samenvatting
Hoe theater functioneert in de stad Groningen Aanbod en gebruik in het seizoen 2010 - 2011
Hans van Maanen Antine Zijlstra Marline Lisette Wilders
Stepresearch Groningen October 2013
HOE THEATER FUNCTIONEERT IN DE STAD GRONINGEN AANBOD en GEBRUIK in het SEIZOEN 2010 - 2011 Hans van Maanen Antine Zijlstra Marline Lisette Wilders
Samenvatting De tien meest opvallende uitkomsten: 1. In Groningen worden gemiddeld twee voorstellingen van een productie gespeeld, in het professionele theater 1,75. Elders is dit gemiddeld 5 voorstellingen per productie. 2. De groep van 45 tot 65-jarigen is bij alle genres ruim oververtegenwoordigd en ook bij alle genres het grootste segment. Studenten zijn enigszins ondervertegenwoordigd. 3. Er is een flinke overlap in het gebruik van verschillende genres en verschillende accommodaties. Toeschouwers die een bepaald genre of een bepaalde zaal bezoeken, komen vrijwel altijd ook in de Stadsschouwburg en 50 tot 80% van hen bezoekt ook (de) andere theaters in Groningen. 4. Los van toneel koopt een bezoeker per jaar 2.3 kaartjes voor een genre (bij toneel is dat 3,7). Alles bij elkaar bezoekt iedere volwassen toeschouwer gemiddeld 6.2 voorstellingen per jaar, wat betekent dat ongeveer 25.000 mensen samen alle kaartjes kopen voor de voorstellingen die in stad gespeeld worden voor een algemeen publiek. 5. Ongeveer 15.000 van deze ‘gebruikers’ wonen in de stad (wat 10% is van de bevolking boven de 19 jaar), 5.000 in de rest van de provincie en 5.000 in Friesland en Drenthe samen. 6. 70% van de bezoekers is behoorlijk tevreden, wat vooral wordt veroorzaakt door de schoonheid van de voorstellingen en de bekwaamheid van de mensen die optreden, vooral dansers en cabaretiers. 7. Indicatoren voor de artistieke zeggingskracht, in termen van gebruik van verbeeldingskracht, uitdaging en relevantie scoren tamelijk laag. 8. Groningen scoort gemiddeld als het gaat om aantallen bezoeken per hoofd van de bevolking, ongeveer 1, maar in de twee steden die bijna half zo groot zijn, worden anderhalf keer zoveel kaartjes per caput verkocht (vooral voor toneelvoorstellingen). 9. In Groningen worden relatief weinig openbare voorstellingen gespeeld voor kinderen. 10. In Groningen worden vijf keer zoveel voorstellingen van nieuwe stukken gespeeld als van bestaand repertoire. In andere steden is dat bijna andersom.
1
HOOFDSTUK 1: INLEIDING Het hier gepresenteerde onderzoek is door twee vragen gemotiveerd: 1. Kan op concrete wijze beschreven worden wat in kunstwetenschap en cultuurpolitiek in abstracte formuleringen wordt omschreven aangaande het individueel en maatschappelijk belang van kunst? 2. Zijn de verschillen die we in aanbod en gebruik van theater aantreffen in verschillende landen, af te leiden uit verschillen in de manier waarop het theaterleven in die landen is georganiseerd? Dit rapport maakt deel uit van een internationaal vergelijkend onderzoek onder een zestal vergelijkbare steden, de meeste met ongeveer 200,000 inwoners, universiteitssteden aan de rand van het land, niet zijnde (theater-) hoofdsteden: Aarhus, Bern, Debrecén, Groningen, Maribor en Tartu, kortom min of meer ‘gewone’ steden. Het onderzoek beoogt namelijk een zo compleet mogelijk inzicht te leveren in het functioneren van theater in steden waarvan er meer zijn. Het is een deelproject van STEP (Project on European Theatre Systems) waarin onderzoekers van een aantal universiteiten, waaronder de RuG, zich sinds 2005 verenigd hebben om beter te leren begrijpen hoe vormen van theater en het gebruik ervan samenhangen met de manier waarop een theaterwereld is georganiseerd. Het