. Ook in die betekenis wordt het woord dit begrip gebruikt in de Bijbel: "Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten." (Filippenzen 3:20, NBG1951)
Lam van God
Bij het eerste Pesachmaal, in de nacht voor de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, werd een lam geslacht. Het bloed van het lam moesten ze aan de deurposten aanbrengen zodat de doodsengel bij hen zou voorbijgaan, die alle eerstgeborenen in het land Egypte zou doden vanwege hun verzet tegenover God (Exodus 12-13). Zo werden hun levens in symbolische zin gespaard door het bloed van het offerlam. Op dezelfde manier heeft Jezus zijn bloed (dat is: zijn leven) gegeven om zondige mensen te redden van de eeuwige dood. Johannes de Doper zei het volgende tegen enkele aanstaande discipelen van Jezus: "... Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt." (Johannes 1:29, NBV2004) Johannes kon dit alleen maar weten door goddelijke openbaring. De apostel Petrus schreef over "... het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam." (1 Petrus 1:19) De apostel Johannes had een uitgebreid visioen waarin hij Jezus zag staan voor de troon van God. De gedaante van Jezus was als van een lam: "Midden voor de troon, tussen de vier wezens en de oudsten, zag ik een lam staan. Het zag eruit alsof het geslacht was..." (Openbaring 5:6, NBV2004)
Bemiddelaar
Een bemiddelaar is iemand die de relatie en de communicatie tussen twee personen of instanties onderhoudt. Vanwege de zonde was er een diepgaande verwijdering ontstaan tussen de heilige God en de zondige mensheid. Door zijn plaatsvervangend sterven aan het kruis heeft Jezus de verzoening tot stand gebracht tussen God en de mensheid. "Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus..." (1 Timoteüs 2:5, NBV2004) De rol van Jezus als Bemiddelaar houdt ook in dat Hij als een soort advocaat de belangen van de gelovigen behartigt bij de Vader: "Zo kan hij ieder die door hem tot God komt volkomen redden, omdat hij voor altijd leeft en zo voor hen kan pleiten." (Hebreeën 7:25, NBV2004) Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 8 -
Herschepping 2.0
Uit deze Bijbeltekst en vele andere kunnen we lezen dat we DOOR Jezus met God contact kunnen hebben, denk maar aan de voorbede in de naam van Jezus. Jezus zei hierover: "Wanneer je iets in mijn naam vraagt, zal ik het doen." (Johannes 14:14, NBV2004) In verbondenheid met Jezus als Bemiddelaar hebben christengelovigen toegang tot de hemelse zegeningen. Vanwege Jezus ontvangen ze die van God de Vader: "Ik dank mijn God telkens weer om u. Ik dank hem voor de goedheid van God die u gegeven is in Christus Jezus." (1 Korintiërs 1:4, GNB1996) Gods liefde voor christengelovigen is altijd verbonden met Jezus als Bemiddelaar: "noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here." Romeinen 8:39, NBVG1951) In de brieven van het Nieuwe Testament komen we heel vaak uitdrukkingen tegen als 'in Christus' (NBG1951) of 'één geworden met Christus' (NBV2004) tegen. Dat hangt altijd samen met de verbondenheid met God via Jezus de Bemiddelaar.
Verlosser en Vredevorst
Jezus zal ook op een ander manier optreden als Verlosser van de wereld. Dat zal gebeuren bij zijn wederkomst naar de aarde. Hij zal dan de Gemeente komen bevrijden uit hun moeilijke levensomstandigheden op de aarde en hen vanuit de aarde opnemen om Hem te ontmoeten. Dan zal Jezus ook Israël bevrijden uit de wurggreep van de omliggende vijandige volken. Bovendien zal Hij de hele wereld bevrijden uit de macht van de satan. Daardoor krijgt zijn naam als Verlosser een nog bredere betekenis. Dit moment maakte de apostel Johannes als het ware mee tijdens zijn visioenen over de toekomst: "Toen hoorde ik een luide stem in de hemel zeggen: ‘Nu zijn de redding, de macht en het koningschap van onze God werkelijkheid geworden, en de heerschappij van zijn messias. Want de aanklager van onze broeders en zusters, die hen dag en nacht bij onze God aanklaagde, is ten val gebracht." (Openbaring 12:10, NBV2004)
4.1.5. Jezus de Koning Jezus vervult een cruciale positie in Gods Koninkrijk in alle eeuwen. Hier volg een chronologisch overzicht.
1. Schepper naast God
Jezus was nadrukkelijk betrokken bij de totstandkoming van de schepping. "de Zoon ... door wie Hij (God) de wereld heeft geschapen." (Hebreeën 1:2, NBV2004) "Want God heeft door hem alles geschapen in de hemel en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, zoals tronen en heerschappijen, overheden en machten. Alles is door hem en voor hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat dankzij hem." (Kolossenzen 1:16-17, GNB1996) Wel weten we dat God de aarde vorm gaf door te spreken. In Genesis 1 lezen we steeds dat God iets zei en vervolgens maakte Hij het. De evangelist Johannes noemt Jezus op een filosofische manier ook wel het mens geworden Woord genoemd ofwel de levende boodschap van God: "Het Woord was in de wereld, de wereld is door hem ontstaan en toch kende de wereld hem niet... Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader." (Johannes 1:10,14, NBV2004)
Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 9 -
Herschepping 2.0
2. Jezus in het Oude Testament
Misschien wel alle Bijbeluitleggers zijn het er over eens dat we Jezus vaak in het Oude Testament tegenkomen als DE 'Engel van de Heer'. Voorbeelden van zijn optreden zijn: de ontmoeting met Abraham (als Melchizedek: Genesis 14:18-20; Hebreeën 7:1-10) de ontmoeting met Hagar in de woestijn (Genesis 16:7-14) de roeping van Mozes (Exodus 3:2) uitvoeren van Gods strafgerichten op aarde (Jesaja 37:36) bescherming van gelovigen (Psalm 34:8; Jesaja 63:9) De 'Engel van de Heer' is namelijk geen gewone engel, want Hij wordt aan God gelijk gesteld: "Daar verscheen de Engel des H E R E N … Toen de H E RE zag …, riep God hem." (Exodus 3:2-4, NBG1951) In veel gevallen waar de Engel van de Heer verschijnt lezen we de ene keer: "God zei" en de andere keer "de Engel van de Heer zei". De aartsvader Abraham had eens een bijzondere ontmoeting met een zekere Melchizedek, na zijn overwinning over een machtig leger. Daarvan lezen we in de Bijbel: "En Melchisedek, de koning van Salem, liet brood en wijn brengen. Hij was een priester van God, de Allerhoogste, en sprak een zegen over Abram uit ... Abram gaf aan Melchisedek een tiende van wat hij had heroverd." (Genesis 14:18-20, NBV2004) We lezen heel bijzondere dingen over Melchisedek, die in hun geheel genomen niet passen bij een mens, maar eerder bij God: 1. Zijn naam betekent 'koning van gerechtigheid', een titel die bij Jezus past. 2. Hij was koning van Salem, en dat betekent: koning van vrede, Vredevorst dus, en dat is ook een titel van Jezus. 3. Brood en wijn komen we bij de Pesachmaaltijd en het Heilig Avondmaal tegen. 4. Hij werd priester genoemd, terwijl er het oudtestamentische priesterschap nog niet bestond. 5. Hij zegende Abraham. 6. Abraham gaf hem een offergeschenk als dank voor de overwinning, die overduidelijk door God was gegeven. In Hebreeën 7 wordt Melchisedek met Jezus vergeleken. Daar lezen we onder meer het volgende: "Zonder vader, zonder moeder, zonder stamboom kent hij geen begin van dagen en ook geen levenseinde, maar aan de Zoon van God gelijkgemaakt, blijft hij in eeuwigheid priester." (Hebreeën 7:3, HSV2010) Vooral de verschijning van Melchisedek maakt het heel aannemelijk dat Jezus onder andere benamingen op de aarde verscheen in de oudtestamentische tijd.
3. Geboorte van Koning Jezus op aarde
Jezus was tijdens zijn leven op aarde een tamelijk onopvallende figuur. Zijn geboorte werd niet door veel mensen opgemerkt. Ik vermoed dat Jozef en Maria er in Nazaret ook niet te veel mee te koop liepen dat hun zoon eigenlijk de Zoon van God was. Dat zou Hij later wel bekend maken als zijn tijd gekomen was. "Hij kwam naar wat van hem was (=het volk Israël), maar wie van hem waren hebben hem niet ontvangen. Wie hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden." (Johannes 1:11-12, NBV2004) Jezus wilde dat de mensen aan zijn optreden en woorden in hun hart zouden proeven dat Hij de door God gezonden Messias was. Eens, toen Jezus op een wonderbaarlijke manier een menigte van voedsel had voorzien, wilden de mensen Hem tot Koning uitroepen:
Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 10 -
Herschepping 2.0
"Omdat Jezus doorhad dat ze Hem met alle geweld gingen meenemen en tot koning uitroepen, trok Hij zich weer, geheel alleen, in het gebergte terug." (Johannes 6:15, WV1995) Maar Jezus wilde dat niet, omdat de tijd van het Messiaanse koningschap nog niet gekomen was. Zijn roeping was nu niet om nu al te heersen, maar om te dienen. En dat deed Hij door het joodse volk de ware betekenis van de Tora te leren begrijpen, door hun zieken te genezen en de demonisch gebonden en bezeten mensen te bevrijden. Hij deed het door te vertellen over het nieuwe Koninkrijk van de Hemel, een geestelijk koninkrijk bestaande uit Hemzelf als koning en allen die hun leven aan Hem toevertrouwden als zijn volgelingen. "Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen." (Matteüs 4:17, HSV2010) Jezus leidde een kleine groep volgelingen op om later als apostelen de wereld in te zenden om het evangelie van dit Koninkrijk te verkondigen.
4. Jezus als 'lijdende knecht van de Heer'
De profeet Jesaja heeft enkele uitvoerige profetieën beschreven over de 'lijdende knecht'. Hierin worden allerlei details genoemd die verrassend nauwkeurig op Jezus te betrekken zijn: "Hier is mijn dienaar ... hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde, ik heb hem met mijn geest vervuld ... ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen ... om blinden de ogen te openen..." (uit Jesaja 42:1-8, NBV2004) "... Ik zal je maken tot een licht voor alle volken, opdat de redding die ik brengen zal tot aan de einden der aarde reikt..." (uit Jesaja 49:1-7, NBV2004) "... Ik heb mijn rug blootgesteld aan mijn folteraars, Ik heb mijn gezicht niet verborgen toen ze mij beschimpten en bespuwden..." (uit Jesaja 50:4-11, NBV2004) "... zo gruwelijk, zo onmenselijk was zijn aanblik, zijn uiterlijk had niets meer van een mens ... Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende ... Om onze zonden werd hij doorboord ... Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open..." (uit Jesaja 52:13-53:12, NBV2004) Toen de lijdenstijd van Jezus aanbrak gingen zelfs zijn discipelen twijfelen aan Jezus' koningschap. In die tijd werd Hij slechts door enkele mensen herkend als hun koning: De moordenaar aan het kruis, die tot geloof kwam, sprak Jezus aan als koning. Hij was er zelfs van overtuigd dat Jezus ook na zijn dood nog koning zou zijn. Daar was veel geloof voor nodig (Lucas 23:42). Pilatus schreef als opschrift boven het kruis van Jezus 'koning van de joden'. Ook al was dit misschien spottend bedoeld tegenover de joodse leiders, hij had Jezus wel degelijk als Koning herkend (Johannes 18:33-40). De belangrijkste roeping van Jezus gedurende zijn leven op aarde was om plaatsvervangend voor de mensheid te lijden en te sterven aan het kruis. Daarna werd Hij opgewekt uit de dood en is Hij een aantal weken later teruggegaan naar de hemel.
5. Jezus als Koning, regerend vanuit de hemel
Na zijn hemelvaart heeft Jezus de hoogste Koninklijke positie gekregen 'aan de rechterhand van de Vader'. Vandaar uit functioneert Jezus als de Koning van het Koninkrijk van de Hemel en als het Hoofd van de wereldwijde Gemeente van gelovigen. "... hij (=Jezus) heeft, na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit..." (Hebreeën 1:3, NBV2004) Jezus is de uitvoerende machtspersoon binnen de Godheid, zodat Hij kon zeggen: "Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven..." (Matteüs 11:27, WV1995)
Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 11 -
Herschepping 2.0
“... Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde," (Matteüs 28:18, HSV2010) Jezus leeft momenteel in de hemel als de 'hogepriester van het Nieuwe Verbond' (Hebreeën 8). Hij is een soort advocaat voor gelovigen die hun rechtspositie voor de troon van God veilig stelt: "Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen van God? ... Christus is het die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, die ook voor ons pleit." (Romeinen 8:33-34, HSV2010) De naam 'Heer' is de meest voorkomende titel van Jezus in het Nieuwe Testament. De Griekse vorm is 'kurios', dat ook de vertaling is van de Hebreeuwse titel 'adonai' die voor God wordt gebruikt. Dat hoeft ons niet te verbazen; het is een van de vele Bijbelse bewijzen dat Jezus God is. De belijdenis van de vroege Kerk, 'Jezus is Heer', betekent niet alleen dat Jezus een Koninklijke positie inneemt, maar nadrukkelijk ook dat Hij God is. Zie ook onderwerp 'Toegewijd aan Jezus' in hoofdstuk 'Toewijding'.
6. Jezus als Koning over de aarde tijdens het Messiaanse Vrederijk
We verwachten dat na de wederkomst van Jezus het Messiaanse Vrederijk zal aanbreken. Dat zal de hele aarde omvatten en alle bestaande wereldrijken omvatten. "En de H EE R zal koning worden over de hele aarde. Dan zal de H EE R de enige God zijn en zijn naam de enige naam." (Zacharia 14:9, NBV2009) Dan zal Jezus de regerende Vredevorst zijn in volle glorie: "In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens (=Jezus). Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan." (Daniël 7:13-14, NBV2004)
7. Jezus als Koning op de Nieuwe Aarde
In de Bijbel lezen we dat na het einde van het Vrederijk het Laatste Oordeel zal plaatsvinden. Daarbij zal Jezus de uitvoerende Rechter zijn die ervoor zal zorgen dat ieder mens naar zijn definitieve bestemming gaat. "Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven." (Johannes 5:22, NBV2004) Het koningschap van Jezus, dat Hij uitoefende gedurende het Messiaanse Vrederijk, zal dan worden voortgezet op de Nieuwe Aarde, waar Hij ook weer de heerschappij heeft namens God de Vader (Openbaring 22:1). Zie ook hoofdstuk 'Gods Koninkrijk'.
Hoofdstuk 4.1. Wie is Jezus - 12 -
Herschepping 2.0
4.2. Komst van Jezus Dit is een serie Bijbelstudies over de wonderbaarlijke gebeurtenissen rondom de geboorte van Jezus en over de betekenis van zijn komst op aarde. 4.2.1. Voor de geboorte van Jezus 4.2.2. Geboorte van Jezus 4.2.3. Schaapherders van Betlehem 4.2.4. Simeon en Anna 4.2.5. Magiërs uit het oosten 4.2.6. Vlucht naar Egypte 4.2.7. Jezus van Nazaret 4.2.8. Jezus kwam voor Israël 4.2.9. Jezus kwam voor de hele wereld
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 1 -
Herschepping 2.0
4.2.1. Voor de geboorte van Jezus Aankondiging van de geboorte
God had Maria, een meisje uit Nazaret, uitgekozen om moeder te worden van Jezus, de Zoon van God. Bij de aankondiging van Jezus' geboorte vertelde de engel Gabriël Maria eerst hoezeer dit moederschap een zegenrijke roeping was: "Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je." (Lucas 1:28, NBV2004) De engel legde Maria uit dat zij door Gods Geest zwanger zou worden: "Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven." (Lucas 1:32, NBV2004) Maria accepteerde de woorden van de engel als de woorden van God zelf. Het is maar de vraag of ze op dat moment de consequenties van haar roeping overzag, maar ze wist genoeg om een keuze te kunnen maken. God daagt mensen altijd uit om keuzen te maken die hun eigen krachten te boven gaan en die voortkomen uit geloof in zijn almacht en hulp. Maria's reactie laat zien dat zij op God vertrouwde en bereid was zichzelf geheel over te geven aan zijn wil: "... Ik ben de dienares van de Heer; laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt..." (Lucas 1:39, WV1995) Deze maagdelijke geboorte van de Zoon van God is een van de grootste en diepste mysteries van het evangelie, een gebeurtenis van ongekend grote betekenis. Nooit daarvoor en nooit daarna heeft er zo'n bijzondere eenwording tussen God en het menselijke geslacht plaatsgevonden. Het grote wonder dat God in een gewoon menselijk lichaam op aarde heeft rondgelopen is iets waarover onze verbazing en verwondering nooit zal ophouden.
Bevestiging en bemoediging
Toen de engel weg was begon het tot Maria door te dringen dat haar zwangerschap wel eens tot grote problemen kon leiden. Niemand in haar dorp zou immers geloven dat haar zwangerschap bovennatuurlijk van aard was. Ze zou door iedereen met de nek worden aangekeken. Zwanger omdat een engel dat gezegd heeft, maak dat de kat wijs! En hoe zou Jozef reageren als ze het hem zou vertellen? En haar vader? Ze zouden allemaal zeggen dat ze zich wat had ingebeeld. Dat zeiden mannen altijd als een vrouw iets vertelde dat ze moeilijk konden geloven. Maar de wijze God wist dat Maria in verwarring zou kunnen raken en had iets achter de hand om haar ervan te overtuigen dat ze echt een boodschap van God had gehoord. De engel had namelijk nog iets tegen Maria gezegd: "Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.’" (Lucas 1:36-37, NBV2004) In sommige oudere vertalingen staat dat Elisabet een nicht van Maria was, maar dat is niet correct. Er staat letterlijk 'vrouwelijk familielid'. Vanwege het leeftijdsverschil zou Elisabet eerder haar tante zijn geweest. Maria had een sterke behoefte om uit te zoeken of de bejaarde Elisabet inderdaad in verwachting was. Als zo'n oude vrouw door een wonder van God voor het eerst zwanger kon worden op zo'n leeftijd, was Hij waarschijnlijk ook in staat om een wonder bij HAAR te doen. Ze kon niet wachten om te gaan! "Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda, waar ze het huis van Zacharias binnenging en Elisabet begroette." (Lucas 1:39-40, NBV2004) Toen ze Elisabet ontmoette zag Maria het meteen: ze was duidelijk in verwachting! De engel had toch gelijk gehad! En dan de reactie van Elisabet toen ze Maria zag:
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 2 -
Herschepping 2.0
"... ze werd vervuld van de heilige Geest en riep luid: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot! Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan.’" (Lucas 1:41-45, NBV2004) Nog voordat Maria aan Elisabet had kunnen vertellen over het wonder in haar lichaam hoorde ze het al uit haar mond, doordat ze profeteerde door de Heilige Geest. En zelfs de ongeboren Johannes reageerde op de komst van zijn Neef door een vreugdesprongetje te maken. God had Maria een ongelofelijk rijke bevestiging gegeven van haar roeping om de moeder van Gods Zoon te worden. Maria prees God uitbundig om zijn goedheid: "... Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder ... ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam." (Lucas 1:46-49, NBV2004)
Moeilijke roeping
Inderdaad, zelfs Jozef, met wie Maria intussen ondertrouwd was, geloofde het niet en hij wilde afstand nemen van Maria. "Haar man, Jozef, een rechtschapen mens, wilde haar niet in opspraak brengen en besloot in stilte van haar te scheiden." (Matteüs 1:19, GNB1996) Maar God kwam hem tegemoet door het hem apart nog eens uit te leggen: "Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer, die zei: 'Jozef, zoon van David, wees niet bang uw vrouw Maria bij u te nemen, want wat bij haar tot leven is gewekt, is van de heilige Geest.'" (Matteüs 1:20, WV1995) Jozef geloofde de engel en hij geloofde nu ook wat Maria hem had verteld. Zoals alle mannen begon Jozef ongetwijfeld aan het bouwen van hun huis. Als timmerman zal hij zijn uiterste best hebben gedaan om een goed huis te bouwen waar de Zoon van God kon worden geboren en opgroeien. Hij wist niet dat de geboorte van Jezus hun leven zo ingrijpend zou veranderen. Ja, als Jezus in iemands leven komt kunnen er allerlei onverwachte wendingen komen. Heel veel mensen bij wie Jezus in hun hart werd 'geboren' kunnen daarover meepraten... Jaren later zou het nog veel zwaarder worden. Het zou Maria moeilijk vallen om haar Zoon af te staan zodra Hij zijn taak op aarde ging uitvoeren. Het diepste lijden zou ze ondergaan doordat er bij wijze van spreken een zwaard door haar ziel zou gaan (Lucas 2:35) wanneer ze Hem aan een kruis zou zien sterven (Johannes 19:25). Hoezo 'begenadigde'? Het is een bekend Bijbels principe dat grote geestelijke zegeningen vaak gepaard gaan met offers en lijden. Maria accepteerde haar wonderlijke roeping in geloof; ze zou zowel het lijden ontvangen als de eeuwige zegen als Gods begenadigde. Het lijden zou voorbijgaan, de haar geschonken genade zou blijven.
Op weg naar Betlehem
De evangelist Lucas was als nauwgezette arts goed in staat om feitenmateriaal te verzamelen over de gebeurtenissen rondom de geboorte van Jezus. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij met moeder Maria kunnen spreken om het allemaal uit de eerste hand te horen. "En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van keizer Augustus dat heel de wereld ingeschreven moest worden. Deze eerste inschrijving vond plaats toen Cyrenius over Syrië stadhouder was." (Lucas 2:1-2, HSV2010) Het joodse land maakte deel uit van het Romeinse rijk. Die volkstelling had eigenlijk maar één doel: het organiseren van een nieuwe belastingheffing, zodat de Romeinse keizer en de hooggeplaatste Romeinen hun luxueuze levensstijl konden bekostigen. Daarvoor moesten de onderworpen volken worden uitgeknepen.
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 3 -
Herschepping 2.0
"Jozef ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde..." (Lucas 2:5, NBV2004) Jozef en Maria moesten helemaal naar Betlehem reizen om zich daar te laten registreren voor de volkstelling. Waarschijnlijk waren ze niet de enigen uit Nazaret die zich in Betlehem moesten laten registreren, zodat ze de reis niet alleen hoefden te maken. Het moment was hoogst ongelegen verplichting omdat Maria op het punt stond om te bevallen. Hoe kon God zulke rare omstandigheden toelaten juist op dit moment? Het was een forse reis. Volgens 'Google maps' op internet is het een kleine 160 kilometer. Als je stevig doorloopt moet dat in vier tot vijf dagen te doen zijn. Met een hoogzwangere vrouw (met of zonder ezel) was dat bepaald geen geringe onderneming. Zoals altijd bleek dat God de regie goed in handen had, want zijn Zoon moest immers in Betlehem geboren worden, de geboorteplaats van Koning David. Daar had de profeet Micha over geprofeteerd: "Uit jou, Betlehem in Efrata, te klein om tot Juda’s geslachten te behoren, uit jou komt iemand voort die voor mij over Israël zal heersen. Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer." (Micha 5:1, NBV2004) Jezus werd precies op de juiste tijd geboren, op de juiste plaats en onder de juiste omstandigheden. En zijn geboorte zou de wereld veranderen en het begin markeren van een nieuwe jaartelling...
4.2.2. Geboorte van Jezus Het gebeurde (waarschijnlijk) in het zesde jaar VOOR de christelijke jaartelling...
Geen plaats in de herberg
Natuurlijk was het een teleurstelling voor Jozef en Maria dat ze niet in de herberg van Betlehem konden overnachten, vooral omdat Maria wel aanvoelde dat de Baby elk moment geboren kon worden. Meestal was er in of bij een plaats van enige omvang hooguit één herberg, een ommuurde ruimte waar reizigers met hun rijdieren konden overnachten. In zo'n ruimte was zo goed als geen privacy en dat was dus geen erg geschikte plaats voor een bevalling. Dat was waarschijnlijk de reden waarom ze niet welkom waren in de herberg. Gelukkig vond het jonge stel een plek buiten het stadje waar ze zouden proberen de nacht door te brengen en de geboorte van Jezus af te wachten, ook al stelde die plek niet veel voor: "... een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad." (Lucas 2:7, NBV2004) Die geboorteplek van Jezus bleek achteraf heel typerend te zijn voor de plaats die Jezus innam in de ogen van de meeste mensen (vooral de geestelijke elite): een buitenstaander, een onwelkom persoon. "Hij (=Jezus) kwam naar wat van hem was (het volk Israël), maar wie van hem waren hebben hem niet ontvangen." (Johannes 1:11, NBV2004) Later zou Jezus sterven aan een kruis, verwijderd van de aardbodem. Dat was wel het toppunt van afwijzing door de mensheid, en dat nog wel voor de meest hoogstaande Persoon die ooit op aarde heeft geleefd. Terug naar de voederbak. Dat klinkt platvloerser dan 'een schattig kribbetje' dat het zo leuk doet in kindervertellingen, maar het was gewoon een ordinaire voederbak. De Bijbel vermeldt ook niet dat die voederbak in een stal stond, zoals de kinderbijbels en allerlei kerstliederen ons willen doen geloven. De os en de ezel zijn ook verzinsels om het verhaal mooier te maken. Het is mogelijk dat de voederbak gewoon ergens in de buitenlucht stond of hooguit in een halfopen grot. Omdat het waarschijnlijk zomer was (en geen winter dus!) waren de nachten niet al te koud.
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 4 -
Herschepping 2.0
Het was dus erg behelpen voor Jozef en Maria die zich waarschijnlijk heel andere omstandigheden in gedachten hadden voor de geboorte van deze bijzondere Baby. Had Jozef daarvoor zo hard gewerkt om zijn huis op tijd klaar te krijgen en extra zijn best gedaan voor de Zoon van God die in zijn huis geboren zou worden? God had voor een veilige plek gezorgd, maar het moet wel een moeilijke beproeving zijn geweest voor Jozef en Maria.
Nacht van de geboorte
Het nachtelijke uur waarop de Koning in de wereld verscheen als een mensenkind accentueert de duistere, hopeloze conditie van de ontluisterde aarde en haar bewoners. Ook de situatie voor Israël als natie was troosteloos en somber: verdrukt door de Romeinse overheersers en hun stroman Herodes die de hielen van de Romeinen likte en ook een gesel voor het volk was... "Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen..." (Jesaja 9:1, NBV2004) In die nacht gebeurde het grootste wonder dat ooit op de aarde heeft plaatsgevonden: een vrouw uit de mensen schonk het leven aan de Zoon van God. Het is niet vreemd dat de meeste aardbewoners dit te gek voor woorden vinden. Het is het ook. God doet wonderlijke dingen. God die mens wordt, wie bedenkt zoiets? God in zijn liefde voor de schepping. Liefde kan soms heel vindingrijk zijn... "Toen ze daar waren, was het de tijd dat het kind geboren moest worden. Maria bracht een zoon ter wereld, haar eerste. Ze wikkelde hem in doeken en legde hem in een voederbak..." (Lucas 2:6-7, GNB1996) Maria deed wat iedere andere moeder in die tijd zou hebben gedaan: het pasgeboren kind in doeken wikkelen om hem warmte en veiligheid te bieden. Het wikkelen in doeken was dus geen teken van armoede, maar een normaal gebruik. En toen Maria haar kindje kuste ... kuste zij het gelaat van God... Ongelofelijk! Besefte ze dat toen? Het wonder moet overweldigend geweest zijn voor haar: zij schonk het leven aan de Schepper van de wereld. Wat een wonderlijke verstrengeling en verbondenheid tussen God en de mensen die Hij had gemaakt. Zullen we het ooit begrijpen?
Engelenleger
Jezus, de erfgenaam voor de troon van de hele wereld, werd bij zijn komst op aarde op Koninklijke wijze begeleid door een engelenleger. Een paar schaapherders kregen de eer om daarvan getuigen te zijn. "En plotseling was er bij de engel een menigte van de hemelse legermacht, die God loofde en zei: ..." (Lucas 2:13, HSV2010) Die engelen waren dus niet als een zangkoor naar de aarde gestuurd om te zingen. De Bijbel leert ons dat de engelen een lofprijzing UITSPRAKEN, niet zongen, misschien een soort spreekkoor dus. Het zangkoor is weer een bedenksel van mensen die het verhaal wat mooier dachten te maken. Het engelenleger, bestaande uit krachtige strijders, begeleidde de Koning naar de aarde en proclameerde zijn komst en ook het doel van zijn komst met een kernachtige boodschap: "... Glorie aan God in de hoogste hemel, en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij een welgevallen heeft..." (Lucas 2:14, WV1995) "Maar wanneer hij (=God) de eerstgeborene (=Jezus) de wereld weer binnenleidt, zegt hij: ‘Laten al Gods engelen hem (=God) eer bewijzen." (Hebreeën 1:6, NBV2004) Jezus is op aarde gekomen om God de Vader te eren door zijn missie in volmaakte gehoorzaamheid en offerbereidheid uit te voeren. Het resultaat van die missie zou zijn dat Jezus de macht van de satan zou breken waardoor de vijandschap tussen de heilige, rechtvaardige God en de zondige, opstandige mensheid zou worden bijgelegd. God zou daarna de mensheid niet meer als vijandig beschouwen, maar als verzoend met Hem, zodat Hij weer vreugde kon hebben in de mensen en een
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 5 -
Herschepping 2.0
relatie met hen kon hebben. De mensen zouden de mogelijkheid ontvangen om door het geloof in Jezus die vrede God persoonlijk te ontvangen. Ook als Jezus als Koning zal terugkomen om over de aarde te heersen, zal Hij door een dergelijk engelenleger worden begeleid, misschien wel door hetzelfde engelenleger: "Dan komt hij in een vlammend vuur en omringd door engelen door wie hij zijn macht manifesteert." (2 Tessalonicenzen 1:7, NBV2004)
4.2.3. Schaapherders van Betlehem Een van de wonderlijkste details van het kerstevangelie is dat alleen een paar schaapherders getuigen waren van de geboorte van Jezus. De magiërs uit het oosten kwamen pas een tijdje later.
Waakzame schaapherders
Bij zo'n belangrijke gebeurtenis zijn alle details van belang. Schaapherders golden in die tijd als het uitschot van de maatschappij, mensen aan de rand van de samenleving. Waarom mochten juist zij de engelen zien en werden zij aangesproken door een machtige aanvoerder van de engelen? Het antwoord laat zich raden: Jezus is gekomen voor alle mensen, dus ook voor de eenvoudige mensen, de kansarmen, de losers. Het zijn juist de zwakken die God sterk wil maken, de armen die Hij rijk wil maken, de nederigen die Hij wil verhogen. Zo werkt het Koninkrijk van de Hemel waar Jezus later over zou vertellen. Het goede nieuws is dat ook jij en ik belangrijk voor God zijn en dat zijn liefde zich ook persoonlijk naar jou en mij uitstrekt. "In de omgeving daar waren herders die buiten de nacht doorbrachten om de wacht te houden bij hun kudde." (Lucas 2:8, GNB1996) Het waren goede schaapherders want ze waren waakzaam. Ze konden niet vermoeden dat diezelfde nacht Iemand geboren zou worden die zichzelf eenmaal de Goede Herder zou noemen.
Engelen verschijnen bij de schaapherders "Opeens stond er een engel van de Heer voor hen, en de glorie van de Heer omstraalde hen. Ze werden verschrikkelijk bang, maar de engel zei: ‘Wees niet bang! Want luister, ik breng u een blijde tijding, die voor het hele volk bestemd is. Vandaag is in de stad van David uw redder geboren: Christus, de Heer. Dit zal voor u het teken zijn: u zult een kind vinden dat in doeken gewikkeld is en in een voederbak ligt." (Lucas 2:9-12, GNB1996) Geen wonder dat de schaapherders zich lam schrokken. Maar ze begrepen de boodschap goed en toen de engel het had over een voederbak wisten ze precies waar ze heen moesten gaan. Waarschijnlijk was het de voederbak waar ze hun eigen schapen lieten drinken. In de Griekse grondtekst komen meestal geen lidwoorden voor zodat we evengoed kunnen lezen 'de' voederbak in plaats van 'een' voederbak. Toen ze van de schrik bekomen waren en met open mond hadden geluisterd naar de krachtige lofprijzing van het engelenleger besloten ze er direct heen te gaan. "Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag." (Lucas 2:15-16, NBV2004) Het moet een wonderlijke ontmoeting zijn geweest. Wie Jozef en Maria op kraambezoek hadden verwacht, toch zeker geen groep ruwe schaapherders. Toen hun bezoekers vertelden over de engelen moet dat hun hart hebben verwarmd. Wat een krachtige bevestiging van Gods kant dat het kindje dat zojuist geboren was, niemand anders kon zijn dan de Zoon van de allerhoogste God!
Getuigende schaapherders
Na deze bijzondere kraamvisite konden de schaapherders er niet over zwijgen en ze vertelden erover aan iedereen die wil de luisteren. Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 6 -
Herschepping 2.0
"Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden..." (Lucas 2:18, NBV2004) Maar voor zover we weten kwam niemand van die verbaasde mensen op het idee om zelf naar Jozef, Maria en de pasgeboren Jezus te gaan. Ach, het waren maar schaapherders, wie luistert er nou naar hun rare verhalen? De herders lieten zich niet uit het veld slaan door hun onverschillige dorpsgenoten; hun reactie was heel anders: "De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd." (Lucas 2:20, NBV2004)
4.2.4. Simeon en Anna Naar de tempel in Jeruzalem
Volgens de Wet van Mozes lieten Jozef en Maria Jezus op de achtste dag besnijden, waarschijnlijk in Betlehem (Leviticus 12:3; Lucas 2:21). Op de veertigste dag gingen zij naar de tempel in Jeruzalem vanwege de voorgeschreven reiniging van Maria na de bevalling (Leviticus 12) en de wijding van Jezus aan God, omdat Hij de oudste zoon binnen het gezin was ( Exodus 13:2). "Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze (=Maria en Jozef) hem (=Jezus) naar Jeruzalem om hem aan de Heer (=God) aan te bieden, zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven." (Lucas 2:22-24, NBV2004) Hoewel deze inzettingen voor Jezus eigenlijk niet nodig waren omdat Hij als Zoon van God in volkomen harmonie met God de Vader was, moest Hij ze toch ondergaan. Later zou Hij zich ook door Johannes de Doper laten dopen. In elk opzicht moest Hij voldoen aan de voorschriften van de Wet van Mozes. Gedurende heel zijn leven zou Jezus zich als enige Jood volledig houden aan al Gods voorschriften. Bij deze gelegenheid kwamen er achtereenvolgens twee oude mensen naar hen toe. Het waren allebei mensen die heel bewust uitzagen naar de komst van de Messias en ook heel dicht bij God leefden. Deze twee onopvallende mensen waren door God uitgekozen om Jezus te mogen zien en vast te houden.
Simeon
Eerst kwam de oude Simeon, die beschreven werd als een rechtvaardige man, vol van de Heilige Geest. Dat laatste is heel opmerkelijk voor iemand die leefde onder het Oude Verbond. Hij had ooit een bijzondere openbaring van God gekregen: "Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien." (Lucas 2:26, NBV2004) Door de Heilige Geest geleid liep Simeon naar Jozef en Maria toe, sprak hen aan en vroeg of Hij Jezus even mocht vasthouden. Toen deed hij de volgende opmerkelijke uitspraak: "Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk." (Lucas 2:29-32, NBV2004) Het was duidelijk dat God Simeon liet zien wie dit Kind werkelijk was: Gods geschenk, niet alleen voor Israël, maar voor de hele wereld. Dat kon hij niet anders weten dan door goddelijke openbaring. Simeon sprak een zegen uit over Jezus en zijn ouders en sprak vervolgens tegenover Maria een profetie uit die gedurende het leven van Jezus vervuld zou worden.
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 7 -
Herschepping 2.0
"... Weet wel dat velen in Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen." (Lucas 2:34-35, NBV2004) Voor Maria was dit de zoveelste bevestiging van de bijzondere roeping voor haar Zoon. Keer op keer had God haar laten zien dat Hij alles met betrekking tot Jezus voortreffelijk had geregeld.
Anna
Daarna kwam Anna erbij, een oude weduwe die in de tempelgebouwen woonde. Zij was een profetes en dat was bijzonder om twee redenen: 1. Ten eerste omdat ze een vrouw was en als profetes een belangrijke functie had in een omgeving waar voornamelijk mannen functioneerden. 2. Ten tweede omdat er in die tijd niet veel mensen waren met profetische gaven. De wettische farizeeën waren de meest invloedrijke geestelijken en wetticisme en profetie passen niet erg goed bij elkaar. De Bijbel vermeldt ook geen joodse profeten in de tijd van Jezus' bediening, behalve Johannes de Doper. Iets over de achtergrond van Anna: "Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden." (Lucas 2:36-37, NBV2004) Kortom: een buitengewoon toegewijde, trouwe vrouw. Aan de ene kant waarschijnlijk een achtergrondfiguur in de tempel, maar extreem belangrijk in Gods ogen en mogelijk de meest geestelijke persoon in het hele tempelcomplex. Ze schuifelt zo onopvallend het Bijbelverhaal binnen, maar ze verdient onze aandacht. In ieder geval kreeg ze Gods aandacht, want zij werd door God uitgekozen om een van de weinige joden te zijn die de pasgeboren Jezus te zien kregen en ... Hem herkenden als Gods Zoon! "Juist op dit moment voegde ze zich bij hen; ze loofde God en sprak over de jongen tegen allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten." (Lucas 2:38, WV1995) Ook deze vrouw beleefde de heerlijkste momenten van haar leven. Ook zij wist dat haar ogen de lang verwachte Messias mochten zien. Ze kon er niet over zwijgen en vertelde erover aan alle mensen die wachtten op zijn komst in de wereld.
4.2.5. Magiërs uit het oosten Enige tijd na de geboorte van Jezus, mogelijk toen Hij ongeveer een jaar oud was, kreeg Hij onverwacht bezoek van enkele vooraanstaande personen. God heeft niet alleen aan eenvoudige mensen gedacht, maar ook aan intellectuelen...
Magiërs zien opvallend hemelverschijnsel "Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan." (Matteüs 2:1, NBV2004) Wie waren de 'magiërs uit het oosten' die op zoek waren naar Jezus, de Messias? In de Griekse grondtekst wordt een woord gehanteerd dat in de richting wijst van een religieuze kaste in Perzië die zich bezig hield met het uitleggen van dromen en natuurverschijnselen zoals de standen van sterren en planeten. Ze doen sterk denken aan de droomuitleggers die we in het Bijbelboek Daniël tegenkomen: "De koning gaf opdracht de magiërs, bezweerders, tovenaars en Chaldeeën bijeen te roepen om hem te vertellen waar zijn droom over ging..." (Daniël 2:2, NBV2004)
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 8 -
Herschepping 2.0
In de Bijbel lezen we niet hoeveel magiërs er zijn gekomen. Omdat ze drie geschenken meebrachten heeft men in de eerste eeuwen na Christus al snel gedacht aan drie magiërs. Omdat ze met kostbare geschenken aankwamen moeten ze zeer vooraanstaande personen zijn geweest en daarom zijn ze van oudsher koningen genoemd, drie koningen dus. Het zij zo. In ieder geval hadden de magiërs iets ongewoons aan de sterrenhemel gezien dat hun aandacht trok. Het was waarschijnlijk geen gewone ster, want die was niet ongewoon. Het kan een komeet zijn geweest, of een supernova (een geëxplodeerde ster die een zeer helder licht kan uitstralen) of een ongewone combinatie van twee of meer planeten in een bepaald sterrenbeeld, of iets anders natuurlijk. Zij waren ongetwijfeld op de hoogte van de verwachting die bij de joden leefde over een door God gezonden machthebber die de wereld vanuit Jeruzalem zou regeren. Uit het verschijnsel aan de hemel maakten ze op dat deze belangrijke Koning zou zijn geboren bij het volk van Israël. Ze waren daar zo sterk van overtuigd dat ze een lange reis ondernamen en kostbare geschenken met zich meebrachten. Ze moeten hebben begrepen dat het Koningskind van ongekend grote betekenis moest zijn en ze vonden het belangrijk in contact te komen met deze Persoon en in de gunst te komen bij de God van Israël waarvan ze wisten dat die buitengewoon machtig was.
Eerst naar Jeruzalem "Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan." (Matteüs 2:1, NBV2004) Het lag voor de hand dat de magiërs eerst naar Jeruzalem zouden gaan. Natuurlijk zou dat Koningskind daar geboren worden. Ze verwachtten dat heel Jeruzalem dat wel moest weten, dus informeerden zij ernaar toen ze in Jeruzalem aankwamen: "Ze vroegen: ‘Waar is de pasgeboren koning van de joden? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om hem eer te bewijzen.’" (Matteüs 2:2, NBV2004) Ze zullen wel erg verbaasd zijn geweest dat niemand ervan wist. En het duurde niet lang of koning Herodes hoorde ervan en liet de magiërs bij zich roepen. "Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem." (Matteüs 2:3, NBV2004) Dat koning Herodes ervan schrok is te begrijpen. Deze vorst stond erom bekend dat hij erg achterdochtig was en doodsbang was om zijn positie te verliezen. Hij wist dat de joden hun Messias verwachtten en hij dacht dat die Messias misschien wel eens geboren zou kunnen zijn... "Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden. ‘In Betlehem in Judea,’ zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet (=Micha): “En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’" (Matteüs 2:4-6, NBV2004) De magiërs wisten dus waar ze moesten zijn: in Betlehem.
Naar Betlehem
Er was geen Schriftgeleerde die de mensen aanspoorde om ook naar Betlehem te gaan, laat staan dat ze er zelf heengingen. Zo groot was dat stadje niet en het lag maar een paar kilometer ten zuiden van Jeruzalem. Het was dus een afstand van niks en ze zouden Hem snel gevonden hebben. Men zegt wel dat het joodse volk in die tijd van verdrukking door de Romeinen uitkeek naar de komst van de Messias. Daar was dus niet veel van te merken. Herodes reageerde vijandig, de geestelijke leiders onverschillig, het volk deed helemaal niets. Koning Herodes was trouwens wel de enige in Jeruzalem die Jezus serieus nam. Alle anderen, inclusief de joodse leiders, schrokken hooguit even, maar kwamen niet op het idee om Hem te zoeken. Maar de magiërs ZOCHTEN de Koning en dus vonden ze Hem ook. God hielp hen een handje: Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 9 -
Herschepping 2.0
"Nadat ze geluisterd hadden naar wat de koning hun opdroeg, gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was." (Matteüs 2:9, NBV2004) Toen gaf God hen een diepe blijdschap in hun hart en bevestigde daarmee dat zij het doel van hun reis gevonden hadden. "Toen ze dat zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde." (Matteüs 2:10, NBV2004) Die blijdschap hebben ze wellicht hun hele verdere leven met zich meegedragen. Uiteindelijk kwamen ze aan bij het huis waar Jezus verbleef. Na de geboorte hadden Jozef en Maria kennelijk een betere accommodatie gevonden waar ze een tijd konden wonen: "Ze gingen het huis binnen en vonden het kind..." (Matteüs 2:11, NBV2004) Ook nu is dat nog zo: wie Jezus oprecht zoekt, vindt Hem ook. Talloze mensen kunnen daarvan getuigen. Ook vandaag zijn het nog steeds de WIJZEN die Jezus zoeken...
Magiërs brengen eerbetoon aan de Koning "Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich neer om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het kind geschenken aan: goud en wierook en mirre." (Matteüs 2:11, NBV2004) De magiërs wisten nu dat ze gelijk hadden gehad toen ze geloofden dat de joodse Messias geboren was. Vol diepe, welgemeende eerbied bogen ze voor de grote Koning en gaven Hem hun geschenken als eerbetoon: 1. goud - Daarmee erkenden ze Jezus als een koning. 2. wierook - Dat is een geparfumeerde hars die voor godheden werd verbrand. Daarmee erkenden de magiërs zijn goddelijke oorsprong. Het was een geschenk van aanbidding. 3. mirre - Een kostbare zalfolie, die onder meer wordt gebruikt bij het zalven van doden. Zou het iets te maken kunnen hebben met het feit dat Jezus ondanks zijn goddelijkheid toch sterfelijk was als mens? Of met het feit dat Jezus later de 'Gezalfde' zou worden genoemd (de betekenissen van de namen Messias en Christus) "Dit zegt de HE E R , de bevrijder, de Heilige van Israël: ... vorsten buigen diep voorover, omwille van de H EE R , die betrouwbaar is..." (Jesaja 49:7, NBV2004) De magiërs erkenden Jezus als Koning, ook al zag Hij er niet naar uit en ook al woonde Hij niet in een paleis. Als zodanig vertegenwoordigden zij de heidense volken van de wereld. Later, wanneer Jezus zal zijn teruggekomen naar de aarde om als Vredevorst over de wereld te heersen zullen de vorsten van de aarde Hem als Koning van de aarde te erkennen en voor Hem neerbuigen. Deze magiërs maakten geschiedenis doordat zij de allereersten waren geweest om zijn koningschap te erkennen. Een bijzondere gebeurtenis in veel opzichten. Niet de joodse geestelijke leiders, maar niet-joden zochten Jezus op om Hem te eren. Later zou Jezus zeggen: "Maar veel eersten zullen de laatsten zijn, en veel laatsten de eersten." (Matteüs 19:30, HSV2010)
4.2.6. Vlucht naar Egypte Ontsnapt aan moordaanslag
Jezus moet hooguit een jaar oud zijn geweest toen de vijandschap tegenover Hem al grimmige vormen aannam. De magiërs hadden al gezien aan het gezicht van Koning Herodes dat hij bepaald niet zat te wachten op een joodse Messias. En dan die opmerking die hij maakte bij het afscheid toen ze op weg gingen naar Betlehem: Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 10 -
Herschepping 2.0
"... Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het eer te bewijzen." (Matteüs 2:8, NBV2004) De magiërs voelden op hun klompen aan dat de 'eerbewijzen' van Herodes niet veel goeds konden betekenen. Zou het verantwoord zijn om op de terugweg bij Herodes langs te gaan om verslag uit te brengen van hun bezoek aan het Messiaskind? God hielp hen bij die beslissing door hen een waarschuwende droom te geven: "Nadat ze in een droom waren gewaarschuwd om niet naar Herodes terug te gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land." (Matteüs 2:12, NBV2004)
Vlucht
Ook Jozef kreeg een waarschuwende droom van God: ze moesten ogenblikkelijk naar Egypte vluchten omdat ze anders hun leven niet zeker zouden zijn. "Na hun vertrek kreeg Jozef een droom. Een engel van de Heer verscheen hem en zei: ‘Sta op, en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte, en blijf daar tot ik het u zeg. Want Herodes wil het kind laten opsporen en doden.’" (Matteüs 2:13, GNB1996) En zo moesten Jozef en Maria met de kleine Jezus hals over kop vertrekken om hun levens te redden. Zo'n reis naar Egypte was natuurlijk geen kleinigheid, zeker twee maal zo ver als van Betlehem naar Nazaret en bovendien door woestijngebied. Maar door de kostbare geschenken van de magiërs moet Jozef toen in staat zijn geweest om kamelen te kopen of te huren. God had ruim voorzien zodat hij geen zorgen hoefde te maken over de kosten voor het grootbrengen van zijn Zoon... God wilde dat Jozef en Maria met Jezus als asielzoekers in Egypte gingen wonen. Dat doet denken aan de tijd dat Jakob en zijn nakomelingen in Egypte gingen wonen toen er een grote hongersnood was. Eeuwen daarna had God het volk Israël uit Egypte weggeleid en naar het beloofde land gebracht. In heel veel opzichten heeft Jezus zich gedurende zijn leven geïdentificeerd met het volk Israël. Een frappant detail in de Bijbelgeschiedenis is de volgende uitspraak van God: "... Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon." (Exodus 4:22, NBV2004) De evangelist Matteüs vermeldt deze woorden als een profetie die ook op Jezus toegepast kan worde: "... zo ging in vervulling wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen." (Matteüs 2:15, NBV2004)
Kindermoord in Betlehem
Kort daarna, mogelijk al op de dag volgend op de nachtelijke vlucht, voltrok zich het drama in Betlehem. "Toen Herodes begreep dat hij door de magiërs misleid was, werd hij verschrikkelijk kwaad, en afgaande op het tijdstip dat hij van de magiërs had gehoord, gaf hij opdracht om in Betlehem en de wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen." (Matteüs 2:16, NBV2004) Omdat Herodes kinderen tot twee liet doden nemen veel Bijbeluitleggers aan dat Jezus toen toch zeker wel een jaar oud was. Als Hij nog maar een paar maanden oud was zouden ze alleen maar zuigelingen hoeven doden. Geschat wordt dat op die dag enkele tientallen kinderen zijn omgekomen. In onze ogen klinkt deze kindermoord als een ongehoord afschuwelijke, wrede maatregel. Maar vergeet niet dat dit maar een relatief onbeduidend voorval moet zijn geweest in een tijd waarin om de minste reden soms veel meer mensen tegelijk werden afgeslacht door hun machthebbers. Vooral tegenover mensen die hij als een bedreiging beschouwde voor zijn troon was Herodes meedogenloos. Om die reden heeft hij zelfs drie van zijn eigen zonen gedood!
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 11 -
Herschepping 2.0
Vertrek uit Egypte
Zo groeide Jezus op in Egypte. Het gezin bleef er wonen totdat koning Herodes stierf en werd opgevolgd door zijn zoon Archelaüs die geen haar beter was dan zijn vader, maar toch geen directe dreiging meer vormde voor Jezus. Weer kreeg Jozef een bericht uit de hemel: "Nadat Herodes gestorven was, verscheen er in een droom aan Jozef in Egypte een engel van de Heer. De engel zei: ‘Sta op, ga met het kind en zijn moeder naar Israël. Want zij die het kind om het leven wilden brengen, zijn gestorven.’ Jozef stond op en vertrok met het kind en zijn moeder naar Israël." (Matteüs 2:20-21, NBV2004) Jozef had langzamerhand al heel wat keren de directe leiding van God ondervonden. Telkens gehoorzaamde hij stipt bij elke aanwijzing die hij ontving. Jezus werd verzorgd door twee kostbare mensen die zeer toegewijd aan God waren en zeer bewust van het grote belang van hun oudertaak. De Bijbel vermeldt maar weinig gegevens over de eerste jaren uit Jezus' leven. Alleen een algemene opmerking: "Het kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op hem." (Lucas 2:40, NBV2004)
4.2.7. Jezus van Nazaret Nazaret in Galilea
Na de periode dat Jozef, Maria en Jezus als asielzoekers in Egypte hadden gewoond, ging de familie terug naar Nazaret. De familieleden en vrienden van Jozef en Maria konden nu de jonge Jezus bewonderen. We weten niet wat Jezus' ouders aan hun stadsgenoten vertelden over wat ze allemaal hadden meegemaakt. Zouden die het hebben begrepen? Of zouden ze gedacht hebben dat hun verhalen verzinsels waren, evenals die zogenaamde zwangerschap van Maria door de Heilige Geest van God? De stad Nazaret lag in Galilea, een landstreek in het noorden van Palestina, die van alle kanten omringd was door niet-joodse gebieden en die weinig aanzien genoot. Nazaret lag bij een kruispunt van verschillende belangrijke karavaanroutes en het was dus allesbehalve een achteraf gelegen plattelandsdorpje. Waar veel reizigers langskomen wordt handel gedreven, er is allerlei bedrijvigheid te vinden en er zijn allerlei horeca voorzieningen voor de reizigers. In zo'n stadje is gegarandeerd vertier te vinden en dan meestal niet van het beste soort. Het is niet zo verwonderlijk dat de stad Nazaret een slechte reputatie had, zoals werd verwoord door Natanaël: "Nazaret?’ zei Natanaël. ‘Kan daar iets goeds vandaan komen?’" (Johannes 2:46, WV1995) Je kon in Nazaret wellicht allerlei ambachtslieden tegen komen. Er was zelfs een timmerwerkplaats, zoals die van Jozef & Zoon. En daar groeide Jezus op: in een verachte landstreek en een stadje met een slechte reputatie.
