Hokyo Zanmai Het samadhi van de kostbare spiegel. van Meester Tozan Ryokai (807-869)
Inleiding
De Hokyo Zanmai is een klassiek zengedicht geschreven door de Chinese meester Tozan Ryokai (807-869), die aan de wieg staat van de soto-zenschool. Toen hij als jongeman zijn leraar Ungan Donjo vroeg wat hij moest zeggen als mensen hem vroegen wat de essentie van zijn onderricht was, antwoordde Ungan: “Zeg maar dat het dit is.” Men veronderstelt dat de Hokyo Zanmai een geschenk is van de oude Tozan aan zijn eigen leerling Sozan, waarin hij zijn leerling oproept om de dharma te blijven beoefenen en onderrichten vanuit het ‘dit’ van Ungan, en met alle mogelijke symbolen, verhalen en beelden die de Chinese cultuur toen rijk was. Hoewel het alles behalve gemakkelijk is om de beelden die Tozan in deze tekst gebruikt precies te vatten – het zijn per slot van rekening negende-eeuwse Chinese beelden – is het wel degelijk een schitterend lijflied voor de praktijk van de soto-zen hier en nu. De tekst toont hoe we vanuit een juiste zazen (zitten als dit) vrij kunnen spreken met alle middelen die voorhanden zijn om ons uit te drukken – een praktijk waarin Dogen later als geen ander zou uitblinken. Hokyo betekent ‘kostbare spiegel’. Zanmai is de concentratie van zazen. Deze concentratie dient niet om ons op te sluiten in een donkere absorptie, maar om te schitteren in helderheid, samen met de realiteit zoals ze zich toont, als de veelheid van vormen, handelingen en uitdrukkingen waarin dit zich toont. De Hokyo Zanmai is echt de tekst over het mysterie van de zenuitdrukkingen. De noten in deze tekst zullen niet alles duidelijk maken, maar kunnen je al op weg helpen om de geest van de tekst te ontdekken. Ze zijn gebaseerd op de commentaren van Taisen Deshimaru, die ook in de dojo te verkrijgen zijn, samen met de commentaren van Yuno Rech.
Gereciteerde tekst (onderlijnde lettergrepen zijn dubbel zo lang) Nyoze no hô busso mitsu ni fusu. Nanji ima kore o etari; yoroshiku yoku hôgo subeshi. Ginwan ni yuki o mori, meigetsu ni ro o kakusu. Rui shite hitoshikarazu ; konzuru tokinba tokoro o shiru. Kokoro kotoni arazareba, raiki mata omomuku. Dôzureba kakyû o nashi, tagaeba kocho ni otsu. Haisoku tomoni hi nari; taikaju no gotoshi. Tada monsai ni arawaseba, sunawachi zenna ni zokusu. Yahan shômei, tengyô furo. Mono no tame ni nori to naru; mochiite shoku o nuku. Ui ni arazu to iedomo, kore go naki ni arazu. Hôkyô ni nozonde, gyôyô ai miru ga gotoshi. Nanji kore kare ni arazu, kare masani kore nanji. Yo no yôni no gosô gangu suru ga gotoshi. Fuko furai fuki fujû; baba wawa : uku muku. Tsuini mono o ezu, go imada tadashi karazaru ga yue ni. Jûri rikkô, henshô ego, tatande san to nari; henji tsukite go to naru. Chisô no ajiwai no gotoku, kongô no cho no gotoshi. Shôchû myôkyô, kôshô narabi agu. Shû ni tsûji to ni tsûzu, kyôtai kyôro. Shakunen naru tokinba kitsu nari; bongo subekarazu. Tenshin ni shite myô nari, meigo ni zoku sezu. Innen jisetsu, jakunen toshite shôcho su. Sai ni wa muken ni iri, dai ni wa hôjo o zessu. Gôkotsu no tagai, ritsuryo ni ôzezu. Ima tonzen