onderzoek in Groningen, dat een voorstudie is voor het vergelijkende onderzoek van STEP, bestaat uit drie delen: a. Een inventarisatie en categorisering van alle openbaar toegankelijke voorstellingen die in het seizoen 2010-2011 in Groningen hebben plaatsgevonden, professioneel en amateurtheater; alle theatergenres (Hoofdstuk 2) b. Een publieksonderzoek naar de achtergronden van de toeschouwers bij 52 verschillende theaterproducties voor volwassenen (ouder dan 19), verdeeld over de genres (Hoofdstuk 3). c. Een kwantitatief receptieonderzoek naar ervaringen van toeschouwers bij deze 52 voorstellingen, uitgebreid met een kwalitatief onderzoek naar ervaringen in het seizoen 2011-2012 (Hoofdstuk 4). Deze hoofdstukken worden voorafgegaan door een inleiding waarin, voor buitenlandse collega’s, de geschiedenis van de stad Groningen kort wordt geschetst en een beschrijving van de culturele en theaterinfrastructuur van de stad wordt gegeven. Het rapport wordt afgesloten met een vijfde hoofdstuk waarin enig voorlopig vergelijkingsmateriaal is opgenomen. Per januari 2013 hebben serieuze veranderingen plaatsgegrepen in het theaterbestel die ook invloed hadden op de Groningse theaterwereld. Uiteraard konden deze veranderingen niet zichtbaar gemaakt worden in dit onderzoek. Desalniettemin geeft dit rapport een relatief actueel beeld van het functioneren van theater in de stad Groningen. Dit functioneren van theater wordt uitgedrukt in de antwoorden op drie vragen: - Wat is er aan soorten voorstellingen beschikbaar? - Wie maken daarvan gebruik? - Wat vinden toeschouwers dat er aan theater bezoek te beleven valt? 2
HOOFDSTUK 2: AANBOD Zoals gezegd is het complete openbaar toegankelijke theateraanbod in het reguliere seizoen 2010-2011 geteld, inclusief jeugdtheater (voorzover het open voorstellingen betrof) en festivals. Noorderzon wordt echter in aparte paragrafen kort besproken. Er werden ruim 190.000 kaartjes verkocht voor bijna 900 voorstellingen van 464 verschillende producties. Ruim 70% van de voorstellingen kwam voor rekening van professionals, 25% werd door amateurs aangeboden en 5% door semi-profs. Bijna de helft van het aantal voorstellingen en een kwart van de bezoekers kwam voor rekening van Toneel. Muzikale vormen van theater trokken met 20% van de voorstellingen ruim 30% van het publiek (Table 1). De cijfers bij de accommodaties zijn hiermee in lijn: De Stadsschouwburg verkoopt de meeste kaartjes, ruim 70.000 voor 160 theatervoorstellingen, gevolgd door Martiniplaza met ruim 60.000 kaartjes voor 70 voorstellingen. Grand Theatre, Kruithuis en de Machinefabriek hebben elk 80 à 90 theatervoorstellingen staan en verkopen daar resp. bijna 8.000, 9.000 en ruim 4.000 kaartjes voor. Het Prinsentheater telt 4.500 bezoeken aan 80 voorstellingen (Table 2). De helft van de professionele Nederlandse voorstellingen is gemaakt met Rijkssubsidie hetzij via het departement hetzij via het NFPK. Deze voorstellingen trekken ruim 25% van de bezoekers. Niet alleen in Martiniplaza trekken de ongesubsidieerde voorstellingen veel publiek; ook in de Schouwburg en het Kruithuis nemen deze voorstellingen (40% van het aanbod) de helft van de toeschouwers voor hun rekening (Tabel 4). Bijna een kwart van alle openbare voorstellingen (210) is gemaakt voor kinderen (tot en met 12 jaar) en jeugd (13-19). Samen zijn zij goed voor 20% van de verkochte kaartjes (iets minder dan 40.000) (Tabel 6). Geschat wordt dat er daarnaast nog 90 besloten voorstellingen voor kinderen worden gespeeld in scholen en theateraccommodaties, samen goed voor ongeveer 10.000 toeschouwers (Tabel 7).
