Hommage aan Michel Apers van het Film-Plateau team en haar Raad van Bestuur lente 2005
Michel met de affiche Spellbound (Hitchcock) op de opening van de tentoonstelling Vielen Dank Herr Daisne in de Universiteitsbibliotheek, Gent, oktober 1991.
Een doosje In de voorbije 14 jaar heeft Michel Apers ons zoveel tastbaar moois gegeven waardoor we de hommage die Film-Plateau brengt, laten samengaan met een geschenkdoosje, een cadeautje voor Michel. Daarin vatten we herinneringen en films waarvan hij ons leerde houden. Misschien zijn de films die we kozen niet ècht zijn absolute lievelingsfilms, maar hij maakte ze voor ons belangrijk omdat hij ze omkaderde met verhalen waardoor ze onvergetelijk werden voor het – overwegend – studentenpubliek dat ze zag. Hoe geraakte iemand van dat verre Filmarchief nu zo verweven in de Gentse Universiteit? Jacques Dubrulle introduceerde Michel in 1991 in de universiteitsbibliotheek. Daar was het schitterende filmarchief van Johan Daisne een jaar eerder onder gebracht en om dat kenbaar te maken wou men uitpakken met een tentoonstelling van de mooiste stukken. Jacques vond, en dit meer dan terecht, dat een Daisne- en filmexpert als raadgever geen overbodige luxe zou zijn. En die persoon bleek te bestaan. Michel was in 1973 afgestudeerd aan de KULeuven met een thesis over de filmatiek van Johan Daisne. Twee september 1991 was zijn eerste bezoek aan de boekentoren en de wondere Daisne-collectie. De bibliotheek was al lang dicht toen Michel die eerste dag opnieuw vertrok en de dagen erna volgden eindeloze telefoongesprekken waarin hij de dada’s van Daisne blootlegde die inderdaad één voor één terug te vinden waren in de uitgebreide collectie. Meteen waren de knooppunten om de tentoonstelling op te bouwen gemaakt en nog geen maand na het eerste contact werd de collectie Daisne onder de titel Vielen Dank, Herr Daisne: cinefiele curiosa uit het archief Johan Daisne, in
het kader van het Internationaal Filmfestival Vlaanderen Gent aan het publiek getoond. De jaren erop volgden Europese filmmakers in Hollywood (1992) en in 1994 Johan Daisne: 10 films, 10 bioscopen. Dat was de kiem voor wat Film-Plateau zou worden. Michel was ervan overtuigd dat Gent een (jong) filmpubliek had met nood aan filmeducatie en nood aan een filmcanon van klassieke films. Etienne Vermeersch was op dat ogenblik vice-rector van de universiteit en de vergaderingen waarin plannen werden gesmeed en waarin evenveel herinneringen aan filmklassiekers werden opgehaald volgden elkaar snel op. Er kwam een filmzaaltje dat opende op 5 maart 1997, en een overeenkomst met de dienst Decentralisatie van Klassieke en hedendaagse films waarvoor Michel toen verantwoordelijk was. Het werd het begin van een boeiende samenwerking voor de programmatie, het vinden van films, van de rechten, van de omkadering. Michel dacht, droomde, zocht, vond, schreef en neuriede. Hij was niet de man van beleidsnota’s, visions of missions maar wel de man met een wondere, rijke filmbagage waarvan hij vooral het mooie en boeiende wou delen. Zijn onconventionele manier van werken hoefde geen contracten in 24 exemplaren en grote woorden, als je zijn golflengte vond kon je eindeloos op hem vertrouwen. Een deadline halen voor een tekst of een boekje ging gepaard met lange telefoons en meters faxen, maar telkens weer werd ze gehaald. De teksten kwamen er als ze beloofd waren, soms wat korter dan voorzien maar dat merkte niemand, en als hij een afspraak maakte dan was hij er, nooit te laat, eerder te vroeg zodat hij toch nog even zelf kon checken of alles in orde was, of de juiste kader gebruikt werd, de juiste film er was. En oh als dat niet zo was! Dan hoorde je dat wel. Maar nooit voor lang