Jezus twaalf jaar
De evangelist Lucas heeft maar één voorval beschreven uit de jeugdjaren van Jezus. Omdat Jezus zich in alle opzichten aan de joodse levenswet hield moet Hij ook op twaalfjarige leeftijd Bar Mitswa hebben gedaan, waarna Hij als volwassen man werd opgenomen in de joodse geloofsgemeenschap. Hij werd daarmee een 'zoon van de wet' (dat is de letterlijke betekenis van Bar Mitswa) en vanaf die tijd werd Hij beschouwd als een man die verantwoordelijk was voor zijn eigen daden. Daarna greep de jonge Jezus de eerst mogelijke gelegenheid aan om met de joodse leiders van gedachten te wisselen over de dingen van God. Jozef en Maria wisten daar niets van. "Zijn ouders gingen jaarlijks voor het Pesachfeest naar Jeruzalem. Toen hij twaalf jaar was, maakten ze weer hun gebruikelijke pelgrimstocht. Na afloop van het feest vertrokken ze naar huis, maar Jezus bleef in Jeruzalem achter zonder dat zijn ouders het wisten... Na drie dagen vonden ze hem in de tempel, waar hij tussen de leraren zat, terwijl hij naar hen luisHoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 12 -
Herschepping 2.0
terde en hun vragen stelde. Allen die hem hoorden stonden versteld van zijn inzicht en zijn antwoorden." (Lucas 2:41-47, NBV2004) Toen zijn ouders Jezus eindelijk gevonden hadden berispten zij Hem om zijn gedrag. Zijn reactie was kort en duidelijk: "... Waarom hebt u Mij gezocht? Wist u niet dat Ik moet zijn in de dingen van mijn Vader?" (Lucas 2:49, HSV2010 Jezus herinnerde zijn ouders eraan dat Hij nu een volwassen 'zoon van de wet' was geworden, zijn eigen agenda had en zelf verantwoordelijk was voor zijn daden.
Jezus groeide op in Nazaret
Ik denk dat Jezus vanaf die tijd wel vaker dingen deed die direct te maken hadden met zijn roeping en waarmee Hij zich verder voorbereidde op de taak die voor Hem lag... "Jezus groeide verder op en zijn wijsheid nam nog toe. Hij kwam steeds meer in de gunst bij God en de mensen." (Lucas 2:70, NBV2004) Jezus groeide dus voortdurend in zijn hoedanigheid als 'beeld van de Vader' en zijn dorpelingen moesten toch wel merkten op dat Hij wel een bijzondere man was. Zouden ze intussen Jozef en Maria geloofd hebben voor wat betreft zijn wonderlijke geboorte? Ik betwijfel het. Want toen Jezus later eens een dienst in de synagoge van Nazaret leidde namen zijn dorpsgenoten afstand van Hem (Lucas 4:14-30). Kennelijk hadden ze Hem nooit herkend als een man met een bijzondere, goddelijke roeping. Laat staan dat ze hem hadden erkend als de Zoon van God. Voordat Jezus officieel zou beginnen met zijn taak (na zijn doop door Johannes de Doper) heeft Jezus waarschijnlijk bewust geen pogingen gedaan om op te vallen. Hij was zich bewust van de tijden en gelegenheden in zijn leven zoals die door God geleid werden en liep nooit op de dingen vooruit.
Familierelaties
Jozef en Maria kregen samen verscheidene kinderen, waarvan vier zonen in de Bijbel met name vermeld zijn. "Hij is toch de zoon van de timmerman? Maria is toch zijn moeder, en Jakobus en Josef en Simon en Judas, dat zijn toch zijn broers? En wonen zijn zusters niet allemaal bij ons? ..." (Matteüs 13:55-56, NBV2004) In het begin geloofden zij niet in Jezus en zetten grote vraagtekens bij zijn manier van optreden: "Nu naderde het Joodse Loofhuttenfeest, en daarom spoorden Jezus’ broers hem aan: ‘Blijf toch niet hier, ga naar Judea; dan zien ook je leerlingen het werk dat je doet. Niemand doet toch iets in het geheim als hij bekend wil worden. Als je dit soort dingen doet, laat je dan zien aan de wereld.’ Ook zijn broers geloofden namelijk niet in hem." (Johannes 7:2-5, NBV2004) Net als de meeste tijdgenoten van Jezus konden zij moeilijk wennen aan het feit dat Jezus niet ging voor het koningschap, maar dat Hij eerst de grootste barrière voor zijn koningschap moest bestrijden: de macht van de satan. Na zijn opstanding hadden zijn familieleden pas door wie hun Broer werkelijk was en wat zijn roeping was geweest. Zij voegden zich ook bij de groep getrouwe volgelingen van Jezus die na diens hemelvaart wachtten op de komst van de Heilige Geest: "Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers." (Handelingen 1:14, NBV2004) Overal in de Bijbel waar we het woord 'broers' of 'broeders' tegenkomen is het mogelijk dat daar ook zussen of zusters bijwaren. Dus ook in dit tekstgedeelte mogen we ervan uitgaan dat de zussen van Jezus er waarschijnlijk ook bij waren.
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 13 -
Herschepping 2.0
Verder hebben twee broers van Jezus een bijdrage geleverd aan het Nieuwe Testament: Jakobus en Judas. Dat zegt veel over de veranderde relaties!
4.2.8. Jezus kwam voor Israël Als christengelovigen moeten we ervoor oppassen het evangelie te ontjoodsen, alsof Jezus alleen voor de christenen naar de aarde zou zijn gekomen. Integendeel! Hij kwam in de eerste plaats voor de joden.
Profetieën uit het Oude Testament
De oudtestamentische profeten hebben al gesproken over de geboorte van Jezus op aarde, maar daarbij gingen ze in één adem een profetie over de toekomst van Israël en het messiaanse koningschap van Jezus. Kijk maar naar de volgende voorbeelden: "U, Betlehem in Efrata, al bent u klein onder Juda’s stammen, toch zal er, zeg Ik, iemand uit u voortkomen die over Israël gaat heersen. In het verre verleden ligt zijn oorsprong, in lang vervlogen dagen." (Micha 5:1, WV1995) "Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders ... Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid. Daarvoor zal hij zich beijveren, de H E E R van de hemelse machten." (Jesaja 9:5-6, NBV2004) "De dag zal komen – spreekt de H E E R – dat ik aan Davids stam een rechtmatige telg laat ontspruiten, die als koning een wijs beleid zal voeren en die in het land recht en gerechtigheid zal handhaven. Dan wordt Juda verlost en zal Israël in vrede leven. Zijn naam zal zijn “De H E E R is onze gerechtigheid”." (Jeremia 23:5-6, NBV2004)
Profetie van Zacharias
Ook de LAATSTE uitgebreide profetie van VOOR de geboorte van Jezus spreekt over zijn komst en uiteindelijke koningschap over Israël. Deze is uitgesproken door de priester Zacharias bij de geboorte van zijn zoon, die later Johannes de Doper zou worden genoemd en de wegbereider van Jezus zou worden: "Geprezen zij de Heer, de God van Israël, hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost. Een reddende kracht (=Jezus) heeft hij voor ons opgewekt uit het huis van David, zijn dienaar, zoals hij van oudsher heeft beloofd bij monde van zijn heilige profeten: bevrijd zouden we worden van onze vijanden, gered uit de greep van allen die ons haten. Zo toont hij zich barmhartig jegens onze voorouders en herinnert hij zich zijn heilig verbond: de eed die hij gezworen had aan Abraham, onze vader, dat wij, ontkomen aan onze vijanden, hem zonder angst zouden dienen, toegewijd en oprecht, altijd levend in zijn nabijheid." (Lucas 1:68-75, NBV2004) Zie je hoe overduidelijk in deze profetie de komst van Jezus wordt verbonden met het volk Israël? Dat we gemakkelijk over dit soort profetieën heen lezen komt door de invloed van de on-Bijbelse vervangingstheologie, die stelt dat de Gemeente in de plaats van Israël is gekomen, en dat Israël geen plaats meer heeft in Gods heilsplan. Daardoor komt Israël niet of nauwelijks voor in de traditionele Bijbelse Kerstvertellingen. Er wordt hooguit genoemd dat Hij een nakomeling van koning David was, alsof zijn joodse afkomst alleen maar iets te zeggen heeft over zijn verleden en niet over zijn toekomst!
Maria
Bij de aankondiging van Jezus' geboorte had de engel Gabriël onder meer het volgende tegen Maria gezegd:
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 14 -
Herschepping 2.0
"... God, de Heer, zal hem (=Jezus) de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen." (Lucas 1:32-33, NBV2004) Wij mogen deze woorden niet zomaar vergeestelijken door 'de troon van David' en 'het volk van Jakob' klakkeloos te vervangen door de nieuwtestamentische gelovigen. Toen Maria op bezoek was geweest bij Elisabet had ze volgende profetische woorden uitgesproken, waarbij ze doelde op het koningschap van Jezus: "Hij (=God) heeft het opgenomen voor Israël, Zijn knecht, door aan Zijn barmhartigheid te denken, zoals Hij gesproken heeft tot onze vaderen, tot Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid." (Lucas 1:54-55, HSV2010)
De engel zei het tegen de schaapherders
Let eens op de volgende woorden die de engel uitsprak tegenover de schaapherders: "...ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen..." (Lucas 2:10, NBG1951) Welk volk? Het joodse volk natuurlijk. Jezus kwam in de eerste plaats voor het oude volk van God, dat eeuwig zijn volk zal blijven. "Vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, de Heer." (Lucas 2:11, NBV2004) Ik ben blij dat de NBV2004 vertaling hier de naam 'Messias' weergeeft en niet 'christus', waardoor de connectie met het joodse volk behouden is gebleven. Jezus was de lang verwachte Verlosser, die God aan zijn volk Israël beloofd had.
Kortom...
Jezus is dus in de eerste plaats op de aarde gekomen om Gods volk, de joden, tot een diepere relatie met God te brengen. "Hij kwam tot het Zijne (=Israël), maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen." (Johannes 1:11, HSV2010) Helaas heeft het merendeel van het joodse volk Hem verworpen. Maar als Jezus zal terugkomen zullen alle dan levende joden Hem herkennen en zich tot Hem bekeren. Zie daarover het onderwerp 'De Messias komt voor Israël' in hoofdstuk 'Wederkomst van Jezus'.
4.2.9. Jezus kwam voor de hele wereld Hoewel Jezus in de eerste plaats voor Israël naar de aarde is gekomen, is Hij in tweede instantie voor de HELE wereld gekomen. "Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden." (Johannes 3:16-17, HSV2010)
Licht voor de wereld
In Johannes 1 zien we een prachtige beschrijving van de komst van Jezus als het licht voor de wereld: "In het Woord was het leven en het leven was het licht van de mensen..." (Johannes 1:4, HSV2010)
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 15 -
Herschepping 2.0
"Dit was het waarachtige licht, dat in de wereld komt en ieder mens verlicht." (Johannes 1:9, HSV2010). "En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid." (Johannes 1:14, HSV2010) Dit was een buitengewoon bijzondere gebeurtenis. God de Zoon werd als mens geboren om bij de mensen te gaan wonen. De ontoegankelijke God is daardoor toegankelijk geworden, bereikbaar voor de mensen.
Vernedering en verhoging
Laten we nooit vergeten dat de komst van Jezus naar de aarde voor Hem zelf een enorme vernedering was. "Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd..." (Filippenzen 2:7-8, WV1995) Vanuit de allerhoogste positie is Hij naar de aarde gekomen om: minder dan de minste mens te worden om alsof Hij de allergrootste zondaar was het allerergste lijden mee te maken en de meest vernederende dood te sterven als de meest vervloekte persoon die ooit heeft geleefd. Dringt dat tot ons door als we onze mooie kerstliedjes zingen? "Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader." (Filippenzen 2:9-11, NBV2004)
Vredevorst voor de wereld
Jezus zal eenmaal terugkeren als de Vredevorst en vanuit Jeruzalem regeren over Israël en de hele aarde. "In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens (=Jezus). Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan." (Daniël 7:13-14, NBV2004) "... Hij zal vrede stichten tussen de volken. Zijn heerschappij strekt zich uit van zee tot zee, van de Rivier tot de einden der aarde." (Zacharia 9:10, NBV2010) Zie meer hierover in hoofdstuk 'Messiaans Vrederijk'.
Hoofdstuk 4.2. Komst van Jezus - 16 -
Herschepping 2.0
4.3. Gelijkenissen van Jezus Jezus onderwees de mensen over het Koninkrijk van de hemel dat Hij introduceerde. Tegenover de massa's die naar Hem kwamen luisteren sprak Hij meestal in eenvoudige gelijkenissen en de meeste daarvan worden in dit hoofdstuk kort toegelicht. 4.3.1. Waarom gelijkenissen? 4.3.2. Arbeiders in de druivenoogst 4.3.3. Barmhartige Samaritaan 4.3.4. Bruidsmeisjes 4.3.5. Koninklijke bruiloft 4.3.6. Farizeeër en tollenaar 4.3.7. Goede herder 4.3.8. Kostbare parel 4.3.9. Mosterdzaad 4.3.10. Nachtelijk verzoek 4.3.11. Onbarmhartige schuldenaar 4.3.12. Onkruid in de akker 4.3.13. Onrechtvaardige rechter 4.3.14. Opgroeiend zaad 4.3.15. Rijke dwaas 4.3.16. Schat in de akker 4.3.17. Slechte pachters 4.3.18. Sluwe rentmeester 4.3.19. Talenten / Ponden 4.3.20. Twee fundamenten 4.3.21. Twee heren dienen 4.3.22. Twee wegen
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 1 -
Herschepping 2.0
4.3.23. Verloren schaap / penning 4.3.24. Verloren zoon 4.3.25. Wijnstok 4.3.26. Zaaier
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 2 -
Herschepping 2.0
4.3.1. Waarom gelijkenissen? Jezus ging tegen willekeurige toehoorders niet uitgebreid preken, maar met behulp van kleine verhaaltjes en voorbeelden (gelijkenissen) illustreerde Hij allerlei concepten die met het leven binnen het Koninkrijk van de Hemel te maken hebben. Het zijn juist die gelijkenissen die zo kenmerkend zijn voor het onderwijs van Jezus.
Gelijkenissen: een andere manier van onderwijs
Het verschil met het onderwijs dat de mensen gewend waren van de farizeeën en de schriftgeleerden was dat Jezus hun geen lesjes leerden en regels oplegde, maar dat Hij hen op een ontspannen manier inwijdde in de denkwijze van God. Hij drong de mensen niets op, maar wees hen wel op de consequenties van het al of niet leven in verbondenheid met God. Hij bracht de zuivere waarheid van God, een waarheid die niet als een molensteen om je hals ligt, maar een bevrijdende waarheid. Een waarheid waarvan je diep in je hart aanvoelt dat die zuiver is en goed. "U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden." (Johannes 8:32, NBV2004) Tegelijk sprak Jezus op een unieke manier met gezag: het gezag van zijn Zender: "Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want hij sprak met gezag." (Lucas 4:32, NBV2004)
Wat zijn gelijkenissen?
Gelijkenissen zijn korte, eenvoudige verhaaltjes waarin een principe van het Koninkrijk van God wordt geïllustreerd. In elke gelijkenis wordt een beeld geschetst waarvan de betekenis door de luisteraars zelf moeten worden ontdekt. Daarom lees je bij sommige gelijkenissen: "Laat wie oren heeft goed luisteren." Bij andere gelijkenissen gaf Jezus uitleg over de betekenis ervan. Gelijkenissen zijn gemakkelijk te begrijpen. De beelden sluiten aan bij de alledaagse belevingswereld van de mensen. Ze zijn vol met heel vanzelfsprekende waarheden en wijsheden, die de grenzen van het christendom overstijgen en ook binnen andere wereldgodsdiensten van toepassing zouden kunnen zijn. Sommige gelijkenissen zijn niet eens verhaaltjes, maar korte, krachtige vergelijkingen. Als kind herinner ik me heel goed dat ik gelijkenissen altijd mooi vond als die bij de maaltijden uit de Bijbel werden voorgelezen. Al op heel jonge leeftijd waren ze te begrijpen en lieten een indruk bij me achter van: dit is de zuivere waarheid en dit is belangrijk. Zo hoor ik te leven en zo wil ik leven, al is het helemaal niet gemakkelijk. Als ik terugdenk aan mijn jonge jeugd, geloof ik dat vooral de gelijkenissen diepe indruk op me gemaakt hebben. Als Jezus vandaag de dag op aarde geleefd had, zou Hij ongetwijfeld gelijkenissen verteld hebben met voorbeelden over bijvoorbeeld computers, verkeer, techniek en sport. Die onderwerpen lenen zich even goed om er geestelijke lessen mee te illustreren.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 3 -
Herschepping 2.0
Onverwachte bijzonderheden in gelijkenissen
In veel gelijkenissen komen we onverwachte wendingen tegen of onverwachte uitkomsten. Dat is typerend voor het Koninkrijk van de Hemel, dat in veel opzichten anders in elkaar zit dan alle samenlevingsvormen van de wereld. Voorbeelden: gelijkenis Barmhartige Samaritaan (Lucas 10:30-37) Mosterdzaad (Marcus 4:30-32 Onkruid in de akker (Matteüs 13:24-30) Schat in de akker (Matteüs 13:44) Verloren schaap (Lucas 15:1-7)
bijzonderheid De leviet en de priester krijgen geen compliment voor hun weigering zich te laten verontreinigen door de gewonde man aan te raken. Ze moeten immers rein zijn om dienst te kunnen doen in de tempel. Een door de joden verachte Samaritaan wordt als voorbeeld gesteld. Barmhartigheid is belangrijker dan wettisch gehoorzamen. Het Koninkrijk lijkt onbetekenend vergeleken met wereldse politieke machten, maar groeit uit tot het grootste rijk dat ooit zal bestaan. Ook al lijkt het onkruid erg hinderlijk en schadelijk, het wordt niet verwijderd omdat dit de goede planten niet ten goede zou komen. Gelovigen leven naast ongelovigen en niet afgezonderd van ongelovigen. De schat is een onverwachte verrassing, waardoor de akker veel waardevoller is dan hij leek. Het Koninkrijk is een geheim dat onmetelijk kostbaar en boeiend blijkt te zijn voor degenen die het ontdekken. De schaapherder laat de rest van de kudde alleen om dat ene afgedwaalde schaap te zoeken. Het lijkt onverstandig om zoveel energie te steken om één dwarsligger binnen het Koninkrijk te behouden. Voor het Koninkrijk is iedereen erg belangrijk, ook mensen die de weg dreigen kwijt te raken.
Doel van gelijkenissen
Gelijkenissen zijn open vensters naar het leven zoals God het bedoeld heeft: de levensstijl van het Koninkrijk. Deze levensstijl klinkt heel eenvoudig, maar lijkt in de praktijk van het dagelijks leven soms onbereikbaar en onmogelijk. De gelijkenissen zijn vaak provocerend en confronterend en plaatsen je steevast voor een morele keus: wil ik het ene of het andere doen? Als je bijvoorbeeld de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan leest, zou je daarop kunnen reageren met te denken: "Ik moet barmhartiger zijn voor mensen. Ik zal er mijn best voor doen." Dat is niet de opzet. Het gaat er in de eerste plaats om dat we de geheimen van het Koninkrijk ontdekken en in het voorbeeld van Jezus de normale levensstijl gaan zien die hoort bij het Koninkrijk, een levensstijl die bij gelovigen ontstaat door de actieve inwoning van de Heilige Geest. Die ontdekking kan de aanzet zijn tot iemands bekering, waardoor hij persoonlijk de toegang tot dat Koninkrijk ontvangt. Toen de discipelen aan Jezus vroegen waarom Hij steeds maar weer met gelijkenissen aankwam, zei Hij: "... Jullie mogen de geheimen van het Koninkrijk van de Hemel kennen, hun is dat niet gegeven." (Matteüs 13:11, NBV2004) Het Koninkrijk van God is een geheim waar je niet achter komt door wereldse manieren van denken. "Dit is de reden waarom ik in gelijkenissen tot hen spreek: omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen ... Gelukkig jullie ogen omdat ze zien, en jullie oren omdat ze horen!" (Matteüs 13:13,16, NBV2004)
Met je hart luisteren naar gelijkenissen
Gelijkenissen zijn voor het verstand zo eenvoudig dat er weinig denkwerk voor nodig is om ze te begrijpen, Ze gaan als het ware voorbij aan je verstand en richten zich rechtstreeks tot je hart. Alle gelijkenissen hebben namelijk direct of indirect te maken met morele keuzen die je moet maken vanuit je geweten, een functie van je hart. Elke gelijkenis toont het contrast tussen goed en kwaad en bij elke gelijkenis maak je bewust of onbewust een keuze in je hart. Gaat je hart ernaar uit om het goede te doen? Of raak je een beetje geïrriteerd omdat de gelijkenis je de spiegel voorhoudt, waar-
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 4 -
Herschepping 2.0
mee je in je eigen hart kunt kijken. Het is immers niet prettig om toe te moeten geven dat je eerder geneigd bent het slechte te doen dan het goede. Gelijkenissen laten uit je hart naar voren komen wat er in je zit en dat is precies wat Jezus wilde bereiken bij zijn toehoorders. "Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt ... opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden." (Lucas 2:34,36, NBG1951) Wie in zijn hart ervoor kiest het goede te willen doen, staat open voor de diepere dingen die Jezus te vertellen heeft en voor de openbaring van God zodat hij met zijn hart de waarheid gaan zien. Let op: het gaat niet om het begrijpen van de waarheid, maar om het zien van de waarheid met het zintuig van je geest, je intuïtie dus. Daarom zijn de gelijkenissen van Jezus zo bijzonder.
4.3.2. Arbeiders bij de druivenoogst Deze gelijkenis vind je in Matteüs 20:1-16.
Arbeiders gezocht "Het is met het koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uit trok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken." (Matteüs 20:1, NBV2004) Op verschillende tijden van de dag (om 6:00, 9:00 en12:00 uur) huurt een landheer dagloners op de markt om te werken bij het oogsten van de druiven en belooft hen een rechtvaardig dagloon. Om 17:00, dus bijna aan het einde van de werkdag, vindt hij op de markt nog een paar mannen, die daar de hele dag hebben gewacht op werk. "Toen hij tegen het elfde uur van de dag nog eens op weg ging, trof hij een groepje dat er nog steeds stond. Hij vroeg hun: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” “Niemand wilde ons in dienst nemen,” antwoordden ze. Hij zei hun: “Gaan jullie ook maar naar de wijngaard.” (Matteüs 20:6-7, NBV2004) Deze mannen waren niet lui; ze waren eenvoudigweg niet ingehuurd en ze hadden kennelijk nog steeds enige hoop op werk.
Uitbetaling
Aan het einde van de dag ontvangen ze allemaal een dagloon, de één niet meer dan de ander. Degenen die de hele dag gewerkt hebben mopperen omdat zij vinden dat ze meer verdiend hebben dan degenen die minder uren gewerkt hebben. De landheer denkt er anders over. Tegen een van de klagers zegt hij: "... Beste man, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie? Neem dan aan wat je toekomt en ga. Ik wil aan die laatsten nu eenmaal hetzelfde betalen als aan jou. Of mag ik met mijn geld niet doen wat ik wil? Zet het kwaad bloed dat ik goed ben?" (Matteüs 20:13-15, NBV2004) Zijn besef van rechtvaardigheid gaat verder dan een rekensom over het aantal gewerkte uren. Het was immers niet de schuld van de laatst ingehuurde arbeiders dat ze niet eerder mochten komen werken. De landheer vindt bovendien dat hij zelf moet bepalen hoe hij met zijn geld omgaat en dat hij niemand tekort heeft gedaan.
Dagloon
In deze gelijkenis moeten we het dagloon van de arbeiders zien als 'de toegang tot het eeuwige leven'. Je zou hieruit misschien de conclusie trekken dat iedere gelovige dezelfde positie of beloning krijgt in het hiernamaals, omdat het in de gelijkenis over gelijke beloning gaat. Toch kan dit niet zo zijn omdat de Bijbel op andere plaatsen spreekt over verschillende posities en verschillende belonin-
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 5 -
Herschepping 2.0
gen in het hiernamaals. Dat lees je bijvoorbeeld in de gelijkenissen van de talenten en de ponden. Let goed op: ga bij elke gelijkenis van Jezus na wat het punt van vergelijking is en concentreer je daarop. Laat de overige details liggen, want anders trek je gemakkelijk de verkeerde conclusies. Wat is namelijk het belangrijkste aspect van deze gelijkenis? "Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten." (Matteüs 20:16, NBV2004) Natuurlijk was deze hint in de eerste plaats bedoeld voor de joodse leiders onder de toehoorders van Jezus. Zij kenden de wet van Mozes uit hun hoofd en toch stonden ze niet open voor wat Jezus hen te vertellen had. En dat terwijl mensen uit het gewone volk, waar zij op neerkeken, veel eerder bereid waren om Jezus te volgen. Nieuwtestamentische gelovigen die de Heer al jaren kennen, kunnen langzamerhand verslappen in hun geloofsleven zodat hun geloofsgroei uitblijft en ... stilstand is achteruitgang. Mensen die op latere leeftijd tot geloof komen kunnen hen dan 'voorbijgaan' wat betreft hun liefde en toewijding aan de Heer... Dit is dus ook een belangrijke geestelijke les voor ervaren gelovigen van vandaag. Is je geloofsgroei tot stilstand gekomen of is je geloof nog steeds springlevend? Het is ook een les voor gelovigen die zich beter voelen dan anderen en menen recht te hebben op een hogere beloning dan anderen. Ik denk dat we zeer verbaasd zullen zijn over de beloningen die in het hiernamaals worden uitgedeeld; dat sommigen meer ontvangen dan we denken en anderen minder dan we denken. Maar één ding is zeker: God zal daarin rechtvaardig handelen, maar wel op ZIJN manier: de enige juiste manier...
4.3.3. Barmhartige Samaritaan Deze gelijkenis vind je in Lucas 10:30-37. Hiermee gaf Jezus antwoord op de vraag van een wetgeleerde: "Wie is mijn naaste?" (Lucas 10:29)
Slachtoffer van geweld
Een reiziger (natuurlijk wordt daarmee een joodse man bedoeld) wordt onderweg overvallen door struikrovers. "... Een man ging van Jeruzalem naar Jericho en viel in de handen van rovers, die hem de kleren uittrokken, hem daarbij slagen toedienden en hem bij hun vertrek halfdood lieten liggen." (Lucas 10:30, HSV2010) Hij kan niet meer overeind komen en zijn leven is afhankelijk van de hulp van voorbijgangers. Als niemand hem zou helpen, zou hij het waarschijnlijk niet overleven. Achtereenvolgens komen er drie mensen langs. De eerste is een priester: "Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen." (Lucas 10:31, NBV2004) De priester helpt de stakker niet, om niet het risico te lopen onrein te worden als hij bij een dode zou komen. Stel je voor dat die stakker al dood is of sterft als hij bezig zou zijn om hem te helpen! De wet van Mozes zegt immers het volgende over dienstdoende priesters: "Hij mag bij geen enkel lichaam van een dode komen..." (Leviticus 21:11, HSV2010) De priester achtte gehoorzaamheid aan de godsdienstige regels belangrijker dan het redden van een mensenleven. De tweede voorbijganger was een leviet, voor wie de strenge reinigingsregels uit de wet van Mozes waarschijnlijk ook werden toegepast. "Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. (Lucas 10:32, NBV2004)
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 6 -
Herschepping 2.0
Volgens rabbijnse teksten moest men minstens 2 meter van een dode vandaan blijven. Vandaar dat hij er met een boog omheen liep. Tenslotte komt er een Samaritaan langs die wel bereid is het slachtoffer te helpen. "Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.” " (Lucas 10:33-35, NBV2004)
Wie is mijn naaste?
Toen stelde Jezus de hamvraag aan de wetgeleerde die Hem de vraag had gesteld: "Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?" (Lucas 10:36, NBV2004) Deze gelijkenis was een frontale aanval op de wettische wetgeleerden. Jezus had hen eenmaal link de kast uitgeveegd en toegeroepen: "Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u geeft tienden van de munt, de dille en de komijn, en u laat het belangrijkste van de Wet na: het recht, en de barmhartigheid en het geloof. Deze dingen zou men moeten doen en die andere dingen niet nalaten." (Matteüs 23:23, HSV2010) De wetgeleerde moest de vraag van Jezus beantwoorden. Wat vernederend om te moeten toegeven dat zijn manier van omgaan met de wet kon leiden tot kille onbarmhartigheid. Hij zei (waarschijnlijk met tegenzin): "De man die medelijden met hem heeft getoond." Toen zei Jezus tegen hem: "Doet u dan voortaan net zo." Dat was niet zozeer een verwijt, maar een uitdaging. De wetgeleerde moest in zijn hart toegeven dat Jezus door dit te zeggen volledig binnen de wet van Mozes bleef. Hij wist immers heel goed daarin liefde tot de naaste werd geboden: "... Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de HE E R ." (Leviticus 19:18, NBV2004)
De wet volgen of barmhartigheid
Er is geen excuus voor het niet helpen van een mens in acute nood. Jezus maakt duidelijk dat Gods leefregels geen doel op zich zijn. Ze hebben onbaatzuchtige liefde voor God en de medemens als basis, en barmhartigheid heeft dan een hoge prioriteit. Barmhartigheid is een belangrijke eigenschap van God, die Hij als eerste uitsprak bij een ontmoeting met Mozes op de berg. "H E R E , H E RE , God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw, ..." (Exodus 34:5-6, NBG1951) Daarom is barmhartigheid een noodzakelijke levenshouding voor de ware volgelingen van Jezus.
Gevoelige snaar
Deze gelijkenis raakt een gevoelige snaar in ons hart als we die lezen. Ook als gelovigen zijn we nogal eens geneigd om als het erop aankomt excuses te zoeken om NIET barmhartig te hoeven zijn. De Samaritaan had best een excuus om het slachtoffer niet te helpen. Joden en Samaritanen gaan immers niet vriendschappelijk met elkaar om. Maar hij deed het toch. De vraag die de gelijkenis aan ons stelt is: van wie wil IK de naaste zijn om daarin een navolger en beelddrager van de Meester te zijn. Zie ook onderwerp ' Goedheid' in hoofdstuk 'Vruchtdragen'.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 7 -
Herschepping 2.0
4.3.4. Bruidsmeisjes Deze gelijkenis vind je in Matteüs 25:1-13. Het gaat om een bruiloftstoet waarbij de bruidegom in een feestelijke optocht op weg gaat naar het huis waar de bruiloft zal worden gevierd. Daarbij ligt de focus op tien bruidsmeisjes die als taak hebben om met hun lampen (of fakkels) voor de verlichting te zorgen tijdens de wandeling. Het blijkt dat sommigen zich goed hebben voorbereid om hun taak goed uit te voeren en anderen niet. En heeft consequenties... "Toen de vijf domme meisjes hun olielampen pakten, vergaten ze extra olie mee te nemen, maar de vijf verstandige meisjes namen behalve hun lampen ook flesjes olie mee." (Matteüs 25:3-4, GNB1996)
De bruidegom komt eraan!
Het wachten duurt de bruidsmeisjes erg lang en ze vallen allemaal in slaap. Maar dan worden ze midden in de nacht opgeschrikt door de komst van de bruidegom. Ze zijn allemaal verrast vanwege het tijdstip van zijn komst. "Midden in de nacht klonk er luid geroep: 'Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.' Dat wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde." (Matteüs 25:6-7, NBV2004) De verstandige meisjes kunnen nu hun olielampen aansteken. Die geven helder licht en de meisjes zijn klaar om enkele ogenblikken later met de stoet mee te gaan. Maar de domme meisjes hebben domweg geen olie om hun lampen aan te steken. Ze raken in paniek en proberen nog iets van de anderen te krijgen, maar die kunnen echt niets missen. "De domme meisjes zeiden tegen de verstandige: Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan uit. Maar die antwoordden: Misschien is er niet genoeg voor ons allemaal. Ga maar naar de kooplui om olie te kopen." (Matteüs 15:7-9, GNB1996) Terwijl de domme meisjes weglopen om midden in de nacht(!) ergens olie te gaan kopen, komt de stoet bij de plaats waar de verstandige meisjes met hun lampen staan te wachten. Ze lopen met de stoet mee en met hun lampen geven ze de stoet een feestelijke aanblik. Ze mogen uiteindelijk met de bruidegom en de genodigden de feestzaal in en het feest meevieren.
Afwijzing
De gelijkenis vermeldt niet of de domme meisjes nog olie op de kop kunnen tikken of niet. Maar wat maakt het uit? Zelfs al konden ze nog wat olie bemachtigen, de stoet zou allang op de plaats van bestemming zijn. Ze komen te laat! Uiteindelijk gaan ze vol schaamte en spijt maar naar de bruiloftzaal in de hoop alsnog te worden binnen gelaten. "Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen: “Heer, heer, laat ons binnen!” Maar hij antwoordde: “Ik ken jullie werkelijk niet.” (Matteüs 25:11-12, NBV2004) Ze worden NIET binnengelaten.
Die ENE taak
De reactie van de bruidegom komt op ons als lezers misschien wel erg hard over. Maar vergeet niet dat de enige taak van deze meisjes was om voor verlichting te zorgen. Zo moeilijk was dat toch niet? Doordat ze dat ene niet hadden gedaan, bleken ze 100% ongeschikt voor hun taak. Jezus heeft aan zijn volgelingen eigenlijk maar één opdracht gegeven: een licht te zijn in de wereld voor de mensen die Jezus niet kennen (Matteüs 5:16). Precies zoals de bruidsmeisjes die licht moesten verspreiden met hun lampen toen het donker was geworden. Getuigen van Jezus door woorden en levensstijl is de meest fundamentele taak van de wereldwijde Gemeente van Jezus en van iedere individuele gelovige. Dat ligt in dezelfde lijn als de Grote Opdracht voor wereldzending die Jezus aan zijn apostelen gaf. Er zijn heel wat plaatselijke gemeenten en individuele gelovigen die in dat opzicht even laks zijn als de vijf afgewezen bruidsmeisjes. Wat heeft dat jou en mij te zeggen?
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 8 -
Herschepping 2.0
Klaar voor Jezus' wederkomst?
De bruidsmeisjes hadden niet alleen hun taak verwaarloosd, ze hadden ook de bruidegom beledigd door hun lakse houding. Jezus gaf aan waar het in de gelijkenis uiteindelijk op aankwam: "Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt." (Matteüs 25:13, NBV2004) Het is duidelijk dat de bruidegom een beeld is van Jezus die eenmaal zal terugkomen (zie ook Matteus 9:15). De bruidsmeisjes stellen gelovigen voor, waarbij je aan de buitenkant niet kunt zien of ze klaar zijn om Jezus elk moment te kunnen ontmoeten of niet; dat blijkt pas als dat moment aanbreekt. Deze gelijkenis roept wel wat vragen op, maar dat is op zich niet erg: het gaat bij gelijkenissen niet om het vinden van de geestelijke betekenis van alle details, maar om de hoofdboodschap. En dat is: wees klaar voor Jezus' komst door te leven in verbondenheid met Jezus en te doen wat Hij van je verlangt. Een andere beeldspraak van Jezus gaat over hetzelfde thema: "Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend, en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem opendoen wanneer hij aanklopt. Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen aan tafel nodigen en hen bedienen." (Lucas 12:35-37, NBV2004) Wie klaar is voor de ontmoeting met Jezus zal het eeuwige leven ontvangen; wie niet klaar is, zal worden afgewezen. Zie onderwerp 'Uitzien naar Jezus' wederkomst' in hoofdstuk 'Wederkomst van Jezus'.
Ben je klaar om te sterven?
Omdat de meeste gelovigen al gestorven zullen zijn voordat Jezus terugkomt, kan de betekenis van deze gelijkenis ook worden toegepast op het levenseinde. Het gaat dan om de vraag: ben je op dit moment klaar om te sterven en aan de overkant van het aardse leven Jezus te ontmoeten? Zie onderwerp 'Verlangen naar de hemel' in hoofdstuk 'Hemel'.
4.3.5. Farizeeër en tollenaar Deze korte gelijkenis uit Lucas 18:9-14 maakt onderdeel uit van het onderwijs dat Jezus gaf over gebed. Hierbij ligt het accent op de innerlijke gebedshouding. "Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden. De één was een Farizeeër en de ander een tollenaar." (Lucas 18:10, HSV2010)
Farizeeër
De eerste bidder is een farizeeër die een gebed uitspreekt dat druipt van zelfgenoegzaamheid: "De Farizeeër stond daar en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers of ook als deze tollenaar." (Lucas 18:11, HSV2010) Hij STAAT DAAR, vol zelfverzekerdheid, het hoofd omhoog gericht zoals de normale gebedshouding was. In zekere zin heeft de man goede redenen om God te bedanken. Hij behoort tot de meest gerespecteerde joden en niet bij het ellendige tuig waar iedereen op neerkijkt. De Farizeeër ziet vol afkeer dat een tollenaar het tempelplein opkomt. Wat doet dat stuk vuil hier? Denkt die man werkelijk dat God naar hem luistert? O wat is hij blij dat hij niet is zoals die tollenaar en hij dankt God ervoor.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 9 -
Herschepping 2.0
Nadat hij tegen God heeft gezegd dat hij geen slechterik is, begint hij te vertellen hoe goed hij zich aan de wet houdt: "Ik vast tweemaal per week. Ik geef tienden van alles wat ik bezit." (Lucas 18:12, HSV2010) Dat is geen kleinigheid. Voor het gewone volk was slechts één vastendag per jaar vereist, op de Grote Verzoendag. De farizeeër vast nota bene honderd keer per jaar! De wet van Mozes schrijft voor dat tienden moesten worden gegeven van de graanoogst (Deuteronomium 14:22). De Farizeeër geeft nauwgezet tienden van alles wat hij heeft! Jezus zei eens tegen de Farizeeën: "... jullie geven tienden van munt, wijnruit en andere kruiden..." (Lucas 11:42, NBV2004) Kortom, de Farizeeër overtreft zelfs Gods wet, zo goed leeft hij naar Gods wil. Denkt hij... Tussen haakjes: het gebed van de farizeeër bevat geen enkele onwaarheid. Jezus zet hier ook geen extreem gebed neer, want zulk soort gebeden hadden de mensen zo vaak gehoord wanneer farizeeen hardop stonden te bidden. Ook in de Talmud (een belangrijk joods geschrift dat een soort commentaar of uitbreiding is van wat wij kennen als het Oude Testament) komen gebeden met soortgelijke bewoordingen voor!
Tollenaar
De tweede bidder is een tollenaar, een gehaat persoon die het belastinggeld voor de Romeinse overheersers moet innen. Van tollenaars staan erom bekend dat ze veel te veel belastinggeld vragen en hun zakken vullen met het verschil. Tollenaars komen maar zelden op het tempelplein, maar deze man negeert alle afkeurende blikken van omstanders. Hij ziet de farizeeër die met opgeheven hoofd staat te bidden. Hij blijft maar op een afstand staan omdat hij zich extra slecht voelt vergeleken met die gerespecteerde, vrome man. De tollenaar staat niet fier rechtop, zoals de farizeeër, maar zijn hoofd is gebogen en hij heeft oprecht berouw van zijn zonden. "En de tollenaar bleef op een afstand staan en wilde ook zelfs zijn ogen niet naar de hemel opheffen, maar sloeg op zijn borst en zei: O God, wees mij, de zondaar, genadig." (Lucas 18:9-13, HSV2010) De HSV2010 is de enige Nederlandse Bijbelvertaling waarin we lezen dat de tollenaar zich DE zondaar noemt en dat is helemaal correct ook al komt het wat vreemd over. In de Griekse grondtekst worden bijna nergens lidwoorden gebruikt, maar hier wel. Dat betekent in dit verband zo ongeveer: "Ik ben niet zomaar een zondaar, ik ben door en door zondig, de ergste zondaar die bestaat." Dat is een zeer nederige, berouwvolle houding. Hij beseft dat hij God niets te bieden heeft, zoals bijvoorbeeld die vrome farizeeër even verderop, die ongetwijfeld zoveel goede dingen gedaan heeft. Nee, hij verdient geen enkele gunst van God; hij kan alleen maar hopen op genade en daar smeekt hij om.
Gods reactie op deze gebeden
De farizeeër heeft een verkeerd beeld van de tollenaar, en de tollenaar heeft een verkeerd beeld van de farizeeër. Allebei zien ze alleen de buitenkant. Maar God ziet de binnenkant en daarbij ziet Hij twee totaal verschillende innerlijke gebedshoudingen. God luistert naar iedereen die oprecht zijn zonden belijdt waardoor zijn zonden worden vergeven en hij als een rechtvaardig man kan verder leven. Jezus zei over de tollenaar: "Ik zeg u: Deze man ging gerechtvaardigd terug naar zijn huis, in tegenstelling tot die andere." (Lucas 18:14, HSV2010) Alleen nederige mensen worden door God geaccepteerd en hun zonden worden vergeven. En zonder twijfel heeft God de tollenaar laten weten dat Hij zijn gebed verhoord heeft: met een gereinigd geweten en diepe vrede in zijn ziel gaat hij naar huis. De farizeeër gaat ook naar huis. Zijn hart blijft onbewogen. Zijn dankgebed wordt door God afgewezen, omdat hij zichzelf rechtvaardig verklaart en meent Gods vergeving niet nodig te hebben. Hij
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 10 -
Herschepping 2.0
heeft geen enkel zondebesef en realiseert zich niet dat hij, evenals elk ander mens, Gods vergeving nodig heeft, omdat ook hij zwaar tekort schiet in het opvolgen van Gods levenswet. Hij beseft niet dat hij niet gerechtvaardigd wordt door zijn eigen geloofsinspanningen, maar door Gods genade. Hij heeft het hart van de wet van Mozes niet begrepen en daardoor is hij trots geworden op zijn 'rechtvaardige daden' en minacht hij mensen die minder kansen hebben gehad. "... God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt hij zijn genade." (1 Petrus 5:5, NBV2004) Nu de hamvraag: op wie lijk jij het meest in je gebeden: op de farizeeër of op de tollenaar? Zie ook onderwerp 'Innerlijke gebedshouding' in hoofdstuk 'Omgang met God'.
4.3.6. Goede herder Een andere gelijkenis over het thema 'herder en kudde' is de gelijkenis van het verloren schaap. Deze gelijkenis volgt op de uitgebreide geschiedenis van de blindgeboren man die door Jezus werd genezen (Johannes 9). Deze man werd vervolgens door de joodse leiders uit de plaatselijke joodse gemeenschap gegooid omdat hij een eenvoudig getuigenis van Jezus had gegeven. Daarmee hadden de joodse leiders getoond dat zij geen goede herders waren over de 'schapen van hun kudde'. In contrast met hun verwerpelijke gedrag laat Jezus zien dat Hij wel een goede herder is voor zijn schapen ofwel voor de gelovigen die Hem van harte volgen. Het hoofdthema van de gelijkenis is: Jezus is voor zijn volgelingen als wat een goede schaapherder is voor zijn schapen. Het gaat daarbij over: 1. de relatie tussen de herder en de schapen 2. over de manier waarop de herder zorg draagt voor de schapen. In Johannes 10 komen allerlei details naar voren, zoals een schaapskooi, een deur of ingang van de schaapskooi, rovers, dieven, wolven, huurlingen en deurwachters. Die extra elementen kunnen wel eens verwarrend zijn bij het lezen van Johannes 10, waarbij je je steeds kunt afvragen: wie of wat wordt ermee bedoeld? Daar kunnen soms verschillende interpretaties voor zijn. Maar laat je er niet teveel door afleiden: het gaat erom hoe Jezus met zijn volgelingen omgaat; al het andere is bijzaak.
Herderkoning
Jezus was naar zijn aardse afstamming een nakomeling van David, de herdersjongen die koning werd. David schreef eens een lied over God die hij beschreef als een goede herder (Psalm 23). Het werd de bekendste Psalm van alle eeuwen, die begint met de volgende woorden: "... De H EE R is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets." (Psalm 23:1, NBV2004) Zonder het te weten beschreef David de Messias die als Zoon van God en Zoon van David op de wereld zou komen en die eenmaal tegen de mensen zou zeggen: "Ik ben de goede herder..." (Johannes 10:10 en 14) David en zijn nakomeling Jezus kunnen allebei gezien worden als een koning en een herder voor hun volk.
Schaapskooi
In Johannes 10 lezen we eerst over de schaapskooi. In de tijd van Jezus was dat vaak een grot, een bergkloof of een ruimte in de open lucht met een omheining, waarbij er een opening was waardoor de schapen in en uit konden gaan. De schaapskooi was vooral bedoeld om de schapen te beschermen tegen wilde dieren en dieven. De schaapherder sliep vaak bij de schapen of hij had een bewaker die 's nachts op de kudde paste.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 11 -
Herschepping 2.0
"Waarachtig, ik verzeker u: wie de schaapskooi niet binnengaat door de deur maar ergens anders naar binnen klimt, is een dief of een rover. Wie door de deur naar binnen gaat, is de herder van de schapen." (Johannes 10:1-2, NBV2004) Met rovers bedoelde Jezus in de eerste plaats de satan. Dat is nog duidelijker af te leiden uit de woorden die we verderop in het hoofdstuk lezen: "Een dief komt alleen om te roven, te slachten en te vernietigen..." (Johannes 10:10, NBV2004) "Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven." (Johannes 10:28, NBV2004) In de tweede plaats zijn rovers mensen of instanties die gelovigen bij Jezus vandaan willen trekken. Als zodanig zijn dat handlangers van de satan. Ook joodse leiders deden hun best om mensen van Jezus af te houden.
Afstemming tussen herder en schapen
Schapen weten heel goed wie hun herder is en wie niet. Ze herkennen hem aan zijn stem. Daarom is een schaapherder gewend tegen zijn schapen te praten of te roepen. Sommige herders geven namen aan hun schapen en met die namen roepen ze individuele schapen die daar op reageren. Dit beeld paste Jezus toe op Zichzelf en zijn volgelingen: "De schapen luisteren naar zijn stem, hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten... de schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen. Iemand anders volgen ze niet, ze lopen juist van hem weg omdat ze de stem van een vreemde niet kennen." (Johannes 10:3-5, NBV2004) "Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij" (Johannes 10:14, NBV2004) Het is de uitdaging voor elke volgeling van Jezus om zijn stem te leren verstaan. Dat leer je door het Woord van God te lezen, bij het ontvangen van Gods leiding en in de persoonlijke gebedsomgang. Die afstemming is van groot belang. Wie vertrouwd is met het levende Woord van God zal het ook opmerken wanneer mensen Bijbels klinkende opmerkingen maken die niet in overeenstemming zijn met wat de Bijbel werkelijk zegt en bedoelt. Op veel plaatsen lezen we in de Bijbel dat God mensen bij hun naam kent en hen bij hun naam aanspreekt. Enkele voorbeelden: "Abraham, Abraham!" (Genesis 22:11) "Mozes, Mozes!" (Exodus 3:4) "Samuël!" (1 Samuël 3:4) "Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven." (Lucas 19:5, NBV2004) "Marta, Marta, je bent zo bezorgd en je maakt je veel te druk." (Lucas 10:41, NBV2004) "Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’..." (Johannes 20:16, HSV2010) "... Saul, Saul, waarom vervolg je mij?" (Handelingen 9:4, NBV2004) Het is een geweldige bemoediging te weten dat God elke gelovige bij naam kent. We zijn voor Hem geen nummer, maar Hij kent ons persoonlijk en heeft aandacht voor ieder van ons. Kijk nog eens naar het laatste stukje Bijbeltekst. Dat komt uit de bekeringsgeschiedenis van Paulus, die toen nog Saulus heette. Waarom noemde Jezus hem Saul en geen Saulus? Was dat de naam waarmee hij thuis door zijn moeder werd aangesproken? Dat zegt iets van de intieme manier waarop Jezus ons wil aanspreken... Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 12 -
Herschepping 2.0
Deur van de schaapskooi "... Waarachtig, ik verzeker u: ik ben de deur voor de schapen." (Johannes 10:7, NBV2004) Het woord 'deur' kan ook worden gelezen als 'toegang'. Jezus gebruikt tweemaal het woord 'waarachtig' (in vers 1 en 7) om te benadrukken hoe belangrijk het is dat mensen alleen via Hem tot God en tot het eeuwige leven kunnen komen (zie ook Johannes 14:6). "Wie vóór mij kwamen waren allemaal dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. Ik ben de deur: wanneer iemand door mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden." (Johannes 10:8-9, NBV2004) Het is duidelijk dat Jezus met deze woorden doelde op de joodse leiders. De geschiedenis van Johannes 9 laat zien hoe deze mensen de blindgeboren man, die door Jezus was genezen, bij Jezus vandaan wilden halen (Johannes 9:24-34).
Bescherming
De Goede Herder weet zich verantwoordelijk voor de veiligheid van de schapen, tegenover rovers en wilde dieren. "Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Ik geef mijn leven voor de schapen. Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen..." (Johannes 10:11-12, NBV2004) Jezus heeft deze woorden vooral waar gemaakt door plaatsvervangend te sterven aan het kruis. Door de dood van Jezus is de mogelijkheid voor mensen ontstaan om eeuwig leven te ontvangen door geloof in Hem. De Bijbel staat vol met voorbeelden van Gods hulp en bescherming die gelovigen van Hem mogen verwachten. Het karakter van de Goede Herder steekt erg af tegen de laffe houding van huurlingen (ongeschikte geestelijke leiders) en dat van de wolf (de satan). In Psalm 23 wordt van de Goede Herder gezegd dat Hij zijn schapen ook veilig door gevaarlijke gebieden leidt: "Al moet ik door dalen van duisternis en dood, ik ben voor geen onheil bang, want U bent bij mij: uw knots en uw staf geven mij nieuwe moed." (Psalm 23:4, WV1995) Hiermee wordt bedoeld dat Jezus bij je is als je door moeilijke tijden gaat.
Goede zorg voor de schapen
Zoals een herder ervoor zorgt dat de schapen op goede weidegrond terechtkomen zodat ze voldoende te eten hebben, zo wil Jezus zijn volgelingen zegenen en geven wat ze nodig hebben om gelukkig te kunnen zijn. Vergelijk dat eens met wat David schreef: "Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water." (Psalm 23:2, NBV2004) Jezus maakte duidelijk dat Hij op een overvloedige manier voor zijn kudde zorgt: "... Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed hebben." (Johannes 10:10, HSV2010) Veel Bijbeluitleggers hanteren bij dit Bijbelvers de term 'overvloedig leven' en dat is prima, zolang ze er geen welvaartsevangelie van maken. Want het gaat niet in de eerste plaats om materiële overvloed, maar om geestelijke overvloed. Nogmaals iets uit Psalm 23: "Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven..." (Psalm 23:6, NBG1951) Inderdaad, Jezus is de GOEDE Herder. Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 13 -
Herschepping 2.0
Zie ook onderwerp 'Gemeente als kudde' in hoofdstuk 'Gemeente'' waarin leden van een plaatselijke gemeente worden vergeleken met een kudde schapen.
