REGEERAKKOORD MICHEL
11-10-2014
S T U D I E D I E N S T / D I E N S T S O C I AL E Z E K E R H E I D
INLEIDING De regering Michel staat in de steigers. Het regeerakkoord werd donderdag 09-10-2014 vrijgegeven. In onderstaande bijdrage willen wij u een algemeen beeld schetsen van de maatregelen die in het regeerakkoord vermeld staan. Vooraleer aan de lectuur te beginnen, willen wij u de volgende bemerkingen meegeven: -
Ofschoon elk hoofdstuk van een regeerakkoord zijn consequenties heeft op de respectievelijke beleidsdomeinen, kunnen wij uiteraard niet in extenso elk van deze maatregelen ten volle analyseren. De nadruk wordt in eerste instantie dan ook op de hoofdstukken 1, 2, 3 en 4 gelegd. Desalniettemin worden enkele interessante items betreffende de hoofdstukken 5 tot en met 10 meegegeven.
-
Een regeerakkoord legt de krachtlijnen van een beleid vast. Derhalve ontbreekt het ons soms aan cijfermateriaal om concrete analyses te maken. Waar wij dit nodig achtten, hebben wij gewerkt met een [ ]. Dit duidt op een bedenking die met de nodige omzichtigheid moet bekeken worden.1
Gelet op de techniciteit van de verschillende stelsels tijdskrediet en SWT, wordt in deze passages stilgestaan bij de huidige reglementering. 1
1
1. Werkgelegenheid & concurrentievermogen De regering ambieert om het concurrentievermogen te versterken en extra banen te creëren. Meer specifiek wil de regering tegen het einde van de legislatuur een werkgelegenheidsgraad van 73,2 % bereiken, zoals bepaald bij de nationale invulling van de Europa 2020-doelstellingen. Men wil dit realiseren door de loonhandicap weg te werken en de arbeidsmarkt en pensioenen verder te hervormen. Sociaal overleg krijgt veel aandacht in de inleiding. Men wil het interprofessioneel overleg verzekeren en bevestigt dat sociaal overleg een stevige en creatieve basis vormt om de noodzakelijke hervormingen te kunnen verwezenlijken. Sociaal overleg waarborgt de stabiliteit en legitimiteit van de ondernomen hervormingen. De wederzijdse verantwoordelijkheid wordt wel sterk benadrukt. Meer concreet wil de regering een ‘sociaaleconomisch macro-akkoord’ afsluiten, waarover structureel overlegd zal worden met de groep van 10. De regering engageert zich om de tripartite akkoorden die in dit kader wordt gesloten volledig uit te voeren. 1.1. Banenplan Het scheppen van banen is de centrale prioriteit van deze regering. Om de werkloosheidsgraad te verminderen zal de regering in overleg met de sociale partners een banenplan uitwerken. De belangrijkste doelstelling van dit banenplan is de economie op gang brengen door het concurrentievermogen te versterken en de binnenlandse vraag en koopkracht te ondersteunen. De regering wil tegen het einde van de legislatuur de loonhandicap, die sinds 1996 zou opgebouwd zijn, wegwerken en deze vervolgens bewaren.. De regering wil deze doelstelling bereiken door de sociale en fiscale lasten op arbeid aanzienlijk te verlichten. Men wil arbeid netto beter verlonen, en werkloosheidsvallen en inactiviteitsvallen gevoelig verminderen door de koopkracht van de werknemers te verhogen en door een daling van de fiscaliteit op arbeid. De regering wil de gemiddelde effectieve uittredingsleeftijd optrekken en een activerend werkgelegenheidsbeleid voeren. Daarnaast zal men geografische en professionele mobiliteit sterk aanmoedigen. Om deze zaken te realiseren en ervoor te zorgen dat werkbaar werk loont, zal de regering een breed loopbaanbeleid voeren. Concreet zal het banenplan zich richten op volgende thema’s: lastenverlaging, levenslang leren, werkervaring, jeugdwerkloosheid, langere en meer gevarieerde loopbanen en kansengroepen. Men wil met het banenplan ook meer flexibiliteit aan bedrijven en werknemers bieden (wordt verder toegelicht in 1.4). Er zal ook een relancemaatregel “specifieke steun in ontwrichte zones” worden ontwikkeld in samenwerking met de gewesten.
2
De regering zal in het kader van het banenplan de opleidingsdoelstelling (die momenteel bepaalt dat werkgevers 1,9 % van hun loonlast aan opleiding dienen te spenderen) moderniseren om tot een effectieve en afdwingbare verhoging van de opleidingsinspanning te komen. De formulering van een nieuwe opleidingsdoelstelling moet opleiding in ondernemingen stimuleren. Men rekent hierbij op de gedeelde en afdwingbare verantwoordelijkheid van werknemers en werkgevers. Hierbij wordt onderzocht of de opleidingsinspanning in een loopbaanrekening (cfr. 1.4) voor iedere werknemer kan worden geïntegreerd. Naast de opleidingsinspanningen wil men ook investeringen in onderzoek en ontwikkeling versterken, door creativiteit aan te moedigen en ondersteuning te bieden voor de ontwikkeling van efficiënte industriële productiewijzen. In dit kader denkt men eraan om de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers te versterken. De regering zal verder de impact van de reeds bestaande beperking in tijd van en versterkte degressiviteit van inschakelingsuitkeringen opvolgen en stelt dat er na deze evaluatie bijkomende maatregelen kunnen overwogen worden. Ten slotte wordt vermeld dat de regering een technisch kader uitwerkt om de uitvoering van de staatshervorming op het vlak van arbeidsmarkt te verzekeren. Men zal dit voorafgaand voorleggen aan de Gewesten. 1.2. Loonkostenhandicap verminderen België zou volgens het technisch verslag van de CRB en het verslag van de expertengroep “Concurrentievermogen en Werkgelegenheid” (juli 2013) concurrentievermogen verloren hebben ten opzichte van de drie referentielidstaten. Dit zou banengroei afremmen en bestaande banen, vooral in de arbeidsintensieve industrie, vernietigen. Daarom verbindt de regering zich ertoe om minstens de loonhandicap met de buurlanden die sinds 1996 zou opgebouwd zijn vóór het einde van de legislatuur weg te werken. Men wil hier zo snel mogelijk mee beginnen door reeds in 2015 en 2016 volgende drie maatregelen door te voeren: Een indexsprong in 2015. [Er worden geen details gegeven doch het is plausibel dat men in de overheidssector en bepaalde PC’s die hetzelfde mechanisme hanteren, de indexering die zou moeten volgen op het overschrijden van de spilindex zal overslaan.(2%). In PC’s waar de lonen op periodieke basis (bijvoorbeeld trimestrieel of jaarlijks) worden geïndexeerd zal men (wellicht) geen indexeringen doorvoeren tot ook zij 2 % loonsverhoging zouden gegenereerd moeten hebben.]
3
De regering zal de lastenverlaging vervat in het competitiviteitspact vervroegen. [Ook hier worden er geen verdere details gegeven. Het competitiviteitspact voorzag in een lastenverlaging van telkens 450 miljoen euro in 2015, 2017 en 2019. Dit wil ongetwijfeld zeggen dat het vooropgestelde uitgavenpatroon versneld zal uitgevoerd worden.]
Een verdere periode van loonmatiging in 2015-2016 (of tot zolang de competitiviteit niet hersteld is). [Opnieuw geen extra informatie, maar dit impliceert wellicht een loonnorm van 0 % voor 2015-2016, nog voor de interprofessionele onderhandelingen gestart zijn.]
Hoewel niet aan het mechanisme van automatische loonindexering wordt geraakt, wordt er wel vermeld dat het mechanisme verder hervormd kan worden. Het indexcijfer stijgt vandaag echter al minder snel ten gevolge van reeds uitgevoerde hervormingen. Om erop toe te zien dat de loonlasten effectief verminderen zal men enerzijds de wet van 26 juli 1996 herzien en anderzijds maatregelen treffen om de werkgeverslasten te verminderen.
1.2.1. Herziening van de wet van 1996 Er zullen verschillende aanpassingen worden doorgevoerd aan de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. Dit is de wet die bepaalt dat de sociale partners bij IPA een maximale marge voor loonkostenontwikkeling dienen vast te leggen voor twee jaar. Een overzicht van de aanpassingen:
De loonkostenhandicap wordt verminderd bij elk IPA met als doel de handicap weg te werken voor het einde van de legislatuur. Daarnaast moeten de sociale partners niet alleen rekening houden met de evolutie voor de komende twee jaar, maar ook met de evolutie van de voorbije twee jaar. Vandaag wordt er echter alleen gekeken naar de verwachte loonkostenontwikkeling in de drie referentielidstaten voor de komende twee jaar bij het bepalen van de loonnorm.
De loonsubsidies die in aanmerking worden genomen voor het meten van de loonhandicap worden bepaald bij KB. [Vandaag worden de loonsubsidies, goed voor 6,5 miljard euro of 3,35 % van de loonlasten, niet in rekening gebracht bij het berekenen van de loonkosten.]
De loonnorm wordt vastgelegd via CAO indien de sociale partners tot een akkoord komen. Komt men niet tot een akkoord, bepaalt de ministerraad de loonnorm bij KB.
De bepalingen van het artikel 9 van de wet zullen strenger worden gemaakt. Dit artikel heeft betrekking op de sancties voor werkgevers die de loonnorm overschrijden.
4
De regering zal een automatisch correctiemechanisme invoeren voor de vastgestelde overschrijdingen.
Overheidsbedrijven (Bpost-Belgacom, …) zullen voortaan ook onder het toepassingsgebied van de wet van 26 juli 1996 vallen.
1.2.2. De lasten verminderen De regering zal de vermindering van de werkgeverslasten, waartoe reeds was besloten in het kader van het competitiviteitspact, uitbreiden. Het grote objectief is de werkgeversbijdragen verminderen van 33 % naar 25 %, een objectief dat wettelijk verankerd zal worden. De bestaande tarieven onder de 25 % (bijvoorbeeld voor lage lonen en de eerste vijf aanwervingen) blijven behouden. Daar de maatregelen en budgetten voor de structurele verminderingen van de lage lonen behouden zullen blijven, zal men een budget voorzien voor structurele verminderingen voor de hogere lonen. Dit budget moet ervoor zorgen dat het basistarief effectief omlaag gaat, zonder dat daarbij het tarief voor de lage lonen toeneemt tegenover de huidige situatie, inclusief het competitiviteitspact. De budgetten voor de lage lonen zullen dus niet dalen, ook niet wanneer de maatregelen in het kader van het competitiviteitspact in rekening worden genomen. De regering zal ook de versterking van de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing ten voordele van het ploegen- en/of het nachtwerk behouden. Deze maatregel werd evenals in het competitiviteitspact besloten. De algemene vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing van 1 %, waar alle werkgevers uit de privésector sinds 2007 van genieten, zal worden omgezet in een extra vermindering van het basistarief van de werkgeversbijdragen. Verder zal de regering de bijdragevermindering voor de eerste drie aanwervingen in KMO’s versterken en vereenvoudigen, opdat meer banen kunnen worden geschept in KMO’s. De regering hoopt met deze vermindering van de werkgeversbijdragen de competitiviteit van de ondernemingen te versterken en een aantrekkelijk investeringsklimaat te creëren. Men zal er in dit kader op toezien dat de loonlastenverlagingen effectief leiden tot een overeenkomstige daling van de totale loonkost. Ten slotte erkent de regering dat competitiviteit niet enkel afhankelijk is van de loonkosten, maar ook van andere kostencomponenten zoals de energiekost. [Opmerking: budgettaire details over bovenstaande maatregelen worden niet gegeven, noch wat betreft de kostprijs van de lastenverlagingen, noch wat betreft de financiering ervan.]
5
1.3. Werkloosheidsval wegwerken Om werkloosheids- en inactiviteitsvallen weg te werken wil de regering het nettoloon van werknemers verhogen, door middel van een daling van de fiscale en sociale lasten die op het brutoloon worden afgehouden. Men wil hiermee de consumptie ondersteunen en het verschil tussen de vervangingsinkomens en de laagste inkomens uit arbeid vergroten. 1.4. Modernisering arbeidsmarkt / loopbanen Dit subhoofdstuk behandelt de modernisering van de arbeidsmarkt. Er wordt telkens melding gemaakt van het ‘advies van de sociale partners’. De ‘vereenvoudiging en modernisering’ van de reglementering wordt, na advies van de sociale partners, verdergezet. Dit omvat onder andere de annualisering van de arbeidstijd, overuren, deeltijdse arbeid en schoolbelcontracten. De regering zal, na advies van de sociale partners, een nieuw loopbaanmodel invoeren, rekening houdend met volgende elementen:
Meer soepelheid bij de arbeidsorganisatie; Rekening houdend met de in het kader van de pensioenhervorming genomen maatregelen; Een beter evenwicht tussen werk en privéleven voor de werknemer; Een loon dat meer in overeenstemming is met de competenties en productiviteit. Aandacht voor voortgezette opleiding en stages tijdens en na de schoolopleiding (rekening houdend met de bevoegdheden van de deelstaten); Herziening en geleidelijke invoering van de loonbarema’s (minder nadruk op leeftijd + anciënniteit en meer nadruk op competenties en productiviteit Deze oefening wordt bovendien gekoppeld aan een vermindering van het aantal PC’s.
Na advies van de sociale partners, doet de regering bovendien voorstellen om: Meer soepelheid in de loopbaanspreiding in te voeren.
Een loopbaanrekening invoeren. Het principe kan als volgt worden samengevat: werknemers kunnen zowel tijd en/of geld opsparen tijdens hun actieve carrière. Deze opgespaarde rekening kan gebruikt worden om loopbanen te onderbreken, als complement bij werkloosheidsvergoedingen of als complement bij het wettelijk pensioen. De regering spreekt bovendien over een integratie van allerhande verlofstelsels (tijdskrediet, loopbaanonderbreking) in dergelijk systeem.
De CAO rond telewerk [n° 85] te herzien.
