Toespraak vice-president Raad van State, mr. J.P.H. Donner, tijdens de proclamatieplechtigheid van de faculteit rechtsgeleerdheid, Katholieke Universiteit Leuven op zaterdag 5 juli 2014
Hoe verder? Inleiding Het is mij een eer hier vandaag te mogen spreken. In de eerste plaats wil ik de zojuist afgestudeerde studenten feliciteren en hun ouders. In de tweede plaats past een felicitatie voor het lustrum van de Nederlandstalige juridische faculteit. Alleen hoe vaak doet u dat hier; vorig jaar stond Jan Peter Balkenende u ook al te feliciteren. Mijn vader werd vijftig jaar geleden, vermoedelijk ter gelegenheid daarvan, eredoctor van uw universiteit; dat geeft persoonlijke betrokkenheid. Eens in de vijftig jaar haalt u een Donner deze kant op. Vorig jaar kon Jan Peter Balkenende u feliciteren namens zijn eigen faculteit die ook vijftig jaar bestond. Ik kan dat helaas niet. De Raad van State heeft pas over zeventien jaar weer een lustrum; dan bestaat de Raad vijfhonderd jaar. De Raad is ons gemeenschappelijk erfgoed; hij werd in 1531 door Karel V voor alle zeventien provincies ingesteld. Maar ik besef dat ik hier bij een universiteit ben die nog weer honderd jaar ouder is dan de Raad van State. Het is een eer hier te mogen spreken; maar eenvoudig is het niet. Het is immers een droeve gelegenheid. De universiteit probeert dat te verdoezelen door u een diploma te geven en het een begin te noemen: commencement. Maar laat u niet bedotten, het is een afscheid. Misschien hebt u naar deze dag uitgezien, misschien stelt u zich veel voor van het leven dat nu begint, maar de meesten van u zullen later met weemoed terugdenken aan de tijd die u nu afsluit: uw studententijd. Daarin had u maar één plicht: studeren en tentamens halen. Wat volgt, is een leven van ‘plicht en verantwoordelijkheid’. Het is inderdaad een begin vandaag: de eerste dag van de rest van uw leven. Maar die rest is: verantwoordelijkheid, oppassendheid, verplichtingen en lasten. Het harde leven van wat de wet noemt: een oppassend huisvader. Dat is geen lolletje en zeker niet in de wereld van vandaag. Dat wisten ze hier aan de faculteit natuurlijk ook, maar ze durfden het u niet zelf te vertellen. Dus wordt er iemand van over de noordgrens ingehuurd om u de waarheid te vertellen: la commedia è finita, een leven van plichten wacht. En als het dan te ernstig klinkt, kunt u altijd zeggen: “Ach die Hollanders, wat zijn ze toch zwaar op de hand.” U begrijpt mijn aarzeling om te spreken.
Juristen en recht Nu hebt u het zich wat de rest van uw leven betreft niet makkelijk gemaakt met uw studiekeuze. De rechtenstudie is een studie waarvan niet iedereen op voorhand overtuigd is dat de kennis daarvan ook werkelijk maatschappelijk nut heeft. Er wordt veel moois over gezegd, zoals: “Waar de rechter faalt, begint de oorlog” (Ubi iudicia deficiunt, incipit bellum), maar het zijn meestal juristen die dat bedenken en zeggen. Kennis van het recht is goed als men zijn gelijk wil krijgen en je kunt er ook zeker een goede boterham mee verdienen. Maar of juristen echt maatschappelijk nut hebben en dienstbaar zijn aan mensen, zoals bijvoorbeeld een dokter of een automonteur, daarover verschillen de meningen. Voltaire zei ooit: “Ik ben maar tweemaal geruïneerd: eenmaal toen ik een proces had verloren, en eenmaal toen ik het had gewonnen.” En een ander zei: “Als men een proces begint, is men van niets zeker behalve van de kosten.”