4.3.7. Koninklijke bruiloft Deze gelijkenis vind je in Matteüs 22:1-13 en Lucas 14:15-24. In beide weergaven van de gelijkenis kom je verschillende details tegen. In het evangelie van Tomas (een buiten-Bijbelse bron) wordt weer een andere versie weergegeven. Het is heel goed denkbaar dat Jezus zijn gelijkenissen verschillende keren heeft verteld en telkens met verschillende details en accenten. In deze gelijkenis wordt geen standaard bruiloft beschreven. Sommige details zouden in het dagelijkse leven wel erg extreem zijn. Maar juist in die extreme details komt het verschil naar voren tussen de gelijkenis zelf en de toepassing van de gelijkenis: enerzijds de relatie tussen een vader van de bruidegom en de genodigden anderzijds de relatie tussen God en de mensen die het evangelie hebben gehoord
Uitnodiging voor de bruiloft
Een koning nodigt mensen enige tijd van tevoren uit voor de bruiloft van zijn zoon. "Het is met het koninkrijk van de hemel als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaren eropuit om de bruiloftsgasten uit te nodigen, maar die wilden niet komen..." (Matteüs 22:1-2, NBV2004) De genodigden laten het een voor een afweten en komen met allerlei excuses aanzetten. Maar de koning organiseert de bruiloft zoals gepland en laat de genodigden dan nog een keer vragen om alsnog te komen; alles staat klaar en ze zijn nog steeds van harte welkom. "Daarna stuurde hij andere dienaren op pad met de opdracht: “Zeg tegen de genodigden: ‘Ik heb een feestmaal bereid, ik heb mijn stieren en het mestvee laten slachten. Alles staat klaar, kom dus naar de bruiloft!’ Maar ze negeerden hen en vertrokken, de een naar zijn akker, de ander naar zijn handel. De overigen namen zijn dienaren gevangen, mishandelden en doodden hen." (Matteüs 22:4-6, NBV2004) De koning neemt hen de botte weigering om te komen zeer kwalijk. En vooral het feit dat sommige genodigden zijn dienaren hadden mishandeld en gedood is een openlijke verklaring van vijandigheid. De koning laat hen ombrengen als vergelding voor hun opstandigheid. Vervolgens laat de koning mensen van de straat plukken om als bruiloftsgasten te mogen deelnemen aan het feest. "Ga vlug de stad in en breng uit de straten en stegen de armen en kreupelen en blinden en verlamden hierheen... Ga naar de wegen en de akkers buiten de stad en nodig iedereen met klem uit, want mijn huis moet vol zijn." (Lucas 14:21,23, NBV2004)
Uitnodiging om deel te hebben aan het Koninkrijk van de Hemel
De uitnodiging voor de bruiloft heeft betrekking op de uitnodiging om Jezus te volgen. Deze uitnodiging was in de eerste plaats voor de joden, vanwege hun relatie met God via het Oude Verbond. Volgelingen van Jezus hebben de belofte van eeuwig leven en om eeuwig bij God te mogen wonen en zijn uitgenodigd voor de bruiloft van het Lam, een symbolische aanduiding voor de eenwording met Jezus in het hiernamaals. Het gaat om een uitnodiging voor een FEEST. Jezus belooft een leven vol vreugde en overvloed, waar tijdens het aardse leven al veel van kan worden ervaren, zelfs onder moeilijke omstandigheden. Maar die feestvreugde zal zijn hoogtepunt pas bereiken in het hiernamaals. Veel van de joden trokken hun neus op voor het Koninkrijk van de Hemel. Hun posities in Gods Koninkrijk zouden worden ingenomen door niet-joden die tot geloof zouden komen. Er zijn kerkmensen die niet echt warm lopen voor het Koninkrijk. Zij hebben het evangelie duidelijk gehoord, maar hebben hun hart niet geopend voor Jezus zodat zij zijn blijven steken in uiterlijke Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 14 -
Herschepping 2.0
godsdienstigheid. Evenals de genodigden in de gelijkenis, vinden zij hun dagelijkse dingen belangrijker dan de dingen van God en blijven in hun hart ver bij God vandaan. Ook zij dreigen geen deel te zullen hebben aan het bruiloftsfeest van het Lam. Daarentegen staat Gods hart wijd open voor mensen die zich onaanzienlijk weten en zich onwaardig vinden om eregasten van Koning Jezus te zijn. Als zij wel op de uitnodiging van het evangelie ingaan, zullen zij deelhebben aan de zegeningen van het Koninkrijk, in plaats van de eerder genodigden die het lieten afweten. Er is voldoende plaats in Gods hart voor veel van zulke mensen: "... want mijn huis moet vol zijn." (Lucas 14:23, NBV2004) De uitnodiging moet worden doorgegeven aan alle volken van de wereld.
Man zonder bruiloftskleding
De gelijkenis gaat nog even verder. Op datzelfde bruiloftsfeest verschijnt een man zonder de speciale feestkleding die tevoren aan hem was uitgereikt. Dat was gebruikelijk in de dagen van Jezus, maar dan alleen bij heel voorname bruiloften. De man zonder bruiloftskleed wordt hardhandig verwijderd. "Toen de koning binnenkwam om te zien wie er allemaal aanlagen, zag hij iemand die zich niet in bruiloftskleren gestoken had, en hij vroeg hem: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen terwijl je niet eens een bruiloftskleed aanhebt?” De man wist niets te zeggen. (Matteüs 22:11-12, NBV2004) Niemand kan op eigen voorwaarden het eeuwige leven ontvangen. Alleen mensen die zijn bekleed met het nieuwe leven dat bij wedergeboorte wordt toegekend, zijn welkom op het feest van de eeuwigheid. Alleen zij dragen de feestkleding. "Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niet te tellen was, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed ... Luid riepen ze: 'De redding komt van onze God die op de troon zit en van het lam!'" (Openbaring 7:10, NBV2004) Witte kleding symboliseert het feit dat mensen bij hun wedergeboorte innerlijk van zonden zijn gereinigd en rechtvaardig zijn verklaard.
4.3.8. Kostbare parel Deze gelijkenis gaat over hetzelfde thema als de gelijkenis van de schat in de akker. Deze gelijkenis gaat niet over een verborgen schat, maar over een zichtbare schat. Hierbij ligt het accent op de grote waarde van de parel. Deze gelijkenis kun je vinden in Matteüs 13:45-46: "Ook lijkt het hemelse koninkrijk op een handelaar die mooie parels zoekt. Als hij een heel kostbare parel ontdekt, gaat hij alles verkopen wat hij heeft en koopt die parel." (Matteüs 13:45-46, GNB1996)
Grote waarde
De hoge prijs die je moet betalen om de kostbare parel te bemachtigen is te vergelijken met de optelsom van wat je in je leven kostbaar en belangrijk vindt, kortom: alles wat waarde voor je heeft. Je kunt denken aan je plannen, je dromen, je relaties, je carrière, je opleiding, je bezittingen, je geld, je sport, je hobby's, je vrijetijdsbesteding. Dat kunnen allemaal goede dingen zijn, maar ze hebben op zichzelf geen eeuwigheidswaarde. Het Koninkrijk van de hemel is het meest waardevolle waar een mens zijn tijd en aandacht aan kan geven en op lange termijn verreweg het meeste levensgeluk en blijvende vreugde oplevert. De parel is in deze gelijkenis een symbool van iemands rijkdom en glorie. De heerlijkheid van het Nieuwe Jeruzalem (symbool voor de 'Bruid', bestaande uit alle ware gelovigen die eenmaal op de Nieuwe Aarde met Jezus zullen regeren) wordt onder meer uitgebeeld als een stad met heel bijzondere poorten, waarvan de heerlijkheid van de Bruid afstraalt: Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 15 -
Herschepping 2.0
"En de twaalf poorten waren twaalf parels. Elke poort apart bestond uit één parel..." (Openbaring 21:21, HSV2010) Als iemand een groeiende relatie met Jezus heeft en als in zijn leven geestelijke vruchten aanwezig zijn, wordt ook op aarde al iets van de heerlijkheid van Jezus zichtbaar in zijn leven.
Investering
Binnen het Koninkrijk van de Hemel kun je het hoogste doel bereiken dat voor een mens te bereiken is. Iets hogers, beters of mooiers bestaat niet. Het Koninkrijk is al je aandacht en belangstelling waard. Investeer daarom ALLES in dat ene Koninkrijk. "Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn." (Matteüs 6:19-21, NBV2004) Investeren in het koninkrijk, dat betekent een leven vol toewijding aan de Meester.
4.3.9. Mosterdzaad Deze gelijkenis gaat over ongeveer hetzelfde thema als de gelijkenis van het opgroeiende zaad. Deze korte gelijkenis vind je in Matteüs 13:31-32, Marcus 4:30-32 en Lucas 13:18-19. "... Het hemelse koninkrijk lijkt op een mosterdzaadje, dat iemand op zijn akker zaait. Het is het kleinste van alle zaden, maar als het opkomt, wordt het groter dan alle andere planten: het wordt een boom, zodat de vogels in de lucht in zijn takken komen nestelen." (Matteüs 13:31-32, GNB1996)
Groeikracht
Het thema van deze gelijkenis is de enorme groeikracht van het Koninkrijk van de Hemel. Die groeikracht kan zich manifesteren in de wereldwijde Gemeente van Jezus en ook in het leven van individuele christengelovigen. Een zaadje ontwikkelt zich pas tot een groeiende plant wanneer het is gezaaid in geschikte grond. Deze groeikracht is afkomstig van God en manifesteert zich waar mensen tot geloof in Jezus zijn gekomen (het zaad is dan gezaaid) en in hun geloof zijn gegroeid, waardoor ze steeds meer het karakter van Jezus laten zien. Jezus noemt hier het kleinst denkbare zaadje (ongeveer 1 mm in doorsnede) waar verhoudingsgewijs de grootste plant uit voortkomt. Een mosterdzaadje kan uitgroeien tot een boom (of heester) van meer dan drie meter hoog! Een boom wordt ook op ander plaatsen in de Bijbel genoemd als een symbool voor een machtig wereldrijk. Denk bijvoorbeeld maar aan de boom in de droom van Nebukadnessar (Daniël 4) die symbool stond voor het Babylonische rijk. In principe is de groeikracht van het Koninkrijk onbeperkt, eenvoudigweg omdat Gods kracht geen grenzen kent. De enige beperking voor de groei van het Koninkrijk is ... de laksheid van christengelovigen om het evangelie uit te dragen.
Wereldwijde groei van Gods Koninkrijk
De groeikracht van het Koninkrijk van de Hemel blijkt onder meer uit de groei van de wereldwijde Gemeente van Jezus. Zo kwamen op de eerste Pinksterdag duizenden mensen tot geloof. "Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend." (Handelingen 2:41, NBV2004) Daarna heeft het Koninkrijk zich als een prairievuur over de hele wereld uitgebreid. Ook in onze tijd zijn er landen waar heel veel mensen tot een levend geloof in Jezus komen. De kerkgeschiedenis
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 16 -
Herschepping 2.0
kent veel hoogtepunten zoals opwekkingen en perioden van geloofsvernieuwing. Verder is het opmerkelijk dat onder vervolging de Kerk sterker blijkt te groeien dan waar godsdienstvrijheid is. Zie ook hoofdstuk 'Uitbreiding van Gods Koninkrijk'.
Persoonlijke geestelijke groei
Maar ook in je eigen leven kan Gods Geest grote wonderen doen, zowel opzienbarende als kleine wonderen. Concentreer je niet op de vele gebreken die je tegenkomt onder christenen en bij jezelf, maar geloof in de mogelijkheden van geloofsgroei in het nieuwe leven dat God geeft. Een groeiend geloofsleven kan leiden tot opzienbarende resultaten. Ook hiervoor gebruikte Jezus het mosterdzaadje om de onbeperkte mogelijkheden van het geloof te illustreren: "... Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zullen jullie tegen die berg zeggen: 'Verplaats je van hier naar daar!” en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn." (Matteüs 17:20, NBV2004) Dat is dus geloof dat bergen verzet. Iedereen kent wel verhalen over grote wonderen die zijn verricht door het geloof. Er is zelfs een waar gebeurd verhaal van een kleine berg in het Midden-Oosten die door God verplaatst werd na gelovig gebed, waardoor een plaatselijke bestuurder tot geloof kwam. Het was dus niet alleen maar een spreekwoordelijke uitdrukking van Jezus! Persoonlijke geloofsgroei is een belangrijk thema in 'Herschepping'. Er zijn maar liefst vier delen aan gewijd: 6. Geloofszekerheid 7. Geloofsbeleving 8. Geloofskracht 9. Geloofspraktijk
4.3.10. Nachtelijk verzoek Een andere gelijkenis over het thema 'gebed' is de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter. Deze gelijkenis kun je vinden in Lucas 11:5-8. "Stel dat iemand van jullie een vriend heeft en midden in de nacht naar hem toe gaat en tegen hem zegt: 'Wil je mij drie broden lenen, want een vriend van me is na een reis bij mij gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten.' En veronderstel nu eens dat die vriend dan zegt: “Val me niet lastig! De deur is al gesloten en mijn kinderen en ik zijn al naar bed. Ik kan niet opstaan om je te geven wat je vraagt. Ik zeg jullie, als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat ze vrienden zijn, dan zal hij wel opstaan omdat zijn vriend zo onbeschaamd blijft aandringen, en hem alles geven wat hij nodig heeft." (Lucas 11:5-8, NBV2004) Iemand klopt midden in de nacht bij een vriend aan omdat hij onverwacht gasten heeft gekregen en vraagt om een brood. De vriend raakt geïrriteerd en roept dat hij geen zin heeft om daarvoor uit zijn bed te komen. Maar na aanhoudend roepen van buiten komt hij er toch uit en geeft zijn vriend waar hij om gevraagd heeft.
Onwelwillend
Het probleem van de onwelwillende vriend is niet dat hij geen eten meer in huis heeft, want anders zou hij dat wel gezegd hebben. Gastvrijheid stond in de tijd van de Bijbel in Israël in hoog aanzien. Iemand de deur weigeren, zelfs op ongelegen momenten, dat deed je gewoon niet. Het onbeschaamde van de man is dat hij geen zin heeft om zijn bezoeker ter wille te zijn. Nog zwaarder telt het feit dat zijn bezoeker een vriend van hem is, die alle recht heeft op zijn hulp. De onbeschofte reactie van de man is zo absurd dat het bij de toehoorders onmiddellijk een gevoel van afkeer en verontwaardiging oproept. Het is gewoon ONDENKBAAR dat iemand ooit zo grof zou optreden! Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 17 -
Herschepping 2.0
Uitnodiging om te bidden
En om die reactie van de toehoorders was het Jezus juist te doen. Want vervolgens kwam Hij met de toepassing, die tot dusver niet voor iedereen duidelijk was. "Daarom zeg ik jullie: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want wie vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan." (Lucas 11:9-10, NBV2004) De gelijkenis is dus een illustratie van de uitnodiging die Jezus geeft aan gelovigen om te bidden. Elk fatsoenlijk mens zal een redelijk verzoek inwilligen van iemand die in een moeilijke positie verkeert waar hij zonder hulp niet uitkomt. Hoeveel te meer zal God gebeden verhoren die passen binnen de belangen van het Koninkrijk van mensen die Hij kent, doordat ze bij Hem horen? "Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan het goede geven aan wie hem daarom vragen." (Matteüs 7:11, NBV2004) Zie hoofdstuk 'Bidden en ontvangen'.
4.3.11. Onbarmhartige schuldenaar Een andere gelijkenis over het thema 'vergeving' is de gelijkenis van de verloren zoon. Deze gelijkenis kun je vinden in Matteüs 18:23-35. Het is een gelijkenis met een ernstige boodschap over de opdracht om onze medemensen te vergeven. In de praktijk is dat soms erg moeilijk, maar ook erg noodzakelijk...
Torenhoge schuld
Een man moet een torenhoge schuld aflossen bij de koning bij wie hij in dienst is, maar hij heeft niets om de koning terug te betalen. "Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren. Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was. Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden, zodat de schuld kon worden ingelost." (Matteüs 18:23-24, NBV2004) Dit is de conditie van ieder mens, die vanwege zijn zonden een enorme schuld heeft opgebouwd tegenover de heilige God en Schepper. Zijn positie is hopeloos en uitzichtloos, want hij heeft niets om terug te betalen. De dienaar smeekt zijn koning om clementie: "Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem: 'Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.'" (Matteüs 18:26-27, NBV2004) Zowel de koning als de dienaar weten dat er van terugbetalen geen sprake kan zijn. De schuldenlast is eenvoudigweg veel te hoog.
Vergeving geschonken
Maar, wat de vrijgesproken schuldenaar niet voor mogelijk had gehouden, gebeurt: De koning krijgt medelijden en scheldt hem de HELE geleende som kwijt die hij onmogelijk zou kunnen terugbetalen. Hij en zijn gezinsleden worden niet veroordeeld tot levenslange dwangarbeid. Iets om een gat in de lucht te springen van blijdschap. Dit is natuurlijk een beeld van de vergeving van de zondeschuld die iemand ontvangt wanneer hij zich door geloof in Jezus tot God bekeert. Jezus heeft aan het kruis de zonden van de hele wereld gedragen. Dit wordt dan daadwerkelijk toegepast op de bekeerling: al zijn zonden worden vergeven en hij wordt rechtvaardig verklaard.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 18 -
Herschepping 2.0
In de gelijkenis lezen we niet dat de dienaar op een of andere manier zijn dankbaarheid uitte tegenover de koning en ook niets over zijn gemoedstoestand. Het lijkt wel of het hem weinig doet. Onvoorstelbaar! Zo zijn er ook gelovigen die vergeving van hun zonden hebben ontvangen, maar geen besef hebben van het voorrecht dat ze hebben genoten. Beseffen ze wel hoe hoog hun persoonlijke schuld was tegenover God? En beseffen ze wel dat ze genade hebben ontvangen om zelf genadig te zijn tegenover anderen?
Geen vergevingsgezinde houding
We gaan verder met de gelijkenis. Als de dienaar onderweg naar huis iemand tegenkomt die hem een klein bedrag schuldig is, ziet hij een kans om toch nog wat geld te bemachtigen. De koning heeft wel zijn schuld kwijtgescholden, maar heeft geen cent in zijn portemonnee. "Toen die dienaar buiten kwam, trof hij een van zijn mededienaren, die hem honderd denariën schuldig was; hij greep hem bij de keel en zei: “Betaal wat je me schuldig bent.” (Matteüs 18:28, WV1995) Iedere toehoorder van de gelijkenis begint een diepe afkeer te krijgen van die dienaar, die zo ondankbaar was en zo onbarmhartig is tegenover de ander. Had hij dan niets geleerd van zijn eigen situatie? De andere man is ontdaan van de harde opstelling van zijn collega: "Toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal je betalen. Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald. (Matteüs 18:29-30, NBV2004) Zijn collega smeekt hem om genade, precies zoals de dienaar zelf zojuist om genade had gesmeekt bij de koning. Het interesseert hem geen zier: betalen zal hij! Zodra we op dit punt van de gelijkenis aangekomen zijn, begint er bij ons als lezers wellicht iets van binnen te kriebelen. Bij mij als schrijver van deze woorden in ieder geval wel. Nee, deze gelijkenis is niet leuk meer. We voelen op onze klompen aan dat onze verontwaardiging over de onbarmhartige dienaar ... onze eigen veroordeling betekent. Want wat kunnen wij ons ergeren aan kleine dingen die anderen ons aandoen of waarin we ons tekort gedaan voelen. We denken er dan niet meer aan dat God onze zondeschuld heeft kwijtgescholden en kunnen alleen maar denken aan dat ene wat die ander ons heeft aangedaan. Die gelijkenis houdt ons de spiegel voor en die spiegel zegt: die onbarmhartige, onvergevingsgezinde dienaar, DAT BEN JIJ! Zie ook onderwerp 'Lankmoedigheid' in hoofdstuk 'Vruchtdragen'.
Vergeving ongedaan gemaakt
De koning hoort wat de dienaar heeft gedaan tegenover zijn collega en wordt witheet van woede. "Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald." (Matteüs 18:32-34, NBV2004) God is bereid iedereen al zijn zonden te vergeven wie zich in berouw tot Hem bekeert. Dan mag God toch verwachten dat de bekeerde persoon bereid is zijn medemensen te vergeven. De gelijkenis laat het enorme verschil zien tussen de torenhoge schuld die God de mens wil vergeven en de betrekkelijke geringe schuld die andere mensen tegenover ons kunnen hebben. Hoe duidelijker we dat verschil zien, hoe gemakkelijker het kan worden om die ander te vergeven... Jezus was enorm vergevingsgezind. Om een paar voorbeelden te noemen: Hij vergaf de soldaten die Hem kruisigden en Hij vergaf zijn vriend Petrus, die had ontkend dat hij bij Jezus hoorde. "Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen." (Lucas 23:34, NBV2004)
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 19 -
Herschepping 2.0
Het waren geen kleinigheden, maar zeer ernstige dingen die Hem waren aangedaan. Maar Hij vergaf ze. Jezus leefde geheel volgens de regels van Gods Koninkrijk en legde de mensen niets op wat Hij Zelf niet in praktijk bracht.
Conclusie
Jezus sluit de gelijkenis af met de volgende woorden: "Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’" (Matteüs 18:35, NBV2004) En daar kunnen we het mee doen. In het 'Onze Vader' gebed legt Jezus veel nadruk op het vergeven van anderen. Jezus weet dat dit heel belangrijk en tegelijk heel moeilijk is voor ons, vandaar die extra opmerking erna: "Want als jullie de mensen hun overtredingen vergeven, zal je hemelse Vader ook jullie vergeven. Maar als jullie de mensen niet vergeven, zal je Vader jullie overtredingen ook niet vergeven." (Matteüs 6:14-15, WV1995) Het is levensgevaarlijk om niet te willen vergeven. Als God namelijk je zonden niet vergeeft omdat je het zelf niet wilt doen, dan zul je 'sterven in je zonden' en dat heeft ernstige consequenties voor in het hiernamaals. Zie ook onderwerp 'Vergeven' in hoofdstuk 'Beproevingen'.
4.3.12. Onkruid in de akker Deze gelijkenis vind je in Matteüs 13:24-30, direct volgend op de gelijkenis van de zaaier. Hier volgt een ingekorte versie: "... Het hemelse koninkrijk lijkt op iemand die goed zaad op zijn akker zaaide. Maar ’s nachts toen de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide onkruid tussen het koren ... Zijn knechten zeiden: Wilt u dat we het onkruid ertussenuit gaan halen? Nee, zei hij, want als jullie het ertussenuit halen, trek je ook het koren mee uit. Laat het onkruid maar samen met het koren opgroeien tot de oogst. En als de oogsttijd is gekomen, zal ik tegen de maaiers zeggen: Haal eerst het onkruid bijeen en bind het tot bossen samen om het te verbranden; verzamel dan het koren en sla het op in mijn schuur.’" (Matteüs 13:24-30, GNB1996)
Goed zaad en slecht zaad
Een boer zaait goed zaad op een akker. Maar daarna komt een vijandig persoon op diezelfde akker onkruid zaaien. De arbeiders ontdekken dat er naast de goede planten ook onkruid opgroeit en stellen voor om het onkruid te verwijderen. De boer vindt dat niet goed, want hij weet dat daardoor zoveel schade zou worden toegebracht aan de goede planten, dat de oogst minder groot zou zijn. Pas bij de oogst moet het onkruid van het goede gewas worden gescheiden en verbrand. Er komen in deze gelijkenis twee zaaiers voor en twee soorten zaad. De zaaier van goed zaad is natuurlijk God, terwijl de stiekeme onkruidzaaier de satan voorstelt. Het goed zaad stelt de gelovigen voor, die gerechtigheid doen door te leven volgens Gods leefregels. Het slechte zaad stelt de ongelovigen voor, die leven volgens de normen van de wereld en daarmee precies doen van de satan graag wil. De oogst is te vergelijken met het moment dat de eeuwige bestemming van de mensen wordt bepaald. Voor ieder mens is dat eeuwig leven of eeuwige dood.
Gelovigen te midden van ongelovigen
Deze gelijkenis beschrijft de positie van het Koninkrijk van de Hemel naast het koninkrijk van de satan, het leven van christengelovigen te midden van de wereld. Gelovigen groeien op naast ongelovigen. Dat geeft wel eens moeilijkheden en in ernstige gevallen leidt het zelfs tot geloofsvervolging.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 20 -
Herschepping 2.0
Toch blijkt in de praktijk dat gelovigen bij weerstanden of vervolging meestal meer groeien in hun geloof dan wanneer ze zulke dingen niet meemaken. De gelijkenis roept christengelovigen op om geduldig te zijn wanneer het leven te midden van ongelovigen moeite veroorzaakt. Uiteindelijk zullen zij het leven ontvangen wanneer ze tot het einde van hun leven blijven volharden in het volgen van Jezus. "Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters, als u allerlei beproevingen ondergaat. Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. Als die standvastigheid ook daadwerkelijk blijkt, zult u volmaakt en volkomen zijn, zonder enige tekortkoming." (Jakobus 1:2-4, NBV2004)
Afgezonderd leven?
Je kunt de vraag stellen in hoeverre het wenselijk is wanneer christengelovigen zich afzonderen uit de 'boze wereld' om alleen met geloofsgenoten op te trekken. Voorbeelden daarvan zijn de Amish in de Verenigde Staten en de kloosterorden. Ook zijn er geloofsgemeenschappen die zich vanwege vervolging terugtrekken om in afzondering een nieuw bestaan op te bouwen.
4.3.13. Onrechtvaardige rechter Een andere gelijkenis over het thema 'gebed' is de gelijkenis van het nachtelijke verzoek. Je vindt deze gelijkenis in Lucas 18:1-8.
Volhardend bidden De evangelist Lucas leidt deze gelijkenis in met de volgende woorden, waarmee het doel van de gelijkenis wordt uitgelegd: "En Hij (=Jezus) sprak ook een gelijkenis tot hen met het oog daarop dat men altijd moet bidden en niet de moed verliezen." (Lucas 18:1, HSV2010) Het is dus een aansporing en uitdaging om volhardend te blijven bidden, ook wanneer de verhoring op zich laat wachten. De apostel Paulus schreef: "Bid zonder ophouden." (1 Tessalonicenzen 5:17, HSV2010)
Lege handen "Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen. Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: 'Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander.' Maar lange tijd wilde hij dat niet doen..." (Lucas 18:2-4, NBV2004) De rechter weigert botweg om haar recht te doen en de vrouw staat machteloos en … rechteloos. De weduwe is in deze gelijkenis het symbool van hulpeloosheid. Ze heeft geen geld om de rechter te betalen. Bij zulke rechters krijg je geen voet aan de grond zonder steekpenningen. Ze heeft als weduwe ook niemand die het voor haar opneemt. In alle opzichten staat zij met lege handen.
Weduwe beweegt foute rechter om recht te spreken
Maar de weduwe heeft twee sterke punten. In de eerste plaats is ze ervan overtuigd dat ze in haar recht staat en in de tweede plaats is ze een doorzetter. Met haar (lege) handen kan ze wel op de deur van de rechter kloppen om hem herhaaldelijk te vragen recht te spreken. Als de dagen verstrijken wordt haar geklop op de deur steeds luider en indringender. Haar boze gebonk begint de rechter behoorlijk op zijn zenuwen te werken. De rechter is bang dat zij een keer zo boos wordt dat zij hem aanvliegt of in zijn gezicht gaat slaan en besluit toch maar te doen waar zij recht op heeft, ondanks dat hij een slechte rechter is.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 21 -
Herschepping 2.0
"Ten slotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij niets aan de mensen gelegen liggen, toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan." (Lucas 18:4-5, NBV2004) Let op de luchtige, humoristische verteltrant van Jezus. De rechter besluit toch maar te doen waar zij recht op heeft, met als enig motief: eigenbelang. Hij wil van het gezeur af zijn. Hoe het ook zij, de foute rechter spreekt recht en de weduwe ontvangt het recht waar ze recht op heeft.
God doet meer dan die rechter
Met gebedsverzoeken van Gods kinderen is het een heel ander verhaal en wel om verschillende redenen: 1. God is rechtvaardig. 2. God is een helper die luistert naar de gelovigen die bij Hem horen met hun verzoeken. 3. De gelovige bidder staat niet machteloos tegenover God omdat Jezus verhoring van gebeden heeft beloofd. 4. De gelovige bidder heeft Jezus als Bemiddelaar naast zich staan. Jezus heeft immers gezegd: "Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan." (Matteüs 7:7, NBV2004) "Als jullie Mij iets zullen vragen in mijn naam, dan zal Ik het doen." (Johannes 14:14, WV1995) Blijf bidden dus totdat God doet wat Hij heeft beloofd. Als de slechtste mensen op den duur voor rede vatbaar zijn, hoeveel temeer onze rechtvaardige God.
Spoedige gebedsverhoring
Jezus zegt het volgende ter verduidelijking van zijn gelijkenis: "Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen? ..." (Lucas 18:7, NBV2004) God verhoort gebeden spoedig: "... Of laat hij hen wachten? Ik zeg jullie dat hij hun spoedig recht zal verschaffen..." (Lucas 18:7-8, NBV2004) Dat betekent niet dat God elk gebed onmiddellijk verhoort, maar wel op tijd: Op Gods tijd. Zie ook hoofdstuk 'Bidden en ontvangen'.
Spoedige wederkomst van Jezus
Maar let op de laatste woorden die Jezus aan de gelijkenis toevoegde: "... Maar als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?" (Lucas 18:8, NBV2004) Met deze woorden krijgt de gelijkenis een onverwachte wending, een extra dimensie. Jezus trekt zijn aansporing tot volhardend gebed door tot gebed om zijn wederkomst. Met het oog daarop zou Jezus later zeggen: "Ik kom spoedig." (Openbaring 22:20) Ook hier betekent het woord spoedig niet 'binnenkort' maar 'op tijd, zonder aarzelen'. Jezus zal terugkeren om over de aarde te heersen en er persoonlijk op toezien dat er recht zal worden gedaan: beloning voor de Godsgetrouwe mensen en straf voor Gods tegenstanders. Daarna dan zal er geen onrecht meer worden geduld en zullen er geen onrechtvaardige rechters meer zijn. Jezus heeft ons opgeroepen om God te vragen om een SPOEDIG aanbreken van die dag:
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 22 -
Herschepping 2.0
"... Amen. Kom, Heer Jezus!" (Openbaring 22:20, NBV2004) Jezus is na 2000 jaar nog niet teruggekomen, maar zal wel op tijd komen. Op Gods tijd. De apostel Petrus schreef het volgende met het oog op de wederkomst van Jezus: "Maar laat vooral dit u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Heere is als duizend jaar en duizend jaar als één dag." (2 Petrus 3:8, HSV2010)
4.3.14. Opgroeiend zaad Deze gelijkenis gaat over ongeveer hetzelfde thema als de gelijkenissen van - de zaaier - het mosterdzaad Deze gelijkenis vind je in Marcus 4:26-29. "... Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe." (Marcus 4:26-27, NBV2004) Als een boer iets zaait, hoeft hij daar verder niets aan te doen (behalve het besproeien of irrigeren van de akker). Hij moet wel zorg dragen voor de akker door die zo nodig te besproeien of te irrigeren, maar het zaad groeit vanzelf op en uiteindelijk kan dan de oogst worden binnengehaald.
Zaad groeit vanzelf op "De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst." (Marcus 4:28, NBV2004) Geloofsgroei en vruchtdragen is niet het resultaat van menselijke inspanning, maar van Gods werk in en door het leven van de gelovige die Hem volgt. Dat betekent niet dat de christengelovige zijn eigen geestelijke groei moet realiseren door eigen inspanning en gehoorzaamheid aan Gods leefregels. Dat betekent ook niet dat de gelovige passief in zijn luie stoel blijft zitten wachten totdat God iets doet. Als we God dienen in de verbondenheid met de Heilige Geest, dan zorgt Hij voor blijvende resultaten. Dat is dan geen mensenwerk meer. "Gods werk zijn wij, geschapen in Christus Jezus, om in ons leven de goede werken te doen die God voor ons heeft bereid, opdat wij daarin zouden leven." (Efeziërs 2:10, WV1995) Deze woorden van de apostel Paulus worden voorafgegaan door de stelling dat gelovigen nieuw leven ontvangen uit genade en niet uit eigen inspanning (Efeziërs 2:8-9). Diezelfde genade van God is ook werkzaam in het proces van geestelijk groeien en vruchtdragen. Zie meer over dit thema in hoofdstuk 'Vruchtdragen'.
Oogst
Jezus vervolgt de gelijkenis door het te hebben over de oogst: "Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst." (Marcus 4:29, NBV2004) De resultaten van geestelijk vruchtdragen zijn gedurende het leven op aarde al merkbaar, maar komen in het hiernamaals pas volledig uit de verf. Voor iedere gelovige zal dat op een verschillende manier uitpakken. Zie meer hierover in hoofdstuk 'Hiernamaals'.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 23 -
Herschepping 2.0
4.3.15. Rijke dwaas Deze gelijkenis kun je vinden in Lucas 12:13-21. Jezus vertelde die naar aanleiding van een vraag van iemand die een conflict had met zijn broer over een erfenis. Jezus bemerkte dat de man het geld van de erfenis wel heel erg belangrijk vond. Jezus liet deze gelijkenis voorafgaan door een ernstige waarschuwing: "Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’" (Lucas 12:15, NBV2004) De woorden 'hoed je' hebben in de Griekse grondtekst een buitengewone zware lading. Jezus wilde als het ware zeggen: "Bescherm jezelf tegen de hebzucht als tegen een vijand die het op je leven gemunt heeft." En vanuit die alertheid behoren we deze gelijkenis dan ook te lezen. De rijke man in deze gelijkenis was in zakelijk opzicht waarschijnlijk een verstandige man, anders had hij niet zoveel succes gehad. Hij dacht ook na over de toekomst, want 's nachts maakte hij plannen voor grotere opslagruimten. Hij dacht niet alleen aan vandaag, maar ook aan morgen. Maar ondanks dat noemt Jezus hem een dwaas...
Aardse schatten "... Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht, en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je." (Lucas 12:16-19, NBV2004) De succesvolle man heeft maar één doel in zijn leven: genieten van zijn zelf verworven materiële rijkdom. Maar een mens kan plannen maken wat hij wil, God bepaalt de loop van zijn leven... "Maar God zei tegen hem: “'Jij dwaas, nog deze nacht wordt je leven opgeëist, en voor wie zijn dan al die voorraden die je hebt aangelegd?” Zo vergaat het iemand die rijke schatten verzamelt voor zichzelf en niet voor God.’" (Lucas 12:20-21, WV1995) Een hebzuchtig mens verwacht zijn levensgeluk van zijn bezittingen. Hoe rijker, hoe gelukkiger. Hij heeft daardoor geen interesse voor het Koninkrijk. Maar hij verliest alles wanneer hij sterft en geen geestelijke schatten in de hemel heeft verzameld; hij zal dan straatarm zijn.
Het is dwaas om je ziel te verwaarlozen
Laten we eens kijken in een andere Bijbelvertaling hoe de man tegen zichzelf spreekt: "En ik zal tegen mijn ziel zeggen: Ziel, u hebt veel goederen liggen voor veel jaren. Neem rust, eet, drink en wees vrolijk." (Lucas 12:19, HSV2010) Dat klinkt nogal raar: wie praat er nu tegen zijn ziel? Maar het taalgebruik van Jezus is perfect en wat Hij zegt over de ziel van de rijke man is precies waar het om gaat. Je ziel is je bewuste leven, waarmee je onder meer denkt en voelt. Met je ziel kun je bijvoorbeeld genieten van goede dingen. De rijke man zoekt zijn ultieme levensvreugde in het bevredigen van lichamelijke behoeften: rusten, eten, drinken, comfort. Maar dat zijn dingen die de menselijke ziel nu juist NIET kunnen bevredigen, hooguit maar even. De ziel heeft meer nodig om echt gelukkig te zijn, namelijk alles wat te maken heeft met geestelijke waarden. David schreef in Psalm 103: "Loof de Here, mijn ziel ... die uw ziel verzadigt met het goede..." (Psalm 103:1,5, NBG1951)
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 24 -
Herschepping 2.0
Hier spreekt iemand die wijs is, geheel anders dan de dwaze man. David spreekt ook tegen zijn ziel, maar richt zijn aandacht daarbij op God, de gever van al Gods zegeningen die de ziel WEL het ware levensgeluk brengen.
Het is dwaas om geen rekening met God te houden
De rijke man is een dwaas omdat hij denkt dat zijn succes alleen aan hemzelf te danken is, zonder te bedenken dat al het goede door God gegeven is. En hij denkt er helemaal niet aan om ook maar iets van zijn rijkdom met anderen te delen om daarmee zijn dankbaarheid aan God te uiten. "Hoe kan ik de H E E R vergoeden wat hij voor mij heeft gedaan?" (Psalm 116:12, NBV2004) De rijke man is zo vol van het grote genieten dat hij gaat beleven, dat hij heen rekening houdt met zijn eeuwige toekomst. Die paar jaren die hij hooguit zou kunnen rentenieren wegen immers niet op tegen de eeuwigheid die daarna volgt in het hiernamaals.
Ware rijkdom
Jezus spoort je aan om schatten in de hemel te verzamelen. Dat doe je als de Heilige Geest in en door je heen kan werken zodat je in zijn kracht God en je medemensen kunt dienen. "Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn." (Matteüs 6:19-201, NBV2004) Zie meer hierover in onderwerpen - 'Waarden' in hoofdstuk 'Gelukkig leven' - 'Hebzucht en materialisme' in hoofdstuk 'Verleidingen'
4.3.16. Schat in de akker Deze gelijkenis gaat over hetzelfde thema als de gelijkenis van de kostbare parel. Deze korte gelijkenis gaat niet over een zichtbare schat (zoals die van de kostbare parel), maar over een verborgen schat, die persoonlijk moet worden ontdekt. Deze kun je vinden in Matteüs 13:44. "Het hemelse koninkrijk lijkt op een schat die in een akker verborgen is. Iemand vindt die schat en verbergt hem weer. Hij is zo blij, dat hij alles gaat verkopen wat hij heeft, om die akker te kopen." (Matteüs 13:44, GNB1996) Iemand ziet dus een akker die te koop is en gaat er rondkijken om hem te inspecteren. En dan ziet hij iets wat zijn aandacht trekt, misschien iets wat half uit de grond steekt en wat je niet op een akker zou verwachten. Hij graaft het op en ziet tot zijn verrassing dat het een verborgen schat is die een kapitaal waard is. Vlug verbergt hij de schat weer en gaat naar de eigenaar om de akker te kopen. Zodra hij zelf de eigenaar van de akker is geworden, heeft hij ook recht op de bodemschat. Vanaf dat moment is hij een welvarend man geworden en daarmee heeft zijn leven een grote wending gekregen.
Ontdekking van de schat
Het Koninkrijk van de hemel is in geestelijke zin een enorm waardevolle schat, het meest waardevolle dat een mens tijdens zijn leven op aarde kan verwerven. Deze gelijkenis benadrukt het feit dat het Koninkrijk een verborgenheid is, een geheim dat persoonlijk ontdekt moet worden. Niets geeft zoveel blijvende blijdschap als het ontdekken van die schat. Dat doet we me denken aan de volgende woorden uit Psalm 119: "Ik verblijd mij over uw woord als iemand die rijke buit vindt." (Psalm 119:162, NBG1951)
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 25 -
Herschepping 2.0
De akker uit de gelijkenis had op het eerste gezicht niets bijzonders waardoor je zou vermoeden dat er iets bijzonders in verborgen lag. Jezus kwam op aarde als een onopvallend persoon, zonder uiterlijk machtsvertoon. Hij viel in het niet bij de machtige joodse schriftgeleerden en was niet in tel bij de joodse leiders. Maar wie naar zijn woorden luisterde met een open hart, kreeg door dat zijn woorden grote waarde hadden. Ze konden iets proeven van de waarde van het Koninkrijk, doordat ze Jezus zagen. Bovendien zagen ze met hun eigen ogen welke wonderen Hij deed namens God om zijn goddelijke afkomst te bewijzen en de waarheid van zijn woorden te onderstrepen. De schat is het eeuwige leven dat de gelovige ontvangt bij zijn wedergeboorte. Dat eeuwige leven is nauw verbonden met de persoon van Jezus, die naar waarheid gezegd dat Hij zelf het leven is (Johannes 14:6). De schat van de christengelovige is dus in feite niet IETS, maar IEMAND: Jezus zelf. Het eeuwige leven is vooral de persoonlijke verbondenheid met de Zoon van God.
Hoge prijs
Zodra iemand in zijn hart ervan overtuigd raakt dat wereldse schatten niet echt gelukkig maken en bovendien vergankelijk zijn, en dat geestelijke zegeningen blijvend geluk opleveren, dan ruilt hij zijn wereldse schatten graag met hemelse schatten. De prijs voor de akker is zo hoog dat de aspirant koper al zijn bezittingen moet verkopen om hem te kunnen betalen. Jezus biedt je het nieuwe, eeuwige leven aan, maar wat Hij daar tegenover van je verwacht is de volledige overgave van jezelf aan Hem. Dat wordt na je bekering concreet gemaakt door te leven vanuit liefdevolle toewijding aan Jezus. Hoe meer toegewijd je bent in het volgen van Jezus, hoe kostbaarder je schat gaat worden. Het proces van geloofsgroei en vruchtdragen gaat gelijk op met het verzamelen van schatten in de hemel, die eeuwigheidswaarde hebben.
4.3.17. Slechte pachters Deze gelijkenis kun je vinden in Matteüs 21:33-41, Marcus 12:1-9 en Lucas 20:9-16. Deze gelijkenis maakt onderdeel uit van het laatste onderwijs dat Jezus op het tempelplein in Jeruzalem gaf. Zijn toehoorders waren vooral de joodse leiders.
De wijngaard wordt verpacht
Tijdens zijn geplande afwezigheid verpacht de eigenaar van een wijngaard deze aan pachters om die namens hem te beheren. "Er was eens een landheer die een wijngaard aanlegde en hem omheinde. Hij groef er een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Toen verpachtte hij hem aan wijnbouwers en ging op reis. Tegen de tijd van de druivenoogst stuurde hij zijn knechten naar de wijnbouwers om zijn vruchten in ontvangst te nemen." (Matteüs 21:33-34, NBV2004) De pachters (wijnbouwers) doen alsof de wijngaard hun eigendom is en mishandelen de personen die door de landheer worden gestuurd om de druivenoogst (of het geld dat ermee verdiend hadden) in ontvangst te nemen. "Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar: 'Dat is de erfgenaam! Kom op, laten we hem doden en zo zijn erfenis opstrijken,' en ze grepen hem vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem." (Matteüs 21:37-39, NBV2004) De joodse leiders, die Jezus niet wilden erkennen als de door God gezonden Messias, werden vergeleken met de slechte pachters. Net als de pachters wilden zij Jezus, die God naar de aarde had gezonden, uit de weg ruimen. Het is de vraag of de joodse leiders dat op dit punt al doorhadden...
Hoe zal de landheer reageren?
Toen kwam de hamvraag die de joodse leiders voor zichzelf moesten beantwoorden:
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 26 -
Herschepping 2.0
"Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat moet hij dan met die wijnbouwers doen?" (Matteüs 21:40, NBV2004) De joodse leiders antwoordden: "... Hij zal die schurken op een vreselijke manier laten doden. En de wijngaard zal hij verpachten aan wijnbouwers die wel de oogst op tijd afleveren." (Matteüs 21:41, GB1996) Jezus had de joodse leiders waar Hij hen wilde hebben: ze spraken een scherpe veroordeling uit over hun eigen houding tegenover Jezus de Messias. Het was terecht dat de pachters zouden worden afgestraft en dat hun leidende positie zou worden overgenomen door anderen. Jezus paste dit vlijmscherp toe op zijn toehoorders toe: "Hebt u nooit in de Schriften gelezen: De steen die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is de hoeksteen geworden. De Heer heeft dit gedaan; het is een wonder in onze ogen? Daarom zeg Ik u: Het koninkrijk van God zal u ontnomen worden en gegeven worden aan een volk dat de vruchten van het koninkrijk voortbrengt." (Matteüs 21:42-43, WV1995) Jezus begon met een aanhaling uit Psalm 118:22-23, die de joodse leiders ongetwijfeld kenden. Ze hadden Jezus geminacht, maar God zelf had Hem aangewezen als de Hoofdpersoon van Gods Koninkrijk. Deze gelijkenis was voor zover we weten de laatste gelijkenis die Jezus heeft uitgesproken voordat zijn lijdenstijd begon. Dit was de laatste kans die Jezus hen gaf om van gedachten te veranderen. Daarna zouden de joodse leiders met Jezus doen zoals de pachters met de zoon van de landheer. En dan zouden zij uiteindelijk hetzelfde lot ondergaan als de slechte pachters uit de gelijkenis...
De bordjes worden verhangen
Na de Pinksterdag zouden de nieuwtestamentische gelovigen de leidende rol binnen het Koninkrijk van God overnemen. Het volk Israël zou daarna meer aan de zijlijn komen te staan. De theocratie van Israël zou ophouden te bestaan, de tempel zou verwoest worden, de tempeldienst en de dagelijkse offers zouden ophouden, en de joden zouden over de hele wereld verspreid worden. Maar de joden zijn altijd Gods volk gebleven en bij de wederkomst van Jezus zullen ze hun Messias herkennen en met Hem verenigd worden. De geestelijke les van deze gelijkenis voor nieuwtestamentische gelovigen is: gebruik je gaven en je mogelijkheden niet voor eigen gewin, maar voor het Koninkrijk van Jezus. Als christengelovige weet je dat je leven niet je persoonlijke bezit is, maar het eigendom van Jezus om daarmee God en de medemensen te dienen. Als je dat doet ben je een bruikbare 'pachter' die te zijner tijd ruimschoots zal worden beloond.
4.3.18. Sluwe rentmeester Een andere gelijkenis over het thema 'rentmeesterschap' is de gelijkenis van de talenten en ponden. Dit is een van de gelijkenissen van Jezus waarin Hij de mensen duidelijk wil maken dat het aardse leven een voorbereiding is voor de eeuwigheid. Je vindt deze gelijkenis in Lucas 16:1-9, die begint met de volgende woorden: "... Er was eens een rijke man die een rentmeester had en te horen kreeg dat de rentmeester zijn eigendommen verkwistte." (Lucas 16:1, NBV2004)
Frauderende rentmeester
Een rijke man heeft een rentmeester in dienst. Hij komt erachter dat deze man een fraudeur is en roept hem ter verantwoording. De rentmeester weet heel goed dat hij wordt ontslagen en dus verzint hij een list. Hij denkt bij zichzelf:
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 27 -
Herschepping 2.0
"Maar ik weet al wat ik moet doen om ervoor te zorgen dat de mensen, wanneer ik van mijn beheerderstaak ben ontheven, mij bij hen thuis ontvangen." (Lucas 16:4, NBV2003) De rentmeester gaat hij langs de schuldeisers van zijn werkgever om hun schulden te verminderen, zolang hij nog als gevolmachtigde kan optreden. Zodoende bouwt hij een netwerk van relaties op bij wie hij terecht zal kunnen als hij ontslagen wordt en zonder inkomsten komt te zitten. Wat is nu precies de sluwheid van de rentmeester? De rijke man zou er natuurlijk achter komen wat de rentmeester gedaan heeft. Als de rijke man de veranderingen in de contracten ongedaan maakt, zal hij bij zijn debiteuren in een kwade reuk komen en dat zal zijn reputatie schaden. En als hij het veranderen van de contracten in de doofpot stopt, kan hij zijn rentmeester er ook niet op aanspreken. Het is dus verstandiger voor de rijke man om zijn verlies te incasseren en de rentmeester wel te ontslaan, maar niet aan te klagen bij de rechter. En dat is precies wat de rentmeester wilde bereiken.
Reactie van de werkgever
Dit is geen gemakkelijke gelijkenis, vooral omdat de werkgever zijn slechte rentmeester prijst voor het plegen van nog meer fraude. Dat past helemaal niet in onze opvattingen over omgaan met onrechtvaardigheid. In ieder geval is het een aansporing om al het mogelijke te investeren in je toekomst in het hiernamaals. Ook je materiële middelen kunnen daarvoor worden gebruikt. En je mag dat ook best op een doordachte manier doen. Het laatste vers wil ik er nog even uitlichten: "En Ik (=Jezus) zeg u: Maak uzelf vrienden met behulp van de onrechtvaardige mammon, opdat zij u, als u gebrek lijdt, zullen ontvangen in de eeuwige tenten." (Lucas 16:9, HSV2010) "Ja, ik zeg jullie: maak je vrienden met het onrechtvaardige geld. Dan zullen jullie, wanneer geld geen waarde meer heeft, in de hemelse woning ontvangen worden." (Lucas 16:9, GNB1996) De uitdrukking 'eeuwige tenten' klinkt wat raadselachtig. Een mogelijke uitleg hiervan is de volgende: deze mensen zullen je als vriend beschouwen in het hiernamaals en zullen je welkom heten in hun toekomstige woonplek. Hun eeuwige vriendschap zal dan een extra beloning zijn in het hiernamaals. De GNB1996 vertaling sluit ook aan bij deze gedachte. Alles wat God op aarde door ons heen doet om andere mensen tot een zegen te zijn, zullen we in het hiernamaals terugvinden en dat zal ons hart blij maken.
Omgaan met geld en goederen
Na deze gelijkenis gaf Jezus nog een belangrijke les over het goed omgaan met geld en goederen. Hij had het daarbij over de 'valse mammon', een symbolische naam voor de macht van het geld. Deze kan onrechtvaardig worden genoemd omdat veel rijkdom is verkregen ten koste van anderen. Dit staat natuurlijk haaks op de levensstijl van het Koninkrijk, waar eerlijkheid en trouw de toetsstenen zijn voor volgelingen van Jezus. "Wie betrouwbaar is in het geringste, is ook betrouwbaar als het om veel gaat, en wie oneerlijk is in het geringste is ook oneerlijk als het om veel gaat. Als jullie onbetrouwbaar blijken in de omgang met de valse mammon, wie zal jullie dan werkelijk belangrijke dingen toevertrouwen? En als jullie onbetrouwbaar blijken met wat een ander toebehoort, wie zal jullie dan geven wat jullie zelf toekomt?" (Lucas 16:10-12, NBV2004) Zie ook onderwerp 'Hebzucht en materialisme' in hoofdstuk 'Verleidingen'.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 28 -
Herschepping 2.0
4.3.19. Talenten en ponden Twee gelijkenissen
Er staan in de Bijbel twee gelijkenissen, die veel op elkaar lijken, maar ook verschillend zijn: 1. de gelijkenis van de talenten (Matteüs 25:14-30) 2. de gelijkenis van de ponden (Lucas 19:11-27) Het gaat in beide gevallen om een manager, die aan enkele personeelsleden een bedrag toevertrouwt met de opdracht om zaken te doen en zo veel mogelijk winst te maken. Het doel van de opdracht is niet in de eerste plaats om zo veel mogelijk rendement uit die medewerkers te halen, maar om uit te zoeken in hoeverre ze geschikt zijn voor verantwoordelijke posities in de nieuwe vestiging van het bedrijf. In beide gelijkenissen worden twee ijverige medewerkers genoemd en een derde die er met de pet naar gooit. Als de manager terugkomt, krijgen de succesvolle, ijverige medewerkers een forse beloning, terwijl de luie medewerker onzachtzinnig de laan wordt uitgestuurd. De tijd dat gelovigen op aarde leven is een stageperiode, waarin ze worden opgeleid om verantwoordelijke taken uit te kunnen voeren in de toekomstige fase van Gods Koninkrijk, na Jezus' wederkomst. "... En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid." (Openbaring 22:5, NBV2004) De toekomstige positie en beloning van gelovigen hangt af van wat ze gedaan hebben met de gaven en mogelijkheden die ze ontvangen hebben. Gelovigen die geen geestelijke vruchten dragen zullen hier geen deel hebben aan het Koninkrijk. We krijgen maar één stageperiode op aarde; laten we die goed gebruiken!