De verdere harmonisatie van de statuten A/B binnen een strikt tijdskader te bewerkstellingen, rekening houdend met de financiële
6
impact voor alle betrokken actoren. Men maakt letterlijk melding van volgende thema’s: gewaarborgd loon, jaarlijkse vakantie, tijdelijke werkloosheid en het collectief arbeidsrecht. [Opnieuw worden de PC’s geviseerd: men spreekt opnieuw over een vermindering van het aantal PC’s en over een modernisering van het sectoraal overleg, rekening houdende met de eengemaakte statuten en de economische sectoren in de 21 ste eeuw.]
In dat kader, en op voorstel van de regering, wordt ook de rol van de Fondsen voor Bestaanszekerheid herbekeken vanuit het oogpunt van een versterkte transparantie en met betrekking tot de inning van verplichte bijdragen.
De regering zal de sociale partners voorstellen de hervorming van de opzegtermijnen en de schrapping van de proefperiode te evalueren, teneinde eventuele hinderpalen in het aanwervingsbeleid te vermijden.
Werknemers moeten zich inschrijven bij de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten binnen de maand nadat de opzeg is ingegaan. Dit is een voorwaarde om te kunnen genieten van de werkloosheidsuitkering.
De modaliteiten te onderzoeken inzake een omzetting van het krediet dat een student kan werken (aan verlaagd tarief) van dagen naar uren, zonder dat dat de controle hierop in het gedrang komt.
Het stelsel van de havenarbeid, in overleg met de sociale partners, te moderniseren. [FR: geen melding van overleg sociale partners]
Het juridisch kader inzake sluiting van onderneming + collectief ontslag aan te passen, met het oog op kortere procedures om sneller duidelijkheid te bieden. Fase I van een herstructurering kan bovendien door een sociaal bemiddelaar afgesloten worden.
1.5. Tijdskrediet en loopbaanonderbreking Harmonisering De verschillen tussen het tijdskrediet en loopbaanonderbreking van de privésector, de publieke sector en de non-profitsector worden in kaart gebracht. Er wordt een traject uitgewerkt om de verschillende stelsels tegen 1 januari 2020 volledig met elkaar gelijk te schakelen.
7
Niet-gemotiveerd tijdskrediet Het niet-gemotiveerd tijdskrediet opent niet langer rechten op RVAuitkeringen en wordt niet langer gelijkgesteld voor de pensioenberekening. [Datum: 01-01-2015 of onbekend?]
Gemotiveerd tijdskrediet Het gemotiveerd tijdskrediet – thematisch verlof blijft als dusdanig bestaan. Wel zullen de loopbaanvoorwaarden en motieven strenger gecontroleerd worden. Gemotiveerd tijdskrediet zal 12 maand langer kunnen (nu 36 of 48 maanden) en gelijkstelling voor pensioen indien volgende motieven worden aangetoond: Zorg over eigen kind tot 8 jaar (nu 36 maanden) Palliatieve zorgen ( nu 36 maanden) Bijstaan zwaar ziek of zwaar gehandicapt familie- of gezinslid (nu 36 maanden maar enkel voor gezinslid of familielid tot tweede graad dat zwaar ziek is; 48 maanden voor eigen gehandicapt kind ; 48 maanden voor eigen minderjarig ernstig ziek kind of minderjarig kind dat beschouwd wordt als deel uitmakend van het gezin) [Tijdskrediet met motief opleiding wordt niet met 12 maanden verlengd]
Landingsbanen De uitzonderlijke landingsbanen tussen 50-54 jaar, doven uit. Eindeloopbaantijdskrediet dat nu vanaf 55 jaar mogelijk is, wordt vanaf 1 januari 2015 mogelijk op 60 jaar voor de eerste aanvragen. [Datum uitdoving: 01-01-2025 of niet bekend?] [Ter info: bestaande stelsels vanaf 50 jaar die zouden uitdoven hieronder]
Halftijds tijdskrediet: Zwaar beroep EN knelpuntberoep Zwaar beroep: opeenvolgende ploegen, onderbroken diensten, werk in nachtploegen 5 jaar in zwaar beroep tijdens laatste 10 jaar voorafgaand aan aanvraag of 7 jaar in zwaar beroep over laatste 15 jaar die aan aanvraag voorafgaan Knelpuntberoep: verpleegster, verzorgend personeel in ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen, beroepen hernomen op officiële lijst 25 jaar beroepsverleden als loontrekkende 4/5 tijdskrediet vanaf 50: Zwaar beroep OF 28 jarige loopbaan 5 jaar in zwaar beroep tijdens laatste 10 jaar voorafgaand aan aanvraag of 7 jaar in zwaar over laatste 15 jaar die aan aanvraag voorafgaan
8
Of 28 jarig beroepsverleden als een sector-CAO dit voorziet
Halftijds tijdskrediet en 4/5 tijdskrediet: ondernemingen in moeilijkheden en in herstructurering Datum van aanvang tijdskrediet situeert zich binnen periode van erkenning van het bedrijf als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering; De aanvraag gebeurt in het kader van een erkenning door de minister van werk en viseert het vermijden van ontslagen; De aanvraag tot erkenning moeten toelaten het aantal werknemers in SWT te verminderen; De minister verklaart duidelijk in haar beslissing dat de voorwaarden tot erkenning zijn vervuld. 1.6. Loopbaaneinde [Het regeerakkoord laat veel ruimte tot interpretatie. Niet alle SWT-stelsels worden behandeld in het regeerakkoord. Een summier overzicht welke stelsels wél en niet worden behandeld.]
CAO 17 (algemeen stelsel) [Dit stelsel wordt vermeld.]
Behoud huidige regels voor werknemers die opzeg uiterlijk op 31.10.2014 ontvangen. [In 2015 verdwijnt het SWT 58/38 lange loopbanen, ingevolge de hervorming van de Regering Di Rupo I]
CAO 17 en Lange Loopbanen Jaar Mannen 2010 58/37 2011 58/37 2012 58/38 2013 58/38 2014 58/38 2015 60/40 62/40 2016 60/40 62/40 2017 60/40 62/40 2018 60/40 62/40 2019 60/40 62/40 2020 60/40 62/40 2021 60/40 62/40 2022 60/40 62/40 2023 60/40 62/40 2024 60/40 62/40
60/30 60/30 60/35 60/35 60/35
Vrouwen 58/33 58/33 58/35 58/35 58/38 60/31 62/31 60/32 62/32 60/33 62/33 60/34 62/34 60/35 62/35 60/36 62/36 60/37 62/37 60/38 62/38 60/39 62/39 60/40 62/40
60/26 60/26 60/28 60/28 60/28
[In blauw: de nieuwe leeftijds- en loopbaanvoorwaarden zoals weergegeven in het regeerakkoord]
9
Kliksysteem Nog geen duidelijkheid Bestaat momenteel enkel voor SWT CAO 17 en Lange Loopbanen SWT 58/35 Zware Beroepen [Wordt niet vermeld in regeringsakkoord. Blijft dit stelsel als zodanig bestaan?]
Huidige regels: Hervorming van Regering Di Rupo raakte niet aan dit systeem. Sector- of ondernemings-CAO is vereist; Zware beroepen: opeenvolgende ploegen, onderbroken diensten, werk in nachtploegen; 7 jaar een zwaar beroep hebben beoefend over laatste 15 jaar die aan aanvraag voorafgaan of 5 jaar zwaar beroep tijdens laatste 10 jaar voorafgaand aan aanvraag; 58 jaar worden uiterlijk op het einde van de overeenkomst bereikt en tijdens CAO; 35 jaren loopbaan worden uiterlijk op het einde van de overeenkomst bereikt, ongeacht de CAO nog van toepassing is of niet; Opzegtermijn kan na geldigheidsperiode van CAO aflopen; Vliegend personeel kan worden beschouwd als nachtwerker in het kader van een SWT. Voorbeeld [in hypothese dat dit SWT-stelsel geen impact ondervindt van regeerakkoord]): CAO van 1.1.2012 tot en met 31.12.2014 wordt niet verlengd. Er loopt een opzeg van 15.11.2013 tot en met 15.04.2015 Om in SWT te kunnen instappen, moet de werknemer uiterlijk op 31.12.2014 58 jaar oud zijn (geldigheidsperiode CAO). De 35 jaren loopbaan moeten ten laatste op 15.04.2015 zijn bereikt. Indien de CAO wordt verlengd, moet de werknemer uiterlijk op 15.04.2015 58 jaar zijn geworden, op voorwaarde dat de verlenging hetzelfde leeftijdscriterium voorziet.
Medisch SWT 58/35 (CAO 105 NAR 2013-2014) [Wordt niet vermeld in regeringstekst. Blijft dit stelsel als zodanig bestaan?]
Huidige regels: Hervorming van Regering Di Rupo I raakte niet aan dit systeem. CAO van de NAR is vereist; CAO 105 van de NAR van 28 maart 2013 (1.1.2013-31.12.2014) Verlengbaar na evaluatie binnen de Commissie zware beroepen in de schoot van de NAR; Geen sector- of ondernemings-CAO vereist; 58 jaar worden uiterlijk op het einde van de overeenkomst bereikt en tijdens CAO (tussen 1.1.2013 en 31.12.2014) 35 jaren loopbaan worden uiterlijk op het einde van de overeenkomst bereikt, ongeacht de CAO nog van toepassing is of niet; Opzegtermijn kan > 31.12.2014 aflopen;
10
Statuut mindervalide werknemers lichamelijke problemen.
of
werknemers
met
ernstige
SWT 57/ 38 verlenging oud stelsel (31.12.2014) [Wordt niet vermeld in regeringstekst. SWT in dit stelsel niet meer mogelijk na 31.12.2014]
Huidige regels: 58 jaar geworden zijn uiterlijk op het einde van de overeenkomst en 38 jaar loopbaan. CAO uiterlijk neergelegd op 31.05.1987, van toepassing zonder onderbreking tot en met 31 december 2007 ; CAO moet uiterlijk zes maanden na de datum van invoegetreding neergelegd worden Verlenging mogelijk tot maximum 31.12.2014. SWT 56/33 Bouw en nachtwerk (CAO 106 2013-2014) [Wordt vermeld in regeringstekst]
Huidige regels (van toepassing tot 30-10-2014): Hervorming van Regering Di Rupo raakte niet aan dit systeem. CAO van de NAR is vereist ofwel IPA; CAO 106 van de NAR van 28 maart 2013 (2013-2014). Sector-CAO is vereist; 56 jaar (of meer indien sector-CAO bouw) tijdens periode van 1.1.2013 tot en met 30.10.2014 [volgens regeerakkoord stijgt de leeftijdsvoorwaarde vanaf 31-10-2014 naar 58 jaar]
33 jaar loopbaan (of meer als CAO van de bouwsector dit vermeldt) op het einde van de overeenkomst Hetzij, 20 jaar hebben gewerkt in een stelsel met nachtwerkprestaties Hetzij PC 124 : over medisch attest beschikken Opzegtermijn kan > 31.12.2014 aflopen
Suppletief stelsel voor 56 jarigen met 20 jaar arbeid met nachtprestaties en 33 jaar loopbaan; activiteitstak die onder geen enkel PC ressorteert of een PC dat niet in werking is; toetredingsakte Wijzigingen aangebracht door regeerakkoord Jaar Huidig stelsel Hervorming
2014 56/33 56/33
2015 --58/33 56/33 opzeg 30.10.2014
2016 -58/33
2017 -60/33
als <
11
SWT 56/40 (2008-2015) – zeer lange loopbaan [Wordt vermeld in regeringstekst]
Huidige regels: CAO van de NAR is vereist. Van 1.1.2011 tot en met 31.12.2015, geregeld door de wet van 12 april 2011 (artikel 47) Geen sector- of ondernemings-CAO vereist. 56 jaar of meer tussen 1.1.2011 en 30.10.2014 [Volgens regeerakkoord stijgt de leeftijdsvoorwaarde naar 58 jaar vanaf 31-10-2014 en naar 60 jaar vanaf 01-012017.]
Minstens 40 jaar gewerkt hebben als loontrekkende op het einde van de arbeidsovereenkomst. Opzegtermijn kan > 31.12.2014 aflopen
Jaar Huidig stelsel Hervorming
2014 56/40 56/40
2015 2016 --58/40 58/40 56/40 als opzeg < 30.10.2014
2017 -60/40
Ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering [Wordt vermeld in regeringstekst]
Onder Di Rupo I werden de regels reeds verstrengd. Huidig stelsel, als begin van de Hervorming periode van ministeriële vanaf erkenning zich situeert: 01/01/2017 na 31.12.2011 voor bedrijven in moeilijkheden na 31.12.2012 voor bedrijven in herstructurering SWT « ondernemingen in moeilijkheden »
52 jaar in 2012 52 ½ jaar in 2013 ; 53 jaar in 2014 ; 53 ½ jaar in 2015 ; 54 jaar in 2016 ; 54 ½ jaar in 2017 ; 55 jaar in 2018
60 jaar behalve werknemers SWT « 55 jaar in 2013 die uiterlijk op 31.12.2016 zijn ondernemingen Tussen 2013 en 2017: bij ontslagen (huidige regels) in collectief ontslag = 20% + treft
12
herstructurering »
alle werknemers van TBE of van bedrijfsafdeling die minstens twee jaar bestaat op de dag van bekendmaking van het collectief ontslag: idem regel ondernemingen in moeilijkheden
1.7. Deelname aan de arbeidsmarkt aanmoedigen (Dienst Werkloosheid) De regering zal de versterkte degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen, die door de vorige regering werd ingevoerd, voortzetten. De definitie van ‘passende dienstbetrekking’ zal worden aangepast om meer rekening te houden met de competenties van de werkzoekende en zij zal na evaluatie herzien worden om de arbeidsmobiliteit aan te moedigen. Er wordt een federaal kader uitgewerkt voor de invoering van een gemeenschapsdienst voor langdurig werkzoekenden. Dit wordt uitgevoerd in een samenwerkingsakkoord met de Gewesten. Dit kader moet voldoen aan de volgende voorwaarden: De gemeenschapsdienst bestaat uit twee halve dagen per week; De uitoefening van de gemeenschapsdienst mag de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt niet verminderen; De gemeenschapsdienst moet worden ingepast in een traject naar werk; De Gewesten krijgen de mogelijkheid om langdurig werkzoekenden die een aangeboden gemeenschapsdienst weigeren, te schorsen. De IGU-toeslag voor deeltijds werkenden wordt opnieuw berekend zoals voor 2008. Na 2 jaar deeltijds werken met IGU-toeslag, wordt deze toeslag met 50% verminderd. Er wordt geëvalueerd in welke mate deze maatregel de uitstroom naar werk dan wel de terugkeer naar de volledige werkloosheid stimuleert. De regering zal de werkloosheidsreglementering aanpassen, met betrekking tot de werkzoekenden die:
Na meer dan twee jaar werkzoekend te zijn, prestaties leveren ten dienste van de samenleving met behoud van hun recht op werkloosheidsuitkeringen;
13
Een opleiding volgen in een knelpuntberoep of die een bedrijfsstage voltooien.