HOOFDSTUK 3: PUBLIEK Dit deel is gebaseerd op een onderzoek onder de toeschouwers van 52 verschillende producties uit het seizoen 2010-2011, gespeeld in de Stadsschouwburg, Oosterpoort, Kruithuis, Grand Theâtre, Martiniplaza, Prinsentheater and USVA theatres. De producties zijn naar rato verdeeld over de disciplines toneel, dans, muziektheater en cabaret en betreffen alleen theater voor volwassenen (Lijst als bijlage opgenomen in het rapport). In totaal hebben 2773 mensen de digitale vragenlijst ingevuld, 15% van de bij deze voorstellingen aanwezige bezoekers. 3
Leeftijd 50% van alle bezoekers is tussen de 15 en 45 jaar, de andere 50% tussen de 45 en 80. De groep tussen 45 en 65 jaar (25% van de onderzochte bevolking, boven de 19) neemt het leeuwendeel van de bezoeken voor haar rekening (42%). De studentenbevolking (een segment van slechts 5 jaar: 20-25) doet met 16% van de bezoeken ook een redelijke duit in het zakje, maar is toch ondervertegenwoordigd, want is 20% van de onderzochte bevolking (Tabel 13). Naast (uiteraard) de USVA-theaters trekt het Grand Theatre relatief veel studenten: 23% van de bezoeken (Tabel 14). Bij alle genres zijn de groepen van 45 tot 55 en van 55 tot 65 het best vertegenwoordigd, ook bij Cabaret. De relatief grote bijdrage die de groep van 20-25 levert aan de kaartverkoop (16%) wordt juist veroorzaakt door haar bezoek aan dans (en in iets mindere mate toneel) en musical (rond 19% van de bezoekers aan deze genres). Tabel 15. Opleidingsniveau Zoals overal is ook in Groningen het gemiddelde opleidingsniveau van de toeschouwers hoog: meer dan 70% heeft een HBO of WO diploma of studeert daarvoor (Tabel 16). In alle accommodaties heeft meer dan 80%, soms 90% van het publiek dit opleidingsniveau, behalve bij Martiniplaza, waar 30% van het publiek lager of middelbaar is opgeleid en bij de ‘overige theaters’ waar dit voor 20% van het publiek geldt (Tabel 17). Dit loopt parallel aan de verdeling per genre. Bij alle genres is 80 tot 85% hoog opgeleid (bij dans en opera het meest), behalve bij musical en show, waar dit voor ‘slechts’ 73% geldt (Tabel 18). Voorkeuren Wat meestal omnivorisme binnen de culturele sector wordt genoemd is ook in het Groningse theaterleven goed terug te vinden: 50 tot 80% van de bezoekers van een genre bezoeken ook een ander en meestal meer andere genres. Er is dus sprake van een behoorlijk grote overlap in het gebruik dat door toeschouwers van de verschillende genres wordt gemaakt. Dit lijkt niet helemaal op te gaan voor toeschouwers die behalve het eerste genre ook opera of klassiek ballet zouden willen bezoeken, omdat die twee genres in Groningen weinig worden aangeboden. En de bezoekers van musical, show en cabaret blijven wat achter in het bijwonen van dansvoorstellingen. Aan de andere kant gaat 70 tot bijna 90% van de bezoekers van andere genres ook naar toneel, dat ook in dit opzicht dus het meest ‘populaire’ genre is. 50 tot 60% Van de bezoekers aan alle genres bezoekt ook cabaret voorstellingen (Tabel 21). Ook bezoeken toeschouwers veel verschillende accommodaties. Dat wil zeggen dat bijna alle bezoekers van andere theaters ook in de Stadsschouwburg komen. Als we Martiniplaza even buiten beschouwing laten komt gemiddeld 50% van de bezoekers van andere theaters ook in het Kruithuis en in iets mindere mate in het Grand Theatre. Martiniplazabezoekers komen wel ook in de Stadsschouwburg (78% van hen), maar minder in het Kruithuis (32%) en het Grand Theatre (23%).