en nooit met rancune. Nooit met een blijvende stilte, het kwam altijd wel weer goed. Als de spanning er dan wat afviel en alles op zijn pootjes kwam, kreeg je steevast een opgeluchte “bol het af” te horen. Meer woorden verspilde hij er niet aan. Voor Michel kon erg veel, zolang je maar eerlijk met hem bleef, loyaal en integer, precies zoals hij zelf was. Soms vroegen we ons af hoe vaak hij de film die hij had ingeleid nu zelf al had gezien. Der Blaue Engel was er zo eentje. Dan nam hij afscheid voor de film begon omdat hij meteen na de inleiding vertrok want hij had die film al genoeg keren gezien. Maar jawel, wie zat er nog bij de eindaftiteling? En wie zei zo vaak “da was schoon hé!”. Wie denkt dat Michel enkel in UGent geïnteresseerd was omwille van een “contract” met zijn dienst heeft het fout. Het was veel meer dan dat. Hij ging mee op zoek naar techniekers en hoste met ons Vlaanderen rond om 35mm projectoren te vinden. Genoot van het bezoek aan de oude bioscopen zoals de Ritz in Evergem waar onze projectoren ooit dienst deden. En werd ook triest van het besef van het verdwijnen van die kleine zaaltjes. Ooit brachten we dagen door in het Rijksarchief van Beveren Waas om de schat aan filmaffiches van oude Gentse bioscopen door te nemen. Wat voor ons “mooie” documenten waren, waren voor Michel hele verhalen, bijna encyclopedische verhalen zelfs, verwarmd en gekleurd door anekdotes. Ook anderen weten dat twee centimeter affiche voldoende waren voor Michel om ze te herkennen, hij functioneerde bijna als een Google in die veelheid van documenten. We hebben in de jaren Film-Plateau Michel nooit echt in de kijker gesteld, want hij wou ook nooit op de voorste rij staan, hij hield zich liever in de coulissen van waar hij kon
zien dat wat hij in gang zette ook werkelijk draaide en floreerde. En hij was terecht heel trots op Film-Plateau, dat een stukje zijn kind is. Film-Plateau treurt nu. Zelfs geen tien mensen samen kunnen ons geven wat Michel ons gaf omdat dat nu eenmaal zo uniek was en onvervangbaar. We houden hem dan ook bij ons, in elke eindaftiteling maar ook in elke eis voor kwaliteit voor projectie, voor echtheid van pellicule. En we houden hem ook bij ons in elk spatje zee. De affiche voor dit eerste seizoen zonder “ons maatje” is daarom uitzonderlijk en eenmalig blauw. Om hem nooit te vergeten. Sylvia Van Peteghem Kaat Van de Velde Maart 2005
collectief verleden Michel Apers was één van de oprichters van Film-Plateau en bleef tot zijn overlijden betrokken bij de programmering van de Gentse universitaire filmclub. Het was typisch voor Michel om als voormalige exploitant van een ‘betere’ cinema in te zien dat Gent behoefte had aan een filmeducatief project als Film-Plateau, maar ook dat kleinere Gentse cinema’s door dit initiatief niet mochten worden benadeeld. In zijn optiek diende Film-Plateau studenten te vormen als cinefielen door hen te confronteren met de canon van de filmgeschiedenis. Film-Plateau moest hun filmkennis en -cultuur prikkelen. Het moest hen ook beter bewapenen om voluit te genieten van het reguliere filmaanbod in Studio Skoop, Sphinx en Kinepolis. Vanuit Michels bijdrage aan Film-Plateau ontstond een levendige interesse voor filmonderzoek aan de Universiteit Gent. Het is dan ook geen toeval dat Michel betrokken werd bij het op poten zetten van het onderzoeksproject Licht op een Collectief Verleden (FWO Max-Wildiersfonds 2000-2003), dat de Vakgroep Communicatiewetenschappen (Werkgroep Film- en Televisiestudies) en het Koninklijk Filmarchief samen uitvoerden. Ook voor ander filmhistorisch onderzoek werd Michel vaak gecontacteerd, zowel als vertegenwoordiger van het onvolprezen Filmarchief, als om zijn gedegen kennis van de filmgeschiedenis. Er waren weinig vergaderingen van de Werkgroep waarop niet vroeg of laat de woorden vielen: ‘Daarover zullen we Michel eens bellen.’ We zullen hem missen. Daniel Biltereyst en Roel Vande Winkel
