Hoofdstuk 1. Buiten de bebouwde kom Vraag 1.1 Wie mag of mogen hier voorgaan? De voetgangers. De fietser.
Vraag 1.2 Mark en Rick lopen op de rijbaan, want er is hier geen voetpad. Welke zin is waar? Mark en Rick lopen hier beiden goed. Mark en Rick moeten hier allebei links gaan lopen. Mark en Rick moeten hier allebei rechts gaan lopen.
Vraag 1.3 De fietsers rijden naar een kruispunt toe. Ze zijn langs een verkeersbord gereden. Wat weet je nu over dit kruispunt? Je moet voorrang krijgen van bestuurders van links en rechts. Je moet voorrang geven aan bestuurders van links en rechts. Je moet extra goed opletten en voorrang geven aan bestuurders van rechts.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
1
Vraag 1.4 Mark en Rosan komen bij een uitrit. Er komt een tractor uitrijden. Wat moeten zij doen? Mark en Rosan mogen beiden voorgaan. Mark mag voorgaan, Rosan moet de tractor voor laten gaan. Mark en Rosan moeten de tractor voor laten gaan.
Vraag 1.5 Mark en Rick willen oversteken. Van links komt geen verkeer. Drie kinderen praten over de foto. Wie heeft gelijk? Kruis aan. Anouk: Mark en Rick kunnen doorrijden naar het midden van de weg en daar bij de fietsers gaan staan. Jos: Mark en Rick moeten wachten, want de vluchtheuvel is bezet. Ze passen er niet meer bij. Aida: Mark en Rick kunnen doorfietsen naar het midden van de weg. Als ze daar aankomen, zijn de fietsers weg.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
2
Hoofdstuk 2. In het centrum Vraag 2.1 Rai en Loek zetten hun fiets bij de weg. Mag dat hier? Ja Nee
Vraag 2.2 Loek steekt over. Het voetgangerslicht aan de overkant is net rood geworden. Wat moet Loek doen? Loek mag doorlopen naar de overkant, want het eerste licht is groen. Loek moet op de vluchtheuvel wachten tot het licht aan de overkant groen is. Zolang de fietsers stilstaan, mag Loek doorlopen.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
3
Vraag 2.3 De fietsers willen rechtdoor. Ze krijgen te maken met een auto van links. Wat is waar? De fietsers moeten voorrang krijgen, want de auto komt van links. De fietsers moeten voorrang geven, want auto’s mogen altijd eerst. De fietsers moeten voorrang krijgen, want dat moet altijd zo in het centrum.
Vraag 2.4 De fietsers komen bij een vrachtauto die stilstaat om te worden uitgeladen. Wat moeten zij doen? Ze moeten ruim achter de vrachtauto stoppen en wachten tot hij wegrijdt. Ze mogen zelf kiezen of ze de vrachtauto links of rechts voorbij rijden. Ze moeten omkijken. Als niemand hen achterop of tegemoet komt rijden, kunnen ze de vrachtauto achter elkaar voorbij rijden.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
4
Vraag 2.5 Ella en Nancy willen het straatje in. Drie kinderen praten over de foto. Wie heeft gelijk? Kruis aan. Tim: Nancy mag het straatje in. Ella moet afstappen en gaan lopen. Sarah: Nancy en Ella mogen allebei het straatje in. Ella moet heel langzaam gaan fietsen en rekening houden met voetgangers. Boaz: Op dit moment loopt er niemand in het straatje. Daarom mogen Ella en Nancy nu fietsend en lopend het straatje in.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
5
Hoofdstuk 3. Kruispunten Vraag 3.1 Roos komt bij een kruispunt. Moet Roos de fietser en de auto voor laten gaan? Ja Nee
Vraag 3.2 De kinderen willen rechtdoor fietsen, de vrachtauto wil rechtsaf. Wat is waar? De kinderen moeten snel doorrijden, dan hoeft de vrachtauto niet te stoppen. De kinderen moeten stoppen en de vrachtauto voor laten gaan. De kinderen mogen voorgaan als ze zeker weten dat de chauffeur hen heeft gezien.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
6
Vraag 3.3 De voetgangers willen oversteken op een kruispunt met een bord. Van rechts komen een auto en een fietser. Wat moeten de voetgangers doen? Ze moeten de auto en de fietser voor laten gaan. Ze moeten alleen de auto voor laten gaan. Ze mogen voorgaan.