2 Van recht kan de wereld niet genoeg krijgen. Maar van juristen heeft men al gauw genoeg. Van recht verwachten we veel, zo niet alles; eeuwige vrede, individuele vrijheid, een betere samenleving, sociale gerechtigheid, een menswaardig bestaan. Maar daarom er is ook gezegd dat recht te belangrijk is om aan juristen over te laten. Als in Shakespeare’s Henry VI de opstandige boeren een betere wereld willen, is hun eerste programmapunt: “Let’s kill all the lawyers.” In de Utopia die Thomas More beschrijft, komen geen juristen voor want dat zijn mensen wier beroep het is om zaken te verhullen en te versluieren. En in het ideaal van Confucius, 2500 jaar geleden, waren ook geen juristen nodig: “Als de sabels verroest zijn en de spaden glinsteren, als de trappen der tempels uitgesleten worden door de voeten der gelovigen en er gras groeit op de binnenplaats der gerechtshoven, als de gevangenissen leeg en de graanzolders vol zijn, als de dokters lopen en de bakkers rijden, dan wordt het rijk goed bestuurd.”
Verder als jurist of verder met het recht U ziet, er bestaan weinig warme gevoelens over juristen en over het nut van de kennis die u en ik bezitten. Nu u uw diploma op zak heeft, wordt het zoetjes aan tijd om te beslissen hoe u in dit alles wilt staan. Natuurlijk, u kunt, nu u het diploma heeft, ook iets heel anders gaan doen, bijvoorbeeld loodgieter worden. Uw ouders zijn daar niet blij mee, uw hoogleraren niet – had dat eerder bedacht, denken ze – maar het is een geldige keuze; loodgieters worden doorgaans meer gewaardeerd dan juristen en soms ook beter. Maar als u wel wat met de rechtenstudie gaat doen, zult u moeten kiezen: wilt u als jurist verder of wilt u met het recht verder? U kunt zich dat maar beter afvragen want uw beroepsmatig leven zal naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijk langer zijn dan het mijne. Volgens de wetenschap is de mens die honderddertig wordt nu al geboren en de gemiddelde levensverwachting zal stijgen tot boven de honderd. Dat betekent dat u niet voor uw vijfentachtigste met pensioen gaat. U zult dus nog lang moeten leven met de keuze die u maakt. Daarom, niet te snel specialiseren; wat nu interessant is en toekomst biedt, gaat behoorlijk vervelen als je het na zestig jaar nog moet doen. Gelukkig hangt het allemaal minder af van kiezen en plannen. Het leven is niet primair een kwestie van willen en kiezen, maar van mogelijkheden gebruiken en realiseren; maar dan moet u die mogelijkheden wel zien. Het is als bij die Zeeuwse boer in de watersnood. De dijken breken, er komt iemand met een auto die hem mee wil nemen, maar de boer weigert; God zal uitkomst bieden, daar vertrouwt hij op. Het water stijgt en er komt een paard en wagen langs waar hij mee kan, maar nee, God zal uitkomst bieden. De bovenverdieping stroomt onder, er komt een boot langs, maar nee, God zal uitkomst bieden. Het huis loopt onder, de boer zit op het dak; komt er een helikopter langs, maar de boer weigert: God zal uitkomst bieden. De boer verdrinkt, komt in de hemel, ziet God en verwijt hem dat hij geen uitkomst heeft geboden. Zegt God: “Hoe heb ik het nu: eerst stuur ik een auto, dan een paard en wagen, dan een boot en ten slotte een helikopter en jij blijft maar koppig weigeren om de geboden uitkomst te aanvaarden.” Zo is het ook met mogelijkheden in het leven; je moet ze wel zien. Maar daarmee is nog geen keuze bepaald: verder als jurist of verder met het recht? Dat is op zichzelf geen tegenstelling; wie verder wil met het recht zal de rechtskunde onder de knie moeten hebben. Maar recht is meer dan rechtskunde. U moet het als ambacht kennen om het tot kunst te kunnen verheffen. Misschien had u bij de aanvang van uw studie al beelden over uw toekomst als jurist; als advocaat die mensen en rechten beschermt, als dienaar van het algemeen belang die de wereld beter maakt of als professioneel die eerzaam zijn brood verdient. Allemaal geldige beelden, maar recht is meer. Kennis van het recht biedt een goede boterham, maar recht is meer dan een broodwinning. Recht kan de belangen van partijen dienen, maar recht is meer dan partijbelang. En men kan met recht de wereld
3 rechtvaardiger maken, maar “Het heeft de staat tot hel gemaakt dat mensen er een hemel van wilden maken”, zei Hölderlin al. Recht is meer. Uiteindelijk is de vraag ook niet: wat gaat u met het recht doen, maar wat gaat het recht met u doen? Juristen hebben de neiging om te denken dat het recht van hen is en dat mensen er zijn voor het recht. Het omgekeerde is waar; het recht is er voor mensen en juristen zijn van het recht. Dat schept maatschappelijke verantwoordelijkheid; wat gaat u daarmee doen, dat is de vraag.
