Hoe naar bronnen verwijzen? Er zijn verschillende systemen om naar een bron te verwijzen. In het APA-systeem plaats je in de tekst na het citaat op de parafrase tussen haakjes de naam van de auteur, het jaar van publicatie en de paginanummering. De volledige titelbeschrijving van de bron komt in de bronnenlijst. Vooral in wetenschappelijke teksten maakt men gebruik van het APA-systeem. In de school is het gebruikelijk de bronnen in een voetnoot te vermelden. Richtlijnen hiervoor vind je in wat volgt. Het is belangrijk om consequent hetzelfde systeem van bronverwijzing te gebruiken. Als je kiest voor het APA-systeem, moet je dat in heel je tekst doen. Je kan de twee systemen niet mengen.
1. Wanneer een voetnoot aanmaken? Je verwijst naar je bron in je tekst als je: • citeert; • parafraseert en je blijft dicht bij de oorspronkelijke brontekst.
2. Waar plaats je de verwijzing naar een voetnoot? Als je citeert is dat heel eenvoudig: je plaatst de verwijzing naar je voetnoot na de gesloten aanhalingstekens van je citaat. Als je parafraseert heb je meer mogelijkheden: • na de titel of de subtitel van tekststuk. Dat betekent dat alles wat onder die titel of subtitel staat, een parafrase is uit die bepaalde bron. • op het einde van een alinea die een parafrase is uit een bron. • in je tekst. Bijvoorbeeld: Anatole Vennema legt er de nadruk op dat goede schrijvers over een uitgebreide woordenschat beschikken. Ze geeft ook verschillende manieren aan om de eigen woordenschat uit te breiden.1 Ook andere auteurs benadrukken dit. • na de naam van de auteur die je parafraseert.
1
VENEMA,
A., Schrijven voor welzijnswerkers. Bussum, Coutinho, 2005
1
Enkele tips: • Als je parafraseert moet je goed nadenken over de afstand tot je bron. Hoe dichter je eigen tekst bij de grondtekst staat, hoe zekerder dat je je bron moet vermelden in je tekst en niet alleen in je bronnenlijst. • Het moet altijd duidelijk zijn wat uit welke bron komt. Meerdere bronnen vermelden naast een titel of op het einde van de alinea, heeft weinig zin. Vermeld je bronnen dan in je bronnenlijst of bouw je tekst anders op zodat het duidelijk wordt wie wat gezegd of geschreven heeft. • Als je in een tekstdeel meerdere bronnen verwerkt, bouw je je tekst in duidelijke alinea’s op zodat je telkens op het einde van de alinea naar je bron kan verwijzen. • Goede bronverwijzing hangt vaak samen met goede tekstopbouw. Je moet je tekst zo opbouwen dat je bronverwijzing duidelijk en correct is. • Niet alle tekstvariaties met bronnengebruik zijn in regeltjes te vatten. Soms moet je ook op je gezond verstand vertrouwen. Maar dat gezond verstand moet steeds de norm ‘eerlijkheid’ hanteren.
Ik heb zo mijn bedenkingen: Ze gaan dat toch niet zien dat ik mijn tekst uit een bron overgenomen heb! Misschien heb je geluk en herkennen je lectoren of de ondervrager van je eindwerk je plagiaat niet. De kans dat je pech hebt, is echter veel groter. Teksten van iemand anders overnemen is verraderlijk. Lectoren en andere lezers van je tekst zijn bijvoorbeeld gevoelig voor stijlbreuken.. Als jij nogal veel kromme zinnen schrijft, en er duikt ineens een vlot geschreven stuk op, dan gaan de plagiaatvoelhorens in werking! Denk ook aan de plagiaatcontrole. Je moet je lezer niet onderschatten. Ook jouw lezers kennen vakliteratuur of kunnen surfen op het internet! Ieder jaar sneuvelen er studenten op hun eindwerk omdat ze grote stukken tekst of ideeën overnemen zonder de bron ervan te vermelden. In andere opleidingsonderdelen kan je geen voldoende behalen als je je bronnen niet vermeldt. Je bent gewaarschuwd. Dat steekt toch allemaal niet zo nauw? Ja, dat steekt wel nauw. Teksten, ideeën of cijfers van iemand anders overnemen kan je vergelijken met een zware overtreding in het verkeersreglement. De sancties zijn niet mals. Mijn gezond verstand zegt mij dat het genoeg is om mijn bronnen in een bronnenlijst te vermelden. Misschien moet jouw gezond verstand eens dit deel van het zelfstudiepakket herlezen. Of misschien zal dat gezond verstand van mening veranderen als het een keer tegen de plagiaatlamp gelopen is.