Vanaf 1 januari 2015 wordt voor de nieuwe instroom onder de leeftijd van 21 jaar het recht op een inschakelingsuitkering gekoppeld aan een minimale diplomavereiste. Deze extra voorwaarde geldt zolang de betrokkene de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt. De maximale leeftijd in de inschakelingsuitkering wordt verlaagd naar 25 jaar. De actieve en passieve beschikbaarheid van werklozen voor werk wordt uitgebreid tot 65 jaar. De anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen wordt afgeschaft voor de nieuwe instromers vanaf 1 januari 2015. De regering zal overleg plegen met de deelstaten om ervoor te zorgen dat de werkloosheidsreglementering zo goed mogelijk de gewestelijke beleidslijnen op het vlak van tewerkstelling ondersteunt. [Eerste commentaar De maatregelen voorzien als een aanmoediging van deelname aan de arbeidsmarkt zijn veelal zeer vaag en laten vooralsnog niet toe de preciese impact ervan te beoordelen. In het oog springen vooral de besparingen door een verdere afbouw van rechten en een verstrenging van de verplichtingen voor de werklozen, zulks vooral in hoofde van jongere en oudere werklozen. 1) Verderzetting van de degressiviteit van het werkloosheidsbedrag De onder de vorige regering ingevoerde versterkte degressiviteit van de uitkeringen zal luidens het regeerakkoord worden verdergezet. Sedert 11/2012 werden de regels voor de geleidelijke vermindering van het uitkeringsbedrag (degressiviteit) gevoelig uitgebreid en verscherpt, naargelang de werkloosheidsduur en het beroepsverleden. Dat geldt niet alleen voor samenwonenden maar ook voor gezinshoofden en alleenstaanden. De regering zal die versterkte degressiviteit verderzetten. Er komt geen beperking van het recht op ‘werkloosheidsuitkeringen’ in de tijd. 2) Aanpassing van de notie Passende dienstbetrekking Een werkweigering of werkverlating wordt bestraft als de betrekking passend is. Het regeerakkoord voorziet dat de definitie van passend werk zal worden aangepast en geevalueerd om meer rekening te houden met de competenties van de werkzoekende. Actueel moet het passend karakter van een werk stééds beoordeeld worden rekening houdend met de geschiktheden en vorming (fysieke geschiktheid, intellectuele mogelijkheden, beroepservaring, studieniveau, etc). Daarnaast geldt er op het vlak van de beroepskwalifcatie een bijzondere bescherming: Vanaf 50 jaar is een betrekking in principe maar passend als ze o.m. aansluit bij het aangeleerde beroep of aanverwante beroepen. Voor minder dan 50-jarigen geldt die bescherming slechts gedurende de 1ste 3 of 5 maanden werkloosheid (naargelang de leeftijd en het beroepsverleden). Nadien moet men een betrekking aanvaarden in een
14
ander beroep. Die bescherming geldt niet als de kans op tewerkstelling in dat beroep zeer beperkt is volgens de bevoegde gewestinstelling. 3) Invoering van een verplichte Gemeenschapsdienst [Wie te lang werkloos is moet gemeenschapsdienst doen gedurende 2 halve dagen per week, zulks op straffe van schorsing. Die gemeenschapsdienst mag de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt niet verminderen en moet ingepast worden in een traject naar werk. Vele vragen zijn onbeantwoord. Wie wordt beschouwd als langdurig werkloze? Hoe valt die verplichting te rijmen met het feit dat ze de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt niet mag verminderen? Hoe zal gewaarborgd worden dat het gaat om kwaliteitsvol werk? Met welke criteria zal er rekening gehouden worden om het passend karakter ervan te beoordelen? Welk sociaal statuut zal betrokkene genieten? Zullen de betrokkenen voor die gemeenschapsdienst een bijkomend inkomen verwerven bovenop hun werkloosheidsuitkering? Zal zulks de werkloosheid niet eerder bestendigen dan wel een overgang naar de klassieke werkgelegenheid bevorderen? Zal die maatregel kleine precaire jobs niet extra onder druk zetten? Zal bij weigering de schorsing tijdelijk zijn of definitief? Zal er rekening gehouden worden met wie al vrijwilligerswerk verricht? Hoe zal voorzien worden in een aangepaste begeleiding van de betrokkenen? Moeten niet eerder reguliere arbeidscircuits gecreëerd worden voor het verrichten van gemeenschapsdienst?
4) Nadeliger berekening van de inkomensgarantie-uitkering (IGU) bij deeltijdse werkhervatting Het regeerakkoord voorziet om de IGU-toeslag opnieuw te berekenen zoals vóór 2008. Bovendien zal die toeslag met 50% verminderd worden na 2 jaar deeltijds werken met IGU. Een 21-plusser zal dan ook nog maar recht hebben op een IGU als zijn brutomaandloon lager is dan € 1501,82. Actueel bedraagt de loongrens voor het recht op IGU nog € 1559,38. Bovendien wordt de forfaitaire uurtoeslag voor de uren die men presteert boven 1/3 van een voltijdse betrekking verlaagd in hoofde van samenwonenden en alleenstaanden. Die uurtoeslag is momenteel dezelfde voor alle gezinscategorieën maar was vóór 07/2008 lager voor samenwonenden en voor alleenwonenden. Voorbeeld: Een samenwonende heeft het werk halftijds hervat aan een deeltijds maandloon van € 1000 bruto. Volgens de berekening van vóór 07/2008 zou de uurtoeslag € 1,10 geweest zijn, terwijl hij volgens de berekening van na 07/2008 en dus volgens de huidige berekening € 2,76 zou bedragen ( indexmultiplicator van destijds) Dat komt neer op een IGU = € 256,13 volgens de berekening van vóór 07/2008 resp. op € 379,05 volgens de huidige berekening (verschil= € 122,92)
15
5) Aanpassing reglementering voor wie na 2 gemeenschapsdienst verricht en voor wie een knelpuntberoep volgt of een bedrijfsstage voltooit.
jaar werkloosheid opleiding in een
Het regeerakkoord bevat hieromtrent geen verdere gegevens, alleen een intentieverklaring. 6) Beperking van het recht op inschakelingsuitkeringen Beperking van de toegang tot het recht op uitkeringen na studies Om vóór zijn 21 jaar nog inschakelingsuitkeringen te kunnen genieten moet men vanaf 01/01/2015 beschikken over een minimaal diploma. Men zal dus moeten geslaagd zijn voor de vereiste studies. Geslaagd zijn in zijn studies was tot hiertoe geen voorwaarde. Actueel volstaat dat men bepaalde studies of een leertijd ‘voleindigd’ heeft (met of zonder diploma) of studies gevolgd heeft in het hoger onderwijs (al of niet voltooid) op voorwaarde dat men voordien minstens 6 jaar gestudeerd heeft (ongeacht het niveau). Jonge laag- en ongeschoolde werkzoekenden zullen hierdoor tot hun 21 jaar uit de boot vallen. Wat zullen hun rechten zijn in de andere takken van de sociale zekerheid ? -
Verlaging van de maximale leeftijd tot 25 jaar
Alleen wie na de beroepsinschakelingstijd en vóór zijn 25ste verjaardag uitkeringen heeft aangevraagd kan voortaan recht krijgen op inschakelingsuitkeringen. Tot nu toe lag die leeftijdsgrens op 30 jaar. Hoger geschoolden en zittenblijvers riskeren hierdoor niet meer in aanmerking te komen voor uitkeringen na studies, en hierdoor evenmin voor zekere tewerkstellingsmaatregelen. Zij riskeren in armoede te verzeilen of terug te vallen op leefloon. 7) Optrekking leeftijd mbt beschikbaarheid van werkzoekenden Werklozen zullen tot hun 65ste beschikbaar moeten zijn voor werk. Ze zullen tot hun 65 jaar actief moeten zoeken naar werk en als werkzoekende moeten ingeschreven blijven (actieve beschikbaarheid). Actueel zijn enkel werkzoekenden jonger dan 55 jaar (58 jaar vanaf 2016) onderworpen aan de controle op het actief zoekgedrag naar werk (Dispo). Bovendien zullen werklozen tot hun 65 jaar passend werk of een passende opleiding moeten aanvaarden op straffe van sanctie (passieve beschikbaarheid). Actueel geldt er vrijstelling van inschrijving als werkzoekende en mag men passend werk of een opleiding weigeren vanaf 60 jaar en zelfs vanaf 50 jaar na 1 jaar werkloosheid en 38 jaar beroepsverleden.
8) Afschaffing anciënniteitstoeslag Een oudere werkloze kan actueel vanaf zijn 55 jaar genieten van een toeslag bovenop zijn normale werkloosheidsuitkering (anciënniteitstoeslag), na 1 jaar werkloosheid en mits hij 20 jaar beroepsverleden heeft. Die toeslag verschilt volgens de leeftijd en de gezinssituatie. Luidens het regeerakkoord zal die toeslag afgeschaft worden voor nieuwe instromers vanaf 01/01/2015.
16
Voorbeeld : Een oudere samenwonende werkloze van minstens 58 jaar ontvangt na 1 jaar werkloosheid per maand gemiddeld een werkloosheidsuitkering van maximum € 859,30 zonder anciënniteitstoeslag resp. maximum € 1181,44 met anciënniteitstoeslag (verschil van € 322,14/m)]
1.8. Re-integratie van personen die arbeidsongeschikt zijn Hervorming van de verzekering arbeidsongeschiktheid m.o.o. het bevorderen van de re-integratie van de betrokkenen. ( uitgangspunt is wat de betrokkene nog kan en niet wat hij niet meer kan.) Opzetten herintegratieprogramma voor de terugkeer naar werk en specifieke opleidings-mogelijkheden versterken om zo een snellere herintegratie op de arbeidsmarkt te bevorderen. Ten laatste 3 maanden na de start van de arbeidsongeschiktheid wordt een re-integratieplan en voor wie het nodig is tevens een tijdelijk herinschakelingstraject opgemaakt met prioritaire aandacht voor de (rest)mogelijkheden op de arbeidsmarkt. (multidisciplinaire aanpak, elektronische communicatietool, responsabiliserend systeem). Regelmatige opvolgingsgesprekken worden georganiseerd, waarbij de voormalige werkgever en de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst betrokken worden. Nu: de mogelijkheid voor personen met een arbeidsongeschiktheid van minstens 50% om gedeeltelijk het werk te hervatten. Onderzoek: Uitbreiding van deze mogelijkheid naar personen met een lager percentage AO. Versterken en uitvoeren samenwerkingsakkoorden tussen het RIZIV en de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling om specifieke opleidingsmogelijkheden en begeleiding te voorzien voor de professionele reintegratie van arbeidsongeschikten. Onderzoek mogelijkheid gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Versterken mogelijkheden op integratie AO op de arbeidsmarkt. Onderzoek toename arbeidsongeschikten met psychische pathologieën. Ontwikkelen van guidelines voor de evaluatie van arbeidsongeschiktheid. Oprichten Raad voor medische evaluatie. Procedures inzake erkenning, evaluatie, controle en activering van werknemers en ambtenaren sterker op elkaar worden afgestemd. Verstrengen procedure voor de toekenning van de uitkeringen in het stelsel van de RIZIV-uitkeringen en de controle versterken en frequenter maken.
17
De periode van gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid wordt op 2 maand gebracht. Zo worden werkgevers geresponsabiliseerd en krijgen ze de mogelijkheid om via preventieve maatregelen en aangepast werk, te vermijden dat de werknemers definitief de arbeidsmarkt verlaten en arbeidsongeschikt blijven. [Door het recht in te voeren op twee maanden gewaarborgd loon, te betalen door de werkgever, moet er minder snel beroep gedaan worden op het ziekenfonds wat een besparing betekent van 300 miljoen euro. Echter de helft daarvan, 150 miljoen, zou terugvloeien naar de werkgever in de vorm van een loonlastenverlaging. Volgens sommige werkgeversorganisaties zou deze besparing aan de werkgevers veel meer dan het vooropgestelde bedrag kosten indien de werknemer een gewaarborgd loon gelijk aan het normale brutoloon krijgt. In ieder geval zal deze maatregel ongetwijfeld het sociaal overleg betreffende de harmonisatie van de statuten zwaar beïnvloeden.]
1.9. Arbeidsmarkt inclusief maken Beoogde doel: gelijkheid van kansen (toegang werk en loon in verhouding tot competenties) op de arbeidsmarkt voor bepaalde kansengroepen zijnde:
Vrouwen: steun bij toegang tot bestuurs- en directiefuncties Werknemers van buitenlandse afkomst Personen met een arbeidshandicap: uitbreiding combinatie integratietegemoetkoming met beroepsinkomsten én verhoging van de plafonds voor de toegelaten beroepsinkomsten in aanvulling op een arbeidsongeschiktheid – of invaliditeitsuitkering Ouderen: verhoging participatie [Formulering gebruikt door tekst regeerakkoord]
Jongeren: opvoeren strijd tegen jeugdwerkloosheid
Aandachtspunten: Aandacht voor loonkloof Verzoening werk-privéleven Verticale en horizontale segregatie van de arbeidsmarkt Het voeren van een divers en niet-discriminerend personeelsbeleid in zowel de private als de publieke sector 1.10. KMO’s De regering stelt dat KMO’s de ruggengraat van de Belgische economie zijn en tussen 2002 en 2010 85 % van de nieuwe banen gecreëerd hebben. Om de groei van KMO’s en jobcreatie te bevorderen zal men gerichte beleidsmaatregelen ontwikkelen om hun concurrentievermogen te ondersteunen. Men wil in dit kader vooral lagere arbeidskosten en een vermindering van de administratieve lasten. Om deze doelstellingen te realiseren zal de regering een KMO-plan uitwerken.