film keert niet weer na de door naasten én verren diep betreurde dood van michel apers—een dood waarvoor, zoals bij elke dood, niets dan respect kan worden opgebracht—lijkt arm vlaanderen weer een heel stuk armer geworden, zelfs ‘minder’ te bestaan. weinigen onder ons beseffen of weten het, maar vlaanderen lijkt pas te bestaan—en historisch beschouwd geldt dat zeker en vast—als het iets verliest. met apers verliest vlaanderen niet alleen een stuk van zijn cinema, de cinema verliest ook weer een stuk vlaanderen. voorzitter van de vlaamse dienst voor filmcultuur, dat was zijn functie. ikzelf zag hem steeds als de onvermoeibare, ietwat over zijn toeren draaiende motor van ‘de decentralisatie van hedendaagse en klassieke films’, een vreemde, uit kafka weggeslopen omschrijving voor wat mij apers’ enige taak op deze wereld leek te zijn: films leren kennen (en af en toe ontzettend lief zijn—tot op dat eigenste moment dat ik met hem moest botsen). dat was zo als het zijn eigen speurende brein betrof: hij wou steeds opnieuw films ‘leren kennen,’ was even hongerig, zag er soms even getrokken van anticipatie uit als het ging om het leeghalen van een van de legendarische filmkelders in de koningstraat (excelsior, bijvoorbeeld) waar wij—gewetensbezwaarden— vrachtwagens vol dozen met duitse softporno op pellicule naar ‘den deepoo’ bij marianne brachten. dat was toen nog met jean-victor en clémentine, die hem echt soms gadesloegen als was hij een benige wolf, zo’n uitgemergelde die steevast op zijn passen terugkeert. hij was een wolf die kon mekkeren als een verloren schaap, en vandaag zoals de vreselijke lammeren in het geheugen van een vrouw uit een beroemd boek stil is geworden. michel—zijn naam was tegelijk vertrouwd en vreemd—was voortdurend op zoek,
bij elk gerucht dat feit werd en de teloorgang van de cinema een echo dichterbij bracht—dat vermoedde ik althans—in actie schoot. er was geen vlaamse of waalse veehouder met een curieuze interesse in de ‘mekaniek’ van film—het projecteren, het opstellen van een 35mm in een smerige garage ergens te lande, het opleggen van een filmbobijn van een ‘fiem mee’ jean-paul belmondo—of apers contacteerde hem.‘the treasure of the sierra madre, dat was het van meet af aan. apers was een schattenjager, op zoek niet zozeer naar wat er in de kist van zo’n westvlaamse amateur-bioscoopexploitant lag te ‘vireren’, te zelfontbranden of gewoon weg te krommen (nooit meer te projecteren), maar vooral op zoek naar de schat. de ongrijpbare schat, natuurlijk. de schat die wegvliegt in hustons the treasure of the sierra madre, maar, en dat deed ook ooit mijn brein sneller kloppen, vooral de schat die wegvloog op een luchthavenbaan, uit een koffer die van het bagagewagenstel was gedonderd, in kubricks the killing. de schat die kon killen (ook finchers panic room eindigde zo, maar daarmee moesten michel en ikzelf eens goed lachen, die ene keer dat ik hem om de twee jaar terugzag). het was the killing, cinema die buiten de cinema staat, die ons ons meest saamhorige moment bracht (want het was de film videodrome die ons een onherstelbare breuk verkocht), een seminarie dat ik mocht doen, dat michel en marc didden hadden opgezet rond jim thompson, en waar op zondag cinema buiten de cinema zou worden gedraaid, alain corneaus série noire, met de killende patrick dewaere. kubrick, jim thompson: kijk eens, daar heb je een samenwerking die kon killen (en big jim werd gevild en gekild, ging dood aan de schat). het terugdenken aan wat voorbij is, is steeds een warrige bedoening, vergeef het me dus niet dat ik hier wat freewheel. want het is het geheugen dat in