Recht kennen of recht voelen Maar wat is recht nu meer dan de wetten en regels die u als jurist geleerd heeft en hoe kan men het recht kennen? Daar zit ‘m de kneep, want recht is niet primair een zaak van kennen, van het verstand, maar van het gevoel: het rechtsgevoel. We associëren recht wel met regels en wetten. De studie van wetboeken, handboeken en uitspraken die verwijzen naar regels, heeft u mogelijk in die overtuiging gesterkt. Maar het gaat in de eerste plaats om het rechtsgevoel, niet om de regels. Kijk vanavond maar naar het voetbal: als de scheidsrechter de regels toepast, dan vindt ten minste de helft van het publiek dat onrechtvaardig. Misschien overtuigt dat niet minder. Maar Holmes, een oud-rechter van het Amerikaanse Hooggerechtshof, zei eens dat als hij een zaak besliste, hij eerst bij zijn rechtsgevoel te rade ging wie gelijk had, want dan had je 50% kans recht te doen, als je vervolgens dat oordeel motiveerde, zat je er altijd 90% naast. Daarom behoeft de wet ook toepassing door een rechter, om recht te worden en zei Terentius reeds: summum ius, summa iniuria, de strakste wet geeft het hoogste onrecht. In de gotische symboliek wordt de justitie verpersoonlijkt door een vrouw met een weegschaal, dat is een gevoel van maat en verhouding. Ook ethiek wordt verpersoonlijkt door een vrouw met een weegschaal, maar waar de justitie een zwaard en blinddoek draagt, is de ethiek zonder blinddoek en heft zij waarschuwend de vinger. De justitie straft en doet dat zonder aanzien des persoons, de ethiek vermaant maar doet dat met aanzien des persoons. Vandaar die behoefte aan rechtsregels, dat is de blinddoek; maar die regels zijn niet zelf het recht, het is de neerslag van het rechtsgevoel. Regels zijn ook gevolg van het feit dat ons rechtsgevoel nauw samenhangt met gewoonte en precedent; rechtsvinding is het recht vinden dat van oudsher geldt. Maar recht is meer. Als recht alleen maar is “wat eenmaal werd vastgesteld, dan zullen al onze vastgestelde wetten noodzakelijkerwijze voor rechtvaardig gehouden worden, zonder dat men ze onderzoekt, omdat zij nu eenmaal zijn vastgesteld”, concludeerde Pascal. Recht is meer dan wat eerder werd besloten. In de 14e eeuw kreeg Bartolus de Saxoferrato het inzicht, dat als feiten en recht niet overeenstemmen, niet de feiten aan het recht moet worden aangepast, maar het recht aan de feiten. Dat is een cruciaal inzicht: recht, om recht te zijn en te blijven, moet kunnen worden veranderd. Daarmee was de kiem van de moderne rechtswetenschap gelegd. Er waren nog vijf eeuwen nodig om een bevredigend mechanisme te ontwikkelen om het recht adequaat aan te passen aan veranderende maatschappelijke omstandigheden; de democratische rechtsstaat. Daar was het inzicht voor nodig dat de wetgever boven de wetten staat: de idee van soevereiniteit, en het besef dat wetten naar tijd, plaats en omstandigheden verschillen: het inzicht van Montesquieu. Er was een Franse revolutie voor nodig om die inzichten in de praktijk te realiseren; de vertegenwoordigende democratie, en er was het concept van de rechtsstaat voor nodig om democratische willekeur te beperken. Want toen die democratische wetgever eenmaal op gang kwam, ging het ook snel. In vijf jaar veranderde de democratie meer dan het absolutisme in honderdvijftig jaar vermocht; de belastingen werden veranderd, de wetten gecodificeerd, de dienstplicht ingevoerd en