18
1.10.1. Elektronische handel De regering zal een verzelfstandigd platform voor elektronische handel ontwikkelen in samenwerking met de vertegenwoordigers van de verschillende sectororganisaties. Men wil e-commerce alle kansen geven en in dit kader de structurele handicap ten opzichte van het buitenland wegwerken. Men wil dit realiseren door de ontwikkeling van een betrouwbaar online betaalplatform te ondersteunen en de online veiligheid te verbeteren. Een belangrijk element is het feit dat men in het kader van e-commerce de wetgeving inzake nachtarbeid zal onderzoeken, in functie van het concurrentieel maken van het nachtelijk voorbereiden van verzendingen. Daarnaast zal men ook de haalbaarheid van een volledig dekkend ADRsysteem (alternatieve geschillenbemiddeling) onderzoeken.
1.10.2. Horeca De regering zal in overleg met de sector een fiscale lastenverlaging van de overuren van 180 naar 360 uren toekennen teneinde de arbeidskosten te verlagen. De wettelijke interne grens wordt van 143u naar 250u gebracht. Daarnaast wordt bij de gelegenheidsarbeid voor de werkgever de grens (dit is de berekening van de socialezekerheidsbijdragen op een voordelige forfaitaire basis van 7,5 € per uur en 45 € per dag) van 100 op 200 dagen gebracht. Werknemers met minimaal een 4/5 job bij een andere werkgever kunnen in de horeca bijverdienen aan het nettoloon verhoogd met 25% bevrijdende bedrijfsvoorheffing. De regering onderzoekt bovendien alle aspecten van een mogelijke uitbreiding van dit systeem naar de handel en bouwsector. [Tekst is nogal vaag] Deze maatregelen, in de loop van 2015 ingevoerd, zullen via de controle via de geregistreerde kassa verlopen. 1.10.3. Financiering van ondernemingen De regering zal een reeks maatregelen treffen om liquiditeits- en financieringsproblemen bij KMO’s te verhelpen. Men zal onder meer de wetgeving op betalingstermijnen aanscherpen en de nieuwe wetgeving op de relaties tussen banken en ondernemingen evalueren. Daarnaast zal de regering onderzoek uitvoeren naar onder meer de invoering van de wettelijke schuldvergelijking naar Nederlands model en de integratie van faillissementsberichten en collectieve schuldenregelingen in het publiek toegankelijk deel van het centraal beslagregister. 1.11. Administratieve vereenvoudiging De administratieve lasten werden voor het jaar 2012 op 5,13 miljard euro of 1,37% van het BBP geraamd.
19
Doelstelling is het vermindering van de administratieve lasten met 30%, door o.a. het opstellen en toepassen van een plan voor de vereenvoudiging van de administratieve lasten die op de bedrijven wegen, bijvoorbeeld de veralgemening van de elektronische facturatie en de vereenvoudiging van de toepassing van de fiscale en sociale wetgeving. 1.11.1. De elektronische facturatie Dit vormt een competitief voordeel voor onze ondernemingen internationaal vlak dus moet ze nog meer gebruikt worden.
op
De regering zal op de volgende punten inspanningen doen:
Uitbreiding van het lopende pilootproject tot alle departementen zodat deze de elektronische facturen van hun leveranciers via Fedcom kunnen ontvangen en behandelen De elektronische facturatie zal voor de overheid verplicht worden vanaf 2016 De leveranciers van de overheid moeten hun facturen via hetzelfde elektronisch platform kunnen doorzenden, ongeacht of de bestemmeling de federale, de regionale of de lokale overheid is, dit in het kader van de vereenvoudiging De federale overheid zal ertoe aangezet worden om een elektronische factuur van haar leveranciers te eisen. Aanmoedigingsacties om het gebruik van de elektronische facturatie binnen de KMO’s te bevoordelen en te bevorderen
1.11.2. Optimalisatie van de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) De opdrachten van de KBO moeten versterkt worden. De KBO moet de enige administratieve gesprekspartner van de KMO’s en van de Gewesten worden. Alle ondernemingen en zelfstandigen (opgelijst in de KBO), moeten melding geven van een e-mailadres. Dit wordt het officieel adres en zal erkend worden als het fysieke adres van de maatschappelijke zetel. 1.11.3. KMO –test In het kader van “Think Small First” zal de nagestreefde vereenvoudiging worden bereikt door de omzetting van de bestaande richtlijnen voor de Europese “KMO-test” De administratieve formaliteiten zullen verminderd worden om te garanderen dat de KMO’s gemakkelijk toegang krijgen tot overheidsopdrachten.
20
1.11.4. Only once Vereenvoudiging van het versturen van informatie tussen ondernemingen en overheid. Gebruik van de verklaring op erewoord en de informatie en documenten waarop de verklaring op erewoord betrekking heeft, elektronisch via het Telemarc systeem te consulteren. 1.11.5. Overheidsopdrachten De KMO’s zijn zelden op de hoogte van het openen van overheidsopdrachten. Om gemakkelijker toegang te geven tot overheidsopdrachten voorziet men een elektronische ontvangst van de betreffende lastenkohieren voor ondernemingen die belangstelling hebben getoond voor een bepaalde type van overheidsopdrachten. Aanmoediging van de systematische bekendmaking van de aankondigingen van opdrachten op de bestaande elektronische portaalsites “overheidsopdrachten”. Vereenvoudiging van de boekhoudingswetgeving voor bedrijven maar met behoud van verplichting tot publicatie van een jaarrekening. Voor wat de jaarrekening betreft: Het voorzien van de nodige regels die rekening houden met KMO’s en die het only-once principe respecteren, vooral voor aspecten met betrekking tot de sociale balans. Zij zullen elektronisch verstuurd kunnen worden, waardoor de publicatiekosten met de helft dalen. Een uitgebreide samenwerking tussen de federale regering en de gewesten en gemeenschappen dient te worden voorzien in dit kader. Tot vereenvoudiging van de administratieve lasten van een onderneming is het noodzakelijk om een ex post analyse van de wetgevingen en van de administratieve voorschriften te voorzien Evalutie en rationalisatie van het takenpakket van de federaal erkende ondernemersloketten met het oogpunt de administratieve kostprijs voor ondernemingen te doen dalen. Het voorzien van een reglementair kader voor de private begeleidende organisaties in uitvoering van de WCO-wet. Er wordt gesnoeid in de uitgevoerde NIS- enquête. 1.12. Een proactief beleid voor het vermijden van faillissementen en het herstarten na faillissement. In het kader van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO) plant de regering de volgende initiatieven:
21
Een verplicht voorafgaande opportuniteitstoets door de Kamers voor handelsonderzoek wanneer een bedrijf beroep doet op de WCO wet; Een gehele evaluatie van de wet; Een aanpassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de faillissementen aan de WCO wet en de verschoonbaarheid van de gefailleerde.
22
2. Pensioenhervorming Voor de periode tot 2030 hervorming van de pensioenen met het rapport van de commissie pensioenhervorming 2020-2040 als wetenschappelijke basis evenals een loopbaanhervorming. Hervormingen treden in werking tussen nu en 2030. De regering zal over de pensioenhervoming ( 10 principes) intensief sociaal overleg plegen met de sociale partners. De omschakeling naar een puntensysteem (zal voor de berekening van het pensioen) worden uitgewerkt. Oprichting adviserend Nationaal Pensioencomité: zal instaan voor opvolging sociale en financiële houdbaarheid drie stelsels. Samengesteld uit : regering, werknemers, zelfstandigen, ambtenaren en overheidsniveau’s. Ondersteund door Kenniscentrum voor de Pensioenen en door Academische raad ( = commissie pensioenhervorming). Ook betrokkenheid van Federaal Planbureau, Studiecommissie vergrijzing en universiteiten. Evaluatie 5j na invoering puntensysteem. 2.1. Actief ouder worden 2.1.1. Uitstellen van pensionnering 2.1.1.1. Vervroegd pensioen Behoud groeitraject Di Rupo voor 2015 en 2016 en uitbreidingen leeftijd en loopbaanvoorwaarden tot 2019. minimumleeftijd Loopbaanvoorwaarde Uitzonderingen loopbanen Di Rupo 2014 2015 2016
lange
61j 61,5j 62j
39j 40j 40j
60j indien 40j loopbaan 60j indien 41j loopbaan 60j indien 42j loopbaan 61j indien 41j loopbaan
Michel 2017 62,5j
41j
? 60j indien 43j loopbaan? ? 61j indien 42j loopbaan? ? 60j indien 43j loopbaan? ? 61j indien 42j loopbaan?
2018
63j
41j
2019
63j
42j
60j indien 44j loopbaan 61j indien 43j loopbaan Vandaag kan je op je 61j met vervroegd pensioen als je een loopbaan van 39 jaar bewijst. Tegen 2016 wordt dat dan 62 jaar voor een loopbaan van 40 jaar. De nieuwe regering trekt de minimumleeftijd in 2017 op naar 62,5 jaar en
23
tot 63 jaar in 2018. De loopbaanvoorwaarde stijgt naar 41j in 2017 en 42 j in 2019. Er blijft wel een uitzondering voor de lange loopbanen. In 2019 kan je nog steeds op 60 met vervroegd pensioen, als je op dat moment een loopbaan van 44 jaar hebt of op 61 jaar met 43 loopbaanjaren. ( de uitzonderingen voor 2017 en 2018 zijn niet expliciet in het akkoord vermeld !) Wie voor eind 2016 aan de voorwaarden vervroegd pensioen voldoet behoud zijn recht op vervroegd pensioen. Idem voor wie voor 28 november 2011 overeenkomst vervroegd pensioen op 60j gesloten heeft met hun werkgever (35jloopbaan) , idem indien opzegtermijn ingegaan voor 1/1/2012. Overgangsbepaling voor wie 58j is in 2016 max 2 jaar bijkomend werken en bij 59 j max 1 jaar. Overleg met sociale partners is voorzien. 2.1.1.2. Wettelijke pensioenleeftijd Indien kortere loopbaan dan 45j keuze om al dan niet op 65j met pensioen te gaan. Verlengen van de wettelijke pensioenleeftijd: tot 2024 blijft de wettelijke pensioenleeftijd 65 jaar. In 2025 komt er een verhoging naar 66 jaar, en vanaf 2030 wordt dit 67 jaar. De modaliteiten zullen besproken worden in het Nationaal Pensioencomité. Concreet : Ben je momenteel ouder dan 57 jaar, dan verandert er niets en blijf je onder de huidige pensioenregeling.
Ben je momenteel 57 jaar (en 59 in 2016), dan werk je maximaal één jaar langer dan onder de huidige pensioenregeling.
Ben je momenteel 56 jaar (en 58 in 2016), dan moet je er maximaal twee jaar bijdoen.
Ben je momenteel tussen de 51 en 55 jaar, dan wordt de wettelijke pensioenleeftijd 66 jaar.
Ben je momenteel jonger dan 51 jaar, dan wordt de wettelijke pensioenleeftijd 67 jaar.
Wie werkt na het bereiken van de referentieloopbaan zal bijkomende pensioenrechten opbouwen (dus wie meer dan 14040 dagen( =45j*312d) werkt blijft pensioenrechten opbouwen).
Wie na 65j werkt kan rechten openen op economische werkloosheid en ziekte-uitkeringen.
24
2.1.1.3. Toegestane arbeid Geen cumulbeperking pensioen met beroepsinkomsten meer na de wettelijke pensioenleeftijd OF na 45 j loopbaan. Jaren beroepsarbeid openen dan wel geen bijkomend pensioenrecht. In andere gevallen bij overschrijding toegelaten grenzen wordt de sanctie in verhouding gebracht tot de overschrijding ( nu volledige schorsing pensioen indien overschrijding 25% bedraagt en vermindering van het pensioen met percentage overschrijding indien overschrijding minder dan 25%). Bij vervroegd pensioen behoud van huidige inkomensgrenzen. 2.1.1.4. Complement grensarbeid Belgische pensioenen die betaald worden aan wie in het buitenland werkte en geen bijdragen in België betaald heeft worden minder genereus en doven uit op termijn. ( uitz weduwen(-aars)). 2.1.2. Automatische aanpassingsmechanismen 2.1.2.1. Puntensysteem pensioenberekening Ten laatste in 2030 zal een puntensysteem voor de pensioenberekening in werking treden. De regering zal hierover overleggen met de sociale partners en het nationaal Pensioencomité. Pensioen = (aantal punten) x (waarde van het punt) Het aantal punten hangt af van : - De verhouding tussen de eigen beroepsinkomsten en het gemiddeld arbeidsloon van de actieven in het eigen stelsel EN - De lengte van de eigen loopbaan t.o.v de referentieloopbaan in het eigen stelsel. De waarde van het punt is een functie van het gemiddeld arbeidsinkomen van de actieven in het eigen stelsel op het moment van de opname van het pensioen. 2.1.2.2. Moment openen recht op pensioen. Ten laatste in 2030 zullen de voorwaarden om het wettelijk of vervoegd pensioen op te nemen automatisch worden aangepast rekening houdend met demografische, financiële evoluties van het pensioensysteem en de stijging van de levensverwachting. Overgangsbepaling van drie jaar voorzien. 2.2. 2.2. Pensioenbonus Wordt afgeschaft vanaf 1/1/2015 voor wie niet aan de voorwaarden voldoet om hem op te bouwen. Uitzondering : behoud huidige regels voor wie reeds pensioenbonus aan het opbouwen is.