Vraag 3.4 Djamilla wil linksaf. Er is een opstelvak voor linksaf. Waar moet zij in dat vak wachten? Ze moet helemaal links voor de auto in het vak gaan staan. Ze moet rechts in het vak gaan staan. Ze mag zelf weten waar ze gaat staan.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
7
Vraag 3.5 Evi wil linksaf. Drie kinderen praten over de foto. Wie heeft gelijk? Kruis aan. Aziz: Evi moet omkijken en haar hand uitsteken. Als niemand haar achterop komt rijden, moet ze naar de linker fietsstrook gaan. Ross: Evi fietst in de strook voor rechtsaf. Ze mag nu helemaal niet meer naar links. Heleen: Evi kan het beste doorfietsen tot het verkeerslicht en daar naar de linker fietsstrook gaan.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
8
Hoofdstuk 4. In de moderne wijk Vraag 4.1 Jules en Hidde krijgen te maken met een voetganger die wil oversteken. De voetganger gebruikt een blindenstok. Moeten de jongens de voetganger voor laten gaan? Ja Nee
Vraag 4.2 De fietsers rijden langs een verkeersbord. Welke zin is waar? De fietsers moeten hier links afslaan. De fietsers mogen hier niet links afslaan. De fietsers mogen hier links en rechts afslaan.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
9
Vraag 4.3 Jules en Hidde krijgen te maken met een busje van links. Welke zin is waar? Beide jongens moeten voorrang geven aan het busje, dat zien ze aan de strepen op de weg. Beide jongens moeten voorrang krijgen, want het busje komt van links. Alleen Hidde moet voorrang krijgen, want hij gaat rechtdoor.
Vraag 4.4 Kijk waar de kinderen lopen. Wie loopt of lopen op de goede plaats? Alle kinderen lopen op de goede plaats. Alleen Teun loopt op de goede plaats. Teun, Hidde en Jules lopen op de goede plaats.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
10
Vraag 4.5 Hidde rijdt Jules en Tiziano voorbij. Drie kinderen praten over de foto. Wie heeft gelijk? Kruis aan. Stef: De jongens rijden op een tweerichtingenfietspad. Daar mag je nooit inhalen. Hidde doet het dus fout. Meike: Hidde mag nu inhalen. De tegemoetkomende fietsers zien Hidde aankomen. Ze moeten even achter elkaar gaan rijden. Finn: Inhalen is nu niet handig. Als er op een tweerichtingenfietspad iemand tegemoet komt rijden, moet je even wachten met inhalen.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
11
Hoofdstuk 5. In de buitenwijk
Vraag 5.1 De auto rijdt achteruit van de parkeerplaats. Het groepje fietst er ruim omheen. Kunnen zij nu met tegemoetkomers te maken krijgen? Ja Nee
Vraag 5.2 Hidde en Tiziano krijgen te maken met een busje dat uit een uitrit komt. Welke zin is waar? Hidde en Tiziano moeten allebei het busje voor laten gaan. Hidde mag voorgaan, Tiziano moet wachten. Hidde en Tiziano mogen allebei voorgaan.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
12
Vraag 5.3 De fietsers komen bij een kruispunt met een bord. Wat is waar? Ze moeten voorrang geven aan de auto en de fietser. Ze moeten voorrang krijgen van de auto en de fietser. Ze moeten voorrang geven aan de fietser. De auto moet voor hen wachten.