4 eeuwenoude instituten hervormd. Het ging zo radicaal dat er grondrechten nodig waren om democratie aanvaardbaar te maken. In de huidige tijd slaan we soms zelfs door en veranderen wetten en regels zo snel dat het rechtsgevoel het niet meer bij kan houden. Dan gaat het mis en wordt de definitie van recht van Bul Super uit Heer Bommel geldig: “Recht is iets kroms dat recht gebogen is.” Recht is een maatschappelijk drijfanker; het moet meebewegen in een veranderende samenleving, maar moet vooral ook houvast en zekerheid bieden. Het is de concretisering van het rechtsgevoel in een gegeven tijd, plaats en omstandigheden. U treedt nu aan om uw deel in de rechtsvorming op zich te nemen. Rechtsvorming is niet een exclusieve zaak van wetgever en rechter; die codificeren veelal slechts van wat zich geleidelijk in de samenleving vormt in contracten, afspraken regels en gewoonten. Iedere jurist draagt daaraan bij. U bent daarvoor beter toegerust dan alle voorgaande geslachten, want u heeft profijt van de ervaring, inzichten en fouten van voorgaande geslachten. U mag op hun schouders staan, maar u zult te zijner tijd weer een schouder moeten bieden voor komende geslachten om op te staan.
Interessante tijden Uw generatie staat daarbij voor een niet geringe opgave; interessante uitdagingen heten dat. De Europese samenwerking, de nationale politieke samenleving en het functioneren van de economische structuren vertonen alle tekenen dat ze aan een ingrijpende revisie toe zijn. De wereld telt nu zeven miljard inwoners. Tweehonderd jaar geleden waren dat er net een miljard. Negentig jaar geleden waren het er twee miljard en in 2050 zullen het er tussen de negen en twaalf miljard zijn. Voedselconsumptie en productie, de verdeling van schaarse grondstoffen, waaronder water en de aantasting van klimaat en leefomgeving, worden acute vraagstukken voor de oplossing waarvan nieuwe institutionele structuren en juridische mechanismen nodig zijn. Nu kennen we vooral individuele, absolute rechten die leiden tot een verbruikseconomie. Misschien moeten we weer te rade gaan bij oudere concepten van het canonieke recht van sociale eigendom en relatief recht, om tot een duurzame hergebruikseconomie te komen. De genoemde vraagstukken hebben een grensoverschrijdend, mondiaal karakter, maar de huidige volkenrechtelijke structuren zijn ten enenmale ontoereikend als kader om ze aan te pakken. In Europa zijn we wat dat betreft verder maar de naoorlogse verworvenheden bladderen af en Europese integratie is politiek in zwaar weer. Europa lijkt zich periodiek in politieke verdwazing te moeten storten. Honderd jaar geleden was dat de grote oorlog, tweehonderd jaar geleden de Napoleontische oorlogen, driehonderd jaar geleden de Spaanse erfopvolging en vierhonderd jaar de dertigjarige oorlog. En iedere cyclus eindigde met herordening in Europa. De Vrede van Münster in 1648 schiep staten, de Vrede van Utrecht in 1713 het Europees evenwicht, het Verdrag van Wenen van 1815 het concert van Europa en twee wereldoorlogen schiepen de Europese samenwerking. Het lijkt alsof we opnieuw een dergelijke periode doormaken. Eerdere keren was er een oorlog nodig om tot verandering te komen. Oorlogen die doorgaans hier in de buurt werden uitgevochten. Laten we daarom hopen dat het dit keer vreedzaam lukt; dat is mede uw verantwoordelijkheid. De nationale staat en samenleving zijn al evenzeer in verandering. De afgelopen zeventig jaar stonden in het teken van emancipatie, ontplooiing, ongebondenheid en verzet tegen traditie, gezag en sociale conventies. We leven in een cultuur waarin individualiteit, pluriformiteit, creativiteit en vrijheid kernwaarden zijn geworden, maar als politieke rechtsgemeenschap hebben we gelijkheid, veiligheid en zekerheid tot kernwaarden gemaakt. Die waarden conflicteren vaak in hun uitkomst en zijn moeilijk te verenigen. Resultaat is onvrede over de democratie, middenklassen die toenemend onder druk staan en spanning tussen autonomie en gemeenschap, tussen individuele vrijheid en sociale betrokkenheid. Het verbindend vermogen van nationale staten neemt daardoor snel af.