Gelijkenis van de talenten
In de gelijkenis van de talenten (Matteüs 25:14-30) krijgen verschillende medewerkers verschillende hoeveelheden geld (talenten) mee. "Aan de een gaf hij vijf talenten, aan een ander twee en aan een derde één, overeenkomstig ieders bekwaamheid. En hij vertrok naar het buitenland." (Matteüs 25:15, WV1995) Hier ligt de nadruk op de gaven of bekwaamheden die wedergeboren gelovigen van God hebben ontvangen. Dat kunnen zowel natuurlijke bekwaamheden (of karaktergaven) zijn als bijzondere geestelijke gaven. Het zijn even zoveel instrumenten om daarmee God en de medemens te dienen en geestelijke vruchten te dragen. En dan komt de afrekening. De medewerker, die van vijf talenten tien talenten heeft gemaakt, blijkt dezelfde beloning te krijgen als degene die van twee talenten vier talenten heeft gemaakt. Daarbij krijgen ze dezelfde woorden te horen: "Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer." (Matteüs 25:21, NBV2004) Aan allebei wordt een verantwoordelijke positie aangeboden en als bonus een uitnodiging voor het feest. Hier worden aspecten van het eeuwige leven mee bedoeld. De medewerkers worden dus niet beloond naar de hoeveelheid winst die ze gemaakt hebben, maar naar het winstpercentage. Dat is ook rechtvaardig, want ze zijn immers met een verschillend beginkapitaal begonnen. Beiden hebben 100% winst gemaakt en dat is een gelijke prestatie. De moraal van het verhaal is: gelovigen, die hun gaven gebruiken om vrucht te dragen voor de Heer zullen het eeuwige leven ontvangen. Zij zullen NIET beloond worden naar de gaven die ze hebben ontvangen, maar naar de mate waarin ze van hun gaven gebruik hebben gemaakt. We mogen ons dus nooit verschuilen achter het feit dat we minder gaven zouden hebben gekregen dan een ander. Ik heb eens het verhaal gehoord van een oude verlamde vrouw in Rusland die nog maar één vinger kon gebruiken. Gedurende het communistische tijdperk gebruikte ze die ene vinger om liederenHoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 29 -
Herschepping 2.0
bundels en Bijbelgedeelten te typen, die toen niet gedrukt mochten worden. Wat een geweldig gebruik heeft deze gelovige vrouw gemaakt van die ene kleine gave die ze nog had. Wat denk je dat Jezus tegen haar gezegd heeft toen Hij haar in de hemel verwelkomde? Inderdaad, op zijn minst hetzelfde als tegen de mannen in de gelijkenis, die hun twee of vijf talenten hadden verdubbeld. Maar ook de derde medewerker moet verantwoording afleggen van wat hij gedaan heeft met zijn talent. Hij komt met het volgende verhaal: "...Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, en uit angst besloot ik uw talent te begraven; alstublieft, hier hebt u het terug." (Matteüs 25:24-25, NBV2004) Deze medewerker heeft weinig begrepen van het doel van zijn opdracht. Hij heeft niet door dat de manager hem een mooie kans had geboden om iets goeds te kunnen doen en zijn bekwaamheden te ontwikkelen, maar beschouwt zijn werkgever als iemand die rijk wil worden ten koste van anderen. Daarom had hij zijn talent veilig weggeborgen, zodat hij in ieder geval geen verlies zou lijden. Hij is het symbool van gelovigen zonder toewijding die geen geestelijke vruchten voortbrengen. Een nulopbrengst van ons levenskapitaal laat zien dat we het niet waard zijn om in het hiernamaals met Christus zelfs maar de geringste verantwoordelijkheid te dragen. Wie zijn kansen op vrucht dragen systematisch heeft laten liggen heeft geen waarde voor Gods Koninkrijk en zal daarin geen plaats hebben. Zo iemand ontvangt zelfs niet het eeuwige leven: "En die nutteloze dienaar, gooi die eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt." (Matteüs 25:30, NBV2004) Dat is een ernstige boodschap en we zijn gewaarschuwd. Wat kunnen we van deze derde persoon uit de gelijkenis leren? Welke factoren speelden een rol bij zijn mislukte leven? Hij minachtte de gaven en mogelijkheden die God hem had gegeven. Die houding komen we ook wel onder gelovigen tegen en dat werkt verlammend. Hij kende God niet echt, want hij noemde Hem een hard, streng persoon, die te hoge eisen stelt aan zijn personeel (Matteüs 25:24). Hij was ook bang (Matteüs 25:24). Waarvoor eigenlijk? Bang om te falen of had hij een slecht geweten? Door een verkeerd beeld van God kan de lust ontbreken om voor Hem te willen leven. Hij was ook lui, want hij deed niet zijn best om er iets van te maken. Als we, ook als gelovigen, alleen maar voor onszelf leven, behalen we hetzelfde nulresultaat als deze man.
Gelijkenis van de ponden
In de gelijkenis van de ponden (Lucas 19:11-27) krijgt iedere medewerker hetzelfde beginkapitaal. "Hij riep tien van zijn dienaars en gaf hun ieder een zilverstuk ter waarde van een pond. Doe er zaken mee zolang ik weg ben, zei hij." (Lucas 19:13, GNB1996) Vergeleken met een talent is een pond maar een beperkt bedrag. Dit beginkapitaal zou vergeleken kunnen worden met het nieuwe leven dat elke gelovige ontvangt bij zijn wedergeboorte. Dat heeft in het begin meestal maar een beperkte uitwerking in iemands leven, maar het heeft enorme groeimogelijkheden met geloof als belangrijkste factor. Iedere gelovige krijgt bij zijn wedergeboorte de onbeperkte toegang tot alle hemelse bronnen en iedereen start met gelijke kansen in Gods Koninkrijk (Efeziërs 1:3). De afrekening laat een opmerkelijk verschil met de andere gelijkenis zien. "De eerste verscheen en zei: "Uw pond, heer, heeft tien pond opgeleverd." Hij zei tegen hem: "Uitstekend, goede dienaar. Omdat je in het klein betrouwbaar bent geweest, krijg je het gezag over tien steden!" De tweede kwam en zei: "Uw pond, heer, heeft vijf pond opgebracht." Tegen hem zei hij: "En jij wordt de baas over vijf steden."" (Lucas 19:16-19, WV1995)
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 30 -
Herschepping 2.0
De succesvolle medewerkers behalen in deze gelijkenis een opvallend hoger winstpercentage dan in de vorige gelijkenis: ze kwamen niet uit op het dubbele bedrag, maar op het tienvoudige en vijfvoudige bedrag. Dit zegt iets over de groeimogelijkheden van het nieuwe leven dat God geeft. Maar ook de wijze van belonen is anders. Hier worden de medewerkers namelijk WEL op hun hoeveelheid winst afgerekend en niet op het winstpercentage en zo ontvangen ze een verschillende beloning. Ook dat is eerlijk. De succesvolle medewerkers mogen als beloning het beginkapitaal plus de winst behouden. En dat terwijl ze daar eigenlijk geen recht op hebben, want het was nooit hun eigen kapitaal geweest. Maar bovenal (en daar gaat het om!) krijgen ze een eerbare positie aangeboden: de verantwoordelijkheid over even veel steden als dat ze er ponden bij hadden verdiend. Wat we hieruit kunnen leren is dat trouwe toewijding aan God om geestelijke vruchten te dragen resulteert in een passende positie in het hiernamaals en een bijbehorende beloning. Nogmaals: het gaat hier niet om de toegang tot het eeuwige leven, maar om de positie en de beloning in het eeuwige leven. De Bijbel spreekt over het feit dat gelovigen later met Jezus zullen regeren. Daarbij gaat het om verantwoordelijke posities binnen het Koninkrijk. Voor sommige gelovigen zal het misschien letterlijk betekenen dat ze burgemeester zullen worden van een of meer plaatsen. Voor anderen zal er misschien een onderwijzende of een andere dienende taak zijn. Niet dat zoiets overigens minder is dan een taak als burgemeester, maar ik denk dat God ons in het hiernamaals verschillende taken zal geven, die wellicht gerelateerd zijn aan onze persoonlijkheid en aan wat we op aarde hebben gedaan. De andere kant is ook waar: een nulopbrengst van iemands nieuwe leven heeft ernstige gevolgen. De manager zegt over de derde medewerker die niets met zijn pond had gedaan: "En tegen zijn helpers zei hij: "Neem hem het pond af en geef het aan hem die de tien ponden heeft." (Lucas 19:24, WV1995) Zelfs het pond, dat hem was toevertrouwd, wordt hem afgenomen. In geestelijke zin betekent dat hetzelfde als wat we gezien hebben in de andere gelijkenis: de ontrouwe, niet-toegewijde werknemer zal niet het eeuwige leven ontvangen, ondanks dat hij goed begonnen is. Het is een ernstige boodschap, maar de Bijbel zegt het niet anders. Laten we er niet van uitgaan dat het uiteindelijk bij de eindbeoordeling voor lauwe kerkmensen allemaal wel zal meevallen. Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Lees in dit verband vooral ook de gelijkenis van de wijnstok.
4.3.20 Twee fundamenten Een andere gelijkenis over het thema 'geloofsgehoorzaamheid' is de gelijkenis van twee heren dienen. Deze gelijkenis vertelde Jezus aan het einde van zijn onderwijs aan een groot aantal volgelingen, die we kennen als de Bergrede (Matteüs 5-7). Als je de Bijbel leest, geeft dan vooral aandacht aan de dingen als eerste of als laatste genoemd worden, want die zijn van groot belang. Deze korte gelijkenis vind je in Matteüs 7:24-27 en Lucas 6:44-49. De weergave van de evangelist Lucas begint met de volgende woorden van Jezus: "Waarom roepen jullie “Heer, Heer” tegen mij, maar doen jullie niet wat ik zeg?" (Lucas 6:44, NBV2004)
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 31 -
Herschepping 2.0
Huis op de rots "Ieder die mijn woorden hoort en doet wat ik zeg, lijkt op iemand die zo verstandig was zijn huis op een rots te bouwen. De regen viel neer, de rivieren traden buiten hun oevers, de winden waaiden en beukten tegen dat huis. Maar het stortte niet in, want het was gebouwd op een rots." (Matteüs 7:24-25, GNB1996) Dit huis had een stabiele rotsbodem als fundament. Zo'n huis kan nooit wegzakken maar blijft onder alle weersomstandigheden staan. Bouwen op de rots is een beeld van geloofsgehoorzaamheid, voortkomend uit liefde voor God. Geloofsgehoorzaamheid leidt onherroepelijk tot het ontvangen van Gods zegeningen. De rots zelf kan worden vergeleken met God of met Jezus als Persoon (Psalm 62:7; 1 Korintiërs 10:4), die het fundament is van het christelijke geloof. Ook het Woord van God, de Bijbel, kan worden gezien als een aspect van dat geloofsfundament. Wie zijn leven heeft gefundeerd op Jezus als Verlosser en Heer van zijn leven, en leeft vanuit liefdevolle gehoorzaamheid aan Gods wil, zo'n gelovige staat zo vast als een huis. Zo iemand blijft overeind staan, ook bij moeilijkheden, en hij bereikt het goede einddoel van zijn leven. En dat is wat Jezus in de Bergrede als laatste boodschap wilde meegeven aan de menigte die naar Hem was komen luisteren.
Huis op het zand "Ieder die mijn woorden hoort maar niet doet wat ik zeg, lijkt op iemand die zo dom was zijn huis op zand te bouwen. De regen viel neer, de rivieren traden buiten hun oevers, de winden waaiden en teisterden dat huis. En het huis stortte in, het werd een grote bouwval." (Matteüs 7:26-27 GNB1996) Je kunt naar de woorden van Jezus luisteren en de hele Bijbel uit je hoofd leren, maar het baat je niets als je er niets mee doet. In dat geval ontbreekt het fundament onder je leven. Als er moeilijkheden komen in je leven, houdt je geloof geen stand, omdat het geloof niet verankerd is in je leven. Bij beproevingen blijkt namelijk of je geloof echt is of niet. Ware gelovigen worden er sterker door, onechte gelovigen vallen door de mand en zeggen dan 'dat ze hun geloof daardoor zijn kwijtgeraakt'. Het feit is echter dat er geen geloof was, hooguit een verstandelijke geloofsovertuiging en plichtmatige godsdienstigheid, maar daar kom je niet ver mee... Een echt geloof uit zich in geloofspraktijk. "Want zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder de werken dood." (Jakobus 2:26, HSV2010) Ongehoorzaamheid leidt tot het ontbreken van Gods zegen en aanwezigheid. Dat levert alleen maar ellende op. Een leven dat wordt gekenmerkt door ongehoorzaamheid leidt tot de dood. We leven maar één keer. Laten we dan ook GOED leven, zodat we het einddoel halen. Niets is zo tragisch als een verspild leven. Dat is pas echt ZONDE! Zie ook onderwerp 'Geloofsgehoorzaamheid' in hoofdstuk 'Toewijding'.
4.3.21. Twee heren dienen Een andere gelijkenis over het thema 'geloofsgehoorzaamheid' is de gelijkenis van twee fundamenten. Deze korte gelijkenis vind je in Lucas 16:10-13: "Geen enkele knecht kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen EN de mammon." (Lucas 16:13, NBV2004)
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 32 -
Herschepping 2.0
Niemand kan volledig toegewijd zijn aan twee werkgevers. Hij zal altijd de een boven de andere stellen. Meer dan in onze samenleving was dit een vanzelfsprekendheid in de joodse samenleving van Jezus' dagen.
Van wie ben je?
Je kunt niet het eigendom van Jezus zijn en tegelijk slaaf zijn van geld en goed. Een slaaf kan maar één eigenaar hebben. Behalve Koning Jezus is er ook de satan, Gods tegenstander, die dezelfde claim heeft op de harten van mensen. Door hebzucht of iets anders heb je een verbinding met de satan die je toewijding aan Koning Jezus ondermijnt. Wees dan ook volkomen toegewijd aan Koning Jezus en erken alleen ZIJN heerschappij over je leven. De farizeeën die naar deze gelijkenis luisterden, reageerden met boegeroep. Ze waren hebzuchtig en dat was algemeen bekend. Ze meenden dat dat niet erg was omdat ze zich aan de andere kant stipt aan de uiterlijke regels van de levenswet hielden. Lees maar hoe op de gelijkenis werd gereageerd: "De farizeeën, die geldzuchtig waren, hoorden dit alles aan en ze haalden honend hun neus voor hem op. Maar Jezus zei tegen hen: ‘U wilt bij de mensen altijd voor rechtvaardig doorgaan, maar God kent uw hart..." (Lucas 16:14-15, NBV2004) Inderdaad, geldzucht of materialisme is een zonde die heel goed gecamoufleerd kan worden; maar God kent de verborgen schuilhoeken van ons hart. Dienen wij de mammon (=de macht van de geldzucht) ook, een beetje of een beetje te veel?
Goed omgaan met wat je is toevertrouwd
Jezus vertelde deze gelijkenis na de gelijkenis van de sluwe rentmeester. Hij riep zijn volgelingen op om trouw te zijn bij het beheren van wat God hen heeft toevertrouwd. "Wie betrouwbaar is in het geringste, is ook betrouwbaar als het om veel gaat, en wie oneerlijk is in het geringste is ook oneerlijk als het om veel gaat. Als jullie onbetrouwbaar blijken in de omgang met de valse mammon, wie zal jullie dan werkelijk belangrijke dingen toevertrouwen? En als jullie onbetrouwbaar blijken met wat een ander toebehoort, wie zal jullie dan geven wat jullie zelf toekomt? " (Lucas 16:10-12, NBV2004) Het leven op aarde is als een stageperiode. Tijdens die relatief korte tijd laat je zien wat in je zit. De manier waarop je bijvoorbeeld omgaat met je gaven, je tijd, je bezittingen zijn bepalend voor de verantwoordelijkheden die in het hiernamaals aan je worden toevertrouwd. Zie in dit verband ook de gelijkenis van de 'Talenten en ponden'.
Geen andere goden dienen
Natuurlijk is deze gelijkenis ook toepasbaar op alle andere dingen waar hun gelovigen ongezond veel aandacht aan besteden en kunnen worden tot regelrechte afgoden. Het is goed om regelmatig jezelf af te vragen: dien ik bepaalde afgoden? Zie meer hierover in onderwerp 'Geen andere goden dienen' in hoofdstuk 'Gods levenswet'.
4.3.22. Twee wegen Dit is een van de gelijkenissen over het Koninkrijk van de Hemel, dat aan de buitenkant onaanzienlijk lijkt en veel minder spannend lijkt dan wat de wereld te bieden heeft. Maar het heeft wel een ongelofelijk grote waarde en bovenal: het is van levensbelang. Je kunt deze gelijkenis lezen in Matteüs 7:13-14. "Ga naar binnen door de nauwe poort. Want de poort en de weg die naar de ondergang leiden, zijn ruim en breed, en velen gaan die weg. Maar de poort en de weg die naar het leven leiden, zijn nauw en smal, en maar weinigen vinden die weg." (Matteüs 7:13-14, GNB1996)
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 33 -
Herschepping 2.0
Levenskeuze, levenswijze en levensbestemming
In principe zijn er maar twee fundamentele levenskeuzen, levenswijzen en levensbestemmingen mogelijk: 1. nauwe of brede poort - de levenskeuze om je leven aan Jezus toe te vertrouwen of om Hem af te wijzen of bewust te negeren. 2. smalle of brede weg - de levenswijze om te leven volgens Gods levenswet door Hem en je medemensen lief te hebben, of zelf bepalen hoe je leeft. 3. leven of ondergang - de levensbestemming om eeuwig bij God te mogen zijn of juist niet. Alleen de keuze voor het Koninkrijk leidt tot het eeuwige leven. De keuze voor de brede poort en de brede weg lijkt wel veilig, gemakkelijk en aantrekkelijk, maar leidt tot de eeuwige dood. De praktijk is dat slechts een minderheid kiest voor het Koninkrijk. Vandaar dat de poort en de weg zo nauw zijn. De poorten staan niet aan het einde van de levensweg, maar aan het begin. Het leven binnen het Koninkrijk begint met een keuze. Deze gelijkenis is een aansporing om tot bekering te komen. Het is van levensbelang. Letterlijk.
Zijn er ook sluipwegen?
Ik hoorde even geleden dat een jongetje op de zondagsschool in onze gemeente een alternatieve route had bedacht. Hij wilde wel de brede weg opgaan, daar alles meemaken en een eind verderop van de brede weg afgaan en via een sluipweggetje de nauwe weg opzoeken. Zonder het te weten vertolkte hij een gedachte die waarschijnlijk bij heel wat meer kerkmensen leeft. Het probleem is alleen dat zulke sluipweggetjes niet bestaan. Wie op de brede weg loopt en zich dan bedenkt zal echt terug moeten gaan om het nauwe poortje op te zoeken. Bekering begint bij het omkeren op de brede weg en opnieuw starten vanaf de smalle poort. Jezus zei: "Ik ben de deur: wanneer iemand door mij binnenkomt zal hij gered worden..." (Johannes 10:9, NBV2004) "Al doet ook de meerderheid kwaad, sluit je niet bij hen aan..." (Exodus 23:2, GNB1995)
Op de goede weg blijven
Het is wel mogelijk voor een christengelovige om de goede weg te verlaten om op de verkeerde weg uit te komen. Meestal gaat dat niet ineens, maar via een geleidelijk proces. Dit wordt op een boeiende manier uitgelegd in Psalm 1: "Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, die niet staat op de weg der zondaars, noch zit in de kring der spotters"; (Psalm 1:1, NBG1951) Hier worden drie stappen van afdwaling genoemd: 1. luisteren naar wereldse adviezen - Wie zich niet door Gods Woord laat leiden, maar zich inlaat met wereldse denkbeelden, loopt groot gevaar. Hier lezen we het werkwoord 'staan', alsof je bij een tweesprong staat en moet kiezen tussen het goed en het slechte. 2. zondige wegen gaan bewandelen - De volgende stap is dat je ook eens gaat uitproberen of de wereldse manier van leven echt wel zo erg is. Je hoeft toch niet als een vreemdeling in je eigen land te leven? Een beetje van de wereld proeven is toch niet erg? Hier lezen we het werkwoord 'wandelen': de wereldse zonden daadwerkelijk doen. 3. je thuis voelen bij mensen die geen rekening met God houden - Hoe vaker je zondigt, hoe nadrukkelijker er zondige levenspatronen ontstaan en hoe minder je geweten je nog kan aanspreken. Hier lezen we het werkwoord 'zitten' dat wijst op een gevestigde manier van leven. Aan het einde van Psalm 1 lezen we de conclusie: "want de HERE kent de weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen vergaat." (Psalm 1:6; NBG1951) De verkeerde weg is een HEILLOZE weg die tot de dood leidt...
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 34 -
Herschepping 2.0
Zie ook de volgende onderwerpen in hoofdstuk 'Hiernamaals': - 'Voorwaarden voor eeuwig leven' - 'Voorwaarden voor eeuwige dood'
4.3.23. Verloren schaap Een andere gelijkenis over het thema 'God zoekt verloren mensen' is de gelijkenis van de verloren zoon Deze korte gelijkenis vinden we in Lucas 15:4-11.
God zoekt wat verloren is "Als iemand van u honderd schapen heeft waarvan er één is zoekgeraakt, laat hij dan niet de negenennegentig andere in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot hij het gevonden heeft? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op zijn schouders en gaat hij naar huis..." (Lucas 15:4-6, NBV2004) Jezus heeft steeds duidelijk gezegd dat Hij vooral naar de aarde gekomen is om het verlorene te zoeken: mensen die zijn afgedwaald van God en die zich verloren weten. En aan zulke mensen geeft Jezus nadrukkelijk een hogere prioriteit dan aan mensen die al binnen het Koninkrijk van de Hemel zijn, die immers de Heilige Geest in zich hebben als Helper. In dat verband zei Jezus eens: "... Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel; ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars." (Marcus 2:17, NBV2004) Een voorbeeld van de manier waarop Jezus verloren zondaars zoekt is de geschiedenis van een tollenaar, Zacheüs geheten (Lucas 19:1-10). De laatste woorden van Jezus die in dit gedeelte vermeld zijn laten zien dat dit een belangrijk aspect van zijn bediening was (en is): "... De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was." (Lucas 19:10, NBV2004)
Besteed aandacht aan afdwalende mensen
In de brief van Jakobus worden gelovigen opgeroepen om afgedwaalde mensen niet af te schrijven, maar zich voor hen in te zetten en daarmee het voorbeeld van de Goede Herder te volgen. "Mijn broeders, indien bij u iemand van de waarheid afdwaalt, en een ander brengt hem tot inkeer, weet dan, dat, wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, diens ziel van de dood zal behouden en tal van zonden bedekken." (Jakobus 5:19-20, NBG1951) In deze gelijkenis legt Jezus sterk de nadruk op de vreugde bij het terugvinden van wat verloren was. Daarom besloot Hij met de volgende woorden: "Zo, zeg ik u, heerst er ook vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt." (Lucas 15:10, NBV2004) Deze woorden laten zien hoe de hemel meeleeft met wat er op aarde gebeurt. De engelen in de geestelijke wereld zien de geestelijke ontwikkelingen in mensen op aarde. Je kunt ook zeggen: geestelijke aangelegenheden (zoals bekeringen) maken gewoonweg deel uit van de geestelijke wereld. Voor ons aardbewoners zijn geestelijke dingen alleen zichtbaar door speciale openbaringen van Gods Geest, maar voor engelen gebeuren die dingen als het ware vlak voor hun ogen. Zie ook de gelijkenis van de 'Goede Herder'.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 35 -
Herschepping 2.0
4.3.24. Verloren zoon Een andere gelijkenis over het thema 'God zoekt verloren mensen' is de gelijkenis van het verloren schaap. Een andere gelijkenis over het thema 'vergeving' is de gelijkenis van de onbarmhartige schuldenaar. Deze gelijkenis vind je in Lucas 15:11-32. Dit is misschien wel de meest aangrijpende en ontroerende gelijkenis van Jezus die we in de Bijbel tegenkomen. Geen gelijkenis waarin we zo'n duidelijk beeld krijgen van het vaderhart van God. De gelijkenis is een vervolg op de gelijkenissen van het verloren schaap en de verloren penning.
Twee zonen
De naam van de gelijkenis is niet helemaal correct: het gaat namelijk over een vader en TWEE zonen: "Jezus vervolgde: ‘Er was een man die twee zonen had." (Lucas 15:11, GNB1996) Het eerste deel van de gelijkenis gaat over de jongste zoon die niet gelukkig is met de situatie thuis en bij zijn vader vandaan gaat, terwijl het tweede deel gaat over de oudste zoon die gewoon thuis zijn werk blijft doen. De jongste zoon stelt een afgedwaalde gelovige voor die via de weg van bekering nieuw leven ontvangt. De oudste zoon stelt een gelovige voor met een wettische, plichtmatige godsdienstigheid, die geen oog heeft voor Gods vergeving en zijn bereidheid om zondaars nieuw leven te geven.
De wijde wereld in "De jongste van hen zei tegen zijn vader: 'vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb...'" (Lucas 15:12, NBV2004) De jongste zoon heeft genoeg van de bevoogding van zijn vader en wil op eigen benen staan. Normaal gesproken werd een erfenis in Jezus' dagen pas verdeeld bij het overlijden van de vader, maar in sommige gevallen nam de vader het initiatief om bij zijn leven zijn beschikbare geld onder zijn zonen te verdelen: tweederde deel voor de oudste zoon en een derde deel te verdelen onder de jongere zonen. Het gebeurde eigenlijk nooit dat zonen erom vroegen, omdat zoiets als buitengewoon onrespectvol werd beschouwd. Maar dat is precies wat de jongste zoon WEL doet. De reactie van de vader is opmerkelijk: "... De vader verdeelde zijn vermogen onder hen." (Lucas 15:12, NBV2004) De vader begrijpt heel goed wat zijn jongste zoon van plan is en dat daar weinig goeds uit kan voortkomen. Merkwaardig genoeg geeft de vader zijn zoon geen preek en geeft hem de beschikking over zijn erfdeel om ermee te doen wat hij wil. Hij neemt ook geen beschermende houding aan tegenover zijn zoon, maar laat hem gewoon gaan. Dit laat zien dat God de eigen wil van de mensen respecteert zodat ze zelf hun keuze kunnen maken: of ze in afhankelijkheid van God willen leven of zelf uitmaken waar ze hun heil, hun geluk zouden zoeken. Let ook even op de oudste zoon: ook hij krijgt de beschikking over zijn erfdeel (Lucas 15:12). Dit ontgaat veel Bijbellezers. "En niet veel dagen daarna maakte de jongste zoon alles te gelde en reisde weg naar een ver land en verkwistte daar zijn vermogen in een losbandig leven." (Lucas 15:13, HSV2010) De jongste zoon laat er geen gras over groeien. Hij verlangt ernaar om zo gauw mogelijk het saaie boerenbedrijf van zijn vader achter zich te laten en een vet gaaf nieuw leven te beginnen. Hij laat alles achter en gaat er vandoor. Hij gaat vooral VER bij zijn vader vandaan. Hij gaat een losbandig leven leiden, geeft handenvol geld uit en in de kortste keren is zijn geld op. Het 'mooie leven' houdt dan ook op. Wereldse genoegens leveren nu eenmaal geen blijvend geluk op en zorgen vroeg of laat
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 36 -
Herschepping 2.0
ALTIJD voor een kater. Het lijkt allemaal zo mooi, maar het is schijngeluk. Wie de roddelbladen over beroemdheden leest, weet er alles van. Maar voor de jonge feestvierder komt er nog en tweede ramp overheen: een hongersnood. "Toen hij er alles doorgebracht had, kwam er een zware hongersnood over dat land en hij begon gebrek te lijden." (Lucas 15:14, NBG1951)
Inkeer
Vaak zijn er moeilijke levensomstandigheden nodig om iemand ertoe te brengen om te gaan nadenken over de leegheid en de ellende waarin hij onnodig is terechtgekomen. Hij moet een baan zoeken om aan de kost te komen, maar gemakkelijk is dat niet. Niemand zit op hem te wachten. Uiteindelijk mag hij na lang aandringen bij iemand op de varkens passen, maar de varkens krijgen beter te eten dan hij. Nota bene: varkens! Dat zijn onreine dieren zoals de wet van Mozes geschreven staat. Op zulke beesten passen is wel het meest verachtelijke baantje wat hij had kunnen bedenken. "En hij trok er op uit en drong zich op aan een der burgers van dat land en die zond hem naar het veld om zijn varkens te hoeden. En hij begeerde zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten, doch niemand gaf ze hem." (Lucas 15:15-16, NBG1951) Na een leven van overdaad rondlopen met een lege maag. Dat is even slikken! Maar deze beproeving heeft een heilzame uitwerking op hem. Hij gaat nadenken over zijn jeugd, en moet vooral denken aan zijn vader die altijd het beste met hem voorhad en ervoor zorgde dat het hem aan niets ontbrak. Die hem zelfs respecteerde en hem de vrije keus gaf om eigen beslissingen te nemen. Hoe had hij zo stom kunnen zijn om dat allemaal overboord te gooien en zo ver bij zijn vader vandaan te gaan! "Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger." (Lucas 15:17, NBV2004) Zijn droom valt in scherven uiteen. Hij gaat de realiteit onder ogen zien en dat is heel verhelderend. Hij maakt bij zichzelf een plan om naar huis te gaan. Hij heeft het geld van zijn vader opgemaakt en heeft hem een grote schande bezorgd, dus hij kan geen rechten meer doen gelden als zijn zoon. Maar als knecht van zijn vader zou hij het veel beter hebben dan bij die krenterige varkensboer. En zo gaat hij de lange weg naar huis. Op blote voeten, als een slaaf. Nog minder dan als de zoon uit een welvarend gezin, nog minder dan een dagloner. Hij weet al precies wat hij tegen zijn vader gaat zeggen: "... Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u. En ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden. Maak mij als één van uw dagloners." (Lucas 15:18-19, HSV2010) Het is geen verheven motief dat hem tot die beslissing brengt. Hij doet het niet uit liefde voor zijn vader of zo, maar uit puur eigenbelang. Hij heeft gewoon honger en zit volledig aan de grond. Maar hij heeft wel zondebesef en dat is het belangrijkste.
Thuiskomst
De vader hoopte steeds dat zijn jongste zoon ooit terug zou komen, maar kon niet anders dan afwachten. Hij moet dagelijks heel wat keren naar de weg hebben getuurd om te zien of zijn zoon er misschien aankwam. Maar op een dag ziet hij zijn zoon in de verte aankomen. De vader ziet hem komen aanstrompelen en zijn hart stroomt vol van blijdschap en diepe vaderliefde. "... En toen hij nog ver van hem verwijderd was, zag zijn vader hem en deze was met innerlijke ontferming bewogen en hij snelde hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem." (Lucas 15:20, HSV2010) Nog voordat de zoon iets kan zeggen wordt hij overweldigd door de oprechte liefde van zijn vader. Hij had op ernstige verwijten gerekend. Hij komt niet bij zijn vader op het matje, maar in zijn uitge-
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 37 -
Herschepping 2.0
strekte armen terecht. De zoon stamelt de helft van de schuldbekentenis die hij uit zijn hoofd had geleerd; hij krijgt geen gelegenheid om zijn verhaal af te maken en zijn vader te vragen om een baantje als dagloner. "En de zoon zei tegen hem: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u. Ik ben niet meer waard uw zoon genoemd te worden. Maar de vader zei tegen zijn slaven: Haal het beste gewaad tevoorschijn en trek het hem aan en geef hem een ring aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten. En breng het gemeste kalf en slacht het, en laten we eten en vrolijk zijn." (Lucas 15:21-23, HSV2010) De vader heeft genoeg gehoord uit de mond van zijn zoon: woorden van oprecht berouw. Dat is genoeg. In een paar woorden zegt de vader hoe hij over zijn thuisgekomen zoon denkt: 1. Prachtige kleren - Hij mag zijn oude kleren uittrekken, die een overblijfsel zijn van zijn oude leven. Hij krijgt niet alleen schone kleren, soortgelijke kleren als waarmee hij zijn vader had verlaten, maar 'het beste gewaad' om daarmee zijn nieuwe leven te beginnen. Duidelijker kan de vader hem niet duidelijk maken dat zijn zonden vergeven zijn en dat hij opnieuw mag beginnen. Het doet denken aan de rechtvaardigmaking bij iemands wedergeboorte. 2. Een ring - Dit krijgt hij als symbool van het zoonschap dat hij ooit kreeg, maar nu met een nieuwe inhoud: waarschijnlijk is het een zegelring, waarmee hij namens zijn vader contracten zou kunnen bezegelen. 3. Sandalen - Dat is een teken van waardigheid en welstand, en ook een symbool van zijn nieuwe levenswandel. 4. Gemest kalf - Dit kalf was speciaal apart gezet voor zeer bijzondere feestelijke gelegenheden. Dit gebaar van de vader laat zien dat er iets te vieren is en dat er feest in zijn hart is vanwege een belangrijke gebeurtenis. 5. Eten - Met de hele familie en het personeel een feestelijke maaltijd houden om de relaties te herstellen; de jongste zoon hoort er weer helemaal bij. 6. Feest - Blijdschap. De thuiskomst van de jongste zoon moet uitbundig gevierd worden. De vergeving van de vader is dus royaal, hartelijk en volledig. Het oude is afgesloten en vergeten, er begint een nieuwe werkelijkheid. Dit alles is een prachtig beeld van iemands wedergeboorte, de overgang tussen het oude leven ver van God en het nieuwe leven in verbondenheid met God. Dit wordt onderstreept door de reden waarom de vader alles uit de kast haalt om zijn zoon te verwelkomen: "... want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden..." (Lucas 15:24, NBV2004) Het is opvallend dat de vader niet zegt: "hij is teruggekomen" maar "hij is gevonden." En juist deze woordkeuze laat zien dat het hier niet gaat over een aardse vader, maar over de hemelse Vader. Want iemands wedergeboorte is niet zijn eigen werk, maar een geschenk God, ook al is hij zelf verantwoordelijk voor zijn bekeringskeuze. Dit is een van de geheimenissen van het Koninkrijk, dat wonderlijke, onnavolgbare samenspel tussen God en mens, waarbij God alle eer krijgt.
Oudste zoon
De oudste zoon komt pas later thuis van zijn werk. Hij hoort muziek uit het woonhuis komen en vraagt zich af wat het te betekenen heeft. Tekenend voor zijn afstandelijke relatie met zijn vader is dat hij niet meteen naar binnen gaat om het zelf uit te zoeken, maar dat hij een knecht vraagt om uit te zoeken wat er aan de hand is. Hij verneemt dat er feest is omdat zijn broer is thuisgekomen. "Toen werd hij kwaad en hij wilde niet binnenkomen. Daarop kwam zijn vader naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen." (Lucas 15:28, WV1995) De oudste zoon is er niet blij mee dat zijn broer is teruggekomen. Hij heeft hem zijn misstap nooit vergeven, terwijl zijn vader dat wel had gedaan. Hij kan het niet uitstaan dat zijn vader zo blij is omdat die mislukkeling terug is gekomen, die een behoorlijk deel van het familiekapitaal over de balk Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 38 -
Herschepping 2.0
had gegooid. Hij voelt zich verongelijkt. Hij had zijn leven lang zijn best gedaan om de liefde van zijn vader te verdienen, en nu wijst alles erop dat zijn jongste broer de favoriet van zijn vader is geworden. De oudste zoon staat symbool voor wettisch ingestelde kerkgangers, die trouw hun godsdienstige plichten vervullen, maar die nog niet zijn wedergeboren. Zulke mensen kunnen zich ergeren aan het enthousiasme van iemand die op een radicale manier tot bekering komt. Of ze kunnen diep in hun hart jaloers op hen worden en hen gaan bekritiseren of zelfs veroordelen. Deze houding komen we duidelijk bij de oudste broer tegen. Hij zegt tegen zijn vader: "... Zie, ik dien u al zoveel jaren en heb nooit uw gebod overtreden en u hebt mij nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden vrolijk te zijn. Maar nu deze zoon van u gekomen is, die uw bezit met hoeren opgemaakt heeft, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht." (Lucas 15:29-30, HSV2010) De oudste zoon erkent zijn broer niet meer, maar noemt hem 'die zoon van zijn vader'. Hij heeft zijn oordeel al over hem geveld en noemt hem een verachtelijke hoerenloper. Dat laatste detail komt niet in het verhaal voor en door dit te zeggen bevestigt hij alleen maar de hartgrondige afkeer van zijn broer. Maar zichzelf beschouwt hij als de modelzoon van zijn vader: hij heeft immers alles gedaan wat hij moest doen. Toch heeft hij maar een armetierig leven geleid, zonder veel vreugde. Hoewel zijn vader hem een tijdje terug zijn erfdeel heeft aangeboden, begint hij te mekkeren over een geitenbokje dat hij niet gekregen heeft. Dat doet me denken aan kerkmensen die aankomen met: "ja maar het moet je toch maar gegeven worden" als het gaat over het ontvangen van Gods heil. God heeft het hen al keer op keer aangereikt, maar ze pakken het niet aan, en diep in hun hart kunnen ze dan een boze en teleurgestelde houding ontwikkelen tegenover God. Ook worden ze vaak kritisch tegenover blije gelovigen die een aanraking met Jezus hebben gehad. Het diepste probleem van deze mensen is dat ze niet zijn wedergeboren omdat hen is verteld dat ze niet zelf naar God toe mogen gaan om zijn beloften aan te nemen. Dan blijven ze tobben en gebukt gaan onder de zware last van hun geloofsopvattingen. Maar de vader houdt van zijn brave oudste zoon evenveel als van zijn jongste zoon die zo verschrikkelijk de fout in was gegaan. Hij spreekt ook hem liefdevol aan: "... Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden." (Lucas 15:31-32, NBV2004)
Hoe ging het verder?
Hier eindigt het verhaal van Jezus. Hoe zou het verder zijn gegaan? Heeft de jongste zoon zijn leven gebeterd zodat zijn vader trots op hem kon zijn? Is hij later toch weer de fout in gegaan? En heeft de oudste zoon zich uiteindelijk toch met zijn broer verzoend en heeft ook hij een warme, persoonlijke relatie met zijn vader gekregen? Ik denk dat Jezus hier met opzet is gestopt om de toehoorder of de lezer het verhaal met zijn eigen leven aan te laten vullen. Op wie lijk jij het meest, op de jongste of op de oudste zoon? Heb jij nieuw leven ontvangen en ken je die bruisende blijdschap in je hart omdat je de Vader kent, al of niet na een 'verloren zoon' leven? Of ben je nog aan het ploeteren zoals de oudste zoon, ben je steeds aan het proberen een goede christen te zijn, zonder te hebben ervaren wat het is om een aanraking van de Vader en een nieuw leven te hebben ontvangen? Zie daarvoor de hoofdstukken 'Bekering' en 'Wedergeboorte'.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 39 -
Herschepping 2.0
4.3.25. Wijnstok Een andere gelijkenis over het thema 'vruchtdragen' is de gelijkenis van de zaaier. Een van de bekendste gelijkenissen van Jezus over het geestelijk vruchtdragen is de gelijkenis van de wijnstok en de ranken in Johannes 15:1-8. Dit is de enige gelijkenis die deel uitmaakt van het laatste onderwijs dat Jezus aan zijn twaalf discipelen gaf voordat de lijdenstijd begon (Johannes 14-16). Daaruit kunnen we concluderen dat deze gelijkenis een bijzonder belangrijke boodschap heeft...
Wijnbouwer, wijnstok en ranken
Jezus begint met de hoofdpersonen van de gelijkenis: "Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Iedere rank aan mij ..." (Johannes 15:1-2, NBV2004)
God de Vader is als de wijnbouwer. Jezus is als de wijnstok. Wedergeboren gelovigen zijn als de ranken van de wijnstok.
Treffend is de verbondenheid tussen de wijnstok en de ranken. Vaak is bij een wijnstok nauwelijks te zien waar de wijnstok eindigt en waar de ranken beginnen. En daarmee komen we gelijk terecht bij het doel van de gelijkenis: Zoals de wijnstok en de ranken één geheel zijn, zo vormen Jezus en zijn volgelingen één lichaam. Nog iets over de rolverdeling: De wijnstok (=Jezus) draagt de ranken. De ranken (=gelovigen) dragen vruchten.
Doorgaande vernieuwing "Jullie zijn al bijgesnoeid door de woorden die ik tot jullie gesproken heb." (Johannes 15:3, GNB1996) Bij de wedergeboorte wordt iemand een rank aan de wijnstok. Die rank is dan nog zo klein dat die niet gesnoeid hoeft te worden. In het najaar, na de oogst dus, worden de ranken erg kort afgesneden en in het volgende voorjaar gaan ze weer aangroeien. Dat doorlopende groei- en vernieuwingsproces vindt ook plaats in het leven van de gelovige. Druiventrossen groeien alleen op nieuw hout. De gelovige heeft ook voortdurend innerlijke vernieuwing nodig om geestelijke vruchten te kunnen dragen. Stilstand is achteruitgang.
Het snoeien van de wijnstok
Jezus beschrijft daarna het snoeiproces dat noodzakelijk is om zoveel mogelijk druiven aan de ranken te laten groeien. "Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt snijdt hij weg, en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit hij bij, opdat hij meer vruchten draagt." (Johannes 15:2, NBV2004) Voor een wijnbouwer gaat het enkel en alleen om de druiven. Elke rank waar geen druiventrosje aan begint te groeien wordt weggesnoeid, zodat er alleen ranken overblijven met druiventrossen. Als de wijnbouwer dat niet zou doen, zouden de druiven aan de goede ranken niet genoeg voeding krijgen; veel van de voeding zou immers verspild worden aan slechte ranken met alleen bladeren. Bovendien zouden de druiven daardoor minder zoet worden. Dus het gaat zowel om de kwaliteit als de kwantiteit. Soms maken we ons druk met allerlei zaken en lijken we veel te presteren. Maar in Gods ogen brengen we dan alleen maar bladeren voort en geen vruchten, terwijl God alleen om de vruchten gaat. Bladeren zijn de dingen die we uit eigen kracht doen en die geen enkele eeuwigheidswaarde hebben. Vruchten groeien wanneer we handelen in verbondenheid met Jezus. En dan kan het wel eens
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 40 -
Herschepping 2.0
gebeuren dat je gesnoeid wordt: God laat bijvoorbeeld toe dat je een ongeluk krijgt en daarna kun je je favoriete sport niet meer beoefenen of je favoriete muziekinstrument niet meer bespelen. Natuurlijk zijn sport en muziek niet verkeerd, maar sommigen besteden er zoveel tijd en energie aan dat het hun geloofsgroei afremt. Door het snoeiwerk kan God bewerken dat je andere prioriteiten gaat stellen en Jezus weer op de eerste plaats gaat zetten en dat is beter voor je. Soms is het goede de vijand van het beste. Laten we proberen die dingen te doen waartoe God ons in de wereld gezet heeft en niet-noodzakelijke dingen minder of geen aandacht geven. Of je bent actief in zendings- of hulpverleningswerk en ineens moet je ermee stoppen om de een of andere reden. Je vraagt je af: waarom laat God dit toe? Ik was toch zo goed bezig voor het Koninkrijk! Maar het kan zijn dat God deze gebeurtenissen gebruikt om je te snoeien. Of je raakt je baan kwijt of een dierbaar familielid komt te overlijden. Of je hebt een grote teleurstelling moeten incasseren. Er wordt dan een tak bij je weggeknipt en dat kan veel pijn doen. Maar dat snoeiwerk van de wijnbouwer heeft uiteindelijk maar één doel: meer vruchten. God wil het allerbeste uit je leven halen en soms is daar rigoureus snoeiwerk voor nodig. Talloze gelovigen hebben zulke dingen meegemaakt en kunnen er achteraf van getuigen dat ze er veel beter van zijn geworden. God vergist zich niet, onze Wijnbouwer is een Vakman!
Voortdurende verbondenheid
Het hoofdthema van deze gelijkenis is de noodzaak om met Jezus verbonden te blijven om vrucht te kunnen dragen voor het Koninkrijk. De volgende woorden geven de kern van de gelijkenis weer: "Blijf in mij, dan blijf ik in jullie. Een rank die niet aan de wijnstok blijft, kan uit zichzelf geen vrucht dragen. Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als jullie niet in mij blijven. Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in mij blijft en ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder mij kun je niets doen." Johannes 15:4-5, NBV2004) Vruchtdragen is dus alleen mogelijk zolang de rank aan de wijnstok vast blijft zitten. Dat is nogal logisch, want anders zou hij geen sappen ontvangen waardoor de rank zelfs niet in leven zou blijven. De rank zou dan geen enkel nut meer hebben en als afval worden verbrand. Alleen wat vanuit de verbondenheid met Jezus gedaan wordt, ofwel door de werking van de Heilige Geest, levert vrucht op. Er is een hemelsbreed verschil tussen geestelijk vruchtdragen en plichtmatige gehoorzaamheid aan Gods geboden. "Wie niet in mij blijft wordt weggegooid als een wijnrank en verdort; hij wordt met andere ranken verzameld, in het vuur gegooid en verbrand..." Johannes 15:6, NBV2004) Gelovigen die geen geestelijke vruchten dragen zijn onbruikbaar voor Gods Koninkrijk en zullen ook in de eeuwigheid geen deel uitmaken van het Koninkrijk. Zie ook onderwerp 'Voorwaarden voor eeuwig leven' in hoofdstuk 'Hiernamaals'.
Druivenoogst
Zoals eerder gezegd: de vruchten groeien aan de ranken (=gelovigen), terwijl de ranken met de wijnstok (=Jezus) verbonden zijn en alles wat nodig is om vrucht te dragen uit Hem ontvangen. "... Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent." (Johannes 15:7-8, HSV2010) De opbrengst van de wijnstok is bestemd voor de wijnbouwer, die er vervolgens wijn van maakt. Wijn is het symbool van vreugde. God de Schepper zal eeuwig genieten van wat Hij in ons leven op aarde kan uitwerken. Trouwens, ik denk dat God er nu ook al van geniet... Zie vooral hoofdstuk 'Vruchtdragen'.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 41 -
Herschepping 2.0
4.3.26. Zaaier Een andere gelijkenis over het thema 'vruchtdragen' is de gelijkenis van de wijnstok.
Er was eens een zaaier... "Luister. Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien." (Marcus 4:3, NBV2004) Met dat eerste woord gaf Jezus wellicht aan dat Hij van plan was iets heel belangrijks te gaan vertellen. Ook het feit dat dit de gelijkenis is met de meest uitvoerige uitleg van Jezus geeft aan hoe belangrijk deze woorden zijn. Dus doen ook wij er goed aan om er goede aandacht aan te schenken. In de overbekende gelijkenis van de zaaier illustreert Jezus enkele oorzaken waardoor gelovigen al of niet tot vruchtdragen komen. In de gelijkenis worden vier plaatsen genoemd waar het zaad terecht kon komen. Deze stellen vier soorten mensen voor, die elk op een verschillende manier reageren op Gods Woord. Je kunt ook denken aan vier verschillende geloofshoudingen of aan vier verschillende fasen in iemands geloofsontwikkeling. Als een boer zijn akker bezaait, kan het zaad terechtkomen op verschillende bodemsoorten: de harde grond van het pad om de akker, steenachtige grond, grond met allerlei onkruid en goede aarde. Alleen zaad dat in goede aarde valt draagt vrucht.
1. Het zaad op het pad rondom de akker "Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en de vogels kwamen en aten het op." (Marcus 4:4, NBV2004) (uitleg van Jezus:) "Sommigen zijn als het zaad dat op de weg valt: het woord wordt wel gezaaid, maar wanneer ze het gehoord hebben, komt meteen Satan om het woord weg te graaien dat in hen gezaaid is." (Marcus 4:15, NBV2004) Niet al het gezaaide zaad komt op. De paden rondom de akker hebben harde grond en dat is een afbeelding van mensen die de woorden van Jezus wel horen, maar die er geen gehoor aan geven omdat hun hart er niet ontvankelijk voor is. Zij komen niet tot bekering en maken dus niet de innerlijke levensvernieuwing mee die de Bijbel 'wedergeboorte' noemt. Het zijn mensen die bewust of onbewust afstand nemen van de Bijbelse boodschap, waaronder ook kerkmensen die niet verder komen dan een uiterlijke godsdienstigheid zonder innerlijke verandering.
2. Het zaad op steenachtige grond
Het tweede soort mensen komt wel tot een levend geloof, maar helaas niet tot vruchtdragen voor Gods Koninkrijk: "Luister. Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien ... Een ... deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen; en toen de zon opkwam verschroeide het jonge groen, en omdat het geen wortel had droogde het uit." (Marcus 4:3-8, NBV2004) (uitleg van Jezus:) "Anderen zijn als het zaad dat op rotsgrond is gezaaid: wanneer zij het woord hebben gehoord, nemen ze het meteen met vreugde in zich op, maar in hen schiet het geen wortel, ze zijn te oppervlakkig, en als ze vanwege het woord worden beproefd of vervolgd, houden ze geen ogenblik stand." (Marcus 4:16-17, NBV2004) Het gaat hier over mensen die open staan voor het Woord van God door het te lezen of door er naar te luisteren, bijvoorbeeld tijdens de kerkelijke samenkomst. Ze reageren er spontaan op, echt vanuit hun gevoel, met alle kenmerken van echtheid. Ze hebben de vreugde geproefd van het nieuwe leven en de nabijheid van de Zaaier in hun leven ervaren en toch ... bij tegenslag in hun leven geven ze het op. Ze lijken zo in vuur en vlam te staan, maar het vuurtje dooft snel uit als er moeilijkheden op hun pad komen. Het gaat hier over oppervlakkige gelovigen. Hun geloof heeft geen diepgang en geen
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 42 -
Herschepping 2.0
krachtig fundament. God laat beproevingen toe in ieders leven om de echtheid en de standvastigheid van het geloof te testen. Als het goed is worden gelovigen daar sterker van, maar het zijn de oppervlakkige gelovigen die het als eersten opgeven. Vanzelfsprekend komen ze niet tot vruchtdragen.