25
2.3. Ambtenarenpensioenen Pensioenhervormingen in nauw overleg met ambtenarenvakbonden m.o.o. harmonisering met de wetgeving privésector. Behoud van de in het ambtenarenstelsel opgebouwde pensioenrechten. Onderhandelingen over : Afbouw diplomabonificatie vanaf 2015 met 6 maanden per jaar voor de opening van het vervroegd pensioenrecht. Mogelijke persoonlijke regularisatiebijdrage voor studieperiodes wordt doorverwezen naar het Nationaal Pensioencomité. Preferentiële tantièmes worden vervangen door 1/60e zowel voor de opening van het pensioenrecht als voor de pensioenberekening ( uitz zware beroepen). Politie: uitvoering arrest grondwettelijk hof – uitz wie op 10/7/2014 reeds pensioen kon aanvragen + overgangsregeling voor wie 53 jaar is op 10/7/2014) Contractueel overheidspersoneel benoemd na het regeerakkoord geen opname meer van contractuele jaren voor het ambtenarenpensioen. ( uitz tijdelijke personeelsleden onderwijs) De inwerkingtreding van deze maatregel is gekoppeld aan een tweede pijler pensioen voor contractuelen. De voorwaarde dat een statutair ambtenaar minimaal vijf effectieve dienstjaren moet hebben om aanspraak te kunnen maken op een wettelijk rustpensioen als statutair ambtenaar wordt opgeheven vanaf 2015. Hervorming van het ziektepensioen naar een dekking door het RIZIV : te onderzoeken door het Technisch Comité voor de pensioenen van de overheidssector. 2.4. Zware beroepen In overleg met sociale partners specifieke pensioenmaatregelen treffen voor zware beroepen in de privésector en de openbare sector nl. : - Opstellen objectieve criteria voor opstellen voor herziening vatbare lijst van zware beroepen en preferentiële tantièmes. - Voordeliger modaliteiten loopbaanvoorwaarden en pensioenberekening. Specifieke maatregelen om de loopbaan verder te zetten nadat men een zwaar beroep heeft uitgeoefend. Sociale partners bepalen op interprofessioneel niveau een maximum aantal zware beroepen. 2.5. Uitbreiden aandeel van gewerkte periodes. Evaluatie van de loonplafonds voor de inaanmerkingname van gewerkte en niet-gewerkte periodes voor het pensioen.
26
De regering zal de gelijkstellingen tussen de verschillende pensioenstelsels harmoniseren. Ze zal deze wegen in functie van twee criteria: het al dan niet vrijwillig karakter, en de maatschappelijke meerwaarde van de periodes die gedekt worden door een gelijkstelling. Ziekte, invaliditeit, arbeidsongeschiktheid, arbeidsongeval, beroepsziekte en moederschapsrust worden volledig en aan het laatst verdiende loon gelijkgesteld. De gelijkstelling voor niet-gemotiveerd tijdskrediet en loopbaanonderbreking wordt afgeschaft. [cfr. 1.5] Gemotiveerd tijdskrediet, loopbaanonderbreking en thematische verloven worden volledige en aan het laatst verdiende loon gelijkgesteld. De gelijkstelling en het recht voor het gemotiveerd tijdskrediet wordt uitgebreid met maximum 12 maanden als het opgenomen wordt voor de volgende motieven: Om te zorgen voor zijn kind tot de leeftijd van 8 jaar; Om palliatieve zorgen toe te dienen; Om een zwaar ziek of gehandicapt gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen. 2.6. Armoedebestrijding en minimumpensioen. Alle gewerkte of gelijkgestelde dagen, ongeacht het stelsel waarin ze gepresteerd worden, zullen een recht geven op een minimum pensioen, op voorwaarde dat minstens een bepaald minimum aantal dagen gepresteerd of gelijkgesteld wordt over de hele loopbaan. Wie gedurende een volledige loopbaan voltijds heeft gewerkt, moet op die manier recht hebben op een minimumpensioen dat minstens 10 % hoger is dan de armoededrempel. Ook de IGO wordt verder versterkt. De nadelige gevolgen van een gemengde loopbaan werknemerzelfstandige voor het minimumpensioen worden weggewerkt.
27
2.7. Gezinsdimensie pensioenen en gewijzigde maatschappelijke tendensen Onderzoeken met het Nationaal Pensioencomité en het Kenniscentrum voor de Pensioenen, op welke manier een modernisering van de gezinsdimensie en een hervorming van afgeleide rechten in het pensioensysteem kunnen worden doorgevoerd ( gezinstarief, pensioensplit gehuwde en wettelijk samenwonende, billijker overlevingspensioen). Voldoende lange overgangsperiodes worden voorzien. Inwerkingtreding van deze hervormingen ten vroegste plaats op het moment van inwerkingtreding van het puntensysteem. 2.8. Opname deeltijds pensioen wordt onderzocht.
2.9. Democratisering van de aanvullende pensioenen. [Enkel de punten die relevant zijn voor de werknemers worden hier aangehaald. De meeste punten in dit hoofdstuk betreffen een verderzetting van initiatieven vanuit de vorige legislatuur.]
Aanpassen van het huidige rechtskader van aanvullend pensioen tot een stelsel voor contractuelen bij de overheid. Parallel met de invoering van een gemengd pensioen (een pensioen van werknemer voor de jaren als contractueel en een overheidspensioen voor de jaren als statutair) Doel: 1. aanmoediging van de openbare besturen en de overheidsbedrijven aangemoedigd worden om een aanvullend pensioenstelsel te ontwikkelen bij contractueel overheidspersoneel 2. een begin maken met de opbouw ervan voor het federaal overheidspersoneel met een voldoende bijdrageniveau. 3. invoeren van een geleidelijke verplichting tot het uitvoeren van het aanvullend pensioen aan een pensioeninstelling. De fiscale behandeling van de uitkering in rente of kapitaal. De opname in rente of kapitaal van het aanvullend pensioen moet op elkaar afgestemd worden. De bestaande fiscale voordelen worden niet verlaagd. Het stimuleren van het aanbod van renteproducten op de markt. Er moet een analyse gemaakt worden van de te nemen maatregelen om dit aanbod te stimuleren.
28
80%-regel. De toepassingsproblemen van de fiscale 80%-regel dienen onderzocht te worden. Een bijkomend onderzoek om deze 80%-grens ook uit te drukken in punten. Nieuwe berekeningsbasis: 1. Identificeerbare parameters die rekening houden met de reeds gepresteerde loopbaan. 2. Een gemiddeld loon over een aantal jaren (om kunstmatige verhogingen van het loon (op het einde van de loopbaan) te voorkomen) 3. De parameters voor de berekening van de nieuwe grens zullen in overeenstemming gebracht worden met de beschikbare informatie in de databank “Opbouw Aanvullende Pensioenen”. [Om te vermijden dat in een groepsverzekering te grote bedragen worden verzekerd, heeft de fiscus een maximum vastgelegd betreffende de aftrekbaarheid van de premies. De som van het wettelijk pensioen en de aanvullende voordelen mogen niet meer dan 80% van de jaarlijkse brutobezoldiging bedragen. De vergoedingen derde pijler worden hier niet meegeteld.]
Minimum rendementsgarantie Er dient een minimum rendementsgarantie te blijven doch het is essentieel dat nieuwe toezeggingen opnieuw verzekerbaar worden volgens de regering. Er moet in die optiek een billijke verhouding tussen deze rendementsgarantie en de reële rendementen gevonden worden. [Tot op heden is de rendementsgarantie vastgelegd op 3.25 % voor werkgeversbijdragen en 3.75% voor werknemersbijdragen. Men gaat dus de optie bekijken om een soort van mechanisme in te voeren waarbij indien de reële rendementen dalen respectievelijk stijgen, de minimum rendementsgarantie ook daalt respectievelijk stijgt.]
Bijdrageniveau in elke sector van minimaal 3% Elke sector dient voor aanvullende pensioenen een bijdrageniveau van minimaal 3% te bereiken. De sociale partners worden gevraagd om te onderzoeken in welke mate een bepaald percentage van de loonstijgingen bij akkoord kan worden aangewend voor bijdragestortingen in de aanvullende pensioenen om tot dit minimum niveau te komen. Deze mogelijkheid kan in een meerjarenperspectief opgevat worden maar moet wel bindend gemaakt worden. De regering stelt voor om dit dossier toe te voegen aan de agenda van het volgend interprofessioneel akkoord. Opbouw van een vrij aanvullend pensioen in de 2° pijler door de werknemer. Opbouw via inhoudingen op het loon van de werknemer door de werkgever. Het bedrag kan door de werknemer bepaald worden binnen bepaalde grenzen. De fiscale voordelen zijn gelijk aan deze van de aanvullende pensioenstelsels ingesteld door de werkgever.
29
Vervroegde uittreding voor het wettelijk pensioen. De regering wenst de vervroegde uittrede inzake aanvullende pensioenen te ontmoedigen zodat het aanvullend pensioen niet kan opgenomen voor de wettelijke pensioenleeftijd. Er zal een verbod worden ingesteld, mits overgangsmaatregelen, tot vermelding in het pensioenreglement van regelingen tot vroegtijdige pensionering. België moet aantrekkelijk blijven voor pan-Europese pensioenfondsen. Pensioeninstellingen zijn lang een exclusief nationale materie geweest. De Europese IORP-richtlijn 2003/41/EG heeft de creatie van Pan-Europese fondsen, pensioeninstellingen die in meerdere landen van de EU werkzaam zijn, mogelijk gemaakt. De regering zal verder onderzoek voeren naar: - Een versterking van de 3° pijler. - De in aanmerking name van de parameters voor de berekening van de solidariteitsbijdrage onderzoeken. 2.10. Tranparante informatie aan (toekomstige) gepensioneerden. “De opbouw van de wettelijke pensioenen moet transparant zijn: iedere burger moet jaar na jaar zijn pensioenopbouw kunnen volgen, ook de jongeren”, verwijzing naar het rapport van de pensioencommissie. Er zal vanuit de regering, samen met de sociale partners, toegezien worden op de verdere uitbouw van de reeds opgestarte gemeenschappelijke (RVP, RSVZ en PDOS) pensioenmotor (my pension) en de databank tweede pijler (DB2p).
30
3. Sociale vooruitgang en gezondheidszorg 3.1. Waarborgen van de financiering van de sociale zekerheid Herzien manier waarop de sociale zekerheid wordt gefinancierd. De Belgische sociale zekerheid omvat een delicaat evenwicht tussen een solidariteitsprincipe en een verzekeringsprincipe. Het globale budget van de sociale zekerheid van de werknemers wordt momenteel vooral gefinancierd via sociale bijdragen. Deze vertegenwoordigen ongeveer twee derden van de sociale-zekerheidsontvangsten. Het overblijvende derde wordt momenteel gefinancierd door de Staat via een rijkstoelage, een systeem van meerdere alternatieve financieringen (gevormd uit een percentage van btw- en andere fiscale ontvangsten), alsook een “evenwichtsdotatie” die het evenwicht waarborgt van de rekeningen van de sociale zekerheid. De evenwichtsdotatie wordt elk jaar bij koninklijk besluit bepaald, zodat de sociale zekerheid geen surplus of tekort vertoont op haar rekeningen. Vervolgens wordt deze verdeeld tussen de globale beheren “loontrekkenden” (90%) en “zelfstandigen” (10%). Twee elementen zullen een wijziging vergen van de financiering van de sociale zekerheid: - Daling van de uitgaven na de zesde staatshervorming - Verminderingen van sociale bijdragen ( rekening houden met terugverdieneffecten via creatie van nieuwe jobs) De evenwichtsdotatie heeft geen wettelijke basis meer vanaf 2015. Om de financiering van ons sociaal-zekerheidsstelsel te waarborgen, zal de regering de evenwichtsdotatie verlengen en evalueren in het perspectief van transparantie en responsabilisering. Aan de sociale partners wordt gevraagd na te denken over de financiering van de gezondheidszorgen. In overleg met de sociale partners zullen de financieringsbronnen worden geëvalueerd om rekening te houden met de impact van de 6de staatshervorming. De regering wil ook de alternatieve financiering vereenvoudigen.
31
3.2. Zelfstandigen De regering zal het pensioen van alleenstaande zelfstandigen afstemmen op dat van alleenstaande loontrekkenden. De regering zal tevens een oplossing bieden voor de impact van een gemengde loopbaan op het minimumpensioen. De tweede pensioenpijler zal toegankelijk zelfstandigen die als natuurlijke persoon werken.
gemaakt
worden
voor
De nieuwe berekeningswijze van de sociale bijdragen zal vanaf 1 januari 2015 worden toegepast en het voorwerp uitmaken van de door de wet voorziene evaluatie. Nieuwe verbeteringen zullen onderzocht worden in zoverre de budgettaire mogelijkheid dit toelaat, waaronder prioritair: De uitbreiding van de faillissementsverzekering tot alle gedwongen stopzettingen, inclusief voor economische redenen; De verbetering van de procedure voor vrijstellingen van het betalen van sociale bijdragen; De werking van de Commissie voor de Vrijstelling van bijdragen wordt verder gestroomlijnd om de dienstverlening naar de zelfstandigen te verbeteren en versnellen. Zelfstandigen die een vrijstelling van sociale bijdragen krijgen geven we de mogelijkheid om later een regularisatiebijdrage te betalen en daarmee toch pensioenrechten op te bouwen voor de betreffende kwartalen; onderzoeken of het statuut meewerkende echtgenote kan worden omgevormd tot een co-ondernemerscontract; De opportuniteit van de toekenning van een pensioenrecht als tegengewicht voor een minimumbedrag aan sociale bijdragen die zelfstandigen in bijberoep betalen, om beter rekening te houden met periodes van gemengde activiteit (deeltijds loontrekkende/deeltijds zelfstandige), zal worden bestudeerd door het ABC-Zelfstandigen; De versoepeling van de voorwaarden voor toekenning van vergoedingen voor arbeidsongeschiktheid en gedeeltelijke hervatting, om beter rekening te houden met de specifieke aard van de zelfstandige activiteit. De verbeteringen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen zullen gefinancierd worden, hetzij via de voorziene enveloppe, hetzij vanuit het Globaal Beheer van de zelfstandigen. De strijd tegen de fictieve starters zal worden opgevoerd.