4
Minder dan 20% van de Stadsschouwburg- en Martiniplazabezoekers gaat ook naar één van de amateurtheaters. Grand theatre-klanten gaan daar wat vaker heen (bijna 30%) maar in het algemeen kan gezegd worden dat twee keer zoveel bezoekers van amateuraccommodaties het Grand Theater en het Kruithuis bezoeken (53%) dan andersom (26%) Tabel 22. Bezoekfrequentie Toeschouwers bezoeken een genre gemiddeld bijna 2.3 keer per jaar, als we toneel even niet meerekenen, want toneelbezoekers gaan gemiddeld 3.7 keer (table 23). Het toneelpubliek is het trouwste publiek: een derde ervan gaat 3 tot 5 keer per jaar en een kwart zelfs zes keer of vaker. Ter vergelijking: bij dans en cabaret is dat respectievelijk een kwart van het publiek en 7 à 8%. Dat betekent dat ongeveer 9.000 mensen gebruik maken van het toneelaanbod, 4.000 naar eigentijdse dans kijken, 15.000 cabaretvoorstellingen bezoeken en ruim 20.000 naar musical en show gaan. Gezien de overlap in interesses, zijn dit voor een flink deel dezelfde mensen, zoals ook duidelijk wordt uit de bezoekfrequentie per accommodatie (Tabel 24). Daar zien we dat een toeschouwer gemiddeld 2 bezoeken aflegt per accommodatie, los van de Stadsschouwburg waar men 3.3 keer per jaar heengaat. Op basis hiervan kunnen de aantallen bezoekers per accomodatie (voor theater voor volwassenen) berekend worden. Die variëren van 25.000 en 20.000 voor Martiniplaza en de Stadsschouwburg tot ongeveer 3.000 voor Grand Theatre en Kruithuis. Ook hier betreft het voor een flink deel dezelfde mensen. Alles bij elkaar genomen blijken gebruikers van theater in Groningen 6.2 keer per jaar naar een voorstelling te gaan, wat betekent dat er ongeveer 25.000 gebruikers zijn . Dit zijn echter niet allemaal stadjers. Ruim de helft van de theaterbezoekers woont in de stad, iets minder dan een kwart in de rest van de provincie en een kleine 20% in Friesland of Drenthe. Bezoekers van Musical en Show in Martiniplaza komen vaker van buiten; een derde van hen woont in de stad en een derde in Friesland of Drenthe. Bezoekers van het Grand Theatre wonen juist wat meer in de stad: meer dan 60% (Tabel, 25, 26, 27). Een en ander betekent dat het Groninger theaterpubliek ongeveer 15.000 stadjers telt (dat is 10% van de bevolking van boven de 19), 5.000 inwoners van de provincie Groningen en 5.000 inwoners van Friesland en Drenthe samen.
HOOFDSTUK 4: WAT HET PUBLIEK IN HET THEATER BELEEFT Alles bij elkaar genomen was meer dan 70% van het publiek heel tevreden met wat er in de theaters te beleven viel, met name bij professionele voorstellingen, 10% was ontevreden en 20% vond het maar net voldoende (tabel 28). Over de accommodaties was tweederde van het publiek ook enthousiast, maar bij de zalen voor amateurtheater was dit maar 50%. Een lagere beoordeling van de accommodatie had echter nauwelijks invloed op het genot van de voorstelling. Andersom blijkt uit het kwalitatieve onderzoek dat een slechte of saaie voorstelling de aandacht voor de accommodatie versterkt. 5
Opvallend is dat het Grand Theatre wat lager scoort als het om de voorstellingen of de avond als geheel gaat (hoewel ruim voldoende) en wat hoger met betrekking tot de accommodatie (tabel 29). Bij dit laatste scoren Kruithuis en Prinsentheater behoorlijk laag. De Machinefabriek heeft op alle aspecten de hoogste score (maar het aantal respondenten bij slechts twee onderzochte voorstellingen is erg klein). Per genre bekeken blijken de toeschouwers van toneel een klein beetje minder tevreden te zijn (68%) dan die van de andere drie genres (75%), met name van cabaret en musical. Dat geldt zowel voor de voorstellingen, als de zaal en de avond als geheel. Om te zien waardoor (on)tevredenheid over voorstellingen verklaard zou kunnen worden is de toeschouwers een aantal uitspraken in de vorm van trefwoorden voorgelegd (“ik vond de voorstelling ….”), waarvan men op een zespunts schaal kon aangeven inhoeverre men het met de uitspraak eens was (tabel 31). Het is duidelijk dat men de voorstelling in de eerste plaats waardeert vanwege de schoonheid en het vakmanschap ervan: 60 tot 70% scoorde hierop een 5 of 6. (bij amateurvoorstellingen was dit minder dan de helft). In de tweede plaats worden de uitspraken over het entertainment karakter van de voorstellingen door de helft van het publiek bij professionele voorstelling sterk beaamd, bij amateurs zelfs door 60% gemiddeld. Als theater echter als kunstvorm moet worden ervaren, zijn de resultaten wat magerder: 60% voelt zich niet met iets geconfronteerd, 80% vindt dat de voorstelling niet veel van de respondent vraagt en