3. Het zaad tussen het onkruid
Het derde soort mensen komt ook tot een levend geloof, maar helaas ook niet tot vruchtdragen voor Gods Koninkrijk: "Luister. Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien ... Weer ander zaad viel tussen de distels en de distels schoten op en verstikten het en het bracht geen vrucht voort." (Marcus 4:3-8, NBV2004) (uitleg van Jezus:) "... ze hebben het woord wel gehoord, maar de zorgen om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom en hun verlangens naar allerlei andere dingen komen ertussen en verstikken het woord, zodat het zonder vrucht blijft." (Marcus 4:18-19, NBV2004) Er zijn veel soorten onkruid en zo zijn er ook veel dingen die ons kunnen afhouden van het dienen van de Heer. Gelovigen die zich laten beheersen door zorgen brengen geen geestelijke vruchten voort. Bezorgdheid leidt gemakkelijk tot neerslachtigheid; beide zijn voorbeelden van negatief denken die iemands geestelijk leven kunnen verlammen. Ook gelovigen voor wie wereldse ambities net iets te belangrijk zijn of die te veel toegeven aan hun verlangens naar aardse dingen brengen geen geestelijke vruchten voort. Dat wordt allemaal afgebeeld door het zaad dat tussen het onkruid werd gezaaid. Sommige planten die wij gewoonlijk onkruid noemen, kunnen op zich heel nuttige planten zijn. Maar we noemen iets onkruid als het groeit waar het niet hoort te groeien. Gras in een gazon is prima, maar niet in een bloemenborder. Zo kunnen er veel dingen in ons leven zijn die op zich goed zijn, maar die ons toch weerhouden om te doen wat God ons heeft opgedragen. Er is niets mis met bijvoorbeeld sport of met hobby's, maar wel als je er te fanatiek in wordt of als je liefde voor zulke dingen ten koste gaat van de dingen van Koninkrijk van de Hemel. Iedereen weet dat onkruid sneller groeit dan de meeste andere planten. Wereldse waarden lijken snel gelukkig te maken, maar het is schijngeluk, en zeker geen duurzaam geluk. Soms hebben we heel veel jaren nodig om dat te ontdekken. Alle liefde en aandacht die we besteden aan het najagen van aardse genoegens en bezittingen kunnen we niet in Gods Koninkrijk investeren. Wie ernst wil maken met Gods doel voor zijn leven en voor Hem vrucht wil dragen, zal op dit gebied keuzen moeten maken. In onze tijd met een overdreven welvaartspeil kom je dan ook niet zo veel vruchtbare gelovigen tegen. De meesten willen genieten van alles wat deze tijd te bieden heeft en ja, dan zijn hooguit de restjes voor Gods Koninkrijk. Laat je niet inpakken door de satan, de god van deze eeuw, die je wil verblinden met dingen die geen waarde hebben. Kies ervoor om je aandacht te richten op alles wat waarde heeft voor het Koninkrijk van de Hemel. Alleen dan zul je geestelijke vruchten dragen.
4. Het zaad in de goede grond
Gelukkig zijn er ook gelovigen die wel vrucht dragen: "Maar er zijn ook mensen die zijn als het zaad dat op goede grond is gezaaid: zij horen het woord en aanvaarden het en dragen vrucht, sommigen dertigvoudig, anderen zestigvoudig en weer anderen honderdvoudig." (Marcus 4:20, NBV2004) Het zaad dat in goede aarde terecht kwam heeft betrekking op mensen die openstaan voor de woorden van Jezus en het in zich opnemen zodat het zijn uitwerking heeft in hun harten en naar
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 43 -
Herschepping 2.0
buiten treedt in goede daden die in verbondenheid met God verricht zijn. Bij verschillende mensen zorgt dat voor verschillende hoeveelheden geestelijke vruchten en verschillende soorten vruchten.
Hoofdstuk 4.3. Gelijkenissen van Jezus - 44 -
Herschepping 2.0
4.4. Wonderen van Jezus Tijdens zijn leven op aarde deed Jezus meer wonderen dan iemand daarvoor of daarna ooit gedaan heeft. Daarmee bewees Hij zijn goddelijke afkomst. Door al die wonderen wilde Jezus laten zien dat God de mensen liefheeft en het goede met hen voor heeft. Tegelijk houdt elk wonder ook een geestelijke les in voor de betrokkenen, voor de toeschouwers en ook voor ons. 4.4.1. Waarom deed Jezus wonderen? 4.4.2. Jezus deed natuurwonderen 4.4.3. Jezus genas zieken 4.4.4. Jezus genas blinden 4.4.5. Jezus dreef demonen uit 4.4.6. Jezus wekte doden op
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 1 -
Herschepping 2.0
4.4.1. Waarom deed Jezus wonderen? Wat zijn wonderen?
Jezus heeft een ongekend aantal wonderen gedaan tijdens de ongeveer drie jaar van zijn bediening op aarde. "Jezus heeft nog veel meer gedaan: als al zijn daden, een voor een, opgeschreven zouden worden, zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken die dan geschreven moesten worden." (Johannes 21:25, NBV2004) Al deze wonderen waren bovennatuurlijk ofwel menselijkerwijs onmogelijk, maar vanuit de geestelijke wereld heel normaal.
Waar ging het om bij de wonderen van Jezus?
Jezus kwam in de eerste plaats om mensen bekend maken met het Koninkrijk van de Hemel. Daarbij stond het uitdragen van zijn boodschap centraal. "Jezus trok rond langs alle steden en dorpen, hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het goede nieuws over het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal." (Matteüs 9:35, NBV2004) Wonderen speelden daarnaast een ondersteunende rol. Wel een belangrijke rol, maar geen hoofdrol. Elk wonder had daarbij op zijn minst enkele van de volgende bedoelingen: 1. de goddelijke autoriteit van Jezus aantonen - Nicodemus zei tijdens zijn nachtelijke gesprek met Jezus: "Rabbi, we weten dat U als leraar van Godswege gekomen bent. Geen mens immers kan die tekenen verrichten die U doet, wanneer God niet met hem is." (Johannes 3:2, WV1995) De apostel Petrus verwoordde het zo in zijn toespraak op de eerste Pinksterdag: "Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht." (Handelingen 2:22, NBV2004) 2. zegenend dienen van mensen - Ook dat was een belangrijk aspect van Jezus' bediening. ... de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen..." (Marcus 10:45, NBV2004)
Leren van de wonderen van Jezus
Elk wonder van Jezus bevatte ook een geestelijke les, voor degenen die er met geestelijke ogen naar konden kijken. Deze geestelijke lessen waren bedoeld voor de direct betrokken personen, voor de omstanders en ... voor jou en mij die erover lezen in de Bijbel. Voorbeelden: Genezing van blindheid doet ook denken aan genezen van geestelijke blindheid, geen zicht hebben op wie God is en wat Gods bedoelingen met je leven zijn. Het veranderen van water in wijn laat zien dat het Gods verlangen is dat zijn kinderen blij zijn en feest kunnen vieren vanwege zijn zegeningen. Ook de omstandigheden van de wonderen van Jezus en de manier waarop op Hij de wonderen verrichte hebben vaak een diepere betekenis waar we veel van kunnen leren. Dit wordt in de volgende onderwerpen per geval toegelicht.
Voorwaarden voor wonderen
Wonderen van Jezus vonden plaats waar mensen geloof toonden. Verschillende keren lezen we in de Bijbel dat Jezus uitspraken deed als: "Door je geloof ben je genezen." Jezus deed alleen wonderen waar mensen er voor open stonden. Dat was bijvoorbeeld niet het geval in Nazaret, waar Hij was opgegroeid. "En hij verrichtte daar niet veel wonderen, vanwege hun ongeloof." (Marcus 13:58, NBV2004)
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 2 -
Herschepping 2.0
Jezus was niet erg gesteld op mensen die Hem achterna liepen omdat ze zich wilden vergapen aan wonderen; Hij was ze liever kwijt dan rijk: "Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, en het zal geen teken gegeven ontvangen dan het teken van Jona. En Hij verliet hen en ging van hen heen" (Matteüs 16:4, NBG1951)
4.4.2. Jezus deed natuurwonderen We gaan het nu hebben over enkele opzienbarende wonderen van Jezus waarmee Hij aantoonde dat Hij boven de normale natuurwetten stond. Hierin zien we de Schepper aan het werk...
Water in wijn veranderd
Jezus was uitgenodigd op een huwelijksfeest, maar voordat het feest was afgelopen, bleek er te weinig wijn te zijn. Er werd over gefluisterd door de gasten en het bruidspaar dreigde af te gaan als een gieter; er zou nog jaren over gesproken worden. Een nare situatie dus. Jezus wilde zijn gastheer die schande besparen en beloonde de gastvrijheid van het bruidspaar door een grote hoeveelheid water in wijn te veranderen zodat het feest kon doorgaan. "Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul de vaten met water.’ Ze vulden ze tot de rand. Toen zei hij: ‘Schep er nu wat uit, en breng dat naar de ceremoniemeester.’ Dat deden ze." (Johannes 2:7-8, NBV2004) De ceremoniemeester was natuurlijk blij verrast. Bovendien verbaasde hij zich over de superieure kwaliteit van de wijn. Tegen de bruidegom zei hij: "...Iedereen zet zijn gasten eerst de goede wijn voor en als ze dronken zijn de minder goede. Maar u hebt de beste wijn tot nu bewaard!" (Johannes 2:10, NBV2004) Hieruit kunnen we leren: dat Gods zegeningen ver uitstijgen boven de goede dingen die we op aarde kunnen krijgen dat Gods zegeningen royaal en overvloedig zijn dat God gevraagd of ongevraagd wil zegenen als Hij ziet dat we in de problemen zitten dat God niet alleen geestelijke zegeningen wil geven dat feestvieren voor Gods kinderen echt niet uit de boze is - als Jezus er maar bij mag zijn... Dit was het eerste wonder van Jezus dat de apostel Johannes in zijn evangelie vermeldt. Zoiets heeft betekenis. Want Jezus is niet op de aarde gekomen om een nieuwe leer te brengen of een nieuwe godsdienst te stichten of een leger van strijdbare volgelingen om zich heen te verzamelen. Hij is in de eerste plaats gekomen om mensen leven te geven en blijdschap, allebei met een hemelse kwaliteit. Ook in de eerste woorden van de bekende Bergrede uit Matteüs 5-7 zien we dezelfde focus: "Gelukkig zijn de mensen die ..." Het volgen van Jezus is een ernstige zaak, maar tegelijkertijd een bron van ongekend grote blijdschap en een ongeëvenaard levensgeluk. "... Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed hebben." (Johannes 10:10, HSV2010) Dit mag je ook lezen als: overvloedig leven hebben. De begrippen 'leven' en 'overvloed' staan hier los van elkaar, maar zijn aan elkaar gekoppeld.
Vermenigvuldiging van voedsel
Op een keer voorzag Jezus een grote menigte mensen op een bovennatuurlijke manier van voedsel. Er was een jongen die een paar broodjes en wat vis had meegekregen (Johannes 6:9). In plaats van het zelf alleen op te eten gaf hij het aan Jezus en dat was een verstandige daad, want daarna zou ZIJN lunchpakket gebruikt worden om de hele menigte zoveel te laten eten als ze maar wilden.
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 3 -
Herschepping 2.0
"Hij (=Jezus) zei tegen hen (=discipelen) dat ze de mensen opdracht moesten geven om in groepen in het groene gras te gaan zitten. Ze gingen zitten in groepen van honderd en groepen van vijftig." (Marcus 6:39-40, NBV2004) Iedereen die wel eens een maaltijd voor meer dan honderd mensen heeft georganiseerd weet dat het een chaos wordt als je niet planmatig te werk gaat. Jezus zou duizenden mensen te eten geven en dus liet Hij hen in overzichtelijke groepen gaan zitten, als bloemperken op het gras. En toen gebeurde het wonder voor de ogen van al die duizenden mensen: "Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit, brak de broden en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de menigte uit te delen; ook de twee vissen verdeelde hij onder allen die er waren. Iedereen at en werd verzadigd." (Marcus 6:41-42, NBV2004) Let goed op wat er gebeurde: 1. Jezus nam de broden in zijn handen. Hij gebruikte de gaven van een kleine jongen om er een groot wonder mee te doen. 2. Jezus sprak een dankgebed uit waarin Hij God zegende (=prees). 3. Jezus liet de discipelen het brood uitdelen aan de mensen. 4. Op dezelfde manier werden de vissen vermenigvuldigd en rondgedeeld. Deze geschiedenis wordt in elk van de vier evangeliën vermeld (Matteüs 14:13-21; Marcus 6:30-44; Lucas 9:10-17; Johannes 6:1-14). Let wel hoezeer Jezus de discipelen bij dit wonder heeft betrokken. In feite had Jezus het lunchpakketje van de jongen niet nodig; Hij had even gemakkelijk brood uit stenen kunnen maken. alle wonderen van Jezus hebben een dubbele betekenis: de praktische voorziening in een bestaande, menselijke behoefte en tegelijk een geestelijke les. God wil namelijk graag wonderen doen door aan te nemen wat mensen Hem uit liefde aanbieden. Anderen worden erdoor gezegend en God wordt erdoor verheerlijkt. Een geweldig Bijbels concept met veel toepassingsmogelijkheden.
Wonderbaarlijke visvangst
Petrus en zijn collega vissers hadden een nacht lang niets gevangen in het meer van Galilea. De volgende dag zei Jezus dat ze naar diep water moesten gaan en daar de netten uitgooien om vis te vangen. Petrus deed het, ondanks zijn bezwaren: "Simon antwoordde: 'Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als u het zegt, zal ik de netten uitwerpen'. En toen ze dat gedaan hadden, zwom er zo'n enorme school vissen in de netten dat die dreigden te scheuren" (Lucas 5:4-6, NBV2004) Jezus bleek ook Meester over de vissen te zijn. Petrus, Johannes en Jakobus die het meemaakten werden er bang van (Lucas 5:8-10). Waarom deze wonderbaarlijke visvangst? In de eerste plaats om in de behoefte van de vissers en hun klanten te voorzien. Maar ook dit was weer een illustratie van iets anders: "... Jezus zei tegen Simon 'Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.'" (Lucas 5:10, NBV2004) Jezus zou de discipelen later de wereld inzenden met een hemelse roeping, die ver zou uitstijgen boven elke aardse bezigheid. Petrus zou mensen helpen om de weg tot God te vinden, de weg tot het eeuwige leven. Dat proces is in zeker opzicht te vergelijken met het werk van de visser. Ook nadat Jezus uit de dood was opgestaan maakten de discipelen zo'n wonderbaarlijke visvangst mee, het enige wonder van Jezus uit die korte periode dat in de Bijbel vermeld staat (Johannes 21:114). Ook dat is weer een belangrijk gegeven. Het onderstreept het grote belang van evangelisatie, de hoofdopdracht waarmee de discipelen als apostelen (=zendelingen) de wereld in werden gezonden. Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 4 -
Herschepping 2.0
Later als apostel zou Petrus op de Pinksterdag een krachtige vervulling van Gods Geest ontvangen. Hij hield een toespraak en 3000 mensen kwamen tot geloof in Jezus en lieten zich dopen. Dat waren heel wat menselijke vissen! Wat Jezus zegt gebeurt ook. Dat geldt trouwens voor alles wat Hij gezegd heeft...
Storm tot bedaren brengen
Het was Jezus' idee om per boot het meer van Galilea over te steken. Onderweg, terwijl Jezus een dutje deed, stak er een storm op die beangstigend hevig werd. Er kwam water in de boot en de discipelen wisten niet beter of hun bootje zou vergaan en ze zouden allemaal verdrinken. "Ze maakten Jezus wakker en riepen: 'Meester, Meester, we vergaan'! Hij stond op en sprak de wind en de golven bestraffend toe. Daarop ging de wind liggen en kwam het water tot rust. Hij vroeg hun: 'Waar is jullie geloof'? ..." (Lucas 8:24-25, NBV2004) Dit verhaal laat zien dat we in de storm van het leven NOOIT moeten denken dat we er onderdoor gaan. De hoge golven zijn onze emoties die ons heen en weer kunnen slingeren en ons het gevoel geven dat onze situatie hopeloos is. Jezus verweet de discipelen niet dat ze de storm niet tot bedaren konden brengen. Wel dat ze dachten te zullen vergaan terwijl de Zoon van God aan boord was. Dat zou immers onmogelijk zijn. Zo is het ook onmogelijk dat God moeilijke levensomstandigheden of beproevingen in ons leven toelaat waaraan we onderdoor zullen gaan. Jezus is aan boord, dus is een veilige overtocht gegarandeerd. Maar mooi weer is niet gegarandeerd. Dit is een van de meest elementaire lessen voor volgelingen van Jezus. Deze les moet door iedere gelovige geleerd worden in de praktijk van het leven.
Lopen over water
Jezus stuurde zijn discipelen een tijd later naar de overkant van het meer van Galilea zonder dat Hij zelf meeging in hun boot (Matteüs 14:22-33). Ook toen kwam er een verraderlijke storm opzetten en de discipelen konden de boot maar met moeite in bedwang houden, Dat was een omstandigheid waarin ze moesten leren op Jezus te vertrouwen ook wanneer Hij er niet lichamelijk bij was. Jezus kwam, over het water lopend, hen tegemoet. Toen Jezus in de boot stapte ging de wind liggen, ook deze keer onderwierp de natuur zich aan haar Schepper en Meester. Een aardig detail in deze geschiedenis is dat Petrus op het idee kwam om ook eens te proberen over het water te lopen. Hij vroeg Jezus of dat goed was. Jezus antwoordde niet: "Kom nou, Petrus, Ik ben degene die wonderlijke dingen kan doen omdat ik de Zoon van God ben, maar dit is niet voor jou." Nee, Jezus had eens gezegd: "Waarachtig, ik verzeker jullie: wie op mij vertrouwt zal hetzelfde doen als ik, en zelfs meer dan dat, ik ga immers naar de Vader. En wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt." (Johannes 14:12-13, NBV2004) Jezus moedigde Petrus aan om naar Hem toe te lopen en ... Petrus liep over het water. Was dat nou zo nodig? Ja, want Jezus wilde de bovengenoemde belofte onderstrepen. Deze belofte is geldig gebleken en is nog steeds geldig. Al de soorten wonderen die Jezus op aarde deed zijn daarna ook door de apostelen gedaan en komen tot op de dag van vandaag nog steeds voor. Ik heb expres niet genoemd dat Petrus even ging twijfelen en wegzakte in het water. Dat detail wordt in de prediking over dit onderwerp al meer dan genoeg benadrukt. Het belangrijkste is dat Petrus WEL over het water gelopen heeft en de meesten van ons NIET. En de meeste predikers ook niet.
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 5 -
Herschepping 2.0
4.4.3. Jezus genas zieken Genezingen
In de vier evangeliën lezen we veel verslagen van genezingen die Jezus heeft verricht. Deze verslagen behoren tot de bekendste verhalen uit de Bijbel. De Bijbel geeft natuurlijk alleen maar een paar voorbeelden, terwijl Jezus in werkelijkheid veel meer genezingen heeft verricht. Alle genezingen hebben behalve praktisch nut ook een geestelijke betekenis. Ze zijn op een of andere manier een illustratie van wat God in geestelijke zin in de harten van mensen wil genezen of vernieuwen. Als je vanuit dat gezichtspunt de genezingen van Jezus leest, dan is daar veel uit te leren. Hier volgen enkele voorbeelden van genezingen van Jezus die in de Bijbel vermeld zijn. Genezingen van blinden komen in het volgende onderwerp aan bod.
Jezus genas melaatsen "En zie, er kwam een melaatse. Die viel voor Hem neer en zei: Heere, als U wilt, kunt U mij reinigen. En Jezus stak Zijn hand uit, raakte hem aan en zei: Ik wil het, word gereinigd. En meteen werd hij gereinigd van zijn melaatsheid." (Matteüs 8:2-3, HSV2010) Als geen andere ziekte is melaatsheid een afbeelding van de zonde in het hart van de mens, waardoor het hele leven wordt doortrokken en ontwricht. Melaatsen werden in Jezus' tijd beschouwd als onrein en ze moesten buiten de gewone samenleving verblijven. Niemand mocht ze aanraken, om besmetting te voorkomen. Toen er eens een melaatse naar Jezus toeliep en de omstanders ongetwijfeld vol afschuw terugdeinsden, deed Jezus deed iets wat totaal ongehoord was. Hij stuurde de melaatse niet weg, maar raakte hem zelfs aan. De reinheid van Jezus was besmettelijker dan de melaatsheid van de man. Toen de man geloof toonde in de macht van Jezus over de ziekte, genas Hij hem onmiddellijk. De melaatse man was grondig genezen. Op dezelfde manier wil Jezus niets liever dan dat mensen zich bewust zijn van hun zonden en die aan God belijden, waarna God ze zal vergeven en ze weer een rein geweten kunnen krijgen. Jezus verbood de man om zijn genezing aan anderen bekend te maken (Matteüs 8:4). Natuurlijk kon het niet geheim blijven, want als gezond persoon zou hij zonder woorden al een levend getuigenis zijn van goddelijke genezing. Maar Jezus wilde niet in de eerste plaats bekend zijn als Genezer, maar als degene die mensen in verbinding met God bracht. Vervolgens stuurde Jezus de man naar de priester om de reinigingsprocedure te ondergaan die door de wet van Mozes was voorgeschreven (Leviticus 13-14). Daarna zou hij een officiële gezondheidsverklaring krijgen. Het zou ook een bevestiging zijn van het wonder; mensen mochten eens denken dat de verhalen over goddelijke genezing verzonnen waren.
Jezus genas doven
Jezus heeft ook veel doven (en doofstommen) genezen. En toch was Hij in de eerste plaats gekomen om bij mensen in geestelijke zin de oren te openen voor de boodschap van redding en nieuw leven en hen te leren luisteren naar Gods innerlijke stem. In Dekapolis, een gebied dat gedeeltelijk over de grens ten oosten van Galilea lag en waar veel joodse kolonisten woonden, werd een doofstomme man bij Jezus gebracht. "Hij (=Jezus) name de man apart, weg van de menigte, stak zijn vingers in diens oren en raakte met speeksel zijn tong aan. Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: 'Effatha'!, wat betekent: 'Ga open'! Meteen gingen zijn oren open, zijn tong kwam los en hij kon normaal spreken." (Marcus 7:33-35, NBV2004) Jezus' manier van doen lijkt erg vreemd, maar was wel 'verstaanbaar' voor de dove man, misschien een soort gebarentaal. En na zijn genezing waren de woorden van Jezus het eerste wat hij hoorde. Het moet hem als muziek in de oren hebben geklonken.
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 6 -
Herschepping 2.0
Jezus genas verlamden
Jezus heeft ook veel verlamden en kreupelen genezen. En toch was Hij in de eerste plaats gekomen om mensen die verlamd waren door zonden of moeilijke levensomstandigheden, weer kracht en vitaliteit te geven om in vrede verder te leven, in geestelijke zin dus. Wellicht de bekendste genezing van een verlamde is die van de man die door zijn vrienden met draagbed en al door een gat in het dak werd neergelaten tot vlak voor Jezus' voeten. Jezus sprak in dat huis tot een groep mensen, waaronder enkele kritische schriftgeleerden. Geloof blijkt steeds een voorwaarde tot genezing te zijn. In dit geval ontdekte Jezus het geloof tot genezing in de vrienden die de verlamde man bij Hem brachten. Alleen door hun geloof durfden ze zo'n merkwaardige stunt uit te halen. "Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: 'Vriend, uw zonden worden u vergeven' ... Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.' Toen zei hij tegen de verlamde: 'Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.' Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. 'Zoiets hebben we nog nooit gezien', zeiden ze." (Marcus 2:5-12, NBV2004) Jezus moet er een reden voor gehad hebben om de verlamde man in eerste instantie niet te genezen, maar zijn zonden te vergeven. Daarmee kwam Jezus ongetwijfeld aan zijn grootste nood tegemoet: zijn innerlijke onreinheid die ook een belemmering moet zijn geweest voor zijn genezing. En in een onrein hart kan immers nauwelijks sprake zijn van geloof. De man leunde waarschijnlijk op het geloof van zijn vrienden. Ondanks alles ontving de verlamde man vergeving van zijn zonden en hij wist zich door Jezus geaccepteerd. Hij moet zich op dat moment hebben gevoeld als een totaal vernieuwd mens. De aanwezige schriftgeleerden vonden dat Jezus zijn boekje ver te buiten ging, maar Jezus bewees zijn goddelijke autoriteit door de man onmiddellijk daarna te genezen. Als Hij ten onrechte had beweerd dat Hij zonden mocht vergeven, zou God deze genezing niet door zo iemand doen plaatsvinden. Het bewijs van zijn gezag was dus overtuigend gedemonstreerd. De ex-verlamde man ging naar huis, met een nieuw, rein hart en hij kon weer lopen. Hopelijk heeft hij ook de zegen ontdekt van het wandelen met Jezus, in geestelijke zin wel te verstaan.
Jezus genas ook op de sabbatdag
Soms genas Jezus mensen op de sabbatdag, tot grote ergernis van de orthodoxe joden. Als ze daarover begonnen te protesteren werd Jezus boos en reageerde door bijvoorbeeld te zeggen: "Ik vraag u of met op sabbat goed mag doen of kwaad, of men een leven mag redden of verloren laten gaan." (Lucas 6:9, NBV2004) Natuurlijk hadden Jezus' tegenstanders daar geen antwoord op. In plaats dat ze blij waren dat iemand was genezen, ergerden ze zich eraan dat Jezus zich niet hield aan hun regeltjes voor de Sabbatdag. Ze wilden Jezus vanwege zijn genezingen op de sabbatdag zelfs uit de weg ruimen. Het verschil in het omgaan met Gods levenswet door Jezus en de schriftgeleerden kon niet duidelijker geïllustreerd worden. Jezus wilde aan de mensen juist op die dag Gods zegenende betrokkenheid laten zien. Zie ook de onderwerpen over de sabbat in hoofdstuk 'Rust'.
Slotopmerkingen
Naast de bovengenoemde soorten zieken heeft Jezus alle mogelijke andere ziekten genezen. "En Jezus trok rond in heel Galilea, gaf onderwijs in hun synagogen en predikte het Evangelie van het Koninkrijk, en Hij genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk." (Matteüs 4:23, HSV2010)
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 7 -
Herschepping 2.0
De manier waarop Jezus mensen genas was verschillend: door zieken aan te raken of de handen op te leggen (Lucas 4:40) doordat zijn kleding door zieken werd aangeraakt (Marcus 5:25-34, Marcus 6:56)) door zieken eerst een opdracht te laten uitvoeren (Johannes 9:5-7) door alleen te proclameren dat zieken genezen werden (Marcus 10:52), soms op afstand, zoals de zieke slaaf van een Romeinse centurio (Lucas 7:1-10) Er waren geen grenzen aan Jezus' macht om wonderen van genezing te verrichten. Zie ook onderwerp 'Ziekte en genezing' in hoofdstuk ' Bevrijding'.
4.4.4. Jezus genas blinden Jezus genas veel blinden, vandaar dat we een extra onderwerp wijden aan deze categorie zieken. Toch was Jezus in de eerste plaats naar de mensen toe gekomen om hun ogen te openen voor wie God is, en hen visie te geven op het Koninkrijk van de Hemel. Jezus wilde de mensen genezen van hun geestelijke blindheid... "Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn doof en hun ogen houden zij gesloten. Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou ik hen genezen.”" (Matteüs 13:15, NBV2004)
Blind geboren man
In Johannes 9 lezen we een uitvoerig verslag over de genezing van een blindgeboren man. "(Jezus zei:) Zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht voor de wereld.' Na deze woorden spuwde hij op de grond. Met het speeksel maakte hij wat modder, hij streek die op de ogen van de blinde en zei tegen hem: 'Ga naar het badhuis van Siloam en was u daar' ... De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien." (Johannes 9:5-7, NBV2004) De geneesmethode is opmerkelijk. De modder op de ogen zouden we kunnen zien als een beeld van de vuiligheid van de zonde, die de mens blind doet zijn voor God. Maar er kunnen meer redenen zijn. In Papoea Nieuw Guinea vertelde Bijbelvertaalster Marilyn Laszlo over de reactie van de toverdokter in 'haar' dorp op dit Bijbelgedeelte toen dat juist was vertaald. Deze man probeerde zelf ook mensen te genezen met zijn spuug, maar hij was diep onder de indruk van het spuug van Jezus dat zoveel krachtiger was dan het zijne. Deze Bijbelse gebeurtenis was de aanleiding tot zijn bekering. Zo'n anekdote doet je verbaasd staan over Gods creativiteit! Door zich op de genoemde plek te baden, handelde de blinde man in geloof en vervolgens genas hij. Had hij dit niet gedaan, dan was hij ook niet van zijn blindheid genezen. De blindgeboren man was dus ziende geworden, maar de farizeeën, die hem daarna op het matje riepen, meenden dat ze ziende waren, maar ze waren ziende blind voor wie Jezus was. "Daarop zei Jezus: ‘Een duidelijke scheiding ben Ik in deze wereld komen brengen: de nietzienden zullen zien, en de zienden zullen blind worden.’" (Johannes 9:39, WV1995)
Blinde Bartimeüs
In Jericho ging de blinde Bartimeüs Jezus tegemoet. "Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, begon hij te schreeuwen: 'Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij'! De omstanders snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden, maar hij schreeuwde des te harder: 'Zoon van David, heb medelijden met mij'!" (Marcus 10:47-48, NBV2004) Daarmee sprak Bartimeüs een opmerkelijke geloofsbelijdenis uit: Jezus is de Zoon van David ofwel de beloofde Messias, de Koning die beloofd was als de redder van Gods volk Israël. Hij had kennelijk
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 8 -
Herschepping 2.0
eerder van Jezus gehoord en was tot het besef gekomen dat Jezus de beloofde Messias moest zijn. Ondanks zijn blindheid zag hij al meer dan de ziende mensen die hem de mond wilden snoeren. Jezus vroeg hem wat hij van Hem wilde. Het lijkt een overbodige vraag, maar ik denk dat Hij hem wilde uitnodigen om te zeggen wat het diepste verlangen van zijn hart was en uiting te geven van zijn geloof in Jezus. "... de blinde zei tegen Hem: Rabboni, dat ik ziende mag worden. En Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden (=genezen). En meteen werd hij weer ziende en volgde Jezus op de weg." (Marcus 10:51-52, HSV2010) Bartimeüs kon weer zien en het eerste wat hij zag was ... Jezus! Hij ging niet 'heen', maar was niet meer bij Jezus weg te slaan. Hij bleef Hem volgen en was kort daarna getuige van de intocht van Jezus in Jeruzalem. Toen hij de menigte zag was hij misschien wel de eerste die zo luid mogelijk uitriep: "gezegend het komende rijk van onze vader David; Hosanna in de hoogste hemelen!" (Marcus 11:10, NBG1951) Deze keer legden de mensen hem niet het zwijgen op, maar juichten ze mee. Wat een feest voor de ziende Bartimeüs om zo zijn Koning te mogen eren. Wat een uitzonderlijk scherpe visie had hij! Hij zag meer in Jezus dan veel christenen van vandaag die Hem wel willen zien als Verlosser, maar Hem het koningschap over hun leven nooit echt hebben aangeboden...
Nog meer blinden genezen
In Matteüs 9 lezen we een voorbeeld van twee blinden die bij Jezus kwamen voor genezing. "... En Jezus zei tegen hen: Gelooft u dat Ik dat kan doen? Zij zeiden tegen Hem: Ja, Heere. Toen raakte Hij hun ogen aan en zei: het zal u gaan naar uw geloof. En hun ogen werden geopend..." (Matteüs 9:28-30, HSV2010) Ook hier blijkt geloof van zieken belangrijk te zijn: geloof in de goddelijke kracht van Jezus. Keer op keer lezen we dat Jezus tegen de mensen zegt dat ze door hun geloof in God waren genezen, waarbij Jezus als Tussenpersoon optrad. In Betsaïda genas Jezus een blinde, maar dat ging niet in één keer goed. "... Hij (=Jezus) deed wat speeksel op zijn ogen, legde hem de handen op en vroeg: 'Ziet u iets?' Hij begon weer te zien en zei: 'Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond'. Daarna legde hij weer zijn handen op de ogen van de blinde. Deze sperde zijn ogen open en genas; hij zag alles nu heel helder." (Marcus 8:23-25, NBV2004) Waarom moest Jezus hem tweemaal de handen opleggen; had het niet in één keer goed kunnen gaan? Het zal wel een oorzaak en een betekenis hebben gehad die de Bijbel niet vermeldt. Ook in geestelijk opzicht krijgen we niet in één keer alle inzicht in Gods bedoelingen; we krijgen vaak stapsgewijs meer visie op Jezus. Dan pas zien we alles wat meer in het juiste perspectief.
4.4.5. Jezus dreef demonen uit Bevrijding van bezetenen
Een aparte categorie wonderen van Jezus vormen de bevrijdingen van mensen die door demonen waren bezeten. We spreken over demonische bezetenheid als mensen geheel of gedeeltelijk wilsonbekwaam zijn vanwege een of meer demonen die in hen wonen en hun invloed uitoefenen in de bezeten persoon. "Bij het vallen van de avond brachten ze vele bezetenen bij hem. Met een enkel bevel dreef hij de geesten uit..." (Matteüs 8:16, NBV2004)
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 9 -
Herschepping 2.0
Veel Bijbellezers vragen zich af hoe het kwam dat Jezus zoveel bezeten personen tegenkwam. Kan het zijn omdat de satan extra actief was vanwege Jezus' aanwezigheid op aarde, om daarmee als het ware extra weerstand te bieden aan zijn invloed? Misschien, maar ik denk dat er in ieder geval ook iets anders aan de hand was. Jaren geleden was ik eens bij een samenkomst, waar Graham Powell uit Nieuw Zeeland sprak, een man met een bijzondere pastorale bediening voor mensen met demonische gebondenheden. Hij was nog maar net met zijn uiteenzetting begonnen of achter in de zaal ontstond een geweldig kabaal. Het was direct duidelijk dat demonen zich manifesteerden, die zich bewust waren van de geestelijke kracht van de spreker. Ik had nog nooit zoiets meegemaakt. Direct achter me zat een jonge vrouw die eerst een normaal uiterlijk had, maar even later op de grond lag te kronkelen, met een afschuwelijk verwrongen gezicht. Ook bij haar was kennelijk iets aan de hand. Al deze mensen zijn naderhand bevrijd. Toen begreep ik dat overal waar Jezus ooit verscheen, de demonen in bezeten mensen nerveus werden en zich gingen manifesteren. Zij wisten dat Jezus sterker was dan hun baas, de satan, want dat had Hij bewezen tijdens de verzoekingen in de woestijn. Ze erkenden Hem als hun meerdere in kracht, de Zoon van God nota bene en dus hadden ze alle reden om het benauwd te krijgen.
Legio demonen
Dat blijkt bijvoorbeeld uit de meest spectaculaire bevrijding die in de evangeliën is opgetekend, die van een bezeten man in het gebied van de Gadarenen, bij het meer van Galilea. De weerstand vanuit het rijk van de satan werd onderweg al merkbaar toen Jezus en zijn discipelen over het meer die kant op voeren: "Plotseling begon het meer enorm te kolken, zodat de boot bijna door de golven werd verzwolgen..." (Matteüs 8:24, NBV2004) Jezus bracht de storm tot bedaren zodat ze veilig aan de overkant kwamen. Daar ontmoetten ze een bezeten man, die we in dat opzicht gerust een 'zware jongen' mogen noemen: "Toen hij uit de boot gestapt was, kwam hem meteen vanuit de grafspelonken een man tegemoet die door een onreine geest bezeten was en in de spelonken woonde. Zelfs als hij vastgebonden was met een ketting kon niemand hem in bedwang houden... Toen hij Jezus in de verte zag, rende hij op hem af en viel voor hem neer..." (Marcus 5:2-6, NBV2004) Opmerkelijk hoe de bezeten man en/of de demonen die in hem woonden, direct reageerden op de aanwezigheid van de Zoon van de Allerhoogste. Jezus beval onmiddellijk dat de demonen hem zouden verlaten, met de woorden: "... Onreine geest, ga weg uit die man!" (Marcus 5:8, NBV2004) Jezus vroeg de demonische macht zich bekend te maken. "Jezus vroeg hem: ‘Wat is je naam?’ En hij antwoordde: ‘Legioen is mijn naam, want we zijn met velen.’" (Marcus 5:9, NBV2004) Vandaar dat de man zo'n extreem gedrag vertoonde: hij zat tjokvol met demonen die onmiddellijk begonnen te protesteren tegen hun uitwerping: "Wat hebben wij met jou te maken, Zoon van God? Ben je hier gekomen om ons pijn te doen nog voordat de tijd daarvoor is aangebroken?" (Matteüs 8:29, NBV2004) Demonen zijn zich duidelijk bewust van hun uiteindelijke plaats van bestemming en ze waren terecht bang dat Jezus hen daar op dat moment al heen zou sturen. Ze vertoeven het liefst als geestelijke parasieten in iemands lichaam. Jezus stond hen toe op hun verzoek in een kudde varkens te gaan. Soort zoekt soort! Vervolgens zetten ze de varkens aan tot collectieve zelfmoord (Matteüs 8:30-32) zoals ze wel vaker doen bij bezeten mensen. De varkens stortten met veel kabaal in de afgrond. Het moet vreselijk geweest zijn om te zien.
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 10 -
Herschepping 2.0
Bezeten jongen met zelfmoordneigingen
Een voorbeeld van het aanzetten tot zelfmoord zien we ook in het volgende Bijbelgedeelte, waarin een vader een bezeten jongen bij Jezus bracht. "... 'Meester, ik heb mijn zoon naar u gebracht omdat hij door een geest bezeten is en niet kan praten; steeds wanneer de geest hem overweldigt, gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf ... en hij (=de demonische geest) heeft hem zelfs vaak in het vuur gegooid en in het water met de bedoeling hem te doden' ... Ze brachten de jongen bij hem. Toen de geest hem zag, deed hij de jongen meteen stuiptrekken, en met het schuim op de lippen viel hij op de grond en rolde heen en weer ... Jezus ... sprak de onreine geest op strenge toon toe en zei: 'Geest die doof en stom maakt, ik gebied je: ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug'. Onder geschreeuw en met hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen bleef voor dood achter, zodat de mensen zeiden dat hij was gestorven. Maar Jezus pakte hem bij de hand om hem overeind te helpen en hij stond op." (Marcus 9:17-27, NBV2004) In dit voorbeeld zien we dat inwonende demonische geesten ook bepaalde ziekten kunnen veroorzaken. Sommige Bijbeluitleggers zijn van mening dat alle ziekten demonisch van aard zijn, maar dat geloof ik niet; anders zou Jezus bij elke zieke die Hij genas ook de demonen aanspreken.
Goddelijk gezag
Vooral door het uitdrijven van demonen bewees Jezus dat Hij de Zoon van God was, de beloofde Messias, en dat Hij dus met goddelijk gezag kon spreken: "Hij dreef ook veel demonen uit, die schreeuwden: 'Jij bent de Zoon van God'! Hij sprak hen bestraffend toe en verbood hun iets te zeggen; ze wisten immers dat hij de messias was." (Lucas 4:41, NBV2004) "(Jezus zei:) Maar als ik door de Geest van God demonen uitdrijf, dan is het Koninkrijk van God bij jullie gekomen." (Matteüs 12:28, NBV2004)
4.4.6. Jezus wekte doden op De Bijbel vermeldt drie voorvallen van dodenopwekkingen. Dat zijn in onze ogen de meest spectaculaire wonderen die Jezus heeft gedaan: de 12-jarige dochter van Jaïrus, leider van een synagoge (Lucas 8:49-56) een jongeman uit Naïn, de enige zoon van een weduwe (Lucas 7:11-17) Lazarus, een persoonlijke vriend van Jezus (Johannes 11:1-44) Deze drie geschiedenissen zijn behoorlijk verschillend.
Dochter van Jaïrus
Jaïrus was de leider van een synagoge. Zijn 12-jarige dochter lag op sterven en hij vroeg Jezus of Hij iets voor haar kon doen. Jezus werd een poosje opgehouden door een zieke vrouw die genezing zocht en kort daarna kwam iemand Jaïrus melden dat zijn dochter gestorven was. "...Uw dochter is gestorven. Val de meester niet langer lastig." (Lucas 8:49, NBV2004) Jezus haakte hier direct op in en zei tegen Jaïrus: "Wees niet bang! Blijf geloven, want het meisje zal weer gezond worden." (Lucas 8:50, HB2008) Dat moet wel een erg zware opgave voor de bedroefde vader zijn geweest. Bij wonderen van Jezus werden de betrokken mensen wel vaker op de proef gesteld. Altijd riep Hij mensen op om te geloven in de kracht van God om wonderen te doen en om in Hem te geloven als de gezondene van God. Door deze extra 'moeilijkheid' zou het wonder een grotere impact hebben op Jaïrus' leven. Het ging
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 11 -
Herschepping 2.0
Jezus natuurlijk vooral op het effect van het wonder in de harten van de betrokken mensen. Eindelijk ging Jezus dan met Jaïrus mee naar de kamer waar het meisje lag opgebaard. "Hij (=Jezus) nam haar hand vast en zei met luide stem: ‘Meisje, sta op!’ Haar levensadem keerde terug en ze stond meteen op. Hij gaf opdracht haar iets te eten te geven." (Lucas 8:54-55, NBV2004) Dat was een verbijsterend wonder en het hele verhaal eromheen maakt het tot iets heel bijzonders. Jezus had bovendien oog voor details. Het meisje had waarschijnlijk een tijd geleden pas voor het laatst gegeten. Ze was wel weer tot leven gekomen, maar het was belangrijk dat ze weer zou aansterken.
Jongen uit Naïn
Deze dodenopwekking vond plaats onder het toeziend oog van een grote menigte mensen. "Niet lang daarna ging Jezus naar een stad die Naïn heet, en zijn leerlingen en een grote menigte gingen met hem mee. Toen hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen, de enige zoon van een weduwe. Een groot aantal mensen vergezelde haar. Toen de Heer haar zag, werd hij door medelijden bewogen en zei tegen haar: ‘Weeklaag niet meer.’" (Lucas 7:11-13, NBV2004) Ook hier zien we een uitdaging tot een geloofskeuze: Weeklaag niet meer. Dat was de opdracht voor de bedroefde moeder. Door te stoppen met weeklagen en in geloof naar Jezus op te zien zette zij als het ware het wonder van God in werking. "Hij (=Jezus) kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan – de dragers bleven stilstaan – en zei: ‘Jongeman, ik zeg je: sta op!’ De dode richtte zich op en begon te spreken, en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder." (Lucas 7:14-15, NBV2004) Het effect van dit wonder op de menigte was enorm. De mensen waren ooggetuigen van God kracht. Ze zouden het nooit meer vergeten. "Allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan,’ en: ‘God heeft zich om zijn volk bekommerd!’ Het nieuws over hem verspreidde zich in heel Judea en in de wijde omtrek." (Lucas 7:16-17, NBV2004)
Lazarus
Vooral de opwekking van Lazarus is uitvoerig beschreven. Kort na de begrafenis kwam Jezus bij de beide zusters van Lazarus, Marta en Maria. Hij had een boeiend gesprek met Marta, waarin Hij haar uitdaagde om in Hem te blijven geloven, zelfs nu haar broer was overleden: "Jezus zei: Je broer zal uit de dood opstaan. 'Ja', zei Marta, 'ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan'. Maar Jezus zei: Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat'? 'Ja Heer', zei ze 'ik geloof dat u de messias bent, de Zoon van God, die naar de wereld zou komen'." (Johannes 11:23-27, NBV2004) De opwekking van Lazarus is een illustratie van het eeuwige leven dat Jezus wil geven aan ieder die zijn vertrouwen op Hem stelt. Door deze opwekking bewees Jezus dat Hij macht had over leven en dood en dat zijn woorden over het eeuwige leven betrouwbaar en volkomen geloofwaardig waren. Bij het graf aangekomen liet Jezus de steen van de grafspelonk wegrollen. Hij bad tot God en ... "Daarna riep hij: 'Lazarus, kom naar buiten'! De dode kwam tevoorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: 'Maak de doeken los, en laat hem gaan'." (Johannes 11:43-44, NBV2004) Deze details zijn een illustratie van een geestelijke waarheid. Zodra iemand tot geloof komt, waarbij hij nieuw leven ontvangt, zit hij vaak nog gebonden aan de grafdoeken die bij zijn dode toestand
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 12 -
Herschepping 2.0
horen. Die grafdoeken belemmeren hem nog in zijn bewegingsvrijheid. Naarmate die overblijfsels van het oude leven (zondige gedragspatronen en gewoonten) worden verwijderd, komt zijn leven meer in de volle vrijheid van God...
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 13 -
Herschepping 2.0
Hoofdstuk 4.4. Wonderen van Jezus - 14 -
Herschepping 2.0
4.5. Lijden van Jezus Dit is een serie gedetailleerde Bijbelstudies, samengesteld uit alles wat in de vier evangeliën verteld wordt over het lijden van Jezus gedurende zijn laatste dagen voor zijn kruisiging. 4.5.1. Zalving en verraad 4.5.2. Laatste Pesachmaal 4.5.3. Getsemane 4.5.4. Gevangenneming van Jezus 4.5.5. Verhoor van Jezus 4.5.6. Petrus en Judas 4.5.7. Rechtszaak tegen Jezus 4.5.8. Jezus veroordeeld
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 1 -
Herschepping 2.0
4.5.1. Zalving en verraad Jezus had er de laatste tijd duidelijk over gesproken dat Hij aan de vooravond stond van zijn lijden en sterven, maar het leek wel of zijn discipelen die gedachte diep weggestopt hadden. Ze konden het wellicht ook niet plaatsen omdat ze ervan uitgingen dat Jezus als Messias op de aarde was gekomen om zijn koningschap te vestigen, waar de profeten over geprofeteerd hadden.
Zalving door Maria
Van alle mensen die rondom Jezus stonden was er slechts één persoon die voorbereid was op het lijden en sterven van Jezus. Het was Maria, de zus van Lazarus en Marta (Johannes 12:1-3) die met een grote verrassing bij Jezus aankwam. Misschien had zij een voorgevoel van de aanstaande gebeurtenissen. In ieder geval bleek achteraf dat de timing perfect was. "Toen Jezus in Bethanië was, in het huis van Simon, de melaatse, kwam er een vrouw naar Hem toe die een albasten fles met zeer kostbare zalf had; en zij goot die uit op Zijn hoofd terwijl Hij aanlag." (Matteüs 26:6-7, HSV2010) Het was een uiting van buitengewoon diepgaande, liefdevolle toewijding aan Jezus. Het was de allerhoogste daad van eerbetoon die Jezus tijdens zijn leven op aarde ooit van iemand had ontvangen. Het geschenk moet een vermogen gekost hebben, mogelijk al haar geld dat ze gespaard had voor haar eventuele huwelijk, zoals sommige Bijbeluitleggers aangeven. Jezus was haar ALLES waard, ze had het er voor over om ALLES aan Hem te geven en ... ze deed het ook!
Reactie van de discipelen
De discipelen vonden het maar niets wat ze deed: zo'n rare emotionele happening. Echt iets voor een vrouw. Judas, de penningmeester van het Jezus-team, had meteen zijn reactie klaar: "Judas Iskariot, een van de leerlingen, degene die hem zou uitleveren, vroeg: 'Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?' Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit." (Johannes 12:4-6, NBV2004) Judas beschouwde zichzelf waarschijnlijk als de eerste 'arme' die daarvoor in aanmerking kwam. In de andere evangeliën lezen we dat de andere discipelen er net zo over dachten. Ook zij waren kostenbewust en waren voorstanders van een verstandig financieel beleid. Ze waren jarenlang trouwe volgelingen van de Heer geweest, maar ... hadden zij die houding van aanbidding voor Jezus? Wat was Jezus hen waard? Hun reacties spraken boekdelen.
Reactie van Jezus
Maar Jezus was verrukt over wat Maria voor Hem gedaan had. "Jezus merkte het en vroeg hun: 'Waarom vallen jullie die vrouw lastig? Het is goed wat ze voor mij gedaan heeft. Arme mensen zul je altijd wel bij je hebben, maar mij heb je niet altijd! Met het uitgieten van deze balsemolie over mijn lichaam heeft zij mijn begrafenis voorbereid. (Matteüs 26:10-12, GNB1995) Wat zullen de discipelen hebben opgekeken van Jezus' reactie. Vooral omdat Hij het had over zijn begrafenis. Wat vreemd allemaal. Korte tijd later, als Jezus aan het kruis zou hangen, zou Hij deze geur nog steeds ruiken, de geur van de oprechte aanbidding van een vrouw die Hem op een onbaatzuchtige manier had liefgehad. Jezus gaf haar tenslotte nog een heel groot compliment: "Ik verzeker jullie: waar ook ter wereld het goede nieuws verkondigd zal worden, zal ter herinnering aan haar verteld worden wat zij heeft gedaan." (Matteüs: 26:13, NBV2004) Dit is overduidelijk uitgekomen, want iedere nieuwtestamentische gelovige heeft in de Bijbel over haar gelezen en kan het zien als een voorbeeld van ware aanbidding... Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 2 -
Herschepping 2.0
Verraad van Judas
Dit voorval van de zalving van Jezus deed wellicht de deur dicht voor Judas. Nu wist hij zeker dat hij al die jaren Jezus voor niets was gevolgd. Als Jezus inderdaad zou sterven, zoals Hij gezegd had, dan kon hij wel fluiten naar zijn mooie positie in het zogenaamde nieuwe Koninkrijk. Als Jezus zou sterven, zou blijken dat zijn zogenaamde Koninkrijk niet meer was dan een illusie. Judas was zwaar teleurgesteld. Judas had Jezus afgewezen, met als gevolg dat hij ervoor openstond om als een werktuig van de satan gebruikt te worden. De satan begon Judas meteen op een boosaardig idee te brengen: "... De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet Jezus te verraden." (Johannes 13:2, NBV2004) Judas besloot dus om Jezus aan te brengen bij de joodse leiders. Hij zou daar vast voor beloond worden en zo zou hij toch nog wat geld kunnen overhouden aan zijn jarenlange verbintenis met Jezus. "Toen ging een van de twaalf, die Judas Iskariot heette, naar de hogepriesters en zei: 'Wat wilt u me geven, als ik Hem aan u overlever?' Ze telden dertig zilverstukken voor hem uit." (Matteüs 26:14-5, WV1995) Het bedrag dat Judas kreeg was het standaardbedrag voor een gemiddelde slaaf in die dagen. Voor Maria was Jezus alles waard, voor Judas bijna niets: niet meer dan de eerste de beste slaaf, de minst aanzienlijke van alle mensen. Twee mensen die Jezus hebben leren kennen, twee volkomen tegengestelde reacties. "Vanaf toen zocht hij (=Judas) een gunstig moment om Hem over te leveren." (Matteüs 26:16, WV1995) Dat moment zou niet lang op zich laten wachten...
4.5.2. Laatste Pesachmaal Voorbereidingen
Jezus wilde evenals de afgelopen jaren het Pesachmaal in Jeruzalem vieren, samen met zijn discipelen. Hij wist dat het de laatste keer zou zijn en zag met heel zijn hart naar deze gebeurtenis uit. Hij stuurde enkele discipelen (Petrus en Johannes, zie Lucas 22:8) erop uit om een zaaltje te reserveren, inkopen te doen en alles klaar te zetten. Jezus gaf hen de volgende instructies: "... 'Let op, wanneer jullie de stad in gegaan zijn, zal jullie een man tegemoet komen die een kruik water draagt. Volg hem naar het huis waar hij binnengaat, en zeg tegen de heer van dat huis: 'De meester vraagt u: 'Waar is het gastenvertrek waar ik met mijn leerlingen het pesachmaal kan eten?'' Hij zal jullie een grote bovenzaal wijzen die al is ingericht; maak het daar klaar.'" (Lucas 22:10-12, NBV2004) Deze instructies waren zodanig dat de andere discipelen daar niet uit konden opmaken waar het Pesachmaal precies gehouden zou worden. Normaal waren het alleen vrouwen die met een kruik op hun hoofd liepen, dus een man met kruik zou direct opvallen. Deed Jezus dit om te voorkomen dat Judas de plaats anders zou verraden aan de joodse leiders? Hij wist immers allang van zijn verradersplannen.