32
3.3. Sociale bescherming en armoedebestrijding 3.3.1. Een menswaardig inkomen Onderzoek of de regelgeving van het leefloon nog aangepast is aan actuele samenlevingsvormen en/of zorgvormen. Geleidelijk verhogen van de minimum sociale zekerheidsuitkeringen en de sociale bijstandsuitkeringen tot het niveau van de Europese armoededrempel. Prioriteit gegeven aan personen met het hoogste armoederisico. De sociale voordelen die met sommige sociale uitkeringen gepaard gaan, zullen worden meegeteld in vergelijkingen met Europese armoedenorm. De welvaartsenveloppes 2015-2016, 2017-2018 en 2019-2020 zullen voor 100% besteed worden. De regering zal dus de vermindering met 40% van de enveloppes besloten door de vorige regering voor de periode 2013-2014 ongedaan maken. Dit zal gebeuren via de fiscale weg. De berekening van de enveloppes zal aangepast worden om rekening te houden met de overdracht van de gezinsbijslag aan de Gemeenschappen. Bij de besteding van de enveloppes zal erover gewaakt worden werkloosheidsvallen en inactiviteitsvallen te vermijden. 3.3.2. Toekomstgericht armoedebeleid De regering zal een meerjaren federaal actieplan armoedebestrijding opstellen. o Het Netwerk van Federale Armoedeambtenaren wordt belast met de opvolging van de maatregelen uit het federaal actieplan armoedebestrijding (maakt deel uit van de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie). De doelstelling om zoveel mogelijk rechten automatisch toe te kennen is prioritair voor het Netwerk. Het Netwerk zal de reeds bestaande en nog te realiseren automatische toekenningen evalueren en voorleggen aan de regering. Binnen dit actieplan wordt specifieke aandacht besteed aan De bestrijding van de kinderarmoede Armoede bij personen met een migratie-achtergrond. De regering zal het subsidiebeleid herzien waarbij gestreefd wordt naar een projectfinanciering over meerdere jaren. Deze toelagen zullen toegekend worden op basis van een resultaatsgerichte en responsabiliserende aanpak met als doel zo veel mogelijk mensen uit de armoede te halen.
33
3.3.3. Armoede na echtscheiding. Maatregelen van de regering omtrent: Een meer objectieve en transparante berekening van de onderhoudsuitkeringen, zowel voor de alimentatie voor kinderen als voor de gewezen partner Het wegwerken van het misbruik dat zich kan voordoen bij het zich onvermogend laten verklaren. 3.3.4. Sociale tarieven De bestaande sociale tarieven in het kader van energie, telecom en mobiliteit worden geëvalueerd met het oog op een verbetering. Waar mogelijk worden de sociale tarieven automatisch toegekend. De sociale energiefondsen (gas, elektriciteit en stookolie) geëvalueerd en eventueel geherstructureerd of aangepast.
worden
3.3.5. Ondersteuning van de OCMW’s en lokale besturen Omdat armoedebestrijding prioritair een taak is van de lokale besturen en de OCMW’s, blijft de regering de ondersteuning van de OCMW’s verzekeren. Een eventuele stijging van het aantal leefloners zal zo mogelijks leiden tot bijkomende compensatiemiddelen voor de OCMW’s. De regering evalueert de bestaande middelen om de OCMW’s te sanctioneren en te controleren. Er wordt tevens onderzocht in welke mate de beleidsaanbevelingen van de studie van 2014 over fraudebestrijding bij de OCMW’s kunnen ingevoerd worden. Na evaluatie en rekening houdend met de beleidsaanbevelingen uit de begeleidende studie worden de bestaande overlegplatformen kinderarmoedebestrijding eventueel verder gefinancierd. De regering zal aan de lokale besturen nieuwe instrumenten aanreiken inzake sociale en maatschappelijke integratie (via een aanpassing van de wetgeving), om binnen het GPMI (= Geïndividualiseerd Project Maatschappelijke Integratie) een gemeenschapsdienst voor leefloners uit te werken. (cfr. 1.7) Het initiatief van de cliënt wordt hierbij maximaal gerespecteerd. Verder wordt een progressieve maatschappelijke en/of professionele re-integratie nagestreefd met de bedoeling het sociaal weefsel te versterken, kansen te creëren en sociale vaardigheden uit te bouwen. De regering onderzoekt hoe de OCMW’s kunnen aangespoord worden om een grotere doorstroming van leefloners naar duurzaam werk en sociale integratie te bewerkstelligen.
34
Het wettelijk kader wordt aangepast zodat een organieke integratie van de gemeentebesturen en de OCMW’s mogelijk wordt, weliswaar met behoud van de huidige opdrachten van de OCMW’s. 3.3.6. Een toegankelijke gezondheidszorg voor iedereen Volledige uitrol project Mediprima. Men behoudt het principe van dringende medische hulp aan personen zonder wettig verblijf doch de notie dringend karakter dient verduidelijkt te worden, in overleg met medische experten. Deze verduidelijking mag niet tot gevolg hebben dat er een lijst wordt gecreëerd met ziekten die al dan niet door de federale staat in aanmerking worden genomen. 3.3.7. Eigen instrumenten van de overheid gericht op armoedebestrijding Het Steunpunt Armoedebestrijding wordt overgeheveld naar de federale administratie in het kader van een verdere optimalisatie van de armoedebestrijding. Er komt een evaluatie en eventuele bijsturing van de werking van ervaringsdeskundigen. Het elektronisch sociaal dossier wordt verder ontwikkeld. Een betere samenwerking tussen de verschillende spelers in het armoedebeleid zullen zorgen voor een correct en efficiënt sociaal beleid en waar mogelijk een automatische toekenning van rechten. 3.3.8. Digitale kloof bestrijden. Onderzoek tot het intensifiëren van de bevordering van e-inclusie samen met de Gemeenschappen en het middenveld, op vlak van toegankelijkheid en gebruik van ICT in het dagelijks leven. Operatoren worden aangemoedigd een laagdrempelig basisaanbod te voorzien. De universele dienst vermijdt uitsluiting en zal gelijke tred houden met de evolutie van de telecomnoden en- technologie. 3.3.9. Dakloosheid en winteropvang Er wordt benadrukt dat de lokale besturen in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor de opvang van daklozen doch de regering verklaart zich bereid om samen met de Gewesten en de Gemeenschappen binnen hun bevoegdheden de nodige inspanningen te doen indien de lokale inspanningen maximaal uitgeput zijn.
35
3.4. Strijd tegen sociale fraude en sociale dumping Voor een rechtvaardige overheid is een gelijke verdeling van de rechten en plichten onontbeerlijk. De strijd tegen de sociale fraude moet opgevoerd worden. Bijdragefraude, uitkeringsfraude en grensoverschrijdende sociale fraude tasten de draagkracht van onze sociale zekerheid aan en moeten samen en met gelijke slagkracht worden aangepakt. De regering verbindt zich er dan ook toe om de reeds opgestarte engagementen verder uit te voeren en nieuwe maatregelen te nemen.
Goedkeuring van het jaarlijkse actieplan sociale fraude met bijzondere aandacht voor sociale dumping.
Voldoende ondersteuning en zo nodig versterking van de sociale inspectiediensten opdat hun doelstellingen (controles in fraudegevoelige sectoren) kunnen behaald worden.
Verdere inzet op datamining en kruising van gegevens tussen inspectiediensten, de socialezekerheidsinstellingen, de fiscale administratie, de Kruispuntenbank van de Ondernemingen en derde instanties om dubbel gebruik van sociale uitkeringen of oneigenlijke cumuls van een uitkering met een loon te vermijden en om ontduiking van sociale bijdragen tegen te gaan.
Verder zetten van de coördinatie tussen de diverse inspectiediensten, en desgevallend versterkt, om meer slagkracht te verkrijgen, door een integratie van verschillende diensten daar waar overlapping is, zonder de inningsprocessen in gevaar te brengen.
3.4.1. Sociale dumping Prioriteit van de regering: Geen tewerkstelling meer voor werknemers en zelfstandigen zonder respect voor het arbeids-en socialezekerheidsrecht en om de deloyale concurrentie ten aanzien van bonafide bedrijven tegen te gaan. Middel: Oprichten van een rondetafel. Evalueren geldboetes in transportsector om oneerlijke concurrentie te vermijden (inclusief andere risicosectoren: o.a. bouwsector) Doel van deze rondetafel: Het bestrijden van sociale dumping in risicosectoren en deloyale concurrentie. Responsabilisering van deze sectoren met respect van de Europese regels aangaande sociale dumping. De regering zal toezien op het respecteren van de geldende loons- en arbeidsvoorwaarden in deze sectoren.
36
3.4.2. Uitkeringsfraude Reden: Alle uitbetalingsinstellingen van sociale prestaties en uitkeringen moeten, bij de opening van het recht, kunnen controleren of de toekenningsvoorwaarden vervuld zijn. Middel: Uitbreiding van de uitwisseling van elektronische gegevens, (indien mogelijk) Optimale benutting van de beschikbare elektronische gegevens Doel van de regering: Initiatieven om misbruiken van tijdelijke werkloosheid tegen te gaan via onder meer gerichte preventieve controles (via gegevenskruising).
Verder aanpakken van de frauduleuze onderwerping aan de sociale zekerheid (bijvoorbeeld het verkopen en verwerven van valse C4ontslagformulieren, fictieve vennootschappen,…)
Het fraudebestendig maken van verschillende uitkeringsstelsels. De referteperiodes voor de berekening van de werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zullen berekend worden op een referteperiode van 12 maanden (verlenging).
Acties om identiteitsfraude te voorkomen en te bestrijden, zoals in de verplichte ziekteverzekering en de aanmelding bij ondernemingsloketten.
Versterking van de huidige administratieve sancties ten laste van arbeidsongeschikten en werklozen.
Het tegengaan van domiciliefraude via samenwerking tussen de politie, het Rijksregister en de sociale inspectiediensten
3.4.3. Bijdragefraude Verhoging van de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en in te vorderen bijdragen, met aandacht voor de gelijke behandeling van de sociaal verzekerden en de ondernemingen. Een mogelijke integratie van de invorderingsprocedure zal nagestreefd worden. Voldoende ondersteuning en eventueel versterking van de diensten belast met invordering. Verder zal werk worden gemaakt van de strijd tegen het geheel of gedeeltelijk onttrekken aan het betalen van sociale bijdragen (bv. zwartwerk), vormen van sociale ontduiking en schijnzelfstandigheid.
37
3.4.4. Grensoverschrijdende sociale fraude Bijzondere inzet op de strijd tegen de grensoverschrijdende sociale fraude en de detacheringsfraude. Omzetting van de Europese handhavingsrichtlijn (*)in nationale wetgeving (*)Deze richtlijn preciseert onder andere de taken van de EU-lidstaten betreffende het toezicht op de naleving van de detacheringsrichtlijn en beoogt een verbeterde samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in de EU lidstaten. Misbruiken met detachering verder inperken. Naast de eigen maatregelen die sectoren en bedrijven reeds genomen hebben worden de sociale partners, de bedrijven en de diverse sectoren gevraagd om voorbeelden van goede praktijken in kaart te brengen en te verspreiden. Op Europees niveau zal de regering de volgende initiatieven nemen:
Er zal gepleit worden voor de invoering in elke lidstaat en volgens de eigen modaliteiten van elke lidstaat van een referentie-minimumloon, interprofessioneel of per sector.
Er zal ingezet worden op de evaluatie, de aanpassing en de afstemming van de regelgeving m.b.t. detachering, om oneigenlijk gebruik van detachering tegen te gaan. Dit beoogt de verbetering van de handhaving en het tegengaan van misbruiken op arbeidsrechtelijk en socialezekerheidsrechtelijk vlak in België en de lidstaten van oorsprong.
Er zullen administratieve samenwerkingsprocedures ingevoerd worden voor een betere samenwerking tussen de nationale inspectiediensten, onder meer voor de uitwisseling van gegevens (bijvoorbeeld de uitbreiding van het systeem Limosa en de ontwikkeling van de EESSI databank) en samenwerking van en tussen inspectiediensten in de lidstaten, en een permanente Europese structuur.
3.4.5. Specifieke maatregelen Versterken van het Belgische wetgevende kader voor een aantal risicosectoren in overleg met de sectorale en interprofessionele sociale partners. Een aangepast controle- en sanctiebeleid, onder andere via: Betere identificatie van werknemers op de werkplaats Een scherper veiligheidstoezicht
38
"Knipperlichtprocedures" om via informatie uit diverse bronnen risicosituaties op te sporen Aangepaste sancties die illegale werksituaties en sociale fraude bij alle gecontroleerden bestraffen, maar welwillend zijn wanneer materiële fouten of vergetelheden bij het vervullen van diverse formaliteiten worden vastgesteld, met respect voor een gelijke behandeling Een eventuele uitbreiding van de hoofdelijke aansprakelijkheid naar andere sectoren.