ari, shûshu o rissuru ni yotte. Shûshu wakaru, sunawachi kore kiku nari. Shû tsûji shu kiwamaru mo, shinjô ruchû. Hoka jaku ni uchiugoku wa, tsunageru koma, fukuseru nezumi. Senshô kore o kanashinde, hô no dando to naru. Sono tendô ni shitagatte, shi o motte so to nasu. Tendô sô messureba, kôshin mizukara yurusu. Kotetsu ni kanawan to yôseba, kô zenko o kanzeyo. Butsudô o jôzuru ni nannan toshite, jikkôju o kanzu. Tora no kaketaru ga gotoku, uma no yome no gotoshi. Geretsu aru o motte, hôki chingyo. Kyôi aru o motte, rinu byakko. Gei wa gyôriki o motte, ite hyappo ni atsu. Senpô ai ô, gyôriki nanzo azukaran. Bokujin masa ni utai, sekijo tatte mô. Jôshiki no itaru ni arazu, mushiro shiryo o iren ya. Shin wa kimi ni bushi, ko wa chichi ni junzu. Junzezareba kô ni arazu, busezareba ho ni arazu. Senkô mitsuyô wa, gu no gotoku ro no gotoshi. Tada yoku sôzoku suru o shuchû no shu to nazuku. Ø
Vertaling en noten Zo is de dharma die de Boeddha en patriarchen op intieme wijze overgedragen hebben. Nu je hem ontvangen hebt, smeek ik je: bescherm hem goed. Als een zilveren schotel gevuld met sneeuw. Als een reiger verborgen in het maanlicht.(1) Ze lijken op elkaar, maar zijn niet identiek. Als je ze nadert, duiken hun verschillen op. Betekening schuilt niet in woorden, maar toont zich op het beslissende moment. Als je woorden volgt, trap je in de val, als je ze verwaarloost, verzand je in twijfel, Woorden afwijzen en je eraan hechten zijn fouten, want dit is als een vuurbol, nuttig maar gevaarlijk. (2) Als je dit beschrijft met een opgesmukte taal, bezoedel je dit. Midden in de nacht is dit helemaal licht in het daglicht is dit verborgen. Dit is de wet die alle dingen beregelt, gebruik het om alle lijden te ontwortelen. Dit wordt dan wel niet gefabriceerd, maar het overstijgt daarom nog niet onze woorden. Net zoals voor een kostbare spiegel: vorm en weerspiegeling bekijken elkaar. Jij bent niet dit, maar dit is jou wel. Dit is als een pasgeboren baby, voorzien van de vijf zintuigen. Ze gaan niet en komen niet, ze komen niet en blijven niet. Ze zeggen: ‘Baba wawa’. Zegt dit dan iets of niet? Uiteindelijk niet, want hun woorden zijn nog niet juist. omdat hun taal niet juist is. De zes lijnen van het hexagram ‘vuur’ doen het wederzijdse spel buigen. Nochtans resulteert de oorzaak van de vestiging van de drie in vijf.(4) Zoals de vijf smaken van de chissoplant.(5) Zoals een diamanten scepter.(6) Harmonieus verenigd in het midden,
komen trommel en zang samen aan. De bron binnendringen en de weg opgaan, het landschap omvatten en de weg waarderen. Respecteer dit en verwaarloos het niet. Natuurlijk en subtiel is dit geen onwetendheid of ontwaken. Te midden van de oorzaken en omstandigheden is dit sereen en verlichtend. Dit is zo zuiver dat het binnendringt waar geen ruimte is, dit is zo weids dat het elke dimensie overstijgt. Als je er nog maar een haarbreedte van afwijkt, ben je niet langer in harmonie. Nu bestaat er een onmiddellijke en een geleidelijk onderricht, waarin de onderrichtingen en de benaderingswijzen verschillen. Als ze verschillen, heeft elk zijn normen. Maar of die onderrichtingen en benaderingen niet beheerst worden of niet de realiteit blijft stromen. (7) Buiten kalmte en binnen opwinding is als een paard in de knel of een rat in de val. De oude wijzen hadden mededogen voor hen en boden hen de dharma aan. Onder invloed van hun verkeerde beelden zagen we wit voor zwart aan. Als die verkeerde denkbeelden ophouden, verwezenlijken ze de geest die vanzelf harmonieert. Als je de oude weg wilt volgen, observeer dan alsjeblieft de wijzen van vroeger. Wie op het punt staat