slechts 20% vindt de voorstelling ‘persoonlijk relevant’. Desondanks vindt 44% de professionele voorstellingen indrukwekkend en inspirerend, 30% vond dat van amateurvoorstellingen. Als we de genres apart bekijken (tabel 32), blijkt dans de grote uitzondering te zijn: het is mooi en knap (80%), maar niet… vermakelijk of grappig, maatschappelijk of persoonlijk relevant (vindt de helft van de toeschouwers) en vraagt ook weinig van het publiek (vindt 80%). Maar dans is wel meer dan andere genres verrassend, inspirerend en indrukwekkend (beaamt 60 tot 70% van het publiek in hoge mate). Relevantie wordt iets meer ervaren bij toneel en vooral cabaret (iets meer dan een kwart van de toeschouwers vindt deze aspecten duidelijk aanwezig). Musical en Cabaret vragen daarentegen het minst van het publiek, maar zijn wel het leukst en musical wordt een beetje conventioneler, oppervlakkiger en meer stereotype gevonden dan de andere drie genres. Ook is een lijst statements aan de toeschouwers voorgelegd om hun ervaringen bij voorstellingen te kunnen beschrijven (tabel 33). Op bijna alle vlakken blijken de ervaringen bij professioneel theater wat positiever dan bij amateurtheater. Ook hier zien we dat het publiek vooral de aspecten op uitvoeringsvlak waardeerde (regie, vormgeving, het acteren en dansen), in het bijzonder waar het dansers en cabaretiers betrof. Respectievelijk 86 en 82% was hiervan onder de indruk. Maar ook met betrekking tot thema en ‘verhaal’ was 60 tot 65% heel tevreden. Als het aankwam op de zeggingskracht van de voorstelling in termen van communicatie tussen spelers en toeschouwers, heeft een derde van het publiek hier niets van gemerkt , een derde een beetje en een derde behoorlijk wat. En ten slotte vond ongeveer de helft van de toeschouwers de 6
voorstelling zeker de moeite waard om nog eens over na te denken of te praten, hoewel dit bij musical iets minder was. HOOFDSTUK 5 ENKELE VERGELIJKENDE OPMERKINGEN Zoals al eerder is opgemerkt, wordt door STEP het functioneren van theater in een aantal vergelijkbare steden in Europa bestudeerd. De resultaten daarvan en de inzichten die er hopelijk uit voortvloeien, worden over ongeveer een jaar gepubliceerd in boekvorm. Op dit moment (november 2013) moet nog een aantal gegevens verwerkt worden en is het vergelijken van de theatersystemen en wat daaruit voortkomt aan soorten producties en gebruik, nog in volle gang. Wel kan er al iets gezegd worden over verschillen en overeenkomsten in aanbod en gebruik op basis van een voorlopige data set (die gedeeltelijk als appendix 6) is bijgevoegd. Tabel 38. Producties, voorstellingen en bezoeken in verschillende steden Inwoners Producties voorstellingen bezoeken
Aarhus 240,000 199 1,303 257,043
Debrecen 210,000 275 1,014 203,843
Groningen 190,000 489 979 203,808
Maribor1 110,000 138 678 170.064
Tartu 105,000 150 733 156,142
Het valt direct op dat Groningen flink afwijkt van alle andere deelnemende steden als het gaat om de verhouding tussen producties en voorstellingen. Waar in Groningen van 489 producties gemiddeld 2 voorstellingen worden gespeeld, zijn dat er bijvoorbeeld 6,5 van 199 verschillende producties in Aarhus en 4,9 van de 150 producties in Tartu. Dit is ongetwijfeld het gevolg is van het feit dat in alle andere steden een stadsgezelschap het belangrijkste deel van de voorstellingen in de eigen stad speelt, ook andere gezelschappen vaak een eigen theater bespelen en er niet veel met voorstellingen gereisd wordt. Per voorstelling liggen de aantallen toeschouwers vrijwel gelijk, iets boven de tweehonderd, hoewel de variatie wat groter is als we alleen naar het professionele theater kijken. In Maribor en Tartu, de twee kleinste steden, worden wel 50% meer kaartjes (1,5 om 1,0 in de andere steden) per hoofd van de bevolking verkocht. Deze cijfers moeten niet verward worden met het aantal kaartjes dat per bezoeker per jaar wordt verkocht. In Groningen is dat 6,2. Dit gemiddelde is nog niet bekend voor de andere steden. In Groningen nemen de amateurs, met 200 voorstellingen 20% van het theateraanbod voor hun rekening (waarmee overigens slechts 7% van het publiek wordt getrokken); elders ligt dat anders: Met 5 tot 10% van het totaal aantal voorstellingen wordt ongeveer het zelfde percentage publiek bereikt. Als we het semi-professionele theater bij het amateurtheater optellen, is dat geheel ineens goed voor 32% van alle voorstellingen in de stad Groningen, zij het voor nog steeds niet meer dan 10% van het totale publiek. In Debrecén zou dit, bijvoorbeeld, 22% van het aanbod betreffen voor 26% van de toeschouwers.