5
Het zijn voorwaar geen oninteressante vraagstukken waar uw generatie voor gesteld is. Bij de oplossing zal recht een centrale rol hebben, want het verbindt, ordent en schept mechanismen waarmee problemen maatschappelijk hanteerbaar worden. Maar recht is een tweesnijdend zwaard; het verenigt en verdeelt, het verbindt mensen en scheidt ze. Het recht is bij uitstek geschikt om te beschermen tegen overheden, buren, soms familie; tegen machten die ons bedreigen en met onze belangen aan de haal gaan. Maar daardoor biedt het recht ook vele mogelijkheden om elkaar dwars te zitten en te blokkeren wat ieder wil realiseren. Het recht schept mogelijkheden en instrumenten om samen te werken, om zekerheden te bieden en gerechtvaardigde verwachtingen, waarop men kan bouwen en waarop vertrouwen kan ontstaan. Zo verbindt het recht. Maar let wel, diezelfde binding kan misbruikt worden om mensen tegen hun belangen in te dwingen; om tegen hun vrijheid in te gaan.
Vermogen tot veranderen Er is een ander aspect. Ik wees er al op dat recht vergt dat rechtsregels worden aangepast aan veranderende omstandigheden. Recht veronderstelt het vermogen om het recht te veranderen. Een aspect waar de rechtswetenschap vaak aan voorbij gaat. Veranderen van het recht wordt gezien als verantwoordelijkheid van de politiek en van de regering. De rechtswetenschap ziet de eigen rol als aangeven van wat er in de wet zou moeten veranderen en kritiek hebben op wat er veranderd is. Ten onrechte. Veranderen van recht veronderstelt het vermogen daartoe. En daar schort het vaak aan in onze samenleving. Het mechanisme van de parlementaire democratie als motor van de verandering, hapert in veel landen. Dat heeft vele oorzaken; toenemende maatschappelijke tegenstellingen, gebrek aan saamhorigheid, toenemende politieke versnippering. Wees gerust, ik ga geen politieke verhandeling geven. Maar we onderkennen onvoldoende dat de werking van het recht dit soort tendensen versterkt en daarmee bijdraagt aan de verzwakking van het vermogen om het recht bij de tijd te houden. Onze samenlevingen worden gekenmerkt door het enerzijds streven naar verscheidenheid, pluriformiteit, bescherming van individu en minderheden, maar anderzijds een hang naar zekerheid, gelijkheid en eenheid. Twee tendensen die vaak tegengesteld zijn. Het recht dient beide. Maar het recht kan ook beide frustreren als gevolg van het feit dat het belangen uiteenlegt en tegenover elkaar stelt, maar niet integreert. Daardoor wordt de onderlinge samenhang tussen beide krachten miskend. Verscheidenheid in de samenleving is waardevol, maar alleen mogelijk indien datgene wat de samenleving bindt sterker is. Middelpuntzoekende krachten zullen sterker moeten zijn dan de middelpuntvliedende krachten, anders spat de gemeenschap uiteen. Het recht zou die samenhang tussen beide moeten versterken, maar werkt nu vaak in omgekeerde richting doordat het de verschillen aanzet en de reikwijdte van grondrechten, vrijheid en rechtsaanspraken op anderen steeds verder uitbreidt. Daar is niets tegen, mits ieder beseft dat die uitbreiding alleen mogelijk is indien de gemeenschapszin gelijkelijk toeneemt. Daarin schiet het recht echter tekort. We hebben het leerstuk van de fundamentele rechten van ieder mens sterk ontwikkeld, maar de tegenhanger: het leerstuk van de fundamentele plichten jegens de gemeenschap van mensen, veronachtzaamd. Hetzelfde ziet u in de wijze waarop we met het concept vrijheid omgaan. Vrijheid heeft twee