Voetwassing
Jezus en zijn discipelen kwamen op de plaats van bestemming aan en beklommen de stenen trappen naar het bovenzaaltje. Daar aangekomen namen ze allemaal plaats op de ligbanken rondom de tafel in het midden. Jezus keek de kring rond en ging staan. Iedereen kon zien dat Hij iets belangrijks ging zeggen of doen. "Jezus wist dat de Vader hem alle macht had gegeven; hij wist dat hij van God was gekomen en naar God zou teruggaan. Hij stond van tafel op..." (Johannes 13:3-4, GNB1994) Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 3 -
Herschepping 2.0
In de beschrijving van de evangelist Johannes lezen we tussen de regels door iets van het buitengewoon gewichtige van het moment. Zoals Jezus daar stond had Hij iets ongewoon krachtigs, er straalde een goddelijk gezag van Hem af. Het was een gewichtig moment. Maar in plaats dat Jezus een toespraak ging houden over aanstaande koningschap deed Hij iets heel merkwaardigs. "... Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek die hij omgeslagen had." (Johannes 13:4-5, NBV2004) Deze gebeurtenis moet wel heel erg belangrijk zijn geweest voor Jezus. Het was immers het laatste wat Hij deed voor zijn discipelen voordat zijn uiteindelijke lijdenstijd zou beginnen. Zoiets heeft betekenis. Jezus legde zelf uit waarom Hij dit had gedaan: "Als ik, jullie Heer en meester, je voeten heb gewassen, moeten jullie ook elkaars voeten wassen. Want ik heb jullie een voorbeeld gegeven: wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie net zo doen. Geloof mij: een knecht staat niet boven zijn heer; een afgezant niet boven degene die hem gestuurd heeft. Gelukkig ben je als je dat begrijpt en er ook naar handelt." (Johannes 13:14-17, GNB1994) Nederigheid en bereidwilligheid om de ander te dienen, dat zijn belangrijke pijlers van het echte christelijke leven. "Hij had de gestalte van God, maar heeft zich niet willen vastklampen aan zijn gelijkheid met God. Hij heeft zijn grootheid opgegeven door de gestalte van een slaaf te aanvaarden en aan mensen gelijk te worden. Hij leefde als een mens en hij vernederde zich door gehoorzaam te worden tot in de dood, de dood aan een kruis." (Filippenzen 3:6-8, GNB1994) Misschien was dit wel het belangrijkste voorbeeld dat Jezus ons heeft nagelaten. Tussen haakjes: Jezus waste ook de voeten van Judas, zijn verrader. Met even veel liefde als die van de anderen...
Verraad voorzegd
Ongeveer bij het begin van de viering van het Pesachmaal vertelde Jezus zijn discipelen dat een van hen Hem zou verraden en uitleveren. Die mededeling sloeg in als een bom. "Dit bedroefde hen zeer, en de een na de ander vroegen ze hem: 'Ik toch niet, Heer?'" (Matteüs 26:22, NBV2004) Iedereen wist dat de joodse leiders erop uit waren om Jezus gevangen te nemen en Hem om te brengen. De discipelen wisten dus heel goed wat het effect zou zijn wanneer Jezus zou worden verraden. Behalve Judas had geen van hen enig idee wie van hen de verrader zou zijn. Misschien waren ze allemaal bang dat ze het zelf zouden doen als ze onder druk zouden worden gezet... Jezus ging verder en vertelde dat over zijn uitlevering al eeuwen geleden was geprofeteerd. "... Hij die samen met mij zijn brood in de kom doopte, die zal mij uitleveren. De Mensenzoon zal heengaan zoals over hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt: het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was. (Matteüs 26:23-24, NBV2004) "Zelfs mijn beste vriend, die mijn vertrouwen had en met mij het brood deelde, zelfs hij heeft zich tegen mij gekeerd." (Psalm 41:10, GNB1994) Judas had er natuurlijk alle belang bij dat de anderen er nog niet achter zouden komen dat hij het was. Dus deed hij net of hij van niets wist: "Toen zei Judas, die hem zou uitleveren: 'Ik ben het toch niet, rabbi?' Jezus antwoordde: 'Jij zegt het.'" (Matteüs 26:25, NBV2004)
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 4 -
Herschepping 2.0
Judas wist nu dat Jezus al lang op de hoogte was. Waarom deed Jezus dan nog steeds zo vriendelijk tegenover hem? Waarom had Hij met liefde zijn voeten gewassen? Die liefde moet hem heel veel pijn hebben gedaan. Johannes, met wie Jezus een speciale band had en die naast Jezus zat, vroeg Jezus of Hij hem wilde vertellen wie hem zou verraden en uitleveren. "Hij boog zich dicht naar Jezus toe en vroeg: 'Wie, Heer?' 'Degene aan wie ik het stuk brood geef dat ik nu in de schaal doop,' zei Jezus. Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. Op dat moment nam de duivel bezit van Judas. Jezus zei: 'Doe maar meteen wat je van plan bent.' Niemand aan tafel begreep waarom hij dit zei; omdat Judas de kas beheerde, dachten sommigen dat Jezus bedoelde dat hij inkopen voor het feest moest doen, of dat hij iets aan de armen moest geven." (Johannes 13:25-29, NBV2004) Jezus wilde Judas niet ter plekke ontmaskeren omdat dan het hele Pesachmaal stuk zou zijn; er zou ongetwijfeld ook een gevecht zijn uitgebroken en Judas zou er ongenadig van langs krijgen van de anderen. Jezus wist dat dit een onderdeel van Gods plan was. Judas was volledig verantwoordelijk voor wat hij deed; hij was geen marionet in een macaber spel van God die een verrader nodig had voor zijn plannen. Hij had zich tegen Jezus gekeerd en een pact gesloten met de duivel. God gaf zijn tegenstander de ruimte om dat plan uit te voeren en zou het gebruiken om zijn glorie te tonen aan de mensheid... "Judas nam het brood aan en ging meteen weg. Het was nacht." (Johannes 13:30, NBV2004) Op een dramatische manier kwam er een einde aan Judas' discipelschap. Hij verdween in de nacht en werd opgeslokt door een duisternis die donkerder was dan de donkerste nacht...
Pesachmaal
Na het gesprek over de uitlevering van Jezus was de stemming ongetwijfeld bedrukt. Jezus wist dat dit het laatste vredige samenzijn zou zijn met zijn discipelen voor zijn gevangenneming, maar zij waren verward en wisten niet wat ze van de hele situatie moesten denken. De toespelingen van Jezus op zijn sterven waren nu toch wel heel indringend geworden. Nu begon de viering van het Pesachmaal. En nog nadrukkelijker noemde Jezus zijn aanstaande lijden en sterven. "Hij zei tegen hen: 'Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt. Want ik zeg jullie: ik zal geen pesachmaal meer eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het Koninkrijk van God.'" (Lucas 22:15-16, NBV2004) Bij de jaarlijkse Pesachviering wordt tot op vandaag de bevrijding van het volk Israël uit Egypte herdacht. Destijds werd er een lam geslacht, waarvan het bloed aan de deurposten werd aangebracht, zodat de doodsengel niemand doodde, terwijl bij de Egyptenaren de oudste zoon stierf. Na deze tiende en laatste plaag liet de farao van Egypte het volk Israël uit zijn land wegtrekken. En zo werd Israël een zelfstandig volk, op weg naar het land waar ze zich zouden vestigen. In Exodus 12 kunnen we lezen over de instelling van het Pesachmaal. Er is een direct verband te leggen tussen het lam dat daarbij geslacht werd en Jezus, van wie het Pesachlam een voorafbeelding was. Ook de Seidermaaltijd, die de joden tegenwoordig nog gebruiken bij die gelegenheid, zit vol symboliek met betrekking tot de uittocht uit Egypte. Omdat we in dit hoofdstuk de nadruk leggen op de persoon van Jezus, laten we die details achterwege.
Instelling Heilig Avondmaal
Het laatste Pesachmaal van Jezus met zijn discipelen was tegelijk het eerste nieuwtestamentische Heilig Avondmaal, dat door christenen door de hele wereld wordt gevierd. In de rooms-katholieke kerk wordt het 'eucharistie' genoemd.
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 5 -
Herschepping 2.0
De belangrijkste twee elementen van het Heilig Avondmaal (dat zijn oorsprong heeft in het Pesachmaal) die voor nieuwtestamentische gelovigen grote betekenis hebben zijn brood en wijn. "En hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: 'Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.' Ook nam Hij een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun die met de woorden: 'Drink er allen uit, want dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden." (Matteüs 26:26-28, NBV2004) Jezus sprak hier voor het eerst rechtstreeks over het Nieuwe Verbond, dat gaat over de relatie tussen God en de nieuwtestamentische gelovigen. Zie ook onderwerp ' Heilig Avondmaal' in hoofdstuk 'Gemeente'.
Gesprekken over het leiderschap
Bij het Pesachmaal ontstond er een heftige discussie onder de discipelen wie van hen de belangrijkste was. Toen Jezus hun voeten had gewassen had Hij gezegd: "...Wat ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen'." (Johannes 13:7, NBV2004) Inderdaad, ze hadden er niets van begrepen. Terwijl Jezus hen probeerde duidelijk te maken dat nederigheid een van de belangrijkste kenmerken is voor een geestelijk leider, gingen zijn precies het tegenovergestelde doen. Jezus hoorde hen een poosje aan en zei toen: "... Vorsten oefenen heerschappij uit over de aan hen onderworpen volken, en wie macht heeft laat zich weldoener noemen. Laat dat bij jullie niet zo zijn! De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar." (Lucas 22:25-26, NBV2004) Door de eeuwen heen zijn er geestelijke leiders geweest die zich stelden boven andere gelovigen. We denken dan aan de geestelijkheid die zichzelf veel wereldlijke macht toe-eigende en kolossale kathedralen liet bouwen om indruk te maken. Ze droegen indrukwekkende kleding om hun eerbiedwaardige status te benadrukken. De pausen verklaarden zichzelf onfeilbaar en lieten zich 'heilige Vader' noemen, terwijl Jezus dit letterlijk had verboden (Matteüs 23:9). Protestanten hebben zich hier altijd aan geërgerd, maar zelf maken ze het net zo bont. Veel van hun voorgangers noemen zich 'dominee' waarmee ze zichzelf dezelfde titel geven als Jezus: Heer ('kurios' in het Grieks, 'dominus' in het Latijn). Hoe kunnen ze het bedenken? Niettemin herhaalde Jezus dat Hij hen, de discipelen dus, zag als de toekomstige leiders binnen zijn Koninkrijk: "Jullie zijn in al mijn beproevingen steeds bij mij gebleven. Ik bestem jullie voor het koningschap zoals mijn Vader mij voor het koningschap bestemd heeft: jullie zullen in mijn koninkrijk eten en drinken aan mijn tafel, en zetelen op een troon om recht te spreken over de twaalf stammen van Israël." (Lucas 22:28-30, NBV2004) Het lijden en sterven van Jezus, waarbij Hij zijn lichaam gaf (gesymboliseerd door avondmaalsbrood) en zijn bloed liet vloeien (gesymboliseerd door avondmaalswijn) om geestelijk leven te kunnen geven aan ieder die zich als gelovige aan Hem zou toewijden. Jezus had al eerder hierop gezinspeeld toen Hij zei: "Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam... Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven ..." (Johannes 6:51,54, NBV2004)
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 6 -
Herschepping 2.0
Verloochening voorzegd
Ongetwijfeld had Petrus zojuist het hoogste woord gevoerd om iedereen te vertellen dat hijzelf de hoogste plaats zou innemen. Jezus sprak daarom hem speciaal aan: "Simon, Simon, weet dat Satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven. Maar ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken. En als jij eenmaal tot inkeer bent gekomen, moet jij je broeders sterken.'" (Lucas 22:31-32, NBV2004) Het zeven is bedoeld om het goede koren en het onbruikbare kaf van elkaar te scheiden. Het is een soort schiftingsproces dat plaats vindt in de vorm van beproevingen. De satan gebruikt zulke beproevingen om gelovigen te vernietigen; God gebruikt het zelfde schiftingsproces om gelovigen te versterken door hen kracht te geven. Jezus probeerde Petrus duidelijk te maken dat hij nooit een bruikbare leider in Gods Koninkrijk kon worden op grond van zijn eigen vermeende belangrijkheid. Hij zou pas de Rotsman Petrus kunnen worden als hij van binnenuit veranderd zou worden. Jezus zei het allemaal zo geduldig en liefdevol. Maar Petrus was alleen vol van zichzelf en pochte over zijn onuitblusbare trouw en toewijding voor zijn Meester: "Simon antwoordde: 'Heer, ik ben zelfs bereid om met u de gevangenis in te gaan en te sterven.' " (Lucas 22:33, NBV2004) Onderweg naar Getsemane zou hij beweren dat niemand van de discipelen zo trouw was als hij en dat hij meer om Jezus gaf dan de anderen. "Maar Jezus zei: 'Ik zeg je, Petrus, deze nacht zal de haan niet kraaien voordat je driemaal geloochend hebt dat je mij kent.'" (Lucas 22:34, NBV2004)
4.5.3. Getsemane Onderweg naar Getsemane
Na het laatste Pesachmaal gingen Jezus en zijn discipelen naar een olijfgaard even buiten Jeruzalem aan de overkant van het Kidrondal, tegen de helling van de Olijfberg. Jezus was daar vaker met zijn discipelen geweest (Johannes 18:1-2). Het was misschien wel een vaste gewoonte geworden om elk jaar na het Pesachmaal met elkaar die plek te bezoeken. In het evangelie van Johannes lezen we dat Jezus onderweg nog een aantal onderwerpen met zijn discipelen besprak. Omdat dit de laatste gelegenheid was voor zijn sterven, moeten dit heel belangrijke onderwerpen zijn die fundamenteel zijn voor het nieuwtestamentische geloofsleven. Deze onderwerpen komen op verschillende plaatsen in 'Herschepping' aan de orde. In dit hoofdstuk staan vooral de gebeurtenissen centraal. Een korte samenvatting van de onderwerpen waarover Jezus sprak met betrekking tot zijn vertrek uit de materiële wereld: Jezus keert terug naar God de Vader in de hemel en Hij zal eenmaal zal terugkomen (Johannes 14:4-14; 14:27-31; 16:16-22). Jezus zal in de hemel plaatsen klaarmaken voor gelovigen die voor die tijd komen te overlijden (Johannes 14:1-3). Kort na zijn vertrek zal Jezus de Heilige Geest zenden, die in zijn plaats de gelovigen zal bijstaan (Johannes 14:15-20; 14:25-26; 15:26-27; 16:5-15). Overige gespreksonderwerpen: Gehoorzaamheid aan God, zegenende liefde en geestelijk vruchtdragen (Johannes 14:21-24; 15:1-17) Toekomstige geloofsvervolging (Johannes 15:18-25; 16:1-4; 16:29-33) Gebedsverhoring (Johannes 14:12-14; 16:23-28) Tenslotte bad Jezus voor zijn discipelen die Hij later als apostelen zou uitzenden. Dit gebed staat bekend als het hogepriesterlijk gebed (Johannes 17). Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 7 -
Herschepping 2.0
Met Jezus waken in Getsemane
Tegen acht van zijn discipelen zei Hij op een bepaald moment: "... Blijven jullie hier zitten, ik ga daar bidden ..." (Matteüs 26:37, NBV2004) Jezus had met drie van zijn discipelen (Petrus, Johannes en Jakobus) een sterkere vriendenband dan met de anderen. Daarom vertelde Hij alleen aan hen hoe angstig Hij zich van binnen voelde en vroeg Hij hen om met Hem te waken als een vriendendienst ter ondersteuning: "... Ik voel me dodelijk bedroefd. Blijf hier met mij waken ..." (Matteüs 26:38, NBV2004) Helaas was dit te veel gevraagd. Nadat Jezus enige tijd met zijn Vader had gesproken, constateerde Hij dat ze gewoon lagen te slapen. "Hij zei tegen Petrus: 'Konden jullie niet eens één uur met mij waken'?" (Matteüs 26:40, NBV2004) Jezus sprak Petrus aan, die zichzelf al eerder had uitgeroepen tot groepsleider en die beweerd had dat hij meer voor Jezus over had dan alle anderen. Ook raadde Jezus hen aan om God om hulp te bidden zodat ze niet zouden worden overweldigd door de beproeving die ze die nacht nog zouden meemaken bij zijn gevangenneming. Jezus dacht daarbij meer aan hun lijden dan aan wat Hem zelf te wachten stond. Wat een contrast tussen Jezus en discipelen nu het spannend begon te worden: 1. De DISCIPELEN waren verward en alleen met zichzelf bezig. 2. JEZUS had alle reden om doodsbang te zijn (en Hij was het ook!) maar dacht wel in de eerste plaats aan zijn vrienden. Tegelijk maakt dit voorval duidelijk hoezeer Jezus alleen stond in zijn strijd en hoe weinig Hij van zelfs zijn naaste vrienden kon verwachten. Jezus tegen hen: "Waak en bid opdat u niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak." (Matteüs 26:41, HSV2010) Deze keer kreeg de opdracht om te waken een andere betekenis dan de eerste keer. Nu betekende het: wees alert want er breken straks moeilijke uren aan waarin jullie een heftige beproeving zullen meemaken en dan is de verleiding groot om vanuit het vlees, dus verkeerd te reageren. Diep in je hart kun je soms goede voornemens hebben, maar je eigen menselijke kracht schiet tekort als het er werkelijk op aan komt. Er is meer nodig om stand te houden ook als je beproefd wordt, maar dat zouden de discipelen na Pinksteren pas echt begrijpen.
Worsteling
Als Gods Zoon wist Jezus dat Hij door dit lijden heen moest om zijn belangrijkste missie uit te voeren. Als Mensenzoon had Hij te worstelen met de angst die Hij had voor het maximaal denkbare lijden dat een mens ooit zou meemaken. "En hij liep bij hen weg, tot ongeveer een steenworp ver, en knielde daar neer om te bidden. Hij bad: Vader, als u het wilt, neem dan deze beker van mij weg. Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren." (Lucas 22:41-42, NBV2004) Die beker van God was niet in de eerste plaats de pijn die Jezus zou moeten lijden. Ook niet de afwijzing door de mensen en de vernederingen die zou ondergaan. Het was vooral de beker van Gods toorn vanwege de zonden van de hele mensheid van alle tijden, het feit dat de Vader Hem zou verlaten en onbeschermd blootstellen aan de machten van de duisternis. Het was de ultieme vloek van uit de geestelijke wereld die Jezus vreesde. Wat dat allemaal betekende is voor geen mens te bevatten. We zullen de diepte hiervan nooit kunnen peilen. Ondanks zijn doodsangst was Jezus bereid zichzelf als een offer aan zijn Vader te geven (Efeziërs 5:12). Dat was een keus, een daad van volkomen overgave en loyaliteit. Dat ging niet vanzelf, want Jezus maakte een enorme zielenstrijd mee. Jezus deed een beroep op Gods almacht en creativiteit om Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 8 -
Herschepping 2.0
met een alternatief plan te komen, maar dat was er niet. Uiteindelijk gaf Jezus zichzelf over aan de Vader en sprak die bekende woorden die hierboven zijn aangehaald. Dat waren geen woorden van slappe lijdelijkheid, zo van "vooruit dan maar, tegen U kan ik toch niet op," maar woorden van grote kracht en zelfoverwinning. Jezus waakte en bad en ... Hij overwon de beproeving... De worsteling van Jezus was intens. Hij was immers mens geworden en kende de gevoelens van angst, dreigende wanhoop en pijn evengoed als jij en ik. Het werd zo erg dat de Vader zelfs een engel stuurde om Hem te ondersteunen. "Uit de hemel verscheen een engel om hem kracht te geven. Hij werd overvallen door doodsangst, maar bleef bidden; zijn zweet viel in grote druppels als bloed op de grond." (Lucas 22:43-44, NBV2004)
Overgave
Voor ons als gelovigen is het heel bemoedigend om te lezen hoezeer Jezus heeft geworsteld met de overgave van zijn wil. Daarin is Hij naast ons komen staan, die het daar ook zo moeilijk mee kunnen hebben. Jezus heeft eerst zichzelf overwonnen en Hij staat vandaag naast jou en mij te helpen om tot de overgave van onze wil te komen! Jezus' overgave aan Gods wil tijdens deze gebedsworsteling was de beslissende stap in de hoofdbediening van Jezus, die nu begonnen was. Dit geldt ook voor gelovigen van vandaag die een moeilijke beproeving in hun leven meemaken. "Tijdens zijn aardse leven heeft hij (=Jezus) God, die hem van de dood kon redden, gebeden en gesmeekt onder luid geroep en geween. En hij werd verhoord om zijn nederige overgave aan God. Ofschoon hij de Zoon van God was, heeft hij door alles wat hij geleden heeft, gehoorzaamheid geleerd." (Hebreeën 5:7-8, GNB1996) De verhoring was niet dat het lijden van Jezus zou worden weggenomen, maar wel dat Hij de kracht kreeg om het overwinnend te doorstaan. Na afloop kwam Jezus weer bij zijn discipelen. Ze lagen nog steeds te slapen. Toen Jezus hen wakker schudde en zijn vrienden Hem met lodderige ogen aankeken zei Hij: "Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten? En dat terwijl het ogenblik nabij is dat de Mensenzoon wordt overgeleverd aan zondaars. Sta op, laten we gaan; kijk, hij die mij uitlevert, is al vlakbij'" (Matteüs 26:45-46, NBV2004)
4.5.4. Gevangenneming van Jezus Arrestatieteam
Daar kwam het arrestatieteam aan. Het was geen geordende Romeinse legereenheid. De ploeg was opgetrommeld door de hogepriester: een bonte bende, gewapend met zwaarden en knuppels (Matteüs 26:47). Judas liep voorop. Hij wist zeker dat hij Jezus hier in de olijfgaard Getsemane zou treffen. "Judas ging ernaartoe, samen met een cohort soldaten en dienaren van de hogepriesters en de Farizeeën. Ze waren gewapend en droegen fakkels en lantaarns." (Johannes 18:3, NBV2004) Jezus was niet verbaasd, want Hij wist dat dit zou gebeuren. Judas had met het arrestatieteam afgesproken dat hij Jezus zou begroeten met een kus, en Hem moesten ze grijpen. "Hij liep recht op Jezus af, zei: 'Gegroet, rabbi'! en kuste hem." (Matteüs 26:49, NBV2004) "Maar Jezus zei tegen hem: 'Judas, lever je de Mensenzoon uit met een kus'?" (Lucas 22:48, NBV2004) Voor alle duidelijkheid: Jezus WERD niet gevangen genomen, Hij GAF zichzelf over om gevangen genomen te worden. Dit blijkt vooral uit het volgende:
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 9 -
Herschepping 2.0
"... Hij liep naar hen toe en vroeg: 'Wie zoeken jullie'? Ze antwoordden: 'Jezus uit Nazaret'. 'Ik ben het', zei Jezus, terwijl Judas, zijn verrader, erbij stond. Toen hij zei: 'Ik ben het', deinsden ze achteruit en vielen op de grond. Weer vroeg Jezus: 'Wie zoeken jullie'? en weer zeiden ze: 'Jezus uit Nazaret'. 'Ik heb jullie al gezegd: "Ik ben het,'' ' zei Jezus. 'Als jullie mij zoeken, laat deze mensen dan gaan'." (Johannes 18:4-8, NBV2004)
Petrus in actie
Op dat moment kwam Petrus in actie om zijn Meester te verdedigen. Hij en de andere discipelen vroegen Hem: "Heer, zullen we er met het zwaard op los slaan?" (Lucas 22:49, NBV2004) Tsakka! Zonder het antwoord van Jezus af te wachten (geen tijd) begon Petrus te meppen: "Toen trok Simon Petrus zijn zwaard; hij trof de knecht van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af. Malchus heette de man." (Johannes 18:10, GNB1994) Jammer, alleen zijn oor geraakt! Petrus had hem natuurlijk de hersens willen inslaan, om daarmee te bewijzen dat hij meer van Jezus hield dan de anderen... Jezus raakte het oor van de man aan en genas hem (Lucas 23:51). Jezus was gekomen om zelf te lijden. Hij wilde niet dat anderen eronder zouden lijden. Zo is Jezus. "Maar Jezus zei tegen Petrus: 'Steek je zwaard in de schede. Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken'?" (Johannes 18:11, NBV2004) Misschien moest Petrus terugdenken aan die keer toen Jezus voor het eerst vertelde dat Hij zou moeten lijden en sterven. Petrus had toen zelfs het lef gehad om zijn Meester daarvoor op het matje te roepen. "Petrus nam hem terzijde en begon hem fel terecht te wijzen: 'God verhoede het, Heer! Dat zal u zeker niet gebeuren!'" (Matteüs 16:22, NBV2004) Petrus had het ook nu goed bedoeld, maar was weer te impulsief geweest. Uit impulsieve handelingen komt zelden iets goeds voort. Petrus moest leren eerst naar Jezus te luisteren en dan pas in actie te komen. Hoeveel van ons moeten dezelfde les ook nog keer op keer leren? Het bleek ook dat Petrus nog steeds niet begreep dat Jezus' lijdensweg geen vergissing was of een mislukking, maar deel van het goddelijke plan en de aanloop voor zijn grote overwinning op de satan. Op dit moment begon de tijd waarin de machten van de duisternis voor het zeggen hadden. Binnen de grenzen van Gods toelating uiteraard. "Daarop richtte Jezus zich tot de opperpriesters, de tempelwacht en de oudsten, die hem gevangen kwamen nemen, en zei tegen hen: 'Ben ik soms een misdadiger dat u met zwaarden en stokken eropuit bent getrokken?" (Lucas 22:52, GNB1994)
Discipelen vluchten "... Toen lieten al de discipelen Hem alleen en vluchtten." (Matteüs 26:56, NBG1951) Jezus had het arrestatieteam gevraagd hen vrijuit te laten gaan. Er werd hun niets in de weg gelegd. Petrus en Johannes gingen naar het huis van de hogepriester, waar ze wellicht het een en ander van het verhoor konden meemaken. Johannes zou later ook nog bij het kruis staan. Al de anderen bleven bij Jezus uit de buurt... Dan blijkt er nog een mysterieuze volgeling van Jezus op de vlucht te slaan. Alleen de evangelist Marcus beschrijft dit voorval: "Een jongeman, met niets anders dan een laken om zijn blote lichaam, liep met Jezus mee. Ze grepen hem vast, maar hij liet het laken in hun handen achter en vluchtte naakt." (Marcus 14:51-52, GNB1994)
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 10 -
Herschepping 2.0
De meeste Bijbeluitleggers gaan ervan uit dat dit de evangelist Marcus zelf was. In die tijd was het voor schrijvers tamelijk gebruikelijk zichzelf in een soort figurantenrol in een verhaal of verslag neer te zetten, zonder hun eigen naam te noemen. Iets vergelijkbaars komen we tegen in het evangelie van Johannes, waar de evangelist zichzelf 'de discipel van wie Jezus hield' noemt (bijvoorbeeld in Johannes 21:7,20). Veel Bijbeluitleggers menen dat het laatste Pesachmaal had plaatsgevonden in het huis van de vader van de jonge Marcus (zie ook Marcus 14:14). Mogelijk was hij daarom met Jezus en de discipelen meegegaan naar Getsemane. Of misschien was een van de discipelen naar het huis teruggegaan om midden in de nacht te vertellen dat Jezus gearresteerd was. Daarop zou Marcus half gekleed zijn meegegaan.
Er waren joodse leiders bij
Behalve het arrestatieteam was er ook een stevige vertegenwoordiging van het joodse leiderschap bij aanwezig. "Daarop richtte Jezus zich tot de opperpriesters, de tempelwacht en de oudsten, die hem gevangen kwamen nemen..." (Lucas 22:52, GNB1994) Je kunt daar zo gemakkelijk overheen lezen. Denk eens even in wat deze mensen allemaal meemaakten: Ze waren op de grond gevallen toen Jezus zichzelf vrijwillig overgaf om zich gevangen te laten nemen, in het volle besef van zijn goddelijkheid, want waarom zouden ze anders terugdeinzen voor een ongewapende man? Ze hadden gezien hoe Jezus iemand van het groepje mannen met zwaarden en stokken genas nadat zijn oor was afgeslagen, een daad van onbaatzuchtige liefde. Wie doet zoiets? Ook dat getuigde van een goddelijke levenshouding. Hoe konden ze Hem daarna nog veroordelen? Wat moeten ze op een grove manier tegen hun geweten zijn ingegaan. Jezus verweet hen hun onwaardige optreden tegenover Hem: "Toen zei Jezus tegen de omstanders: 'Met zwaarden en knuppels bent u uitgetrokken om mij te arresteren, alsof ik een misdadiger ben! Dagelijks was ik in de tempel om onderricht te geven, en toen hebt u me niet gevangengenomen. Maar dit alles gebeurt opdat de geschriften van de profeten in vervulling gaan.' Daarop lieten alle leerlingen hem in de steek en vluchtten weg." (Matteüs 26:55-56, NBV2004) Mogelijk kenden de aangesproken joodse leiders de profetieën die op dit moment in vervulling gingen.
4.5.5. Verhoor van Jezus Verhoor door Annas
Het was nog nacht toen Jezus geboeid Jeruzalem binnen gebracht werd. Jezus, het arrestatieteam en mogelijk nog enkele anderen gingen eerst naar het huis van Annas, de voormalige hogepriester die enkele jaren geleden was afgezet door de Romeinen. Omdat de functie van hogepriester normaal gesproken voor het hele leven was, had hij toch nog steeds een zeker aanzien naast de huidige hogepriester Kajafas. Vandaar dat ze in het evangelie van Johannes beiden als hogepriester worden aangeduid. Kajafas was waarschijnlijk de opdrachtgever van de gevangenneming en het brein achter het complot om Jezus uit de weg te ruimen. Annas mocht beginnen met het verhoor van Jezus om zo een adviserende rol te kunnen spelen in het hele proces, uit respect voor zijn voormalige positie. "Ze brachten hem eerst naar Annas, de schoonvader van Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriester en hij was het die de joden had voorgehouden: 'Het is goed dat één man sterft voor het hele volk'." (Johannes 18:13-14, NBV2004) Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 11 -
Herschepping 2.0
Verhoor door Kajafas
De Bijbel geeft ons verder geen informatie over de ontmoeting met Annas. De daarop volgende Bijbelverzen hebben betrekking op het verhoor door Kajafas, ook al wordt dat achteraf pas geschreven: "Annas nu had Hem gebonden naar Kajafas, de hogepriester, gezonden." (Johannes 18:24, HSV2010) In het paleis van de hogepriester was de joodse Hoge Raad bijeen gekomen. De dag was nog maar net aangebroken en het verhoor kon beginnen. De hogepriester begon vragen op Jezus af te vuren over zijn onderwijs. Jezus, die heel goed wist dat er bij een gevangenneming altijd een officiële aanklacht hoort, voerde terecht aan dat anderen hoorden te vertellen waarvan Hij beschuldigd werd. Niemand hoeft zichzelf immers aan te klagen. Het was duidelijk dat de hogepriester Hem liever ter plekke probeerde te vangen op een belastende uitspraak dan op iets wat Hij verkeerd gedaan had, eenvoudigweg omdat er niets op zijn gedrag was aan te merken. Jezus doorzag dat wel. "Jezus zei: 'Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb steeds onderricht gegeven op plaatsen waar de joden bij elkaar komen, in synagogen en in de tempel, en nooit heb ik iets in het geheim gezegd. Waarom ondervraagt u mij? Vraag het toch aan de mensen die mij gehoord hebben, zij weten wat ik gezegd heb'." (Johannes 18:20-21, NBV2004) Deze opmerking was raak want daarmee toonde Jezus aan dat Kajafas met een schertsvertoning bezig was. Een knecht van de hogepriester sloeg Jezus in zijn gezicht omdat Hij onvoldoende respect zou hebben getoond voor deze belangrijke geestelijke leider. Een duidelijk teken van zwakheid van de kant van de aanklagers. Kajafas stond met zijn mond vol tanden en moest knarsetandend toegeven dat Jezus hem dwong om uit een ander vaatje te tappen. "De hogepriesters en het hele Sanhedrin probeerden een valse getuigenverklaring tegen Jezus te laten afleggen op grond waarvan ze hem ter dood zouden kunnen veroordelen, maar ze vonden er geen, hoewel zich vele valse getuigen meldden... (Matteüs 26:59-60, NBV2004) De joodse leiders probeerden dus een valse aanklacht tegen Hem te organiseren en ze wisten heel goed dat dit in de wet van Mozes verboden was en natuurlijk ook het aanzetten van anderen tot deze wetsovertreding: "... Als blijkt dat de getuige heeft gelogen en een vals getuigenis heeft afgelegd, dan moet u hem de straf opleggen die hij de ander had toebedacht. Zo moet u het kwaad dat zich bij u aandient in de kiem smoren." (Deuteronomium 19:18-19, NBV2004) Niet Jezus, maar de rechters hadden de wet overtreden. Er waren trouwens wel een paar getuigen die eensluidend verklaarden: "Wij hebben Hem horen zeggen: Ik zal deze tempel, die met handen gemaakt is, afbreken en in drie dagen een andere, zonder handen gemaakt, bouwen." (Marcus 14:58, HSV2010) Zonder het te weten spraken deze mensen over het feit dat Jezus over drie dagen uit de dood zou opstaan. Behalve Jezus waren deze getuigen de enigen die iets fatsoenlijks zeiden, ook al kon de Hoge Raad niets doen met hun verklaringen. Al met al was het een waanzinnig proces geworden. De hogepriester moet dit heel goed beseft hebben en werd steeds zenuwachtiger. "'De hogepriester stond op en vroeg Jezus: 'Waarom antwoordt u niet? U hoort toch wat deze getuigen zeggen? Maar hij (=Jezus) bleef zwijgen en antwoordde niet." (Marcus 14:60-61, NBV2004)
Zoon van God
Toen ook dit nergens toe leidde, speelde de hogepriester zijn laatste troef uit en vroeg Jezus op de man af of Hij de Messias was.
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 12 -
Herschepping 2.0
"... 'Toen vroeg de hogepriester hem: ‘Bent u de messias, de Zoon van de Gezegende?’" (Marcus 14:61, NBV2004) Dit was de eerste fatsoenlijke vraag en dus gaf Jezus toen voor het eerst een antwoord: een volmondig 'JA'. Hij voegde er wel het volgende aan toe: "Maar ik zeg tegen u allen: vanaf nu zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Machtige en hem zien komen op de wolken van de hemel." (Matteüs 26:64, NBV2004) Jezus maakte een einde aan de spanning van het proces door te zeggen waar ze op hadden zitten wachten. Hij doelde daarbij nadrukkelijk op de bekendste profetie over de komst van de Messias: "met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon ... en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem." (Daniël 7:13-14, NBG1951) Het antwoord van Jezus was tegelijk een dreigement, die ongeveer de volgende boodschap inhield: "Nu zijn jullie Mijn rechters en jullie vellen een onrechtvaardig oordeel over Mij, maar dan zullen jullie Mij tegenkomen als Rechter op de troon van God. Ik zal dan een rechtvaardig oordeel over jullie vellen. Sidder en beef voor de uitkomst van dat oordeel." Het is de vraag of de toehoorders zich daarvan bewust waren. Ze waren te zeer gespitst op de veroordeling die voor hen allang vaststond. De hogepriester scheurde triomfantelijk zijn kleren en riep dat Jezus God had gelasterd. Het drong niet door tot de mensen door dat Jezus de volle waarheid sprak. En iedereen vond dat Hij de doodstraf had verdiend. Eindelijk was er de langverwachte aanleiding om Hem die straf op te leggen. Einde proces. Daarna gingen de aanklagers zich nog onwaardiger gedragen dan ze al gedaan hadden. "Daarop spuwden ze hem in het gezicht en sloegen hem. Anderen stompten hem en zeiden: Profeteer dan maar eens voor ons, messias, wie is het die je geslagen heeft?'" (Matteüs 26:67-68, NBV2004)
4.5.6. Petrus en Judas Grootspraak van Petrus
Als je het moeilijk hebt, is het geweldig als er vrienden zijn die je morele ondersteuning komen geven. Jezus ontving zoiets niet, integendeel. Petrus had de avond ervoor wel luidruchtig beweerd dat hij Hem NOOIT in de steek zou laten: "Petrus zei: 'Al zou ik met u moeten sterven, verloochenen zal ik u nooit'..." (Matteüs 26:35, NBV2004) Jezus had hem gewaarschuwd voor overmoed en voorspelde dat hij Hem uitgebreid zou verloochenen, drie maal zelfs. Als teken noemde Jezus het kraaien van de haan. Alleen de evangelist Marcus vermeldt dat het ging om tweemaal kraaien van de haan. "...Ik verzeker je: vannacht nog, nog VOOR de haan tweemaal kraait, zul je drie keer zeggen dat je me niet kent.'" (Marcus 14:30, GNB1995) Marcus was een persoonlijke vriend van Petrus en daarom is het niet vreemd dat juist Marcus dit detail heeft onthouden.
Verloochening “Terwijl Petrus beneden op de binnenplaats was, kwam een van de dienstmeisjes van de hogepriester voorbij. Toen ze Petrus bij het vuur zag zitten, keek ze hem aan en zei: 'Jij was ook bij die Jezus van Nazaret!' Maar hij ontkende dat en zei: Ik weet niet waar je het over hebt,
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 13 -
Herschepping 2.0
ik begrijp echt niet wat je bedoelt.' Hij ging naar buiten, naar het voorportaal, en er kraaide een haan." (Marcus 14:66-68, NBV2004) Dat eerste hanengekraai was wellicht een waarschuwing voor Petrus. Hij kon zijn houding nog aanpassen maar hij deed het niet. Hij was al te ver in het proces van zelfbescherming en verloochening. "Toen het meisje hem daar weer zag, zei ze opnieuw, nu tegen de omstanders: 'Hij is een van hen!' Maar hij ontkende het weer. En algauw zeiden ook de omstanders tegen Petrus: 'Je bent wel degelijk een van hen, jij komt immers ook uit Galilea.' Maar hij begon te vloeken en zwoer: 'Ik ken die man over wie jullie het hebben niet!' En meteen kraaide de haan voor de tweede keer." (Marcus 14:69-71, NBV2004) "De Heer draaide zich om en keek Petrus aan, en toen herinnerde Petrus zich de woorden van de Heer..." (Lucas 22:61, NBV2004) De bittere waarheid drong eindelijk tot Petrus door dat hij door zijn verloochening het lijden van zijn Heer alleen maar verergerd had. Wat schaamde hij zich. Dit was het einde van Petrus' grootspraak. Er was niets meer over van de Rotsman. En toch had Jezus hem zelf de bijnaam 'Rots' gegeven, niet omdat hij al zo'n rots was, maar omdat Jezus later door de vervulling met de Heilige Geest een Rotsman van hem zou gaan maken. Maar daarvoor moest eerst zijn eigen trots worden gebroken. "... Hij ging naar buiten en huilde bitter." (Matteüs 26:75, NBV2004) Bittere tranen, maar enkele dagen later zou de opgestane Heer hem royaal vergeven en zich met hem verzoenen... (Johannes 21:15-19) De Heilige Geest zou een paar maanden later daadwerkelijk een Rotsman van hem maken... Zie ook hoofdstuk 'Petrus'.
Verradersloon van Judas
Er was nog een van Jezus' discipelen die het benauwd kreeg: Judas. Hij had zijn Meester verkocht aan de joodse leiders voor dertig zilverstukken, het standaardbedrag voor een slaaf (Matteüs 26:1516). Hij had Jezus niet meer zien zitten. Een Rabbi die zegt de beloofde Messias te zijn en vervolgens zegt dat Hij binnenkort gaat sterven, daar word je niet beter van. Zijn droom om minister van financiën te worden was daarmee in rook opgegaan. Nu kreeg hij tenminste nog wat geld voor de jaren trouwe dienst. Voor wat hoort wat, nietwaar? Voor zijn verradersloon zou hij toch een mooi stukje grond kunnen kopen en zich een goed bestaan kunnen verzekeren. En Jezus? Die zou zich wel redden. Als Hij zou willen zou Hij immers kunnen ontsnappen aan een veroordeling... Maar toen hij doorkreeg dat Jezus zou worden veroordeeld tot de ergst denkbare doodstraf, begon zijn geweten hem heftig aan te klagen. "Toen Judas, die hem had uitgeleverd, zag dat Jezus ter dood veroordeeld was, kreeg hij berouw. Hij bracht de dertig zilverstukken naar de hogepriesters en oudsten terug en zei: 'Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren'. Maar zij zeiden: 'Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen'! Toen smeet hij de zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en verhing zich." (Matteüs 27:3-5, NBV2004)
Vlucht in zelfmoord
Judas had misschien gehoopt dat het proces tegen Jezus door deze daad zou worden stopgezet, maar de joodse leiders piekerden daar niet over. Toen wist Judas dat Jezus zou sterven en dat hij zelf de hoofdschuldige was. De joodse leiders bekommerden zich niet om een man in uiterste gewetensnood, die de wanhoop nabij was, terwijl dit juist hun taak en roeping was...Judas zag geen uitweg meer en vluchtte uit het leven weg door de hand aan zichzelf te slaan. Achteraf kochten de joodse leiders een stuk grond voor het verradersloon van Judas, tot een begraafplaats voor vreemdelingen. Zou Judas daar zelf ook zijn begraven?
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 14 -
Herschepping 2.0
"De hogepriesters namen de zilverstukken en zeiden: ‘We mogen ze niet bij de offergave doen, omdat het bloedgeld is.’ Ze besloten er het land van de pottenbakker van te kopen, om er de vreemdelingen te begraven. Daarom wordt dat land Bloedakker genoemd, tot op de dag van vandaag." (Matteüs 27:6-18, WV1995) Het grote verschil tussen Petrus en Judas is dat Petrus Jezus oprecht liefhad en Judas niet. Petrus huilde van berouw, maar hij zou later in ere hersteld worden door zijn Meester. Judas had zijn ziel aan de satan verkocht. Hij huilde en voor hem was er alleen een groot zwart gat, waar hij in tuimelde.
4.5.7. Rechtszaak tegen Jezus Rechtszaak bij Pilatus
De joodse leiders hadden haast. Ze wilden Jezus ter dood laten brengen, maar het moest allemaal wel voorbij zijn voordat de avond inviel en de sabbatdag begon. Want dat waren de regels en de regels waren heilig! Daarom kwamen ze op een ongebruikelijk vroeg tijdstip bij de Romeinse prefect of gouverneur Pilatus aan. Waarschijnlijk had Pilatus nog nooit zo vroeg zoveel mensen bij zich op de stoep gehad met een aanklacht. "Jezus werd van Kajafas naar het pretorium (=gerechtsgebouw) gebracht. Het was nog vroeg in de morgen. Zelf gingen ze niet naar binnen, om zich niet te verontreinigen voor het pesachmaal." (Johannes 18:28, NBV2004) Een interessant detail is dat de joodse leiders niet het gebouw binnen gingen omdat ze zich niet wilden verontreinigen waardoor ze 's avonds het Pesachmaal niet zouden kunnen eten (Johannes 18:28). Wat waren ze toch aandoenlijk trouw aan de wet van Mozes. Ze beseften niet dat ze het 'echte' Pesach Lam bij zich hadden dat zichzelf overgaf om te worden geslacht. Pilatus kwam naar buiten en vroeg de joodse leiders waarvoor ze de geboeide Jezus veroordeeld wilden hebben. Hun beschuldigingen luidden: "... We hebben vastgesteld dat deze man ons volk van het rechte pad afbrengt en de mensen ervan weerhoudt belasting aan de keizer te betalen en dat hij van zichzelf zegt de messiaanse koning te zijn." (Lucas 23:2, NBV2004) De eerste beschuldiging was gewoon een leugen, want Jezus had bij een eerdere gelegenheid de mensen juist aangeraden om wel belasting te betalen, met de woorden: "Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort." (Lucas 20:25, NBV2004) Met het grootste gemak overtraden de joodse leiders hiermee het negende van de Tien Geboden uit de wet van Mozes: "leg over een ander geen vals getuigenis af." Dat waren woorden die ze uit hun hoofd kenden. De tweede beschuldiging was wel waar, maar omdat er geen sprake was van een opstand tegen de Romeinse overheersing was, bleek het al gauw geen strafbaar feit te zijn. Maar met de echte beschuldiging kwamen ze NIET op de proppen, namelijk zijn vermeende godslastering. Ze wisten dat Pilatus daar geen boodschap aan zou hebben en dus moesten ze maar wat anders bedenken.
Vragen over Jezus' koningschap
Pilatus nam Jezus mee naar binnen voor verhoor. Hij stelde Hem allerlei vragen over de beschuldigingen van de joodse leiders, maar Jezus gaf geen enkele reactie op al die onzinnige verhalen… "Op de beschuldigingen die door de hogepriesters en oudsten tegen Hem ingebracht werden, antwoordde Hij niets. Toen zei Pilatus tegen Hem: ‘Hoort U niet waar ze U allemaal van beschuldigen?’ Hij gaf hem nergens antwoord op, zodat de gouverneur zeer verbaasd stond." (Matteüs 27:12-14, WV1995)
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 15 -
Herschepping 2.0
Zonder omwegen vroeg Pilatus nu aan Jezus of Hij echt de koning van de joden was. Jezus bevestigde het, maar legde uit dat het bij Hem niet ging om een opstand tegen de bestaande overheid: "...Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier... Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg." (Johannes 18:36-37, NBV2004) Kort en bondig legde Jezus uit dat het ging om een godsdienstig leiderschap in een ander soort koninkrijk, een hemels koninkrijk. Pilatus kon niet meer zeggen dan "Wat is waarheid?" maar hij toonde wel respect voor Jezus. Trouwens, Jezus sprak ook steeds op een respectvolle toon tegenover Pilatus en erkende daarmee zijn (aardse) gezag. Na dit gesprek was Pilatus overtuigd van Jezus' onschuld. Hij had heel goed door dat de joodse leiders hem uit de weg wilden ruimen. Hij vond het moeilijk om een standpunt in te nemen: de onschuldige Jezus vrijlaten of de joodse leiders tegen zich in het harnas jagen. Die joden waren al lastig genoeg!
Voor Herodes
Toen zag Pilatus een mogelijkheid om van Jezus af te komen. "... toen hij besefte dat hij onder Herodes' gezag viel, stuurde hij hem naar Herodes, die op dat moment in Jeruzalem verbleef." (Lucas 23:7, NBV2004) Koning Herodes Antipas was waarschijnlijk naar Jeruzalem gekomen vanwege het Pesachfeest. Niet dat hij de joodse tradities in acht wilde nemen, maar wellicht om bij de joden in een goed blaadje te komen, want hij was zeer gehaat bij de bevolking. Misschien zou Pilatus zijn tamelijk gevoelige relatie met Herodes kunnen verbeteren als hij deze gevangene bij wijze van gunst door hem zou laten beoordelen. "En toen Herodes Jezus zag, werd hij erg blij, want hij had al lange tijd gewenst Hem te zien,omdat hij veel over Hem gehoord had; en hij hoopte een of ander teken te zien dat door Hem gedaan zou worden. En hij ondervroeg Hem met veel woorden, maar Hij antwoordde hem niets. En de overpriesters en de schriftgeleerden stonden Hem heftig te beschuldigen." (Lucas 23:8-10, HSV2010) Terwijl Pilatus Jezus serieus had genomen en Hem respectvol behandeld had, zien we hoe Herodes zich gedroeg als een nietswaardige flapdrol: Hij zag Jezus alleen als een vorm van vermaak. Toen Jezus geen wonder voor hem verrichtte was voor hem de lol er af. Het interview met Jezus leverde ook al niets interessants op. Jezus verspilde geen woorden aan de man die in geen enkel opzicht openstond voor wat Hij te zeggen had. Tenslotte verlaagde Herodes zich door Jezus op een platvloerse wijze te bespotten, samen met zijn soldaten. "Toen begonnen Herodes en zijn soldaten hem te vernederen en te bespotten. Herodes liet hem een staatsiemantel omdoen en stuurde hem zo terug naar Pilatus." (Lucas 23:11, GNB1994) Dit was een buitengewoon ernstige zaak, want met de Zoon van God valt niet te spotten. Herodes stuurde Jezus dus terug naar Pilatus. Een belangrijk gegeven is wel dat Herodes Hem niet schuldig verklaarde.
Jezus of Barabbas
Pilatus moest dus weer verder met de rechtszaak over Jezus. Toen deed zich de gelukkige omstandigheid voor waardoor Pilatus Jezus misschien toch zou kunnen vrijlaten. Een groep mensen wilde de vrijlating van Jezus in het kader van de jaarlijkse vrijlating van een gevangene, dat een soort traditie was geworden.
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 16 -
Herschepping 2.0
"Een grote groep mensen trok naar Pilatus en begon hem te vragen om ook nu te doen wat zijn gewoonte was. Pilatus vroeg hun: 'Wilt u dat ik de koning van de joden vrijlaat'? Want hij begreep wel dat de hogepriesters hem uit afgunst hadden uitgeleverd." (Marcus 15:8-9, NBV2004) Dit onderdeel van de rechtszaak ontgaat veel Bijbellezers. Er waren dus wel degelijk mensen in Jeruzalem die het voor Jezus opnamen! Zij waren namelijk degenen die het gebruik van de vrijlating van een gevangene onder de aandacht van Pilatus brachten. Dit was ongetwijfeld een poging om Jezus vrij te krijgen, erop rekenend dat Jezus' populariteit onder het volk van meer gewicht zou zijn dan de sluwe aanklachten van de joodse leiders. Pilatus besloot het volk een keuze te laten maken tussen de populaire Rabbi uit Nazaret en Barabbas, een moordenaar en oproerling die op dat moment gevangen zat (Marcus 15:7). Hij was dus veroordeeld voor het misdrijf waarvan Jezus was beschuldigd. Barabbas was schuldig en Jezus was onschuldig. Wat een gekkenwerk! Pilatus moet gedacht hebben dat ze Jezus liever op vrije voeten wilden zien dan die gevreesde crimineel. Hij ging op zijn rechterstoel zitten, want er moest toch wel zo snel mogelijk een uitspraak worden gedaan. Toen gebeurde er weer iets merkwaardigs, waaruit bleek dat God Pilatus nog een kans gaf om achter Jezus te gaan staan: "Terwijl hij op de rechterstoel zat, werd hem een boodschap van zijn vrouw gebracht: 'Laat je niet in met die rechtvaardige! Om hem heb ik namelijk vannacht in een droom veel moeten doorstaan'." (Matteüs 27:19, NBV2004) Deze heidense vrouw zag wat de joodse leiders niet zagen of niet wilden zien: de integriteit en positieve rechtvaardigheid van Jezus. De timing van deze boodschap was ook opmerkelijk. Ongetwijfeld was het een bevestiging van wat Pilatus in zijn hart al wist: Jezus is onschuldig. Maar goed, eerst wilde Pilatus het referendum over de vrijlating afwachten. Intussen hadden de joodse leiders genoeg tijd gehad om de pro-Jezus mensen te manipuleren, waarschijnlijk door hen te bedreigen als ze Jezus' vrijlating zouden eisen. "Ondertussen haalden de hogepriesters en de oudsten het volk over: ze moesten om Barabbas vragen, en Jezus laten doden." (Matteüs 27:19, NBV2004) Pilatus moet wel gemerkt hebben dat de joodse leiders bezig waren de menigte op te hitsen. Hij deed een laatste poging om iedereen te overtuigen van Jezus' onschuld. Hij sprak hen als volgt toe: "...U hebt die man voor mij gebracht als iemand die het volk van het rechte pad afbrengt, maar u weet dat ik hem, toen ik hem verhoorde, aan geen van de zaken waarvan u hem beticht schuldig heb bevonden. En Herodes evenmin, hij heeft hem immers naar ons teruggestuurd: hij heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat. Dus zal ik hem vrijlaten, nadat ik hem heb laten geselen." (Lucas 23:14-17, NBV2004) Dat was duidelijke taal. Onschuldig. Maar om de joodse leiders tegemoet te komen sprak hij toch een zware straf uit, de geseling, maar de doodstraf vond hij buiten proporties. Geseling is ook vreselijk, maar hij meende dat de joodse leiders met minder zeker geen genoegen zouden nemen. Een redelijk compromis, zo dacht hij, en vanuit zijn standpunt bekeken niet eens zo slecht. Maar het pakte anders uit... "Weer nam de prefect het woord en hij vroeg opnieuw: 'Wie van de twee wilt u dat ik vrijlaat'? 'Barabbas'!" (Matteüs 27:21, NBV2004) Barabbas was een vrij man. Hij had de doodstraf verdiend en hij wist het. Toen hij uit zijn cel gehaald werd vermoedde hij vast dat hij zijn executie tegemoet ging. Maar het pakte heel anders uit, want hij werd vrijgelaten. Wat moet hij beduusd en blij zijn geweest. Hij zal ongetwijfeld naar Jezus hebben gekeken, die de kruisdood tegemoet ging, terwijl je zo aan Hem kon zien dat hij onschuldig was. En hij, de moordenaar, was nu een vrij man. Wie kan zulke tegenstrijdigheden bevatten?