om de weg van de Boeddha te verwezenlijken heeft de boom al tien kosmische cycli aanschouwt. (8) Het is zoals de blessure van een tijger, of het manken van een paard: (9) omdat mensen denken dat het hen aan iets ontbreekt, zoeken ze rijkdom en prestige op. Anderen, met een ruime visie, beseffen dat ze als een bruine en een witte os zijn. Een meester-boogschutter kan door zijn grote techniek het doel zelfs op honderd meter raken. Maar als een pijl en een speer elkaar in volle vlucht raken, kan dit toch geen zaak van behendigheid meer zijn? (10) De houten man zingt, de stenen vrouw staat op en danst. Dit komt niet voort uit gewaarwordingen of bewustzijn, hoe zou dit iets te maken kunnen hebben met onderscheid? Ministers dienen de koning, kinderen gehoorzamen hun ouders. Niet gehoorzamen gaat in tegen de filiale plicht, niet volgen is geen echte minister zijn. (11) Verberg je beoefening, ga discreet te werk, verschijn maar als een dwaas of een idioot. Zo blijven voortdoen wordt de meester van de meesters genoemd. (12)
(1) Sneeuw, een zilveren schaal, een reiger en de maan zijn in de Chinese poëzie vier ‘witte’ objecten. Maar ze zijn tegelijkertijd allemaal anders wit. Zo is alles op zijn manier dit. (2) Met andere woorden: verlichting of ‘de waarheid’ willen grijpen is alsof je een bol vuur wil vasthouden: je zult je eraan verbranden. Maar als je je ervan afkeert zul je snel koud worden. De weg van de zen is de weg van het midden, van het opgeven van tegengestelde begrippen. (3) ‘Baba wawa’ staat hier voor gefrasel van een peuter die nog niet kan spreken. (4) Kernachtige verwijzing naar de I Ching, het oude Chinese orakelboek en naar het onderricht van de vijf fasen (go i), dat Tozan uitwerkte om de praktijk van zazen niet te laten verzanden in vrijblijvend gesuf op een meditatiekussen. In de loop van de geschiedenis van de soto-zen hebben sommige meesters (zoals Sozan) zich heel enthousiast getoond over die vijf fasen, anderen (zoals Dogen) zagen er voornamelijk een gevaar voor nieuwe gehechtheden in. (5) Chissoplant: ‘de plant met de vijf smaken’. In de verschillende delen van de plant zijn de vijf smaken aanwezig, maar hooguit heel licht. Het is een symbool van de zen omdat de chissolant bijna neutraal proeft, maar toch alle smaken in zich draagt. (6) Diamanten scepter (vajra): een scepter waarvan de uiteinden op vijf vingers lijken, en die de linkerhand van de Boeddha voorstellen. Vooral in het esoterische boeddhisme is dit een belangrijk symbool. De vijf vingers staan voor de vijf wijsheden, die in vijf beelden van de Hokyo Zanmai aan bod komen: de wijsheid van de spiegel van de schat (die de verschijnselen van het heelal helder weerkaatst), de wijsheid van het kind (dat de gelijkheid van alle dingen observeert na het verschil van de elementen ontkend te hebben), de wijsheid van yin en yang (die de verschillende vermogens van de wezens erkent om iedereen op een gepaste manier de dharma te onderrichten), de wijsheid van de chissoplant (die de vermogens ontwikkelt om aan alle levende wezens ten goede te komen. De wijsheid van de vajra verenigt de vier vorige. (7) Hier verwijst Tozan naar een beroemde, maar al bij al sterk overdreven, splitsing van de zenschool in een geleidelijk onderricht en een onmiddellijk onderricht in de Chinese zenmiddens van de achtste eeuw. Het is interessant om te zien dat