Er wordt actie ondernomen om het misbruik van vennootschapsstructuren en onder meer het gebruik van fictieve maatschappelijke zetels, doelgericht aan te pakken 3.5. Kunstenaarsstatuut Het apart statuut voor de kunstenaar wordt erkend met evaluatie van de huidige regelgeving, bijsturing en optimalisering om misbruiken te voorkomen en de werkloosheidsval tegen te gaan. 3.6. Betaalbare,
toegankelijke
en
kwalitatief
hoogstaande
gezondheidszorgen. Het beleid zal afgestemd worden op gezondheidsdoelstellingen, gekoppeld aan een stabiele budgettaire meerjarenplanning, en op de principes van evidence based practice. Alle actoren worden hiervoor geresponsabiliseerd. 3.6.1. Bevorderen toegankelijkheid. Terugdringen gezondheidskloof. Wegwerken van financiële drempels. Progressief toekennen recht op verplichte derdebetalersregeling bij de huisarts, vanaf juli 2015 voor personen met verhoogde tegemoetkomingen; Verbod op ereloonsupplementen bij daghospitalisatie in twee of meerpersoonskamers; Onderzoek uitbreiding maximumfactuur psychiatrische patiënten Versterken tariefzekerheid …. Bevorderen zelfzorg en zelfmanagement. Patiënt moet beschikken over informatie betreffende kwaliteit en prijs van de zorg Toegang tot je elektronisch patiëntendossier Aansporing tot kiezen van een referentiehuisarts
39
3.6.2. Aanbod aansluitend op de zorgnoden. Opmaken kadaster zorgberoepen. Herzien regelgeving stages en invoering aangepast sociaal statuut artsen in opleiding. Herwaardering van het beroep van verpleegkundige. Uitvoering attractiviteitsplan verpleegkundigen. Via Mycarenet de administratieve lasten van zorgverleners verlichten( elektronische facturatie). Onderzoek tot herzien regels a priori controle op het voorschrijven van geneesmiddelen. Aanpassing arbeidsreglementering van loon- en weddetrekkend personeel om betere zorgcontinuïteit te kunnen realiseren. Verplichting tot deelname aan wachtdiensten. Ontmoedigen niet-gerechtvaardigde opname in een spoeddienst. Evaluatie regeling sociale voordelen voor zorgverleners. Erkenning osteopaten en chiropractors. Behandelingen van moeilijke of zeldzame aandoeningen of in geval van dure technologie of infrastructuur evolueren naar ziekenhuiszorg geconcentreerd in gespecialiseerde centra. Versterken zorgcircuits in geestelijke gezondheidszorg en voor personen met chronische aandoeningen. 3.6.3. Moderne organisatiestructuur. Gezondheidsdoelstellingen vastleggen gekoppeld aan stabiel budgettair meerjarenplan. Oprichting instituut voor de toekomst. Modernisering van het overleg tussen zorgverleners en mutualiteiten. Bevorderen samenwerking rond patiënt. Ontwikkelen van nieuwe zorgvormen in overleg met de deelstaten. Elektronisch patiëntendossier tegen einde legislatuur met vlotte raadpleging.
40
Verlichten administratieve taken zorgverleners via eHealth… Uitbouwen van een efficiënt kennissysteem. Voorkomen dat persoonlijke aandelen die werden betaald door een derde verzekeraar worden opgenomen in de maximumfactuur. Uitbreiden financiële verantwoordelijkheid mutualiteiten. Doorlichten kostenstructuur ziekenfondsen. Aanvullende verzekeringen mutualiteiten moeten beantwoorden aan de principes van evidence based practices. 3.6.4. Correcte prijszetting. Het financieringssysteem van de ziekenhuizen wordt grondig herzien. Herijking en vereenvoudiging nomenclatuur. Transparantere kostprijs geneesmiddelen en medische materialen. Nieuwe geneesmiddelen sneller ter beschikking stellen. 3.6.5. Nadruk op Evidence Based Practices en doelmatigheid.
41
4. Financiën 4.1. Fiscale hervorming De fiscale en parafiscale druk in België is erg hoog. De impliciete belastingdruk op arbeid is zelfs de hoogste in de EU. Bovendien is de belastingdruk onevenwichtig gespreid tussen enerzijds de arbeidsinkomsten en anderzijds de andere inkomsten. Door de toenemende complexiteit ervaren de belastingplichtigen het systeem niet meer als rechtvaardig. De fiscaliteit moet de groei bevorderen, d.i. ondernemerschap ondersteunen en private tewerkstelling creëren. De regering zal de uitgaven beheersen en een parafiscale en fiscale verschuiving, de zogenaamde ‘tax shift’, doorvoeren om een voldoende omvangrijke lastenverlaging te kunnen financieren. De belastingdruk op arbeid, die bestaat uit fiscale en parafiscale lasten, zal hierdoor aanzienlijk worden verminderd, rekening houdend met nationale en internationale aanbevelingen. 4.1.1. Principes fiscale hervorming Terwijl de regering de overheidsfinanciën verder saneert, verbindt ze er zich toe om het fiscaal systeem te hervormen, te vereenvoudigen en te moderniseren. Bedoeling is te komen tot een daling van de globale fiscale en parafiscale druk, zonder de budgettaire situatie te verergeren. De hervorming bouwt verder op volgende principes:
Bevordering van groei, aanmoediging van werk, creatie van toegevoegde waarde: een belastingsysteem moet mensen aanmoedigen om initiatief te nemen. Een ondernemingsvriendelijk klimaat is nodig.
Rechtvaardig: een rechtvaardig belastingsysteem houdt in dat iedereen zijn deel bijdraagt en dat, in een progressief inkomstenbelastingstelsel. De strijd tegen fraude wordt verdergezet.
Stabiliteit en rechtszekerheid: een belastingstelsel moet burgers en ondernemingen de nodige rechtszekerheid en stabiliteit bieden.
De fiscale hervorming leidt tegen het einde van de regeerperiode tot een wezenlijke verlaging van de lasten op arbeid en productie.
Eenvoud en transparantie.
Doelmatigheid: belastingen kunnen ook wenselijke gedragsveranderingen met zich meebrengen (vb groene fiscaliteit).
42
Efficiëntie: belastingen moeten op een zo zuim mogelijke grondslag worden geheven en tegen een zo laag mogelijk %.
Respect voor de belastingplichtige.
De administratieve controleprocedures worden geëvalueerd en, indien nodig, aangepast.
4.1.2. De werkbonus De sociale werkbonus blijft behouden en de fiscale werkbonus wordt versterkt zoals bepaald in het competitiviteitspact. 4.1.3. Personenbelasting De lasten op arbeid in de personenbelasting zijn te zwaar. Er moet nagegaan worden of een verschuiving naar belastingen op andere inkomsten dan uit arbeid, indirecte belastingen en/of eco-fiscaliteit mogelijk is. Bij het begin van de regeerperiode wordt onmiddellijk een verschuiving van de belasting op arbeid naar belasting op andere inkomsten doorgevoerd, dit door een verhoging van de forfaitaire aftrek van beroepskosten. Dat resulteert in een netto verhoging van het inkomen voor werknemers die hun werkelijke kosten niet bewijzen. De kostprijs van deze maatregel zal gefinancierd worden door accijnsmaatregelen (tabak, diesel), een uitbreiding van handelingen die onderworpen zijn aan de btw, en een belasting van trusts en andere juridische constructies in het buitenland: de zogenaamde ‘doorkijkbelasting’. [De forfaitaire aftrek van de beroepskosten wordt eveneens progressief berekend.]
De ‘doorkijkbelasting’ is een belasting op vermogen dat verstopt zit achter ingewikkelde structuren zoals ‘trusts’. [Het is niet gemakkelijk een passende omschrijving te vinden voor een Angelsaksische rechtsfiguur als de trust. De trust wordt immers beheerst door principes die wij op het Europese vasteland niet kennen. Wij zijn vertrouwd met het numerus claususbeginsel van zakelijke rechten en het principe van eenheid van eigendom. Het essentiële kenmerk van de trust is echter de opsplitsing van het eigendomsrecht in juridische en economische eigendom.]
In de personenbelasting moet de inactiviteits- en de promotieval worden weggewerkt en de koopkracht worden ondersteund, door o.a. de beroepskosten te verhogen. Het loonbegrip wordt op fiscaal, sociaalrechtelijk en arbeidsrechtelijk vlak gestroomlijnd, zonder de totale fiscale en parafiscale druk te verhogen. Het pensioensparen in de derde pijler wordt sneller belast. De bestaande heffing op het pensioensparen wordt verlaagd van 10 % naar 8 %. De
43
verminderde heffing wordt vervroegd ingehouden en dit gespreid over meerdere jaren; de praktische modaliteiten moeten nog uitgewerkt worden [Mogelijkheid: Tot nu toe werd men belast op de 60ste verjaardag aan 10 %; nu zal men elk jaar 1 % van wat al gespaard is belasten, en dit gedurende 5 jaar. Op het einde ondergaat het bedrag – dat nu al werd belast – een belasting van 3 %]
De automatische indexering van de fiscale uitgaven, andere dan diegene die een impact hebben op de activiteitinkomsten, wordt beperkt [Het gaat eventueel hier om het niet indexeren van belastingverminderingen met uitzondering van het huwelijksquotiënt]
4.1.4. Vennootschapsbelasting Een ‘fiscaal pact’ zal afgesloten worden om de onzekerheid in de economische en fiscale omgeving van de ondernemers weg te werken. De vangnetbepaling in de belasting van niet-inwoners (BNI) wordt beperkt tot die gevallen waarvoor zijn oorspronkelijk zijn bedoeld (perverse neveneffecten wegwerken). De groei van de ondernemingen wordt blijvend ondersteund. Aandacht wordt gegeven aan KMO’s door o.a. het aanmoedigen van productieve investeringen. KMO’s kunnen jaarlijks een deel van hun belaste winst reserveren op een afzonderlijke passiefrekening; hierop wordt een anticipatieve heffing van 10 % betaald door de vennootschap. Reserves die op de passiefrekening worden geboekt, zullen bij liquidatie belastingvrij worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. Wordt deze reserve na 5 jaar uitgekeerd als dividend, zal een aanvullende roerende voorheffing van 5 % verschuldigd zijn; is dit binnen de 5 jaar, dan is een RV van 15 % van toepassing is. 4.1.5. Btw De belastbare basis voor de heffing van de btw wordt verbreed. Voortaan wordt op niet-medische chirurgische ingrepen 21 % btw betaald. [Voorheen gold een btw-vrijstelling]
Elektronische diensten afgenomen door Belgische particulieren bij Europese ondernemingen worden voortaan onderworpen aan btw in België. [Buitenlandse online-aankopen; dit is een gevolg van een Europese richtlijn waarbij de btw van toepassing is van het land van de koper]
De ouderdomsvereiste bij werken in onroerende staat aan privé-woningen wordt verhoogd van 5 naar 10 jaar. [Het verlaagde tarief van 6 % geldt voortaan enkel voor huizen van 10 jaar of ouder.]
44
4.1.6. Ecofiscaliteit De accijnzen op tabak worden hervormd en de accijnzen op diesel worden verhoogd zonder effect op de terugbetaling van de professionele diesel. De accijnzen worden jaarlijks geïndexeerd, rekening houdend met de inflatie en het risico op concurrentienadeel. De energieprijzen en energiebelastingen worden geëvalueerd. De milieuheffing – de zogenaamde picknicktaks op o.a. wegwerptassen, foliën etc. – wordt opgeheven. Om ondernemingen aan te moedigen te investeren in milieuvriendelijke wagens, wordt onderzocht of het minimaal bedrag inzake VAA (= voordeel alle aard bedrijfswagens) kan worden afgeschaft. 4.1.7. Versterkt vertrouwen Dit onderdeel gaat hoofdzakelijk over het wederzijds vertrouwen tussen de belastingplichtigen en de belastingadministratie. Enkele voorbeelden: geen nodeloos strenge aanpak van mensen die te goede trouw zijn, een aanpassing van de bijzondere aanslag van 309 %, een hervorming en vereenvoudiging van het stelsel van de verworpen uitgaven. Het btw-boetesysteem en de nalatigheidsintresten worden hervormd, opnieuw met als uitgangspunt de goede trouw van de belastingplichtige. De federale fiscale wetgeving zal gecoördineerd en gebundeld worden in een Federale Codex Fiscaliteit. Er worden hulpmiddelen uitgewerkt waardoor de belastingplichtige snel inzicht verwerft in zijn belastingsituatie (zoals een module voor de berekening van een voordeel van alle aard). Om de rechtszekerheid van de belastingplichtige te vrijwaren, worden de fiscale procedures geharmoniseerd. 4.1.8. Een moderne en performante Douane als krachtige economische en financiële hefboom Een efficiënte en performante Douane kan een economische hefboom zijn met gunstige financiële gevolgen via de invoerrechten.
45
4.1.9. Administratieve vereenvoudiging De administratieve lasten ten gevolge van de fiscale wetgeving, worden verminderd. Er zal nagegaan worden of de btw-vrijstellingsdrempel ondernemingen kan verhoogd worden tot € 25.000.
voor
kleine
De administratieve btw-verplichtingen worden herbekeken in het licht van andere boekhoudkundige verplichtingen. Het voorstel van de Europese Commissie tot standaardisering van de btwaangifte wordt aangegrepen om de bestaande verplichtingen te evalueren en te moderniseren (indieningstermijn, betalingstermijn). De communicatie tussen belastingplichtige en belastingadministratie wordt verder gedigitaliseerd. De digitale raadpleging van de fiscale en parafiscale inhoudingsplicht wordt geïntegreerd en de griffierechten worden gemoderniseerd. De wetgeving inzake de federale patrimoniale documentatie wordt gecoördineerd in één wetboek. 4.2. Financiële sector: bank- en verzekeringswezen 4.2.1. Een financiële sector ten dienste van de samenleving De regering zal een overleg organiseren met de relevante stakeholders over de rol van Brussel al financieel centrum. Men wil daarbij de behoeften van de bedrijfswereld en de aanbieders van financiële diensten identificeren, en in dit kader maatregelen ontwikkelen die kunnen bijdragen aan de groei en werkgelegenheid in de sector. De regering zal risicokapitaal stimuleren in functie van het verzekeren van voldoende financiering voor ondernemers. Daarnaast wil men ook financiering via crowdfunding ondersteunen, onder andere door de ‘crowdfunding platforms’ beter te omkaderen. De regering engageert zich er ook toe om een betere samenwerking met de multilaterale investerings- en ontwikkelingsbanken tot stand te brengen. Op Europees vlak wil men dat België constructief blijft meewerken aan de geleidelijke invoering van een financiële transactietaks. Meer concreet zal men ervoor pleiten dat deze taks zich focust op aandelen en derivaten met een speculatief karakter. De regering wil dat de reële economische activiteit, pensioenfondsen, verzekeringsondernemingen en overheidseffecten buiten schot blijven. Als compensatie voor deze financiële transactietaks zou men onderzoeken of men de bestaande beurstaks al dan niet wil behouden.