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 17 -
Herschepping 2.0
En daarmee Barnabas een illustratie geworden van ieder mens die zichzelf heeft leren kennen als een zondaar en die door geloof weet dat hij door de kruisdood van Jezus bevrijd is van de slavernij van de satansmachten. Jezus droeg mijn straf en ik ben verlost en vrij!
4.5.8. Jezus veroordeeld Kruisiging geëist "Pilatus vroeg hun: 'Wat moet ik dan doen met Jezus die de messias wordt genoemd?' Allen antwoordden: 'Aan het kruis met hem!' Hij vroeg: 'Wat heeft hij dan misdaan?' Maar ze schreeuwden alleen maar harder: 'Aan het kruis met hem!'" (Matteüs 27:22-23, NBV2004) Het volk was hysterisch geworden en dus hielp praten niet meer. Een fatsoenlijk antwoord op de laatste vraag van Pilatus kwam er ook niet. Ze hadden ook geen antwoord want Jezus had immers niets misdaan en dat wisten ze allemaal heel goed. Rechter Pilatus had Hem onschuldig verklaard. En toch maar schreeuwen om de dood van de Levengever. Goed beschouwd was er een belachelijke situatie ontstaan. Het volk eiste de zwaarste en wreedste straf voor de meest oprechte en rechtvaardige persoon die ooit op aarde geleefd had. Deze houding was zo irrationeel, dat we hierin een demonische verblinding herkennen. Als mensen tegen beter weten in een afkeer hebben van het goede en een voorkeur hebben voor het kwade, dan heeft de satan hen stevig in zijn greep. Hadden de joodse leiders misschien toch gelijk dat Hij niet deugde? Hij was toch eigenlijk wel heel alternatief. Jezus was niet alleen een bedreiging voor het establishment van de joden. Hij probeerde ook mensen van binnenuit te veranderen en dat vinden de meeste mensen niet fijn. Ze wilden liever gewoon zichzelf blijven, wel godsdienstig, maar op hun eigen manier. Daarom moest Jezus weg. Hij kon de mensen in hun zwarte ziel kijken en ook dat was niet prettig. Weg met Hem! En midden in die vijandige menigte stond ook ... ik ... mee te schreeuwen en de doodstraf voor Jezus te eisen. Om je dood te schamen! Ook ik hielp mee aan de dood van de Zoon van God, het grootste onrecht dat ooit op aarde werd gepleegd…
Geseling en bespotting "... maar Jezus leverde hij (=Pilatus) uit om gekruisigd te worden, nadat hij Hem eerst had laten geselen." (Matteüs 27:26, NBV2004) Het geselen van Jezus wordt door de evangelisten slechts terloops vermeld, zonder details. Dat was ook niet nodig. Alle eerste lezers van de evangeliën wisten maar al te goed wat een gruwelijke marteling dat was. En wie de film 'The passion of the Christ' heeft gezien zal dit ook nooit meer vergeten. De geseling was een veel voorkomende Romeinse straf. De gevangene werd uitgekleed en met de handen boven zijn hoofd aan een paal gebonden. Hij werd dan geslagen met verschillende soorten zwepen met leren riemen totdat de hele rug bebloed was en zelfs de onderliggende spieren beschadigd waren. Pas als de gevangene bijna dood was werd de geseling gestaakt. Nadat Jezus gegeseld was, waren de soldaten kennelijk nog niet tevreden. Ze deden een rode mantel om zijn bebloede schouders en drukten een krans van takken met vlijmscherpe dorens op zijn hoofd. "De soldaten vlochten een kroon van doorntakken, zetten die op zijn hoofd en deden hem een purperen mantel aan. Ze liepen naar hem toe en zeiden: 'Leve de koning van de joden'!, en ze sloegen hem in het gezicht." (Johannes 19:2-3, NBV2004) Deze bespotting was erger dan wat Jezus bij Herodes had meegemaakt. De soldaten brachten Jezus terug naar Pilatus. Hij zag er vreselijk uit: een lichamelijk gebroken man. "Jezus kwam naar buiten met de krans van doornen op en de purperrode mantel om. 'Hier is hij dan, de mens!' zei Pilatus tegen hen." (Johannes 19:5, GNB1994)
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 18 -
Herschepping 2.0
Daarmee bedoelde Pilatus zoiets als "Kijk die stakker! Geen zinnig mens zou verlangen dat Hij nog meer zou moeten lijden. Jullie willen me toch niet vertellen dat Hij een gevaar is voor Rome of voor jullie godsdienst...?" Het was een poging om Jezus alsnog vrijuit te laten gaan na wat Hij al had meegemaakt.
Slotzitting
Het was zo toch meer dan genoeg geweest? Niet dus. "Maar toen de hogepriesters en de gerechtsdienaars hem zagen begonnen ze te schreeuwen: 'Kruisig hem, kruisig hem'! Toen zei Pilatus: 'Neem hem dan maar mee en kruisig hem zelf, want ik zie niet waaraan hij schuldig is'." (Johannes 19:6, NBV2004) Weer de zoveelste uitspraak van rechter Pilatus over Jezus' onschuld. Maar op dat moment wonden de joodse leiders er geen doekjes meer om. Het was nu alles of niets. Jezus zou niet veroordeeld kunnen worden wegens overtreding van de Romeinse wetten, maar wel op grond van de godsdienstige levenswet van de joden. "De joden zeiden: 'Wij hebben een wet die zegt dat hij moet sterven, omdat hij zich de Zoon van God heeft genoemd.'" (Johannes 19:6, NBV2004) Toen ze dit naar Pilatus riepen besefte hij dat de zaak complexer was dan hij eerst dacht. Hij nam Jezus nog een keer mee naar binnen om Hem vragen te stellen, maar Jezus reageerde er niet op. Pilatus ergerde zich eraan en probeerde Jezus te intimideren. Besefte die Jezus wel hoeveel macht hij, Pilatus, over Hem had? Jezus antwoordde hem heel beheerst: "De enige macht die u over mij hebt, is u van boven gegeven. Daarom draagt degene die mij aan u overgeleverd heeft de meeste schuld." (Johannes 19:11, NBV2004) Wie stond hier terecht? Jezus? Nee, het joodse volk, maar Pilatus ook. Jezus had nog steeds de regie in handen van alles wat er gebeurde en niemand anders. Pilatus ging weer naar buiten, met Jezus. Zelf ging hij op zijn rechterstoel zitten voor de slotfase van de rechtszitting. Weer verklaarde hij Jezus onschuldig, maar de joodse leiders speelden nu hun laatste troef uit om Pilatus ertoe te bewegen Jezus te kruisigen. Ze speelden het koningschap van Jezus uit tegen het gezag van de Romeinse keizer. "Als u die man vrijlaat bent u geen vriend van de keizer, want iedereen die zichzelf tot koning uitroept pleegt verzet tegen de keizer." (Johannes 19:12, NBV2004) "Wij hebben geen andere koning dan de keizer." (Johannes 19:15, NBV2004) Nog nooit waren de joden zo loyaal aan de Romeinse keizer geweest. Hun haat tegenover Jezus was zo alles overheersend dat ze ver buiten hun boekje gingen. God was immers hun Koning... Deze opmerking hield tegelijk een verborgen dreiging in. Als Jezus niet veroordeeld zou worden, zouden de joodse leiders wel eens een brief naar Rome kunnen sturen, met als mogelijk resultaat het einde van Pilatus. Dat gaf de doorslag. Pilatus gaf zich gewonnen, hij zou Jezus laten kruisigen, Maar hij wilde duidelijk maken dat hij zelf niet verantwoordelijk gehouden mocht worden voor de dood van een onschuldige. "Toen Pilatus zag dat hij niets bereikte, maar dat er veeleer opschudding ontstond, nam hij water, waste zijn handen voor de ogen van de menigte en zei: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige. U moet maar zien." (Matteüs 27:24, HSV2010) Pilatus waste in letterlijke zin zijn handen in onschuld (deze uitdrukking is ontleend aan deze geschiedenis) maar hij bleef medeschuldig aan de veroordeling. Als Pilatus voor Jezus had gekozen, was hij misschien inderdaad zijn positie kwijtgeraakt, maar hij had Jezus 'gewonnen', het belangrijkste wat een mens tijdens zijn leven op aarde kan meemaken. Op dezelfde manier kunnen we als gelovigen schuld op ons laden wanneer we niet voor Jezus kiezen als het erop aankomt. Laten we dan niet het voorbeeld van Pilatus volgen, hoe moeilijk dat soms ook kan zijn! Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 19 -
Herschepping 2.0
"En heel het volk antwoordde en zei: Laat Zijn bloed maar komen over ons en over onze kinderen!" (Matteüs 27:25, HSV2010) Dit is in zekere zin uitgekomen toen enkele decennia later de Romeinse legers het opstandige Jeruzalem verwoestten en er een massale slachting aanrichtten. De zonden van de vaders hebben nadelige gevolgen voor de kinderen, tot enkele geslachten daarna (Exodus 20:5). Dit kan dus nooit worden doorgetrokken naar deze tijd of naar de Holocaust, zoals sommigen doen! Maar het bloed van Jezus heeft nog een ander effect op degenen die verantwoordelijk waren voor zijn kruisiging. Jezus had maar één soort bloed, namelijk bloed tot vergeving van zonden. Dat is ook beschikbaar voor al zijn moordenaars, ook voor joden en Romeinen, ook voor jou en mij...
De Koning onschuldig veroordeeld
Jezus was zes keer verhoord, namelijk door Annas, Kajafas, enkele malen door Pilatus en een keer door Herodes. In geen van deze gevallen is hij schuldig verklaard aan iets waar volgens de joodse levenswet of de Romeinse wet ook maar enige straf op stond. Het staat allemaal overduidelijk beschreven in de evangeliën. "Christus heeft geen zonde gekend, maar om ons heeft God op hem de zondelast gelegd, om ons door onze eenheid met Christus rechtvaardig te maken." (1 Korintiërs 5:21, GNB2004) Maar let op: Jezus is uiteindelijk niet door Pilatus veroordeeld op godsdienstige gronden, maar om zijn politieke aspiraties. Hij had immers zelf verklaard dat Hij de Koning van de joden was. Hoewel Pilatus heel goed wist dat het ging om een geestelijk koninkrijk dat dus geen bedreiging voor Rome was, heeft hij toch als enige recht gedaan aan de werkelijke identiteit van Jezus als de KONING, die incognito op aarde geleefd had, maar eenmaal zal terugkomen als de werkelijke Koning van Israël en van de hele aarde. Hij maakte deze 'beschuldiging' in drie talen leesbaar als opschrift op het kruis en dat was wellicht het beste wat hij ooit in zijn leven gedaan heeft...
Hoofdstuk 4.5. Lijden van Jezus - 20 -
Herschepping 2.0
4.6. Sterven van Jezus Dit is een serie gedetailleerde Bijbelstudies, samengesteld uit alles wat in de vier evangeliën verteld wordt over de kruisiging en het sterven van Jezus. Ook de betekenis van Jezus' kruisdood wordt toegelicht. 4.6.1. Kruisiging van Jezus 4.6.2. Kruisdood van Jezus 4.6.3. Na het sterven van Jezus 4.6.4. Betekenis van het kruis 4.6.5. Jezus droeg de zonden 4.6.6. Jezus bracht verzoening 4.6.7. Jezus overwon de satan 4.6.8. Jezus overwon de dood
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 1 -
Herschepping 2.0
4.6.1. Kruisiging van Jezus Kruis dragen
Jezus had eens gezegd: "Wie mij wil volgen, moet zichzelf verloochenen, elke dag zijn kruis opnemen en mijn weg gaan." (Lucas 9:23, GB1996) Dat moet toen raadselachtig hebben geklonken voor de mensen die deze woorden hoorden. Jezus zinspeelde daarbij wel erg letterlijk op wat Hij zelf zou meemaken. Het navolgen van Jezus betekent: bereid zijn om zo nodig te lijden zoals Jezus eenmaal heeft geleden ter wille van het Koninkrijk. Na de veroordeling door Pilatus werd Jezus door Romeinse militairen naar de executieplaats geleid. "Zij voeren Jezus weg; hij droeg zelf het kruis..." (Johannes 19:17, NBV2004) Zoals gebruikelijk moesten de veroordeelden hun eigen kruis dragen, dat wil zeggen: meestal alleen de dwarsbalk. De verticale balk werd dan al van tevoren in de grond geplaatst. Voor Jezus die kort daarvoor was gegeseld, was het haast ondoenlijk. Hij moet bijna onmiddellijk onder de last zijn bezweken, want: "Bij het verlaten van het pretorium troffen ze een man uit Cyrene die Simon heette, en hem dwongen ze het kruis te dragen." (Matteüs 27:32, NBV2004) Jezus heeft zijn kruis(balk) dus maar even zelf hoeven dragen. Onder de toeschouwers stond Simon (een gastarbeider of immigrant uit Cyrene, ongeveer het tegenwoordige Libië) met zijn neus vooraan. Hij kreeg van de soldaten de zware kruisbalk op zijn rug. Hij zal het vast niet voor zijn plezier hebben gedaan, want het was een zware klus. Toch heeft het ongetwijfeld een diepe indruk op hem gemaakt om in deze momenten pal achter Jezus te lopen. Zijn naam wordt in Marcus15:21 vermeld als de vader van Alexander en Rufus. Dit suggereert dat hij niet lang daarna tot geloof is gekomen en zijn Heer zijn leven lang gevolgd heeft in geestelijke zin. Ongetwijfeld beschouwde hij zijn kruis dragen voor Jezus achteraf als een enorme eer. "Een grote volksmenigte volgde Jezus, evenals enkele vrouwen die zich op de borst sloegen en over hem weeklaagden. Jezus keerde zich echter naar hen om en zei: 'Dochters van Jeruzalem, huil niet om mij. Huil liever om jezelf en je kinderen." (Lucas 23:28, NBV2004) Jezus wist dat Jeruzalem na ongeveer 40 jaar verwoest zou worden, de ramp die in verband gebracht kan worden met de afwijzing van de Messias. Het is opvallend dat Jezus op dat moment meer oog had voor de toekomstige ramp die deze mensen zouden meemaken dan voor zijn eigen lijden. Daaruit blijkt dat Jezus ondanks alles ontspannen was, vol vertrouwen dat Hij deed wat gedaan moest worden. Jezus bleef liefdevol en bewogen voor de mensen om Hem heen tot het allerlaatste moment. Zo is Jezus.
Golgota "Zo kwamen ze bij de plek die Golgota genoemd werd, wat ‘schedelplaats’ betekent." (Matteüs 27:33, NBV2004) Het is een hardnekkig misverstand dat de kruisiging BOVEN OP een heuvel plaatsvond. In de eerste plaats staat dat niet in de Bijbel. In de tweede plaats is het zeer onwaarschijnlijk, want de Romeinen kozen er vrijwel altijd voor om veroordeelden te kruisigen langs uitvalswegen, net buiten de stad. Zulke wegen gaan meestal niet over heuvels. De Romeinen wilden eenvoudigweg dat zoveel mogelijk mensen het zouden zien en daardoor werden afgeschrikt om hun wetten te overtreden. En de mensen zouden dan ook massaal toestromen om te kijken naar die overbekende landgenoot die werd gekruisigd. Voor de meesten van hen was het een schouwspel, iets dat ze gewoon MOESTEN zien (Lucas 23:48).
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 2 -
Herschepping 2.0
Het is onduidelijk waarom de plek een schedelplaats werd genoemd. Het kan zijn dat het een standaardplek voor executies was, een plaats waar wel eens schedels van mensen lagen. Een andere mogelijkheid is dat er een heuveltje of rotspartij bij die plek was die wat op een schedel leek. Wie wel eens in Jeruzalem is geweest en de graftuin heeft bezocht, even buiten de Oude Stad, heeft waarschijnlijk ook een heuveltje gezien dat sterk doet denken aan een schedel. Deze plek heeft veel kenmerken die in de Bijbel worden genoemd, maar er is geen hard bewijs voor gevonden.
Kruisiging
Om negen uur 's morgens werd Jezus gekruisigd (Marcus 15:25). "Daar sloegen ze hem aan het kruis, samen met twee anderen, de een links, de ander rechts, en Jezus in het midden." (Matteüs 27:38, GNB1996) Daar komt de uitdrukking 'de deugd in het midden' vandaan. Daarom gebruik ik die half spottende uitdrukking nooit. Jezus werd al genoeg bespot toen Hij aan het kruis hing en daar behoren wij niets aan toe te voegen! Terwijl Jezus aan het kruis werd bevestigd, bad Hij voor de soldaten die het deden. "Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen." (Lucas 23:34, NBV2004) Voor zover we weten had Jezus niet gebeden voor de joodse leiders die Hem door Pilatus lieten kruisigen. Zij wisten namelijk WEL wat ze deden en anders KONDEN ze het weten, want Jezus had zich altijd zeer duidelijk aan hen bekendgemaakt. "Toen nu Jezus Zijn moeder zag en de discipel die Hij liefhad (=Johannes), bij haar zag staan, zei Hij tegen Zijn moeder: Vrouw, zie uw zoon. Daarna zei Hij tegen de discipel: Zie, uw moeder. En vanaf dat moment nam de discipel haar in zijn huis." (Johannes 19:26-27, HSV2010) Jezus had ook tijdens zijn onmenselijke lijden oog voor de mensen om Hem heen, ook voor zijn moeder Maria die tot het laatst bij Hem bleef. Jezus begreep hoeveel pijn zijn moeder had toen ze haar zoon zo intens zag lijden. Ze zal wellicht teruggedacht hebben aan de profetie van Simeon, die hij uitsprak toen ze Hem liet besnijden: "... ook door uw eigen ziel zal een zwaard gaan ..." (Lucas 2:35, HSV2010) Als gekruisigde werd Jezus vernederd tot het laagst denkbare niveau: naakt of bijna naakt, uitgeput en bebloed vanwege de bijna dodelijke geseling, niet in staat om zijn ledematen normaal te gebruiken. Hij hing tussen hemel en aarde als een vervloekte. Om de vernedering nog erger te maken werden zijn kleren alvast verdobbeld door de soldaten. De veroordeelde zou ze toch niet meer nodig hebben. De Romeinen waren bepaald niet fijngevoelig! "Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar zijn onderkleed was in één stuk geweven, van boven tot beneden. Ze zeiden tegen elkaar: 'Laten we loten wie het hebben mag'. ..." (Johannes 19:24, NBV2004) Het volk stond toe te kijken (Lucas 23:35). Er waren dus veel getuigen van wat er allemaal gebeurde.
Opschrift boven het kruis "Pilatus had een inscriptie laten maken die op het kruis bevestigd werd. Er stond op: 'Jezus uit Nazaret, koning van de joden. Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks, en omdar de plek waar Jezus gekruisigd werd dicht bij de stad lag, werd deze inscriptie door veel joden gelezen'..." (Johannes 19:9-20, NBV2004) De joodse leiders waren niet blij met dat opschrift. Het koningschap van Jezus was nou net wat ze NIET wilden erkennen. Toen ze hierover bij Pilatus gingen klagen weigerde hij er iets anders op te zetten (Johannes 19:21-22). Pilatus bedoelde dit opschrift misschien half spottend om de joodse leiders te vernederen, maar misschien ook wel heel serieus, omdat hij waarschijnlijk wel degelijk geloofde in het koningschap van Jezus. Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 3 -
Herschepping 2.0
Onze Koning was op dat moment vanuit werelds oogpunt de meest verachtelijke en meest vernederde loser die ooit geleefd heeft, Vanuit hemels oogpunt hing daar de grootste Overwinnaar van alle tijden, waardig om de allerhoogste eer van God te ontvangen en waardig om bevorderd te worden tot het koningschap over de hele aarde... Het perspectief van het Koninkrijk is nu eenmaal tegengesteld aan dat van de wereld.
Bespotting door voorbijgangers
Gedurende de laatste lijdensperiode waren er veel mensen die Jezus hebben bespot. Ze toonden daarmee dat ze in hun hart een vijandige houding hadden tegenover Jezus. Dat gaat nog weer een stap verder dan onverschilligheid of afwijzing. Het pijnlijkst moeten de bespottingen zijn geweest die Jezus onderging toen Hij aan het kruis hing. Hij werd bespot door: 1. 2.
3. 4.
voorbijgangers: "... Ach, kijk nu toch eens! Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red jezelf toch door van het kruis af te komen." (Marcus 15:29-30, NBV2004) joodse leiders: "... Anderen heeft Hij gered, maar Zichzelf redden kan Hij niet. Hij is toch de koning van Israël, laat Hij dan nu van het kruis afkomen, dan zullen we in Hem geloven! Hij heeft zijn vertrouwen in God gesteld, laat Die Hem nu dan redden, als Hij Hem tenminste goed gezind is. Hij heeft immers gezegd: Ik ben de Zoon van God." (Matteüs 27:42-43, NBV2004) Deze bespotting was vlijmscherp en hield ook een verleiding in om af te wijken van Gods plan, vergelijkbaar met de verzoekingen van de satan in de woestijn (Matteüs 4:1-11). dienstdoende soldaten: "Als je de koning van de joden bent, red jezelf dan!" (Lucas.23:37, NBV2004) een van de andere gekruisigden: "Jij bent toch de Messias? Red jezelf dan en ons erbij!" (Lucas 23:39, NBV2004).
Deze bespottingen en vernederingen waren een wezenlijk onderdeel van Jezus' lijden. Misschien is het je opgevallen hoe compleet deze bespotting was. Mensen uit nagenoeg alle categorieën dreven openlijk de spot met Hem. Jezus heeft alle bespottingen systematisch genegeerd. Hij vond het niet nodig om erop te reageren. Deze mensen waren onbereikbaar voor Gods genade; ze zouden toch niet naar Hem luisteren.
Echt geloof bij een van de gekruisigden
En toch was er één lichtpuntje in de geschiedenis van de kruisiging. Een van de gekruisigde criminelen nam het voor Jezus op toen de andere ook meedeed met het bespotten. "Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond door onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan." (Lucas 23:40-41, NBV2004) Hij had naar Jezus gekeken, voelde heel goed aan dat Hij rechtvaardig was. Hij wist dat Jezus veroordeeld was omdat Hij beweerde de Messias, de koning van de joden te zijn, want hij hoorde het van alle kanten. En ... God liet hem zien dat het WAAR was: Hij was het! Er is veel licht van boven nodig om in een ernstig toegetakelde man die zijn doodstrijd voert toch de Koning te ontdekken, maar hij zag het. Als enige. De andere medestanders van Jezus rondom het kruis zagen zijn lijden en waren zichtbaar teleurgesteld, verward en verslagen. Maar hij ZAG het. Hij verzamelde al zijn krachten om een paar woorden tegen Jezus te zeggen. Maar in die ene zin klonk een geloof door dat groter was dan wat Jezus ooit bij zijn volgelingen was tegengekomen: "Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt." (Lucas 23:42, NBV2004) Wat een vraag aan een stervende man! Wat een geloof! Wat een diepe blijdschap moeten deze woorden aan Jezus hebben gegeven. Zijn antwoord liet niets aan onduidelijkheid over: "Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn." (Lucas 23:43, NBV2004)
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 4 -
Herschepping 2.0
En enkele uren later konden Jezus en de gerechtvaardigde ex-crimineel elkaar juichend begroeten, aan de overkant van de dood die geen macht meer over hen had...
4.6.2. Kruisdood van Jezus Duisternis
Vanaf 12 uur 's middags tot 3 uur heerste er een beklemmende duisternis over Jeruzalem en omstreken: "Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield." (Matteüs 27:45, NBV2004) Er hing een deken van sinistere duisternis over het hele land. Die duisternis doet denken aan de negende plaag die God over het lang Egypte bracht. Die was die bedoeld als voorlaatste middel om de Farao tot het inzicht te brengen dat hij tegen de God van Israël streed door hen niet uit zijn gebied te laten gaan (Exodus 29). Ongetwijfeld zijn er joodse leiders geweest die daaraan gedacht hebben. Deze duisternis was niet normaal. Het hele land moest weten dat er iets aan de hand was. Hoe konden de voorbijgangers naar de gekruisigde Jezus kijken met die onnatuurlijke duisternis om hen heen zonder gevoel dat ze midden in een horrorscenario waren terecht gekomen? Alle mensen (inclusief de joodse leiders) moesten in hun hart een antwoord geven op vragen als: Was Jezus dan toch rechtvaardig? Is Hij terecht ter dood veroordeeld? Was Hij misschien toch de Zoon van God? Was die duisternis misschien een uiting van Gods toorn omdat Hij deze terechtstelling afkeurde?
Godverlatenheid "Ongeveer op het negende uur (=om 3 uur) riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachthani? Dat betekent: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?" (Matteüs 27:46, HSV2010 Het is voor ons als mensen niet te peilen wat deze Godverlatenheid heeft betekend voor Jezus, die altijd in intieme verbondenheid was geweest met zijn Vader, die nu als het ware zijn vijand geworden was. Daarom schreeuwde Jezus zijn wanhoop uit. Gelovigen van nu kunnen zich wel eens door God verlaten VOELEN, maar ze ZIJN het nooit. Jezus WAS op dat moment door God verlaten. Deze Godverlatenheid was waar Jezus zo doodsbang voor was geweest toen Hij in de olijfgaard Getsemane was: die beklemmende, verstikkende geestelijke duisternis van Gods afwezigheid en de aanwezigheid van de machten van de duisternis... "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?" (Matteüs 27:46, NBV2004) Deze woorden spreken van een diepe wanhoop, van een bijna onhoudbare situatie in de geestelijke strijd met de duisternis. De intensiteit van dit aspect van Jezus' lijden is niet te peilen.
Doodstrijd
Artsen hebben erop gewezen dat gekruisigden niet stierven aan bloedverlies, maar door de belasting van het lichaamsgewicht. Het lichaam zakte omlaag en dat veroorzaakte een folterende pijn aan de handen waar het lichaam aan hing. Om deze pijn te verlichten drukte de gekruisigde zich aan zijn doorboorde voeten omhoog en dat zorgde voor nieuwe pijn, zodat hij zich weer liet hangen. Als het slachtoffer vermoeid raakte of kramp in de spieren kreeg, bleef hij langer aan zijn armen hangen, waardoor de benauwdheid op de borst toenam. Na enige tijd moest de gekruisigde zich omhoog worstelen om nog een beetje lucht te krijgen. Het hart worstelde om traag stromend bloed rond te pompen, want ieder beetje zuurstof kostte enorme inspanning. Op den duur liepen de longen vol met vocht. We weten dat Jezus in zijn doodsstrijd nog zeven maal een korte zin uitsprak. Dat moet Hem heel veel moeite gekost hebben. Vergeet ook niet dat de opengereten rug van Jezus (vanwege de geseling) steeds over het ruwe hout van het kruis schuurde bij elke beweging. De doodsstrijd van een gekruisigde kon wel tot drie dagen duren. Maar als het voor de soldaten te lang duurde, dan sloegen ze met een metalen staaf of hamer de onderbenen van de gekruisigde Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 5 -
Herschepping 2.0
stuk. Die kon zich dan niet langer oprichten zodat hij binnen een kwartier stierf door ademnood en inwendig bloedverlies. Dit werd niet bij Jezus gedaan, omdat Hij na betrekkelijk korte tijd al was gestorven, maar de beide mannen, die naast Hem gekruisigd werden, moesten wel dit lot ondergaan.
Het einde
Jezus bepaalde zelf het tijdstip van zijn sterven. Jezus werd niet gedood, maar Hij legde zijn leven af (Johannes 10:18). Natuurlijk was Jezus' lichaam ook moegestreden en Hij was uitzonderlijk snel gestorven: al na zes uur. Om zeker te zijn van zijn dood dreef een soldaat zijn speer tussen zijn ribben in de hartstreek. Volgens Johannes, die er ooggetuige van was, vloeide er bloed en water uit de wond. Dit wijst volgens artsen niet op de gebruikelijke dood door verstikking, maar door hartstilstand vanwege shock, mogelijk veroorzaakt door de intense innerlijke strijd die Jezus had moeten voeren. Betekende het einde van de drie uur durende duisternis dat de strijd gestreden was? Omstanders hoorden Jezus zeggen dat Hij dorst had. Iemand nam een spons, doopte die in zure wijn en bracht die met een stok bij Jezus' mond (Johannes 19:28-29). Hij kon zijn stem weer gebruiken om zijn laatste woorden uit te spreken. “Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: ‘Het is volbracht.’” (Johannes 19:30, NBV2004) De grootste strijd die ooit in het heelal gevoerd is, was beëindigd. Jezus, het licht voor de wereld, had de overwinning behaald over de vorst van de duisternis. De tijdelijke beangstigende duisternis hield op en het zonlicht brak weer door. Tot het laatste moment hield Jezus de controle over wat er gebeurde. Hij werd niet gedood. Jezus hoefde niet te sterven. Hij was immers het leven zelf (Johannes 14:6). Hij GAF zijn leven en legde het zelf af, Hij gaf zijn leven terug in de hand van de Vader. "En Jezus riep met luide stem: 'Vader, in uw handen leg ik mijn geest'..." (Lucas 23:46, NBV2004) "... Hij boog zijn hoofd en gaf de geest." (Johannes 19:30, NBV2004)
Profetieën over het sterven van Jezus
Hier volgen enkele van de bekendste profetieën uit het Oude Testament die op een heel letterlijke manier zijn vervuld rondom de kruisdood van Jezus. Uitgekomen profetieën zijn kenmerkend voor de Bijbel en voor het christelijk geloof. God heeft die gegeven om de betrouwbaarheid van zijn Woord te onderstrepen. Hier volgen enkele van de bekendste profetieën uit het Oude Testament die op een heel letterlijke manier zijn vervuld rondom de kruisdood van Jezus. Uitgekomen profetieën zijn kenmerkend voor de Bijbel en voor het christelijk geloof. God heeft die gegeven om de betrouwbaarheid van zijn Woord te onderstrepen.
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 6 -
Herschepping 2.0
profetie "Zij verdelen mijn kleding onder elkaar en werpen het lot om mijn gewaad." (Psalm 22:19, HSV2010)
"... omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld en voor de overtreders gebeden heeft." (Jesaja 53:12, NBG1951) "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten ..." (Psalm 22:2, HSV2010) "Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte ..." (Psalm 22:16, HSV2010) "Hij behoedt al zijn beenderen, niet één ervan wordt gebroken." (Psalm 34:21, NBG1951)
"... Dan zullen zij opzien naar hem die zij doorstoken hebben..." (Zacharia 12:10, WV1995)
vervulling "Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar zijn onderkleed was in één stuk geweven, van boven tot beneden. Ze zeiden tegen elkaar: 'Laten we loten wie het hebben mag'. ..." (Johannes 19:24, NBV2004) "... werd hij gekruisigd ... Jezus zei: Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen." (Lucas 23:3334, NBV2004) "Daarna werden er naast hem twee misdadigers gekruisigd, de een rechts van hem, de ander links." (Matteüs 27:38, NBV2004) "Ongeveer op het negende uur (=om 3 uur) riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachthani? Dat betekent: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?" (Matteüs 27:46, HSV2010) "... en om de Schrift geheel in vervulling te doen gaan zei hij: 'Ik heb dorst'." (Johannes 19:18, NBV2004) "Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was en ook die van de ander. Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet." (Johannes 19:32-34, NBV2004) "... Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit." (Johannes 19:34, NBV2004)
4.6.3. Na het sterven van Jezus Er was iets bijzonders gebeurd
Het sterven van Jezus ging gepaard met wonderlijke verschijnselen, zoals die wonderlijke duisternis midden op de dag, wel drie uur lang. Heel Jeruzalem wist van de kruisiging van Jezus en heel Jeruzalem wist dat dit een zeer bijzondere gebeurtenis was. Heel veel mensen waren ooggetuige van de gebeurtenissen. Niemand kon er omheen. De dienstdoende Romeinse soldaten bij het kruis hadden oog voor wat er werkelijk gebeurd was. Zij hadden nog nooit iemand zo zien sterven en zij waren daarmee (naast de een van de gekruisigde moordenaars) de enigen die de goddelijkheid van Jezus erkenden. Ze zagen het. "Toen de centurio (=Romeinse hoofdman over 100 man) en degenen die met hem Jezus bewaakten de aardbeving voelden en merkten wat er gebeurde, werden ze door een hevige angst overvallen en zeiden: 'Hij was werkelijk Gods Zoon'." (Matteüs 27:54, NBV2004) Ook de grote aantallen omstanders waren aangedaan met de situatie. Op een vreemde manier raakte het hun geweten aan. Ze sloegen zich op de borst als teken van rouw, spijt en inkeer. "De mensen die voor het schouwspel samengekomen waren en de gebeurtenissen hadden gadegeslagen, keerden terug naar huis, terwijl ze zich op de borst sloegen." (Lucas 23:48. NBV2004) En de joodse leiders, waren ze nu blij omdat Jezus niet meer leefde? Ze wisten in hun hart heel goed dat Hij om een onwettige manier was veroordeeld door de Joodse Raad. Ze konden de schuld niet afschuiven op Pilatus, omdat zij hem zwaar gemanipuleerd hadden om hun zin te doen. Waren ze zo gewetenloos geworden dat ze Hem uit de weg hadden geruimd omdat Hij hen de waarheid had ver-
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 7 -
Herschepping 2.0
teld die ze niet wilden horen? Maar die duisternis was toch wel eng geweest, echt een teken uit de hemel. Was het en blijk van Gods toorn, Gods afkeuring van hun laffe daad? Nu het afgelopen was hadden ALLE mensen van het volk Israël veel om over na te denken.
Wondertekenen
Maar de vreemde gebeurtenissen waren nog niet voorbij. Bij het sterven van Jezus of kort daarna vonden enkele wonderbaarlijke gebeurtenissen plaats: 1. Het voorhangsel in de tempel scheurde Juist op het ogenblik dat Jezus stierf kregen dienstdoende priesters in de tempel de schrik van hun leven: "Op dat moment scheurde in de tempel het voorhangsel van boven tot onder in tweeën ..." (Matteüs 27:51, NBV2004) Dit was ongehoord. Het kon niet anders of God Zelf had hier de hand in. Zou Jezus dan toch de Messias zijn geweest? Hoe moesten ze het vertellen aan de hogepriester? Het voorhangsel diende om de allerheiligste afdeling van de tempel af te sluiten zodat niemand naar binnen kon kijken. Nu stond ineens alles open. Wat had dit te betekenen? Dit wonderteken had een zeer krachtige symbolische betekenis. Door het sterven van Jezus was de verzoening tussen God en de wereld tot stand gebracht en was de troon van God toegankelijk voor ieder die in Jezus zou geloven. Dit voorval zal onder de priesters veel stof tot gesprek en nadenken hebben gegeven. Ongetwijfeld is er een verband tussen deze gebeurtenis en het feit dat er later veel priesters tot geloof in Jezus kwamen: "Gods woord vond steeds meer verbreiding: het aantal volgelingen in Jeruzalem groeide sterk en ook een groot aantal priesters kwam tot geloof." (Handelingen 6:7, GNB1994)
2. Aardbeving "... en de aarde beefde en de rotsen spleten." (Matteüs 27:51, NBV2004) Ik heb heel wat aardbevingen meegemaakt in het buitenland, ook heel stevige, maar als rotsen ervan splijten moet het wel een heel forse beving zijn geweest. In het hele land moet het zijn waargenomen. 3. Miniopstanding Verder gebeurde er iets dat nog meer verbazing wekte: "De graven werden geopend en de lichamen van veel heiligen werden tot leven gewekt; na Jezus' opstanding kwamen ze uit de graven, gingen de heilige stad binnen en maakten zich bekend aan een groot aantal mensen." (Matteüs 27:52-53, NBV2004)
De dood van Jezus bevestigd
De joodse leiders klopten voor de zoveelste keer bij Pilatus aan. Ze wilden voorkomen dat de veroordeelden op de sabbatdag nog aan het kruis zouden hangen. Ja, hun wetbetrachting was werkelijk aandoenlijk! "... anders maakt u het land dat de H E E R , uw God, u als grondgebied geeft onrein. Want op een gehangene rust Gods vloek." (Deuteronomium 21:23, NBV2004) Daarom hadden ze Pilatus gevraagd of de benen van de gekruisigden gebroken mochten worden. Dan zouden ze binnen een kwartier sterven en konden ze van het kruis afgehaald worden (Johannes 19:31). We laten de Bijbel het verhaal maar verder vertellen. "Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was en ook die van de ander. Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat hij al gestorven
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 8 -
Herschepping 2.0
was. Daarom braken ze zijn benen niet. Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit." (Johannes 19:32-34, NBV2004) Dit was het overtuigende bewijs dat Jezus daadwerkelijk gestorven was. De evangelist Johannes was ooggetuige van deze gebeurtenis en bevestigde dit extra om de lezers van zijn verslag te overtuigen van de waarheid van het feit: Jezus is werkelijk gestorven en later even werkelijk uit de dood opgestaan. "Hiervan getuigt iemand die het zelf heeft gezien, en zijn getuigenis is betrouwbaar. Hij weet dat hij de waarheid spreekt en wil dat u gelooft." (Johannes 19:35, NBV2004)
Begrafenis
Na het sterven van Jezus verscheen Jozef uit Arimatea op het toneel. Hij was in het geheim een discipel van Jezus geweest (Johannes 19:38): "Hij was een raadsheer, een goed en rechtvaardig mens, die de komst van het koninkrijk verwachtte en niet had ingestemd met het besluit en de handelswijze van de raad. Hij ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus." (Lucas 23:50-52, NBV2004) Pilatus wilde eerst zeker weten of Jezus wel gestorven was. "Het bevreemdde Pilatus dat hij dood zou zijn en hij riep de centurio bij zich, aan wie hij vroeg of Jezus al gestorven was, en toen de centurio dat bevestigd had, gaf hij het lijk aan Jozef." (Marcus 15:44, NBV2004) Toen kwam ook Nicodemus erbij. "Nikodemus, die destijds 's nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook ; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra. Ze wikkelden Jezus' lichaam met de balsem in het linnen, zoals gebruikelijk is bij een Joodse begrafenis. Dicht bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een olijfgaard, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. Omdat het voor de joden voorbereidingsdag was en dat graf dichtbij was, legden ze Jezus daarin." (Johannes 19:39-42, NBV2004) Jozef en Nicodemus bekenden nu kleur als uitgesproken volgelingen van Jezus. Hun vooraanstaande posities konden ze wel vergeten, maar dat deerde hen niet. "... Toen rolde hij (=Jozef) een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok. Maria uit Magdala en de andere Maria bleven achter, ze waren tegenover het graf gaan zitten." (Matteüs 17:60-61, NBV2004)
De wacht bij het graf
De volgende dag gingen de joodse leiders naar Pilatus met een verzoek: "... wij herinneren ons dat deze verleider gezegd heeft toen hij nog leefde: Na drie dagen zal ik opgewekt worden. Geef dan bevel dat het graf tot de derde dag beveiligd wordt, opdat zijn discipelen Hem 's nachts misschien niet komen stelen en tegen het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de doden..." (Matteüs 27:63-64, HSV2010) Pilatus stemde erin toe. Hij zal wel gedacht hebben: "Wanneer houden ze er nou eindelijk mee op?" Er is een vraag die me bezighoudt: wie geloofden er direct na Jezus' dood nog dat Hij na drie dagen zou opstaan? Alleen de joodse leiders? Het lijkt er wel op. In de Bijbel lezen we dat alle anderen (ook de elf discipelen!) alleen verbaasd en verward waren nadat Jezus was opgestaan. Merkwaardig toch.
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 9 -
Herschepping 2.0
4.6.4. Betekenis van het kruis Belangrijkste onderwerp
Het kruis van Jezus neemt een centrale plaats in bij de geschiedenis van Gods Koninkrijk. Niet voor niets is dit het belangrijkste christelijke symbool dat we op allerlei manieren tegenkomen. Het kruis is ook het belangrijkste onderwerp van de nieuwtestamentische evangelieverkondiging. De apostel Paulus schreef hierover: "Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus..." (1 Korintiërs 1:23, WV1995) "Ik had mij voorgenomen u niets anders bij te brengen dan Jezus Christus, die gekruisigde." (2 Korintiërs 2:2, WV1995) Hierover zijn boeken vol te schrijven en dat is in de loop der eeuwen ook gebeurd. Het wonderlijke is dat hoe langer je christen bent, hoe minder je begrijpt van het wonder van Golgota. Het gaat je verstand ver te boven.
De vloek van het kruis
Toen Jezus aan het kruis stierf kwamen hemel, hel en aarde kwamen even samen. Daar droeg Jezus de vloek die sinds de zondeval op de mensheid rustte. De kracht van die vloek werd nog eens onderstreept door de duisternis die op de omgeving van het kruis viel en de wanhopig makende geestelijke duisternis waar Jezus bijna onder bezweek. "Maar Christus Jezus heeft ons vrijgekocht van deze vloek door voor ons te worden vervloekt, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is ieder mens die aan een paal hangt." (Galaten 3:13, NBV2004) De volle kracht van Gods heiligheid en liefde is daar gemanifesteerd op een oneindig grootse wijze. Gods gerechtvaardigde toorn over de zonde en zijn genadigheid en verlangen om te zegenen kwamen elkaar tegen in hun volle omvang. Jezus offerde zijn leven in gehoorzame toewijding aan de Vader en uit liefde voor de mensheid. Daar werd de dood overwonnen doordat Jezus zijn leven gaf. Uit de dood van Jezus kwam leven voort voor een wanhopig verloren mensheid.
Genade door het kruis
Laten we hierbij heel nadrukkelijk stellen dat God geen enkele verplichting had om de gevallen mensheid een nieuwe kans te geven. De grond voor alles wat Jezus heeft gedaan is Gods genade. Die genade is iets waarvoor we een gat in de lucht kunnen springen. Het betekent dat er hoop kwam voor de wereld die vanwege het 'onoplosbare' zondeprobleem in een uitzichtloze positie verkeerde. Genade is een concept, dat uniek is voor het christelijk geloof en niet bij andere wereldgodsdiensten te vinden is. Genade zorgt voor die unieke relatie tussen God en mens, die centraal staat in de christelijke godsdienst. Gods genade (onverdiende goedheid) heeft twee kanten: 1. Je krijgt niet de ellende die je wel hebt verdiend 2. Je ontvangt wel de zegeningen die je niet hebt verdiend
Voor de hele wereld "Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft ..." (Johannes 3:16, HSV2010) We lezen hier niet dat Jezus alleen voor een deel van de mensen is gestorven. Jezus heeft aan het kruis een oneindig omvangrijke bron van genade ontsloten voor de totale mensheid van alle tijden en alle plaatsen. Dit is een algemeen geldend genadeaanbod, dat niet automatisch wordt uitgekeerd, maar individueel kan worden 'verzilverd' voor elk mens dat zich met geloof in Jezus tot God bekeert. Bij de wedergeboorte, de levensvernieuwing door de Heilige Geest die onmiddellijk volgt op iemands bekering, ontvangt de nieuwe gelovige alles wat het kruis heeft bewerkstelligd. Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 10 -
Herschepping 2.0
Mysterie van het kruis
Het kruis is een groot mysterie waarbij het diepste van Gods innerlijk in beweging is gekomen. Bij het kruis komen we God tegen in zijn volle hoedanigheden:
4.6.5. Jezus droeg de zonden Effect van de zondeval
Sinds de zondeval van de mens zijn alle mensen geneigd om te zondigen en zijn ze niet in staat om gerechtigheid voort te brengen zoals God dat van hen vraagt. "Want allen hebben gezondigd ..." (Romeinen 3:23, NBV2004) Daardoor is de mensheid als geheel in een permanente staat van schuldigheid tegenover God komen te staan. "... en staat de hele wereld schuldig voor God." (Romeinen 3:19, NBV2004)
Zondeschuld moet worden vereffend
Zondigen heeft altijd een schuld ten gevolge en elke schuld moet worden vereffend. In het dagelijks leven werkt dit ook zo. Als iemand de bezittingen van een ander beschadigt, dan kan hij daar niet zomaar mee weglopen: de schade moet vergoed worden om daarmee recht te doen aan de benadeelde partij en ook om de relaties tussen mensen te herstellen. God is rechtvaardig en staat erop dat er rechtvaardig wordt gehandeld. Schuld dient te worden vereffend. "Wie een goddeloze vrijspreekt en wie een rechtvaardige beschuldigt, beiden zijn de H E E R een gruwel." (Spreuken 17:15, NBV2004)
Plaatsvervangend sterven
Door het plaatsvervangend sterven van Jezus is de zondeschuld van de gehele mensheid tegenover God vereffend. "Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven ... dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat" (1 Korintiërs 15:3, NBV2004) "Ook Christus immers heeft, terwijl hij zelf rechtvaardig was, geleden voor de zonden van onrechtvaardigen..." (1 Petrus 3:18, NBV2004) Jezus heeft de schuld van de gehele mensheid dus op zich genomen en heeft de bijbehorende straf gedragen op het kruis. De onschuldige, volkomen reine Zoon van God stierf als een vervloekte tussen hemel en aarde. Meer vernedering en verachting was niet denkbaar. Wat een paradox dat God, die zijn Zoon oneindig liefhad, Hem op zo'n oneindig vernederende manier liet sterven aan een kruis voor een wereld vol zondaars. Hoe is het mogelijk? "Maar God bewees ons zijn liefde doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren." (Romeinen 5:8, NBV2004)
Persoonlijk toegepast door rechtvaardigmaking
Jezus is gestorven voor de hele mensheid. Maar de Bijbel leert ons ook dat de verdienste van Jezus door zijn kruisdood aan jou persoonlijk wordt 'uitgekeerd' als je gelooft in Jezus en je bekeert tot God. Dan word je wedergeboren en ontvang je nieuw leven door de inwoning van de Heilige Geest. Een van de aspecten van wedergeboorte is de persoonlijke rechtvaardigmaking. Rechtvaardigmaking houdt het volgende in: 1. Je zonden worden vergeven (Jezus heeft die op zich genomen) 2. Je wordt voortaan door God als 'rechtvaardige' beschouwd (de gerechtigheid van Jezus wordt jou toegerekend) Zie meer hierover in onderwerp 'rechtvaardigmaking' in hoofdstuk 'Wedergeboorte'.
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 11 -
Herschepping 2.0
4.6.6. Jezus bracht verzoening De verzoening tussen God en de mensheid ligt in het verlengde van het feit dat Jezus aan het kruis de zonden van de hele mensheid gedragen heeft. Het plaatsvervangend dragen van de straf voor de zonden is het juridische aspect, verzoening is het relationele aspect van het kruis.
Effect van de zondeval
Door de zondeval is de relatie tussen God en de mensheid verbroken en is er een situatie van vijandschap ontstaan. "Trouwelozen, weet u niet dat vriendschap met de wereld vijandschap met God betekent? Wie met de wereld bevriend wil zijn, maakt zich tot vijand van God." (Jakobus 4:4, WV1995) Verzoening is een grondig herstel van die verbroken relatie. Door het plaatsvervangend sterven van Jezus heeft God de mensheid met zichzelf verzoend. "... en door hem (=Jezus) alles met zich willen verzoenen, alles op de aarde en in de hemel. Want hij heeft vrede gebracht door zijn bloed, door zijn kruisdood." (Kolossenzen 1:19-20, GNB1995)
Vijandschap beëindigd
Verzoening vooral in dat God de vijandschap beëindigd heeft door gratie te verlenen aan de opstandige en zondige mensheid. "Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend ..." (2 Korintiërs 5:19, NBV2004) "Want hij is onze vrede, hij die met zijn dood de twee werelden één heeft gemaakt, de muur van vijandschap ertussen heeft afgebroken ... Zo bracht hij vrede en verzoende hij door het kruis beide in één lichaam met God, door in zijn lichaam de vijandschap te doden." (Efeziërs 2:14-16, NBV2004)
Persoonlijk toegepast door verzoening
Jezus is gestorven voor de hele mensheid. Maar de Bijbel leert ons ook dat de verdienste van Jezus door zijn kruisdood aan jou persoonlijk wordt 'uitgekeerd' als je gelooft in Jezus en je bekeert tot God. Dan word je wedergeboren en ontvang je nieuw leven door de inwoning van de Heilige Geest. Een van de aspecten van wedergeboorte is de persoonlijke verzoening. Dat betekent: 1. Je bent niet langer een vijand van God (Jezus heeft die vijandschap op zich genomen) 2. Je bent een kind van God geworden (dat is voortaan je relatie met God) Zie meer hierover in onderwerp 'verzoening' in hoofdstuk 'Wedergeboorte'.
4.6.7. Jezus overwon de satan Dit is het meest cruciale aspect van het kruis, vooral vanuit het perspectief van Gods Koninkrijk. Aan het kruis heeft Jezus de satan, die tot dat moment de onbetwiste geestelijke machthebber van de aarde was, een beslissende nederlaag toegebracht.
Effect van de zondeval
Doordat de mens ongehoorzaam was aan God en besloot te luisteren naar de satan omdat hij gelijk aan God wilde worden, is de hele aarde onder de heerschappij van de satan gekomen. Vanaf dat moment was Gods heerlijkheid van de aarde verdwenen en waren de mensen weerloos tegenover de macht van de satan. Deze hield alle mensen gebonden door: 1. de macht van de leugen 2. de macht van de zonde 3. de macht van de dood
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 12 -
Herschepping 2.0
Zie onderwerp ' Erfzonde' in hoofdstuk 'Zonde'.