2
3. Richtlijnen titelbeschrijving in voetnoot Over de manier om een titelbeschrijving op te maken, bestaan verschillende systemen. Op school geven we de voorkeur aan onderstaande manier om je bronverwijzingen op te maken. Het belangrijkste bij opmaak van je titelbeschrijving is dat je consequent en helder bent. Als je in je voetnoot één keer de naam van de auteur in het vet gezet hebt, moet je dat altijd doen. Als je één keer de titel van een boek schuin drukte, doe je dat in al je bronverwijzingen.
3.1 Boek: VAN COILLIE, J., Bij de tekst. Schrijfboek voor sociaal werkers. Mechelen, Wolters Plantyn 2006, p.26. • Let op de punten en de komma’s. • De titel van een boek druk je schuin. • Na de titel komt de plaats van uitgave, de uitgever en de datum van uitgave. Je geeft de bladzijde aan waar je je citaat gevonden hebt. Deze gegevens vind je meestal op de omslag of het titelblad (=bladzijde na de omslag) van het boek. • Elke bronverwijzing eindigt met een punt. Er zijn twee auteurs: Je vermeldt beide auteurs KLEIN, M. en VISCHER M., Handboek verzorgd Nederlands. Spellingregels. Stijladviezen. Groningen, Martinus Nijhoff, 1996, p. 25. Er zijn meerdere auteurs: Je kan kiezen: • je neemt alleen de naam van de eerste auteur op, gevolgd door e.a. • je neemt bij de eerste vermelding alle namen op en bij de volgende vermeldingen alleen de naam van de eerste auteur, gevolgd door e.a. Een verzamelbundel Als meerdere auteurs samen een boek uitgeven zijn er meerdere mogelijkheden. Ofwel is het duidelijk wie wat geschreven heeft. Dan kan je verwijzen naar de bijdrage uit een bundel (zie hierboven). Ofwel is er een redacteur aangegeven. Dan geef je de naam van de redacteur op met de vermelding (red). DE GREVE, W., De onrust in de jeugdzorg. In: WEGE, M. (red.) Welzijnswerk in Vlaanderen. Mechelen, Wolters Plantyn, 2006, p. 28-85. 3
3.2 Tijdschrift, weekblad Je neemt de titel van het artikel en de titel van het tijdschrift op. De naam van het tijdschrift staat cursief. GORIS, R., Stijgende onrust in de ziekenhuizen. Weliswaar. September-oktober 2008, nr. 83, p.28. Als je de jaargang vindt, vermeld je die tussen de titel van het tijdschrift en het nummer.
3.3 Eindwerk, rapport, verslag • Zie regelgeving boeken (auteur, titel, uitgever…). • Geef aan om welk soort document het gaat door dat tussen gesloten haakjes op het einde van de titelbeschrijving te vermelden MARTENS, G., Spijbelgedrag. Brussel, Erasmushogeschool Brussel, Departement Dansaert, Opleiding Sociaal Werk, 2007. (niet-gepubliceerde eindverhandeling). GEYSKENS, K., Verslag teamvergadering BP1 van 20.9.2009, Brussel, Erasmushogeschool Brussel, Departement Dansaert, opleiding Sociaal Werk, 2009. (niet gepubliceerd verslag).
3.4 Artikel in krant of weekblad Je volgt de regels voor een tijdschrift maar vermeldt nu de datum van uitgave. De naam van de krant of weekblad staat cursief. HANCKE, C., Pak die jongeren hard aan! De Standaard. 26 september 2008, p.19.