Vraag 5.4 De bus stopt bij de halte. Wat moeten de fietsers doen? Ze moeten achter de bus wachten tot hij wegrijdt. Ze kunnen de bus voorbijrijden, want er is ruimte genoeg. Als er geen auto tegemoet komt rijden, kunnen ze de bus voorbijrijden.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
13
Vraag 5.5 De fietsers rijden op een fietspad om een rotonde. Een vrachtauto wil de rotonde verlaten. Drie kinderen praten over de foto. Wie heeft gelijk? Kruis aan. Lila: De fietsers moeten stoppen. Je moet een vrachtauto altijd voor laten gaan. Anoek: De fietsers mogen voorgaan. Ze moeten goed opletten of de vrachtauto voor hen stopt, want misschien ziet de bestuurder hen niet. Nigel: De fietsers zien aan de haaientanden dat ze voor mogen gaan. Ze hoeven dus geen rekening te houden met de vrachtauto.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
14
Hoofdstuk 6. In het dorp
Vraag 6.1 De kinderen staan met elkaar te prakten. Kijk hoe ze staan. Doen zij het nu goed? Ja Nee
Vraag 6.2 Drie fietsers krijgen te maken met een vrachtauto die stilstaat voor een kruispunt. Roos rijdt de vrachtauto links voorbij, Lindsy rijdt hem rechts voorbij, Robel stopt. Wie doet het goed? Lindsy Roos Robel
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
15
Vraag 6.3 Lindsy fietst op een voorrangsweg. Robel steekt over op het zebrapad. Wat is waar? Lindsy moet Robel voor laten gaan, want hij steekt over op het zebrapad. Lindsy mag voorgaan, want zij rijdt op een voorrangsweg. Robel en Lindsy moeten goed op elkaar letten en zelf bepalen wie er voor mag gaan.
Vraag 6.4 Kijk hoe de kinderen fietsen. Welke zin is waar? De kinderen mogen niet met z’n drieën naast elkaar rijden. Dat mag nooit. De kinderen mogen zo fietsen, maar ze moeten wel op de rechter weghelft blijven. De kinderen mogen met z’n drieën naast elkaar fietsen, als ze anderen daarbij niet hinderen.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
16
Vraag 6.5 De kinderen gaan alle drie linksaf. Drie kinderen praten over de foto. Wie heeft gelijk? Kruis aan. Boaz: De kinderen doen het alle drie goed. Op zo’n rustige plek maakt het niet uit hoe je links afslaat. Je hebt tijd genoeg om aan de kant te gaan als er iemand aankomt. Zoesja: Alleen Roos doet het goed. Ze gaat over het voetgangersgedeelte. Zo kan ze niet met tegemoetkomers in de problemen komen. Noa: Alleen Sofian doet het goed. Hij maakt een wijde bocht en komt zo in de zijstraat aan de goede kant van de weg uit.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
17
Hoofdstuk 7. Van alles wat over... borden en tekens Vraag 7.1 Adan ziet de dierenambulance aankomen. Die rijdt met het gele zwaailicht aan. Moet Adan de dierenambulance voor laten gaan? Ja Nee
Vraag 7.2 De trein is voorbij. De overwegbomen gaan alweer omhoog. Lees wat Isa en Meike zeggen. Wat is waar? Isa heeft gelijk. Zodra je onder de bomen door kunt rijden, mag je verdergaan. Isa heeft gelijk. Wachten voor het rode licht hoeft nu niet, omdat er maar één spoor is. Er kan toch geen tweede trein aankomen. Meike heeft gelijk. Je moet altijd wachten tot het rode licht niet meer knippert.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
18
Vraag 7.3 Mala komt bij een kruispunt met een verkeersbord. Welke verkeersborden staan in de zijweg op plaats A en B? Kruis het goede vak aan. Op plaats A:
Op plaats B:
Op plaats A:
Op plaats B:
Op plaats A:
Op plaats B:
Vraag 7.4 Je ziet vier verkeersdeelnemers op het fietspad. Wat is waar? Ze mogen daar alle vier lopen en rijden. Alleen Stef en Anouk mogen op het fietspad rijden. Alleen Stef en Ben mogen op het fietspad rijden.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
19
Vraag 7.5 Elsa wil linksaf. De voetgangers willen oversteken. Drie kinderen praten over de tekening. Wie heeft gelijk? Kruis aan. Inge: Goed dat Elsa haar hand uitsteekt. Nu weten de voetgangers dat ze al kunnen oversteken. Hand uitsteken moet altijd. Noah: Die voetgangers mogen helemaal niet oversteken als er iemand aankomt. Het maakt dus niet uit of Elsa haar hand wel of niet uitsteekt. Jorn: Elsa mag hier zelf kiezen of ze haar hand uitsteekt. Hand uitsteken moet alleen als je met andere bestuurders te maken krijgt.
Aangepast VVN schriftelijk Verkeersexamen 2015
20