Jezus bond de strijd aan tegen de satan "De Zoon van God is verschenen om het werk van de duivel ongedaan te maken." (1 Johannes 3:8, GNB1996) Het eerst wat Jezus deed toen Hij zijn bediening op aarde begon, was dat Hij de strijd aanbond met de satan. Jezus ontmoette zijn vijand in de woestijn en Hij overwon elke aanval. De satan moest Hem knarsetandend als zijn Meerdere erkennen. Ook in de olijfgaard Getsemane had Jezus een felle strijd te voeren en daarbij was de satan ongetwijfeld aanwezig. Toen Jezus aan het kruis stierf heeft Hij de satan de beslissende nederlaag toegebracht. "Hij heeft de heerschappijen en de machten ontwapend, hen openlijk aan de kaak gesteld en over hen getriomfeerd door het kruis." (Kolossenzen 2:15, WV1995) De belangrijkste wapens die Jezus hanteerde waren: onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan God de Vader zelfopofferende liefde en offerbereidheid door te willen sterven voor de opstandige mensheid De satan was niet opgewassen tegen Gods vindingrijkheid die voortkwam uit zijn liefde voor zijn schepping. Het kwam niet in het hoofd van de satan op dat de Zoon van God zijn leven zou willen geven om een opstandige mensheid van de ondergang te redden. "... En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben." (1 Korintiërs 2:8, NBG1951)
Vrijkoping uit de macht van de satan
De Bijbel zegt dat Jezus op aarde is gekomen: "... om zijn leven te geven als losprijs voor velen" (Matteüs 20:28, NBG1951) De overwinning over de satan kan ook worden gezien als een vrijkoping van de mensheid, zoals vroeger slaven konden worden gekocht en verkocht op de slavenmarkt. Door het plaatsvervangend sterven van Jezus heeft Hij een oneindig hoge prijs betaald om de mensheid terug te kopen van de satan. Jezus was de Zoon van de almachtige God, ja Hij was God zelf. In het hele heelal was en is er niets kostbaarder dan het leven van Gods Zoon. En dat was de losprijs. En omdat die prijs oneindig hoog is, is die voldoende voor alle mensen, al zouden er miljoenen mensheden zijn die moesten worden vrijgekocht! Een schaker is graag bereid een pion te offeren, als hij er een paard of een toren voor terug kan krijgen, want zo'n schaakstuk heeft een hogere waarde. Maar als je een paard of een toren offert voor een pion, dan is dat meestal gewoon stom. Jezus heeft zijn leven opgeofferd om er een hartstochtelijk zondigende mensheid mee vrij te kopen. Een slechte ruil? Volgens ieder normaal denkend mens wel, maar de zelfopofferende liefde van Jezus is abnormaal groot en onbegrijpelijk diep. Met stomheid geslagen kunnen we alleen maar constateren dat jij en ik voor Jezus meer waard waren dan ... zijn eigen leven. Wij zijn het hogere doel van Jezus waarvoor Hij zichzelf heeft weggecijferd. Begrijp je dat? Nee, natuurlijk niet!
Persoonlijk toegepast door verlossing
Jezus is gestorven voor de hele mensheid. Maar de Bijbel leert ons ook dat de verdienste van Jezus door zijn kruisdood aan jou persoonlijk wordt 'uitgekeerd' als je gelooft in Jezus en je bekeert tot God. Dan word je wedergeboren en ontvang je nieuw leven door de inwoning van de Heilige Geest. Een van de aspecten van wedergeboorte is de persoonlijke verlossing. We moeten goed onderscheid
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 13 -
Herschepping 2.0
maken tussen vergeving van zonden en verlossing uit de macht van de satan. Verlossing houdt het volgende in: 1. Bevrijding en vrijkoping uit de macht van de satan 2. Toelating tot het Koninkrijk van God Zie meer hierover in onderwerp 'verlossing' in hoofdstuk 'Wedergeboorte'.
4.6.8. Jezus overwon de dood Effect van de zondeval
Door de zondeval is de mens in geestelijk opzicht gestorven. De mens wilde zo nodig op zichzelf staan en onafhankelijk van God verder leven. Daarmee werd de geestelijke levenslijn met God verbroken, niet alleen voor Adam en Eva, maar ook voor al hun nakomelingen, alle mensen dus. Bovendien deden verderf en sterfelijkheid hun intrede, waardoor ieder mens zekerheid had dat hij eenmaal in lichamelijk opzicht zou sterven.
Plaatsvervangend sterven
Door het plaatsvervangend sterven van Jezus heeft God de mensheid bevrijd uit de knellende band van de geestelijke dood. De dood van Jezus betekent leven voor de mensheid. "Het loon van de zonde is de dood, maar het geschenk van God is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer." (Romeinen 6:23, NBV2004) Toen Jezus aan het kruis was gestorven had de satan namelijk een groot probleem. Gods volkomen rechtvaardige Zoon was immers onschuldig ter dood gebracht en dat was de allergrootste onrechtvaardigheid die ooit in het heelal heeft plaats gevonden. Om de onrechtvaardigheid van het vergieten van onschuldig bloed recht te zetten (Hebreeën 12:24), verwierf God het recht om de mensheid het leven aan te bieden. "En zoals de zonde heerste door middel van de dood, zo zal de genade heersen door middel van gerechtigheid en leiden tot eeuwig leven, dankzij Jezus Christus onze Heer." (Romeinen 5:21, GNB1996) "Christus Jezus is verschenen, die de dood heeft vernietigd en onvergankelijk leven heeft doen oplichten door het evangelie." (2 Timoteüs 1:10, NBV2004) Daarom kon Jezus terecht zeggen: "Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk." (Openbaring 1:18, NBG1951) Volgelingen van Jezus hoeven niet meer bang te zijn voor de dood, omdat het sterven van het lichaam een doorgang is naar het eeuwige leven bij God. Bovendien is er de belofte van de opstanding uit de dood.
Nieuwe levensboom
De levensboom van het paradijs is verleden tijd. Sinds de zondeval was de toegang tot deze boom versperd en na de zondvloed was die eenvoudigweg verdwenen, naar we mogen aannemen. Maar het kruis is de nieuwe levensboom geworden. Het leven dat de eerste Adam heeft versmaad, door niet te eten van de levensboom en wel van de doodsboom, is door Jezus, de tweede Adam (Romeinen 5:14), voor iedereen beschikbar bij de tweede levensboom. Jezus is de bron van leven. Daarom kon Hij naar waarheid zeggen: "... Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij." (Johannes 14:6, NBV2004)
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 14 -
Herschepping 2.0
Persoonlijk toegepast door levendmaking
Jezus is gestorven voor de hele mensheid. Maar de Bijbel leert ons ook dat de verdienste van Jezus door zijn kruisdood aan jou persoonlijk wordt 'uitgekeerd' als je gelooft in Jezus en je bekeert tot God. Dan word je wedergeboren en ontvang je nieuw leven door de inwoning van de Heilige Geest. Een van de aspecten van wedergeboorte is de persoonlijke levendmaking. 1. Je bent niet langer geestelijk dood (Jezus heeft de dood overwonnen) 2. Je hebt nieuw leven ontvangen (door de permanente inwoning van de Heilige Geest en verbondenheid met God) 3. Je zult na het sterven van je lichaam eeuwig leven bij God en eenmaal opstaan met een nieuw lichaam. Zie meer hierover in onderwerp levendmaking' in hoofdstuk 'Wedergeboorte'.
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 15 -
Herschepping 2.0
Hoofdstuk 4.6. Sterven van Jezus - 16 -
Herschepping 2.0
4.7. Opstanding van Jezus Dit is een serie gedetailleerde Bijbelstudies, samengesteld uit alles wat in de vier evangeliën verteld wordt over de opstanding van Jezus en de tijd voorafgaande aan zijn hemelvaart. Ook de grote betekenis van de opstanding binnen het christelijke geloof wordt toegelicht. 4.7.1. Romeinse soldaten bij Jezus' graf 4.7.2. Vrouwen en Jezus' opstanding 4.7.3. Discipelen en Jezus' opstanding 4.7.4. Andere opstandingsgetuigen 4.7.5. Betekenis van Jezus' opstanding 4.7.6. Geloven in Jezus' opstanding
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 1 -
Herschepping 2.0
4.7.1. Romeinse soldaten bij Jezus' graf Getuigen van Jezus' sterven
De eerste getuigen van de opstanding waren ... Romeinse soldaten. Het waren overigens ook Romeinse soldaten die zijn kruisiging het meest van dichtbij hadden meegemaakt en getuigen waren van zijn sterven. Romeinse soldaten hoorden Hem bidden om vergeving voor het kruisigen van de Zoon van God (Lucas 23:34). Romeinse soldaten hingen het bordje met de beschuldiging op het kruis van Jezus: 'de Koning van de joden' (Lucas 23:38). Een Romeinse soldaat stak een speer in Jezus' zijde om een bewijs te zien van zijn overlijden: water en bloed (Johannes 19:34). Toen de Romeinse hoofdman zag hoe Jezus stierf, zei hij: deze Man was Gods Zoon (Marcus 15:39).
Wachters bij het graf
De joodse geestelijke leiders vroegen aan Pilatus om bewaking van Jezus' graf door Romeinse soldaten: "en zeiden: Heer, wij herinneren ons dat deze verleider gezegd heeft toen Hij nog leefde: Na drie dagen zal Ik opgewekt worden. Geef dan bevel dat het graf tot de derde dag toe beveiligd wordt, opdat Zijn discipelen Hem 's nachts misschien niet komen stelen en tegen het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de doden." (Matteüs 27:63-64, HSV2010) Merkwaardig dat de joodse leiders deze woorden van Jezus beter hadden onthouden dan zijn eigen discipelen. Hun verzoek werd ingewilligd: "Pilatus antwoordde: 'U kunt bewaking krijgen. Ga nu en regel het zo goed als u kunt'. Ze gingen erheen en beveiligden het graf door het te verzegelen en er bewakers voor te zetten." (Matteüs 27:65-66, NBV2004)
Ze waren erbij toen Jezus' opstanding plaatsvond
Zonder het te weten hebben de joodse leiders de opstandingsgeschiedenis hierdoor alleen maar geloofwaardiger gemaakt, want daardoor kunnen we de volgende gebeurtenis in de Bijbel lezen: "En zie, er vond een grote aardbeving plaats, want een engel van de Heere, die uit de hemel neerdaalde, ging erheen, rolde de steen van de opening weg en ging erop zitten... De bewakers beefden van angst voor hem en werden als doden... enigen van de wacht kwamen in de stad en berichtten de overpriesters alles wat er gebeurd was. En zij kwamen bijeen met de oudsten, en zij kwamen gezamenlijk tot het besluit om de soldaten veel geld te geven, en zij zeiden: Zeg: Zijn discipelen zijn 's nachts gekomen en hebben Hem gestolen, terwijl wij sliepen. En als de stadhouder hiervan hoort, zullen wij hem overtuigen en maken dat u zonder zorgen bent. Toen zij het geld in ontvangst genomen hadden, deden zij zoals hun was voorgehouden. En dit woord is verbreid onder de Joden tot op de huidige dag." (Matteüs 28:1-15, HSV2010) Alleen de Romeinse soldaten waren bij het graf op het moment van Jezus' opstanding. Later vernamen ze dat die aardbeving te maken had met de opstanding van de Zoon van God. Het kan haast niet anders of enkelen van hen zijn tot geloof in Jezus gekomen. Kennelijk hebben niet alle soldaten zich de mond laten snoeren door de joodse leiders, want het verhaal staat in de Bijbel.
Romeinse soldaten komen tot geloof
Het is opmerkelijk dat later ook Romeinse soldaten betrokken zouden zijn bij een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van Gods Koninkrijk: dat Gods heil niet langer uitsluitend aan joden, maar ook aan niet-joden zou worden aangeboden.
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 2 -
Herschepping 2.0
In Handelingen 10 lezen we het zeer uitvoerige verslag van Petrus die door de Romeinse hoofdman Cornelius werd uitgenodigd. Daar aangekomen bracht hij het evangelie aan Cornelius met zijn vrienden en huisgenoten (=personeel en/of ondergeschikten). Allen kwamen tot geloof, ze ontvingen de Heilige Geest en werden gedoopt (Handelingen 10:44-48).
4.7.2. Vrouwen en Jezus' opstanding Deze vrouwen waren getuigen van Jezus' sterven
De vrouwen, die volgelingen van Jezus waren, hadden meer liefde en trouw getoond rondom het sterven van Jezus dan de discipelen: Maria had Jezus met kostbare parfum gezalfd, terwijl de apostelen daar alleen maar kritiek over hadden (Matteüs 26:6-8). De vrouwen waren waarschijnlijk gedurende de hele tijd van Jezus' kruisiging aanwezig geweest, dichtbij het kruis of op een korte afstand (Matteüs 27:55-56, Johannes 19:25). Van de apostelen wordt alleen de aanwezigheid van Johannes vermeld (Johannes 19:25-27). De vrouwen waren present toen Jezus' lichaam van het kruis werd gehaald om het zo goed mogelijk verzorgd in het graf te kunnen leggen (Lucas 23:55-56). De apostelen waren op dat moment pijnlijk afwezig. Wel waren Nicodemus en Jozef uit Arimatea er om de begrafenis te organiseren. (Johannes 19:38-42)
Vrouwen verbijsterd bij het graf "Na de sabbat, toen de ochtend van de eerste dag van de week gloorde, kwam Maria uit Magdala met de andere Maria naar het graf kijken. Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg ..." (Matteüs 28:1-2, NBV2004) "En op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena vroeg, toen het nog donker was, naar het graf, en zij zag dat de steen van het graf afgenomen was." (Johannes 20:1, HSV2010) Andere evangelisten vermelden dat er meer vrouwen bij waren (Marcus 16:1, Lucas 24:1-10). De vrouwen waren verbijsterd toen ze zagen dat de steen was weggerold. Dat kon volgens hen niets anders betekenen dan dat het lichaam van Jezus was weggenomen. De steen was niet weggerold om Jezus uit de grafspelonk te laten gaan. Met zijn verheerlijkte lichaam werd Hij immers niet beperkt door stoffelijke barrières. Hij kon door gesloten deuren binnenkomen, dus Hij zou ook uit een gesloten grafspelonk kunnen komen. Nee, de steen was weggerold zodat mensen in het graf konden komen.
Engelenverschijning
De vrouwen schrokken helemaal van de aardbeving en van de engel (of engelen) die ze zagen. In de Bijbel lezen we nogal eens dat engelen zich vertonen als gewone mensen. In dit geval verschenen zij in een helder stralende gedaante. Het was dan ook een heel bijzondere omstandigheid: "Zijn (=engel) uiterlijk schitterde als een bliksemflits en zijn kleding was wit als sneeuw." (Matteüs 28:3, WV1995) "...zie, twee mannen stonden bij hen in blinkende gewaden. En toen zij zeer bevreesd werden en het gezicht naar de grond bogen, zeiden die tegen hen: Waarom zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt." (Lucas 24:4b-6a, HSV2010) Fijntjes voegde de engelen er het volgende aan toe: "Herinner u wat Hij gezegd heeft toen Hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan." ... (Lucas 24:6b-8, NBV2004)
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 3 -
Herschepping 2.0
Ze hadden inderdaad van tevoren kunnen weten dat Jezus uit de dood zou opstaan. Jezus had het immers diverse malen gezegd (Matteüs 16:21; 20:18-19). Maar destijds konden ze niet vatten wat Jezus hen probeerde duidelijk te maken, of ze wilden het niet geloven. Vaak worden profetieën van tevoren niet begrepen, maar pas nadat ze in vervulling zijn gegaan. Het feit dat de volgelingen van Jezus deze woorden niet hadden begrepen maakt de geloofwaardigheid van de opstandinggeschiedenis nog weer groter. Als ze het van tevoren hadden geweten, hadden ze andere dingen gedaan na het sterven van Jezus. Dan zouden ze bijvoorbeeld niet zijn gekomen om Jezus' lichaam te balsemen. Lucas voegt aan zijn verhaal de volgende betekenisvolle woorden toe: "En zij herinnerden zich Zijn woorden." (Lucas 24:8, HSV2010) Ja, toen pas gingen hun ogen open voor de werkelijkheid. De herinnering aan zijn woorden bevestigden was de engelen zojuist gezegd hadden. Het unieke van de Bijbel is dat er tal van profetieën in voorkomen, die later letterlijk in vervulling blijken te gaan. Dit is een van de duidelijkste bewijzen van de betrouwbaarheid van Gods Woord. De engelen hadden de vrouwen ook een boodschap voor de apostelen meegegeven, die ze ongetwijfeld ook aan hen hebben doorgegeven: "Maar ga heen, zeg tegen Zijn discipelen, en Petrus dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult u Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft." (Marcus 16:7, HSV2010)
Verschijning van Jezus
Ook is Jezus persoonlijk aan de vrouwen verschenen. Dit is heel opmerkelijk als we bedenken hoezeer het in die tijd de mannen waren die alle belangrijke dingen meemaakten. Jezus kende de toewijding van deze vrouwen en heeft hen ongetwijfeld willen belonen voor hun trouw door zich eerst aan hen te laten zien. "Toen zij weggingen om het aan Zijn discipelen bekend te maken, zie, Jezus kwam hun tegemoet en zei: Wees gegroet! Zij gingen naar Hem toe, grepen Zijn voeten en aanbaden Hem." (Matteüs 28:9, HSV2010) Deze ontmoeting met Jezus is het uitvoerigst weergegeven door de evangelist Johannes, waarbij hij alleen Maria uit Magdala noemt. Jezus zegt dan onder meer: "... Houd mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en naar Mijn God en uw God." (Johannes 20:17, HSV2010) Er was iets veranderd in de relatie tussen Jezus en zijn volgelingen. Jezus had door zijn lijden en sterven de verzoening tussen God en de mensheid tot stand gebracht. Nu noemde Hij zijn apostelen geen vrienden, maar zijn broers, omdat zowel Jezus als de discipelen God als hun Vader hadden. Op dezelfde manier mogen wedergeboren gelovigen, die daardoor kinderen van God zijn geworden, Jezus beschouwen als hun 'grote Broer', gebaseerd op Jezus' eigen woorden. Daarnaast zal Jezus natuurlijk altijd hun Heer blijven en boven hen staan...
Doorgeven van opdrachten
Het is opvallend dat er tweemaal een opdracht voor de discipelen is doorgeven aan vrouwen, en niet aan de discipelen zelf. We hebben de voorbeelden hiervoor besproken:
De engelen wilden de discipelen aansporen naar Galilea te gaan om Jezus te ontmoeten. Jezus wilde de discipelen eraan herinneren dat Hij spoedig naar de Vader zou gaan.
Dit onderstreept nogmaals het feit dat de discipelen niet of nauwelijks aanspreekbaar waren en nog teveel bezig waren met zichzelf en hun verwarring, terwijl de vrouwen beter bij hun positieven waren.
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 4 -
Herschepping 2.0
Verder denk ik dat deze dingen ook tegen de vrouwen werden gezegd als een soort waarmerk van hun getuigenissen. Vergeet niet dat in die tijd getuigenissen van vrouwen niet als overtuigend bewijs werden geaccepteerd. Jezus had deze dingen van tevoren ook al tegen de discipelen gezegd. Als het goed was zouden de discipelen zich dat achteraf herinneren en dus weten dat de vrouwen wel degelijk de waarheid hadden gesproken. Je ziet dat God aan alle nodige details heeft gedacht om alle twijfel over de opstanding van Jezus weg te nemen.
4.7.3. Discipelen en Jezus' opstanding Getuigen van Jezus' sterven
De enige van de twaalf discipelen waarvan wordt vermeld dat hij aanwezig was bij het sterven van Jezus was Johannes. Deze discipel en evangelist mocht zich terecht zichzelf 'de discipel van wie Jezus hield' noemen. Er was kennelijk een bijzondere band tussen hen beiden. De andere discipelen waren opvallend afwezig. Direct na het laatste Pesachmaal had Jezus het al voorspeld: "Er komt een tijd, en die tijd is er al, dat jullie uiteengedreven worden, dat ieder zijn eigen weg gaat en mij alleen achterlaat..." (Johannes 16:32, NBV2004) Het was wel erg letterlijk uitgekomen. Toch blijken de discipelen elkaar wel opgezocht te hebben, want op de dag van de opstanding waren ze allemaal in hetzelfde huis. "... Ze hadden de deuren op slot, omdat ze bang waren voor de joden..." (Johannes 20:19, GNB1994) Het was duidelijk dat hun gedrag voortkwam uit angst. Laten we hen niet te snel veroordelen. Wie denkt dat hij onder dezelfde omstandigheden wel bij Jezus was gebleven mag het zeggen... Maar toch was deze angst verwijtbaar. Ze hadden drie jaar met Jezus opgetrokken en er was een hechte vertrouwensband ontstaan. Het is opvallend dat hun angst om zelf gepakt te worden groter was dan hun trouw aan de Persoon aan wie zie zo immens veel te danken hadden. Bovendien hadden ze allemaal beweerd bereid te zijn om met Hem te sterven (Marcus 14:31). Jezus had hen al die jaren getraind voor hun toekomstige roeping als apostelen. Alleen al daardoor konden ze weten dat God dit mogelijk zou maken, dus hun levens liepen geen gevaar. Jezus had hen van tevoren verteld dat Hij niet alleen zou lijden en sterven, maar ook weer zou opstaan. Jezus had hen de Heilige Geest als Helper beloofd om hen in zijn plaats bij te staan. Deze belofte en vele andere uitspraken over hun toekomst wezen erop dat het Koninkrijk na zijn sterven niet als een nachtkaarsje zou uitgaan. Bovenal wisten ze dat Jezus de Zoon van God was en dus ook eeuwig zou leven, waar en op wat voor manier dan ook. Conclusie: de angst van de discipelen was ongegrond en kwam duidelijk voort uit ... ongeloof.
Ongeloof
De discipelen konden eerst niet geloven dat Jezus uit de dood was opgestaan, zoals de vrouwen hen kwamen vertellen: "En hun woorden leken hun kletspraat en zij geloofden hen niet." (Lucas 24:11, HSV2010) De evangelist Lucas (een arts) gebruikte daarbij een woord dat letterlijk 'ijlen als bij koorts' betekent. Marcus geeft wat meer details hierover: "Die (Maria uit Magdala) ging heen en berichtte het aan hen die bij Hem geweest waren, die treurden en huilden. En toen die hoorden dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden zij het niet. En daarna is Hij in een andere gedaante geopenbaard aan twee van hen terwijl
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 5 -
Herschepping 2.0
zij wandelden en naar het veld gingen. Ook zij gingen het aan de anderen berichten; maar zij geloofden ook hen niet." (Marcus 16:10-13, HSV2010) De discipelen treurden en huilden en hadden de deuren dicht uit angst voor de joden. Kortom, ze waren zo in beslag genomen door hun rouwproces, zo vol van teleurstelling, verdriet en angst dat de verhalen over de opstanding niet tot hen doordrongen.
Petrus en Johannes naar het graf
Maar goed, de mannenbroeders Petrus en Johannes gingen uiteindelijk toch naar het graf om de FEITEN te onderzoeken. Johannes schrijft er het volgende over: "Petrus dan ging naar buiten, en de andere discipel (=Johannes zelf), en zij kwamen bij het graf ... Simon Petrus ... ging het graf wel binnen en zag de doeken liggen. En de zweetdoek, die op zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen, maar afzonderlijk, opgerold en op een andere plaats." (Johannes 20:3-7, HSV2010) Johannes was overtuigd door wat hij zag en het drong op dat moment tot hem door dat Jezus inderdaad moest zijn opgestaan. De ordelijk opgevouwen lijkwade sprak ook een duidelijke taal. Jezus' lichaam kon niet zijn weggenomen, want rovers zouden niet de moeite nemen om alles zo netjes achter te laten. Nee, Jezus moest nu ergens anders zijn. Maar Petrus was nog niet zover. Dat is wel te begrijpen. Hij had Jezus immers verloochend en ook dat had hij innerlijk nog lang niet verwerkt. Het ging allemaal veel te snel voor hem (Lucas 24:12). De beide discipelen maakten echter geen engelenverschijning mee en Jezus kregen ze op dat moment ook niet te zien (Lucas 24:24).
Verschijningen van Jezus "Toen het nu avond was op die eerste dag van de week en de deuren van de plaats waar de discipelen bijeenwaren, uit vrees voor de Joden gesloten waren, kwam Jezus en Hij stond in hun midden en zei tegen hen: Vrede zij u!" (Johannes 20:19, HSV2010) "Ten slotte verscheen hij aan de elf terwijl ze aan het eten waren, en hij verweet hun hun ongeloof en halsstarrigheid, omdat ze geen geloof hadden geschonken aan degenen die hem hadden gezien nadat hij uit de dood was opgewekt." (Marcus 16:14, NBV2004) Op de avond van de opstanding stond Jezus plotseling levend en wel te midden van het groepje discipelen. Ze zaten net te eten. De deuren waren zorgvuldig gesloten, maar dat kon Jezus niet tegenhouden. Jezus had nu immers een 'verheerlijkt' lichaam, waarmee Hij niet gebonden was aan de aardse grenzen van tijd en ruimte. Het was een zelfde soort lichaam als wat gelovigen eens zullen ontvangen bij de opstanding. Let eens op de manier waarop Jezus zijn vrienden begroette: "Vrede zij u!" Ook al waren er verwijten vanwege hun ongeloof, dat was niet het overheersende thema van de ontmoeting. In de eerste plaats kwam Jezus op een liefdevolle, vriendelijke manier een einde maken aan hun rouwproces, verwarring, verdriet en vrees. Ook vandaag zijn er mensen voor wie het moeilijk is om de opgestane Heer een plaats te geven in hun hart. Mogelijk zit de deur van hun hart ook op slot, soms door onverwerkte ervaringen uit het verleden of door vrees. Ook bij zulke mensen verlangt Hij binnen te komen om vrede en blijdschap te brengen... Om alle aanwezigen te overtuigen van zijn lichamelijke opstanding uit de dood, deed Jezus het volgende: 1. Jezus liet de aanwezigen de littekens van de kruisiging zien en voelen (Lucas 29:39-40) 2. Jezus at een hapje mee om te laten zien dat Hij geen geest was, maar een mens met een echt lichaam (Lucas 24:41-42) Omdat Tomas er deze keer niet bij was, zou Jezus een week later nog een keer terugkomen, speciaal om Tomas te overtuigen van zijn opstanding. Jezus gaf Tomas ruimschoots de gelegenheid om met Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 6 -
Herschepping 2.0
zijn ogen te zien en met zijn handen te voelen dat Hij echt lichamelijk was opgestaan (Johannes 20:24-29). Jezus liet daarmee zien dat Hij geduld heeft met mensen die wat meer tijd nodige hebben dan anderen.
Discipelen geroepen tot apostelschap
Maar er was nog iets wat Jezus met zijn apostelen wilde bespreken, namelijk hun roeping om het evangelie van Gods Koninkrijk aan de hele wereld te brengen: "En Hij zei tegen hen: Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen." (Marcus 16:15, HSV2010) "... zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u." (Johannes 20:21, HSV2010) Vervolgens deed Jezus iets waarover Bijbeluitleggers veel verschillende uitleggingen geven: "En nadat Hij dit gezegd had, blies Hij op hen en zei tegen hen: Ontvang de Heilige Geest." (Johannes 20:22, HSV2010) Ik denk niet dat de apostelen op dit moment een soort krachtige vervulling met Gods Geest ontvingen; dat zou pas op de Pinksterdag gebeuren. Wel ontvingen ze hierdoor naar mijn mening voldoende inzicht door Gods Geest dat ze de woorden konden bevatten die Jezus gezegd had. Bovendien droeg Hij ook een stuk autoriteit aan hen over, die ze als vertegenwoordigers van Koning Jezus namens Hem mochten hanteren: "Als u iemands zonden vergeeft, worden ze hem vergeven; als u ze hen toerekent, blijven ze hem toegerekend." (Johannes 20:23, HSV2010)
Nog niet naar Galilea
Nog maar enkele dagen geleden, op de avond van het laatste Pesachmaal, had Jezus nadrukkelijk tegen de discipelen gezegd dat ze na zijn opstanding naar Galilea moesten gaan: "Maar nadat Ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar Galilea." (Marcus 14:28, NBV2004) De engelen hadden de vrouwen dezelfde boodschap meegegeven, die ze aan de apostelen moesten doorgeven. En toch kwam niemand van hen op het idee om zo gauw mogelijk naar Galilea te gaan. Acht dagen later zaten ze nog steeds in Jeruzalem (Johannes 20:28) toen Jezus daar voor de tweede maal verscheen om zich speciaal aan Tomas laat zien. Pas daarna gingen ze naar Galilea, misschien na nog weer een extra aansporing van Jezus. Ondanks dat de discipelen geloofden in de opstanding, konden ze niet loskomen van de plaats van de kruisiging. Daarin lijken ze op veel gelovigen van vandaag, die er wel toe zijn gekomen om te erkennen dat Jezus voor hun zonden gestorven is, maar weinig of geen opstandingkracht in hun leven hebben. Zowel voor het een als het ander is geloof nodig. Doordat de discipelen in Jeruzalem bleven hangen, hebben ze kostbare tijd verloren laten gaan waarin ze samen met Jezus hadden kunnen zijn.
Ontmoetingen in Galilea
In Johannes 21 lezen we dat de discipelen uiteindelijk toch naar Galilea zijn gegaan. Ze wisten niet de exacte plaats van ontmoeting, en toen er een tijdje niets gebeurde werd Petrus een beetje ongedurig. "Petrus zei: ‘Ik ga vissen.’ ‘Wij gaan met je mee,’ zeiden de anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze niets…" (Johannes 21:3, NBV2004) Het waren niet allemaal vissers van beroep. We lezen dat een man als Natanaël uit Kana ook in de boot zat (Johannes 21:2). Hij was een boer, die misschien nog nooit van zijn leven een visnet in zijn handen had gehad. Desondanks zeilden ze broederlijk over het meer van Galilea en deden ze hun uiterste best om een maaltje vis te vangen. Helaas, zonder succes. Dat hoorde allemaal bij het trai-
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 7 -
Herschepping 2.0
ningsprogramma om vissers van mensen te worden: in eigen kracht kun je geen geestelijke resultaten bereiken. En toen stond er een man aan de oever. Hij riep iets en uit zijn woorden konden ze opmaken dat hij wel trek had in een lekker visje. Maar ze moesten toegeven dat ze niets hadden gevangen. De man riep dat ze het net aan de stuurboordkant moesten uitwerpen. Elke visser wist dat dat erg fout is, want met een net aan de kant waar het roer zijdelings naast het schip is geplaatst, is het schip praktisch onbestuurbaar. Maar toch deden ze het, misschien uit beleefdheid. Het gevolg was overdonderend: een overvloedige hoeveelheid vis. Hoe kon dit? De hele nacht niets vangen, en nu een net zo vol dat het niet te tillen was. Johannes had als eerste door wie de man was. Hij herkende in deze situatie de hand van zijn Meester. Ze hadden dit immers eerder meegemaakt!." Het is de Heer!", brulde hij naar de anderen. Inderdaad, ZONDER Jezus presteerden ze niets, MET Jezus konden ze alles. Les 1 van het apostelschap en de kunst om vissers van mensen te worden... Het werd weer net als vroeger! Jezus en de discipelen gingen met elkaar picknicken aan het strand en er werden indringende gesprekken gevoerd. Daarbij werd Petrus, die eerder zijn Heer had verloochend, in de kring van de discipelen in ere hersteld (Johannes 21:15-18). Dat was nodig zodat de anderen hem later weer als hun leider zouden kunnen accepteren. De smet van de verloochening was voorbij en er werd niet meer over gepraat. Daarna heeft Jezus de discipelen veelvuldig ontmoet, waarschijnlijk voornamelijk in Galilea: "Hij heeft Zichzelf, nadat Hij geleden had, ook levend aan hen vertoond, met veel onmiskenbare bewijzen, veertig dagen lang, waarbij Hij door hen gezien werd en over de dingen sprak die het Koninkrijk van God betreffen." (Handelingen 1:3, HSV2010) Gedurende deze periode greep Jezus ongetwijfeld terug op allerlei onderwerpen, waarover Hij gedurende de afgelopen jaren met hen had gesproken, maar nu vanuit het perspectief van zijn dood en opstanding. Ja, de opgestane Jezus was dezelfde als de Jezus met wie zij jarenlang hadden opgetrokken, ook al was Hij toch wel anders vanwege zijn opstandingslichaam. Zij zagen niet langer de onopvallend ogende Mensenzoon, maar de goddelijke overwinnaar, de Koning van het heelal. Tenslotte ging Jezus met zijn discipelen naar de Olijfberg, vlak bij Jeruzalem. Zijn laatste woorden, die in de Bijbel zijn opgetekend, zijn een herhaling van zijn eerdere opdracht aan de discipelen, die vanaf dit moment apostelen genoemd werden: "... Ik heb alle macht in hemel en op aarde gekregen. Ga er daarom op uit om alle volken tot mijn leerlingen te maken. Doop hen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. En ... Ik ben altijd bij u, tot het einde van de tijd." (Matteüs 28:18-20, HB2008) Zie meer hierover in onderwerp 'Hemelvaart' in hoofdstuk 'Heilige Geest'.
4.7.4. Andere opstandinggetuigen Emmaüsgangers
Een van de meest geliefde verhalen uit het evangelie van Lucas is de geschiedenis van twee mannen die op weg waren naar Emmaüs, ongeveer 11 km ten noordwesten van Jeruzalem (Lucas 24:13-35). Een van hen heette Kleopas. Zijn vrouw had bij het kruis van Jezus gestaan (Johannes 19:25). Hij was waarschijnlijk dezelfde als Alfeüs, de vader van de apostel Jakobus (Matteüs10:3; Handelingen 1:13). We weten niet wie de andere persoon is. Sommige Bijbeluitleggers vermoeden dat het de evangelist Lucas was. Het was in de oudheid gebruikelijk dat een schrijver zich op een verborgen manier in zijn geschrift ten tonele voerde. Dat zien we bij de andere evangelisten in Matteüs 9:9-10, Marcus 14:5152 en Johannes 21:20. Jezus voegde zich bij de mannen, die druk in gesprek waren over wat er met Hem gebeurd was, zonder dat zij Hem herkenden.
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 8 -
Herschepping 2.0
"Terwijl ze daar zo over aan het praten waren, kwam Jezus zelf bij hen en liep met hen mee. Maar ze herkenden hem niet, verblind als ze waren." (Lucas 24:15-16, GNB1994) Jezus legde hun uit dat de Schrift (het Oude Testament dus) profetieën bevat over wat Hem was overkomen. Het paste allemaal in Gods grote plan met de wereld dat Jezus doelbewust zijn leven had afgelegd en vervolgens was opgestaan. "Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten." (Lucas 24:25-27, NBV2004) De mannen namen de uitleg van Jezus gretig in hun hart op en hun innerlijk begon als het ware te gloeien van blijde ontdekking. Toen ze in een restaurantje wat met elkaar gingen eten, ontdekten ze met een schok dat het Jezus zelf was die met hen aan tafel zat. Op dat moment verdween Jezus even plotseling uit hun midden als dat Hij bij hen gekomen was. De beide mannen gingen helemaal uit hun dak van blijdschap. Ondanks het late tijdstip liepen ze snel terug naar Jeruzalem om het de apostelen te vertellen. Daar werden ze enthousiast begroet met de woorden: "De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt..." (Lucas 24:34, NBV2004) Kennelijk waren alle aanwezige apostelen intussen overtuigd van het feit van Jezus' opstanding.
Twee boeren "... En daarna is Hij in een andere gedaante geopenbaard aan twee van hen, terwijl zij wandelden en naar het veld gingen. Ook zij gingen het aan de anderen berichten ..." (Marcus 16:12-13 HSV2010) Het woord voor 'veld' in de Griekse grondtekst is 'agron' dat akker betekent (het woord 'agrarisch' is daarvan afgeleid). Deze verschijning van Jezus doet in eerste instantie denken aan de Emmaüsgangers uit Lucas 24, maar er zijn te veel verschillen om dat zomaar aan te nemen.
Petrus
Ook heeft Petrus een persoonlijke ontmoeting gehad met de opgestane Heer . "... De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!" (Lucas 24:34, NBV2004) Doordat Petrus Jezus bij zijn gevangenneming driemaal verloochend had, was er een diepe duisternis in zijn hart ontstaan (Matteüs 22:62). Ongetwijfeld is het tijdens die ontmoeting met Jezus weer goed gekomen tussen Jezus en Petrus. Later zou Jezus hem ook te midden van de andere discipelen in ere herstellen (Johannes 21:15-19).
Overzicht
De apostel Paulus geeft het volgende overzichtje over een aantal verschijningen van de opgestane Heer: "Want voor alle dingen heb ik u overgegeven, het geen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften, en Hij is verschenen aan (1) Kefas (=Petrus), (2) daarna aan de twaalven. (3) Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan 500 broeders tegelijk, van wie het merendeel thans nog in leven is, doch sommigen zijn ontslapen. (4) Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, (5) daarna aan al de apostelen;
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 9 -
Herschepping 2.0
(6) maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene." (1 Korintiërs 15:3-8, NBG1951) In deze opsomming komen verschijningen voor, die niet door de evangelisten zijn beschreven (die aan Jakobus en aan 500 gelovigen). We mogen rustig aannemen dat er in die periode meer verschijningen van Jezus zijn geweest dan die we in de Bijbel kunnen lezen. Doordat Jezus na zijn opstanding niet meer beperkt was door tijd en ruimte was Hij in staat om in die korte tijd van veertig dagen ongekend veel te doen.
Conclusie
Het is erg aannemelijk dat de getuigenissen van alle getuigen van Jezus' opstanding niet uitputtend in de Bijbel beschreven zijn, maar ze zijn meer dan voldoende om overtuigend aan te tonen dat Jezus is opgestaan. Jezus is niet dood gebleven, maar Hij leeft en zal tot in alle toekomstige eeuwigheden leven. Halleluja!
4.7.5. Betekenis van Jezus' opstanding Belangrijk feit
De lichamelijke opstanding van Jezus is naast zijn kruisdood de belangrijkste gebeurtenis die we in de Bijbel tegenkomen. Het was een feit waar niemand omheen kan. In het Bijbelboek Handelingen lezen we hoe de opstanding van Jezus steeds een hoofdthema is van de evangelieprediking: "Maar God heeft hem doen opstaan..." (Handelingen 2:24, GNB1996) "... God heeft Hem opgewekt uit de doden; daarvan zijn wij getuigen." (Handelingen 3:15, WV1995) "De apostelen bleven met grote kracht getuigen van de opstanding van de Heer Jezus..." (Handelingen 4:33, NBV2004) "maar God heeft hem op de derde dag weer tot leven gewekt en hem aan de mensen laten verschijnen..." (Handelingen 10:40, NBV2004) Paulus noemt het feite van de lichamelijke opstanding van Jezus als een van de meest essentiële leerstukken van het christelijke geloof: "en als Christus niet is opgewekt, is wat wij verkondigen zonder inhoud en zonder inhoud is dan uw geloof." (1 Korintiërs 15:14, GNB1996) Naast het plaatsvervangend sterven van Jezus maakt vooral zijn opstanding het christelijke geloof uniek in vergelijking tot alle andere wereldgodsdiensten. Voor veel grote wereldleiders is ooit een praalgraf gebouwd. Wij kunnen een LEEG graf bezichtigen, want JEZUS LEEFT! Niet ver van de Damascuspoort in Jeruzalem kun je de graftuin vinden. Daarin bevindt zich een grafspelonk die vermoedelijk het graf van Jezus was (en in ieder geval voldoet aan alle Bijbelse gegevens) en dan zie je een opmerkelijk opschrift aan de binnenkant van de deur: "Hij is hier niet, Hij is opgestaan!" De Bijbel spreekt soms over de opwekking van Jezus (bijvoorbeeld Marcus 16:6) en op andere plaatsen over zijn opstanding (bijvoorbeeld Johannes 10:18). Is Jezus uit eigen kracht opgestaan of opgewekt de God de Vader? Laten we er maar geen punt van maken, want Jezus en de Vader zijn één.
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 10 -
Herschepping 2.0
Kruis en opstanding
Het sterven en de opstanding van Jezus vormen een tweetal heilsfeiten die nauw aan elkaar gekoppeld zijn. In zijn sterven legde Jezus zijn aardse leven af, terwijl Hij het bij zijn opstanding op een nieuwe manier weer opnam. In zijn sterven rekende Jezus af met de macht van de satan. In zijn opstanding maakte Jezus het leven beschikbaar voor ieder die het wil aannemen.
Basis voor wedergeboorte
De kracht waarmee God zijn Zoon heeft opgewekt, is ook beschikbaar geworden om mensen uit de geestelijke dood tot geestelijk leven te brengen (Efeziërs 2:5) ofwel tot wedergeboorte. Zo lezen we: "Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop." (1 Petrus 1:3, NBV2004) Als iemand zich bekeert, komt hij in aanraking met het kruis van Jezus. Door wedergeboorte wordt de opstanding van Jezus tot levende werkelijkheid in zijn leven want dan ontvangt hij het nieuwe leven.
Overwinningskracht
De opstanding is het sluitstuk van Jezus' overwinning over de satan, over de machten van zonde en dood. De opstanding van Jezus is zonder meer de grootste manifestatie van Gods onbeperkte kracht: "Doordat Hij terugkwam uit de dood heeft de Heilige Geest met kracht bewezen dat Hij de Zoon van God is." (Romeinen 1:4, HB2008) Juist door de opstanding van Jezus weten we het zeker: Hij is Gods Zoon en met Tomas kunnen we zeggen: "Mijn Heer, mijn God!" (Johannes 20:24, NBV2004) De opstanding van Jezus betekent dat zijn kracht ook beschikbaar is gekomen voor alle gelovigen om te kunnen overwinnen in de geestelijke strijd.
Belofte van eeuwig leven na de dood Jezus zei van zichzelf:
"... Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven." (Johannes 11:25-26, NBG1951) Jezus is in alles de Eerste Persoon, ook in de opstanding. Heel nadrukkelijk geeft Hij aan dat zijn eigen opstanding, uit de dood naar het leven, de mogelijkheid heeft geschapen dat zijn volgelingen door het geloof eeuwig leven zullen ontvangen na hun leven op aarde.
Belofte van opstanding van het lichaam
De betekenis van Jezus' opstanding gaat nog verder. De Bijbel maakt duidelijk dat de hemel slechts een tijdelijke verblijfplaats voor gelovigen is, maar dat ze eenmaal een nieuw lichaam zullen krijgen: "God heeft niet alleen de Heer opgewekt uit de dood, hij zal ook ons opwekken door zijn kracht." (1 Korintiërs 6:14, GNB1996) Dat noemt de Bijbel de 'opstanding van gelovigen' die na de wederkomst van Jezus zal plaatsvinden (zie ook Daniël 12:2; Johannes 6:54; Johannes 11:24; Openbaring 20:4).
Opstanding onderbelicht
Het lijden van Jezus is in de loop der geschiedenis sterk belicht en sterk gedramatiseerd. De opstanding heeft veel minder aandacht gekregen dat het lijden en sterven van Jezus. Denk maar aan de
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 11 -
Herschepping 2.0
vele afbeeldingen in Rooms-katholieke kerken die betrekking hebben op de lijdenstijd. Ook bij de indrukwekkende compositie van Bach, de Matteüs Passion, merken we dat het verhaal ophoudt op het moment dat Jezus' dood met tranen beweend wordt, zonder verwijzing naar de opstanding. Eigenlijk is dat maar een half evangelie. In 2004 werd de film 'the Passion of the Christ' op tv uitgezonden maar ... het gedeelte over de opstanding werd weggelaten. Waarom? Zo lang duurde dat gedeelte niet, maar het hoorde er wel degelijk bij. Ik denk dat de opstanding van Jezus voor veel mensen een stap te ver is.
Theorie of werkelijkheid
Als kerkmensen geloven we tamelijk gemakkelijk dat Jezus voor onze zonden is gestorven. Dat is natuurlijk heel belangrijk, maar tegelijk tamelijk theoretisch en vaak onmerkbaar. Bij de opstanding ligt het anders. Want wat is er merkbaar van de opstandingkracht in het leven van de gelovige? Veel kerkmensen voelen zich erg ongemakkelijk als ze daaraan denken omdat zij zich verschuilen achter een theoretisch groepsgeloof zonder opstandingkracht. Ze doen wel net of ze heel erg blij zijn met Pasen, maar wat leeft er in hun hart? De hamvraag is: ben je wedergeboren? Heb je het echte leven van Jezus in je hart ontvangen? Ben je een echte christen of doe je maar net alsof, ook al doe je oprecht je best om een christen te zijn? In de hoofdstukken 'Bekering' en 'Wedergeboorte' wordt uitvoerig op deze vraag ingegaan.
4.7.6. Geloven in Jezus' opstanding Geloof en ongeloof
Het is opvallend dat juist het feit van de lichamelijke opstanding van Jezus een van de eerste Bijbelse fundamenten is dat sneuvelt bij vrijzinnige theologen en Bijbelcritici. Het begon al met de pertinente ontkenning en het bedrog van de joodse raad, toen de wachters bij het graf hun vertelden dat een engel het graf had geopend en dat het lichaam van Jezus was verdwenen zonder toedoen van mensen. Verder zijn er allerlei argumenten aangevoerd om de opstandinggeschiedenis onderuit te halen, waarvan we enkele van de meest gehoorde tegenargumenten zullen noemen.
Tegenargument 1: 'Het waren hallucinaties'
Sommige Bijbelcritici beweren dat het opstandingverhaal is ontstaan uit hallucinaties. Deze bewering mist elke grond. Het is namelijk bekend dat hallucinaties vooral voorkomen bij overgevoelige mensen verbonden zijn met eerder opgedane ervaringen die in het onderbewustzijn zijn opgeslagen over een langere tijdsperiode voorkomen niet 'besmettelijk' zijn zelden of nooit op een gelijke manier bij twee verschillende mensen voorkomen Geen van de genoemde kenmerken is van toepassing op de situaties rondom de opstanding van Jezus.
Tegenargument 2: 'Het lichaam van Jezus was uit het graf weggehaald'
Een ander veel gehoord argument tegen de lichamelijke opstanding van Jezus is dat de discipelen het lichaam van Jezus uit het graf hebben gehaald om een verzonnen opstandingverhaal kracht bij te zetten. Ook dat argument is erg zwak. Allereerst hebben we natuurlijk het Bijbelse gegeven van de leugen van de joodse raad via de Romeinse grafbewakers. "En zij (=hogepriesters) kwamen bijeen met de oudsten, en zij kwamen gezamenlijk tot het besluit om de soldaten veel geld te geven, en zij zeiden: Zeg: Zijn discipelen zijn 's nachts gekomen en hebben Hem gestolen, terwijl wij sliepen... En dit woord is verbreid onder de Joden tot op de huidige dag." (Matteüs 28:12-15, HSV2010)
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 12 -
Herschepping 2.0
Verder kan gezegd worden dat zo'n daad erg onnatuurlijk zou zijn voor mensen die jarenlang door Jezus zijn onderwezen in oprecht gedrag. Bovendien zou de waarheid achter dat bedrog nooit geheim kunnen blijven. Ook de vermelding in het opstandingverhaal over de windsels die keurig in de grafspelonk lagen (Lucas 24:12) maakt het idee van grafroof ongeloofwaardig. Het idee dat de discipelen het lichaam eerst hadden uitgepakt, ermee wegliepen en vervolgens weer ingepakt hadden is wel erg ondenkbaar. Bij een grafroof wordt alles meegenomen en snel ook. Kortom: het idee van grafroof is te absurd voor woorden. Niemand zou belang hebben bij een grafroof. Ook de vijanden van Jezus niet, want die wilden niets liever dan dat Hij zou sterven en in zijn graf zou blijven liggen. Om die reden was het graf immers verzegeld.
Tegenargument 3: 'Het is biologisch onmogelijk'
Dat klopt. Een bioloog kan vanuit zijn vakgebied niets met de opstanding van Jezus. Toch doet een bioloog er goed aan de begrensdheid van zijn vakgebied te erkennen en de mogelijkheid open te laten dat er een werkelijkheid is buiten de door hem waarneembare werkelijkheid. Er is een geestelijke wereld van waaruit God opereert en wonderen van opstanding uit de dood zijn daarin mogelijk. Gedurende de tijd dat ik in Papoea Nieuw Guinea heb gewerkt heb ik drie verslagen gehoord van mensen die ooggetuigen waren van opstandingen uit de dood: 1. Zora, onze eigen tuinman, gaf een uitvoerig verslag van een gestorven dorpsgenoot op de dag nadat die na gebed van een groep gelovigen tot leven was gekomen. Dit gebeurde tijdens een indrukwekkende opwekking binnen de Gadsup taalgroep. 2. Des Oatridge, een Bijbelvertaler uit Nieuw-Zeeland, noemde een tienermeisje uit de Binumarien taalgroep, die was gestorven en een glimp van de hemelse heerlijkheid had opgevangen. Haar werd verteld dat ze terug mocht gaan naar het leven op aarde om haar dorpsgenoten te vertellen wat ze gezien had. 3. Een Nederlandse zendeling bij de "Four Square Church" in Goroka vertelde me hoe iemand uit zijn gemeente terug was gekomen uit de dood. Hij was er persoonlijk bij geweest toen het gebeurde. Ook in Nederland ken ik een voormalige zendeling (Jan Pit), die was gestorven aan een dodelijke ziekte: hersenmalaria. Hij is uit de dood is teruggekomen, nadat een ouderling van zijn gemeente daar intens om gebeden had. Toen hij zich na wederkomst in Nederland door een specialist liet onderzoeken, zei deze letterlijk dat het 'godsonmogelijk was' dat hij levend voor hem stond. Het getuigenis van deze persoon is diverse malen via tv uitgezonden en ik heb het ook van hem persoonlijk gehoord tijdens een spreekbeurt. Dit is maar een greep uit de vele opstandingen uit de dood die in deze tijd hebben plaatsgevonden. Wat bij mensen onmogelijk, is mogelijk voor God, speciaal met betrekking tot zijn Zoon Jezus. Hij heeft. "... met kracht bewezen te zijn de Zoon van God, door Zijn opstanding uit de doden ..." (Romeinen 1:4, HSV2010)
Tegenargument 4: 'De getuigenissen bevatten verschillen'
Als we de gebeurtenissen rondom de opstanding in de vier evangeliën vergelijken zien we een aantal verschillen. Zo lezen we verschillende aantallen vrouwen bij het graf, een of twee engelen bij of in de grafspelonk. Ook beschrijven de vier evangeliën elk gebeurtenissen die in geen van de andere evangeliën voorkomen. Uit dit alles zou dan blijken dat de verhalen niet erg betrouwbaar zijn. Zelf ben ik tot een tegenovergestelde mening gekomen. De verschillen accentueren de verwarring die er was onder de volgelingen van Jezus. Hoewel ze hadden kunnen weten dat Jezus zou opgestaan, hadden alle gebeurtenissen hen zo aangegrepen dat ze daar niet meer aan konden denken.
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 13 -
Herschepping 2.0
Juist daardoor komen de Bijbelse getuigenissen zo authentiek en ongecensureerd over. Juist de verbijstering, de verwarring en het ongeloof van Jezus' volgelingen heeft veel overtuigingskracht. Zo'n verhaal kan niet verzonnen zijn, anders hadden zij immers heel anders gereageerd. De opstandingdag was de meest emotionele en verwarrende dag in de levens van Jezus' volgelingen. Daarom is het niet verwonderlijk dat de verhalen van ooggetuigen, die in de evangeliën zijn verwerkt, soms een beetje verwarrend overkomen, met hier en daar ook verschillen. Alleen mensen die de autoriteit van de Bijbel sowieso niet willen accepteren, struikelen hierover.
Geloofwaardigheid
Het Bijbelse opstandingverhaal is extreem geloofwaardig en kan alleen worden ontkend door mensen die het niet WILLEN geloven. Daaronder zijn ook veel theologen en predikanten. Ik geloof dan ook niet dat deze mensen veel opstandingkracht uitstralen! Er zijn verschillende brochures geschreven door juristen die de opstandingverhalen vanuit hun vakgebied hebben onderzocht. Zij kwamen tot de conclusie dat de getuigenissen meer dan voldoende overtuigend waren om in een rechtszaak stand te houden.
Hoofdstuk 4.7. Opstanding van Jezus - 14 -