3.5 Wettekst, decreet, KB… WET van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, Belgisch Staatsblad, 11 december 2002. Een artikel uit een wet Art. 2§2, WET van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités, Belgisch Staatsblad, 15 januari 1969.
3.6 Cd-rom 4
DEPREEUW, E., e.a., Mani, hoger onderwijs binnen handbereik. Antwerpen, Garant 2002. (cd-rom).
3.7 Brochure • Volg de regels van een boek en vermeld na de titelbeschrijving tussen gesloten haakjes ‘brochure’ • Als je geen jaartal van uitgave hebt: vermeld dan ‘z.j’. VUB, Sociale dienst. Brussel, Studentenvoorzieningen-Sociale Dienst, z.j. (brochure)
3.8 Bron uit de tweede hand Soms gebruik je een bron die je gevonden hebt bij een andere auteur. Je vermeldt in de voetnoot zowel de auteur van het citaat als de bron waarin je het citaat gevonden hebt. Je verbindt de beide auteurs door ‘geciteerd in’
3.9 E-mail KESTENS, K., (
[email protected]) stageovereenkomst. E-mail aan Janssens, F., (
[email protected]), 12 september 2008. Je vermeldt dus na het e-mailadres van de afzender het onderwerp van de mail, gevolgd door het mailadres van de bestemmeling en de datum van verzenden.
3.10 Internetbron • Bij een internetbron vermeld je altijd de datum waarop je de internetbron consulteerde. Gegevens op internet zijn immers zeer vluchtig en kunnen altijd wijzigen. • Geef geen ingewikkelde en lange internetadressen weer. Je lezer moet met weinig moeite je bron kunnen consulteren. Probeer eerst zelf of je je bron terugvindt met het internetadres dat je opgeeft. • ‘Google’ is geen bruikbaar internetadres! Je moet een reëel internetadres opgeven. • Als je kranten, boeken, tijdschriften consulteert via internet, dan vermeld je de originele referenties en niet de internetbron. • Je begint met de naam van de auteur of met de titel van de site. Dan volgt de titel van een artikel of van een deel van de site. VUB, Nieuw zuurstof voor de Universitaire Associatie Brussel. Internet, 15 oktober 2008. (http://www.vub.be)
5
3.11 Mondelinge bron • Een formeel gesprek (je hebt een afspraak gemaakt) TRUYENS, H., Mondelinge mededeling. Formeel gesprek, 12 oktober 2008. • Een informeel gesprek Ook een gesprek aan tafel of een gezellige babbel tussendoor kan belangrijke informatie bevatten. Het is noodzakelijk het onderscheid te maken met een formeel gesprek. Je gesprekspartner heeft zich immers niet kunnen voorbereiden of heeft minder zijn woorden gewogen. Je informatie heeft dus ook een ander ‘gewicht’. KAVENS, L., Mondelinge mededeling. Informeel gesprek, 16 september 2008. • Een lezing, voordracht, les of andere vormen van mondelinge informatie Je vermeldt telkens de naam van je bron, de aard van de bron (lezing, voordracht, les), eventueel het kader waarin de voordracht…gegeven werd en de datum. MAES, M., Vertrouwelijk? Niet te vertrouwen! Erasmushogeschool Brussel, 6 oktober 2008.