in zenteksten uit die tijd iedereen zich graag bij de meer succesvolle ‘onmiddellijke school’ rekende, maar dat de echte grote meesters (zoals Tozan, maar ook Sekito in de Sandokai, Baso en Hyakujo) eerder verveeld leken met het debat. (8) De boom staat hier voor de boom waaronder Boeddha Shakyamuni tot ontwaken kwam, en nog specifieker voor ons eigen lichaam in zazen, dat zich opent voor het ongescheiden bestaan. Met andere woorden: wie de weg realiseert harmonieert met zijn feitelijke verbondenheid met de hele geschiedenis van het heelal. (9) Als een tijger gekwetst is, dient zijn kracht tot niets meer en is hij aan de andere dieren overgeleverd. Een mankend paard kan niet meer galopperen en heeft niets aan zijn snelheid. Net op dezelfde manier zijn we allemaal van nature begiftigd met de Boeddhanatuur, maar als we onszelf schade berokkenen door onhandig te reageren op de wereld, gaat het vermogen van die natuur aan ons verloren. Tozan roept op tot
nauwkeurigheid in de beoefening en de Boeddhanatuur niet te gebruiken als excuus dat alles toch al in orde is. (10) Verwijzing naar een Chinees verhaaltje over een boogschutter Hiei en zijn leerling Kisho. Kisho was jaloers op zijn leraar en wilde hem doden om zijn plaats in te nemen. Toen hij zijn eerste pijl afschoot, schoot Hiei meteen terug en raakten de twee pijlen elkaar in de volle vlucht. Kisho schoot negen keer en telkens hielden de pijlen van Hiei zijn pijlen tegen. Toen Hiei geen pijlen meer had en Kisho zijn laatste pijl schoot, haalde Hiei met een speer de laatste pijl van Kisho uit de lucht. Ontroerd over zoveel harmonie vielen ze elkaar in de armen. Behalve het feit dat dit wel heel erg op een goedkope Hongkongfilm lijkt, drukt dit verhaal het gevoel van een bijzonder harmonie uit, die onze eigen inspanning overstijgt. Dat is een belangrijk aspect van de soto-praktijk: je geeft je helemaal, met huid en haar aan je praktijk, maar ook daarna volgt nog een stap, de stap in het opgeven, van het deelachtig worden van de activiteit van de realiteit zoals ze is. Dat kan heel ontroerend zijn en tot een laaiend enthousiasme leiden, zoals meteen in de volgende twee regels uitgedrukt wordt. (11) In het politiek vaak woelige China waarin sociale instabiliteit zeer gruwelijke gevolgen kon hebben, stond de keizer symbool voor de spil van een juist draaiende wereld. Hoewel deze verzen ons misschien conservatief overkomen (en dat wellicht ook zijn), hoeft dit geen pleidooi te betekenen voor een centrale macht of welk politiek of sociaal model dan ook. In elke beschaving vindt het boeddhisme zijn weg in de mogelijkheden van dat moment. In het moderne boeddhisme zijn dan ook tal van sociaal bewogen groeperingen te vinden, die ijveren voor een boeddhisme dat zich inschrijft in de sociale verworvenheden van de moderne wereld. Op een belangrijk niveau staan de koning en de ouders hier vanzelfsprekend voor ‘dit’, de realiteit zoals ze is. (12) Het is mogelijk dat Tozan deze tekst voor zijn opvolger Sozan schreef en hem letterlijk opdroeg om even voorzichtig te zijn en zich in moeilijke tijden koest te houden. Maar deze zinnen hebben soto-zenbeoefenaars sindsdien blijven inspireren. Zen zal wellicht altijd tegen de haren van de tijd instrijken. We moeten heel voorzichtig zijn, subtiel en juist beoefenen, en niet te bang zijn dat mensen ons daarom idioten vinden.