46
De regering hecht belang aan de bescherming van de financiële consument en de financiële opvoeding. Men wil op Europees niveau bijdragen aan een versterkte regelgeving die de ontwikkeling van financiële producten reguleert. De regering zal ook de maatregelen die in het verleden werden getroffen ter bescherming van de financiële consument evalueren en vereenvoudigen waar mogelijk. Een belangrijk aspect hierbij is de veiligheid van internetbankieren. Om ook de consument die een verzekering aanneemt te beschermen zal de regering erop toezien dat er een gelijk ‘level playing field’ bestaat tussen alle informatie die de verzekeraars ter beschikking stellen aan de verzekeringsnemer. Verder is ook de bescherming van de spaarder van belang voor de regering. In dit kader zal men de nieuwe Europese Depositogarantie-richtlijn omzetten. Er wordt ook werk gemaakt van een hervorming van de jaarlijkse taksen op de kredietinstellingen, de collectieve beleggingsinstellingen en de verzekeringsondernemingen. De regering wil een werkzame regeling uitwerken die kan worden toegepast bij een schadeloosstelling voor natuurlijke personen die als coöperanten van erkende financiële coöperatieven functioneren. Men zal ook de regels tot afronding van veelvouden van 5 cent bij cash betalingen evalueren, en deze regel eventueel uitbreiden tot alle cash betalingen.
4.2.2. Financiële regelgeving De regering zal de geplande evaluatie van de bankenwet uitvoeren en een eventuele bijkomende evaluatie maken daar waar het nuttig en gepast is.
4.2.3. Rationaliseren van bestaande bevoegdheden en werking De regering zal het Rentenfonds afschaffen. Het Rentenfonds is een zelfstandige openbare instelling die instaat voor de liquiditeit op de beursmarkt in overheidseffecten http://www.nbb.be/rk/nl/tasks/stock.html vooral ten gunste van personen die niet handelen als beroepsactiviteit. Men wil dit doen met respect voor de sociale rechten van het personeel van het Rentenfonds. De compensatiebetaling door de NBB voor de effectisering van de geconsolideerde oorlogsschuld wordt afgeschaft.
4.2.4. De staat als aandeelhouder Aangezien België aandeelhouder is van een aantal financiële instellingen, zal de regering gebruik maken van de ‘corporate governance gedragscode voor staten die participeren in bedrijven’ van de OESO om deze taak te vervullen. Hierbij zal men goede afspraken maken met de bestuurders die de
47
staat vertegenwoordigen binnen deze financiële instellingen, opdat de bedrijfsethische normen worden gerespecteerd. De regering wil de participaties van de staat in de financiële sector echter tijdig en op verstandige wijze herwaarderen.
4.3. Fraudebestrijding Het verlies aan inkomsten ten gevolge van sociale en fiscale fraude wordt blijvend tegengegaan. De invorderings- en controleprocedures worden gemoderniseerd: Inzetten van meer middelen op sectorcontroles. Verderzetten van de strijd tegen carrouselfraude. Verdere uitwerking van een performant systeem van inning van fiscale en niet-fiscale schulden (waaronder ook alimentatievorderingen en penale boeten) teneinde de inningsratio gevoelig te verhogen. Volle inzet op administratieve samenwerking, zowel met binnenlandse als buitenlandse administraties. Concreet, versterking van de samenwerking tussen: De Sociale Inspectie- en Opsporingsdiensten, de Algemene Administratie van de Fiscaliteit en de Algemene Administratie Fraudebestrijding. Verdere uitbouw van gegevensuitwisseling met derde landen. Aanzienlijke verscherping van het toezicht op de elektronische handel, onder meer op het vlak van toepassing van de btw. Overleg met de sector binnen het op te richten platform inzake e-handel. Het Belgium Internet Service Center wordt transversaal ingezet. Actief verder zetten van de strijd tegen witwaspraktijken en tegen de financiering van terrorisme en proliferatie van massavernietigingswapens rekening houdend met de internationale evolutie: Verduidelijking van het begrip ernstige fiscale fraude in de witwaswet. Initiatieven met het oog op een nog efficiëntere toepassing van de aanbevelingen van de Internationale Financiële Actiegroep (FAG).
48
5. Hoofdstukken 5 – 11 [Betreffende de hoofdstukken 5 tot en met 11 kiezen wij ervoor om de lezer enkele interessante items mede te delen. Wij hebben ons in die optiek dan ook beperkt tot een bloemlezing van enkele interessante items, en behandelen deze hoofdstukken voorlopig niet in extenso.]
5. Energie, leefmilieu en wetenschapsbeleid De energiebevoorradingszekerheid moet voor de gezinnen en bedrijven gegarandeerd worden. Om de huidige zwakte van onze productiecapaciteit op te vangen, heeft de regering beslist dat de kernreactoren langer open zullen blijven. De regering zal daarnaast verschillende maatregelen nemen om de energiebevoorrading op lange termijn te verzekeren, zoals bijvoorbeeld het onderzoek en ontwikkeling aanmoedigen inzake elektriciteitsopslag aanmoedigen en het uitwerken van de offshore windmolenparken via ELIA. De regering zal ten aanzien van het Europese en internationale klimaatbeleid voorstellen om slechts 1 EU-doelstelling per lidstaat op te leggen: namelijk deze voor de uitstoot van broeikassen. Hernieuwbare energie en energieefficiëntie zullen dan enkel als middelen beschouwd worden. De regering zal ten aanzien van het Gewestelijk klimaatbeleid voornamelijk een ondersteunende rol spelen. In het kader van het wetenschapsbeleid gaat de regering voor een “digitale federale overheid” tegen het einde van de legislatuur. De regering wil een inventaris maken van alle federale steunmaatregelen, premies en subsidies die op elk beleidsniveau aan onderzoek worden besteed. Daarnaast moet de mogelijkheid gecreëerd worden om deze gegevens digitaal op te slaan en uit te wisselen. De regering wil op die manier zijn gegevens voor het publiek toegankelijk maken.
6. Justitie en veiligheid Gerechtelijke reorganisatie 1 van de belangrijkste vooropgestelde doelstelling van de regering betreffende het luik justitie, is het gerechtelijk apparaat te hervormen zodat het efficiënter en eenvoudiger functioneert. Een voorbeeld hiervan is het opstarten van een proefproject waarbij eenheidsrechtbanken worden gerealiseerd, en waardoor de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van eerste aanleg gegroepeerd worden.
49
De regering zal bijvoorbeeld ook alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de rechterlijke uitspraken geveld worden binnen het jaar na het opstarten van de zaak. De strijd tegen de gerechtelijke achterstand zal de regering samen met de magistraten voeren. Er zullen nauwkeurige en becijferde doelstellingen opgenomen worden in de beheerscontracten, alsook de middelen om dit te bereiken. De regering zal in overleg met de vredegerechten nagaan of het opportuun is om de kaart van de gerechtelijke kantons de hertekenen, met respect voor de nabijheid van justitie voor de burger. De regering voorziet dat het strafrechtelijk beleid hervormd zal worden middels het modernisering van het strafwetboek. Een voorbeeld hiervan is dat de gevangenisstraf gebruikt zal worden als laatste strafmiddel, en zal waar nodig vervangen kunnen worden door een werkstraf, een elektronisch toezicht of een autonome probatie. Een ander voorbeeld is dat voor zeer ernstige misdrijven de rechter een beveiligingsperiode zal kunnen uitspreken, tijdens dewelke er geen voorwaardelijke invrijheidsstelling mogelijk is. Ook het wetboek van strafvordering zal door de regering hervormd worden. De strafprocedure moet verkort en vereenvoudigd worden, verjaring en procedurefouten moeten maximaal vermeden worden. Voor wat betreft het aspect van de strafuitvoering ligt de prioriteit van de regering bij de versterking van de geloofwaardigheid, en geeft de regering in het regeerakkoord de garantie dat alle straffen uitgevoerd zullen worden. Daarnaast voert de regering ook een gegarandeerde dienstverlening in bij het gevangeniswezen om zo de basisrechten van de gedetineerden te vrijwaren. De modaliteiten hiervan zullen worden bepaald in overleg met de sociale partners. De regering kiest voor een gecoördineerde aanpak inzake het veiligheidsbeleid, dat zowel gericht is op samenwerking, preventie en doortastend optreden van de veiligheidsdiensten. Er zal dan ook een Nationale Veiligheidsraad worden opgericht die het centrale aanspreekpunt wordt voor veiligheid en inlichtingen (vroegere College van Inlichtingen en Veiligheid). Naar aanleiding van de groeiende dreiging van radicalisering en terrorisme is de veiligheid van de burgers en het vrijwaren van de democratische rechtsstaat een absolute prioriteit. De regering zal werk maken van een
50
integrale aanpak waarbij zowel preventieve, strafrechtelijke als wetgevende initiatieven zullen worden genomen. Een voorbeeld hiervan is dat de mogelijkheid voor de rechter om de Belgische nationaliteit te ontnemen in geval van bestraffing van terroristische misdrijven wanneer betrokkene over de dubbele nationaliteit beschikt, wordt uitgebreid. Een ander voorbeeld is dat er een wettelijk kader zal komen dat het anoniem patrouilleren op het internet zal regelen, ter bestrijding van radicaliserende inhoud van websites en sociale media. Er zal ook bijzondere aandacht besteed worden aan de opvolging van teruggekeerde strijders.
7. Asiel en Migratie Het beleid inzake asiel en migratie heeft de laatste jaren grondige wijzigingen ondergaan. De federale regering gaat verder op de ingeslagen weg en voorziet daarbij een kwaliteitsvolle opvang, eenvoudige en snelle procedures en een humaan en kordaat terugkeerbeleid. De wetgeving betreffende asiel en migratie zal gecoördineerd worden in een Wetboek Migratie.
8. Ambtenarenzaken en overheidsbedrijven Uit dit hoofdstuk kan vermeld worden dat het HR-beleid van de overheid wordt afgestemd op dat van de privé-sector, wat betreft de stelsels voor deeltijds werk en de verlofstelsels. De regering wil daarenboven, na overleg met de vakbonden, de mobiliteit van het overheidspersoneel versterken. Uitzendarbeid bij overheidsdiensten – en bedrijven zal door de regering wettelijk voorzien en geïmplementeerd worden.
9. Internationaal beleid De regering benadrukt in haar akkoord dat in budgettair moeilijke tijden, de middelen die worden ingezet voor ontwikkelingssamenwerking zo efficiënt mogelijk besteed moeten worden. België zal alsnog inspanningen doen om de norm van 0,7 % van het BNP te bereiken, met het engagement transparantie te bieden van de globale begrotingsuitgaven.
51
De regering heeft beslist om in het kader van de gouvernementele samenwerking het aantal partnerlanden tot maximaal 15 te verminderen. Aan deze fragiele landen zal er echter een totaalpakket aan hulp worden geboden: naast armoedebestrijding zal er ook aandacht zijn voor vrede en stabiliteit, veiligheid, migratie en klimaatbeleid, alsook stimulering van de privésector. De regering vreest voor versnippering van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, zowel op het vlak van nietgouvernementele samenwerking als op het vlak van multilaterale samenwerking. Voor deze laatste stelt de regering dan ook voor om het aantal partnerorganisaties te verminderen van 20 naar 15. Voor wat betreft de niet-gouvernementele samenwerking stelt de regering voor om de kwaliteitsvereisten voor de Actoren van de Nietgouvernementele Samenwerking aan te scherpen en het aantal te erkennen organisaties verder te beperken, in overleg met de sector. Alle samenwerkingsvormen zullen de volgende jaren moeten bijdragen aan de besparingsinspanningen. De regering zal in overleg met de sector het akkoord van 2009 met de Belgische NGO’s binnen het hernieuwd wettelijk kader van 2014 te evalueren en indien nodig bij te sturen. Daarnaast zal de regering een evaluatie-instrument ontwikkelen met als doel de begrotingssteun te kunnen afstemmen op het resultaat van de inspanningen en verwezenlijkingen en de relevantie ervan op lange termijn te kunnen beoordelen. De regering zal tenslotte de hervorming aan samenwerkingsbeleid de komende legislatuur uitvoeren.
het
humanitaire
10. Mobiliteit Ten einde de verkeersveiligheid te optimaliseren zal de politie intensieve controles uitvoeren: 1 op de 3 bestuurders zal gecontroleerd worden op alcohol, drugs & gordeldracht, en 40 miljoen voertuigen zullen gecontroleerd worden op snelheid. Deze maatregelen moeten leiden tot 50 % minder verkeersdoden tegen 2020 en dit ten opzichte van het aantal verkeersdoden van 2010. Grote aandacht gaat uit naar het financieel gezond maken én de verbetering van de dienstverlening van de NMBS en infrabel. De stiptheid van het spoor zou verbeterd moeten worden door onder meer het variabele loon van het topmanagement te linken aan de effectieve realisatie van deze doelstelling.
52
Om de continuïteit van de dienstverlening te garanderen in geval van staking, draagt de regering de NMBS en infrabel op om, na overleg met de sociale partners, een voorstel uit te werken. Het valt op dat de regering zichzelf de mogelijkheid geeft om een wetgevend initiatief hieromtrent te nemen indien geen akkoord bereikt kan worden binnen een redelijke termijn. Daarenboven zal de regering de publieke spoorbedrijven intern voorbereiden op de openstelling van de markt van het nationaal reizigersvervoer en deze liberalisering van de markt reglementair en wettelijk voorbereiden.
11. Transverale thema’s De regering maakt werk van een sterk gelijke kansenbeleid. De regering houdt dan ook vast aan een nultolerantie inzake discriminatie, in het bijzonder op de arbeidsmarkt en zal hierop toezien. Zowel in de private als in de publieke sector moet er een divers en nietdiscriminerend personeels – en aanwervingsbeleid gevoerd worden met aandacht voor verworven competenties. De regering zal dan ook zelf een positief beleid voeren ten aanzien van personen met een handicap middels het respecteren van het quotum van 3 % in haar personeelsbestand. Ook het bestaande quotum voor vrouwen in topfuncties wordt behouden en gerealiseerd. Bovendien zal de regering bij regelgevend en uitvoerend werk maatregelen nemen om in de samenstelling van het personeelsbestand de diversiteit van de samenleving te weerspiegelen.
53