de evolutie van onze schattenjagende zoogdierenbiologie een onzinnige afwijking heeft ontwikkeld, het vermogen om te dromen. u begrijpt misschien, weinigen in vlaanderen zullen het willen aanvaarden, dat het allemaal om een schat gaat die kon moorden (met dat woord kun je ‘droomen’ vormen, verrek, toch straffer dan redrum en murder— zucht, The Shining). de cinema was michels killer, gewoon omdat het zijn leven was, zijn lijf, zijn brein, zijn biologie. wat lag er in zijn genen dat hem de meest gevoelige ‘terugdenker’, maar ook de meest botte, meedogenloze intrigant maakte als het ging om de schat? gabrielle was voor ons altijd een athene, een ongrijpbare krijgsgodin die een uil van wijsheid en zijn schaduw op haar schouders meedroeg, terwijl ze wacht liep. maar michel was nu eens een hellehond, dan weer een engel uit frank capra. er was iets bedwelmend ongezonds, verslavend aan de bewaring van de mystieke cinema die hij beoefende. ooit onderhandelde michel met mgm over richard fleischers the boston strangler, ja, voor de aankoop van zo’n cinema buiten alle cinema daalde hij af in oorden waar al wat heilig was wel moest verdwijnen. tot ver in de zeventiende eeuw, vergis u niet (geeuw), werd het heffen van interesten op een lening, of sterker, het maken van winst op handelstransacties als een soort doodzonde beschouwd. de grootste denkers waren vies van geld dat ‘weerkeerde’. honderden traktaten van weloverwogen, maar ook erg radicale denkers probeerden winst, profijt, interest en consoorten als tumoren uit het collectieve brein te snijden. en hoewel michel als een kleuter opging in ‘de cinema’ van de cinema, in het kijken, bekijken, visioneren, zoeken, onderhandelen, in het ‘mysterieus’ doen daar in die smalle gang op het archief als hij ons voorbijwandelde, geheimzinnig de lippen op elkaar klemmend als ik hem uitvroeg over de aankoop van een 70 mm of over
the boston strangler, the hustle before the tussle—was er bovenal, u kent het wel, de desinteresse voor de interest op een achterstallige rekening, voor de prijs die hij moest betalen. apers wou niet dat iets ‘weerkeerde’, behalve dan misschien de tijd waarin goeie cinema tegen een goeie prijs als goeie centen ‘weerkeerde’. hij had het steevast over la dolce vita, een film die vandaag door het grote publiek na vijf minuten zou worden uitgespuwd, maar toen gans italië in vervoering bracht en als tonnen goei geld weerkeerde. ‘ofschoon dat allemaal en nog veel meer’ was hij vooral iemand die nooit was weergekeerd, of er was toen cinema besloot niet weer te keren. de dood van de cinema be the death of me, moet hij hebben gedacht. zeker toen hij eens ‘weerkeerde’ van bij de bbc, waar lang voor de komst van de dvd die glanzende, diep verzadigde westernprints te zien waren, te gave prints die apers natuurlijk moest gaan onderzoeken. hij keerde weer en was er eigenlijk niet goed van: hij had de digitale kamer bezocht, waar een knaap van 19 de grofst beschadigde film helemaal schoon renderde op een pc, met een monitor-----brrrr, zei hij. en toen leek hij zelfs even een paard. goed, dit obligate gemijmer begint zelfs mij te vervelen. en ook goed, het is dat terugdenken aan de terugdenker die michel apers was, dat verdacht lang blijft kleven. het ‘weerkeren’ was zijn moorddroom: ‘weerkeren’ met kinderen op de ‘klassieke filmmatinees voor de jeugd’, waar hij een handvol playstation-addicts gulliver’s travels ‘leerde kennen’ en godverdomme er nog in slaagde de zaal stil te krijgen. als er één stompje mens op deze aardkloot het woord ‘filmcultuur’ belichaamde alsof ‘film’ van hem was op een stiekeme, intieme manier, dan was het wel die man die ik in 1992 leerde kennen als een erg nerveuze, maar ook
bedarende man die vanuit de kantoren aan de rotonde, het eindpunt van de ravensteingalerij in brussel, meermaals per dag de ravensteinstraat overstak. Hij streek dan met de wind mee zijn donkere haar weg, terwijl hij over zebrapad het paleis kwam binnengelopen. nooit als het verkeerslicht rood was, neen. doorheen het raam op de bovenverdieping van het paleis, in het bureau waar de tijdschriftenschat van het belgisch filmarchief was verborgen, kon ik hem dan uiterlijk geduldig zien wachten, zien neuriën zelfs, tot hij heel even op zijn tippen stond en alras begon te wippen, dan zijn blik weer over de weg slingerde en bij het springen van het groen al onderaan door de hellepoort was verdwenen. jo smets