gezichten. Het ene is de ‘vrijheid van’; de grote vrijheden van Roosevelt – meningsvrijheid, godsdienstvrijheid, vrijheid van angst en vrijheid van behoefte – en vele andere. Die ‘vrijheid van’ hebben we op vele wijze in de wetten en rechtspraak vastgelegd. Vrijheid heeft vanouds echter ook een ander gezicht; niet ‘vrijheid van’ maar ‘vrijheid om’: de vrijheid om gemeenschappelijk tot bestemming te komen. Alleen kunnen we niet leven; als individu en om individu te zijn, zijn we op de gemeenschap aangewezen. Daarom is de vrijheid om als
6 gemeenschap richting te geven aan ons collectief bestaan en ons individueel bestaan daarbinnen, minstens zo belangrijk. Maar die ‘vrijheid om’ hangt af van ons vermogen om samen te werken: om ondanks de verscheidenheid in fundamentele uitgangspunten en doelstellingen te kunnen samenwerken. Die vrijheid is ook politieke macht. Als het over macht gaat, gaan we doorgaans zenuwachtig schuifelen en trekken een bedenkelijk gezicht. Niemand heeft het, maar anderen hebben het; iedereen wantrouwt het, maar ieder ambieert het om goed te doen. We wantrouwen macht weliswaar niet geheel; we vertrouwen immers op een almachtige. We zijn ook niet helemaal afkerig van macht; want eendracht maakt macht. En we houden mensen niet dom, omdat kennis macht is. Maar velen zullen toch beamen: “Power corrupts, and absolute power corrupts absolutely.” Die reactie op het woord macht komt mede omdat het Nederlands blind is voor de dubbele betekenis van macht. Het Franse ‘pouvoir’ is zowel macht als: kunnen. Zo bezien, klinkt macht anders; zo klinkt het als ‘vrijheid om’. Macht en vrijheid zijn twee aspecten van hetzelfde. Vrijheid vergt macht: het vermogen om de ‘vrijheid om’ invulling te geven en de ‘vrijheid van’ te beschermen. Onmacht leidt doorgaans tot onrecht. Als de staat burgers niet in hun rechten en veiligheid kan beschermen, dan zullen die burgers op den duur het recht in eigen hand nemen. De voorbeelden daarvan liggen voor het oprapen in de moderne wereld: Syrië, Zuid-Soedan, Irak. Het bewijs van de stelling van Hobbes: “What is life without the state but nasty, brutish and short.” Macht is nodig om recht te handhaven, maar dat betekent niet omgekeerd dat macht recht maakt; macht is nodig om recht te maken. De verhouding tussen recht en macht is ooit prachtig verwoord door Pascal: “Recht zonder macht is krachteloos; macht zonder recht is tiranniek. Recht zonder macht wordt weersproken omdat er altijd mensen zijn die kwaad willen; macht zonder recht wordt aangeklaagd. Men moet dus macht met recht verenigen en het zo maken dat hetgeen rechtvaardig is, machtig is, en hetgeen machtig is, rechtvaardig zal zijn.” Daar valt weinig aan toe te voegen; dat is uw opdracht.
Tot besluit Dames en heren afgestudeerden, U staat vandaag aan het begin van, naar ik hoop, een succesvol bestaan met het recht. Ik heb geprobeerd te schetsen wat daarbij komt kijken. Misschien oogt het wat al te uitdagend. Maar bedenk iedere weg begint met de eerste stap. En daarna is het een zaak de mogelijkheden die zich aanbieden te onderkennen, te grijpen en te benutten; denk aan de Zeeuwse boer. Bedenk steeds bij alles wat er moet gebeuren om knelpunten weg te nemen, onrecht te bestrijden en de samenleving te verbeteren, dat het steeds ook uw verantwoordelijkheid is. Het recht is er voor mensen en u bent van het recht; dat schept verantwoordelijkheid. De Amerikanen zeggen het zo: “If it is to be it is up to me.” Nogmaals gefeliciteerd en sterkte.