4. Verkorte titelbeschrijving Je gebruikt dezelfde bron verschillende keren in je tekst. Het heeft weinig zin om telkens weer dezelfde brongegevens in een voetnoot te verwerken. Het kan ook korter. Je verwijst opeenvolgend naar dezelfde bron • Tussen twee titelbeschrijvingen van dezelfde bron vermeld je geen andere bron. • Je moet je brongegevens niet meer herhalen. • Je vervangt je brongegevens door ibid. (dit is een afkorting van ibidem en betekent: op dezelfde plaats), gevolgd door de pagina-aanduiding. • De ‘opeenvolgend naar dezelfde bron verwijzen’ geldt over de paginagrens. Dat wil zeggen dat je het verkorte systeem van titelbeschrijving voor bron A op p.5 en op p.7 van je tekst mag vermelden op voorwaarde dat er geen andere bronvermelding tussen staat. Bijvoorbeeld: 1
VAN COILLIE, J., Bij de tekst. Schrijfboek voor sociaal werkers. Mechelen, Wolters Plantyn, 2006 p.23. 2
Ibid. p. 28. 6
3
VAN DER WESTEN, W., Goed geschreven. Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep. Bussum, Coutinho, 2006 p.16 Je verwijst niet-opeenvolgend naar dezelfde bron • Tussen twee referenties naar dezelfde bron heb je een andere bron gebruikt. • Je vermeldt de naam van de auteur, gevolgd door op.cit en de pagina-aanduiding. (op.cit. is de afkorting van opere citato en betekent: in het aangehaalde werk) • Ook hier mag je over de paginagrens heen verwijzen. Er mogen verschillende andere bronnen vermeld zijn tussen de referenties naar de bron die je dubbel gebruikt. Dat wil zeggen dat in het onderstaande voorbeeld bron 1, 3 en 6 op verschillende pagina’s mogen staan. Bijvoorbeeld: 1
VAN COILLIE, J., Bij de tekst. Schrijfboek voor sociaal werkers. Mechelen, Wolters Plantyn, 2006 p.23. 2
VAN DER WESTEN, W., Goed geschreven. Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep. Bussum, Coutinho, 2006. p.16. 3
VAN COILLIE, J., op.cit. p.48.
4
VAN DER WESTEN, W., op.cit. p. 18.
5
TER HORST,J., MOLENAAR,A., Zakelijk schrijven. Bussum, Coutinho, 2006, p.19.
6
VAN COILLIE, J., op.cit. p.12.
Ik heb zo mijn bedenkingen Al die punten en die komma’s. Het kan ook simpeler. Ja, dat is waar. Bronverwijzing is echter aan conventies gebonden en die moet je nu éénmaal respecteren. Met punten, komma’s en spaties erbij. Ik kan dat niet onthouden. Ik ook niet. Het is niet nodig om al die vormelijke afspraken van buiten te kennen. Als je een tekst schrijft, neem er dan het zelfstudiepakket bij. Ik heb een ander systeem geleerd. Dat kan een zeer goed systeem zijn. Pas het vooral consequent toe en controleer of alle noodzakelijke gegevens aanwezig zijn. Ik ben vergeten waar ik iets gevonden heb. Dat is heel vervelend. Je moet opnieuw opzoeken en dat kost tijd die je beter aan iets anders kan besteden. De volgende keer zal je niet vergeten dat je je bronnen moet noteren terwijl je met je opzoekwerk bezig bent. Pech voor deze keer. Nog een detail: 7
Als je niet over de gegevens beschikt kan je uitzonderlijk de naam van de auteur, van de uitgeverij, van de datum van uitgave of andere gegevens vervangen door z.n (=zonder naam); z.j. (=zonder jaar), z.u. (= zonder uitgever). Doe dat niet herhaaldelijk. Dan zou je lezer vermoeden dat je geen moeite gedaan hebt om de gegevens nauwkeurig te noteren.
5. Bronnenlijst Een bronnenlijst of lijst van geraadpleegde werken is een lijst van alle geraadpleegde bronnen. Vaak wordt deze bibliografie genoemd. Deze bevindt zich op het einde van je tekst, na je algemene conclusie. Een bronnenlijst/bibliografie moet worden toegevoegd ongeacht het bronvermeldingssysteem dat je hanteert. De bronnenlijst/bibliografie uit het systeem met de voetnoten en uit het APA-systeem is aan quasi dezelfde regels onderworpen. Je moet een onderscheid maken tussen: • • • • • • •
wetgeving rechtspraak wetenschappelijke literatuur: rechtsleer, historische bronnen, filosofische bronnen, sociologische bronnen, criminologische bronnen, psychologische bronnen, agogische bronnen,... niet-wetenschappelijke bronnen. Wees steeds voorzichtig met niet-wetenschappelijke literatuur. Je kan immers de juistheid van deze bron niet nagaan! internetbronnen mondelinge bronnen audio-visuele bronnen
8