1
In Maribor zijn tot nu toe niet de amateurvoorstellingen in kaart gebracht
7
Als we een blik op de verschillende genres werpen, zien we dat toneel overal verreweg het grootste aandeel heeft in producties, voorstellingen en bezoeken. Opvallend is echter dat in Groningen voor de 474 toneelvoorstellingen 35% minder kaartjes worden verkocht dan in Tartu (dat half zo groot is) voor evenveel voorstellingen, en 33% minder dan in Debrecén voor 363 voorstellingen. Bij professioneel toneel zijn de verschillen nog groter: Daarvoor worden er in Tartu 85% meer kaartjes verkocht dan in Groningen en in Debrecén bijna 45% meer. In Groningen worden opvallend veel nieuw gemaakte ‘stukken’ gespeeld in het professionele toneel, vijf keer zoveel als bestaand repertoire. In andere steden is dat zeker niet zo; in Tartu bijvoorbeeld wordt er drie à vier keer zoveel bestaand repertoire gespeeld als nieuwe stukken, in Debrecén is iets meer dan de helft bestaand repertoire. Groningen doet het op dansgebied (wat vooral eigentijdse dans is), met ruim 22,000 toeschouwers voor 95 voorstellingen, redelijk goed in vergelijking met de andere steden. Maribor heeft overigens bijna 30,000 toeschouwers voor 39 voorstellingen, maar daarvan is de helft klassiek ballet. Debreén komt ook bijna aan 22,000 toeschouwers (met, net als Groningen weinig klassiek ballet), maar heeft daar 50 semi-professionele voorstellingen (voor 14,000 toeschouwers) voor nodig. In Aarhus wordt ruim 40% van alle theaterkaartjes voor muziektheater gekocht; elders is dat 20 tot 30%, in Groningen 31%. Behalve in Maribor, waar van de 39,000 muziektheaterbezoeken er 32,000 aan opera worden gebracht, komen de hoge aantallen bezoeken aan muziektheater verder vooral voor rekening van de musical. Tenslotte kan worden vastgesteld dat cabaret vooral in Groningen bestaat (en in Maribor en Tartu geheel ontbreekt), dat poppentheater daarentegen in Debrecén en Maribor heel populair is en goed voor resp. 16 en 30% van alle theaterkaartjes in die steden. In Debrecén wordt maar liefst 30% van alle bezoeken gebracht aan het kindertheater (tot en met 12 jaar). In Groningen is dat 14% bij een kwart van het aantal openbare voorstellingen dat in Debrecén (476, waarvan 417 professioneel) wordt gespeeld. De hoge aantallen toeschouwers die ook in Aarhus en Tartu voor kindertheater worden gehaald (meer dan 40,000) worden mede verklaard door het relatief grote aantal openbare voorstellingen (resp. 386 en 192) vergeleken bij Groningen (117). Ook Maribor komt hier weer in beeld. Daar worden jaarlijks 54,000 kaartjes voor professioneel kindertheater verkocht, wat 32% is van het totaal aantal bezoeken dat aan professionele voorstellingen wordt gebracht. Uiteraard is de sterke aanwezigheid van poppentheater in Debrecen en Maribor niet geheel vreemd aan deze cijfers.
8